20120120075148

Page 1

nยบ

45ste jaargang / 20 januari 2012

2012

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

MET INDEX 2011

thema Riolering

2/

VERSLAG VAKANTIECURSUS DRINKWATER EN AFVALWATER RIOOLVREEMD WATER EFFICIร NT AANPAKKEN WATERKWALITEITSSPOOR IN BREDER PERSPECTIEF


Wij breken de tent niet af! Er is een alternatief! Rioolrenovatie zonder hinder • Minimale overlast voor de omgeving • Effectief en kostenbesparend • Aanzienlijke reductie van CO2 uitstoot • Duurzaam product • Korte uitvoeringstijd • Aantoonbare levensduur meer dan 100 jaar

Het nieuwe rioleren De Kaderrichtlijn Water is opgesteld om ons water te beschermen. Het bestaande leidingenstelsel heeft te kampen met aantastingen, lekkages, scheuren of breuken. Rioolrenovatie zonder graven (No-dig) is mogelijk met de Nelis Infra / Aarsleff CIPP Lining (kousmethode). Dit is de oplossing voor het optimaliseren van rioolleidingen, van gevel tot rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het samenwerkingsverband Nelis Infra / Aarsleff CIPP Lining beschikt over circa 30 jaar internationale ervaring op het gebied van kousrelining door Aarsleff. BAM Nelis De Ruiter is de specialist op het gebied van relining (Allround in relining).

Haarlemmerstraatweg 79, 1165 MK Halfweg Postbus 14, 1160 AA Zwanenburg Telefoon (020) 407 22 22 Fax (020) 407 22 23 E-mail info@bamnelisderuiter.nl www.bamnelisderuiter.nl

11282

Nelis Infra Aarsleff JV


Bemoeienis

H

et kabinet heeft opnieuw de waterschappen onder druk gezet. Nu wil het ze de mogelijkheid ontnemen om bezwaar te maken tegen uit waterhuishoudkundig oogpunt riskante bouwplannen van gemeenten in de buurt van water. Zo wil het kabinet de besluitvorming rond grote bouw- en infrastructurele projecten versnellen. Het past in de trend dat mensen en organisaties zich steeds meer gaan bemoeien met andermans zaken zonder voldoende kennis van zaken te hebben. De waterschappen hebben de kennis en ervaring in huis om te zien of het verstandig is om bijvoorbeeld een nieuwbouwwijk in een polder te plannen. Gemeenten hebben

die kennis en ervaring niet. De kans dat zij ‘foute’ beslissingen nemen waartegen het waterschap niet meer kan ageren, wordt dus levensgroot. En zo’n foute beslissing gaat ervoor zorgen dat over enkele decennia problemen ontstaan met de waterhuishouding, dat bewoners gaan klagen over vochtproblemen en dat de waterschappen extra geld kwijt zullen zijn aan extra voorzieningen en maatregelen die eigenlijk helemaal niet nodig waren geweest als dit kabinet goed had geluisterd naar diezelfde waterschappen. Want al die waterschappen weten veel meer over dit onderwerp dan de hele regering bij elkaar. Peter Bielars

inhoud nº 2 / 2012 / *thema

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

4 / Vakantiecursus 2012: Water NL naar de top, excelleren in tijden van bezuiniging

Merle de Kreuk, Doris van Halem en Luuk Rietveld

8 / RIONED haalt riolering ‘een beetje boven de grond’*

10 / Hoog water in noord- en oost-Nederland 14 / Inzicht in functioneren watersysteem

voorkomt onnodige aanleg open water

4

Ria Löscher-Wolleswinkel, Dusan Zamurovic en Maurice van Gastel

16

/ Biwater knapt drinkwatervoorziening in het westen van Sri Lanka op Johannes Odé

19

/ Slachtofferrisico’s als gevolg van grootschalige overstromingen Karin de Bruijn, Joost Beckers en Durk Riedstra

9

23 / Verzilting Volkerak-Zoommeer onnodig Wil Borm en Clemens de Witte

26

/ Besparing van 135 miljoen euro op de rioolheffing door duurzame financiering* Jan Zuidervliet

28

/ Stoelendans tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven

10

Gerard Boks

35

/ Rioolvreemd water efficiënt opsporen en effectief aanpakken* Hans Korving, Nico Admiraal, Joost Veurink en Marco van Bijnen

38

/ Waterkwaliteitsspoor in breder verband: ervaringen uit Sint Maartensdijk* Erik Lieftink, Jeroen Langeveld, Wouter Quist en Pascal van den Eijnden

41

/ Resultaten internationaal onderzoek naar broeikasgassen uit riolen en zuiveringen* Ellen van Voorthuizen, Mark van Loosdrecht en Cora Uijterlinde

44

/ Nieuwe inzichten geavanceerde voorzuivering door polymeerdosering aan de voorbezinktank Arjan Dekker, Henry van Veldhuizen, Jan Wout Koelewijn en Arjen van Nieuwenhuijzen

Bij de omslagfoto: Dit kunstwerk staat in Bergen op Zoom en is gemaakt in opdracht van waterschap Brabantse Delta (voor de uitleg zie pagina 9)


Vakantiecursus 2012: water NL naar de Top, excelleren in tijden van bezuiniging ‘Water NL naar de TOP, excelleren in tijden van bezuiniging’ zo luidde het thema van de Vakantiecursus Drinkwater en Afvalwater op 13 januari. Volgens de organisatoren van deze jaarlijkse stand van zaken annex nieuwjaarsreceptie voor de Nederlandse watersector is het afgelopen jaar een bewogen jaar geweest. In opdracht van de regering inventariseerde het Topteam Water waar verbeteringen en kostenbesparingen zijn te behalen in de watersector. Kunnen besparingen uitgevoerd worden zonder problemen? Hollen we daarmee niet onze infrastructuur en vooral onze kennis uit? Nederland staat bekend om de fantastische infrastructuur. Innovaties op het gebied van zuivering zijn in grote delen van de wereld bekend. Daarnaast is de kennisinfrastructuur goed georganiseerd met vermaarde kennisinstituten en topuniversiteiten. Nederland profileert zich ook in het buitenland met zijn kenniseconomie. Hoe lang kunnen we dit echter volhouden? De Vakantiecursus ging over deze spagaat.

A

ls voorzitter van het College van Bestuur van de TU Delft opende Dirk Jan van den Berg de Vakantiecursus. De TU Delft viert dit jaar het 34e lustrum, met als thema water. Vergeleken met 170 jaar geleden heeft de TU Delft nu meer studenten, meer samenwerking met het bedrijfsleven, meer onderzoek, maar minder budget. Van den Berg memoreerde ook dat de faculteit CiTG vorig jaar afscheid nam van decaan Louis de Quelerij en waterprofessor Hans van Dijk. Daarvoor in de plaats kwamen onder anderen decaan Bert Geerken, de professoren Walter van der Meer en Jan Peter van der Hoek en Merle de Kreuk. Ten slotte belichtte Van den Berg het nieuwe academische platform Delft Urban Water, bestaande uit 25 watergerelateerde leerstoelen van TU Delft, waarbij nauw wordt samengewerkt met onder andere UNESCO-IHE, Deltares en KWR.

4

H2O / 2 - 2012

Drinkwater

Professor Luuk Rietveld gaf een inleidende presentatie voor de sessie over drinkwater, dit jaar schoon water genaamd. Rietveld blikte traditioneel terug op het afgelopen jaar, waarin nieuwe zuiveringen werden aangekondigd (waaronder Andijk III), de grondwaterbelasting werd afgeschaft, de International Water Week in Amsterdam plaatsvindt en de professoren de straat op gingen om te demonstreren. Ook stond hij stil bij het afscheid van Hans van Dijk, die in zijn uittreedrede onder andere benadrukte dat te weinig ingenieurs in de top van de drinkwaterwereld actief zijn.

waarom in tijden van bezuinigingen niets doen geen optie is. Dit betekent voor Brabant Water dat pro-actief wordt geïnvesteerd in infrastructuur om te voorkomen dat in 2040-2050 een enorme piek in uitgaven gaat plaatsvinden: het ‘Deltaplan Ontharding’, waarbij vele pompstations van korrelreactoren worden voorzien en waarbij de maatschappelijke baten ver boven de kosten uitstijgen; de procesautomatisering en het onderzoek naar het winnen en zuiveren van brak grondwater, wat qua energiekosten in dezelfde orde van grootte lijkt te zijn als het transporteren van oppervlaktewater.

Martijn Groenendijk van Brabant Water sloot zich hier duidelijk bij aan met een openingsstatement dat meer ingenieurs zich moeten bemoeien met het huishoudboekje van de drinkwaterbedrijven. Hij zette uiteen

De aanbeveling van Topteam Water aan minister Verhagen, ‘Geef drinkwaterbedrijven de ruimte’, was de titel van de voordracht van Martien den Blanken (PWN). Aan de hand van een aantal voorbeelden gaf hij aan dat PWN,


verslag dit moment voldoet de drinkwatersector aan het toekomstbeeld, maar blijft dat zo? Hierbij gaf Van der Zande aan dat er een grote spreiding in de toekomstverwachtingen is. Er kan wel een verschil van 50 procent optreden, terwijl de verwachtingen van waterbedrijven zelf een veel stabieler beeld geven. Volgens Van der Zande is een voorspelling van een waterbedrijf echter altijd verkeerd geweest. Men zal ook rekening moeten houden met veranderingen in de watervraag door innovaties in de watervoorziening, zoals het sluiten van kringlopen. Verder zijn aandachtspunten het multifunctioneel gebruik van land en water, water in de internationale context en afstemming met Deltaprogamma Zoetwater.

Presentaties Drinkwater

Martijn Groenendijk

met PWN-Technologies, uitdrukkelijk de intentie heeft die ruimte te pakken. Zo zal het nieuwe concept voor oppervlaktewaterzuivering, een combinatie van ionenwisseling (SIX) met keramische membranen (CeraMac), niet alleen geïntroduceerd worden in Andijk, maar wereldwijd vermarkt worden. De insteek is dat PWN-Technologies creatieve ruimte biedt aan werknemers en dat de exportpositie wordt versterkt. Deze aanpak vraagt wel om duidelijke randvoorwaarden, zoals ruimte van de politiek, good governance en een nauwe band tussen nutsbedrijf en marktgerichte dochter. Marc van Eekeren van Royal Haskoning introduceerde de Intelligente Watervoorziening 4.0: een overkoepelende aanpak die enorme hoeveelheden data uit het drinkwaternet beoordeelt, filtert en selecteert en alarm slaat bij afwijkende meetresultaten. Door de functionaliteit van de bedrijfsinfrastructuur centraal te stellen in plaats van de kosten kan de meest effectieve bijdrage geleverd worden aan de maatschappij. Net als Groenendijk constateerde Van Eekeren dat we de goede drinkwatervoorziening van vorige generaties hebben geërfd en dus verplicht zijn tot goed rentmeesterschap. Daarom riep Van Eekeren op tot verhoging van de investeringen in infrastructuur, van de huidige 250 miljoen per jaar naar de geschatte technische waardevermindering van 650 miljoen per jaar. Drinkwaterbedrijven moeten veranderen van bouw- in onderhoudsbedrijven, waarbij het van groot belang is dat het leidingnet transparant wordt, zodat men kan gaan voorspellen in plaats van reageren. André van der Zande legde vervolgens uit dat de toekomstvisie op duurzame drinkwatervoorziening van het RIVM vanuit vier invalshoeken is benaderd: scenario’s, leerpunten van huidig beleid, visies van drinkwaterbedrijven, en streefbeeld I&M. Op

Na de succesvolle introductie van vorig jaar zijn ook dit jaar weer korte presentaties gehouden, waarbij sprekers zeven minuten de tijd kregen hun boodschap te brengen. Helena Sales Ortells van de TU Delft/KWR brandde los met een betoog over het risico voor consumenten Q-koorts op te lopen tijdens het douchen met drinkwater geproduceerd uit belucht grondwater. Met behulp van een Quantitative Microbial Risk Assessment toonde ze aan dat het risico op Q-koorts besmetting via drinkwater verwaarloosbaar klein is (3,7 x 10-6) ten opzichte van andere besmettingsroutes. Jasper Verberk, OCW-ambassadeur van de TU Delft, gaf een uitleg over Open Course Ware, een nieuwe ontwikkeling waarmee studenten ook buiten de campus (wereldwijd) toegang krijgen tot het onderwijsmateriaal. De TU Delft biedt online colleges (filmpjes), dictaten en presentaties aan. Waterbeheer en vooral het drinkwateronderwijs staat hierin wereldwijd op kop. Petra Ross (TU Delft/Arcadis) liet zien welke parameters wel en niet online gemeten moeten worden om drinkwaterzuiveringsinstallaties beter te kunnen sturen. Met behulp van real time-modellen kan de computer meer dan de helft van de metingen overnemen, maar is het toch mogelijk te sturen op waterkwaliteit in plaats van -kwantiteit.

Als laatste ‘presentator’ stelde Michel Riemersma van DHV dat een grote spreiding bestaat in het ontwerp van snelfilters in Nederland. Met behulp van de KernPrestatieIndicator (KPI) toonde hij aan dat er geen relatie is tussen de ruw waterkwaliteit en hoe een filter in de praktijk ontworpen en bedreven wordt. Door betere vergelijkingen zijn daardoor enorme kostenbesparingen op nieuwbouw te verkrijgen.

Afvalwater

De parallelsessie ‘vies water’ begon met een inleiding door dagvoorzitter professor Jules van Lier. Hij gaf een overzicht van de rampen waarmee de wereld vorig jaar te maken had. Dat werd vervolgd met het vrolijker ‘water-jaaroverzicht’. Dit ging onder andere over de ontwikkelingen rondom een bacterie uit het Twentekanaal, die methaan kan oxideren met nitriet, de eerste door Paques gebouwde flotatie-eenheid, toepassing van DEMON in Nieuwegein en Anammox in Zwolle, een MBR die 30 procent minder energie gebruikt, 230 huizen in Sneek die zijn aangesloten op vacuümtoiletten en Nereda in Epe. Tot slot benadrukte Van Lier dat in 2011 een aantal belangrijke onderscheidingen is uitgedeeld: Jos Paques heeft de Hoogerwerfprijs ontvangen én een eredoctoraat van de TU Delft en Mark van Loosdrecht is geridderd. Vervolgens zette professor Mark van Loosdrecht succes- en faalfactoren van technologische innovaties uiteen met een aantal prikkelende stellingen. Hij legde uit wat het verschil is tussen een ontdekking (een idee) en een innovatie (ontwikkeling van het idee naar een succesvolle toepassing in de praktijk). Een innovatie heeft altijd een duidelijk voordeel. Drijfveren voor innovaties kunnen een wetenschappelijke vraag, een technologische uitdaging of een marktvraag zijn. Vaak wordt het lineaire model voor Paul Roeleveld

Kerusha Lutchmiah (TU Delft/KWR) introduceerde haar onderzoek naar het sewer mining-concept, waarbij afvalwater gezuiverd wordt tot industrie- of drinkwater door middel van voorwaartse osmose. Ze stelde dat de beperking van voorwaartse osmose is dat opgeloste stoffen naar de verkeerde kant van het membraan bewegen (zout flux), resulterend in hogere operationele kosten. Potentiële voordelen zijn het winnen van energie uit geconcentreerd slib. Doris van Halem van de TU Delft presenteerde haar onderzoek naar ondergrondse arseen- en ijzerverwijdering, waarbij zuurstofrijk water geïnjecteerd wordt in een zuurstofloos watervoerend pakket. Uit het onderzoek is gebleken dat vooral de arseenverwijdering wordt beperkt door de lokale grondwatersamenstelling (competitie met andere anionen). Het potentieel voor decentrale/kleinschalige toepassing in Bangladesh is hierdoor beperkt. H2O / 2 - 2012

5


innovatie gebruikt, ook door de topteams: eerst idee, dan onderzoek, ontwikkeling en tot slot naar de markt. Dat is een traag proces. Van Loosdrecht is daarom aanhanger van het cyclisch innovatiemodel: tijdens de ontwikkeling ontstaan steeds nieuwe ideeën doordat alle partijen gedurende het hele proces blijven sparren over de praktische toepassing en welk onderzoek daarvoor nodig is. Dit model maakt ook duidelijk dat er een kloof kan ontstaan tussen wetenschap en ondernemen. Zo kan een wetenschappelijke nadruk op ontwikkelingen komen te liggen, waaraan marktpartijen geen behoefte hebben. Afsluitend stelde van Loosdrecht dat goede interactie tussen wetenschap, engineering en de markt van groot belang is, met ieder zijn eigen rol en ruimte. Innovatie is niet af te dwingen door politieke sturing, want dan worden continu de verkeerde vragen gesteld. Innoveren heeft wel financiële ondersteuning nodig, hoewel dit nooit een drijfveer mag zijn. De technologie zal zichzelf uiteindelijk moeten kunnen verkopen. Jos Boere (KWR) volgde met een presentatie over het project Calorics, een samenwerking tussen de water- en de energiesector. In dit project wordt gezocht naar mogelijkheden om thermische energie terug te winnen uit het watersysteem. In totaal is de waterketen slechts verantwoordelijk voor twee procent van het landelijk energieverbruik (is nog steeds 64 PJ per jaar), waarbij het grootste deel nodig is om water te verwarmen. Het doel van het project is deze laagwaardige diffuse warmte terug te winnen en te valoriseren. Boere liet zien dat opwerking van laagwaardige warmte naar een bruikbare energie in ontwikkeling is: absorptiekoeling met silica-achtige gels, elektriciteitsopwekking met warmte, het gebruik van uitzetting van vloeistoffen en zelfs magnetocalorische Sybe Schaap

Gijs Oskam prijs 2012 voor David Moed

De Gijs Oskam prijs, waarvoor deze keer jonge en/of aankomende academici in aanmerking kwamen die in 2010 of 2011 zijn afgestudeerd, is voor de zevende keer uitgereikt. De aanmoedigingsprijs van 2.500 euro moet jonge onderzoekers in de stedelijke watercylus een extra stimulans geven. De belangrijkste criteria voor het winnen van de prijs zijn originaliteit en kwaliteit van onderzoek in de stedelijke watercyclus. Genomineerden waren Cheryl Bertelkamp met haar project ‘Performance assessment of different pre-treatment techniques for the advanced oxidation process’, David Moed met ‘The influence of the groundwater composition on subsurface arsenic and iron removal’ en Bart Bergmans met ‘Struvite recovery from digested sludge’. David Moed ontving de prijs, omdat hij “op uitstekende wijze de theorie heeft gezet tegenover de, soms weerbarstige, praktijk en daarmee veel inzicht verschaft heeft in het ondergrondse proces van arseenverwijdering”. Dit leidde reeds tot enkele publicaties in de wetenschappelijke literatuur.

elektriciteitsproductie. Tot slot werd de VN aangehaald, die 2012 heeft uitgeroepen tot het jaar van de samenwerking, in dit geval energie en water. Paul Roeleveld (Royal Haskoning) presenteerde zijn show ‘De Afvalwaterwereld draait door’. Hij begon met de stelling dat de versnipperde overheid in de afvalwaterwereld leidt tot een versnipperde markt en dat daardoor geen vuist gemaakt kan worden naar de internationale markt. Schaalvergroting op het niveau van het zuiveringsbeheer is achtergebleven, doordat de zuiveringsbeheerders meegaan met de omvang van de waterschappen. Dit is volgens Roeleveld nergens voor nodig, omdat zuiveringsbeheer geen waterstaatkundige historie heeft. Roeleveld pleit voor een indeling uit de STOWA-visie rondom ICT:

6

H2O / 2 - 2012

vier regio’s voor afvalwaterzuivering met vier centrale regiekamers. Volgens Roeleveld is opschaling in het beheer en de herinrichting van ons zuiveringspark met oog voor winst in de omgeving noodzakelijk om te kunnen blijven excelleren in een internationale door draaiende afvalwaterwereld. Roeleveld pleit niet voor schaalvergroting op zuiveringsniveau. Professor Sybe Schaap (NWP, TU Delft) hield een pleidooi voor samenwerking (zonder schaalvergroting), dat hij illustreerde met twee voorbeelden: ‘Ruimte voor de Rivier’ en de afvalwaterketen. Bij dergelijke grote intensieve projecten zijn veel partijen betrokken. Het eindresultaat van deze projecten zal altijd een compromis zijn, waarbij men elkaar moet gunnen gelijk te krijgen en men moet accepteren als dat niet


verslag Annelies Aarts presenteerde haar onderzoek over de voorspellende modellering van roterende bandfilters voor overstortwater. Met simpele modellen kan ze verwijdering van CZV voorspellen als de koekweerstand, rotatiesnelheid en influentconcentratie bekend zijn. Guido Kooijman vertelde over het Optimix-project: medicijnrestverwijdering uit afvalwater, gebaseerd op het afvangen van de colloïdale fractie door dosering van organische flocculanten in de voorbezinker. Zijn onderzoek wordt vervolgd met een studie naar de afbraak van medicijnresten tijdens de hydrolysestap in de slibgisting. Tot slot presenteerde Xuedong Zhang zijn onderzoek naar de minimalisatie van emissies uit recirculatiesystemen in de mariene visteelt. Het onderzoek heeft zich gericht op coagulatie en flocculatie, gecombineerd met 'drumsieving' voor slibconcentratie en fosfaatverwijdering onder zoute condities. Daarnaast richt het onderzoek zich op efficiënte vergisting van de afgescheiden slibfractie bij hoge zoutconcentraties (onder andere door toevoeging van osmoseregulatoren, zoals betaine).

Topteam Water

Jaap van der Graaf-prijs voor Mari Winkler

De Jaap van der Graaf-prijs uitgereikt wordt toegekend aan een student of onderzoeker die in het voorgaande jaar het beste Engelstalige artikel over de behandeling van afvalwater schreef. De winnaar is Mari Winkler. Zij publiceerde in Environmental Science & Technology het artikel ‘Segregation of biomass in cyclic anaerobic/aerobic granular sludge allows the enrichment of anaerobic ammonium oxidizing bacteria at low temperatures’. De winnares woont en werkt momenteel in New York. Via een scherm kon zij de uitreiking rechtstreeks meemaken en de prijs virtueel in ontvangst nemen. De jury heeft bij de beoordeling vooral gelet op de toepasbaarheid in de praktijk, potentie en impact in binnen- en buitenland, profilering van Nederlandse expertise en actuele thema’s als energiezuinige processen, energieproductie, Kaderrichtlijn Water en hergebruik. Het artikel van Winkler scoorde op deze punten het beste, op de voet gevolgd door de twee andere genomineerde artikelen: ‘Autotrophic nitrogen removal from black water: Calcium addition as a requirement for settleability’ van dr. ir. Marthe de Graaff e.a. en ‘Impact of influent data frequency and model structure on the quality of WWTP model calibration and uncertainty’ van ir. Katrijn Cierkens. Mari Winkler (1980) is in 2006 afgestudeerd aan de Universiteit van Duisburg-Essen (Duitsland). Sinds 2008 is zij promovenda aan de TU Delft op de microbiële samenstelling en stabiliteit van aeroob korrelslib. Mari Winkler is de derde promovenda op rij uit de groep ‘Environmental biotechnology’ van Mark van Loosdrecht, die de Jaap van de Graafprijs in ontvangst mag nemen.

zo is. De boodschap achter het voorbeeld over de afvalwaterketen was bij dit project niet te verzanden in een stelseldiscussie. Het is soms beter als twee organisaties moeten gaan samenwerken dan twee afdelingen binnen één organisatie, omdat het probleem in het laatste geval onzichtbaar zal blijven. Nodig zijn creativiteit, een lange adem, een benadering alsof het één overheid betreft die over één fysieke keten besluit en een dosis bestuurlijke wil.

Presentaties Afvalwater

Evren Ersahin vertelde over zijn onderzoek naar dynamische membranen in anaerobe MBR-systemen. Het voordeel van het gebruik van membranen is dat de biomassaretentie niet meer afhankelijk is van korrelvorming en dus zeer lange slibleeftijden en bioaugmentatie mogelijk zijn. Op dit moment kijkt hij

naar de opbouw van de filterkoek voor goede filtratiekarakteristieken. Matthieu Spekkers onderzoekt of er een relatie bestaat tussen intensiteit en hoeveelheid neerslag (regen) en schade aan huis en inboedel als gevolg van regenwateroverlast. Hogere intensiteiten van neerslag blijken gepaard te gaan met hogere schades en zomerse buien leiden vooral tot schade. Het vervolgonderzoek zal zich meer op stedelijk gebied richten. Pawel Krzeminski zette aan de hand van praktijkvoorbeelden uiteen hoe de energieefficiëntie van MBR’s is te verbeteren, aangezien dit, naast fouling, een der grootste uitdagingen in de ontwikkeling van de MBR-technologie zal zijn. Belangrijkste geïdentificeerde parameters zijn beluchtingstrategie, effluentonttrekking en slibkwaliteit.

Als laatste spreker van de dag lichtte Nick van de Giesen van de TU Delft toe wat de ambitie is van het Topteam Water. In het verleden werd vaak risicomijdend geïnvesteerd, maar dit moet nu “gekanteld” worden. Het Topteam had dan ook voorgesteld om zakelijke casussen uit de markt halen, die kunnen leiden tot meer innovatie. In deze casussen zou het bedrijfsleven nauw moeten samenwerken met universiteiten en onderzoeksinstellingen. Volgens Van de Giesen is het belangrijk hiermee door te gaan. Hij sprak de hoop uit komend jaar wat succesvol uitgewerkte casussen te kunnen begroeten. Daarnaast zijn ‘innovatiecontracten’ opgesteld voor de verschillende sectoren. Als wetenschappelijk lid van het Topteam Water voelde Van de Giesen zich af en toe als het lijk in de Irish Wake; noodzakelijk aanwezig om het morbide feest te laten plaatsvinden maar een daadwerkelijke bijdrage van zijn kant werd niet echt verwacht. Volgens Van de Giesen hoeft de watersector niet te rekenen op nieuwe subsidies voor innovaties, anders dan een WBSO+-regeling. De voor de universiteiten bedoelde NWO-subsidies blijven wel overeind. Van de Giesen riep de sector op zoveel mogelijk samen te werken, want het gaat niet zozeer om concurrentie binnen een topsector maar tussen de verschillende topsectoren. Qua samenwerking kunnen we hierbij veel leren van de maritieme sector, aldus Van de Giesen. met dank aan Merle de Kreuk, Doris van Halem en Luuk Rietveld (TU Delft) Foto’s: Michelle Muus

H2O / 2 - 2012

7


RIONED haalt riolering ‘een beetje boven de grond’ Nederland vervult een voortrekkersrol op het gebied van normering in de rioleringssector, bijvoorbeeld als het gaat om ‘water op straat’ en inundatie bij overbelasting van het watersysteem. Het buitenland zou die normen - bedoeld om de schadekans bij verschillende systemen en situaties gemakkelijker te kunnen beoordelen - graag overnemen, zegt Hans Gaillard, burgemeester van Son en Breugel en sinds vorig jaar de nieuwe voorzitter van Stichting RIONED. “We krijgen echter wel te maken met de wet van de remmende voorsprong, want sommige normen lijken in toenemende mate een eigen leven te gaan leiden. Daarom gaan we, onder meer in proeftuinen, meer kijken naar de praktijk op lokaal niveau.”

D

e leidende positie van Nederland op het gebied van normering is opgebouwd onder Tijme Bouwers, die twaalf jaar lang voorzitter van Stichting RIONED is geweest en van wie tijdens de RIONEDdag op 2 februari in Utrecht afscheid wordt genomen. “In de kennissstrategie, zoals die door het bureau van RIONED is ontwikkeld, gaan we nu een nieuwe fase in, waarbij we niet alleen kijken naar de normen, die heel belangrijk blijven, maar ook naar de feitelijke toestand op bepaalde locaties. In de proeftuinen meten we hoe de algemene normen uitwerken in specifieke, praktische situaties. Met die gegevens kunnen we verdere verfijning bereiken en zorgen voor meer maatwerk.” Doordat ook oorzaken én oplossingen voor bestaande problemen naar boven komen, krijgen beheerders en bestuurders beter inzicht. In het Bestuursakkoord Water, dat de lagere overheden hebben afgesloten met het Rijk, zijn ook afspraken vastgelegd over de positieve manier waarop met name gemeenten en waterschappen gaan samenwerken. “Dat vind je al terug in de proeftuinen, waarin gemeenten samen optrekken met STOWA, onze zusterorganisatie vanuit de waterschappen. Door dit alles is een doelmatiger aanpak mogelijk, waardoor we ook in de toekomst met minder financiële inspanning een goed functionerend systeem behouden.”

Kenniscoaches

Gaillard wijst in dit verband ook op het belang van de kenniscoaches, waarvoor Stichting RIONED namens de partijen van het bestuursakkoord verantwoordelijk is. Gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven die samen aan een doelmatiger waterbeheer werken, kunnen een kenniscoach inschakelen, die met zijn of haar kennis en vaardigheden een nieuwe impuls kan geven aan de regionale samenwerking. “We zijn daar een eind mee op weg. Het ministerie van Infrastructuur & Milieu heeft inmiddels een beschikking afgegeven, waardoor we de kenniscoaches nu over het hele land kunnen uitrollen. Dit is een belangrijke ontwikkeling, waarvan we veel verwachten.”

Ombuigen

De grootste uitdaging in het stedelijk waterbeheer is wellicht het realiseren van een structurele, jaarlijkse besparing van 380 miljoen euro vanaf 2020 ten opzichte van 2010, terwijl tegelijkertijd investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld voor het vervangen van rioleringssystemen die aan het einde van

8

H2O / 2 - 2012

hun levensduur zijn. Hans Gaillard spreekt in plaats van bezuinigen liever van ombuigen. “Door de financiering die in het verleden is toegepast bij de aanleg van rioleringen, lopen we nu tegen een financieel probleem aan. Die aanleg is altijd onderdeel geweest van de grondkosten en bijvoorbeeld ondergebracht in de exploitatie van een nieuwbouwwijk. Vervolgens is geen geld gereserveerd voor het na 40 tot 60 jaar vervangen van de riolering. Dat betekent dat je op enig moment alsnog met die kosten te maken krijgt en de lasten daarvan moet nemen. Die situatie gaat de komende jaren nadrukkelijk een rol spelen. Geprobeerd wordt deze vervangingsinvesteringen zoveel mogelijk te beperken, door er zo effectief en efficiënt mogelijk mee om te gaan. Dat lukt steeds beter. In mijn eigen gemeente, Son en Breugel, moesten we de riolering in een aantal jaren 60-wijken echt vervangen. We hebben de keuze gemaakt dat niet heel rigoureus te doen, maar een deel van de problemen op te lossen door bestaande rioleringsbuizen niet te verwijderen, maar te voorzien van kunststof binnenleidingen. Voor een derde van de kosten kunnen we weer 30 jaar vooruit.” Als burgemeester heeft Gaillard sinds 2003 te maken gehad met stedelijk waterbeheer en riolering, maar zijn belangstelling daarvoor is pas flink gaan groeien sinds hij aan de slag is gegaan bij Stichting RIONED. In 2009 is hij gevraagd namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten als vice-voorzitter zitting te nemen in het bestuur van RIONED. Vorig jaar is hij Tijme Bouwers opgevolgd als voorzitter. “Aanvankelijk werd ik alleen in een bredere context, bijvoorbeeld bij herinrichtingsplannen of de aanleg van nieuwbouwwijken, met stedelijk waterbeheer en riolering geconfronteerd. Vervanging van riolering maakt het ook in financiële zin mogelijk de bovenliggende wegen opnieuw in te richten.”

Goed georganiseerd

Het is Gaillard de afgelopen jaren vooral opgevallen dat de rioleringssector in meerdere opzichten heel goed is georganiseerd. “Bij de meest recente benchmark is 100 procent deelname gerealiseerd. Dat presteert geen enkele gemeentelijke sector. Daarnaast zie ik dat mensen die zich bezighouden met riolering en stedelijk waterbeheer, elkaar graag opzoeken. Het is een hecht en betrokken gezelschap. Dat blijkt steeds weer tijdens de RIONEDdag, waar elk jaar ruim 800 mensen uit de sector aanwezig zijn. RIONED is bovendien een

Hans Gaillard

kennisplatform waar alle betrokkenen een plek hebben. Niet alleen de rijksoverheid, de provincies, de waterschappen en de gemeenten, maar ook de ingenieursbureaus en bijvoorbeeld de producenten van rioolbuizen zitten bij elkaar aan tafel, ook in programmacommissies. Dat is behoorlijk uniek en zorgt ervoor dat deze sector slagvaardiger, gerichter en sneller kan werken.”

RIONEDdag

Voorzitter Gaillard is één van de sprekers tijdens de RIONEDdag. Zijn thema: De ontwikkeling van het stedelijk waterbeheer. “Ik wil drie boodschappen overbrengen. Als eerste zal ik het hebben over kennisontwikkeling. Daarna komt de rol van RIONED aan de orde bij het ontwikkelen en uitdragen van een visie op riolering en stedelijk waterbeheer. Het is de kracht van de stichting dat zij werkt vanuit een visie die niet om de haverklap verandert en tegelijk gebruik maakt van steeds nieuwe instrumenten, zoals de proeftuinen. Ik vind wel dat RIONED, waar veel kennis en toewijding in de richting van het veld aanwezig is, op dit gebied wat meer een trekkersrol mag vervullen: de riolering mag best een beetje boven de grond komen. De derde boodschap is dat we vaker het land in gaan, want bij regionale projecten kunnen we zoals gezegd de normen relateren aan de praktijk en op die manier verfijnen.”


actualiteit Nieuwe campagne waterschap in Zuid-Holland thema

Waterschap Hollandse Delta heeft de laatste twee weken de publiekscampagne ‘Het waterschap doet meer dan je denkt’ gevoerd. Het waterschap informeerde inwoners, agrariërs en bedrijven over de betekenis van het waterschap voor het dagelijkse leven.

U

it een enquête onder de inwoners, agrariërs en ondernemers op Goeree-Overflakkee, VoornePutten, Hoeksche Waard, IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht blijkt dat veel mensen steeds beter weten wat een waterschap doet

maar dat het beeld nog niet volledig is. De campagne moest de nieuwsgierigheid opwekken door het gebruik van foto’s met opvallende visuele symbolen. Op die manier vertaalt Waterschap Hollandse Delta zijn kernactiviteiten in verschillende in het oog

De emmer van toen is de rioolbuis van nu Sinds het begin van de vorige eeuw is de aanleg van rioleringssystemen in een stroomversnelling geraakt en zijn poepemmers geleidelijk aan vervangen door rioolbuizen.

D

eze ontwikkeling is zichtbaar gemaakt door de kunstenaars Auke van der Heide en Jan Wessendorp, die aan een rechtopstaande

rioolbuis 162 zinken emmers bevestigden. Begin deze maand is bij het in 2009 aan de Binnenbandijk in Bergen op Zoom geplaatste kunstwerk een informatiebord toegevoegd.

