.4pril
1977
Mr. B. van Haersma Buína
De Grote of St. Gertrudiskerk
te Workum
IN HET STADSBEELD FIet centrum van Vorkum wordt beheerst door de St. Gertrudiskerk'). B.paald imposant is het gebouw vanaf de Merk, contrasterend met de levendige, gedetailleerde waag uit het midden valr de zeventiende eeuw. Dit is dan ook het bekendste stadsgezicht. Al in de achttiende eeuw werd de kerk zo afgebeeld. Een mooi uitzicht op de kerk is ontstaar.r uit het oosten vanaf de oostkant van de
Dolte (Emmabuert). Vandaar ziet men de kerk zich weerspiegelen in een voor een aantal jaren aangelegde vijver, een gelukkige stedebouwkundige vondst bij de bouw van het gemeenschapshuis 'De
van Joseph Sinkel, een firmant van de bekende winkel van Sinkel, die in 1832 op doorreis van Leeuwarden naar Am-
sterdam voor de kust van \Workum in de golven omkwam en hier werd begraven. Ook is aan deze zilde va:n de kerk het graf van de bekende in Workum geboren beelclhouwer Tjipke Visser wiens honderdste geboortedag tn 1976 door verschillende tentoonstellingen in her-
innering werd gebracht. In de kerk is fijngevoelig beeldhouwwerk van ztjn hand te bewonderen. Het fraaie grafteken werd vervaardigd door zijn dochter Marijcke Visser.
Klameare'.
Een opmerkelijke plaats neemt de toren
in het
stadsbeeld in. Ogenschijnlijk bestaat het oude stadspatroon uit één langgerekte kaarsrechte straat, een gedempte gracht. In werkelijkheid buigt hij in het
BOUWEN EN BEWAREN De stichting van de \florkumer parochiekerk zal hebben plaatsgevonden in de
tiende
of elfde eeuw. De
naamheilige
centrum van de stad om c1e wat vooruitgeschoven toren heen. Zo staat de toren in de as van de weg en vormt hij
waaraan de kerk was toegewijd is Gertrudis, een dochter van Pepijn de Oude. Zr1 leefde van 626 tot 659 en was abdis van Nijvel (België). Rond het jaar 1000 begon haar verering in bredere volkslagen door te dringen. In het noorden werd zij met name in Friesland mogelijk als patrones der reizenden - vereerd. Mireille Madou veronderstelt in haar standaardvrerk over St. Gertrudis, dat deze
water dat door de grote kerkdaken werd opgevangen kon zo voor de gerneenschap dienstbaar worden gemaakt. Soms wer-
verering via de bisschopsstad lJtrecht, waar St. Gertrudis al vroeg werd aan-
een fraaie afsluiting van zowel het Noard a1s het Síd. \(/anneer we clichter om de kerk heenlopen vallen details op. Zo staat tussen kerk en toren een fraaie hardstenen pomp uit 1785. Hier en daar bestaan ze lrog, die pompen bij de kerk. F{et regen-
den de pompen door de kerkvoogdij aangelegd,
in dit geval cloor de stad.
Op het kerkhof aan de zuidkant van de kerk valt het oog op een grote vierkante graftombe. FIet is een van de \foikumer merkwaardigheden.
Hij dekt het graÍ
is gekomen.') Van Buijtenen doet de suggestie, dat grondbezit van de abdij van Nijvel in geroepen, naar Friesland
de Zuidwesthoek van Friesland mogelijk geleid.s) Een prachtige afbeelding van de heilige abdis, met palmtak en kromstaf, komt voor
tot de naamgeving heeft
II
33
Kerk en toren vanuit het zuicloosten: recbts het koor, in het rniddcn het dwarspand of transept en iinhs de toren. Het lage gcbouw tegcn het koor is :.rkri:tic ol Lrtijn'e 'ilr,tol.
lI
34
de
Toren uit het zuid*'esten en de *-estgelel lan de kerk. Beide na de restauratie.
op het parochiezegel van Y/orkum uit
in een aantal stadia en volgens verschil-
1385.
lenc1e
Op een nog wat ouder \Ăorkumer zegel (1355) staat de voorganger van de tegenwoordige kerk afgebeeld. Het zegei vertoont een kleinere kerk met een drietal ramen en een opvallend hoge, spits toelopende toren. Misschien is dit al de toren waarvan \florp van Thabor iater ir-r zijn krolriek van Friesland zal zeggen, dat hij een baken s,-as voor cie schepen die vanaf cle Noorclzee het Vlie of het
Mersdiep birtrtenuoeren.
De tegcnwoordige kerk, die zich op
het
eerste gezicht als een geheel voordoet, is
plannen tot stand gekomen. FIet oudste gedeelte is het koor van omstreeks i480. Het koor maakte oorspronkelijk deel uit van een eenbeukige kerk, waarvan de fundamenten in het dwarsschip zijn aangetroffen. Aan de binnenkant ziln nabij de kruising aan weerszijden r-rog de oude toegangen te herkennen.
Het valt op, dat het koor door
vier
muurvlakken en niet zoals gebruikelijk cloor een oneven aantal van meestal drie of vijf wordt afgesloten. Daarcloor be-
vindt zich
ir-r
de as van het koor
geen
II
35
De westger,el r'an de kerk r'óór de restauratie. Het bor,endeel is nog met hout dichtgezet.
transept heeft cie kerk een bijzoirdere
allure. De grote transeptramen zijn
cle
gÍootste kerkvensters in de noordelijke provincies. Tijciens de bouw heeft meir al rekening gehouden met een schip van royale opzet. Daarom werden het koor en het transept verhoogd met een zone
die vooral van binnen duidelijk
blinde
nisser-r
aàn
boven de ramen herken-
baar is. Aansluitend aan het dwarsschip werd een driebeukig schip van vijf traveeën
olrtwoipen.
Of men na de
voltooiing
van het transept direct met de bouw van
het schip is begonnen is cle vraag. In e1k geval is men voor de totstandkoming van het schip reeds met de toien begonnen.
