Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - mei 2018 - nummer 92
herkauwer
WE GAAN WEER NAAR BUITEN!
Tips voor een goede start van het weideseizoen
VERWERPEN
Belangrijkste oorzaken in Nederland
MYCOPLASMA
Hoe verspreidt het over een bedrijf?
voorwoord de oorzaak te achterhalen. Na een grondige analyse bleek een belangrijke oorzaak te liggen in het boxstrooisel, waarin de klebsiellabacterie zich stevig had genesteld. Dankzij een gerichte aanpak wist Ooink het probleem snel te reduceren. Immers, deze bacterie, deze ‘tegenstander’, speelde het spel anders dan de andere mastitisverwekkers en vroeg om een andere speelstijl van de melkveehouder.
PAS DE SPEELSTIJL AAN Voetbaltrainers zeggen soms rake uitspraken. Nee, ik doel nu niet op een van de vele beroemde uitspraken van Johan Cruyff, maar op citaten uit een interview met Phillip Cocu, trainer van kampioensteam PSV. Dagblad Trouw stelt hem naar aanleiding van zijn derde landstitel vragen over de staat van het Nederlandse voetbal. Cocu: “We moeten verder kijken dan wat we altijd zeiden: we gaan 4-3-3 spelen. Je moet ook naar de tegenstander kijken.”
Door het spel anders te spelen ‘won’ de veehouder; de KNVB zou eens wat vaker met boeren moeten praten. Dat wil niet zeggen dat het eenvoudig is. Maar het begint bij het besef dat er meerdere bacteriën zijn en dat die ieder hun eigen en unieke aanvalsen verdedigingslinie kennen. Om in de metafoor te blijven: GD wil als analyticus de veehouder-trainer ondersteunen met producten die én inzicht geven in welke bacteriën actief zijn én voor welke aanpak en/of antibioticum ze gevoelig zijn. Zodat de koeien ook in de komende periode gezond de wei in mogen gaan.
Deze uitspraak van Cocu kwam direct naar boven bij het lezen van het interview met melkveehouder Gerke Ooink. Hij werd in de zomer van 2017 tot zijn grote frustratie geconfronteerd met een toename van het aantal mastitisgevallen. Zijn uiergezondheidsmanagement was en is zeer goed op orde; hygiëne staat hoog in het vaandel bij Ooink. Het viel aanvankelijk dan ook niet mee om
Bert de Lange, sectormanager rund
inhoud
04 Actueel 07 Kalender 08 Monitoring: oorzaken van verwerpen
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.
11 Antibioticumgevoeligheid bepalen
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.
colofon Herkauwer is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Sietske Haarman, Bert de Lange, Jet Mars, Marjolijn Waanders, Linda van Wuijckhuise | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Margreet Pasman | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Marketing, Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Herkauwer wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 19,20 euro (exclusief btw) | Advertenties Dock35 Media, T. 0314-35 58 52 | Verschijningsfrequentie vier keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze via redactie@gddiergezondheid.nl doorgeven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
12 Praktijkverhaal: Klebsiella-mastitis 17 Wat wilt u weten over IBR & BVD?
60%
Percentage dieren met antistoffen
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: via het aanmeldformulier op www.gddiergezondheid.nl of telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
12
50%
Melkkoeien: Serum serologisch positief
19 Hittestress: focus op water
40% 30% 20%
Kalveren: Serum serologisch positief
10%
Jongvee: Serum serologisch positief
0%
T0
T2
T5 Monsternameronde
22
T8
20 Selectief droogzetten 22 Onderzoek verspreiding mycoplasma
T11
25 Mangaan en klauwgezondheid 26 Magnesium in de droogstand 27 Kalk, een potentiel risico
ISSN: 1875a-2594
29 Buitendienst ‘on the road’
Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770 (lokaal tarief) en vraag naar klantdatabeheer, of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.
31 De boer op 27
32 Diergezondheid volgens Geert Stevens Herkauwer, mei 2018 - 3
Veedrinkwater Vitaal Kalf Vitaal Kalf is de kwaliteitsregeling voor de kalversector. Onderdeel van deze kwaliteitsregeling is dat de drinkwaterkwaliteit van vleeskalveren hoort te voldoen aan gestelde normen. Vleeskalverhouders zijn zelf verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van het drinkwater. Hiervoor biedt GD twee wateronderzoeken aan: - NIEUW: ‘Veedrinkwater Vitaal Kalf’: onderzoek op totaal aëroob kiemgetal bij 22 ºC, nitriet, ijzer, hardheid en zuurgraad (pH). - ‘Veedrinkwater bacteriologisch onderzoek’: onderzoek op totaal aëroob kiemgetal bij 22 ºC en E. coli per milliliter. MEER OVER VEEDRINKWATER VITAAL KALF WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ RUNDVEEDRINKWATER
Productieverlies door hoog celgetal Koeien met een hoog celgetal (subklinische mastitis) produceren minder melk. Dit verlies aan melkproductie is een gevolg van de ontstekingsreactie op een infectie in een uierkwartier, veroorzaakt door een mastitisverwekker. Het productieverlies is niet alleen afhankelijk van de ontstekingsreactie zelf (het celgetal), maar ook van de leeftijd van de koe en het lactatiestadium. Recent onderzoek onder 32.000 HF-melkkoeien op 240 melkveebedrijven in Brazilië toont aan dat de grens vanaf waar het koecelgetal (de ‘ontstekingsreactie’) de melkproductie nadelig beïnvloedt bij 12.400 cellen per milliliter ligt. Elke verhoging van het celgetal boven deze grens kost melk. Bij tweede- en derdekalfskoeien is dit effect groter dan bij vaarzen en aan het einde van de lactatie groter dan aan het begin. Het effect is het minst groot op de piek van de lactatie. Vaarzen met een celgetal van 200.000 cellen per milliliter aan het begin van de lactatie produceren bijvoorbeeld per dag 2.21 kilo minder dan vaarzen aan het begin van de lactatie met een laag celgetal (minder dan 12.400 cellen per milliliter). Het celgetal van melkkoeien kan dan ook niet laag genoeg zijn. LEES MEER OVER UIERGEZONDHEID OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/UIERGEZONDHEID
Schmallenbergvirusinfecties in 2017 De Veekijker werd ten opzichte van de afgelopen jaren in 2017 vaker gebeld met vragen over schmallenbergvirusinfecties. Van de vragen die binnenkwamen ging 5 procent over schmallenbergvirus (SBV). In de jaren 2014-2016 was dat 2 procent. Daarnaast meldden verschillende dierenartspraktijken bij serologisch onderzoek van jonge dieren afweerstoffen tegen het virus te hebben aangetoond. Vanaf half december kwamen ook weer meldingen binnen van kalveren met de typische aangeboren afwijkingen die passen bij SBV-infecties. Bij de afdeling pathologie van GD werden in 2017 overigens geen kalveren aangeboden waar het schmallenbergvirus bij kon worden aangetoond. Op basis van het serologisch onderzoek kunnen we stellen dat in 2017 toch weer SBV-infecties zijn opgetreden. GD is bezig met de vaststelling van de mate waarin SBV in 2017 voor is gekomen op melkvee- en zoogkoeienbedrijven. De resultaten van dit onderzoek worden in later dit jaar in Herkauwer gepubliceerd.
4 - Herkauwer, mei 2018
actueel
IJzertekort bij nuchtere fokkalveren Voldoende ijzer is belangrijk voor kalveren. Ze hebben het nodig voor zuurstoftransport, afweer, optimale groei, goede voederconversie en algehele fitheid. De ijzervoorraad bij kalveren kan variĂŤren. Voor bedrijven waar bij kalveren van twee tot drie weken oud te lage hemoglobinewaarden zijn aangetoond is het raadzaam om de nieuw geboren kalveren eenmalig een injectie te geven met 500 milligram ijzer (Fe-dextraan). Daarnaast is het advies om bij deze bedrijven de ijzervoorziening in de voeding van de (droogstaande) koeien te analyseren en eventueel aan te passen. Vervolgens kan de hemoglobinewaarde van daarna geboren kalveren opnieuw worden gemeten, om na te gaan of doorgaan met ijzerinjecties nog wenselijk is. Het is niet verstandig om ijzer te spuiten als er geen sprake is van een tekort, omdat anders het risico van een ijzervergiftiging op de loer ligt. LEES MEER OVER JONGVEE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/JONGVEE
Nieuw: Veedrinkwater Salmonella-onderzoek
Minder vervanging beschikbaar? Wees zuinig op uw koeien en jongvee Door de nieuwe fosfaatwetgeving hebben veel veehouders, om voldoende koeien te kunnen melken, besloten minder jongvee aan te houden. Bij minder jongvee is het nog belangrijker dat alle dieren op een leeftijd van rond de 24 maanden aan de melk komen. Regelmatig krijgt GD de vraag wat je kunt doen bij pinken die de tocht slecht laten zien, slecht drachtig worden of terugkomen na insemineren. Komen deze problemen op uw bedrijf voor? Controleer dan het spoorelement- en vitaminegehalte in het bloed, om zo eventuele tekorten en overmaten in het rantsoen te kunnen corrigeren. Naast managementfactoren zoals tochtcontrole en een goede energie- en eiwitvoorziening spelen mineralen en vitaminen een belangrijke rol bij de vruchtbaarheid.
Veehouders die vermoeden dat koeien via het drinkwater een salmonellabesmetting kunnen oplopen, kunnen dit nu laten onderzoeken bij GD. Veedrinkwater is een belangrijke verspreidingsroute van salmonella bij runderen. Niet alleen binnen een besmet bedrijf, ook tussen rundveebedrijven. Oppervlaktewater speelt een rol, maar salmonella kan zich ook verspreiden via drinkwatersystemen in de stal. Omdat GD regelmatig de vraag krijgt of het mogelijk is om veedrinkwater op salmonella te onderzoeken, bieden we sinds kort het Veedrinkwater Salmonellaonderzoek (artikelnummer 11650) aan. De uitslag van dit onderzoek geeft aan of salmonella wel of niet in het drinkwater is aangetoond. Als salmonella in water wordt aangetoond, dan adviseren wij u om met uw dierenarts te inventariseren welke aanvullende maatregelen geschikt zijn om de kans op verspreiding van de infectie via het water te beperken. MEER OVER VEEDRINKWATER SALMONELLA-ONDERZOEK
FIT: DE VOEDINGSAANPAK VAN GD
WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/
WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/FIT
SALMONELLA-WATER
Herkauwer, mei 2018 - 5
ADVERTORIAL
Rust bij de dieren door full spectrum zonlicht verlichting met ionisatie... Dat merken veehouders op met de producten van FreshlightAgri. Dit is een van de genoemde ervaringen wat de ledverlichting in combinatie met ionisatie doet bij dieren. Full spectrum zonlicht De ledverlichting van FreshlightAgri biedt het kleurenspectrum van het zonlicht aan, inclusief UV-A, UV-B en infrarood. Dit spectrum zorgt voor vorming van vitamine D. Vitamine D zorgt ervoor dat dieren sterkere botten hebben, zich vitaler voelen, minder vatbaar voor ziekten zijn en een betere spierfunctie ontwikkelen. De ledverlichting is zeer energiezuinig en geeft de hoogste lichtopbrengst per opgenomen Watt in de verlichtingsbranche.
