GONZO (CIRCUS) IN BEELD 2014-2015
COLOFON
MEDEWERKERS BEELD HUISVORMGEVERS Janine Hendriks (Tilburg), grafisch ontwerper/ art director, maakte het basisontwerp van Gonzo (circus) magazine, werkte o.a. voor 013 popcentrum, bkkc (Brabants kenniscentrum kunst en cultuur), Tilt Festival, MEST magazine. (kaftwerk.nl)
Wouter Medaer (Hasselt), grafisch ontwerper van Gonzo (circus), illustrator en animator, lid van Visuals Internationals, werkte o.a. voor Pukkelpop. (wunderkind.es)
HUISILLUSTRATOREN
Thomas & Jurgen (Breda), ontwerpers &
illustratoren, werkten o.a. voor Graphic Design Festival Breda en AKV|ST.Joost, maakte voor Gonzo (circus) in 2014 de hoesjes voor Mind The Gap en in opdracht van Kaftwerk illustraties voor het basisontwerp van Gonzo (circus). (thomasenjurgen.nl)
Kees Peerdeman (Amsterdam), ontwerper en
illustrator, werkt o.a. voor Het Dolhuys (Haarlem), Sotu Festival en GAG Amsterdam (keespeerdeman.nl)
Wouter Medaer (Hasselt), ontwerper van
Gonzo (circus), illustrator en animator, lid van Visuals Internationals, werkte o.a. voor Pukkelpop. (wunderkind.es)
HUISFOTOGRAFEN
Caroline Lessire (Brussel), fotograaf/ videkunstenaar, werkte o.a. voor/met VK en Beursschouwburg. (carolinelessire.com)
Jelmer de Haas (Utrecht), fotograaf, werkt
o.a. voor Tivoli/Vredenburg, Pinkpop, Stad Utrecht, Rabobank. (jelmerdehaas.com)
2
Jurgen Bourgeois (Herentals), chocolatier en freelance fotograaf, werkte o.a. voor Humo. (flickr.com/photos/bourgeoisjurgen)
Lou Mouw (Amsterdam/Berlijn), fotograaf en
beeldend kunstenaar, studeert aan Universit채t der K체nste Berlin, werkte o.a. bij Blikopeners (Stedelijk Museum Amsterdam) en Rozentheater (Amsterdam), maakte voor Gonzo (circus) in 2015 de hoesjes voor Mind The Gap en maakt portretten van muzikanten. (plakatpapir.tumblr.com/)
Mark Rietveld (Antwerpen), fotograaf,
bekend om zijn concertfotografie o.a. als huisfotograaf bij Het Bos. (markrietveld.be)
Michel Mees (Den Haag), fotograaf, werkt o.a. voor Volkskrant, Gemeente Den Haag, Filosofie Magazine, Speedy J, Armin van Buuren. (michelmees.nl)
Paul Lamont (Gent), fotograaf en muzikant, werkte o.a. voor Humo, De Morgen, Drums Are For Parades en Isbells. (lightfreeze1.wix.com/ hikaroshimo)
Piet Goethals (Gent), journalist en fotograaf, werkt o.a. voor Knack, De Morgen en De Tijd. (pietgoethals.be)
Sara Anke Morris (Antwerpen), fotograaf,
huisfotograaf Doek Festival (http://bit.ly/1R5LMH2)
BEELDREDACTIE
Katrien Schuermans (Turnhout), freelance
vormgever, dromerige muziekenthousiasteling die steeds verder en dieper de muziekwereld inkruipt op zoek naar nieuwe woorden en stromingen.
I N H O U D S O P G AVE
INHOUD COVERS 4-5 SPREADS 6-27 ARTWORK MTG
28-29
OVER GONZO (CIRCUS) Gonzo (circus) is een papieren tijdschrift dat zes keer per jaar verschijnt, honderd pagina’s dik en geheel in kleur. Daarnaast is Gonzo (circus) een website met blog, recensies, achtergrondverhalen, series en meer. Ook is Gonzo (circus) een verzameling vrijwillig werkende, eigenzinnige professionals die avonden met muziek en andere kunstvormen (co-)cureren, debatten initiëren en cultuurliefhebbers op andere wijzen inspireren. Gonzo (circus) brengt nieuwswaardige inhoud zonder krampachtig hip te worden; elders wordt al genoeg gesproken over namen en geluiden die u reeds vertrouwd in de oren klinken. Gonzo (circus) wil hierop een aanvulling bieden met verrassende keuzes waarvan wij vinden dat ze ook gehoord en gezien mogen worden. Muziek maakt de hoofdmoot uit van ons geschreven aanbod, maar onvermijdelijk duiken er ook beschouwingen op over kunst, media en maatschappij (vandaar de nieuwe ondertitel ‘Muziek.Kunst.Meer’). We overstijgen de waan van de dag door context en een historisch perspectief te
bieden. We verbinden de lijntjes over hokjes en grenzen heen, met boeiende artikelen, scherpe reviews en diepgaande interviews. Gonzo (circus) kan werken als een smaakmaker, een trechter die uit het overvloedige actuele aanbod de muziek filtert die volgens ons belangrijk is, of dat in de toekomst kan worden. In die zin is Gonzo (circus) een ‘voorloper’ in de letterlijke zin van het woord: we besteden aandacht aan een artiest wanneer anderen het (nog) niet doen. Bovenal moet Gonzo (circus) de lezer enthousiast maken, prikkelen en uitdagen,
met een eigenzinnige selectie die aanzet tot verdere muzikale avonturen. Gonzo (circus) durft kritisch te zijn, maar steeds met een positieve insteek. Onze kritiek is niet het verzuurde oordeel van een elite, maar een uitnodiging naar de lezer of bezoeker om zijn eigen smaak in vraag te stellen en aan te scherpen. Zelfs onze eigen smaak ontsnapt niet aan een kritische beschouwing. Daarbij wordt het nooit zwaar op de hand; de vlotte taal, een relativerende ondertoon zorgen telkens weer voor een tijdschrift dat leest als een trein, met hier en daar zelfs plaats voor een scheut satire. Gonzo (circus) claimt geen hoogste oordeel, al onze schrijvers voelen zich hoogstpersoonlijk betrokken bij hun onderwerp. Want hoe gevarieerd onze muzikale smaak ook is, wat uiteindelijk elke Gonzo (circus)journalist verbindt is een liefde voor muziek en kunst – een passie die door klinkt op elke pagina van het tijdschrift.
3
C O VER S 201 4
Code om op te dansen
ESSAY OVER DE WETTEN DER TRAAGHEID
GC 123 COVER DEF.indd 1
4
EN VERDER Brent Arnold, André Stordeur, Yvette, Find Hope In Darkness, Richard James Foster, Armen Avanessian, Field Records
Psychedelische excursie met tape
14009
ALGORAVE
ŌGON BATTO (BENT VANDE SOMPELE)
1 4 0 09
SCENEREPORT
Muziek.Kunst.Meer.
9 770778 648414
Grenzeloze Japanners
123
nov - dec 2014 8,95
14011
BO NINGEN
W W W.GON ZOCI RCUS . COM
14011
Structuur voor de dromerigheid
Sculpturen uit licht en tijd
sep-okt 2014
MAARTEN VOS
ANTHONY MCCALL
#123 – MTG #110
9 770778 648414
nov-dec 2014
124
#124 – MTG #111
Muziek.Kunst.Meer.
sep - okt 2014 8,95
MDOU MOCTAR Toeareg-rockheld voor de jonge generatie
inclusief 12 tracks
CD MIND THE GAP #111
SAM SHALABI
inclusief 14 tracks
CD MIND THE GAP #110
Schoppen tegen de poortwachters van de muziektraditie
REWIRE FESTIVAL 2014
Klara Lewis & Albert van Abbe
ESSAY DONKERE NETWERKEN VOOR DONKERE TIJDEN
EN OOK NOG Rafael Anton Irisarri, Leo Svirsky, Matthew Shipp, KETEV, Ada van Hoorebeke, Orlando Voorn, Hypertension, Mondkopf 26/08/14 09:03
C O VER S 201 5
GC#130 verschijnt november 2015
5
SIGNALEMENT
YOUFF Vlaamse noisetornado Terwijl New York bijkomt van de storm der stormen die een storm in een glas water bleek, duiken wij in Youff, een duo dat muzikaal zwaarder weer creëert dan het laagje stuifsneeuw dat New York een volle dag heeft platgelegd. auteur Tjeerd van Erve
10
Op het moment van schrijven is de band nog bezig met het afronden van de eerste ep, een proces dat Alex Schillewaert en Manu Mahie volledig zelf in de hand houden. Slechts één nummer circuleert al op internet, maar deze alleen is al voldoende om een grote indruk op ons te maken. ‘Periods’, een van de acht nummers die op de eerste ep gaan komen, is een werkelijke noisetornado waarin met enkel bas en drums een stevige geluidsmuur wordt opgetrokken, waarachter vervormde zang lijkt te zijn verwikkeld in een bezwerende mantra. Een opname die zich kenmerkt door de ruwe afwerking, waardoor het niet alleen erg direct maar ook erg warm en vol klinkt. Een bewuste keuze, zo laat Youff over de mail weten. Geheel passend binnen de DIY- en lo-fi-esthetiek is het duo ervan overtuigd dat muziek niet altijd bewerkt hoeft te worden met ‘veertig plug-ins en absurd dure vintage analoge gear’. Juist het pure opgenomen geluid vond het tweetal hier het meest adequaat. Ook het DIY-werkethos heeft Youff hoog in het vaandel staan. De gehele opname en af-
werking van de eerste langspeler heeft het tweetal in eigen beheer gehouden. Iets wat ook betekent dat je al doende leert, en dus ook geregeld van vooraf aan moet beginnen. Een precieze datum voor de finale afronding durven Schillewaert en Mahie dan ook nog niet te geven. Dat betekent echter niet dat er stil wordt gezeten. Tussen de afwerking van opnames, de repetities en de optredens door wordt namelijk ook alweer aan nieuw materiaal gewerkt. Nummers die veelal uit improvisaties ontstaan, zo laat de band weten. “We maken wat lawaai, improviseren en nemen ondertussen alles op. Uit die opname nemen we de delen die ons interesseren en werken die verder uit”. Iets verderop in de e-mail voegt de band daar nog aan toe: “De inspiratie die op het moment zelf opkomt geeft vaak de beste ideeën. Zonder er te veel over na te denken, gewoon wat spontaan in je opkomt.” En zo klinkt Youff in ‘Periods’ ook, als energie die spontaan opborrelt, tussen twee artiesten die al jaren met elkaar samen spelen. Dat laatste is echter verre van de realiteit.
