H2O mei 2013

Page 1

5

Maandblad voor waterprofessionals 23 mei 2013 46ste jaargang

Slimme Belgen: Wijze lessen van de zuiderburen Zoetwatertekort: Komen Oost en West er samen uit? Een half jaar na de plof

Wat heeft Herman Dijk geleerd?

Wilfred Meijer

Vriendelijke bestrijder van de muskusratten


2

Achter de

cover Tekst Barbara Schilperoort Fotografie Kees Hummel

Wie? Wilfred Meijer (40) is senior muskusratten­ bestrijder bij het Water­ schap Groot Salland. Hij volgde de koksschool, stond achter de kachel van restaurants in Zwolle en Apeldoorn. Maar de ‘mura’, zoals de dieren in jargon heten, trokken hem meer dan de horeca. Van jongs af aan ging Wilfred namelijk al met zijn vader (ook muskusrattenbestrijder) op pad. Daarom nam hij één dag per week ouderschapsverlof op om bij het waterschap stage te kunnen lopen. Zijn koksmuts hangt nu in de wilgen.

Waar? We mogen hem met een knipoog naar de sprookjes Grimm geen ‘rattenvanger van ­Salland’ noemen. “Wij heten muskusrattenbestrijders. Als senior begeleid ik mijn collega’s. ’s Morgens trek ik met de één het veld in, ’s middags met de ander. Het vergt training om muskusratten op te sporen en te vangen. Ze veroorzaken schade aan dijken en kades en vormen daarom een bedreiging voor onze veiligheid.” Om die reden zijn (in Nederland) de waterschappen verantwoordelijk voor de bestrijding. Wat? Volgens critici is de huidige manier van muskusrattenbestrijding duur, ineffectief en dieronvriendelijk. Omdat een populatie zich wil herstellen, zou het vangen alleen maar tot meer ratten leiden. Zij pleiten er dan ook voor om muskusratten met rust te laten. En om dijken met speciaal anti-graafgaas rattenbestendig te maken. Meijer: “Natuurlijk willen we niet zomaar dieren doden. Daarom zijn we dit jaar een zogeheten ‘veldproef’ begonnen. Samen met onder andere de Dierenbescherming en de Zoogdiervereniging. We hebben 117 gebieden van vijf bij vijf kilometer uitgekozen. In eenderde van die gebieden besteden we minder tijd aan mura-bestrijding, in eenderde meer en in eenderde doen we het precies hetzelfde als nu. Tevoren brengen we in kaart in welke staat dijken, kades en oevers verkeren. Waar schade is. En over drie jaar doen we dat opnieuw. Dan weten we meer.” Toch gelooft Wilfred niet dat zijn werk overbodig wordt. “Met al dat water is het hier een Luilekkerland. Steeds komen weer nieuwe dieren via de Vecht vanuit Duitsland ons ­gebied binnen. Naar mijn mening zullen hier altijd teveel muskusratten zijn.” Waarom? “Nog geen enkele dag ging ik met tegenzin ’s morgens de deur uit. Je bent buiten, ­intensief met de natuur bezig, volgt de seizoenen. Het contact met boeren is leuk. Ik heb het gevoel dat ik iets terug doe voor de maatschappij. Al won ik de hoofdprijs in de loterij, ik zou dit werk niet willen missen. En zo ziet mijn vader het ook.”


I

3

nhoud

NR 5, mei 2013

Vechten Oost en West om zoetwater? Wat heeft Herman Dijk (Groot Salland) geleerd na de ontploffing in Raalte?

4

Samenwerking: wijze lessen uit Vlaanderen Serie ‘waterbedrijven’: Witteveen+Bos

4 10 22 42

VASTE RUBRIEKEN

10

42

22

Hoogstandje Kunstige reuzen langs het Amsterdam-Rijnkanaal

8

Vuil water: daar zit wat in! Biopolymeren, plastic met minder milieubelasting

14

Waternetwerk Nieuws uit het netwerk van de waterprofessionals

16

Waterwerk Technische informatie uit de watersector

26

Op pad met… Hein Mous, milieucoördinator Mars Nederland

34

Waterwetenschap • Onverwachte uitkomsten van dynamisch kustbeheer op Ameland • Slibverwerking kan waarschijnlijk veel goedkoper • Waterregie in droge en natte tijden Verder op H2O Online Overzicht van nieuwe vakartikelen op www.vakbladh20.nl

36

46

Colofon Maandblad H2O is een uitgave van de Stichting H2O. REDACTIE Monique Bekkenutte (­hoofdredacteur), Roel Smit (producent/­eindredacteur); ­Binckhorstlaan 36, M417, 2516 BE Den Haag, ­070-3222765, e-mail: Redactie @ vakbladh2o.nl REDACTIE­RAAD René ­Arninkhof, Matthijs van den Brink, Erwin de Bruin, Roberta Hofman-Caris, Henk Dekker, Daphne de Koeijer, Johan van Mourik, Jos Peters, ­Joris Schaap, Peter ­Schipper, Veerle Sperber, André Struker, Marlies Verhoeven, Marie-José van de ­Vondervoort, Michiel van W ­ illigen, en Jason Zondag. VORMGEVING Ronald Koopmans BLAD­MANAGEMENT Gerrit ­Holtman ­ADVERTENTIEVERKOOP PSH Media Sales, Bart Lukassen, Postbus 30095, 6803 GM Arnhem, 026 – 7501863, e-mail: bart.lukassen@pshmediasales.nl DRUK Senefelder Misset, Doetinchem ABONNEMENTEN Secretariaat@vakbladh2o.nl

nr5 / mei 2013


4

Tekort aan zoetwater vraagt om gezamenlijke oplossing

Oost of West: Tekst Dorine van Kesteren Foto Getty Images

In de toekomst groeit de kans op een tekort aan zoetwater. Oost-­Nederland kampt al langer met droogte. Maar als we daar meer water naar toe sluizen, wordt het probleem verplaatst naar het westen. Daar is het zoete ­water namelijk ook hard nodig: als buffer tegen de verzilting. De oplossing? ­Slimmer omgaan met het beschikbare water. Nederland krijgt zoetwater aangevoerd via regen, hagel en sneeuw en rivieren als de Rijn en de Maas. Maar als er lange tijd geen regen valt en de temperatuur hoog blijft, kan er een watertekort ontstaan. De gevolgen daarvan kunnen ernstig zijn. Niet alleen voor de drink­watervoorziening, maar ook voor de landbouw, die tijdens periodes van warmte en ­verdamping steeds meer water nodig heeft. Daarnaast heeft de scheepvaart last van lage rivierstanden en komt de industrie in de problemen door een gebrek aan koelwater. In hoog Nederland – de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland en Brabant – is nu al sprake van verdroging. Aangezien water altijd naar beneden stroomt, is het makkelijker om het lage deel van Nederland van zoetwater te voorzien. “Het hele jaar rond is er genoeg zoetwater in Nederland, maar niet altijd op het juiste moment op de juiste plek. Hoog ­Nederland heeft al decennia met droogte te maken. En dat wordt in de toekomst alleen maar erger, omdat de zomers extra warm en droog worden door de klimaatverandering”, zegt Sara de Boer, projectleider van het Deltaplan Hoge Zandgronden bij Waterschap Aa en Maas. Ook West-Nederland heeft het zoete water hard nodig. Dat deel van ons land heeft te maken

T


T

Thema

wordt het een conflict? met oprukkend zout water, dat niet geschikt is om drinkwater van te maken en schadelijk kan zijn voor de land- en tuinbouw. Via de Nieuwe Waterweg stroomt het zoute water al tot in de Hollandse IJssel. Dit proces wordt in de toekomst versterkt doordat de bodem daalt en de zeespiegel stijgt, waardoor zeewater gemakkelijker landinwaarts kan komen. Waterschappen houden het zoute water tegen door er zoetwater tegenin te pompen, bijvoorbeeld door sloten te spoelen met zoetwater. Maar dan moet er wel voldoende zoetwater zijn.

Tanja Klip (Waterschap Vallei en Belangenconflict Onder deze omstandigheden ligt een belangentegenstelling op de loer. De strijd om het z­ oete Veluwe): water, althans de verdeling daarvan. Het conflict is zo geschetst: het laaggelegen westen wil ‘ We moeten alles bij het oude laten, het oosten wil het beschikbare water anders verdelen. Meer water over de IJssel richting het IJsselmeer laten stromen bijvoorbeeld, zodat Noord- en Oost-­ het zoetwaterNederland van daaruit meer zoet water kunnen inlaten. vraagstuk Maar zo zien de kenners het toch niet. Tanja Klip, dijkgraaf van Waterschap Vallei en Veluwe: “De strijd tussen Oost en West, daar als één land wil ik niet aan. We zijn één land en moeten het zoetwatervraagstuk als één land oplossen. In alle bestuurlijke waterplatforms bespeur ik de wil om de verschillende belangen te laten oplossen’ samenlopen en gezamenlijk tot oplossingen te komen.” Dolf Kern, beleidsadviseur bij Hoogheemraadschap Rijnland en waterschapsvertegenwoordiger in het programmateam Zoetwater: “Als er een tekort ontstaat, lijdt iedereen daaronder. De gedeelde opgave is: hoe gaan we zo slim mogelijk om met het beschikbare zoetwater?” > nr5 / mei 2013

0 5


6

Sara de Boer (Waterschap Aa en Maas): “Hoog en laag Nederland moeten niet tegenover elkaar komen te staan. We delen de ambitie van een zuiniger watergebruik.” De Boer memoreert wel dat het ‘enige strijd’ heeft gekost om de verdrogingsproblematiek van hoog Nederland in het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma (zie kader ‘Deelprogramma zoetwater’) te krijgen. “Oorspronkelijk had het onderwerp zoetwater alleen betrekking op verzilting. Daarom hebben wij samen met Oost-Nederland een stevige lobby gevoerd om ook onze verdrogingsproblematiek op de politieke agenda te krijgen. Vooral door duidelijk te maken dat het economische belang van onze regio aanzienlijk is en dat de zoetwatervoorziening daarbij een cruciale rol speelt. Het heeft even geduurd, maar dat is gelukt.”

Dolf Kern (Hoogheemraadschap Rijnland): ‘ Agrariërs willen duidelijkheid van de overheid’

Maatregelen overheid Slim watergebruik, daar gaat het dus om. Eén van de manieren waarop de overheid een extra zoetwatervoorraad voor droge periodes kan creëren, is door het peil van het IJsselmeer te verhogen. Pleitte de commissie-Veerman in 2008 nog voor een permanente verhoging van 1,5 meter, inmiddels is een flexibel waterpeil aan de orde. Klip: “Een hoger peil als er een droge periode aankomt, en vice versa. In de zomer kan het peil bijvoorbeeld met 20 centimeter stijgen. Dat wordt gezien als kansrijke strategie om de toevoer voor het regionale systeem in het oosten te vergroten, zonder dat de veiligheid in het geding komt.” Daarnaast krijgen de regio’s een grotere verantwoordelijkheid. Zij moeten zorgen dat ze niet meer primair afhankelijk zijn van de aanvoer van water via het hoofdsysteem – de rivieren – maar investeren in zelfvoorzienendheid. Dat betekent dat er een ander watersysteem nodig is, waarbij het water langer wordt vastgehouden. “Er moet een betere balans komen in het ­systeem. Ons land is nu zo ingericht dat het water zo snel mogelijk afgevoerd wordt naar de zee. Uiteindelijk gebruiken we slechts enkele procenten van al het water. Als je daarvan een deel wat langer kunt bewaren, heb je dat beschikbaar in droge periodes”, zegt Jelle ­Zoetendal, hoofd Watermanagement Noord bij advies- en ingenieursbureau Grontmij. Zo wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om water diep in de ­bodem te pompen en daar te bewaren. Ook nieuwe drainagetechnieken en stuwtjes in sloten kunnen zorgen dat het water langer vastgehouden wordt. Kern: “Veel water afvoeren als het nat is en weinig als het droog is.” Zoetendal stelt voor om in het oosten bepaalde gebieden aan te wijzen voor de opslag van water. “In agrarische gebieden gaat het dan vooral om een stijging van het grondwaterpeil. En in natuurgebieden kun je plassen en vennen realiseren. Maar dan moet je natuurlijk wel accepteren dat ze zo nu en dan ook droogvallen.” Watergebruikers zelf Ook de watergebruikers zelf, en dan met name de land- en tuinbouw, zijn aan zet. Zij ­moeten zorgen dat ze minder gevoelig worden voor de droogte. Dat kan bijvoorbeeld met heel nauwkeurige vormen van beregening, waarbij niet meer de hele akker wordt meegenomen maar sensoren in de grond precies aangeven welke delen droog zijn. Er zijn ook manieren om te zorgen dat de bodem meer water kan vasthouden, bijvoorbeeld door organische stoffen toe te voegen aan de grond of deze anders te bewerken. Sommige agrariërs denken na over andere, meer droogtebestendige teelten. Een ander type gras bijvoorbeeld, met langere ­wortels. Al deze innovaties vragen investeringen, en de vraag is natuurlijk wie dit gaat betalen. Is de beschikbaarheid van voldoende zoetwater een publieke taak of ondernemersrisico? Kern: “Agrarische ondernemers zijn absoluut bereid te investeren, maar dan willen ze wel van de overheid weten waar ze aan toe zijn. Wat kunnen ze van de waterbeheerders verwachten en wat moeten ze zelf doen?” De Boer: “Als die duidelijkheid er is, zijn zij ondernemer genoeg om in te spelen op de nieuwe situatie. Bedenk ook wel dat dit niet vandaag of morgen hoeft,


Thema

Deelprogramma zoetwater Hoe kunnen we de vraag naar zoetwater beperken en het aanbod vergroten? Dat is de centrale vraag van het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma, waarin de rijksoverheid samenwerkt met ­provincies, gemeentes, waterschappen, onderzoeksbureaus en bedrijven. Het deelprogramma ­Zoetwater werkt in vijf fases toe naar een besluit over de zoetwatervoorziening eind 2014. De eerste fase – tot midden 2011 – stond in het teken van de probleemanalyse en de tweede fase – tot midden 2012 – ging om het verkennen van alle mogelijke oplossingen. In de huidige derde fase, die duurt tot midden 2013, worden de kansrijke strategieën nader uitgewerkt. De vierde fase – tot midden 2014 – moet leiden tot een voorstel voor een voorkeursstrategie. Eind 2014 besluit het kabinet over de ­definitieve strategie, die een plaats krijgt in het Nationaal Waterplan. www.rijksoverheid/deltaprogramma www.klimaatonderzoeknederland.nl

ze hebben nog een paar decennia de tijd.” Solidariteit is hierbij wel het kernwoord, benadrukken Klip en De Boer. “Je kunt alleen aan gebruikers op de hoge zandgronden vragen dat ze investeren in slimmer watergebruik, als je dat aan alle gebruikers in heel Nederland vraagt”, aldus Klip. De Boer: “Heel Nederland moet nadenken over een beter gebruik van zoetwater. Dat geldt ook voor de boomkwekers in Boskoop of de tuinders in het Westland.” En op enig moment zullen gebruikers ook moeten accepteren dat het is zoals het is. Ook hier moet de overheid duidelijkheid scheppen, vindt Kern. “Zeg als overheid bijvoorbeeld tegen een ondernemer: u krijgt elke vijf jaar een beregeningsverbod. Dan kan iemand dat of accepteren, of hij gaat investeren in een eigen waterreservoir of grondwaterwinning.” Soms zullen pijnlijke keuzes onvermijdelijk zijn. Klip: “We ontkomen niet aan beslissingen dat bepaalde bedrijven niet meer op bepaalde plaatsen gevestigd kunnen zijn. Maar dan hebben we het pas over de periode na 2050, dus ook daar kunnen ondernemers zich op voorbereiden.” Sense of urgency De lange termijn waarop het zoetwatervraagstuk écht gaat spelen, heeft ook nadelen. Een echte sense of urgency is er dan natuurlijk niet. “Omdat we nu nog geen vergaande maat­ regelen hoeven nemen, bestaat het risico dat we denken dat het allemaal wel meevalt. Maar we moeten absoluut af van het idee dat de ongelimiteerde beschikbaarheid van zoetwater oneindig is”, zegt Klip. Zoetendal: “Bij waterveiligheid hebben mensen een duidelijker beeld dan bij droogte. We hebben natuurlijk ook nog nooit de maatschappelijke ontwrichting door een watertekort meegemaakt. Pas als dat gebeurt, komt het onderwerp bestuurlijk hoger op de agenda.” Het valt Zoetendal op dat het deelprogramma Zoetwater niet dezelfde mate van gedetailleerdheid heeft als de andere deelprogramma’s. Zijn advies is: nu doorpakken en op k ­ orte termijn concrete proefprojecten uitvoeren. “Kijk bijvoorbeeld eens wat de retentie (het ­vasthouden, red.) van zoetwater in het oosten kan opleveren. En onderzoek alternatieven voor de funderingen op houten palen in het westen, zodat deze niet meer permanent onder water hoeven staan. Ook dat kan de vraag naar zoetwater verminderen. Natuurlijk onderzoek je dan ook dingen die niet effectief blijken, maar die kun je vervolgens definitief wegstrepen.” Hoe dan ook heeft het zoetwaterprogramma dezelfde deadline als de andere deelprogramma’s: eind 2014 moet het kabinet een definitieve Deltabeslissing nemen. De Boer: “Gaat deze beslissing inhouden dat hoog én laag Nederland inspanningen moeten leveren, en dat hoog én laag Nederland kunnen rekenen op een bijdrage uit het Deltafonds? Dat blijft spannend.” | nr5 / mei 2013

Sara de Boer (Waterschap Aa en Maas): ‘Heel Nederland moet nadenken over een beter gebruik van zoetwater’

7


8

O

HOOGSTANDJE

H2

Tekst Barbara Schilperoort | Fotografie Rob Versluys

Forward, 5,5 meter hoog (realisatie 2001-2002)

Weerslag, 8 meter hoog (realisatie 2011)


9

Reuzen langs het kanaal Er staan er zeven langs het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van de Werkspoorbrug bij Utrecht. Reusachtige betonnen kunstwerken van de Nederlandse beeldhouwer Ruud Kuijer. Een bijzonder project, dat zojuist is voltooid.

