Pluimvee

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - december 2019 - nummer 70

pluimvee

REPORTAGE

“Strak en netjes werken is belangrijk”

NIEUW: VIR-CHECK

Meet de virusdruk in de stal

001_PL70_cover.indd 1

ALLES OVER H3N1

Van uitbraak tot besluit

09-12-19 19:47


ROSS – THE COMPLETE PACKAGE

The Reproductive Performance – The FCR & Liveability – The Processing Yield You Want To learn more about Ross® visit aviagen.com/ross

GLOBAL REACH

LOCAL TOUCH

003_PL70_inhoud.indd 2

09-12-19 19:48


voorwoord

STOF TOT NADENKEN Stik… de gebeurtenissen van de laatste tijd geven veel stof tot nadenken. Wat is de toekomst van de Nederlandse veehouderij? Krijgen boeren nog een kans om te laten zien waar ze goed in zijn? Om het werk te blijven doen waarmee ze zich scharen bij de absolute wereldtop? Of wordt de Nederlandse veehouderij meer en meer gedomineerd door incidentmanagement en discussies over ogenschijnlijk losstaande problematieken? Helaas kan ik u geen antwoord geven op deze vragen. Wat ik wel zie én ervaar is de sterke wil om samen op te trekken in de acties die nodig zijn voor het behoud van de Nederlandse veehouderij. #trotsopdeboer is ongekend populair. De Nederlandse veehouderij en ook de pluimveesector blijven zich

ondanks de maatschappelijk druk inzetten voor een gezonde toekomst. Dat wij daar als GD aan kunnen en mogen bijdragen, voelen wij als een eer. In deze Pluimvee leest u hoe wij onze bijdrage leveren. Door in te zetten op innovaties zoals de VIR-check (pagina 6) en het adviseren over het juiste moment van vaccineren (pagina 10). Daarnaast staan wij dag en nacht klaar om in eventuele crisissituaties de sector van kennis te voorzien of te helpen om meer kennis op te bouwen, zoals bij de vogelgriepuitbraak met het H3N1-virus in België (pagina 17). In opdracht van de sector voeren we ook praktijkgericht onderzoek uit. De resultaten van 2019 en de plannen voor 2020 kunt u lezen op pagina 28. Al deze informatie geeft u hopelijk op een positieve manier stof tot nadenken. Want ook in deze roerige tijden werken wij graag samen met u aan een gezonde en toekomstbestendige pluimveeveehouderij! Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee

inhoud 04 Actueel 06 VIR-check meet virusdruk in de stal na schoonmaak en desinfectie

Bereikbaarheid

09 Uit de sectiezaal: gevlekte lever

U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

06

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

wanneer vaccineren?

13 Reportage: Een kijkje bij de

Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag) of via de Innight App. Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Rondeelstal van Dik Verbeek

17 H3N1 in 2019

COLOFON Pluimvee is een uitgave van Royal GD Redactie Ruth Bouwstra, Rob Nijland, Jeanine Wiegel | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Jessica Fiks | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (twee nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 13,30 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties Dock35 Media B.V., T. 0314-35 58 52 | Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

10 Vaccinatie: Maternale antistoffen,

21 Biosecurity voor het voorkomen en 09

bestrijden van ziekten

25 Monitoring: Stand van zaken rond Mycoplasma synoviae

27 Hoe goed is het water in de stal? 28 Resultaten praktijkonderzoek AVINED

ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.

31 De boer op 21

32 Diergezondheid volgens Annet Heuvelink

Pluimvee, december 2019 - 3

003_PL70_inhoud.indd 3

09-12-19 19:48


Aanmelden voor Veekijkernieuws Wilt u op de hoogte blijven van de actualiteiten vanuit de diergezondheidsmonitoring? Met het Veekijkernieuws informeren wij u elk kwartaal over actualiteiten, trends en ontwikkelingen, casuïstiek, de verschillende monitoringsinstrumenten en de mensen achter de monitoring. Mocht er tussendoor iets belangrijks spelen dan sturen wij u daarover een e-mail. AANMELDEN VOOR VEEKIJKERNIEUWS OP GDDIERGEZONDHEID.NL/EMAIL

Laagpathogene vogelgriep H6 in Nederland In een kalkoenenkoppel met respiratoire verschijnselen en verhoogde uitval is laagpathogeen AI-virus van het type H6N2 aangetoond. Het H6N2-virus is het afgelopen jaar meerdere malen vastgesteld op legbedrijven. Bij deze gevallen die via de monitoring werden ontdekt (serologisch positief) werd geen melding gedaan van duidelijke kliniek. Het is niet zeker of H6 een rol speelde in de kliniek op het kalkoenenbedrijf. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig. Er zijn meer voorbeelden dat laagpathogene AI-virussen op zichzelf verantwoordelijk kunnen zijn voor klinische verschijnselen. Denk hierbij aan de recente uitbraken van H3N1 in België. Van een andere H6-variant (H6N1) is al eerder aangetoond dat het virus kliniek kan veroorzaken bij leghennen. Strikt hygiënemanagement is van uiterst belang om insleep en verspreiding van laagpathogene AI-virussen te voorkomen.

Geslaagde klantendag GD vierde in juni het 100-jarig bestaan met haar klanten. Veehouders, dierenartsen en andere belangstellenden uit de sectoren kwamen naar Deventer voor rondleidingen, workshops, lezingen en om ervaringen uit te wisselen. Wat gebeurt er met monsters die worden ingestuurd naar GD? Tijdens een rondleiding door het laboratorium konden deelnemers dat met hun eigen ogen zien. Ze namen onder meer een kijkje bij de afdelingen immunologie en bacteriologie. Ook zagen ze de pathologen aan het werk. Bezoekers volgden ook diverse workshops, bijvoorbeeld over gezond drinkwater. Tijdens de informatiemarkt was er volop de ruimte om vragen te stellen aan de diergezondheidsexperts. Daar werd gretig gebruik van gemaakt. Het was een leerzame en gezellige dag. KIJK VOOR MEER INFORMATIE OVER ONS JUBILEUM OP WWW.100JAARGD.NL

Facturen en uitslagen vanaf 2020 digitaal GD wil haar dienstverlening verder digitaliseren en zo minder post versturen. Daarom willen wij vanaf 1 januari 2020 uitslagen en facturen zoveel mogelijk digitaal versturen. U krijgt zo minder post in de brievenbus en heeft uw actuele facturen en uitslagen altijd direct bij de hand. U ontvangt uitslagen en facturen als PDF per e-mail en de uitslagen kunt u ook inzien op VeeOnline. Wilt u deze post juist wél op papier blijven ontvangen? Dat is mogelijk. Voor het toesturen van een factuur of uitslag per post brengen we u per 1 januari 2020 een toeslag in rekening van 2,50 euro per factuur. U past uw voorkeuren eenvoudig aan op www.gddiergezondheid.nl/voorkeuren.

4 - Pluimvee, december 2019

004_PL70_actueel.indd 4

09-12-19 19:48


actueel

ISMC-congres in Leusden trekt 150 internationale pluimveespecialisten

GD mocht vanwege het 100-jarig bestaan de ‘International Symposium on Avian Mycoplasmosis and Infectious Coryza’ (ISMC) 2019 organiseren. Dit vond plaats van 13 tot en met 15 november. Er waren in totaal 150 internationale specialisten bij het uitverkochte symposium. Het gezelschap was neergestreken in Leusden. In totaal kwamen, verspreid over drie dagen, 35 sprekers aan bod. Het symposium droeg bij aan verspreiding en deling van kennis rond mycoplasma’s en Coryza, en kennis over de verspreiding en bestrijding van deze ziekteverwekkers. We ontvingen enthousiaste reacties van de deelnemers en kijken terug op een interessant en nuttig congres. GD kan dankzij congressen en (inter)nationale samenwerking, met uitwisseling van kennis, de budgetten zo optimaal mogelijk inzetten voor de Nederlandse pluimveesector.

Hartelijk dank voor de prettige samenwerking in het afgelopen jaar.

