BOEZEMVRIENDEN
Foto: Lies Post
BOEZEMVRIENDEN
Nestors van de stripwereld: Martin Lodewijk en Jan van der Voo
‘‘Als ik met Jan werkte, deed ik vijftig procent meer’’ tekst heleen ronner
Martin Lodewijk (1939) en Jan van der Voo (1938) waren jonge honden in de strip- en reclamewereld toen ze de iets oudere Jan Kruis leerden kenden. In de jaren zestig kwamen ze regelmatig in Jan Kruis’ kelderstudio in Rotterdam-Zuid. Ze werkten, onafhankelijk van elkaar, met hem aan strips als Sjors en Sjimmie of advertenties voor hagelslag of koekjes. Ondertussen groeide een vriendschap voor het leven. 82
|
jan kruis glossy
E
en uur na het gesprek over zijn band met Jan Kruis belt striptekenaar Martin Lodewijk nog even: “Ik heb niet goed gezegd hoeveel ik van Jan heb geleerd. Jan heeft de kunstacademie afgemaakt, terwijl ik het daar maar veertien dagen heb volgehouden. Hij hielp me met allerlei technische kanten van het vak. En wat ik ook nooit vergeet: hij gaf me een heel handig greepje voor potloden die te klein zijn geworden om vast te houden. Dat heeft zijn vader, bekend als opa uit de strip, ooit voor hem gemaakt van een loden pijpje. Ik gebruik het nog.” Het telefoontje kenmerkt de ruimhartige collegialiteit tussen de striptekenaars. Jan van der Voo: “Het wereldje van tekenaars en illustratoren was niet alleen maar gezellig. Sommige mensen keken op je neer of deden arrogant. Bij Jan Kruis was dat niet zo. Ik kon wel aardig tekenen, maar hij heeft mij veel geleerd over cartoons en schrijven. Als ik met Jan in de studio werkte, deed ik vijftig procent meer. Je stimuleert elkaar.” Roem Lodewijk en Van der Voo hebben striproem vergaard met respectievelijk Agent 327 en Pipo de Clown. Hun
bekendheid is niet te vergelijken met die van Jan Kruis, maar van afgunst is geen sprake. Van der Voo: “Jan moet overal zijn gezicht laten zien en ik kan doen waar ik zin in heb. Hij vindt die aandacht denk ik ook leuker dan ik. Voor mij was contact met klanten belangrijker, omdat ik ook reclameman en illustrator was.” Lodewijk bekent dat jaloezie hem niet vreemd is, bijvoorbeeld als hij een illustratie van Joost Swarte ziet op de cover van The New Yorker. Jan Kruis roept dat gevoel niet op: “Jan vindt succes prettig, maar vooral omdat hij daardoor ook vrijheid kreeg. Wat dat betreft is hij uiteindelijk gewoon een kunstenaar.” Ook Van der Voo denkt dat Jan Kruis tevreden kan terugkijken: “Jan heeft de strip weleens een dierbaar blok aan zijn been genoemd, maar ik geloof niet dat hij erg gebukt gaat onder een Swiebertje-complex.” Dat Jan Kruis zijn rechten heeft verkocht, choqueerde Van der Voo niet: “Als de prijs en de omstandigheden goed zijn, zou ik het denk ik ook doen.” Kunst “Jan en ik zijn op de kunstacademie opgeleid als reclametekenaar, dus commercie was voor ons geen vies woord”, zegt Van der Voo. “We werkten voor onder andere Milky Way, Bounty en Shell.” Humor was een belangrijk onderdeel van hun werk, maar de grappen vlogen niet door de studio: “Het was er meestal doodstil. Ik tekende in de ene hoek, Jan schreef in de andere.” Ze gingen tot laat door en eindigden dan soms in de Rotterdamse Kunstenaarssociëteit, waar ook acteurs als Gerard Cox en andere bekende stadsgenoten kwamen. Aan Lodewijk was dat nachtleven niet besteed, maar hij ging wel vaak met Jan Kruis op pad om opdrachten binnen te slepen. Een bezoek aan stripblad Pep zorgde voor een sprong in zijn carrière. Hij en Jan Kruis hadden schetsen gemaakt voor een strip met een Guust Flater-achtig type: Hendrik IJzerbrood. De hoofdredacteur zag er niet veel in, maar vroeg Jan Kruis om na te denken over een James Bond-persiflage. Jan Kruis zag dat dit beter in het straatje van Lodewijk paste. Zijn Agent 327, ofwel Hendrik IJzerbroot, werd een hit. Jan, Jans en de kinderen De vriendschap van Van der Voo en Jan Kruis verdiepte zich toen zij vrouw en kinderen kregen: “We deden heel veel samen als families. Jeroentje is gebaseerd op onze zoon. Hij had ook van die tanden en het haar hing voor zijn ogen. Hij speelde veel met de dochters Kruis, dus dat leverde stof op voor de strips. En af en toe belde Jan me weleens op, om te vragen of er in ons gezin nog
“Sommige mensen keken op je neer of deden arrogant. Bij Jan Kruis was dat niet zo” iets bijzonders gebeurd was. Die anekdotes gebruikte hij regelmatig.” Het is geen nieuws dat de stripfamilie gebaseerd is op de werkelijkheid. Ook Lodewijk herkende in de strip zaken die zich bij de familie Kruis afspeelden. Hij onthult dat één karakter in de strip wel erg geromantiseerd is: “De echte rode kater was heel fel. Hij zat altijd in de vlinderstoel voor de deur en bewaakte de boel. Als ik binnen wilde komen, vroeg ik eerst aan Els: ‘Kan ik erlangs, denk je?’ Je moest echt voorzichtig zijn, want anders haalde hij uit.” Nostalgie De nestors van de Nederlandse stripwereld praten nog regelmatig over het vakmanschap van de oude helden, zoals Hergé en Franquin. En Lodewijk en Jan Kruis maken nog steeds grapjes over hun befaamde bezoek aan Hergé. De schepper van Kuifje deed hen een aanbod om een strip te maken. Dit klonk zo lucratief dat de heren dit vierden met een chique diner in Brussel. Pas bij het afrekenen realiseerden ze zich dat ze een fout hadden gemaakt bij het omrekenen van Belgische franken naar guldens. Nostalgie is echter niet de belangrijkste gemene deler van de vrienden. Wat veel meer opvalt, is dat zij alle drie weinig ophebben met de pensioengerechtigde leeftijd. Voor 75-plussers hebben ze een opvallende werklust. Van Van der Voo komen reprints uit van Pipo de Clown en de gag-strip Piraatje zit in de pijplijn. Lodewijk schrijft en tekent nog steeds Agent 327 en schrijft scenario’s voor January Jones en De Rode Ridder: “Ik heb altijd gezegd: ik wil 120 worden en werken tot mijn 110de.” Voor deze glossy maakten Lodewijk en Van der Voo een strip over hun vriendschap met Jan Kruis. Bij die van Lodewijk komt natuurlijk de ware aard van de kater naar voren. Van der Voo verbeeldt de gedeelde liefde voor oldtimers.
☛
jan kruis glossy
|
83
BOEZEMVRIENDEN
84
|
jan kruis glossy
BOEZEMVRIENDEN
jan kruis glossy
|
85