Cohesie, Weerslag, Circuit, Forward, Overstag, Bearable Lightness, Chardonnay. Zo heten de zeven monumentale betonnen ‘waterwerken’ van Ruud Kuijer. Een verwrongen sceptic tank, een kunststof vijver, een surfplank, een e ­ norme mal van een pijler van de spoorbrug bij Tiel, een vloeistofcontainer, een badkuip, een doorgezaagde jacuzzi, gebutste kunststof pijpen, ze dienden stuk voor stuk als mal. Het laatste kunstwerk (Cohesie) staat sinds maart op zijn plek, het dichtst bij de Werkspoorbrug: 40 ton zwaar en ruim 12 meter hoog. Met de wapens van de steden Amsterdam, Utrecht en Bazel als opdruk. Cohesie heeft namelijk als gedachte de internationale spoor- en waterwegen van ons land met Europa te verbinden. Daarmee voltooide beeldhouwer Ruud Kuijer de serie die hij twaalf jaar geleden op eigen initiatief begon. nr5 / mei 2013

Overstag, 5 meter hoog, 12 meter breed (realisatie 2006-2007)

Industriegebied Lage Weide bij Utrecht is weids. Het Amsterdam-Rijnkanaal is hier zo’n 100 meter breed. De Werkspoorbrug meer dan 200 meter lang. De schoorsteen van Nuon 150 meter hoog. Het gebied vraagt volgens Kuijer om monumentale vormen. Tegelijk wilde hij er een menselijke maat in brengen. Beton vindt hij een logisch materiaal voor deze plek en voor deze tijd. Kuijer hakt niet in beton maar laat het de vorm aannemen van de mal. Tevoren maakt hij m ­ aquettes van ­bijvoorbeeld een kartonnen wc-rol. Hij bewerkt de ­mate­­­rialen voor zijn mal tot ze de gewenste vorm h ­ ebben. Dan begint het team van vaklieden (­ betonvlechter, t­ immermannen, constructeur, betontechnoloog) het ­constructieproces: van ­bekisting tot en met gieten. De grootste beelden zijn o ­ ntstaan in de 20 meter hoge hal van voormalige Werkspoor aan de overkant van het kanaal. Een hijsspecialist v­ erplaatste de constructies naar een schip dat ze naar de plaats van ­bestemming bracht. Rijkswaterstaat stond eerst aarzelend tegenover het beeldenproject. Later kwam toestemming. Mits Kuijer ook andere sponsoren vond. Dat lukte. Zij financierden de nodige 1,5 miljoen euro – deels in natura (zoals hijser Mammoet). Inmiddels heerst algemene – ook internationale – bewondering voor dit grootse project in de openbare ruimte. Treinreizigers zien (vanaf Utrecht links) bij de Werkspoorbrug de beeldenserie aan hun voeten. Automobilisten ­nemen de afslag Lage Weide, volgen de Isotopenweg langs de enorme loodsen en de immense bergen zand en puin, negeren het verkeersbord met de aanduiding ­doodlopende weg. Waar het voelt als het eind van de wereld staan de beelden op een zojuist aangelegd glooiend talud. Op elk beeld prijkt een QR code dat alle informatie geeft. ’s Avonds worden ze mooi uitgelicht.


10 Tekst Roel Smit | Foto’s Waterschap Groot Salland

Een knal

met een boodschap voor iedereen

Door een reeks van oorzaken stroomde de kelder van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Raalte vol biogas; een vonkje deed de rest

In oktober ontplofte de rioolwaterzuivering in Raalte door defecten in de installatie voor de productie van biogas. De schade was enorm. Hoe heeft dijkgraaf Herman Dijk van Water­ schap Groot Salland deze gebeurtenis en de nasleep ervaren?

T


T

Thema

Waar was u op zondag 21 oktober 2012, rond acht uur ‘s morgens? “Ik was thuis en kreeg een voicemail van de secretaris-directeur van het waterschap. ‘Neem direct contact op, Raalte is ontploft’. Dan denk je: dat is een grap. Of in elk geval: het is niet letterlijk zo bedoeld. We hadden eerder een probleem gehad met de zuivering daar, dus het zou wel metaforisch bedoeld zijn. De werkelijkheid was anders.” Wat was het eerste beeld? “Enorme schade. Het was een combinatie geweest van een explosie en een implosie. In de kelder van de rioolwaterzuivering had zich een grote hoeveelheid biogas verzameld. Dat was geëxplodeerd, waarbij het dak eraf vloog. Door het verdwijnen van alle zuurstof ontstond vervolgens een onderdruk die ervoor zorgde dat de wanden naar binnen storten. Eigenlijk was dat nog een geluk; daardoor bleven de meeste brokstukken in de buurt.” Wat was uw eerste zorg? “Ik begreep al vrij snel dat er geen mensen bij betrokken waren. Er was niemand aanwezig op het complex. Het eerste probleem was dat de zuivering stil lag. We hebben tankwagens besteld om de inhoud van de riolen weg te brengen naar andere zuiveringsinstallaties. Dat was mogelijk, want het regende niet en de aanvoer was dus redelijk beperkt. Minder dan 24 uur later hadden we de zuiveringsinstallatie overigens al weer houtje touwtje, voor zeg 60, 70 procent, aan het draaien. Met mobiele beluchters, want de vaste beluchters lagen vol met puin.” Was u voorbereid? “Op zoiets reken je niet. Vergelijk het met een vliegtuig dat neerstort. Nauwelijks kans dat het gebeurt en toch gebeurt het soms. In zulke omstandigheden merk je overigens wel dat een waterschap als organisatie is ingericht op het reageren op problemen: er worden m ­ eteen een actieteam en een calamiteitenteam – onder leiding van de secretaris-directeur – ­gevormd. En daarboven een beleidsteam onder leiding van de dijkgraaf. Afhankelijk van het onderwerp, het probleem en het escalatieniveau wordt het juiste team betrokken.” >

Dijkgraaf Herman Dijk staat na het ongeluk de locale media te woord

nr5 / mei 2013

11


12

De installatie in Raalte functioneerde weer grotendeels binnen 24 uur

Ontploffing Onderzoeksinstituut Kiwa NV onderzocht

Wat was de strategie bij het zoeken naar de oorzaken? “Ten eerste het mobiliseren van deskundigheid en objectiviteit. Vandaar dat Kiwa gevraagd is een onderzoek te doen. Ten tweede volstrekte openheid en transparantie. Dat mogen burgers in zo’n situatie van een overheidsorganisatie verwachten.”

de ontploffing op de rioolwaterzuiverings­ installatie van Waterschap Groot Salland in Raalte (Overijssel).

Toen u de conclusies las, was uw eerste gedachte toen: wat is het hier een puinhoop? “Nee, ik dacht: wat een onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden. Een groot aantal dingen op rij is misgegaan. Mechanismen die automatisch in werking moeten treden, hebben achtereenvolgens niet gefunctioneerd.”

Rond twee uur ’s nachts werd een gasalarm genegeerd door een medewerker die ervoor was aangesteld dit in de gaten te houden. Als gevolg van een veelheid aan – technische en menselijke – factoren kwamen automatische reacties evenmin op gang. De kelder van de

Wie is dat te verwijten? “Dat blijkt in zulke omstandigheden vaak heel moeilijk vast te stellen. Menselijke f­actoren spelen wel een rol. In één van de leidingen waardoor biogas loopt, zat een verzakking. Daarin kan zich condens verzamelen en dat kan verstopping veroorzaken. Om dat te voorkomen, was een condenswatervoorziening in de leiding aangebracht, waaruit het water kon ­weglopen. Een waterslot moest voorkomen dat ook het gas zou ontsnappen. Maar de druk werd te groot, het water is uit het waterslot gedrukt en het gas kon de kelder gaan vullen. De mensen die dat hebben aangelegd, hebben zich nooit gerealiseerd dat dit wel eens de zwakste ­schakel in het systeem zou kunnen worden. Ze wisten ook dat er altijd nog een vlamdover zou zijn als de druk te hoog zou oplopen, maar die zat om onverklaarbare redenen vol met prut. Is dat verwijtbaar? Ik denk het niet. Wie had zo’n scenario kunnen verzinnen?”

rioolwaterzuivering kon zich hierdoor vullen met biogas, dat door onbekende oorzaak tot ont-

Maar de gaswacht, die om twee uur ’s nachts het eerste alarm doorkreeg, heeft dat wel genegeerd. “Daarop is inderdaad niet gereageerd en hij had mogelijk de zaak kunnen redden.”

ploffing kwam. Er deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. Het rapport van Kiwa is

Wat heeft u met hem gedaan? “Deze medewerker werkt nog steeds voor ons, overigens niet meer als wachtdienstmedewerker. Verder ga ik hier niet op in vanwege de privacy.”

te lezen op de website van Waterschap Groot Salland: www.wgs.nl

De kritiek was dat u niet bereid was schuldigen aan te wijzen. “In een interview met De Stentor heb ik gezegd dat ik het belangrijker vind dat we leren uit hetgeen is gebeurd dan dat we barbertjes laten hangen. Daarmee heb ik absoluut niet ­bedoeld te zeggen dat we mensen ongemoeid laten die duidelijk aanwijsbare fouten g ­ emaakt hebben. Dat heeft men er wel van gemaakt, maar daarvan is geen sprake. Het is in zo’n ­situatie overigens heel lastig om schuldigen aan te wijzen. Bovendien betreft het onze ­eigen mensen maar in beperkte mate: de installatie is gebouwd en wordt onderhouden door ­uitstekend bekend staande bedrijven.” Wat heeft u dan wél geleerd? “Een rapport van de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ons aan het denken gezet. Deze inspectiedienst heeft onderzoek gedaan bij onze ­rioolwaterzuiveringsinstallatie in Zwolle, waar de zaken volgens ons prima op orde waren. Het wordt daar allemaal voortdurend in de gaten gehouden door ter zake kundige ­bedrijven.


Thema Desalniettemin had de inspectie de nodige kritiekpunten. We waren het beslist niet op alle punten eens met het rapport van de Inspectie, maar de kern van de kritiek was niet ­onterecht: de afhankelijkheid van menselijk handelen is veel groter dan wenselijk is. Vaak gaat het om kleine dingen: is er een aparte checklist bij een bepaald proces, zoals het hoort, of is die checklist opgenomen in een groter document? Mensen maken gemakkelijk fouten. Daaruit hebben wij als hoofdboodschap gedestilleerd: we hebben het minder goed op orde dan we dachten. Om het scherp te stellen: wij dachten dat we het beter voor elkaar hadden dan de buren, alleen is bij ons de installatie ontploft. Tja…” Wat is dus het echte probleem? “Je denkt dat je het op orde hebt, terwijl dat niet het geval is. Dat heeft wellicht ook te maken met bedrijfscultuur en die is bij ons vast niet veel anders dan bij andere waterschappen. Daarom hebben we onze bevindingen en ervaringen ook zoveel mogelijk gedeeld met collega-waterschappen. En daarvan is door de collega’s volgens mij dankbaar gebruik gemaakt.” Wat betekent dat voor uw organisatie? “We moeten vooral werken aan onze bedrijfscultuur. Zijn we bereid te leren? We zijn geneigd te denken ‘we doen het goed’, maar durven we ons af te vragen ‘wat kan er beter?’. Misschien moeten we ons als waterschappen vaker afvragen: wat kan er beter? Dat is een kwestie van cultuur en die kan beter.” Wat heeft de ontploffing van 21 oktober met u persoonlijk gedaan? “Ik ben redelijk rationeel, en ik ben nu misschien wel beter voorbereid op verrassingen waar je niet één, twee, drie op rekent. Ik ervaar wat meer onrust. We hadden als organisatie veel krediet, maar we moeten eerlijk zijn: daarvan is op dit moment niet veel over. Dat moeten we terugverdienen.” |

Congres over veiligheid in de watersector De risico’s van biogasinstallaties komen ook aan de orde op woensdag 18 september, als in Houten (Utrecht) het nationale congres ‘Veiligheid = mensenwerk’ wordt gehouden. Het congres, dat wordt georganiseerd door de themagroep Veiligheid in de watersector van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW), is bedoeld voor iedereen in de watersector die direct of indirect betrokken is bij het onderwerp veiligheid. Tijdens het ochtendprogramma, dat om 9.30 uur begint (inloop vanaf 9.00 uur) houdt Ron Smits, onderzoeksmanager bij de Onderzoeksraad voor de Veiligheid een keynote speech. Daarna komen twee good practices aan de orde. Het middagprogramma (vanaf 13.30 uur) bestaat uit parallelsessies, waarbij de bezoekers zelf kunnen kiezen aan welke sessies ze willen deelnemen. Onderwerpen die in de workshops aan de orde zullen komen zijn onder meer: veilig ontwerpen, veiligheidsopleidingen, gezondheidsrisico’s en beroepsziekten, veilig onderhouden van installaties en dergelijke. Wijnand Schuurman en Harry van der Liende vertellen tijdens een van de workshops over de risico’s van biogasinstallaties. Tijdens een open debat en met prikkelende stellingen, wil KNW de deelnemers uit­ nodigen mee te praten over wat het uitbesteden van veiligheid inhoudt. Locatie: Van der Valk, Hoofdveste 25, Houten. Kosten € 295 voor leden en € 395 voor niet-leden. www.waternetwerk.nl

nr5 / mei 2013

‘Het is in zo’n situatie heel lastig om schuldigen aan te wijzen’

13


14

O

Vuil water, daar zit wat in!

H2

Biopolymeren Tekst Petra Pronk | Foto iStockphoto

‘Er bestaat geen blauwdruk voor het maken van polymeren’

Plastic met veel minder milieuschade

Afval is geen nutteloze rommel. Daarom wordt volop geëxperimenteerd met het winnen van nuttige stoffen uit afval, ook in de waterzuivering. De tweede aflevering van deze serie: biopolymeren. Sinds een aantal jaren kennen we bioplastic: plastic op basis van natuurlijke materialen z­ oals maïs, zetmeel of suiker. Een hele verbetering ten opzichte van de conventionele plastics op basis van olie. Nu is het tijd voor de volgende stap: het maken van bioplastic uit afvalwater. Plastic is opgebouwd uit polymeren. Wereldwijd wordt ongeveer 280 miljoen ton plastic per jaar geproduceerd. Er valt aanzienlijke milieuwinst te boeken als dat niet gebeurt via de ­chemische route, maar op een natuurlijke manier. Waterzuiveringsinstallaties kunnen ­daarbij een belangrijke rol vervullen door afvalwater en slib als grondstof te gebruiken voor de productie van biopolymeren. Daarbij is een glansrol weggelegd voor bacteriën die zorgen voor de omzetting van de vluchtige vetzuren in het afvalwater in biopolymeren. De stof die op deze manier ontstaat heet PHA: polyhydroxyalkanoaat.

T


T

Thema

Vernuftig proces

Het gaat om een technisch vernuftig proces, stelt Ronald Wielinga, business developer van onderzoeks- en adviesbureau KNN. Dit werkt nauw samen met AnoxKaldnes, een technologieleverancier van waterbedrijf Veolia. “Het is zaak het proces van waterzuivering zo in te richten dat de omstandigheden perfect zijn voor het type bacteriën dat nodig is voor de omzetting van vluchtige vetzuren in biopolymeren. Dat betekent dat voor een optimale integratie van de biopolymeerproductie in een bestaande situatie onderzocht moet worden hoe de zuiveringsinstallatie aangepast kan worden. Alle zuiveringen zijn anders, dus is er niet één blauwdruk voor het maken van biopolymeren.” Zijn de juiste bacteriën eenmaal aanwezig, dan worden die samen met de vluchtige vetzuren in een accumulatietank gebracht. De bacteriën zetten de vetzuren daar om in ­biopolymeren, waarna bacteriën en water in het proces van ontwatering van elkaar gescheiden worden. Vervolgens vindt er een extractieproces plaats waarbij de biopolymeren uit de bacterie ­geëxtraheerd worden. Het restproduct dat daarbij ontstaat in de vorm van as kan weer gebruikt worden als grondstof voor onder andere fosfaatterugwinning. Wielinga is enthousiast over de nieuwe methode. “Het is mooi dat uit afvalwater een product gewonnen kan worden dat echt waarde toevoegt. Slib is geen afvalproduct meer, maar een bron. Dit betekent niet alleen dat de industrie minder kosten hoeft te maken voor afvalwater, maar ook dat er groene biopolymeren op de markt komen die minder belastend zijn voor het milieu.”