20 20 GD wenst u fijne feestdagen en een gezond en succesvol 2020! Pluimvee, december 2019 - 5

004_PL70_actueel.indd 5

09-12-19 19:49


INDICATIE OF SCHOONMAKEN EN DESINFECTEREN IS GESLAAGD

VIR-check: zijn er nog virussen in de stal aanwezig? Het kan zijn dat virussen in een stal het schoonmaken en desinfecteren overleven. Dit zie je alleen pas als er kuikens aanwezig zijn. Wanneer er bij een leeftijd van zes of zeven dagen al veel virus in de darmen wordt aangetoond bij de kuikens, betekent dit dat ze al erg vroeg een virus hebben opgepikt. De VIR-check maakt de virusdruk inzichtelijk en is een maat voor het succes van het schoonmaken en desinfecteren van de stal. Darmvirusinfecties komen vaker voor dan je aan de kuikens kunt zien. Het hangt af van onder andere het soort virus, de leeftijd waarop de infectie optreedt en de hoogte van maternale antistoffen of het darmvirus zichtbare ziekteverschijnselen veroorzaakt. Resultaten onderzoek Nederlands en buitenlands onderzoek bij vleeskuikens toont aan dat veel koppels infecties met meerdere darmvirussen doormaken, ook de gezonde koppels. In het Nederlands onderzoek naar 98 koppels van 86 bedrijven maakte 99 procent een infectie door met chicken astrovirus, 100 procent met avian nefritis virus-3, 95 procent met rotavirus A, 52 procent met rotavirus D en 100 procent met reovirus. Deze vijf virussen zijn dus in veel vleeskuikenstallen aanwezig. Het vervelende van deze virussen is dat ze allemaal erg resistent zijn: ze overleven het schoonmaken en desinfecteren veel gemakkelijker dan bacteriĂŤn. Een goed resultaat van de Rodacplaatjes zegt daarom weinig over het resultaat van de aanwe-

zigheid van deze virussen. Om daar antwoord op te krijgen heeft GD de VIR-check ontwikkeld. Score teruggekoppeld De VIR-check kijkt naar de hoeveelheid van elk van de vijf genoemde virussen en maakt daar een totaalscore van. Een hoge score betekent dat de kuikens al heel snel meerdere (minimaal drie) virussen hebben opgepikt, een teken dat de schoonmaak en desinfectie niet goed zijn gelukt. De score wordt in een kleurcode omgezet: groen, oranje of rood. Deze indeling is gebaseerd op praktijkresultaten. Naar aanleiding van een discussie in een breed overleg is de VIR-check in een veldpilot in samenwerking met twee dierenartsenpraktijken vergeleken op bedrijven met een intensief en een minder intensief schoonmaak- en desinfectieprogramma. Gemiddeld haalden de intensieve programma’s een 50 procent lagere VIR-check score (bijna allemaal groen). VIR-check levert kennis op De kennis die de VIR-check gaat opleveren zal toenemen. Zo loopt er een veldproef, in samenwerking met een voerfabrikant en dierenartsenpraktijk, waarin wordt gekeken welke schoonmaak- en desinfectiemethodes betere resultaten opleveren en of er een verband is tussen de scores van de VIR-check op zes of zeven dagen leeftijd en de technische resultaten van het koppel. We houden u daarvan op de hoogte. INTERESSE IN DE VIR-CHECK? KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP WWW.VIRCHECK.NL

6 - Pluimvee, december 2019

006_PL70_VIR-check_2p.indd 6

09-12-19 19:49


product

Sjaak de Wit, dierenarts pluimvee

Doe de VIR-check 1 2 Zorg voor een goede schoonmaak en desinfectie van de stal.

Hoe hoog is de virusdruk in de (schone) stal? Met de VIR-check meet GD vijf besmettelijke en resistente virussen.

3 6 Het resultaat: een overzichtelijk rapport met een korte toelichting, de onderzoeksresultaten en een visuele weergave van de score.

Beoordeel of de schoonmaak en desinfectie goed zijn gelukt aan de hand van de bacteriologische kiemtelling.

4

5

Voer de VIR-check uit bij zes vleeskuikens van 6 of 7 dagen oud, door eenvoudige monstername via cloacaswabs.

Bundel de swabs als ĂŠĂŠn set per stal, stuur ze op naar GD en ontvang zo per stal de uitslag van de VIR-check.

8 7

Wat is de virusdruk in de stal?

Het verlagen van de virusdruk draagt bij aan een goede start van het koppel vleeskuikens.

Pluimvee, december 2019 - 7

006_PL70_VIR-check_2p.indd 7

09-12-19 20:20


20604_1 Vaxxitek advertentie 220x297 03.indd 1 009_PL70_hygiene_1p.indd 8

05-12-19 11:36 09-12-19 19:50


19 11:36

Naomi de Bruijn en Robert Jan Molenaar, pathologen

uit de sectiezaal

Spotty liver disease: samen werken voor meer kennis Spotty liver disease (SLD) is een ziekte waarbij hennen, vaak rond de periode van piekproductie, doodgaan. Het meest opvallende letsel is een ‘spotty liver’, oftewel gevlekte lever. Zo’n lever heeft een heleboel kleine witte puntjes, die onder de microscoop kleine haardjes van acuut verval blijken te zijn. Koppels met uitloop hebben een verhoogd risico op spotty liver disease. De oorzaak was lange tijd onbekend, maar recent is aangetoond dat het de bacterie Campylobacter hepaticus is. Het vervelende van deze kiem is dat hij erg lastig groeit onder normale kweekomstandigheden, waardoor een definitieve diagnose lastig is. Voor een maximale detectiekans is het bovendien nodig om de kweek in te zetten bij dieren kort na de dood. Dit houdt in dat zieke dieren voor sectie moeten worden aangeboden. Een gevolg hiervan is dat hoewel het ziektebeeld al enige

Een lever van een leghen met de typerende witte necrosehaardjes in de lever, waar de ziekte zijn Engelstalige naam ‘spotty liver disease’ aan dankt.

jaren incidenteel wordt gemeld, de ziekte tot nu toe nog maar één keer officieel is bevestigd. We hebben daardoor nog onvoldoende in beeld wat de incidentie en de impact van de ziekte is. De indruk bestaat echter dat het een ziekte is die, na jaren van afwezigheid, opnieuw in opkomst is. Sectie toont ziektekiem aan Na signalen van de ziekte uit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is binnen de dierziektemonitoring veel aandacht besteed aan de optimale manier om deze nieuw opkomende ziektekiem te kunnen aantonen. De ziektekiem is vervolgens ook echt aangetoond bij Nederlandse hennen die waren ingezonden voor sectie. Veehouders en dierenartsen moeten precies de goede hennen insturen, willen we een kans hebben om de kiem aan te tonen. Afhankelijk van de hoeveelheid koppels waar dit probleem wordt vastgesteld, kunnen vervolgstappen worden overwogen. Zo kunnen we kijken naar het ontwikkelen van alternatieve testen om de kiem aan te tonen en kunnen we besmette koppels vergelijken om te zien of er een gemeenschappelijke risicofactor is. Als we van meerdere koppels de bacterie in handen hebben, kunnen we die bacteriën vergelijken om te zien of de koppels uit eenzelfde bron besmet zijn geraakt, of dat er wellicht verschillende reservoirs in Nederland zijn. Op die manier dragen de dieren die u instuurt voor een sectie dus bij aan de kans dat bij toekomstige secties makkelijker een correcte diagnose wordt gesteld. Maar het draagt ook bij aan de adviezen die dierenartsen kunnen geven aan veehouders die in de toekomst deze ziektekiem op hun bedrijf krijgen. Bovendien houden we op deze manier voor de hele sector in de gaten welke ziektes nu echt veel voorkomen en of er nieuwe trends zijn, waardoor tijd en geld op de juiste manier kunnen worden besteed. Op die manier werken we samen aan een betere diergezondheid in Nederland.

Pluimvee, december 2019 - 9

009_PL70_hygiene_1p.indd 9

09-12-19 19:50


EFFECTIVITEIT VACCINS BEÏNVLOED DOOR AFWEER MOEDERDIER

MATERNALE ANTISTOFFEN: WANNEER VACCINEREN? De effectiviteit van een vaccinatie bij erg jonge kuikens wordt bij sommige ziekten, zoals de Ziekte van Gumboro, sterk beïnvloed door de afweer van het moederdier. Kuikens hebben enige weerstand tegen ziekten. Ze krijgen afweerstoffen van hun moeder mee, de maternale antistoffen. Deze afweer kan bescherming bieden tegen een vroege infectie, maar kan ook interfereren met vaccinatie. In de vorige Pluimvee beschreven we die interferentie al kort, maar hoe gaan we daar in de praktijk dan mee om? Als het Gumboro-vaccin wordt toegediend wanneer de hoeveelheid maternale antistoffen nog te hoog is, wordt het vaccin geneutraliseerd en zal het daardoor niet tot bescherming leiden. Maar wanneer te lang wordt gewacht, is het mogelijk dat de dieren in de tussentijd een veldinfectie oplopen. Na toedienen van het vaccin heeft het dier enige tijd nodig om bescherming op te bouwen. Hierdoor is er altijd een moment waarop het dier vatbaar is voor een veldinfectie. Deze kritische periode tussen de dalende bescherming van de maternale antistoffen en de opkomende bescherming door de vaccinatie is het zogenoemde immuniteitsgat.

bedrijf of in de omgeving. Voor het voorspellen van dit optimale vaccinatiemoment gebruikt GD al sinds 1990 een rekenformule gebaseerd op metingen in kuikens. Optimale vaccinatiemoment De hoeveelheid maternale antistoffen van een kuiken is op voorhand zeer lastig te voorspellen. Het is afhankelijk van het vaccinatieschema van de moederdieren en van eventuele veldinfecties bij deze moederdieren. Daarnaast is het niet met zekerheid te zeggen hoeveel antistoffen er vervolgens terechtkomen in het ei. De manier om de hoeveelheid maternale antistoffen wél accuraat vast te stellen is door middel van bloedonderzoek bij de kuikens. Met de zogenaamde Deventer-formule wordt het resultaat van het bloedonderzoek vertaald tot een optimaal vaccinatiemoment voor bijvoorbeeld de Ziekte van Gumboro.

