H E T S TA D S M O E R A S
3
oriëntatie
HANNE DECKERS
FACULTEIT ARCHITECTUUR CAMPUS SINT-LUCAS BRUSSEL
MASTERPROEF 20 - 21
|
BIRDS & BUILDINGS
|
PROMOTOR JORIS VAN REUSEL
H E T S TA D S M O E R A S
Hanne Deckers Masterproef 20 - 21 Promotor Joiris Van Reusel
FACULTEIT ARCHITECTUUR CAMPUS SINT-LUCAS BRUSSEL
4
I N H O U D S TA F E L
7
P R O B L E M AT I E K Een scherpe dichotomie tussen stad en natuur.
9
S TA D S V E R D I C H T I N G Een nieuw ruimtelijk model.
11
S TA D S V E R W I L D E R I N G De gedeelde stedelijke mens-dierruimte.
13
S T R AT E G I E Een diervriendelijke aanpak voor het creëren van positieve contacten.
14
1. DOELSTELLINGEN Locatie - Soort
24
2 . H A B I TAT V E R E I S T E N Moerasvegetatie
26
3. HULPBRONNEN Stadsmoeras
30
4. ONTWERPLAGEN Stadsmoeras - Kolommengrid - Platform Woonmodules - Daken
58
BRONNENLIJST
5
6
visie
P R O B L E M AT I E K Een scherpe dichotomie tussen stad en natuur.
Vandaag de dag leven we in een wereld waarin we een sterke scheiding zien tussen de groene, “natuurlijke” omgeving en de bebouwde, stedelijke omgeving. Door het intens bewerken van de aarde door de mens zijn er doorheen de tijd twee losstaande entiteiten ontstaan: De menselijke wereld die we impliciet als onnatuurlijk bestempelen, en de ongerepte natuur die we volledig isoleren en beschermen tegen het schadelijk toedoen van de mens. De versnelde wereldwijde bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande urbanisatie en intensifiëring van de landbouw zorgen voor het steeds kleiner worden van deze plek voor wilde natuur. Nog maar een schrale 10% het landoppervlak bestaat uit natuurreservaat met een groot verlies van de biodiversiteit tot gevolg (Van Broeck, 2021). Daardoor stijgt het belang van de stad als wijkplaats voor zowel mens als dier: Meer mensen komen in verstedelijkt gebied wonen omwille van het brede aanbod aan faciliteiten en activiteiten en de dichte nabijheid ervan. Hierdoor komen ze minder en minder in contact met de natuur en geraken ze hiervan vervreemd. Er treedt ‘extinction of experience’ op wat een ongunstig effect heeft op onze gezondheid, ons welbevinden en het belang dat we hechten aan de natuur (Deliège & Van Damme, 2019). Voor diersoorten neemt de kwaliteit van de stad als leefgebied toe door het rommelige karakter ervan. In de omliggende gebieden is er weinig of geen plek meer voor biodiversiteit door de obsessief gemanicuurde weilanden en plantages met hun machinaal gegraven kaars-
rechte sloten, wat steriel en geometrisch oogt. De binnenstad daarentegen vormt een lappendeken van verschillende typen habitats door het geschakelde patroon van achtertuintjes, oude stenen muurtjes en stadsparkjes (Schilthuizen, 2018, p. 70). Toch lijken wilde stadsdieren nergens echt thuis te horen. Ze blijven doorgaans onopgemerkt maar als ze dan toch plots opduiken, lopen ze ons voor de voeten. Dieren gaan en staan nu eenmaal waar ze kansen zien, of dat nu strookt met onze egocentrische gedachtegang of niet. Hierdoor krijgt stadsfauna veel kritiek en dat maakt van hen een kwetsbare groep. Hoe we omgaan met de natuur is van groot belang en bepalend voor onze toekomst. We zijn vervlochten met het weefsel van de natuur waarbij alles onlosmakelijk is verbonden met elkaar in een kluwen van onderlinge afhankelijkheid. Daarom dienen we de natuur te omarmen en een tolerante houding aan te nemen t.o.v. alles wat leeft. Want elk levend organisme speelt zijn rol binnen het ecosysteem, hoe groot of klein het ook is. Biodiversiteit vrijwaren dient dan ook het startpunt te vormen bij elke denkoefening. Een mindswitch is daarvoor noodzakelijk. Daarom is het voor ons als architecten van groot belang om op zoek te gaan naar een nieuwe visie waarbij zowel mens als natuur samen kunnen floreren. Met als streefdoel een klimaatadaptieve en milieuvriendelijke omgeving waarbij er rekening wordt gehouden met de noden van dieren bij de inrichting van de publieke ruimte in de stad.
7
8
visie
S TA D S V E R D I C H T I N G Een nieuw ruimtelijk model.
Hoe we omgaan met de beschikbare ruimte is een eerste essentieel element in de zoektocht naar een evenwichtig ontwerp. Door het ondoordachte ruimtegebruik binnen België is er een versnipperd landschap ontstaan waarbij de kost aan wegen, riolering en gas- en waterleidingen aanzienlijk hoog is. Dit speelt een grote rol in de klimaaten energiecrisis. Het versterken van onze stadskernen is dan ook fundamenteel. In Europa woont meer dan 74% van de bevolking al in stedelijke gebieden. Naar verwachting zal dit toenemen tot meer dan 83% in 2050 (Climate Adapt). Bij het uitbreiden van steden moet er rekening worden gehouden met de sterke(re) invloed van het veranderende klimaat. Door het hoge percentage aan verhard oppervlak vindt er een snellere opwarming plaats (ook wel het hitte-eiland effect genoemd). Hierdoor kan het in steden 5°C warmer zijn dan in de omringende landelijke gebieden. Een ander kenmerk dat zich voordoet is de afname van de soortenrijkdom naarmate de bebouwingsgraad toeneemt. De meeste diersoorten zijn terug te vinden in de stadsrand en stadsparken waar voldoende groen en afwisselend landgebruik voor een soortenrijk systeem zorgen. Het hoogstedelijk centrumgebied is minder biodivers doordat de grens tussen een groenzone en het verstedelijkt gebied hier alleen maar harder wordt (Deliège & Van Damme, 2019). Steden moeten hieraan aangepast worden om hun impact maximaal te beperken. Een weldoordachte inzet van architectuur, stedenbouw en landschapsontwerp is nodig voor het creëren van een aangename, duurzame en milieuvriendelijke stedelijke omgeving die winsten oplevert voor mensen, fauna en flora.