Drummer Mahie en bassist Schillewaert vonden elkaar eind 2013 net nadat het duo waar Mahie hiervoor in speelde uiteen was gevallen. Het experimentele duo waarin Alex speelde was net op zoek naar een bassist en een derde bracht de twee bij elkaar. Gedurende de shows en repetities bleek dat het tweetal niet alleen een muzikale klik had, maar ook eenzelfde muziekervaring. Al snel werd toen besloten om – los van andere projecten – Youff op te starten. “Voor zaken die we op dat moment niet konden kanaliseren hebben we ons afgezonderd”, schrijft de band. Een afzondering die tot gevolg had dat ze al snel genoeg materiaal had om te gaan optreden en nu op korte termijn met een eerste album te komen. Die productiviteit lijkt nog lang niet eindig, want zo zijn de wensen voor 2015 om nog meer nieuw werk te schrijven, uit te brengen en vooral ook vaak op te gaan treden. live
14/03/2015, Swine Flu Festival, Machelen, swineflufestival.be 12/04/2015, Magasin 4, Brussel, magasin4.be www
facebook.com/youffofficial
@campking @cirt @tjeerdvanerve
SIGNA LEM ENT
AFRIKAN SCIENCES
Het verhaal primeert op de noten
Onder zijn alter ego Afrikan Sciences bracht Eric Porter – één van de met parels bezette spelden in de hooiberg van op hiphop gebaseerde elektronica – vorig jaar twee albums uit. De man heeft echter nog meer voor ons in petto. auteur Nico Kennes beeld Celeste Sloman
‘Means and Ways’, de eerste full-lentgh die Eric D. Porter alias Afrikan Sciences uitbracht, dateert van 2011. Maar de man is al veel langer bezig met muziek. Al in 2006 bracht hij zijn eerste ep ‘Wadada’ uit, waar hij zes jaar naartoe had gewerkt. “Tot die tijd had ik mij toegelegd op het ontwikkelen van mijn eigen stem als producer. Ik ben in de muziek beland als deejay, maar al gauw wist ik dat ik zelf ook wilde creëren. Geleidelijk aan heb ik de omschakeling gemaakt van het spelen van andermans deuntjes naar het maken van de muziek die ik in mijn hoofd hoorde.” Door de jaren heen heeft Porter zijn stijl grondig gepolijst. Qua geluid is Afrikan Sciences vanuit de hiphop steeds meer opgeschoven in de richting van elektronische muziek, zonder daarbij in te boeten aan originaliteit. Ook technisch heeft hij als producer heel wat vooruitgang geboekt. Toch vindt Porter de software en snufjes lang niet zo belangrijk als de muziek zelf. “De essentie ligt in het vatten van een bepaald geluid op het moment: de gevoelens en ideeën die je wil overbrengen zo goed mogelijk benaderen.” Over persoonlijke achtergrond gesproken: Porter is afkomstig uit New York, bepaald geen hinterland wat betreft hiphop en elektronica. Die omgeving en de mensen die er
deel van uitmaken hebben natuurlijk ook een invloed op zijn muziek. “Zo is de Deepblakfamilie (zijn voornaamste label, nk) een belangrijk klankbord en een bron van inspiratie. Door met PAN (label waarop zijn recentste soloplaat uitkwam, nk) in zee te gaan heb ik dat platform nog wat uitgebreid”, aldus Porter Het omgekeerde is echter ook waar. Dankzij het internet kunnen producers van over de hele wereld muziek met elkaar delen en er zelfs samen aan werken. Je hoeft dus niet langer tot een (geografisch) afgebakende scene te behoren. “Dat is helemaal waar”, beaamt Porter. “Ik beschouw mezelf niet als een New Yorkse artiest. Ik heb trouwens tien jaar aan de westkust gewoond. Het internet heeft echt bruggen geslagen tussen muzikanten over de hele wereld.” Een van zijn samenwerkingsverbanden is die met Armon Bazile, beter bekend als Aybee. Maar Porter heeft een karrenvracht aan muzikale projecten op til staan: The Student Body, The Student Body Presents Arts & Sciences, The Camelwalk, Ole Shady Grady and the Neighborhood Characters, Babylon Spliffs en – misschien wel zijn persoonlijke favoriet – Les Graciés, een product van voornoemde online samenwerkingen. Voor dat laatste project is de producer nog
op zoek naar een label, maar hij belooft ons heel wat nieuws voor 2015. “De zaadjes zijn gepland, nu is het tijd om te oogsten”, voegt hij er poëtisch aan toe. Porter productief noemen zou een grof understatement zijn. De man bracht vorig jaar twee platen uit met Afrikan Sciences en zit ondertussen alweer in de studio met Sassacyprigo (de ‘Arts’ van Arts & Sciences), maar is zich tegelijk ook aan het voorbereiden op zijn live shows in het voorjaar. “Tot nog toe vindt geen enkele daarvan plaats in België of Nederland, maar ik verwelkom elke uitnodiging warmhartig.” Programmeurs aller landen, doe er uw voordeel mee. selectieve discografie
Sketches of Space (Deepblak, 2014, lp) Circuitous (PAN, 2014, lp) Theta Wave Brain Sync (Deepblak, 2013, lp) Means And Ways (Deepblak, 2011, lp)
luister
luister naar DBC van Afrikan Sciences op mtg #113 www
afrikansciences.tumblr.com deepblakmusic.com p-a-n.org soundcloud.com/afrikan-sciences @NicoKennes
11
INTERVIEW
THE NECKS Meer dan een kwarteeuw de langste spanningsboog
Het Australische trio The Necks verkent intussen al meer dan een kwarteeuw de zone tussen minimalisme, ambient en vrije improvisatie, en is een van de weinige bands die een genre op zich vormt. In april is de band in Nederland voor onder andere het World Minimal Music Festival in Muziekgebouw aan ‘t Ij. auteur Guy Peters beeld Paul Lamont
32
INTERVIEW
Op het moment dat we hen spreken in de Gentse Handelsbeurs is het dertien jaar geleden dat The Necks – pianist Chris Abrahams, bassist Lloyd Swanton en drummer Tony Buck – in die stad speelde, maar de leden herinneren het zich nog goed. Net zoals ze nog weten dat ze in 1999 maar liefst negen concerten in Vlaanderen afwerkten, wat hun totaal in België op zeventien concerten brengt (de Nederlandse teller staat volgens het concertoverzicht op hun website op negentien). Ook het legendarische concert dat ze in 2005 in Cultuurcentrum Luchtbal gaven (“Die avond met Otomo Yoshihide”, voegt Swanton er meteen aan toe) staat nog in het geheugen gegrift. Het Australische trio valt op geen enkele manier conventioneel te noemen. Het handelsmerk van de drie – marathonexploraties van drie tot vijf kwartier – blijft na een kwarteeuw en anderhalf dozijn albums nog altijd inspireren. The Necks is een van die cultbands die ondanks minimale aandacht binnen de mainstream-pers een status heeft waar velen slechts van kunnen dromen. Terwijl soundtracks en samenwerkingen met onder anderen Michael Gira van Swans hun profiel extra in de verf hebben gezet, bleef de band onverstoorbaar zijn ding doen, met het machtige ‘Open’ uit 2013 als recentste wapenfeit.
DOWN UNDER
Australië is net als België een buitenbeentje, zeker binnen de wereld van de vrije improvisatie. Kennen jullie eigenlijk Belgische muzikanten? Lloyd Swanton: “Plastic Bertrand. (lacht)” Chris Abrahams: “Fred Van Hove.” LS: “Die bassist… Peter Jacquemyn.” Tony, ken je Els Vandeweyer, de vibrafoniste? Tony Buck: “Ja natuurlijk, ze woont net als ik in Berlijn.” Jullie vertelden vroeger eens dat Australië in jullie muziek zit. Wat bedoel je daar dan mee? CA: “Dat is een zeer complexe vraag. Heel veel van onze vroegere ervaringen waren sterk beïnvloed door Amerikaanse jazz uit de jaren 1960, want er was helemaal niet zo veel Europees beïnvloede improvisatie te horen. Dat is pas de laatste vijftien jaar sterk veranderd.” TB: “Het hele aspect ‘Australië’ speelt zich af op twee niveaus. Toen wij begonnen was het land eigenlijk nog vrij geïsoleerd. Het was echt zoeken als je met dergelijke muziek bezig wilde zijn, want het enige wat je vond was inderdaad die Amerikaanse jazz. Daarnaast is er natuurlijk ook dat geografische isolement. Als het over The Necks gaat, wordt er vaak gesproken over openheid en dat expansieve aspect. Dat zal de muziek ook wel hebben beïnvloed, maar dan op een meer intuïtief niveau. Het is waarschijnlijk moeilijk om je omgeving
niet in je muziek te laten sluipen. Ik heb op verschillende plaatsen in de wereld gewoond en er is altijd een andere manier waarop wordt ingespeeld op die omgeving.” CA: “Natuurlijk ga je na een tijd wel overeenkomsten zien met het Australische landschap, dat maar niet lijkt te veranderen als je erdoor rijdt. Maak een rit van Alice Springs naar Darwin en het voelt aan als een eindeloze herhaling van hetzelfde, en toch beland je gradueel van de woestenij in de tropen. We hebben nooit geprobeerd om dat bewust om te zetten in muziek, het is er vanzelf in gekropen.”
Je moet vooral niet panikeren als iets niet werkt. Waren er in de jaren 1980 lokale bands weer je enige affiniteit mee had? LS: “Nee, niet echt. Op dat moment wilden we echt iets anders dan wat we hoorden om ons heen, we hebben ingespeeld op dat gemis. We zijn opgegroeid in de grote stad, dus eigenlijk spelen we dan ook grotestadsmuziek, maar toch heb je ook het besef dat het zo’n enorm continent is en ben je je natuurlijk ook bewust van die traditie en het bestaan van een drone-instrument als de didgeridoo. Dat geluid is verweven in onze muzikale cultuur. Daarnaast is het isolement van cruciaal belang geweest.”
CONCENTRATIE
Is de expansieve kant van jullie muziek vanaf het begin een doel geweest? Jullie zijn immers befaamd voor de lange stukken en de albums die doorgaans slechts één stuk muziek bevatten. CA: “Zoals ik het me herinner, waren we al heel snel bezig met die filosofie, vanaf de eerste weken dat we samen speelden.” LS: “Inderdaad. Aanvankelijk wilden we gewoon muziek maken. Concerten spelen was helemaal niet de bedoeling. We wilden garanderen dat het concept zich zonder externe druk zou ontwikkelen. Ik kan me nog goed herinneren dat we repeteerden bij het Departement Muziek van de Universiteit van Sydney, en dat een van de personeelsleden ons vertelde dat er een concertreeks was gepland en vroeg of we geen zin hadden om daar ook te spelen. Dat heeft voor een lange discussie gezorgd: gingen we het doen of niet? Zou de band wel van ons blijven?”