Idealiter is het immuniteitsgat klein en kort. Daarom is het voorspellen van het meest geschikte moment voor vaccinatie zeer belangrijk, zeker wanneer het veldvirus aanwezig is op het

Bloedmonsters van doorsneekuikens Belangrijk bij het onderzoek is dat de bloedmonsters afkomstig zijn van doorsneekuikens. De kuikens waarvan het bloed wordt onderzocht, moeten een goede vertegenwoordiging zijn voor de rest van de stal. Voor een betrouwbare Gumboro-entvoorspelling zijn minstens achttien bloedmonsters nodig. Mochten er nakomelingen van meerdere moederdierkoppels in hetzelfde hok zitten, dan kan een hoger aantal bloedmonsters leiden tot een betere voorspelling.

GD gebruikt al sinds 1990 een rekenformule gebaseerd op metingen in kuikens voor het voorspellen van het optimale vaccinatiemoment

Invloed op effectiviteit Optimalisatie van het vaccinatiemoment is een hulpmiddel bij de preventie van onder andere de Ziekte van Gumboro. Een vaccinatie zal altijd een aanvulling moeten zijn op reiniging en desinfectie, hygiëne en biosecurity. Ook is het geen garantie voor een optimale bescherming (zie Pluimvee 69 voor meer informatie over de invloeden op effectiviteit van vaccinatie).

10 - Pluimvee, december 2019

010_PL70_wetenschap_2p.indd 10

09-12-19 19:51


wetenschap

Willem Dekkers en Jeanine Wiegel, dierenartsen pluimvee

Voor de berekening van het optimale vaccinatiemoment is het vleeskuikenras van belang

Halfwaardetijd De hoeveelheid maternale antistoffen neemt volgens een bepaald patroon af. Dit is specifiek voor het type dier (vleeskuiken, opfokleghen, opfokvermeerderingsdier) en wordt ook wel de halfwaardetijd genoemd. Oftewel, het aantal dagen dat het duurt voordat de concentratie antistoffen is gehalveerd. Dit aantal dagen wordt gecorrigeerd voor de leeftijd waarop de monsters zijn genomen, aangezien de hoeveelheid antistoffen in de eerste vier levensdagen nagenoeg stabiel zal blijven. Middels de Deventer-formule wordt het optimale moment voor vaccinatie bepaald. Bij veel variatie tussen de onderzochte kui-

Onderzoek GD Recent heeft GD samen met de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar de afname van maternale antistoffen bij verschillende vleeskuikenrassen. Hieruit blijkt dat de halfwaardetijd bij trager groeiende vleeskuikenrassen wat langer is dan bij de conventionele kuikens. Het is dus van belang aan te geven welk ras kuikens het betreft zodat hier rekening mee kan worden gehouden bij de berekening van het optimale vaccinatiemoment.

kens adviseren we om de vaccinatie hierop aan te passen, bijvoorbeeld door twee keer te vaccineren. Daarnaast kunnen vaccins verschillen in de hoeveelheid maternale antistoffen waar ze doorheen kunnen breken en toch bescherming kunnen opwekken. Grofweg worden de Gumborovaccins die in Nederland worden toegediend geschaard onder intermediate- en intermediate plus-vaccins met een verschil in doorbraaktiter. Bij reguliere vleeskuikens kan met een intermediate plus Gumboro-vaccin, in vergelijking met een intermediaire entstof, zo’n zes tot zeven dagen eerder worden gevaccineerd.

Pluimvee, Pluimvee, december december 2019 2019 - 11 - 11

010_PL70_wetenschap_2p.indd 11

09-12-19 19:51


LUCHTZUIVERENDE LED-VERLICHTING Schone lucht Minder antibioticum Vermindering van pathogenen Minder uitval Gezonde dieren

+31 (0)55 - 302 00 21 www.freshlightgroup.com Naamloos-3 1 013_PL70_reportage_3p.indd 12

05-12-19 19:54 10:38 09-12-19


19 10:38

Jessica Fiks, redacteur

reportage

HOE COMBINEER JE ZICHTBAARHEID EN HYGIËNE?

‘Strak en netjes werken is belangrijk’

Pluimveehouder Dik Verbeek heeft sinds januari 2016 een Rondeel-pluimveestal. Om insleep te voorkomen is Dik strikt met hygiënisch werken. “We kunnen in de stal geen foto’s nemen, want je weet niet wat er aan schoenen zit en wat je dan naar binnen brengt”, legt hij uit.

Pluimvee, december 2019 - 13

013_PL70_reportage_3p.indd 13

09-12-19 19:54


“Je doet wat je kunt om insleep te voorkomen.” bijschrift

Dik, hulp Fred en stagiair Jens hebben deze ochtend weer talloze eieren verpakt. Vijf keer per week gaan er zo’n 20.000 tot 30.000 eieren naar Albert Heijn en dan zijn er nog andere afnemers. Aan de lunchtafel vertelt Dik: “We beginnen vroeg om alle eieren te kunnen verwerken. Vandaag waren het acht pallets van 4.900 eieren. In de middag werken we in de stal en doen we de voorbereiding weer voor de volgende dag.” Natuurlijke ritme kippen gevolgd Dik beschikt over een Rondeelstal met in totaal 36.000 leghennen, de jongste zijn 25 weken. De Rondeelstal is ontworpen aan de hand van veel verschillende aspecten, waaronder dierenwelzijn, milieu en voedselveiligheid. De stal is zo ingericht dat het natuurlijke ritme van de kippen wordt gevolgd. Zo is het nachtverblijf geschikt gemaakt voor eten, drinken en rusten. Daar worden ook de eieren gelegd in speciale nesten. In het dagverblijf scharrelen de kippen en kunnen ze, tussen het houtstrooisel en stro, stofbaden. Dik: “Het ziet er nu in de herfst wat somberder uit, maar we vullen het elke dag aan.”

Voordat Dik met zijn gezin naar Vaassen kwam, had hij een bedrijf met witvleeskalveren en een tak pluimvee, maar hij maakte gebruik van een verplaatsingsregeling in het reconstructieplan. De schop ging in 2015 in de grond en de woning en stal werden gebouwd. Eind 2015 had hij de laatste stal leeggedraaid van het oude bedrijf en in januari 2016 begon hij in Vaassen.

Op dit moment zijn er vijf Rondeelstallen in Nederland. Rondeel is opgezet naar het concept van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Hierin zijn vele facetten meegenomen; dierwelzijn, milieu, landschappelijke inpasbaarheid, economisch rendement voor de pluimveehouder en voedselveiligheid. De Rondeelpluimveehouder verzorgt als eerste natuurlijk zijn kippen en zorgt voor kwalitatief goede eieren. Hij is pluimveehouder en eierpakstation tegelijk. Daarnaast ontvangt hij bezoekers op het Rondeel en heeft hij twee ruimtes ter beschikking voor besloten vergaderingen, workshops, kinderfeestjes, etc. Tot slot is de pluimveehouder ook verantwoordelijk voor de regionale afzet van eieren. Bron: www.rondeeleieren.nl

14 - Pluimvee, december 2019

013_PL70_reportage_3p.indd 14

09-12-19 19:54


Jessica Fiks, redacteur

Hij verdiepte zich in wat hij wilde en de keuze viel op Rondeel. “Dierenwelzijn staat hoog in het vaandel, we hebben ook drie sterren van het Beter Leven-keurmerk. Dat vind ik belangrijk. Daarnaast zag ik toen al toekomst in dit concept en de vraag naar dit soort producten neemt nog steeds toe. Omdat er geen tussenleverancier is, ben je zelf verantwoordelijk voor de afzet van eieren.” Hygiënemaatregelen Een Rondeelstal kenmerkt zich ook doordat bezoekers een kijkje kunnen nemen. Dik heeft er heel bewust voor gekozen dat niet in de stal te doen. Aan de weg staat een klein kastje waar eieren gekocht kunnen worden, daarvoor hoef je niet het erf op. Bezoekers rijden het erf op over speciale ontsmettingsmatten en worden door een groot bord gelijk gewezen op de regels. Van buitenaf kunnen ze rond de stal lopen en bij de dagverblijven naar binnen kijken.

reportage

ring van melkvee is heel hoog en daarnaast zag ik in de pluimveesector veel kansen. Ik geniet echt van het verzorgen van de dieren. Ik hoop dat één van mijn zes kinderen het bedrijf later wil overnemen, dat zou mooi zijn.” Voor het zover is zijn er nog plannen genoeg. “De vraag naar dit soort eieren is enorm. Rondeel wil graag meer stallen. Dan heb je een constante stroom aan eieren. Zelf geniet ik elke dag van dit werk. Het beroep is mooi, ik denk echt niet aan stoppen en zie de toekomst goed tegemoet.”

“Ik moet er niet aan denken dat er insleep komt waardoor de kippen ziek worden. Je doet wat je kunt om dat te voorkomen. De mensen die in de stal werken, werken volgens een strak protocol. Dat begint al met je schoenen ontsmetten en verwisselen en niet zomaar naar binnen stuiteren zonder overall. Aan de andere kant vind ik het wel leuk als mensen interesse hebben in het bedrijf en vertel ik er graag over. Vooral in de zomer willen fietsers nog wel eens stoppen en even komen kijken. Groepen doe ik alleen op afspraak, ik wil echt zeker zijn en zelf zien dat alles op de juiste manier gebeurt. En voor ziekten die wilde vogels over kunnen brengen is het belangrijk dat hun uitwerpselen niet in de stal kunnen vallen, daarom is de bovenkant van de stal dicht.” Van kinds af aan bekend met het boerenleven Diks vader en opa hadden melkvee, waardoor hij al heel jong in aanraking kwam met het ‘boer zijn’. Dat bedrijf heeft zijn broer overgenomen. “Mijn keuze is op pluimvee gevallen. De investe-

“Ik vind het belangrijk om een drie sterren Beter Leven-keurmerk te hebben.” Pluimvee, december 2019 - 15

013_PL70_reportage_3p.indd 15

09-12-19 19:54


wij wensen u fijne feestdagen en een voorspoedig 2020

Verhaeghe Het Anker Broeierij en Pluimveebedrijf

017_PL70_H3N1_1p.indd 16

09-12-19 19:56


interview

Jessica Fiks, redacteur

WELKE OVERWEGINGEN MAAKTE HET MINISTERIE VAN LNV?

