H2O nr. 9 - 2024

Page 1


h2owaternetwerk.nl Vakblad van Koninklijk Nederlands Waternetwerk 9|’24

18 oktober 2024

57ste jaargang

Mark van der Werf (STOWA): ‘

Politiek en bestuurders prikkelen met feiten en cijfers’

De do’s en don’ts van de drijvende stad

Diepinfiltratie in Drenthe

Vuile regen vraagt om hemelwaterbeleid

MAKING WATER WORK

Sales. Rental. Service.

Slim & duurzaam Watergebruik begint met de oplossingen van Logisticon verhuur

Bij Logisticon Verhuur begrijpen we uw behoeften en bieden we oplossingen op maat. Of u nu tijdelijke waterbehandeling nodig heeft, nieuwe oplossingen wilt testen of grootschalige investeringen wilt uitstellen, wij staan voor u klaar. Ontdek onze uitgebreide verhuurvloot voor waterzuivering en -behandeling, de grootste in Europa. Van zandfilters tot MBR-systemen, we hebben de componenten en complete installaties die passen bij uw situatie.

De voordelen van huren zijn duidelijk:

+ Geen noodzaak voor grote initiële investeringen.

+ Kosten blijven transparant en beheersbaar.

+ Test en ervaar de gewenste oplossing voordat u zich verbindt.

+ Flexibiliteit om snel in te spelen op noodsituaties.

Bij Logisticon Verhuur streven we ernaar om uw waterbehandeling naadloos en zorgeloos te optimaliseren.

Logisticon Water Treatment B.V.

Logisticon Verhuur B.V.

Energieweg 2

2964 LE Groot-Ammers, Nederland

T +31 (0)184 60 82 60

E water@logisticon.com

W www.logisticon.com

Leren leven met water

De titel van het Deltaprogramma 2025 - Naar een nieuwe balans in de leefomgeving: ruimte voor leven met water - leest als poëzie, zegt Lotte Jensen 26 september in het Amsterdamse debatcentrum De Balie.

De literatuurwetenschapper en filosoof was gevraagd om met een gesproken column een intermezzo te verzorgen in het debat over de toekomst van Nederland en het waterbeheer met deltacommissaris

Co Verdaas, die een week na Prinsjesdag zijn eerste Deltaprogramma toelicht voor een handvol toehoorders in hartje Amsterdam.

Jensen prijst het taalgebruik in het deltaprogramma. “Het is begrijpelijk en toegankelijk geschreven. Als je wilt dat de overheid communiceert, doe dat dan op deze manier.”

Maar ze zoomt in op de titel. Ze ontleedt drie versregels en ziet een spectaculaire koerswijziging in de laatste: ruimte voor leven met water. Niet meer strijden tegen, maar leven met water. Dat moeten we leren. “De hardware moet op orde zijn, dijken en watervoorzieningen en opvangplaatsen, maar, en dit is de crux, de mental software ook”, zegt Jensen.

Mental software? We moeten de burger mentaal klaarstomen voor een toekomst met extremen, zoals overstromingen, droogte en branden, legt Jensen uit. Onze mental software heeft nieuwe verhalen nodig - we moeten het waterbewustzijn vergroten, we moeten leren leven mét water.

De literatuurwetenschapper ziet in het scenario Meebewegen, een van de denkrichtingen die worden onderzocht om Nederland voor te bereiden op een toekomst met een versnelde zeespiegelstijging, ‘heel veel raakvlakken’ om ons waterbewustzijn klaar te maken voor de toekomst. En ‘Meebewegen’ moet níet worden versimpeld tot een massaverhuizing richting het oosten, zegt ze. “Integendeel, hybride meebewegen houdt in dat laag Nederland zo lang mogelijk bewoonbaar en leefbaar blijft en dat er grootschalig lokale maatregelen worden getroffen.”

Zo’n maatregel in het scenario Meebewegen is drijvend bouwen. U leest in deze H2O dat er steeds meer aandacht komt voor deze innovatieve bouwmethode als klimaatbewust antwoord op ontwikkelingen als zeespiegelstijging, wateroverlast en bodemdaling. Tot dusver gaat het om kleinschalige projecten met hier en daar een pluk drijvende woningen. Een groep van adviesbureaus en organisaties doet nu met de gemeente Utrecht en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden onderzoek naar de drijvende stad als business case.

Is het de oplossing voor een klimaatbestendige toekomst? U leest: “Deze studie laat zien dat je moet insteken op een integrale ontwerpbenadering, constructieve uitvoerbaarheid en met een andere bril moet kijken naar financiële haalbaarheid.”

Bert Westenbrink

Alligator wateropslag

Vakblad van Koninklijk

Nederlands

Waternetwerk

Oktober 2024

8

Mark van der Werf ruilt als directeur

STOWA beleid en lobby in voor kennisdomein

Inhoud

14

18

Gezond Water: boek om maatschappelijk waterdebat te stimuleren

Meebewegen met zeespiegelstijging: Gaan we drijvend bouwen?

20

Diepinfiltratie is drinkwatervoorziening van de toekomst’ ‘

OEM NIVEAUSENSOREN

O.A. VOOR IOT TOEPASSINGEN

VOOR GRONDWATER EN ANDERE VLOEISTOFNIVEAUEN TANKINHOUDSMETINGEN

• Zeer nauwkeurige meetwaarden

• Uitstekende stabiliteit op lange termijn

• Vele jaren onderhoudsvrije werking

KELLER 26X

• Ideale niveausensor voor grondwatermetingen in IoT netwerk

•RS485 interface & eventueel 4…20 mA of 0…10 V

• Analoge en digitale interfaces-kunnen worden gecombineerd

•Schaalbare analoge uitgang (turn-down)

• Voeding vanaf 3,2V

KELLER 36Ky X

• Dedicated niveausensor voor afvalwater

• Uniek Kynar non-stick membraan

•RS485 interface & eventueel 4…20 mA, 0…10 V, 0...5V, 0...2,5V

•Analoge en digitale interfaces-kunnen worden gecombineerd

• Schaalbare analoge uitgang (turn-down)

• Voeding vanaf 3,2V

Inhoud

Zo schoon is regenwater nou ook weer niet

En verder

13

COLUMN MARJOLIJN HAASNOOT

We moeten leren van storm Boris

23 IN THE PICTURE

Daniël Schornagel: ‘Liever met mijn handen bezig’

24 HOOGSTANDJE

Het Julianakanaal valt droog

30 H2O ONLINE

36 H 2 O PODCAST

Gerard Stroomberg houdt vertrouwen in drinkbare Rijn

37 COLUMN JOS PETERS

Logisch dat wij nu betalen voor het drinkwater voor onze kinderen

39 NEW BUSINESS

• Contact met clusters is enorm waardevol

• Drinkwaterlab WLN wint aanbesteding Ultieme Waterfabriek

• Start-ups maken kickstart dankzij investeringen NEW-fonds

Hoe mest drinkwaterbedrijven kan helpen om afvalstroom te verminderen

44 WATERONDERZOEK

• Nature-based Solutions voor waterveiligheid in Canada

47 WATERNETWERK

• Excursies bij Watermicro2025

• Regiobijeenkomsten oplossen personeelstekort en braindrain in de watersector

COLOFON

Vakblad H2O, H2O Online en kennismagazine Water Matters zijn uitgaven van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW).

UITGEVER/BLADMANAGEMENT

Monique Bekkenutte (KNW).

HOOFDREDACTEUR

Bert Westenbrink. Redactieadres: Koningskade 40, 2596 AA Den Haag, mail: redactie@h2o-media.nl. Aan dit nummer werkten mee: Wim Eikelboom, Marjolijn Haasnoot, Mirjam Jochemsen, Pauline van Kempen, Dorine van Kesteren, Kees Jan van Kesteren, Rens Nijholt, Jos Peters, Philip Reedijk, Barbara Schilperoort, Nico van der Wel Bijdragen aan H2O Online: Hans Klip, Pauline van Kempen, Kees Jan van Kesteren, Jaap Hoeve.

REDACTIEADVIESRAAD

Jan Appelman, Arjan Budding, Erwin de Bruin, Diederik van Duuren, Alice Fermont, Roberta Hofman-Caris, Pieter Hymstra, Warry Meuleman, Tico Michels, Leon Korving, Ton Peters, Jan Roelsma, Martijn Tas VORMGEVING

Ronald Koopmans.

WEBBEHEER

Tim Koorn.

ADVERTENTIEVERKOOP

Daan Mooijman, h2o@mooijmanmarketing.nl, 070-3234070. DRUK Veldhuis Media, Raalte. ABONNEMENTEN secretariaat@h2o-media.nl, 070-3222765.

Direct een abonnement aanvragen?

Scan de QR code

MARK VAN DER WERF:

‘Het

zou mooi zijn als STOWA wat vaker agenderend is’

Met STOWA, het kennis- en innovatiecentrum van de waterschappen, wil Mark van der Werf bijdragen aan een oplossing voor de grote wateropgaven in Nederland. Na vier maanden als directeur vertelt hij over zijn plannen. “Ik wil niet zelf op de stoel van politiek en bestuur gaan zitten, maar wel feiten en cijfers aanleveren die hun gedachten prikkelen.”

TEKST DORINE VAN KESTEREN | FOTOGRAFIE MARCEL MOLLE

MAgenderend zijn is een manier om ons land voor te bereiden op de toekomst’ ‘

De waterbeheerders, de belangrijkste opdrachtgevers van STOWA, hebben weinig geheimen voor Mark van der Werf. Bijna zijn hele werkzame leven verkeert hij al in de waterwereld, waarvan meer dan twee decennia bij de Unie van Waterschappen. De laatste jaren was hij daar verantwoordelijk voor het beleid en de belangenbehartiging rond onder meer de Kaderrichtlijn Water, innovatie, internationale zaken, energie en circulariteit. “Onderdeel van mijn werk was om te proberen de waterschappen op één lijn te krijgen over de duurzaamheidsdoelen en de routes daarnaartoe. Dat spel - een beleidsstip op de horizon zetten, vroegtijdig met iedereen in gesprek gaan, ieders inbreng serieus nemen en dan een breed gedragen, maar stevig eindresultaat halen, geen nietszeggend compromis - daar had ik veel lol in.”

Terugkijkend zat het er al vroeg in, zegt hij. “Van kindsaf aan ben ik bezig met water en de natuur. Toen mijn moeder haar eerste kleinkind kreeg en mijn oude kamer ging leegruimen, kwam ze allerlei werkstukjes tegen van toen ik een jaar of tien was. Over dode vissen in rivieren, milieuvervuiling, ontbossing…” Met de overstap naar STOWA ruilt hij beleid en lobby in het voor het kennisdomein. “Als belangenbehartiger heb je wel invloed, maar daar zit een grens aan. In deze functie heb ik de bal meer aan de voet. Bovendien vind ik het mooi om mijn technische kant vaker aan te spreken; ik ben van origine zuiveringstechnoloog.”

Bij uw benoeming zei u: ‘Ik ga eerst een duik in de organisatie nemen.’ Wat heeft die duik opgeleverd? “Allereerst: ik ben warm en hartelijk ontvangen door heel capabele mensen. Ik beschouwde de Unie en STOWA als zusterorganisaties en dacht dat ik STOWA al redelijk kende. Maar toen ik hier daadwerkelijk binnenstapte, bleek het toch een stuk ingewikkelder dan ik dacht. Met slechts negen vaste medewerkers en een kleine flexibele schil voert STOWA de regie over meer dan 300 (onderzoeks)projecten. Op toegepast technisch, natuurwetenschappelijk, >

bestuurlijk-juridisch en sociaalwetenschappelijk gebied. Het duurt even om het overzicht te krijgen, om de organisatieprocessen scherp in het vizier te krijgen. Eerlijk gezegd zit ik daar nog middenin.”

Hoe weet STOWA aan welke kennis de waterbeheerders behoefte hebben?

“Tot nu toe heb ik gelukkig geen geluiden gehoord dat we niet de goede dingen doen. STOWA is een makelaar in kennis; we fungeren als intermediair tussen waterbeheerders en kennisleveranciers. Dat gaat in de praktijk als volgt. Per werkveld – afvalwatersystemen, waterkeringen, watersystemen en waterketen – is er een programmacommissie die adviseert of STOWA bepaalde onderzoeken moet initiëren of er financieel aan moet bijdragen. Die vier commissies bestaan uit vertegenwoordigers van de waterschappen, Unie, provincies, Rijkswaterstaat, Stichting RIONED, het Waterschapshuis en gemeenten.

Vervolgens zet STOWA een onderzoek uit bij de juiste kennisinstellingen of advies- en ingenieursbureaus. Tijdens het onderzoek houdt een begeleidingscommissie van eindgebruikers in de gaten of de opbrengsten nuttig zijn. Na afloop organiseren we bijeenkomsten om de opgedane kennis met de waterbeheerders te delen. Overigens dienen soms ook kennisinstituten en het bedrijfsleven een onderzoeksvoorstel in. Dat tweerichtingsverkeer is waardevol, omdat het nieuwe perspectieven en innovatie oplevert.”

Een kleine greep uit de lijst van publicaties: aquathermie, bodemdaling, neerslaginformatie, invasieve soorten… Wie had bij de oprichting in 1971 kunnen denken dat STOWA zich met dat soort onderwerpen ging bezighouden?

“Het werkveld van de waterschappen - en dus dat van STOWA - is de laatste jaren verbreed. In mijn begintijd bij de Unie richtten zij zich op hun klassieke taken: waterveiligheid, -kwantiteit en -kwaliteit. Inmiddels houden ze zich ook bezig met onder meer ruimtelijke ordening, klimaat, biodiversiteit, circulariteit

en de energietransitie. Ze moeten zich ook tot veel meer partijen verhouden dan vroeger. Al met al is hun werk veelomvattender en complexer geworden. Dit is geen keuze, maar noodzakelijk om Nederland schoon, veilig en leefbaar te houden.”

Op welke kennisleemtes gaat de organisatie zich onder uw bewind voornamelijk richten?

“Komend jaar gaan we aan de slag met een nieuwe strategienota. Daarvoor moet het STOWA-bestuur een aantal wezenlijke vragen gaan beantwoor-

Zelf zou ik graag zien dat er meer aandacht komt voor de menselijke kant van verandering’
Ik verwacht niet dat we de Europese afspraken van de KRW gaan halen’

den, zoals: voor welke opgaven zien de waterbeheerders zich nu en de komende decennia gesteld? Welke kennisvragen horen daarbij? Waar is STOWA nu precies van?

Zelf zou ik graag zien dat er meer aandacht komt voor de menselijke kant

van verandering. Als waterbeheerders zijn we sterk inhoudelijk en technisch georiënteerd. Wij zeggen: we moeten de dijken verhogen omdat de zeespiegel stijgt. Of: de economie moet circulair worden omdat de grondstoffen opraken. We vergeten vaak dat geen enkele transitie tot stand komt zonder gedragsverandering. Een voorbeeld: het is technisch mogelijk om drinkwater te maken van effluent. Maar dan moeten mensen wel accepteren dat ze ‘afvalwater’ drinken.

Meer in het algemeen wil ik zorgen dat de kwaliteit van STOWA hoog blijft. Wat je zegt moet kloppen. We moeten ook onafhankelijk blijven – daarmee staat of valt je geloofwaardigheid. Verder wil ik het proces waarin we de kennisbehoeften invullen, wat transparanter maken. Dat helpt om de waterbeheerders inzicht te geven dat we het voor en met hen doen. Tot slot zou het mooi zijn als we wat vaker vragen op de agenda zetten die nog niemand gesteld heeft. Niet zelf op de stoel van politiek en bestuur gaan zitten, maar wel feiten en cijfers aanleveren die hun gedachten prikkelen. Met het STOWA-bestuur gaan we over deze rol nog uitgebreid spreken. Agenderend zijn is een manier om ons land voor te bereiden op de toekomst.”

Samenwerken met kennisinstituten is niet altijd eenvoudig. Tien wetenschappers, tien bevindingen. En vlak voor de deadline valt er altijd weer wat nieuws te onderzoeken.

“Ik kan me voorstellen dat één waarheid een utopie is. Diversiteit kan ook een kracht zijn, soms leidt een combinatie van oplossingen tot het beste resultaat. En inderdaad, een technoloog of wetenschapper zal nooit zeggen dat het af is. Zeker rond waterbeheer en waterkwaliteit doemen altijd weer >

nieuwe vraagstukken op. Het klimaat staat niet stil, er komen voortdurend nieuwe stoffen op, zuiveringstechnieken veranderen. Uiteindelijk bepalen bestuurders en ambtenaren van de waterbeheerders samen wanneer ze op basis van de aangeleverde kennis een besluit kunnen of moeten nemen. Bij toegepast onderzoek, waar een concreet probleem moet worden opgelost, is dit natuurlijk gemakkelijker dan bij fundamenteel onderzoek.”