33
DE NIEUWE VL A A M SE SL A G
RUBEN MACHTELINCKX Vlokachtige vormen
Eigenlijk mag je Ruben Machtelinckx niet interviewen. Hij vindt dat niet fijn. Hij wordt niet graag gelauwerd voor praatjes, gelukkig volstaat daarvoor zijn mooie muziek. En als je geduldig schraapt, vind je achter de bedrieglijke verlegenheid toch een man die verbeten werkt, bij wie alles steek houdt, naar wie je wilt blijven luisteren. auteur Sanne Huysmans beeld Mark Rietveld
16
DE NIEUWE VL A A M SE SL A G
Ruben Machtelinckx een muzikant noemen is niet genoeg. Als componist drukt hij nog meer zijn stempel op de muziek dan door de manier waarop hij die speelt. De afgelopen jaren deed hij dat bijvoorbeeld met zijn kwartet met Hilmar Jensson, Joachim Badenhorst en Nathan Wouters. Die groep bracht ondertussen twee albums uit, ‘Faerge’ en eind vorig jaar ‘Flock’. Samen met saxofonist Thomas Jillings vormt hij Linus, waarvan begin vorig jaar ‘Onland’ verscheen en onlangs ‘Linus + Skarbø/Leroux’, voor de gelegenheid bijgestaan door Øyvind Skarbø en Frederik Leroux. “Ja, ik breng de laatste tijd veel uit. Maar dat is niet bewust, laat staan gepland. Misschien stellen sommige mensen zich daar vragen bij. ‘Wel, Ruben, deze maand nog geen plaat uitgebracht?’, hoor ik wel eens grappend. Toch moet alles diep zitten, en ga ik niet zomaar over één nacht ijs. Er gaat wel degelijk veel tijd overheen, ik ben er hele dagen mee bezig. Ik speel bijna uitsluitend in eigen projecten (met uitzondering van bijvoorbeeld het Ifa y Xango-tentet, sh) en ben ik dag in, dag uit bezig met de muziek en de dingen die die kunnen voeden. Toch blijft het een tweestrijd. Ik heb veel respect voor een muzikant als Frederik Leroux, die een grote diepgang in zijn werk legt en weinig uitbrengt, maar er niet lang aan sleutelt. Zijn soloplaat ‘Banjo’ is bijvoorbeeld erg goed.”
STERREN
Een echte Machtelinckx herken je uit duizend. De klank doet naar het noorden kijken, immer rustig, doch vaak met verlangen en aandrang, met een verdraaide, filmische schoonheid. Ondanks dat coherente, open brandmerk waarvan je wel moet houden, een verrassende vaststelling: “De muzikale familie rond mij is nogal klein, maar door veel naar muziek te luisteren, maak je ook deel uit van een gemeenschap. In zekere zin zoek ik die eenzaamheid bewust op. In het leven van elke dag houd ik ervan om me ergens buiten te zetten, om alles als toeschouwer waar te nemen. Men zegt weleens dat eenzaamheid in de stad veel erger is, maar bij mij ligt dat anders. Als ik op het platteland woon, dreigt de isolatie; in de stad kom je mensen tegen en hoewel je er buiten staat, geeft het toch het gevoel ergens deel van uit te maken.” Het zorgt ervoor dat hij de muzikanten
waarmee hij werkt soms verder gaat zoeken. “Sommigen zullen het vreemd vinden dat ik de samenwerking zoek met ‘sterren’ als Hilmar Jensson en Nils Økland, maar ik weet op voorhand dat we muzikaal samen zullen ademen.” Opvallend wel dat hij de afgelopen jaren bijna uitsluitend projecten zonder drum deed. “Ik mis dat niet. De muziek die ik maak, kabbelt wel, heeft een organische polsslag, maar die mag niet vastgepind worden. Er zijn drummers die ritme en instrument op zo’n manier benaderen dat dat wel zou kunnen passen bij de muziek, maar op het moment dat bijvoorbeeld het kwartet ontstond, was er simpelweg niemand in mijn buurt die dat zou kunnen doen. Nu is er wel de nieuwe plaat van Linus met gitarist Frederik Leroux en drummer Øyvind Skarbø. Met drum verandert het spel, maar het werkt wel. Door mijn manier van componeren heb ik er het minst controle over. Ritmisch laat ik alles open, waardoor Øyvind carte blanche heeft.”
Met mijn muziek probeer ik mezelf in het gareel te houden. “Op die nieuwe Linus-plaat speel ik trouwens meer banjo dan gitaar en Thomas meer synthesizer dan saxofoon. Effe omgooien. Daar hadden we ook behoefte aan. De plaat is deels gefinancierd door crowdfunding, daardoor voelde ik oorspronkelijk de druk om mensen niet te bedriegen, maar om te voldoen aan hun verwachtingen. Uiteindelijk hebben we dat verwachtingspatroon toch gewoon doorbroken, omdat de muziek erom vroeg.”
EGO
Terug naar ‘Flock’, het album dat eind 2014 unaniem geprezen werd. De titel betekent zowel vlok als zwerm. “Vroeger ontstonden veel stukken uit titels, nu is het vaker omgekeerd: de titel maakt me niet zo veel meer uit. Maar in dit geval zou ik zeggen dat de titel
vanuit het vlokidee komt. De muziek is ook vlokachtig. De muzikanten uit die groep zijn specifiek gekozen. Ik meen dat de muziek van het kwartet ego-loos is, en dan verwijs ik zowel naar mijn persoonlijke positie binnen het geluid van de groep, als naar de composities. Joachim komt als blazer vaak het sterkst naar voren, terwijl de gitaar op ‘Flock’ bijvoorbeeld niet zo aanwezig is.” “Op het conservatorium kreeg ik wel eens de opmerking dat ik de snaren te zacht aansla. Technisch is dat niet helemaal goed, maar ik houd van de klank.” Anderzijds: “Ik doe bijna uitsluitend eigen projecten, dat wil zeggen dat alles bij mij wordt afgerekend. Daar houd ik van. Dat is wellicht wel ego.”
ZEEMZOET
Machtelinckx begon pas op zijn vijftiende gitaar te spelen. Hoe verknocht is hij aan dat instrument? “Ik ben wel en niet een echte gitarist. Ik speel geen ander instrument, dus in zekere zin ben ik het onvermijdelijk. Toch had het evengoed iets anders kunnen zijn, het is toevallig gitaar geworden. Tja, Kurt Cobain en liedjes willen schrijven…. Naar mijn gevoel is het niet altijd een dankbaar jazzinstrument, zeker in een rigide jazzcontext was er weinig voorhanden voor gitaar. Ik moet toegeven dat studeren op mijn instrument niet altijd mijn beste kant is. Studeren om te studeren brengt me geen plezier. Ik voel ook niet de behoefte om mijn beheersing van het instrument zo ver mogelijk op te rekken. Ik heb het gereedschap nodig om te doen wat ik in mijn hoofd heb, en soms betekent dat dat ik weer moet studeren.” In het belang van de klanktextuur en de homogeniteit van de muziek is het belangrijk ‘dat de muzikanten meer als componisten denken’, zo staat er op Machtelinckx’ website te lezen met betrekking tot het kwartet. Dat brengt ons weer bij de compositie die voor Machtelinckx ook in zijn geïmproviseerde muziek erg belangrijk is. “Mijn muziek vertrekt vanuit vorm, en die blijft van groot belang tijdens het hele proces. De beeldende vormen die ik in mijn hoofd heb tijdens het componeren, zijn in feite de partituur. Vorm is ook de spanningsboog of het ontbreken ervan, en zet zich door tot en met de vormgeving. Het zou absurd zijn om heel de tijd met vorm bezig te zijn en dat dan niet door te trekken tot het aller-
17
INTERVIEW
NATALIA DOMÍNGUEZ RANGEL in situ componiste
36
INTERVIEW
Wie haar muziek al heeft gehoord, stond waarschijnlijk op een roltrap. Afgelopen jaar verzorgde Domínguez Rangel namelijk het geluid bij ‘Ruins in Reverse’ van Persijn Broersen en Margit Lukács, in het Stedelijk in Amsterdam. Haar volgende stuk is een liedcyclus van een uur voor Dag in de Branding in Den Haag, in oktober. auteur Floris Solleveld beeld Sara Anke Moris
Terwijl in de lange buis utopische (en dystopische) stadslandschappen uit sciencefictionfilms aan je voorbijtrokken, kwam uit vier luidsprekers het vervormde geluid van een prepared en een speelgoedpiano. Het is een ongewone setting, maar binnen het oeuvre van de Colombiaanse componiste - die in Amsterdam woont - wel logisch. Op het moment dat ik haar spreek, heeft ze net een project afgerond met theatermaker Julian Hetzel, en is haar muziek te horen bij een videokunstwerk van Alexandra Navratil in De Appel. Eerder schreef ze een stuk voor een schommel en een cellist in een berenpak, en speelde ze met vijf leden van het collectief Monoták op stukken verwrongen metaal. Dat laatste vond plaats in de grote havenloods van kunstencentrum Mediamatic, waar Natalia een tijdlang samen met Gonzo (circus) de concertserie Echokamer programmeerde. Tegelijk schrijft ze modern-klassieke stukken voor ensemble, vol ijle, gelaagde klanken, zoals ‘Speech Perceptions’, waarmee ze in 2009 de Tera de Marez Oyens Prijs won; en in oktober gaat er dus een nieuw stuk in première in Den Haag.
TAAL
Is er een gemeenschappelijke noemer voor wat je doet, voor zowel je werk voor video’s en installaties en dat voor ensemble? Natalia Domínguez Rangel: “Ja, dat denk ik wel. Het is allemaal hedendaagse muziek die is geëvolueerd naar iets in situ, een andere manier om de muziek te laten gebeuren. Daarbij gebruik ik dan niet zozeer instrumenten, maar machines en objecten. De taal is dezelfde.” Waaruit bestaat die taal? NDR: “Het zijn allereerst constellaties. Als ik aan muziek denk, denk ik aan constellaties: hoe je een geluid tegenover het andere zet, en zo misschien een nieuwe vorm van sonoriteit kan bereiken. Daarbij maakt het niet uit of ik bezig ben met werk voor een orkest of uit een luidspreker. En ook: lagen. Hoe je verschillende geluiden over elkaar kunt leggen, hoe je verschillende situaties kunt inkleuren. Al is de taal dezelfde, de uitkomsten kunnen totaal verschillend zijn. Ik heb de laatste tijd niet veel voor ensembles geschreven, omdat het in het huidige culturele klimaat lastig is om aan compositieopdrachten te komen, en dus gaat mijn interesse nu uit naar een ander soort samenwerkingen, met een ander soort kunstenaars. En die mogelijkheden dienen zich ook aan.”