H3N1: van uitbraak tot besluit De uitbraak van het laagpathogene H3N1-virus in België werd ook in Nederland op de voet gevolgd. Gezien de intensieve contacten waren er zorgen dat ook Nederland geconfronteerd zou worden met dit virus. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft ook preventieve maatregelen getroffen en moest bij de besluitvorming rekening houden met de Nederlandse en Europese regelgeving en internationale afspraken. Beleidsmedewerker Wim Pelgrim: “Er was nog zo weinig bekend over deze variant, dat maakte het niet eenvoudig om zo goed mogelijk voorbereid te zijn.” Over deze nieuwe variant van de vogelgriep was weinig informatie beschikbaar en bovendien was het geen bestrijdingsplichtige ziekte. Dit vroeg om een specifieke aanpak. Wim Pelgrim, onderdeel van het team dat zich bezighoudt met de diergezondheid in Nederland en Europa, heeft de vogelziekten onder zijn vleugels. “Als zo’n situatie zoals in België gebeurt, volg je die op de voet en kijk je als overheid naar wat je kunt doen om schade te voorkomen. De pluimveesector gaf aan grote zorgen te hebben, die deelden wij.” Impact besluit Naast landelijke regelgeving is er ook Europese regelgeving, maar er zijn ook internationale afspraken over dierziekten vanuit de wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE). Zo zijn de stappen bij een uitbraak van een bestrijdingsplichtige ziekte vastgelegd in Europese regelgeving, waardoor je snel kunt handelen. Het gaat dan vaak om een hoogpathogeen virus met meer dan 80 procent uitval, een gevaar voor mensen en een gemakkelijke verspreiding. Het vogelgriepvirus in België was geen bestrijdingsplichtige variant. Daar leidde H3N1 tot grote problemen bij ruim tachtig bedrijven. Wim: “In dit geval ging het om een nieuwe variant van een ziekte, waarover we weinig wisten. Het besluit om een ziekte op de lijst zetten en dus te ruimen neem je niet zomaar.

De overheid neemt dan een groot deel van de regie van de bestrijding op zich. Dat heeft enorme impact en consequenties voor de sector, ook voor de internationale handel. Dat is goed als het moet, maar de afweging moet wel zorgvuldig gebeuren.” Samen optrekken “Door samen te werken met verschillende Wim Pelgrim landen hebben we informatie boven tafel kunnen krijgen. Maar we hadden behoefte aan meer informatie over dit virus. Vragen die daarbij opkwamen waren: wordt het virus verspreid door wilde vogels of op een andere manier? Hoe ernstig is het? Kun je het buiten de deur houden door biosecurity? Met experts, collega’s in het buitenland en door middel van onderzoek naar het virus door GD hebben we veel kunnen achterhalen. Dat komt ook doordat onze contacten met de vertegenwoordigers van de pluimveesector, deskundigen en het buitenland goed zijn. Je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar je moet wel samen optrekken bij zulke situaties.” Onderzoek en overleg met andere landen heeft geleid tot het besluit om te ruimen als H3N1 in Nederland zou worden aangetroffen. Wat als H3N1 alsnog optreedt in Nederland? “Naast het voornemen tot ruimen zullen we ook andere maatregelen treffen, zoals het instellen van een vervoersverbod voor pluimvee van één kilometer rond het besmette bedrijf. Deze ziekte richtte in een korte termijn veel (economische) schade aan in België: er waren hoge sterftecijfers en verspreiding ging razendsnel. Deze uitzonderlijke situatie vroeg om maatwerk”. Het ministerie heeft ook besloten de (serologisch) positieve monsters uit de monitoring en early warning voorlopig niet alleen op H5 en H7 te onderzoeken, maar ook op H3N1. Gezien de snelle verspreiding van het virus, de mogelijk grote economische impact voor de Nederlandse pluimveesector en daarmee de Nederlandse economie én het besef dat voor een bestrijding instrumenten nodig zijn die alleen de overheid heeft, heeft het ministerie deze beslissingen genomen.

Pluimvee, december 2019 - 17

017_PL70_H3N1_1p.indd 17

09-12-19 19:55


HOE GEDRAAGT HET VIRUS ZICH?

Het onderzoek naar H3N1 Na de uitbraak van aviaire influenza in België ontstond de angst dat het virus ook in Nederland zou komen. Om hierop voorbereid te zijn deed GD uitgebreid onderzoek naar deze H3N1-stam. Het eerste geval van aviaire influenza (AI) van het type H3N1 werd in januari in België vastgesteld bij een koppel leghennen met uitloop dat plots hoge uitval had. Omdat bij dat koppel ook een andere ziektekiem werd gevonden, bleef het belang van H3N1 op dat moment nog onderbelicht. In april kwamen echter meerdere bedrijven in beeld die ernstige problemen hadden, waarbij de volledige eiproductie stilviel en de uitval opliep tot 60 procent, en waarbij steeds H3N1 werd aangetoond.

teitsbepaling (de IVPI-score) laten vaststellen dat infectie van zes weken oude kippen nagenoeg geen ziekteverschijnselen opleverde. Dit deed enige twijfel ontstaan over de rol die H3N1 in de ziekte-uitbraken had. Geopperd werd dat co-infecties noodzakelijk waren om de ernst van de ziekte te krijgen die in de praktijk werd gezien.

Volgens de internationale afspraken is deze H3N1-stam een laagpathogene influenzastam, zonder meldings- of bestrijdingsplicht. Het ruimen van koppels moest dus op eigen kosten gebeuren en dit was dan ook lang niet altijd een vanzelfsprekende optie. Zo werd bijvoorbeeld geprobeerd om koppels in de rui te brengen in de hoop dat ze na de ruiperiode weer normaal eieren zouden leggen. In de praktijk bleken deze geruide koppels echter slecht te produceren.

Onderzoek bij leghennen Met steun van AVINED heeft GD een groep van 36 leggende SPFhennen van 35 weken leeftijd besmet met de H3N1-stam die geïsoleerd is uit een Belgisch koppel legdieren met een grote productiedaling en forse uitval. Er zijn SPF-hennen gebruikt om er zeker van te zijn dat er geen andere ziektekiemen meespelen. Het H3N1-virus is via een oogdruppel toegediend zodat het virus zich via de natuurlijke manier in het dier kon verspreiden. Om deze verspreiding binnen het dier te kunnen volgen (Waar begint het? Waar zit het vooral? Welke uitscheiding mag je dus verwachten?) zijn op twee, vier en zeven dagen na de besmetting dieren uit de studie genomen om de verschillende organen te kunnen onderzoeken. Drie weken na de besmetting is de studie beëindigd en werd het bloed van de dieren verzameld voor verder onderzoek.

Heeft het virus andere ziektekiemen nodig? Het leidde tot een situatie met veel besmette bedrijven en een zeer reële angst bij de Nederlandse pluimveehouderij dat het virus ook ons land zou bereiken. Om hierop voorbereid te zijn, deed GD uitgebreid onderzoek naar deze H3N1-stam. Een eerste vraag die leefde, was of het H3N1-virus op zichzelf in staat was om ernstige ziekte te veroorzaken, of dat het virus wellicht andere ziektekiemen nodig had (co-infecties) om tot kliniek te leiden. De beelden uit het veld waren zeer ernstig, maar de Belgische overheid had via de wettelijk vastgelegde pathogeni-

Bij de bestrijding is een gezamenlijke aanpak vanuit de sector essentieel om uitbraken vroegtijdig in de kiem te kunnen smoren

18 - Pluimvee, december 2019

018_PL70_interview_2p.indd 18

09-12-19 19:56


Robert Jan Molenaar, dierenarts pluimvee

Bij deze hennen werd op ongeveer tien dagen na de besmetting een volledige stop van de eiproductie vastgesteld. Bovendien was sprake van hoge sterfte. Zowel dit klinische beeld als de bijbehorende sectiebevindingen pasten volledig bij de ervaringen in het veld. Er was dus geen co-infectie met een andere ziektekiem nodig om de ziekte te verklaren. De hennen bleven tot het einde van de proef (21 dagen na infectie) virus uitscheiden, waarmee werd onderbouwd dat de PCR-test op luchtpijpen cloacaswabs bij volwassen hennen een geschikte manier is om infectie vast te stellen. Ziektebeeld jonge dieren Een andere belangrijke vraag was of het virus ook bij jonge dieren tot ernstige ziekteverschijnselen en virusuitscheiding zou leiden. Om te onderzoeken of het virus op jonge leeftijd ook ziekte veroorzaakt en of jonge dieren wellicht subklinische dragers kunnen worden (dat zijn dieren die het virus uitscheiden, maar zelf niet ziek worden) werden bij GD kippen van vier weken oud geïnfecteerd. Van deze dieren werden de meeste in het geheel niet ziek. Er lijkt dus een leeftijdsgerelateerde gevoeligheid te zijn. Bovendien werd met de PCR-test veel minder virus gevonden.