A
®
A Schone lucht
Luchtzuiverende agrarische verlichting
GezondeAdieren
Luchtzuiverende agrarische verlichting
®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
De ionisatie en het licht kan apart van elkaar aan- en uitgeschakeld worden. Wanneer in de avond de verlichting uitgaat, blijft de ionisatie zijn werk doen. Ervaringen Door de jaren heen heeft FreshlightAgri al vele diverse stallen mogen inrichten met de verlichting. Door navraag te doen bij melkveehouder Fred Hinloopen, leert men dat de ervaringen positief zijn.
Luchtzuiverende verlichting A Top rendement
®
Ionisatie Aan de verlichting zitten koolstofborsteltjes. Deze koolstofborsteltjes stoten 24/7 negatief geladen ionen uit. De ionen verspreiden zich als een wolk door de stal en hechten zich aan stofdeeltjes. Door de ionisatie wordt fijnstof en de pathogene druk gereduceerd wat zorgt voor een gezonder stalklimaat en een betere werkomgeving voor de boer. Het resultaat is een reductie van minimaal 30%.
www.freshlightagri.com
Luchtzuiverende agrarische verlichting
®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
Daarmee komt de verlichting in de juiste omstandigheden in aanmerking voor fiscale regelingen zoals de EIA en de MIA/Vamil.
A Minder antibioticum ®
A Vermindering van pathogenen ®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
HDT1221
Sinds 2016 zijn de melkveestal, robotruimte en jongveestal uitgerust met de luchtzuiverende verlichting van FreshlightAgri. Fred was toentertijd de eerste die de HD-verlichting wilde hebben. Hij geeft aan dat de ruimtes goed verlicht zijn waardoor het werken een stuk prettiger is. Hij ziet duidelijk het verschil tussen tl-verlichting en de luchtzuiverende verlichting van FreshlightAgri. “Het licht van FreshlightAgri is tenminste echt licht”. Fred heeft totaal geen spijt van zijn investering bij FreshlightAgri. “Bij toekomstige renovaties of vervanging van verlichting in andere ruimtes komt zeker weten weer de verlichting van FreshlightAgri!”
055 - 302 00 22
Nagelpoelweg 86, 7333 NZ Apeldoorn
info@freshlightagri.com
Meer informatie over de producten van FreshlightAgri? Tel: 055 - 302 00 22 E-mail: info@freshlightagri.com Website: www.freshlightagri.com
kalender
MEI JUNI JULI
Weidegang vraagt om vakmanschap Dat weidegang om vakmanschap vraagt geldt zeker als het gaat om het in de hand houden van worminfecties. Het is goed als kalveren een lichte infectie opdoen met longwormen en maagdarmwormen zodat ze weerstand kunnen opbouwen. Een zware infectie wil je daarentegen juist voorkomen, omdat dan groeiachterstand kan optreden. Ter preventie van maagdarmwormen is het daarom gunstig om de kalveren pas na 1 juni naar buiten te doen. Is ontwormen nodig? Op www.gddiergezondheid.nl/wormsleutel kunt u de vragen van de vernieuwde Wormsleutel beantwoorden. Op basis daarvan kunt u bepalen of, en zo ja wanneer het nodig is om het jongvee te onderzoeken of te ontwormen. Gaat u mestonderzoek uitvoeren, dan kunt u vijf monsters insturen voor gepoold onderzoek op maagdarmwormeieren. Bespreek samen met uw dierenarts de juiste strategie om maagdarmworminfecties bij uw jongvee in het komende weideseizoen onder controle te houden. Wilt u weten of wormen spelen bij uw melkvee? Meld u dan aan voor Worminfecties Tankmelk via www.gddiergezondheid.nl/worminfecties. DOE DE WORMSLEUTEL OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/WORMSLEUTEL
Extra tips
Klauwproblemen bij start weideseizoen Bij de start van het weideseizoen kunnen uw dieren te maken hebben met de overgang van een winterrantsoen naar een rantsoen met meer (eiwitrijk en mals) vers gras. Dit heeft invloed op de verteringssnelheid in de pens. De vitamine-aanmaak in de pens (bijvoorbeeld van biotine) en -opname vanuit het maagdarmkanaal kunnen hierdoor veranderen. Dit heeft een negatieve invloed op de klauwgezondheid. Probeer daarom de overgang naar meer vers gras zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Dit kan door de dieren de eerste weken ’s morgens vóór ze de weide ingaan nog een redelijke portie van het winterrantsoen aan te bieden.
Insleep van infectieziekten Om insleep van infectieziekten te beperken is het cruciaal om met veehouders in uw directe omgeving die rundvee houden overleg te hebben over de gezondheidssituatie van het vee op ieder bedrijf. Zo kan ieder voor zich bepalen of, en zo ja welke preventieve maatregelen hij of zij wil nemen. Vitaminen en mineralenvoorziening Het is bij weidegang ook belangrijk om na te denken over de vitaminen- en mineralenvoorziening van de koeien. Als u bijvoert kunt u gemakkelijk bij sturen met mineralen. Daarnaast zijn er verschillende mogelijkheden om bij te sturen, zoals kunstmest met spoorele menten en bolussen.
Herkauwer, mei 2018 - 7
Uit de sectiezaal: oorzaken van verwerpen leverfibrose of -cirrhose 1% aangeboren afwijkingen 4%
hersen- of hartspieronsteking 1% ijzer- of zinkintoxicatie 1%
verstikking (asfyxie) 6% ontstekingsverschijnselen organen 9% infectieuze oorzaak 78%
Figuur 1: Pathologisch onderzoek op 1.311 verworpen kalveren waarbij een oorzaak gevonden kon worden: percentage per diagnose-categorie
8 - Herkauwer, mei 2018
Wanneer op een bedrijf in korte tijd meerdere dieren verwerpen, of wanneer het percentage verwerpers op jaarbasis hoger is dan 3 procent, is het van belang om de oorzaken daarvan te achterhalen. Sectie op de verworpen vrucht is een belangrijk middel om een mogelijke infectieuze oorzaak vast te stellen. Het tevens onderzoeken van de nageboorte verhoogt de kans op het vinden van een oorzaak met circa 15 procent. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van verwerpen? En wat is de meest voorkomende in Nederland? We zetten het voor u op een rij. In de afgelopen vijf jaar zijn bij GD 2.322 verworpen kalveren onderÂzocht, bijna 100 procent afkomstig van melkveebedrijven. Bij 1.311 kalveren leverde dit een oorzaak voor verwerpen op. In figuur 1 staat per diagnose-categorie aangegeven hoe vaak (procentueel) de diagnoses gesteld zijn. Hierbij valt op dat in 78 procent van de gevallen een infectieuze oorzaak van abortus werd gediagnosticeerd. Bij 9 procent zijn ontstekingsverschijnselen in de organen waargenomen, waarvan de oorzaak niet werd aangetoond. Van de verworpen kalveren werd bij 6 procent verstikking vastgesteld, dat bij levensvatbare doodgeboren kalveren een rol speelt. Verstikking is het gevolg van een te langzame geboorte, waarbij door loslaten van de nageboorte de zuurstofvoorziening naar het kalf wegvalt. Aangeboren afwijkingen zijn in 4 procent van de gevallen vastgesteld, in 1 procent zijn leverafwijkingen aangetroffen. Ook hersen- of hartspierontsteking en ijzer/zinkintoxicatie komt in 1 procent van de gevallen voor. In de gevallen waarin door sectie geen oorzaak voor verwerpen wordt achterhaald kan ziekte van moederdier, trauma of een vergiftiging een rol spelen.
monitoring
Klaas Peperkamp, veterinair patholoog
Op de slijmvliezen en in de omgeving van de koe komen Bacillus spp. voor. Dit zijn incidentele, niet-overdraagbare, abortusveroorzakers. Dit geldt ook voor bacteriën als staphylococcen, streptococcen, E. coli (9 procent) en listeria. Indien slecht geconserveerde kuil de bron van listeria of Bacillus licheniformis is, dan kunnen deze bacteriën ook een abortusstorm tot gevolg hebben. Coxiella (Q-koorts) en chlamydia (onder meer papegaaienziekte) worden slechts sporadisch aangetroffen, maar zijn wel van belang in verband met het zoönotisch aspect.
25% 20%
30 25 BVD aangetoond
Infectieuze oorzaken Om de vrucht, die genetisch gezien niet identiek is aan de moeder, te behouden is in de nageboorte van nature een verminderde weerstand aanwezig. Zou dat niet het geval zijn, dan zou het lichaam van de moeder de vrucht en de nageboorte kunnen afstoten. De keerzijde is dat bij een bloedvergiftiging de nageboorte en/of de vrucht geïnfecteerd kunnen raken. Van de infectieuze oorzaken van abortus zijn de meest belangrijke Neospora caninum (19 procent) en Trueperella pyogenes (20 procent) (zie figuur 2). Neospora kan gepaard gaan met een abortusstorm, maar ook jarenlang een verhoogd abortuspercentage tot gevolg hebben. In tegenstelling tot neospora is T. pyogenes een incidentele infectie. Deze bacterie komt voor in ontstekingsprocessen bij de individuele koe en kan een ontsteking van de nageboorte veroorzaken. Een andere belangrijke abortusveroorzaker is salmonella (15 procent van de infectieuze oorzaken), vaak gepaard met verwerpen bij meerdere dieren en zieke koeien.
20 15 10 5 0
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 3: Aantal gevallen van verwerpen door BVD vastgesteld, 2013 t/m 2017
BVD/IBR als oorzaak Het aantal gevallen van verwerpen door BVD is in de loop van de jaren afgenomen door het hoge percentage melkveebedrijven dat deelnam aan de vrijwillige BVD aanpak (zie figuur 3). IBR komt als oorzaak van abortus nog maar zelden voor. Verwerpersprotocol Is op uw melkveebedrijf sprake van een verwerpersprobleem en is de oorzaak nog niet gevonden? GD heeft een protocol dat u helpt om op een structurele manier naar mogelijke oorzaken te zoeken. Het protocol bestaat uit tien stappen die u (samen met uw dierenarts) kunt doorlopen. Hiermee ziet u zo min mogelijk aandachtspunten of risicofactoren voor verwerpen over het hoofd. Het protocol vindt u op www.gddiergezondheid.nl/verwerpers
15% 10% 5%
py
Ba
cil
lu
s(
T.