MOZART Zo word je dus meer richting elektronica gedwongen? NDR: “Ja, en daar ben ik blij mee. Ik kom erachter dat elektronica als een slapend monster is: elke keer ontdek ik nieuwe dingen en wil ik nog méér doen met elektronica. Niet dat ik nu wil ophouden met het componeren voor instrumenten, daar hou ik ook nog altijd veel van, maar met elektronica kan je zo ontzettend speels zijn. Ik ben nog niet zo goed in het programmeren van mijn eigen geluiden, maar ik doe het wel. En ik ga er op uit en neem geluiden op, van machines, van de trein ...”
Ik reken mezelf niet tot een bepaalde school, daarvoor breek ik te veel regels. Hoe heb je het stuk voor de roltrap van het Stedelijk gemaakt? NDR: “Toen Persijn en Margrit me benaderden, hadden ze het Requiem van Mozart in gedachten. Dat was dus voor mij een beeld om mee te beginnen. De uitdaging was: hoe vertaal je dat naar die dertig meter lange roltrap, met die eeuwige herhaling en die buis die eindeloos lijkt? Ik ben niet op de computer begonnen, maar op de piano: heb die eerst prepared, daarmee opgenomen en bewerkt, en gemixt met mijn geluidenverzameling. Het was niet gemakkelijk om het geluid goed te krijgen, vooral niet met de achtergrondruis van de roltrap, maar gelukkig kreeg ik hulp van een goede geluidstechnicus. Uiteindelijk hadden we maar vier speakers nodig voor de hele buis, boven en onder. Hoe de golven elkaar treffen in het midden, daar zit een deel van de magie in.”
REGELS BREKEN
Je hebt het over ‘constellaties’. Moet ik me dat visueel voorstellen – bijvoorbeeld zoals bij Kate Moore, wier composities beginnen als een abstracte tekening? Of is het vooral een metafoor voor een manier van denken?
37
INTERVIEW
NDR: “Het is inderdaad iets heel visueels, hoe de verschillende stukjes deel uitmaken van een groot amalgaam van klank. Als ik het over constellaties heb, doel ik op het eindresultaat, niet als een melodische structuur, maar als een soort van klankmassa. Maar ik teken ook, hoor. Ik maak altijd kaarten van de muzikale structuren. Dit hier is bijvoorbeeld een partituur van een elektronisch stuk, met de verschillende lijnen in verschillende kleuren, zodat ik me kan voorstellen hoe het samen klinkt. Datzelfde doe ik voor akoestische instrumenten. En dan kleur ik het in met geluiden en zet dat om in de partituur.” Wat ‘kleur’ betreft: sommige van je composities doen me denken aan spectralisme (een stijl van componeren die klankkleur als uitgangspunt heeft ). Bijvoorbeeld ‘Song Cycle’: dat heeft iets van Griseys ‘Quatre Chants’. NDR: “Boeiend dat je dat zegt, maar zo zie ik het niet. Ik ben inderdaad veel bezig met klankkleur, maar ik ben daar niet strikt in, ik ga geen hele stukken vullen met microtonen. Ik reken mezelf niet tot een bepaalde school, daarvoor breek ik te veel regels.”
HANDSCHRIFT
Het is een voorspelbare vraag, maar ik stel ze toch: hoe ben je met componeren begonnen? NDR: “Ik studeerde in Bogotá geluidstechniek en productie, en ik wist dat ik iets anders wou. We moesten toen ook wel muziek maken, maar puur als opdracht. Toen kreeg ik een vriendje dat componeerde. We waren superverliefd en begonnen samen muziek te maken, ik leerde veel van hem, en toen schreef ik mijn eerste stuk voor drie drums. Dat was in 2001. Ik heb de partituur nog. (rommelt in een opbergdoos vol partituren).” Wow, je handschrift is echt mooi. NDR: “Ja, en ik vind het jammer dat ik daar niks meer mee kan doen, want handgeschreven scores accepteren ze nergens meer. Maar ik kan moeilijk dubbel werk gaan doen.” Is het ooit uitgevoerd? NDR: “Nee, dat was nou juist het probleem in Colombia. Er was wel een moderne muziekscene, maar die was niet heel groot en ik kende er de weg niet. Nu is ze wel aan het groeien en veranderen; ik was er begin dit jaar nog voor een installatie bij de tentoonstelling ‘De Subjectieve Atlas van Colombia’. Maar het is er niet zoals in Europa, dus ik besloot dat ik in Amsterdam of Berlijn wilde studeren. Het werd Amsterdam.”
PUNK
38
Aan het Conservatorium van Amsterdam ontmoette Domínguez Rangel ook de mensen met wie ze sinds 2012 in Monoták zit: Bart de Vrees, Wilbert Bulsink, Anat Spiegel en Tom Myrmel. Monoták is een collectief
INTERVIEW
van tien makers/componisten die, zoals Jan Nieuwenhuis het recent in Gonzo omschreef, ‘samen samenstellingen samenstellen’ – vaak op ietwat underground plekken als OT301, Occii en het inmiddels ontruimde Slangenpand, maar ook in de voormalige loods van Mediamatic en het verbouwde badhuis van Splendor. De laatste tijd heeft Rangel helaas weinig tijd gehad voor collectief componeren, onder andere omdat ze in anderhalve maand een soundtrack van een uur moest maken bij de apocalyptische performance ‘Sculpting fear’. NDR: “Het was natuurlijk sound design, dus er zitten een hoop loops in en ik hoefde het niet uit te schrijven, maar dan nog. Het is een performance waarin op het podium storm en wolken worden gesimuleerd, dus ik heb een hoop noise gemaakt.”
een technologie die Soundlaser heet, waarmee je geluid in de ruimte kunt richten. Daarmee wil ik experimenteren: hoe je geluid kan boetseren en hoe je het op specifieke voorwerpen en materialen kan richten, op dezelfde manier als waarop je belichting gebruikt. Echokamer, de concertserie bij Mediamatic, is helaas voorbij. Maar ‘Resurrections’, de video van Alexandra Navratil waarbij ik de muziek gemaakt heb, reist de wereld nu rond en we werken nog steeds samen, dus dat krijgt beslist een vervolg.”
luister
Luister naar ‘Ruins in Reverse’ van Natalia Domínguez Rangel op mtg #115 www
nataliadominguezrangel.com monotak.nl
Ik wil meer doen met ruimte. Noise? Past dat wel in jouw taal? NDR: “O, jawel. Ik heb tijdens mijn conservatoriumjaren nog in een punkbandje gespeeld: Buy the Shu Shu. En het betreft hier best sonore noise. Er zitten maar een paar stukken in die echt heftig zijn.”
SOUNDLASER
En nu? NDR: “Ik ben composer in focus bij de volgende Dag in de Branding, in oktober in Den Haag. Dus ga ik nu een Song Cycle van een uur schrijven voor sopraan Charlotte Riedijk, begeleid door accordeon, contrabas en speelgoedtheremin, met mijzelf op elektronica. Het is een stuk dat uitgaat van een fascinatie voor verschillende vormen van metamorfose: langzame transformatie, verschuiving, compressie. Het is een stuk over constante verandering, of beter gezegd de onbestendigheid van verandering. Ik heb wat moeten snoeien omdat ik een deel van de subsidie die ik had aangevraagd, niet kreeg – de kostuumontwerper en de stage director voor het lichtontwerp moet ik daardoor laten vallen. Ik maak daarnaast een geluidsinstallatie voor in het Atrium, die gigantische hal van het Haagse stadhuis. Oorspronkelijk zou die maar één dag blijven staan, maar ondertussen heb ik gehoord dat ze misschien toch langer kan blijven.” Waar wil je de komende tijd nog mee experimenteren? NDR: “Ik wil meer doen met ruimte, zowel elektronisch als akoestisch. Ik heb nog geen specifieke ruimte op het oog, maar ik denk alvast niet aan concertzalen. Er is
39
SLOOP DE IVOREN TOREN!
SLOOP DE IVOREN TOREN MET
NICOLLE LAMERICHS Fan onderzoekt fancultuur
52
S LOOP DE IVOREN TOREN!
De universitaire wereld is zich de afgelopen jaren steeds meer gaan spiegelen aan grote bedrijven. Een toegenomen focus op targets, publicatiedruk en het symbolische kapitaal gekoppeld aan artikelreferenties. Nicolle Lamerichs zoekt haar eigen weg: ze neemt als academicus positie te midden van de maatschappij. auteur Theo Ploeg beeld Ginger Bloemen
“In een minuut je liedje doen of je boek pitchen. Het lijkt wel een intellectuele aversie tegen en allergie voor diepgang.” Er is duidelijk sprake van vervlakking in het publieke debat in Nederland, constateert Nicolle Lamerichs (Brunssum, 1986). Journalistiek en academisch onderzoek zouden juist naar elkaar toe moeten groeien, meent ze. In haar eigen vakgebied, de fancultuur, ziet Lamerichs dat gelukkig al ontstaan: “We zitten in een participatiecultuur, mede mogelijk gemaakt door sociale media. We interacteren met series, schrijvers, karakters en andere fans. Dat maakt alles veel zichtbaarder. Vroeger moest je als fan naar die ene jaarlijkse Star Trek-conventie in San Diego toe; nu ontmoet je elkaar eerst op internet en dan later wellicht op een van de vele conventies. Rollen lopen in elkaar over. Zeker die van fan en maker. Televisieseries zijn momenteel een interessante reflectie op de wereld waarin we leven: een hoogtechnologische samenleving met problemen als klimaatverandering, haperende economische systemen en bio-industrie.” Daar zijn geen algemene oplossingen voor. Dus worden er steeds meer verhalen vertelt, legt Lamerichs uit: “Vroeger, ten tijde van de Oude Griekse cultuur bijvoorbeeld, maakte je deel uit van het overkoepelende verhaal. Je vormde en vervormde mee de waarheid. Dat is door nieuwe media voor een deel terug. Mensen gaan op nieuwe manieren ontwerpen en participeren. Verhalen zijn dus niet meer af, er is geen auteur meer die boven iedereen staat en bepaalt wat de waarheid is. Die ontwikkeling vind ik heel erg cool.” Ze neemt kleine slokjes van haar thee, weegt haar woorden zorgvuldig, spreekt vol passie over haar werk. We zitten in de BrandweerKantine, een café annex hangplek voor creatieven in hartje Maastricht, op een steenworp afstand van de plek waar Lamerichs vorig jaar promoveerde aan de Faculty of Arts and Social Sciences van de Universiteit Maastricht.