H3N1

Voor detectie van het virus in een koppel jonge dieren is dus een behoorlijk aantal swabs nodig, wat enige zorgen met zich meebrengt over de kans dat een jong, gezond ogend koppel onterecht als ‘virusvrij’ wordt verklaard en vervolgens met virus en al op transport gaat. Het werd dus duidelijk in deze studie dat het virus veel minder makkelijk ‘aanslaat’ bij jonge dieren. De bevinding dat bij jonge dieren na infectie niet of nauwelijks virus wordt uit gescheiden zou mogelijk één van de redenen kunnen zijn waarom het virus niet naar Nederland is verspreid. Het zijn namelijk vooral jonge dieren die worden getransporteerd en niet de oudere producerende hennen. De ziekte-uitbraak is uitgedoofd zonder dat er een Nederlands geval werd vastgesteld. Gelukkig maar, gezien de schade die de ziekte bij de zuiderburen heeft veroorzaakt. Nederland was wél voorbereid en heeft onder andere op basis van de onderzoeken afspraken kunnen maken over beleidsmaatregelen die konden worden getroffen als er een Nederlands geval was opgedoken. Deze uitbraak bewijst maar weer eens dat, zelfs een ziekte die we denken te kennen, zich weer heel anders kan gedragen.

Pluimvee, december 2019 - 19

018_PL70_interview_2p.indd 19

09-12-19 19:56


‘Het Anker’ bv kuikenbroederij en pluimveebedrijf

Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties

Agro Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:

www.etbvandebeek.nl

√ Stalklimaat-regelingen √ Camera’s monitoring diergedrag √ Ammoniak- meting √ CO2-metingen √ Fijnstof-meting √ Software voor stalmanagement

- Stallen ontsmetten (nat en/of droog) De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk

- Ongediertebestrijding op maat

- Ongediertebestrijding op (ratten enmaat muizen)

(ratten en muizen) - Bloedluisbehandeling

Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905

- Maden sproeibehandeling

- Bloedluisbehandeling - Stallen ontsmetten (nat en/of droog) - Maden sproeibehandeling

www.smolenaerseierliften.nl

- Stallen ontsmetten (nat en/of droog) Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL

021_PL70_uitdesectiezaal_3p.indd 20

Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”

09-12-19 20:00


Teun Fabri, dierenarts pluimvee

biosecurity

Biosecurity: steeds belangrijker voor de pluimveehouderij De term biosecurity komt steeds terug als wordt gesproken over het voorkomen en bestrijden van ziekten in de pluimveehouderij. Telkens wanneer we worden geconfronteerd met een aviaire influenza-uitbraak, een uitbraak van Mycoplasma gallisepticum of Mycoplasma synoviae maakt de ‘biosecurity’ deel uit van de eerste adviezen die pluimveehouders krijgen om insleep van deze ziektekiemen te voorkomen.

Pluimvee, december 2019 - 21

021_PL70_uitdesectiezaal_3p.indd 21

09-12-19 20:22


Door de terechte doelstelling om verantwoorder om te gaan met antibiotica is de inzet hiervan beter gereguleerd. De noodzaak om insleep van ziektekiemen en de negatieve effecten van een eventuele introductie te voorkomen zal verder toenemen. Zeker in een tijd dat de veehouderij onder druk staat vanwege antibiotica, CO2-, stikstof- en fosforperikelen wordt ziektepreventie door middel van biosecurity steeds belangrijker voor een economisch rendabele veehouderij.

nisme krijgt dan binnen deze vorm van circulaire landbouw een reservoir van waaruit het moeilijk weg te krijgen zal zijn.

Het klinkt tegenstrijdig, maar we zien dat biosecurity belangrijker wordt door de wensen en de opstelling van de politiek en de consument. Tegelijkertijd zien we dat de biosecurity onder druk komt te staan door diezelfde wensen. Langere productieperioden met traaggroeiers in de vleeskuikenhouderij maakt het risico van insleep van ziektekiemen groter en daarmee groeit ook het economisch risico. Huisvestingsvormen die leiden tot (in)direct contact met wilde dieren en vogels leiden per definitie tot een groter risico van besmettingen vanuit het milieu.

• Voorkomen van infecties vanuit pluimveevoeders en andere producten die op het pluimveebedrijf worden gebruikt Binnen de veevoerindustrie bestaan strenge normen voor het waarborgen van de voederveiligheid (GMP+-certificering) in combinatie met de monitoring en het toegepaste early warningsysteem (EWS). Een collectief aanvaarde biosecurity-strategie die een introductie van specifieke ziektekiemen drastisch verlaagt.

Circulaire landbouw De wens om te komen tot circulaire landbouw, oftewel kringlooplandbouw, groeit. Binnen deze systeembenadering staan de gezondheid en het welzijn van het dier centraal, maar als dit leidt tot meerleeftijdenbedrijven of de aanwezigheid van verschillende productieschakels waardoor geen all-in-all-out-systeem meer kan worden toegepast, kan het de gezondheid en het welzijn weleens meer schaden dan goeddoen. Het is altijd de kracht geweest van de pluimveehouderij om kringlopen te maken waarin ziektebarrières waren opgebouwd die met een monitorings- en bestrijdingssysteem werden gecontroleerd en waarbij ziektekiemen bij aanwezigheid werden bestreden. Wanneer reststromen op hetzelfde bedrijf moeten worden gebruikt, dan wordt het voorkomen van de introductie van ziektekiemen nog belangrijker. Een eenmaal aanwezig micro-orga-

Biosecurity omvat een aantal maatregelen en werkmethoden die uitgevoerd moeten worden op aanleverende en faciliterende bedrijven

Biosecurity is echter niet alleen de aanpak ter voorkoming van ziektekiemen op het primaire pluimveebedrijf, maar omvat een aantal maatregelen en werkmethoden die ook moet worden uitgevoerd op de aanleverende en faciliterende bedrijven. We noemen er een paar:

• Voorkomen van infecties in eendagskuikens of opfokdieren Het voorkomen van de aanwezigheid van verticaal overdraagbare ziektekiemen is een collectieve verantwoordelijkheid binnen de pluimveesector. Door het wegvallen van de mogelijkheid tot het invoeren van collectieve sectorale regelgeving (anders dan door de EU voorgeschreven) die een bestrijding van een ziektekiem reguleert door middel van een verplichte interventie, is helaas een gat ontstaan binnen de biosecurity. • Voorkomen van verspreiding van een ziektekiem wanneer deze toch wordt geïntroduceerd In eerste instantie moet hierbij worden gedacht aan het verhogen van de immuniteit van de dieren tegen de verschillende ziektekiemen. Een voldoende hoge immuniteit zal leiden tot een beperkte verspreiding binnen een koppel waardoor de infectie ‘doodloopt’. De aanwezigheid van de ziektekiem op het bedrijf is dan beperkt en zal tijdens de leegstand door een goede reiniging en desinfectie moeten worden verwijderd. Het opstellen van een bedrijfsgebonden vaccinatieschema en een optimale uitvoering hiervan, is de belangrijkste uitvoering. Ook hiervoor geldt dat de beschikbaarheid van vaccins en de wettelijke eisen aan het gebruik van autovaccins een gat kunnen veroorzaken in deze biosecurity-voorwaarde. • Voorkomen van insleep van ziektekiemen door vectoren Hiermee wordt de insleep van ziektekiemen door versleping van ziektekiemen op materialen of in huisdieren of ongedierte bedoeld. Het invoeren van een geïntegreerd ongediertebestrij-

22 - Pluimvee, december 2019

021_PL70_uitdesectiezaal_3p.indd 22

09-12-19 20:00


Teun Fabri, dierenarts pluimvee

biosecurity

Afwezigheid van ziekten is geen argument om reiniging en desinfectie minder intensief uit te voeren dingsprotocol en strenge voorschriften met betrekking tot het toelaten van materialen (alleen na desinfectie) en personen (alleen niet-zieke personen na douchen en gebruikmaken van bedrijfskleding) zijn hierbij van belang. Toegang verlenen van huisdieren tot bedrijfsruimten is uit den boze. Het wordt geadviseerd al deze regels binnen een bedrijfsgericht hygiëneprotocol op te schrijven en te laten toetsen door de bedrijfsadviseur of practicus, zodat er geen discussie bestaat over de uitvoering. Uiteraard zal iedereen, dus ook de pluimveehouder, zich aan dit protocol moeten houden. In het kader van het voorkomen van insleep vanuit de omgeving is het van belang dat de pluimveehouder en zijn of haar dierenarts kennis hebben van de aanwezigheid van specifieke ziektekiemen in de regio. Het is één van de taken van GD de kennis over de aanwezigheid van ziektekiemen kenbaar te maken bij de sector. Bijna dagelijks sturen we deze informatie als early warning-bericht naar alle belanghebbenden: hiervoor geldt echter dat door de AVG (privacy-wetgeving) een regio-aanduiding niet verder mag gaan dan een tweecijferige postcode.