Ne
os
po r og a e vn S l B alm nes .li ch one en lla ifo rm Ye i rs Li s) Co inia St st a xie e p lla pseu hyl ria bu do oco t c rn et ube cus tii r c Sc u hi / Ch los i m l a s m el my s e di a n gi st en BV Ov D er ig e I ba BR ct er ië n
0%
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
Figuur 2: Infectieuze oorzaken van abortus
Herkauwer, mei 2018 - 9
Advertorial
Phileo Focus De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor hittestress bij melkvee en zijn melkveehouders zich niet alleen bewust van de gevolgen van hittestress, maar ook dat hittestress niet alleen wordt veroorzaakt door een hoge temperatuur. De combinatie van omgevingstemperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn verantwoordelijk voor hittestress, en in welke mate een koe hittestress ervaart. Uit de temperatuur-luchtvochtigheidsindex, zie grafiek 1, kan een indexwaarde voor hittestress worden afgelezen. De verschillende kleuren in de grafiek geven een indicatie van de mate van hittestress. Uit deze grafiek blijkt ook direct waarom relatieve luchtvochtigheid zo’n belangrijk effect heeft op de mate waarin een koe hittestress ervaart: wanneer de omgevingstemperatuur 24˚C is met een relatieve luchtvochtigheid van 45% is de THI 70, de drempelwaarde van hittestress. Wanneer bij dezelfde omgevingstemperatuur de relatieve luchtvochtigheid stijgt naar 70%, wat ook meer gebruikelijk is in Nederland, stijgt de THI naar 72. Daarmee komt de THI in de oranje kleurzone en is er sprake van matige hittestress.
de insulinewaarde in het bloed stijgt. Hiermee wordt de mogelijkheid om vetreserves aan te spreken als energiebron geblokkeerd. Wél kan er glucose worden gebruikt om aan de energiebehoefte te kunnen voldoen. De melkkoe heeft hier voordeel bij omdat het gebruik van glucose minder metabole warmte oplevert dan het gebruik van lichaamsvet. Voor de melkproductie is dit een nadelig mechanisme omdat glucose ook nodig is voor de productie van lactose – het component dat essentieel is voor de productie van melk. Tijdens hittestress is er dus competitie om glucose als energiebron of voor de melkproductie, waardoor een daling van de melkgift kan optreden tijdens hittestress. Levende gist Actisaf® Sc47 biedt de melkkoe maximale ondersteuning tijdens periodes van hittestress. vangt zuurstof weg in de Actisaf® pens, waardoor een aantrekkelijk milieu voor de vezelverterende- en melkzuurverbruikende bacteriën wordt gecreëerd. Hierdoor wordt het voer beter verteerd en benut. Ook kunnen de melkzuurverbruikende bacteriën meer vluchtige vetzuren produceren, waaronder propionzuur. Dit vluchtige vetzuur is essentieel voor de aanmaak van glucose, dat zoals hierboven beschreven een belangrijke energiebron vormt voor de koe tijdens hittestress én essentieel is voor de melkproductie.
Grafiek 1. Temperatuur-luchtvochtigheidsindex
Grafiek 2. Effect van Actisaf® op de melkproductie tijdens hittestress
Koeien die hittestress ervaren geven verschillende signalen af, zoals sorteren aan het voerhek (waarbij vooral suiker- en zetmeelrijke componenten worden opgenomen en minder vezelrijke componenten), lagere droge stofopname, pensverzuring, meer staan, zweten en een hogere ademhalingsfrequentie. Het bekendste en meest duidelijke symptoom is een lagere melkproductie. Maar hoe kan dit? Tijdens hittestress daalt de algemene droge stofopname waardoor een koe in een negatieve energiebalans kan raken. Wanneer een koe na het afkalven in een negatieve energiebalans raakt zal ze haar vetreserves aanspreken om toch aan de energiebehoefte te kunnen voldoen. Maar tijdens periodes van hittestress verandert het metabolisme van de koe waardoor
Melkproductie kg/d
28 27
26,7
26 25
25,4
24 23 22 Controlegroep
Actisaf®-groep
Uit verschillende proeven is gebleken dat Actisaf® een positief effect heeft op de voeropname, aanmaak van glucose en de melkproductie (zie grafiek 2). Daarnaast ondersteunt Actisaf® ook het welzijn van de melkkoe tijdens hittestress door preventie van pensverzuring en verlaging van de ademhalingsfrequentie.
Meer weten?
Phileo Lesaffre Animal Care De Volger 3 1483 GA De Rijp, Nederland 0299-675501 Info-nl@phileo.lesaffre.com
phileo-lesaffre.com
Christian Scherpenzeel, dierenarts rund
UGA
ELK BEDRIJF IS UNIEK, OOK ALS HET OM MASTITIS GAAT Gezonde uiers geven meer melk. Toch heeft elk melkvee bedrijf er helaas wel eens mee te maken: uierontsteking. Soms duidelijk zichtbaar, met afwijkingen aan de uier of de melk, en soms onzichtbaar, maar wel met een (blijvend) hoog celgetal. Wilt u mastitisproblemen op uw bedrijf aan pakken en in de toekomst voorkomen, dan is het belangrijk om te weten met welke verwekker u te maken hebt. Oftewel: welke kiemen gaat u bestrijden? En past het antibioticum, als u dat al gebruikt, daar dan wel bij?
Juiste behandeling kiezen Aanvullend kunt u twee keer per jaar bij GD laten onderzoeken voor welke antibiotica de gevonden mastitisverwekkers gevoelig zijn. De uitslag vertelt u voor alle in Nederland verkrijgbare antibiotica per gevonden kiem of de gevoeligheid goed, matig of slecht is. Dit geeft u waardevolle input voor uw bedrijfsbehandelplan en helpt u om, samen met uw dierenarts, het juiste middel te kiezen voor behandeling en bestrijding van mastitis op úw bedrijf.
Mastitis ontstaat niet zomaar; er zijn altijd één of meerdere mastitisverwekkers in het spel. Welke kiemen er aanwezig zijn en hoeveel van elk, verschilt van bedrijf tot bedrijf. En ook de antibioticagevoeligheid van deze kiemen is op elk bedrijf anders. Hoe komt u er nu achter met welke kiem u te maken heeft, en welk antibioticum het meest effectief zal zijn?
Antibioticagevoeligheid kan veranderen Elk bedrijf is uniek, en de situatie op uw bedrijf kan elk half jaar anders zijn. Het gebruik van antibiotica bij de koeien op uw bedrijf kan ertoe leiden dat de gevoeligheid van mastitisverwekkers verandert. Praktijkonderzoek van GD heeft uitgewezen dat de antibioticagevoeligheid voor een periode van ongeveer zes maanden constant blijft. Om er dus zeker van te zijn dat u een actueel en scherp beeld heeft van de antibioticagevoeligheid op uw bedrijf is het raadzaam om dit twee maal per jaar te laten onderzoeken. Zo kunt u gericht en specifiek behandelen, waarmee u de kans op effectieve genezing vergroot en herhalingsgevallen voorkomt.
Mastitisverwekkers bepalen Met Uiergezondheid Tankmelk kunt u uw tankmelk zes of tien keer per jaar op zeven belangrijke veroorzakers van uierontsteking laten onderzoeken: Streptococcus uberis, Klebsiella, coliformen, Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae en omgevingsstreptokokken. De uitslag vertelt u precies welke mastitisverwekkers wel of geen rol spelen op uw bedrijf en geeft u duidelijke handvatten om op uw bedrijf tot een lager tankcelgetal en structureel minder (klinische en subklinische) mastitis te komen.
MEER LEZEN OVER DE UIERGEZONDHEIDSAANPAK OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/UGA
Herkauwer, mei 2018 - 11
Klebsiella-mastitis: van diagnose tot advies 12 - Herkauwer, mei 2018
Sabine Tijs, zoötechnisch specialist uiergezondheid en Margreet Pasman, redacteur
praktijkverhaal
Regelmatig wordt het UGA team van GD om hulp gevraagd over Klebsiella-mastitis. Zo belde afgelopen zomer melkveehouder Gerke Ooink met GD omdat hij zich zorgen maakte over een sterk toenemend aantal gevallen van ernstige acute uierontsteking. Wat was de oorzaak van deze mastitisuitbraak en hoe gaat het nu? We nemen u mee in het proces van diagnose tot advies. Naast zijn opleiding Management, Economics and consumer studies in Wageningen startte gedreven ondernemer Gerke Ooink twee jaar geleden in het Achterhoekse Eibergen met een melkveebedrijf. Inmiddels melkt hij in een 24-stands draaimelkstal zo’n 150 koeien met een gemiddelde melkproductie van ruim 10.000 kg melk. In de zomer van 2017 viel het hem op dat steeds meer koeien last kregen van ernstige acute uierontstekingen. “Als echte koeienliefhebber kon ik het niet verkroppen dat mijn koeien zo ziek konden worden van mastitis”, vertelt Gerke, en hij belde GD. Er werd besloten om met behulp van tankmelkonderzoek (Uiergezondheid Tankmelk) eerst meer informatie te verzamelen over de mogelijke mastitisverwekker(s). Ook werd er meteen een afspraak gemaakt voor een uitgebreid bedrijfsbezoek door een zoötechnisch specialist van GD. Tankmelkonderzoek Het geometrisch tankcelgetal was licht gestegen van 102.000 in het eerste half jaar van 2017 naar 137.000 cellen per milliliter in juli dat jaar. Toch waren er in enkele weken tijd wel veel koeien met ernstige klinische mastitis geweest. Dit was in de zomerperiode van het jaar ervoor ook al het geval, vertelde de veehouder. Ook toen al kon hij deze ernstige mastitis vaak niet plaatsen. Vooral koeien die makkelijk melk uitliggen én een hoge melkproductie hebben bleken vatbaar. Al snel wees het bacteriologisch onderzoek van de tankmelk uit dat het aandeel coliformen zeer hoog was. Ook werd de Klebsiella-bacterie aangetoond.
overdracht van mastitisverwekkende kiemen tijdens het melken te voorkomen. Zo worden de spenen vóór het melken gedipt met een schuimdip, waardoor ze goed schoon te maken zijn. Ook draagt Gerke melkershandschoenen en gebruikt hij tijdens de voorbehandeling voor elke koe een nieuwe papieren doek. De speendesinfectie na het melken is uitstekend. De melkstellen waarmee ‘verdachte’ koeien zijn gemolken, worden ontsmet voordat ze bij een volgende koe worden aangesloten. Na verschillende metingen tijdens het melken bleek ook de melkmachine zelf prima te functioneren. Alleen voor het afnamemoment was wat finetunen mogelijk. Deze werd iets vlotter afgesteld.