VALORISATIE
In haar proefschrift ’Productive Fandom: Intermediality and Affective Reception in Fan Cultures’ begeeft ze zich op het raakvlak van allerlei academische disciplines. “Dat kan tegenwoordig ook niet meer anders”, zegt Lamerichs beslist. “Om een cultuur, in mijn geval die van fans, te doorgronden, moet je in staat zijn de con-
text te snappen en daar komt heel veel bij kijken. Wat is de cultuur van het fan zijn? Maar ook: wat maakt iets tot fans, en hoe gaat dat? Ook mediastudies en gamestudies spelen een steeds belangrijker rol. Objectief onderzoek bestaat niet. Ook niet in een scheikundig laboratorium. Daar neem je als individueel onderzoeker eveneens beslissingen over de uitgangspunten van je onderzoek. Zo ga ik ook te werk, en door mijn uitgangspunten te beschrijven, neem ik mijn lezers mee in mijn onderzoeksproces.” Het vertalen van onderzoek naar praktijk, valorisatie, neemt een belangrijke plaats in bij kennisinstellingen en is een speerpunt van de Universiteit Maastricht.
Fans worden vaak gezien als zielig, gewelddadig en lui. Pleegt een fan een moord, dan zijn meteen álle fans gek. De roep om valorisatie wordt meer en meer omgezet in het samenwerken met het bedrijfsleven, meent Lamerichs, en “dat leidt niet altijd tot beter onderzoek”. Sterker nog: vaak legt de financiële druk vanuit het bedrijfsleven een hoge druk op onderzoekers om vooral te denken in termen van toepasbaarheid. Academische onafhankelijkheid is dan lastig in te passen. Lamerichs heeft niets tegen het versmelten van de academische wereld met de maatschappelijke werkelijkheid. Sterker nog: daar maakt ze zich juist hard voor. “Zeker in mijn vakgebied is er geen duidelijke grens. Ik ben zelf onderdeel van de wereld die ik onderzoek; dat is bij klassieke wetenschap niet het geval. Het is jammer dat wetenschappers niet worden gestimuleerd om een actievere rol in te nemen in de publieke ruimte.”
53
SIGNA LEM ENT
FLUWELEN KOORD
Muziek met beperkingen en afbakeningen
Eén van de nieuwste paarden in de Ultra Eczema-stal heet Fluwelen Koord, een viertal dat rauwe en onversneden muziek maakt. De kale nummers vallen uiteen in een sobere elektrische gitaar, een schreeuwende stem en – geheel volgens de tijdsgeest – het volle geluid van laptop en synth. auteur Sanne Huysmans
Laat ons niet flauw doen: Fluwelen Koord ziet er onbehouwen uit op een podium, en wie komt voor melodie, harmonie of vernuftige beats is er ook aan voor de moeite. Ze delen de brutaliteit van Ultra Eczema-opperhoofd Dennis Tyfus en schokken in hun teksten graag met decadentie en erotiek, al vinden ze zelf dat dat wel meevalt. In het kielzog van hun leraar aan de Academie voor Schone Kunsten, beeldend kunstenaar Vaast Colson, ontdekten ze de ondergrondse krochten van de Antwerpse muziekscene; ondertussen staan de mannen van Fluwelen Koord zelf op de podia van bijvoorbeeld Stadslimiet en Het Bos.
STREEP
18 12
Net als Colson rekken Vedran Kopljar, Ken Verhoeven, Bauke Noppen en Jan Gordts de rol van kunstenaar op: ze laten de beslotenheid van het atelier soms achter zich, staan in de wereld en gaan op het podium de confrontatie aan met het publiek. Vedran: “Het is een knipoog naar en een commentaar op de essentie van wat een optreden is.” De afbakening tussen publiek en band wordt geformaliseerd door het plaatsen van een – jawel – fluwelen koord. “Er is altijd een afbakening tussen hier en daar; wij trekken er nog eens een streep onder. Door een koord te plaatsen, stel je jezelf veel kwetsbaarder op, je bakent jezelf af en benadrukt dat je als groep ‘hier’ staat en de toeschou-
wers ‘daar’. Door dat te beklemtonen, provoceer je en zet je de deur open voor kritiek.” Ze zijn zich dus zeer goed bewust van hun limieten. Vedran: “We zijn vier mensen met muzikale beperkingen. Ik kan echt niets, daarom zing ik ook. Laat ons zeggen dat ik charisma heb. (lacht)” Jan: “We zijn kwetsbaar omdat we ons op een terrein begeven dat ons vreemd is; aan ons gedrag en onze klank merk je dat we niet voor honderd procent op ons gemak zijn. Dat willen we hoegenaamd niet verbergen met attitude of pose.” En: “We staan al met onze broek naar beneden, veel erger kan het niet worden.” Toch hebben die beperkingen ook hun voordelen: ze leiden tot een vrijheid om alles te geven zonder twijfel. Ze noemen het een luxepositie, omdat ze ervoor kiezen daar te staan. Ken: “We hebben geen vocabulaire in muziek, dus moet je het wel zeggen met de eenvoudige middelen die je ter beschikking hebt.” Bauke, die de synths bedient, rommelt voor elk nummer door een stapel blaadjes waar de instellingen van de Casio op gekribbeld staan, waardoor de pauzes tussen nummers wel eens wat langer durven uitvallen. Vedran: “Dat toont aan dat hij slecht kan onthouden, maar ook hoe eerlijk onze set is.”
DENKZONE
Maar Fluwelen Koord bestaat niet alleen uit bedachte concepten; evengoed is er licht-
voetigheid. Het heeft wel wat van een jongensclubje, met streken, fratsen en kameraderie. De groep draait ook heel erg rond samenzijn. Vedran: “Na elke repetitie ben ik helemaal leeg, het is als een scoutskamp” (“Niet dat ik ooit in de scouts heb gezeten!”, moet hij toch even ferm benadrukken, sh). Natuurlijk zitten er ook verborgen verlangens in dit muzikale experiment: “Voor minstens twee van ons was het een geheime kinderdroom om muzikant te worden, en toen er een cd-r uitkwam, is die droom in vervulling gegaan.” Bauke bevestigt: “Ik wou kunstenaar of popidool worden.” Waarna de hele bende hem lachend adviseert om het toch maar bij kunstenaar te houden. Duidelijk en droog wil Fluwelen Koord zijn, maar niet zonder poëzie: “We willen de denkzone afbakenen waarbinnen de luisteraar kan bewegen.” De verdienste van deze groep is ongetwijfeld dat ze nadenkt over wat ze doet, maar ook vanop afstand naar zichzelf en haar rol kijkt. Toch kan je je niet van de indruk ontdoen dat een flink deel van wat het wezen van muziek is, voorlopig verborgen blijft. Dat ze het onderweg mogen vinden. In september verschijnt de eerste single, met potentiële hits als ‘Luxepoesjes’ en ‘Blikken van Misprijzen’. www
ultraeczema.bandcamp.com
DE RESIDENT De Resident is een reeks over artists-in-residence in binnen- en buitenland. We tonen hier het proces dat vaak voorafgaat aan het tot stand komen van een nieuw album, boek of kunstwerk. Jouw project hier tonen? Mail naar info@gonzocircus.com.
Brenda Tempelaar
Brenda Tempelaar werd door de Jan van Eyck Academie in Maastricht uitgenodigd voor een residentie van een jaar. Tot maart 2016 werkt zij aan de productie van objecten die geïnspireerd zijn op haar langdurige onderzoek naar het opnieuw presenteren van kunst. auteur Brenda Tempelaar beeld Brenda Tempelaar, Van Eyck
DE RESIDENT In plaats van meer beelden de wereld in te sturen, onderzoek ik bestaande beelden op nieuwe betekenissen. Zo fotografeerde ik pas twee vitrines in mijn atelier die ik meer dan een jaar geleden heb gemaakt. Op de foto’s verdween het besef van schaal en werden de tentoonstellingsmodellen een beeld. Dat is typerend voor mijn manier van kijken: ik zoek de meest simpele manieren om gepresenteerde beelden opnieuw te laten zien. Het idee van een autonoom, definitief kunstwerk heeft mij nooit aangetrokken. Ik zie de dingen liever in relatie tot elkaar en in wisselende samenstellingen.
HET PROJECT
De koe bij de horens vatten dat is het plan. Op de Van Eyck sluit ik een lange periode van academisch onderzoek af met een fase van productie. Ik maak ‘fantoomobjecten’ die een origineel nabootsen, maar zelf ook ruimte claimen als origineel van iets anders. Voor het eerst staat het maakproces in mijn werk centraal. Ik maak al een tijdje weergaven van tentoonstellingsruimtes, maar ik ben de laatste tijd vooral geïnteresseerd in mijn eigen werk als onuitputtelijke bron. Overblijfselen van oud werk probeer ik opnieuw te gebruiken. Daarbij spelen conservering en digitalisering dezelfde rol als in de kunstwereld om mij heen. Tegelijkertijd schrijf ik een tekst over die fantoomobjecten. Dat vertraagt het maakproces, maar het schrijven helpt mij om de gemaakte objecten straks terug te brengen tot de kern van een tentoonstelling.
DE OMGEVING
www brendatempelaar.nl
De Van Eyck biedt ruimte voor onderzoek en productie. Naast zo’n dertig mederesidenten zijn er werkplaatsen waar (bijna) alles mogelijk is. Van Eyck Mirror en de Hubert van Eyck Academie (resp. Het projectbureau en de onderwijskundige tak van de Van Eyck) leggen waardevolle contacten naar buiten. Verder komen er adviseurs langs uit binnen- en buitenland. Dat helpt, maar de meest spannende inzichten komen, denk ik, toch van de andere kunstenaars, ontwerpers en architecten die op de Van Eyck verblijven.
19 13
S PE C I AL: K L ANK E N B O S
I’M ALWAYS HERE, YOU’RE ALWAYS THERE The Enjoyable Honesty of Location
author Harold Schellinx illustrations: Hanne Berckmans
Locative sound art - sound routes directed by GPS, local, inter-reactive compositions, or site-specific sound installations - force you to experience music just as you would have done with an orchestra in earlier times. But you must go ‘outside’ to experience it. Those who stay at home miss out...