• Verwijderen van ziektekiemen die toch zijn binnengesleept Het is nog steeds algemeen aanvaard dat een periode van leegstand in combinatie met een all-in-all-out-systeem de belangrijkste voorwaarde is om een eventuele bedrijfsinfectie te doen stoppen. Een goed uitgevoerde reiniging en desinfectie kan veel problemen bij een volgend koppel voorkomen. Bedenk hierbij dat de aanwezigheid van een kwaadaardige ziektekiem in een voorgaand koppel niet altijd hoeft te worden opgemerkt. Ziektedruk moet zich opbouwen; gedurende deze opbouw kunnen dieren afweerstoffen gaan aanmaken die de uiting van de ziekte onderdrukt. Er zijn ook ziekten die leeftijdsgebonden zijn; bij een insleep op latere leeftijd kan de druk zich wel opbouwen, maar door leeftijdsresistentie zijn dan geen ziekteverschijnselen waarneembaar. Afwezigheid van ziekten in een voorgaand koppel is dus geen argument om de reiniging en desinfectie minder intensief uit te voeren. Geconcludeerd kan worden dat door maatschappelijke en wettelijke ontwikkelingen de noodzaak tot kennis over en het uitvoeren van een goede biosecurity steeds belangrijker wordt.

Pluimvee, december 2019 - 23

021_PL70_uitdesectiezaal_3p.indd 23

09-12-19 20:00


• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen VERSCHILLENDE GELIJKDRUK • Krachtige centrifugaal ventilator VENTILATIESYSTEMEN • Goedgekeurd voor fijnstofreductie

BESCHIKBAAR VAN 20 TOT 110 KW ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER

Tel. +31(0)342-786952 • info@multiheat.eu • www.multiheat.eu

VOOROP IN DIERGEZONDHEID

W NIERU -check de VI

Check, check, dubbelcheck VIR-check

De VIR-check: dé test om, na het schoonmaken, de virusdruk in een vleeskuikenstal vast te stellen. Is de schoonmaak en desinfectie van de stal goed gelukt? Check! Is de bacteriologische kiemtelling uitgevoerd? Check! Is de virusdruk bepaald? VIR-check! Ga voor meer informatie naar www.vircheck.nl

GD LOOPT VOOROP IN DIERGEZONDHEID MET INZICHT IN DE VIRUSDRUK IN DE STAL

025_PL70_monitoring_2p.indd 24

09-12-19 20:01


monitoring

Christiaan ter Veen en Anneke Feberwee, dierenartsen pluimvee

GEGEVENS UIT DE M.S.-MONITORING LATEN ZIEN DAT HORIZONTALE TRANSMISSIE EEN ROL SPEELT

Stand van zaken Mycoplasma synoviae Mycoplasma synoviae (M.s.) is een mycoplasmasoort die (economische) schade veroorzaakt bij commercieel pluimvee. M.s. wordt overdragen van moederdieren op nakomelingen (verticale overdracht) en via insleep (horizontale overdracht). In dit artikel bespreken we de monitoring van deze ziekte. Koppels die besmet raken met M.s. blijven levenslang besmet en besmettelijk voor andere koppels. De economische schade die deze mycoplasmasoort veroorzaakt, was voor de Nederlandse pluimveesector de reden voor een georganiseerde aanpak. In januari 2013 werd de verplichte monitoring van M.s. opgenomen in nationale regelgeving. In 2015 werd deze verplichting overgenomen door het ministerie van Economische Zaken (artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren). Inmiddels is er wereldwijde aandacht voor de beheersing van deze mycoplasmasoort.

Tabel 1: percentage M.s.-besmette bedrijven per pluimveetype 2017-2018 en waarschijnlijke besmettingsrisico’s Vlees Fok Opfokvermeerdering Vleesvermeerdering Vleeskuikens

2017 0 13 41 -

2018 0 14 39 -

Kalkoen Leg Fok Opfokvermeerdering

17

20

M.s.-besmettingsrisico Insleep* Vanuit opfok & insleep Vanuit moederdieren** & insleep Insleep***

0 0

0 0

Insleep

Legvermeerdering Opfokleg EindLeg

23 28 73

13 34 74

Insleep Vanuit moederdieren & insleep Uit de opfok, oudere koppels op het bedrijf & insleep

* Horizontale insleep ** Verticale insleep (besmet vanuit moederdieren) *** Risico vanuit moederdieren kan niet worden ingeschat omdat gegevens hierover ontbreken

Schade in Nederland De schade door M.s. als gevolg van ziekte werd voor de vermeerderings- en legsector in Nederland eerder geraamd op zo’n 14 miljoen euro per jaar (door gewrichtsontsteking, eipuntschaalafwijkingen en respiratieproblemen). Daarnaast veroorzaakt M.s. schade door interactie met andere ziekteverwekkers en leidt M.s. tot exportverhindering, met name hoger in de keten. Deze kosten zijn destijds niet meegeteld. Uit recent experimenteel en veldonderzoek blijkt dat M.s. zeker ook schadelijk is voor vleeskuikens (luchtzakontsteking), waarbij de schade door M.s. ook nog kan worden beïnvloed door de aanwezigheid van luchtwegvirussen.

Een luchtzakontsteking veroorzaakt door Mycoplasma synoviae

Aanpak Koppels worden op gezette tijden onderzocht met een representatief aantal monsters om een M.s.-infectie aan te tonen of uit te sluiten. Het onderzoek kan worden uitgevoerd op bloedmonsters of op swabs. In bloedmonsters worden antistoffen aangetoond, op swabs de bacterie zelf. Het bloedonderzoek is echter vier tot zes weken later positief dan het swabonderzoek.

Pluimvee, december 2019 - 25

025_PL70_monitoring_2p.indd 25

09-12-19 20:01


monitoring

Christiaan ter Veen en Anneke Feberwee, dierenartsen pluimvee

Om overdracht van moederdieren naar nakomelingen te voorkomen, kan worden besloten om M.s.-besmette vermeerderingskoppels te slachten of kan worden gekozen voor kanalisatie van broedeieren om verspreiding lager in de keten te beperken. Deze maatregelen zijn echter alleen haalbaar als M.s.-besmetting de afzet sterk beperkt (foksector) of wanneer de besmetting weinig voorkomt (legvermeerderingssector). Voordat hiertoe wordt overgegaan, kan worden ingezet op strikte bedrijfshygiëne om verspreiding via horizontale overdracht te voorkomen (biosecurity én biocontainment). In hoeverre vaccinatie hieraan bij kan dragen moet nog worden onderzocht. Monitoring Alhoewel M.s. in de fokkerij en in de opfok(leg)vermeerdering nauwelijks of niet voorkomt, laten data van de M.s.-monitoring (tabel 1) van de laatste twee jaren zien dat de M.s.-prevalentie in sommige pluimveetypen nog relatief hoog is. Zo komt M.s. nog heel veel voor op legbedrijven. Daarbij komt M.s. meer voor op meerleeftijdenbedrijven dan op eenleeftijdsbedrijven.

Tabel 2: aanpassingen in de M.s.-monitoring in de vleessector per 1-10-2019 Vleessector Fok

Opfokvermeerdering

Vermeerdering

Vleeskalkoen

Oude schema 15-16 weken en 20-22 weken leeftijd en daarna om de 8 weken 1% van het koppel met een minimum van 30 en maximum van 60 bloedmonsters of 24 luchtpijpswabs per stal* Maximaal twee weken voor overplaatsen 24 bloedmonsters of 24 luchtpijpswabs per stal*

Nieuwe schema Geen wijzigingen

Maximaal een week voor overplaatsen 24 luchtpijpswabs per stal** 20-22 weken en 30 weken leeftijd en Maximaal 12 weken daarna om de 12 weken 1% van het voor slacht koppel per stal met een minimum van 10 bloedmonsters of 30 en maximum van 60 bloedmonsters 12 luchtpijpswabs of 24 luchtpijpswabs per stal* per stal* Einde mestperiode 24 bloedmonsters of Geen wijzigingen 24 luchtpijpswabs per stal*

*M.s.-gevaccineerd of afkomstig van M.s.-gevaccineerd bedrijf **M.s.-gevaccineerd & niet M.s.-gevaccineerd

Al sinds 2002 houdt Royal GD zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Tabel 3: aanpassingen in de M.s.-monitoring in de legsector per 1-10-2019 Legsector

Oude schema

Nieuwe schema

Fok

15-16 weken en 20-22 weken leeftijd, daarna om de 8 weken 1% van het koppel met een minimum van 30 en maximum van 60 bloedmonsters of 24 luchtpijpswabs per stal*

Geen wijzigingen

Opfokvermeerdering

24 bloedmonsters of 24 luchtpijpswabs per stal*

Geen wijzigingen

Vermeerdering

20-22 weken en 30 weken leeftijd en om de 12 weken 1% van het koppel per stal met een minimum van 30 en maximum van 60 bloedmonsters of 24 luchtpijpswabs per stal*

12 weken voor slacht 10 bloedmonsters of 12 luchtpijpswabs per stal*

Opfokleg

Maximaal twee weken voor overplaatsen 24 bloedmonsters per stal of 24 luchtpijpswabs per stal*