Melkstal en melktechniek Bij het bedrijfsbezoek viel vooral de melkhygiëne -in positieve zin- op. Gerke neemt verschillende maatregelen om eventuele
Diepstrooiselboxen De volgende stap was een ronde door de stal. Gerke gebruikt in de diepstrooiselboxen een mengsel van kalk, stro en water. De boxen oogden over het algemeen schoon en droog en de veehouder verwijdert de natte plekken regelmatig. Net die dag had hij een nieuwe voorraad boxstrooisel gemengd, om later op de avond in de boxen te strooien. Dit materiaal oogde schoon, maar voelde wel warm en klam aan. Er werd van deze voorraad een strooiselmonster genomen voor bacteriologisch onderzoek op E. coli- en Klebsiellaibacteriën. Een aantal dagen later was de uitslag binnen, waaruit bleek dat het aandeel Klebsiellabacteriën in dit monster zeer hoog was.
“Ik kon het niet verkroppen dat mijn koeien zo ziek konden worden van mastitis”
Herkauwer, mei 2018 - 13
Aan de slag Op basis van de verzamelde informatie tijdens het bedrijfsbezoek en de aanvullende diagnostiek (het tankmelkonderzoek en de strooiseluitslag) werd steeds meer duidelijk over de oorzaken van de mastitisuitbraak. De belangrijkste aandachtspunten voor dat moment bleken het verlagen van de infectiedruk in de omgeving en de aanpak van met Klebsiella geïnfecteerde koeien. Gerke ging samen met zijn vader gemotiveerd aan de slag met deze bedrijfsspecifieke adviezen. Ze pasten onder andere het boxstrooisel aan en voerden een effectief plan van aanpak uit bij de koeien met klinische en subklinische mastitis. De inspanningen hadden al snel effect: het aantal gevallen van zichtbare uierontsteking werd minder, het aandeel coliformen in de tank nam drastisch af en ook de Klebsiella-bacterie werd hierin niet meer aangetoond. “Het gaat nu goed met de uiergezondheid op mijn bedrijf”, vertelt Gerke zichtbaar opgelucht. “Het scheelt me een hoop zorgen.” Eerst analyseren Het tankcelgetal ligt momenteel rond de 70.000 cellen per milliliter melk en klinische mastitis komt slechts een enkele keer voor. Wel zag Gerke in maart van dit jaar een kleine stijging van het aandeel Staphylococcus aureus-kiemen in de tankmelk. Dit gaat om één koe, denkt hij. “Waarschijnlijk een dier met een
14 - Herkauwer, mei 2018
“Met de nieuwe inzichten en monitoring hebben we de uiergezondheid volledig onder controle” koecelgetal van drie miljoen, die eerder ook al klauwproblemen had.” Om te controleren of zijn vermoeden klopt wachtte de melkveehouder niet af, maar stuurde hij een kwartiermonster in voor bacteriologisch onderzoek. Gerke kijkt tevreden, maar met een kritische blik terug op het afgelopen jaar. “Je moet eerst goed nadenken en analyseren wat de oorzaak van een probleem kan zijn voordat je maatregelen gaat treffen”, vindt hij. “Nu weet ik dat de uiergezondheidsproblemen niet alleen te maken hadden met de opstartfase van het bedrijf of de weerstand van de koeien.” De melkveehouder kijkt ernaar uit om te kunnen gaan werken aan verdere optimalisatie van zijn bedrijf. “Met de nieuwe inzichten en monitoring hebben we de uiergezondheid volledig onder controle.”
Heat stress management in dairy cows AC-DC-HS-AP-17.04-EN The information provided in this document is at the best of our knowledge, true and accurate. However, products must only be used in compliance with local laws and regulations and we cannot guarantee freedom of use for every intended application or country.
Actisaf® Sc 47 is a live yeast of the strain Saccharomyces cerevisae (Lesaffre proprietary strain). Based on published research and field investigation, Actisaf® helps to:
• Enhance rumen function • Restore positive energy balance • Improve production in moderate heat stress • Maintain performance in intense heat stress De Volger 3 1483 GA De Rijp - Nederland Tel.: +31 299 67 55 01 info-nl@phileo.lesaffre.com phileo-lesaffre.com
3,5 TON TREKKRACHT EN COMFORT EINDELIJK VERENIGD! CATALOGUSPRIJS VANAF BPM GRIJS KENTEKEN*
¤ 26.890 EXCL. BTW
Afgebeeld model: Sapphire 20”.
GARANTIE PECHHULP
DRIVEN BY YOU
*Prijs voor Rexton 2WD MT Crystal ombouw grijs kenteken, standaard dak, enkel voor zakelijk gebruik.
AGRI SERVICE JEUKEN B.V.
SSY_Annonce 190x126_GD Herkauwer_Nederland_New Rexton.indd 1 A
+ B
C
M
Y
CM
MY
CY CMY
11/04/18 16:12
K
RISORSA®AGRI EASY SERVICE JEUKEN B.V. Nieuwee! formul
Dip spray producten en te
gebruiken bij melkrobotsystemen Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1 C
M
Y
CM
MY
CY CMY
K
C
M
Y
CM
MY
CY CMY
K
+ Bim Milchroboter AEinsetzbar
DeRISORSA oplossing ® EUTERPFLEGEMITTEL voor celgetal
u e l! N em e For
Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1
+ B
A
problemen
+ B
Heerbaan 114, 6566 ET Millingen a/d Rijn (nl) RISORSALeichte STRONG Schutzfilmbildung e Tel: +31 481 433661 Vormt een lichte bescherming u e we N m e l! A + B Nieu e! formul For Fax: +31 481 432075 Farma GMP. ® ® Mob: +31 (0)6 53195804 BARRIER RISORSARISORSA BARRIER e Schutzfilmbildung Vormt een extremeExtreme bescherming Nieuwe N e u ewww.agriservicejeuken.nl l! ule! ®
form
For
m
Ook zakgoed!
pH 10+
+31(0)6 - 24 69 70 90 +31(0)6 - 51 26 91 09
Ook deelvracht!
pH 9+
www.agrikal.nl www.kalkstromatras.nl
STALSTROOISEL DAT WÈRKT
Agrikal_Adv_GD-Herkauwer_2017.indd 2
BASIS VOOR KALKSTROMATRAS
02-02-17 16:14
BVD/IBR
Helen de Roode, marktmanager rund
Wat wilt u weten over IBR & BVD? In het kader van de landelijke aanpak van IBR en BVD ontvangt GD dagelijks veel vragen. Op drukke dagen beantwoorden we soms wel meer dan 500 telefoontjes. Wat wilt u allemaal weten? Hierbij een paar voorbeelden van vragen die regelmatig bij ons binnenkomen. De BVD- en IBRexperts van GD geven antwoord.
Vraag: Waarom worden binnen het programma BVDvrij (route oorbiopten) álle kalveren onderzocht (dus ook de kalveren die weg gaan)? Rundveedierenarts Linda van Duijn: Oorbioptbewaking is een vorm van BVD-bewaking op individueel dier niveau. Wanneer bedrijven bewaken via tankmelkonderzoek of steekproefbloedonderzoek, dan wordt gekeken naar BVD-antistoffen binnen de koppel. Bij oorbioptonderzoek wordt gekeken naar BVD-virus bij één dier. Daarom is het bij oorbiopten belangrijk om er echt ’bovenop te zitten’ en alle kalveren te onderzoeken; ook die kalveren die uw bedrijf verlaten. Zo spoort u een eventuele (nieuwe) infectie op uw bedrijf namelijk sneller op. En hoe eerder u een infectie oppikt, hoe meer u nog kunt doen om de schade te beperken. Ook in het kader van de landelijke aanpak is het wenselijk dat bedrijven met een BVD-infectie snel worden geïdentificeerd. Zo wordt voorkomen dat deze bedrijven op papier ‘vrij’ blijven en ongemerkt andere bedrijven besmetten.
OOK EEN VRAAG? STEL HEM VIA
Vraag: Ik neem nu deel aan het programma BVD-vrij (route jongvee antistoffen) en wil graag overstappen naar het programma BVD-vrij (route tankmelk), kan dat? Rundveedierenarts Jasper Simons: U kunt vanuit alle BVD-routes overstappen naar de route tankmelk met behoud van uw BVD-status. Hebt u binnen uw huidige route de status ‘onverdacht’ dan krijgt u binnen de route tankmelk ook de status ‘onverdacht’, hebt u de status ‘vrij’ dan krijgt u de status ‘vrij’. Let op: wilt u overstappen, laat dan altijd vóóraf uw tankmelk onderzoeken op BVD-antistoffen. Doe dit het liefst twee keer met minimaal twee maanden tijd ertussen. Zo kunt u veel extra kosten voorkomen. U kunt namelijk alleen deelnemen aan BVD-vrij (route tankmelk) als er géén BVD-antistoffen worden aangetoond in uw tankmelk. Worden er na de overstap wél BVD-antistoffen aangetoond, dan verliest u uw BVD-status en is koppelonderzoek op BVD-virus nodig.
Vraag: Ik neem deel aan het programma IBR-vrij (route tankmelk) en er zijn twee keer achter elkaar IBR-antistoffen aangetoond, wat moet ik doen? Rundveedierenarts Frederik Waldeck: Wanneer er binnen het programma IBR-vrij (route tankmelk) twee keer achter elkaar IBR-antistoffen worden aangetoond in uw tankmelk, krijgt uw bedrijf voor IBR de status ‘onbekend’. Advies in deze situatie is dat u de overstap maakt naar het programma IBR-vrij (route vaccinatie).
WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/BVD OF WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/IBR
Herkauwer, mei 2018 - 17
RU1804NLUB1
TAKE CONTROL OF STREP. UBERIS
NEEM DE CONTROLE OVER TERUGKERENDE MASTITIS
HIPRA BENELUX N.V. Adequat Business Centre Brusselsesteenweg 159 9090 Melle, Belgium
Lees meer op www.mastitisprevention.com
Tel. 0235-332526 benelux@hipra.com www.hipra.com
water
Sanne Carp-van Dijken, dierenarts rundvee
HITTESTRESS BIJ HOOGPRODUCTIEVE KOEIEN BEPERKEN
Focus op water Hoogproductieve koeien produceren veel warmte door melkproductie en vertering van voer. Tijdens hittestress raken ze deze warmte moeilijker kwijt. Vanaf welk moment een koe hittestress ervaart hangt vooral af van de relatieve luchtvochtigheid en de temperatuur (zie figuur 1). Ook het productieniveau speelt een rol. Wat u ziet Koeien met hittestress zijn op een aantal manieren te herkennen. Tijdens de warmste uren drinken ze meer, maar op de andere momenten juist minder. De totale wateropname neemt daardoor af. Koeien zweten niet, maar kunnen door te hijgen afkoelen via de tong. In het uiterste geval produceert een koe op die manier 20-25 liter waterdamp per dag. Daarnaast zullen ze meer staan en vooral pieksgewijs eten, met risico op pensverzuring. Vaak hangen dominante koeien rondom de waterbakken. Dieren die lager in de rangorde staan kunnen op die momenten niet drinken. Wat koeien nodig hebben Koeien die hittestress ervaren, hebben elke dag gemiddeld 40 liter plus vier keer hun melkproductie aan drinkwater nodig. Het grootste risico is dus dat er onvoldoende water beschikbaar is voor alle koeien. Daarnaast is de kwaliteit en smakelijkheid van het water van groot belang voor voldoende wateropname. Heeft u voldoende smakelijk water beschikbaar voor al uw koeien tijdens de warme dagen, zowel op stal als in de weide?
THI (Temerature Humiditiy Index)
95 90
30°C
85
27,5°C 25°C
80
22,5°C
75
20°C
70
17,5°C
65
15°C
60 55
0
20
40 60 relatieve luchtvochtigheid
80
ernstige stress matige stress lichte stress geen stress 100
200 Figuur 1: Naast het productieniveau bepalen de temperatuur en Melkproductie: de relatieve 180
luchtvochtigheid hoeveel hittestress een koe ervaart
40 kg melk/dag
Waterbehoefte per koe per dag
Het aantal dagen per jaar dat koeien hittestress ervaren neemt toe. Preventieve maatregelen worden daarom steeds belangrijker. Het gaat immers niet meer om een aantal uitzonderlijke warme dagen, maar om een jaarlijks terugkerend fenomeen met een negatief effect op de melkgift, vruchtbaarheid en weerstand van met name de hoogproductieve melkkoeien. Voldoende water is een van de belangrijkste maatregelen om hittestress te beperken.
25 kg melk/dag
160 140
Wat 120u kunt doen droge koe Er 100 zijn verschillende maatregelen die u helpen om de watervoorziening tijdens periodes van hittestress op orde te hebben: 80 • Zorg 60 voor voldoende drinkpunten op korte afstand, ook in de wei. 40 Dit controleert u door het gedrag van uw koeien te observeren tijdens warme periodes. Hebben alle koeien toegang tot 20 water of zijn er opstoppingen rondom de waterbak? Duiken veel 0 15 20 25 30 35 koeien bij binnenkomst in en de80% waterbak of is het gedrag rustig, temperatuur (°C) rel. luchtvochtigheid zonder dringen. Maak zo nodig een plan ter verbetering voor komend seizoen. • Controleer voor voldoende wateropname minimaal twee keer per jaar (zomer en winter) de kwaliteit van het drinkwater op de drinkplaats (Drinkbakcheck). • Controleer twee keer per jaar de instroomsnelheid van de waterinlaat van de drinkbak. Vult de waterbak zich snel genoeg? Wenselijk is met >15 liter per minuut. • Controleer de waterbakken dagelijks op vervuiling. • Maak de drinkbakken schoon als de binnenkant plakkerig aanvoelt. Copyright© 2015 GD Deventer
DOWNLOAD HET HANDBOEK HITTESTRESS OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/HITTESTRESS-RUNDVEE
Herkauwer, mei 2018 - 19
ERVARINGEN EN BELEVING SELECTIEF DROOGZETTEN ONDERZOCHT
Hoe denken melkveehouders over selectief droogzetten? Het preventief gebruik van antibiotica in dieren is in Nederland sinds 2012 niet meer toegestaan. Het standaard droogzetten van alle dieren met antibiotica is daarom vervangen door het behandelen van alleen die koeien die op het moment van droogzetten verdacht worden van een uierinfectie, beter bekend als selectief droogzetten. Hoe ervaren melkveehouders deze behandelmethode? Het selectief droogzetten is nu enkele jaren geĂŻmplementeerd en ontstond behoefte om de huidige situatie te evalueren. In de periode van mei 2016 tot en met april 2017 is er daarom (met financiering van ZuivelNL) onderzoek gedaan onder 266 melkveehouders: 190 met een regulier melksysteem, 73 met een automatisch melksysteem en 3 met beide typen melksystemen. De bedrijven hadden een reguliere bedrijfsvoering (niet biologisch) en waren deelnemer aan de mpr. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek was om de toepassing en beleving van selectief droogzetten te onderzoeken en het huidige effect ervan op de uiergezondheid en andere diergezondheidskengetallen te schatten. Gedurende de studieperiode hebben de deelnemende melkveehouders gegevens geregistreerd van alle klini-
20 - Herkauwer, mei 2018
sche mastitisgevallen en koeien die bij het droogzetten met en zonder antibioticum zijn behandeld. Daarnaast beantwoordden ze enkele vragen met betrekking tot selectief droogzetten. Aanvullend zijn routinematig verzamelde gegevens in I&R en MediRund en bij CRV (mpr-data) opgevraagd. Toepassing van selectief droogzetten In 2016/2017 pasten nagenoeg alle melkveebedrijven (99 procent) in de studie selectief droogzetten toe, waarbij 53,1 procent van de drooggezette koeien geen antibioticuminjector kreeg toegediend. Effect op uiergezondheid Op de deelnemende bedrijven waren er omgerekend gemiddeld 27,4 gevallen van klinische mastitis per 100 koeien per jaar. Dit was minder dan bij een vergelijkbare studie in 2013 (op 179 bedrijven met een conventioneel melksysteem), waarbij sprake was van 32,2 gevallen per 100 koeien per jaar. Bedrijven waar veel koeien met antibioticum werden drooggezet, hadden meer gevallen van klinische mastitis dan bedrijven waar weinig koeien met antibioticum werden drooggezet. Dit uitte zich ook in een hoger antibioticumgebruik (zowel droog-
Sabine Tijs, zoötechnisch specialist rund en Christian Scherpenzeel, dierenarts rund
zetpreparaten als mastitispreparaten) op deze bedrijven. Daarentegen was het wel zo dat bedrijven waar minder koeien met antibioticum werden drooggezet, iets vaker nieuwe uierinfecties hadden in de opstart van de lactatie. Droogzetmethode Veel veehouders hanteerden één of meer methoden om de melkproductie op het moment van droogzetten te verlagen. De top 3: 1. Krachtvoergift verlagen 2. Minder frequent melken 3. Energiewaarde basisrantsoen verlagen In 2016/2017 gaf 76,6 procent van de veehouders aan gebruik te maken van teatsealers. Op deze bedrijven werden die bij gemiddeld 55,1 procent van de drooggezette koeien gebruikt. Meningen van veehouders De deelnemende veehouders werden door middel van interviews onder andere bevraagd over hun ervaringen met selectief droogzetten. Op basis van de meningen over een aantal stellingen viel op dat veehouders het over algemeen eens waren met de volgende stellingen:
onderzoek
• Ik vind het terugdringen van het antibioticumgebruik belangrijk’ (gemiddelde score 4,7); • ‘Ik ben op de juiste manier bezig met selectief droogzetten’ (gemiddelde score 4,6); • ‘Met weinig gebruik van antibiotica kan ik nog steeds een goede boer zijn’(gemiddelde score 4,7). De gemiddelde scores zijn hierbij weergegeven op een schaal van 1 (oneens) tot 5 (eens). Positief en negatief volgens veehouders Als belangrijkste positieve aspecten van het terugdringen van het antibioticumgebruik noemen veehouders de financiële consequenties, de verbetering van de volksgezondheid en het verbeteren van het imago van de sector. De grootste belemmeringen zijn volgens hen het lopen van meer risico en de kans dat de koeien eronder zouden kunnen lijden. Toch gaf een groot deel van de veehouders (21 procent) aan helemaal geen negatieve aspecten van het terugdringen van het antibioticumgebruik te zien.
Herkauwer, mei 2018 - 21
RESULTATEN PRAKTIJKONDERZOEK MYCOPLASMA
Mycoplasma verspreidt zich ongemerkt Infecties met mycoplasma en de ernst van de klinische symptomen ervan lijken in Nederland de laatste jaren toe te nemen. Hoe ontstaat een klinische uitbraak met mycoplasma? En hoe verspreidt het zich? Met financiering van ZuivelNL onderzocht GD de verspreiding van mycoplasma op melkveebedrijven. Lees hier de resultaten van het onderzoek. Mycoplasma bovis is een bacterie die bij rundvee tot ernstige klinische klachten kan leiden. De meest voorkomende verschijnselen zijn uierontsteking, gewrichtsontsteking en longontsteking. De mate van voorkomen en de ernst van de klinische symptomen lijken in Nederland de laatste jaren toe te nemen.