De zinken emmers met de jaartallen (foto: Waterschap Brabantse Delta).

Daarop staat onder meer dat het kunstwerk, gemaakt in opdracht van Waterschap Brabantse Delta, de kroon is op de verdubbeling van de belangrijkste en langste transportleiding voor afvalwater in WestBrabant. De nieuwe afvalwaterpersleiding tussen Moerdijk en Bath is 60 kilometer lang. De twee leidingen samen kunnen per uur 18 miljoen liter afvalwater afvoeren. De jaartallen op de emmers verwijzen naar onder meer de watersnoodramp in 1288, waarbij dorpen ‘verdronken’, maar ook naar bijvoorbeeld de St. Elizabethsvloed (1421), de inpoldering van de Augustapolder (1787) en de bouw van de rioolwaterzuivering in Bath (1983). Daarnaast vermeldt het informatiebord wat er gebeurt met het afvalwater dat meer dan een miljoen mensen dagelijks lozen op het riool.

springende voorwerpen. Zo kwamen bijvoorbeeld het schoonmaken van het rioolwater, het bewaken van dijken, het op peil houden van de waterstand en het onderhouden van wegen in de campagne naar voren.

Rioleringscursusdag Stichting RIONED biedt op 22 maart, tijdens een informatiedag in de Jaarbeurs in Utrecht, mini- en maxicursussen op mbo- en hbo-niveau aan voor rioleringsbeheerders en -managers.

D

e minicursussen behandelen in een dagdeel een onderwerp. Ze zijn praktijkgericht en worden gegeven door mensen uit de praktijk. De maxicursussen combineren theorie en praktijk en bieden daardoor meer verdieping en achtergrond. Aan de orde komen onder meer het inventariseren van oorzaken van grondwateroverlast, stedelijke drainagesystemen, hydraulische systemen, vochtproblemen, plaatselijke renovatie van riolen en inlaten, regelgeving en beheer en onderhoud (minicursussen). De maxicursussen gaan onder andere over ontluchting en beluchting, radar-neerslagregistratie, calimiteiten, regelgeving, beheer en onderhoud en actuele ontwikkelingen. Voor meer informatie: www.riool.net.

H2O / 2 - 2012

9


Hoog water in noord- en oost-Nederland De extreem lage waterpeilen van de grote rivieren afgelopen november zijn in december en begin januari gevolgd door hoge waterstanden. Veel regen en wind zorgden voor vele overuren bij de waterschappen en Rijkswaterstaat. Ook veel vrijwilligers werkten soms dag en nacht om de dijken in de gaten te houden.

W

aren de dijken wel voldoende onderhouden? Was de provincie Groningen vanwege geldgebrek slordig met zijn dijken? Heeft Nederland strengere regels nodig om overstromingen tegen te gaan? Het waren enkele van de vragen die gesteld werden in de eerste twee weken van dit jaar. Feit was dat bijvoorbeeld Wetterskip Fryslan 21 miljoen kubieke meter water afvoerde, ongeveer twee keer de inhoud van het Sneekermeer. Hiermee daalde het waterpeil in de Friese boezem enkele centimeters gedaald naar gemiddeld -39 NAP. Het waterpeil moest nog 13 centimeter zakken naar het streefpeil van -52 NAP. De grote hoeveelheid water is afgevoerd via het Woudagemaal (wederom in gebruik én een

publiekstrekker), het Hooglandgemaal, de sluizen bij Harlingen en Gaarkeuken en via het Lauwersmeer. In Friesland ging het om 700 meter aan kaden verspreid over de provincie die extra aandacht nodig hadden. Er zijn geen problemen geconstateerd. Alle versterkingen aan de kades van de Burd en Yn ‘e Lijte bij Grou zijn opnieuw gecontroleerd. De inspecteurs hebben geen nieuwe knelpunten ontdekt. De kaden zijn stabiel en de situatie is volledig onder controle.

Noodpompen

Rijkswaterstaat stelde vier noodpompen beschikbaar voor Groningen en Friesland. Dat gebeurde op verzoek van Waterschap Noorderzijlvest. Het kon de hulp goed

Eén van de vier noodpompen die Rijkswaterstaat naar noord-Nederland stuurde.

10

H2O / 2 - 2012

gebruiken bij het wegpompen van het overtollige (regen)water in Noord-Nederland. De waterschappen in beide provincies lieten vooraf aangewezen polders vollopen. Zelfs staatssecretaris Atsma liet van zich horen. “Ik ben blij met de alertheid en daadkracht die de waterschappen aan de dag leggen. De wateroverlast die er is, is uitermate vervelend, maar zij doen er echt alles aan om grote problemen te voorkomen. De waterschappen kunnen dat als geen ander”, aldus Atsma. Rijkswaterstaat beschikt in totaal over tien noodpompen, waarvan er dus vier gebruikt zijn in het noorden van Nederland. (foto's op de rechterpagina: Herman Wanningen).


achtergrond

Koeien in overstroomd terrein in de omgeving van Hoogezand In Groningen werd de Westerbroeksemadepolder bewust onder water gezet

H2O / 2 - 2012

11


GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

010 - 4274180

Gorinchem 20, 21 en 22 maart maart 201 2012 12.00-20.00 uur

Dé nationale vakbeurs voor waterbehandeling, watermanagement & watertechnologie hn nologie

Evenementen

HAL

HARDENBERG GORINCHEM VENRAY

Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2 F 0183 - 68 06 00 4207 HZ Gorinchem I www.evenementenhal.nl T 0183 - 68 06 80 E gorinchem@evenementenhal.nl

Ons evenement. UW MOMENT.


Pompen - Afsluiters - Systemen

KSB INTRODUCEERT HOOG-EFFICIËNTE AFVALWATERPOMPEN tot 150kW KSB introduceert afvalwaterpompen van het type Amarex/KRT met energiezuinige motoren. Deze motoren voldoen aan de toekomstige Europese rendementseisen IE3 (Premium Efficiency) voor standaardmotoren. De nieuwe pompsets, zijn toepasbaar als dompelpomp en als overstroombare droogopgestelde kort gekoppelde blokpomp en kunnen zowel met als zonder Ex-beveiliging worden geleverd. De uitvoering in natte en droge opstelling funtioneren zonder koelmantel en zonder mediumkoeling. Bij zowel nominale belasting als bij deelbelasting worden hogere rendementen gehaald dan bij standaard dompelmotoren, maar ze zijn even robuust.

110021

KSB is een van ’s werelds meest vooraanstaande producenten van pompen, afsluiters en bijbehorende systemen voor industrie en gebouwentechniek, water- en afvalwaterbeheer alsmede energietechniek en mijnbouw. KSB Nederland B.V. - www.ksb.nl - infonl@ksb.com

Met vreugde maken we u bekend… Landustrie Sneek is synoniem voor kwaliteit en degelijkheid. Maar een spetterend gebeuren zoals een mooie geboorte is toch weer wat anders. Het doet ons veel genoegen om ons nieuwe kindje te mogen presenteren. De gezonde boreling heeft een opvoerhoogte tot 120 m. En een capaciteit die gaat tot 500 m3/uur (150 l/sec). Naast de specifieke Landustrie kenmerken is er meer te vertellen; de enige en echte gelijkenis met het voormalige robuuste Robot product. Wilt u onze nieuweling bewonderen, neem dan contact op met Otto Jansen (o.jansen@landustrie.nl ) of Koos Moraal (j.moraal@landustrie.nl) Landustrie Sneek BV Postbus 199 - 8600 AD Sneek Tel. 0515 - 48 68 88 Fax 0515 - 41 23 98 www.landustrie.nl


Inzicht in watersysteem voorkomt onnodige aanleg open water Bij ruimtelijke plannen waarin de verharding toeneemt, kan ook het risico op wateroverlast toenemen. Gemeenten worden vanuit de Watertoets geadviseerd maatregelen te nemen om dit schadelijke effect teniet te doen. Om het effect te bepalen, moet de peilstijging bij neerslag in de toekomst vergeleken worden met die in de huidige situatie. Bij het bepalen van de huidige situatie is het verstandig om het gehele watersysteem mee te nemen. Dan kunnen de aanwezige mogelijkheden voor waterberging of verbeterde waterafvoer worden meegenomen. Die bepalen in sterke mate de omvang van het risico op wateroverlast in een nieuwe wijk. Twee praktijkstudies in Heerhugowaard illustreren dit.

I

n Heerhugowaard staan twee prestigieuze nieuwbouwprojecten op stapel, waarvan de uitvoering inmiddels is begonnen. Het gaat om de woonwijk De Draai ten oosten en het bedrijventerrein De Vork ten noordwesten van het centrum van Heerhugowaard (zie afbeelding 1). De gemeente onderzocht wat het effect is van de aanleg van beide wijken op de peilstijging in het eigen en het omringende watersysteem. Met andere woorden: verslechtert het watersysteem door realisatie van de wijken? Op deze wijze wordt duidelijk of het areaal open water in beide stedelijk ontwerpen (on)voldoende is. Voor beide wijken is een ontwerp gemaakt van het watersysteem en de tussenliggende Afb. 1: De nieuwbouwprojecten in Heerhugowaard.

bebouwing. Dit ontwerp is verwerkt in een rekenmodel, waarbij de watersystemen op de geplande locaties zijn verbonden met het overige watersysteem van Heerhugowaard. De Vork en De Draai zijn verbonden aan respectievelijk de Wester- en Oostertocht. Beide zijn hoofdwaterlopen voor de wateraanvoer en -afvoer binnen Heerhugowaard. De Vork maakt volledig deel uit van het peilvak van de Westertocht; De Draai is opgedeeld in twee peilvakken waarbij het laagste peilvak in open verbinding staat met de Oostertocht. Modelmatig is de peilstijging met herhalingstijd van eens in de 25 jaar (T=25) bepaald, voor zowel de situaties voor en na het realiseren van de verbinding met de nieuwe wijken. Voor beide wijken levert dit opvallende resultaten op.

De Vork Toevoegen van De Vork blijkt, uitgaande van de huidige situatie, een minimaal effect op de peilstijging te hebben in het direct aangrenzend gebied. Een zuidelijk gelegen automatische stuw blijkt hier een bepalende factor te zijn. De regeling van de stuw is erop gericht het water bij peilstijging zo snel mogelijk af te voeren, waardoor relatief weinig water in De Vork wordt geborgen. Het gebied benedenstrooms van De Vork wordt hierdoor meer belast; de peilstijging neemt hier wel toe (afbeelding 2). Door de snelle afvoer van de toegevoegde verharding van De Vork is het niet mogelijk te bepalen of het areaal open water in De Vork voldoende is. Daarom is de regeling van de automatische stuw modelmatig aangepast, waarbij een hoeveelheid water in De Vork wordt geborgen die evenredig is met de boven- en benedenstrooms gelegen peilgebieden. De beschikbare capaciteit van het systeem wordt hiermee beter benut en het effect van De Vork hierop wordt beter zichtbaar. Daarnaast is het inmiddels gerealiseerde bergingsgebied ‘Alton II’ meegenomen in de modellering. Dit gebied zorgt ervoor dat de hoge afvoerpiek vanuit het noordwestelijk kassengebied met 15 procent daalt. Na doorvoeren van deze aanpassingen blijkt dat De Vork een peilverlaging van gemiddeld vijf centimeter oplevert (zie afbeelding 2). Toevoegen van De Vork levert dus juist een capaciteitsvergroting van het watersysteem op. De gemeente kan het areaal open water in het stedelijk ontwerp hierdoor met 1,5 hectare verlagen. Zij krijgt hierdoor ruimte om bijvoorbeeld natuurvriendelijk oevers met een flauw talud aan te leggen en de profielen te versmallen voor een betere doorstroming in droge perioden.

De Draai Bij De Draai spelen andere factoren een rol. In de huidige situatie blijkt het deel van de Oostertocht ter hoogte van De Draai een relatief krap waterprofiel te hebben. Dit is te zien in de T=25-resultaten (zie afbeelding 3); de berekende peilstijging is 40 tot 60 centimeter, terwijl deze beneden- en bovenstrooms fors lager is. Toevoegen van De Draai heeft tot resultaat dat het zuidelijk deel van De Draai als ‘tijdelijke berging’ wordt benut: het water stroomt via de open verbinding De Draai in. Hierdoor wordt de maximale peilstijging in het zuidelijk deel van De Draai

14

H2O / 2 - 2012


achtergrond

Afb. 2: Berekende peilstijging bij toevoegen van De Vork.

volledig bepaald door de Oostertocht. De Oostertocht ‘verbetert’ dus door toevoegen van De Draai. Daar staat tegenover dat in De Draai zelf forse peilstijgingen optreden; deze zijn veel groter dan wanneer De Draai niet direct in verbinding zou staan met de Oostertocht. De Draai ‘verslechtert’ dus door de verbinding met de Oostertocht. Evenals in De Vork kan op deze wijze niet worden bepaald of het areaal open water in De Draai voldoende is. Daarom is het waterprofiel van de Oostertocht vergroot door de geplande verbreding modelmatig mee te nemen. Ook is de duiker, die de verbinding vormt tussen Draai en Oostertocht, gedimensioneerd volgens de maatgevende afvoer vanuit De Draai. Deze kleinere afmetingen beperken de terugstroom vanuit de

Oostertocht naar de Draai. Ten slotte zijn de stuwen in De Draai anders ingericht, zodat in het noordelijk deel van De Draai meer water wordt vastgehouden tijdens piekbuien. Al deze maatregelen samen resulteren in lagere peilstijging in de Oostertocht ter hoogte van De Draai en daardoor ook in De Draai zelf (zie afbeelding 3). Toevoegen van De Draai levert dus, evenals bij De Vork, een capaciteitsvergroting van het watersysteem op.

Conclusie Het effect van nieuwbouwwijken op het watersysteem blijkt sterk afhankelijk te zijn van al dan niet benutte mogelijkheden of aanwezige knelpunten in dat watersysteem. Als de mogelijkheden niet zijn benut (zoals bij De Vork) is het effect van de wijk op de peilstijging niet meer goed zichtbaar. Ook

als knelpunten niet zijn opgelost (zoals bij De Draai) is het effect van de wijk op de peilstijging niet meer goed zichtbaar. Het is dus van belang eerst de aanwezige mogelijkheden voor waterberging te benutten en knelpunten in het watersysteem op te lossen. Deze studie laat zien dat het toevoegen van nieuwbouwwijken dan zelfs een verbetering van het watersysteem kan opleveren. Zorg dus voor een robuust watersysteem als uitgangspunt. Dan voorkom je dat je onnodig open water aanlegt. Ria Löschner-Wolleswinkel (Nelen & Schuurmans) Dusan Zamurovic en Maurice van Gastel (gemeente Heerhugowaard)

Afb. 3: Berekende peilstijging bij toevoegen van De Draai.

H2O / 2 - 2012

15


Biwater knapt drinkwatervoorziening in het westen van Sri Lanka op Rondom de stad Negombo in het westen van Sri Lanka is afgelopen jaar de drinkwatervoorziening aanzienlijk verbeterd en uitgebreid. Alle 148.000 bewoners krijgen nu 24 uur per dag drinkwater. Dat is het resultaat van een project dat Biwater Contracting uit Amsterdam uitvoerde met ontwikkelingsgeld van de Nederlandse overheid in opdracht van het nationale drinkwaterbedrijf van Sri Lanka. Een reportage van Johannes Odé.

W

e worden ontvangen door Don Huntriss, projectmanager van Biwater. Hij leidt ons rond over het terrein waar het Amsterdamse bedrijf naast de twee oudere drinkwaterinstallaties een gloednieuwe installatie en twee grote reservoirs voor wateropslag bouwde. De installatie is sinds afgelopen september operationeel en heeft de capaciteit van de bestaande installaties met een derde vergroot tot 36.000 kubieke meter per dag. “Tot voor kort had maar 60 procent van de bevolking in dit gebied toegang tot leidingwater en bovendien maar gedurende een aantal uren per dag, vertelt Huntriss. “Daarnaast zorgden lekkages logischerwijs voor vervuiling van het drinkwater. Het project behelst daarom niet alleen de uitbreiding van de capaciteit van de drinkwaterinstallatie maar ook de uitbreiding en optimalisering van het distributienetwerk en de optimalisering van het beheer. Want als je zo’n kostbare verbetering aanlegt, moet het ook optimaal en duurzaam functioneren

De decanter van GEA Westfalia Separator Nederland BV.

Don Huntriss en Willem Kroonen op de nieuwe waterzuiveringsinstallatie.

en het beheer goed geregeld worden. Daar is een cultuuromslag voor nodig bij de opdrachtgever, het nationale drinkwaterbedrijf van Sri Lanka, waar verantwoordelijkheden traditioneel heel hiërarchisch verlopen. Dat heeft tijdens het project veel van onze aandacht en geduld gevergd.”

Nederlandse overheid en ING

Het project kent een lange voorgeschiedenis. In 2004 verrichtte het drinkwaterbedrijf van Sri Lanka een haalbaarheidsonderzoek voor de uitbreiding en verbetering van de drinkwatervoorziening in het gebied rond Negombo. Maar Sri Lanka kon het project zelf niet financieren en was afhankelijk van buitenlandse financiering. Biwater raakte geïnteresseerd en is zelf op zoek gegaan naar financiering in Nederland (de inmiddels vervallen ORET-regeling) en heeft die kunnen regelen. Biwater haalde het contract binnen voor het ontwerp, de bouw en start van de uitbreiding van de drinkwaterinstallatie, het vernieuwen van pompen, het distributienetwerk en de bouw van opslagreservoirs. De contractsom bestaat uit 19,6 euro miljoen als gift en 16,7 euro miljoen als ‘zachte’ lening van de ING.

16

H2O / 2 - 2012


achtergrond Huntriss is vanaf het begin in 2008 verantwoordelijk voor de realisatie van het project en is er trots op dat de bouwwerkzaamheden volgens planning zijn verlopen. “Het is heel bevredigend om van begin tot eind bij dit project betrokken te zijn. Als oorspronkelijk civiel ingenieur ben ik in dit project betrokken geraakt bij tal van andere disciplines. We hebben heel wat obstakels onderweg moeten slechten. Maar uiteindelijk geeft het een goed gevoel iets te kunnen betekenen voor zo’n elementaire voorziening als drinkwater. En ik ben ervan overtuigd dat het drinkwaterbedrijf en de bevolking veel baat heeft bij dit project.”

Slib ontwateren

Het water voor de waterzuiveringsinstallatie wordt betrokken uit de Maha Oya rivier. Er ligt een stuw in de rivier om het waterpeil op voldoende hoogte te houden voor de innname en anderzijds voorkomt deze stuw dat de zouttong het innamepunt bereikt. Want de installatie ligt hier vlakbij zee. Het innamepunt ligt boven de stuw en het slib van de bestaande installaties wordt geloosd onder de stuw. Voor nieuwe installatie is het echter volgens de nieuwe milieuwetten niet meer toegestaan om slib te lozen op de rivier en daarom moet het slib verdikt worden, zodat het in gedroogde vorm apart afgevoerd kan worden. Daarvoor heeft Biwater aan GEA Westfalia Separator Nederland uit Cuijk de opdracht gegeven voor het leveren van een complete plug-and-play-installatie ontworpen voor de slib-ontwatering en samen met Logisticon uitgevoerd. Deze ruim negen meter lange container, opgesteld op een twee meter hoog frame, bevat alle benodigde apparatuur waaronder twee UCD 305 decanters, een polymeeraanmaakunit, slib- en doseerpompen en een complete besturing.

De aanleg van distributieleidingen wordt inmiddels planmatig en gecontroleerd uitgevoerd.

De decanterkoek wordt in kippers onder de container opgevangen en gestort. Het centraat is zo schoon dat het op het oppervlaktewater geloosd kan worden. Eén decanter verwerkt circa vijf kubieke aluminiumslib per uur. In piektijden kan de installatie tien kubieke meter slib per uur verwerken. Voorafgaand aan de verscheping is de unit getest en medewerkers van het Sri Lankaanse drinkwaterbedrijf hebben een training in Nederland gekregen. Het 3D ontwerp maakte het mogelijk om de toegankelijkheid tijdens bedrijf en voor onderhoud inzichtelijk te maken.

Vernieuwing leidingen

Een belangrijk onderdeel van het project is de vernieuwing van 14 km transportleidingen naar vier watertorens en de aanleg van 206 km distributieleidingen: een uitbreiding van 17.500 aansluitingen

De 148.000 bewoners van Negombo krijgen nu 24 uur per dag leidingwater en hoeven geen water meer te halen bij tappunten in de wijk.

waardoor het netwerk een capaciteit krijgt van 40.000 aansluitingen. Royal Haskoning is door Biwater ingehuurd om de distributieleidingen te vernieuwen en het beheer te optimaliseren. “Het is veel meer dan vervanging en uitbreiding van het net,” legt WAM-projectmanager Willem Kroonen uit: “Wat we hier doen kan je rustig een pilotproject noemen dat als voorbeeld kan dienen voor andere drinkwaterleidingprojecten in Sri Lanka. Ik hou me vooral bezig met de optimalisering van het beheer van het drinkwaterleidingnet en dus hoort training aan de medewerkers van het drinkwaterbedrijf tot mijn belangrijkste taken.” Voor het onderhoud en de aanleg van het distributienetwerk is het drinkwaterbedrijf verantwoordelijk. Maar, zo heeft Kroonen ervaren, het drinkwaterbedrijf beschikt niet over een adequate documentatie van het bestaande netwerk en efficiënt management en beheer van het distributienetwerk was tot voor kort ver te zoeken. “Toen ik hier drie jaar geleden kwam, bemerkte ik dat slechts enkele medewerkers van het drinkwaterbedrijf enige kennis hadden van het net. Met verbazing zei ik: als die personen wegvallen, wat gebeurt er dan met de kennis over het distributienetwerk? Dan heb je niets. Hoe wil je dan zorgen voor onderhoud? Daarom is het zo belangrijk dat wij de medewerkers van het drinkwaterbedrijf leren het distributienetwerk volledig in kaart te brengen en ook vooraf te bepalen waar en wanneer onderhoud of vervanging nodig is. Dat soort management waarbij je vooruit plant is geheel nieuw voor het drinkwaterbedrijf van Sri Lanka.”

Geduld

Onder leiding van Willem Kroonen en zijn Royal Haskoning collega’s hebben ingenieurs van het drinkwaterbedrijf het distributiestelsel van 206 km ontworpen. “Dat ging niet altijd even makkelijk, vanwege de bureaucratische structuur van het bedrijf. Het kostte veel tijd voor er besluiten genomen konden worden. Je leert noodzakelijkerwijs om H2O / 2 - 2012

17


geduldig te zijn.” Een deel van de bestaande leidingen wordt vervangen en een nieuw netstelsel wordt aangelegd naar wijken die nog geen aansluiting hebben. Kroonen: “Wij hebben veel beschadigde waterleidingen aangetroffen, omdat ze gewoon slecht en te ondiep gelegd zijn en omdat de sleuf is opgevuld met allerlei rommel en stenen. In ons ontwerp geven we aan welke leidingen waar gelegd moeten worden en hoe ze gelegd meten worden. We werken daarbij met GPS-landmeetinstrumenten. Dat heeft nogal voeten in aarde gehad. De overheid deed zeer moeilijk over het importeren van GPS-apparatuur en mensen die metingen

moeten doen hebben speciale identiteitsbewijzen nodig.” De uitvoering van het distributienetwerk wordt gedaan onder verantwoordelijkheid van het drinkwaterbedrijf. Zij besteedt de werkzaamheden uit aan lokale aannemers en onderaannemers. Kroonen: “De medewerkers van het drinkwaterbedrijf weten nu dankzij onze trainingen aan welke eisen de uitvoering moet voldoen. Maar helaas is onze ervaring dat het werk toch niet altijd wordt uitgevoerd volgens de standaarden die zijn vastgelegd in het contract. Bovendien duurt het werk langer dan gepland.”

Dat vindt Kroonen behoorlijk frustrerend. Hij hoopt dat de laatste leidingen in maart gelegd zijn en alles volledig overgedragen kan worden aan het drinkwaterbedrijf. “Ik zie dat het een leerzame ervaring is voor het drinkwaterbedrijf en hoop dat onze projectaanpak navolging krijgt in Sri Lanka.” Tekst en foto’s: Johannes Odé

Opvangen van regenwater Gebruik maken van regenwater voor toilet, wassen èn tuinieren: dat doen ze sinds 2010 op de basisschool van Boosa in het zuidwesten van Sri Lanka met hulp van Stichtingen Waterhelp en Ayesha. Regenwater stroomt uit de kranen van de basisschool, waar tuinieren een belangrijk onderdeel vormt van het lesprogramma. Tien regenwatertanks met een capaciteit van in totaal 58.000 liter zorgen voor voldoende watervoorraad het hele jaar door. Leerlingen demonstreren enthousiast de regenwateropvang: “Kijk, alle daken van onze school hebben nu dakgoten. Met buizen loopt het regenwater zo in de tanks. Ze zijn gebouwd door metselaars uit de buurt en wij hebben ze mooi beschilderd,” vertellen ze trots. Door het hele complex zijn kranen aangelegd voor wassen en doorspoelen van wc’s. En in de tuinen zijn aansluitingen voor het besproeien van de gewassen. Voor het drinken van water gaan de kinderen naar de kraan met leidingwater. Door de opvang van regenwater bespaart de school aanzienlijk op kosten van het

Tanuja Ariananda

leidingwater. De regenwateropvang is gerealiseerd dankzij de Nederlandse Stichting Ayesha en Stichting Waterhelp, een vrijwilligers-

Alle daken van de schoolgebouwen hebben nu dakgoten.

organisatie die actief is op het gebied van watertechnologie in ontwikkelingslanden. Waterhelp werkt in Sri Lanka samen het Lanka Rainwater Harvesting Forum: een bundeling van organisaties die regenwateropvang stimuleren in het land. Tanuja Ariananda zette in 1996 het forum op: “Sri Lanka kent periodes met veel regenval. Als je al dat regenwater opvangt, heb je een watervoorraad in tijden van droogte. Bovendien levert gebruik van regenwater een besparing op van leidingwater, dus ook van de kosten van waterzuivering.” Tanuja Ariananda weet dat er inmiddels zo’n 35.000 regenwateropvangtanks in het land zijn gebouwd. “Vooral na de tsunami in 2004 bestond in de kustgebieden veel belangstelling voor de opvang van regenwater, vanwege de vervuiling en verzilting van de waterputten. En sinds 2005 zijn bouwers van grote nieuwbouwprojecten in de steden verplicht om regenwateropvang en opslag in het ontwerp op te nemen. Ik denk dat dit mede te danken is aan het promotiewerk dat wij als forum doen.”

Tekst en foto’s: Johannes Odé

18

H2O / 2 - 2012


achtergrond

Slachtofferrisico’s als gevolg van grootschalige overstromingen Voor de actualisering van de waterveiligheidsnormen (als onderdeel van het Deltaprogramma Veiligheid) voerde Deltares in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een kosten-batenanalyse uit en een analyse van slachtofferrisico’s. De kosten-batenanalyse richt zich op de kosten en risicoreductie door dijkversterking. In de analyse van slachtofferrisico’s zijn indicatoren ontwikkeld om deze te berekenen voor Nederland. Hierbij zijn zowel slachtofferrisico’s vanuit het perspectief van individuen als vanuit het maatschappelijk perspectief (rampen met grote aantallen slachtoffers) meegenomen. De kosten-batenanalyse is beschreven in H2O nr. 25/26 van 23 december jl.. Dit artikel beschrijft de analyse van de slachtofferrisico’s. De uitkomsten laten zien dat de slachtofferrisico’s binnen Nederland verschillen. Het maatschappelijk slachtofferrisico is vooral in het centrale en benedenrivierengebied relatief hoog. De individuele risico’s zijn in die gebieden en ook in kleine diep gelegen polders relatief hoog.

N

ederland is goed beschermd tegen overstromingen. Een uitgebreid stelsel van dijken, duinen en stormvloedkeringen houdt het water buiten de kwetsbare laaggelegen gebieden. Om de veiligheid te waarborgen, is per dijkring een veiligheidsnorm voor de Nederlandse waterkeringen vastgelegd in de Waterwet. Deze norm geeft de overschrijdingskans aan van de te keren waterstanden en golven. In de jaren ‘60 is deze overschrijdingskans vastgesteld op basis van een globale analyse van overstromingsrisico’s. De Randstad kreeg een overschrijdingskans van 1:10.000 per jaar, langs de bovenrivieren geldt een kans van 1:1.250 per jaar en het benedenrivierengebied, het IJsselmeergebied, Zeeland en de Waddeneilanden zitten daar tussenin. Sinds de jaren ‘60 is de bevolking toegenomen, de economie gegroeid en onze kennis van het systeem verbeterd. Daarom zijn in het Nationaal Waterplan een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en een analyse van slachtofferrisico’s aangekondigd. In de MKBA zijn de economisch optimale beschermingsniveaus voor de primaire waterkeringen berekend1).

Individueel en maatschappelijk perspectief

van het aantal inwoners van een gebied. Een oriëntatiewaarde voor het LIR kan gebruikt worden om invulling te geven aan een soort minimum veiligheidsniveau. Een kaart met LIR-waardes kan gebruikt worden om de meer en minder risicovolle plekken te identificeren: locaties waar de kans om te overlijden door een overstroming groter is dan elders. Vanuit het maatschappelijk perspectief is het van belang om te kijken naar de kans op een groot aantal slachtoffers in één keer. In gebieden waar veel mensen wonen of een groot gebied in één keer kan onderstromen, kunnen veel slachtoffers vallen. Een overstroming met een groot aantal slachtoffers kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting en heeft een grotere impact dan vele kleine incidenten. Dit aspect komt tot uitdrukking in het groepsrisico.

Uitgangspunten

Slachtofferrisico’s worden bepaald door de overstromingskans, de kans op overlijden door een overstroming en/of het aantal slachtoffers dat verwacht wordt bij overstroming. Voor de overstromingskansen is uitgegaan van kansen horend bij een

situatie waarin de waterkeringen precies aan de huidige normen voldoen. Het aantal verwachte slachtoffers hangt af van het aantal inwoners, de evacuatiemogelijkheden en de kans om als achterblijver te overlijden (de mortaliteit). De mortaliteit wordt bepaald door overstromingskenmerken en het gedrag en kwetsbaarheid van mensen (zie afbeelding 1)3). Om het aantal achterblijvers te bepalen, is de gemiddelde evacuatiefractie geschat door de verwachte beschikbare tijd en de benodigde tijd voor evacuatie van het gebied te vergelijken. Langs de kust is de waarschuwingstijd vaak kort en wordt geschat dat gemiddeld 15 procent van alle inwoners op tijd geëvacueerd kan worden. Langs de rivieren is er meestal meer waarschuwingsen voorbereidingstijd en is evacuatie vaak gemakkelijker. Daar kan gemiddeld 75 procent geëvacueerd worden4). Voor het bepalen van de mortaliteit zijn eerst de overstromingsverlopen geselecteerd die horen bij een representatieve verzameling doorbraaksimulaties bij maatgevende condities en bij condities die een tien keer

Afb. 1: Stappen in de berekening van het aantal slachtoffers door overstromingen3).

Bij het slachtofferrisico wordt gekeken naar het aantal dodelijke slachtoffers als direct gevolg van een overstroming. De analyse van slachtofferrisico’s richt zich op zowel het individuele als het maatschappelijke perspectief. Beide perspectieven zijn relevant voor de discussie over de actualisatie van normen2). Als indicator voor het risico vanuit het individuele perspectief is het Lokaal Individueel Risico (LIR) gebruikt. Het LIR is de jaarlijkse kans om te overlijden op een bepaalde locatie als gevolg van een overstroming, rekening houdend met evacuatiemogelijkheden2). Het LIR staat los H2O / 2 - 2012

19


slachtoffers is de kans lastig te bepalen en minder betrouwbaar. In de grafiek is dit weergegeven door middel van een schaduwband. Tot 1.000 slachtoffers is de bijdrage van dijkringen in het bovenrivierengebied aan het groepsrisico het grootst. Vanaf 1000 slachtoffers is de bijdrage van het benedenrivierengebied dominant. Vooral het gebied van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, de Lopiker-en Krimpenerwaard en het Rijnmond-Drechtstedengebied leveren een grote bijdrage aan het groepsrisico.

Het Lokaal Individueel Risico

Het Lokaal Individueel Risico (LIR), de jaarlijkse kans om te overlijden op een bepaalde plaats door een overstroming, hangt af van de overstromingskans van het dijkring(deel), de kans om aanwezig te zijn (deze is afhankelijk van de evacuatiemogelijkheden) en de kans om als achterblijver om te komen (de mortaliteit)3). Afb. 2: Groepsrisico voor Nederland in 20403).

kleinere overschrijdingskans hebben. Hiervoor is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbare overstromingsberekeningen die gemaakt zijn in het kader van het project VNK. Met de standaard slachtofferfuncties5) zijn vervolgens de overstromingsverlopen vertaald in mortaliteitskaarten. Die standaardfuncties geven de mortaliteit als functie van de stroomsnelheid, stijgsnelheid van het water over de eerste 1,5 meter en de maximale waterdiepte bij overstroming. Het gedrag en de kwetsbaarheid van mensen zijn impliciet meegenomen in de functies. Door de mortaliteit te vermenigvuldigen met het aantal inwoners is het aantal slachtoffers per scenario berekend.

Het groepsrisico

Het groepsrisico hangt af van de overstromingskansen van de dijkringen (en dijkringdelen), het verwachte aantal slachtoffers per dijkringdeel en de afhankelijkheden tussen overstromingskansen van de verschillende dijkringen. Voor de bepaling van het groepsrisico wordt gerekend met een gemiddeld aantal slachtoffers per dijkringdeel. De slachtofferaantallen bij de mogelijke overstromingsscenario’s worden hiertoe gecombineerd tot een gewogen gemiddelde per dijkringdeel op basis van de conditionele kansen van de scenario’s2). Niet alleen binnen een dijkring zijn meerdere overstromingspatronen met één of meerdere bressen mogelijk, ook kunnen bij een grootschalige overstroming meerdere dijkringen tegelijkertijd overstromen. Ook deze kans is meegenomen om een beeld te krijgen van het totale groepsrisico van Nederland als geheel. Het groepsrisico wordt weergegeven met een FN-curve, die de kans op meer dan ‘N’ slachtoffer weergeeft. Zo’n curve bundelt in één grafiek informatie over de kans op een gebeurtenis met meer dan 10, 100, 1.000 of 10.000 slachtoffers ten gevolge van één overstroming. De oppervlakte onder de curve is gelijk aan het verwachte aantal slachtoffers per jaar. Afbeelding 2 geeft het berekende groepsrisico voor Nederland. De

20

H2O / 2 - 2012

kans op een overstroming waarbij meer dan 10.000 slachtoffers vallen, is ongeveer één tienduizendste per jaar; de kans op meer dan 2.500 slachtoffers is ongeveer éénduizendste per jaar. Bij een ramp met 10.000 slachtoffers moeten we ons een gelijktijdige overstroming van een groot aantal dijkringen in het benedenrivierengebied voorstellen waarbij ook nog eens de evacuatie moeizaam verloopt en de mortaliteit groter is dan gemiddeld verwacht. Voor grotere aantallen

Voor het bepalen van het LIR is per doorbraakscenario een mortaliteitskaart gemaakt. Vervolgens zijn de mortaliteitskaarten van de doorbraakscenario’s gecombineerd tot een gewogen gemiddelde mortaliteitskaart per dijkring(deel) op basis van de conditionele kans van de doorbraakscenario’s2). Het LIR is berekend als: overstromingskansdijkring(deel) x gewogen mortaliteit x (1- evacuatiefractie). Het resultaat is weergegeven in afbeelding 3.