De toren De onvoltooide toren is opgetrokken in de periocle tussen 1523 en 15-15, dezelfde
tijd waarin ook de Oldehove tot stanci lrwam (1529-1533). Hij wordt daarmee vanoucÍs vaak
raam, maar een muurdam. F{et is,
als
gezegd, een n-rinder gebruikelijke en ook
een mincler fraaie oplossing, die echter
in de late gotiek soms werd toegepast. \flij vinden het bij enkele dorpskerken in Frieslancl (Piaam, Nes tV.D., Jous-
wier),') maar ook in Frankrijk en Duitsland (o.a. Oost Friesland).') Bij de laatste restauratie heeft men deze architectonische eigenaardigheid fraai geaccentueerd door twee ramen van Jentje Popma, die de bedrijvige Martha en de devote Maria voorstellen. Tijdens de binnenlandse onlusten in het begin van de zestiende eeuw werd de kerk zwaar getroffen. Zowel. rn 1515 als in 1,523 werden kerk en toren verwoest. Na 1523 is men met een grootscheepse herbouw begonnen. In aansluiting op
het bewaard geblever-r koor werd
het
transept opgetrokken, dat vermoedelijk in 1533 gereed was. Vooral door dit
TI
36
in één adem genoemd. De
uitvoering van beide torens is echter heel verschillencl. Het karakter van cle Oldehove wordt bepaald door zware haakse steunberen en door overvloedig gebruik van natuursteen voor de cletaillering, waaÍfiree met i]ame wordt aangesloten bij c1e late Brabantse torenbouw. De .iforkun-rer toien is geheel van baksteen opgetrokken eir strakker van vorm. Opvallend is in tWorkum het verschil tus-
sen c1e twee tot stand gekomen geledingen. De r'lakke benedenste geleding heeft
ondiepe nissen met onderling steeds verschillende, voor de late gotiek kenmer-
kende detaillering: ontbreken van
centrale cirkel element
in
cle
of ander
top,
een
dominerend
visblaastraceringen,
voorkeur voor ronde boogvorm
in
de
onderverdeling. De westgevel is afwijkend uitgevoerd met de ingangspartij geflar.rkeerd cloor twee verschillend ai:gedekte nisjes. Het gemetselcle bordes
.#4_
.''.àf'.
à.
He t intcrieur na.ar het r.esten r.óór de restauratie. Duiclelijk cle harmonis_che_ ransschikking_ r,an het rneubilair tor uirin.g.
met doophek; daartcgenor.er de r.roedschapsl.anh.
s.e :,tri..
-
9:!1.. : *-
komt op deze foto Aan de ene zijde de preekstoel
11 37
lnterieur naar het oosten vóór de restauratie: zoweJ doophek als koorhek zijn nog geheel intakt.
Hct interieur na
de restauratie naar het oosten: het gebouw is fraai gerestaureerd, maar de inrichting is rvat strak geworden door verplaatsing van de kansel, het opruimen van het doophek en de plaatsing van grore bankenblokken.
iI
38
Het orgel van Jan Harmens rtt. 1697.
van de ingangspartij wordt in de volksmond vanouds de klameare genoemd. Dit woord tegenv/oordig ook als
naam aan het- gemeenschapshuis verbonclen in de afgelopen jaren tot - heeft tal van speculaties aanleiclng gegeven, zonder dat dit tot een afdoende verklaring van de betekenis heeft geleid.'r) FIeel anders, sterk plastisch, is het bovcn.re deel. Deze geleding \pringr rerug, zware steunberen verdelen de gevel in drie vakken en langs de omgang loopt een gemetselde balustrade. Duiclelijk blijkt hier, dat de toren regen het schip had moeten aansluiten. De oostkant is vlak gehouden, terv-ijl een aantal deuropeningen toegang tot de clakgoot en de ruimte boven cle gewelven had moeten geven.
Architectonilch is de toren het meesr intrigerende deel van het gebouw. .Welke torens hebben als voorbeeld gediend? Hoe heeft men zich de voltooiing gedacht? De toren is een nakomeling van de Utrechtse torenschool. Kenmerkend daarvoor is de toepassir-rg van drie nissen, waarvan de micÍdelste breder is dan de beide andere. De bovengeleding met zijn diepe nissen roept daarnaast herinneringen op aan het laatste ontwikkelingsstadium van de Brabantse torens (Hilvarer-rbeek, Oirschot, Vught). Sterker spreekt een vergelijking met de niet voltooide torenromp van \X/ijk bij Duurstede (:l 1500). Ook met de twee benedenste geledingen van de Martinitoren in Gror.ringen (L469-1482) valt verwanrschap aan te wijzen.
Jammer genoeg weten we niet, hoe men zich de bekroning had voorgesteld. Vergelijking met cle Martinitorer.r in Groningen en met de toren r.'an \7ijk bij Duurstede, waarvan het ontwerp bekend is t), doet veronderstellen dat men zich op de uitgevoerde geledingen een derde inspringende vierkante geleding had gedacht met als bekroning een achtkante
lantaarn. Overigens is het.nog de vraag,
of de tweede geleding wel helemaal
de
bedoelde hoogte heeft gekregen. FIet bo-
venste deel van de toren, alsook de vulling r-an cle nissen, bestaat uit een latere kleinere steensoort. Aan cle westkant hebben de bouwlieden die in deze periode werkzaam warenr hun initialen vereeuwigcl. Bovenin de vulling van cle middelste nis TDPK en helemaal bovenaan JdB.
Ee laatste bouwÍase van de kerk E,venmin als de toren werd
het
schip
voltooid. De bouw ervan is moeizeam verlopen. In 1.566 was men nog steeds ruiet aan het dak roegekomen. Muren en
pilaren stonclen voor zover opgetrokken bloot- aan weer en wind. - echter in enkele jaren de Daarna zijn twee oostelijke traveeën en een deel van de derde overkapt.