Biopolymeren uit afvalwater worden nog slechts op bescheiden schaal geproduceerd. Het gaat nu nog om een paar ton per jaar, die vooral gebruikt worden voor onderzoek

Tijdpad Ronald Wielinga is vanuit Anoxkaldnes/KNN betrokken bij een consortium dat al veel geïnvesteerd heeft in het ontwikkelen van deze techniek. “Er lopen diverse pilots en ­andere projecten waarbij waterschappen, industriële partners en eindgebruikers in nauwe ­samenwerking de biopolymeertechnologie (Cella™) verder ontwikkelen in de richting van m ­ arktimplementatie. Zo zijn we nu bezig met het ontwikkelen van business cases in de ­glastuinbouw, bij de ­voedingsmiddelen- en in de papierindustrie. Ook werken we nauw samen met Wetterskip Fryslan en de waterschappen Brabantse Delta en De Dommel. Kracht is dat hierbij een integrale benadering gekozen wordt. Samenwerking in de gehele keten. Het eerste demoproject zal rond de zomer klaar zijn en de eerste markttoepassingen worden tegen het eind van dit jaar verwacht. Het jaar 2014 zal in het teken staan van de marktontwikkeling en in 2015 ­hopen we de ­eerste full scale installaties te realiseren.”

naar producttoepassingen. Maar dat wordt snel anders. In theorie ligt er een grote markt met interessante winstperspectieven. De markt voor biopolymeren is aanzienlijk: momenteel zo’n 2,5 miljoen ton per jaar, waarvan ongeveer 50.000 ton PHA. Afgezet tegen de jaarlijkse wereldproductie van

Toepassingen De grote uitdagingen voor de toekomst zijn volgens Wielinga: opschalen en het vinden van nieuwe toepassingen. “We moeten de stap maken van pilotfase naar een serieuze produc­ tiecapaciteit van PHA. Dat vraagt om schaalvergroting, maar ook om het vinden van de ­juiste toepassingen voor klanten die de toegevoegde waarde inzien van dit product. De kracht van PHA zit hem erin dat het biologisch afbreekbaar is en dat het goede mechanische ­eigenschappen heeft. Deze combinatie kan bijvoorbeeld interessant zijn in de glastuinbouw. Denk hierbij aan het maken van bevestigingsdraad dat gebruikt wordt om tomatenplanten te ­begeleiden tijdens de teelt. Onder de juiste omgevingscondities verteren de draden binnen enkele weken, waardoor tuinders en/of verwerkers niet meer met plastic afval blijven zitten. In die milieuwinst zit een gigantische toegevoegde waarde.” | nr5 / mei 2013

conventioneel plastic is dit circa 1 procent. De potentie voor de productie van PHA in Nederland bedraagt ongeveer 300.000 ton per jaar. In de huidige markt is 1 kilo PHA tussen de 5 en 10 euro waard.

15


16

Voorjaarscongres KNW over kleinschalige initiatieven Op 19 april vond in Oegstgeest het Voorjaarscongres van KNW plaats. Centraal stond de vraag hoe nutsbedrijven omgaan met kleinschalige initiatieven. Maar ook: welke dynamiek brengen die burgerinitiatieven met zich mee? Een uitgebreid verslag van het KNW-congres is te vinden op de website van waternetwerk.nl

Sprekers Eva Gladek (Metabolic Lab), Anne Stijkel (Cocreatie) en Andrew Segrave (DWSI) tijdens de discussie met panel en zaal

Huub Glas (Zeven Deugden advies en management) grijpt de microfoon

Anne Stijkel vertelde over ‘Wij krijgen kippen!’: een doe- en leerproject dat burgers en bedrijven helpt lokaal duurzame energie op te wekken

Anna-Kaisa Tiemens (Waterschap Zuiderzeeland) en Huib Glerum (Oasen)

Kees van Beek (midden) en Gijsbert Cirkel (rechts), beiden KWR Watercycle Research Institute) ontvangen de H2O-prijs 2012 uit handen van juryvoorzitter Peter de Jong

Judith Greftenhuis (Waterschap Regge en Dinkel) won de Neerslagprijs 2012

Dagvoorzitter en spreker Maarten Claassen (Waternet) over de watersector in transitie


Waternetwerk

Nieuws uit het netwerk van waterprofessionals

Agenda

14 juni, Woudagemaal Lemmer

Pompen of verzuipen: de enige manier?

5 juni, Amsterdam

Vecht voor de toekomst: Themadag Baggernet

Themadag over ontwikkelingen rond waterbodemsaneringen in Nederland. Aan bod komt de sanering van de Utrechtse Vecht. Organisatie: Baggernet. www.baggernet.info

6 juni, Rotterdam

Deltavisie 2013

Congres met als thema innoveren, combineren en communiceren, bedoeld voor beslissers uit industrie, politiek en wetenschap. Organisatie: Petrochem www.deltavisie2013.nl

10-12 juni, Boekarest, Roemenië

Expo APA

Internationaal forum gericht op efficiënt waterbeheer. Diverse workshops en conferenties, ook vaktentoonstelling. Organisatie: Asociatia Română a Apei, ondersteund door IWA. www.araexpoapa.ro

12 juni, Amersfoort

Nationaal Congres Sanitaire Technieken

Thema: Innovaties Sanitaire Technieken en Legionellapreventie. Organisatie: TVVL. www.tvvl.nl

12 juni, Berkel-Enschot

Duurzaamheid: een manier van denken

Workshop over duurzaamheid in de watersector. Organisatie: themagroep Watervoorziening van KNW. www.waternetwerk.nl

Kort

nieuws

Jongerenprogramma International Water Week groeit Op 5 april sprak de organisatie van Young IWW, bestaande uit leden van Jong KNW en een groep geïnteresseerde jongeren en studenten, over de invulling van het jongerenprogramma van het IWW 2013, dat van 3 tot en met 8 november plaatsvindt in Amsterdam. Dit programma is gericht op jonge

nr5 / mei 2013

waterprofessionals die in de verschillende onderdelen hun visitekaartje kunnen afgeven aan de sector. In de Wetskills Challenge werken jongeren samen aan het oplossen van ­diverse watervraagstukken. Jongeren kunnen filmpjes insturen voor de Water Movie Challenge, met als thema: ‘Show your local water story’. Tijdens het symposium Generation Gap wordt de verbinding gezocht tussen verschillende generaties. Ook is er een herkenbaar en zichtbaar ­jongerenpaviljoen. De organisatie van Young IWW

Introductiedag bedoeld om mensen die nieuw zijn in de ­water­sector wegwijs te maken. Op het programma staat onder andere een excursie naar het Woudagemaal. Organisatie: themagroep Jong KNW. www.waternetwerk.nl

17 juni, Nieuwegein

TKI Watertechnologie: Innoveren via publiekprivate samenwerking

Workshop over het TKI-programma, waarbinnen private ondernemingen en onderzoeksorganisaties gezamenlijk aan vraaggestuurde projecten binnen de waterketen werken. Organisatie: KWR. www.kwrwater.nl

19 juni, Utrecht

3e Nationale Lizard Dag: de ‘Lizard Experience’

Gebruikersmiddag over kennisplatform Lizard, waarbij het delen van kennis en informatie en de nieuwste ontwikkelingen en mogelijkheden centraal staan. Organisatie: Tijhuis Ingenieurs, Acacia Water, InTech, RoyalHaskoningDHV, Fugro, Wareco en Nelen & Schuurmans. www.lizard.net.

25 juni, Rotterdam

Ondernemen in de Waterindustrie

Middag over drink- en industriewater, waar nieuwe technologieën, innovaties en praktijkvoorbeelden aan bod komen. Organisatie: Management Producties en WaterForum Media. www.managementproducties.com

is momenteel bezig met het uitwerken van de verschillende evenementen. Meer informatie: www.internationalwaterweek.com Voortaan twee Waternetwerk scriptieprijzen Vanaf 2013 stelt KNW twee scriptieprijzen beschikbaar; één voor hbo- en één voor wo-afstudeerscripties. Juryvoorzitter Agnes Maenhout heeft na zeven jaar voorzitterschap afscheid genomen. Haar rol wordt overgenomen door Jelle Roorda. De huidige jury van de Scriptieprijs bestaat

daarmee uit Jelle Roorda (voorzitter/drinkwater), Ingrid Schröders (Wateropleidingen), Peter de Jong (waterbeheer/ afvalwater), Erik de Bruine (Jong KNW) en een roulerend lid, een functie die in 2013 wordt ingevuld door Arno Rozing (Deltares). Meer informatie: www.waternetwerk.nl Agnes Maenhout

17


18

PERSONALIA Op 4 april is Bert van der Wal benoemd tot buitengewoon hoogleraar ­Elektrochemische waterbehandeling aan de Wageningen University. In zijn inaugurele rede sprak Van der Wal over een grote toekomst voor de elektrochemie, waarmee waterkring­ lopen uiteindelijk volledig te sluiten zijn. Ook kan met innovatieve ­ontziltingstechnologieën het mondiale waterprobleem voor een belangrijk deel worden opgelost. De leerstoel wordt gefinancierd door Voltea bv.

André Bouwens, directeur van de milieudienst Kop van Noord-Holland, is aangesteld als directeur van de nieuwe Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN). Bouwens geeft sinds 15 april leiding aan het inrichten van de nieuwe overheidsdienst die naar verwachting op 1 juli wordt opgericht.

De leden van WssTP, het Europese Water­technologieplatform, hebben Theo van den Hoven van KWR Watercycle Research ­Institute tijdens de ledenvergadering van 16 april opnieuw gekozen tot ­vicevoorzitter. Samen met voorzitter Tomas Michel (­Spanje), de overige zes bestuursleden en de operationele staf heeft Van den Hoven de taak om de positie van WssTP en daarmee de ­Europese onderzoeksector verder uit te bouwen. WssTP heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een platform voor Europese samenwerking en beïnvloeding van de ­Brusselse

Carleen Mesters en Fons Nelen nemen afscheid van bestuur KNW Carleen Mesters nam tijdens de algemene ledenvergadering op 19 april afscheid, na negen jaar bestuurslidmaatschap van eerst de vereniging KVWN en later Waternetwerk. Zoals bekenden van haar gewend zijn bij speciale gelegenheden, droeg zij een gedicht voor, geïnspireerd op Hendrik Marsman (Denkend aan Waternetwerk/zie ik mooie waterjaren /onstuitbaar door oneindig/laagland gaan). Ook Fons Nelen van ingenieursbureau Nelen en Schuurmans nam na negen jaar NVA en Waternetwerk afscheid als bestuurslid. Mesters en Nelen - die overigens wel actief blijven bij KNW worden opgevolgd door Esther Bosman (Royal HaskoningDHV) en Renze van Houten (Waterschap Aa en Maas).

onderzoeksprogramma’s op het gebied van water. Leden zijn publieke en private waterbedrijven, technologieleveranciers, ­ universiteiten en onderzoeksinstellingen. Behalve KWR zijn ­vanuit Nederland ook VEWIN, Unie van Waterschappen, Wetsus, TNO, Deltares, Grontmij, Pentair (Norit) en Atos NL lid van ­WssTP.

De Raad van Commissarissen van PWN Technologies heeft Jonathan Clement aangesteld als nieuwe ceo. Clement volgt op 1 mei Pieter Spohr op, die het bedrijf in drie jaar tijd heeft uitgebouwd tot een robuuste, internationale organisatie. Volgens PWN Technologies gaat Clement voort op de ­ingeslagen weg van Spohr en gaat hij zich richten op gecontroleerde groei.

Het bestuur van de STOWA heeft Joost ­Buntsma per 1 juli aanstaande ­aangesteld als nieuwe directeur van de STOWA. Buntsma (1957) is in 1982 afgestudeerd aan de Technische Hogeschool Delft. In de ­jaren daarna heeft hij uiteenlopende ­ functies ­bekleed bij diverse onderdelen van Rijkswaterstaat, bij twee provincies en bij het ministerie van Infrastructuur en ­Milieu. ­Momenteel is hij secretaris van de Adviescommissie Water (tot voor kort onder voorzitterschap van de Prins van Oranje).

Carleen Mesters (tweede van links) en Fons Nelen (derde van links) geflankeerd door Monique Bekkenutte (directeur KNW) en Roelof Kruize (voorzitter KNW)


Waternetwerk

Nieuws uit het netwerk van waterprofessionals

Eilard Jacobs verlaat Waternet na 35 jaar ‘Watersector steeds breder en complexer’ Op 24 april vond in Amsterdam het afscheidsymposium plaats van Eilard Jacobs van Waternet. Jacobs is na ruim 34 jaar werken met prepensioen gegaan en trekt zich ook terug als actief themagroeplid van KNW. Terugkijkend op een aantal decennia in de sector is Jacobs de ­omslag in het denken over water het meest opgevallen. “Aanvankelijk werd stedelijk water vooral gezien als een soort noodzakelijk kwaad, maar gaandeweg veranderde dit en werd water een waardevol element dat veel mogelijkheden biedt.” Jacobs is volgens eigen zeggen begonnen als ‘techneut’ met het bouwen van rioolwaterzuiveringen. Daarna is hij via verschillende functies in waterhuishouding, peilbeheer, waterkwaliteit en afvalwater, uiteindelijk doorgegroeid naar strategisch adviseur. “Door mijn functies heb ik veel ontwikkelingen van dichtbij meegemaakt. Ik ben in diverse projectteams betrokken geweest bij alle grote uitbreidingen van Amsterdam.” De aandacht voor de waarde van water is volgens Jacobs enorm toegenomen. “Daarnaast vindt er een verbreding plaats. Het vakgebied wordt complexer en is niet langer een specifiek uitgelichte taak. We moeten afwegingen maken die niet meer alleen over

­ ater gaan. Het gaat meer om bestuurlijke discussies, geïntew greerd met andere sectoren. Samenwerken met andere partijen is daarbij steeds belangrijker. We hebben ons land altijd top down ingericht, maar er is nu een beweging gaande die veel meer vanuit de mensen komt. Dit vraagt om een andere mentaliteit. De sector moet zich hierop aanpassen.” “Vanuit mijn rol bij Community Stedelijk Water - voorheen de Contactgroep Stedelijk Waterbeheer - heb ik, samen met Frans van de Ven, een bijdrage kunnen leveren aan die aanpassing. We hebben de afgelopen jaren veel bijeenkomsten georganiseerd om kennis uit te wisselen en collega’s met elkaar in contact te brengen. Deze gingen vaak in op onderwerpen die nieuw en actueel waren. Deze werkgroep, maar ook mijn werk voor themagroep Water en Ruimte, heeft mij geholpen om mijn blik te verbreden en mezelf te ontwikkelen.” Jacobs blijft betrokken bij het vakgebied en wil onder meer a ­ rtikelen blijven schrijven en kondigt aan het vakgebied met belangstelling vanaf de zijlijn te blijven volgen. Zie ook de LinkedIn-groep ‘Community Stedelijk Water’

Meer samenwerking in watersector De noodzaak van samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap wordt steeds groter. Samenwerking kan leiden tot innovatie, kostenbesparing, meer duurzaamheid en hogere ­kwaliteit. Verschillende partijen in de watersector hebben recent de handen ineengeslagen. Enkele voorbeelden: RIVUS De gemeenten Zwartewaterland, Kampen, Zwolle, Staphorst, Dalfsen, Olst-Wijhe, Raalte en Deventer en Waterschap Groot ­Salland gaan nauwer samenwerken op het gebied van afvalwater. De samenwerking, onder de nieuwe naam RIVUS, moet leiden tot ­ een verbeterde kwaliteit, een vergroting van duurzaamheid, het ­verminderen van kwetsbaarheid en het reduceren van kosten. Waterschappen Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu heeft de landelijke toekomstvisie ‘Samenwerking in crisisbeheersing’ in ontvangst genomen uit handen van dijkgraaf Jan Geluk, bestuurslid van de Unie van Waterschappen. De waterschappen willen nog beter samenwerken met elkaar en met partners bij calamiteiten met water.

nr5 / mei 2013

Brabants netwerk In Midden en Noordoost Brabant gaan 35 gemeenten en de drie waterschappen in een gezamenlijke netwerkorganisatie nog intensiever met elkaar samenwerken aan een duurzame en innovatieve afvalwaterketen. Door samenwerking ontstaan er mogelijkheden om een structurele verandering op gang te brengen naar duurzaam (stedelijk) waterbeheer. Convenant Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Deltares hebben de samenwerking opgezocht. Dijkgraaf Luc Kohsiek (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) en Ron Thiemann ­(directeur Deltares) hebben op 9 april een samenwerkingsconvenant getekend waarmee ze meer verbinding met elkaar zoeken. Adviesbureaus Op 19 april tekenden adviesbureau MaxGrip en advies- en inge­ nieursbureau Witteveen+Bos een samenwerkingsovereenkomst. De nieuwe partners zien marktkansen op het gebied van Asset ­Performance Management binnen de infra- en watersector.