Afb. 3: De jaarlijkse kans om te overlijden op een bepaalde plaats door een overstroming2).


achtergrond

Foto: GeoDelft

De waarden lopen uiteen van groter dan één honderdduizendste tot kleiner dan één tienmiljoenste per jaar. De LIR-kaart geeft aan dat het risico het hoogst is in het centrale rivierengebied, zoals de Lopiker- en Krimpenerwaard, de Alblasserwaard en de Tieler- en Culemborgerwaard én de IJsselmeerpolders. Verder komen lokaal relatief hoge LIR-waarden voor, met name in (kleine) diepe polders. De hogere waarden in het centrale rivierengebied zijn te verklaren uit de grote overstromingsdieptes in combinatie met relatief hoge overstromingskansen. Ten opzichte van de kust kan in die gebieden bij een dijkdoorbraak meer water naar binnen stromen: het verschil tussen de buitenwaterstand en de maaiveldhoogte binnen de dijkring is er groter. Bovendien duren rivierhoogwaters langer dan stormopzet van zee. Doordat kustgebieden vaak meer gecompartimenteerd zijn door oude dijken, boezemkades en verhoogd aangelegde snelwegen en spoorlijnen, liggen daar soms wel hele kleine diepe compartimenten vlak achter een dijk (e.g. bij Capelle aan den IJssel). Deze hebben relatief hoge LIR-waardes.

Reductie slachtofferrisico’s

Slachtofferrisico’s kunnen worden verkleind door het reduceren van overstromingskansen door dijkversterking of rivierverruiming. In sommige gevallen is het mogelijk het slachtofferrisico van een dijkring sterk te reduceren door het versterken van slechts een kort dijktraject (bijvoorbeeld met een

deltadijk). Dit is met name het geval in sterk gecompartimenteerde dijkringen in het benedenrivierengebied en in Zeeland, waar het aantal verwachte slachtoffers per breslocatie sterk kan variëren binnen een dijkring. Het is echter ook mogelijk om slachtofferrisico’s te verlagen door andere maatregelen zoals het verbeteren van de evacuatiemogelijkheden, het inrichten van opvangcentra of het ophogen van gebieden. Ook kan door anders of elders te bouwen een verdere toename van het risico mogelijk beperkt worden. Het overwegen van verschillende typen maatregelen om te komen tot aanvaardbare overstromingsrisico’s past binnen het nieuwe meerlaagsveiligheidsbeleid zoals beschreven in het Nationaal Waterplan.

Hoe nu verder?

Het bepalen van een aanvaardbaar veiligheidsniveau is een kwestie van afwegen van technische, ethische en politieke argumenten. De MKBA en berekeningen van slachtofferrisico’s vormen hiervoor bouwstenen. In het kader van het Deltaprogramma wordt verder nagedacht over het toekomstige waterveiligheidsbeleid. Gebruik makend van de resultaten van de slachtofferrisico-analyse en de MKBA wordt in de gebiedsgerichte deelprogramma’s van het Deltaprogramma nagedacht over mogelijke (kansrijke) strategieën waarin maatregelen gericht op het verlagen van de overstromingskans en gevolgbeperking kunnen worden gecombineerd. Het uiteindelijke doel

is om te komen tot een duurzame beheersing van overstromingsrisico’s op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Karin de Bruijn en Joost Beckers (Deltares) Durk Riedstra (Rijkswaterstaat Waterdienst) NOTEN 1) Kind J. et al. (2011). Kosten-batenanalyse Waterveiligheid 21e eeuw. Een economische analyse ten behoeve van nieuwe normen voor de bescherming tegen hoogwater. Deltares. 2) Beckers J. en K. de Bruijn (2011). Analyse van slachtofferrisico’s waterveiligheid - Een analyse van de bescherming tegen overstroming door buitenwater. Deltares. Project 1204144. 3) De Bruijn K. (2009). Slachtofferrisico’s door overstromingen. Voorstel voor indicatoren voor gebruik in de discussie over nieuwe normen voor de waterkeringen. Deltares. Project 1200165. 4) Maaskant B. et al. (2009). Evacuatiefractieschattingen Nederland. HKV Lijn in water. 5) Maaskant B., S. Jonkman en M. Kok (2009). Analyse slachtofferaantallen VNK-2 en voorstellen voor aanpassingen van slachtofferfuncties. HKV Lijn in water. Rapport PR1669.10.

H2O / 2 - 2012

21


overtuigende beleidsadviseur die mensen mee krijgt! onder het motto ‘skjin wetter en droege fuotten’ is Wetterskip fryslân de beheerder van het water in fryslân en het Groninger Westerkwartier. Met bijna 600 mede­ werkers zorgt het waterschap voor schoon water, voldoende water en de veiligheid.

theMacoördinator WaterkWantiteit (36 uur per week) Je bent specialist op het gebied van waterkwantiteit en je hebt hier een duidelijke toekomstvisie over. Vanuit je expertise, je passie en overtuigings­ kracht weet je draagvlak te creëren en geef je strategische adviezen op het gebied van watersystemen. Met jouw enthousiasme en gedrevenheid ben je in staat verbinding te leggen met andere organisatieonderdelen en externe partijen. Wetterskip Fryslân biedt een uitdagende, zelfstandige en verantwoordelijke baan. Daarnaast kent Wetterskip Fryslân uitstekende mogelijkheden om een goede balans te creëren tussen werk en privé. functie­eisen Je hebt een relevante academische opleiding, aangevuld met aantoonbare ervaring in een bestuurlijke omgeving. Je beschikt over goede analytische vaardigheden in combinatie met omgevingsensitiviteit, gevoel voor bestuur­ lijke verhoudingen en kwaliteitsgerichtheid zijn voor jou vanzelfsprekend.  Leeuwarden  Ref.nummer 141531  Yacht.nl

Meer informatie en solliciteren? Voor inhoudelijke vragen kun je contact opnemen met Thérèse de Wit, 06 22666983. Of kijk op www.yacht.nl onder referentienummer 141531 voor een uitgebreide functiebeschrijving. Hier kun je tot uiterlijk 27 januari 2012 reageren. De eerste gesprekken staan gepland op 1 februari 2012 bij Wetterskip Fryslân. Een assessment maakt deel uit van deze procedure.

search & selection We bemiddelen professionals in alle vakgebieden waarin Yacht actief is: ICT, HRM, Technology, Finance, Legal, Marketing & Communicatie, Sales, Logistics & Procurement

professionals van betekenis.


opinie Verzilting Volkerak-Zoommeer niet meer nodig Toename van de voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming veroorzaakten in het Volkerak-Zoommeer overlast van blauwalgen. Op basis van een planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer werd een symptoonbestrijding voorgesteld, die waarschijnlijk de blauwalgen laat verdwijnen: het inlaten van zout water en een beperkt getij. Een voorstel met veel haken en ogen. Het behoud van een zoet Volkerak-Zoommeer geeft daarentegen veel voordelen. Er komt geen getij en het waterpeil blijft beheersbaar. Het peil is aan te passen aan de scheepvaart, de afwateringsbehoefte van Waterschap Brabantse Delta en de vraag naar zoet water. De zoete variant, met de bestrijding van beide oorzaken van blauwalgen, had altijd al de voorkeur, maar leek indertijd niet mogelijk. Volgens de onafhankelijke Adviesgroep Borm & Huijgens zijn de kansen voor deze oplossing in de jaren na de planstudie aanzienlijk toegenomen.

D

oor versnelde rivierafvoeren kennen de delta's wereldwijd steeds vaker watersnoden. Nederland kent een extreem lage delta en ligt zelfs grotendeels beneden de zeespiegel. De genomen maatregelen van het programma Ruimte voor de Rivier zorgen voor een extra versnelde doorvoer van het rivierwater. Bij piekafvoeren krijgt het zuidwestelijke deltagebied alles voor haar kiezen. De inrichting is daar nog geheel niet op berekend. Het water zal dan ook ophopen in Haringvliet en Biesbosch. In de startnotitie Waterberging VolkerakZoommeer zijn de mogelijkheden van waterberging in Grevelingen en Oosterschelde niet nader onderzocht. Toch is het aannemelijk dat beiden aan de noodberging worden toegevoegd (aanbeveling 8 Deltacommissie). Bij een verzilt VolkerakZoommeer zou iedere noodberging van zoet op zout water leiden tot een vernietiging van het aanwezige ecosysteem. Bij een zoet Volkerak-Zoommeer is dat niet het geval en kan het meer, als laatst in te zetten bekken, ook een kombergingsfunctie vervullen. De bergingscapaciteit is hierbij te vergroten door het peil tevoren te verlagen met voorspuien.

Aanpassingen als gevolg van de verzilting Volkerak-Zoommeer in kaart (bron: Brabants Nieuwsblad / De Stem).

Zoetwatervoorziening en verzilting

We beschermen Nederland tegen stormvloed, de stijgende zeespiegel en piekafvoeren van de rivieren. Gelijktijdig proberen we genoeg zoet water vast te houden voor de zoetwatervoorziening en het

Potentieel verziltingsgebied West-Brabant (bron: Brabants Nieuwsblad / De Stem).

tegengaan van verzilting. Tot nu toe ging de strijd hoofdzakelijk tegen overstromingen, maar een tekort aan zoet water kan zeker zo desastreus zijn. Verzilting is niet alleen slecht voor de landbouw, het zout tast ook de funderingen van gebouwen en kunstwerken aan. Zelfs brak water is al niet meer bruikbaar in de industrie. Op het industriegebied Moerdijk heeft men al een paar keer de inname van koel- en proceswater uit het Hollandsch Diep stil moeten leggen, omdat het zoutgehalte te hoog was. Verzilting van het VolkerakZoommeer heeft vergaande consequenties voor de wijde omgeving wat betreft zoetwatervoorziening en bodemverzilting. In het advies 'Zoet water Zuidwestelijke Delta' worden compenserende maatregelen voorgesteld om via een pijpleiding onder het Schelde-Rijnkanaal zoet water vanuit West-Brabant naar Tholen te transporteren, om extra zoet water vanuit het Hollandsch Diep in de Roode Vaart te pompen en vanuit de Bergse Maas in het Wilhelminakanaal. Dat deze alternatieve zoetwatervoorzieningen hoge en blijvende kosten met zich meebrengen laat zich raden. Verder worden de sluizen van de Steenbergsche Vliet en de Dintel permanent gesloten om zoutindringing tegen te gaan. Gezien de beperkte schutcapaciteit dienen H2O / 2 - 2012

23


deze sluizen ook nog te worden vervangen. De aanleg van een inlaatsluis naast de Krammersluizen is nodig, evenals aanpassingen aan de Volkeraksluizen in verband met zoutindringing in het Haringvliet. Ook aanpassingen aan sluizen en inlaten is gewenst in verband met de dreigende verzilting van West-Brabant en het zoete milieu van het Markiezaatsmeer. De Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta uit 2010 (rapport Bulthuis) geeft aan dat na al deze compenserende maatregelen bij lage zomerafvoeren toch nog tekorten aan zoet water zullen optreden en er alsnog behoefte komt aan ruimte voor extra voorraadvorming. Ook zijn de maatregelen onvoldoende om in te spelen op een toekomstige groeiende regionale behoefte aan zoet water. Zoet water is niet alleen nodig voor drinkwatervoorziening in de regio maar ook voor hoogwaardige landbouw, glastuinbouw, industrie en natuur. Daarnaast behoort het zoute zeewater tegen te worden gehouden om externe verzilting te voorkomen. Met de huidige rivierafvoeren kunnen we het zout nog net buiten de deur houden. De afgelopen jaren zijn er perioden van droogte geweest waarbij zout water ver naar binnen kwam, met name via de Nieuwe Waterweg. Daar zijn beperkte maatregelen tegen genomen, maar desondanks gaat de verzilting door. Geen van de op 8 december jl. bij het seminar Beperking Zoutindringing gepresenteerde opties voor beperking verzilting Rijnmond blijkt succesvol. Door de onderzoekers werd nog wel gesuggereerd dat met een bellenscherm wellicht wat tijd te winnen zou zijn, voordat er een structurele en duurzame oplossing komt. De werking van een bellenscherm lijkt hier echter niet aannemelijk door het aanwezige getij. Alleen een duurzame oplossing, zoals zeesluizen, lost het verziltingprobleem op en garandeert voldoende zoet water voor de gestelde landelijke wateropgaven, inclusief het gezond maken van de deltawateren. Het rapport Bulthuis geeft aan dat de veiligheid

Een waarschuwing voor opkomend water (bron: Waterschap Brabant Delta).

van de Nieuwe Waterweg niet is gewaarborgd. In het kader van veiligheid en zoetwatervoorziening zijn sluizen de enige oplossing. Via de Nieuwe Waterweg gaat momenteel 1.500 kubieke meter zoet water per seconde verloren. Wanneer dit water onder meer beschikbaar komt voor het doorstromen van het zuidwestelijke deltagebied liggen de kaarten heel anders.

Extra investeringen

Voor het inlaten van zout water in het Volkerak-Zoommeer zijn forse investeringen nodig. In het geval van verzilting zijn aanpassingen aan dijken en kunstwerken noodzakelijk. De dijken aan het VolkerakZoommeer zijn dan aan een enorme kostbare opknapbeurt toe. Verder dient gezocht te worden naar mogelijkheden tot het verleggen van inlaatpunten voor

Afb. 1: Overzicht vanaf 1987 van het chlorofylgehalte in het water van het Volkerak-Zoommeer. Bij hoge temperatuur vormt dit de voedingsbodem voor blauwalgen. Na 2002 is duidelijk een afname waarneembaar.

waterinname en naar alternatieve zoetwatervoorzieningen. Hoe ingewikkelder of kunstmatiger de zoetwatervoorziening en de waterhuishouding worden, des te duurder en minder duurzaam ze doorgaans zijn. Aan zowel het verzilten en het tegengaan van overlast door zoutlek als het realiseren van een gewijzigde zoetwatervoorziening, hangt een kostenplaatje. Verder dient er een overzicht te komen van de blijvende kosten die dit alles met zich meebrengt. Methoden dienen nader uitgewerkt te worden om belasting van Hollandsch Diep, Dintel en Steenbergsche Vliet, met zout water uit een verzilt Volkerak-Zoommeer zoveel mogelijk te beperken. De kosten van de verzilting worden voorlopig geschat op een kwart miljard euro. De vraag of het sop de kool waard is, wordt steeds vaker gesteld.

Waterkwaliteit

De oorzaken van het blauwalgenprobleem zijn de toegenomen voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming. De afgelopen 40 jaar, de periode dat sprake is van een Volkerak-Zoommeer, is de waterkwaliteit in Nederland vrijwel overal verbeterd en dat geldt ongetwijfeld ook voor Mark en Dintel en de Steenbergsche Vliet. Tijdens de warme zomer van 2009 was nog maar gedurende drie weken sprake van overlast van blauwalgen. De grafiek geeft aan dat het chlorofylgehalte in het Volkerak-Zoommeer de laatste jaren flink afnam, omdat de landbouw veel minder kunstmest ging gebruiken wat leidde tot verminderde toevoer van fosfaat. Verzilting als middel tegen blauwalgen stoelt nog altijd op de verkenning uit 2002 en 2003 en gaat uit van een ongewijzigd zoetwateraanbod. Bij de zilte variant blijven onzekerheden bestaan over de wijze waarop de gevolgen van een eventueel resterende

24

H2O / 2 - 2012


opinie

Het Volkerak.

zoutbelasting op de omliggende wateren zijn weg te nemen, over de optimale getijdendynamiek voor een gezond watersysteem, rekening houdend met de gebruiksfuncties, en over haalbare alternatieven voor de zoetwatervoorziening voor de landbouw. Een oplossing langs de geijkte weg ligt intussen meer voor de hand. Waterkwaliteitsverbetering door afname van

de aanvoer van fosfaat en nitraat én doorstroming met zoet water nemen de oorzaak weg en zijn beduidend goedkoper.

Toekomst Volkerak-Zoommeer in nationaal kader

Zolang de samenhang met een centrale nationale regie ontbreekt, is het verstandig geen overhaaste beslissingen te nemen. De

Vergelijking zilte en zoete variant Volkerak-Zoommeer.

zilte variant Volkerak-Zoommeer

zoete variant Volkerak-Zoommeer

Totale milieuwisseling bij realisatie

Géén milieuwisseling, doorspoelen met zoet water blijft mogelijk

Aanleg alternatieve zoetwatervoorziening Aanpassingen aan gemalen, duikers en watergangen Nieuwe leidingen en pompstations

Zoetwatervoorziening regio ongewijzigd

Aanpassingen Volkeraksluizen i.v.m. zoutindringing Haringvliet

Geen aanpassingen Volkeraksluizen

Toename verziltingsgevaar regio

Geen toename verzilting regio

Beperkte getijden in dode hoeken: cumulatieve opslibbing

Geen getijden maar zoete doorstroming. Peilbeheer blijft mogelijk.

Sluizen West-Brabant vervangen en deze gesloten houden

Nieuwe sluizen West-Brabant overbodig, sluisdeuren meestal open

Volkerak-Zoommeer als eerste noodberging ingezet voordat merendeel van deltawateren als berging fungeert

Functie als komberging op kritieke momenten als laatste nog inzetbaar. Voorspuien hierbij mogelijk

Bij elke berging zoet op zout geeft milieuwisseling met ecologische ramp

Géén milieuwisseling bij berging, mag ook bij minder urgentie gebruikt worden

Aantasting zoet Markiezaatsmeer

Behoud zoet Markiezaatsmeer

Harde scheiding zoet-zout bij Volkeraksluizen blokkeert estuariene dynamiek

Geen harde scheiding zoet-zout. Estuarienee dynamiek via herinrichting zuidwestelijk deltagebied blijft mogelijk.

onomkeerbaarheid van de verzilting van één der grootste zoetwaterbuffers van Nederland en de inrichting van het zuidwestelijk deltagebied als onderdeel van het toekomstige integraal landelijk waterbeheer vragen om zorgvuldig afgewogen besluiten. Elke planvorming dient geanalyseerd te worden op basis van de doelen van het Nationaal Waterplan, waaronder waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek. Hieraan levert de verzilting van het Volkerak-Zoommeer geen bijdrage. De voorgestelde verzilting veroorzaakt massale sterfte en vervolgens staat het zoute water diverse inrichtingsmogelijkheden voor de delta in de weg. Het Volkerak-Zoommeer zal op zijn vroegst in 2016 verzilt zijn. Nog vóór de voltooiing van de verzilting geeft de herziene zoetwaterverdeling in Nederland aan of deze ingreep wel nodig is. Bij voorbarige doorgang van de verzilting heeft de milieuwisseling er haar overlast al veroorzaakt en kunnen gedane investeringen onnodig blijken. De Stuurgroep Zuidwestelijke Delta dringt er momenteel bij staatssecretaris Atsma op aan om op korte termijn een integraal besluit te nemen over de toekomst van het Volkerak-Zoommeer en het Grevelingenmeer. Het ontbreken van de kennis of een dergelijk besluit voor de lange termijn effectief is, maakt een definitief besluit in de loop van dit jaar veel te riskant. Het ligt voor de hand dat straks het Deltaprogramma andere prioriteiten stelt en daarmee deze verzilting totaal overbodig maakt. Wil Borm en Clemens de Witte (Adviesgroep Borm & Huijgens)

H2O / 2 - 2012

25


Besparing van 135 miljoen euro op de rioolheffing door duurzame financiering Gemeenten en waterschappen staan voor de reusachtige opgave om tot het jaar 2020 samen maar liefst 380 miljoen euro te besparen. Hiervan komt circa 140 miljoen euro sectoraal voor rekening van de gemeenten, terwijl samenwerking met de waterschappen nog eens 140 miljoen euro moet opleveren. De besparingen moeten worden behaald in een klimaat van toenemende kapitaallasten. Volgens de Benchmark rioleringszorg 2010 kan aan deze lastenontwikkeling een halt worden toegeroepen (“Gemeenten die investeringen direct afboeken, hebben op de korte termijn hogere lasten, maar zijn over de levensduur van de riolering (soms veel) goedkoper uit omdat geen rente betaald hoeft te worden”). Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) biedt daartoe volop mogelijkheden. Het is echter de vraag of besparingen als gevolg van directe afboeking al in 2020 voor de burger merkbaar zijn in de portemonnee.

O

m deze vraag te beantwoorden zijn als vingeroefening twee toekomstscenario’s uitgewerkt voor het totale Nederlandse rioleringsareaal op basis van gegevens uit de Benchmark 2010. Het eerste scenario is representatief voor de veel voorkomende situatie waarin gemeenten investeringsuitgaven in hoge mate activeren (scenario Activeren). Het tweede scenario gaat uit van de door RIONED voorgestelde methode om vervangingsinvesteringen direct af te boeken. Hiervoor is gebruik gemaakt van de methode van het Ideaal complex (scenario Ideaal complex), waarbij lasten en inkomsten op jaarbasis aan elkaar gelijk worden gesteld. Dat wordt bereikt door de dotaties naar een spaarvoorziening als sluitpost op de begroting te behandelen. De berekeningen zijn gemaakt met het kostendekkingsmodel Yager (zie kader). Yager is een financiëel rekenmodel ter bepaling van de hoogte van de rioolheffing op basis van de BBV-regels. Het berekent en visualiseert de ontwikkeling van de rioolheffing gedurende de gehele levenscyclus. Voor elke situatie kan het rekenmodel maatwerk leveren voor een zo gunstig mogelijke wijze van financieren van de rioleringsuitgaven. Het kan ook worden ingezet om de gevolgen van bestuurlijke keuzes inzichtelijk te maken. Dit bevordert weloverwogen besluitvorming, waardoor spijtopties in een later stadium kunnen worden voorkomen.

De inkomsten uit rioolheffing bedroegen in 2010 1,28 miljard euro. Voor meerpersoonshuishoudens bedroeg de rioolheffing gemiddeld 167 euro per jaar, zodat het aantal (fictieve) heffingseenheden 7,6 miljoen bedraagt. Het saldo van voorzieningen en reserves bedroeg op 1 januari 2010 1,35 miljard euro, waaraan gemiddeld 1,9 procent rente wordt toegerekend. Dit saldo lijkt heel wat, maar omvat slechts twee procent van het totale vervangingsvolume van het Nederlandse rioleringssysteem.

Uitgangspunten scenario’s

Als startjaar voor de berekeningen is uitgegaan van 2010, omdat de basisgegevens van de benchmark uit 2009 dateren. De beschouwde periode voor de kostendekking is afgestemd op de leeftijdsopbouw van de bestaande riolering en bedraagt 60 jaar (2010-2070). Voor beide scenario’s is een groeiperiode voor de rioolheffing van tien jaar aangehouden, zodat in 2020 het hoogste niveau wordt bereikt. De vervangingsinvesteringen zijn berekend met behulp van de kostenkengetallen uit module D1100 van de Leidraad Riolering. Het totale vervangingsvolume bedraagt zo’n 70 miljard euro. Daarnaast is rekening gehouden met verbeteringsinvesteringen met een totaal volume van 4,5 miljard euro. De investeringen lopen van 1,16 miljard euro in 2010 op naar 1,48 miljard in de periode 2030-2040 (zie afbeelding 1). Daarna nemen de investeringen

26

H2O / 2 - 2012

Scenario Activeren

In de huidige situatie worden investeringen voor het overgrote deel geactiveerd. Directe afboekingen vertegenwoordigen echter 14 procent van de totale lasten. De afboekingen vinden plaats met behulp van een spaarvoorziening, waarin jaarlijks bedragen worden gestort. De overige investeringen worden geactiveerd. De spaarvoorziening bevat in 2010 een saldo van 350 miljoen. De jaarlijkse schommelingen in lasten worden verder opgevangen in een bestemmingsreserve riolering met in 2010 een saldo van één miljard euro. Voor voorziening en reserve geldt dat beide in 2070 weer over dezelfde saldi moeten beschikken. Afbeelding 2 geeft het dekkingsprincipe voor dit scenario weer.

Scenario Ideaal complex

Bij het scenario Ideaal Ccmplex worden alle vervangingsinvesteringen direct afgeboekt vanuit de spaarvoorziening en de verbeteringsinvesteringen geactiveerd. De spaarvoorziening wordt gevuld door jaarlijkse dotaties uit de exploitatie. Aangezien deze dotaties een sluitpost vormen op de jaarlijkse

Afb. 1: Uitgavenpatroon 2010-2070.

Uitgavenpatroon Bedragen in miljard euro

Rioleringssituatie in Nederland

In Nederland lag volgens de benchmark 2010 een slordige 90.000 km aan vrij verval riolering, circa 4.400 km aan persleidingen en circa 27.000 km aan drukleidingen. Een krappe 16.000 rioolgemalen en ruim 140.000 minigemalen verpompen al het afvalwater richting de rwzi’s. De totale lasten in 2010 bedroegen ongeveer 1,20 miljard euro, waarvan 41 procent kapitaallasten (0,49 miljard euro), circa 14 procent directe afboeking (0,17 miljard) en 45 procent voor operationeel beheer (0,54 miljard euro). Het (nominale) rentepercentage voor het activeren van investeringen bedroeg gemiddeld 4,7 procent.

weer af. De jaarlijkse beheerkosten nemen van 528 miljoen in 2010 toe tot 563 miljoen euro in 2016. Daarna zijn ze constant gehouden. In beide scenario’s nemen de lopende kapitaallasten gedurende 50 jaar geleidelijk af naar nul. Nieuwe kapitaallasten zijn berekend op basis van de gemiddelde afschrijvingstermijnen uit de Benchmark 2010.

1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 2010

2020

2030

Investeringen

2040

2050

Beheerkosten

2060


index H2O 2011

Index H2O 2011 gerangschikt op trefwoord

H2O / 02 - 2012

1


Trefwoord

Editie/Pagina

A

Afscheidsrede. Toenemende complexiteit van het waterbeheer 6/6 Afvalwaterbehandeling. Nieuwe technieken in de water- en slibketen, Wim Wiegant, Wim Koopmans, Dragan Knezevic en Cora Uijterlinde 4/36 Afvalwaterketen. Besturing van de – niet effectief, Hanco de Labije 11/6 AGV-innovatieprijs: vernieuwende concepten en waterprojecten 10/10 Anaerobe processen. Lovende woorden bij afscheid Willy Verstraete 21/7 Antiscalant. Implementatie onderzoekt naar fosfaatvrije – , Ron Jong, Janneke Duiven, Gea Terhorst en Koos Baas 19/39 Arseenverwijdering. Ondergrondse ijzer- en – voor drinkwaterzuivering in Bangladesh, Doris van Halem, Jasper Verberk, Gary Amy en Hans van Dijk 19/35 Arseenverwijdering. Optimalisatie – op waterproductiecentrum Oud-Turnhout, Koen Huysman, Koen Joris en Stephan van de Wetering 24/37 Assetmanagement. Vitens zoekt balans tussen prestaties, risico’s en kosten, Ed de Vroedt, Eelco Trietsch en Willem Bootsma 19/18 Australische lessen voor de Nederlandse zoetwatervoorziening, Gert-Jan de Maagd 16/16

B

Baggerspecie. Herinrichting van diepe plassen: verantwoord hergebruik is mogelijk, Matthijs Buurman en Tommy Bolleboom 1/10 Basisregistratie Ondergrond vanuit waterleidingperspectief, Vera Lagendijk en Harry Boukes 19/12 Beschermde fauna. Vangen van krabbenscheer beschermt groene glazenmaker bij baggeren, Sipke Holtes, Joost Brilleman en Gerard Dutmer 6/16 Bestuursakkoord water. Wil de watersector de BV Nederland redden?, André Struker en Johan de Bondt 7/14 Bestuursakkoord water. Nieuw – zet in op doelmatiger waterbeheer 8/4 Bestuurakkoord Water 2011 zal weer tot onvoldoende resultaat leiden, Alexander Vos de Wael en Rik van Terwisga 12/6 Bestuursakkoord Water zet zaak op scherp, Hans Middendorp en Peter Vonk 23/15 Biofouling spiraalgewonden membranen al bij lage concentraties afbreekbare stoffen in voedingswater, Wim Hijnen, Emile Cornelissen, Hilde Prummel en Dick van der Kooij 1/38 Biofouling. Beheersen van – in een omgekeerde osmoseinstallatie, Marcel Boorsma, Simon Dost, Sjack Klinkhamer en Jan Schippers 12/27 Blauwalgen weg na herinrichting dorpsvijver Heesch, Bart Engels, Joost van der Pol, Miquel Lurling en Guido Waajen 7/32 Borgharen. De honderdste verjaardag van de afvoerreeks – , Mirjam van Roode en Rolf van der Veen 18/12 Breda werkt nieuw hemelwaterbeleid uit, Lennard Stigter, Vincent Kuiphuis, Arnold Wielinga en Oscar Kunst 13/18 Buienradar voor de waterbeheerder, Hanneke Schuurmans en Jeroen de Koning 17/27 Buitendijks gebied. Afspraken in Zuid-Holland over bouwen in – 4/8

C

Calamiteitenbestrijding. Na ‘Moerdijk’, Sylvia Verhagen 23/4 Celtellingen. Het koloniegetal als alternatief voor – van cyanobacteriën, Ernst Lo, Wim Bolkenbaas, Daan van Grinsven en Jo Klaessens 17/18 CO2-reductie. Van klimaatvoetafdruk naar reductie CO2 bij waterschappen, Giel Linthorst, Charlotte van Erp Taalman Kip, Mark Verheij en Henry Legtenberg 22/18

2

H2O / 02 - 2012

Trefwoord

Editie/Pagina

Communicatie. Folder bij waterrekening werkt niet, Fieke Krikhaar, Marloes Klop en Ronald Kraaijestein Communicatie tussen overheid en burgers over overstromingsrisico’s: verkeerd verbonden?, Teun Terpstra Compensatie waterberging. Haarlem en Rijnland werken aan projectoverstijgende aanpak stedelijke wateropgave, Erhard Föllmi en Evert van Huijssteeden

1/18 11/19 2/30

D

Decentraal zuiveren. Hoe de energiemarkt de watermarkt kan beïnvloeden, Eilard Jacobs 2/22 Delft. Watergebiedsstudie –: resultaten en ervaringen, Gijs Bloemberg, Sjaak Clarise en Emil Hartman 13/11 Deltaplan. Rutte: Nieuw – uniek in de wereld 22/6 Demiwaterfabriek. Vlaamse premier opent grootste waterfabriek van België 19/9 Diffuse bronnen. Veldstudie naar belasting – op stedelijk oppervlaktewater, Hermsen, Mario Maessen, Edwin van der Pouw Kraan en Jan Hendriks 13/43 Dikkopelrits bestreden in Neede, Frank Spikmans, Matthijs de Vos en José Vos 4/22 Discrepantie. Kostenbesparing door reductie van – , Henry van Veldhuizen, Mike van Boldrik, Egbert van ‘t Oever en Piet Tessel 11/41 Drinkwaterdistributie. Omvang en oorzaak overschrijving kwaliteitseisen door nagroei in drinkwater, Paul van der Wielen en Dick van der Kooij 22/36 Drinkwaterdistributie. Gedrag van deeltjes in drinkwater tijdens transport in beeld gebracht, Peter van Thienen, Roberto Floris, Sidney Meijering en Jan Vreeburg 23/31 Drinkwaterontharding. Duurzame drinkwaterproductie op Vlieland 19/8 Drinkwaterputten. Afweging kosten putregeneratie versus kosten uitbreiding puttenveld, Kees van Beek, Jan Abbekerk, Rob Breedveld en Rene Kollen 8/48 Drinkwaterrichtlijnen. Lancering vierde editie Richtlijnen voor drinkwaterkwaliteit, Ana Maria de Roda Husman 13/4 Drinkwatervoorziening. De – in Nederland in 2040, Susanne Wuijts, Wilko Verweij, Ana Maria de Roda Husman en Chris Büscher 25-26/4 Drinkwaterzuivering. PWN heeft primeur met nieuwe methode van voorzuivering 2/10 Dijkverzwaringen. Natuurwinst door hergebruik van natuursteen bij –, Laurens Sparrius, André Aptroot en Emile Nat 1/12 Droogtebestrijding. De Waterplanner als middel tegen droogteschade in Polen, Jochem Garthoff en Rutger van Hogezand 14-15/14 Duurzaam omgaan met grondwater bij tijdelijke bemalingen, Volkert Lubbers 13/26 Duurzaamheid stedelijke waterketen af te leiden uit 24 indicatoren, Kees van Leeuwen, Jos Frijns, Annemarie van Wezel en Frans van de Ven 13/35 Duurzaam waterbeheer: een (late) reactie, Gert Koot en Bjartur Swart 21/30 Duurzaam. Waterbeheer in het kader van een duurzame ontwikkeling, Henk van der Honing 25-26/16 Dynamische filtratie nieuw concept voor slibretentie, Bert Daamen 11/44

E

Ecologisch herstel Overasseltse vennen 12/10 Ecologisch. Diepe plassen – waardevol, Arnold Osté, Nico Jaarsma, Frank van Oosterhout en Bas van der Wal 24/12


index H2O 2011 Trefwoord

Editie/Pagina

Emissies. Stand van zaken op het gebied van – , Anne de Boer 7/7 Energiebesparing. Een verkenning van de waterhuishouding in de afvalwaterketen, Rada Sukkar, Bert Palsma en Arné Boswinkel 23/12 Energiebesparing. Rwzi Westpoort bespaart energie en kosten met WOMBAT, Peter Koenders, Arie de Niet, Sabrina Koning en Synco Tee 23/38 Energiefabriek. Waterzuivering AA en Maas gaat energie opleveren 10/12 Energieverbruik in de watercyclus in Amstelveen en Wijlre, Marthe de Graaff, Enna Klaversma, Sebastiaan Vliegen en Ad de Man 11/34 Energiewinning uit slibvergisting op grote schaal, Har Coenen en Ad de Man 17/4 Enquête. Water– levert eenvoudig belangrijke inzichten op, Maarten Kuiper, Arnout Linckens en Daniël Blog 13/22 Eutrofiëring. Afname – stagneert, Peter van Puijenbroek, Peter Cleij en Hans Visser 9/27