Vrij zeker zrjn de plannen voor
het
schip op een gegeven moment gewijzigd.
Het is
aanr-remelijk, clat het schip eerst
zgn. pseudobasilicaal is opgezet, met tegen het schip aansluitende lagere zij-
II
39
Doodsbeenderen en geselroede op een pilaar.
beuken. In een later stadium zijn de zijbeuken tot dezelfde hoogte als het schip opgetrokken, waardoor een zgn. hallen-
staande luidklok gegoten. De toren heeft
kerk ontstond. Daarmee volgde men bekende voorbeelden van de overkant van de Zuiderzee als Edam, Monnikendam en Enkhuizen (\Testerkerk). Uit dezelfde tijd als het schip dateert de sacristie aan de zuidkant van het koor. Dit gave gebouwtje draagt nog altijd de naam Latijnse school *;. In het begin van de zeventiende eeuw
peltje hangt. De grote klok werd in 1.699 vergoten door Gerhard Schimmel te Deventer. Deze klok met een diameter van UA cm en een gewicht van + 3100 kg is, na de grote kloh van de Oldehove, de zwaarste van Frieslar.rd. De kleine, met een diameter van 150 cm en een gewicht van + 21,00 kg is in 1616 vergoten door Hendrik \flegewart uit Kampen, een lid van cle bekende klokkengietersfamilie. Blijkens het opschrift was hij ook in 1608 reeds ver-
werd de bouw van Frieslands laatste grote gotische stadskerk beĂŤindigd. In 1613 kreeg de toren zijn karakteristieke bekroning, in 161.5 werd het schip aar.r
thans twee zware luidklokken, uit 1699 en 1.61.6, en een lichte die in het koe-
goten.
de westkant door een stenen muur afgesloten. F{et bovenste deel was eeuwen-
Opmerkelijk is, dat de klokkestoel in
lang met een houten schot
ruimte biedt voor drie klokken. De meest westelijke plaats is nu onbezet. Zijn er
afgedekt. Eerst bij de restauratie is de muur tot aan de nok doorgetrokken.
De klokken Aansluitcnd aan de voltooiing van roren en kerk werd in 161.6 de oudste nog be-
II
40
toren vraarin deze klokken
de
hangen,
oorspror-rkelijk drie klokken geweest? Het is te hopen dat cleze lege plaars bij gelegenheid
wordt aangevuld.
In het koepeltje hangt sinds
1.956 een
hlok die een ouder in de oorlog versinol-
ten exemplaar vervangt. Sinds mensenheugenis \aat deze klok driemaal claags zijn heldere tonen over de stad horen, 's morgens om B uut, 's middags om 12 uuÍ en 's avonds in de zomer om 6 uur en in de winter om 9 uur. Karakteristiek zijn de namen die de volksmond aan de \íorkumer klokken heeft gegeYen. De zwaarste heet de 'treurer', de tweede de 'trooster' en het lichte klok je c1e 'juicher'. De restaqratie In 1,951 kwam de kerk na een ingrijpende restauratie weer luisterrijk te voor-
schijn. Met een onderbreking tijdens de laatste oorlogsjaren duurcle deze restalrratie, die onder leiding van Jan de Meijer
uit
An-rsterdam stond,
twaalf
1aar.
Tiy
dens de restauratie bleek eerst, hoezeer het gebouw in de voorafgegane eeuwt'rl was verwaarlooscl en vervallen. De kap was op sommige plaatsen geheel vei-
molmd en vele ramen s/aÍen dichtgemetselcl. De staat van het gebouw was zo slecht, dat het noordertransept zelfs tijdens de Íestauratie instortte. De eercler vern-relde voltooiing vau cle w.estmuur uit 1615 mag een gelukkige greep worclen genoemd. Ook kwam de herbouw van het in 1735 omver gewaaide vieringstorentje, waardoor het ver"ticaal accent tegenover de zware dwarsschepen hersteid werd, het aanzien '{at1
de kerk ten goede. De dichtgemetselde
ramen werden heropend en de tracerir-rgen naar gevonden sporen herste\d. Zo waren in de zes dichtgemetselde koorramen van de in totaal tien nog restanten van de traceringen aanwezig. Enkele van de oorspronkelijke boogvullingen werclen in zandsteen herstelcÍ. Merkwaardig genoeg werden de pilaren niet opnieuw gepleisterd, dit in tegenstelling tot de muÍen. De restauratie van de toren vond plaats in 1,974 en 1.975 en stond onder leiding van het architectenbureau Van Manen en Zwart te Drachten.') Hoe noodzakelijk ook deze restauratie was blijkt wel uit het feit, dat grote muurgedeelten met
Bor.en: In de nicuwe banken zijn oudc panelen r.erwerkt met fraai
snijverk uit f 1515. Ondc:: Het doopront \rn Ïjipke Vi"cr met aan deze z4de de doop van kamerling uit Morenland.
de
II
41
de hand konden worden afgenomen. Bij de restauratie werd de dichtgemetselde ingang aàn de westzijde heropend en daarboven opnieuw een glas ir"r lood raam
aangebracht
met een
karakteristieke
laatgotische visblaastracerir.rg.
In
de bo-
dem werden vele scherven gevonden van gebrandschildercl glas. Deze fragmenten, die oorspronkelijk het raam boven de ingang hebben gevuld, wor<len gedateerd op het derde kwart van de
in de toren naar gevondel festanten de originele vloer van veldkeien weer aangebracht. zestiende eeuw. Voorts werd
oog als vanzelf naar het koor getrokken. 'Wordt het schip vanuit de zijbeuker-r verlicht cloor slechts vier hoge ramen die bij het binnentreden nauwelijks opval1en, kocr en transept ont\'angen direct licht door niet minder dan negen-
tien Íamen, waaronder de
machtige
transeptf amen.