105
SPEC I AL: K L A N K E N BOS
“Hey, sound walkers!” This thought came to me not so long ago on an average weekday in summer, somewhere in the middle of Paris whilst watching a group of around twenty people enter the metro. Whilst all were listening to music, none of this group wore the usual ‘sensible’ small earplugs; rather the whole group sported bold and expensive headphones; mostly of a brand that I won’t mention here.
ALIENS
The group consisted predominantly of men in their middle twenties to their mid-to-late forties. The headphones gave this disparate bunch of individuals a certain commonality; along with the thin faux-leather waist belt and attached bag, into which the leads of their headphones disappeared. Judging from what I know of the sound equipment, the bag must have housed an MP3 player, full of appropriate, pre-programmed music files that would enhance their journeys.
THE PLAYERS ‘PLAYED’
The sound walkers all stood with one hand on one of the horizontal or vertical metal bars in the metro train. They looked blankly past one another, and stared at the mirrored windows, or at some other indefinable object in the near distance. “Aliens”, I thought. One of the few women in their company was sitting on a bench in front of me, her hands fold on her knees, as if in prayer. Early thirties, I guessed, with dark curly hair, brown eyes; a black leather jacket, jeans and sneakers, also of a famous brand that I won’t mention. I sent a sympathetic glance her way, hoping she would pick up on my thoughts, which were something like: “Admittedly I don’t know what you are listening to, but you’re listening. Go on, teach me what it is! I know a bit about these sound walks.” And she smiled back when our eyes met. But there was something embarrassed about her smile, as if I’d caught her out. Very quickly, she turned her gaze away from mine, and then spent the rest of the time staring at the rubber strips in the aisle.
AUDIO BUBBLES
I don’t know where they all came from. I also don’t know where they went. And it was unthinkable that I would dare punch a hole in their respective ‘audio bubbles’ by pulling one of these sound walkers on the sleeve, demanding that they take their headphones off, so I could find out what they were listening to. As curious as I was, I didn’t take the plunge. But, even though we were there in the Paris metro together at the same time, we did not experience the same space. Sound is essential for the perception of space, and these sound walkers were in a very different, parallel world; one which admittedly looked the same as mine, but sounded very different. Very occasionally the sound walkers smiled
broadly, and winked at each other; understanding that they all had experienced a moment at the same time. Their sound was not mine. After four or five stops they all got off at Belleville station. Two of them collided roughly with an elderly lady who was lugging three large heavy shopping bags. She shouted out a warning “Attention!” to them. Of course, it wasn’t heard. The two, suddenly conscious of their actions, turned and raised their hands heavenwards in apology. The lady swore and grumbled something, but the sound walkers didn’t hear. The lady then looked towards me and shook her head disapprovingly. But the doors were already closed.
SOUND CARDS
I had, however, formed an impression of the purpose and content of the walk that this group of sound walkers may have been on, through hearing a piece of their sound card. Every soundwalk has a sound card: a map which tags the locations of a soundwalk with corresponding sounds. In some cases (but not all) you can also hear the sounds on the card in the form of digital audio files, which means that you can experience the soundwalk at home behind your computer. It is a static representation of a dynamic process. The sounds on the card can be previously recorded ones from a place on the walk, or maybe from somewhere else entirely unrelated to that place; spoken word pieces and stories; anecdotes and interviews; music made specifically for that place; or something from a very
Each sound card has a score , each step a sound performance.
different country and a different time. Just like soundwalks, sound cards have enjoyed a rapidly growing interest in recent years; and from many fields, such as art, science and commerce. All of this is thanks to the rapid technological developments that have created detailed, interactive maps that pinpoint the successive locations of someone who is on the move; brought within everyone’s reach. Nowadays, only a smartphone is required. Each sound card is the score of a sound piece, and each sound ‘stages’ a performance. It is worth pointing out, however, that you can stage your own soundwalk without using any ‘technology’; except for your ears, eyes, and brain. A good example is the oto-date soundwalk series of the Japanese artist Akio Suzuki, ‘no-tech’ pieces which do little more than choose a number of listening points, and mark them for his sound walkers on the street; the physical, ‘one-on-one’version of the sound card. (One of
104
S P E C I AL : KL ANK E N B O S
LANDSCAPE ARCHITECT
PETER VEENSTRA author Peter Bruyn
Making People Aware of Sound
Until recently, landscape architecture had little time for sound. Peter Veenstra wants to change all that with LoLa. The sound of cars, and the rustling of grass and leaves is also part of the landscape.
99
Twenty-four birch trees planted in neat straight lines, vibrating, with their leaves rustling. All the trees have been fitted with a motor that makes them vibrate, which in turn makes the leaves rustle. This is Composed Nature, the contribution of Staalplaat Soundsystem and LoLa landscape architects to Klankenbos in Neerpelt. The motors are operated remotely, and are programmed so that the birch grove can ‘rustle out’ nine different ‘pieces’. Peter Veenstra (1980) is a landscape architect. Together with colleagues Eric Jan Pleijster and Cees van der Veeken, he founded LoLa in Rotterdam in 2006. LoLa stands for ‘Lost Landscapes’. The agency is looks for creative solutions for landscapes that have been forgotten, have ‘disappeared from view’ or are about to change. The past decade has seen many commissions - mostly issued by governments - and competitions won; regardless of the fact that many of these projects are long term ones. “We have been busy for eight years, and we’ve only just finished some of our first projects,” said Veenstra. “Landscape architecture is a profession where you need to have patience. When we started our agency, the economic crisis had just begun to bite. Consequently, many projects have been shelved or pushed onto the
back burner. But we have faith in the future. Architecture always comes back when the economy flourishes.”
COMPOSING THE CITY
Veenstra met sound artist Geert Jan Hobijn - who works under the name Staalplaat Soundsystem - a few years ago during a project in which both were involved on the Amsterdam Zuidas. They started talking about art in public spaces and decided to work to-
gether. Their collaboration began in a workshop in Berlin, with the title, ‘Composing the City.’ “The interesting thing about sound art is that no one understands it, but at the same time everyone understands it, because sound art does not have the academic “interpretative” tradition that you see, for example, in the visual arts. That’s something Geert Jan showed me, and what I still find fascinating”, says the architect. “At the same time Geert Jan found it interesting to
SPEC I AL: K L A N K E N BOS
work in public space, mainly because he reached a very different audience than those in the clubs and galleries, which were his normal exhibition spaces up to then.” Peter Veenstra stated that the installation in Klankenbos had already been given a two-day dry-run, using 64 birch trees in Dordrecht. That was, in its own way, a test for another, much larger project that is still in development: ‘The Aural Garden’. LoLa had already been commissioned to develop a landscape plan for buffer zones in the new Dordrecht district which will be built next to a highway. The architects collective faced a long list of regulations, such as the request for sound barriers to kill the effect of the traffic noise. LoLa decided to tackle things differently than usual, and alongside Hobijn, searched for a new way to combine landscape and sound art. The plan was to replace the traditional ‘sound barrier’ with a series of ‘sound hills’, laid side by side, complemented by a planting that would filter the noise. In time, the American Max Neuhaus also became involved in the project. Neuhaus, an American sound artist and pioneer in sound systems, made a design that (using the different heights of the hills, and different types of vegetation) would provide a sound installation. It soon became obvious that when different plants were exposed to the wind, they produced totally different sounds. ‘The Aural Garden’, however, is still not finished. Neuhaus died in 2009. And the economic crisis meant that the construction of Wilgenwende met with considerable delay. But Veenstra still intends to finish the project. And the experiences learnt from ‘Composed Nature’ will only contribute to the final result.
QUIET PLACES
“Originally landscape architects created enclosed gardens. Then estates. Essentially quiet places,” says Veenstra. “Cities, however, due to their mechanised and industrialised aspect, will produce a lot of noise. Previously, landscape architects never bothered themselves with cities. We find this strange. Research has shown that noise influences human behaviour a lot. You can try to eliminate the noise by using a noise barrier, but you can also emphasise and exploit these sounds, so the people are conscious of them, and through this consciousness they can keep an open mind towards their own environment. You can see, moreover, that cen-
turies ago in traditional gardens, gardeners were planting certain grasses and reeds and bushes because of the specific noises they produced.” The boundary between the professions of landscape architect and sound artist in these cases is a thin one, but very clear for Veenstra. Max Neuhaus, the sound artist, was responsible for the composition of the sound palette of ‘The Aural Garden’. And sound
As an architect I do not engage in the “artistic”’ aspect.
artist Radboud Mens created the nine different ‘pieces’ that activates the rustling of the birch trees in the ‘Composed Nature’ project. Veenstra: “As an architect I can’t be responsible for the ‘artistic’ aspects.”
PET PROJECTS
Veenstra is quick to emphasise that permanent sound art in public spaces, such as in Klankenbos, is not the primary activity of LoLa. He calls the noise-related initiatives he does ‘pet projects’. “The average client can’t really see it. On the whole they want pretty photographs and drawings. But there are a number of interesting projects in the Netherlands, of course, such as the ‘Culture Mile’ in Enschede, where you can find a number of special sound installations, or the ‘Metroality’ project in Tilburg”. ‘Metroality’ is the work of Marry Overtoom, who has placed an imaginary subway network in three offices in the city centre. Nearby is a grid on the ground, which recreates the sounds and vibrations of underground trains. This creates the illusion that the three buildings are connected underground. “Sound art is planted firmly in the world of “percentage agreements” (contracts in which a fixed percentage of a construction budget governed by the state or municipality is devoted to art, ed.). But in new buildings this kind of art is not really practical,” says Veenstra. “When you work with electricity, parts can
break. And these kinds of arrangements do not provide for a maintenance budget. Therefore, steel or stone sculptures are chosen because, once they are erected, noone has to worry anymore.”