Percentage dieren met antistoffen
60% 50%
Melkkoeien: Serum serologisch positief
40% 30% 20%
Kalveren: Serum serologisch positief
10%
Jongvee: Serum serologisch positief
0%
T0
T2
T5
T8
T11
Monsternameronde
Figuur 1: Verloop van het gemiddeld percentage willekeurig geselecteerde dieren op twintig bedrijven met een Mycoplasma-uitbraak waar antistoffen tegen Mycoplasma bovis zijn aangetoond
22 - Herkauwer, mei 2018
Dit hangt mogelijk samen met de toegenomen bedrijfsgrootte en daling van het percentage gesloten bedrijven. Het was alleen niet duidelijk welke factoren ertoe leiden dat een aanwezige infectie op een bedrijf resulteert in een klinische uitbraak. Het was ook niet duidelijk of (en hoe) de infectie zich vervolgens verspreidt naar andere leeftijdsgroepen op het bedrijf. Om deze vragen te beantwoorden heeft GD een onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding van mycoplasma op melkveebedrijven. Voor dit project zijn twintig bedrijven die getroffen waren door een recente klinische uitbraak van mycoplasma bij melkkoeien (met gewrichts- en/of uierontsteking) nader onderzocht. Gedurende twaalf weken zijn deze bedrijven vijf keer bemonsterd. Van zowel zieke melkkoeien als willekeurig geselecteerde gezonde koppelgenoten (melkkoeien, ouder jongvee en kalveren) zijn bloedmonsters, melkmonsters en oogswabs genomen. Ook zijn er omgevingsmonsters genomen tijdens het eerste en laatste bezoek en zijn bedrijfsgegevens verzameld voor het opsporen van risicofactoren. De monsters werden onderzocht op aanwezigheid van de bacterie zelf (in de melk of traanvocht) of op aanwezigheid van antistoffen tegen mycoplasma (in bloed). Spreiding De kalveren en het jongvee lijken op de deelnemende bedrijven door de melkkoeien geĂŻnfecteerd te zijn en niet andersom (figuur 1). Ook blijkt dat op een aantal bedrijven de mycoplasmabesmetting onder kalveren of jongvee beperkt is. Wanneer er echter bij kalveren veel mycoplasma wordt aangetoond, is het ook bij het oudere jongvee veel aanwezig. Managementmaatregelen ter bestrijding van de verspreiding van mycoplasma dienen dus voor alle leeftijdsgroepen op het bedrijf te worden toegepast.
Debora Smits, dierenarts rundvee
Overdracht van mycoplasma vanuit de omgeving lijkt mogelijk. In drinkbakken, speenemmers en ligplaatsen is op veel bedrijven mycoplasma aangetroffen. De besmetting in de omgeving lijkt echter uit te doven: het aantal omgevingsmonsters waarin de kiem wordt aangetoond is na twaalf weken op alle bedrijven sterk afgenomen. Ogenschijnlijk gezonde dieren met mycoplasma Wanneer er klinisch zieke dieren met mycoplasma op een bedrijf aanwezig zijn, lopen er op dat bedrijf ook veel gezonde koppelgenoten rond die het bij zich dragen of antistoffen aanmaken. Ook in andere leeftijdsgroepen. Daarnaast blijkt dat sommige ogenschijnlijk gezonde koeien levende mycoplasma in de melk uitscheiden. Deze dieren zijn een besmettingsbron voor de rest van de koppel. De spreiding van mycoplasma binnen een melkveebedrijf is hoger wanneer koeien met hoog celgetal niet apart worden gemolken en er geen all-in-all-out-systeem voor het oudere jongvee wordt gehanteerd. Isolatie van zieke dieren kan de spreiding in de koppel niet volledig voorkomen omdat klinisch gezonde dieren met mycoplasma in de koppel aanwezig blijven. Gebruik van een ziekenstal die niet goed gescheiden is van andere gevoelige dieren (bijvoorbeeld afkalvende koeien) vormt een risico voor de verspreiding van de kiem. Conclusie De resultaten van het onderzoek laten zien dat de mycoplasmainfectie ten tijde van het melden van de klinische uitbraak al over het bedrijf verspreid is. Verspreiding naar andere leeftijdsgroepen dan melkkoeien en naar de omgeving vond op alle bedrijven in wisselende mate plaats. Na twaalf weken was geen enkel bedrijf volledig vrij van mycoplasma.
Praktijkonderzoek Met de sector, de overheid, veevoerleveranciers, dierenartsen(praktijken), farmaceuten en andere bedrijven werkt GD al tientallen jaren samen aan praktijkonderzoek op het gebied van rundveegezondheid. Deze rubriek verhaalt over de resultaten die praktijkonderzoek oplevert. Zo werken we samen aan diergezondheid.
praktijkonderzoek
Aanbevelingen voor melkveebedrijven • Hanteer een gesloten bedrijfsvoering. • Pas een goede bedrijfshygiëne toe. • Optimaliseer de immuniteit van dieren door een hoge gezondheidsstatus van de koppel, een goede biestvoorziening, een goede voeding (inclusief goede mineralenvoorziening, afgestemd op de specifieke diergroepen), optimale huisvesting, geen overbezetting, zo min mogelijk stress en optimaliseer de aanpak van luchtwegaandoeningen. • Desinfecteer de kalveremmers en andere materialen dagelijks en goed. • Voorkom overdracht van mycoplasma tussen dieren. Ga daarom na de biestperiode over op kunstmelk), verstrek de melk individueel, huisvest kalveren individueel (of in kleine groepen), werk hygiënisch in de melkstal en isoleer zieke dieren of voer deze af. Het is gunstig als jongvee apart van het melkvee gehuisvest is. • Wanneer mycoplasma in gewrichtsvloeistof van koeien met ontstoken gewrichten wordt aangetoond is de prognose slecht, door de moeilijke bereikbaarheid van de kiem voor antibiotica. • Wanneer mycoplasma wordt aangetoond in de melk, is de kans op genezing erg klein en de kans op besmetting van andere dieren groot. Het advies is dan ook om dit dier af te voeren. • Als bij dieren met longontsteking mycoplasma wordt aangetoond, helpt een gevoeligheidsbepaling om het juiste antibioticum te kiezen. • Als er problemen zijn bij de kalveren, kan de melk van de koeien mogelijk de besmettingsbron zijn geweest. Het is mogelijk de tankmelk te onderzoeken op aanwezigheid van mycoplasma. • Bij een klinische uitbraak dient er vanuit te worden gegaan dat de andere leeftijdsgroepen op het bedrijf ook geïnfecteerd zijn. Om te weten of mycoplasma aanwezig is op een melkveebedrijf kunnen verschillende testen worden overwogen: traanvochtonderzoek (op de bacterie) bij meerdere verdachte dieren, eventueel aangevuld met niet-verdachte dieren uit dezelfde groep, of bloedonderzoek (op afweerstoffen) bij meerdere verdachte dieren, eventueel aangevuld met niet-verdachte dieren uit dezelfde groep. • Neem contact op met uw dierenarts als u een vermoeden heeft dat infectie met mycoplasma op het bedrijf een rol speelt. Een diagnostisch plan van aanpak maken in een vroeg stadium kan mycoplasma in de kiem smoren.
Herkauwer, mei 2018 - 23
CHALLENGE ACCEPTED!
SPORTSMAN 570/570 EPS • • • • • •
BESTE PRIJS IN ZIJN KLASSE INCL. HOMOLOGATIE DIGITAAL DISPLAY 44 PK 2 JAAR GARANTIE DIFFERENTIEEL (L7E HOMOLOGATIE)
VANAF € 8390,00 INCL HOMOLOGATIE (AF FABRIEK) WWW.POLARISBENELUX.COM
Guillaume Counotte, veterinair toxicoloog
SPOORELEMENT VOOR STERKE KLAUWEN
Mangaan Spoorelementen zoals zink, mangaan, koper en kobalt leve ren een belangrijke bijdrage aan de weerstand, vruchtbaar heid en groei van nieuw weefsel bij koeien. Het zijn essen tiële componenten in de voeding van runderen en nodig om (de kans op) kreupelheid zoveel mogelijk te voorkomen. Mangaan heeft invloed op de kwaliteit van de hoorncellen en speelt een belangrijke rol bij de vorming en instandhouding van bindweefsel, bot en kraakbeen. Dieren, maar ook mensen, kunnen spoorelementen en mineralen zelf niet aanmaken en halen deze essentiële voedingsstoffen uit de voeding. Ook voor runderen is het dus belangrijk dat het rantsoen hier voldoende van bevat. Ruwvoer Spoorelementen zoals mangaan worden door planten uit de grond opgenomen. Via onder meer kuilgras en snijmaïs krijgen koeien ze vervolgens binnen. De gehalten in ruwvoer laten echter een behoorlijk grote variatie zien. Dat komt doordat de hoeveelheid spoorelementen in het ruwvoer onder meer afhangt van de grondsoort. Net zoals andere spoorelementen komt mangaan vooral voor in klei- en lössgrond en minder in zandgrond.
klauwgezondheid Zuurgraad Naast de grondsoort hebben ook bemesting en zuurgraad (pHwaarde) van de grond invloed op de hoeveelheid spoorelementen in het gewas. Mangaan wordt door planten beter uit de bodem opgenomen als de bodem licht zuur is. Hoe hoger de pH-waarde, des te minder mangaan door de plant uit de grond wordt opgenomen. Dit betekent dat er bij een hogere kalkbemesting er minder mangaan in het gewas zal zitten. Overmaat Mangaanovermaat komt in Nederland nauwelijks voor. Alleen forse overdosering van mineralenmengsels zou mogelijk tot een mangaanovermaat kunnen leiden. Verschijnselen van een overmaat zijn vaak mild en gerelateerd aan bloedarmoede (ijzer tekort). De dieren zijn lusteloos en eten en groeien slecht. Tekort Koeien die te weinig mangaan opnemen kunnen kalveren krijgen met kromme en zwakke voorpoten. Met betrekking tot de klauwen kan een mangaantekort ertoe leiden dat de binding tussen de hoorn- en huidcellen zwakker wordt. Hierdoor neemt de kans op beschadigingen en infecties van de klauw en klauwhuid toe. Bij klauwproblemen (scheurtjes in de hoornschoen en witte lijn) kan het dus nuttig zijn om een mangaantekort uit te sluiten. Indien nodig kan in overleg met de voeradviseur een tekort worden aangevuld. Naast de mangaan-voercorrectie is het raadzaam om ook andere mogelijke risicofactoren te optimaliseren. Drie tot vier maanden na de start van de aanvulling en optimalisatie zullen dan minder nieuwe vergelijkbare gevallen optreden. Wilt u weten of de mangaanvoorziening van uw koppel voldoende is? Check dan via Klauwgezondheid Tankmelk hoe het zit. KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/KGA
Herkauwer, mei 2018 - 25
droogstandscheck
Saskia van der Drift, onderzoeker R&D
EEN BELANGRIJKE STAP IN DE AANPAK VAN MELKZIEKTE
Meer zicht op magnesium in de droogstand De Droogstandscheck van GD is uitgebreid met de bepaling van magnesium. Dit geeft -tegen hetzelfde tarief- inzicht in de magnesiumvoorziening van de droge koeien. Magnesium vervult in het lichaam een belangrijke rol bij onder meer de calciumstofwisseling. Koeien die in de droogstand te weinig magnesium opnemen, hebben meer kans om na het afkalven melkziekte te ontwikkelen. Dit komt omdat het lichaam de verliezen van calcium naar de melk dan minder goed kan opvangen. De magnesiumvoorziening in de droogstand vormt dus een belangrijk aandachtspunt bij de preventie van melkziekte op het bedrijf. Magnesiumvoorziening droge koeien De magnesiumvoorziening van droge koeien wordt vaak beoordeeld door het gehalte in de urine te bepalen. Het kan ook beoordeeld worden door bepaling van het gehalte in het bloed (serum). Bij droge koeien is het magnesiumgehalte in het bloed vooral afhankelijk van de opname vanuit het rantsoen en de uitscheiding met de urine. Als de magnesiumopname onvoldoende is, zal de concentratie in het bloed gaan dalen. Het voordeel van de uitbreiding van de Droogstandscheck met de magnesiumbepaling is dat er geen aanvullend onderzoek op magnesium meer nodig is. Magnesium- en kaliumgehalte Op de uitslag van de Droogstandscheck kan een attentie worden gegeven voor een onvoldoende magnesiumvoorziening op koppelniveau. Dit wordt gedaan wanneer bij twee of meer van de vier tot zes onderzochte koeien het magnesiumgehalte kleiner
26 - Herkauwer, mei 2018
is dan de door GD vastgestelde afkapwaarde. U krijgt dan het advies om het rantsoen te controleren. Hierbij moet met name worden gelet op het magnesium- en kaliumgehalte, omdat kalium de opname van magnesium in de voormagen remt. Bij lage magnesium- en/of hoge kaliumgehaltes in het rantsoen is het verstrekken van extra magnesium in de droogstand aan te bevelen.