Herinneringen aan de katholieke tijd Op de scheiding van tÍansept en koor staat een van de belangrijkste overblijfselen van de voorreformatorische periode, het koorhek. Dit diende in de late
middeleeuwen om het voor de geestelij-
ken bestemde kocr r.oor het volk af te
suRsuM coRDA.) Het interieur van de kerk is door
zijr.r
ruimtewerking en lichtinval van een in-
drukwekkende schoor-rheid. Mug het schip naar verhouding wat te kort zijn,
sluiten.
Het koorhek l:estaat uit
een
borstwering met ballrsters. De onderde-
len worden aan weerszijden afgesloter-r door eenvoudige pilasters met korintische kapitelen. FIet hek is versierd met
het brecÍe transept geeft het gebouw een ivijdsheid die geen andere kerk in het
een fries rnet zorgvuldig gesnecler.r kopjes
corda: omhoog de harten. Oude liturgische avonclmaalsf ormule.
Van het koorhek zijn twee gedeelten bewaard gebleven. Voor de restauratie was
noorden bezit. Deze ruimtewerking wordt versterkt doordat de ruimte slechts door een zestal ranke pilaren wordt geleed. Door het prachtige lichtspel n ordt het 'r') Sursum
Een fragrnent van het koorheh
lI
42
uit
in medaillons. Deze medaillons horen in groepjes van drie bij elkaar. Telkens links en rechts een naar elkaar toegewende mannen- en vrouwenkop en in het midden een rozet. Blijkens het opschrift links is het koorhek in 1569 vervaardigd door Claes Thiebbezoor.r t0).
1569 met gesneden kopjes
in
de medaillons
De rijk gesneden
preekstoel uit 1718 cloor G. r.an der Har,en.
:#'lf
:
.qf@F.,#ir
'
,, ".-"
:::
.;!i::i
i::i*:ĂŻ::r
i'tl.:,.;
het koorhek nog compleet. Om de koorruimte bij de kerk te betrekken heeft men destijds de helft van het koorhek opgeofferd. Achteraf moet dit wel als een erĂ?rstig verlies worden beschouwd. Ook overigens zijn nog heel wat herinne-
van het koor waren geplaatst. De paneIen zijn r.ersierd met koppen en diverse voorwerpen. Zo zyn 15 mannenkoppen
ringen aan de voorreformatorische periode bewaard. Belangrijk zijn de 32 panelen die in buitenzijden van de moderne banken in het schip en ook in de avondmaalstafel zljn aangebracht. Kennelijk hebben wij hier te maken met gedeelter.r van de koorbanken, die oorspronkelijk tegen de noordelijke en zuideliike wand
nelen vertonen ornamentale voorstellingen. Op sommige panelen zijn ook flui-
afgebeeld, de meesten met verschillende
lypen hoofddek.elr, drie vrouwelt err twee kostelijke narren. De overige pater.r afgebeelcl.
Het is goecl snijwerk met
verschillende uitstekend uitgevoerde typen, dat gedateerd wor& 1525135. Uiterst zel.dzaam zljn de op de basementen van twee zuilen tussen het schip en cle noordbeuk uitgehakte voorwerPen.
TI
43
Een paneel van de preekstoel: Christus geneest een
vrouw.
Links cn rechts
een
kariatide en ecn deel van de uitbundig gesneclen trap.
Op
cJe
meest ocstelijke zuil zljn een gesel-
rcede en ecn doodsbeen uitgehakt, op de volgende zijn twee naar elkaar toe gerichte pijlen met claartussen roncl (hart-
vormig?) voorwerp en verder tsree doodsbeenderen afgebeeld. Dat het hier een aanduiding Yan relikwieën van St. Gertruclis zou betreffen, zoals vi:oeger wel is gedacht, is onjuist. Vóór de zeventiende eeuw worclt St. Gertruclis niet met een geselroede afgebeeld, terwijl pijlen nimmer met haar in verband worden gebracht.t') Het lijkt het meest waarschijnlijk, dat wij hier met de aancluiding van twee in tVorkum vereerde heiligen te doen hebben. Mogelijk wijzen c1e pijlen op verering van St. Sebastiaan, als beschermer tegen de pest een in de
late
Middeleeuwen
veel
Uit dezelfde tijd zullen de 44
in
c1e
zijbeuken da-
teren, s/.aarop cle muurstijlen tegen
de
noordmuur en de zuidmuur rusten. Aan de noorclzijde zijn twee koppen afgebee1d, aan de zuidzijde is ornamentaal
werk te zien. Tijdens de restauratie werden in de grond een groot aantal gotische zandstcnen fragmenten gevonden die elders ir.r de lrerk worden bewaard. Zr1 zullen afkonrstig zljn s,an een altaarretabel of sacramentshuisje.
Tcnslotte kan worden vermeld, dat het orgel een reeks van 3Q zeer waardevolle pijpen bezir. die + 1530 35 kurrnen worden gedateerd. Deze pijpen zijn thans opgenomen
in het
gedekte
fluit 4'
re-
gister van het pedaal.
aangeroepen
heilige. Onder de reeks heiligen die zijn afgebeeld op de pilaren in de Martinikerk te Franeker komt ook een afbeelding van St. Sebastiaan voor. le)
IT
houwcle kraagstenen
gebeeld-
De protestantse inrichting Rond 1700 heeft de kerk zijn voorname reformatorische inrichting gekreger-r.