DE STAAT
LoLa’s short term projects don’t involve any sound art. Except one, known as: ‘The Melody Road’ in Nijmegen. “That is something we are working on together with Geert Jan Hobijn. You know those thickly ridged, painted lines on the motorway? The rumble strips? If you drive over them, you hear a sound. You can, of course, vary that sound by varying the ridges. And if you do it well, you can even get a melody. We have already calculated that we can make a melody of about ten seconds’ length if we have a continuously straight stretch of road - of approximately two hundred and fifty metres. And if you assume that the motorist drives exactly fifty kilometers per hour. We asked the rock group De Staat to write the melody. And we want to colour these rumble strips a different colour than white. The nice thing is that sound art in this context becomes to all intents and purposes - pop music.”
www lolaweb.nl musica.be/klankenbos twitter/peterbruyn peterbruyn.wordpress.com
98
BINDWERK
Nick Ervinck Paradoxale alchemist Als logische aanvulling op het grootse denken binnen zijn mysterieuze sculpturale werk, presenteert de West-Vlaamse kunstenaar Nick Ervinck (1981) nu een omvangrijk boek: een hardcover van zo’n 260 pagina’s met daarin een museaal overzicht van zijn ontwikkeling tot nu toe. auteur Griet Menschaert beeld Studio Nick Ervinck
60
De vorm van een boek is ideaal om realiteit en fictie met elkaar te versmelten. In dit geval komt dat goed uit. Ervincks werken die niet verder zijn geraakt dan een virtuele realisatie, worden dankzij het boek evenwaardig aan de projecten die wel een fysiek bestaan hebben gekregen. Dat Ervinck een fanatieke schepper en een controlfreak is, blijkt niet enkel uit de tekstuele bijdragen en het interview door Christine Vuegen – dat achterin het boek staat, samen met de andere tekstuele bijdragen. De sculpturen en prints van Ervinck, de weergaven en registraties daarvan, de selectie foto’s uit zijn zeer uitgebreide digitale archief afgedrukt in zwart-wit: alles ademt een heldere interne logica en een doordachte precisie. De kolos begint met foto’s uit Ervincks archief waar je misschien vrijblijvend doorheen denkt te kunnen bladeren, maar die zonder dat je het helemaal snapt wel een bepaalde gedachtegang activeren. Die archiefbeelden zijn een verzameling vormelijk complexe artefacten die verwondering opwekken: een zwevende schuur in Oekraïne, een close-up van een passiebloem, een portret van Worf uit Star Trek en Gary ‘Stretch’ Turner, een man die zijn eigen vel weet op te rekken. Verder vooral robots, gelaagde rotsen met gaten erin, anatomische tekeningen en kunstwerken van Henri Moore, Hans Arp en Giuseppe Arcimboldo. Ervinck was van jongs af een gamer. De computer is voor hem een vanzelfsprekend instrument. In zijn werk komt zijn passie
voor de digitale mogelijkheden sterk naar voren, maar hij voelt tegelijkertijd de drang om deze te vertalen naar iets plastisch, naar tastbare sculpturen die ruimtes of suggesties van ruimtes zijn, of die ruimtes beïnvloeden. Meer dan eens rekt Ervinck je ideeën op over wat ruimtelijk haalbaar is. Na de archiefbeelden volgt een mozaïek van diverse fotografisch weergegeven ateliersituaties die een indruk geven van de dagelijkse werking van ‘Studio Nick Ervinck’. We zien in een aantal stappen hoe zijn werk wordt geproduceerd, voornamelijk in zijn atelier in een voormalige Renault-garage in Lichtervelde. Centraal in het boek staat natuurlijk het werk zelf. Over strak witte achtergronden, afgebakend door knalgele tussenbladen, krijgen we een zeer uitgebreid inzicht in de verkenningstocht die Nick Ervinck tot nu toe aflegde. De ‘Xobbekops’ (een verwijzing naar de vermenging van de vormen blob en box), ‘Yaronulk’, ‘Colbatrops’ (3D-animatie), ‘Ochikorz’ en nog veel meer mystieke naamdragers krijgen allen uitgebreid aandacht en een korte toelichting. Ze worden onderbroken en in een aantal hoofdstukken gehakt aan hand van in groot lettertype afgedrukte tekstuele bijdragen. Ondanks dat ze allesbehalve oppervlakkig zijn, zijn ze toch goed leesbaar en dus zeker een zinvolle toevoeging. Zo noemt Neil Spiller (o.a. professor aan University of Greenwich, Londen) Ervinck een hedendaags alchemist: “De oude alchemisten zagen de wereld als oneindig veranderbaar en cyclisch te distil-
leren. Alchemie is de kunst van de metamorfose van het materiaal, zowel spiritueel als werkelijk. Alchemisten zien hun transformaties als een manier om de meest inferieure materialen te verfijnen tot steeds verder uitgezuiverde vormen. Nicks oeuvre toont deze cyclische transmutatie van werk tot werk.” Dat is voor Spiller de aanleiding om in te gaan op Ervincks gebruik van de kleur geel, schijnbaar vaak een stadium in de alchemie. “Dit ‘gele’ stadium wordt beschreven als het injecteren van nieuw leven in inerte materie.” Ja: het minutieus betasten en verkennen van materie en structuur straalt van dit boek af. Ervincks werk is daardoor raadselachtig, meerdimensionaal en paradoxaal. Het balanceert op allerlei grenzen: virtueel en fysiek, strak en organisch, hard en licht, kunst en kitsch, speels en ernstig. Het herinnert aan iets in ons collectief onderbewuste waarnaar we hunkeren, maar waar we nog geen naam voor hebben. Wie dieper in deze fascinerende beeldenwereld wil duiken, moet gewoon deze joekel aanschaffen. We kunnen maar moeilijk geloven dat een Gonzo-lezer daar spijt van krijgt.
WIN!
Gonzo (circus) verloot een exemplaar van ‘GNI_RI_2014’. Mail je naam en adres vóór 1 december naar klikenwin@gonzocircus.com.
www
nickervinck.com
BINDWERK
De toekomst hervonden Essays over de vastgelopen vooruitgang
Popmuziek was ooit een drijver van verandering en vernieuwing, maar lijkt door de huidige blik naar het verleden zo goed als tot stilstand te zijn gekomen. Wat betekent dat voor ons beeld van de toekomst? In ‘De toekomst hervonden’ laat Omar Muñoz Cremers zijn licht schijnen over de stilstand van de hedendaagse cultuur. auteur Maarten Schemer
Zijn vertrekpunt daarbij is ‘Retromania’, Simon Reynolds’ boek uit 2011 over hoe een verslaving aan het verleden vernieuwing in het heden blokkeert. Reynolds’ aandacht ging voornamelijk uit naar popmuziek, een onderwerp dat ook sciencefictionschrijver en socioloog Muñoz Cremers interesseert. Naast popmuziek betrekt Muñoz Cremers (1971) vooral ook sciencefiction in zijn beschouwingen. Een interessante keuze, want goede sciencefiction gaat niet (alleen maar) over ruimteschepen en buitenaardse wezens, maar over hoe onze toekomst eruit zou kunnen zien. In zekere zin fungeert het genre als een laboratorium van ideeën en kan uit de sciencefiction van een bepaalde periode veel worden afgeleid over hoe men destijds over de toekomst dacht. Aan de hand van die twee leidraden, popmuziek en sciencefiction, onderzoekt Muñoz Cremers hoe we tegenwoordig tegen de toekomst aan kijken. In het eerste deel, ‘De toekomst verloren’, schetst hij een aantal problemen waar de moderne (pop)cultuur onder te lijden heeft. Uiteraard speelt het internet een belangrijke rol, zoals in zijn observaties over hoe subculturen in deze snelle en ‘hyperverbonden’ wereld onmogelijk meer in een eigen tempo tot wasdom kunnen komen. Of hoe club- en concertbezoek van een ervaring zijn verworden tot een via Facebook gedeelde belevenis. Niets nieuws onder de zon, maar hij schrijft in ieder hoofdstuk wel iets dat het verder overdenken waard is. Zo verdedigt hij de cultuurbezuinigingen van een aantal jaren geleden, als mogelijke opening naar een reboot en breuk met oude modellen. Geen populaire opvatting, maar wel een dappere, en het bediscussiëren waard. Op andere momenten is het minder duidelijk wat Muñoz Cremers precies wil zeggen, zoals in het hoofd-
stuk waarin hij de sharewarefilosofie uit de computercultuur naast de opvattingen in de hedendaagse kunsten muziekwereld legt. Aan de andere kant, de vorm van het essay staat veel vrijheid toe in het associëren van gerelateerde fenomenen, en de essays werken vooral als discussiestukken, niet zozeer als analyses. Het tweede deel, ‘De toekomst hervonden’, brengt minder oplossingen dan de titel misschien suggereert, maar Muñoz Cremers probeert wel een aantal richtingen aan te wijzen. Zo haalt hij een opmerking van duurzaamheidsexpert Rachel Armstrong aan dat ‘een ‘vliegende auto’ niet een ding is met een houdbaarheidsdatum, maar een conversatie die we moeten voeren’. Speculeren over wat zou kunnen zijn en wat we daarvan vinden, met alle overwegingen die erbij horen – dát is de manier om de toekomst te hervinden. De beschouwing van de teloorgang van de sociaal interessante sciencefiction in het hoofdstuk erna sluit er naadloos op aan. Zijn we eigenlijk nog wel geïnteresseerd in de toekomst? Of zijn we er bang voor? Een kernvraag waar de meeste mensen waarschijnlijk niet zo een-twee-drie een antwoord op hebben. Muñoz Cremers breekt een lans voor een nieuw, inventief elan in de sciencefiction om te helpen er een antwoord op te geven. Andere essays gaan over hoe popmuziek gebaat zou zijn bij een individuele ervaring, en over hoe bepaalde eigenzinnige platen naar de toekomst wijzen door de manier waarop ze vooral geen rekening hielden met hoe ze ontvangen zouden worden. ‘De toekomst hervonden’ is niet overal even evenwichtig, ook stilistisch niet, maar daar waar Muñoz Cremers het dichtst bij popmuziek en sciencefiction blijft, weet hij een aantal interessante observaties te maken. Vooral om over door te praten dus. Net als over onze toekomst.