19


20

MIJN MENING

Uw adviesbureau kan 33 procent goedkoper Matthijs van den Brink en Sander Loos

De kwaliteit van gegevens van waterbeheerders is vaak niet na te gaan en bovendien zijn de cijfers onderling meestal niet vergelijkbaar. Gevolg: regelmatig gaat een derde van het budget voor een gegevensuitwisselingsproject op aan controle en reparatie van geleverde gegevens. Elke waterbeheerder moet de toestand van zijn watersysteem bemeten en vastleggen. Ieder zijn eigen stukje, dan is een overzicht van het geheel een eenvoudige optelsom… toch? Dat het niet zo eenvoudig is blijkt uit de complexiteit van het opstellen van regionale modellen, bijvoorbeeld voor de hele Randstad, of landelijke modellen zoals het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI). Door verschillen in gegevensbeheer en gebrek aan ontsluiting van informatie op open, gestandaardiseerde ­wijze blijkt cruciale informatie niet, te laat, of lastig beschikbaar te zijn. Met als mogelijk gevolg: informatie wordt gemist, de kwaliteit van ­modeluitkomsten gaat achteruit of er moet extra tijd worden ­gestoken in reparatiewerk. Dat dit niet alleen een landelijk probleem is, maken wij dagelijks mee bij onze modelleerprojecten voor waterbeheerders. De door de waterbeheerder geleverde gegevens zijn al te vaak een chaos: ongedocumenteerd digitaal kaartmateriaal met eindeloze tabellen en spreadsheets met data waarvan kwaliteit onbekend is. Wat wij krijgen is soms zelfs afhankelijk van de persoon die het levert en welke versie van de geleverde bestanden de meest recente informatie bevat mogen we zelf uitzoeken. Regelmatig gaat minimaal een derde van ons projectbudget op aan controle en reparatie van geleverde gegevens.

Kort

nieuws

Excursie naar Woudagemaal tijdens introductiedag Op 14 juni organiseert KNW weer de jaarlijkse introductiedag voor nieuwe medewerkers in de watersector. Deze introductiedag is bedoeld om mensen die nieuw zijn in de watersector, wegwijs te maken. De bijeenkomst vindt plaats bij het Woudagemaal in

Lemmer. Tijdens de dag staat waterbeheer en de link tussen natuur en water centraal. Tijdens het ­ochtendprogramma zijn er bijdragen over de ­historie van de Friese ­boezem en het Woudagemaal en

Hebben de waterbeheerders dan nog steeds hun zaakjes niet op orde, ondanks Intwis, IRIS en al die andere initiatieven en projecten op het gebied van gegevensbeheer? Wij denken dat het wel meevalt. Het probleem ligt niet alleen bij gegevensopslag of -beheer, maar zit in de uitwisseling ervan met externe gebruikers. Daar zijn geen afspraken over, deze zijn onbekend of worden als ‘lastig’ ­ervaren en dus men gebruikt ze niet. Met als gevolg: de gegevensuitwisseling is een langdurig en arbeidsintensief proces. In ons geval: wij weten niet precies wat we krijgen, terwijl de beheerder bij het waterschap vaak niet weet wat en hoe hij moet leveren, omdat het doel hem niet duidelijk is, en hij bovendien ook eigenlijk helemaal geen tijd heeft voor dit verzoek. De oplossing ligt voor het grijpen: geautomatiseerde gegevensuitwisseling via het web met open services en portals, die voldoen aan nationale en internationale gegevensstandaarden zoals INSPIRE en het Nederlandse Informatiemodel Water, IMWA. Maar dat gaat niet vanzelf. Dat vraagt niet alleen open data en standaarden, dat vraagt om een open mind. Het besef dat je eigen werk en dat van de adviesbureaus die je inhuurt stukken efficiënter en goedkoper kan dankzij openheid en standaardisatie. En dat een groot landsdekkend modelleerproject vooruit wordt geholpen met eenvoudigere gegevensuitwisseling. En dat je rol als beheerder van de gegevens verandert: van het mailen van spreadsheets naar het begeleiden van de gegevensgebruiker. Matthijs van den Brink en Sander Loos Hydrologic

komen natuurbeheer en vis­ migratie aan bod. In de middag zal het recent heropende ­Woudagemaal worden bezocht. Meer informatie en aanmelden via www.waternetwerk.nl

Water-zzp-ers richten vereniging op Waterforce is een nieuwe vereniging met als doel de rol van het groeiend aantal zelfstandigen in de watersector te ondersteunen. Daartoe wordt ingezet op kennisdelen, netwerken, samenwerken en vergroten van de zichtbaarheid van zelfstandigen in de watersector. Daarnaast wordt onderlinge samenwerking gefaciliteerd en gestimuleerd. Meer informatie: www.verenigingwaterforce.nl


Waternetwerk

Nieuws uit het netwerk van waterprofessionals

Getty Images

Fris van

start

Fris van

start

Lindsey Schwidder (22) is de jongste trainee/mede­

‘Prachtig om mensen te inspireren’

werker van het Netherlands Water Partnership (NWP), een netwerkorganisatie voor de watersector. Als project officer houdt zij zich bezig met internationale waterproblematiek. Pas 17 jaar oud begon zij aan een studie European Studies aan de Universiteit van Maastricht. Tijdens een ­stage in Brussel ontdekte ze dat werken met water haar enorm aantrok.

“Tijdens mijn studie kreeg ik de kans om stage te lopen in Brussel bij EC ­Liaison Office, een organisatie die de Europese belangen behartigt van aangesloten ­Nederlandse organisaties. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met de w ­ atersector. Vanuit de Universiteit van Maastricht kon ik mij vervolgens ­aanmelden bij een aantal afstudeeronderzoeken waarvan één te maken had met duurzaamheid en water. Die keuze was snel gemaakt. Ik was mij nooit zo bewust van de essentie van water, totdat ik er achter kwam wat een belangrijk topic het eigenlijk is. Bij het NWP houd ik mij bezig met het zorgen voor goede ­informatievoorziening rond waterproblematiek in landen als Bangladesh en Mozambique. In ­Bangladesh wordt bijvoorbeeld door textielfabrikanten sterk vervuild afvalwater gewoon in ­rivieren geloosd, waarin mensen baden. Als je daar iets aan wilt doen, dan moet je naar het hele proces kijken. Hoe kunnen Nederlandse organisaties, ­universiteiten, kledingfabrikanten en lokale partners elkaar helpen en versterken om een situatie te verbeteren? Ik zie voldoende mogelijkheden om mij de komende jaren te blijven ontwikkelen bij het NWP. Het leukste aan mijn werk vind ik de dynamiek, elke dag is weer anders. Er gebeurt veel in de watersector. Wat je ook doet, er is altijd water bij b ­ etrokken. Nederland heeft een geweldige expertise op het gebied van o ­ verstromingen, ­watervervuiling, drinkwatervoorziening en sanitatie. Het is prachtig om mensen te inspireren in landen waar dat allemaal minder goed geregeld is.” |

Tekst Brenda Vader

nr5 / mei 2013

21


T

22 Tekst Peter Boorsma | Foto Getty Images

Bedrijfsleven

isi nn

eid

Ke

rh

ns

te

Ove

ll

ing

en

Een wijze les uit Vlaanderen


T

Thema

Ondanks het natte klimaat kampt Vlaanderen met een dreigend tekort aan water. Voor Vlaanderen was dat aanleiding om de kennis van overheid, bedrijven en kennisinstellingen te bundelen om het probleem bij de kop te pakken. Lukt dat? En: wat kan Nederland leren van het Vlaams Kenniscentrum Water? Het Vlaamse klimaat lijkt sterk op dat van Nederland: onstabiel en nat. Toch kampen de zuiderburen met een dreigend tekort aan zoet water, onder meer omdat er in België maar weinig rivieren zijn. Elke Vlaming beschikt jaarlijks over 1.100 tot 1.700 kubieke meter water. Dit is één van de laagste cijfers in heel Europa. Zelfs Spanje en Griekenland beschikken over anderhalf tot vier keer méér water per inwoner. De beperkte beschikbaarheid kan leiden tot problemen met de drinkwatervoorziening, maar ook tot economische schade door tekort aan koelwater en water voor de productie. Die problemen zijn fors, want Vlaanderen produceert een kwart van alle diepvriesproducten van Europa en er is veel chemische industrie. Maar liefst 24.000 grote en kleine bedrijven met in totaal 350.000 werknemers zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. ­Volgens Dirk Van der Stede, managing director van Vlakwa, was het precies die d ­ reigende economische schade die de aanzet gaf tot de oprichting van het Vlaams Kenniscentrum ­Water in 2010. Not-for-profit Vlakwa is opgezet als een not-for-profit-organisatie, met de steun van het Agentschap ­Ondernemen en IWT, het agentschap dat fungeert als vraagbaak voor burgers, overheden, ­kennisinstellingen en bedrijven. Vlakwa is uniek in België, maar ook de enige instantie ­waarin de ‘gouden driehoek’ (bedrijfsleven-overheid-kennisinstellingen) in de watersector is vertegenwoordigd. Vlakwa wil niet alleen de waterbronnen in Vlaanderen beschermen, maar ook hergebruik en recycling van mineralen en metalen stimuleren. Dit is volgens het centrum essentieel in een moderne, duurzame economie. Het helpt de efficiëntie, de productiviteit en de concurrentiepositie van de Vlaamse bedrijven verbeteren. Om commerciële inmenging te voorkomen zijn alleen de brancheorganisaties lid van Vlakwa, geen individuele bedrijven. Komt er een vraag binnen die niet kort door het centrum zelf is te beantwoorden, dan wordt deze rondgestuurd en kunnen geschikte partners (adviesbureaus, kennisinstellingen) reageren. Worden verschillende oplossingen aangedragen, dan worden die voorgelegd aan de aanvrager, zodat deze een keuze kan maken. Daarnaast stimuleert Vlakwa de uitwisseling van kennis en ervaring en probeert deze ook te vermarkten in het buitenland. Tastbaar Eén van de meest tastbare resultaten van het kenniscentrum, zijn de mobiele pilootinstallaties. Dat zijn makkelijk verplaatsbare skids met apparatuur voor waterbehandelingstechnologie. Deze kunnen geplaatst worden bij een mkb-bedrijf, dat zo makkelijk en snel kan nagaan welke van de waterbehandelingstechnieken voor zijn proces het meest efficiënt is. > nr5 / mei 2013

Marcel Luijten (Agentschap NL):

‘Alle koepels in één organisatie: ik kan me voorstellen dat je dan sneller resultaten boekt’

23


24

Thema

Johan van Mourik (SKIW):

‘Er is in Nederland behoefte aan een of meerdere herkenbare loketten’

Resultaten Vlakwa Een jaar na de start van de activiteiten noteert het

Van der Stede: “Het is een goed voorbeeld van hoe we proberen de value for money van watertechnologie te demonstreren. Daarbij worden dikwijls hogescholen ingeschakeld, zodat de kloof tussen het onderwijs en kleine en middelgrote ondernemingen gedicht wordt.” Van der Stede: “Door de brede blik zijn we in staat nieuwe waardenketens te creëren rond de fosfaatproblematiek. Is het fosfaat dat in het water wordt aangetroffen nog te benutten? Mede dankzij Vlakwa werd onlangs ook de eerste Europese fosfaatconferentie gehouden.” Lessen Vlakwa is een mooi initiatief, vindt Maurice Luijten, die als liaison officer Topsector Water bij Agentschap NL een goed beeld heeft van de kennis- en expertiseontwikkeling in Nederland. Vraagsturing is duidelijk leidend. Welke problemen liggen er in de praktijk en hoe kunnen we die problemen oplossen en welke consortia moeten we daarvoor bouwen? Dat zijn de eerste drie vragen die Vlakwa zich stelt en dat is de aanpak die we ook in Nederland beogen met de Topsector Water. Luijten heeft de indruk dat het Vlakwa goed lukt een onafhankelijke positie te blijven innemen. “In Nederland heeft de Wateralliantie onlangs het Waterplein opgezet, met het oogmerk ‘problemen’ te zoeken in het buitenland die met behulp van Nederlandse kennis ­kunnen worden opgelost.” Luijten gelooft niet dat Vlakwa sneller opereert dan de Topsector Water. “In Nederland zijn we bezig met een grote operatie om ook het fundamentele en toegepaste onderzoek aan universiteiten en onderzoeksorganisaties op één (vraaggestuurde) lijn te brengen. Als particuliere organisatie kan Vlakwa misschien nu wat sneller eerste resultaten boeken, maar ik denk zeker dat onze topsector-aanpak ook snel tot aansprekende resultaten gaat leiden.”

Vlaams Kenniscentrum Water (Vlakwa) de volgende resultaten: • 8 formele samenwerkingsverbanden opgezet • 134 bedrijven die deelnamen aan acties rond kennisontwikkeling en toepassing • 93 bedrijven die deelnamen aan evenementen • 164 specifieke vragen van gebruikers (punc­tuele interventies) • 14 economische missies,

Samenwerking Nederland heeft heel veel overkoepelende organisaties, zoals de Wateralliantie, het Netherlands Water Partnership, de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie, de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) en Aqua Nederland, ieder met een eigen aandachtsgebied. Luijten: “Deze organisaties zijn complementair en werken al geregeld samen. Maar in Vlaanderen zitten alle koepels in één organisatie. Met die hechte samenwerking kan ik mij ­voorstellen dat je verhoudingsgewijs sneller goede resultaten kunt boeken. Dit is wellicht een stimulans om in Nederland nog hechter samen te werken.” De bereidheid tot samenwerken van Vlakwa is groot en beperkt zich ook niet alleen tot België, heeft Luijten gemerkt. Het kenniscentrum wil ook graag samenwerken met het Agentschap NL. Samen kun je bijvoorbeeld euregionale of zelfs Europese projecten/consortia opzetten, waarin Belgische en Nederlandse krachten worden gebundeld. Iets waarop Luijten namens Agentschap NL al positief heeft gereageerd.

waaronder één naar Korea • 1 spin off • 39 Led-projecten (Laagdrempelige expertise en dienstverlening) Hogeschool-Mkb • 9 demonstratieprojecten • 2 vraaggestuurde onderzoeksprojecten opgezet

www.vlakwa.be

Johan van Mourik, voorzitter van de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie (SKIW), vindt het de hoogste tijd om versnippering aan te pakken: “Er is behoefte aan één of meerdere herkenbare loketten. Door tijdgebrek, prioriteitsstellingen, personele wisselingen lijkt dit proces moeilijk te verlopen. Dat is ook de reden waarom wij enkele maanden geleden het initiatief hebben genomen om Dirk van der Stede van Vlakwa te vragen naar zijn aanpak en om een presentatie te verzorgen voor een aantal afgevaardigden van betrokken instanties. Deze presentatie heeft inmiddels plaatsgevonden met als resultaat een kleine stroomversnelling bij het zoeken naar synergie. SKIW ziet mogelijkheden om samen met enkele partijen één van deze loketfuncties te realiseren, een loket dat bij voorkeur ondergebracht kan worden bij een van de bestaande verenigingen, stichtingen of instanties. SKIW is bereid hiervoor tijd en ruimte vrij te maken en actief deze samenwerking vorm te geven.” |


A N A LY S E S

MET

AANDACHT

EN

ADVIES

• Geaccrediteerde monsterneming en analyse

Legionella, mijn zorg!