We zullen anders moeten gaan denken over wonen, bouwen, stadsontwikkeling en mobiliteit. Onze ruimte-afhankelijkheid dient daarbij hervormd te worden naar een nieuw model waarbij er gestreefd wordt naar ruimtelijke nederigheid door middel van compacter bouwen. We zijn met te veel en we zullen nu eenmaal dichter bij elkaar moeten wonen. Dit wil niet alleen zeggen dat we het met minder plaats zullen moeten doen. Minder verspreid wonen wilt ook zeggen dat verre, onnodige verplaatsingen vermeden kunnen worden met een daling van het autogebruik tot gevolg. Dit leidt dan weer tot minder files, minder tijdverlies en zodoende ook minder stress. Maar dit leidt bovenal tot méér plaats voor groen, zowel in als rond onze woongebieden. Door middel van een hogere dichtheid kunnen we open ruimte teruggeven aan de natuur en tegelijkertijd kwalitatieve publieke ruimte creëren voor iedereen. Hoe geven we het nieuwe wonen en de open ruimte dan vorm? We hebben deze laatste steeds beschouwd vanuit het gebouwde waarbij er geen aandacht is voor de relatie tot het collectieve (Wieërs, 2021). Onze maatschappij is sterk geïndividualiseerd en dat uit zich in halfopen bebouwingen met ommuurde privétuinen en hoge hagen. Maar wat als we de leegte als een kwalitatief leefmilieu beschouwen en hierop een nieuw ruimtelijk model toepassen a.d.h.v. een herdachte typologie en configuratie? Zo kan er een waardevolle woonkwaliteit ontstaan waarbij de collectieve, sociale, open ruimte het bindmiddel vormt en als katalysator werkt om een transformatie van een stad in gang te zetten.
9
10
visie
S TA D S V E R W I L D E R I N G De gedeelde stedelijke mens-dierruimte.
Een tweede essentieel element in het ontwerpproces is de mate waarin we ruimte bieden aan natuur. Zoals reeds vermeld resteert er nog te weinig open, groene ruimte in het verstedelijkte landschap door de destructieve impact van de mens op de aarde. Dit ten nadele van wilde dieren die het steeds met minder plek moeten doen. Enerzijds brengt dit een groot verlies van vele soorten met zich mee. Onderzoek toont aan dat de populatie wilde dieren de afgelopen 40 jaar met meer dan 60% is afgenomen (Europese Commissie). Biodiversiteitsverlies is dan ook het grootste probleem waarmee we geconfronteerd worden. Anderzijds zorgt dit voor het binnendringen van verscheidene wilde dieren in onze steden. Dit komt door het uitbreidende monotome en steriele karakter van de landbouw dat weinig kansen biedt, i.t.t. het aantrekkelijke rommelige karakter van de stad wat tal van schuilplaatsen creëert. Met als gevolg dat er inmiddels veel dier-en plantensoorten meer voorkomen in de stad dan in het buitengebied. Zo beschikken steden over een groeiende biodiversiteit (Haagse Handen, 2019). Deze liminale dieren voelen zich aangetrokken aan het leven in een vermenselijkte omgeving en hebben zich hieraan aangepast. Ze kunnen wel overleven zonder onze rechtstreekse hulp en vermijden dan ook contact. Zo onderscheiden ze zich van gedomesticeerde dieren die sterk afhankelijk zijn van mensen en hierdoor bijzondere rechten en plichten krijgen. Ze gedragen zich als een lid van de gemeenschap en worden geaccepteerd binnen onze leefomgeving (Deliège & Van Damme, 2019).
Liminale dieren houden zich natuurlijk niet aan de regels opgesteld door de mens. Ze gaan en staan waar ze willen en dat strookt met ons wereldbeeld waarbij we dieren toewijzen aan een bepaalde plaats, namelijk de stad, het platteland of de wildernis. Houden ze zich hier niet aan dan ontstaat bij ons een vorm van ongemak. Doordat we de open ruimte enkel hebben ingericht in functie van de belangen van de mens gaat het binnen treden van wilde dieren in onze steden vaak gepaard met overlast. Dit zorgt voor het ontstaan van negatieve vooroordelen en misvattingen over de belangrijke rol die ze hebben. Zelf spelen we een bepalende factor in veel mens-dierconflicten door onze inconsequente houding t.o.v. van de liminale dieren. Deze onwetendheid dient aangepakt te worden want de natuur is een integraal onderdeel van het stedelijk organisme en als zodanig onmisbaar voor de ontwikkeling en de leefbaarheid van de stad (Haagse Handen, 2019). Hier zorg voor dragen is dan ook prioritair. Het creëren van positieve contacten tussen mens en dier is nodig voor het beschermen van stadsfauna tegen stigmatisering. De nood aan een gedeelde stedelijke mens-dierruimte is daarom hoog, ook in het hart van onze steden. Hoe we onze openbare ruimte inrichten speelt daarin de hoofdrol. Momenteel geven we de omgeving enkel vorm op basis van onze eigen blik op de werkelijkheid. Hierdoor weerspiegelt deze enkel onze eigen veronderstellingen. Dieren ervaren en interpreteren de omgeving echter anders. Daarom is het van belang
11
12
een strategie te ontwikkelen waarbij de noden van wilde stadsfauna verweven zijn met de noden van mensen. Door deze te integreren in het ontwerpproces kan er rekening worden gehouden met hun rechten en belangen zodat zowel mens als dier een volwaardige plek krijgen. Bewustmaking van de omgeving maakt hier een deel van uit. Door stadsfauna ervaarbaar, zichtbaar en/ of voelbaar te maken, krijgen mensen inzicht in hoe het stedelijk systeem profiteert van de aanwezigheid van dieren en ontstaat er een rijkere natuurbeleving. Dit zal uitdagingen met zich meebrengen omwille van de ‘wildigheid’ van dieren. Dit omvat alles in de natuur waar mensen geen begrip voor kunnen opbrengen (Deliège & Van Damme, 2019). Overlast zullen we nooit helemaal kunnen vermijden. Het vraagt een inspanning van ons om ons aan te passen en een zekere mate van tolerantie in te bouwen voor hun wildigheid.
strategie
S T R AT E G I E Een diervriendelijke aanpak voor het creëren van positieve contacten.
Doelstellingen helder definiëren 1
- Welk stedelijk gebied bevat een opmerkelijke aanwezigheid van een bepaalde diersoort? - Op welke soort wil je de focus leggen? - Heeft deze een toekomst op de gekozen plaats?
Precieze habitatvereisten onderzoeken 2
- Wat zijn de noden/eisen/levensbehoeftes van het dier? - Op welke manier maakt dit dier gebruik van de ruimte? - Dient het netwerk als extra habitat of als corridor om zich door te verplaatsen?