Kort voor de
eeuwwisseling, in
L697, werd het fraaie Jan Flarmens-
orgel gebouwd.tr) Van de weinige overgebleven werken van cle Friese orgelbouwer Jan F{armens (+ 1655-1/21) is clit orgel, naast het prachtig gerestaureerde orgel ir-r Meppel, het belangrijkste.la) Het sr-rijwerk van kast en ga-1erij is een jeugdwerk van Jan Freercks, antieksr.rij-
lcnde collecteschalen en twee bekers uit 1.695, in een waarvan een ouder exemplaar uit + 1.630 is verwerkt.t') Hoogtepunt van het meubilair ziln de
der te Leeuwarden (1.67415-na 1.7L7).'ó) De middentoren van het hoofdwerk wordt bekroond door lofwe:k met 1nu-
hek en de regeringsbank die tegenoveÍ elkaar in het schip tegen de vieringspijlels stonden opgesteld een harmo-
ziekinstrumenten, boven de zijtorens is een engelenfiguur aangebracht. De mid-
nische eenheid. Een wijziging
preekstoel
van
1,7
dt
1.71.8
en de regeringsbank
16. Voor de restauratie vormde
de preekstoel met her bijbehorende doop-
van
de
opstelling heeft tot gevolg gehad clat dit
dentoren van het rugwerk s/ordt bekroond door het stadswapen met twee schildhouclende leeuwen. Heraldisch is deze voorstelling oprrerkelijk, omdat er
verband werd verbroken en dat het fraaie doophek van Var-r der Haven
geen ander geval bekend is. waarbij het
rijkst gebeeldhouwde van Frieslar-rd. De par-re1en zijn versierd met bijbelse voorstellir-rger.r, die allen de bevrijdende kracht van het Evangelie in beeld brengen: cle opwekking van Lazarus, de genezing van de blinde, c1e genezing van de verlamde die door het dak wordt neeÍgelaten, de genezing van de vrouw en de verlossing van Petrus cloor cle engel uit de gevar-rgenis. De panelen worclen gescheiden cloor weelderige kariaticler.r. Ook de trap is bijzonder rijk bevrerkt met gesneden balusters cn ajourwerk. Fraai is ook de koperen Iezenaar uit hetzelfde jaar, geschonken cloor Anne
wapen van \florkum door schildhouders wordt vergezeld.líJ) Boven de zijtorens zijn in het lofwerk kleine engelenfiguurtjes aangebracht terwiil ook onder de zijtorcns kleine engelenkopjes zijn gesneden. Onder de middentoren zijn de naafir van de orgelbouvrer en het jaaraL L697 aangebracht. Het ziet er naar
uit, dat een reeds lang broodnodige
restauratie thans binner-r af zienbare ti.jd zijn beslag zal kri)gen. Vermeldenswaard is het f raaie avondmaalszilr'er dat eveneens dateert uit het
laatst van cle zeventiencle eeuv/. Het bestaat uit een schenkkan uit 1671, twee broodschalen
uit
1681 met twee bijbeho-
v,'erd verwijderd. De preekstoel is een van de mooiste en
vijf
Hobbes de Boer, mederaad der admira-
liteit van Harlingen en burgemeester van
L
iÉriLj.if
Burgemeester
Annc Hobbes de Boer
schonk in 1718 deze fraaie koperen lezenaar,
II,t5
Y/orkum, met het wapen van de schenker.18) De preekstoel is van de hand van Cerbrand van der Haven, wiens :igrratuur op twee panelen voorkomt. Op goede gronden kan ook de regeringsbar-rk aar-r Van der F{aven worden toegeschreven. In de rijke bekroning is het stadswapen van til/orkum afgebeeld. In het algemeen moet worden geconstateerd, dat bij de restauratie het streven naar soberheid en eenheid van opzet voorop heeft gestaan, waardoor te veel van het zeventiende- en achttiendeeeuwse meubilair verloren is gegaan. Ge-
het Morenland en een ouderpaar ir-r Friese klederdracht dat zijn kind ten
lukkig staat daar nieuwe schoonheid tegenover, waarbij het werk van Tjipke
alleen de eeuwen door een centrLlm van geestelijk leven, maar weerspiegelde ook
Visser die het snijwerk en het doopvont vervaardigde een hoogtepunt vormt. FIet doopvont uit Franse kalksteer-r vertoont afbeeldingen die op de doop betrekking hebben: cle ark van Noach op de zondvloed, de doop van Jezus in cle Jordaan, de doop van de kamerling uit
van de stedelijke gemeenschap. Zo ook in \Ăorkum. Hier denken wij dan wel in het bijzonder aan de gildebaren. Vanouds heefc deze unieke collectie van acht beschilderde baren van de \Ăorkumer gilden de
doop houdt.
Voor de rugleuning van de avondmaalsstoel sneed Tjipke Visser de schenking van brood en wijn cloor Melchizedek aan Abraham en voor de lezenaar een aa1scholver, de Friese pelikaan. Op de stijlen van de koorbanken werden biddende figuurtjes aangebracht. Sursum corda!
SPIEGEL VAN HET BONTE LEVEN
De middeleeuwse parochiekerk was niet steeds het kleurrijke leven
aandacht getrokken.
Boven: Een paneel van dc timmerliedenbaar tit 1791. Huizen in aanbouw met op c1c achtergrond werkzaarnheden aan cen kerktorcn. Op de steiger staat een yoeger; ecn opperman draagt een speciebak; twee mannen maken mortel in een morteibak; rechts ecn metselaar; op enkele daken wordt ook gewerkt; het micldelste huis is getooid met de meiboom. Midden: Gerestaureerd zer.cntiende-eeuws paneel r'an de schipperskinderbaar uit 1806. Onder: Baar van de binnenschippers uit 1805. Op het linker deel twee smakken en cen kopjacht. Rechts van het kornpas een hooischip, een kofschip en een koopvaardij-hoeker.
II
46
De kinderbaar van het St. Jozefsgilde uit 1693. Linksbo\ren een timmcrmanswerkplaats; middenboven het gildewapen; rechtsboven de werkplaats van een glazenier. Onder: de vlucht van Maria en Jozef naar Egypte.
Boven: Paneel van de apothekersof chirurgijnsbaar uit 1781. De Barrnhartige Samaritaan met het onderschrift: Help Help Heere Jesu
Hclpt mii Cy Sanraritaan. Verbint mijn wond, vergeeft
rnijn sond. En Schenk mij u Genaad Soo Gaa ik Hemel aan. Midden: Paneel van cle smedenbaar ut 1756, Voorwerpen en gereedschap r.an de goud-
cn zih,ersmid. Onder: Paneel van de boerenbaar uit het einde van de 18e eeurv. Gezicht op \florkum
uit het noordwesten. Van links naar rechts: de kleine toren Yan Capdeelle op het Noard, de hogere toren met slanke spits van de Gasthuisherk, de St. Gertnrdiskerk, het Inthiernahuis met toren
en
verder enkele molens en boerderijen. De voorgrond is gestoffeerd met koeien, paarden en schapen.