• Legionella preventie en advies • Volledige Legionella ontzorging met onze webapplicatie LEON • Uitgebreide analyse pakketten voor geneesmiddelen • Vervuilingsonderzoek HF Membranen • Onderzoek biologische stabiliteit met Flow Cytometrie

Veilig leven in de delta begint bij Deltares Deltares is het onafhankelijke kennisinstituut voor water, ondergrond en infrastructuur. Wij richten ons op het veiliger maken van het leven in delta’s, kustregio’s en riviergebieden. Voortdurend verdiepen en vernieuwen we onze kennis. Nationaal en internationaal hebben vele overheden en bedrijven de weg naar ons al gevonden. Samen zoeken wij naar praktische, duurzame en innovatieve oplossingen. Zo maken we het leven in deltagebieden elke dag weer een stuk veiliger. Voor nu en straks. Deltares biedt: • actuele kennis en onderzoek over veilig leven in delta’s, kust- en riviergebieden; • praktische, duurzame adviezen voor overheden en bedrijven; • onderbouwing van strategische besluiten; • meer dan 800 specialisten op het gebied van water, ondergrond en infrastructuur; • een netwerk in meer dan 80 landen.

www.deltares.nl

advertentie 181x117.indd 1

5/3/2013 3:33:58 PM


26

Foto Jos Hoogveld, Waterschap Peel en Maasvallei

Cursus ‘Wereldwijd werken’ Wateropleidingen houdt op 28 mei en 11 juni een tweedaagse cursus ­‘Wereldwijd werken’. Het centrale thema is de bewustwording van culturele verschillen bij de uitvoering van projecten en het overdragen van kennis. Nederlandse waterprofessionals vliegen over de wereld om te voldoen aan de vraag naar expertise. Maar deze waterkennis en -ervaring is niet één op één te vertalen naar andere landen. Culturele verschillen maken dat er vaak maatwerk nodig is, om een project te laten slagen. Daarnaast vraagt het overbrengen van kennis in een andere cultuur bewustzijn van deze cul­ turele verschillen. De cursus die Wateropleidingen samen met het Koninklijk Instituut voor de Tropen en Culture Inc. aanbiedt is bedoeld voor beleidsmakers en managers (hbo/wo) die voor een korte tijd naar het buiten­ land gaan. De rol als Nederlandse wateradviseur staat centraal. Met kleine testjes en een opgave kunnen cursisten hun i­ndividuele culturele voorkeuren ­achterhalen. Aanmelden kan via www.wateropleidingen.nl Meer informatie: Johan Oost, 06 - 20 28 1271, johan.oost@wateropleidingen.nl

Iv-Infra stelt instandhoudingsadviezen op Iv-Infra gaat instandhoudingsadviezen opstellen voor kunstwerken in de droge en natte netwerken in het areaal van Rijkswaterstaat. Het project heeft een looptijd van drie jaar en omvat enkele honderden kunstwerken. De instandhoudingsanalyses worden risicogestuurd uitgevoerd en geven inzicht in de staat van onderhoud van de kunstwerken. Daarnaast geven de analyses een beeld van de onderhoudskosten voor tenminste de komende tien jaar. Met deze gegevens kunnen de ­benodigde ­instandhoudingsmaatregelen worden ­geprioriteerd, gebudgetteerd en gepland om de gewenste prestaties van de net­ werken op peil te houden.

Lingsforterbeek slingert weer Waterschap Peel en Maasvallei heeft de Lingsforterbeek van de Duitse grens tot de Zwarte Berg in Arcen heringericht. De aanwezige tegels en oeverbescherming zijn verwijderd en historische meanders stromen weer mee. Ook is in samenwerking met de gemeente Venlo en de Stichting Limburgs Landschap afval verwijderd in de laatste 150 meter van de oude beekloop. De Lingsforterbeek is nu weer een leefgebied voor tal van dieren en planten. De herinrichting van de Lingsforterbeek is onderdeel van het grensoverschrijdende Interreg IVa-project Nagrewa (Natuurlijke Grenswateren). Daarin werken de Duitse waterschappen Schwalmverband en Niersverband en de Nederlandse waterschappen Aa en Maas, Rivierenland en Peel en Maasvallei samen aan het verbeteren van het waterbeheer en de waterkwaliteit. Daarnaast werkt Waterschap Peel en Maasvallei nauw samen met Stichting Limburgs Landschap en de gemeente Venlo. De totale projectkosten bedragen 740.000 euro. Het project is voor 50 procent gesubsidieerd door de Europese Unie, 15 procent door de provincie Limburg en 15 procent door Nordrhein Westfalen.

Nieuwste trend: decentrale sanitatie Afvalwaterverwerking hoeft niet per se grootschalig. Een meer duurzame scheiding en behandeling van (huishoudelijke) afvalwaterstromen is juist heel goed mogelijk op kleine schaal. Dat is de opvallendste conclusie uit de recent verschenen publicatie Source Separation and Decentralization for Wastewater Management van Tove Larsen, Kai Udert en Judith Lienert. Het boek is tot stand gekomen na afsluiting van een groot onderzoeksprogramma. Het geeft een uitgebreid overzicht van de huidige internationale stand van zaken op het gebied van het scheiden en decentraal behandelen van (huishoudelijke) afvalwaterstromen. In Nederland is deze ontwikkeling ook bekend als Nieuwe Sanitatie. Aan de publicatie van IWA hebben meer dan vijftig auteurs van over de hele wereld meegewerkt. Nederlandse bijdragen zijn er van Grietje Zeeman (WUR), Bert Palsma (STOWA) en Bjartur Swart (STOWA/MWH). Het boek is verkrijgbaar bij IWA, www.iwapublishing.com. Een inzage-exemplaar ligt bij STOWA.


Waterwerk

Technische informatie uit de watersector

PWN-pompstation Laarderhoogt compleet vernieuwd In april konden relaties van PWN voor het eerst een kijkje nemen bij het nieuwe pompstation

Het PWN-pompstation Laarderhoogt in Laren is compleet vernieuwd. De infrastructuur is verlegd, de capaciteit vergroot en de reservoirs die tot 2011 vanuit de monumentale watertoren de waterdruk in de omgeving op peil hielden, zijn ontmanteld. In plaats daarvan zorgen nu frequentiegeregelde pompen voor een constante druk. PWN-directeur Martien den Blanken benadrukt dat het grondwater in het Larense winningsgebied zeer schoon is; het gaat rechtstreeks de waterleidingen in. Toch kampt het Gooi met historische bodemverontreinigingen van onder meer wasserijen, stortterreinen en gasfabrieken.

Doordat de bodem voornamelijk uit zand bestaat, konden deze v­ erontreinigingen diep in de bodem doordringen, van waaruit ze langzaam oprukken naar de winningsgebieden. PWN, ­Vitens, de provincie en gemeenten hebben daarom de ­handen ineengeslagen om die verontreinigingen weg te houden van de wingebieden. Zo heeft Vitens bij haar ­locatie extra putten geslagen om verontreinigd water te ­zuiveren en weg te pompen. Hoewel de verontreiniging voor de ­Laarderhoogt nog ver weg is, heeft PWN op het terrein toch alvast ruimte vrijgehouden voor een eventueel in de ­toekomst te bouwen zuiveringsinstallatie.

Vrij baan voor vissen in Vierlingsbeek

Burgemeester Karel van Soest, wethouder Erik Ronnes en DB-lid Peter van Dijk hebben de vispassage geopend

nr5 / mei 2013

Naast de historische watermolen in Vierlingsbeek in Boxmeer bevindt zich sinds kort een vispassage, waarmee vissen letterlijk vrij baan hebben. Door de vistrap kunnen de vissen nu om de stuw bij de watermolen heen zwemmen om hun paaigebieden te bereiken. De vispassage is het resultaat van samenwerking van Duitse en Nederlandse waterschappen in het project Natuurlijke Grenswateren (Nagrewa). De aanleg is mede betaald door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Provincie Brabant, in het kader van het Interreg IV A-programma Deutschland-Nederland. Volgens Peter van Dijk van het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas is de vistrap nu al een succes en zijn de eerste windes, riviergrondels en bermpjes de 32 trappen van de vistrap gepasseerd. Ook is een grote snoek gesignaleerd.

27


28

Proef: elektriciteit uit urine Bij het hoofdkantoor van het Wetterskip in Leeuwarden is een proefinstallatie in gang gezet waarmee elektriciteit wordt opgewekt uit urine. Hiertoe is een aantal urinoirs losgekoppeld van het riool en wordt de urine van een deel van de werknemers van het Wetterskip opgevangen. Deze door Wetsus ontwikkelde technologie is getest in het laboratorium en zal met deze pilot plant in de praktijk worden getoetst. Innovatief aan het project is dat de urine op een zodanige wijze wordt behandeld, dat daarbij ammonia en fosfaat uit de urine wordt teruggewonnen en elektriciteit wordt geproduceerd. Voorafgaande aan de opening van de proefinstallatie vond de promotieplechtigheid plaats van de onderzoeker van de Wageningen Universiteit en projectleider, dr Philipp Kuntke.

Kunstwerken Hollandse Delta getoetst Iv-Infra voert voor vijftig kunstwerken in de primaire waterkeringen van Water­ schap Hollandsche Delta (WSHD) een ‘verlengde derde toetsronde’ uit. Dit betreft onder andere keersluizen, inlaatsluizen, gemalen, hevels en keermuren. Iv-Infra voert hiervoor een totaal technische inspectie uit om de huidige staat van de constructies vast te stellen en eventuele schades en degradatieprocessen in kaart te brengen. Daarnaast worden de constructies ook rekenkundig getoetst op sterkte en stabiliteit conform WTI2006. Technieken die binnen het project Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken (RINK) zijn ontwikkeld worden daarbij toegepast.

Schapen onderhouden ecologische verbindingszone Leijgraaf De ecologisch verbindingszone de Leijgraaf wordt sinds kort begraasd door heideschapen. De gemeenten Uden, Veghel en waterschap Aa en Maas hebben daarvoor een begrazingscontract afgesloten met het bedrijf Natuurbegrazers uit Odiliapeel. De Leijgraaf verbindt het Aa-dal en de natuurkerngebieden Lage Gooren, Kooldert, Bedaf, Heische wal, Heeswijkse bossen tot de omgeving bij kasteel Heeswijk. Voor het onderhouden van deze ecologische verbindingszone is er een v­ oorkeur voor duurzaam en natuurlijk. Dat is de reden dat is gekozen voor begrazing door heideschapen in plaats van machinaal maaien. Omdat schapen h ­ oofdzakelijk gras eten, maken kruiden en planten meer kans dan bij machinaal maaien.­ En omdat de kudde zich verplaatst, worden ook zaden verspreid. Het gebied waar de schapen lopen, in totaal 29,8 hectare, begint bij gemaal ­Veluwe in Erp en eindigt bij de Derptweg in Uden.

Regenradar gaat Rotterdamse neerslag meten Een regenradar op het gebouw van Nationale-Nederlanden aan het Weena in ­Rotterdam gaat de stedelijke neerslagpatronen zeer precies in kaart brengen. Dit helpt om water­ overlast en -schade te voorkomen. De regenradar die nu wordt gebouwd in opdracht van de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland is gespecialiseerd in lokale neerslagmeting. De gegevens kunnen bijvoorbeeld worden toegepast voor de slimme sturing van gemalen, het inzetten van waterberging, zoals de waterpleinen, en een lokaal weerbericht. Met de metingen kunnen de watersysteemmodellen nauwkeuriger en effectiever werken. Bijvoorbeeld om te kunnen bepalen, wat er moet gebeuren bij extreme neerslag. Dit helpt de stad om beter voorbereid te zijn op de verwachte effecten van ­klimaatverandering; zowel de dagelijkse als de uurneerslag nemen toe en op deze manier kunnen deze heftige buien beter onder controle worden gebracht. De Rotterdamse regenradar maakt deel uit van het brede Europese project Raingain. In dit project werken de universiteiten ­Imperial College Londen, Ecole des Ponts Paris Tech, de Katholieke Universiteit Leuven en de TU Delft vier jaar samen met andere partijen aan het toepassen van een nieuw type ­regenradar.


Waterwerk

Technische informatie uit de watersector

Met Cenirelta afvalwater nog schoner

Het project is ten doop gehouden door Andy Schellen (waterschap Hollandse Delta), Mark van Loosdrecht (TU Delft), Jans Kruit (Pacques) en Cora Uijterlinde (STOWA)

Cenirelta staat voor cost-effective nitrogen removal from waste water by low-temperature anammox. Het demonstratieproject is bedoeld om na te gaan of de ­Anammox-bacterie ook op lage temperaturen op grotere schaal effectief en energiezuinig stikstof kan verwijderen uit afvalwater. Het project is een vervolg op het succesvolle stikstofverwijderingsproces met de warme Anammox-bacterie. Deze bacterie verwijdert stikstof uit afvalwater

bij een temperatuur van 30-35 graden Celsius. Bij de methode die nu getest wordt, moet de bacterie zijn werk gaan doen bij een temperatuur van 10-20 graden. ‘s Winters is het water daarbij kouder dan ‘s zomers. Deze innovatieve methode is energiezuiniger, ruimtebesparend en gebruikt minder chemicaliën dan de huidige technieken. Het gezuiverde afvalwater wordt in de rivieren geloosd. De verwijdering van stikstof uit afvalwater is nodig om

Waterschap Hollandse Delta, Paques en STOWA werken met Europese LIFE+ subsidie aan een veelbelovende energiezuinige technologie die afvalwater en daarmee het oppervlaktewater straks nog schoner maakt. Het project dat de naam Cenirelta heeft gekregen, is in maart officieel van start gegaan.

een goede waterkwaliteit in deze rivieren te waarborgen. Wanneer er te veel stikstof in het water zit, kunnen bijvoorbeeld algen sneller groeien waardoor het niet meer geschikt is om in te zwemmen. Het project wordt uitgevoerd in de ondergrondse rioolwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven in Rotterdam-Zuid. De projectpartners werken samen met de universiteiten van Delft en Nijmegen. Het project loopt tot en met 2015.

Kasdaken voor waterberging De wethouder ruimtelijke ordening van gemeente West­ land Bram Meijer en Arie van den Berg van het hoog­ heemraad van het Hoogheemraadschap Delfland hebben onlangs het officiële startsein gegeven voor de praktijk­ proef ‘Waterbergende kasdaken’. Deze praktijkproef is de opmaat voor een nieuwe, unieke manier om wateroverlast in het Westland te verminderen. Het Westland is het dichtstbebouwde stukje Delfland. Door de unieke bebouwing, die wordt gekenmerkt door veel glastuinbouw, komt hemelwater bij hevige neerslag zo snel in sloten en kanalen terecht dat het niet altijd snel genoeg kan worden weggepompt. Zeker niet als in de toekomst de ­intensiteit van regenbuien toeneemt. Naast reguliere oplossingen zoals het verbreden van sloten nr5 / mei 2013

en vaarten en het vergroten van de capaciteit van gemalen, kijken gemeente, waterschap en ondernemers ook naar nieuwe mogelijkheden. Eén daarvan wordt nu op het dak van de Demokwekerij in Honselersdijk getest. Door het plaatsen van schotten met kleine doorlaten voor de goot van kasdaken, wordt water tijdelijk vastgehouden op de glazen daken om geleidelijk te worden afgevoerd naar sloot of gietwaterbassin. Door het vasthouden en vertraagd afvoeren van het regenwater stijgt het peil in watergangen veel minder snel en wordt de kans op wateroverlast aanzienlijk kleiner. De proefopstelling omvat naast de schotten ook meetapparatuur en camera’s die gegevens verzamelen waarmee het succes van de proef wordt bepaald.

29


30

Waterwerk

Technische informatie uit de watersector

Efficiëntere maatregelen dankzij de WaterSchadeSchatter De De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STO­ WA) heeft het initiatief genomen voor de ontwikkeling van een schademodel om kosten en baten van maatregelen tegen wateroverlast gedetailleerd in kaart te b ­ rengen: de WaterSchadeSchatter. Het gaat hierbij om een web ­based-programma dat op basis van een kaart met waterstanden voor elke willekeurige lokaal of regionaal ­watersysteem in Nederland de schade door overstroming berekent. In de berekeningen wordt de directe en indirecte schade bepaald voor woningen, bedrijfspanden, gewassen en alle soorten wegen, waarbij rekening gehouden wordt met de ­inundatiediepte, duur van de wateroverlast, de extra rijtijd door wegafsluitingen en duur van de ­herstelwerkzaamheden. De WaterSchadeSchatter kan zo helpen bij het bepalen of de kosten van bepaalde maatregelen tegen wateroverlast nog wel in verhouding staan tot de baten. In het model wordt de schade bepaald op basis van een landgebruikskaart van heel Nederland met een resolutie van 0,5 vierkante meter. Hierdoor past deze landgebruikskaart qua resolutie op het hoogste detailniveau van de AHN2 (hoogtekaart). Deze landgebruikskaart van Nederland maakt onderscheid in 54 categorieën afkomstig van slim samengevoegde b ­ estaande bestanden. Hierdoor ­bevat

de nieuwe kaart betere informatie dan de afzonderlijke ­bestaande kaarten samen. Met de WaterSchadeSchatter kunnen in de huidige v­ ersie verschillende soorten eenvoudige en complexe ­berekeningen worden uitgevoerd. Voor de eenvoudigste berekening - het bepalen van de schade die hoort bij een enkele ­gebeurtenis - moet één ASCI-bestand met waterstanden ten opzichte van NAP worden geüpload, waarmee automatisch een berekening start. Zodra de schadeberekening klaar is, wordt er een e-mail verstuurd met een link naar de webpagina waar de resultaten kunnen worden gedownload. Naast een tabel met het geïnundeerde oppervlak en de schade per landgebruikscategorie, kunnen op Google Earth de landgebruikskaart, de hoogtekaart en de inundatiekaart worden ingezien. Verder kan het resultaat van de b ­ erekening worden gedownload om zelf in GIS verder te bewerken. Er is gekozen voor een web based-applicatie omdat h ­ ierdoor berekeningen sneller kunnen worden uitgevoerd door tegelijkertijd meerdere processoren in te zetten. Ook is het versiebeheer veel eenvoudiger. Tot slot is de gebruikte ­database met 2 TB veel te groot voor een gewone desktop pc. Een uitgebreid artikel over dit onderwerp is te vinden op www.vakbladh2o.nl

‘Hybride ontziltingstechnieken hebben de toekomst’ In een fors deel van de wereld dreigt een tekort aan zoetwater. De oplossing moet komen van het ontzilten van zout water. Bestaande ontziltingstechnieken kosten echter erg veel energie en leiden tot grote afvalstromen omdat de ­opbrengst niet hoger is dan 60 procent. Maar volgens professor Bert van der Wal van de ­Wageningen Universiteit zijn waterkring­ lopen met elektrochemische waterbehandelingen uiteindelijk volledig te sluiten. Winst is vooral te behalen door het combineren van technieken, aldus Van der Wal in zijn oratie. De buitengewoon ­hoogleraar heeft zich het afgelopen decennium toegelegd op een hybride ontziltingstechniek, waarin capacitieve deïonisatie wordt ge-

combineerd met een membraantechniek. De capacitieve deïonisatie scheidt het zout (ionen) van het water met behulp van een condensator en een gering elektrisch potentiaalverschil. Het resultaat is een grote schoonwaterstroom en een kleine stroom met verhoogde zoutconcentratie. Door dit te combineren met een aansluitende membraantechnologie wordt er meer zout uit het water gehaald en stijgt het volume van de schoonwaterstroom sterk. Alle bekende ontzoutingstechnologieën kosten veel energie en zijn energetisch ook nog eens zeer onrendabel. Zo verdwijnt bij ontzilting 98 procent van de energie in de vorm van warmte. Van der Wal denkt dat dit veel beter kan, omdat al is aangetoond

dat met de elektrochemische technologie 80 procent van de energie voor ontzouting is terug te winnen. Voor het ontzouten van zeewater via deze standaardtechniek gaat 40 procent van de middelen op aan energie. Bij capacitieve deïonisatie zijn de kosten per liter schoon water een stuk lager, maar de techniek werkt nu nog het best bij minder zout (brak) water. De capacitieve deïonisatie is verder zeer interessant voor de winning van metalen uit zeewater, aldus Van der Wal. Hij denkt met name aan lithium voor batterijen van bijvoorbeeld elektrische fietsen en aan de winning van kalium, magnesium, zink koper en zilver. Deze metalen worden nu met milieubelastende mijnbouw gewonnen.