F

Financiering waterbeheer. Innovatieve economische instrumenten in het waterbeheer in de praktijk, Ursula Kirchholtes, Jeroen Klooster en Rob van der Veeren 12/4 Flood Control 2015: van technologie naar beslissing 9/7 Fosfaatmodel Optimalisatie van waterinlaat met een –, Jaap Oosthoek en Julian Maijers 25-26/39 Fosfaatverwijdering. Kosten en duurzaamheid van de technieken voor –, Jaqueline de Danschutter, Enna Klaversma en Peter Piekema 1/29 Fosfaatverwijdering. Verwijdering van fosfaat uit bodemwater met ijzerzand: de omhulde drain, Gerwin Koopmans, Wim Chardon, Paul Belder en Bert-Jan Groenenberg 20/35

G

Gebiedsdossiers. Betere bescherming drinkwaterbronnen door – én gebiedsaanpak, Hans van Eijk, Marcel Boerefijn, Peter Schipper en Susanne Wuijts 14-15/19 Gebiedsdossiers. Uitvoeringsprogramma – in Overijssel, Cors van den Brink, Menno ten Heggeler en Jan van Essen 14-15/22 Gemeenten te weinig betrokken bij de deltabeslissingen, Arthur Hoogduin 24/23 Geneesmiddelen. Gebiedsstudie – in de provincie Utrecht, Lideke Vergouwen, Mattijs Hehenkamp, Henry van Veldhuizen en Rob Breedveld 24/40 Geneesmiddelen in afvalwater: aanpak bij zorginstellingen of woonwijken?, Lideke Vergouwen, Barry Pieters en Bert Palsma 18/27 Geneesmiddelenemissie. Emissie geneesmiddelen bij de bron aanpakken, Mathijs Oosterhuis, Alberta Groteboer en Peter van der Wiele 9/30 Geofysica vanuit de lucht levert veel informatie op, Arjen Kok, Frans Schaars, Michel Groen en Esben Auken 19/32 Geo-informatie. Waterbedrijven hebben effectief ontsloten – nodig, Bernard Raterman, Kim van Daal, Kim de Latthauwer en Ferdinand Zoutendijk 8/16 Georgië. Nederlandse ingenieurs bestrijden afkalving kust –, Edo Beerda 9/14 Gewasbeschermingsmiddelen. Minder – in Drentsche Aa, Theo Vlaar, Herman Wanningen en Anton Dries 4/12 Gewasbeschermingsmiddelen. Zorgen over waterkwaliteit door EU-beleid voor toelating – 9/4 Gezondheidsrisico’s. Inventarisatie microbiologische kwaliteit van stedelijk water, Heleen de Man, Frans van Knapen en Imke Leenen 13/20 GIS. Het ontsluiten van databanken met –, Wisse Beets en Dirk Jan Oostwoud Wijdenes 17/10 Gisting. Is Nederland klaar voor thermofiele –?, Thomas Wijffels en Freek Kramer 1/6

Trefwoord

Editie/Pagina

Glyfosfaat in stedelijk oppervlaktewater, Tim van Hattum, Eric Marsman en Sigrid Haverkamp 4/16 Grensoverschrijdend waterbeheer in Oost-Nederland 19/7 Groene Hart. Duurzaam waterbeheer in groenblauwe long Randstad 4/6 Grondwatermeetnet. De waarde van een gemeentelijk –, Arjan van ’t Zelfde 17/8 Grondwatervervuiling. Gevolgen open mijnbouw en energieproductie voor grondwater in Roemenië, Remco van Ek, Ebel Smidt, Frank Vliegenthart en Ton Honders 17/12 Grondwaterzorgplicht. Gemeenten onderbouwen invulling –, Maarten Kuiper en Sander Vermeer 13/24

H

Haarlemmermeerpolder. Een groenblauwe structuur voor deel –, Hank van Tilburg, Martin Sulman en Jaap Klein 9/10 Hans van Dijk. Waarschuwing bij afscheid – : ”Verder reorganiseren en bezuinigen onverstandig” 18/6 HELP-tabel. Nieuwe mogelijkheden voor herziening van de –, Jan van Baken en Gé van den Eertwegh 18/31 Hoog water. Waterschappen weerstaan – 2/11

I

ICT. Waterleidinghydrologie en dataopslag in 2020, Paul Baggelaar, Harry Boukes, Jeroen Nijhuis en Ate Oosterhof 23/6 IJsselmeer. ‘Peilverhoging – beperken’, 24/20 Informatiemanagement. Watermanagement is –, Anne Leskens, Peter Hollanders en Marcel Boomgaard 10/14 Informatisering. Tijd rijp voor ‘intelligente’ watervoorziening: domme data of slimme informatie?, Rob Schotsman, Christof Lubbers, Marc van Eekeren en Frans Jutte 8/18 Infratech ook bij jongeren succesvol 2/27 Inlaatwater. Verspreiding – in beeld met nieuwe tracer, Joachim Rozemeijer, Christian Siderius, Marc Verheul en Hella Pomarius 12/33 Innovatiemanagement als sleutel tot meer succes, Joost van de Cruijsen en Maarten Schaafsma 4/18 Integrale analyse. Van – stadswateren naar doelmatig maatregelenpakket, Jopie de Ruiter, Pieter Buijs, Annemarie Kramer en Bart Breukink 13/15 International Water Week. Aquatech 2011 onderdeel van – 21/5 International Water Week. Alles komt samen tijdens de – 21/18 International Water Week. Nieuwe opzet Aquatech en IWW bevalt goed 22/4 International Water Week. Industrial Leaders Forum: samenwerking is de sleutel 22/8 Interview. Wim Kuijken: “Grote beslissingen vallen in 2015”, Maarten Gast 1/8 Interview. Eric Oosterom: “De riolering in Nederland is op orde”, Maarten Gast 2/12 Interview. Hans Berkhuizen: “Terugdraaien subsidies door overheid zorgt voor nieuw elan”, Maarten Gast 3/10 Interview. Jan Geluk: “Veiligheidsrisico primair punt van zorg”, Maarten Gast 4/10 Interview. Marten Scheffer: “Ecosystemen kennen kantelpunten”, Maarten Gast 6/8 Interview. Henk Brons: “NMA dient watertarieven te toetsen”, Maarten Gast 7/12 Interview. Markus Flick: “Maatwerk met water voor en in de industrie”, Maarten Gast 8/8 Interview. Peter Leegwater: “Toekomst IJsselmeer leeft hier sterk”, Maarten Gast 9/8 Interview. Ina Adema: “Niet de structuur, maar de inhoud centraal stellen”, Maarten Gast 10/8 Interview. Toine Poppelaars: “Samenwerking met overheden uitbouwen”, Maarten Gast 11/10 H2O / 02 - 2012

3


Trefwoord

Editie/Pagina

Interview. Thijs Drupsteen: “Meeste kennis zit in de hoofden van mensen”, Maarten Gast 12/8 Interview. Erwin Rebergen, Han van Ringelenstein en Judith Sloot: “Stedelijk waterbeheer is maatwerk”, Maarten Gast 13/6 Interview. Albert Vermuë: “Waterschappen staan nu beter op de kaart”, Maarten Gast 14-15/10 Interview. Hans van Dijk: “Centrale drinkwatervoorziening belangrijk voor volksgezondheid”, Maarten Gast 16/6 Interview. Dick van der Kooij: “Bedrijfstakonderzoek essentieel om nagenoeg perfect drinkwater op peil te houden” 16/8 Interview. Roelof Bleker: “met meer samenwerken nog veel te winnen”, Maarten Gast 17/6 Interview. Els van Grol en Herman Haas: “Deskundigen moeten elkaar ontmoeten”, Maarten Gast 18/8 Interview. Hans van Sluis en Helle van der Roest: “Vitaal water niet meten maar zelf ervaren en beleven” 18/10 Interview. Peter Schut: “Romeins aquaduct in Nederland?”, Maarten Gast 19/10 Interview. Janneke Hadders: “Overmatig watergebruik door de landbouw inperken”, Maarten Gast 20/8 Interview. Elma Meijerink: “Als het water komt, is het land onleefbaar” Maarten Gast 21/8 Interview. Kris Lambert en Frans Durieux: “Toekomst vereist kennis en creativiteit”, Maarten Gast 22/12 Interview. Suzanne Hulscher: “Te weinig interesse voor risico’s van leven beneden NAP”, Maarten Gast 23/8 Interview. Rob Heim: “Blijven investeren in productontwikkeling”, Maarten Gast 24/8 Interview. Maarten Gast: “Water blijft een intrigerend element”, Maarten Gast 25-26/6 Irrigatie. Grootschalige – voor kleinschalige boeren in Mozambique, Arjen Oord en Wouter Beekman 21/12 ISARM. Beheer van grensoverschrijdende aquifers, Ebel Smidt en Frank van Weert 2/26 ISMAR7. Ondergrondse opslag van het ‘blauwe goud’, Jan Willem Kooiman en Theo Olsthoorn 2/24

K

Kaderrichtlijn Water. KRW-spagaat: een integrale benadering vanuit de watercyclus, Petra Scholte Veenendaal, Job Rook, Jacques van Alphen en Jan Peter van der Hoek 22/29 Kaderrichtlijn Water. Zijn natuurvriendelijke oevers effectief voor de KRW?, Michelle de la Haye, Edwin Verduin, Ciska Blom en Gert Everaert 25-26/42 Kalkafzetting. Verminderen van – in percolaat van waterzuivering, John Smit en Luit Wiersum 11/46 Kallisto. Samenwerking in de afvalwaterketen rond Eindhoven voor een schonere Dommel, Jeroen Langeveld, Arjen van Nieuwenhuijzen en Jarno de Jonge 8/12 Kennisoverdracht. Kennismakelaardij voor duurzame afvalwaterzuivering, Erik Aarden en Ragna Zeiss 11/13 Kennis voor klimaat. Veerman vreest gevolgen aanpak huidige kabinet 24/5 Klimaatadaptatie. Rotterdam en Ho Chi Minh Stad aan de slag met –, Arnoud Molenaar en Martijn van de Groep 7/10

4

H2O / 02 - 2012

Trefwoord

Editie/Pagina

Klimaatverandering. Wetenschappers en veldwerkers in Gelderland bespreken gevolgen –, Teun Spek, Bert Kiljan, Britta Verboom, Laurens Gerner, Jurjen Moorman, Micha van Aken, Jolijn van Engelenburg, Richard Meijer, Willemien Geertsema, Evelien Steingröver, Han Runhaar en Flip Witte 6/13 Koudewinning. Zuurstofinjectie voorkomt algengroei bij –, Raymond van Bulderen 24/14 KRW-maatregelen. Handvatten voor systematische beoordeling maatregelen KRW-waterlichamen, Hanneke Maandag en Sebastiaan Schep 14-15/37 KRW-maatregelen. Winterweer kan effectiviteit van – beïnvloeden, Jordie Netten en Edwin Peeters 16/34 KRW-maatregelen. Regionale toepassing rekeninstrument EEE2 geeft beter overzicht van effecten –, Niels Evers, Ronald Gylstra, Ton Ruigrok en Ton Schomaker 23/27 KRW-toetsingskader ecologie voor ruimtelijke ingrepen in de praktijk, Arjenne Bak en Wendy Liefveld 1/33 KRW-vismaatlatten. Voorstellen voor verbetering van de – voor M-typen, Willie van Emmerik en Martin Kroes 1/36

L

Laboratoria. Meer informatie voor minder geld, Maarten Gast 9/12 Leidingnetbeheer verbindt drink- en afvalwatersector, Nellie Slaats, George Mesman, Ralph Beuken en Bonnie Bult 11/37 Leidingwaterinstallatie. Fouten bij de aanleg van een nieuwe –, Monique van der Aa 10/16 Luchtdrukmetingen. Correctie van eigen – is noodzakelijk, Thomas de Meij en Jos von Asmuth 4/29 Lysimeters. Klimaatverandering en nucleaire incidenten vragen om reanimatie – in Castricum, Pieter Stuyfzand en Sander de Haas 17/20 Lysimeterwaarnemingen. Inzicht in kwaliteit en kwantiteit grondwateraanvulling dankzij 59 jaar Castricumse –, Pieter Stuyfzand, Femke Rambags, Sander de Haas en Piet van der Hoeven 17/30

M

Maaibeheer. Meer wateroverlast in Achterhoek door ecologisch – 1/4 Maasafvoerverdrag Vlaanderen-Nederland: 15 jaar ervaring, Sander Bastings, Aleksandra Jaskula en Koen Maeghe 2/28 Markermeer/IJmeer. ‘Oermoeras’ in de polder: fasegewijze uitvoering in –, Johannes Kop 1/20 MBR’s. Luchtspoeling van ondergedompelde – bij laag water effectief, Coert Petri, Frank Jansen, Hans Wouters en Peter Wessels 13/46 Meetapparatuur voor onderzoek in leidingen, Mario Wildschut 6/18 Menselijke factor. Watersector verkent -, Wouter Stapel, Dana Kooistra en Reinoud Nägele 4/20 Mississippi. Hoogwater op de – anno 2011, Mathijs van Ledden, Tjeerd Driessen en Mirjam Groot Zwaaftink 21/14 Modellering. Is ecologisch herstel van ondiepe plassen goed te modelleren?, Edwin van der Pouw Kraan, Mario Maessen en Jack Hemelraad 14-15/34

N

Nanotechnologie in de drinkwatersector toekomstmuziek, Robin van Leerdam, Maarten Nederlof, Jan Hofman, Rinnert Schurer, Luc Palmen en Stephan van de Wetering

14-15/8

Nanotechnologie. Watersector richt zich bij NanoNextNL op waterzuivering én risico’s, Thomas ter Laak, Jan Hofman, Annemarie van Wezel, Rob Lammertink en Adriënne Sips

14-15/9


index H2O 2011 Trefwoord

Editie/Pagina

Natuurvriendelijke oevers krijgen meer waarde met standplaatsbenadering, Pim de Kwaadsteniet, Susan Sollie, Emiel Brouwer en Bas van der Wal 17/15 Natuurvriendelijke oevers in Purmerend, Kees Vermeer, Saskia Zierfuss, Danneke Verhagen en Jopie de Ruijter Steege 19/20 Nazuivering. Extra zuiverende trap op rwzi niet altijd doelmatig, Eric van Dijk, George Zoutberg en Marcel Boomgaard 6/10 Nazuivering. Proeflocatie bij rwzi Leeuwarden moet doorbraken opleveren 8/10 Neerslagdatabank. Bouw van de – Midden-Nederland, Joost Heijkers, Maarten-Jan Kallen en Roger de Crook 2/47 Neerslaginformatie. HydroValley: meer – voor minder 3/7 Neerslagmodellen. Extreme regenval en overstromngen in het stroomgebied van de Hupselse Beek, Claudia Brauer, Ryan Teuling, Aart Overeem en Remko Uijlenhoet 18/23 Neerslagstatistiek. Uitbreidingen op de nieuwe –, Siebe Bosch en Jan Gooijer 10/23 Neerslagtrends. Ruimtelijke verdeling van – in Nederland in de afgelopen 100 jaar, Adri Buishand, Theo Brandsma, Gabriella De Martino en Hanno Spreeuw 24/31 Nitraatverwijdering uit drainagewater; veldproeven in project Puridrain, Stefan Jansen, Roelof Stuurman en Jan Gerritse 20/39 No-Dig dag. ‘Ondergrondse infra zonder hinder’ 19/14 Nutriëntennalevering. Quickscan voor inschatting interne nutriëntenmobilisatie, Moni Poelen, Leon van den Berg, Ronald Bakkum en Leon Lamers 22/39 Nutriëntenstromen. Het effect van klimaatverandering op de waterhuishouding en – in veenweidepolders, Fritz Hellmann en Jan Vermaat 3/25 Nutriëntentransport. 3D-modellering van – door bodem en grondwater, Gijs Janssen, Jasper Griffioen, Bas van der Grift en Piet Groenendijk 6/27

O

Onderwijs. Nederlands water– in internationale context, Huiberdien Sweeris 20/10 Onderwijs. Stappen op weg naar meer samenwerking, Duco Driessen 20/13 Onderwijs. Wetskills voorbeeld van gezamenlijke internationale profilering van Nederlandse wateropleidingen, Johan Oost en Rick Heikoop 20/14 Onderwijs. UNESCO-IHE op weg naar mondiale campus 20/16 Onderwijs. Nederlandse watersector in het buitenland, Suzanne van den Eynden 20/18 Onderwijs. Training vakmensen in Roemenië, Johan Oost, Claudia Peters, Job Udo, Susanne Groot, Fred Havinga, Jakolien Leenders en Dirk van Haaren 20/20 Onderwijs. Watermanagementopleiding in Oman?, Ruud Schotting 20/22 Onderwijs.’ Water maken is handwerk’, Siemen Veenstra 20/24 Onderwijs. Nederland Waterland, Nederland Wateropleidingenland, Agnes Maenhout 20/25 Onnerpolder: noodberging en drinkwaterproductie, Dirk van der Woerdt, Piet de Graaf en Karst Tamminga 2/32 Oppervlaktewaterkwaliteit. Nog te veel dioxine in Nederlandse wateren 6/4 Oppervlaktewaterkwaliteit. Meren en plassen in Nederland: toestand, trends en hoe verder?, Harry Hosper, Roelf Pot en Rob Portielje 7/25 Oppervlaktewaterverontreiniging. Drugs en kalmeringsmiddelen in het oppervlaktewater, Monique van der Aa, Ellen Dijkman, Bianca van de Ven, Ans van der Steegh, Erik Emke, Rick Helmus, Pim de Voogt, Robert Bijlsma en Félix Hernández 14-15/6

Trefwoord

Editie/Pagina

Optimalisatiestudie Afvalwaterketen. Resultaten onderzoeksproject regenwater Almere, Jeroen Langeveld, Arjo Hof, Rien de Ridder en Floris Boogaard 2/41 Overstromingsbescherming. Economisch optimale niveaus voor de bescherming van dijkringen tegen grootschalige overstromingen, Jarl Kind, Johan Gauderis, Matthijs Duits en Carlijn Bak 25-26/10 Overstromingseffecten. Waterberging en natuur: voorspelling lokale –, Marion Hermus, Daan Besselink, Janet Olthof en Victor Beumer 7/29 Overstromingsrisico. Risico op overstroming in stroomgebied van de Rijn neemt toe 10/6 Overstromingsscenario’s voor rampenbeheersing, Bas Kolen, Jakolien Leenders, Martin Bos, Jessica Zoethout en Stefan Nieuwenhuis 25-26/13 Overstromingswijk. Nederlanders ontwerpen – in Groot Brittannië 9/13

P

Perfluor-verbinding. Concentraties en gedrag van geperfluorideerde verbindingen in het drinkwaterproductieproces, Christian Eschauzier, Petra Scholte-Veenendaal en Pim de Voogt 20/43 Personeelsbeleid. Actief personeel werven om kennis bij waterschap op peil te houden 9 Pharmafilter. Grote belangstelling voor – systeem 24/6 Polderwater. De haalbaarheid van waterzuivering bij poldergemalen, Nanko de Boorder, Jasper Griffioen, Wim Twisk, Jan Willem Voort, Dolf Wind, Eric Baars en Jelle Buma 1/14 Polderwater. Financiële kosten en omgaan met ruimte op polderniveau, Ruth Heerdink 1/16

R

Recensie: Waterwolven - Een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers, Merle de Kreuk 2/35 Recensie. Hernieuwde versie van handboek over coagulatie- en filtratieprocessen, Jasper Verberk 6/21 Recensie. Stochastische modellering van drinkwaterbehandeling, Arne Verliefde 8/25 Recensie. Fundamentals of Water Treatment Unit Processes, Arjen van Nieuwenhuijzen 11/25 Recensie. ‘Nutrient Removal’ is een nuttig handboek, Arjen van Nieuwenhuijzen 18/15 Recensie. ‘The Future of Water’, Jelle Roorda 21/32 Recensie. ‘Water Quality & Treatment’, Jasper Verberk 24/24 Reiniging drinkwaterleiding. Nieuwe reinigingsmethode voor drinkwaterleidingen: ice pigging, Maarten Lut en Edwin Blaauwgeers 21/48 Regelgeving voor afvalwater per 1 juli compleet, George Stobbelaar 11/4 Regenwaterafvoer. Watertoets voor sportvelden, Sandra Lenders, Mirjam Stark en Henk Kool 2/19 Richtlijnen. Drinkwaterbedrijven gaan – systematisch onderhouden, Martin Meerkerk, Jan Vreeburg en Leo de Waal 4/21 Rietmoeras. Zuivering van drainwater in een beekbegeleidend –, Francisca Sival, Hans Stevens, Eric Castenmiller en Jac Peerboom 6/30 Rijnafvoer. Lagere – bij veranderingen in klimaat en landgebruik, Erik Querner, Tristan Bergsma, Henny van Lanen en Cees Kwakernaak 25-26/31 Riolering Vlaanderen hetzelfde maar toch anders 7/6 RIONED-dag trekt recordaantal rioleurs 3/4 Rioolgemaal. Kosten en (meer)waarden van een duurzaam –, Douwe van den Wall Bake en Toine van Dartel 11/8

H2O / 02 - 2012

5


Trefwoord

Editie/Pagina

Riooloverstorten. Beoordelingsmethode waterkwaliteitsspoor –, Hans Jansen, Adrie Otte, Victor van den Berg en Arjan Messelaar 10/30 Rioolrenovatie. 82 jaar oud verzamelriool gerenoveerd, Johannes Odé 10/7 Rotterdam. Vierstappenplan voor ecologisch herstel stadswateren –, Lennart Turlings, Marit Meier, Hanneke Maandag en Bas de Wildt 13/8 Ruimte voor de Rivier. Vrij baan voor de IJssel bij Deventer 3/9 Rijnenburg. Waterrobuust bouwen mogelijk in –, Martijn Jongens en Dries Schuwer 19/16

S

San Francisco trekt zich met hulp van Nederland op het droge, Anke Smits 23/11 Schaliegas. Protest tegen proefboringen – groeit 19/6 Scholing. Waterschappen gaan samenwerken op het gebied van Arbo –, Olav Lammers 12/17 Slibdesintegratie. Nieuwe test met ultrasone – op rwzi Willem Annapolder, Rob van Pinxteren, Daniëlle Helmendach-van Ham en Albert de Jonge 22/43 Slibgisting. Praktijkonderzoek naar oorzaken schuimvorming in –stanks Ellen van Voorhuizen, André Visser, Frank Brandse en Cora Uijterlinde 9/37 Slibvangsysteem kan baggeren overbodig maken, Esther Goddijn 12/14 Slibverwerking. Nieuwe slibeindverwerking in NoordNederland: slibdroging met restwarmte of een ‘slibenergiefabriek’, Berend Reitsma, Ronnie Berg, Frank Brandse en Hans Geerse 19/29 Standaardisering. Afvalwaterzuivering: energie onder één noemer, Mirabella Mulder, Jos Frijns, Ad de Man en Henri Maas 11/31 Stedelijk waterbeheer. Waterkwaliteitsspoor Doetinchem: integrale analyse van de stedelijke waterkwaliteit, Gerdien Dutman, Marieke Fennema, Jaap Klein en Nicole Otten 2/44 Stedelijk waterbeheer. Wordt – steeds duurzamer?, Eilard Jacobs, Govert Geldof, Pieter Lems, Alma Schellart, Ivo Pothof en Marie-Claire ten Veldhuis 21/10 Stedelijk waterbeheer. Bouwen aan de waterbewuste stad, Nanco Dolman, Pascal Zuijderwijk en Johanna Bouma 21/28 Stedelijk waterbeheer. Ontwikkelingsgericht ontwerpen van stedelijke watersystemen: verder kijken dan de norm, Kees Broks en Bert Palsma 24/17 Stikstofverwijdering.SHARON steekt de grens over, Mieke Teunissen en Arjan Borger 22/32 Storingsgegevens. Eenduidige – voor aansluiting benchmarks rioleringszorg/zuiveringsbeheer, Jeroen Langeveld en Hans Korving 22/20 STOWA. Bestuurlijke vernieuwing bij 40 jaar – 19/4 Struviet. Waarde en afzetmogelijkheden van – uit verwerking van dierlijke mest en menselijke urine, Romke Postma, Wim Bussink, Tonnis van Dijk, Mirabella Mulder, Wim van der Hulst en Marlies Kampschreur 11/16 Suriname. Ontwikkeling van een waterschap in –, Koen Maathuis, Bram Zandstra en Manodj Hindori 3/14

T

Topografische kaarten. BGT als nieuwe vlakkenkaart: hulpmiddel voor hydrologen?, Pieter Buijs en Rob Tijsen 17/34 Tracering grondwater. Multitracering herkomst brakke en zoute grondwateren nabij waterwingebied, Pieter Stuyfzand, Frans Schaars en Kees Jan van der Made 23/34 Trendberichten tonen mogelijkheden en bedreigingen voor de watersector, Andrew Segrave, Chris Büscher en Jos Frijns 8/15

6

H2O / 02 - 2012

Trefwoord

Editie/Pagina

U

Uiterwaarden. Aanpak overmatige begroeiing – 16/4 Ultrafiltratie. Verwijdering deeltjes met – verlaagt snelheid van biofilmvorming, Wolter Siegers, Stephan van de Wetering, Peter van Dinther en Dick van der Kooij 3/37

V

Vakantiecursus 2011. Water: crisis of nieuwe economie?, Arne Verliefde, Matthieu Spekkers, Guido Kooijman, Luuk Rietveld en Jules van Lier 2/4 Varkensmest. Mogelijkheden tot synergie door mestverwerking op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, Iemke Bisschops, Maikel Timmerman, Jan Weijma en Ad de Man 24/34 ‘Veiligheid geen aparte discipline, maar onderdeel van het ontwerp’ 3/6 Veiligheidsnormen. Bouwstenen voor actualisering – beschikbaar, Joost Beckers, Karin de Bruijn, Jarl Kind en Herman van der Most 25-26/8 Verdrogingsbestrijding. Een statistisch gefundeerde en dus pragmatische aanpak voor monitoring –, Joost Heijkers en Geert-Jan Nijsten 7/36 Verenigd Koninkrijk. Nederlandse CEO’s leren van de Britse watersector, Theo van den Hoven en Chris Büscher 3/12 Vergrijzing. Jong en oud in de watersector: de liefde moet van twee kanten komen, Alexander Vos de Wael en Fred Heuckelbach 8/21 Verzilting. Zoute wellen in de Haarlemmermeerpolder, Ruben Goudriaan, Perry de Louw en Mark Kramer 3/29 Vishabitat. Een pleidooi voor verbetering van de – , Martin Kroes, Bas Bakker en Pim de Kwaadsteniet 8/22 Visstand. Koppeling van de Grift aan de IJssel: belang van vismigratie en vishabitat, Karin Didderen, Jan Kranenbarg, Romeo Neuteboom en Ykelien Damstra 6/33 Visstand. Geen hoofdrol nutriënten in de afname van witvis in de Nederlandse binnenwateren, Ellen Besseling en Lars Hein 17/37 Vitaal water. Wetenschappelijk onderzoek naar – nodig, Theo Claassen en Maarten Gast 20/6 Voorjaarscongres. ‘Watersector één grote familie’ 8/5

W

Warmteterugwinning. Delft Urban Water presenteert CaLoRIcs 14-15/7 Waterafvoer. Alterra waarschuwt voor lagere afvoer van Rijn door droogte 2/15 Waterbeheer. Kansverwachtingen in het regionaal –, Jan Verkade, Arnejan van Loenen, Joost Beckers en Elgard van Leeuwen 16/20 Waterberging in de Eendragtspolder: kwaliteitsimpuls voor water, landschap en ecologie, Piet-Jan Westendorp, Sebastiaan Schep, Ronald van der Heijde en Marit Meier 14-15/16 Waterbodembeleidsplan. Gezamenlijk – Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest, Rene van der Ploeg, Jan van der Laan en Erik Raben 16/18 Waterbouwers willen nieuwe opdrachten 21/6 Waterconditionering. Wordt ons drinkwater minder agressief? door Jink Gude, Frank Schoonenberg, Hans van Dijk en Peter de Moel 8/33 Waterconservering. Bakelse Plassen geschikt voor –?, door Rimbaud Lapperre, Mark Kerkhoff en Leo van Wee 25-26/35 Waterdebat: ‘Weg van kennis naar kassa is te lang’ 19/5 Waterdistributie. Australisch model voor sedimentophoping getoetst op Nederlands drinkwater, Ad Vogelaar en Mirjam Blokker 6/36 Waterdistributie. Naar een duurzame balans tussen prestaties, kosten en risico’s voor –, Ralph Beuken, Nellie Slaats en Rob de Bont 8/37 Waterkeringen. Meer gegevens maken dijken (nog) niet sterker 7/4 Waterkeringen. Derde Toetsingsronde: toestand meeste – nu bekend 24/4 Waterketen. Samenwerking in de (afval)—geen gelopen weg 4/4


index H2O 2011 Trefwoord

Editie/Pagina

Waterketen. Brabant plukt vruchten van samenwerking in bebouwd gebied, Karin Zwaga Waterkwantiteitsbeheer. Hernieuwde toetsronde regionale wateroverlast: stel de juiste vragen, Pieter Buijs Waterkracht. Vivace: – uit langzaam stromend water, Anne Bosma, Gerard Pragt en Rada Sukkar

4/15 24/22 12/12

Waterkwaliteitsmetingen. Ruim tien jaar wateronderzoek: een statistische goudmijn, Ed van der Mark, Ferry Roman, Luc Zandvliet en Toine Ramaker 18/34 Watermozaïek. Tussenstand –projecten veelbelovend 8/6 Waternood. Test Kansrijkdom-module Natuur voor – in NoordNederland, Martin de Haan, Han Runhaar, Michelle Talsma en Henk van Norel 12/30 Wateroverlast. Risico op – systematisch onderschat, Vincent de Bont, Arnold Wielinga, Herman de Jonge en Jeroen Langeveld 2/16 Wateroverlast en onzekerheid: een integraal perspectief, Wouter van Riel, Daniel Tollenaar en Frans van de Ven 13/39 Water Quality and Technology. Volksgezondheid belangrijkste op – 2010, Roberta Hofman-Caris, Erwin Beerendonk, Karin LekkerkerkerTeunissen en Hein de Jonge 1/7 Watertoets. Uitvoering – bij aanpassing Wilhelminakanaal, Erik Matla, Mirjam Stark, Michel Braad en Evert Aukema 14-15/31 Watervegetatie. Herstel van ondergedoken – in sloten: het belang van overlevingsorganen, Jeroen van Zuidam, Ernst Raaphorst, Bas van der Wal en Edwin Peeters 10/33 Waterwonen maakt het water meer waard, Steven de Boer 10/4 Waterzuivering. Actievekoolfiltratie als barrière voor microorganismen in drinkwaterbereiding, Wim Hijnen, Trudy Suylen, Jan Bahlman en Gert Jan Medema 8/40 Waterzuivering. UV/H2O2-behandeling met actievekoolfiltratie voor robuuste verwijdering microverontreinigingen, Roberta Hofman-Caris, Erwin Beerendonk, Karin LekkerkerkerTeunissen en Ton Knol 8/44 Waterzuivering. Leds winnen terrein bij toepassing UV, Guus IJpelaar 23/10 Wereldwaterdag. Waterproblemen in steden vragen om integrale aanpak 7/8 Wetgeving. Praktische consequenties van de Regeling Materialen en Chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening, Kees Poortema 16/12 Wetlands. Chinese studenten zetten zich in voor – , Annelijn Steenbruggen 9/16 Wetsus ontwikkelt innovaties op het gebied van waterbehandelingstechnologieën, Johannes Odé 19/22 Wetsus. Financiering – niet vanzelfsprekend meer 20/4 Wieringermeer. Historisch onderzoek – met moderne technieken, Louise Klingen, Olivier Hoes, Wytze Schuurmans en Jan Strijker 22/14 WKO. Sterk verbeterde analyse van interactie warmte/koudeopslag en verontreinigd grondwater, Koen Zuurbier, Niels Hartog, Johan Valstar en Eric van Nieuwkerk 3/33 World Water Week. Rogier Burger (17) presenteert duurzaam afvalwaterconcept tijdens – in Stockholm 16/14 World Water Week Stockholm: investeer in groen in steden, Michael van der Valk 18/4

Trefwoord

Editie/Pagina

Zoetwatervoorziening. Perspectief voor een zelfvoorzienend watersysteem in de Veenkoloniën, Peter Jansen, Cees Kwakernaak en Erik Querner 9/34 Zoetwatervoorziening. Behoud – in West-Brabant en Tholen bij een zout Volkerak-Zoommeer, Erik de Bruine, Frank Wagemans, Ebbing van Tuinen en Klaas-Jan Douben 16/27 Zoetwatervoorziening. Verkenning – rivierengebied, Ebbing van Tuinen, Ton Drost en Leo Joosten 16/30 Zoutwaterindringing. Elektrokinetische schermen tegen intrusie zout water, Reinout Lageman en Wiebe Pool 21/45 Zuiveringsslib. Tolueenvorming bij de opslag van – , Amor Gaillard, Joop Baltussen, Berend Reitsma en Cora Uijterlinde 4/33 Zware metalen. Ecologische risico’s van koper en zink in het oppervlaktewater, Luc Bonten, Jos Vink en Anja Verschoor 10/27 Zwavel in de rioolwaterzuivering, Arjan Dekkers, Mathijs Oosterhuis, Leon Korving en Erik Rekswinkel 21/51

Z

Zandmotor draait 2/8 Zeecultuurparken. Samenspel water en land biedt Zeeland nieuwe mogelijkheden 4/9

H2O / 02 - 2012

7


8

H2O / 02 - 2012


index H2O 2011

Index H2O 2011 gerangschikt op auteur

H2O / 02 - 2012

9


Auteur

Editie/Pagina

B

Bak, Arjanne en Wendy Liefveld. KRW-toetsingskader ecologie voor ruimtelijke ingrepen in de praktijk 1/33 Bakel, Jan van en Gé van den Eertwegh. Nieuwe mogelijkheden voor herziening van de HELP-tabel 18/31 Besseling, Ellen en Lars Hein. Geen hoofdrol nutriënten in de afname van witvis in de Nederlandse binnenwateren 17/37 Beuken, Ralph, Nellie Slaats en Rob de Bont. Naar een duurzame balans tussen prestaties, kosten en risico’s voor waterdistributie 8/37 Bisschops, Iemke, Maikel Timmerman, Jan Weijma en Ad de Man. Mogelijkheden tot synergie door mestverwerking op een rioolwaterzuiveringsinstallatie 24/34 Bonten, Luc, Jos Vink en Anja Verschoor. Ecologische risico’s van koper en zink in het oppervlaktewater 10/27 Boorsma, Marcel, Simon Dost, Sjack Klinkhamer en Jan Schippers. Beheersen van biofouling in een omgekeerde osmose-installatie 12/27 Bosch, Siebe en Jan Gooijer. Uitbreidingen op de nieuwe neerslagstatistiek 10/23 Brauer, Claudia, Ryan Teuling, Aart Overeem en Remko Uijlenhoet. Extreme regenval en overstromingen in het stroomgebied van de Hupselse Beek 18/23 Bruine, Erik de, Frank Wagemans, Ebbing van Tuinen en Klaas-Jan Douben. Behoud zoetwatervoorziening in West-Brabant en Tholen bij een zout Volkerak-Zoommeer 16/27 Buijs, Pieter en Rob Tijsen. BGT als nieuwe vlakkenkaart: hulpmiddel voor hydrologen? 17/34 Buishand, Adri, Theo Brandsma, Gabriella De Martino en Hanno Spreeuw. Ruimtelijke verdeling van neerslagtrends in Nederland in de afgelopen 100 jaar 24/31

D

Daamen, Bert. Dynamische filtratie nieuw concept voor slibretentie 11/44 Danschutter, Jacqueline de, Enna Klaversma en Peter Piekema. Kosten en duurzaamheid van de technieken voor fosfaatverwijdering 1/29 Dekker, Arjan, Mathijs Oosterhuis, Leon Korving en Erik Rekswinkel. Zwavel in de rioolwaterzuivering 21/51 Didderen, Karin, Jan Kranenbarg, Romeo Neuteboom en Ykelien Damstra. Koppeling van de Grift aan de IJssel: belang van vismigratie en vishabitat 6/33 Dutman, Gerdien, Marieke Fennema, Jaap Klein en Nicole Otten. Waterkwaliteitsspoor Doetinchem: integrale analyse van de stedelijke waterkwaliteit 2/44

Editie/Pagina

Goudriaan, Ruben, Perry de Louw en Mark Kramer. Lokaliseren van zoute wellen in de Haarlemmermeerpolder Graaff, Marthe de , Enna Klaversma, Sebastiaan Vliegen en Ad de Man. Energieverbruik in watercyclus in Amstelveen en Wijlre Gude, Jink, Frank Schoonenberg Kegel, Hans van Dijk en Peter de Moel. Wordt ons drinkwater minder agressief?