II
47
De kort geleden verschenen beschrijving door prof. JansenÍB), waaraan eelL irrdrukwekkende studie ten gror.rdslag 1igt, alsmede de ongeveer gelijktijdig gereedgekomen restauratie door de deskundige restauíateur N. van Bohemen te Den Haag heeft een geheel nieuw licht op de ontstaansgeschiedenis dcen vallen. Ging men eÍ vroeger op grord van de op cle baren geschilderde jaartallen van uit, dat de baren in de tweede helft van de achttiende eeuw waren gelnaakt met een uitloop naar het begin van de negentienc{e,
in
blijkt de ontstaansgeschiedenis tot diep in de zeventiende werkelijkheid
eeuw terug te gaan.2o) De samenhanq met de uitzonderlijk rijke volkskunst in Zuidwest-Friesland is thans wel duidelijr vastgestelcl. Zo ts er nu een directe aansluiting met de bakkersbaar in het Hidde Nijlandmuseum te Hindeloopen (1666), met de baren van het
in Staveren (1688) en met de beschilderde Vorkumer kast in het Zsiderzeemuseur.n (1696). Vissersgilcle
Vele vragen ztjn door het volhardend -fansen, speurwerk van prof. dat hij kon combineren met róntgenoloeisch onderzoek, opgelost. De restauratiewerkzaamheder.r hebben een
aangevr-rld.
en ander bevestiqcl en
Zo zljn bif verschillende ba-
ren oudere schilderingen te
voorschijn gekomen, terwijl in veel gevallen de herkomst van de voorstellingen is ontcÍekt. Zoa\s in cle volkskunst veelal het geval is, ontleenden de schilders hur-r voorbeelcl vaak aan bestaande afbeeldingen.lt) In de zuidbeuk staan aan de westzijde
de jongste baren, die van de en d.e grootscbippers
uit
schippers
18A5 en 1B06. binnenwate-
De "chippers h"-'sg1st-r de ren,
c1e
grootschippers de Noordzee. Op
de baren ziet men afwisselend
zeege-
zichten met kalm en woelig water. De beschilderingen zijn merendeels ontleend
aan achtticnde-eeuwse zeegezichten en scheep:afbeeldingen, met name van G. Groenewegen.
De studie van prof.
-Jansen
heeft zich
vooral op de afbeelclingen en teksten gericht. Een nadere bestudering van het
II
48
schrijnwerkersaspect, de samenstelling van het houten raamw-erk, zou wellicht nog aanvullende gegevens over het ontstaan kunnen opleveren. Als regel kan worden gesteld, dat een baar ouder is, naarmate er meer afzonderlijke beschilclerde panelen voorkomen. Soms heeft men ook ouder materiaal opnieuw ge-
bruikt. Zo werd bij de restauratie
van een van de schippersbaren een beschildering van een stijl zichtbaar gemaakt, die kennelijk bij een andere baar heeft be-
hoord.
De apothekers- en
cbirurgijnsbaa"r wit
1781 is ongetvrijfeld een van de boeiendste. Reeds rneer dan ecn halve eeuw ge1ecÍen is deze voor het eerst beschreven. Toch zijn ook nu nog niet alle vragen opgelost. Prof. .|ansen heeft de bron van de meeste afbeeldingen weten te achterhalen. Op de ene zijde ziet men een afbeelding van een apotheek, een ziekenzaal en rechts twee chirurgijns die hoofd-
operaties uitr.oeren. Op het or-rderpaneel
is de
barmhartige SamaÍitaan voorgesteld. Deze laatste voorstelling is ontleend aan de bekende prentenbijbel var-r Pieter H. Schut uit 1659. Op de ommezijde ziet men onder meeí wapenschilder-r met de symbolen van de apothekers en chirurgi jns,
terwijl op het
or-rclerpaneel
de Griekse eeneeskundigen Hippocrates en Dioscoricles zijn afgebeeld.
Anders dan prof. .]ansen, die een ontstaansgeschiedenis voor 1781 vervrerpt, meen ik, dat de beschilderingen kopieën achttiende-eeuwse trant ziin van een
in
oudere chirurgijnsbaar die tussen 1665 en 1685 is tot stand gekomen. Mogelijk is het houten raamwerk, dat met ziin indeling in vier panelen een aÍchaische indruk maakt, hiervan een restant. Een fraai beeld van de landbouw geeft de ongedateerde landbouzuersbaar. Ongetwijfeld is deze uit het eincl van de achttiende eeuw. Behalve dat de afbeeldingen en de spelling van de tekst hierop wijzen, zou een argument kunner-r zijn
dat men pas in het laatste
stadiun-r
psalmteksten is gaan toepassen. De enige
andere baren met psalmteksten
zijn
de
schippersbaren. De overige baren hebben versjes die vaak wat archaisch aandoen. Een uitzondering vormt de chirur-
gijnsbaar met Latijnse teksten. De ene zgde van de landbouwersbaar is aan de veeteelt gewijd. Links ziet men de hooi-
winning met \trorkum op de achter-
grond. Rechts ziet men tfi/orkum vanuit
het noordwesten met op de voorgrond het vee in de wei. Het middelste tafereel laat de handel in zuivelprodukten in het stedelijk centrum zien: de Vaag op de Merk van tWorkum. De andere kant van
de baar vertool-rt afbeeldingen van de akkerbouw. Links wordt geploegd en geegd, rechts vindt de oogst plaats. In het midden is een allegorische voorstelling. In de noordbeuk staat de baartan de smeden en zilversmeden
geen naschildering
van
uit
1756. IF'ter bestaande af-
De vanouds als zodanig bekend
staande
is gedateerd 1791. Aan de ene zijde wordt een beeld gegeven van de dagelijkse arbeid van de verschillende gildeleden, de timmerlieden en molenmakers (links), schilders en glazenzetters (midden) en metselaars timmermansbaar
(rechts). Minutieus ztjn de werkzaamhe-