Hulpbronnen in het stadsweefsel voorzien 3
- Waar kunnen de ecologische processen precies plaatsvinden? - Welke omgevingsfactoren heeft deze soort nodig om zich te kunnen vestigen? - Hoe komen we tegemoet aan de eisen op het terrein en kunnen we deze integreren in een intensief gebruikte, verstedelijkte ruimte?
Architecturale ontwerplagen ontwikkelen
4
- Hierbij ook door de ogen van dieren kijken. - Natuur geeft mee vorm aan de stad. - De habitatvereisten maken deel uit van de esthetische en functionele kwaliteiten van het ontwerp. - Zichtbaarheid en bewustwording vergroten door inzicht te creëren in hoe het stedelijk systeem profiteert van de aanwezigheid van dieren.
13
1
DOELSTELLINGEN HELDER DEFINIËREN
locatie: Leuven centrum
soort: Europese Bever Castor Fiber
14
Stad Leuven heeft sinds kort een opmerkelijke gast die hier zijn intrede doet, namelijk de bever. De bever is het grootste knaagdier van Europa en vormt een belangrijke schakel binnen de natuur. Als ecosysteemingenieur brengt hij wijzigingen aan in het landschap door het omknagen van bomen, graven van kanaaltjes en bouwen van dammen en burchten. Hierdoor kunnen een aantal processen zoals vernatting, verjonging van de vegetatie en vervolgens het weer langzaam verbossen bij het verlaten van het gebied een kans krijgen. Door deze adaptatie van de biotische en abiotische toestand van een gebied ontstaat er een dynamisch milieu met een toename van de soortenrijkdom. De bever speelt dan ook een essentiële rol in ons ecosysteem. De soort was echter anderhalve eeuw lang verdwenen uit ons landschap. Tijdens het Pleistoceen was de bever een gegeerd dier omwille van zijn pels, vlees en castoreum (bevergeil), een kostbaar goed dat werd gebruikt in parfum, alcohol en medicijnen. Doordat ze overdag werden bejaagd door de jager-verzamelaars zijn ze overgeschakeld op een leven in de nacht. Vandaar dat het spotten van bevers overdag zo uitzonderlijk is. In 1848 werd de laatste bever in Vlaanderen uitgeroeid en werd bijna met uitsterven bedreigd. Begin jaren 2000 deed de bever opnieuw zijn intrede door een onofficiële herintroductie in Wallonië. In 2003 vond er een illegale invoering van 20 bevers plaats in het zuidelijke deel van Leuven in de Dijlevallei. Zo werd dit knaagdier opnieuw geïntroduceerd in Vlaanderen. Strengere milieubescherming heeft mogelijk gemaakt dat de bever zich kon herstellen en delen van het historisch verspreidingsgebied opnieuw kon innemen. Hun aantal kent momenteel een gestage groei. De kaart rechts toont centrum Leuven met zuidelijk ervan de Dijlevallei waar de bever veel voorkomt. De rivier de Dijle baant zijn weg verder doorheen het centrum van zuid naar noord. Met enkele kleine stuwen vormt Leuven geen migratie-obstakel (R.R. Swinnen, Strubbe, Matthysen & Leirs, 2017). Zo komt de bever tot ver in de stad en kan hij zich verder uitbreiden. Gezien hun recente terugkeer is het aantal conflicten nog beperkt maar dat zou kunnen toenemen doorheen de tijd. De meest voorkomende conflicten zijn: overstroming door een beverdam, destabilisatie van de oevers, schade aan infrastructuur en agricultuur en het voeden met landbouwgewassen of cruciale bomen. Een goed begrip van habitatkeuze en adaptieve beheersstrategieën zijn dan ook noodzakelijk om wilde dieren al preventief een plaats te geven in de stad en zo een coëxistentie te faciliteren tussen mensen en dieren in het wild.
waarnemingen bever
15
Me ch els tee nw
Va a r t
es eg
Bru
sse
lse
ste
enw
eg
Diests
esteen
16
urs
we
g
Tie
jle
vu
en
Di
Te r
te es
ns
es
tee
nw
eg
weg
locatie
DE DIJLE Een ecologische corridor doorheen de stad.
Leuven is al eeuwen onlosmakelijk verbonden met water. De rivier de Dijle vormt de onstaansbasis in de 12de eeuw en gaf de stad eeuwenlang mee vorm. Samen met de Vunt, de Molenbeek en hun valleien vormen ze de bakermat van de stad. Het centrum ligt in een kom gevormd door de heuvelflanken van de Roeselberg en Keizerberg aan de westzijde, en het Brabants plateau in het zuiden, wat het Leuvense landschap typeert. Hierdoor kampt de Dijlevallei met potentiële overstromingsrisico’s. Door de aanleg van de vaart in 1750 en de aanleg van verschillende spoorlijnen verloor de De Dijle haar economische functie. Omdat ze geregeld overstroomde en haar waterkwaliteit verslechterde, werd ze sinds de 19de eeuw op vele plaatsen in de binnenstad overwelfd en deed ze dienst als riool. Inmiddels is de situatie gekeerd. Als we nu inzoomen op stad Leuven zien we een sterk bebouwde kern dooraderd met een groeiend blauwgroen netwerk door het weer openleggen van de vele vertakkingen van de Dijle. Deze doorkruist de binnenstad van zuid naar noord en vormt de blauwe ruggengraat van de stad. De Dijle verbindt dan ook belangrijke open ruimtes en groengebieden met elkaar. Dit biedt unieke opportuniteiten voor talrijke levensvormen (flora, fauna en mensen) in, op en langs het water.
groenen en aantrekkelijker maken van onze steden. Groene plekken houden water vast, bieden verkoeling en zorgen voor een aangename leefomgeving. Door beek-en riviervalleien open te houden en de oevers te verlagen ontstaan er veilige overstromingsgebieden en kunnen we de controle over water beter beheren. Onverharde boorden van rivieren bieden ook meer kansen aan dieren om er zich te vestigen of om zich te verplaatsen.
Binnen het stadsweefsel behouden we echter nog steeds een strikte grens tussen de waterlijn en de bebouwde omgeving. Het gebruik van hoge versteende oevers laat weinig wilde natuur toe. Hoe we inspelen op deze grens tussen nat en droog speelt een belangrijke rol in het ver-
De toegang tot water is fundamenteel voor zowel mens als dier. Het is een onmisbaar element en hoort deel uit te maken van het ontwerp.