&

grondwaterstanden

per...

overstort gegevens

• grondwater- en overstort data draadloos tot uw beschikking per sms, email of FTP • tot 5 sensoren per modem • geïntegreerde luchtdruksensor dus geen extra luchtdruk loggers nodig • batterij levensduur tot 10 jaar bij 1 meting per uur en 1 data overdracht per dag • op afstand volledig herprogrammeerbaar • dataoplsag in uw eigen SQL database • diverse volautomatische berekeningen (MSL, debiet, overstort etc) • diverse (vol automatische) export mogelijkheden naar o.a. ASCII, Delft FEWS, Hydras, WISKI, CSV etc

KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK

WWW.KELLER-HOLLAND.NL

Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E sales@keller-holland.nl


32

Geven we teveel k Onze watersector beschikt over veel kennis, maar we ­geven die kennis te gemakkelijk weg. Vanwege versnippe­ ring lopen we bovendien bepaalde (operators)opdrachten mis. Dat zeiden Marc van Eekeren (Royal HaskoningDHV) en Taco van Someren (bedrijfsconsultant) in het maart­ nummer van maandblad H2O. Via de Linkedin-groep ­‘Waternetwerk’ reageerden diverse waterprofessionals. Wat was de stelling?

Van alle kennis op watergebied in de hele wereld, komt 24 procent uit Nederland en daarvan geven we 23 procent gratis weg. Hoe dat in praktijk gaat? Een gemeente in Nederland helpt een gemeente in het buitenland, we leiden buitenlandse promovendi op. Mooie dingen, maar we zien er niets van terug. Een ander zwak punt in de Nederlandse watersector is de versnippering en de uiteenlopende belangen van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven (publiek eigendom met een regionale taakstelling) en commerciële bedrijven met een winstoogmerk. Deze structuur maakt het moeilijk om in aanmerking te komen voor grote, internationale (operators)opdrachten. Wat waren de reacties? Harrie Timmer: Eén grote onderneming moeten we niet willen. Fusies in de semipublieke sector, dat is vragen om narigheid. Scholen, ziekenhuizen en zelfs waterbedrijven worden er niet beter van en dus de burgers ook niet. Of er commercieel winst te boeken is met één groot bedrijf wil ik niet uitsluiten. Veolia etcetera zijn internationaal succesvoller dan wij. Je zou echter denken dat Royal HaskoningDHV met 8.000 man al een aardig formaat heeft om internationaal mee te blazen, en dat is ook geen charitatieve instelling. Stefan Flos: Het probleem is niet dat we ‘kennis weggeven’ maar dat we niets met die weggegeven kennis doen. Hoe staat het met de follow-up, alumnimanagement, ons kennisnetwerk in het buitenland? Dat doen het andere buitenland in Europa en de Verenigde Staten beter.

Michel van der Klei: Kennis is er om te delen. Natuurlijk krijg je er wat voor terug. Het genoegen dat je het leven van iemand hebt ­ ­kunnen ­verrijken. Helaas staat er iets voor terug krijgen, voor velen g ­ elijk aan verdienen. Dat werkt angst in de hand. Verlamming, het in stand houden van bestaande structuren, die gebouwd zijn op het verleden. Kennis is het verleden verrijkt met de blik op de toekomst. Het welzijn van de mens en water is een zaak voor de hele wereld. Grenzen en verdienmodellen werken alleen maar beperkend. Stef Copray: Deze discussie is natuurlijk begonnen uit de constatering dat we niet het monopolie hebben op aansprekende water-


Reacties

ennis gratis weg? meer aandacht voor de werkelijke behoefte en een goede prijs-kwaliteitverhouding ligt dan een met goud geplaveide toekomst voor Nederlands waterbeheer in het buitenland in het verschiet. Hans Middendorp: Je kunt geen kennis ‘exporteren’ zonder kennis weg te geven! En overdracht van kennis is typisch ook een doelstelling van Ontwikkelingssamenwerking. De tijd dat wij de ­Indonesiërs konden voorschrijven hoe om te gaan met hun waterbeheer, ligt bijna tachtig jaar achter ons. De ­Indonesiërs kiezen zelf en blijkbaar geven ze de voorkeur aan Japanners (of andere Aziaten, hun “buren” dus). Michaël Cornelisse: Waar het om gaat is ervaring en inzichten en die krijg je door te doen, door kennis toe te passen. Dus wat mij betreft ­gewoon doorgaan met opleiden van buitenlandse alumni en promovendi, want die zullen zich daarna realiseren dat ze ervaren mensen nodig hebben om hen te helpen in de praktijk. Dan kom je vanzelf bij de koopman, maar pas op, ik vind daar nog wel wat ethische kanten aan zitten, zeker waar het om zoiets essentieels gaat als water (om te drinken, om je tegen te beschermen, om voedsel mee te verbouwen). En daar komt dan ontwikkelingshulp om de hoek kijken: echt arme landen moet je gewoon ‘gratis’ bijstaan. |

managementprojecten in het buitenland. Dat dit het gevolg is van het weggeven van kennis lijkt mij een verkeerde conclusie. Mij lijkt het waarschijnlijker dat aan onze aanpak van watermanagement in het buitenland nog te veel een sprui�tjeslucht hangt omdat er te weinig rekening wordt ­gehouden met cultuurverschillen en andere prioriteiten die in het ­buitenland van toepassing zijn. De concurrentie uit andere buitenlanden speelt daar mogelijk beter op in. In Indonesië zie je bijvoorbeeld veel Japanners werkzaam in het waterbeheer en de infrastructuur. In Nederland is veel geïnvesteerd in voorlichting en raadpleging van de bevolking bij de invulling van de stroom­ gebiedvisies. In het buitenland zou iets soortgelijks moeten gebeuren, waarvoor goed opgeleide ‘natives’ nodig zijn. Met nr5 / mei 2013

Marc van Eekeren overleden Vlak voor het sluiten van deze editie van maandblad H2O bereikte ons het droeve bericht dat Marc van Eekeren op 55-jarige leeftijd is overleden. Van Eekeren, de laatste jaren director business development bij Royal HaskoningDHV, heeft een groot deel van zijn leven met een enorme passie gewerkt in de watersector. Voor zijn bijdrage aan Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) werd Marc, die al enige tijd ernstig ziek was, begin mei beloond met het erelidmaatschap van de vereniging. Met zijn deelname aan het tweegesprek voor H2O (dat plaatsvond in februari van dit jaar) wilde Marc de aanzet geven voor een discussie over een onderwerp dat hem zeer na aan het hart lag.

33


34

‘Het is magnifiek dat je een organisatie echt kunt verbeteren’

O

H2

Op pad met... Hein Mous

Hein Mous (33) studeerde Milieutechnologie aan de Hogeschool van Den Bosch. Na tien jaar consultancy in de commerciële dienstverlening, werkt hij sinds drie jaar als milieucoördinator bij Mars Nederland in Veghel. Bij dit Amerikaanse familie­ bedrijf is water een belangrijk thema. Tekst Brenda Vader | Fotografie Joris Schaap

Vlaggen planten “De basis van mijn rol als milieucoördinator is zorgen dat alle wettelijke zaken goed op orde zijn rond bijvoorbeeld afval, energie, water, geluid en luchtkwaliteit. Water is belangrijk voor ons productieproces. We gebruiken schoon drinkwater, lozen afvalwater op het riool en hebben oppervlaktewater nodig om te koelen. Dat moeten we meten en monitoren. Binnen alle milieuthema’s liggen uitdagingen en mogelijkheden, maar water is het meest tastbaar. What you see is what you get. Vandaar dat er veel waterprojecten op mijn agenda staan. Het is mooi om op de tent te passen, maar nieuwe dingen ontwikkelen en realiseren, vlaggen planten, daar ligt mijn ambitie. Een idee wordt een project en tenslotte gezamenlijk uitgevoerd. Het is fascinerend om dat voor elkaar te krijgen.”


35 Wikkels maken van vloeibare Mars “De derde generatie van de familie Mars heeft de ambitie gesteld om een duurzaam bedrijf over te dragen aan de volgende generatie. Daartoe is het Sustainable In a Generation-programma (SIG) opgezet. Daarbij is onder andere de doelstelling geformuleerd om binnen één generatie geen afvalwater meer te produceren. Het is magnifiek dat je, ondanks de tijd waarin we verkeren, de mogelijkheid hebt om een organisatie écht te verbeteren. Eén van de projecten binnen dit programma is een samenwerking met de TU Delft. We testen of we van afvalwater bioplastic kunnen maken. Het organische materiaal in ons productieproces komt in het afvalwater. Met behulp van bacteriën kun je deze ‘vloeibare Mars’ omzetten in bioplastic voor het maken van wikkels. Dit is hogere afvalwaterkunde. Een uniek experiment. Binnen nu en tien jaar zou dit zomaar wereldwijd een nieuwe vorm van waterzuivering kunnen zijn. De coördinatie van dit project is ontzettend spannend en uitdagend. Op papier kan alles, maar dit is de praktijk.”

Praatjes vullen geen gaatjes “Een ander project binnen het programma SIG is het realiseren van een eigen anaerobe waterzuivering. Toen ik drie jaar geleden binnenkwam, zag ik de mogelijkheden. Ik heb deze direct aangegrepen. Uiteindelijk werd een klein vlammetje van een individu een gezamenlijk project. De zuivering wordt dit jaar gebouwd; kostenbesparend en bijzonder duurzaam. Als je het hebt over vlaggen planten, dan is dit een aanzienlijke vlag. Praatjes vullen geen gaatjes. Het is één ding om te zeggen dat je in compliance bent maar daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de verbeteragenda van een bedrijf, dat zie ik pas als vlaggen planten.”

Caramelketels

De fabriek bestaat vijftig jaar en van hieruit wordt geëxporteerd naar honderd landen

Uitlaatpunt van koelwater aan de Zuid-Willemsvaart

Bij de praktijkproef voor de omzetting van afvalwater naar bioplastics

Hein Mous bij de productielijn grote repen. De fabriek in Veghel produceert jaarlijks 250.000 ton aan zoetigheden (8,5 miljard repen)

Fantastisch maar complex “De Zuid-Willemsvaart loopt nagenoeg langs onze fabriek. Er wordt al een jaar of veertig gesproken over het omleggen en verbreden van dit kanaal. Dit jaar gaat het dan eindelijk gebeuren. Dat is niet alleen fantastisch voor de regio, maar ook voor ons. Wij gebruiken het kanaal voor transport- en koelwaterdoeleinden en kunnen straks nog efficiënter, goed­ koper en duurzamer leveren aan de consument. Daarvoor moet wel de uitstroomvoor­ ziening, dat het water na koeling weer in de vaart laat lopen, verplaatst worden. Dit klinkt simpel maar is uiterst complex. Zowel praktisch als op het gebied van vergunningen. Ik ben in dit project de schakel tussen de fabriek, de technische mensen en de vele over­ heden die erbij betrokken zijn. Wij kunnen geen dag zonder koelwater. De uitdaging is om binnen acht uur de uitstroomvoorziening te verplaatsen en alles weer op gang te krijgen. Het is erg spannend of dat allemaal gaat lukken.” Voor een artikel over het produceren van bioplastic uit afvalwater, zie ook pagina 14

nr5 / mei 2013


36

Onverwachte uitkomsten van het dynamisch kustbeheer op Ameland Bij dynamisch kustbeheer wordt de zeereep met rust gelaten. Zand mag stuiven, zeewater mag hier en daar het land in. Soms worden er zelfs sleuven in de zeereep gegraven. Op West-Ameland stopte men in 1995 met het ­aanplanten van helm en het plaatsen van stuifschermen in de zeereep. Er veranderde veel, maar lang niet altijd door het nieuwe beheer.

Het proefgebied op Ameland West tussen kilometerpaal 3 en 4,6

Op West-Ameland hanteert men dynamisch kustbeheer voor de zeereep tussen kilometerpaal 3 en 4,6, met erachter een kunstmatige duinvallei: de Lange Duinen Noord. Deze vallei ontstond rond 1962, toen de toenmalige strandvlakte werd afgesloten van de zee door de aanleg van een stuifdijk. De stuifdijk werd de huidige zeereep, in de vallei ontstond een moeras dat in de loop der tijd verruigde met riet en struiken. Er ontstonden twee openingen in de zeereep, waardoor bij stormen regelmatig zeewater de vallei kon binnendringen. Grote gevolgen voor West-Ameland had de aanlanding, na 1986, van de zandplaat ‘­Bornrif’ vanuit het noordwesten, waarna de plaat opschoof in oostelijke richting. Aanvankelijk zorgde dit voor spectaculaire kustaangroei, maar aan de westelijke ‘achterzijde’ van de ­opschuivende zandplaat trad erosie op. Daarom werden er in 1997 en 2004 tussen kilometerpaal 3 en 3,4 ­strandsuppleties uitgevoerd, en in 2007 een gecombineerde vooroever-/strandsuppletie. Verder werd in 2010/2011 tussen kilometerpaal 1 en 4 maar liefst 2,5 miljoen kuub zand op het strand neergelegd. Stuifkuilen De verwachting was dat er door het nieuwe beheer stuifkuilen in de zeereep zouden ­ontstaan. Kalkrijk strandzand zou naar het rietmoeras kunnen stuiven, met verjonging van de ­vegetatie aldaar tot gevolg. Ook verwachtte men dat de zee vaker het rietmoeras zou binnendringen, waardoor zich brakke pioniervegetaties zouden kunnen vestigen. Omdat men wilde voorkomen dat het rietmoeras grotendeels verloren zou gaan, besloot men dat de zeereep zich hooguit vijftig meter landinwaarts mocht verplaatsen. Als meer dan een kwart van het riet-


Waterwetenschap

Toegepaste wetenschap in de watersector

Aanzicht van de zeereep in juli 2012. Links ligt het strand en rechts het rietmoeras. De zeereep is hoog en aan de achterzijde dicht begroeid met de oprukkende duindoorn (donkergroen). Alleen aan de voorkant (links) en op de top van de zeereep is kaal zand te zien

moeras verloren zou gaan of bij nadelige gevolgen voor de drinkwaterwinning en het recreatiestrand, zou de proef gestaakt worden. Aangroei van de zeereep Vijftien jaar monitoring laat zien dat dynamisch kustbeheer en veiligheid op West-Ameland goed samengaan. De zeereep is hoger en breder geworden door aanlanding van het Bornrif en door zandsuppleties. Ook is de zeereep op dezelfde plek blijven liggen. Van bedreiging van het ­rietmoeras was geen sprake. Het westelijk deel had na 1995 veel te lijden van erosie, wat is verholpen met zandsuppleties. Aanvankelijk trad ook in het oostelijk deel erosie op, maar de laatste jaren is het strand hier hoger geworden en ontwikkelen zich jonge ­duintjes aan de voet van de zeereep. Hoewel er meer zand naar de zeereep stuift en deze grilliger is geworden met meer kale plekken, is de vegetatie niet verjongd. Integendeel: het aantal soorten in de zeereep dat van stabiele situaties houdt groeit, ten koste van de ­‘dynamische’ soorten. Het snelle oprukken van duindoorn vanuit het achterland versterkt dit nog eens. Planten en vogels Ook het rietmoeras heeft dynamiek verloren. Stuifzand bereikte het moeras slechts mondjesmaat. Zelfs bij extreem hoog water komt er nog nauwelijks zeewater in het ­moeras doordat de beide openingen naar zee opgehoogd zijn ­geraakt. In het westelijk deel van het moeras is de diversiteit aan planten tussen 2007 en 2011 gelijk gebleven. In het oostelijk deel (waar de openingen liggen) is aan de verruigde vegetatie te zien dat de invloed van de zee is afgenomen. Dit is ten koste gegaan van kleine, relatief zeldzame soornr5 / mei 2013

ten ­zoals parnassia, groenknolorchis en geelhartje. In 2007 heeft Rijkswaterstaat struiken verwijderd, waarna de soortenrijkdom weer is toegenomen. Er broeden minder vogelsoorten in het moeras en ook het aantal broedparen (territoria) daalt. Dat komt niet door het nieuwe beheer, maar door de verruiging van de vegetatie en door landelijke trends. Desondanks is het gebied nog steeds zeer waardevol, met enkele parels zoals de roerdomp. Johan Krol (Natuurcentrum Ameland), Moniek Löffler (Bureau Landwijzer) en Pieter Slim (Alterra, Wageningen UR) Een uitgebreide versie van dit artikel is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op: www.vakbladh2o.nl

Samenvatting • Sinds 1995 wordt op West-Ameland dynamisch kustbeheer toegepast: men stopte met het aanplanten van helm en het plaatsen van stuifschermen in de zeereep. • Hoewel er veel veranderde, bleef de zeereep op zijn plaats. De reep werd wel breder en hoger, onder andere door de aanlanding van een zandplaat en door zandsuppleties. • Ondanks toename van het stuivende zand bleven veranderingen in flora en fauna beperkt. Dit kwam onder meer doordat een duinvallei op natuurlijke wijze werd afgesloten van de zee en struiken mede daardoor konden oprukken tot in de zeereep.