Wat doet de Droogstandscheck? De Droogstandscheck is een unieke test die vóór het afkalven aangeeft of uw koppel droge koeien een verhoogd risico heeft op gezondheidsproblemen ná het afkalven. Via bloedonderzoek worden de gehalten haptoglobine, NEFA, BHBZ, magnesium en ureum gemeten. Voor de Droogstandscheck zijn vier tot tien bloedmonsters nodig van droogstaande koeien in de periode van 21 tot 2 dagen voor het afkalven. De uitslag van de Droogstandscheck vertelt u iets over uw droogstandsmanagement op koppelniveau. WILT U MEER WETEN? WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ DROOGSTANDSCHECK
Guillaume Counotte, veterinair toxicoloog
wetenschap
KALK: POTENTIEEL RISICO DOOR NAAMSVERWARRING De naam ‘kalk’ wordt vaak als synoniem gebruikt voor calcium. Er zijn veel soorten calciumverbindingen. Terwijl enkele soorten direct schadelijk zijn, vormen andere soorten een probleem op de wat langere termijn. Dit bleek recent nog uit Amerikaans onderzoek naar het gebruik van calciumsulfaat (gips) als ligboxstrooisel. Welke calciumverbindingen zijn er? En welke kunt u als veehouder het best gebruiken? Calciumcarbonaat is een kalkverbinding die veel in de landbouw wordt gebruikt en daarom ook wel landbouwkalk wordt genoemd. Het is de minst schadelijke calciumverbinding. Vanwege het vermogen om vocht en zuur te binden en de pHwaarde te verhogen wordt het in ligboxen gestrooid om bacteriegroei tegen te gaan. Calciumoxide is ongebluste kalk en erg gevaarlijk; gebruik dit daarom nooit! Calciumhydroxide is gebluste kalk. Het is sterk basisch en gevaarlijk voor de huid. Calciumchloride is een calciumverbinding die veel in vocht binders (in de volksmond ‘vochtvreters’) wordt gebruikt. Calciumchloride kan ook vocht uit de huid aantrekken en is
daardoor licht agressief. De pH-waarde van opgelost calciumchloride is aan de hoge kant, dus let op dat dit niet op dieren of mensen komt. Calciumsulfaat is een calciumverbinding die ook wel gips wordt genoemd. Het wordt in allerlei bouwconstructies gebruikt. Bij de sloop daarvan komt het weer vrij en wordt het extra goedkoop als strooisel voor ligboxen aangeboden. Als gips op die manier in de stal wordt gebruikt is er eerst niets aan de hand. Na enkele weken groeien er echter bacteriën in de stal die sulfaat afbreken en omzetten in het zeer giftige gas H2S (zwavelwaterstof). Ook gips dat in de mestput terechtkomt zorgt voor extra H2S en vormt zo een groot risico voor mens en dier. Ervaring uit de Verenigde Staten laat zien dat er nadelen kleven aan het gebruik van gipsafval als ligboxstrooisel. Zelfs in open stallen werden bij gebruik van gips zwavelwaterstofconcentraties van meer dan 100 milligram per kubieke meter gemeten. Dergelijke concentraties leiden na enkele uren tot duizeligheid, misselijkheid en slecht horen, zien en ruiken. Omdat H2S zwaarder is dan lucht hoopt het zich op in de eerste meter boven de grond. Liggende koeien, honden en kinderen krijgen daardoor een hogere hoeveelheid binnen dan volwassen. De aanbeveling uit een Amerikaans rapport is daarom: gebruik géén gips als ligboxstrooisel als de mestopslag onder de vloer is.
Herkauwer, mei 2018 - 27
Bovilis IBR Marker Live en Bovilis BVD
Pak ze samen aan! Vraag uw dierenarts om advies.
Bovilis® IBR Marker Live, bevat per dosis (2 ml) gereconstitueerd vaccin 105,7-107,3 TCID50 Levend Bovine Herpesvirus type-1, stam GK/D (gE-). Doeldier: Rund. Indicatie: Actieve immunisatie van runderen ter vermindering van de intensiteit en de duur van de klinische respiratoire verschijnselen veroorzaakt door een infectie met BHV-1 en ter vermindering van de nasale uitscheiding van veldvirus. Bijwerking: Vaak een geringe voorbijgaande temperatuurverhoging (1°C), na intranasale vaccinatie kan vaak een toename van de neusuitvloeiing worden waargenomen. Toediening en dosering: Intranasale (IN) of IM toediening van 1 dosis (2 ml) gereconstitueerd vaccin. Dieren op een leeftijd tussen 2 weken en 3 maanden: alleen intranasaal vaccineren. Vaccinatieschema: Basis schema: vaccineer ieder dier vanaf de leeftijd van 3 maanden met een enkelvoudige dosis. De eerste herhalingsvaccinatie dient 6 maanden na de basisvaccinatie plaats te vinden. Alle volgende herhalingsvaccinaties dienen gegeven te worden met een interval niet groter dan 12 maanden. Vroege bescherming schema: voor het basis schema wordt een extra intranasale vaccinatie gegeven op een leeftijd tussen 2 weken en 3 maanden. Voor de herhalingsvaccinatie vanaf de leeftijd van 15 maanden kan het vaccin gereconstitueerd worden in Bovilis BVD. Wachttermijn: 0 dagen. Waarschuwing: De productinformatie van Bovilis BVD dient te worden geraadpleegd voordat de gemengde vaccins worden toegediend. REG NL 9675 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Bovilis® BVD, bevat per dosis (2 ml) geïnactiveerd cytopathogeen boviene virus diarree (BVD) virus type-1, stam C-86: 50 EU > 24,6 VN eenheden inducerend. Doeldier: Rund. Indicatie: Actieve immunisatie van koeien en vaarzen vanaf 8 maanden ter bescherming van de foetus tegen transplacentaire infectie met BVD virus. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kan een lichte zwelling op de injectieplaats, een geringe voorbijgaande temperatuurverhoging, een overgevoeligheidsreactie, voorkomen. Toediening en dosering: Intramusculaire injectie met 1 dosis (2 ml) vanaf de leeftijd van 8 maanden. Basisvaccinatie: tweevoudig met een interval van 4 weken, de tweede niet later dan 4 weken voor de dracht of tijdens de vroege dracht om foetale bescherming te mogen verwachten. Bij koppelvaccinatie vanaf 8 maanden leeftijd alle dieren vaccineren. Herhalingsvaccinatie: bij individuele vaccinatie: 4 weken voor het begin van de volgende dracht; bij koppelvaccinatie: één vaccinatie 6 maanden na de basisvaccinatie, vervolgens enkelvoudige hervaccinatie met een interval van maximaal 12 maanden. Voor de herhalingsvaccinatie vanaf de leeftijd van 15 maanden kan het vaccin gereconstitueerd worden in Bovilis IBR Marker Live. Wachttermijn: 0 dagen. Waarschuwingen: De productinformatie van Bovilis IBR Marker Live dient te worden geraadpleegd voordat de gemengde vaccins worden toegediend. REG NL 9587 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter.
MSD Animal Health Postbus 50, 5830 AB Boxmeer www.my-msd-animal-health.nl/rundvee
©2018 MSD Animal Health B.V. Alle rechten voorbehouden.
Onverwachte verandering van uw status, verhuizing van uw bedrijf of het kiezen van een GD-programma: sommige situaties vragen om persoonlijk contact met GD. Bel dan rechtstreeks met de GD buitendienstmedewerker in uw regio.
TOINE VAN ERP Naast mijn functie als relatiebeheerder bij GD bezoek ik veehouders in het hele land voor vragen of problemen die gerelateerd zijn aan huisvesting, ventilatie of water. Zo was ik laatst op een melkveebedrijf in Noord-Nederland. Toen ik daar rond half negen aankwam waren vader en één van zijn zonen bezig met de klauwbehandeling van een koe. Op mijn vraag waarom ze al zo vroeg aan de slag waren met deze werkzaamheden, antwoordden zij: “Elke dag direct na het melken en nog voordat we zelf aan het ontbijt beginnen pikken wij de afwijkende dieren eruit. Zo weten we zeker dat er nooit koeien op het bedrijf zijn die langer dan één dag met een klauwafwijking doorlopen.” Veehouders die kreupele koeien niet volgens een vast protocol behandelen, maar op basis van wanneer ze tijd vrij willen of kunnen maken, hebben niet alleen meer koeien met klauwproblemen, maar ook de ernst van de klauwproblemen neemt snel toe. In de 35 jaar dat ik bij GD werk heeft het soort praktische ervaringen als hierboven mij geheel van overtuigd van de stelling dat het resultaat van een behandeling vooral afhangt van het tijdig onderkennen en aanpakken van het probleem.
NICO KONIJN Als buitendienstmedewerker van GD had ik een afwisselend en boeiend vak. Zo mocht ik recent nog in een deel van Nederland de studiegroepen ‘Goed water. Gezonde koeien.’ begeleiden . Elke keer weer zeer leerzaam om met een studiegroep op het gastbedrijf de theorie en praktijk door te nemen en ervaringen rond het thema met elkaar te delen. Veel van onze aandacht gaat op dit moment naar het adviseren van veehouders over de nieuwe routes voor BVD en IBR. Het is van belang de juiste route te kiezen voor het bedrijf, veelal is dit maatwerk.