Uw voorganger Joost Buntsma zei in zijn afscheidsinterview: ‘Kennis wordt minder snel als feit aangenomen. Daar moeten we op leren acteren, ook STOWA.’ “De wereld wordt steeds complexer. Om een besluit te nemen zijn wat mij betreft feiten en cijfers nodig. We moeten wel beter uitleggen hoe die kennis precies tot stand is gekomen. Wie heeft wat, waarom onderzocht, wat zeggen de resultaten nu precies? Als dit navolgbaarder wordt, is er minder grond voor twijfel.”

De Kaderrichtlijn Water is niet onbekend voor u. Een hoofdpijndossier, kunnen we inmiddels toch wel concluderen. Wat kan STOWA doen om de doelen bereikbaarder te maken?

“Ik verwacht niet dat we de Europese afspraken gaan halen. Neemt niet weg dat we alles moeten doen om te zorgen dat ons oppervlaktewater in 2027 schoner en gezonder is. De waterschappen voeren de stroomgebiedbeheerplannen uit, maar zij kunnen het niet alleen. Het Rijk is aan zet als het gaat om de internationale afspraken; via de Rijn en de Maas komt er vervuiling van andere landen in ons watersysteem. En er is een rol voor de industrie, de landbouw en gemeenten.

Onze opgave is om de waterbeheerders meer handelingsperspectieven te geven. Denk bijvoorbeeld aan de ecologische sleutelfactoren die STOWA heeft vastgesteld. Dat zijn factoren die de ecologische toestand van oppervlaktewater bepalen, zoals de belasting met voedingsstoffen, het lichtklimaat en de toxiciteit. Ze laten zien waarom de toe-

stand is zoals die is en waar de schoen wringt als de kwaliteit onder de maat is. Op die manier krijgen waterbeheerders concrete handvatten om gerichte maatregelen te nemen. Daarnaast voorzien we in kennis over de eisen die de KRW stelt aan het effluent in de rioolzuiveringsinstallaties. Er bestaan bijvoorbeeld nog steeds vragen over de methoden om de vereiste kwaliteit van het effluent vast te stellen.”

Wanneer is uw directeurschap geslaagd? “Het watervraagstuk - droogte, overlast, kwaliteit en veiligheid - is actueler dan ooit. STOWA moet toepasbare kennis leveren om deze uitdagingen aan te kunnen en de waterbeheerders helpen hun taken goed uit te voeren. Willen we als mensheid binnen de natuurlijke grenzen van de planeet blijven, dan moet ons land klimaatneutraal worden, duurzame alternatieven voor grondstoffen vinden, het verlies van biodiversiteit tegengaan en geen afval meer produceren. Waterbeheerders kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door het water-

MARK VAN DER WERF (1976) studeerde milieukunde in Delft en waterzuiveringstechnologie in Wageningen. Hij werkte bij Kiwa - het huidige KWR

Watercycle Research Institute - en bij adviesbureau de Straat Milieuadviseurs. Daarna ging hij aan de slag bij de Unie van Waterschappen, onder meer als beleidsmedewerker, manager en plaatsvervangend directeur. Op 1 juni 2024 werd hij directeur van STOWA.

beheer circulair te maken. Uit afvalwater kunnen we nu 15 verschillende grondstoffen halen, maar ik denk ook aan de 240.000 kilometer aan sloten, kanalen en watergangen in Nederland. Daar gaan heel veel grondstoffen in via oeverbeschoeiing, stuwen en gemalen. En er komen heel veel grondstoffen uit, zoals bagger, riet en waterplanten. Er is dus nog een wereld te winnen aan terugwinning en hergebruik. Waterveiligheid is eveneens essentieel; anders valt er niets te beschermen. Daarbij moeten we nadenken over hoe we de milieu-impact van ons werk kunnen verkleinen bij aanleg, beheer en onderhoud van de dijken. Als STOWA ook aan deze kwesties een kennisbijdrage kan leveren, dan ben ik tevreden.”•

Er is dus nog een wereld te winnen aan terugwinning en hergebruik’ ‘

COLUMN

MARJOLIJN HAASNOOT

We moeten leren van storm Boris (en andere hoogwatergebeurtenissen)

De extreme regenval en overstromingen in Centraal- en Oost-Europa als gevolg van storm Boris zijn een duidelijke reminder van de mogelijke gevolgen van extreem weer. Hiervan leren is belangrijk, ook voor Nederland.

Door klimaatverandering komen extremen steeds vaker voor. De intensiteit van hevige neerslag neemt gemiddeld met 7 procent toe bij iedere graad opwarming. Met de huidige wereldwijde opwarming van 1.2°C is ze daarmee zo’n 8 procent toegenomen en in Europa - met 2°C opwarming – is dat dus zo’n 14 procent. Maar niet alleen de intensiteit, ook de duur is bepalend voor de gevolgen.

Het door storm Boris getroffen gebied is ontzettend groot. En als je de beelden ziet, dan zal de schade naar verwachting ook groot zijn. Het aantal slachtoffers lijkt daarentegen mee te vallen. In vergelijking met eerdere overstromingen in Europa (1997, 2002, 2021) is het nu aanzienlijk minder (zo’n 10 i.p.v. 100-250). Studies laten zien dat dit overeenkomt met het beeld wereldwijd: een daling van het aantal slachtoffers en toename van de schade.

Goede waarschuwingssystemen helpen hierbij. Door waarschuwingen nauwkeuriger te maken en ook aan te geven wat te verwachte gevolgen zijn en wat te doen, kunnen veel slachtoffers worden voorkomen. De toename van de schade is volgens internationale studies te wijten aan de socio-economische ontwikkelingen in overstroombare gebieden. En hoewel de schade minder toeneemt dan deze ontwikkelingen, valt hier wellicht nog wat winnen door adaptatie, bijvoorbeeld het beperken van ontwikkelingen of alleen aangepast bouwen in risicogebieden. Ook meer ruimte geven aan

rivieren heeft in Europa nog veel potentie om overstromingen te beperken, zo concludeerde het klimaatpanel IPCC.

Het hoogwater van 2023/2024 in Nederland leert ons dat het belangrijk is rekening te houden met samenvallende en opeenvolgende gebeurtenissen, zoals storm op zee, langdurige neerslag en hoog water op de rivieren. Afzonderlijk waren het geen extreme gebeurtenissen, maar samen wel een belangrijke stresstest voor het systeem.

Een recente studie van Expertise Netwerk Waterveiligheid evalueerde de situatie en gaf aan dat bevers tijdens het hoogwater gaten hadden gegraven in dijken die pas na het hoogwater zijn gedetecteerd. Ook werd geconstateerd dat drijfhout en kleine gaten voor aantasting zorgen van de sterkte en dat door de lange duur calamiteitenorganisaties zoals waterschappen in 2023/2024 flink werden belast.

Ook waren sommige dijken in onderhoud waardoor extra maatregelen genomen moesten worden. Hoewel dijkversterkingen juist in de zomerperiode plaatsvinden omdat dan de kans op hoogwater dan klein is, hebben we bij het zomerhoogwater in de Maas in 2021 ervaren dat extreme situaties ook dan kunnen optreden.

Samenwerking tussen landen is voorts belangrijk gebleken, voor zowel waarschuwen als voor het nemen van maatregelen tijdens het hoogwater en bij langetermijnplanning. Hierbij denk ik aan overtoppen of juist ‘release’ van water bij reservoirs, zoals bij storm Boris gebeurde en ook in 2021 in België. Ook onverwachte niet klimaatgerelateerde gebeurtenissen kunnen van invloed zijn op de gevolgen. Zo stortte in Dresden

Zonder passend waterbeheer kunnen we niet veilig blijven leven in onze delta

vlak voor het hoogwater een brug in wat de afvoer sterk had kunnen beperken als deze niet tijdig opgeruimd was. Met de nieuwe inzichten kunnen we scenario’s en modellen verbeteren en gebruiken om nieuwe stresstesten te doen. Zo testte Deltares wat er gebeurt als de extreme neerslag van 2021 in zijn geheel over Nederland was gevallen. Maar niet alleen klimaatgerelateerde gevolgen moeten worden meegenomen in het ontwikkelen van operationele en adaptatieplannen voor de lange termijn. Een belangrijke rode draad in hoogwaterevaluaties is ook dat veel onverwachte zaken optreden die achteraf logisch zijn maar die niemand voorzag.

De hoogwaters tonen het belang aan van leren van gebeurtenissen en oefenen met uitvoering van grotere maatregelen in tijden van (klimaat)verandering. Zonder passend waterbeheer kunnen we niet veilig blijven leven in onze delta. Dat pleit voor het op peil houden van kennis en capaciteit in de ‘Delta Community’, bij onderzoekers, beleidsmakers en uitvoerders.

Marjolijn Haasnoot is onderzoeker klimaatadaptatie bij Deltares en Universiteit Utrecht

DRIJVENDE STEDEN DRIJVENDE STEDEN Oplossing

voor klimaatbestendige toekomst?

“Een experimentele drijvende stad? Zo’n initiatief zou ik omarmen”, zei deltacommissaris

Co Verdaas eind juni in een interview met H2O. “Er kan niet genoeg geëxperimenteerd worden met innovatieve bouwmethoden.”

Tot dusverre gaat het niet hard met drijvend wonen in Nederland, het gaat om kleine hoeveelheden afzonderlijke woningen. Maar in de toekomst gaat dat mogelijk veranderen, want het concept van drijvend bouwen past in het scenario Meebewegen, een van de denkrichtingen die worden onderzocht om Nederland voor te bereiden op een toekomst met versnelde zeespiegelstijging.

Het leidt ertoe dat er meer aandacht komt voor het concept. Er komen onderzoeken, zoals het recente ‘Onderzoek naar de potentie van de drijvende stad’ dat richt zich op drijvend bouwen op een groter schaalniveau. “Een drijvende stad is iets anders dan een paar drijvende huizen of woonboten”, zegt Rients Dijkstra, directeur van het stedenbouwkundig bureau PosadMaxwan. “Het gaat ons echt om de maatschap-

Artist impression van het Merwe Vierhavens Rotterdam-gebied met links en in het midden drijvende woningen.

De verbeelding en het concept is in nauwe samenwerking tot stand gekomen met buro UFO/ Bram van Ooijen en buro Obscura/Jens Jorritsma.

pelijke meerwaarde van een complete woonwijk of stad: de combinatie van wonen, werken en recreëren. Met water als essentieel element van de openbare ruimte en dus als onderdeel van alle voorzieningen, inclusief het verkeer en de logistiek.”

Robuust en adaptief watersysteem

Op initiatief van Dijkstra is enige jaren geleden een groep van adviesbureaus en organisaties op het gebied van klimaatbewust ontwerpen, ontwikkelen en bouwen zich gaan verdiepen in de mogelijkheden van de drijvende stad. In een eerdere fase van het onderzoek (2023) is gekeken naar de eisen die worden gesteld aan de moderne stad, op het gebied van duurzaamheid, biodiversiteit, inclusiviteit, dichtheid en klimaatrobuustheid. Hieruit kwam een beeld naar voren van een drijvende stad als aantrekkelijke leefomgeving met ruimte voor functiemenging, natuurontwikkeling en hoogwaardige openbare ruimtes.

Voor het watersysteem van de drijvende stad werden verschillende ontwikkelen ontwerpopgaven geformuleerd:

het watersysteem vangt water op bij wateroverschotten elders, filtert water, verbetert de waterkwaliteit van het oppervlaktewater, zorgt voor beperking van de afvoer van neerslag uit het gebied en maakt hergebruik van grijs water mogelijk. Dijkstra: “Dat klinkt heel ambitieus, maar alle technieken hiervoor bestaan en zijn bewezen. Als er lokaal veel neerslag is of als er water van elders moet worden geborgen, stijgen de drijvende woningen gewoon mee met het niveau van de plas. En bij langdurige droge perioden kan water uit de plas – tot een bepaald minimumpeil – worden gebruikt om omliggende gebieden nat te houden. Helofytenfilters aan de rand van de plas zuiveren het grijze water en zorgen voor kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater en daarmee van de ecologie. Maar dan komt meteen de volgende vraag: hoe gaan we dit betalen?”

Fictieve casus Utrecht

In de tweede fase van het onderzoek (juli 2024) is daarom gekeken naar de businesscase van drijvende steden en de potentie in Nederland: locaties en

D

Een drijvende stad is iets anders dan een paar drijvende huizen of woonboten’ ‘

aantallen. De haalbaarheid is onderzocht vanuit twee invalshoeken: de traditionele aanpak (grondexploitatie) en een vernieuwend alternatief: het realiseren van maatschappelijke waarde. Drijvend bouwen biedt een oplossing voor gebieden die normaal gesproken ongeschikt zijn voor woningbouw, zoals diepe polders, buitendijkse gebieden, gebieden met sterke bodemdaling en gebieden waar waterberging nodig is in of dichtbij stedelijk gebied. Om de ontwikkelmethodes te testen, is met hulp van de gemeente Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een fictieve praktijkcasus uitgewerkt, Rijnenburg.

Waarom werkten en financierden de gemeente Utrecht en het hoogheemraadschap mee aan dit onderzoek?

Wethouder Eelco Eerenberg, verantwoordelijk voor onder andere ruimtelijke ordening:

“Rijnenburg is een unieke mogelijkheid om woonruimte te maken voor rond de 50.000 mensen in een groene en waterrijke omgeving. Veel ambities moeten samenkomen door slim om te gaan met

de beschikbare ruimte. Op deze grond, waar 2.000 jaar geleden al mensen leefden, is plek voor een compacte, stadse wijk, waar mensen klimaatbestendig en duurzaam wonen. Daarnaast is er veel ruimte voor water, met tot circa 1 miljoen kuub waterberging. ‘Bodem en water sturend’ zijn leidende principes in deze grote gebiedsontwikkeling.”

Els Otterman, hoogheemraad van Stichtse Rijnlanden: “Als het gaat om aanpassing aan klimaatverandering zien wij als waterschap een flinke opgave op ons afkomen. Samen met de Utrechtse Waterpartners hebben wij de Geschiktheidskaart voor nieuwe woonen werklocaties ontwikkeld voor deze provincie: de ruimtelijke vertaalslag van ‘bodem en water sturend’. Dan zie je dat we echt slim en innovatief moeten omgaan met de schaarse ruimte en zullen moeten meebewegen met het water. Eén van de mogelijk oplossingen daarbij is drijvend bouwen en daar wilden we graag meer kennis en ervaring mee opdoen.”

Wat is de belangrijkste uitkomst van het onderzoek?

Meer dan de helft van het landoppervlak van Nederland is gevoelig voor overstromingen, met name in het dichtbevolkte westen. Om hier ook in de toekomst duurzaam en veilig te kunnen wonen, zijn klimaatrobuuste keuzes in het watersysteem en de ruimtelijke ordening nodig. Deze zomer publiceerde een groep adviesbureaus en overheden een studie naar de mogelijkheden van drijvende steden.

TEKST PHILIP REEDIJK | BEELD GEMEENTE ROTTERDAM EN DE STICHTSE RIJNLANDEN

Eerenberg: “De Programmatische Verkenning Rijnenburg laat al zien dat er veel functies moeten landen in dit stadsdeel en dat niet al die functies naast elkaar ingepast kunnen worden. Een interessante mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik is drijvend bouwen. We hebben in Nederland nog weinig ervaring in de realisatie van drijvende steden. Deze studie laat zien dat je moet insteken op een integrale ontwerpbenadering, constructieve uitvoerbaarheid en met een andere bril moet kijken naar financiële haalbaarheid – door realisatie van maatschappelijke waarde. Het rapport doet een eerste stap, maar dit vraagt zeker nog om nader onderzoek.”

Strategisch adviseur Susanne Vermeulen van Stichtse Rijnlanden was inhoudelijk betrokken bij het onderzoek: “Het goede nieuws is dat er in ons land genoeg potentie is voor grootschalig drijvend bouwen en dat er veel maatschappelijke meerwaarde mee kan worden gecreëerd. Voor ons als waterschap is vooral de combinatie van waterberging en wonen interessant. Zo’n waterberging biedt ook kansen >

De geschiktheidskaart Woon- Werklocaties van de Utrechtse

voor bijvoorbeeld natuurontwikkeling, recreatie en duurzame energie.”

Otterman: “Veel (polder)gebieden hebben een slechte grondslag, zodat je je kunt afvragen hoe lang traditioneel grondgebonden bouwen daar nog duurzaam verantwoord en veilig is. Maar de vraag naar woningen is enorm hoog en ook de noodzaak voor waterberging en verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit neemt toe. Drijvend bouwen biedt dan mooie functiecombinaties, hoewel er nog wel wat politieke en juridische hobbels te nemen zijn.”

Wat is de volgende stap voor de gemeente Utrecht?

Eerenberg: “Wij hebben net de zogeheten Programmatische Verkenning Rijnenburg naar buiten gebracht. Dit beschrijft de resultaten van uitgevoerde onderzoeken naar mobiliteit, werken

en voorzieningen, en welke thematische uitgangspunten gehanteerd worden. In de route richting een Uitgangspuntennotitie wil de gemeente nu door middel van ontwerpend onderzoek inzichtelijk maken hoe de belangrijkste thematische uitgangspunten zich tot elkaar en tot de omgeving kunnen verhouden. Een belangrijke onderzoeksvraag daarbij is: ‘komen gebieden in Rijnenburg in aanmerking voor drijvend bouwen en zo ja, onder welke voorwaarden?’. Dit onderzoek doen we in nauwe samenwerking en afstemming met diverse partijen, waaronder het hoogheemraadschap.”

Nieuwe bouwvorm

Bij de klassieke manier van het financieren van gebiedsontwikkeling wordt een stedelijk project bekostigd door de opbrengst van het ontwikkelde

vastgoed. Een vernieuwende aanpak van bekostiging van drijvende woningen is onderzocht volgens het perspectief van het ‘maatschappelijk investeringsmodel’, mede ontwikkeld door The Positive Lab. Het doel is om de maatschappelijke meerwaarde die wordt gecreëerd door drijvend te bouwen, te verbinden aan een brede groep mensen en partijen die hiervan profiteren. De conclusie van de onderzoekers was dat zelfs bij een traditionele financieringsmethode drijvend bouwen in specifieke gevallen financieel uitvoerbaar is of dat het verschil met traditioneel grondgebonden bouw relatief klein kan zijn. Zodra maatschappelijke meerwaarde ook wordt meegerekend, komt drijvend bouwen in beeld als serieus en financieel aantrekkelijk alternatief ten opzichte van bouwen op land.

Waterpartners (nov. 2023)

Dijkstra: “De meerwaarde zit niet alleen in ‘zachte’ zaken, zoals de aantrekkelijkheid van leven op het water, maar vooral in de besparingen op toekomstige kosten om Nederland klimaatbestendig te maken. Als je nu investeert in drijvende steden, hoef je over 100 jaar minder ingrijpende maatregelen voor droge voeten te nemen. Duurzaamheid en preventie kunnen op termijn veel geld gaan opleveren.”

Merwe Vierhavens Rotterdam

Omdat drijvende steden functies en groenvoorzieningen moeten bieden voor iedereen en naadloos moeten aansluiten op de omgeving, is een integrale ontwerpbenadering noodzakelijk. Er moet bovendien rekening worden gehouden met de ondergrond en de haalbaarheid van de bouw, omdat de drijvende stad zowel constructief en financieel uitvoerbaar moet zijn. De eerste verkenning toonde aan dat het technisch mogelijk is om drijvende structuren tot zes verdiepingen hoog te bouwen. De gemeente Rotterdam onderzoekt al langer de mogelijkheden tot grootschaliger bouwen op het water. Stedenbouwkundige Annette Matthiessen: “Na enkele kleine pilots elders in de stad hebben wij in het Masterplan Merwehaven voor het eerst een flinke ruimte aangewezen voor drijvende bouw. Het gaat hier om een verouderd havengebied in het westen van de stad, met drie insteekhavens en twee pieren.” Haar collega, planoloog Pieter de Greef: “Rotterdam wil het water een grotere rol geven in openbare ruimte van de stad. Maar het bleek ingewikkeld om in de rivier en de havens functiecombinaties te ontwikkelen, onder andere door de regelgeving op het gebied van veiligheid en transport. Omdat er nog geen gemeentelijk beleid voor de rivier bestond, hebben we onlangs een Wateratlas binnenstedelijke Nieuwe Maas opgesteld, met de randvoorwaarden voor initiatieven zoals wonen op het water.”

Matthiessen: “Merwe Vierhavens is een perfect gebied voor een groter experiment. In de visie van de ontwerpers moet een drijvende buurt naadloos aansluiten bij de rest van de stad, dus ook qua type woningen en bedrijven. Niet alleen dure drijvende villa’s, maar ook hogere appartementengebouwen, sociale woningbouw, kantoren of bedrijfsruimten. Technisch is het allemaal haalbaar, maar juridisch en financieel zie ik nog wel haken en ogen. Het gaat daarbij om basale vragen, zoals: hoe regel je een hypotheek voor een woning als die niet valt onder de definitie ‘onroerend goed’, of wat is de waarde van een waterkavel?”

Wie is er nu aan zet?

Dijkstra: “Voor ontwikkelaars is dit lastig, omdat de traditionele verdienmodellen een kortere horizon hebben dan hiervoor nodig is. Dus ligt er een rol voor de overheid, om hier druk op te zetten, bijvoorbeeld door een stop op alle bouwprojecten die geen oplossingen bieden voor klimaatgerelateerde problemen. En tegelijkertijd het gesprek hierover stimuleren, partijen bij elkaar halen, convenanten sluiten, steun verlenen aan plannen, financiële risico’s helpen afdekken, geld en ruimte beschikbaar stellen voor pilots.

Ik ben blij dat deltacommissaris Co Verdaas zich in het juni-nummer van H2O positief uitsprak over drijvend bouwen, dat soort steun is hard nodig. Mijn voorstel aan gemeenten, waterschappen of ontwikkelaars die met drijvend bouwen aan de slag willen: stel duidelijke gezamenlijke doelen, die passen bij waar we naartoe willen – duurzame, compacte oplossingen. Zoek partijen die kunnen helpen: grond- of waterbeheerders, financiers, bouwers, et cetera. Praat met elkaar en beschouw je eerste projecten als pilots.”

Otterman beaamt dat: “Als waterschap zijn we natuurlijk geen bouwer of ontwikkelaar, maar wij zijn nu actief in gesprek met verschillende gemeenten, op zoek naar proeftuinlocaties. We willen graag helpen meer kennis te ontwikkelen door te experimenteren, met het oog op de toekomst. Dat kunnen we niet alleen, daar is een brede coalitie voor nodig, en steun vanuit de rijksoverheid.” Matthiessen: “Wij gebruiken onze plannen voor Merwe Vierhavens voor kennisontwikkeling op het gebied van drijvend bouwen, ook in Europees verband. Tegelijkertijd gaan we hier ook gewoon bouwen, dus mijn verwachting is dat we binnen het huidige masterplan over enkele jaren een bestemmingsplan hebben ontwikkeld voor een grote drijvende woonwijk in de Merwehaven.”•

Een drijvende buurt moet naadloos aansluiten, dus niet alleen drijvende villa’s, maar ook hogere appartementengebouwen, sociale woningbouw en kantoren’
Rients Dijkstra Eelco Eerenberg
Els Otterman Susanne Vermeulen
Annette Matthiessen Pieter de Greef

EEN BOEK OM HET

MAATSCHAPPELIJK WATERDEBAT TE STIMULEREN

Water komt altijd uit de kraan en het water buiten ziet er ook prima uit. Dat maakt dat er weinig gevoel van urgentie is bij de burger. Maar de waterkwaliteit staat onder druk. Daarom een boek dat op toegankelijke wijze de problemen rond water belicht, een bijdrage levert aan het maatschappelijke debat en

Hoe komt het nu precies dat de waterkwaliteit in Nederland niet voldoende is en wat kunnen overheden en burgers er precies aan doen? Het initiatief om deze vragen te beantwoorden in een boek voor een breed publiek, was van Susanne Wuijts (RIVM/Universiteit Utrecht).

(Universiteit Maastricht en bestuurslid BWM). “En zo’n discussie is dringend nodig, want we weten dat we een waterprobleem hebben”, vult Wuijts aan. Zowel Wuijts als Erkens schreef een hoofdstuk in de bundel en maakte deel uit van de redactie.

Haar initiatief sloot goed aan op de doelstellingen van de stichting Biowetenschappen en Maatschappij (BWM) om de laatste wetenschappelijke inzichten te vertalen voor een breed publiek. De samenwerking leidde tot het boek ‘Gezond water – Niet vanzelfsprekend’. “Zo kunnen we eraan bijdragen dat het maatschappelijke gesprek geïnformeerd

Lezerspanel

Bij de precieze onderwerpkeuze liet de redactie zich ondersteunen door een lezerspanel. “In een aantal sessies met geïnteresseerde mensen, van buiten de waterwereld, hebben we bekeken welke vragen er leven”, vertelt Wuijts.

De waterkwaliteit, en dan met name de aanwezigheid van vervuilende stoffen

in het water, bleek veel mensen bezig te houden. Wuijts: “Daarnaast, maar dat wisten we eigenlijk al, merkten we opnieuw dat het voor de meesten onduidelijk was hoe het Nederlandse waterbeheer georganiseerd is.”

Achtereenvolgens wordt er daarom ingegaan op vragen als: hoe zit het nu precies met de waterkringloop? Wat is het belang van water? Hoe is het waterbeheer geregeld? Wat is het probleem met vervuilende stoffen in het water en het toekomstperspectief van het water in Nederland.

De inhoudelijke bijdragen worden afgewisseld met informatieve infographics en interviews. Zo komen bijvoorbeeld Johan Vollenbroek (Mobilisation for the

TEKST

WEnvironment) en Li An Phoa (Drinkable Rivers) aan het woord en verder een ambtenaar, een agrariër en iemand uit de waterzuiverende industrie.

“Als auteurs hebben we ons op de inhoud geconcentreerd”, zegt Erkens. “Door ook anderen aan het woord te laten, konden we verschillende perspectieven op het waterprobleem laten zien. Dat is belangrijk omdat alle actoren ook andere belangen hebben. Het is goed als we dat van elkaar weten.”

De doelgroep

Omdat het boek zo veel verschillende wateronderwerpen raakt, is het volgens Wuijts en Erkens niet alleen bedoeld voor de geïnteresseerde leek. “Het is ook bedoeld voor waterprofessionals”, meent Wuijts. “We zitten toch allemaal in een eigen niche, weten heel veel over ons eigen deelonderwerp.” Wuijts en Erkens hopen dat het boek ook zijn weg zal vinden naar bestuurders, zowel lokale als landelijke politici. “Het boek maakt duidelijk dat er een probleem is met de waterkwaliteit en dat de waterbeschikbaarheid kwetsbaar is. Het bewustzijn daarover is nog niet hoog genoeg”, zegt Erkens. “Dus ik hoop dat we met dit boek ook bestuurders kunnen bereiken. Dat zijn de mensen die kunnen beslissen over veranderingen die nodig zijn.”

Urgentie

“Er is de afgelopen decennia veel gedaan om de waterkwaliteit te verbeteren,” zegt Wuijts. “Waterschappen zijn ontzettend actief op dit onderwerp. Ze leren ook steeds meer. Maar het werk is nog niet klaar. We hebben nog steeds

Biowetenschappen en Maatschappij Uitgever van dit boek is de onafhankelijke stichting Biowetenschappen en Maatschappij. Deze stichting wil een breed publiek informeren over wetenschappelijke kennis, met name op het gebied van gezondheid, natuur en milieu. ‘Gezond water’ past in een reeks bundels, eerdere uitgaven gingen onder andere over vaccins, stadsnatuur, stikstof en alcohol. ‘Gezond water – Niet vanzelfsprekend’ is verkrijgbaar in de boekhandel en te bestellen via de website van de stichting Biowetenschappen en Maatschappij.

een probleem met de waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water hangt als een zwaard van Damocles boven ons hoofd.” De auteurs willen duidelijk en zichtbaar maken dat de problemen rond water ons allemaal raken. Wuijts: “Water komt altijd uit de kraan en het water buiten ziet er ook prima uit. Dat maakt dat er weinig gevoel van urgentie is bij de burger. Maar je kunt ook zelf iets doen. Bijvoorbeeld door producten te gebruiken die minder belastend zijn voor het milieu.”

“De waterbronnen staan onder druk en dat gaat sneller dan we hadden verwacht”, vervolgt ze. “We zien aan alle kanten dat het watersysteem begint te knellen. Denk aan de periodes van droogte of juist overstromingen.”

Het stoort Erkens dat doelstellingen uit de KRW in het maatschappelijke debat nog vaak worden weggezet als iets abstracts. “Het is belangrijk voor onszelf dat we de doelstellingen halen. Niet omdat het moet van Brussel, maar om ons land leefbaar te houden. Als je echt begrijpt wat eigenbelang inhoudt, zou je je juist moeten inspannen voor een betere waterkwaliteit.”

Dat kan volgens Erkens beter nu uit positivisme en met enthousiasme gebeuren dan over een paar jaar als we wel moeten omdat de problemen nog veel groter zijn geworden. “Je kunt zien aankomen, daar praat Johan Vollenbroek ook over in het interview, dat er rechtszaken gaan komen. Daar zullen maatregelen worden afgedwongen. Terwijl uit het gesprek met Li An Phoa juist blijkt dat enthousiasme een krachtig wapen kan zijn om tot verandering te komen.”

De bundel van 98 pagina’s is samengesteld door dr. ir. Susanne Wuijts (RIVM/Universiteit Utrecht), dr. Roy Erkens (Universiteit Maastricht/stichting BWM), prof. dr. Ellen van Donk (Universiteit Utrecht/ NIOO-KNAW/stichting BWM) en ir. Astrid Smit (eindredactie).

De meewerkende auteurs zijn: prof. dr. ir. Marc Bierkens (Universiteit Utrecht/Deltares), dr. ir. Edwin Peeters (Wageningen UR), prof. mr. dr. Marleen van Rijswick (Universiteit Utrecht), prof. dr. Lisette de Senerpont Domis (Universiteit Twente/NIOO-KNAW) en prof. dr. Annemarie van Wezel (Universiteit van Amsterdam).

Handelingsperspectief

Het boek wordt afgesloten met een lijst watertips, onder andere over waterzuinige maatregelen in huis en het vergroenen van de tuin. “De lijst is toegevoegd om de onderliggende boodschap van het boek heel concreet te maken”, stelt Wuijts. En die is dat dat iedereen kan een rol spelen bij het verbeteren van de waterkwaliteit en de waterbeschikbaarheid. “Waterbeheerders en drinkwaterbedrijven kunnen het niet alleen. Die heeft ook andere overheden nodig. En de overheid kan het sowieso niet alleen. We zijn allemaal burgers en hebben allemaal impact. Als we met dit boek deze boodschap over kunnen brengen, is onze missie geslaagd.”•

Susanne Wuijts
Roy Erkens

Diepinfiltratie voor Drents drinkwater

Net als andere drinkwaterbedrijven zoekt WMD naarstig naar nieuwe voorraden om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen.

Diepinfiltratie is een van de opties. In Assen-Oost moet hiermee niet alleen de grondwatervoorraad aangevuld, maar vooral ook de kwetsbare natuur van de Drentsche Aa beschermd worden.

TEKST PAULINE VAN KEMPEN | BEELD PAULINE VAN KEMPEN EN WMD
DWe hebben hier te maken met kwelafhankelijke natuur, die alleen kan gedijen als ze gevoed wordt met oud water’ ‘
“K

ijk, dit is ons spoelwater”, zegt woordvoerder Andries Ophof van het Drentse drinkwaterbedrijf WMD. Hij wijst op een kreekje dat zich achter het productiestation Assen tussen de bomen door een weg baant. Er liggen keien in die de stroom vertragen. “Vroeger werd dit water rechtstreeks naar de Waddenzee afgevoerd, nu proberen we het zo lang mogelijk in het gebied te houden.”

Het is een stralende septembermorgen en we lopen door het waterwingebied Assen-Oost, aan de rand van het Natura 2000-gebied Drentsche Aa. Het Dijkveld, zoals het terrein in de volksmond wordt genoemd, omvat circa 80 hectare tussen de stad Assen en het Deurzerdiep, een bovenloop van de Drentsche Aa die een paar kilometer verderop richting de stad Groningen stroomt.

Het bos wisselt af met drassige hooilanden, die deels begraasd worden door runderen van een boer die grond pacht van Staatsbosbeheer. Vanaf de uitkijkheuvel is het verdeelwerk zichtbaar waar een deel van het Deurzerdiep afwatert op het Afleidingskanaal. Via dit kanaal komt het water terecht in het Havenkanaal, een zijtak van het Noord-Willemskanaal, en uiteindelijk in zee. Zo ‘verdwijnt’ er volgens WMD jaarlijks minstens 3,6 miljoen kuub en in natte jaren wel 20 miljoen kuub uit het gebied.

Toenemende vraag

Maar nu eerst het grote verhaal. Dat gaat over de toenemende vraag naar schoon drinkwater, als gevolg van ener-

zijds bevolkingsgroei en nieuwe bedrijvigheid, anderzijds droogte en verslechterde waterkwaliteit, waardoor meer water nodig is voor de productie van drinkwater. Alle 10 drinkwaterbedrijven in Nederland zien zich genoodzaakt hierop een antwoord te vinden, de één wat urgenter dan de ander. WMD kan op dit moment nog aan de vraag voldoen, zegt hydroloog Joop Mentink van het Drentse drinkwaterbedrijf. Maar de verwachting is dat de huidige capaciteit van de 12 productielocaties en 14 wingebieden, in totaal 35 miljoen kuub per jaar, rond 2030 niet meer toereikend is en dat rond 2050 zelfs fors meer water nodig zal zijn. Daarom onderzoekt WMD, samen met andere partijen, hoe die capaciteit duurzaam kan worden vergroot.

Mentink: “WMD bedient een regio die geacht werd te krimpen. Voor AssenOost hadden we een vergunning voor het winnen van maximaal 5 miljoen kuub drinkwater per jaar. Het productiestation heeft een capaciteit van 4 miljoen kuub, dus die vergunning is al nooit helemaal uitgenut. Zo’n 25 jaar geleden ontstond het beeld dat de winning een negatief effect zou hebben op het systeem van de Drentsche Aa. In een bestuurlijke overeenkomst is toen vastgelegd dat die vanaf 2017 teruggebracht zou worden tot maximaal 2,5 miljoen kuub per jaar.”

Intussen bleef de verwachte krimp uit. Sterker nog, de regio groeit. In heel Drenthe worden 13.000 nieuwe woningen gebouwd, waarvan het merendeel tussen Assen en Groningen. In de stad Assen, die afhankelijk is van >

Joop Mentink

de winning uit het Dijkveld, begint het al te knellen. Om hier aan de vraag te kunnen voldoen, moet nu ook water aangevoerd worden vanuit de productielocatie Annen-Breevenen.

Onderdeel van de afspraken met de provincie Drenthe was dat in AssenWest een nieuwe winning ontwikkeld zou worden. Die is er echter nog niet en die komt er waarschijnlijk ook niet. Uit het onderzoek blijkt dat dit, om verschillende redenen, duurder en minder duurzaam zou zijn dan uitbreiding van Assen-Oost.

Kweldruk

Intussen zijn er ook nieuwe inzichten over het effect van de grondwaterwinning op het Drentsche Aa-systeem.

Het draait daarbij om de kweldruk, legt Mentink uit. Kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt en zo de wortels voedt.

“We hebben hier te maken met kwelafhankelijke natuur, die alleen kan gedijen als ze gevoed wordt met oud water.”

Door de onttrekking is er sprake van een verminderde kweldruk stroomafwaarts in het beekdal van de Drentsche Aa. “Maar als we het overtollige gebiedseigen water nou op een slimme manier terugpompen in het systeem, kunnen we die kweldrukreductie dan tegengaan?”

Ja, dat kan door diepinfiltratie, zo liet oriënterend onderzoek zien. Het water wordt hierbij in de diepe ondergrond ingebracht, waardoor de kweldruk dusdanig oploopt dat de productiecapaciteit weer volledig benut kan worden, legt Mentink uit.

Diepinfiltratie wordt in Nederland al wel vaker toegepast, maar dan om wateroverlast door hevige buien te voorkomen of om de grondwatervoorraad aan te vullen. “Maar nog niet voor de mitigatie van de effecten op

kweldruk”, aldus de hydroloog. WMD wil putten uit in elk geval twee stromen: het effluent uit de eigen spoelverliezen, dat nu al via een slenk wordt teruggegeven aan de bodem, en het neerslagoverschot in het gebied, dat nu wordt afgevoerd. Ook het water dat via het Afleidingskanaal wegstroomt is nadrukkelijk in beeld. “Maar dat zijn we nog aan het onderzoeken. De injectiesystemen moeten waarschijnlijk jaarrond worden ingezet, terwijl er niet altijd sprake is van een overschot. Daarom moet er water worden opgeslagen.”

Zandkorreltjes

Het injectiewater wordt geïnfiltreerd in dezelfde bodemlaag, op 110 meter diepte, waaruit ook het grondwater wordt onttrokken. En dat is tegelijk ‘de grootste bottleneck’, erkent Mentink. Ook in Drenthe wordt het water steeds viezer, door bestrijdingsmiddelen, medicijnresten en stoffen zoals PFAS. “Mogelijk is er een eenvoudig filter nodig, bijvoorbeeld een helofytenfilter.”

Een andere uitdaging is voldoende ruimte te vinden om het overtollige water op te slaan. “Wij denken dat er tussen de zandkorreltjes en in het landschap genoeg vrije ruimte is. Het gebied zelf zal als waterparkeerplaats dan ook gaan vernatten, dat mag geen overlast geven.”

In een gebiedsproces bespreekt WMD de plannen en de eventuele gevolgen met het waterschap, de provincie, de gemeente, Staatsbosbeheer en omwonenden. Ook is een mer-procedure opgestart, die eind volgend jaar een milieueffectrapport met verschillende oplossingsrichtingen moet opleveren. Mentink: “We hopen begin volgend jaar alvast een voorkeursrichting te kunnen kiezen. En dan binnen 5 jaar aan de slag te gaan. Wat ons betreft wordt dit de drinkwatervoorziening van de toekomst.”•

WAT VINDEN ANDEREN?

“Wij zijn niet op voorhand tegen de plannen”, zegt woordvoerder Arjan Heugens van Waterschap Hunze en Aa’s, dat verantwoordelijk is voor het oppervlaktewater in de regio.

“Maar in de verdere uitwerking zijn nog wel een paar zaken die aandacht behoeven.”

Zo mag het Drentsche Aa-gebied niet verder verdrogen als er meer grondwater wordt opgepompt en mogen de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) niet gefrustreerd worden. “In de plannen wordt uitgegaan van een overschot, maar er zijn ook periodes waarin dat overschot er niet is”, legt Heugens uit. “En voor de ecologische waterkwaliteit in het Noord-Willemskanaal is belangrijk dat er een open verbinding is met het Afleidingskanaal.”

“Het uitgangspunt voor de plannen is dat Natura 2000 er niet op achteruit mag gaan. Er wordt zelfs gezocht naar manieren om netto een plus te genereren. Dat kunnen wij alleen maar steunen”, zegt Suzanne Poyck, teamleider Drentsche Aa van Staatsbosbeheer.

“Hydrologisch herstel is van groot belang voor het Drentsche Aagebied, daar werken wij zelf ook aan, samen met de provincie en andere gebiedspartners. Dus als de natuur door nieuwe winningen verslechtert, zou dat een showstopper zijn. Gelukkig gelden voor Natura 2000 strenge vergunningstrajecten, we hebben alle vertrouwen in het onderzoek dat daarvoor gedaan wordt. Mogelijk kan dit voor andere waterwinningen ook een voorbeeld zijn.”

Arjan Heugens
Suzanne Poyck

IN THE PICTURE

Liever met mijn handen bezig’

WIE

De havo bleek niks voor hem, merkte Daniël Schornagel al snel. Dus stapte hij over naar het mbo. Omdat hij nu eenmaal liever met zijn handen bezig was (en nog steeds is), zoals klussen in de schuur bij zijn ouderlijk huis in het landelijke Waarland, vlak onder Schagen. Ook leuk: buiten zijn, meedoen met de activiteiten van de waterscouting, rond en in de sloten en vaarten van het Noord-Hollandse polderlandschap waar hij opgroeide en nog steeds woont. Een begeleider van de waterscouting werkte bij het HHNK. Diens werkbus imponeerde de jonge Daniël. En toen bleek dat hij dezelfde opleiding mbo 4 werktuigbouw volgde, nodigde de monteur hem uit om eens

Daniël Schornagel (19), mechanisch monteur op de zuivering Geestmerambacht in de Cluster West van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

Locatie: hoofdkantoor HHNK Heerhugowaard, bij zijn eigenhandig ontworpen en gebouwde demonstratiemodel voor het peilbeheer, winnaar ‘Slimste Handen van Nederland 2024’ (jaarlijkse prijs technische vakmensen)

een kijkje te komen nemen. Zo kwam van het een het ander. Daniël ging stage lopen bij het waterschap, deed er later ook zijn eindstage.

WAAR

Bij het resultaat van zijn eindopdracht (zijn ‘Proeve van Bekwaamheid’) die in het hoofdkantoor van HHNK staat opgesteld: een oefenschakelkast met een stuwinstallatie zoals die gebruikt wordt bij het peilbeheer. Want zoiets bestond nog niet. Zelf ontworpen en gebouwd. Bedoeld als oefenmateriaal voor studenten en als demonstratiemodel tijdens open dagen voor scholieren. Hij slaagde voor zijn proef, verwierf er de titel ‘Slimste handen van 2024’ mee. En werd mechanisch monteur

bij het waterschap. Om zijn technische kennis te verbreden is hij begonnen met een TAZ-opleiding (Techniek Afvalwater Zuivering) met vakken als microbiologie, scheikunde, natuurkunde. “Er is een direct verband met mijn dagelijks werk. Ik snap nu waarom we wat op welk moment doen. Dat maakt het boeiend. Al blijft het natuurlijk ‘school’”.

(TOEKOMST)DROOM Intussen heeft hij zijn rijbewijs en groot rijbewijs gehaald. “Over een klein jaar ben ik klaar met m’n opleiding. Dan mag ik de storingsdienst in, met m’n eigen bus. Onderhoudswerk gebeurt overdag. Voor het verhelpen van storingen zijn we 24/7 bereikbaar, hebben om

beurten dienst. Nee, nooit gedacht dat ik nog eens bij een hoogheemraadschap zou werken, ik wist niet eens wat dat was. Ook mijn vrienden moest ik uitleggen wat we hier doen. Terwijl we hier zonder ons werk niet eens zouden kunnen wonen. Geen idee waar ik ooit terecht kom. Nu werk ik hier. Geen twee dagen zijn hetzelfde, dat bevalt me wel.”

In zijn vrije tijd is hij nog steeds aan het sleutelen. Zijn schuur staat vol: een brommer, auto, quad, gereedschap, een lasapparaat. Zojuist belde diezelfde begeleider van de waterscouting. Morgen is er een grote klus en ze komen handen tekort. Slimme handen. Natuurlijk doet hij mee.•

TEKST BARBARA SCHILPEROORT

ODROOG TEKST BERT WESTENBRINK | FOTOGRAFIE MARCEL MOLLE

Het Julianakanaal valt langzaam droog. Dat gebeurt over een lengte van 4 kilometer tussen Berg aan de Maas en Born. Doel is om het kanaal, een belangrijke schakel in de logistieke verbinding tussen Rotterdam, Antwerpen, Luik en Nijmegen, te verbreden en te verdiepen. Verruimen van een kanaal is geen alledaags project voor Rijkswaterstaat. Eerst is geprobeerd de werkzaamheden uit te voeren binnen een afgedamde ‘bouwkuip’ van 700 meter lang, maar die aanpak strandde in februari omdat een damwand bezweek en de kuip volliep. In augustus is het werk hervat met een andere aanpak.

Nu wordt het kanaal over een lengte van 4 kilometer drooggelegd. Een grote, ingrijpende (schepen moeten maandenlang omvaren via België) maar ook complexe klus. Dit vanwege de ingewikkelde logistiek, maar ook omdat rekening gehouden moet worden met uiteenlopende aspecten. Zo is met ecologen een werkprotocol opgesteld om zorgvuldig om te gaan met planten en dieren, schrijft Rijkswaterstaat.

Aandacht is er ook voor het slib. Aannemer Van den Herik Sliedrecht heeft vooraf zorgvuldig in kaart gebracht hoeveel slib en grond er afgevoerd moet worden in het te verruimen deel van het kanaal. Dit vooronderzoek maakte duidelijk dat het slib op verschillende plekken vervuild is. Afgelopen zomer is al zo’n 100.000 kuub ‘niet toepasbaar slib’ verwijderd ter hoogte van Sluis Born. Als het kanaal droog is en het graafwerk begint, komt er nog eens 100.000 kuub vervuild slib bij dat wordt afgevoerd naar het Rijksdepot in het Hollandsch Diep, verwacht Rijkswaterstaat. “In totaal ontgraven we ongeveer 800.000 kuub, het niet toepasbare deel daarvan is circa 25 procent.”

Een belangrijke stap in het droogleggingsproces is de aanleg van een tijdelijke dam met breukstenen en zinkstukken als ondergrond. Begin september was die dam klaar en waterdicht. Dat was het moment waarop de afvoer van het water via Sluis Born begon. De vissen in het langzaam leeglopende kanaaldeel werden met netten en ‘diervriendelijke stroomscheppen’ gevangen en overgezet.

Eenmaal droog wordt op de bodem van het kanaal een verharding van 9 meter breed aangelegd voor aan- en afvoer van materialen. Dan begint het verbreden en verdiepen, alsook het verwijderen van de damwanden van de gemankeerde bouwkuip. Schade-experts houden ondertussen in de gaten houden of de werkzaamheden geen schade veroorzaken aan huizen, bruggen, sluizen en kadeconstructies, schrijft Rijkswaterstaat.

In het voorjaar van 2025 moet de klus geklaard zijn. Dan kunnen er schepen van 190 meter lang, 11 meter breed en met een diepgang van maximaal 3,5 meter door het kanaal varen.

Oproep om riolering verplicht te testen op foutaansluitingen

VUILE REGEN VRAAGT OM HEMELWATERBELEID

Welke lessen zijn te leren als waterkwaliteit te lijden heeft onder klimaatverandering? Waterbeheerders van uiteenlopende achtergronden steken de koppen bij elkaar om hierover van gedachten te wisselen. H2O zet een paar opvallende uitkomsten op een rij voor stedelijk water.

TEKST WIM EIKELBOOM | BEELD ISTOCK, WIM EIKELBOOM

VIn afstromend hemelwater zitten allerlei stoffen die we niet willen, zoals hondenpoep, vogelpoep, zware metalen van zonnepanelen, minerale oliën en noem maar op’

Deze zomer kreeg Jeroen

Oldenhof – beheerder riolering en water bij gemeente Alphen aan den Rijn – een melding over een stinkende sloot in een woonwijk.

“Bewoners in de wijk roken een rioollucht. Toen wist ik meteen hoe laat het was.”

Oldenhof had meteen de boosdoener op de korrel: foutaansluitingen van nieuwbouw op de regenwaterriolering.

“De problemen met zulke foutaansluitingen op het regenriool nemen toe met klimaatverandering. Want hoe meer droogte, hoe meer last je hebt van de gevolgen van een verkeerd aangesloten rioolbuis.”

Kroos

Hij krijgt tijdens Community of Practice over klimaat en waterkwaliteit in het Dierenpark Amersfoort bijval van Heleen de Man van ingenieursbureau Sanitas Water. Zij maakt zich al langere tijd

zorgen over de gevolgen van zogeheten foutaansluitingen op het riool. In haar ogen is het een miskend probleem. “Zulke aansluitingen ontstaan als aannemers de rioolafvoer van een nieuwe woning aansluiten op de verkeerde buis in de straat. Vaak gebeurt dat ondoordacht. Dan vloeit de afvoer van de wc rechtstreeks via het hemelwaterriool rechtstreeks naar de sloot, in plaats van op de vuilwaterriolering naar de rioolwaterzuivering. Het hemelwaterriool staat in open verbinding met watergangen die vervolgens vervuild raken door de wc-afvoer.”

Haar ervaring is dat per kilometer riolering er gemiddeld 1 tot 2 foutaansluiting aanwezig is in de wijken die vanaf de jaren negentig zijn gebouwd. “In Katwijk vonden we bijvoorbeeld 8 foutaansluitingen op 4 kilometer hemelwaterriool. Ik vind het verbazend dat dit probleem nergens wordt onderkend door waterschappen, terwijl de impact ervan op stedelijk oppervlaktewater >

Community of Practice over klimaat en waterkwaliteit in Dierenpark Amersfoort
Het is tijd dat gemeenten en waterschappen gezamenlijk komen met hemelwaterbeleid’

heel groot is. Met name in het licht van klimaatverandering. Als het 6 weken droog is en je loost al die tijd een wc op het regenwaterriool; zodra er een klein regenbuitje komt happen alle vissen in de nabijgelegen vijver naar adem.”

Ook de toename van zware zomerse kroosvorming in stromend stadwater en vijvers is vaak toe te schrijven aan foutaansluitingen, stelt De Man. “In zomers met meer droogte zien we meer kroosvorming in open water in wijken met gescheiden rioolstelsels. Zo’n dikke groene laag in een wijk met gescheiden riolering is een teken van een continue aanvoer van nutriënten in het water. Wc-lozingen door foute aansluiten zijn meestal de bron van die nutriënten.”

Overstort

Bij lozingen van huishoudelijk afvalwater op het regenwaterriool zijn een paar wc’s voldoende om een grote vijver of een stromende watergang te vervuilen, benadrukt De Man. “Het is een onderschat probleem. Met 1 wc per kilometer is een gescheiden stelsel even vervuilend als een gemengd stelsel met een overstort. Maar wij vinden 1 tot 9 wc’s per km hemelwaterriool. Anders gezegd: gescheiden riolering kan slechter zijn dan gemengd riool met overstort. We hebben meegemaakt dat een heel appartementencomplex via het hemelwaterriool afvoerde op een vijver en de buurtbewoners maar klagen en vragen bij de gemeente waar al dat kroos vandaan kwam. Het is verbazingwekkend: niemand die dan denkt aan foutaansluitingen, maar er werd al wel 4 jaar lang wekelijks kroos weggehaald.” Oldenhof van gemeente Alphen aan den Rijn heeft een creatieve oplossing bedacht om foutaansluitingen bij nieuwbouw te voorkomen. “Ik wil graag dat we in bouwvergunningen van de gemeente contractueel vastleggen dat het riool op de juiste wijze moet worden aangesloten. En dat bij de oplevering een meettest verplicht is om aan te tonen dat het afvalwater in de juiste rioolbuis

terecht komt. Dat is de enige manier om te voorkomen dat we fout water in het relatief schone oppervlaktewater lozen.” De Man bepleit ook een landelijke aanpak van foutaansluitingen om de kwaliteit van stedelijk water te verbeteren. “Uitgaande van 25.000 km hemelwaterriolering kost het 100 à 200 miljoen euro om alle hemelwaterriolering aan te pakken. Dat lijkt veel, maar is enorm weinig in vergelijking tot de huidige maatregelen die we nemen, zoals afkoppelen of natuurvriendelijke oevers aanleggen. Zulke maatregelen zijn namelijk veel duurder én pakken de bron van het probleem niet aan. En dan komt ook nog: als je afkoppelt en je controleert de riolering niet, dan kan het zomaar zijn dat het afgekoppelde riool een foutaansluiting bevat en de waterkwaliteit dus verslechtert in plaats van verbetert. Daarom vind ik het idee van Jeroen Oldenhof echt goed. Daar begint het: controle van riolering bij aanleg.”

Rioolbeheerder Oldenhof van Alphen aan den Rijn vraagt ook aandacht voor het probleem van toenemende hoosbuien door veranderend klimaat. “Ik mis aandacht voor de waterkwaliteit van neerslagen. Jaren geleden hadden we landelijke lamellenfilters in dakgoten om zware metalen uit regenwater te halen. Hoe is het nu gesteld met de kwaliteit van afstromend regenwater?”

Hemelwaterbeleid

Dit is koren op de molen van Bert Palsma, programmamanager Waterketen bij Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA). Palsma is hartgrondig pleitbezorger van steviger beleid voor hemelwater. “Het is tijd dat gemeenten en waterschappen gezamenlijk komen met hemelwaterbeleid, want anders gaan we het niet redden om de waterkwaliteit te verbeteren”, zegt hij.

Volgens de wet is hemelwater schoon zolang het in de lucht hangt. Zodra het

AFKOPPELEN

In een zogeheten Community of Practice kwamen ook deze lessen aan de orde met het oog op veranderend klimaat en risico’s voor stedelijke waterkwaliteit:

• Afkoppelen van regenpijpen van het riool is niet per definitie positief voor de waterkwaliteit. Zorg voor een beslisboom wanneer dit wel of niet verstandig is.

• Door meer hete zomers en groei van de bevolking neemt de behoefte aan natuurlijk zwemwater toe. Dat vraagt van waterbeheerders gerichte aandacht voor waterkwaliteit en het toewijzen van wateren die geschikt zijn als zwemwater.

• Meer zwemmers in open water betekent ook meer zonnebrand als schadelijke stof in het water.

• Er is meer afstemming en samenwerking nodig tussen gemeenten en waterschappen om stedelijk water in de toekomst gezond en veilig te houden.

• STOWA adviseert twee online hulpmiddelen om problemen van stedelijke waterkwaliteit als gevolg van klimaatverandering aan te pakken: routekaartwaterkwaliteit.nl en de tool Grenswaarden Stedelijke Waterkwaliteit, Klimaat en Adaptatie van NKWK (ontwikkeld door Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Royal HaskoningDHV, Deltares, Arcadis, TAUW en stichting CAS.

De dakgoot is ook ontluchtingspunt voor

de riolering’

in contact komt met de bodem, voldoet het niet meer aan dat criterium, legt Palsma uit. “Gemeenten hebben de wettelijke taak om stedelijk afvalwater in te zamelen en naar de rioolwaterzuivering te transporteren. Er zijn geen wettelijke eisen aan de maximaal toelaatbare frequentie van wateroverlast of het minimale niveau waarop regenwatervoorzieningen moeten zijn ontworpen. Bovendien: in afstromend hemelwater zitten allerlei stoffen die we niet willen, zoals hondenpoep, vogelpoep, zware metalen van zonnepanelen, minerale oliën en noem maar op.”

Palsma signaleert dat gemeenten het afkoppelen van regenwatervoorzieningen propageren, zonder dat er nagedacht is over wat dat betekent voor de waterkwaliteit. “De dakgoot is ook ontluchtingspunt voor de riolering. Als je die weghaalt, is het laagste punt de wc. Dus dan lopen wc’s over met zware stortbuiten. Dat zie je nu steeds vaker gebeuren. Dat is de schadelijke bijwerking van het ondoordacht afkoppelen.”

Ook ziet hij gebeuren dat waterschappen een halt toeroepen aan grote hoeveelheden regenwater in rioolwaterzuiveringen. “Als de afdeling waterkwantiteit gaat piepen, dan krijg je de discussie hoeveel regenwater wenselijk is in een rioolwaterzuivering. Rioolwaterzuiveringen willen het liefst geen pieken regenwater, want dat verstoort het zuiveringsproces.”

Nu hemelwater ‘beleidsmatig schoon is verklaard’ hebben gemeenten een extra stimulans om beleid te maken voor regenwater, onderstreept Palsma.

“We krijgen meer verstedelijking en dat leidt tot meer buien in de bebouwde omgeving. Die regen is in praktijk echt niet schoon en zorgt voor verslechtering van de stedelijke waterkwaliteit. Het is nodig om met elkaar te kijken hoe we kostenefficiënter omgaan met hemelwater.”

Stichting RIONED onderstreept dat de eerste stappen al gezet zijn naar een robuust hemelwaterbeheer. “We zijn afgelopen zomer gestart met het focusprogramma Duurzaam Infiltreren”, zegt Marleen Arntz van RIONED. “Er is een behoefte aan een toetsingskader voor de waterkwaliteit van infiltrerend hemelwater. Daarnaast is meer duidelijkheid over de invloed van (langdurige) infiltratie op de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit gewenst. Door goede metingen structureel uit te voeren wordt er meer inzicht verkregen in het functioneren van hemelwatervoorzieningen Het is de wens om resultaten landelijk te delen, daarvoor moet er op een gelijkwaardige manier gemeten worden.” Het streven van RIONED is om tot een praktijkrichtlijn of leidraad te komen met beschikbare kennis, ervaringen, knelpunten en oplossingen over hemelwaterbeheer.•

(Advertentie)

Läckeby warmtewisselaars

Zorgeloos warmte recupereren uit diverse water- en slibstromen, maar ook uit andere hoog viskeuze vloeistofstromen. De warmtewisselaars zijn zeer onderhoudsvriendelijk, verstoppingsongevoelig en compact Bovendien hebben ze een hoge warmteoverdracht en grote doorstroomcapaciteit.

Roto-Sieve trommelzeven

Roterende trommelzeven voor de verwijdering van vaste deeltjes en vezels uit diverse (afval)water- en proceswaterstromen. Bovendien kunnen ook vaste deeltjes verwijderd worden uit olie en andere vloeistoffen.

Deze trommelzeven zijn doeltreffend, duurzaam en onderhoudsvriendelijk.

TASK INDUSTRIËLE MILIEUTECHNIEKEN

Exclusief Benelux verdeler Roto-Sieve en Läckeby Zweden Kerkhofstraat 33 2220 Heist-op-den-Berg België 0032 15 24 21 15 info@task.be www.task.be

Actueel !

Deltacommissaris

Co Verdaas: vitaliteit delta onder druk

Door klimaatverandering staat de vitaliteit van onze delta steeds meer onder druk, schrijft deltacommissaris Co Verdaas in zijn eerste aanbiedingsbrief bij het Deltaprogramma 2025. “We moeten op zoek naar een nieuwe balans. Tegelijkertijd zien we verlies aan biodiversiteit en gezond bodemleven. Het ecologisch functioneren van wateren en natuurgebieden staat door klimaatverandering onder toenemende druk.”

Bij plannen voor nieuwe woningen en bedrijventerreinen wordt nog onvoldoende rekening gehouden met het klimaat van de toekomst waarin we vaker te maken krijgen met extreem weer, aldus Verdaas. Naast de onverkorte inzet op waterveiligheid is er meer ruimte nodig om water van piekbuien te bergen en vast te houden voor drogere periodes. Ook moet scherper worden gekeken naar nieuwe projecten die veel water vragen in gebieden waar nu al een tekort aan zoetwater is. Het langetermijnperspectief voor agrariërs in deze gebieden vraagt eveneens aandacht, aldus de deltacommissaris in zijn aanbiedingsbrief.

Principe van affiniteitsadsorptie (sleutel-slot-principe)

Medicijnen verwijderen aan de bron: affiniteitsadsorptie in IBA’s

Om medicijnen uit RWZI-effluent te verwijderen wordt vaak een vierde zuiveringstrap voorgesteld. Het is echter ook mogelijk medicijnen al ‘vast te leggen’ in het afvalwater voordat ze het rioolstelsel bereiken. Deze methode zou goedkoper kunnen zijn en gemakkelijker te implementeren. Dit kan door in het toilet een adsorbens toe te voegen dat specifiek medicijnen opneemt. Dit adsorbens, gebaseerd op gemodificeerde zandkorrels, kan dan later in een RWZI eenvoudig worden afgevangen. Bij twee typen Individuele Afvalwaterbehandelingen (IBA’s) bleek dit principe inderdaad goed te werken.

Geschreven door Roberta Hofman-Caris, Patrick Bäuerlein (KWR), Sigrid Haverkamp (Waterschap Zuiderzeeland), Arslan Ahmad (Sibelco)

Medicijnrestenverwijdering: ‘Nieuwe methodes beter dan wat we nu hebben’

De afgelopen 5 jaar zijn 15 nieuwe methodes getest om medicijnresten en andere microverontreinigingen te verwijderen uit afvalwater. Dit gebeurde in het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater, in opdracht van STOWA en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Van circa 25 technologieën zijn uiteindelijk 15 kansrijke (combinaties van) technieken geselecteerd voor de pilots met 3 toetsingscriteria: verwijderingsrendement, CO2-voetafdruk en de kosten. De geteste technieken bieden volgens Cora Uijterlinde van STOWA voordelen ten opzichte van de methodes die op dit moment bij de zuivering worden ingezet. “Waterbeheerders hebben nu echt iets te kiezen.”

Actueel !
Co Verdaas

Schematisch overzicht van proefinstallatieopzet die is gebruikt voor het onderzoek

Genotoxische activiteit in bronnen en zuivering van drinkwater meten met bioassays

Verslechterende oppervlaktewaterkwaliteit stelt de watersector voor grote uitdagingen. De drinkwaterbedrijven die oppervlaktewater als bron gebruiken werken daarom doorlopend aan het verbeteren van zuivering. Bioassays zijn een effectief instrument voor het beoordelen van de chemische kwaliteit van waterbronnen en de effectiviteit van waterzuiveringsprocessen. De combinatie van de Ames-fluctuatietest en de p53-CALUX (en eventueel aanvullend de micronucleustest) lijkt volgens dit onderzoek een goede basisset om genotoxische activiteit aan te tonen door de aanwezigheid van vervuilende stoffen die schade aan het DNA kunnen veroorzaken.

Geschreven door Astrid Reus (KWR), Yvonne van Oorschot, Eric Penders (Het Waterlaboratorium), Jochen Kuckelkorn (Umweltbundesamt), Corine Houtman (Het Waterlaboratorium, Vrije Universiteit Amsterdam)

Actueel !

RIWA Rijn: drinkwaterbedrijven eisen rem op Duitse lozingen PFAS in Rijn

De Nederlandse drinkwaterbedrijven die water winnen uit de Rijn, hebben de Duitse minister van milieu Steffi Lemke gevraagd om grenzen te stellen aan lozingen van PFAS in de Rijn. Dat laat RIWA-Rijn weten bij de presentatie van het jaarverslag over 2023. Industriële lozingen zijn de grootste boosdoeners van PFAS in het stroomgebied van de Rijn en Maas. Zo’n honderd Duitse bedrijven mogen industrieel afvalwater met PFAS lozen. De huidige vergunningen van Duitse chemiebedrijven laten veel ruimte voor PFAS-lozingen, omdat er geen norm is vastgelegd, aldus RIWA-Rijn. De Duitse deelstaten werken in de vergunningverlening met zogeheten oriënteringswaarden die niet handhaafbaar zijn. De federale overheid in Berlijn zou volgens de Nederlandse drinkwaterbedrijven emmissiegrenswaarden moeten opleggen voor PFAS in industrieel afvalwater.

Actueel !

RIWA Maas: ‘Gebrek aan urgentie is tragisch en frustrerend’

RIWA Maas wil meer urgentie bij het bevoegd gezag als het gaat om het verbeteren van de waterkwaliteit. Die kwaliteit is in de rivier al jaren zorgwekkend. Dat komt mede door industriële afvalwaterlozingen, aldus het jaarrapport over 2023. “We hebben mooie doelstellingen, maar het blijft een worsteling om de waterkwaliteit van de Maas daadwerkelijk te verbeteren”, zegt Maarten van der Ploeg, directeur van RIWA-Maas (koepel van drinkwaterbedrijven in Nederland en België, die jaarlijks 500 miljard liter water uit de Maas onttrekken), in een toelichting.

“Naast de mooie doelstellingen, hebben we ook nog een hele stapel goede rapporten met stevige aanbevelingen”, vervolgt Van der Ploeg. “Feitelijk weten we dus wat er moet gebeuren. Maar hoewel het maatschappelijk debat erover langzaam op gang komt, is er nog steeds niet genoeg draagvlak om echt vorderingen te maken. Dat is echt tragisch en soms ook frustrerend.”

Vakartikel

Actueel !

Waterschappen: met schrappen NPLG

verdwijnt opgave voor schoon en voldoende water niet

De waterschappen blijven zich inzetten om met een gebiedsgerichte aanpak de doelen voor onder andere de waterkwaliteit te halen. Dat is de reactie van de Unie van Waterschappen op het afschaffen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), waar het kabinet toe heeft besloten. “Met het verdwijnen van het NPLG gaat de opgave voor schoon en voldoende water niet weg.”

Het NPLG is onder het vorige kabinet opgezet om te komen tot natuurherstel, vermindering van de stikstofuitstoot, verbetering van de waterkwaliteit en realiseren van klimaatdoelen. Dat moest in integrale gebiedsprocessen worden gerealiseerd en daar is de laatste jaren veel energie in gestopt door de provincies met regionale partners als de waterschappen. Dat proces staat op losse schroeven. In het hoofdlijnenakkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB was al een streep gezet door het fonds van ruim 20 miljard euro voor de uitwerking van het NPLG. Het kabinet Schoof verbindt daar nu de consequentie aan dat het hele programma wordt geschrapt.

Waterschappen pas in 2027 energieneutraal

De 21 waterschappen in ons land wekken steeds meer eigen duurzame energie op, maar toch gaat het niet lukken om in 2025 volledig energieneutraal te worden. Door ‘hobbels op de weg’ wordt deze mijlpaal waarschijnlijk pas in 2027 bereikt. Dat staat in de Klimaatmonitor 2023 van de Unie van Waterschappen en de Nederlandse Waterschapsbank. De grootste hobbels waren de hevige regenval vorig jaar, waardoor poldergemalen, boezemgemalen en rioolwaterzuiveringen op volle toeren aan het werk moesten, en de netcongestie. Daardoor lukt het de waterschappen niet om voldoende elektriciteitsaansluitingen te krijgen voor de teruglevering van opgewekte energie uit zon- en windprojecten. Ook stijgende kosten en politieke discussies in de regio over bijvoorbeeld locaties voor zon- en windenergieprojecten spelen een rol, aldus de nieuwste Klimaatmonitor. Nieuwe energieprojecten lopen daardoor vertraging op.

Ontwikkelpaden helpen gebiedspartijen om te gaan met onzekerheden

In Klimaatadaptatie in de Praktijk (KLIMAP) is onderzocht hoe de methodiek van ontwikkelpaden kan helpen om met onzekerheden in gebiedsprocessen om te gaan. De methodiek van ontwikkelpaden verbindt wat er nú allemaal moet met wat later nog mogelijk of wenselijk is. Participatieve methoden en tools stimuleren een gezamenlijke verkenning van waarden en toekomstbeelden. KLIMAP laat zien dat het voor het succesvol aanpakken van toekomstige uitdagingen in gebiedsprocessen belangrijker is om te streven naar helderheid en vertrouwen, dan om naar zekerheid te blijven zoeken.

Geschreven door Bas Breman (Wageningen University & Research), Gerald Jan Ellen (Deltares), Myrjam de Graaf, Bregje van der Bolt, Marlies van Ree (Wageningen University & Research)

‘Rich picture’ voor een van de cases van KLIMAP

Vakartikel

Een methodiek om het klimaatadaptatief

vermogen van pleinen te kwantificeren

Pleinen spelen een belangrijke rol in de gebouwde omgeving en zijn voor bewoners een plek om te ontspannen en elkaar te ontmoeten. Bij hevige regenval is het belangrijk dat pleinen water kunnen bergen en voldoende infiltratiecapaciteit hebben. Tijdens een hittegolf zijn pleinen met bomen een belangrijke koele plek om een warme woning te ontvluchten. Op dit moment ontbreekt het aan een betrouwbaar en makkelijk te gebruiken instrument om het klimaatadaptief vermogen van een plein objectief is vast te stellen en te kwantificeren. In dit artikel wordt hiervoor een methodiek beschreven.

Geschreven door Rick Heikoop, Elma Oosthoek, Henk Rosendal (Hogeschool Rotterdam), Lieneke Neele (Waterpas Civiel Adviesbureau)

Actueel !

BubbleFlush wint WIS Award 2024

BubbleFlush heeft de WIS Award 2024 gewonnen. Het concept won tijdens de finale van de verkiezing tijdens de European Water Technology Week zowel de publieks- als de juryprijs. De BubbleFlush is een apparaat in de vorm van een soort kruimeldief. “De BubbleFlush maakt gebruik van een eeuwenoud krachtig natuurverschijnsel: cavitatie. Imploderende bubbels die alle vuil- en kalkaanslag effectief verwijderen”, legt Dennis Luiten uit van TranZero uit Zoetermeer, het bedrijf dat de techniek heeft ontwikkeld. “Met de BubbleFlush willen we de schoonmaakindustrie transformeren naar een ecologisch verantwoorde manier van toiletreiniging.”

Dennis Luiten (midden) ontvangt WIS Award
Weinig bomen op het Polderplein

Actueel !

ILT: dijkversterking

verloopt te traag

Wil Nederland in 2050 de dijken op orde hebben, dan moet er per jaar gemiddeld 60 kilometer dijk versterkt worden.

Met gemiddeld 37 kilometer blijft de realisatie nu ‘ver achter’ bij dit gemiddelde, constateert de Inspectie Leefmilieu en Transport (ILT).

De goede voornemens voor de komende jaren zullen volgens de ILT onvoldoende soelaas bieden. “Ook de planning van de versterking tot en met 2031 blijft achter, ondanks het hogere tempo van gemiddeld 52 kilometer per jaar.” In 2050 moeten alle primaire keringen in Nederland aan nieuwe wettelijke normen voldoen, terwijl dat nu nog maar voor slechts 38 procent van de ‘normtrajecten’ het geval is.

Opinie

Voor water en natuur heeft dit kabinet ambitie noch plan’

Jos Peters, waterexpert en -activist, luisterde traditiegetrouw nauwgezet naar de Troonrede, de eerste van het kabinet Schoof. Hij hoorde veel niet: geen woord over de drinkwaterproblemen, nauwelijks iets over waterkwaliteit en bar weinig over natuur. Conclusie: voor water en natuur heeft het kabinet nul ambitie en geen concrete plannen. Rest de vraag: wat gaan we sámen doen opdat een volgend kabinet wél opkomt voor water en natuur?

Vakartikel

Nieuwe methodieken voor verfijning van toxicologische risicobeoordeling van chemische stoffen in water

Chemische stoffen in het watersysteem kunnen een bedreiging vormen voor mens en milieu. Risicobeoordelingen van stoffen in drinkwater worden doorgaans gebaseerd op een levenslange blootstelling en toxiciteitsgegevens uit proefdierstudies, die met onzekerheid omgeven zijn. Met twee nieuwe methodieken kan in het geval van niet-levenslange blootstelling of als er veel onzekerheid is over de toxiciteit of de mate van blootstelling, toch een inschatting worden gemaakt. Hiermee kunnen specifieke situaties worden beoordeeld.

Geschreven door Sanah Majid, Renske Hoondert, Astrid Reus (KWR), Corine Houtman (Het Waterlaboratorium, Vrije Universiteit Amsterdam), Merijn Schriks (Vitens)

Actueel !

Bellenscherm in Amsterdamse gracht vangt 1 ton plastic per jaar

De test met de Bubble Barrier in het Westerdok in Amsterdam is een succes. Het luchtbellenscherm haalt elk jaar ongeveer 1 ton plastic uit de grachten.

Gemeente Amsterdam en Waterschap Amstel, Gooi en Vecht hebben daarom besloten dat de BubbleBarrier blijft. En ze gaan onderzoeken waar in de stad nog extra bellenschermen kunnen komen. Daar is veel winst mee te halen, want er drijft veel plastic in de Amsterdamse wateren, jaarlijks halen medewerkers van Waternet 42.000 kilo plastic uit de grachten.

Luchtbellenscherm in het Westerdok

Actueel !

Nijhuis Saur Industries en Jotem zetten

BODAC-technologie

in de markt

Nijhuis Saur Industries (NSI) en Jotem Water Solutions gaan de BODAC-technologie wereldwijd uitrollen. De partijen hebben daartoe een licentieovereenkomst getekend met Nieuwater BV. NSI en Jotem worden samen licentiehouder.

NSI zal de technologie introduceren in de wereldwijde gemeentelijke drink- en afvalwatermarkt voor de verwijdering van microverontreinigingen. Daarna volgt de markt voor industrieel hergebruik. Jotem zal de technologie introduceren voor kleinschalige industriële toepassingen.

De BODAC-technologie (Biological Oxygen-dosed Activated Carbon) is ontwikkeld door NieuWater. In Emmen heeft de technologie zich de afgelopen 10 jaar bewezen bij het leveren van ultrapuur water. Het BODAC-concept blijkt in Emmen ook geneesmiddelen vergaand (meer dan 80 procent) te verwijderen.

(Advertentie)

‘SUCCESVOLLE COMMUNICATIE

GEBRUIK DE INGANG DIE HET KNW/H2O HEEFT UW DOELGROEP STAAT OPEN VOOR DEZE ZENDER

070 - 3234 - 070 info@mooijmanmarketing.nl www.mooijmanmarketing.nl

H2O magazine (advertentie + advertorials)

www.h2owaternetwerk.nl (banners + advertorials)

KNW / H2O email nieuwsbrief (banners + advertorials)

Overdracht licenties bij de full scale installatie BODAC van NieuWater aan Nijhuis Saur Industries en Jotem Water Solutions

Gerard Stroomberg

Elk najaar als Gerard Stroomberg zijn jaarverslag presenteert, is de teneur van zijn verhaal vrij somber. Altijd is er wel een stof waarover hij zich ernstig zorgen maakt, omdat het een bedreiging vormt voor de Nederlandse drinkwaterwinningen die gebruik maken van water uit het stroomgebied van de Rijn. Het gaat om PWN, Vitens, Waternet, Oasen, Evides en Dunea, die al met al 5 miljoen mensen bedienen met drinkwater waarvan de Rijn de bron is.

Lozingen

Dit jaar bond Stroomberg de kat de bel aan over PFAS. Hij stuurde een brief op poten naar de Duitse minister van milieu in Berlijn, met de oproep om paal en perk te stellen aan PFAS-lozingen in industrieel afvalwater in de Rijn. Zo’n 100 Duitse chemiebedrijven beschikken over een vergunning om PFAS te lozen in afvalwater. Aan die vergunningen zijn geen grensnormen verbonden voor de hoeveelheden PFAS. Zulke normen (emissiegrenswaarden) zou de nationale overheid in Berlijn moeten instellen, vindt RIWA-Rijn.

De brief kreeg zowel in de Nederlandse als in de Duitse media veel aandacht. De Duitse industrie – met name op chemiepark Leverkussen in het Ruhrgebied –loost dagelijks honderden grammen PFAS in de Rijn. Soms gaat het per bedrijf om

Podcast

Gerard Stroomberg houdt vertrouwen in drinkbare Rijn

“Als we ons met elkaar aan alle afspraken houden over verbetering van de waterkwaliteit, dan koersen we weer richting een drinkbare Rijn.” Ondanks sombere berichten over lozingen van PFAS in de Rijn, blijft Gerard Stroomberg – directeur van RIWA-Rijn – hoopvol over de toekomst van de rivier.

400 gram op een dag, terwijl de vergunning als richtlijn 35 gram geeft. “Zulke overschrijdingen van de oriënteringswaarden met een factor tien hebben geen juridische consequentie. Daarom vinden we dat de Duitse federale overheid emissiegrenswaarden moet vaststellen”, licht Stroomberg toe in de H2O-podcast De Toekomst van Ons Water.

Hij onderstreept dat Duitsland zich te houden heeft aan de afspraken in het internationale Rijnverdrag. In dat verdrag beloven de landen in het stroomgebied van de Rijn dat ze grenswaarden voor emissies vastleggen in vergunningen voor het lozen van afvalwater dat de waterkwaliteit nadelig beïnvloedt.

Medicijnresten

De landen die samenwerken in het stroomgebied van de Rijn hebben ook met elkaar afgesproken dat ze de lozingen van schadelijke stoffen in 2040 met dertig procent verminderen. Uit metingen van RIWA-Rijn blijkt dat voor 35 schadelijke stoffen dat doel gehaald kan worden en voor 21 stoffen niet. Stroomberg: “Sommige industriële stoffen en medicijnresten zien we zelfs stijgen. Medicijnresten komen via rioleringen en rioolwaterzuiveringen in de rivieren terecht. Voor het terugdringen van medicijnresten in ons rivierwater is het

TEKST WIM EIKELBOOM

belangrijk dat vaart wordt gemaakt met het verbeteren van de rioolwaterzuiveringsinstallaties met een vierde reinigingsstap.” Niettemin blijft Stroomberg hoopvol over de toekomst van de Rijn. “Soms hoor je dat er extra regels nodig zijn. Ik denk van niet. Als we ons met elkaar aan alle afspraken houden voor verbetering van de waterkwaliteit, dan gaat het de goede kant op. Dan bedoel ik de Europese Kaderrichtlijn Water, de nieuwe richtlijn voor stedelijk afvalwater, waarbij we inzetten over verbeteren van de rioolwaterzuiveringen. En de afspraken in het internationale Rijnverdrag, om de vervuiling van de rivier met 30 procent te verminderen. We hebben de middelen in handen om te komen tot een drinkbare Rijn. Het schort aan het uitvoeren van de afspraken.”

PODCAST ‘DE TOEKOMST VAN ONS WATER’

Beluister het gesprek met Gerard Stroomberg in de H2O-podcast

De Toekomst van Ons Water

COLUMN JOS PETERS

Logisch dat wij nu betalen voor het drinkwater voor onze kinderen

Tot enkele jaren geleden hoefden waterbedrijven niet veel te investeren. Nu wel. Bizar is dat juist de drinkwaterwet dat belemmert. De minister is aan zet om een list te verzinnen. Ik doe een suggestie.

Drinkwater is spotgoedkoop. Nog steeds. Een klein gezin betaalt per dag nog geen zeven dubbeltjes voor ál zijn water, ook voor douchen, toiletspoelen, wassen. Een abonnement op een krant is drie keer duurder. Frappant: de overheid wil dat het watertarief de kosten dekt maar eist zélf ruim 25 procent van de waterrekening op. Drinkwater als melkkoe: niet uit te leggen.

De eerste twee decennia van deze eeuw was de prijs voor huishoudens nagenoeg constant. Wettelijk gezien hadden de waterbedrijven toen het tarief kúnnen verhogen. Achteraf gezien was dat zeer verstandig geweest, het had ze meer vet op de botten gegeven. De laatste jaren stijgt de prijs wel. Het totaal aan investeringen van de sector groeide naar 600 miljoen euro per jaar. Het moet naar minstens een miljard. Wil je jaarlijks 400 miljoen euro extra ophalen, dan moet de prijs met 20 procent omhoog. Dat kan niet anders.

Huishoudens kunnen niet hun drinkwaterleverancier kiezen, vandaar dat de wet beschermt tegen te hoge tarieven. De minister stelt daarom - ietwat ondoordacht - een maximum aan de vermogenskosten die de waterbedrijven mogen doorberekenen in het tarief. Bijgevolg kunnen ze én nauwelijks eigen vermogen opbouwen én niet voldoende lenen én dus onvoldoende investeren. Tuurlijk, te hoge tarieven moeten we voorkomen, maar geldt dat niet evenzeer voor te láge tarieven?

Een generiek maximum aan de vermogenskosten - voor alle bedrijven hetzelfde - biedt misschien enkele bedrijven genoeg ruimte om te investeren, het zal de andere niet helpen. Valt het maximeren van dividend nog te verdedigen, van de vermogenskosten niet. Het zijn publieke aandeelhouders - provincies en gemeenten - die voor eigen burgers de waterprijs vaststellen. De bedrijven houden die daarom laag, het belang van de burger staat voorop. Voorts vergelijken ze al ruim 25 jaar heel transparant hun prestaties, ook wat doelmatigheid aangaat.

Wat dan wel doen? De banken laten inzien dat de activa - alle spullen - veel waard zijn? Als je de hele drinkwatervoorziening opnieuw aanlegt, heb je meer dan vier keer de balanswaarde nodig. Gaan banken dan tegen prettiger voorwaarden geld uitlenen? Wat als provincies en gemeenten collectief afzien van dividend, is er dan nog noodzaak voor tariefregulering? Ze zullen heus niet hun aandelen van de hand doen, als dat al zou mogen, ze willen zeggenschap houden over het bedrijf dat hun burgers van drinkwater voorziet.

Geen serieus dividend uitkeren aan aandeelhouders dus, vind ik, ze lopen nul risico. Omgekeerd verwacht ik ook niet dat ze de helpende hand bieden en garant staan voor leningen die het waterbedrijf aangaat. Noch dat ze bijstorten zodat het kan investeren.

Het kan veel slimmer en eenvoudiger: elk bedrijf creëert een fonds voor de in

Wij profiteren van de investeringen van onze ouders

de toekomst noodzakelijke investeringen. Vooralsnog noem ik dat een bestemmingsreserve. Het is prima mogelijk om te ramen hoeveel nodig is voor planbare vervangingen, renovaties, uitbreidingen. Laten we serieus nadenken over hoe en met welke spelregels de waterbedrijven geld opzij kunnen leggen: niet vrij te besteden, alleen inzetbaar voor gelabelde, toekomstige investeringen, niet beschikbaar voor aandeelhouders. Het is klinkklare onzin om die potjes mee te tellen bij vermogenskosten, ze zijn nodig om de watervoorziening van toekomstige generaties zeker te stellen.

Eigenlijk waanzin om te praten over wat drinkwater kost. Het gesprek moet gaan over de maatschappelijke schade als op een dag de levering niet meer vanzelfsprekend is. Wij profiteren van de investeringen van onze ouders. Logisch dus dat wij nu betalen voor het drinkwater voor onze kinderen.

Jos Peters, waterexpert en -activist

NIEUWE WATERTECHNOLOGIE VAN NEDERLANDSE BODEM

VOORAF | Contact met lokale clusters is enorm waardevol

Hoe verzilver je als watertechbedrijf kansen op een buitenlandse markt? Het is voor veel bedrijven een uitdaging. Op de European Water Tech Week in Leeuwarden werd in een plenaire sessie met clusterorganisaties uit Amerika, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken weer eens duidelijk dat het van belang is om goede contacten te hebben met partijen die de markt kennen. Je komt er als bedrijf zo sneller achter wat de do’s en don’ts zijn in die markten. Belangrijk, want als je als bedrijf een innovatie technologisch hebt opgeschaald dan moet je in de marktintroductie de snelheid erin houden. En als je alles zelf gaat uitzoeken, dan ben je zo een paar jaar verder - áls je dat al lukt.

In die fase is een contact met lokale clusters enorm waardevol. Dat bleek wel uit de presentaties van Bryan Stubbs van de Cleveland Water Alliance uit de VS, Tom Williams van British Water en Scott Grønnegaard Allison van Clean, het Deense Water & Environmental Cluster op de eerste dag van de EWTW. Hun bijdragen maakten duidelijk dat goede samenwerking met clusters de periode van innovatie naar full scale implementatie flink kan verkorten. Ze kennen de weg, weten welke projecten er lopen en hebben contact met bedrijven die toegang hebben tot de tenders van de utilities, ook belangrijk.