37


38

Slibververwerking kan waarschijnlijk veel goedkoper Bij de verwerking van huishoudelijk afvalwater wordt vaak vergisting van slib toegepast. In Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties gebeurt dat bij temperaturen van 30-33 graden Celsius, omdat slibgisting bij hogere temperaturen (52-55 graden Celsius) instabiel zou zijn. Maar een case-study over slibgisting bij hogere tempraturen laat zien dat dit wel degelijk een optie is. Bij vergisting van slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt organische stof omgezet in onder meer biogas dat wordt verbrand in installaties voor warmtekrachtkoppeling (WKK), die elektriciteit en warmte produceren. Na vergisting blijft er uitgegist ‘eindslib’ over. Hoe duur de verwerking van dit slib is, hangt grotendeels af van het watergehalte. Hoe minder water, hoe goedkoper verwerking en afzet. Dit maakt de zogenoemde ‘ontwaterbaarheid’ van het slib relevant. Die ontwaterbaarheid neemt toe door toevoeging van speciale organische polymeren. Daardoor ontstaan vlokken van polymeren en kleine slibdeeltjes, waarna de waterfractie gemakkelijk afgescheiden kan worden door bijvoorbeeld centrifugeren. Tegenover de kostenbesparing door de vermindering van de hoeveelheid slib, staan kosten door het gebruik van de (dure) polymeren. Tot slot bevat de waterfractie nog allerlei opgeloste stoffen zoals ammonium en fosfaat. Die worden verwijderd in een zogenaamde deelstroombehandeling. Superieur In theorie zou thermofiele gisting – gisting bij hogere temperaturen – van huishoudelijk zuiveringsslib veruit superieur moeten zijn aan mesofiele gisting – gisting bij lagere t­ emperaturen: meer en snellere afbraak van organische stof en daardoor meer biogas en een hogere capaciteit van de vergistingsinstallatie; hogere ontwaterbaarheid van het eindslib; hogere ­afbraak van ziekteverwekkers (hygiënisatie) en gemakkelijker terugwinning van m ­ ineralen uit de resterende waterfractie. In Nederland wordt geen thermofiele gisting toegepast, o ­ mdat het proces instabiel zou zijn. Maar in onder andere Denemarken, Duitsland en de VS blijkt het gistingsproces bij ­hogere temperaturen wel stabiel te verlopen, en sneller dan bij mesofiele gisting. De afbraak van organische droge stof ligt tussen 55 en 70 procent, en is daarmee inderdaad hoger dan bij mesofiele gisting in Nederland (gemiddeld 42 procent). De productie van biogas v­ arieert echter sterk, en lang niet alle praktijkinstallaties rapporteren een verbetering van de ­ ­ontwaterbaarheid. Business case De buitenlandse ervaringen maken duidelijk dat thermofiele vergisting in Nederland technisch haalbaar moet zijn. Om een idee te krijgen van de economische haalbaarheid, is een theoretische business case uitgewerkt, met vier varianten: • Variant 1: mesofiele gisting • Variant 2: thermofiele gisting zonder benutting van extra capaciteit (‘thermofiel’) • Variant 3: thermofiele gisting met benutting van extra capaciteit (‘thermofiel+’) • Variant 4: als 3, met thermische slibontsluiting. Dit is een – dure – voorbehandeling van het slib bij hoge druk en temperatuur die een hogere afbraak en ontwaterbaarheid oplevert (‘TSO/thermofiel+’).


Waterwetenschap

Toegepaste wetenschap in de watersector

1.000.000

kapitaalslasten bedrijfskosten deelstroombehandeling

500.000

polymeerdosering

kosten (EUR/jaar)

0

TS O

/t

he rm

of er m th

er m th

of

ie l+

ie l of

ie l es of

-500.000

ie l+

extra personeel

m

Jaarlijkse kosten en opbrengsten (weergegeven als negatieve kosten) voor vier varianten bij een rioolwaterzuiveringsinstallatie van 490.000 inwonersequivalenten. Het beeld bij een rioolwaterzuiveringsinstallatie van 150.000 inwonersequivalenten is vergelijkbaar

extra aardgas inkoop opbrengsten elektriciteitsproductie

-1.000.000

opbrengsten verminderde slibafzet

-1.500.000

Alle varianten zijn doorgerekend voor een grote rioolwaterzuiveringsinstallatie (490.000 inwonersequivalenten) en een kleinere (150.000 inwonersequivalenten). Daarbij is niet zondermeer uitgegaan van alle theoretische voordelen van thermofiele gisting. Zo is betere ontwaterbaarheid van ­thermofiel vergist slib niet meegenomen.

schaalgrootte

Thermofiel

thermofiel+

TSO/ thermofiel+

150.000 i.e.

7,0

5,2

10,1

490.000 i.e.

5,6

3,5

5,8

Terugverdientijd in jaren van omschakeling naar thermofiele slibgisting. Voor alle gevallen geldt dat investeringen sneller worden terugverdiend als de kosten voor elektriciteit of slibafzet stijgen

Ondanks de behoudende uitgangspunten wijzen de berekeningen uit dat de omschakeling naar thermofiele gisting zichzelf in maximaal tien jaar terugverdient, alleen al door de jaarlijkse besparingen op de kosten van eindverwerking van slib. Het gunstigst is variant 3 (met benutting van de ­extra capaciteit). Bij hogere afbraak of betere o ­ ntwaterbaarheid wordt het plaatje nog positiever. Dan wordt variant 2 (zonder benutting van restcapaciteit) interessant. Het grote voordeel van thermische slibontsluiting is de verbeterde ontwaterbaarheid. Dat vergt echter een hoge investering, waardoor de terugverdientijd veel langer wordt. Rentabiliteit Twee factoren blijken bepalend voor de rentabiliteit van thermofiele slibvergisting: de biogasproductie per ton slib en de ontwaterbaarheid van het slib na vergisting. M ­ omenteel loopt er een full scale-praktijkonderzoek op rioolzuiveringsinstallatie Bath. Als de resultaten hiervan de business case nr5 / mei 2013

extra onderhoudskosten

ondersteunen of zelfs versterken, kan slibverwerking in Nederland veel goedkoper worden. Anna Veldhoen (Witteveen+Bos), Etteke Wypkema (Waterschap Brabantse Delta), Cora Uijterlinde (Stowa) en Freek Kramer (Witteveen+Bos) Een uitgebreide versie van dit artikel is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op: www.vakbladh2o.nl

Samenvatting • Slib van huishoudelijk afvalwater wordt in Nederland vergist bij lagere temperaturen (30-33 graden Celsius), niet bij hogere temperaturen (thermofiele slibgisting) • Ervaringen uit het buitenland leren echter dat thermofiele slibgisting stabiel is en veel voordelen heeft, zoals een hogere en snellere afbraak van organische stof. • Een theoretische business case laat voor drie ­varianten met thermofiele slibgisting een financiële meerwaarde zien, zowel op grote als op kleinere schaal. • De rentabiliteit in de praktijk hangt af de biogasproductie per ton slib en de ontwaterbaarheid van het slib na vergisting. • Een full scale-onderzoek op de rioolwaterzuivering in Bath moet uitwijzen hoe dit in de praktijk uitpakt. Bij een positieve uitkomst lijkt een betere en goedkopere slibverwerking haalbaar.

39


40

Foto iStockphoto

Waterregie in droge en natte tijden Ons klimaat verandert. Periodes van langdurige droogte en forse neerslag wisselen elkaar steeds vaker af. Het weer stelt waterbeheerders en agrariërs voor problemen. Hoe verminderen we zowel piekafvoeren als watertekorten? Een oplossing is KlimaatAdaptieve Drainage, een innovatief drainagesysteem dat de afgelopen jaren succesvol is getest. Betaalbaar, flexibel en duurzaam.

KlimaatAdaptieve Drainage (KAD) is een gloednieuw instrument om water vast te houden in de bodem, zodat het de extremen van een dynamisch klimaat kan opvangen. Uit ­locatieproeven bij drie waterschappen – Brabantse Delta, Hunze en Aa’s, en Regge en Dinkel – bleek niet alleen dat KAD goed werkt in de praktijk. Ook bleken agrariërs tevreden over het systeem. Omdat de testfase slechts een jaar duurde, zijn niet alle weersinvloeden meegenomen in de proef. De aanvullende rekenmodules – waarbij een periode van 30 jaar is doorgerekend – ­tonen echter ook aan dat piekafvoeren en de wateraanvoerbehoefte aanzienlijk gereduceerd worden. Behoefte en geschiktheid Mooie resultaten dus, in technische zin. Maar: is er behoefte aan KAD, voor de landbouw en voor de wateropgave? En is de bodem op voldoende plekken geschikt voor de toepassing van het systeem? Beide vragen kunnen we met ‘ja’ beantwoorden. Nederland telt ongeveer 1.900.000 hectare landbouwgrond. Op basis van onze analyse heeft 60-65 procent van dit gebied behoefte aan drainage, vanwege de eisen die gewassen aan de lokale waterhuishouding stellen. Onze inschatting is dat ruim de helft (55-60 procent) van het landbouwareaal in Nederland dat behoefte heeft aan drainage, geschikt is voor KAD. Tot slot: de wateropgave. Op basis van wateroverlastkaarten uit de Klimaatatlas komen we tot een gebied van ongeveer 500.000 hectare, wat overeenkomt met 25-30 procent van het landbouwkundig areaal volgens de Basis Registratie Percelen van de Dienst Regelingen. Al met al resulteert dit in ruim 600.000 hectare aan landbouwgrond die behoefte heeft een drainage en geschikt is voor KAD en nog eens 100-200.000 hectare vanuit de wateropgave.


Waterwetenschap

Toegepaste wetenschap in de watersector

Wie doet wat? Dan de juridisch-bestuurlijke kwestie. Wie legt KAD aan en wie is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud? Grofweg zijn er drie scenario’s: 1. Het waterschap doet alles zelf. ­ KAD wordt in dit scenario een soort ‘waterstaatswerk’. Vergunningen zijn niet nodig. Het waterschap kan met de agrariër een vergoedingsregeling afspreken voor het geval KAD schade veroorzaakt aan gewas en bodem. 2. Het waterschap werkt samen met agrariërs. Beginpunt is een gezamenlijk contract of intentieverklaring. Vervolgens kunnen de partijen kiezen voor ofwel een publiek- of privaatrechtelijke route. Ook hier kan een schaderegeling getroffen worden. 3. De agrariërs doen alles zelf. De agrariër neemt het initiatief en vraagt een vergunning aan bij het waterschap, dat de regels handhaaft. Kosten… en baten Niet onbelangrijk: leveren de benodigde investeringen voldoende op? Ja, zo blijkt uit de kosten-batenanalyse. Met KAD kunnen waterschap en agrariërs snel en effectief ingrijpen. Uit de rekenmodules blijkt dat elke keer tijdens een piekafvoer 7 millimeter/dag kan worden vastgehouden en dat op jaarbasis ten minste één beregeningsbeurt van 30 mm ­uitgespaard wordt. Voor de kosten-baten-analyse hebben we aangenomen dat dit één keer per jaar gebeurt. Als ­vaker per jaar 7 millimeter/dag vastgehouden wordt door bijvoorbeeld de klimaatverandering, nemen de baten toe met € 37/hectare per jaar. Als er in meer dan één droogte­periode 30 millimeter ­ beregening wordt uitgespaard, nemen de baten ook verder toe. Investeren in KAD is dus de moeite waard. Zeker als we ons realiseren dat de kosten realistisch zijn ingeschat en de baten conservatief. En de natuur? Landbouwers hebben er baat bij, waterbeheerders ook. En de natuur? In H2O 2013/3 (p.36-37) viel te lezen dat ‘... aanleg van peilgestuurde drainage verdrogend werkt op nabijgelegen natuurgebieden ...’. Daar zijn wij het niet mee eens. Toegegeven: in de praktijk zien we hier en daar dat de drainage verdrogend werkt. Maar is dat eigen aan KAD? Nee. De verdrogende werking kan ook het gevolg zijn van niet goed ontworpen of ingeregelde peilgestuurde systemen, van een ‘verkeerd’ beheer of van gebrekkige afspraken nr5 / mei 2013

over dat beheer. Daarnaast ontberen we in de praktijk vaak ­gegevens om de werking van drainagesystemen feitelijk te ­controleren, inclusief het effect ervan op de omgeving. Samenhang Door water vast te houden in de bodem levert KlimaatAdaptieve Drainage (KAD) grote voordelen op voor ­waterbeheer, landbouw én ‘natte natuur’. Afspraken over en monitoring van beheer en effecten vormen waardevolle ­ aspecten. KAD onderscheidt zich door transparantie van b ­eheer en e ­ffecten, omdat alle data toegankelijk zijn voor alle ­gebruikers via t­elemetrie. Daarnaast is KAD geschikt voor een a ­ utomatische gebiedsregeling, waarbij naast doelen op perceelsniveau ook gebiedsdoelen een rol kunnen spelen. Dit komt een optimale samenwerking van betrokkenen ten goede. Gé van den Eertwegh (FutureWater), Leo Kuipers en Wim Klerk (Kuipers Electronic Engineering), Jan van Bakel (De Bakelse Stroom), Lodewijk Stuyt (Alterra), Ad van Iersel, Michelle Talsma (STOWA)

Een uitgebreide versie van dit artikel is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op: www.vakbladh2o.nl

Samenvatting KlimaatAdaptieve Drainage (KAD) is een innovatief systeem om water vast te houden in de bodem. Het systeem: • vangt weersextremen op (reduceert piekafvoer en wateraanvoerbehoefte); • levert op termijn meer op dan het kost; • voorziet in een behoefte (van agrariërs en waterbeheerders); • kan toegepast worden op 100.000 à 200.000 hectare landbouwgrond in Nederland; • heeft ook positieve effecten op ‘natte natuur’; • is transparant in beheer en effecten.

41


42

O

Bedrijfsportret

H2

Witteveen+Bos Van Amsterdam tot Kazachstan

Witteveen+Bos gaat een planstudie doen voor aanpassing van de Afsluitdijk

Ze hebben allemaal een passie voor water. Toch verschillen bedrijven in de waterketen qua visie, bedrijfsactiviteiten en -cultuur. Maandblad H2O portretteert verschillende bedrijven met verschillende gezichten. De vijfde aflevering: advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos, al jaren kind aan huis in de waterwereld.