Dit speelt een rol in de verspreidingskansen van de bever. Zo kan bijvoorbeeld het Albert Kanaal of lange ondergrondse kanalen de verspreiding verhinderen. De loodrechte betonnen muren zorgen ervoor dat de bever zich het kanaal niet kan verlaten waardoor hij kan verdrinken. Door de mens veroorzaakte obstakels kunnen dus een barrière-effect hebben. In Leuven blijkt dit echter geen probleem te zijn. Doordat de populatie in de Dijle-vallei zijn draagkracht waarschijnlijk heeft bereikt trekken bevers stad Leuven door op zoek naar nieuwe gebieden ten noorden van de stad. Ondanks het feit dat de Dijle in Leuven deels gekanaliseerd is en zelfs een stuk ondergronds loopt, blijken ze deze met weinig moeite te passeren (R.R. Swinnen, Strubbe, Matthysen & Leirs, 2017).
17
Abdij Keizerbergspark
De Bruul Park
Sluispark
Bijvriendelijke tuin
Stadspark
18
Dijlepark
GROENSTRUCTUREN
De sterk bebouwde binnenstad bestaat uit heel wat private en publieke open ruimten. Een deel van de private ruimte heeft een publiek karakter door openbaar gebruik. Samen vormden ze in het jaar 2014 een totaal van ca. 340.715 m² aan toegankelijk groen. Dat is ongeveer 11m² groene ruimte per ingeschreven inwoner. De publieke open ruimte is deels verhard, maar Stad Leuven zet reeds sterk in op het vervangen van bestrating door groen. De binnenstad beschikt over een verspreid aanbod aan parken en groenplekken, maar dit houdt voornamelijk grote grasvelden in. Deze zijn gericht
op recreatiedoelen en worden dan ook ontworpen vanuit begrippen als beheersbaarheid, bruikbaarheid en esthetische waarde. De natuur wordt hier gemodificieerd en gedomesticeerd. Dit uit zich in gecontroleerde en getemde natuur waarbij er geen rekening wordt gehouden met wilde dieren en biodiversiteit. Er is zodoende een tamelijk laag aanbod aan divers natuurlijk groen in het centrum van de stad (Stad Leuven, 2019).
locatie Klein Begijnhof
Hertogensite Sint-Maartensdal
Refugehof
19 Groot Begijnhof
WOONT YPOLOGIE
Centrum Leuven is een stadsdeel dat vooral gekenmerkt wordt door kleine gezinnen, alleenstaanden en heel veel tijdelijke bewoners. Dit is enerzijds te wijten aan het grote aanbod aan kleine woningen, eigen aan het binnenstedelijk karakter van de stad. Anderzijds door het nog steeds toenemende aantal eenpersoonshuishoudens. Deze kleine gezinsgrootte resulteert in een gemiddelde van 1,68 leden per huishouden waaronder heel wat ouderen maar vooral veel jong-volwassenen. De veranderende typologie van de gezinssamenstelling vraagt voor kleinere woningen in het centrum. Uit praktijk blijkt dat
appartementen van 90m² te groot en te duur zijn voor alleenstaanden, en ze worden niet gebruikt door gezinnen met kinderen. Het is belangrijk dat ook deze laatste terecht kunnen in de binnenstad. Men verwacht tussen 2013 en 2030 ruim 5000 bijkomende inwoners in de binnenstad. Deze stijgende vraag naar woningbouw noodzaakt een vernieuwde strategie qua woonbeleid. Daarbij is een goede mix van woningtypes gewenst zodat er gestreeft kan worden naar een evenwichtige bevolkingssamenstelling. Er is dus zowel nood aan kleinere woningen als aan grotere woningen (Stad Leuven, 2019, p59).
20
kop tot staart: 95-137 cm
I
gewicht: 15-35 kg
afgeplatte en geschubde staart
I
kleine ogen en oren
zwemvliezen tussen tenen achterpoten
I
licht - donkerbruine pels
soort
DE BEVER Kenmerken
De Castor Fiber is een voedselzoeker en leeft daarvoor tijdens de nacht. Hun ogen zijn echter niet aangepast aan het donker door het ontbreken van een reflecterend oogmembraan. Ze zouden daarom overdag beter presteren. Bevers foerageren in waterrijk gebied in de buurt van wilgen- en populierenbomen. Ze bakenen daarbij hun territorium af met bevergeil dat veel informatie bevat. De familiegroep bestaat uit een ouderenkoppel, de jongen van dat jaar en die van het jaar daarvoor. De jongen blijven zo’n 2 jaar in de groep waarna ze hun eigen territorium moeten zoeken. Bevers zijn herbivoren en voeden zich voornamelijk met schors, riet, bast, twijgjes, waterplanten, wortelstokken en bladeren van houtachtige planten. Grote delen van hun dieet wordt verkregen door uit het water te gaan, bomen te selecteren en te kappen en die vervolgens naar het water te transporteren om daar te eten of op te slaan. Om meer schors ter beschikking te hebben knagen ze bomen om. Hiervoor gaat de bever op zijn achterpoten staan terwijl hij de schors met zijn scherpe nagels vastgrijpt. Al steunend op zijn staart kan hij hoger zitten waardoor hij de wortelstomp niet moet doorknagen. Per jaar vellen ze zo’n 45-90 bomen. De takken gebruiken ze ook voor het bouwen van hun burcht. Hun voorkeur gaat uit naar bladverliezende loofbomen zoals berk en populier maar voeden zich voornamelijk met bomen van de wilgenfamilie.
Hun donkerbruine pels bestaant uit 2 lagen haren: een onderste zachte wollen laag om warm te blijven en een ruwe stijve buitenlaag die is ingevet om water af te stoten. Het verzorgen van hun vacht is heel belangrijk. Na een zwembeurt kamt de bever zijn vacht met de dubbele nagel van zijn achterpoot om klitten en ongerechtigheden te verwijderen. De nagels zijn gespleten en vormen een zo fijne kam waarmee hij vet uit zijn kliertjes smeert over de wollen onderlaag. Hierdoor is deze volledig waterdicht ondanks dat hij er kletsnat uitziet. De ogen, de oren en de neusgaten liggen op dezelfde hoogte zodat hij tijdens het zwemmen alle 3 zintuigen kan blijven gebruiken. Wanneer de bever duikt kan hij zo’n 15 minuten lang onder water blijven maar een duik duurt meestal zo’n 5-6 minuten. Wanneer hij onder water knaagt sluit een sterk weefsel in de wang zijn bek af zodat hij geen water binnen krijgt. Elke poot heeft 5 vingers met scherpe nagels. De achterpoten zijn groot met zwemvliezen ertussen terwijl de voorste poten kleiner en scherper zijn waarmee hij dingen kan vastpakken of mee kan graven.