Geen wijzigingen

Eindleg

9 weken voor slacht 10 bloedmonsters of 12 luchtpijpswabs per stal*

Geen wijzigingen

*M.s.-gevaccineerd of afkomstig van M.s.-gevaccineerd bedrijf **M.s.-gevaccineerd & niet M.s.-gevaccineerd

Ook zien we M.s. vaker op kolonie- en scharrelbedrijven dan op uitloop- en biologische bedrijven. Naast het meerleeftijdenmanagement spelen hierbij mogelijk ook de koppelgrootte en de leeftijd van monstername een rol. M.s.-besmettingen komen nog frequent voor in de vermeerderingssector waarbij vleesvermeerderingsbedrijven vaker positief zijn dan legvermeerderingsbedrijven. In de vleesvermeerderingssector is er een risico van M.s.-insleep vanuit de opfokperiode en gedurende de productieperiode. Bij de legvermeerdering is risico van insleep beperkt tot de productieperiode, want de laatste twee jaar zijn geen besmettingen gevonden in opfoklegvermeerderingspluimvee. Conclusies Het aantal M.s.-besmettingen in de fokkerij- en legvermeerderingssector is laag, echter in de vleesvermeerderings- en de legsector komt M.s. nog veel voor. Op basis van de gegevens uit de M.s.-monitoring blijkt dat horizontale transmissie van M.s. bij alle schakels een rol speelt. Vleeskuikens en opfoklegvermeerdering kunnen bovendien vanuit de moederdieren besmet raken. Op basis van deze resultaten is in 2016 een voorstel gedaan voor een gefaseerde aanpak van M.s. en aanpassing van het monitoringsschema (zie tabel 2 en 3). Hierbij werd het aantal verplichte monsternames bij vermeerderingsdieren verminderd. Regelmatige monitoring is met name belangrijk voor biocontainment en kanalisatie, hier is geen verplichting toe. Met de aanpassingen in het monitoringsschema ‘opfokvleesvermeerdering’ kan beter inzichtelijk worden gemaakt waar de dieren besmet raken (einde opfok versus begin productie) en kunnen maatregelen op de juiste plek worden genomen. De aangepaste monitoring is in oktober in 2019 van kracht geworden.

26 - Pluimvee, december 2019

025_PL70_monitoring_2p.indd 26

09-12-19 20:01


Rob Nijland, hoofd binnendienst pluimvee

Wateronderzoek

HOE GOED IS HET WATER IN DE STAL?

Kwaliteit water belangrijk voor kippen Water is essentieel voor kippen. Een kip drinkt eerst en eet daarna. Het aangeboden water moet dus van goede kwaliteit zijn, anders staat u al met 1-0 achter. Hoe weet u of het water van goede kwaliteit is? Meten is weten. Het klinkt misschien simpel, maar dit zijn de eisen voor goed drinkwater: • het moet beschikbaar zijn; • het mag niet schadelijk zijn; • het moet smakelijk zijn. Leidingwater maakt lange reis Gebruikt u leidingwater? Dan is de kwaliteit van het water ‘na de watermeter’ uw zorg. Het water maakt vaak nog een lange reis tot het bij de laatste kip in de stal terechtkomt. Die reis is niet altijd zonder gevaar. Als een waterleiding in de stal bijvoorbeeld doorhangt, kunnen er giftige stikstofverbindingen in zo’n doorhangpunt ontstaan door bacteriën die zich hier kunnen ophopen, zeker in een warme omgeving waar kiemen zich gemakkelijk vermeerderen. Het loont om (ook in recent gebouwde of gerenoveerde stallen) de leidingen langs te lopen en geconstateerde afwijkingen zo snel mogelijk op te lossen. Grondwater niet constant van goede kwaliteit Gebruikt u grondwater? Dan kan het water niet of niet constant van de juiste kwaliteit zijn. Diverse waterbehandelingsapparaten kunnen nodig zijn voor het leveren van goed water aan de dieren. Apparatuur zoals ontijzerings- en reverse osmosis-installaties, maar ook bijvoorbeeld waterontharders hebben controle en onderhoud nodig.

Wateronderzoek (laten) doen Ongeacht of het een eigen bron of leidingwater betreft, water gaat vaak langs verschillende ‘obstakels’. Denk aan voorraadvaten, doseerpompen, drukregelaars en drinknippelsd die ervoor moeten zorgen dat het water op de juiste manier bij het pluimvee terechtkomt. U kunt zelf een indruk krijgen van de kwaliteit van het drinkwater door te ruiken en met het blote oog het water te bekijken. Door de kleur, geur en helderheid te beoordelen, krijgt u een indruk van de kwaliteit van het water. Niet alle afwijkingen zijn op het eerste gezicht te zien of te ruiken, GD kan hiervoor nader wateronderzoek uitvoeren. We adviseren meerdere controles per jaar om de vinger aan de pols te houden. GD heeft pakketten voor wateronderzoek in het kader van een kwaliteitsprogramma, zoals IKB. Daarnaast zijn er diverse andere pakketten voor veedrinkwater die de kwaliteit van het water voor u inzichtelijk maken. KIJK VOOR MEER INFORMATIE OVER DE ONDERZOEKEN OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/WATER

Pluimvee, december 2019 - 27

027_PL70_wateronderzoek_1p.indd 27

09-12-19 20:02


Eerste onderzoeksresultaten 2019 .. M.S. is schadelijk voor

GD heeft ook in 2019 onderzoeken uitgevoerd. Op deze pagina’s vindt u in de belangrijkste eerste onderzoeksresultaten. Sinds begin dit jaar zijn de veterinaire praktijkonderzoeksprojecten in drie categorieën onderverdeeld.

1

Ad hoc-onderzoek: onvoorspelbare problematiek waar ‘ad hoc’ op moet worden gereageerd, zoals onderzoek naar vogelgriep en Newcastle disease.

2

Praktisch advies: aanvullende diagnostiek en korte onderzoeksprojecten voor ‘bekende endemische ziektes’, zoals ILT en Coryza, om onder andere verspreiding van ziektes en vaccinatie-effectiviteit in kaart te brengen. Maar ook de projecten rond reeds bekende aandoeningen of syndromen waarvan niet duidelijk is of ziekteverwekkers een rol spelen (bijvoorbeeld pootproblemen en vleeskuikenkwaliteit).

3

Innovatie: dit is de stip op de horizon, het langetermijnonderzoek. Met de resultaten van dit type onderzoek is de ambitie om pluimveegezondheid op de langere termijn te blijven verbeteren en borgen. Voor bijvoorbeeld nieuwe technieken en innovatieve preventiemethoden.

vleeskuikens. Na infectie vertonen de geteste dieren duidelijke klinische verschijnselen, in combinatie met IB-vaccinatie kan er zelfs sterfte optreden. Om (onderhuidse) bloedingen te voorkomen die kunnen leiden tot afkeur van de karkassen, moet eerst worden achterhaald wanneer en waar de bloedingen zijn ontstaan. Geeft histologisch onderzoek antwoord?

Het ad hoc-onderzoek was dit jaar vooral gericht op het laagpathogene vogelgriepvirus H3N1. In deze uitgave van Pluimvee is daar uitgebreid aandacht voor. Mocht u op basis van deze zeer korte samenvatting vragen hebben, dan zijn wij altijd bereid de resultaten en eventuele adviezen persoonlijk toe te lichten. Neem hiervoor contact op met GD via 0900-1770.

Na vaccinatie is aan het eind van de ronde nog geen uitval gevonden door vlekziekte: maar is de bacterie nog aanwezig in de stal?

M.g. komt gelukkig weinig

Met nieuwe moleculaire technieken kan steeds beter worden vastgesteld of een E. coli ziekmakend is of niet.

Serotypering van de acute snot-bacterie is altijd van belang om de effectiviteit van de vaccinatie tegen Coryza in te schatten!

voor maar om dit zo te houden is inzicht in de variatie van M.g.-stammen nodig. In Nederland zijn de afgelopen 20 jaar 9 verschillende genotypen gevonden terwijl er wereldwijd 65 genotypen bekend zijn.

28 - Pluimvee, december 2019

028_PL70_AVINED_2p.indd 28

09-12-19 20:04


resultaten

Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee en Jan de Rond, projectleider pluimvee

9 ...en meer Het managen van de

onbehandelde hen geeft nieuwe uitdagingen. Een hen neemt niet altijd op wat ze krijgt voorgeschoteld. Soms leiden kleine wijzigingen in bedrijfsmanagement (zoals het vervangen van nippels door cups) tot duidelijke verbeteringen. Een Pasteurellauitbraak kan bestaan uit meerdere serotypes waarbij er één de overhand heeft: biedt noodvaccinatie een oplossing? Een nieuwe Gumborostam, sluipmoordenaar of niet?