BUITENDIENSTMEDEWERKERS (netnummer 0570) Andreas Lameris 66 02 83 Anita ten Wolthuis-Bronsvoort 66 04 32 Anton Gosselink 66 04 98 Chantal Winterman-Schrijver 66 04 79 Frans Jansen 66 05 44 Hans Miltenburg 66 03 32 Heleen Worm 66 03 75 Jan Strampel 66 04 64 Judith van Dijk 66 02 80 Lammert de Vries 66 04 39 Renske van de Beek 66 05 55 Sabine Tijs 66 03 67 Sietske Haarman-Zantinge 66 03 61 Theo Scheepens 66 04 61 Toine van Erp 66 03 94 Walter Schouten 66 04 62
In april 2018 ben ik met pensioen gegaan. Beste veehouders in NoordHolland, Noordwest Friesland en natuurlijk ook de contacten buiten mijn rayon. Ik wil u bedanken voor de prettige contacten en de gastvrijheid die ik al die jaren heb mogen ervaren. Heel veel dank daarvoor. Veehouders die een nieuwe relatiebeheerder krijgen ontvangen hierover bericht. Ik wens u allen veel gezondheid en wijsheid in de toekomst!
Herkauwer, mei 2018 - 29
haal meer uit VeeOnline
VEEONLINE VOOR ACTUELE BEDRIJFSINFORMATIE Bij het aanvoeren van een rund op uw bedrijf is het raadzaam de status van het aanvoerbedrijf te vergelijken met uw eigen bedrijfsstatus. Dit kan eenvoudig met het openbaar register op VeeOnline. Op VeeOnline kunt u, naast uw actuele statussen inzien, labuitslagen en rapportages bekijken, oorbiopten digitaal inschrijven, uitgebreide rundgegevens in het openbaar register opvragen en uw aan- en afvoerlijsten beheren. Ook kunt u de gezondheidsverklaring en het bedrijfscertificaat gratis opvragen. U kunt op VeeOnline ook uw aanvoermelding regelen, zodat het dier wordt toegevoegd aan uw stallijst. U en uw dierenarts zien dan op VeeOnline welke geplande onderzoeken er openstaan en kunnen dan bepalen of, afhankelijk van uw bedrijfsstatus, vaccinatie is gewenst. Met de vaccinatiemodule op VeeOnline kan uw dierenarts voor IBR, BVD, pinkengriep en blauwtong uw vaccinaties vastleggen. Zo staan al uw registraties op één plek. Als veehouder betaalt u voor registratie in de vaccinatiemodule 15 cent per gevaccineerd dier. Het programma ‘IBR-vrij (route vaccinatie)’ biedt bedrijven die IBR-vaccinatie toepassen de mogelijkheid de status ‘vaccinerend’ te krijgen. Deelnemers aan dit programma krijgen voor de registratie van de IBR-vaccinatie geen kosten doorberekend. U logt eenvoudig in op VeeOnline met uw persoonlijke Z-login. Het gebruik van VeeOnline is gratis voor veehouders. GA NAAR WWW.VEEONLINE.NL
30 - Herkauwer, mei 2018
de boer op Samen werken aan diergezondheid
¾
... VAN DE NEDERLANDSE RUNDVEEHOUDERS DIE HET BLAD HERKAUWER ONTVANGT LEEST ‘M MINIMAAL VOOR DE HELFT UIT.
dheid Samen werken aan diergezon
GD-magazine
herkauwer
Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - februari 2018 - nummer 91
herkauwer
89 - augustus 2017 - nummer GD-magazine - november 2017 - nummer 90
Samen werken aan diergezon
dheid
GD-magazine - mei 2018
herkauwer
herkauwer
- nummer 92
MEER BEGRIP VOOR ELKAAR Kalver- en melkveehouders in gesprek over kalvergezondheid
AAD IJFF PAKTE OPSTARTPROBLEMEN AAN
NIEUWE ROUTES IBR/BVD
De Droogstandscheck gaf goede aanwijzigen
CERING
20 JAAR IBR-VRIJ-CERTIFI Vier veehouders delen
hun ervaring
Welke is geschikt voor mijn bedrijf? Johannis De Lorm liet zijn koeien na vijf jaar op stal weer de wei in: “We zijn best trots op onze weidemelk.”
EEN GEZONDE START
met goed biestmanagement
VERNIEUWD GD-LAB
Wat is er allemaal veranderd?
001_HE91_cover.indd 1
KLAUWGEZONDHEID
WE GAAN WEER NAAR
met Klauwgezondheid Tankmelk
van het weideseizoen
13-02-18 09:19
001_HE92_cover.indd
BUITEN!
Tips voor een goede start
VERWERPEN
Belangrijkste oorzaken in Nederlan
De rol van biotine
16-08-17 09:54
001_HE89_cover.indd
WERKEN AAN STERKE KLAUWEN
d
MYCOPLASMA
Hoe verspreidt het over
een bedrijf?
1
1
001_HE90_cover.indd 1
30-04-18 11:23
31-10-17 14:18
Ruim driekwart van de rundveehouders in Nederland die de Herkauwer ontvangen leest het blad minimaal voor de helft uit. Dit blijkt uit het klanttevredenheidsonderzoek dat GD eind 2017 uitvoerde. Onderdeel van dit onderzoek was achterhalen hoe veehouders denken over de communicatiemiddelen van GD. Eén van die communicatiemiddelen is het magazine Herkauwer. De Herkauwer valt bij nagenoeg alle Nederlandse rundveehouders (98 procent) op de mat. Bijna negen van de tien ondervraagde rundveehouders verkiest de huidige papieren versie boven een digitale versie. Al met al geven zij het blad Herkauwer een rapportcijfer van 7,2. Daar zijn we als GD al best trots op! Maar het kan natuurlijk altijd beter. Is er een onderwerp waarover u in Herkauwer vaker zou willen lezen? Of heeft u een leuk idee voor een nieuwe rubriek? Laat het ons weten! Dat kan via redactie@gddiergezondheid.nl LEES HERKAUWER OOK ONLINE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/HERKAUWER
vraag & antwoord
VRAAG: WE HEBBEN TE VEEL KOEIEN MET BEVANGENHEID, KOMT DAT DOOR TE WEINIG STRUCTUUR IN HET RANTSOEN EN PENSVERZURING? ANTWOORD: MENNO HOLZHAUER, RUNDVEEDIERENARTS
De directe relatie van bevangenheid -in de veehouderij tegenwoordig steeds vaker aangeduid als ‘zoolbloeding’- met pensverzuring is nog nooit aangetoond. Bij een slechter functionerende pens spelen mogelijk de lagere productie van enkele vitaminen en een minder goede opname van spoorelementen die belangrijk zijn voor de hoornvorming een rol. Zoolbloedingen kunnen ook het gevolg zijn van kneuzing van de lederhuid, door onder meer het wegvallen (in omvang) van de zoolkussens tussen klauwbeen en de zool van de klauw. Dat wegvallen van de zoolkussens kan vooral het gevolg zijn van een verminderde lichaamsconditie na het afkalven. Als de koeien veel melk geven en de energie daarvoor (nog) niet uit het rantsoen kunnen halen, wordt de vetvoorraad namelijk overal in
het lichaam aangesproken, tot in zelfs de klauwen. U kunt dit conditieverlies beperken door een optimale droogstand en het verstrekken van een uitgebalanceerd energierijk rantsoen na het afkalven. Een ander aspect vanuit de voeding dat goed moet zijn voor soepele en sterke klauwen is de voorziening van vitaminen (biotine) en spoorelementen (zoals zink en mangaan). Wilt u weten of de voorziening van deze rantsoencomponenten binnen uw koppel op orde is, dan kunt u dit vier keer per jaar laten controleren met het nieuwe onderzoek Klauwgezondheid Tankmelk. MEER OVER KLAUWGEZONDHEID OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/KGA
Herkauwer, mei 2018 - 31
diergezondheid volgens Geert Stevens De rode draad op het bedrijf van melkveehouder Geert Stevens uit Holten is het zoeken naar balans. Niet alleen de balans in hoe om te gaan met diergezondheid, ook de balans met mensen buiten het bedrijf. Als veehouder moet je aan consumenten laten zien wat je doet en waar de producten die zij consumeren vandaan komen, vindt hij. Maar het is ook goed om actief in gesprek te gaan met burgers en hen vertellen op welke manier je de dingen doet en waarom. Geert Stevens melkt in het Overijsselse Holten ruim 100 melkkoeien en houdt daarnaast 25 stuks jongvee aan huis. Het jongvee van een jaar en ouder staat bij een opfokker in de buurt. Op het bedrijf, dat hij samen met vrouw Dineke runt, worden de dieren niet standaard preventief behandeld tegen dierziekten, vertelt de melkveehouder. “Voorheen entten we bijvoorbeeld wel altijd tegen pinkengriep. Omdat bleek dat het meestal maar om één of twee gevallen ging hebben we in overleg met de dierenarts besloten om niet meer preventief te enten, maar om vooral goed te monitoren en pas te behandelen als daar echt aanleiding voor is. We enten dus niet zomaar alles, we maken daarin bewuste keuzes.” In gesprek voor meer begrip Geert probeert ook balans te vinden in het contact met mensen van buiten de agrarische bubbel, zoals hij dat noemt. Dat doet hij onder meer als één van de ‘Boeren van Nederland’, een groep diverse boeren die actief op zoek is naar gesprekken met de samenleving. “Ik vind het belangrijk om niet alleen te zenden, maar ook om echt in contact te komen met burgers. Ook over de dingen waar zij nu heel kritisch op zijn. Daar moet je niet voor weglopen, maar juist het gesprek over aangaan. Alleen dan kan er meer begrip ontstaan.” Dit betekent ook dat hij zijn eigen bedrijf openstelt voor bezoekers. Veel speciale maatregelen neemt hij daarvoor niet. “Zeker als het gewoon burgers zijn heb ik er niet zoveel moeite mee, al komen ze vanzelfsprekend niet op de roosters en tussen de koeien en de kalveren. Dat doen we gewoon niet. Krijg ik andere boeren over de vloer voor een studiegroep, of de dierenarts, dan ben ik er wel secuur op en neem ik de standaardmaatregelen voor erfbetreders.” Wat alle veehouders volgens Geert in ieder geval kunnen doen is een open houding aannemen. “Ik neem aan dat ze trots zijn wat ze doen. Draag dat uit en wees open over je bedrijf. En als iemand kritisch is, ga het gesprek daarover dan aan. Als iedereen daarin een klein stapje zet, komen we met elkaar een grote stap verder.”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl