15 minute read
WATERNETWERK
from H2O december 2021
by H2O magazine
WATERLAB GEEFT CIRCULAIRE WATERINNOVATIES KICKSTART
Om de watertransitie in Flevoland op gang te brengen, werken overheden, kennisinstellingen en bedrijven samen in het Waterlab Circulair Water. Een project dat mede mogelijk gemaakt is door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de EU. “Voor het toekomstige watertekort willen we nu al voorbereidend bezig zijn”, zegt projectleider Martijn Bijmans.
Advertisement
In het Waterlab Circulair Water worden leveranciers uitgenodigd om samen met ondernemers innovatieve technieken voor zeven uitdagingen binnen verschillende domeinen te ontwikkelen: voedselverwerkende industrie, wonen, werken en leren, bedrijfsterreinen, en recreatie. Het Waterlab Circulair Water helpt ondernemers de casus goed op papier te krijgen, in de markt te zetten via Water Alliance en mede te financieren. “De eerste referentie is voor leveranciers cruciaal”, vertelt Bijmans. “In de ‘valley of death’ stranden veel innovaties voordat de eerste toepassing is gerealiseerd. Je kan blijven testen, maar dat kost veel geld.” Voor de projecten in het Waterlab Circulair Water is het belangrijk dat de eerste referentie betaalbaar is voor de ondernemer. Uiteindelijk moeten leveranciers winst kunnen maken en moet de innovatie ook bruikbaar zijn in de toekomst. Volgens Bijmans vraagt dat veel van de marktpartijen. “Om een goede referentie neer te zetten, zitten veel leveranciers er met eigen financiële middelen in. Het is een zware last om met beperkt budget iets voor elkaar krijgen, want het moet commercieel zinvol zijn. We zien het liefst nieuwe technieken, zodat een project echt een bijdrage levert aan Nederland. Deze elementen maken het een hele zinvolle methodiek.” De eerste projecten zitten al in de constructiefase, zoals de camper staanplaatsen bij Camp & Surf Markermeer in Lelystad. Op deze afgelegen locatie was geen aanvoer van drinkwater. “Daar is nu een duurzaam concept bedacht, waarbij drinkwater geproduceerd wordt uit het Markermeer en uit regenwater. Voor beide zijn we bezig met een vergunningaanvraag. Dit is nieuw in Nederland - er bestaat nog geen procedure voor”, vertelt Bijmans. Het idee voor het Waterlab ontstond in woongebied Oosterwold in Almere, waar ruimte is voor alternatieve bouw en innovatieve oplossingen. Twee van de zeven innovaties vinden plaats in dat stadsdeel. Bijmans: “Daar moeten duizend huizen gebouwd worden en is men innovatief bezig met afvalwaterzuivering. Maar er zijn meer uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van circulair drinkwatergebruik.” De komende maanden worden de zeven projecten uitgevoerd en gemonitord. “In totaal loopt het project 2,5 jaar. De resultaten worden gebruikt om te laten zien dat circulair water de toekomst heeft. Geïnteresseerde leveranciers kunnen de website van Water Alliance in de gaten houden voor nieuwe casussen”, besluit Bijmans.
Martijn Bijmans
Wateronderzoek
Klimaatverandering heeft niet alleen fysieke, maar ook brede maatschappelijke gevolgen, zoals falende economieën en massale ontheemding. Maatregelen moeten dus niet alleen het milieu beschermen, maar ook de maatschappelijke gevolgen beperken. Welke aspecten in de benodigde samenwerkingen bepalen het succes in het vinden van duurzame oplossingen?
OPLOSSING ECOLOGISCHE CRISES VRAAGT MEER DAN TECHNIEK
In brede samenwerking komen per definitie groepen bij elkaar die van elkaar verschillen. Sectoren, disciplines en landen verschillen in beslissingsbevoegdheden, prioriteiten en verantwoordelijkheden. Sommige organisaties steunen bijvoorbeeld hoofdzakelijk op gespecialiseerde kennis, terwijl andere meer generalistisch zijn. De organisatiecultuur kan pragmatisch zijn en gericht op problemen oplossen, of meer vertrouwend op de naleving van voorschriften en procedures. Oplossingen kunnen gezocht worden in techniek of eerder in het beïnvloeden van menselijk gedrag. Dergelijke verschillen (asymmetrieën) kunnen in de weg zitten bij samen werken aan oplossingen.
Drijfveren
Ook op het niveau van individuen zijn er verschillen die samenwerking kunnen verrijken maar ook bemoeilijken. Waardoor wordt het denken en handelen van individuen gestuurd, wat is ieders drijfveer? Er zijn globaal drie belangrijke drijfveren te onderscheiden, ook wel doelkaders genoemd: het hedonistische, het op winst gerichte en het normatieve doelkader. Het hedonistische doelkader gaat over ‘zich nu beter voelen’, het onmiddellijk bevredigen van kortetermijnbehoeften. Het winstdoelkader gaat over het verbeteren van iemands middelen, winst op de middellange termijn.
Normatief doelkader
Wanneer het normatieve doelkader overheerst, is de belangrijkste drijfveer voor iemands beslissingen en handelingen de intentie om juist te handelen in overeenstemming met de collectieve behoeften en prioriteiten, op dat moment en in de toekomst.
Er is een zekere balans nodig tussen de drie drijfveren. Als hedonisme en winststreven de overhand hebben zal dit op de lange termijn diepgaande schade toebrengen aan een organisatie, gemeenschap of samenleving. Hedonistische en winstgerichte doelpatronen verdwijnen nooit helemaal, ze blijven op de achtergrond van invloed op percepties en gedrag. Wanneer de normatieve doelpatronen in een onderhandeling dominant blijven, kunnen zij de intentie van de machtigste partij matigen en toewerken naar een voor beide partijen gunstig resultaat.
Natuurlijk kapitaal
Een voorbeeld is de onbeperkte economische groei en winststijging ten koste van het natuurlijk kapitaal. Als maatschappelijke en milieukosten niet worden doorberekend in de prijs van een product of dienst, samen met de intrinsieke waarde van hulpbronnen zoals schoon water en vruchtbare grond, ontstaat een vernietigende vicieuze cirkel. Het doorbreken hiervan vereist organisaties met sterke normatieve doelstellingen, plus de steun van burgers. Het gaat om de aanmoediging van coproductie op basis van beginselen en doelstellingen die in de eerste plaats gericht zijn op het collectieve welzijn en de veiligheid van alle soorten. Het is daarnaast van belang dat de winstgerichte en hedonistische doelkaders het normatieve doelkader ondersteunen. Zo kunnen fiscale stimulansen bedrijven stimuleren de omvang van hun ecologische voetafdruk te verkleinen, en zo bij te dragen aan het collectieve welzijn.
Motiveren tot coproductie
De sleutel voor effectieve samenwerking en coproductie is een dynamisch evenwicht tussen verschillende mandaten, prioriteiten en verantwoordelijkheden die worden geleid door een normatief doelkader. De theorie van de Joint Production Motivation kan hierbij van nut zijn. Volgens deze theorie zien individuen zichzelf onder sterk motiverende omstandigheden als onderdeel van een gezamenlijke inspanning. Zij kiezen dan hun eigen gedrag volgens een set van gezamenlijke doelen, en coördineren bewust de samenwerking. Een hoge mate van wederzijdse afhankelijkheid in termen van doelstellingen, taken en resultaten, stimuleert innovatie en duurzame samenwerking tussen belanghebbenden. Dit zijn ook niet-gouvernementele partijen (waaronder burgers) met verschillende sociale, culturele, politieke en economische achtergronden.
De praktijk
Heel duidelijk wordt dit aan de hand van het project MEDUWA-Vecht(e) in het Duits-Nederlandse stroomgebied van de Vecht (in Duitsland Vechte genoemd). In dit project wilde men oplossingen zoeken voor de schadelijke emissie van humane en veterinaire medicijnen en van multi-resistente micro-organismen. Vergeleken met Duitsland hebben Nederlandse organisaties een veel vlakkere structuur met minder strikte hiërarchische lagen. Dit betekent niet alleen dat veel leden van Nederlandse organisaties meer invloed kunnen hebben op de besluitvorming maar ook dat het besluitvormingsproces gericht is op het bereiken van consensus. Daarnaast worden leidinggevende functies in Duitsland vaker vervuld door vakspecialisten. Het gevolg is dat een Duitse vertegenwoordiger die betrokken is bij grensoverschrijdende samenwerking vaak wel deskundig is, maar geen mandaat heeft om besluiten te nemen, terwijl Nederlandse vertegenwoordigers die wel zo’n mandaat hebben vaak niet over de benodigde specifieke kennis beschikken. Toch hebben in het project MEDUWA-Vecht(e) belanghebbenden uit verschillende sectoren en disciplines gezamenlijk bijgedragen aan het beperken van de schadelijke ecologische, sociale en economische gevolgen van de genoemde schadelijke emissies.
Lieneke Stam & Rafael Wittek, (Rijksuniversiteit Groningen), Margarita Amador & Alfons Uijtewaal (stichting Huize Aarde)
Dankwoord
Deze publicatie is mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van het MEDUWA-Vecht(e)-project van INTERREG-VA Nederland-Duitsland.
Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).
SAMENVATTING Een adequate reactie op de complexe scenario’s van klimaatverandering vraagt om allianties en sociale akkoorden. Een dergelijke samenwerking begint met een goed begrip van de verschillende drijfveren (hedonistisch, op winst gericht of normatief), mandaten en verantwoordelijkheden van mensen en organisaties.
EDA ONDERZOEKT WATERVERVUILING EN ACHTERHAALT ONBEKENDE STOFFEN
Watermonsters zijn mengsels: ze bevatten veel stoffen die lang niet allemaal bekend zijn. Dat maakt het moeilijk om te achterhalen welke stoffen in het water gezondheidsrisico’s of negatieve effecten op de ecologie kunnen geven. Effect Directed Analysis (EDA) biedt hiervoor een oplossing.
Waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven gebruiken steeds vaker bioassays om de risico’s van mengsels te onderzoeken. Een bioassay is een proef waarbij je kijkt of een stof of een mengsel effect heeft op een biologisch proces, bijvoorbeeld celdeling of de werking van een hormoon. Inmiddels kun je veel bioassays doen met bacteriestammen en cellijnen die specifiek reageren op chemische stoffen. De assays reageren dan op de actieve stoffen - zowel de bekende als de onbekende - in het water. Met bioassays kunnen we dus zien of er stoffen in een monster zitten die aantoonbare en meetbare biologische effecten veroorzaken. Recent is het EDA-platform beschikbaar gekomen. ‘Effect Directed Analysis’ (EDA) analyseert de effecten van mengsels en combineert daarbij bioassays en chemische methodes. Nieuw is dat het hiermee nu mogelijk wordt om effecten van onbekende stoffen vast te stellen en ze op naam te brengen. Het platform, eigenlijk een faciliteit binnen een laboratorium, is ontwikkeld door Het Waterlaboratorium (HWL) en de Vrije Universiteit met steun van de NWO. Binnenkort lanceert de KennisImpuls WaterKwaliteit (KIWK) een website voor waterbeheerders over bioassays en EDA (zie www.kennisimpulswaterkwaliteit.nl/).
Vier fases
Het EDA-platform kent vier fases. Fase 1 bestaat uit bioassays met watermonsters. Dit is de gangbare monitoring die al standaard wordt toegepast voor drinkwaterbedrijven. Zodra een bioassayrespons een grenswaarde overschrijdt, is er mogelijk een risico. Als de oorzaak onbekend is, start Fase 2. In Fase 2 worden de stoffen in het watermonster met chromatografie gesorteerd op polariteit en chemisch geanalyseerd met de massaspectrometer (MS). Daarnaast worden na de chromatografie 200 tot 300 kleine fracties opgevangen. Die worden getest in de bioassay(s) uit Fase 1. Dit levert informatie op over het aantal stoffen dat bijdraagt aan het waargenomen effect. Bovendien kunnen watermonsters onderling vergeleken worden, bijvoorbeeld voor en na waterzuivering. Als verdere identificatie van stoffen nodig is, start Fase 3. Fase 3 is de voorlopige identificatie van bekende actieve stoffen. Van sommige stoffen is namelijk al bekend dat zij de waargenomen activiteit veroorzaken. Voor onbekende stoffen worden de chemische data (MS-data) uit Fase 2 vergeleken met data in een stoffenbibliotheek. Als dat niets oplevert en de stoffen dus volledig onbekend zijn, wordt Fase 4 gestart. In Fase 4, de meest arbeidsintensieve fase, wordt getracht door combinatie van de MS-data en de bioassay-data een molecuulstructuur voor de onbekende stoffen af te leiden. Als een stof is gevonden die het gemeten effect mogelijk heeft veroorzaakt, wordt deze in zuivere vorm aangeschaft en getest in de bioassay om te controleren of deze daadwerkelijk en in dezelfde mate het waargenomen effect geeft. Inmiddels hebben we EDA vele malen succesvol toegepast. We bespreken enkele voorbeelden.
Schematisch overzicht van de vier fases van het hoge resolutie-EDA-platform
Hormoonverstoring
Voor Waternet onderzochten we in- en effluent van een rioolwaterzuivering op androgene stoffen: testosteron of stoffen met een vergelijkbare werking. In het influent vertoonden minstens vijf stoffen deze werking. In EDA-fase 3 en 4 werden er drie geïdentificeerd: testosteron zelf en twee andere mannelijke geslachtshormonen, androsteendion en dihydrotestosteron. Het effluent gaf alleen nog enige activiteit van androsteendion. De andere twee zijn dus in de RWZI verwijderd of afgebroken. Een analyse voor drinkwaterbedrijf Dunea van water uit de Afgedamde Maas bracht progestogene activiteit én de remming daarvan aan het licht; progesteron is het zwangerschapshormoon. De remmende werking (anti- progestogeniteit) was echter veel sterker, en in Fase 3 en 4 bleken de fungiciden cyazofamid en epoxiconazool en de herbicide metolachlor hiervoor verantwoordelijk (allemaal landbouwbestrijdingsmiddelen).
Beschadiging van cellen
In oppervlaktewater in het beheergebied van waterschap Hunze en Aa’s was cytotoxiciteit vastgesteld. Een cytotoxische stof beschadigt cellen, bijvoorbeeld door de celmembraan lek te maken. Fase 1 en 2 leverden twaalf mogelijke actieve stoffen op, waarvan er acht onbekend bleven. Van vier stoffen werd de cytotoxische activiteit met een zuivere standaard bevestigd in een bioassay. Dit waren het insecticide fipronil, fipronilsulfon (metaboliet van fipronil) en de fungiciden tebuconazool en epoxiconazool. De laatste zagen we ook al in het voorbeeld van de Afgedamde Maas, als anti-progestogeen. De stof heeft beide werkingen, cytotoxiciteit treedt op bij een hogere concentratie. EDA is arbeidsintensief. Daarom is het EDA-platform modulair opgebouwd. Als een karakterisering van de chemische eigenschappen volstaat, kunnen waterbeheerders of drinkwaterbedrijven na hun reguliere bioassaymonitoring (Fase 1) volstaan met Fase 2. Als stoffen volledig bekend moeten zijn, kunnen ze ook Fase 3 en 4 laten uitvoeren. Vaak lukt het om met het EDA-platform actieve stoffen te identificeren, al blijven de nodige stoffen nog onbekend. De succeskans zal gezien de voortgaande ontwikkelingen nog stijgen.
Corine Houtman, Sanne Brekelmans, Tineke Slootweg (Het Waterlaboratorium)
Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).
SAMENVATTING Bij watervervuiling is het moeilijk om te achterhalen welke stoffen in het water risico’s voor de gezondheid of het waterleven kunnen geven. Dat komt doordat watermonsters mengsels zijn met veel verschillende, vaak onbekende stoffen. Eigenlijk is identificatie van stoffen én vaststelling van hun biologische activiteit nodig. Het EDA-platform maakt dit mogelijk, door bioassays en chemische analyses te combineren en is zo een krachtig hulpmiddel bij de duiding van milieu-effecten.
Meer weten? Kijk op de website van H2O!
h2owaternetwerk.nl
Naast vakblad H2O is er een complete website met het meest actuele (water) nieuws, watervacatures en H2Ovakartikelen, voor wie de verdieping zoekt. Deze H2O- vakartikelen zijn geschreven door waterprofessionals. Op deze pagina een overzicht van de meest recente artikelen die op de site www.h2owaternetwerk.nl zijn verschenen.
Onderzoek naar mogelijk zorgwekkende stoffen in Nederlands oppervlaktewater
Waterbeheerders en drinkwaterbedrijven zetten zich in om mogelijk zorgwekkende stoffen zo vroeg mogelijk in beeld te krijgen. Er is een lijst van potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS) die zijn aangemerkt voor verder onderzoek. Daarnaast heeft het RIVM de ZZS similarity tool ontwikkeld om stoffen te screenen op zeer zorgwekkende gevaarseigenschappen. Els Smit, Pim Wassenaar, Lise de Boer en Nicole Janssen (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)
Een eenvoudige en goedkope methode om persistentie van stoffen in oppervlaktewater te meten
De voorgeschreven testmethode voor (zeer) persistente stoffen ging uit van 14C-gelabelde stoffen. KWR en UBA hebben nu aangetoond dat een veel eenvoudigere en goedkopere methode kan worden gebruikt. Roberta Hofman-Caris (KWR Water), Harrie Timmer (VEWIN), Daniela Claßen (Umweltbundesambt)
Bijzondere kwaliteiten van water (9) – klimaat: de onstuimige wisselwerking tussen water en warmte
Hoewel kooldioxide als de hoofdschuldige aan de opwarming van de aarde is aangemerkt, is waterdamp het belangrijkste broeikasgas. Het wordt echter zelden zo benoemd, terwijl de thermische eigenschappen en het gedrag ten aanzien van straling minstens zo zwaarwegend zijn. Hans van Sluis (gepensioneerd watertechnoloog DHV)
Anaerobe actiefkoolfiltratie op een verontreinigde grondwaterwinput
In het ruwwater van waterproductiebedrijf Helmond wordt sinds 2005 een organische microverontreiniging aangetroffen. De verontreinigde winput is daarom als schermbemaling gebruik. Vanaf januari 2020 wordt het ruwwater van deze verontreinigde winput met anaerobe actiefkoolfiltratie gezuiverd. Stephan van de Wetering en Jos van de Kruijs (Brabant Water)
Gebruik van DNA voor inzicht in biologische waterkwaliteit met diatomeeën
Met DNA-analyses zijn in diverse watertypen diatomeeën (kiezelwieren) geïdentificeerd. Een indexwaarde gebaseerd op DNA hoeft niet af te wijken van de met microscopisch onderzoek bepaalde waarde mét aantalsschattingen per soort. Michiel Hootsmans (KWR Water Research Institute), Kevin Beentjes (Naturalis Biodiversity Center), Berry van der Hoorn (Naturalis Biodiversity Center, hogeschool InHolland Delft) en Jako van der Wal (AQUON)
Waterarmoede in Nederland: een verkenning
In een verkennende studie heeft KWR waterarmoede in Nederland vanuit vijf perspectieven onderzocht. De drinkwatersector ontwikkelt momenteel verschillende initiatieven om waterarmoede (specifiek betalingsachterstanden en afsluitingen) tegen te gaan. Nicolien van Aalderen, Stijn Brouwer, Stefanie Salmon (KWR Water)
Pilot: sector- en grensoverschrijdend samenwerken voor innovatie
Het Duits-Nederlandse project INTERREG-VA MEDUWA-Vecht(e) heeft in zeven van de tien schakels van de medicijnketen in totaal twaalf nieuwe gereedschappen voortgebracht voor de preventie, mitigatie, meting en monitoring van verontreiniging, alsmede simulatie, visualisatie en communicatie van oplossingen. Margarita Amador & Alfons Uijtewaal (Stichting Huize Aarde), Raissa Ulbrich (Universiteit Osnabrück), Caroline van Bers (The Integrated Assessment Society, Universiteit Osnabrück)
Van elk nieuw artikel op H2O-Online een melding krijgen? Volg ons dan op Twitter: @vakbladh2o.
De ambitie om een H2O-vakartikel te schrijven? Kijk op onze website voor de auteursinstructies. En stuur uw artikel naar
redactie@h2owaternetwerk.nl
Agenda@Waternetwerk
KNW-activiteiten
Agenda@Waternetwerk Meer informatie en aanmelden kan via www.h2owaternetwerk.nl, tenzij anders vermeld.
17 JANUARI, DELFT
Vakantiecursus #73 Pandemieën en andere rampen
27 JANUARI, WEBINAR
CoP Beheer en Onderhoud over Wateroverlast, 9-10.30 uur
27 JANUARI, UTRECHT
Rioneddag, afscheid van Hugo Gastkemper
15 MAART, DELFT
Watersummit, catching up with urbanisation
15-17 MAART, GORINCHEM Aqua Nederland Vakbeurs
23 MAART, HENGELO
Kennis in Praktijk op de RWZI
26 APRIL, OIRSCHOT
CoP Beheer en Onderhoud Praktijkdag Circulariteit
Wilt u een activiteit voor waterprofessionals aanmelden voor de H2O-agenda? Mail dan naar: redactie@h2o-media.nl
Pandemieën en andere rampen – 73e vakantiecursus
LET OP: de oude vertrouwde nieuwjaarsreceptie van de sector is deze keer niet op vrijdag en niet op de TU Delft, maar op maandag 17 januari 2022 in Theater De Veste in Delft. Heel veel interessante sprekers met als uitsmijter Tommy Wieringa over ‘Rampen te water’. Meer informatie over het programma en aanmelden, zie:
https://www.tud-vakantiecursus.nl/
Het team dat AIWW2021 tot een succes maakte AIWW2021: 1.310 plus 456 plus 160 deelnemers
We blikken terug op een succesvolle Amsterdam International Water Week georganiseerd onder regie en verantwoordelijkheid van de Stichting International Water
Conferences van KNW. Online hadden we 1.310 deelnemers uit 81 landen. In person hadden we in een driedaagse conferentie een prachtig programma met innovatie en research sessies met 456 deelnemers uit 27 landen. Het Integrated Leadersforum met 17 round tables over cities, utilities en industry had 160 deelnemers uit 17 landen. Minister Barbara Visser opende persoonlijk de online conferentie bij Pakhuis de Zwijger. Watergezant Henk Ovink nam op donderdag 4 november het ILF-statement van de AIWW2021 mee naar de COP26 in Glasgow. De action agenda, films, videoregistratie en foto’s zijn te vinden op de communitywebsite amsterdamiww.com.
Foto Tessa Spaaij
In memoriam Gerlinde Roskam: warm en sympathiek
Gerlinde is jarenlang betrokken bij de KNW-themagroep Waterkwaliteit geweest, waarvan 6 jaar secretaris. Ze is de medegrondlegger van de serie symposia ‘Waterkwaliteit op de Kaart’. Maar we durven eigenlijk wel te zeggen dat zonder haar geduld, vasthoudendheid, betrokkenheid en nauwkeurigheid het symposium niet had bestaan. Gerlinde wist op een hele subtiele manier de rest van de themagroep en mij bij de les te houden. ‘Ik was dan vaak zeg maar net iets te optimistisch met ideeën en minder concreet en smart. Gerlinde zorgde ervoor dat we wel heel concreet en smart afspraken maakt’. Ze wist te structuren, te faciliteren en de vaart erin te houden. De warmte en sympathieke persoonlijkheid van Gerlinde zorgde er daarnaast voor dat je je in de themagroep thuis voelde en er ook oog was voor de minder zakelijke kant. Zo was zij wederom de drijvende kracht achter de gezamenlijke excursies. Tot slot was Gerlinde, die bij Deltares werkte, een zeer gewaardeerde collega. Ze wist onder andere ontzettend veel van het IJsselmeergebied en specifiek de slibproblematiek. We zijn haar heel dankbaar en zullen haar verschrikkelijk missen. Peter Schipper, voorzitter themagroep Waterkwaliteit