den weergegeven. Aan de andeie zijde ziln de verschillende gereedschappen afgebeeld. Onder de zichtbare schilderingen bevinden zich oudere, die waarschijnlijk uft L725 dateren. De kinderbaa.r 'uan het timmerLiedengild.e dateerr blijkens het teruggevonden jaartal uit 1693. Aan een zï1de ztjn de voorstellingen goed geconserveerd, aan de andere zijde was een resteurltie niet verantwoord. Duidelijk zljn op de goed bewaerde zijde Jinks een timmermans-
beeldingen, maar een fraai gecomponeerd geheel van gereeclschappen en veryaar-
w-erkplaats en rechts een glazenierswerk-
digde voorwerpen. De ene zijde is
bouwactiviteiten in de buitenlucht te ontwaÍen. Op het onderpaneel is aan beide zijclen de vlucht naar Egypte afgebeeld, aan de slechtst bewaarde zijde vergezeld van het opschrift S. Joseph. St. Jozef was de gebruikelijke patroolr van de timmerlieden en als zodanig een
ge-
wijd aan de grofsmeden en de koperslagers, cle andere aan de goud- en zilversmeden en de klokkenmakers. Prachtig is het gereedschap afgebeeld tegen de
helrode achtergrond. Men mag deze baar wel als het artistieke hoogtepunt van de collectie beschouwen. Zeer merkwaardig is de kinderbaar oan
de scbippersgild,en. Voor de restauratie was deze geheel in de trant van de grote schippersbaren beschilderd en gedateerd
plaats te zien. Op de andere zijde zijn
heenwijzing naar het voorreformatorisch verleden van het gilde. De afbeelding is, evenals die van de barmhartige Samaritaan op de baar van de chirurgijns, ont-
leend aan de prentenbijbel van Pieter
1806. De indeling in vier panelen mocht reeds een vroegere ontstaansperiocle doen
Schut.t')
vermoeden.
Graftekens Betreft het bij de gilden vooral de am-
Aan één zijde zijn
veel
oudere schilderingen blootgelegd, die uit de zeventiende eeuw zullen dateren. Of zij aan bepaalde voorbeelden zíjn ontleend is nog niet vastgesteld. In elk geval is hierdoor een waardevol element
aan het geheel toegevoegd.
Voor de restauratie kende men nog de timmermansbaar en een vaal-grauw beschilderde kinderbaar uit 1.768, zonder nacler kenteken. De restauratie heeft aan het licht gebracht dat het hier gaat om de kinderbaar van het timmerliedengilde dat nu dus door twee baren vertegcnwoorcl.igd is.
bachtslieden, de aanzienlijken voorzagen
de kerk van hun graftekens. De fraaie wapenborden van het burgemeesterspaar Adius-van Unckel (1719 en 171,6) inhet transept sluiten wat tijdsbestek betreft gced aan bij de preekstoel en de regeringsbank en vergoeden iets van het ge-
mis van de kleurri.jke altaaropstanden van voor de reformatie. Tragisch is het opschrift op het gedenkbord aan de westwand in de noordbeuk, een kopie van een epitaaf in Saumur, dat het overlijclen in 1680 van de laatste
II
49
mannelijke telg van de Inthiema's, geslacht
dat in tilĂorkum een
een
vooraan-
staande ro1 heeft gespeeld, vermeldt.
Uit
het begin van deze eeuw dateert
het
marmeren monument Fontein Tuinhout, ontworpen door A. Falise en uitgevoerd door T. \Ă. Polet (in de zuidbeuk). In het koor is aan de zudzijde nog
een eenvoudige muurschildering uit de eerste laren na de reformatie te voorschijn gekomen, die een grafschrift
TI
50
van een aanzienlijk burger
bevat.
Vele zerken bedekken de vloer, waarvan de ouclste gedateerde zerk van gele zandsteen uit 1523 is. Het is te hopen, dat binnen niet te lange tijd een publikatie over de grafschriften in de reeks Grafschriften tussen Viie en Lauwers kan verschijnen. Dat zou een waardevolle afsluiting zlin van een reeks publikaties over de kerk die de afgelopen tien jaar
het licht heeft
gezien.
\"OZEN
') Zie over de St. Gertrudiskerk
van de toren aan het gemeentebestuur, september 1975. Niet in de
ook:
Mr. B. van Flaersma Buma, GeLoot', gezag. gelag, dric proiccties in síecn,
rn De Stêd Warkum,0nder redaksje fan drs. G. Bakker, Bolsward 1967, b\z. 100-L43. Om het aantal noten beperkt te houden wordt de daar vermelde litteratuur
handel. rn)
1569 SCHOON HEEFT GEMACHT DIT VERK CLAES THIEBBEZOEN. Vellicht kan hier een tweeregelig rijrr in worden gezien: Duysent vijfhondert negenentsestich schoorr/ F{eeft gemacht dit
in het algemeen
r-riet opnieuw aangehaald.
:) Mireille Madou,
De heilige Gertrwdis van Nijuel, Brussel 1975, blz. 66167. 3) Dr. M. I). van Buijtenen, Ácbtkarspelen tussen Munster en Utrecht, Neaenaspiraties
bij
werk Ciaes Thiebbezoen. De eerste drie letters zouden mogelijk op de schenker kunnen slaan. (Vriendelijke mededeling van clrs. J. Visser, Rijksarchief, Leeuwarden).
enkele kloostert'un-
daties, Archief voor de geschieclenis van de k-atholieke kerk in NederIand, 1.967, blz. 203. a) Drs. FIerma A. van den Berg, 1r Beaken, juli L964, bIz. 128; dezelfde,
'') Mireille Madou, t.a.p. blz. 150, 360/1. Mijn vermoeden, dat het afgebeelde voorwerp niet een geselroede nraar een spinrokken zoLr zijn (De Stêd 'Warkum, blz. 109) is onjuist. Afbeeldingen van St. Gertru-
in
Gealewnde \X/inseradieL, Bolsward 1,969, blz. 237. 5) Dr. Manfred Meinz, Der mitteLaLterliche Sakralbau in Ostt'riesland,,
Aurich 1966, bl.z. 82, 87, die overigens schrijft dat rnen in Nederland geen kerken met een clergelijke aanleg
kent.