3/29 11/34 8/33

H

Haan, Martin de, Han Runhaar, Michelle Talsma en Henk van Norel. Test Kansrijkdom-module Natuur voor Waternood in NoordNederland 12/30 Halem, Doris van, Jasper Verberk, Gary Amy en Hans van Dijk. Ondergrondse ijzer- en arseenverwijdering voor drinkwaterzuivering in Bangladesh 19/35 Haye, Michelle de la, Edwin Verduin, Ciska Blom en Gert Everaert. Zijn natuurvriendelijke oevers effectief voor de KRW? 25-26/42 Heijkers, Joost, Maarten-Jan Kallen en Roger de Crook. Bouw van de Neerslagdatabank Midden-Nederland 2/47 Heijkers, Joost en Geert-Jan Nijsten. Een statistisch gefundeerde en dus prakmagische aanpak voor monitoring verdrogingsbestrijding 7/36 Hellmann, Fritz en Jan Vermaat. Het effect van klimaatverandering op de waterhuishouding en nutriëntenstromen in veenweidepolders 3/25 Hermsen, Annicka, Maria Maessen, Edwin van der Pouw en Jan Hendriks. Veldstudie naar belasting diffuse bronnen op stedelijk oppervlaktewater 13/43 Hermus, Marion, Daan Besselink, Janet Olthof en Victor Beumer. Waterberging en natuur: voorspelling lokale overstromingseffecten 7/29 Hijnen, Wim, Emile Cornelissen, Hilde Prummel en Dick van der Kooij. Biofouling spiraalgewonden membranen al bij lage concentraties afbreekbare stoffen in voedingswater 1/38 Hijnen, Wim, Trudy Suylen, Jan Bahlman en Gert Jan Medema. Actievekoolfiltratie als barrière voor micro-organismen in drinkwaterbereiding 8/40 Hofman-Caris, Roberta, Erwin Beerendonk, Karin LekkerkerkerTeunissen en Ton Knol. UV/H2O2-behandeling met actievekoolfiltratie voor robuuste verwijdering microverontreinigingen 8/44 Hosper, Harry, Roelf Pot en Rob Portielje. Meren en plassen in Nederland: toestand, trends en hoe verder? 7/25 Huysman, Koen, Koen Joris en Stephan van de Wetering. Optimalisatie arseenverwijdering op waterproductiecentrum Oud-Turnhout 24/37

J

Emmerik, Willie van en Martin Kroes. Voorstellen voor verbetering KRW-vismaatlatten voor M-typen 1/36 Engels, Bart, Joost van der Pol, Miquel Lurling en Guido Waajen. Blauwalgen weg na herinrichting dorpsvijver Heesch 7/32 Eschauzier, Christian, Petra Scholte-Veenendaal en Pim de Voogt. Concentraties en gedrag van geperfluorideerde verbindingen in het drinkwaterproductieproces 20/43 Evers, Niels, Ronald Gylstra, Ton Ruigrok en Ton Schomaker. Regionale toepassing rekeninstrument EEE2 geeft beter overzicht van effecten KRW-maatregelen 23/27

Jansen, Hans, Adrie Otte, Victor van den Berg en Arjan Messelaar. Beoordelingsmethode waterkwaliteitsspoor riooloverstorten 10/30 Jansen, Peter, Cees Kwakernaak en Erik Querner. Perspectief voor een zelfvoorzienend watersysteem in de Veenkoloniëen 9/34 Jansen, Stefan, Roelof Stuurman en Jan Gerritse. Nitraatverwijdering uit drainagewater; veldproeven in project Puridrain 20/39 Janssen, Gijs, Jasper Griffioen, Bas van der Grift en Piet Groenendijk. 3D-modellering van nutriëntentransport door bodem en grondwater 6/27 Jong, Ron, Janneke Duiven, Gea Terhorst en Koos Baas. Implementatie onderzoek naar fosfaatvrije antiscalant 19/39

G

K

E

Gaillard, Amor, Joop Baltussen, Berend Reitsma en Cora Uijterlinde. Tolueenvorming bij de opslag van zuiveringsslib

10

Auteur

H2O / 02 - 2012

4/33

Koenders, Peter, Arie de Niet, Sabrina Koning en Synco Tee. Rwzi Westpoort bespaart energie en kosten met WOMBAT Koopmans, Gerwin, Wim Chardon, Paul Belder en Bert-Jan Groenenberg.

23/38


index H2O 2011 Auteur

Editie/Pagina

Verwijdering van fosfaat uit bodemwater met ijzerzand: de omhulde drain Kok, Arjen, Frans Schaars, Michel Groen en Esben Auken. Geofysica vanuit de lucht levert veel informatie op

20/35 19/32

L

Lageman, Reinout en Wiebe Pool. Elektrokinetische schermen tegen intrusie zout water 21/45 Langeveld, Jeroen, Arjo Hof, Rien de Ridder en Floris Boogaard. Resultaten onderzoeksproject regenwater Almere 2/41 Leeuwen, Kees van, Jos Frijns, Annemarie van Wezel en Frans van de Ven. Duurzaamheid stedelijke waterketen af te leiden uit 24 indicatoren 13/35 Lut, Maarten en Edwin Blaauwgeers. Nieuwe reinigingsmethode voor drinkwaterleidingen: ice pigging 21/48

M

Maandag, Hanneke en Sebastiaan Schep. Handvatten voor systematische beoordeling maatregelen KRW-waterlichamen 14-15/37 Mark, Ed van der, Ferry Roman, Luc Zandvliet en Toine Ramaker. Ruim tien jaar wateronderzoek: een statistische goudmijn 18/34 Matla, Erik, Mirjam Stark, Michel Braad en Evert Aukema. Uitvoering watertoets bij aanpassing Wilhelminakanaal 14-15/31 Meij, Thomas de en Jos von Asmuth. Correctie van eigen luchtdrukmetingen is noodzakelijk 4/29 Mulder, Mirabella, Jos Frijns, Ad de Man en Henri Maas. Afvalwaterzuivering: energie onder één noemer 11/31

N

Netten, Jordie en Edwin Peeters. Winterweer kan effectiviteit van KRW-maatregelen beïnvloeden 16/34

O

Oosterhuis, Mathijs, Alberta Groteboer en Peter van der Wiele. Emissie geneesmiddelen bij de bron aanpakken 9/30 Oosthoek, Jaap en Julian Maijers. Optimalisatie van waterinlaat met een fosfaatmodel 25-26/39

P

Peijenbroek, Peter van, Peter Cleij en Hans Visser. Afname eutrofiëring stagneert 9/27 Petri, Coert, Frank Jansen, Hans Wouters en Peter Wessels. Luchtspoeling van ondergedompelde MBR’s bij laag water effectief 13/46 Pinxteren, Rob van, Daniëlle Helmendach-van Ham en Albert de Jonge. Nieuwe test met ultrasone slibdesintegratie op rwzi Willem Annapolder 22/43 Poelen, Moni, Leon van den Berg, Ronald Bakkum en Leon Lamers. Quickscan voor inschatting interne nutriëntenmobilisatie 22/39 Pouw, Edwin van der, Mario Maessen en Jack Hemelraad. Is ecologisch herstel van ondiepe plassen goed te modelleren? 14-15/34

Auteur

Editie/Pagina

S

Scholte Veenendaal, Petra, Job Rook, Jacques van Alphen en Jan Peter van der Hoek. KRW-spagaat: een integrale benadering vanuit de watercyclus 22/29 Schuurmans, Hanneke en Jeroen de Koning. Buienradar voor de waterbeheerder 17/27 Siegers, Wolter, Stephan van de Wetering, Peter van Dinther en Dick van der Kooij. Verwijdering deeltjes met ultrafiltratie verlaagt snelheid van biofilmvorming 3/37 Sival, Francisca, Hans Stevens, Eric Castenmiller en Jac Peerboom. Zuivering van drainwater in een beekbegeleidend rietmoeras 6/30 Slaats, Nellie, George Mesman, Ralph Beuken en Bonnie Bult. Leidingnetbeheer verbindt drink- en afvalwatersector 11/37 Smit, John en Luit Wiersum. Verminderen van kalkafzetting in percolaat van waterzuivering 11/46 Stuyfzand, Pieter, Femke Rambags, Sander de Haas en Piet van der Hoeven. Inzicht in kwaliteit en kwantiteit grondwateraanvulling dankzij 59 jaar Castricumse lysimeterwaarnemingen 17/30 Stuyfzand, Pieter, Frans Schaars en Kees Jan van der Made Multitracering herkomst brakke en zoute grondwateren nabij waterwingebied Monster 23/34

T

Teunissen, Mieke en Arjan Borger. SHARON steekt de grens over 22/32 Thienen, Peter van, Roberto Floris, Sidney Meijering en Jan Vreeburg. Gedrag van deeltjes in drinkwater tijdens transport in beeld gebracht 23/31 Tuinen, Ebbing van, Ton Drost en Leo Joosten. Verkenning zoetwatervoorziening rivierengebied 16/30

V

Veldhuizen, Henry van, Mike van Boldrik, Egbert van ’t Oever en Piet Tessel. Kostenbesparing door reductie van discrepantie 11/41 Vergouwen, Lideke, Barry Pieters en Bert Palsma. Geneesmiddelen in afvalwater: aanpak bij zorginstellingen of woonwijken? 18/27 Vergouwen, Lideke, Mattijs Hehenkamp, Henry van Veldhuizen en Rob Breedveld. Gebiedsstudie geneesmiddelen in de provincie Utrecht 24/40 Vogelaar, Ad en Mirjam Blokker. Australisch model voor sedimentophoping getoetst op Nederlands drinkwaternet 6/36 Voorthuizen, Ellen van, André Visser, Frank Brandse en Cora Uijterlinde. Praktijkonderzoek naar oorzaken schuimvorming in slibgistingstanks 9/37

W

Querner, Erik, Tristan Bergsma, Henny van Lanen en Cees Kwakernaak. Lagere Rijnafvoer bij veranderingen in klimaat en landgebruik 25-26/31

Wiegant, Wim, Wim Koopmans, Dragan Knezevic en Cora Uijterlinde. Nieuwe technieken in de water- en slibketen 4/36 Wielen, Paul van der en Dick van der Kooij. Omvang en oorzaak overschrijving kwaliteitseisen door nagroei in drinkwater 22/36

R

Z

Q

Reitsma, Berend, Ronnie Berg, Frank Brandse en Hans Geerse. Nieuwe slibeindverwerking in Noord-Nederland: slibdroging met restwarmte of een ‘slibenergiefabriek’ 19/29 Riel, Wouter van, Daniel Tollenaar en Frans van de Ven. Wateroverlast en onzekerheid: een integraal perspectief 13/39 Rimbaud, Mark Kerkhoff en Leo van Wee. Bakelse Plassen geschikt voor waterconservering? 25-26/35 Rozemeijer, Joachim, Christian Siderius, Marc Verheul en Hella Pomarius. Verspreiding inlaatwater in beeld met nieuwe tracer 12/33

Zuidam, Jeroen van, Ernst Raaphorst, Bas van der Wal en Edwin Peeters. Herstel van ondergedoken watervegetaties in sloten: het belang van overlevingsorganen 10/33 Zuurbier, Koen, Niels Hartog, Johan Valstar en Eric van Nieuwkerk. Sterk verbeterde analyse van interactie warmte/koude-opslag en verontreinigd grondwater 3/33

H2O / 02 - 2012

11


12

H2O / 02 - 2012


*thema

Afb. 2: Scenario Activeren: 86 procent activeren, 14 procent direct afboeken.

Afb. 3: Scenario Ideaal complex: volledig direct afboeken.

Activeren te kunnen dekken, moeten de inkomsten sneller stijgen dan de lasten: de baten gaan voor de lasten uit (zie afbeelding 4). Het overschot op de begroting stroomt door naar de bestemmingsreserve wat tot een saldo in 2040 leidt van circa 11 miljard euro: een saldo dat in de daaropvolgende periode nodig is om de verder stijgende lasten te kunnen dekken. Dit alles is niet het geval bij het scenario Ideaal complex, waarin de inkomsten uit de rioolheffing gelijk oplopen met het lastenpatroon.

Bedragen in miljard euro

Lasten versus inkomsten 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 2010

2020

Lasten ACT

2030

2040

Inkomsten ACT

2050

2060

Lasten=Inkomsten IC

Afb. 4: Lastenpatroon voor scenario’s Activeren en Ideaal complex.

begroting, betekent dit dat de bestemmingsreserve in theorie niet wordt gevuld. In de situatie dat de spaarvoorziening onvoldoende saldo heeft om een investering direct af te boeken, wordt het restant van de investering als boekwaarde geregistreerd. Zodra de voorziening zich weer vult, wordt de boekwaarde versneld afgelost. De rentelasten blijven hiermee tot een minimum beperkten; daar zit de winst (zie afbeelding 3).

Rekenresultaten

Tabel 1 geeft de rekenresultaten weer. Bij het scenario Activeren nemen de lasten geleidelijk toe van 1,22 miljard euro in 2010 naar 2,96 miljard in 2070 (zie afbeelding 4). Bij het scenario Ideaal complex nemen de lasten vanaf 2010 weliswaar sneller toe, maar deze blijven vanaf 2020 constant op een niveau van 2,28 miljard euro. Om de hoogoplopende lasten bij het scenario

Tabel: Rekenresultaten (bedragen in miljarden euro’s met uitzondering van de rioolheffing).

Bedragen in miljard euro

uitgaven

lasten

inkomsten rioolheffing (in euro) stijging bestemmingsreserve spaarvoorziening rentelasten boekwaarde

Activeren

Ideaal complex

2010

1,61

2020

1,71 1,97

maximaal 2010 2020 maximaal 2010 2020 2010 2020 % jaar 2010 2070 2020 2070 2010-2070 2070

opinie

1,22 1,79 2,99 1,28 2,42 167 318 6,65 10 1,00 1,00 0,35 0,35 38,90 21,89

1,27 2,28 2,28 1,28 2,28 167 300 6,05 10 0,00 0,00 1,35 1,35 11,00 0,00

Het is richting 2020 een redelijke nek-aan-nek race tussen beide scenario’s, maar de rioolheffing van 318 euro voor ‘Activeren’ verliest het in 2020 duidelijk van de rioolheffing van 300 euro bij ‘Ideaal complex’ (zie tabel). Dit voordeel komt vooral voort uit de veel lagere rentelasten over de beschouwde periode (11 versus bijna 39 miljard euro). Bovendien blijft het scenario Activeren wel zitten met een restboekwaarde van 21,9 miljard euro in 2070. Bij een aantal heffingseenheden van 7,6 miljoen komt dit verschil in rioolheffing in 2020 voor de BV Nederland neer op een besparing van ruim 135 miljoen euro per jaar op de benodigde inkomsten. Hiermee wordt aan de individuele besparingsopgave voor gemeenten op grond van het Bestuursakkoord Water voldaan.

Conclusies

De aandacht voor de besparingsopgave uit het Bestuursakkoord Water is voornamelijk gefixeerd op de lastenontwikkeling tot 2020. De uitgevoerde berekeningen tonen aan dat een slimme manier van financiering van de rioleringsuitgaven op basis van directe afboeking een grote kostenbesparing voor de Nederlandse burger in 2020 kan bewerkstelligen in de vorm van een lagere rioolheffing. De te behalen kostenbesparing is ongeveer gelijk aan de besparingsopgave voor de individuele taken van de gemeenten, namelijk ruim 135 miljoen euro. Het realiseren van dit resultaat vraagt wel om spoed. Een landelijke ommezwaai in de huidige wijze van kostendekking is pas vanaf 2013 te bewerkstelligen. De berekeningen gaan echter uit van het jaar 2010 als startjaar. Haast is dus geboden. Jan Zuidervliet (Arcadis)

H2O / 2 - 2012

27


Stoelendans tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven Het Rijk dringt sterk aan op besparingen in de waterketen. Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft vorig jaar nadrukkelijk de opdracht neergelegd bij gemeenten en waterschappen om samen tot 450 miljoen euro besparingen te komen. Daarmee is de drinkwatersector voorlopig buiten de deur gehouden. De uitdaging is urgent, want in het NBW is ook opgenomen dat bij het uitblijven van voldoende resultaten via veranderd wettelijk kader en regelgeving bezuinigingen zullen worden opgelegd. Meer waterveiligheidsmaatregelen zijn noodzakelijk in het anticiperen op de klimaatverandering. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor gemeenten en waterschappen? Aldus Gerard Boks van het adviesbureau Balance. Hij reageert hieronder indirect ook op het artikel over het Bestuursakkoord Water van Hans Middendorp en Peter Vonk in H2O nr. 23 van 25 november jl.

D

e afvalwaterketen bestaat uit het transport van afvalwater door het riool van huis naar de zuivering en het zuiveringsproces op de afvalwaterzuivering. Ook regenwater verdwijnt meestal via dezelfde rioolbuis. Op het eerste gezicht lijkt er geen acuut probleem. De Nederlandse riolering scoort hoog in de Europese benchmarkstudies. Wél is het zo dat op grond van verandering van klimatologische omstandigheden hogere waterveiligheidseisen worden gesteld aan het huidige rioolstelsel, wat daar qua functie ten aanzien van vasthouden, bergen en afvoeren, op termijn niet meer aan kan voldoen. De wijze van opvang en verwerken van overtollig regenwater en grondwater komen hoog op de politieke en bestuurlijke agenda’s te staan. De problematiek vraagt een nieuw watersysteemontwerp met meer ruimte voor water en een adequate fysieke watersysteembouw met een sterke positionering in de afvalwaterketen c.q. waterketen. Hierbij spelen gevoelige keuzes een rol. De investeringsplannen en het beleid ten aanzien van de juiste vervangingsstrategie riolering zullen de komende 20 tot 30 jaar een behoorlijke verandering moeten ondergaan. Een groot percentage van alle riolering is als gevolg hiervan eerder aan vervanging toe en/of zal moeten worden omgebouwd naar een nieuw vuil-, schoon- en drainage/infiltratiesysteem. Afschrijvingstermijnen van gemiddeld 60 jaar zullen terug moeten worden gebracht naar maximaal 30 jaar. Dit heeft als voordeel dat minder kapitaalslasten gaan ontstaan, en als nadeel dat op korte termijn meer zal moeten worden geïnvesteerd. Het genereren van nieuwe investeringsbronnen wordt de komende decennia een belangrijk onderwerp. De uitdaging is urgent, want bij het uitblijven van voldoende resultaten via veranderend wettelijk kader en regelgeving zullen vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water bezuinigingen worden opgelegd. De gemeenten en waterschappen zijn dus verplicht om te komen met voorstellen voor kostenreductie in de afvalwaterketen. Kostenreductie is nodig om de autonome kostenstijgingen op te vangen. De vervangingsinvesteringen voor de komende 20 jaar worden ruwweg geraamd op circa 600 miljoen euro per jaar. In het Feitenonderzoek (2010) is becijferd dat een jaarlijkse besparing

28

H2O / 2 - 2012

van maximaal 550 miljoen euro haalbaar is op het totaal aan investeringen en de exploitatie in de waterketen vanaf 2020. Het Nationaal Bestuursakkoord Water stuurt voorlopig aan op een besparing van 380 miljoen euro (middenscenario) per jaar vanaf 2020. Nu moet de omslag gemaakt worden ‘van inspanning naar resultaat’. Naast samenwerkingsvoordelen zal ook kritisch moeten worden gekeken naar de resterende investeringen voor de basisinspanning voor het rioolstelsel en het verdergaand scheiden van afval- en regenwater en naar de investeringen in renovatie, vernieuwing en exploitatie van rioolleidingen. De veronderstelling dat door kleine waterzuiveringen op te schalen naar grote ‘zuiveringsfabrieken’ grote besparingen kunnen worden gerealiseerd, is zeker niet vanzelfsprekend: waterzuiveringen hebben een lange economische levensduur en het voortijdig vervangen van een waterzuivering door een moderne en efficiëntere awzi leidt vaak tot veel extra frictiekosten. In deze beschouwingen behoren ook bestaande rioolgemalen in gemengd gerioleerde gebieden. Gemeenten kunnen door optimalisatie van hun inzameling en transport in de afvalwaterketen (goed scheiden en aanleg afvalwatertransportsysteem), de watersysteemopbouw met gemalen eenvoudiger en goedkoper realiseren, onderhouden en beheren. Door regenwater in het gebied vast te houden en niet te transporteren naar de zuivering, ontstaan nieuwe mogelijkheden voor wijken met gebiedseigen en schoon water met voldoende drooglegging. In combinatie met de aanleg van drainage en infiltratiesystemen kunnen de over- en onderlastsituaties van grondwater worden bestreden en een vuist worden gemaakt tegen overstromingsrisico’s.

Koppeling regenwater met afvalwaterketen

Vanuit het gezichtspunt van een gemeente bestaat een duidelijke en sterke koppeling tussen het bovengronds beheer en onderhoud van de openbare ruimte (wat bij uitstek een taak van de gemeente is) en het beheer en onderhoud van de riolering als onderdeel van de afvalwaterketen. De afvoer

van regenwater dat in de openbare ruimte valt, vraagt om een flink grotere dimensionering van de rioolbuis dan nodig is voor alleen de afvoer van het huishoudelijke afvalwater. Als vuistregel geldt bij een gemengd stelsel dat een bui die zeven millimeter neerslag oplevert, nog net in het riool kan worden geborgen. Bij grotere regenbuien komt het rioolwater in een bergbezinkbassin (twee millimeter additionele berging) en bij nog grotere piekbuien gaat het overschot aan neerslag via een bergbezinkbassin en overstort naar het oppervlaktewater. Grote bergbezinkbassins zijn zo ontworpen dat voornamelijk het hemelwater met lamellenafscheider wordt overgestort in de sloot. Dit zijn hoge investeringskosten. Het regenwater kan ook worden afgekoppeld naar bijvoorbeeld een wadi, sloot of draintank (voor dakafvoer) of Aquaflow (waterdoorlatende bestrating), zodat het riool minder schoon regenwater hoeft af te voeren, maar zulke investeringen kosten ook geld. Ook de verwerking van een grote hoeveelheid verdund vuil water dat de waterzuivering moet passeren is lastig, want de bacteriën in de afvalwaterzuiveringsinstallaties doen het beter bij een meer geconcentreerde vuilwateraanvoer.

Gemeenten: uitstel vervangingsinvesteringen, schrappen verbeteringen

De conclusie uit het artikel ‘Bestuursakkoord Water zet zaak op scherp’ is dat de gemeenten fors moeten snijden in de jaarlijkse investeringslasten om de taakstelling te bereiken, maar tegelijkertijd meer moeten werken aan duurzaamheid en waterveiligheid. Kortom meer doen voor minder geld. Het herijken, prioriteren en temporiseren van geplande investeringen wordt de belangrijkste opdracht om de voorgenomen kostenbesparingen van 210 miljoen euro te realiseren. Dit kan alleen door minder geld uit te geven. De consequenties zijn groot. Uitgaande van het gegeven dat ongeveer driekwart van de investeringen in feite vervangingsinvesteringen zijn, en slechts een kwart echte verbeterinvesteringen, dan is het bijna onvermijdelijk dat de besparingen zullen worden gevonden in het uitsmeren van de vervangingsinvesteringen over een langere termijn, en het schrappen van de meeste verbeterinvesteringen. Vooral


opinie

maatregelen als bergbezinkbassins, wadi’s en afkoppelen van verhard oppervlak, die een belangrijk positief effect hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater, zullen dan veel te duur blijken.

Waterschappen: geen ruimte voor innovatie

De ontwikkelingen in de waterzuiveringstechnologie zijn momenteel in een stroomversnelling. Het terugwinnen van warmte uit rioolwater en het terugwinnen van fosfaat, het verwijderen van stikstofverbindingen (nitraat, ammonium) en ontwerpen van een afvalwatertransportsysteem wordt op steeds grotere schaal gedaan door verschillende waterschappen. Hier lijkt vooral besparing te kunnen worden gerealiseerd door het delen van kennis. Opvallend hierbij is dat de waterschappen de technologie zelf in de hand lijken te willen houden en zo min mogelijk gebruik willen maken van PPS-constructies, terwijl in het buitenland succesvolle voorbeelden voor handen zijn. Het dilemma bij het ontwerpen van een nieuwe zuivering is dat de economische levensduur vaak 40 jaar of meer is. Maar wat doe je als er over vijf jaar een nog veel efficiëntere techniek op de markt komt? Adaptief beleid voeren, voorinvesteren in het ontwikkelen innovatieve kennis? Op dat punt kunnen de waterschappen veel leren van de drinkwatersector. Deze heeft de laatste 20 jaar op internationale schaal veel ervaring opgedaan op het gebied van ontwikkeling en toepassing van hoogwaardige technologische kennis. Waterschappen moeten vanaf 2020 per jaar 170 miljoen euro besparen van de huidige 1,3 miljard die in Nederland aan waterzuivering wordt uitgegeven. Je kan zien aankomen dat de waterschappen deze

bezuiniging van 170 miljoen euro lastig kunnen waarmaken uit verdere optimalisering van awzi’s, laat staan dat er investeringsruimte is om nieuwe, moderne zuiveringen te bouwen om bijvoorbeeld fosfaat en energie terug te winnen. En dat brengt de waterschappen in een spagaat: niet investeren is maatschappelijk ongewenst (roep om duurzaamheid); wel investeren komt als een boemerang terug bij de waterschappen als over een paar jaar blijkt dat alsnog besluiten om de afvalwaterzuivering over te hevelen naar het bedrijfsleven of drinkwaterbedrijven.

Insteek vanuit waterketenbedrijven

In de drinkwatersector zijn de vele gemeentelijke nutsbedrijven geconsolideerd tot tien grote drinkwaterbedrijven. Verdere omzetgroei door verhoging van de omzet van leidingwater of door het opkopen van concurrerende bedrijven lijkt nauwelijks een reële mogelijkheid. De drinkwaterbedrijven zoeken daarom groei door uitbreiding van hun waterleidingactiviteiten naar de afvalwaterketen of naar andere activiteiten buiten de drinkwatersector (bijvoorbeeld energie voor Waternet). Het ligt in de verwachting dat als (drink) waterketenbedrijven eenmaal het beheer en onderhoud van de afvalwaterzuivering en de riolering hebben overgenomen, zij nog eens scherp gaan kijken naar de geplande investeringen. Wanneer je je realiseert dat bij ongeveer 80 procent van de rioolvervanging eveneens het onderhoud aan de openbare weg wordt meegenomen, betekent dit dat bij het losknippen van het rioolbeheer van de rest van de gemeentelijke taken in de openbare ruimte een aanmerkelijk verlies aan synergie optreedt.

De winst in de samenwerking in de waterketen zit hem dan ook niet in de riolering, maar in het koppelen van de zuivering. Het is toch vreemd om gezuiverd afvalwater met een (gegarandeerde) vaste kwaliteit te lozen op het oppervlaktewater, terwijl de drinkwatersector in een aantal gevallen oppervlaktewater inneemt en allerlei investeringen moet doen om een constante kwaliteit van dat water te garanderen. Denk bijvoorbeeld aan de spaarbekkens in de Biesbosch en de lange transportleidingen voor het ‘ruwe’ water. Dat het technisch mogelijk is en financieel haalbaar om afvalwater op te werken naar drinkwater, bewijst de praktijk in bijvoorbeeld Singapore, maar ook in een stad als Berlijn.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat gemeenten momenteel vooral besparingen kunnen vinden in het uitsmeren van investeringen en in een grotere efficiëntie door opschaling naar regioniveau en het samenvoegen van teams van rioleringsmedewerkers of materiedeskundigen. Waterschappen zitten in de spagaat van enerzijds wel investeren in beter renderende waterzuiveringen enerzijds en het uitsmeren van investeringen anderzijds. Ik adviseer het waterschap om daarin een heldere keuze te maken en voor het beheer en onderhoud aan gemalen en riolen de samenwerking te blijven zoeken met de gemeenten, maar in tegenstelling tot wat nu veelal gebeurt, om voor de zuivering de samenwerking te zoeken met de drinkwaterbedrijven. Zij hebben veel kennis en expertise en (op termijn) een belang in het te lozen effluent. Gerard Boks (Balance) H2O / 2 - 2012

29


Duurzaam waterbeheer (2) .... In H2O nr. 21 van 28 oktober 2011 gaven Gert Koot en Bjartur Swart een aanzet voor een discussie over de definiëring van duurzaam waterbeheer. Zij constateerden dat het nodig is om aandacht te besteden aan de doelen van duurzaam waterbeheer voordat een specifieke maatregel als duurzaam gepresenteerd zou mogen worden. Eind december kon u in dit vaktijdschrift de eerste bijdrage lezen. Nu leveren Johan Blom en op de volgende pagina Govert Geldof een bijdrage aan deze discussie.

E

en discussie over duurzaamheid moet beginnen met een uitleg van het begrip. Er is een veelheid aan definities en invullingen. Hier beschouw ik duurzaam als synoniem van bestendig, solide en betrouwbaar. Vanuit deze invulling van duurzaamheid is het belangrijk om te constateren dat een fundamentele spanning bestaat tussen het bewonen van een rivierdelta en duurzaam waterbeheer. Een rivierdelta is voedselrijk. Het vruchtbare sediment wat door rivieren wordt afgezet, is vruchtbaar. Het is dus erg verleidelijk om gronden te ontginnen en te gebruiken voor landbouw. Landbouw vraagt om zoet water. Dijken zijn nodig voor het binnen houden van zoet water en het buiten houden van zout water. Na het aanleggen van dijken kan het sediment het land niet meer bereiken. Door het te ontwateren klinkt de bodem in. De daling van het maaiveld als gevolg van bedijking heeft in het vorige millennium geleid tot een sedimenttekort van zo’n 13 miljard kubieke meter volgens een rapportage van Delfland ten opzichte van de zeespiegel. Hiermee is het mogelijk om (volgens een rapportage van Deltares) duurzaamheid voor het waterbeheer in Nederland nader te definiëren. Redenerend vanuit historisch perspectief kan worden geconstateerd dat het Nederland met het huidige waterbeheer een beperkte houdbaarheid heeft. Uiteindelijk zullen door de combinatie van bodemdaling en zeespiegelstijging delen van Nederland prijsgegeven moeten worden. Echt compromisloos duurzaam zal het waterbeheer daarom in laaggelegen delen van een bewoond Nederland dus nooit worden. Geen zwart/wit onduurzaam/ duurzaam maar veel schakeringen van grijs min of meer duurzaam waterbeheer. Duurzaamheid kan voor Nederland wel echter concreter worden gemaakt als het zo lang mogelijk veilig leefbaar houden van Nederland. Vanuit een ander perspectief kan deze concretisering ondersteund worden. Onlangs is door Deloitte een onderzoek uitgevoerd onder 100 Nederlandse commissarissen van beursgenoteerde bedrijven, publieke instellingen en middengrote bedrijven. De commissarissen blijken onder duurzaamheid vooral verantwoord risicomanagement, beperken van verspilling en het ‘zorgen voor een leefbare samenleving’ te verstaan. Deze elementen komen terug in het streven naar een langdurig veilig leefbaar Nederland. Als het waterbeheer hier een bijdrage aan levert, kan het beschouwd worden als duurzaam. Dit is natuurlijk maar één mogelijke invulling

30

H2O / 2 - 2012

van duurzaam waterbeheer. Deze invulling maakt het echter wel mogelijk om een groot aantal waterbeheermaatregelen te ordenen. Als een maatregel bijdraagt aan het langdurig veilig leefbaar houden van Nederland, kan hij als duurzaam worden gekwalificeerd. In de beschouwing van Deltares waarnaar eerder werd gerefereerd, dringt deze organisatie aan op het drastisch verhogen van de grondwaterstand en het verhogen van het maaiveld. Dit zou duurzamer moeten zijn dan bemalen. Deze maatregelen zijn echter zeer ingrijpend en hebben een impact op de manier waarop we in Nederland kunnen leven. Dit geeft weer hoe lastig het is om duurzaam

waterbeheer daadwerkelijk een leidend principe te laten zijn. Ik ben niet ingegaan op andere onderwerpen die geassocieerd worden met duurzaamheid. Zo is een discussie over de weging van verschillende aspecten naast water wenselijk. Een interessant voorbeeld hiervan is de afweging tussen energie- en watergebruik. Concreet: is koelen met grondwater niet veel duurzamer dan koelen met elektrische energie (airco’s)? Ik laat beantwoording van deze vraag graag over aan een eventuele volgende auteur. Johan Blom (Tauw)


opinie .... vooral een kwestie van praktische wijsheid De oproep om duurzaam waterbeheer doelgericht te maken is een goed idee. Ik ben het met Gert Koot en Bjartur Swart eens dat te gauw vanuit een automatisme het label duurzaam op een maatregel wordt geplakt zonder dat daar kritisch over wordt nagedacht. Hoe vaak hoor je niet opmerkingen als: “Ik leg een wadi aan, dus ben duurzaam bezig.” In mijn reactie poneer ik zes principes voor duurzaam waterbeheer. Enigszins voor de vuist weg en kort door de bocht. Het zijn geen harde doelen, maar ze reiken werkrichtingen aan. De eerste vijf richten zich vooral op water, de laatste op de houding die we zelf hebben.