T


T Peter de Jong

Thema Tekst Marloes Hooimeijer | Foto’s Witteveen+Bos

“V

‘ We hebben liever een goede specialist dan een generalistische watermanager’

oor de fundering van destijds de grootste rioolwaterzuiveringsinstallatie van het land, in Enschede, schijnt vlak na de Tweede Wereldoorlog het puin van het ­bombardement van Rotterdam gebruikt te zijn in de oxidatiebedden”. Aldus Peter de Jong, directeur van de sector Water bij Witteveen+Bos. In die tijd legde oprichter Bos van Witteveen+Bos zelf het fundament van wat jaren later de sector Water zou zijn, waar De Jong nu aan het roer staat. Vanaf het begin voerde het advies- en ingenieursbureau al zuiveringsprojecten uit, wat met de komst van zuiveringsschappen in 1970 een vast onderdeel van het werk werd. De Jong: “We waren huisadviseur bij veel zuiveringsschappen. Veel van de zuiveringsinstallaties die in die periode zijn gebouwd, hebben we inmiddels uitgebreid en aangepast aan de nieuwe eisen voor waterkwaliteit en reststoffenverwerking.” Maar grote bouwopgaven in de Nederlandse drinkwater- en afvalwatersector zijn volgens De Jong inmiddels zeldzaam geworden. “Ons werk gaat nu meer over renovatie, verhoogde efficiency en terugwinning van energie en grondstoffen.” Met dit soort ‘techniekgerelateerde’ opgaven houden adviseurs van de productgroepen (PMC’s) drinkwater, afvalwater en informatietechnologie zich dagelijks bezig. Bij de PMC’s ecologie en watermanagement ligt de uitdaging meer op de ‘proces- en omgevingscomplexiteit: op het raakvlak van n ­ atuurlijke en stedelijke systemen’. “Het zijn allemaal professionals met een sterk inhoudelijke passie”, zegt De Jong over zijn mensen. De 140 medewerkers in de sector Water zorgen samen voor 20 procent van het personeelsbestand en van de omzet. “We hebben als beginnend medewerker liever een goede specialist met een stevige inhoudelijke opleiding dan een generalistische ‘water­ manager’. Dat managen leert hij wel bij ons. Het lastigst is het om goede werktuigbouwers te vinden. Die zijn schaars en werkgevers in de procesindustrie hebben een dikkere portemonnee.” Building with nature Building with nature is een steeds belangrijker principe in de projecten van Witteveen+Bos: niet strijden tégen de natuur, maar gebruik maken ván de natuur. De Jong: “Als vroeger het water over de dijken dreigde te stromen, werden die gewoon verhoogd, nu kijken we veel breder: naar de hele gebiedsinrichting. Zoals bij de verbreding van de IJssel, waar wij als adviseur bij betrokken zijn. Er komen nieuwe geulen in de uiterwaarden, die bij pieken het water kunnen helpen afvoeren. Maar niet alleen de veiligheid moet beter, ­tegelijkertijd moet ook de ruimtelijke kwaliteit verbeteren, met meer ruimte voor riviernatuur en r­ ecreatie. Dit vraagt kennis van civiele techniek, maar ook kennis van waterafvoer én kennis van ecologie en landinrichting.” Een ecoloog als Piet-Jan Westendorp voelt zich in deze tijd dan ook prima thuis. Als projectleider Volgermeerpolder voor Witteveen+Bos werkt hij aan de ontwikkeling van nieuw veen als natural cap voor dit voorheen sterk verontreinigde gebied (zie kader ‘Sawa’s onder de rook van Amsterdam’). Westendorp: “Voor veenontwikkeling bestaat geen kookboek. Maar het kan wel een heel belangrijke sleutel zijn om in de diepgelegen polders van ­Nederland weer tot bodemstijging te komen, met minder overstromingsrisico’s en minder >­

nr5 / mei 2013

43


44

Thema Sawa’s onder de rook van Amsterdam Wat te doen met de Volgermeerpolder: een zeer verontreinigde stortplaats van 105 hectare ten noorden van Amsterdam? Witteveen+Bos dacht erover mee met de gemeente. Samen met ingenieursbureau Tauw vormde het de Adviescombinatie Volgermeerpolder (ACV). Doordat de vervuiling in een veenbodem zit opgesloten, als in een emmer, kan deze zich niet verspreiden in de omgeving. Afgraven was daardoor niet nodig. Maar dan moest er nog wel een ‘deksel’ op de vervuiling komen om neerslag te weren en ­zodoende de ­grondwaterstroming door het stortlichaam zo veel mogelijk te beperken. Dit werd een laag folie, afgedekt met schone grond (zand, klei en veen). Voorlopig, want uiteindelijk is het de bedoeling dat zich in dit sawagebied in ontwikkeling – van ondiepe meertjes met schoon regenwater – een veenlaag vormt die de kunstmatige foliedeksel vervangt: de natural cap. Het watersysteem in de Volgermeerpolder is geheel zelfvoorzienend, losgekoppeld van het waternetwerk in de omgeving. Waterpeilen, waterkwaliteit, flora en fauna worden nauwgezet gevolgd. Projectleider Piet-Jan Westendorp: “We hebben vrijwel overal in het gebied kraakhelder water met een kwaliteit waar menig waterbeheerder jaloers van wordt. De eerste waterplanten – kranswieren – groeien er al volop. Afgelopen jaar zijn de eerste jonge snoekjes aangetroffen. Straks gaan afgestorven planten- en dierenresten er veen vormen. Dit duurt vele járen, decennia, maar de basis is gelegd .”

Vervuilde Volgermeerpolder kreeg een ‘deksel’

Jaloersmakende waterkwaliteit

noodzakelijke investeringen in veiligheid. Negatieve effecten van bodemdaling, zoals verzakkingen en CO2-uitstoot, kun je hiermee teniet doen. Veel verschillende waterschappen en andere overheden kwamen al kijken. Ze willen bijvoorbeeld weten welke waterkwaliteit moet worden nagestreefd en hoe een zelfvoorzienend watersysteem werkt.” Zo enthousiast als Westendorp is, zo enthousiast is ook zijn opdrachtgever. Arie Blom, projectleider vanuit het Ontwikkelingsbedrijf van Gemeente Amsterdam (OGA): “De ecovariant is pas rond 2000 ontstaan. Daarvoor werd gedacht aan klassieke sanering: damwand eromheen en de vervuiling helemaal inpakken. Terwijl de huidige oplossing circa 60 miljoen euro goedkoper is en ons ook nog in staat stelt weer iets moois van het gebied te maken, het weer helemaal terug te geven aan Waterland. Bij de klassieke variant hadden we er hooguit een golfbaan op aan kunnen leggen. De gezworen concurrenten Tauw en Witteveen+Bos ­hebben eendrachtig samengewerkt, en elkaars expertise van civiele techniek, veen en ecologie ­versterkt.” Magere projectenpap Afgelopen jaar zag Witteveen+Bos het aanbod aan projecten vanuit drinkwaterbedrijven, ­waterschappen en gemeenten stevig afnemen. Waterdirecteur De Jong: “De a ­ fnemende behoefte aan nieuwe zuiveringscapaciteit, teruglopende inkomsten van gemeenten en ­benchmarks in de sector maken dat er weinig ruimte is voor investeringen. Niemand wil als duurste uit de bus komen, dus wordt over iedere maatregel extra nagedacht. Er heerst ook zeer hevige concurrentie: er is overcapaciteit, ingenieursbureaus slanken af en bieden soms wanhopig lage prijzen aan. Toch halen wij nog steeds wel krenten uit de magere projectenpap, zoals de planstudie die wij mogen gaan doen voor de aanpassing van de Afsluitdijk - een breed project dat reikt van geotechniek tot kennis van gemalen.” Maar ondertussen verschuift Witteveen+Bos - ‘ter vervanging van de zwakke ­Nederlandse markt’ - de aandacht ook steeds meer naar de buitenlandse markt. Het voert ­projecten uit voor drinkwatervoorziening in Afrika en waterbeheer in Indonesië. En in het ‘droge’ ­Kazachstan heeft het inmiddels drie vestigingen, waar het in opdracht van de olie-industrie werkt aan havens, watertransportsystemen en zuivering van afvalwater. De Jong: “We keken niet met een strategische blik naar de wereldbol om vervolgens te ­denken: daar moeten we zijn, in Kazachstan. We zijn er toevallig terechtgekomen, maar i­nmiddels zijn we ook in deze voormalige Sovjetrepubliek ingeburgerd als haven- en w ­ ateradviseur.” | Witteveen+Bos • Hoofdkantoor in Deventer • 8 vestigingen in Nederland; 8 in het buitenland (3 in Kazachstan) • 935 medewerkers • Alle aandelen in handen van de eigen medewerkers (senior partners, partners en participanten) • Omzet 2012: ruim 99 miljoen euro; Nettowinst 2012: 9,8 miljoen euro • SKAO CO2-prestatieladder niveau 5 met Branchegerichte Toelichting


Sandtastic!

The right grain, at the right place, at the right time. Filcom levert voor elke toepassing het perfecte zand. Ook voor drinkwaterbereiding, waar het filterzand moet voldoen aan strikte eisen, levert Filcom de juiste kwaliteit in de juiste hoeveelheid, waar en wanneer u het wenst. Kijk voor meer informatie op

www.filcom.nl

e: sales.filcom@sibelco.com

Waterprofessionals in

Benieuwd naar de communicatiemogelijkheden?

Nederland bereiken? Communiceer via H2O magazine!

Bel met: Bart Lukassen T 026-750 18 63 E bart.lukassen@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

Uw partner in: Waterstromen B.V. exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.

(mobiele) slibontwatering en slibDroging

De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpassingen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.

HYDraUlisCH en meCHanisCH baggeren sCHoonmaken van slibgistingtanks

In onze bestaande installaties produceren we waardevolle fosfaatmeststof (struviet). We beschikken over ervaring met duurzame stikstofverwijderingstechnieken en optimaal gebruik van de vrijkomende energie. We zoeken voortdurend naar nieuwe mogelijkheden om de efficiency van onze processen te verbeteren, om componenten terug te winnen en daarvoor nuttige toepassingen te vinden.

sCHoonmaken van belUCHtingbassins boUw en verHUUr van apparatUUr en installaties kUrstjens is tevens speCialist in extraCtieve gronDreiniging

BeL OnS 073 599 66 08 MaiL OnS info@kurstjens.nl Meer inFO www.kurstjens.nl

Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing.

Waterstromen B.V. Postbus 8 7240 AA LOCHEM

T (0573) 298 551 F (0573) 298 562

E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl


46

O

H2

Verder op H2O Online

Wie aan dit maandblad niet genoeg heeft en de verdieping zoekt, heeft altijd nog de website H2O online: www.vakbladh2o.nl. Daar vindt u onder andere vakartikelen op het gebied van wetenschap en techniek. Op deze pagina een overzicht van de meest recente artikelen die op de site zijn verschenen.

Meer weten? Kijk op de site van H2O!

Nieuw putschakelschema Baanhoek moet verstoppingen voorkomen De waterwinvelden Baanhoek bij ­Dordrecht hebben last van putverstoppingen. Door deeltjestellingen werden het gewenste pompdebiet en de optimale bedrijfs- en rusttijden van de ­pompputten bepaald. Hiermee werd een nieuw, eenvoudig en flexibel schakelschema voor de pompputten opgesteld. De putverstop­ pingen lijken te verminderen.

Regio kan substantieel ­bijdragen aan zoetwateropgave Delta­ programma Het Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) regelt de zoetwatervoorziening door de waterbuffer in het IJsselmeer en ­Markermeer te vergroten. Daarnaast kunnen maatregelen in het regionale systeem voor ongeveer 30 procent bijdragen aan de zoetwateropgave. Regionale maatregelen zijn kostenverlagend en geven meer tijd voor ingrijpende investeringen.

Inke Leunk (KWR), Rob Lafort (Evides),

Alex Hekman (Grontmij), Martin de Jonge

Klaasjan Raat (KWR)

(voormalig Grontmij, thans Meteoconsult), Rob Nieuwenhuis (namens IJsselmeergroep)

Schoon water Utrechtse ­fruitteelt Gewasbeschermingsmiddelen (vooral captan) uit de fruitteelt overschrijden de norm in grond- en oppervlaktewater van de provincie Utrecht. De belangrijkste boosdoener (captan) en de emissieroutes zijn opgespoord. Fruittelers, waterschap en provincie ontwierpen samen een aanpak voor verbetering.

Sulfaat in veenweiden is gebiedseigen en gebiedsvreemd In het veenweidegebied van de Krimpenerwaard blijkt dat 75 procent van het sulfaat gebiedseigen is (uitspoeling door ­pyrietoxidatie in de veenbodem). De rest wordt aangevoerd met gebiedsvreemd inlaatwater.

Bas Spanjers (Hoogheemraadschap de Stichtse

raadschap Schieland en de Krimpenerwaard),

Rijnlanden) , Marcel Wenneker (Praktijkonderzoek

Luuk van Gerven (NIOO, Nederlands Instituut voor

Plant & Omgeving (PPO) – sector fruit) , Herbert

Ecologie), Joop Harmsen (Alterra)

Rob Hendriks (Alterra), Wim Twisk (Hoogheem-

Mombarg (Provincie Utrecht/bureau LaMi), Jaco van Bruchem (NFO)

Verwerking van mest en ­zuiveringsslib: kansen voor ­synergie Bij de verwerking van menselijke en dierlijke mest kunnen meer ­nutriënten en energie worden teruggewonnen. ­Waterzuiveraars en mestverwerkers kunnen elkaar versterken door samen in onderzoek en praktijk te werken aan nieuwe verwerkingsmethoden. Leon Korving (Wetsus), Nico Verdoes (Wageningen UR), Jan de Wilt (InnovatieNetwerk)

Praktijkervaring hydraulisch meetnet 200 riooloverstorten Bij Waterschap De Dommel is in het kader van het Kallisto-project een zeer ­omvangrijk meetnet met onder meer meetopstellingen bij ruim 200 overstorten ­ingericht. Dit artikel beschrijft de ­ervaringen met de opzet, uitrol en meet­ opbrengst van dit meetnet.

Affiniteitssorptie in de drink­ waterzuivering Drugs en medicijnen zijn moeilijk uit het water te zuiveren. Experimenten laten zien dat nieuwe materialen, zoals gefunctionaliseerde polymeren, mogelijkheden bieden voor de zuivering van water voor de drinkwaterbereiding. Patrick Bauerlein, Pim de Voogt, Roberta Hofman (KWR)

Waterschade schatten Voor besluiten over waterveiligheidsmaatregelen is een schademodel nodig dat een relatie legt tussen wateroverlast en de bijbehorende schade. Samen met een aantal waterschappen en kennisinstellingen ontwikkelde de STOWA de WaterSchade­ Schatter. Dolf Kern (Rijnland), Joost Heijkers (Stichtse Rijnlanden), Gijs Bloemberg (Delfland), Michiel Nieuwenhuis (Vallei en Veluwe), Fons Nelen (Nelen-Schuurmans), Elgard van Leeuwen (Deltares), Olivier Hoes (Nelen-Schuurmans), Durk Klopstra (STOWA)

Meerlaagse veiligheid Het begrip ‘Meerlaagse veiligheid’ ontbeert invulling met concreet beleid. Afstemming van preventie, ruimtelijke ordening en crisisbeheersing is daar onderdeel van. Overheden, (gemeentes en provincies) kunnen de kaders scheppen om gebiedsspecifieke maatregelen te stimuleren of af te dwingen. Een belangrijke eerste stap hierin is ‘informatievoorziening’. Anne Leskens (Nelen & Schuurmans), Marcel Boomgaard (Hoogheemraadschap Hollands

Geert van Mil, Michel Sikkes (Waterschap

Noorderkwartier), Conny van Zuijlen (Provincie

De Dommel), Jeroen Langeveld (TUDelft/

Noord-Holland)

RoyalHaskoningDHV), Arjen van Nieuwenhuijzen (Witteveen+Bos)

Van elk nieuw artikel op H2O Online een melding krijgen? Volg ons dan op Twitter: @vakbladh2o.


100 jaar innovatie 1913-2013

Installeer vandaag de technologie van morgen

100 jaar innovatie 1913-2013

Betrouwbaarheid of energiebesparing? Kiezen hoeft niet meer met onze efficiĂŤnte schroefblowers

Download een QR-reader, scan de code en ga naar onze website.

Kiezen tussen betrouwbaarheid en energiebesparing hoeft niet meer. Want Atlas Copco presenteert de nieuwe ZS-blowers, die gemiddeld qua energieverbruik 30% efficiĂŤnter zijn. Een aanzienlijke besparing die te danken is aan de superieure en zeer betrouwbare schroeftechnologie. Met deze energiezuinige schroefblowers bespaart u veel kosten en voldoet u aan de huidige eisen van een duurzame en CO2-arme economie. Reden genoeg om vandaag nog deze technologie van morgen te installeren! Wilt u weten hoe u energiezuiniger en milieubewuster kunt werken? Bereken uw besparing op www.efficiencyblowers.com of neem contact op voor een persoonlijk advies via telefoonnummer: (078) 6230 367.


Flygt’s revolutionaire zelfreinigende N-pompen blijven ontwikkelen. Met ruim 60 jaar ervaring zet Flygt nu stappen op het droge met intelligente innovaties die pompgebruikers het leven makkelijker maken, of er nu afvalwater verpompt of slib verwerkt moet worden. De verticaal of horizontaal droog opgestelde Flygt N-pompen garanderen een snelle nauwkeurige installatie, eenvoudig onderhoud en verbeterde werkomstandigheden door nieuwe gepatenteerde functies. Al úw wensen hebben wij in het ontwerp toegepast. Geïnspireerd door U, ontworpen door ons. Multi-inzetbare onderhoudsslede voor snel en veilig onderhoud

Gaat u ook een stap op het droge zetten? Wij adviseren u graag over de meest geschikte oplossing. xylemwatersolutions.com/nl | verkoopnl@xyleminc.com | +31 (78) 654 84 00


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.