Zo schetste Stubbs dat er in de Great Lakes Region, waar zijn cluster actief is, omvangrijke programma’s met forse subsidietrajecten lopen op het gebied van waterkwaliteit. Interessant voor Nederlandse watertechbedrijven. Stubbs riep zelfs op mee te doen. De waterkwaliteitsopgave is dan ook groot in de Great Lakes Region. In Europa zie je dat clusters elkaar ook vaak opzoeken en dat vloeit voort uit Europese projecten, die zo zijn opgesteld dat clusters uit meerdere landen moeten meedoen. Dan kom je al gauw in contact met elkaar en dat is belangrijk. Hoe dat werkt bleek uit

de bijdrage van ceo Ariane Blum van Water4All, het financieringsprogramma van de EU voor zoetwateronderzoek. Zij vertelde dat ze op zoek zijn naar meer Europese samenwerking om innovatie buiten Europa te promoten. Dat zou er best eens op kunnen uitdraaien dat je tot een soort innovatiepaviljoen op EU-niveau komt op evenementen in het buitenland. En dat kan best goed werken, denk ik.

Binnen Europees verband is de European Innovation Council, waar president Michiel Scheffer over vertelde op de EWTW, ook een belangrijke speler met interessante financieringspakketten voor bedrijven die willen opschalen. Uit de bijdrage van Scheffer kon je opmaken dat er meer mogelijkheden komen, dus dat biedt kansen. En in de plenaire sessie waren leuke voorbeelden van bedrijven - Plant-E, SusPhos en Chaincraft - die al gebruik maken van de subsidietrajecten van de EIC.

Maar ook hiervoor geldt: het aanbod is groot en het is moeilijk om daar je weg in te vinden. Om bedrijven daarbij te helpen kennen we bij Water Alliance al enkele jaren de financieringstafel, waarmee we bedrijven de mogelijkheid bieden om hun financieringsvraag te pitchen ten overstaan van financierende instanties. Zo ontstaan matches in de moeilijke zoektocht naar geld.

Op de EWTW hebben we ook weer de verkiezing van de WIS Award gehouden. Het is elke keer een mooie gelegenheid om bedrijven met beloftevolle innovaties een podium te geven. Deze keer rolde in een spannende finale BubbleFlush na een mooie pitch met zowel de publieks- als de juryprijs als winnaar uit de bus. Het concept is inspirerend: met cavitatie (‘imploderende bubbels’) vuil- en kalkaanslag verwijderen uit het toilet. Weer een mooi product van een enthousiaste en ambitieuze ondernemer, dat is ontstaan uit de aanhoudende vernieuwingsdrang in de watertechnologiesector.

Hein Molenkamp

Managing Director Water Alliance h.molenkamp@wateralliance.nl

Water Alliance is een samenwerkingsverband van overheid, kennisinstellingen én bedrijfsleven op het gebied van watertechnologie in Nederland. Water Alliance richt zich vooral op het midden- en kleinbedrijf in de innovatieve en duurzame watertechnologie die wereldwijd vermarkt kan worden. Water Alliance ondersteunt de bedrijven op het gebied van (internationale) matchmaking, lobby, netwerken en business development.

Agora 4 | 8934 CJ Leeuwarden | 058-2849044 www.wateralliance.nl

Drinkwaterlab WLN wint aanbesteding Ultieme Waterfabriek

De komende twee jaar mag het Glimmense drinkwaterlaboratorium WLN waterkwaliteitsonderzoeken voor De Ultieme Waterfabriek uitvoeren. In de Ultieme Waterfabriek wordt onderzocht hoe effluent direct gebruikt kan worden als bron voor drinkwater. “We kunnen stoffen aantonen die we in het verleden niet konden meten”, zegt Jeroen van Nuil, labmanager bij WLN.

In het project De Ultieme Waterfabriek laten waterschappen, drinkwaterbedrijven en kennisinstellingen STOWA, KWR, WiCE gezamenlijk zien hoe en onder welke voorwaarden gezuiverd rioolwater rechtstreeks herbruikbaar is als drinkwaterbron. Een onderdeel daarvan is de demonstratieinstallatie bij NieuWater in Emmen. Het initiatief speelt een belangrijke rol in het vinden van duurzame oplossingen voor de groeiende waterschaarste.

“Een uniek project”, zegt Van Nuil. “Het draagt bij aan de toekomst van waterbeheer in Nederland en biedt mogelijke oplossingen voor watertekorten wereldwijd.” Op de

locatie wordt al ultra puur water geproduceerd voor de industrie met effluent van de rioolwaterzuivering. Bij het ontwerp van die installatie was WLN ook betrokken. De komende jaren wordt aangetoond of (en hoe) drinkwater geproduceerd kan worden uit gezuiverd rioolwater dat zowel chemisch als biologisch veilig en betrouwbaar is.

Hoofdaannemer

Voor de monitoring van verwijdering van chemische stoffen, bacteriën, virussen en andere ongewenste organismen die in het effluent aanwezig zijn, is uitgebreid onderzoek van de waterkwaliteit nodig. “Er zijn weinig partijen op de markt die dit kunnen oppakken en aan alle eisen kunnen voldoen”, zegt Van Nuil. Ook WLN werkt als hoofdaannemer nauw samen met de andere drinkwaterlabs (KWR, Vitens, Aqualab Zuid en Het Waterlaboratorium).

Voor bestaande drinkwaterproductielocaties die oppervlaktewater gebruiken is een microbiologische risicoanalyse

We kunnen nu duizenden stoffen detecteren die voorheen onzichtbaar waren’ ‘

verplicht. Voor dit project wordt ook een chemische risicoanalyse gemaakt. WLN speelt hierin een belangrijke rol door gebruik te maken van geavanceerde screeningstechnieken om onbekende stoffen in het water te identificeren. “Met deze technieken kunnen we nu duizenden stoffen detecteren die voorheen onzichtbaar waren”, zegt Van Nuil. Screening analyseert een monster zonder vooraf aannames te maken, wat een breder inzicht geeft in de chemische samenstelling en het verwijderingsrendement van stoffen. WLN heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in deze technologie.

Uitdagende monstername “Een ander belangrijk aspect van de demonstratie is het nauwkeurig plannen van de monstername, in samenwerking met de opdrachtgever. In tegenstelling tot de voorspelbaarheid van grondwater, variëren bij dit project de samenstelling en concentraties van chemische stoffen sterk door factoren zoals het weer en lozingen in het riool. Dit maakt het bepalen van de juiste momenten voor monstername uitdagender”, zegt Van Nuil.

Het project moet uiteindelijk aantonen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport dat gezuiverd afvalwater veilig kan worden ingezet voor de productie van drinkwater. •

Ondertekening van de overeenkomst

Jeroen van Nuil
Schema drinkwater uit effluent rwzi

Start-ups maken kickstart dankzij investeringen NEW-fonds

Het techteam van SeaO2 viert eerste koolstofafvang uit de oceaan

Om kansrijke watertechnologie startups in een vroeg stadium te stimuleren is het Netherlands Enabling Water technology (NEW) consortium opgericht. Inmiddels hebben al diverse veelbelovende start-ups funding ontvangen. “Voor ons betekende NEW een kickstart”, zegt Ruben Brands, co-founder & ceo van SeaO₂.

“Vaak ontbreekt het startende bedrijven aan financiële slagkracht”, zegt Ronald Wielinga, operationeel directeur bij Water Alliance. Het fonds vult een witte vlek in het financieringslandschap voor startende bedrijven op. “Het is een lange weg voordat een start-up in een commerciële fase zit. Investeerders stappen dan meestal nog niet in, simpelweg omdat het risico te hoog is.”

Het NEW-consortium, bestaande uit Wetsus, Deltares, Rijksuniversiteit Groningen en de investerings- en ontwikkelingsmaatschappij NOM, wordt mede gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap. Het fonds richt zich op start-ups die werken met waterzuivering, hergebruik van water en grondstoffen, productie en opslag van energie uit water, en slimmer beheer van watersystemen. “We willen start-ups helpen om op een punt te komen dat investeerders zeggen: nu wordt het interessant. Wanneer investeerders de potentie zien, komt een startup dichter op de markt.”

Validatietesten

NEW bestaat uit twee pijlers. De eerste richt zich op de precommerciële fase. Hier zijn Wetsus, RUG en Deltares bij betrokken. “In deze pijler is financiering beschikbaar voor het aanvragen van patenten. Ook worden onderzoekers met een ambitie om te gaan ondernemen ondersteund bij het uitvoeren van validatietesten, ofwel een proof of concept. De onder-

Schema koolstofdioxodeverwijdering van SeaO2

steuning heeft een waarde van maximaal 25.000 euro.” Een bedrijf dat daar dankbaar gebruik van maakte is SeaO₂, een spin-off van TU Delft en Wetsus. SeaO₂ ontwikkelde een technologie om grootschalige koolstofdioxide uit de oceaan te halen met behulp van een elektrochemische aanpak. “De oceaan heeft 150 keer meer koolstof dichtheid dan de lucht”, zegt ceo Ruben Brands. “Dat maakt de oceanische koolstofafvang efficiënter in vergelijking met directe koolstofafvang uit de lucht. Met koolstofdioxideverwijdering halen we CO₂ indirect uit de lucht en bestrijden we verzuring van de oceaan.”

In de precommerciële fase kwam de mogelijkheid om validatietesten uit te voeren goed van pas. “Aanvankelijk staken we er eigen tijd en geld in. Daarmee voerden we experimenten uit en kochten

we apparatuur. Dit werkt voor even, maar is op de lange termijn niet duurzaam.” Volgens Brands was de steun van NEW bij het uitvoeren van de validatietesten en de daarop volgende investering uit het NEW-fonds essentieel voor het voortbestaan van zijn bedrijf. “Voor een startend bedrijf is het heel moeilijk om te overleven, omdat het vertrouwen van investeerders er nog niet is. De investeringen die we nu ophalen konden we toen nog niet verkrijgen.”

Ondertussen is SeaO₂ gegroeid naar een team

van 12 mensen en heeft het een prototype draaien op de afsluitdijk. “Die staat bij REDstack, een bedrijf dat daar een pilotfabriek draait om energie te produceren via een ingenieus mengproces van zout en zoet water”, zegt Brands. Met het prototype kan SeaO₂ een ton CO2 per jaar uit de oceaan vissen, maar Brands denkt groter. “We bouwen nu een pilotfabriek met een capaciteit van 250 ton per jaar. Zo willen we doorgroeien naar 2,5 kiloton in 2026, 25 kiloton een jaar later en megatonschaal in 2030. Tussen 2040 en 2050 willen we minimaal een gigaton verwijderen. Dan kunnen we echt impact maken.”

Tweede pijler

De tweede pijler is het NEW-ttt fonds dat wordt uitgevoerd door De Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. “Hoewel NOM een regionale ontwikkelingsmaatschappij is, heeft het NEW-ttt fonds een landelijke focus”, zegt Wielinga. “Via het fonds investeren we in veelbelovende start-ups met converteerbare leningen. De gemiddelde investering per start-up ligt rond de 350.000 euro.”

Naast SeaO₂ kreeg ook HULO uit Leeuwarden, een spin-off van Acquaint, zo’n investering. De start-up ontwikkelde een AI-oplossing om verspilling van drinkwater tegen te gaan. “Er bestond nog geen goede methode om lekkages in leidingen accuraat en snel te detecteren en te lokali-

seren”, vertelt co-founder & ceo Robbert Lodewijks. HULO ontwikkelde algoritmen en machine learning-modellen om realtime lekkages te detecteren en te lokaliseren. “In Nederland verliezen we zo’n 5 procent van het water in het drinkwaternet. Gezien de waterschaarste in Nederland valt daar winst te behalen. Globaal lekt er 30 procent van het geproduceerde drinkwater weg voordat het bij de klant komt”, zegt Lodewijks.

Watermanagement revolutie De technologie werd getest bij Nederlandse waterbedrijven en HULO toonde daarmee de potentie aan, vertelt Lodewijks. “Tijdens onze zoektocht naar investeerders kwamen we, naast een aantal andere investeerders, uit bij NEW-ttt. We hebben heel veel van onze vrije tijd, naast ons werk bij Acquint, in HULO gestoken. “Vanaf het begin zagen we de enorme potentie van onze technologie. De markt had duidelijk behoefte aan een oplossing zoals de onze.”

Maar zoals bij elke ambitieuze startup liep Lodewijks tegen financiële beperkingen aan die groei in de weg stonden. “We stonden voor een keuze: veilig gaan voor consultancy bij drinkwaterbedrij-

NEW moet Nederland

steviger op de kaart zetten als watertechnologieland’

ven, of doorzetten met onze visie om watermanagement te revolutioneren. Consultancy was verleidelijk, maar niet ons einddoel. We wilden echt impact maken. Het fonds zag dezelfde potentie en gaf ons de steun die we nodig hadden. Deze investering was meer dan kapitaal; het was een bevestiging van de toekomst die we bouwen.” Lodewijks gebruikt de investering om de internationale ambities waar te maken. “Wanneer we een goed product neerzetten, denken wij dat we over de hele wereld impact kunnen maken. Hoe mooi zou het zijn als ik mijn kleinkinderen straks kan vertellen dat we de wereld een stukje duurzamer hebben achtergelaten.”

Geïnteresseerde startups kunnen zich aanmelden voor een investering, vertelt Wielinga. “Voor de komende jaren is er in het fonds 6 miljoen euro beschikbaar om te investeren. Het NEW-plan moet Nederland nog steviger op de kaart zetten als watertechnologieland.”•

Ruben Brands
Ronald Wielinga
Robbert Lodewijks
Software van HULO

BRIGIT VAN BRENK studeerde microbiologie in Utrecht. Hier kwam de combinatie tot stand met de in haar jeugd ontwikkelde interesse voor drinkwater (haar vader werkte bij Oasen). Het leidde tot een master Bio inspired Innovation en een PhD-traject, waarin ze het onderzoek deed waarover ze in dit artikel vertelt. Ze promoveerde begin dit jaar en werkt nu aan het opzetten van een start-up die het proces van zuivering van afvalwater uit de drinkwaterproductie met behulp van schimmels kan verbeteren en opschalen.

GELOOF HET OF NIET: MEST KAN DRINKWATERBEDRIJVEN

HELPEN HUN AFVALSTROOM TE VERMINDEREN

Door toenemende vervuiling van drinkwaterbronnen zitten drinkwaterbedrijven met steeds meer en viezer afvalwater. Dat kun je schoner maken met schimmels uit de champignonteelt.

TEKST MIRJAM JOCHEMSEN

De drinkwatervraag groeit. De verontreiniging van drinkwaterbronnen met onder andere microverontreinigingen ook. Voor de drinkwaterbedrijven betekent deze samenloop een toenemende stroom verontreinigd afvalwater. In de regel wordt dit ofwel rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd, of afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringen van de waterschappen. Maar gaan die daar in de toekomst hogere kosten voor rekenen? Willen ze het straks überhaupt nog wel ontvangen? Moeten drinkwaterbedrijven zelf hun afvalwater nog verder gaan zuiveren voordat ze het kunnen lozen of afvoeren? Hoe dan ook, meer betalen aan het waterschap of zelf verder zuiveren, drinkwaterproducenten komen voor hogere kosten te staan. Tenzij er een slimme oplossing komt.

Opruimers in de natuur

Onderzoeker Brigit van Brenk werkt aan zuivering van dit afvalwater door schimmels in te zetten. Hoe ze op dat idee kwam? Door haar stage bij drinkwaterbedrijf Oasen, dat een oplossing zocht voor het afvalwaterprobleem. De traditionele denkreflex is

het zoeken van een chemische of fysische zuiveringsmethode, zoals omgekeerde-osmose-filtratie.

Maar microbiologe Van Brenk wist: micro-organismen zijn de opruimers van de natuur. Van schimmels in het bos is bekend dat ze bladafval en alles wat daarin voorkomt, opruimen en afbreken. Lignine, na cellulose het meest voorkomende polymeer in plantenresten, is heel moeilijk af te breken; het bestaat uit complexe PAK’s. Maar schimmels – om precies te zijn: het mycelium van paddenstoelvormende witrotschimmels – breken het af met enzymen (lignine-oxidases en lignine-afbrekende hulpenzymen). Deze oxiderende enzymen kunnen ook andere PAK’s afbreken.

Van Brenk is niet het type dat graag theoretiseert: “De praktische vraag voor ons afvalwaterprobleem was: welke schimmels hebben we nodig en waar groeien die al op grote schaal? Zo kwamen we bij de champignon-industrie terecht, die jaarlijks 800.000 ton substraat als afval produceert. Dit substraat is een mix van paardenmest, stro, gips, bacteriën en schimmels. Een mestsubstantie dus, die de telers in Nederland niet goed kwijt

Brigit van Brenk

Verontreinigd afvalwater zakt door een filterbed van ‘mest’ en wordt zo gezuiverd van organische microverontreinigingen. De mest is een restproduct van de champignonteelt en bestaat uit een mix van paardenmest, stro, gips, bacteriën en schimmels (mycelium).

(Figuur: Niels Kerstes, Universiteit Utrecht)

kunnen. Ze brengen het vaak naar Duitsland, tegen hoge transportkosten. Door die mest te gebruiken voor de afvalwaterzuivering in de drinkwaterproductie hoop ik twee problemen tegelijk op te lossen.”

Breed palet verwijderen

Schimmels waren eerder al succesvol getest op verwijdering van medicijnresten of bestrijdingsmiddelen. “Maar daarbij ging het steeds om één stof, die ook nog eens niet in ons afvalwater voorkwam. Dus voor de praktijk konden we daar niet zoveel mee. Ons doel was niet per se 100 procent verwijdering van de verontreinigingen, maar vooral dat we een brede range aan stoffen konden verwijderen. Dus we namen tien verschillende stoffen, waaronder bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, PFAS, cafeïne en zoetstoffen (wat niet per se heel toxisch is, maar wel veel wordt teruggevonden in het water). Die combinatie mengden we met water en substraat uit de champignonteelt. Dat lieten we enkele dagen roerend staan en we namen tijdmonsters. Resultaten lieten zien dat ons substraat al deze stoffen redelijk goed (20-90 procent) verwijderde en dat de toxiciteit van het water afnam. Dat was nieuw en bijzonder.”

Wat is in dit proces het werk van de schimmel en enzymen, en wat is het effect van het stro of van de nutriënten die er in het mengsel zitten? “Om dat uit te zoeken verhitten we het substraat voordat we het mengden met het water. Daarmee doodden we de micro-organismen en maakten we de enzymen inactief. Dit verhitte substraat bleek nog steeds actief verontreinigingen te verwijderen, maar wel minder effectief. Ook de chemische reacties van nutriënten en andere stoffen met de verontreinigingen spelen dus een belangrijke rol. Met andere woorden: de enzymen, en dus de micro-organismen, zijn echt nodig, maar het ‘dode’ deel van het substraat is dat ook. Wat er precies

gebeurt weten we nog steeds niet, maar wel is duidelijk dat de combinatie van levend en dood materiaal maakt dat we een brede range aan stoffen kunnen verwijderen.”

Nu nog wat handiger

Nu is het zoeken naar een praktische manier om met deze methode te werken. Na ongeveer drie dagen gebruik neemt de activiteit van het substraat snel af. In de praktijk is het niet handig om een grote bak met drab (substraat gemengd met resten afvalwater) telkens in zijn geheel te moeten vervangen. “We zouden liever een extract gebruiken, dat we gewoon in ‘flessen’ kunnen verkopen. Dat is makkelijker te hanteren dan substraat. Maar het hele substraat werkt echt veel beter dan extract. Misschien door adsorptie aan het stro of aan andere vaste bestanddelen? We proberen nu of we met een filterbed kunnen werken waar het water overheen loopt. Dat is waar we nu staan: een praktische werkwijze ontwikkelen en die opschalen. Een groot deel van mijn tijd besteed ik nu aan het zoeken van financiering voor een start-up die het proces verder kan verbeteren en opschalen, en een goed businessmodel kan ontwikkelen.•

Meer info

• Het proefschrift van Van Brenk (2024) Waste treating waste: Organic micropollutant removal from water by Agaricus bisporus spent mushroom substrate, is te vinden op de website Utrecht University Repository.

• Verschillende recente wetenschappelijke publicaties.

NATURE-BASED SOLUTIONS VOOR WATERVEILIGHEID IN CANADA

In de delta van het Lower Mainland in British Columbia (Canada) zijn veel dijken verouderd en niet berekend op de steeds hogere waterstanden door klimaatverandering. In november 2021 ontstonden grote overstromingen, waarschijnlijk de duurste natuurramp in de regio ooit. Mede hierdoor is er nu momentum voor Nature-based Solutions (NbS) voor kustbescherming. Tijdens een stage aan de University of British Columbia ondersteunden masterstudenten uit Wageningen lokale natuurorganisaties bij het verkennen van de mogelijkheden van NbS.

AUTEURS: SANNE VALENTIJN EN MAX VAN GAALEN (WAGENINGEN UR), JANTSJE VAN LOON-STEENSMA (WAGENINGEN UR/HOGESCHOOL VAN HALL LARENSTEIN)

In Nederland gaat het bij Nature-based Solutions vaak om seminatuurlijke infrastructuur zoals brede groene dijken, of kwelders voor een dijk die kunnen meegroeien met de zeespiegelstijging. In Canada staat dit nog in de kinderschoenen. Net als in Nederland begint men daarom vaak met pilots om ervaring op te doen. Er bestaan diverse contacten met Nederland, bijvoorbeeld in het project Living with Water van het Pacific Institute for Climate Solutions (PICS), waaraan Wageningen Universiteit deelneemt. In dit artikel kijken we naar twee pilots over uitbreiding van vooroevers en kwelders voor de waterveiligheid.

Richmond: hergebruik van bagger

In de stad Richmond scheidt een kaarsrechte dijk, de West Dyke, een grote buitenwijk van een uitgestrekt kweldergebied, de Sturgeon Bank. Aan de rand probeert men de kwelder te herstellen met gebaggerd materiaal uit de rivier de Fraser.

Een tijdelijke pijpleiding voert de bagger aan, waarna de verspreiding en afzetting van het slib langs de kust wordt gevolgd. Men hoopt op herstel van de kwelder en een betere erosiebestendigheid. Dit is niet alleen belangrijk voor de waterveiligheid maar ook omdat de kwelder belangrijk is voor trekvogels en vele soorten van zeeleven, zoals de chinookzalm en de steur.

Een grote natuurorganisatie (Ducks Unlimited Canada) voert de pilot uit, samen met andere natuurorganisaties, verzekeringsmaatschappijen en overheidsinstanties. Financiering komt onder andere van verschillende overheidsfondsen.

Mud Bay

Een andere pilot is ‘Mud Bay Living Dike’ in de Boundary Bay, vlak bij de grens met de Verenigde Staten. Dit project wordt uitgevoerd door de steden Surrey en Delta in samenwerking met

De Sturgeon Bank, een kwelder bij Richmond, British Columbia

Proefvakken van het project ‘Mud Bay Living Dike’. Voorland met helling (A), ingezaaide vegetatie (B) en verschillende semipermeabele structuren: een natuurlijk zeewaartse berm van zand (C), stenen dam (D), rijshouten dammen (E) en oesterdammen (F).

de inheemse gemeenschap Semiahmoo First Nation. Op twee buitendijkse proefkwelders wordt het natuurlijk herstelproces van voorlanden getest.

De ene proefkwelder, bij Surrey, is laag en onbegroeid en heeft 4 proefvakken van 50 bij 80 meter. Elk proefvak bestaat uit 2 vlakken met verschillende mengsels van slib en zand, van elkaar gescheiden door rijshouten dammen. Aan de zeewaartse kant van de baai is elk proefvak afgesloten met semipermeabele structuren: een natuurlijk berm van zand (C in de afbeelding), een stenen dam (D), rijshouten dammen (E) en oesterdammen (F). Het voorland heeft een lichte helling (A) en er is kweldervegetatie ingezaaid (B). Door de helling en de vegetatie is er minder golfslag op de achterliggende dijk.

De tweede proefkwelder, bij de stad Delta, bestaat uit een kleinere onbegroeide kwelder met 2 proefvlakken. Hier test men vooral de erosiebestendigheid. Deze situatie doet denken aan het pilotproject Marconi in Delfzijl. Daar zijn nieuwe kwelders aangelegd en heeft Ecoshape proeven gedaan met kwelderherstel. Raakvlakken zijn er ook met de proeven voor de Waddenzeekust bij Wierum (Friesland).

Lokale kennis

Aan de pilot in Mud Bay doen ook inheemse gemeenschappen mee. Zij beschikken over traditionele gebiedskennis over de interactie tussen land en zee. Kenmerkend is een holistische benadering waarin men het land, de zee en de mens niet als gescheiden beschouwt maar als wederzijds afhankelijk. Dit past bij NbS, waarbij bescherming en duurzaam beheer centraal staan. Een voorbeeld zijn ‘Clam Gardens’: rotswallen in het intergetijdengebied om schelpdierproductiviteit te verbeteren en een habitat te bieden aan mariene soorten.

De Nederlandse proeven zijn vaak groter dan de Canadese, maar het belangrijkste verschil is het dichte stelsel van afwateringskanalen in Nederlandse kwelderwerken. Die verkorten de inundatieduur en bevorderen zo de vegetatiegroei. Op de proeflocaties in Canada bleef het water lang staan (G in de afbeelding). Dat is nadelig voor de vegetatie, die cruciaal is voor de golfremming.

Een ander verschil ligt in de aanvoer van sediment. In Nederland doen we meestal ons voordeel met de natuurlijke sedimentatie. In het Lower Mainland voert de rivier de Fraser sediment aan, maar omdat die wordt uitgebaggerd voor de scheepvaart is de natuurlijke afzetting langs de kust gering. Het materiaal wordt nu grotendeels gedumpt in de Straat van Georgia, de zeestraat tussen Vancouver Island en Vancouver.

Pioniers

In Nederland hebben natuurorganisaties als de Waddenvereniging vanaf 2010 een aanjagende rol gespeeld bij de ontwikkeling van NbS. In het Lower Mainland zijn naast natuurorganisaties ook bedrijven (zoals verzekeraars) belangrijke initiatiefnemers. Het groeiende besef van de waarde van natuurherstel voor waterveiligheid leidt, net als in Nederland, tot partnerschappen tussen onderzoek, bedrijfsleven en lokale overheden, en kansen voor financiering.•

Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Maak daarvoor gebruik van de QR-code of ga naar www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).

SAMENVATTING

In het Lower Mainland in British Columbia (Canada) experimenteert men met Nature-based Solutions voor kustbescherming. Net als in Nederland zijn natuurorganisaties belangrijke initiatiefnemers. Met pilots proberen ze praktijkkennis te ontwikkelen, samen met bedrijven (zoals verzekeringsmaatschappijen), onderzoekinstituten en gemeenten. Daarbij ontstaan ook kansen voor inbreng van traditionele kennis.

Illustratie Max van Gaalen

JOUW VACATURE VIA ÁLLE KANALEN

Wie je ook zoekt voor je vacature, ze kunnen overal zitten. Daarom bereik je op Watervacatures.nl kandidaten in álle windrichtingen van de watersector. Want wij verspreiden je advertentie niet alleen via de site en de vacaturebank van H2O en KNW, maar ook via onze nieuwsbrieven, de app, het magazine, sociale media en beurzen. Zodat je iedereen een stuk makkelijker bereikt: degenen die hard op zoek zijn en degenen die misschien geïnteresseerd zijn maar het nog niet weten.

• Je topvacature zichtbaar op de homepage.

• Je vacature tevens zichtbaar op elke afzonderlijke vacaturepagina.

• Tweewekelijks in de H2O-KNW=nieuwsbrief.

• Ook zichtbaar o.a. in app en op sociale media.

Wil je je vacature nu plaatsen of meer weten over het bereik van Watervacatures.nl? Bel of e­mail Tamara Bos op 0612065758 of info@watervacatures.nl

KNW-ACTIVITEITEN – AGENDA

Agenda@Waternetwerk

Voor meer info en aanmelden mail naar info@waternetwerk.nl, tenzij anders vermeld.

14 NOVEMBER, ALMERE

Nationaal Deltacongres

22 NOVEMBER, UTRECHT

KNW Najaarscongres ism UvW over gedragsverandering bij transities

Regiobijeenkomsten oplossingen arbeidsmarkt

12 NOVEMBER, ROOSENDAAL

19 NOVEMBER, IJSSELSTEIN

21 NOVEMBER, PUMEREND

26 NOVEMBER, WEERT

27 NOVEMBER, ASSEN

Wilt u een activiteit voor waterprofessionals aanmelden voor de H2O-agenda? Mail dan naar: info@waternetwerk.nl

Waterbeheer in de Lage Landen

De door KNW uitgegeven bundel ‘Waterbeheer in de Lage Landen’ bevat een reeks rechtsvergelijkende bijdragen over het waterbeheer in de lage landen, specifiek met bijdragen uit Nederland en Vlaanderen. De boekpresentatie had plaats bij Brabantse Delta. V.l.n.r. de eindredacteuren Marleen van Rijswick, Herman Havekes, Bente de Leeuw en Cathy Suykens.

Excursies bij Watermicro2025

Van 15 tot en met 20 juni 2025 houdt de IWA specialistgroup i.s.m. Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) het congres Health Realtede Water Microbiology We hopen op veel Nederlandse en Vlaamse inbreng! Dus stuur je abstract of workshopidee in. Ga daarvoor naar: watermicro2025.nl

Op de donderdag zijn er drie excursies:

WATERNETWERK

1. Chloorvrij drinkwater: In Nederland wordt drinkwater geproduceerd zonder chloor, waarbij 40 procent afkomstig is van oppervlaktewater. Tijdens een excursie bezoekt men een drinkwaterbedrijf dat oppervlaktewater zuivert via duininfiltratie en nabehandeling. Na een introductie over hoe microbiologisch veilig drinkwater wordt geproduceerd en verspreid zonder desinfectiemiddel, bezoekt men de zuiveringsinstallatie en de infiltratiegebieden. Na de lunch volgt een bezoek aan Aquon, een laboratorium dat oppervlaktewater, zwemwater en afvalwater analyseert op microbiologische en chemische parameters.

2. Spiegelwaal en gescheiden rioolsystemen: Bij de Spiegelwaal in Nijmegen worden recreatie en de eisen van de Europese Kaderrichtlijn Water gecombineerd. Er is een conflict tussen waterkwaliteitseisen voor zwemmers en de bescherming van vissoorten. Bezoekers krijgen uitleg over de situatie en monitoring van waterkwaliteit met snelle meetsystemen. Na de lunch volgt een stadswandeling door het oude centrum van Nijmegen, gericht op waterbeheer, zoals het scheiden van regenwater van afvalwater.

3. Green Village Delft: Op de TU Delft is een Green Village opgezet als proefveld voor duurzame oplossingen. Bezoekers zien experimenten zoals lokaal hergebruik van grijs water en microbiologische vraagstukken in decentrale systemen. Na de lunch wordt een nieuwe afvalwaterzuiveringsinstallatie bezocht, gericht op het hergebruik van afvalwater.

Alle excursies hebben betrekking op innovatief waterbeheer en duurzame oplossingen.

Regiobijeenkomsten oplossen personeelstekort en braindrain in de watersector

Omdat we in de komende jaren te maken krijgen met veel en veranderend werk in het (stedelijk) waterbeheer en we daar niet voldoende gekwalificeerd personeel voor zullen hebben, nodigen we je graag uit om samen aan de slag te gaan om dit vraagstuk aan te pakken met concrete acties.

We organiseren regionale bijeenkomsten met als doel een actielijst, een kansenprogramma voor de komende twee jaar en zichtbaarheid en draagvlak voor de watersector.

Concrete acties zijn hard nodig om aan de slag te gaan voor voldoende en gekwalificeerd personeel.

Heb jij goede ideeën, kom dan naar één van onze regiobijeenkomsten!

Praat actief mee over de invulling van het programma Operatie Sterk Water voor de komende twee jaar voor zichtbaarheid, het borgen van kennis en kunde en het binden van collega’s inde watersector.

Interesse? Geef je op!

*Operatie Sterk Water is een samenwerking zonder winstoogmerk van het Koninklijk

Nederlands Waternetwerk, Wateropleidingen en Stichting RIONED met als doel de (stedelijk watersector op het personele vlak robuust en toekomstbestendig te maken.

Beheer en Onderhoud geeft serie webinars

Op de dinsdagen in oktober van 9-10.30 uur:

8 oktober: Baggeren | KRW | Vogelgriep

15 oktober: Rietbeheer: Wil je riet of juist niet?

29 oktober: Extreem weer en waterbeheer Terugkijken en meer info via waternetwerk.nl

Voorkom dataverlies, zorg dat jouw dataloggers blijven werken

Verplichte migratie van 2G- naar 4G netwerk

Wist jij al dat de netwerkbeheerders in Nederland het 2G-netwerk opheffen? Odido heeft de stap inmiddels al gezet, Vodafone geeft aan tot het eind van dit jaar in werking te zijn en KPN heeft december 2025 als einddatum doorgegeven. België volgt daarna met een deadline in 2028.

Wat betekent deze verandering voor jou en jouw meetpunten in het veld? Zijn jouw dataloggers gekoppeld aan het 2G-netwerk? Moet je de dataloggers volledig vervangen, of is een kleine aanpassing voldoende? Wat zijn de kosten en hoe snel kan dit geregeld worden?

Wij begrijpen dat je misschien nog wel meer vragen hebt rondom deze verplichte migratie; en wij staan klaar om deze te beantwoorden.

Houd jouw (ElliTrack) meetpunten operationeel!

Bekijk de video waarin Jeffrey je meeneemt en de meest gestelde vragen beantwoord.

De online FAQ is terug te vinden op: www.leiderdorpinstruments.nl/online-faq

Jeffrey Ensing, Business Developer Online FAQ

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.