6) Prof. dr.
\í.
J. Buma, Wurdsneuperij
in Us Wurk, Meidielingen t'an it Frlsb Instittit lan de Ry/esunioersiteit to Grins, Jiergong 14, 1965, bIz. 95; T. FIoekema, De blameare to 'W'arkum, in Us Wurle 16, 1967,1:Iz. 82-84, met foto; dr. M. P. van enz.
Buijtenen,'Workums'klameare'
een
in
FLecht op'e leoai, erebundel aangeboden cloor prof. dr. \í. J. Buma ter gelegenheid y^n zljn zestigsre verjaardag, 1970, blz, 251-257, met afbeelding. super-lewgenbankl
t) J. H.
Besselaar, Torens van Nederland, Bussum 1.972, b\z. 47.
schreef 1k tn De Stêd blz. 109, dat alleen de bo-
onrechte ') Ten 'Warkwm,
venverdieping Latijnse school heet. n) Een rijk geïllustreerd verslag van de restauratie is samengesteld door het architectenbureau (medewerker S. A1gra) en aangeboclen bij de overdracht
Het volledige opschrift luidt: D. P. A.
tr)
dis met een spinrokken
komen
trouwens vri.jwel uitsluitend
de
in
grafische kunst voor. Vgl. Mireille Madou, bIz. 1,31,. Een andere opvatting is prof. Jansen toegedaan, die in de afgebeelde voorwerpen algemeen bekende christelijke symbolen zlet. De geselroede en de
op het hart gerichte pijlen kunnen wijzen op het lijden van Christus, terwijl
de doodsbeenderen als symbo-
len van de sterfelijke mens gelden. In een nog geheel andere richting zoekt het de heer J. A. J. M. Verspaandonk van het Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht. Hij legt verband met het feit dat er in de kerk begraven werd. De pijlen en de geselroede zouderr kuunen verwijzen naar de dood. De dood a1s schutter is bekend, de gesel zou kunnen wijzen op de dood als straf voor de mensheicl. Dat het om attributen van heiligen zou gaan lijkt hem onwaar-
schijnlijk. De plaats pleit daartegelr en ook het afbeelden van doodsbeenderen die niet als attribuut voorko-
II
51
tr)
,u)
Zie hiervoor: Mr. B. van F{aersma Buma, Het Jan Harmens-orgeL te Workum, De Vrije Fries LI, 1,971, blz. 82 92. Idem, met aanvullingen van Maarten Seybel, in Sticbting tot behoucJ pan bet NederLandse orgel, bancl 1, afl. oktober 1974. Ook het orgel in de kerk van Blessum is van Jan F{armens. Zie: Dr. R.
ling van c{it laatste kunnen de leeuwen tussen 1,640 en 1696 worden gedateercl.
de schenkkan is dit zilver in de Catalogus Tentoonstelling van Fries ziber te Leeuwar-
rt) Behalve
beschreven
den, 1927, onder nrs. L76, 777, 224, 225 en 229. De tekst van de nrs. 224 en 225 moet op het laatste moment zijn verwisselcl, waardoor 224 verwijst naar het voorgaande nummer 223, een stuk uit Grouw. De Monu-
Steensma, De inventaris oan de leerk
te
Blessum, Stichting Alde Fryske Tsjerken, band 2, b|z. 17 en 18. tt) V.rn Jan Freercks is tot rtog toe weinig ander werk bekend. In 1710 leverde hij het snijwerk voor het vroegere orgel in Mantgum, dat eveneens was vervaardigd door Jan Flarrnens. (S. ten FIoeve, Harmannus BerkebijL, antieksnijder te Leeuwarden, Sticbrr)
ting ALcíe Irryske Tsjerleen, band 1, blz. 181.) Alleen zou kunnen worden gewezen op de schilddragende leeuwen die in de zeventiende eeuw op iret bordes van het stadhuis werdeir geplaatst en die thans in de hal staan opgesteid. De ene leeuw draagt het stadswapen,
de andere, zoals bij een
Íeceilte
restauratle is gebleken, het stadhou-
derlijke wapen. Door de
D r
onp e rmeld
samenstel-
mentenlíjst
uit
1930
is hiervan
het
slachtoffer geworden en dicht op b1z. 373 een inscriptie van een broodschaal uit Grouw aan een schaal in
\íorkum r*)
toe.
De Monumentenlijst spreekt
onjuist
van het wapen van Harlingen.
tr)
Prof. dr. Jac. Jansen, Rijkdorn uit Worleums verleden. De beschilderde
tn)
Ook archiefvondsten bevestigen dit. Uit het gemeentearchief blijkt het be-
baren der giLden, Leetwarden 1975. staan van een aantal baren in 1650. \f . T. Beetstra, Slingerdeaden, It Beaken 1.975, nr. 1 2, blz. 11516.
-) Vg1. drs. G. R. Kruissink,
Vol,ës-
leunst en aoorbeeld, Enkhuizen 1970. tt) Vgl. I(ruissink, t.a.p. blz. 39.
ing t' oto's :
Grote kleurfoto voorin: foto nevr. A. van Gastel-Janser-r;litho uit J. Jansen: RrJt?ctom uit.Workums 'oerled.en. De bescbiLderde baren der gilden, De Tille, Leeuwarden 1975; Foto's van vóór de restauratie: geleend van oudheidkamer Y,/arkums Erfskip; A11e andere foto's: Instituut voor Liturgieu'etenschap R.U. Gror.ringen. TT 52