Bij het onderzoek naar stalverlichting en de invloed op pootproblemen ging er nog geen lampje branden, behalve dat er enorm veel variatie is, zoals hoogfrequent TL, daglicht, spaarlamp en warm- en koud-LED. Alleen informatie over welke lamp er hangt, geeft onvoldoende houvast. Licht in opfok en leg zouden beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

Evaluatie van de huidige ILT-situatie en de vaccinatie in relatie tot de grote variatie in antilichaamtiters in Nederlands (opfok) pluimvee. Veel reovirus-problemen in de zomermaanden van 2019, allen hadden genotype 2 of 4. Reovirus verspreidt met name horizontaal. Goed schoonmaken en een goede bescherming vanuit de moederdieren kunnen schade verminderen. Onderzoek in 2020 De onderzoeksagenda voor 2020 is ook vastgesteld. De projecten zijn weer onderverdeeld in drie categorieën. Het ad hoc-onderzoek is uiteraard nog niet ingevuld. Gezien de ervaring van afgelopen jaren is het helaas zo dat de Nederlandse pluimveesector met enige regelmaat wordt geconfronteerd met (dreigingen) van vogelgriep of NCD. Om snel op dergelijke (dreigingen van) uitbraken, maar ook crises als fipronil te kunnen reageren, is het goed om ruimte te hebben voor ad hoc-onderzoek. De resultaten van 2019 op het gebied van praktisch advies hebben voor een deel geleid tot nieuwe vragen waaraan gaat worden gewerkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor ILT, waarbij de vraag is of bij vleeskuikens de gebruikte vaccins bescherming geven voor nieuw gevonden wildtype-stammen. Maar ook bij IB, waarbij de vraag is of nieuwe stammen ook schijnleg en nierschade kunnen veroorzaken. Daarnaast starten er ook nieuwe korte projecten. Voor zowel E. coli als Pasteurella wordt een nieuwe test ontwikkeld die naar verwachting meer inzicht geeft in het ziekmakend vermogen van de stammen. Verder wordt gekeken of het toepassen van noodvaccinatie een oplossing biedt voor bedrijven die te maken hebben met een uitbraak. Onder het innovatie-onderzoek wordt gewerkt aan onder andere enterokokken en reovirus. Daarnaast zal ook verkennend onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheid om stress meetbaar te maken als indicator voor welzijn. Zo hopen we samen met u te werken aan een gezonde pluimveehouderij!

Pluimvee, Pluimvee, december december 2019 2019 - 29 - 29

028_PL70_AVINED_2p.indd 29

09-12-19 20:33


Innovax jij al?

Meer weten over Innovax®-ND-IBD, het nieuwe vleeskuikenvaccin tegen Gumboro, ND en Marek? Download de voordelen op: www. my-msd-animal-health.nl/pluimvee/actueel of scan

Innovax®-ND-IBD bevat per dosis: levend celgebonden recombinant kalkoenherpesvirus (stam HVP360) die het fusie-eiwit van het Newcastle disease virus en het VP2 eiwit van het infectieuze bursitis virus tot expressie brengt: 103.3 – 104.6 PFU. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van eendagskuikens/18-19 dagen oude geëmbryoneerde kippeneieren om: - mortaliteit en klinische verschijnselen als gevolg van het Newcastle disease (ND) virus te verminderen; - mortaliteit te voorkomen en de klinische verschijnselen en laesies als gevolg van het infectieuze bursitis (IBD) virus te verminderen; - mortaliteit, klinische verschijnselen en laesies als gevolg van het ziekte van Marek (MD) virus te verminderen. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen bekend. Toediening en dosering: Eendagskuikens/kippeneieren 1 dosis van 0,2/0,05 ml via subcutane/in ovo injectie in de nek/het ei. Wachttijd: Nul dagen. Waarschuwingen: De vaccinstam kan worden uitgescheiden door gevaccineerde vogels en spreiden naar kalkoenen. De veiligheid is niet bewezen tijdens de leg. Beschikbare gegevens tonen aan dat; - Nobilis ND Clone 30 of Nobilis ND C2 toegediend kunnen worden aan ééndagskuikens die zijn gevaccineerd via de subcutane of in ovo route met Innovax-ND-IBD. Voor een dergelijk simultaan gebruik is aangetoond dat immuniteit tegen ND aanvangt na 3 weken (indien gebruikt met Nobilis ND Clone 30) en 2 weken (indien gebruikt met Nobilis ND C2); - Nobilis IB Ma5 of Nobilis IB 4-91 toegediend kunnen worden aan ééndagskuikens die zijn gevaccineerd via de subcutane of in ovo route met het vaccin. EU/2/17/213/001-002, REG NL 119940 UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. 2019-06.

031_PL70_deboerop.indd 30

09-12-19 20:08


de boer op

830

…IS EEN KLEURCODE DIE OP LAMPEN STAAT. DE 8 REFEREERT AAN DE KLEURECHTHEID (80%) EN 30 AAN DE TEMPERATUUR (3.000 KELVIN). 830 IS WARM WIT LICHT MET EEN GOEDE KLEURWEERGAVE.

GOEDE VERLICHTING IS BELANGRIJK De ene lamp is de andere niet, maar de kleurcode zegt al iets. In pluimveestallen worden verschillende typen verlichting gebruikt, waarbij vooral hoogfrequent TL- en LED-verlichting worden gebruikt. Daarnaast is steeds vaker daglicht aanwezig. Kunstlicht kent veel variatie in kleurtemperatuur (warm, roodachtig licht of koud, blauwig licht), kleurechtheid

(CRI), knipperfrequentie, lichtspreiding, warmteproductie en energiezuinigheid. Kippen herkennen objecten en andere kippen ook aan de hand van de kleur van het licht en de reflectie hiervan. Hiervoor is natuurlijk voldoende licht nodig, maar ook de juiste kleurtemperatuur en kleurechtheid. Denk dus goed na en overleg met experts over welke verlichting er in de stal komt te hangen.

vraag & antwoord Drinkwater is voor bijvoorbeeld vleeskuikens een van de belangrijkste bestanddelen van het dagelijkse menu.

VRAAG: WAAROM IS HET BELANGRIJK DAT ER SCHOON WATER UIT DE DRINKNIPPEL KOMT? ANTWOORD: JEANINE WIEGEL, PLUIMVEE­ DIERENARTS

Een vleeskuiken heeft voor de groei van één kilogram vlees ongeveer drie liter water nodig en drinkt daarbij gemiddeld 1,75 keer meer water dan er voer wordt opgenomen. Water is belangrijk voor veel functies in het dier zoals de stofwisseling, het transport van voedingsstoffen en de warmtehuishouding. Als veehouder kun je op veel manieren zorgen dat de dieren gezond blijven, maar als het water van matige of slechte kwaliteit is, heft dat alle inspanningen op. MEER INFORMATIE OVER WATER STAAT OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/WATERONDERZOEK

Pluimvee, december 2019 - 31

031_PL70_deboerop.indd 31

09-12-19 20:34


diergezondheid volgens Annet Heuvelink Ze zorgt er onder andere voor dat GD over de modernste technieken beschikt, waardoor uitslagen zo snel mogelijk bij veehouders en dierenartsen liggen. Annet Heuvelink werkt sinds 2011 bij GD als microbioloog. “Het is belangrijk dat er vlot een uitslag is, zodat problemen op bedrijven kunnen worden opgelost.” Annet was al op jonge leeftijd geïnteresseerd in biologie en studeerde in Wageningen waar haar liefde voor het onderwerp verder groeide. “Mijn promotie-onderzoek deed ik naar een bepaald type E. coli-bacterie, een type dat ernstige nierschade bij kleine kinderen kan veroorzaken. Ik kwam in contact met dierenartsen, slachterijen, veehouders en getroffen gezinnen. In die tijd was ook mijn eerste kennismaking met GD. Hoewel het nog even heeft geduurd voor ik er ben gaan werken.” Volksgezondheid en diergezondheid “Diergezondheid en volksgezondheid hangen nauw met elkaar samen. Ik heb jarenlang bij de NVWA gewerkt, aan de onderzoekskant op het gebied van zoönosen. Tot er bij GD een vacature was voor veterinair microbioloog. Hoewel ik geen dierenarts ben, heb ik gesolliciteerd. Mensen in mijn omgeving zeiden dat het echt wat voor mij zou zijn.” Haar omgeving had gelijk, Annet zet zich met veel plezier in voor haar werk. Tenminste tweemaal per dag is ze in het laboratorium te vinden. “Ik houd van toegepast onderzoek, omdat je relatief snel resultaat hebt. De collega’s van het lab adviseer ik als een uitslag bijvoorbeeld moeilijk af te lezen is. Verder geef ik trainingen, bijvoorbeeld aan dierenartspraktijken over hoe je bacteriologisch onderzoek goed uitvoert. En nationaal en internationaal wisselen we kennis uit, zodat je de nieuwste technieken en methodes kunt inzetten en weet wat er speelt.” Vernieuwing Eén van de hoogtepunten is voor Annet de inzet van de MALDI Biotyper. Terwijl met de klassieke methoden vaak pas één of twee dagen na isolatie een uitspraak kan worden gedaan over de identiteit van een bacterie, geeft de MALDI Biotyper binnen enkele minuten uitsluitsel. Voordat een nieuwe techniek in het laboratorium wordt geïmplementeerd zoeken Annet en haar collega’s veel informatie op in de literatuur en doen zelf ook uitgebreid onderzoek om te beoordelen of een apparaat van meerwaarde is voor GD en de veehouder uiteindelijk verder helpt. “Als ik vertel over mijn werk en GD zijn mensen vaak verrast over wat we allemaal doen. We testen niet tien of honderd isolaten op bepaalde eigenschappen, maar wel duizend. We hebben een schat aan data waarmee we de diergezondheid verbeteren. Daar werk ik graag aan mee.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl

032_PL70_diergezondhheid.indd 32

09-12-19 20:10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.