P

rincipe 1: produceer grondstoffen. Dit sluit aan op wat Johan Blom in zijn reactie schrijft over het onderzoek onder 100 commissarissen. “Beperk de verspilling.” Lucas Reijnders stelde vorig jaar in een interview voor de Volkskrant dat we 98 procent van onze grondstoffen verspillen. Overduidelijk niet duurzaam. Vooral in de waterketen kunnen we tot enorme verbetering komen, want de begrippen afval en afvalwater bestaan straks niet meer. Waterbeheerders worden producenten van grondstoffen, waarbij water zelf ook steeds meer het

label ‘grondstof’ krijgt, vooral in aride gebieden. Principe 2: houd entropie laag. Op het gebied van energie gaat de komende jaren veel veranderen en zelf denk ik dat we ons (opnieuw) moeten laten inspireren door de tweede hoofdwet van de thermodynamica. James van Lidth de Jeude, oud-burgemeester van Deventer, formuleerde deze ooit als volgt: “Het is eenvoudiger vissoep te maken van vis dan vis van vissoep.” Waarom eerst allemaal waterstromen mengen om deze later met grote inspanning weer te scheiden? Als we er tevens in slagen zonne-energie goed aan te wenden, kunnen we zelfs in diepe polders blijven wonen, tot aan een zeespiegelstijging in de orde van grootte van drie meter. Principe 3: versterk de oriëntatie op de voedselcycli. Of we als mensen een plek op de aardbol kunnen behouden, hangt sterk af van de wijze waarop we de voedselcycli organiseren. Water speelt daarin een belangrijke sturende rol. Door de verbinding tussen water en voeding nadrukkelijker te maken, krijgt water een sterkere maatschappelijke inbedding, want mensen die niets met water hebben, hebben wel een verhaal met voeding. Voeding ordent. Ook komt de volksgezondheid dan scherper in beeld. Staan we bijvoorbeeld toe dat antibioticaresistente bacteriën de waterkringloop kunnen binnendringen? Principe 4: werk aan robuuste veiligheid. De manier waarop we de waterveiligheid in Nederland vormgeven is veel te ingewikkeld. Dat geldt zowel voor de binnenwateren als voor kusten, rivieren en estuaria. We raken verstrikt in ontwerprichtlijnen, overschrijdingskansen, overstromingskansen, watertoetsen, een juridische spaghetti en ondoorgrondelijke statistiek. Ik merk dat zelfs experts aan elkaar moeten uitleggen hoe het zit en daar niet of nauwelijks in slagen. Ik zie ingewikkeldheid als één van de grootste bedreigingen van duurzaamheid, want het schrikt bestuurders af en werkt afstotend voor studenten. De contramal voor ingewikkeldheid is complexiteit, een spannende ruimte waarin veel te ontdekken is en waarin we begrippen als robuustheid en multifunctionaliteit omarmen. Die moeten we opzoeken. Principe 5: geef adaptief waterbeheer vorm. Het huidige beheer en onderhoud is vooral gebaseerd op uitgangspunten voor rationeel beheer, ooit in de jaren ‘80 overgevlogen vanuit de Verenigde Staten. Rationeel beheer

is normgericht en beperkt zich tot kerntaken. Het slaat een wig tussen beleid en ontwerp enerzijds en beheer en onderhoud anderzijds. Van deze werkwijze is de houdbaarheidsdatum reeds enige tijd gepasseerd. Voor een duurzame ontwikkeling biedt adaptief beheer betere perspectieven. Essentie van adaptief beheer is dat kwaliteit van leven centraal gesteld wordt en beheerders interesse tonen in wat zich in de realiteit afspeelt, in plaats van dat ze zich doodstaren op normen. De grootste geldverspilling komt voort uit gebrek aan gevoel voor realiteit. Principe 6: toon praktische wijsheid. Aristoteles formuleerde ooit drie dimensies voor praktische wijsheid: Logos, pathos en ethos. Dit is nog steeds een zinvolle indeling. Bij Logos gaat het erom op logische wijze te redeneren. In de hiervoor genoemde vijf principes voor duurzaamheid zit een zekere logica. Maar dan ben je er nog niet. Je hebt ook pathos en ethos nodig. Pathos vraagt om inleving - het tonen van oprechte interesse en gevoel - en ethos heeft betrekking op positie en ervaring. Ethos bouw je op in de loop van je professionele bestaan. Als we duurzame watersystemen nadrukkelijk op het maatschappelijke menu willen zetten, zullen we alle drie dimensies in het spel moeten brengen. Ik merk echter dat we ons tegenwoordig vrijwel beperken tot Logos. We studeren en studeren op maatregelen totdat we met zekerheid weten dat deze de meest optimale oplossing bieden. Dat smoort enthousiasme en innovatie in de kiem. Maar het kan anders. Govert Geldof (Adviesgeuzen.nl)

Oproep

Duurzaamheid komt steeds vaker in de H2O-kolommen voor. Het onderwerp speelt ook een belangrijke rol in het waterbeheer dat zich automatisch op de toekomst richt. Daarom nodigt de redactie u uit om met ons mee te denken over de (on)duurzaamheid van het Nederlandse waterbeheer. Vind u het een zinvolle discussie? Heeft u suggesties voor onderwerpen? Of wilt u zelf een opiniestuk schrijven? U kunt uw bijdrage sturen naar h2o@nijgh.nl.

H2O / 2 - 2012

31


waternetwerken

KNW gaat digitaal kennis delen Niet voor niets heette het najaarscongres van Waternetwerk 'Water wordt digitaal'. Want KNW wil voortaan zoveel mogelijk van zijn bijeenkomsten op video vastleggen en via internet beschikbaar maken. “Op die manier gaat kennis niet verloren”, vertelt Stefan Flos, eigenaar van H2Video dat de webvideo’s voor KNW verzorgt. Flos komt zelf uit de watersector en organiseert congressen en bijeenkomsten. “Een paar jaar geleden heb ik een eigen spreekbeurt op video laten vastleggen, vanuit de gedachte: als je dat niet doet, dan hebben mensen achteraf alleen wat kopietjes van een presentatie met hun aantekeningen en de rest gaat verloren. Dat is kapitaalvernietiging, zeker als je kijkt naar de kosten die de bezoekers maken om naar een bijeenkomst te komen. Tijdens het najaarscongres hebben we een groot deel van de dag op video vastgelegd. Dat is nu op internet terug te vinden. Toen is het idee ontstaan om meer bijeenkomsten van KNW op te gaan nemen.”

Het grote voordeel is dat kennis altijd en overal beschikbaar is. Maar ook voor KNW zelf is het interessant, zegt Flos. “We hebben een aantal sessies over waterinnovatie in het Engels vastgelegd. Dat laat zien wat je als club in huis hebt. Daarnaast is het vastleggen ook handig voor de organisatie: wil je je bezoekers de informatie van de dag in handen geven, dan is een korte verwijzing naar de video voldoende.”

De tijd is er ook rijp voor, meent Flos: “We leven in een tijd van YouTube en ‘social media’, het is niet van deze tijd om dikke muren om je kennis heen te hebben staan: het venster moet open. Vandaar dat we voor de opnames een systeem gebruiken dat ook bij universiteiten en hogescholen in gebruik is. Die nemen al hun colleges op, want een hele nieuwe generatie jonge kenniswerkers wil op deze manier kennis opdoen. Dat merkten we ook tijdens de International Water Week: ik heb vrijdag opnames gemaakt, en die ‘s avonds online gezet. In het weekend zag ik het al op Facebook genoemd worden. In die twee dagen was het bijna 70 keer bekeken. Vooral jongeren vinden deze manier van informatie vergaren niet meer dan normaal. En omdat zij de toekomst van de watersector zijn, is deze manier van kennis delen dus noodzakelijk.” Voor een indruk van het KNW-najaarscongres op video, bezoek: www.waternetwerk/video.

Actualisatie praktijkrichtlijnen drinkwater Waterbedrijven gebruiken praktijkrichtlijnen als handvatten voor een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige bedrijfsvoering. Het Platform Bedrijfsvoering zorgt ervoor dat deze richtlijnen structureel worden geactualiseerd. Medewerkers van waterbedrijven hebben via Watnet, het netwerk voor het bedrijfstakonderzoek, toegang tot de richtlijnen en bijbehorende documenten. Ze kunnen zo ook bijdragen aan het actueel houden ervan. Onlangs zijn de volgende documenten vastgesteld en beschikbaar gekomen: • Richtlijnen voor plaatsing en beheer van de frontbeveiliging in niet-huishoudelijke aansluitingen. Controleerbare keerkleppen in de ‘meetstraat’ (KWR 2011.082), van december 2011. Dit document bevat richtlijnen voor de plaats(ing) en het beheer van keerkleppen als frontbeveiliging in de meetstraat van niet-huishoudelijke aansluitingen. Vooraf wordt ingegaan op de wet- en regelgeving van de beveiliging tegen terugstroming vanuit aangesloten waterinstallaties naar het leidingnet. Ook wordt kort aandacht besteed aan de implementatie van de regelgeving in de Nederlandse drinkwatersector. Eerder verscheen al een vergelijkbaar document voor niet-controleerbare keerkleppen in huishoudelijke aansluitingen (KWR 2011.048, van juni 2011);

32

H2O / 2 - 2012

Aan het einde van 2010 verscheen een actualisering van het Kennisdocument Putten(velden): ontwerp, aanleg en exploitatie van pompputten (KWR 2011.014). Afgelopen december is dit document uitgebreid met een onderdeel ‘Waarnemingsputten’; Eind 2011 kwam ook de notitie ‘Vigerende wet- en regelgeving voor biociden ten behoeve van de Nederlandse drinkwatersector’ beschikbaar. In die notitie wordt ingegaan op de huidige wet- en regelgeving van producten op basis van één of meer stoffen met een biocide-

werking die bij de productie en distributie van drinkwater in Nederland worden toegepast. Dergelijke producten dienen over zowel een Ctgb-toelating als een erkende kwaliteitsverklaring te beschikken. Voor de Nederlandse situatie gaat het om producten op basis van ozon, chloordioxide, natriumhypochloriet, calciumhypochloriet en waterstofperoxide. De documenten zijn in te zien via www.watnet.nl. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Martin Meerkerk van KWR Watercycle Research Institute: (030) 606 95 91.

Redactieadviesraad H2O De redactiecommissie van H2O is afgelopen jaar omgevormd tot een redactieadviesraad. Deze zal meer betrokken zijn bij de inhoud en onderwerpkeuze. Doel is de redactie te helpen dynamiek te houden, in te spelen op de actualiteit en het tijdschrift meer opiniërend te maken. Het blad moet de behoefte aan informatie invullen van de Nederlandse waterprofessionals en aantrekkelijk blijven voor alle lezers. Door de komst van internet en ‘sociale’ media is het aanbod van informatie geëxplodeerd, evenals de wijze waarop informatie de waterprofessionals bereikt. De behoefte aan

informatie is mogelijk ook veranderd; dat willen we in 2012 laten onderzoeken. Ook gaat de redactieadviesraad adviseren over de positionering van H2O ten opzichte van andere waterbladen, waarna de raad mogelijk komt met een voorstel tot aanpassing van de bladformule. De redactieadviesraad bestaat uit Jos Peters (DHV, voorzitter), Jan Hofman (KWR), Daphne de Koeijer (Gemeente Rotterdam), Johan van Mourik (SKIW/EdeA), Joris Schaap (Aequator Groen & Ruimte), André Strüker (Waternet) en Cees Verkerk (Vewin).


waternetwerken Nieuwe waterwerkers verzamelt u! Mensen die sinds kort in de watersector werken, hebben vaak geen idee hoe uitgebreid en divers die watersector is en wat voor invloed deze heeft op hun eigen werk binnen die sector. Vandaar dat KNW introductiedagen organiseert voor nieuwe waterwerkers. In de loop van dit voorjaar vindt zo’n bijeenkomst plaats. Wanneer precies is nog niet bekend. Mede-organisator is Gijs Koning, opleidingscoördinator bij Wateropleidingen. “Vanuit mijn werk heb ik veel met jonge waterwerkers te maken. Dat is boeiend: je leert verschillende mensen kennen die in de watersector actief zijn of dit mogelijk worden. Tegelijkertijd kom je meer te weten over het vakgebied én over wat jongeren uit de watersector boeit. Daarom ben ik betrokken bij de organisatie van deze introductiedag.”

watercoLumn

Agenda ver.nieuws_column kop

Doelmatigheid meetbaar maken De themagroep er.nieuws_column Doelmatigheid plat initiaal en kosteneffectiviteit verzorgt op 24 januari (bij het Hoogheemraadschap van Rijnand in Leiden) een bijeenkomst waarop waterbeheerders ingaan op de vraag hoe ver.nieuws_column platzij deze doelmatigheid meetbaar willen gaan maken. Op basis van de resultaten van de bijeenkomst ver.nieuws_column auteur zal de werkgroep Doelmatigheid en kosteneffectiviteit een artikel schrijven en publiceren in het tijdschrift Watergovernance.

V

Waterkwaliteits- en emissiedenken Op 24 januari verzorgt STOWA een workshop voor waterschapsmensen die vanuit verschillende achtergronden en vanuit verschillende afdelingen met waterkwaliteitsvraagstukken bezig zijn. Het doel is om ervaringen uit te wisselen en te komen tot een gezamenlijke visie op de aanpak van waterkwaliteitsvraagstukken. Behandeling industrieel afvalwater SKIW en KNW organiseren wederom samen een tweede themadag over het optimaliseren van industriële (biologische) afvalwaterzuiveringen. Deze vindt plaats op 9 februari bij Attero in Wijster. De bijeenkomst omvat ook een excursie.

Gijs Koning

De doelstelling van de introductiedag is nieuwe waterwerkers te laten zien hoe groot de watersector is en hoeveel mensen uit verschillende organisaties erbij betrokken zijn. “We willen ze kennis laten maken met wat de sector omvat. Werknemers uit de drinkwatersector zijn vaak ook alleen maar bekend met deze sector. Terwijl juist het contact met mensen buiten de eigen sector waardevol kan zijn. Het is interessant om te zien dat de werkzaamheden in eerste instantie ver uit elkaar lijken te liggen, maar dat je zelf al snel tot de ontdekking komt dat er ook veel raakvlakken zijn en veel zaken elkaar beïnvloeden.” “Deze wisselwerking tussen de vakgebieden willen we tijdens de introductiedag letterlijk in kaart brengen. Zo spelen we bijvoorbeeld met het idee om alle deelnemers op een afbeelding van de waterketen aan te laten geven waar in de keten zij werkzaam zijn. Vervolgens kunnen door onderlinge discussies de verbanden tussen de vakgebieden worden gelegd.” “Om de aantrekkingskracht van de introductiedag te vergroten, is het idee ontstaan om de bijeenkomst te organiseren tijdens een waterevenement waarop veel waterwerkers aanwezig zijn, zoals een vakbeurs of Wereldwaterdag. Deelnemers kunnen twee evenementen op één dag bezoeken. Je laat tegelijk zien dat er veel diverse mensen in de sector werkzaam zijn. We hopen zo dus twee vliegen in een klap te slaan.” Hoe de introductiedag er concreet uit komt te zien, is nog even afwachten, zegt Koning: “We zullen de dag invullen met een aantal sprekers uit de watersector, waarbij we mogelijk ook een verband leggen naar het thema van de Wereldwaterdag: water en voedsel. We komen binnenkort bijeen om deze ideeën verder uit te werken.” Het belangrijkste doel is netwerken. “Het gaat erom dat nieuwe waterwerkers bekend raken ín en mét de sector, in contact komen met gelijkgestemden in dezelfde situatie én met mensen die de sector al door en door kennen. Dat maakt je vertrouwd met de sector en bevordert je groeimogelijkheden.”

Voorjaarscongres KNW Het Voorjaarscongres van KNW vindt plaats op 19 en 20 april in Groningen en heeft als thema duurzame gebiedsontwikkeling, met sprekers uit wetenschap, bedrijfsleven en overheid. Meer weten? www.waternetwerk.nl.

Rectificatie In H2O nummer 1 stond onder de column op deze pagina’s dat Sjef Ernes bij Vitens zou werken. Dat is niet correct: Sjef Ernes is nog steeds directeur van Aqua for All.

Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl

H2O / 2 - 2012

33


INNOVATIE MET WATERJET-ROBOT !

In 2010 heeft vandervalk+degroot de eerste waterjet-/waterfreesrobot in Nederland laten ontwikkelen. Met de waterjet worden met een hogedrukwaterstraal obstakels weggesneden. Doordat de waterjet heel gericht ingezet kan worden, wordt met een minimaal energieverbruik een maximaal resultaat gehaald. Sindsdien is deze waterjet –robot praktisch iedere dag ingezet en is er veel ervaring opgedaan met het systeem. Het systeem wordt succesvol ingezet voor het verwijderen van obstakels, zoals wortels, spuitbeton en instekende inlaten, en heeft hierbij optimaal gefunctioneerd. vandervalk+degroot heeft begin dit jaar opdracht gegeven om nog twee complete robotsystemen te bouwen. Alle ervaringen die in de praktijk zijn opgedaan, zijn gebruikt om het systeem maximaal door te ontwikkelen. Het eindresultaat mag er zijn. Beide systemen zijn inmiddels in gebruik genomen. Er kan nu een waterjet-robot ingezet worden binnen iedere regio van vandervalk+degroot, waardoor een landelijke dekking is gewaarborgd. Werkte de eerste versie van de waterjet-robot met een druk tot maximaal 500 bar, deze 2 nieuwe systemen gaan zelfs tot 1000 bar. De druk is volledig traploos instelbaar. Dus dat betekent nog meer kracht om nog grotere, hardere obstakels te verwijderen. Ondanks deze kracht wordt er met voldoende gevoel gewerkt om schade aan de buiswand te voorkomen, die bijvoorbeeld wel met zogenaamde kettingfrezen ontstaan. Het water- en energieverbruik is veel lager, door de gerichte, efficiënte inzet. Wat deze robots uniek maakt is dat het systeem volledig modulair is ontworpen, dus deze robot kan zowel als frees en als waterjet ingezet worden. Het verschil is het gereedschapsstuk wat voorop de robot gemonteerd wordt, voor het waterjetten is er een keuze tussen een lange en een korte arm. Dit betekent dat er niets meer is wat we niet kunnen verwijderen in riolen van DN250 - DN1000 en DN400/600 – DN750/1050. Er wordt momenteel ook nog een kleine robot ontwikkeld voor de kleinere diameters. Een aantal voordelen op een rij: • Freesmotor oersterk, watermotor heeft een vermogen van 6,5 kW; • Geen beschadigingen bij Waterjetten t.o.v. traditionele water-aangedreven kettingfrees; • Veel lager waterverbruik en energieverbruik • Druk is volledig traploos instelbaar, dus frees kan veel beter gedoseerd worden om schades te voorkomen; • Gericht inzetbaar, door alleen te frezen op locatie van obstakel, dus geen schade in het riool op weg naar het obstakel; • Zelfs schadebeelden in de voeg kunnen verwijderd worden; • Obstakels in ei-riolen kunnen in 1 arbeidsgang verwijderd worden, normaal moet een frees daarvoor 2 maal opgebouwd worden (bovenronding en onderronding zijn verschillend). • Optimale afwerking voor plaatsen van deelrenovaties zoals deelkousen en Quick-Lock manchetten. Meer informatie over de waterjet: www.freesrobot.nl.

ABC-Westland 231, 2685 DC poeldijk Tel: 0174-247474, Fax: 0174-245303, E-mail: info@valkdegroot.nl, www.valkdegroot.nl

vandervalk+degroot code: 171111P

www.freesrobot.nl


*thema

platform

Hans Korving, Witteveen+Bos Nico Admiraal, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Joost Veurink, Witteveen+Bos Marco van Bijnen, Gemeente Utrecht

rioolvreemd water efficiënt opsporen en effectief aanpakken Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden voert samen met enkele gemeenten studies uit naar rioolvreemd water. Deze studies maken een belangrijk onderdeel uit van het streven van het hoogheemraadschap en de gemeenten om de zuiveringskringen klaar te maken voor de toekomst. De Stichtse Rijnlanden wil inzicht krijgen in de hoeveelheid en de oorzaken van het rioolvreemd water en in de mogelijkheden om het te reduceren. De studies in Utrecht en Breukelen zijn inmiddels afgerond. Er kon alleen een bruikbaar en betrouwbaar eindresultaat bereikt worden door verschillende methoden toe te passen en de analyseresultaten uit iedere methode te combineren. Van de gebruikte methoden blijkt de isotopenanalyse het meest betrouwbaar en de DWA-kalibratie het minst.

R

ioolvreemd water is water dat onbedoeld in de riolering terechtkomt en vervolgens wordt afgevoerd naar de rwzi. Het bestaat voornamelijk uit geïnfiltreerd grondwater, instromend oppervlaktewater, bronneringen en drainagewater. Rioolvreemd water kan zorgen voor een aanzienlijke verdunning van het rioolwater. Dit heeft een negatieve invloed op het functioneren van de riolering en de rwzi en op het energieverbruik van gemalen en de rwzi: onder andere meer overstortingen, een hoger energieverbruik en een lager zuiveringsrendement.

te inventariseren met behulp van themakaarten. Vervolgens is - eveneens aan de hand van themakaarten - gezocht naar oplossingen voor het rioolvreemd water en een maatregelpakket opgesteld. Naast de

beheerders van de afvalwaterketen speelt het drinkwaterbedrijf een belangrijke rol, met name vanwege het aanleveren van de verbruiks- en aanvoergegevens van het drinkwater. Helaas zijn deze gegevens vaak

Overstort met lekkende keerklep in Utrecht.

Uit de eerste verkenningen van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden blijkt dat op de rwzi Utrecht en de rwzi Breukelen een aanzienlijke hoeveelheid rioolvreemd water binnenkomt. De beheerders willen de hoeveelheid rioolvreemd water op beide zuiveringen op een doelmatige manier reduceren. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de gemeenten beheren samen delen van de afvalwaterketen. Daarom zijn de studies naar rioolvreemd water in Utrecht en Breukelen gezamenlijk uitgevoerd. In Breukelen schoof ook Waternet aan vanwege zijn verantwoordelijkheid bij het beheer van het hoofdrioolgemaal in deze gemeente. Een belangrijk onderdeel van de studies is om gezamenlijk de oorzaken van rioolvreemd water per bemalingsgebied H2O / 2 - 2012

35


niet per zuiveringskring maar alleen per pompstation voorhanden.

Aanpak Door verschillende methoden toe te passen en de resultaten uit iedere methode te combineren, is een bruikbaar en zo betrouwbaar mogelijk eindresultaat bereikt. Eerder onderzoek toonde namelijk aan dat niet alle toepasbare onderzoeksmethoden tot eenduidige resultaten leiden. In deze studies zijn vier methoden toegepast: een veldbezoek, een onderzoek gebaseerd op debietmetingen in de gemalen (DWA-balansen), een isotopenonderzoek (O2 en H) en een kalibratie van het rioleringsmodel bij droog weer. Vanwege verschil in omvang en complexiteit van de rioolstelsels verschilt de aanpak in Utrecht op een aantal punten van die in Breukelen. Veldbezoek

Als eerste stap is in Breukelen een veldbezoek uitgevoerd. Hiermee ontstond op een relatief snelle manier inzicht in het functioneren van het rioolstelsel in het algemeen en in het intredend oppervlaktewater bij de overstorten in het bijzonder. Alle overstorten in Breukelen zijn bezocht. Gezien de beperkte omvang van de zuiveringskring Breukelen is het efficiĂŤnt om alle overstorten te bezoeken, voordat gedetailleerde aanvullende analyses uitgevoerd worden. Het veldbezoek is uitgevoerd op een droge dag met ook voorafgaand een aantal droge dagen. DWA-balansen

Bij de tweede methode, die van DWA-balansen, is gebruik gemaakt van de debietmetingen bij de rioolgemalen. Deze debietgegevens zijn vergeleken met de werkelijke droogweerafvoer. Deze is zo realistisch mogelijk vastgesteld. Hiervoor zijn geen theoretische waarden met een standaard dagpatroon gebruikt, maar de drinkwatergegevens. De basis hiervoor waren verbruiksgegevens van de eindgebruikers. Omdat deze gegevens alleen op jaarbasis beschikbaar zijn, is hier een dagpatroon aan gekoppeld dat is afgeleid van pompgegevens van het drinkwaterbedrijf op uurbasis. Deze gegevens zijn gecombineerd met gegevens van grondwateronttrekkingen die lozen op de riolering. Hieruit volgt per bemalingsgebied een DWAdagpatroon. Vergelijking van de gemeten debieten met de werkelijke droogweerafvoer leidt tot een beeld van de hoeveelheid rioolvreemd water per bemalingsgebied. Niet voor alle bemalingsgebieden bleek deze methode toepasbaar, omdat niet van alle gemalen debietmetingen beschikbaar bleken te zijn. Daarnaast bleek een aantal debietmetingen onbetrouwbaar vanwege te grote verschillen tussen metingen en berekeningen. Isotopenonderzoek

Met het isotopenonderzoek is een inschatting gemaakt van de samenstelling van het afvalwater. In welke mate bestaat het monster uit drinkwater (oorspronkelijke bron rioolwater) en in welke mate uit oppervlakteen grondwater (bronnen rioolvreemd water)?

36

H2O / 2 - 2012

Geringe drooglegging in Kockengen.

Zo zijn per bemalingsgebied het aandeel en de bron van het rioolvreemd water bepaald. Aan de hand van rioolwatermonsters is de aanwezigheid van de natuurlijke isotopen van water, respectievelijk O16 en O18, en H1 en H2 vastgesteld. Door verschillen in de isotoopverhoudingen in drinkwater, grondwater en oppervlaktewater, kunnen op basis van de isotopenverhouding in het afvalwater de componenten gekwantificeerd worden. Deze verschillen zijn het gevolg van veranderingen in de isotoopverhoudingen door verdamping. Met deze methode krijgen we niet alleen een beeld van de hoeveelheid rioolvreemd water, maar ook van de herkomst ervan. Er zijn monsters genomen van grondwater, oppervlaktewater, drinkwater en rioolwater. De monsters voor het isotopenonderzoek zijn genomen op strategische locaties in de riolering, zoals in gemalen en verbindingsleidingen tussen bemalingsgebieden. Van deze monsters zijn de verhoudingen tussen de isotopen zuurstof-16 en zuurstof-18 bepaald. De analyseresultaten zijn beschouwd voor zuurstof- en waterstofisotopen en de combinatie van beide. In Breukelen zijn aanvullend de verhoudingen tussen de isotopen waterstof-1 en waterstof-2 vastgesteld. DWA-kalibratie

De vierde methode, die van DWA-kalibratie, berust deels op hetzelfde principe als de DWA-balansen. Zo is ook een vergelijking gemaakt tussen de metingen en de werkelijke droogweerafvoer. Alleen is bij de DWA-kalibratie gebruik gemaakt van niveaumetingen uit gemalen in plaats van debietmetingen. Het voordeel van deze methode is dat vaak meer niveaumetingen

beschikbaar zijn dan debietmetingen. Op basis van niveaumetingen is het vullings- en ledigingsgedrag van de gemaalkelder in beeld gebracht en het verpompte debiet onder DWA-omstandigheden gereconstrueerd. De belangrijkste aanname hierbij is dat het DWA-verloop als gevolg van lozingen van huishoudens zich voor alle deelgebieden laat beschrijven met een curve die is afgeleid voor een bemalingsgebied aan de rand van het rioolstelsel. Een vergelijking tussen de verpompte debieten en de werkelijke droogweerafvoer geeft weer inzicht in de hoeveelheid rioolvreemd water. In Utrecht was de uitvoering van de DWA-kalibratie lastig, omdat de inslagpeilen van pompen zich regelmatig boven het niveau van de laagste inkomende leiding in het gemaal bevinden. Daardoor wordt voordat het gemaal inslaat, niet alleen het gemaal gevuld maar ook een deel van het rioolstelsel. Dit heeft tot gevolg dat de grootte van de pendelberging veel minder nauwkeurig te bepalen is. Voorwaarde is verder dat een model van voldoende kwaliteit beschikbaar is van het rioolstelsel.

Onderzoeksresultaten In Utrecht is in twaalf van de 22 bemalingsgebieden aantoonbaar sprake van rioolvreemd water. In ĂŠĂŠn bemalingsgebied treedt exfiltratie op. De resultaten zijn afgeleid van een combinatie van drie onderzoeken, waarvan de isotopenanalyse het meest betrouwbaar is en de DWA-kalibratie het minst. Uit de DWA-balansen blijkt dat de hoeveelheid rioolvreemd water op de rwzi circa 85 procent bedraagt. De isotopenanalyse laat vervolgens zien dat de DWA uit het stadsdeel ten westen van de Vecht bijna 100 procent


*thema

platform

duidelijk dat sprake is van rioolvreemd water tijdens de wintermaanden tijdens en na buien. Waarschijnlijk is dit instromend grondwater, maar instromend oppervlaktewater is ook mogelijk. Om de juiste maatregelen te kunnen treffen wordt in Breukelen deze winter extra onderzoek bij de overstorten uitgevoerd tijdens en direct na hevige buien.

Afb. 1: Oorsprong rioolvreemd water per bemalingsgebied in Utrecht.

rioolvreemd water bevat. In de DWA uit het gebied ten oosten van de Vecht is de hoeveelheid rioolvreemd water aanzienlijk kleiner (circa 20 procent). Verder blijkt dat het overgrote deel van het rioolvreemd water oppervlaktewater als oorsprong heeft.

lijke hoeveelheid neerslag. Bekend is dat rioolvreemd water hier voornamelijk voorkomt in de winterperiode na buien. Het meest waarschijnlijk is instroom van grondwater tijdens de wintermaanden, maar dit moet nader worden onderzocht.

Ook in Breukelen blijkt uit de onderzoeken dat sprake is van rioolvreemd water. Er zijn wel duidelijke verschillen tussen de kernen. Voor Kockengen vertonen de resultaten van de drie deelonderzoeken (veldbezoek, DWA-balansen en isotopenmethode) grote overeenkomsten en is de conclusie dat een aanzienlijke hoeveelheid rioolvreemd water (50 tot 90 procent) optreedt met grondwater als bron. Voor Breukelen daarentegen zijn de resultaten van de deelonderzoeken niet volledig met elkaar in lijn. Het veldbezoek en het isotopenonderzoek geven wel vergelijkbare resultaten (vijf tot tien procent rioolvreemdwater), maar de analyse van de debietmetingen laat veel hogere percentages rioolvreemd water (circa 80 procent) zien. De oorzaak hiervan lijkt te liggen in instroom van rioolvreemd water gedurende enkele dagen na een aanzien-

Vervolgaanpak In Breukelen zijn de onderzoeksresultaten minder met elkaar in lijn dan in Utrecht en vragen om nader onderzoek voordat wordt overgegaan tot concrete ingrepen in het rioolstelsel. Het veldbezoek en het isotopenonderzoek geven wel vergelijkbare resultaten, maar de analyse van de debietmetingen laat met name voor Breukelen andere resultaten zien. Voor Kockengen wijzen de resultaten van de onderzoeken wel dezelfde kant uit: veel rioolvreemd water, veroorzaakt door instromend grondwater. Dit wordt veroorzaakt door grootschalige zakkingen met lekkages bij huisaansluitingen als gevolg. Om rioolvreemd water in Kockengen te reduceren is lokaal maatwerk nodig. Dit leidt tot hoge kosten en de vraag is of maatregelen hier doelmatig zouden zijn. Om dit te bepalen wordt een vervolgonderzoek opgestart. Voor Breukelen is

In Utrecht geeft het onderzoek wel een duidelijke richting aan hoe het rioolvreemd water gereduceerd zou moeten worden. De meest effectieve aanpak is het verhogen van de overstortmuur aan de rioolzijde van de keer- of terugslagkleppen die boven de overstorten zijn aangebracht. Dit voorkomt dat oppervlaktewater de riolering instroomt als gevolg van lekkende keerkleppen. Deze ingreep wordt met name gepleegd in de bemalingsgebieden ten westen van de Vecht, omdat daar sprake is van het meeste rioolvreemd water. Doel is om hiermee de hoeveelheid rioolvreemd water met 25 procent te reduceren. Om de doelmatigheid van de aanpassingen aan het rioolstelsel te kunnen toetsen, is samen met de projectgroep een toetsingskader opgesteld. Dit kader bestaat uit een verzameling kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s). Doel van KPI’s is tweeledig: de effectiviteit van ingrepen verhogen en waar nodig bijsturen in uitvoering. Alleen toetsen op uitvoering van de maatregelen kan een indicator zijn voor het behalen van de doelen, maar dat is niet noodzakelijk het geval. De kans bestaat dat een actie geen (of niet de gewenste) invloed heeft op het reduceren van het rioolvreemd water. Dan is aanvullende toetsing op effectiviteit van belang. Daarom zijn twee soorten KPI’s benoemd: één voor prestaties (effectiviteit) en één voor inspanningen (acties). Door op prestaties en inspanningen te toetsen, is de uitvoering van maatregelen eenvoudig ingebed in het Verbreed GRP. De gemeente Utrecht heeft een begin gemaakt met het verhogen van de betreffende overstortmuren. We moeten nog toetsen of hiermee ook de reductie van 25 procent behaald is.

advertentie

H2O / 2 - 2012

37


Erik Liefting, Royal Haskoning Jeroen Langeveld, Royal Haskoning / TU Delft Wouter Quist, Waterschap Scheldestromen Pascal van den Eijnden, Gemeente Tholen

waterkwaliteitsspoor in breder perspectief: Sint maartensdijk De invulling van het waterkwaliteitsspoor is de afgelopen decennia verengd tot een toetsing van knelpunten in de zuurstofhuishouding in de ontvangende watergangen door lozingen uit riooloverstorten. De gemeente Tholen heeft samen met Waterschap Scheldestromen voor het afvalwatersysteem Sint Maartensdijk het waterkwaliteitsspoor breder aangepakt. Het uitgevoerde onderzoek heeft de omvang en het aandeel van de emissies vanuit de afvalwaterketen en andere bronnen in de zuiveringskring Sint Maartensdijk gekwantificeerd. Door de hoge nutriëntenbelasting is het gehele watersysteem sterk eutroof, waarbij de invloed van de landbouw dominant is. Er is bovendien minimaal verschil in ecologische kwaliteit van het oppervlaktewatersysteem vlakbij de riooloverstorten en verderop in het systeem. Significante effecten van emissiereducerende maatregelen in het afvalwatersysteem zijn dus niet te verwachten. Om ondoelmatige investeringen te vermijden, moet de lokale invulling van het waterkwaliteitsspoor worden gebaseerd op een integrale benadering van de waterkwaliteit, waarbij men niet alleen kijkt naar het geïsoleerde en theoretische effect van de riooloverstorten maar ook naar andere bronnen en de totale waterkwaliteit.

V

oor een toetsing van knelpunten in de zuurstofhuishouding in watergangen door lozingen uit riooloverstorten gebruikt men eenvoudige knelpunten- of stoplichtmethodes maar soms ook gevalideerde modellen. De vraag is in hoeverre deze beperkte invulling van het waterkwaliteitsspoor recht doet aan de vaak ingewikkelde relaties tussen stelselfunctioneren, emissies en resulterende effecten op het oppervlaktewater. Wanneer de oorzaken van de problemen met de zuurstofhuishouding elders liggen of andere waterkwaliteitsknelpunten, zoals eutrofiëring, dominant zijn, is de kans groot dat aanzienlijke bedragen worden geïnvesteerd in de afvalwaterketen zonder dat men daarmee de gewenste waterkwaliteit bereikt. Om dit te voorkomen, pakt de gemeente Tholen samen met Waterschap Scheldestromen voor het afvalwatersysteem Sint Maartensdijk het waterkwaliteitsspoor breder aan1). De zuiveringskring Sint Maartensdijk omvat Sint Philipsland en het westelijk deel van het eiland Tholen (zie afbeelding 1), een zvoornamelijk agrarisch gebied. De gemeente Tholen heeft de maatregelen voor de basisinspanning riolering volledig afgerond. Waterschap Scheldestromen heeft per 2010 de kleine rwzi Sint Philipsland uit

38

H2O / 2 - 2012

bedrijf genomen en de resterende rwzi Sint Maartensdijk voldoet ruim aan de huidige eisen. Ondanks het feit dat de rioolstelsels

voldoen aan de eisen en de gemeente aanvullend waar mogelijk heeft ingezet op afkoppelen, blijft de waterkwaliteit achter bij

Afb. 1: Onderzoeksgebied zuiveringskring Sint Maartensdijk (Sint Philipsland en het westelijke deel van het eiland Tholen).


*thema Handel, diensten en overheid (emissieregistratie 2006) Landbouw (emissieregistratie 2006) Atmosferische depositie (emissieregistratie 2006) Industrie (emissieregistratie 2006) Verkeer en vervoer (emissieregistratie 2006) Ongerioleerd (emissieregistratie en aangeleverd WZE) Overstort (Waterkwaliteitsspoor gemeente Tholen) N - Totaal

Rwzi (Jaaroverzicht 2007)

Afb. 2: Relatieve bijdragen van de stikstofbelasting op eigen gebied op jaarbasis, afwateringseenheid De Noord, Sint Maartensdijk.

de ambities. Gezien de karakteristieken van het gebied, met relatief kleine woonkernen, een grote verwevenheid van het stedelijke en landelijke oppervlaktewater en de invloed van zoute kwel, is het de vraag in hoeverre maatregelen in het afvalwatersysteem kunnen leiden tot een verbetering van de waterkwaliteit. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is een aanpak gevolgd die past binnen de filosofie van de publicatie uit de RIONEDreeks 13: ‘Oppervlaktewaterkwaliteit: wat zijn relevante emissies?’2) Verkend is toen welke waterkwaliteitsproblemen dominant zijn, wat de dominante emissiebronnen zijn voor de relevante parameters en in hoeverre maatregelen aan de afvalwaterketen zinvol kunnen zijn. Dit onderzoek is gebaseerd op beschikbare gegevens, aangevuld met eenvoudige modelberekeningen en een uitgebreide ecoscan.

Belastingen watersysteem De belastingen op het watersysteem vanuit de afvalwaterketen en overige bronnen zijn per afwateringseenheid (GAF-90) geïnventariseerd. Hierbij is gekeken naar nutriënten vanwege de eutrofiëring als belangrijkste waterkwaliteitsprobleem en naar zware metalen en polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s) als indicatieparameters voor de waterbodemkwaliteit.

aan de belasting op het oppervlaktewater verschilt per parameter en per afwateringseenheid. Wat betreft nutriënten is de emissie van landbouwgronden in alle deelgebieden dominant. In afwateringseenheid De Noord, Sint Maartensdijk is de tweede grootste bron de rwzi (zie afbeelding 2). Deze fractie komt in de andere afwateringseenheden niet voor. De bijdragen van ongerioleerde lozingen en overstorten is naar verhouding over het geheel genomen beperkt.

Impact op gebiedsbrede waterkwaliteit: eutrofiëring De waterkwaliteit is berekend met eenvoudige modellen, zoals beschreven in de RIONED-reeks 13. Een belangrijke parameter in deze modellen is de hydraulische verblijftijd. Deze is berekend via fractieberekeningen met het door Scheldestromen aangeleverde oppervlaktewatermodel, waarmee onder andere een goed beeld beschikbaar is gekomen van de route van bijvoorbeeld het inlaatwater en het rwzieffluent. De fractieberekening laat zien dat grote gedeelten van het gebied nauwelijks worden doorgespoeld met inlaatwater. Het neerslagoverschot (de fractie ‘onverhard’)

platform

is in deze gebieden de enige bron die voor doorspoeling zorgt. Gedurende de zomermaanden waarin een neerslagtekort optreedt, zullen de verblijftijden in deze gebieden meerdere maanden lang zijn. De verspreiding het effluent van de rwzi blijft beperkt tot een gedeelte van afvoergebied De Noord, Sint Maartensdijk (zie afbeelding 3). Gezien de eenvoud van de modellen zijn deze nadrukkelijk niet geschikt voor nauwkeurige kwantitatieve uitspraken. Wel geven zij een kwalitatief beeld (hier erger dan daar), dat te vergelijken is met het beeld dat bestaat op basis van de langjarige metingen uit het oppervlaktewatermeetnet. Deze metingen bevestigen het beeld dat zowel het inlaatwater als het effluent van de rwzi niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit en dat de riooloverstorten een verwaarloosbare invloed hebben op de gebiedsbrede waterkwaliteit. Overigens is het gehele gebied sterk eutroof, met gemiddeld gemeten concentraties N-totaal van 6 tot boven de 10 mg/l en P-totaal rond 1 mg/l.

Impact op lokale waterkwaliteit De hiervoor beschreven analyse van de gebiedsbrede waterkwaliteitsknelpunten laat zien dat eutrofiëring het dominante waterkwaliteitsprobleem vormt. Lokaal zouden echter nog knelpunten aanwezig kunnen zijn bij riooloverstorten. De in 2008 uitgevoerde knelpuntenanalyse heeft vier riooloverstorten aangewezen waar dit het geval zou kunnen zijn. Om meer inzicht te krijgen in de eventuele lokale impact van de riooloverstorten is een gericht onderzoek uitgevoerd om te bepalen of en zo ja tot op welke afstand waarover een overstort nog significante invloed kan uitoefenen op de (ecologische) waterkwaliteit en de waterbodemkwaliteit. Dit onderzoek is uitgevoerd op acht overstortlocaties: vier bekende knelpuntoverstorten en vier overstorten met een relatief grote uitstoot, waarvan twee met en

Afb. 3: Maximale verspreiding fractie effluent rwzi Sint Maartensdijk tijdens droge perioden.

De emissie vanuit de afvalwaterketen is gebaseerd op metingen (rwzi) en modelberekeningen en kentallen (riolering). Voor de inventarisatie van de belastingen door andere bronnen dan de afvalwaterketen is gebruik gemaakt van de Emissieregistratie, in combinatie met de regionale kennis van het waterschap. De belangrijkste bron hierbij is de emissie van landbouwgronden. Daarnaast speelt in droge perioden inlaatwater een belangrijke rol dat wordt ingelaten vanuit de Eendracht. De ingelaten volumes zijn berekend met het oppervlaktewatermodel; voor de concentraties zijn de meetwaarden bij het inlaatpunt gebruikt. Met de verzamelde gegevens zijn de totale belastingen per afwateringseenheid gekwantificeerd. De relatieve bijdrage van de afvalwaterketen H2O / 2 - 2012

39


twee zonder randvoorziening. De volgende globale meetopzet is op deze locaties toegepast: eenmalige ecoscan op verschillende afstanden van de overstort, bemonstering van de chemische waterkwaliteit op dezelfde locaties en een eenmalige waterbodemanalyse op verschillende afstanden nabij de overstort. De ecoscans en de bemonstering van de chemische waterkwaliteit zijn uitgevoerd door Herman van Dam (Water en Natuur) in samenwerking met Grontmij3). De biologische bemonstering is in juli 2010 eenmalig uitgevoerd. De chemie is in juli en augustus 2010 driemaal bemonsterd. Bij elke overstort zijn drie locaties gekozen: een sterk beïnvloede locatie dichtbij de overstort, een matig beïnvloede locatie op enkele honderden meters afstand daarvan en een niet tot weinig beïnvloede locatie op grotere afstand of in een naburige soortgelijke sloot. Ook bij de effluentlozing van de rwzi zijn ecoscans uitgevoerd. De waterbodem en de fysisch- chemische waterkwaliteit zijn bemonsterd door het waterschap.

B od. + oever E K R K las s e

Ab.

AH1 AH2 AH3 AM1 AM2 AM3 MG 1 MG 2 MG 3 MM1 MM2 MM3 MV 1 MV 2 MV 3 P H1 P H2 P H3 P O1 P O2 P O3 S T1 S T2 S T3

0, 41 0, 06 0, 06 0, 02 0, 50 0, 27 0, 05 0, 32 0, 46 0, 33 0, 32 0, 39 0, 33 0, 39 0, 42 0, 12 0, 19 0, 03 0, 79 0, 28 0, 39 0, 07 0, 32 0, 32

81 71 195 43 53 111 53 58 97 105 76 13 116 10 68 40 82 241 10 309 34 5 53 97

3 1 1 1 3 2 1 2 3 2 2 2 2 2 3 1 1 1 4 2 2 1 2 2

B odem S rtn S apr. IB S AB S % IB S % AB S 12 10 9 8 4 9 7 14 13 11 5 5 4 2 4 9 6 10 3 6 3 3 9 8

2, 36 3 2, 23 24 3, 36 58 2, 48 0 24 2, 60 94 2, 34 0 2, 75 1 2, 50 56 2, 65 18 17 2, 70 9 110 6 1, 50 53 2, 28 13 1 2, 23 37 10 3, 16 69 12 2, 80 0 2, 16 0 2, 58 1

2 4 4 0 3 7 0 1 6 2 2 1 4 2 5 2 1 1 3 2 2 0 0 1

4 34 30 0 45 85 0 2 58 17 22 69 95 60 78 33 1 15 100 22 35 0 0 1

17 40 44 0 75 78 0 7 46 18 40 20 100 100 125 22 17 10 100 33 67 0 0 13

Oever Ab. S rtn S apr. IB S AB S % IB S % AB S 423 262 189 158 292 158 242 242 510 325 148 191 207 212 265 226 284 258 131 276 265 266 166 219

31 19 17 9 22 12 29 25 30 22 9 10 11 17 15 23 30 18 15 25 16 32 23 20

2, 69 2, 68 2, 33 2, 38 2, 72 2, 73 2, 67 2, 71 2, 51 2, 68 2, 90 2, 80 2, 56 2, 84 2, 69 2, 31 1, 95 2, 31 2, 76 2, 26 2, 71 2, 50 2, 14 1, 99

133 101 70 0 62 146 1 9 177 51 121 61 177 162 184 22 53 29 28 69 8 1 7 16

7 5 7 0 4 9 1 2 8 2 5 4 10 9 9 2 2 1 5 5 3 1 2 4

31 39 37 0 21 92 0 4 35 16 82 32 86 76 69 10 19 11 21 25 3 0 4 7

23 26 41 0 18 75 3 8 27 9 56 40 91 53 60 9 7 6 33 20 19 3 9 20

Klasse: kwaliteitsklassen KRW (1 = slecht, 2 = ontoereikend, 3 = matig, 4 = goed) Ab.: totaal aantal dieren Srtn.: totaal aantal soorten Sapr.: saprobie-index IBS: aantal brakwaterdieren %IBS: percentage brakwaterdieren ABS: aantal brakwatersoorten %ABS: percentage brakwatersoorten

De uitgevoerde ecoscans laten zien dat er minimaal verschil is in ecologische kwaliteit (EKR-waarden) van het oppervlaktewatersysteem vlakbij de overstorten of de rwzi en verderop in het systeem. De EKR-waarden (zie de tabel) geven voor alle locaties van de uitgevoerde ecoscan gemiddeld een ontoereikende toestand aan. De ecologische kwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de (variabele) chloridegehalten en de hoge achtergrondconcentraties aan nutriënten. Het effect van de overstorten is wel merkbaar in de aantallen en soortensamenstelling van kiezelwieren en macrofauna, doordat de overstorten een verzoetende invloed hebben op het brakke oppervlaktewater. Nabij overstorten komen meer soorten voor met een hoge tolerantie voor variaties in chloridegehalten dan op de referentielocaties. De resultaten van de ecoscan hebben geen relatie met de resultaten van de eerder uitgevoerde traditionele knelpuntenanalyse.

Macrofauna-indicaties per monsters3). De nummering van de meetpunten in de eerste kolom correspondeert met de mate van beïnvloeding door de overstort (1 = dichtbij, 2 = op enkele honderden meters afstand, 3 = op grotere afstand).

Overstorten hebben wel een merkbaar effect op de lokale waterbodem (zware metalen, organochloorverbindingen, PAK’s). Op tien van de 24 meetpunten bij de overstorten is de waterbodemkwaliteit van dien aard dat het baggerslib niet meer verspreid mag worden op het aangrenzende perceel; dit is het geval achter drie van de vier knelpuntoverstorten en achter één van de vier grote overstorten. Metalen en PAK’s in de waterfase vormen geen probleem en er is ook geen relatie vastgesteld tussen de ecologische kwaliteit en de concentraties zware metalen en PAK’s in de waterbodem.

Uit het onderzoek blijkt dat de afvalwaterketen niet significant bijdraagt aan de dominante optredende waterkwaliteitsproblemen (eutrofiëring en een matige tot slechte ecologische toestand). Significante effecten van emissiereducerende maatregelen in het afvalwatersysteem zijn daarmee niet te verwachten, zowel wat betreft de concentraties nutriënten als de ecologische kwaliteit van het ontvangende water achter de overstorten. Investeringen in de afvalwaterketen zijn op dit moment dus niet doelmatig om de aanwezige waterkwaliteitsproblemen op te heffen. Een invulling van het waterkwaliteitsspoor op basis van een traditionele toets op zuurstofdepletie zou hebben geleid tot de extra aanleg van een aantal randvoorzieningen, zonder dat dit zou zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit.

Conclusies Het uitgevoerde waterkwaliteitsspooronderzoek heeft de omvang en het aandeel van de emissies vanuit de afvalwaterketen en andere bronnen in de zuiveringskring Sint Maartensdijk gekwantificeerd. Door de hoge nutriëntenbelasting is het gehele watersysteem sterk eutroof, waarbij de invloed van de landbouw dominant is. De emissies van

40

Mons ter

H2O / 2 - 2012

nutriënten en zware metalen vanuit de afvalwaterketen zijn (veel) kleiner dan de emissie van landbouwgronden. De invloed van de rwzi is verder beperkt tot een klein gebied en de overstorten en niet-gerioleerde lozingen hebben op de gehele nutriëntenhuishouding slechts een marginaal effect. De overstorten hebben wel een lokale invloed op de waterbodem en de ecologie. De kwaliteit van de waterbodem is daardoor soms problematisch. De invloed van de overstorten op de ecologie is merkbaar door de verzoeting van het brakke oppervlaktewater. De uitgevoerde ecoscans laten echter zien dat er minimaal verschil is in ecologische kwaliteit (EKR-waarden) van het oppervlaktewatersysteem vlakbij de overstorten en verderop in het systeem.

De conclusies gelden voor dit specifieke gebied in de huidige toestand en zijn niet zonder meer te extrapoleren naar andere

situaties, maar ze zijn redelijkerwijs wel te betrekken op gebieden met vergelijkbare omstandigheden. Het zou dus tot ondoelmatige investeringen kunnen leiden als in dergelijke gebieden een traditionele aanpak van het waterkwaliteitsspoor zou worden gevolgd, met een focus op zuurstofdips en zonder de volledige (ecologische) waterkwaliteit te betrekken. Om dit te vermijden, moet de lokale invulling van het waterkwaliteitsspoor worden gebaseerd op een integrale benadering van de waterkwaliteit, waarbij men niet alleen kijkt naar het geïsoleerde en theoretische effect van de riooloverstorten, maar ook naar andere bronnen en de totale waterkwaliteit. LITERATUUR 1) Liefting H. (2011). Waterkwaliteitsspoor en optimalisatie afvalwatersysteem Sint Maartensdijk. In opdracht van Waterschap Zeeuwse Eilanden en gemeente Tholen. Royal Haskoning. Rapport 9T9172.A0/R0006. 2) Aalderink H., J. Langeveld, E. Liefting en A. de Weme (2009). Oppervlaktewaterkwaliteit: wat zijn relevante emissies?. RIONED-reeks 13. Stichting RIONED. 3) Van Dam H., D. Tempelman en A. Mertens (2010). Ecoscans riooloverstorten Tholen: invloed op chemie, kiezelwieren en macrofauna. In opdracht van Waterschap Zeeuwse Eilanden. Herman van Dam, Adviseur Water en Natuur / Grontmij. Rapport 1006.


*thema

platform

Ellen van Voorthuizen, Royal Haskoning Mark van Loosdrecht, TU Delft Cora Uijterlinde, STOWA

resultaten internationaal onderzoek naar broeikasgassen uit riolen en zuiveringen In 2010 zijn in H2O de resultaten besproken van het Nederlandse onderzoek naar de emissie van broeikasgassen vanuit rwzi’s1). Tegelijkertijd met het Nederlandse onderzoek zijn ook in Australië, de Verenigde Staten en Frankrijk onderzoeken uitgevoerd naar de emissie van broeikasgassen vanuit riolering en zuiveringen. De resultaten van deze vier onderzoeken zijn gebundeld in een ‘State of Science Report’ van de Global Water Research Coalition (GWRC)2). Door het bundelen van de resultaten is het inzicht in de vorming en emissie van methaan en lachgas vanuit riolering en zuivering vergroot. Dit heeft onder andere geleid tot een tabel waarmee het risico op lachgasemissie op een rwzi kan worden ingeschat aan de hand van een aantal proceskenmerken. Verder blijkt dat de vorming en emissie van methaan vanuit de riolering substantieel is.

B

ij de aanvang van de onderzoeken was weinig bekend over de emissie van broeikasgassen vanuit de afvalwaterketen, terwijl wereldwijd de aandacht voor dit onderwerp groeit. Voor de afvalwaterketen betreffen de broeikasgassen met name lachgas (N2O) en methaan (CH4). De Unie van Waterschappen heeft in 2010 een klimaatakkoord ondertekend met het ministerie van VROM. Een onderdeel daarvan is het streven naar een reductie van 30 procent broeikasgassen tussen 1990 en 2020. Om de kennisleemte op het gebied van broeikasgasemissies vanuit de afvalwaterketen op te vullen, is in diverse landen uitgebreid praktijkonderzoek opgestart. De voornaamste doelen die men wilde bereiken, waren: het evalueren van het gebruik van generieke factoren om de emissie van lachgas (en methaan) vanuit individuele zuiveringen te schatten, het vaststellen van de oorsprong van lachgasemissie, het begrijpen van de emissieroutes van lachgas en het inventariseren van het niveau waarop methaan wordt gevormd en geëmitteerd vanuit riolering en zuiveringen.

Lachgasemissie zuiveringen Het onderzoek naar de emissie van lachgas is uitgevoerd in Australië, de Verenigde Staten, Frankrijk en Nederland. Met uitzondering van Nederland is het onderzoek in de andere landen uitgevoerd op niet-afgedekte

zuiveringen. Om op deze zuiveringen de emissie te bepalen, is in de Verenigde Staten en Frankrijk gebruik gemaakt van een drijvende box waarin de gassamenstelling boven een klein deel van het wateroppervlak werd bepaald. In Australië is gebruik gemaakt van metingen in de vloeistoffase, waarna aan de hand van stofoverdrachtscoëfficiënten de emissie van lachgas is bepaald. In Nederland is de emissie van lachgas bepaald aan de hand van metingen aan de totale afgezogen lucht van zuiveringen die volledig zijn overdekt, met uitzondering van de nabezinktanks. De metingen zijn uitgevoerd op in totaal 26 zuiveringen, waarvan zeven in Australië, twaalf in de Verenigde Staten, vier in Frankrijk en drie in Nederland.

Methaanemissie zuiveringen Onderzoek naar de emissie van methaan op zuiveringen is alleen uitgevoerd in Frankrijk en Nederland. In Frankrijk is de emissie bepaald aan de hand van metingen uitgevoerd met een drijvende box die alleen op de biologische ruimtes van de rwzi is geplaatst. Op deze wijze is niet de totale emissie van de zuivering bepaald. In Nederland is dit wel gedaan, door via een aantal steekmonsters de emissie vanuit alle procesonderdelen te bepalen, waardoor ook de plaats van de emissie inzichtelijk werd gemaakt.

Methaanemissie riolering In de Verenigde Staten en Australië is onderzoek uitgevoerd naar de vorming en emissie van methaan vanuit de riolering. In Australië is dit gedaan bij twee persleidingen, waarbij aan de hand van vloeistofmonsters de concentratie methaan op diverse punten in de persleiding werd bepaald. In de Verenigde Staten is de methaanemissie vanuit de riolering geëvalueerd door in een gebied in de staat Georgia de gasfase van 64 gemalen te analyseren. Deze gemalen werden voornamelijk gevoed door gravitaire leidingen.

Resultaten onderzoek lachgasemissies zuiveringen Een samenvatting van de emissie van lachgas zoals deze is bepaald in de diverse onderzoeken, staat in tabel 1. Tabel 1 toont dat in alle landen een grote variatie werd gevonden in de emissie van lachgas. Deze variatie werd waargenomen tussen verschillende zuiveringen, maar ook tussen seizoenen op dezelfde zuiveringen en op dezelfde zuiveringen gedurende de dag2). Deze resultaten tonen aan dat voor de inschatting van de emissie vanuit een individuele zuivering geen gebruik kan worden gemaakt van een generieke emissiefactor, maar dat altijd metingen over een langere periode nodig zijn. Voor het uitvoeren van deze metingen is een beter inzicht nodig in de variatie om tot een H2O / 2 - 2012

41


goed meetprotocol te komen. Met het nu lopende STOWA-onderzoek naar de emissie van lachgas en methaan wordt getracht dit inzicht te verkrijgen. De oorsprong van de emissie van lachgas kan alleen worden bepaald als kan worden gemeten in de afzonderlijke compartimenten van een zuivering. Dit was niet mogelijk met de resultaten van het Nederlandse onderzoek, maar wel met de resultaten van het Amerikaanse en Franse onderzoek. Afbeelding 1 geeft de emissie van lachgas weer vanuit een volledig gemengde tank voor en na het uitschakelen van de beluchting. In afbeelding 1 zijn twee pieken in de emissie van lachgas waar te nemen. De eerste piek kan het gevolg zijn van vorming van lachgas tijdens de denitrificatie, de tweede grotere piek werd waargenomen tijdens de beluchte fase in de reactor. Dit is een sterke indicatie dat lachgas werd gevormd tijdens de nitrificatie. Deze resultaten worden ondersteund door de resultaten uit de Verenigde Staten waar de hoogste lachgasconcentraties in de vloeistoffase werden gevonden in een tweede aeroob compartiment dat werd voorafgegaan door een eerste aeroob compartiment2). De resultaten wijzen in het algemeen sterk naar nitrificatie als voornaamste bron van lachgasemissies. Dit inzicht wijkt af van eerdere inzichten dat voornamelijk denitrificatie verantwoordelijk is voor de vorming van lachgas. Vorming lachgas

Aan de hand van een statistische analyse van de resultaten uit de Verenigde Staten is duidelijk geworden dat de ammonium-, nitriet en zuurstofconcentratie positief gecorreleerd zijn met de vorming van lachgas tijdens de nitrificatie2),3). De rol van ammonium werd bevestigd in een ander onderzoek waarin op laboratoriumschaal werd waargenomen dat bij hogere ammoniumconcentraties hogere nitrificatiesnelheden werden behaald en dat dit tevens leidde tot een hogere emissie van lachgas4). De rol van nitriet werd bevestigd door resultaten uit Australië. In het Australische onderzoek werd gevonden dat wanneer de concentratie nitriet hoger was dan 0,3 tot 0,5 mg/l de emissie van lachgas sterk toenam2),5). In hetzelfde onderzoek werd ook gevonden dat de twee zuiveringen met de laagste lachgasemissies het hoogste recirculatiedebiet (ten opzichte van het influentdebiet) hadden2),5). Hiermee lijkt ook de mate van recirculatie van invloed te zijn op de vorming van lachgas. Naast het feit dat nitriet en zuurstof een belangrijke rol spelen bij de vorming van lachgas tijdens de nitrificatie werd op basis van de uitgevoerde statistische analyse ook duidelijk dat deze procesparameters een rol spelen bij de vorming van lachgas tijdens de denitrificatie. Het internationale onderzoek heeft voldoende inzicht opgeleverd om aan te geven welke procesparameters een belangrijke rol spelen bij de vorming van lachgas. Dit inzicht vormt een goed startpunt om maatregelen te definiëren die de

42

H2O / 2 - 2012

land

emissie minimaal - maximaal (kg N2O-N/kg NKj influent)

Australië

0,002 - 0,112

Frankrijk

< 0,0001 - 0,0017

Verenigde Staten

0,0003 - 0,018

Nederland

0,0004 - 0,061

Tabel 1. Overzicht van de lachgasemissie uit de praktijkonderzoeken in Australië, Frankrijk, de Verenigde Staten en Nederland, waarbij de minimale en maximaal gevonden emissies zijn weergegeven.

Afb. 1: Lachgasemissie vanuit een volledig gemengde tank voor en na uitschakelen beluchting (overgenomen uit GWRC-rapport2)).

hoogte van het risico

hoog

medium

laag

effluentconcentratie totaal N (mg N/l)

> 10

5-10

<5

mate van variatie in concentratie N in zuivering

hoog

medium

laag

mate van variatie in (dagelijkse) belasting

hoog

medium

laag

maximale concentratie NO2 (mg N/l) in gehele zuivering

> 0,5*

0,2 - 0,5

< 0,2 *

procesparameter

* Risico neemt niet verder toe bij hogere concentraties. Tabel 2. Risicomatrix lachgasemissie vanuit zuivering.

vorming en emissie van lachgas reduceren. In de praktijk zal dan vervolgens nog wel onderzoek nodig zijn om het effect van die maatregelen te toetsen. Risico op lachgasemissie

Met het verkregen inzicht uit de diverse internationale onderzoeken is het mogelijk om een schatting te maken van het risico op de vorming en emissie van lachgas aan de hand van een aantal proceskenmerken. De risicomatrix die hiervoor kan worden gebruikt, is weergegeven in tabel 2. In het algemeen kan aan de hand van tabel 2 worden gesteld dat wanneer hoge concentraties aan ammonium en nitriet in een zuivering kunnen worden voorkómen, het risico op de emissie van lachgas vermindert. Belangrijk is ook dat een goede stikstofeffluentkwaliteit samengaat met een laag risico op lachgasemissie. Wel dient

opgemerkt te worden dat het hier gaat om een schatting van het risico, maar dat nog geen waarde kan worden gegeven over de hoogte van de emissie. Hiervoor zal altijd eerst moeten worden gemeten.

Resultaten methaanemissie zuiveringen In Frankrijk werden methaanemissies gerapporteerd die lager lagen dan de gemeten emissie op Nederlandse rwzi’s. De verklaring hiervoor is dat in Frankrijk de emissie alleen is bepaald van de biologische ruimtes van de zuivering en niet van de overige procesonderdelen. Dit is in Nederland wel gedaan, en aan de hand van die metingen werd duidelijk dat op zuiveringen zonder slibgisting de riolering de voornaamste bron was van de waargenomen methaanemissie2),6). Op de zuivering met slibgisting leverde de onderdelen van de sliblijn


*thema

platform

(indikkers, buffers en silo) de grootste bijdrage (ongeveer 50 procent) aan de emissie van methaan2),6).

Resultaten methaanemissie riolering In Australië is de vorming van methaan in de riolering onderzocht door op een aantal tijdstippen en op verschillende afstanden van het pompstation de concentratie methaan in de vloeistof te bepalen. De resultaten hiervan staan in afbeelding 2. Uit afbeelding 2 kan worden afgeleid dat grote verschillen bestaan in methaanconcentraties op dezelfde locaties op verschillende tijdstippen en op verschillende locaties bij hetzelfde tijdstip. Beide duiden op een effect van de verblijftijd van het afvalwater in de leiding op de vorming van methaan. De gevonden hoge waarden kunnen wellicht voor een deel worden toegeschreven aan de hoge temperatuur en een aantal zuivelindustrieën die op de persleiding zijn aangesloten. In de Verenigde Staten is de emissie van methaan vanuit rioolgemalen gemeten in de winter en de zomer. Bij 80 procent van de gemalen werd in de zomer (bij een buitentemperatuur van circa 27°C) een hogere emissie gemeten dan in de winter (bij een buitentemperatuur van circa 13°C). Deze waarneming duidt er op dat de temperatuur een belangrijke procesparameter is voor de mate van methaanvorming in de riolering. Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat vorming van methaan plaatsvindt in de riolering. Ook in Nederland werd een hoge emissie van methaan gemeten bij het ontvangwerk van enkele zuiveringen1),6). De vorming van methaan in de riolering kan dus substantieel zijn. Belangrijk in het verdere onderzoek naar de mate van methaanemissie vanuit de riolering is de ontwikkeling van een goed meetprotocol om het gasdebiet vanuit de riolering te bepalen2).

Conclusies Door het combineren van de resultaten uit de verschillende landen met ieder een eigen onderzoeksaanpak is meer kennis verkregen dan uit de afzonderlijke onderzoeken. Op het gebied van lachgasemissies vanuit rwzi’s is geconcludeerd dat: • de emissie van lachgas zeer variabel is; om deze reden is het gebruik van een generieke emissiefactor om de emissie van een individuele zuivering in te schatten niet adequaat; • meting van de lachgasemissie noodzakelijk is om inzicht te krijgen in de emissie vanuit een individuele zuivering; • de nitrificatie met name verantwoordelijk is voor de vorming van lachgas; • ophoping van nitriet in voornamelijk aerobe zones leidt tot vorming van lachgas; • hoge concentraties ammonium kunnen leiden tot hoge lachgasemissies als nitrificatie optreedt; • het risico op lachgasemissie kan worden geschat aan de hand van de effluent stikstofconcentratie, de mate van variatie in concentraties stikstofcomponenten in de zuivering, de mate van variatie

Afb. 2: Concentratie methaan op verschillende tijdstippen en locaties in een persleiding (CO16 PS) in Australië2).

in belasting gedurende de dag en de maximale concentratie nitriet die kan optreden op een zuivering; een goede stikstofeffluentkwaliteit samengaat met een laag risico op lachgasemissie.

Op het gebied van methaanemissies vanuit riolering en rwzi’s is de conclusie dat vorming en emissie vanuit de riolering substantieel kan zijn en dat de methaanemissie op zuiveringen zowel uit de riolering als van de behandeling van slib komt.

Toekomstig onderzoek Om de sector in de toekomst voldoende handvatten te geven om de emissie van lachgas te monitoren en te beheersen is nog onderzoek nodig naar de variatie in de emissie van lachgas om een goed meetprotocol op te stellen én naar het effect van maatregelen om de emissie van lachgas te reduceren. Voor het onderzoek naar de emissie van methaan geldt dat nog onderzoek nodig is naar het ontwikkelen van een meetprotocol om de gasdebieten vanuit de riolering te bepalen (om zo inzicht te krijgen in de vrachten methaan die vanuit de riolering kunnen vrijkomen), het verzamelen van meer meetgegevens over methaanvorming

en emissie in verschillende systemen en op diverse locaties wereldwijd én het ontwikkelen van maatregelen om de vorming van methaan vanuit de riolering en slibbehandeling te reduceren. LITERATUUR 1) Van Voorthuizen E., M. Kampschreur, M. van Loosdrecht en C. Uijterlinde (2010). Emissie van broeikasgassen van rwzi’s. H2O nr. 14/15, pag. 30-33. 2) GWRC (2011). N2O and CH4 emission from wastewater collection and treatment systems. State of the Science Report. 3) Ahn J-H., S. Kim, H. Park, B. Rahm, K. Pagilla en K. Chandran (2010). N2O emission from activated sludge processes 2008-2009: Results of a national monitoring survey in the United States. Environmental Science Technology 44, pag. 4505-4511. 4) Yu R., M. Kampschreur, M. van Loosdrecht en K. Chandran (2010). Mechanisms and specific directionality of autotrophic nitrous oxide and nitric oxide generation during transient anoxia. Environmental Science Technology 44, pag. 13131319. 5) Foley J., D. de Haas, Z. Yuan en P. Lant (2010). Nitrous oxide generation in full-scale biological nutrient removal wastewater treatment plants. Water Research nr. 3, pag. 831-844. 6) STOWA (2010). Emissies van broeikasgassen van rwzi’s. Rapport 2010-08.

Locaties broeikasgasemissie op rwzi (locatie op foto is rwzi Apeldoorn).

H2O / 2 - 2012

43


Arjan Dekker, Witteveen+Bos Henry van Veldhuizen, Waterschap Vallei & Eem Jan Wout Koelewijn, Waterschap Vallei & Eem Arjen van Nieuwenhuijzen, Witteveen+Bos

nieuwe inzichten geavanceerde voorzuivering door polymeerdosering aan de voorbezinktank Polymeerdosering voor verdergaande voorbezinking biedt mogelijkheden voor het kosteneffectief realiseren van een energieneutrale rwzi. Daarom heeft Witteveen+Bos in opdracht van het Waterschap Vallei & Eem een praktijkproef uitgevoerd op de rwzi Soest. De resultaten zijn gebruikt om de economische haalbaarheid van geavanceerde voorzuivering in het kader van het energiefabriek-concept te toetsen. Uit de resultaten blijkt dat voor installaties met goed presterende voorbezinktanks (rendement zwevende stofverwijdering van meer dan 60 procent), zoals die van rwzi Soest, de terugverdientijd voor een dergelijk concept onacceptabel lang is. Anderzijds laat de proef ook zien dat polymeerdosering tot het laaghangende fruit behoort om het energieverbruik van rwzi’s te neutraliseren wanneer de voorbezinktank gemiddeld tot matig presteert en de aanvoer van zwevende stof naar de rwzi voldoende hoog is. Dit artikel licht het onderzoek op rwzi Soest nader toe en maakt duidelijk wanneer polymeerdosering wel mogelijkheden biedt.

G

eavanceerde voorzuivering van influent is niet nieuw getuige de reeks STOWA-rapporten die zijn verschenen tussen 1998 en 20061),2),3),4),5),6), maar heeft binnen het energiefabriekconcept hernieuwde aandacht gekregen als energie-optimalisatiestap. Het voordeel van verdergaande verwijdering van zwevende stof in de voorzuivering is een hogere productie van primair slib en een daaraan gerelateerde hogere productie van biogas. Tevens wordt het actiefslibproces ontlast door een verlaging van de belasting van zwevende stof en het organisch zuurstofverbruik. Waterschap Vallei & Eem wil in zijn beheergebied minimaal één energieneutrale rwzi realiseren die als ‘energiefabriek’ fungeert. Het waterschap koos rwzi Amersfoort en werkte het één en ander uit in een casus om de maatregelen voor en de haalbaarheid van een energieneutrale rwzi vast te stellen. De praktijkproef om deze casus te onderbouwen, is uitgevoerd op de vergelijkbare rwzi Soest. Dit had enkele voordelen: ten eerste bestaat rwzi Soest uit twee identieke volledig te scheiden zuiveringsstraten, ten tweede is rwzi Soest kleiner waardoor voor de praktijkproef minder

44

H2O / 2 - 2012

polymeer nodig is. In de derde plaats heeft rwzi Soest een uitstekende effluentkwaliteit (6 mg/l stikstof en 0,8 mg/l fosfaat). Dit biedt ten opzichte van de effluenteis enige ruimte om te experimenten.

Theorie Door het doseren van polymeer aan het influent worden grotere, sterkere en Rwzi Soest.

zwaardere primairslibvlokken gevormd die effectiever afgevangen worden in de voorbezinktank. Deze methode van voorbezinking heeft een aantal potentiële voordelen, zoals een hogere primairslibproductie, een lagere belasting van de biologische zuiveringsstraten, een kleinere hoeveelheid benodigde beluchtingsenergie, een lagere secundairslibproductie, overall


*thema

platform

Afb. 1: Verwijdering van zwevende stof over voorbezinktank en CZV/N-ratio in afloop voorbezinktank.

een grotere biogasproductie (meer goed te vergisten primair slib, minder matig te vergisten secundair slib) en een lagere totale slibafvoer. De potentiële voordelen liggen op energetisch vlak bij de besparing op beluchtingsenergie en een hogere biogasproductie. De reden waarom primair slib meer biogas produceert, is de lagere mineralisatiegraad ten opzichte van actief slib uit de nabezinktank. Daarom geeft de vergisting van primair slib een organisch drogestof afbraak van ongeveer 60 procent (circa 40 procent op basis van het totaal aan droge stof ) en slib uit de nabezinktank ongeveer 40 procent (circa 25 procent op basis van het totaal aan droge stof )7). Aan deze manier van voorbezinken is een risico verbonden. Door het doseren van polymeer wordt niet alleen zwevende stof maar ook het daaraan gerelateerde organisch materiaal verwijderd, waardoor de CZV/N-verhouding van het afvalwater daalt. Hierdoor ontstaat het risico dat het denitrificatieproces minder goed verloopt. Mede daarom is het toepassen van polymeerdosering op de voorbezinktank maatwerk en is voorafgaande aan de realisatie een praktijkproef met een eenvoudige doseerinstallatie sterk aan te bevelen. Verdergaande voorbezinking door ondersteuning met polymeren is eerder toegepast op de rwzi Amstelveen en wordt in combinatie met metaalzoutdosering in Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten toegepast. In Nederland zijn soortgelijke doseerstrategieën gebruikt op de rwzi’s Tollebeek, Dokhaven en Garmerwolde. De redenen voor toepassing van geavanceerde voorzuivering zijn hierbij divers.

Selectie van polymeren Polymeren zijn organische flocculanten of poly-elektrolyten die een lading dragen wanneer ze zijn opgelost in water. De verscheidenheid aan polymeren en de oplosbaarheid en lading ervan zorgen ervoor dat bij elk type influent met kleine batchtests de meest effectieve polymeer moet worden bepaald. Bij dit project zijn verschillende leveranciers uitgenodigd om de effectiviteit

van hun polymeren op het influent van rwzi Soest te testen. Het polymeer wordt gebruikt als een vlokhulpmiddel wat het flocculatie- en bezinkproces versneld. Dit gebeurt door de binding tussen zwevende stofdeeltjes in het afvalwater elektrochemisch te versterken en door de kleinere deeltjes in de ontstane matrix van polymeer en zwevende stof af te vangen. Na flocculatie kunnen deze vlokken van het water worden gescheiden door bezinking zoals bij rwzi Soest, (membraan) filtratie of flotatie. Voor het uitvoeren van het praktijkonderzoek is polymeer type 71403 van de leverancier Melspring geselecteerd. Een eenvoudige doseerinstallatie doseerde een constante hoeveelheid van dit polymeer in het influentgemaal in een turbulente zone bij het verdeelwerk naar straat 2. Straat 1 diende als referentiestraat. Het nadeel van constante dosering is dat de hoeveelheid gedoseerd polymeer niet altijd evenredig is aan de binnenkomende zwevendestofvracht.

Resultaten Gedurende een periode van ruim een half jaar zijn metingen uitgevoerd om het effect van polymeerdosering te monitoren. De meest waardevolle metingen waren die van: troebelheid, zwevende stof, CZV en Kjeldahlstikstof in het influent en het overloopwater van de voorbezinktank. Ook het stikstofverwijderingsrendement over de biologische zuivering en de nitraatconcentratie in het effluent gaven nuttige inzichten. Zonder polymeerdosering hebben de voorbezinktanks van rwzi Soest al een zeer hoog zwevende stofverwijderingsrendement van 60 tot 75 procent, afhankelijk van het aanvoerdebiet. De resultaten staan in afbeelding 1 en zijn verdeeld in drie periodes: een blanco, een periode met een dosering van gemiddeld 0,31 mg PE/ 100 NTU.L en een periode met 0,51 mg PE/100 NTU.L. Door de onvergelijkbare aanvoerdebieten tijdens de drie periodes kunnen de resultaten alleen tussen de voorbezinktanks onderling vergeleken worden. Ondanks de reeds goed presterende voorbezinktanks is een effect van polymeerdosering zichtbaar, dat echter maar beperkt

significant is. Bij 0,31 mg PE/100 NTU.L ligt het verwijderingsrendement van zwevende stof ongeveer drie procent hoger en bij 0,51 mg PE/100 NTU.L ongeveer zes procent (zie afbeelding 1). De verschillen zijn niet groot maar de effecten zijn waargenomen in alle eerder genoemde paramaters. Omdat polymeerdosering relatief meer effect had op CZV-verwijdering dan op Nkj-verwijdering nam de CZV/N ratio in de afloop van de voorbezinktank af. Het resultaat was een hoger nitraatgehalte in het effluent van de proefstraat. Bij een dosering van 0,31 mg PE/100 NTU.L lag het nitraatgehalte in de proefstraat 1 mg N/l hoger en bij 0,51 mg PE/100 NTU.L 1,5 mg N/l. In de blanco periode lag de nitraat effluentconcentratie van de proefstraat juist 1 mg N/l lager. Bij het energieverbruik van de beluchting zijn geen substantiële verschillen waargenomen tussen de proef- en referentiestraat waarschijnlijk doordat het verschil in zwevendestofverwijdering te beperkt was. Op basis van de metingen, historische meetgegevens van de rwzi Soest en een aantal standaard technologische uitgangspunten is een kosten-batenanalyse uitgevoerd. De kostenposten zijn: polymeer, aanmaakwater (leidingwater) en kapitaalslasten van de doseerinstallatie. De baten zijn: extra biogas, lagere slibafzet en vermindering van beluchtingsenergie (berekend aan de hand van extra CZV-verwijdering over de voorbezinktank). In afbeelding 2 is de economische haalbaarheid weergegeven als functie van het aanvullende verwijderingsrendement van zwevende stof op de rwzi Soest voor 2007, 2008 en 2009 ten opzichte van de verwijderde kilo’s primair slib in deze jaren. Dit verschilt omdat de aanvoer van zwevende stof naar de rwzi over deze jaren toenam, terwijl het voorbezinkrendement ongeveer gelijk bleef. Hierdoor wordt de polymeerdosering economisch ook steeds meer haalbaar. Maar omdat het voorbezinkrendement met 60 tot 75 procent al zeer hoog is, geldt voor geavanceerde voorzuivering op de rwzi Soest een lange terugverdientijd. Het aanvullende verwijderingsrendement voor zwevende stof, waarbij polymeerdosering op rwzi Soest economisch haalbaar wordt, komt overeen met 600 tot 750 kg H2O / 2 - 2012

45


van een energieneutrale rwzi is economisch oninteressant wanneer de voorbezinktank al goed presteert (TSS-verwijdering > 60 procent) en de mogelijke aanvullende primairslibproductie laag is. Dit ligt anders bij rwzi’s waar de voorbezinktank gemiddeld tot matig functioneert. De algemene conclusie is dat wanneer het mogelijk is om circa 600 tot 750 kg ODS per dag extra primairslib te produceren het aanbeveling verdient om de haalbaarheid van polymeerdosering voor deze rwzi’s nader te onderzoeken.

ODS extra primairslibproductie per dag. Bij rwzi’s met een gemiddelde of ondermaats presterende voorbezinktank waarbij deze extra primairslibproductie mogelijk is, kan geavanceerde voorzuivering met polymeerdosering economisch goed haalbaar zijn. De energieproductie van een rwzi kan dan kosteneffectief worden verhoogd en de energieneutraliteit een stap dichterbij worden gebracht.

Conclusie en aanbeveling Polymeerdosering voor verdergaande voorbezinking en het daarmee realiseren

5) STOWA (2001). Fysisch, chemische voorzuivering van afvalwater. Onderzoek naar fysisch/chemische voorzuiveringstechnieken. Rapport 2001-07. 6) STOWA (1998). Fysisch/chemische voorzuivering van afvalwater; identificatie en evaluatie van zuiveringsscenario’s gebaseerd op fysisch/ chemische voorzuivering. Rapport 1998-29. 7) Agentschap NL (2010). NL energie en klimaat. Biogasinventarisatie rwzi’s verdieping en analyses.

LITERATUUR 1) STOWA (2006). Geavanceerde voorzuivering van afvalwater. Rapport 2006-13. 2) STOWA (2003). Vergaande voorzuivering van afvalwater. Haalbaarheidsstudie voor praktijktoepassing. Rapport 2003-20. 3) STOWA (2001). Fysisch/chemische voorzuivering van afvalwater. Deel I: evaluatie van zuiveringsscenario’s gebaseerd op fysisch/ chemische voorzuivering door berekeningen met DEMAS. Deel II: resume van vier jaar onderzoek naar fysisch/chemische voorzuivering van afvalwater. Rapport 2001-21. 4) STOWA (2001). Fysisch/chemisch voorzuivering van afvalwater. Flocculatie van stedelijk afvalwater met organische polymeren, gevolgd door biologische nabehandeling. Rapport 2001-20.

Afb. 2: Kosten- en batenanalyse polymeerdosering aan de voorbezinktank.

advertentie

&

grondwaterstanden

overstortgegevens

grondwaterstanden en overstort gegevens per email tot uw beschikking

tot 5 sensoren per modem

luchtdrukgecompenseerd dus geen extra barosensoren nodig

batterijlevensduur 10 jaar @ 1meting / uur en 1 email / dag

op afstand herprogrammeerbaar

dataopslag in uw eigen beheer op basis van SQL database

conversie naar stijghoogte (NAP)

volautomatische of handmatige export naar Delft FEWS, Hydras, CSV etc

KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple.... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK 46 H2O / 2 - 2012

WWW.KELLER-HOLLAND.NL

Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E sales@keller-holland.nl


agenda 26 januari, Rotterdam InfraCampus

brancheontmoeting voor jongeren en professionals uit de infrastructuur met als thema ‘Samen infra-ambities waarmaken op Olympisch niveau’. Organisatie: Ahoy Rotterdam. Informatie: www.infracampus.nl.

26 januari, Hoek van Holland De Zandmotor

themabijeenkomst ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van de Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting, met lezingen over beleidsaspecten van de Zandmotor in het bijzonder en bouwen met de natuur in het algemeen. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.

27 januari, Delft Topkwaliteit drinkwater: nimmer vanzelfsprekend

oratie naar aanleiding van zijn ambtsaanvaarding als hoogleraar van dr. ir. J.P. van der Hoek aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft, op het vakgebied technologieselectie in relatie tot waterkwaliteit. Organisatie: TU Delft Protocollaire Zaken. Informatie: m.a.schrijvershof-vink@tudelft.nl.

2 februari, Utrecht RIONEDdag

jaarlijkse bijeenkomst voor iedereen die werkt aan de rioleringszorg in Nederland, met onder meer bijdragen van Chris Kuijpers (DG Ruimte en Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu), de nieuwe voorzitter van Stichting RIONED Hans Gaillard en hoogleraar riolering François Clemens én de uitreiking van de RIONED-innovatieprijs 2012. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net of (0318) 63 11 11.

6-10 februari, Utrecht VSK

vakbeurs met ruim 450 exposanten uit de installatiebranche en een aantal symposia en seminars over de stand van zaken rond bijvoorbeeld de aanpak van Legionalla in leidingsystemen. Verder worden de VSK-Awards uitgereikt, een prijs voor innovatie in deze branche. Organisatie: VNU Exhibitions. Informatie: www.vsk.nl.

9 februari, Wijster Praktijkcases behandeling industrieel afvalwater

tweede themadag over de behandeling van industrieel afvalwater met een bezoek aan een waterbehandelingsinstallatie. Organisatie: SKIW en Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.

2 maart, Amersfoort Klimaatadaptief waterbeheer: wat biedt de bodem?

bijeenkomst waarin wordt onderzocht welke kennis beschikbaar is over de rol die de bodem kan spelen bij het klimaatadaptief maken van het watersysteem. Ook is er een markt waarop partijen zich kunnen presenteren. Organisatie: STOWA en SKB. Informatie: www.stowa.nl.

6 maart, Delft Tijdreeksanalyse in hydrologisch toepassingsperspectief

minisymposium over tijdreeksanalyse, met een wetenschappelijk, Engelstalig ochtenddeel dat in het teken staat van zowel de promotie van Jos von Asmuth op 5 maart als de pensionering en het formele afscheid van Kees Maas bij KWR en TU Delft. Het middagdeel is meer op de praktijk gericht én de voertaal is Nederlands. Organisatie: KWR Watercycle Research Institute, TU Delft en NHV. Informatie: www.nhv.nu.

20-22 maart, Gorinchem Aqua Nederland Vakbeurs en de Rioleringsvakdagen

trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar kunnen ontmoeten, met aandacht voor waterbehandeling, watermanagement en watertechnologie én riolering. Behalve het beursgedeelte is er ook een uitgebreid kennisprogramma met bijeenkomsten, presentaties en congressen. Organisatie: Evenementenhal Gorinchem en Aqua Nederland. Informatie: www.aquanederland.nl.

22 maart, heel Nederland WereldWaterDag

Op deze dag vinden wereldwijd evenementen plaats om de wereldwaterproblematiek onder de aandacht te brengen. Jaarlijks verzorgen het Netherlands Water Partnership en Aqua for All rondom 22 maart de Nederlandse versie van Wereldwaterdag. Hierbij staan samenwerking, kennisoverdracht en innovatieve ontwikkelingshulp centraal. Informatie: www.wereld-water-dag.nl.

29 maart, Arnhem Inspectie Waterkeringen

de negende editie staat in het teken van onder meer de voorjaarsdroogte van 2011, met veel aandacht voor de handreiking inspectie waterkeringen. Organisatie: STOWA en Rijkswaterstaat. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.

29 maart, Rotterdam Baggerspecie

de tiende editie van dit congres, met dit jaar aandacht voor onder meer het Verbeterplan Besluit bodemkwaliteit, het Besluit lozen buiten inrichten en andere relevante wet- en regelgeving op het gebied van baggeren. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl/baggerspecie.

29 en 30 maart, Groningen Vismarkt

conferentie over vismigratie, met de presentatie van recente ontwikkelingen rond vismigratie-onderzoeken en -technieken en een minicursus vispassages bouwen. Organisatie: Waterschap Noorderzijlvest en STOWA. Informatie: www.stowa.nl.

5 april, Nieuwegein Omgevingswet

congres over de nieuwe Omgevingswet, waarin meer dan 60 wetten, 100 algemene maatregelen van bestuur en honderden ministeriële regelingen worden samengevoegd die ook de watersector raken. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: www.bouw-instituut.nl/omgevingswet.

12 april, Nieuwegein Samen verdienen aan waterveiligheid

congres over creatieve manieren om de waterveiligheid te (blijven) garanderen ondanks krimpende budgetten en mogelijke bezuinigingen. Samenwerken, private financiering en integrale projecten zijn enkele van de onderwerpen die aan de orde komen. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl.

17-20 april, Vlissingen Dynamische delta’s

internationaal symposium over veiligheid en duurzaamheid in stedelijke deltaregio’s, zoals het behoud en herstel van natuurlijke waardes (estuaria). Ook de economische belangen komen aan bod. Organisatie: Stuurcomité Zuidwestelijke delta, KNDW, Kennis voor Klimaat, Imares en Provincie Zeeland. Informatie: www.dynamicdeltas.org.

6-8 juni, Utrecht Riolering en gemeentelijke infrastructuur

jaarlijkse beurs waar riolering en gemeentelijke infrastructuur in de openbare ruimte centraal staan. Behalve het beursgedeelte is er ook een uitgebreid kennisprogramma. De eerste dag staat in het teken van duurzaamheid en milieu, de tweede dag gaat over onderhoud en beheer en de derde dag staat de infrastructuur centraal. Organisatie: HolaPress Communicatie. Informatie: www.vakbeursriolering.net. Buitenland

9-11 februari, Uttar Pradesh (India) - Everything About Water Expo

negende editie van deze internationale beurs over waterbeheer en watergerelateerde technologie, met vooral aandacht voor waterzuivering en afvalwaterbeheer. Organisatie: EA Water Private Limited. Informatie: www.eawater.com.

H2O / 2 - 2012

47


handel & industrie *thema Nominaties voor de RIONED-innovatieprijs Tijdens de traditionele RIONED-dag op 2 februari in Utrecht reikt Stichting RIONED ook dit jaar weer de Innovatieprijs uit. Na het terugsnoeien van de hoeveelheid inzendingen naar zes stuks krijgen de betreffende bedrijven de gelegenheid hun product of dienst aan te prijzen tijdens een ‘zeepkistsessie’. De aanwezigen bepalen vervolgens wat de beste innovatie op rioolgebied van 2012 is. De genomineerde innovaties variëren van geavanceerde software tot filterinstallaties en een systeem om eenvoudig putdeksels te lichten. Onderstaand een overzicht van de nominaties. AFU van IE Systems Het AFU-filtersysteem haalt waterstofsulfide (H2S) uit het afvalwater. De aanwezigheid hiervan zorgt niet alleen voor schade aan vrijverval rioolsystemen (minimaal 15 miljoen euro per jaar), maar ook voor stank. Behalve het toevoegen van nitraten bij grote persleidingen bestonden tot nu toe geen structurele oplossingen. Het AFU-systeem verwijdert H2S uit het afvalwater door een stripper. Het water valt op een aantal cirkels en wordt in turbulentie gebracht, waardoor waterstofsulfide vrijkomt. Onder in de put is een waterslot gecreëerd, wat ervoor zorgt dat het H2S niet in het vrijverval terecht kan komen. Dit gas wordt, samen met de andere aanwezige componenten, geforceerd uit de put door de zijkanaalblower via de filterkast gevoerd. De zijkanaalblower voert de vrijkomende, gefilterde lucht onder lichte overdruk via leidingen naar de onderkant van de stripperput. Door het waterslot, dat voor extra turbulentie zorgt, komt de lucht weer in de put.

filter toegevoerd naar de plek waar zich de hydrodynamische afscheider bevindt. Door een turbulente roterende waterstroom vindt de sedimentatie van vaste vuildeeltjes plaats (voornamelijk de zandfracties). De vuildeeltjes worden door een opening naar het onderste deel van de schacht geleid en opgevangen in het vuilcompartiment. Dit compartiment wordt tijdens een reinigingsinterval leeggezogen. In het midden van de reinigingsput bevinden zich de vier filterelementen. Met deze elementen worden in een opwaartse stroom de fijnstoffen gefilterd. Overige in water opgeloste schadelijke stoffen worden vervolgens grotendeels gefilterd. Door de stroomrichting en de situering van de filterelementen onder het waterniveau treedt verzadiging van de filters slechts langzaam op. De filters zijn doorspoelbaar en bij verzadiging eenvoudig vervangbaar. Boven de filterelementen bevindt zich het gezuiverde water, waar het een olie-afscheider passeert, waardoor excessieve olie afgescheiden wordt. ‘Normaal’ aanwezige olie wordt al gefilterd. Het schone water kan nu afgevoerd worden naar het oppervlaktewater of een infiltratiesysteem.

De Riooloctopus van Royal Haskoning.

Plaatsing van het SpaRc Hydrosysteem 1000 van PIPElife.

Het AFU-filtersysteem van IE Systems.

SpaRc Hydrosystem 1000 van PIPElife Het SpaRc Hydrosystem 1000 filtert niet alleen vaste vuildeeltjes maar ook in water oplosbare schadelijke stoffen, zoals PAK’s en zware metalen uit afgekoppeld water dat op het wegdek lag. Het in een Renoflow inspectieput gemonteerde systeem is eenvoudig te installeren. Het gefilterde water kan direct in de natuurlijke kringloop worden opgenomen. Het Hydrosystem reinigt vervuild regenwater door sedimentatie, filtering, adsorptie en precipitatie. Het regenwater van het af te koppelen oppervlak wordt aan de onderzijde van het

48

H2O / 2 - 2012

Het grote voordeel van dit systeem is dat bovengronds geen kwetsbare meetinstallaties hoeven te worden opgesteld.

Riooloctopus van Royal Haskoning De Riooloctopus is een meetinstallatie die in het riool wordt geplaatst en nauwkeurig en gedetailleerd inzicht geeft in de temperatuur van het riool/het rioolwater. Het is mogelijk om elke minuut over de gehele lengte van de kabels elke meter de temperatuur zeer nauwkeurig (0,1°C) te meten. De meetunit bevat voldoende accucapaciteit om enkele weken achter elkaar te blijven functioneren. Door de temperatuurmetingen te analyseren op onverwachte en abrupte temperatuurswisselingen kunnen foutieve aansluitingen worden opgespoord en gelokaliseerd. Tijdens droog weer verandert de temperatuur in een regenwaterriool niet of slechts geleidelijk. Een lozing uit een foutieve aansluiting heeft vrijwel altijd een andere temperatuur.

Riolift van Ingenieursbureau Moons Ingenieursbureau Moons heeft een nieuwe putdeksellichter ontwikkeld met de naam ‘Riolift’. De Riolift is een in de praktijk geboren oplossing voor het lichten van putdeksels. Medewerkers van Moons zijn al ruim een jaar bezig met het in het hele land opsporen van foute rioolaansluitingen. Degenen die dat doen moeten de geluidsapparatuur van Riosonic in de rioolinspectieputten plaatsen. Dit betekent vaak putdeksels lichten. Volgens het ingenieursbureau is er voor dat zware karwei tot nu toe geen handig, licht, eenvoudig, goed werkbaar apparaat gemaakt. Moons zegt daarin nu wel geslaagd te zijn en is ervan overtuigd dat de rioleurs in het veld er blij mee zijn. Zij krijgen een apparaat dat even groot is als een puthaak maar hoeven niet meer krom te staan en kunnen zonder fysieke kracht een putdeksel lichten en verschuiven. MeMo van H2riO Er komen langzamerhand steeds meer producten en diensten op de markt om foutieve (riool)aansluitingen vast te stellen. Volgens H2riO zijn deze nog steeds arbeidsintensief, kostbaar of afhankelijk van bewoners. Met hun MeMo-methode worden deze nadelen opgeheven. De Measure Mouse (kort: MeMo) is een meetinstrument dat geluiden detecteert in de rioolbuis én de temperatuur meet. MeMo is ook uitgerust met een zend- en ontvangstmodule om meetgegevens te versturen. De resultaten van de meting zijn online te bekijken op iedere computer met internettoegang. Per put wordt een MeMo geplaatst. Vallend/ stromend water veroorzaakt geluid. Geluid is detecteerbaar. Doordat aan beide kanten van de streng dit geluid kan worden gedetecteerd, kan de plaats van de lozing/inlaat


*thema worden bepaald. Ter controle worden zowel de pH als de temperatuur gemeten. Nadat de eerste metingen zijn verricht, kan men een tweede sessie metingen uitvoeren. Deze omvat het vaststellen van foutieve aansluitingen op toestelniveau. Hiertoe hoeft alleen in de woningen van de verdachte locaties uit de eerste sessie water te worden geloosd via de aanwezige toestellen. Het geloosde water wordt dan vervolgens wel of juist niet gedetecteerd. Lizard en RainApp van Nelen & Schuurmans en DHV Lizard is een door Nelen & Schuurmans ontwikkeld systeem voor informatievoorziening. Volgens Nelen & Schuurmans zorgt het eenduidig combineren van metingen, modelresultaten en kennis van deskundigen uiteindelijk voor beter waterbeheer. Een cruciaal onderdeel, behalve het opslaan van informatie, is het ontsluiten van informatie door onder andere een webinterface te gebruiken en automatisch rapportages aan te maken. De databanken worden actueel gehouden met realtime meetinformatie en gekoppelde modellen, waarmee de sturingsmodule vervolgens in staat is kunstwerken optimaal aan te sturen. Lizard is is geen supersysteem dat alle bestaande systemen vervangt, maar een open platform dat bestaande IT- en modelsystemen verbindt. De RainApp is een nieuwe applicatie voor Lizard, ontwikkeld in nauwe samenwerking met DHV. Ze ontsluit alle realtime data van het KNMI, zoals de 5-minuten radarbeelden en neerslagvoorspellingen. Met deze toepassing kan snel en nauwkeurig de neerslaghoeveelheid per afwateringsgebied worden bepaald (bijvoorbeeld per rioleringsdistrict, peilvak of stuwpand). Door het combineren van neerslagdata met modellen kunnen online waterbalansen (per riooldistrict) worden opgesteld. Ook zijn al praktijkvoorbeelden gerealiseerd waarbij continu de resultaten van een strengenmodel worden vergeleken met online metingen. Dit levert een grote bijdrage aan een beter inzicht in het werkelijk functioneren van de riolering.

Alternatief voor Robotpompseries

handel & industrie Nieuwe serie Strobl-pompen

Vanwege het beëindigen van zijn activiteiten op het gebied van Robot Pompen heeft ITT de productie van de BW-serie ondergebracht bij Landustrie. Hiermee is de continuïteit van deze pompserie gewaarborgd.

Waar met een standaard kanaalwaaier al een vrije doorgang werd bereikt van 80 mm, heeft de nieuwe Strobl afvalwaterpomp AWP 100-200 maar liefst een vrije doorgang van 95 mm.

Landustrie heeft de mensen van de afdeling Onderzoek en Ontwikkeling van Robot in dienst genomen. Deze bundeling van kennis leidde tot de ontwikkeling van nieuwe pompenseries die uitwisselbaar zijn met de bestaande Robot-pompen. Dit geldt ook voor de onderdelen.

Strobl Pumpen hanteert het principe dat alles dat door de zuigaansluiting van de pomp kan, er aan de persaansluiting weer uit moet kunnen komen, zonder de pomp te verstoppen. Bij de nieuwe AWP 100-200 wordt dit bereikt met een vortexwaaier. Deze pomp wordt onder meer toegepast in afvalwaterinstallaties in de industrie en de scheepsbouw en vacuüm toiletstations, maar ook bij het verpompen van vloeistoffen met een groot aandeel vaste stoffen en gerecycled water in de betonindustrie en het leegpompen van filters in openbare baden. Tevens zijn deze afvalwaterpompen leverbaar als AWBT-dompelpomp. De nieuwe pompseries, waaronder de vortex- en de slijtvaste pompen, vormen een belangrijke uitbreiding van het bestaande pompenaanbod voor toepassing in riolering, afvalwater en industrie. Hiervan maakt ook al geruime tijd de ‘Wetterfretter’ deel uit: de onderwaterpomp die vezeldoekjes en andere vaste materialen moeiteloos versnijdt.

Voor meer informatie: www.speck.nl.

Voor meer informatie: www.landustrie.nl.

advertentie

Uw proces verdient…

...een Verderflex Dura Kijk voor ons compleet fitnessprogramma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00 H2O / 2 - 2012

49


handel & industrie *thema Nieuwe waterjets in gebruik De firma vandervalk+degroot liet twee jaar geleden de eerste waterjetrobot in Nederland ontwikkelen. Met een hogedrukwaterstraal kunnen heel nauwkeurig obstakels in het riool weggesneden worden. Dit systeem is de afgelopen tijd in de regio Noord-West succesvol ingezet. De behaalde resultaten in de praktijk zijn zelfs beter dan verwacht.

geïntegreerde luchtklep die al langer standaard op grotere modellen wordt toegepast. Bovendien zijn de pompen voorzien van een ingebouwde motorbeveiliging tegen overbelasting en te hoge temperatuur. Overige verbeteringen zijn: eenvoudiger onderhoud, grotere dompeldiepte (tien in plaats van vijf meter), betere warmtebestendigheid (dompelbaar in vloeistoffen tot 40°C, voorheen 35°C), capaciteitsverhoging Grindex Mini van 20 procent ten opzichte van voorganger Grindex Macro en een externe startcondensator voor optimaal startvermogen (m.u.v. Grindex Micro). Voor meer informatie: www.eekels.eu.

Nieuwe regenwatertank gratis thuisbezorgd Inzet van de waterjet heeft duidelijke voordelen ten opzichte van de traditionele wortelfrees: het systeem is zeer nauwkeurig, lokaal en gedoseerd in te zetten om schades in het riool maximaal te beperken. Door deze gerichte, efficiënte inzet is het water- en energieverbruik laag. Vandervalk+degroot heeft onlangs nog twee waterjet-/waterfreessystemen gebouwd voor de regio’s Noord-Oost en Zuid. Alle ervaringen van de afgelopen twee jaar zijn gebruikt om het concept maximaal door te ontwikkelen. De twee nieuwe systemen zijn inmiddels in gebruik genomen. Voor meer informatie: www.valkdegroot.nl.

Nieuwe Grindex MMS-bouwklokpompen Eekels Pompen introduceert in Nederland de nieuwe MMS-lijn van het Zweedse topfabricaat Grindex. Deze omvat verbeterde lichtgewicht bouwklokpompen voor het verpompen van vervuild water. Grindex en Eekels spelen hiermee in op de toenemende vraag naar aantrekkelijk geprijsde draagbare pompen voor intensief professioneel gebruik. De Micro, Mini en Solid zijn ondanks hun lichte constructie oerdegelijk, duurzaam en - zelfs bij intensief gebruik - zeer betrouwbaar. De typen zijn vervaardigd van hoogwaardige slijtvaste materialen, waarbij de pompkop, de motoreenheid en de buitenmantel nu standaard zijn uitgevoerd in aluminium. Daarnaast kunnen ook de kleinste modellen uit het Grindex-programma voortaan probleemloos droogdraaien dankzij de

50

H2O / 2 - 2012

GEP levert sinds kort de nieuwe Flatline regenwatertank, die licht en compact is. Tijdens de VSK-beurs, die van 6 tot en met 10 februari in Utrecht plaatsvindt, heeft GEP een speciale aanbieding: klanten die dan een Flatline tank kopen, krijgen deze gratis thuisbezorgd. De Flatline tank is smal en eenvoudig in te graven en aan te sluiten. Met een diepte van 65 cm hoeft geen groot gat gegraven te worden. De tank is leverbaar in capaciteiten van 1.500, 3.000, 5.000 en 7.500 liter. De regenwatertank is bestand tegen grondwater en klasse B verkeersbelastbaar (personenwagen). De tank is voorzien van voorgemonteerde aansluitingen. Voor meer informatie: www.regenwater.com.

H2gO uitgebreid met energiemonitoring I-Real heeft zijn telemetrie- en procesautomatiseringssysteem H2gO uitgebreid met een toepassing voor het monitoren van het energiegebruik van installaties. Inzicht in het energieverbruik is een belangrijk hulpmiddel om energie te besparen, afwijkingen op te sporen of te zien of onderhoud nodig is. Door bijvoorbeeld een koppeling te maken met de PLC van een rioolgemaal is het energieverbruik van de pompen uit te lezen. H2gO visualiseert de gegevens in een grafiek of rapport. Door deze gegevens te vergelijken met bijvoorbeeld de gevallen neerslag is te achterhalen waarom pieken in het stroomverbruik ontstaan. Ook is te controleren of de energierekening klopt. Gemeenten kunnen nu met H2gO niet alleen op afstand alle installaties in de openbare ruimte monitoren en sturen, maar dus ook het energieverbruik analyseren. Alles is ondergebracht in één systeem, waardoor de investering laag blijft. Huidige klanten kunnen eenvoudig de energiemonitoring toevoegen, nieuwe klanten kunnen een afzonderlijke module afnemen.


In de traditie van onze baanbrekende innovaties lanceren wij nu…

Flygt Experior

Welkom in een nieuw tijdperk voor afvalwaterpompen. Een tijdperk waarin uitmuntende techniek en pioniersgeest worden gecombineerd met een ongeëvenaard inzicht in uw behoeften. Het resultaat is Flygt Experior, een unieke productlijn die state-of-the-art hydrauliek, motoren en aandrijftechniek combineert tot een uniek concept. Flygt Experior combineert onze unieke N-technologie, premium efficiency motoren en SmartRun - dé nieuwe intelligente pompbesturing. Flygt Experior is ontwikkeld omdat wij jarenlang naar U hebben geluisterd. Wij hebben onze kennis en expertise in het ontwerpen van de meest betrouwbare en energie-efficiënte afvalwaterpompen toegepast om aan te sluiten bij uw behoeften van eenvoud en betrouwbaarheid in combinatie met minimaal engergieverbruik. Flygt Experior™. Inspired by you. Engineered by us.

flygt.com/FlygtExperior Flygt is een merk van Xylem, Xylem’s 12,000 medewerkers pakken met enthousiasme de meest complexe uitdagingen aan in de wereldwijde watermarkt. Let’s solve water.


Watercycle Research Institute


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.