bibliografie
Omar Muñoz Cremers, De toekomst hervonden (Rotterdam: WORM, 2014) www
twitter.com/textforweb worm.org
61
GONZO’S OORDEEL p. 68
p. 70
p. 72
p. 74
Deze platenhoescompilatie staat op naam van Thomas en Jurgen. (thomasenjurgen.nl)
p. 76
p. 82
p. 86
p. 88
p. 91
GONZO’S OORDEEL
Meer recensies? www.gonzocircus.com/reviews 6SISS
Digital Dust (ABSTRAKT REFLECTIONS)
Glice
51433213 (EIGEN BEHEER)
De vrijheid die ’51433213’ ademt, is bijzonder. Toch begeeft Glice zich niet zozeer buiten de gebaande padden van ambient noise. Het is de interpretatie van het duo dat deze ep zo, eh, bijzonder maakt. Dat duo is Ruben Braeken en Melle Kromhout, ook actief in Amsterdamse underground-acts als Apneu, Katadreuffe en als noise-wetenschapper verbonden aan de universiteit. Daar is de verklaring voor de vrijheid die de vier experimenten gemeen hebben: hier komen hoofd en lichaam bij elkaar, theorie en ambacht geven elkaar de hand. De donkere klanken hebben net genoeg structuur om houvast te bieden en schurken gevoelsmatig dicht tegen de ambient uit Birmingham van begin jaren 1990. En toch klinkt Glice vaak als een uit de dood herrezen pre-historische sjamaan: onheilspellend en duister en stokoud, maar zo spannend dat de nieuwsgierigheid het met gemak wint. Een soort new weird ambient, eigenlijk. Ook Peter Adriaenssens alias 6SISS haalt zijn inspiratie hoorbaar uit Noord-Engeland al verwerkt hij die tot een nieuw geluid dat zindert van spanning. Het prachtige ‘Synesthesia’ combineert de extase van de vroege Joy Division met die van minimale industriële techno-experimenten. Dat laveren tussen zwaar a-synchroon én melodieuze popelementen – hoewel soms nauwelijks hoorbaar – maakt ‘Digital Dust’ tot een prachtig album dat de luisteraar constant op het verkeerde been zet. Zoals de cyborg dat in de films ‘Ex Machina’ en ‘Blade Runner’ doet: er klopt iets niet, maar de machine lijkt zo levensecht dat het er eigenlijk niet toe doet. En dus is het heel fijn verdrinken in de industriële, verontrustende techno van de Belg. Prachtalbum. (tp)
A Projection Exit
(TAPETE)
Curtis is een groepje uit Gent dat zich profileert als een tribute aan Joy Division. Het kwartet speelt
nummers van de periode Warsaw tot aan de beginperiode van New Order. Het uit Stockholm, Zweden afkomstige A Projection zag daar ook wel iets in, maar had nergens de intentie om nummers van anderen na te spelen. Liever maken ze nieuwe nummers die helemaal in de stijl liggen van hun grote voorbeelden. En het is er de tijd voor, nu postpunk weer helemaal hip is. ‘Exit’, ‘Another Face’ en ‘Camera’ klinken als een mengeling van Joy Division en Siglo XX. De drums, de manier van zingen, de donkere introspectieve teksten, de zweverige synthesizers en de in overdadige pedaaleffecten gedrenkte gitaren: het is er allemaal. ‘Young Days’ en nog een aantal nummers liggen dan meer in de lijn van The Chameleons en Interpol. Hier en daar duiken riffjes en motiefjes op die we menen te kunnen terugbrengen tot vroege The Cure en Echo & The Bunnymen. Voeg daar ook maar The Sound aan toe trouwens, met een nummer als ‘Retrospection’ dat de sfeer van Adrian Borlands band weet te vatten, zonder als een doorslagje te klinken. Net als de muziek ligt het hoesje nogal in de stijl van labels als Factory en andere postpunkgrootheden van lang geleden. Potten zal dit sextet niet breken, al geven we grif toe dat het allemaal zeer goed gedaan is en absoluut niet slecht klinkt. (pb)
AGF
A Deep Mysterious Tone (AGF PRODUCKTION)
‘A Deep Mysterious Tone’ is het derde deel in een serie op poëzie geïnspireerde platen van Antye Greie alias AGF. Eerder behandelde ze op ‘Gedichterbe’ en ‘Kuuntele’ Duitse, respectievelijk Finse gedichten. Deel drie staat in het teken van werk van een twaalftal Japanse dichters, drie uit het antieke Japan, de rest uit de moderne tijd. Net als voorheen betreffen de gedichten voornamelijk vrouwen, en ook de gastartiesten zijn wederom vrouwen zoals Greie: Kyoka, Tujiko Noriko, Yu Kawabata en Ryoko Akama, die ook al met Greie samenspeelde in The Lappetites. De methode is hetzelfde als op de twee voorgaande platen: middels glitchy elektronica en versneden stemsamples creëert ze een modernistisch elektro-scape, waar-
binnen de menselijkheid van de stem botst met de puur technologische klank van de clicks, cuts en beats. Iets wat we kennen van werk van bijvoorbeeld Björk, Richard Chartier en Alva Noto, maar waar de muziek van die artiesten nog wel eens erg hermetisch wil zijn, weet Greie het vaak verrassend toegankelijk te houden. Binnen de context, uiteraard, want we hebben het hier wel over behoorlijk experimentele muziek. De hoofdrol is weggelegd voor de stemmen van AGF en haar voornoemde collega’s, die zingend, pratend en fluisterend de Japanse (en deels in het Engels vertaalde) poëzie ten gehore brengen. Puur spoken word is het niet, maar ‘A Deep Mysterious Tone’ opzetten als “gewoon een plaat” is vrijwel onmogelijk. Daarvoor eisen de stemmen teveel de aandacht op. Het is daarmee zeker geen album voor iedereen, maar voor fans van AGF is het een mooie toevoeging aan haar omvangrijke en eigenzinnige oeuvre. (msch)
AnD
AnD Rmx 01 AnD Rmx 02 (ELECTRIC DELUXE)
Meedogenloos hard gaat het soms op deze twee remix-ep’s van het duo AnD. Wat wil je ook. De heren strikten niemand minder dan geluidterroristen als Sleeparchive of Justin K Broadrick om hun techno – zoals zij netjes etaleerde op ‘Cosmic Microwave Background’ – van een hele ruwe en krachtige bolster te voorzien. Of wilden zij per se bewijzen dat de scheidingslijn tussen hun sound en van deze industrial heren zich al als een flinterdunne haarlijn liet uittekenen? Het is verdomd hard soms. Oorverscheurend bijna zelfs als je de Sleeparchive-behandeling van ‘Power Spectrum’ onverwacht induikt na de bedwelmende, motorisch repetitieve Zeitgeber-remix van ‘The Surface Of Last Scattering’. En als je het dan vergelijkt met hoe O/H ‘Power Spectrum’ behandelt; klinkt niets nog als AnD. Denk je. Alle herinneringen, zelfs de meest vage aan ‘Cosmic Microwave Background’ zijn bruut weggekrast. Een ruw technoritme houdt de maat, dansen op leven en dood. De schreeuw achteraan herinnert aan de agressievere industrial-uitspat-
tingen die verpakt als klassiekers in de platenkast zitten. Het brutale ‘Rmx01’ overdondert in luidheid ‘Rmx02’ dan misschien wel, maar Black Rain is in uitermate goede doen en levert de betere pareltjes uit zijn palmares af. Of is het AnDs’ palmares? Twee plus twee? In contrast met de eerste ep creëert Black Rain op ‘The Surface Of Last Scattering’ een bizarre soort tederheid waarbij meer met een aan IDM-gelikte ingenieuze aanpak gespeeld wordt, tegenstrijdige bliepjes en ritmes de rust verstoren en het ongemak onopgemerkt vergroten. Maar ook op het meer ritmische ‘Galactic Motion Comp’, waarbij een bezwerende baslijn en ingetoomde in het rood lopende frequenties de cadans bepalen, is er een bepaalde soort van vuige onderkruiperige toon die zich als teer door je aderen stuwt. Dit is een Black Rain zoals niet eerder gekend. En ook al verrast Justin K Broadrick niet meer. Met zijn afgestofte alias JK Flesh gaat hij op ‘Non Sky Signal Noise’ bedeesd tekeer op een stevig en uniform, aanzwellend ritme en herinnert je aan de EBMhoogtijdagen. Het zou strafbaar moeten zijn een remix-reeks zo ongelooflijk sterk uit te brengen, want al het voorgaande van AnD verzuipt nu ongetwijfeld in het niets. Dit wordt absoluut afkicken. Zullen we dan maar als antigif toch even ‘Cosmic Microwave Background’ opnieuw door de luidsprekers jagen? (ks)
Astrïd
The West Lighthouse Is Not So Far (MONOTYPE RECORDS)
Chapelier Fou Fuses Ep
(ICI D’AILLEURS)
Astrïd is geen vrouw, maar een vrouw met drie mannen uit Zuid-Frankrijk die samen een band vormen. In 1997 als duo begonnen, breidde het gezelschap zich langzaam uit tot de formatie die het nu is. Hun derde album begint al gelijk goed met een lange track die hoofdzakelijk bestaat uit een pijnlijk mooi bluesachtig loopje op de gitaar, dat gaandeweg wordt overgenomen door strijkers. Uiterst geconcentreerd en met slakkengang droomt de muziek zich
27
A R T W O R K M T G 201 4
GONZO (CIRCUS) MIND THE GAP #106 SABAM GC132
[Artwork: Thomas en Jurgen]
ocket
i
GONZO (CIRCUS) 8. Selaxon Lutberg MIND > Untitled 6 THE GAP Simboli Accidentali #106 (DENOVALI)
a yuuya
Two Years
9. Mirt > Rite 2 Rite Of Passage
ga
hines
(MONOTYPE) ontwerp: Kaftwerk | beeld: Thomas & Jurgen
n Brothers
#22
STATIC nfinity Splitter
MIND THE GAP #107
MIND THE GAP #106
athieu
10. Suzanne Ciani > Lixiviation Lixiviation (FINDERS KEEPERS)
11. Oliver Coates > Cello & Whirlies Towards The Blessed Islands
he Gap is an imprint of Gonzo Circus Publishing and Circus Magazine. Many thanks to everyone involved. ved, 2014, Gonzo Circus.
12. Raz Ohara > Two Young Mates Moksha (ALBUM LABEL)
k
13. Lucy > Leave Us Alone Churches Schools And Guns
b
(STROBOSCOPIC ARTEFACTS)
14. Thug Entrancer > Death After Life IV Death After Life (SOFTWARE RECORDING CO.)
WWW.GONZOCIRCUS.COM Mind The Gap is an imprint of Gonzo Circus Publishing and cannot be sold seperately from Gonzo Circus Magazine. Many thanks to everyone involved. MTG #107 | Cat. No. 133 | All rights reserved, 2014, Gonzo Circus.
MIND THE GAP #109
osy Cushions
agika es he Flame, Burns Me
ismica
ontwerp: Kaftwerk | beeld: Thomas & Jurgen
rt III t
e Path s Waters
he Gap is an imprint of Gonzo Circus Publishing and Circus Magazine. Many thanks to everyone involved. ved, 2014, Gonzo Circus.
28
GONZO (CIRCUS) MIND THE GAP #109
ontwerp: Kaftwerk | beeld: Thomas & Jurgen
(PRAH RECORDINGS)
GONZO (CIRCUS) MIND THE GAP #107
A R T W O R K M T G 201 5
GONZO (CIRCUS) MIND THE GAP #113 SABAM GC139
[Artwork: Lou Mouw]
MTG#117 verschijnt november 2015
29
[Illustratie: Kees Peerdeman]
WWW.GONZOCIRCUS.COM Š All rights reserved, 2015, Gonzo Circus