21
Detail schubbenstaart
Detail knaagtanden 22
D E S TA A R T E N TA N D E N
Hun grote platte staart wordt ongeveer 30 cm lang en 15 cm breed. Het bestaat uit kraakbeen en vet waarin de bever een vetreserve kan aanleggen voor de winter. Tijdens het zwemmen gebruiken ze het als roer. Door er hard mee op het water te slaan waarschuwen ze soortgenoten bij gevaar. Bij het maken van hun burcht of dam gebruiken ze hun staart ook voor het aanstampen van modder.
De knaagtanden van een bever zijn oranje van kleur door de beschermende laag glazuur er bovenop. Dit maakt ze sterk om door bomen te kunnen knagen. Ze zetten hun bovenste tanden vast in het hout en snijden dan een diepe gleuf met hun onderste tanden. De tanden zijn zo’n 12 cm lang maar blijven altijd doorgroeien. Om te voorkomen dat ze te groot worden moeten bevers hun tanden slijpen. Doordat de achterkant van hun tanden sneller afslijt dan de voorkant blijven ze mooi in bijtelmodel om te kunnen knagen. De vraatsporen die ze hiermee achterlaten verraden hun aanwezigheid.
soort burcht
dam
droge kamer met nestmateriaal
natte kamer
ingang onder water
23
DE DAM EN HUN BURCHT
Wanneer de bever zich in een gebied bevindt waar de waterhoogte varieert of niet hoog genoeg is, bouwt hij een dam. Het bouwen van een beverdam is dus niet altijd een verreiste voor een beverzetting. Hiervoor knaagt hij bomen op de oevers om, neemt ze stoomafwaarts mee en maakt dan een vlechtwerk welke hij verstevigt met modder. De dam zorgt voor een stijging van het water wat een effect heeft op hydrologie en sedimentatiepatronen.
Een burcht is een zelfgemaakt hol gemaakt onder een stapel takken en extra verstevigt met stenen en modder. Het bestaat uit een natte kamer waar de bever zich droog kan schudden en een droge kamer (nestkamer) waar ze slapen en de jongen verzorgen. De bodem bedekken ze met houtsnippers. In het midden is er een verluchtingspijp voor voldoende zuurstof. De ingang van de burcht ligt onder water. Zo is het nest onbereikbaar voor roofdieren. In de buurt hiervan legt de bever een voedselvoorraad aan onder water. Door het koude water blijft de voedingswaarde langer goed.
2
P R E C I E Z E H A B I TAT V E R E I S T E N O N D E R Z O E K E N
habitat: Moerasvegetatie
24
Een habitat wordt gedefinieerd a.d.h.v. de omgevingsfactoren die een soort nodig heeft om zich succesvol te vestigen op een bepaalde plaats. Het is dus niet voldoende om de juiste biotoop te creëren aangezien deze niet voldoet aan de precieze eisen die de soort stelt. De juiste hulpbronnen dienen aanwezig te zijn en bepaalde voorwaarden moeten vervult zijn om een leefgebied geschikt in te vullen. Onderzoek (R.R. Swinnen, Strubbe, Matthysen & Leirs, 2017) toont aan dat bevers leven langs ondiepe waterlopen of stilstaande waterpartijen. Ze foerageren binnen de oeverzone waarbij ze meestal binnen een perimeter van 10 tot 50m van de waterweg blijven. De geschiktheid van een habitat daalt wanneer deze verder weg ligt van rivieroevers. Hun territoriumgrootte bedraagt ongeveer 3 km aan oeverlengte maar deze kan variëren van 0,5 tot 12,8 km. Hun voorkeur gaat uit naar habitats met bladverliezende loofbomen waarbij wilgenbomen en populieren een belangrijke voedselbron vormen. Doordat de meeste populieren plantages in Vlaanderen enkele decennia geleden zijn aangeplant, zijn dit al grote dikke bomen die minder hun voorkeur hebben. Bevers voeden zich ook met verschillende niet-houtachtige planten zoals varens en waterplanten tijdens het vegetatieve seizoen. Moerasvegetatie vertegenwoordigt hiervoor een algemene geschiktheid. Het lijkt onwaarschijnlijk dat bevers in de toekomst habitats gaan bewonen die sterk verschillen van de habitats waarin ze momenteel voorkomen. Er wordt wel vaak gefoerageerd op jonge wilgenscheuten in rietvelden hoewel bevers normaal niet op riet foerageren. De resultaten van hun onderzoek tonen aan dat er voldoende leefgebied beschikbaar is om beverpopulaties te ondersteunen, zelfs in landschappen die sterk gedomineerd zijn door de mens en hoge menselijke dichtheden hebben. Daarbovenop is de uitbreidingspotentie groot zowel op vlak van bereik als in dichtheden.
strategie 25
minimaal 20m om schade aan de waterkant te beperken
O M G E V I N G S VA R I A B E L E N
GEEN VEREISTE / EFFECT
1. De afstand tot rivieroevers / toegang tot water.
- Het bouwen van een dam.
2. De afstand tot wilgen en moerasvegetatie.
- Heesters en graslanden
3. De afstand tot populieren heeft enige invloed op de geschiktheid.
- Bankgradiënt (beperkt effect) - Stroomgradiënt
3
H U L P B R O N N E N I N H E T S TA D S W E E F S E L V O O R Z I E N
hulpbron: Stadsmoeras
26
Een moeras is een drasland dat ontstaat in stilstaand, voedselrijk water of in overstromingsvlakten van rivieren en beken. Het vormt het overgangsgebied van zoet water naar land en behoort tot een van de meest waardevolle ecosystemen. Voor een goede kwaliteit en een duurzame instandhouding is een natuurlijk fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Het vegetatiekundig beheer van een moeras omvat een combinatie van het behouden van de hydrologische condities van het gebied en het tegengaan van de verbossing en verruiging. Hiervoor moet er regelmatig gemaaid en afgevoerd worden. Dit kan ook in stand worden gehouden door dieren, zoals de bever bijvoorbeeld. Vroeger was ons Vlaamse land voor een groot deel een aaneenschakeling van plassen, meren, moerassen en zelfs venen. Sinds de oudheid is een groot deel daarvan verdwenen en drooggelegd om landbouw mogelijk te maken. Zo heeft Vlaanderen de voorbije 50 jaar driekwart van zijn natte natuur kwijt geraakt. Moerassen, plassen en meren, natte graslanden en al dan niet beboste veengebieden kunnen potentieel de grootste hoeveelheid water vasthouden met als bijkomend voordeel dat ze koolstof kunnen opslaan in de strijd tegen de klimaatverandering. Dit draagt bij tot het klimaatneutraal maken van een stad. Waterrijke gebieden creëren hotspots van biodiversiteit waar duizenden planten- en diersoorten zich kunnen ontwikkelen. Maar water heeft ruimte nodig. Alleen dan kan het insijpelen in de grond en blijft de grondwatervoorraad op peil. Zo kunnen we langdurige droogte aan en vermijden we wateroverlast bij hevige regenval.
strategie 27
VOORDELEN
KENMERKEN
+ Fungeren als buffer
- Kruidachtige i.p.v. houtachtige soorten planten die een permanent hoge grondwatertafel kunnen verdragen domineren het landschap.
+ Zuiveren van vervuild water + Herbergen van bedreigde planten -en diersoorten + Terug in aanraking komen met de natuur
- De bodem is zeer nat, voedselrijk en matig zuur tot neutraal. Het heeft een goed ontwikkelde kruidlaag met vooral veel helofyten.
+ Opslaan van CO2
- Een hoge waterstand gedurende het hele jaar.
+ Vasthouden van grote hoeveelheden water + Grondwaterlagen aanvullen
S T R U C T U U R B E PA L E N D E S O O R T E N
Zwanenbloem Butomus Umbellatus Kalmoes Acorus Calamus
Dotterbloem Caltha Paulustris
28
Watermunt Mentha Aquatica
Gele Lis Iris Pseudacorus Grote Kattenstaart Lythrum Salicaria
Driekantige Bies Schoenoplectus Triqueter
Riet Phragmites Australis
Fonteinkruid Potamogeton
hulpbron Lidsteng Hippuris Vulgaris
Liesgras Glyceria Maxima
29
Watergentiaan Nymphoides Peltatum
Moeras-vergeet-mij-nietje Myosotis Scorpioides
Krabbenscheer Stratiotes Aloides
Lisdodde Typha
4
ARCHITECTURALE ONTWERPLAGEN ONTWIKKELEN
site: Parking Bethlehem
Om tegemoet te komen aan al de bevindingen van het voorgaande onderzoek en het stadsmoeras gefundeerd vorm te geven, bekijken we de totaliteit van de site vanuit vijf specifieke ontwerplagen die onderling met elkaar verweven zijn.
ontwerp: De Vlonder
30
Laag 1: Het stadsmoeras - Meer plaats bieden voor water en wilde natuur in de stad. - De basis waarop alle lagen verder geïnspireerd zijn.
Laag 2: Het kolommengrid - Een bouwtypologie die aangepast is aan leven op en aan het water.
Laag 3: Het platform - Het functionele draagvlak tussen natuur en stad als verbindend element. - Een verlaagde drempel tussen de waterlijn en de bebouwde omgeving.
Laag 4: De woonmodules - Een goeie mix van compacte woningtypes in een verdicht, organisch weefsel. - Enkele grotere modules waarin publieke en/of collectieve functies een plaats kunnen krijgen.
Laag 5: De daken - Hellende, overstekende daken die zorgen voor een intensere waterbe leving.
strategie
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
5. d e d a k e n
4. d e w o o n m o d u l e s
3. h e t p l a t f o r m 31
2. h e t k o l o m m e n g r i d
1. h e t s t a d s m o e r a s
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
SITE Parking Bethlehem Schapenstraat 34, 3000 Leuven
CAW
Parking Bethlehem
32
Dijlepark
Dijle
De site is gelegen in het zuidelijke stadsdeel van Leuven, net langs het Dijlepark. Momenteel bevindt er zich een bovengrondse parking van KU Leuven met welgeteld 160 parkeerplaatsen met daartussen 35 volgroeide platanen. De parking wordt omsloten door de Redingenstraat en de Schapenstraat die beide toegang geven tot de parking mits het bezit van een toegangspas. Het is een vlak terrein dat volledig verhard is met asfalt en betonstraatstenen. Langs weerszijden van het terrein stroomt de Dijle van zuid naar noord waardoor de parking een soortvan ‘eiland’ vormt. Aan de westzijde ligt
een voormalig weeshuis voor jongens dat herontwikkeld zal worden tot de campus Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen. De hoofdtoegang tot de campus en de meest toegankelijke functies komen langs de Redingenstraat die transformeert tot een langzaamverkeer-as. Ten oosten wordt de site geflankeerd door woningen en huis Bethlehem van KU Leuven. Ten noorden van het terrein waar de twee Dijle-armen terug samen vloeien ligt het CAW, het centrum voor jongerenwelzijn.
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
9
11 6
Pa
7
ter
Da
mi
aa
np
8
Ja
ns
en
iu
s
r st
a
lei
n
10
at
8
12
15
Jansen
iusstra
at
16
Red
ing
ens
traa
t
13
5
stra
at
14
Naa
mse
Redingenhof
Redi
ngen
straa
t
4
4 4
3
4 2
Schapenstraat
33
18
20 17
19
Zwartzus tersstraat
aat
Di
1
sestr
jle
Schapenstraat
Karmelietenberg
Naam
Redingens traat
21
10
20
50 m
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065 1. Koninklijk Atheneum Redingenhof 2. Sporthal Redingenhof 3. Speelplein Prosper Poulletlaan 4. Weeshuis voor jongens > Afdeling geologie > Nieuwe Campus Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ge-Drievuldigheidscollege
5. Kaaswinkel Coosemans
10. Sint Anthonius Kerk
6. Janseniusspeelplein
11. Paters der Heilige Harten
12. Rambergpark
7. Paridaensinstituut 13. Wolvepoortpad
8. Iers Instituut voor Europese zaken 14. Van Dalepark
9. Heili-
15. Koninklijke Toneelgroep De
Reynaertghesellen vzw 16. JAC + CAW 17. Klooster van de Zwartzusters 18. Juhda’s Kotak 19. Biologische winkel Biotoop 20. De Dijlemolens 21. Groot Begijnhof Leuven
1 . H E T S TA D S M O E R A S
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
34
Leuven ligt midden in de Dijlevallei waardoor de stad van oudsher geregeld te kampen heeft met wateroverlast. Hiervoor zijn in het verleden reeds talrijke waterbouwkundige ingrepen gedaan met het oog op de bescherming van de aanwezige bebouwing. Thans beogen we niet enkel het door mensen gecultiveerde patrimonium te beschermen maar ook natuur een hoogwaardige plaats aan te reiken in een gedeelde leefomgeving. Dit willen we bereiken door een moeras te creëren d.m.v. het uitgraven van het uitgestrekte parkeerterrein en dit aan te sluiten op de Dijle voor natuurlijke toevoer van water. Ter hoogte van de Redingenstraat werd de bever reeds enkele keren gespot. Door op die plaats de oever te verlagen en het Dijlepad af te sluiten ontstaat er een plek waar de bever vrij kan foerageren. Het nieuwe moerasgebied zal zich gedragen als een natuurlijk overstromingsgebied. Door deze ingrijpende ontharding kan er bijgedragen worden aan het op peil houden van de grondwatervoorraad. We behouden wel een bewandelbare dijk tussen het moeras en de oorspronkelijke aftakking van de Dijle. Op deze manier is het moeras rondom bewandelbaar en vanuit alle zijden intens te beleven
Dijlepad niet meer toegankelijk
Beverberm Wandelberm
35
Nieuwe zijtak
Diepste stuk
Nieuwe toegang
Bestaande muur
2. HET KOLOMMENGRID
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
36
mangrove
traditionele paalwoning
Het kolommengrid is gebaseerd op het ecosysteem van de mangrove en de traditionele paalwoningbouw die wereldwijd voorkomt in kustgebieden. Door dit systeem toe te passen, is er dubbele winst. Het is niet enkel een stabiel en veilig funderingsmodel dat bestand is tegen sterk wisselende waterpeilen. Bovendien creëert het een passend en rijk biotoop voor talrijke waterflora en -fauna, typerend voor mangrovegebieden.
de vlonder
Gerecycleerde azobé dukdalven met een FSC-certificaat zijn een geschikt en duurzaam basismateriaal voor deze toepassing aangezien de kern van dukdalven vaak nog van uitstekende kwaliteit is en voldoende groot voor het verzagen tot kolommen voor het grid.
37
3 . H E T P L AT F O R M
38
Het platform ontstaat na een uitgebreide zoektocht naar evenwicht tussen bebouwbare oppervlakte en open water. Het speelt bovendien op velerlei wijzen in op de moerasrand. Op drie toegangsbruggen na zijn er nergnes raakpunten met de omliggende oevers. Het platform is dus volledig omgeven door water. Dit draagt bij tot het bewust ervaren van het binnentreden van een nat gebied. Aan de westzijde trekt het platform zich terug =,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065 (rand 1) en houdt ruim afstand van het gebied van de bever. Een smal loopbrugje biedt uitkijk voor spotters. De noordzijde ligt het dichtst tegen de oever (rand 2). Daar ligt de belangrijkste toegangsas met een parking voor elektrische deelauto’s, publieke laadpalen en een fietsenparking. De loopbrug aan de oostzijde sluit aan bij de toegangspoort van huis Bethlehem en zorgt voor verbinding met de schapenstraat. Een brede pier met verlaagde trap leidt je tot het diepste punt van het moeras (rand 3). Een lange loopbrug aan de zuidzijde van het platform verbindt het platform met het park en met een nieuwe brug over de Dijle die toegang geeft tot de Redingenstraat. De drie toegangsbruggen zijn bepaald door de intuïtieve looplijnen tussen de verschillende stadsdelen en vormen de basis van de plattegrond waarop woonmodules een plaats vinden.
Rand 2
Rand 1
39
Rand 3
Rand 4
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
4. DE WOONMODULES
4,5 - 5 personen 2,5 - 3 personen
woonmodule 120 m²
woonmodule 65 m²
1 - 1,5 personen woonmodule 40 m²
40 =,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
m 5
5
m 4
m
m
m
m
8
6
5
Uit onderzoek van de Stad Leuven blijkt dat er naast de traditionele gezinswoning en het 90 m² appartement nieuwe woonvormen nodig zijn. De drie types die op de vlonder worden toegepast zijn geïnspireerd op het woonproject Kalkbreite in Zürich, Zwitserland. Het geheel vormt een stad in de stad.
15
16
Red
ing
ens
traa
t
13
5
Redingenhof
Redi
ngen
straa
t
4
4 4
41
Schapenstraat
4
18
20 17
19
Zwartzus tersstraat
1. Koninklijk Atheneum Redingenhof 2. Sporthal Redingenhof 3. Speelplein Prosper Poulletlaan 4. Weeshuis voor jongens > Afdeling geologie > Nieuwe Campus Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ge-Drievuldigheidscollege
5. Kaaswinkel Coosemans
10. Sint Anthonius Kerk
6. Janseniusspeelplein
11. Paters der Heilige Harten
12. Rambergpark
7. Paridaensinstituut 13. Wolvepoortpad
8. Iers Instituut voor Europese zaken 14. Van Dalepark
9. Heili-
15. Koninklijke Toneelgroep De
t
Reynaertghesellen vzw 16. JAC + CAW 17. Klooster van de Zwartzusters 18. Juhda’s Kotak 19. Biologische winkel Biotoop 20. De Dijlemolens 21. Groot Begijnhof Leuven
42
43
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
44
publiek gebouw woonmodule 40 m² woonmodule 65 m² woonmodule 120 m²
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
Type C. 1
Type W. 1.1 + W. 1.2
Type T. 1
Type W. 1.2 + W. 1.3
Type C. 3
Type W. 2.2 + W. 1.5
Type T. 2
Type W. 1.5 + W. 2.3
Type C. 2
Type W. 1.4 + W 3.1
Type W. 1.6 + W. 1.7
Type T. 3
Type W. 3.2
Type W. 1.7 + W. 1.8
Type W. 2.1
Type T. 4
45
Type W. 1.9 + W. 3.3
Type W. 1.4 + W. 1.15
C : collectief W : woning T : toekomen
Type C. 4
Type T. 6
Type W. 1.10 + W. 3.4
Type W. 1.15 + W. 2.5
Type W. 1.11 + W. 1.12
Type W. 2.6
Type T. 5
Type W. 1.16 + W. 1.17
W 1 : woonmodule 40 m² W 2 : woonmudule 65 m² W 3 : woonmodule 120 m²
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
Type W. 1.12 + W. 1.13
Type W. 2.4
Type W. 1.17 + W. 1.18
Type T. 7
46
47
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
48
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
DAKOPBOUW - rietpakket 300 mm - waterwerende dampdoorlatende folie - geïsoleerde schroefdakplaat 139 mm - dampremende laag - CLT 66 mm
49
BUITENWANDOPBOUW
VLOERBOUW - vloerafwerking 20 mm - dekvloer 50 mm - isolatie 20 mm - CLT vloer 109 mm
- gevelbekleding kalkpleister - regelwerk - waterwerende dampdoorlatende folie - isolatie 180 mm: isovlas - regelwerk 184 x 38 mm - CLT 80 mm - gipsvezelplaat 9,5 mm - bepleistering
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
snede
50
niveau +0
0,5
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
1
2m
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
snede
51
niveau +1
woonmodule 40 m²
0,5
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
1
2m
52
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
snede
53
niveau +2
woonmodule 40 m²
0,5
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
1
2m
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
5. DE DAKEN
54
=,*;69>692: ,+<*(;065(3 =,9:065
Inzake materialiteit volgt er bijna vanzelfsprekend de keuze voor een houten structuur, lemen wanden en rieten daken in een hedendaagse uitvoering. Dit zorgt tevens voor een rechtstreekse en zichtbare afwatering in het moeras en zodoende voor een intense beleving.
55
56
57
BRONNENLIJST
Archipel. (2021, 25 februari). Lezing Erik Wieërs I Vlaams bouwmeester. Vimeo. https://vimeo.com/517100493
BIJ12. (2021, 22 april). N05.01 Moeras (vervalt per 31–12-2020). BIJ12. https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/natuurtypen/n05-moerassen/n05-01-moeras/ Deliège, G., & Van Damme, S. (2019). Dierschap. Gompel & Svacina. Ecopedia. (z.d.). Beheer van een (riet)moeras. Ecopedia. Geraadpleegd op 30 maart 2021, van https://www.ecopedia.be/ pagina/beheer-van-een-rietmoeras
Ecopedia. (z.d.-b). Bever. Ecopedia. Geraadpleegd op 14 februari 2021, van https://www.ecopedia.be/dieren/ bever EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030. (z.d.). Europese Commissie. Geraadpleegd op 12 december 2020, van https://ec.europa. eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal/actions-being-taken-eu/eu-biodiversity-strategy-2030_nl Geertsma, P. (2014, 11 februari). Wat is Azobé en waar wordt deze houtsoort voor gebruikt? Technisch Werken. https://www. technischwerken.nl/kennisbank/techniek-kennis/wat-is-azobe-en-waar-wordt-deze-houtsoort-voor-gebruikt/
Genossenschaft Kalkbreite. (2020, 17 augustus). Kalkbreite. https://www.kalkbreite.net/en/kalkbreite/
58
Gents MilieuFront (GMF). (2021, 10 mei). Biodiversiteit in de stad - lezing Leo Van Broeck (4 mei 2021). YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=FQ8VcXo9Yss Haagse Handen. (2019, 15 november). Meer groen in, op en bij Haagse gebouwen. Haagse Handen. https://haagsehanden.nl/ meer-groen-in-op-en-bij-haagse-gebouwen-646e8426da37 Mirck, S., Stortelder, J., Künzel, D., & Visser, M. (2020, 6 oktober). Dijkhuis. Mirck Architecture. https://www.mirck.eu/architectuur-item/dijkhuis/ Moeremans, H. (2017, 4 april). Samenleven met de bever: zo kan het. Natuurpunt. https://www.natuurpunt.be/nieuws/samenleven-met-de-bever-zo-kan-het-20170404 Natuurpunt. (2019, 3 september). Bruisend Water: wat leeft er in de Dijle? [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=X3x-eVovOsE Riet partner. (2021, 21 maart). Gesloten constructie. https://rietpartner.be/diensten/dakconstructies/gesloten-constructie/ Schilthuizen, M. (2018). Darwin in de stad. Atlas Contact. Sharma, S. (2014, 4 september). Hoe overal een klein bos aanleggen. TED Talks. https://www.ted.com/talks/shubhendu_sharma_an_engineer_s_vision_for_tiny_forests_everywhere?language=nl#t-18971 Stad Leuven. (2019, 12 juni). Boek 3: Thematische beleidskaders - Wonen in multifunctionele woonkernen. Issuu. https://issuu. com/stadleuven/docs/rs_boek-3_wonen_web Stad Leuven. (2020a, november 18). Redingensite. Stad Leuven. https://leuven.be/redingensite Stad Leuven. (2020, 16 december). Bevers onder water [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=YFxx_FO7TlE Stadsvernieuwingsmagazine Leuven. (2020, december). Water in de stad. Issuu. https://issuu.com/stadleuven/docs/mozaiek_magazine_najaar2020-mail
Swinnen, K. R. R., Strubbe, D., Matthysen, E., & Leirs, H. (2017). Reintroduced Eurasian beavers (Castor fiber): colonization and range expansion across human-dominated landscapes. Biodiversity and Conservation, 26(8), 1863–1876. https://doi. org/10.1007/s10531-017-1333-9 The European Climate Adaptation Platform. (z.d.). Urban. Climate-ADAPT. Geraadpleegd op 2 december 2020, van https:// climate-adapt.eea.europa.eu/eu-adaptation-policy/sector-policies/urban Trendesign. (2021, 11 februari). Hardhouten Balken en Meerpalen | Duurzame Waterbouwmaterialen. Frank Pouwer. https:// frankpouwer.nl/assortiment/waterbouwmaterialen/hardhouten-balken-meerpalen/ Vakfederatie Rietdekkers. (z.d.). Riet als gevelbekleding. Vakfederatie Rietdekkers 1997 - 2021. Geraadpleegd op 29 maart 2021, van https://www.riet.com/het_rieten_dak/techniek/verticaal_riet.html Van Broeck, L. (2020, 3 november). Ruimtelijke ordening en natuur - Leo Van Broeck. Natuurpunt. https://www.natuurinhethart.be/p/news/1122 Van Loon, J. (2018, 19 november). De bever. Bushcraft Nederland. http://forum.bushcraftnederland.nl/viewtopic.php?t=15560 Vroege Vogels. (2021, 23 april). Bever en das midden in de stad - Vroege Vogels - BNNVARA. https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/bever-en-das-midden-in-de-stad Vanstaen, L., Leirs, H., Huysentruyt, F., & Swinnen, K. (2019). Is er nog plaats voor de bever? ( jaargang 30, nr. 4) VRT NU. (z.d.). The Age of Nature. VRT NU. Geraadpleegd op 28 november 2020, van https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/the-ageof-nature/ Vrt Nws. (2020, 30 juli). Meer moerassen, meanderende waterlopen, lokale ontharding: Vlaanderen maakt 75 miljoen vrij voor strijd tegen droogte. vrtnws.be. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/07/29/75-miljoen-voor-strijd-tegen-droogte/ Wikipedia-bijdragers. (2021, 8 mei). Rieten dak. Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Rieten_dak
59
FACULTEIT ARCHITECTUUR CAMPUS SINT-LUCAS BRUSSEL
HE T STADSMOERAS
|
HANNE DECKERS
|
PROMOTOR JORIS VAN REUSEL