Special versie7 20131213

Page 1

TOELATINGSNUMMER P 209004 AFGIFTEKANTOOR GENT X

extra

#

JAARGANG 12 ~ JANUARI 2014 ~ OPENDOEK VZW ~ ZIRKSTRAAT 36 ~ 2000 ANTWERPEN

VOOR 2014 WENST OP&DOEK JE VEEL GELUK MET HET BESTE STUK!

EEN INITIATIEF VAN

WWW.OPENDOEK-VZW.BE


‘Nooit en nooit meer’ – Fordom (Spots op West 2013) ©Katleen Clé

#

Kijken

Er bestaat een immens verschil tussen kijken zonder potlood in de hand en kijken terwijl je tekent.”

Misschien kijk je raar op als je als eerste woord in dit magazine, een ‘special’ volledig gewijd aan repertoire, ‘kijken’ leest en niet ‘lezen’. Repertoire heeft toch alles te maken met teksten, dialogen, woorden. En die fenomenen moeten we eerder lezen dan zien… Die teksten, die toneelstukken, geven ons echter een kijk op de wereld van onszelf en rondom ons. In de beste gevallen niet vrijblijvend, maar weloverwogen, vanuit een bekommernis om de lezer te wijzen op elementen waaraan hij misschien iets te onachtzaam zou voorbij gaan als hij niet goed kijkt. Toneelauteurs hebben die onhebbelijke gewoonte goed te kijken. Hierdoor moeten ze soms onbedaarlijk lachen en willen ze ons dat meedelen, willen ze ons laten meegenieten via een blijspel of komedie. Of soms barsten ze in tranen uit bij zoveel miserie, of worden ze woest bij zoveel onrecht en onmacht. Maar ze hebben wel eerst goed gekeken. De Franse dichter en filosoof Paul Valéry formuleert het als volgt: “Er bestaat een immens verschil tussen het kijken naar iets zonder potlood in de hand en het kijken terwijl men tekent.” De ‘groten’ zijn zij die niet alleen goed kunnen kijken, maar ook goed kunnen tekenen. Die exemplaren zijn echter zeldzaam. Er bestaan immers een hoop ‘zondagstekenaars’ die met moeite weten hoe ze een potlood moeten vasthouden of die gewoon portretteren alsof er een foto van hen wordt verwacht. Zij zien niets meer dan wat een doorsnee wandelaar ziet. Door niets in hun waarneming zijn zij opgeschrokken. Bij toneelauteurs is dit niet anders. Zij hanteren het instrument van hun taal om ons beter, intenser, accurater te laten kijken naar de wereld. De ene slaagt daar al beter in dan de andere. De ene is wijzer, dieper, eerlijker dan de andere, maar ze willen allen ons iets laten zien en doen daarbij een beroep op ons kennen en voelen. Bij theater krijgt het kijken echter nog een andere, zelfs onmisbare dimensie. We kunnen maar doordringen in wat de auteur wil bereiken als we het ook letterlijk kunnen zien. Pas bij de voorstelling kunnen wij door te kijken deelachtig worden aan het ideeëngoed van auteur en maker. Pas daar ontstaat werkelijk ‘inzicht’. Inzicht leunt nauw aan bij weten, kennen, begrijpen, maar bij theater loopt die kennismaking veelal via het gevoel. Het is de kunstvorm bij uitstek waarbij we via emoties inzicht kunnen verwerven. Die emoties bereiken ons evenzeer via de lach als de traan. Elk genre kent zijn invalswegen. En wat nog leuker is; wij mogen zelf onze route bepalen. Bij die keuze wil deze brochure een bescheiden hulp zijn. Jef Mellemans hoofdredacteur

extra

jaargang 12 - januari 2014

Wat is repertoire?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HISTORIEK

4-5

6-9 10-11

In vogelvlucht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wat spelen we en waarom?. . . . . . . . . . . SELECTIE

12-13 14 Het leescomité. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 De regisseur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 De buren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 De deskundige. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 De penningmeester.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Het buitenland. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Poll . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Op zoek in de theaterbib. . . . . . . . . . . . . 22-25 Lezen, lezen, kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26-27 Genres. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28-29 Twee dwingelanden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Informanten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Wie kiest het stuk?. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Het bestuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

DRAMATURGIE

Afspraak met je eerste pagina. . . . . . . 32-35 Lezen met vragen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Interview met Bernard Dewulf. . . . . .

36-37 38-39

AAN DE SLAG

40-41 43-45 De creatiepremie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Stappenplan.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46-47 De locatiefreak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48-49 Starten zonder tekst. . . . . . . . . . . . . . . . . 50-51 Waar vind je theaterteksten?. . . . . . .

Auteursrechten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

DEELDISCIPLINES

Repertoire in figurentheater. . . . . . . . . 52-55

56-57 58-65 Cursiefje. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 Illustratie Koen Aelterman. . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Van verhaal tot vertelling. . . . . . . . . . . Eindejaarsvragen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

COLOFON

REDACTIE P/A OPENDOEK ZIRKSTRAAT 36, 2000 ANTWERPEN ~ T 03 222 40 90 F 03 233 81 33 ~ REDACTIE@OPENDOEK-VZW.BE WWW.OPENDOEK-VZW.BE DIRECTEUR OPENDOEK ~ BERNARD SOENENS HOOFDREDACTEUR ~ JEF MELLEMANS COÖRDINATIE ~ NINA VAN CAUWENBERGE VERANTWOORDELIJKE UITGEVER ROB VAN GENECHTEN ~ P/A OPENDOEK, ZIRKSTRAAT 36, 2000 ANTWERPEN VORMGEVING ~ YELLOWSUBMARINE.BE DRUK ~ GEERS OFFSET • WWW.GEERS-OFFSET.BE PERIODICITEIT ~ VERSCHIJNT 5X PER JAAR OPLAGE 17.400 EX • ISSN NR 1377/9478 VOLGEND NUMMER ~ 3 FEBRUARI 2014 COVER ~ ‘NOOIT EN NOOIT MEER’ FORDOM (SPOTS OP WEST 2013) ©KATLEEN CLÉ


‘Ouderdomsvlekken’ - Theater Filet Puur (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

Wat is ‘repertoire’? Jef Mellemans

Bestaat er voor ‘repertoire’ een sluitende definitie? En geldt dat dan zowel voor het amateurtoneel als voor het beroepstheater? Het wordt snel duidelijk dat door deze vragen te stellen, de antwoorden vooral op de complexiteit van het ding duiden. Sommigen van ons zullen – als amateurs - zelfs de vraag stellen of we ons wel moeten bezighouden met deze theoretische benadering. “Laat ons gewoon ‘spelen’ en bespaar ons al die bespiegelingen.”

Is het HOE belangrijker dan het WAT?”

W

e staan echter in een samenleving waarin nog wat anders gebeurt, dan wat wij in ons theaterzaaltje beleven. En we hebben een paar wensen. We willen onze kop niet in het zand steken, maar ‘mee’ zijn; we willen genoegen beleven aan onze hobby door telkens weer wat ‘beter’ te werken; en we willen ons publiek niet verliezen en dus een overtuigende reden geven om naar onze voorstellingen te komen kijken. Dus, wat is repertoire?

We hebben een paar mogelijkheden om dit te beantwoorden. We hebben de vrij populistische, pragmatische redenering. Als we aan een muzikale artiest vragen wat hij op het repertoire heeft staan, noemt hij de nummers die hij gewoonlijk speelt en waarmee hij bij het (zijn) publiek succes heeft, eventueel aangevuld met nummers die nog op stapel staan. Bij een toneelgezelschap kunnen we zo zeggen dat de stukken die zij spelen speelden, of zullen spelen, het repertoire uitmaken. Eigenlijk moeten we hier spreken van hùn repertoire. Kijken we echter iets ruimer, dan hangt aan het woord ‘toneelrepertoire’ iets van geschiedenis, iets stoffigs, iets literair hoogstaands, iets bekends… En we maken dan snel een onderscheid tussen klassiek en hedendaags repertoire. In zijn lezing over repertoire op 8 oktober 2012 in HET PALEIS (Antwerpen) geeft Wouter Hillaert volgende strikte definitie: repertoire is een min of meer afgelijnde verzameling van canonieke toneelstukken die met enige regelmaat opnieuw worden opgevoerd en waarvan de naam van de schrijver ook een belletje doet rinkelen buiten het theaterwereldje. Hij noemt dan de namen Sophocles, Shakespeare, Goethe, Tsjechov, Ibsen, Brecht, Pinter en Cyril Buysse, die hij wellicht tot het klassiek repertoire rekent, maar daarnaast ook Beckett, Heiner Müller, Sarah Kane… waarmee hij waarschijnlijk het hedendaags repertoire bevolkt. Het addertje in deze definitie schuilt in het woord ‘canonieke’. Hiermee bedoelt men immers dat een tekst is gemaakt volgens bepaalde regels waardoor die tekst ook een voorbeeldfunctie krijgt voor andere teksten. We zien echter dat in het hedendaagse repertoire de auteurs – en vooral de regisseurs - precies aan die regels graag hun voeten vegen. Als we Hillaerts definitie hanteren, moeten we dan – vooral voor wat het amateurtoneel betreft – auteurs als Ray Cooney, Jack Popplewel, Pol Anrys, Paul

5

Coppens en Bart Spaey tot het repertoire rekenen? Ze behoren dit jaar tot de meest gespeelde auteurs en hun stukken zijn gemaakt volgens de klassieke regels van het blijspel… Op die vraag ja of neen antwoorden, leidt ons tot een eindeloze en wellicht zinloze discussie, met termen als kwaliteit, doelpubliek, lachen, elitair, maakwerk, universele thema’s, goedkoop succes, enzovoort. We kunnen ons ook wel voor een deel vinden in de reactie van Klaas Tindemans op de lezing van Hillaert. Hij ziet repertoire niet als een verzameling van gekende, beroemde, gewaardeerde teksten, als een ‘archief’, maar eerder als ‘materiaal’ waarmee groepen aan de slag gaan. Dat is een eerder dynamische benadering waarbij hij de toneelmakers zo goed als de vrije hand geeft. Maar ook bij hem kunnen we de vraag stellen wat de waarde is van dat materiaal. En daar valt hij opnieuw terug op de makers van de voorstelling. Uit de belichaming moet de waarde blijken, of het nu om Tsjechov, Shakespeare, Herman Brusselmans gaat of om een namenlijst van de slachtoffers van een volkerenmoord. Dat laatste is een niet onbelangrijke aanvulling, want als het nu eens ging om de namenlijst van al diegene die vorig jaar een boete voor overdreven snelheid kregen? Zijn dat dan twee evenwaardige lijstjes? Is het dan nog alleen een kwestie van ‘belichaming’? Of moet er toch een zekere ‘waarde’ zitten in het materiaal zelf? We kunnen Tindemans voor een deel volgen, omdat hij aansluit bij wat vandaag de dag gebeurt, namelijk dat de makers steeds nadrukkelijker hun stempel drukken op een voorstelling. We zagen dit jaar o.a. ‘Nora’ van Henrik Ibsen door Tg STAN en ‘MCBTH’ van Shakespeare door het Toneelhuis en in geen van beide gevallen hadden we de indruk met repertoirestukken geconfronteerd te worden, maar eerder met een doorgedreven uitgebeende speelstijl en/of opera-verwante enscenering. De vraag naar repertoire of niet was hier telkens irrelevant. Tenzij misschien voor de affiche om een burgerlijk, theater minnend publiek te lokken. Het ‘hoe’ won het hier vaak van het ‘wat’. De definitie van Hillaert is dus best te hanteren, maar dekt niet altijd de lading voor wat in het amateurtoneel gebeurt. Op gevaar af simplistisch te klinken, zouden we repertoire kunnen omschrijven als wat we op onze manier spelen en belangrijk genoeg vinden om het te spelen. Dit omvat de drie elementen: wat, hoe en de motivering. Repertoire blijft zo – om Pierre Audi, een Nederlands podiumdirecteur – te citeren: het fundament voor een gezond debat tussen vroeger en nu, tussen kunst en samenleving.


‘Brand’ – Toneelvereniging De Vlasbloem (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

In vogelvlucht Jef Mellemans

Over de geschiedenis van het theater zijn massa’s lijvige boeken gepubliceerd, het is dan ook onbegonnen werk om datzelfde te doen binnen dit korte bestek. Maar misschien maakt een vogelvlucht door de tijden toch een min of meer duidelijke evolutie zichtbaar.


A

an de oorsprong van een toneelstuk zien we een auteur die in alle eenzaamheid of in samenwerking met anderen, en met kennis van zaken, de noodzaak ervaart om met de (toneel) middelen die hem ter beschikking staan een publiek iets te vertellen over hoe hij meent dat de mens in de samenleving staat. Die noodzaak, of motivering, kan vele vormen aannemen zoals woede, ontevredenheid, bekeringsdrift, behaagzucht, geldgewin, angst, plezier maken, spot, enzovoort. Of een combinatie van deze factoren. Maar het stuk bestaat pas echt op het moment van de opvoering. Dit gegeven vinden we terug van bij de primitieven en de Grieken tot op vandaag.

Special 2014

Een eerste, logische verscheidenheid, zien we bij de wijze waarop de auteur en nog meer de uitvoerders hun ding aan de man brengen. Aeschylos (525-456 v.Chr.), Sophocles (484-405 v.Chr.) en Euripides (480-406 v.Chr.) gebruikten als vertolkers een protagonist, een antagonist, een tritagonist en een heel koor om in grote openluchtarena’s hun menselijke drama’s te vertellen. Zij worstelden daarbij met de vermeende invloed die de goden hadden op het gebeuren. De filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) probeerde hierin een structuur te ontdekken en schetste ons de klassieke bouw van een toneelstuk zoals we die vandaag de dag – ook in de film en de literatuur - nog vaak hanteren. Tenminste als we een verhaal willen vertellen. De Romeinen volgden dezelfde weg, al hadden ze iets minder last van de goden, maar des te meer van hun eigen decadentie en drang naar vermaak. Bijna duizend jaar staat dan de interesse voor het theater op een klein pitje. De Kerk houdt niet echt van dat heidens gedoe en toch is het diezelfde Kerk die via de ‘abele spelen’ en de ‘mirakelspelen’ het toneel nieuw leven inblaast. En plots is daar tussen de 1550 en 1650 de Commedia dell’arte. Het Italiaanse typentoneel dat met paard en kar, en met humor en satire, naar het volk trekt. Ze vertrekken van een bondig scenario en daarop mogen de vaste typetjes naar hartenlust verder improviseren. Muziek, dans, maskers, interactie, alles is toegelaten. Arlecchino, Il Dottore en Pantalone zijn geboren. Vanuit ons vogelperspectief is dit een opvallend lichtje dat ook Shakespeare moet hebben zien branden. Want daar zijn nu de grote kanonnen. In Engeland is William Shakespeare (1564-1616) tegelijk dichter,

Vanuit ons vogelperspectief is de Commedia dell’Arte een opvallend lichtje.” 8

acteur, auteur, regisseur en directeur. Het toneel wordt een bedrijf. Hij tekent veel personages dan heeft iedereen werk. Hij ontleent zijn verhalen aan de mythologie en de geschiedenis en maakt er iets persoonlijks van. Hij speculeert op contrastrijke thema’s als liefde en haat, bedrog en zelfbedrog, schijn en werkelijkheid, verstand en waanzin, vrijheid en slaafsheid, passie en zelfbeheersing, schoonheid en perversiteit, enzovoort. Hij besteedt aandacht aan de geloofwaardigheid van zijn personages. En dat alles serveert hij in een schitterend, suggestief taalgebruik. Hij schijnt de ideale mix te hebben gevonden om het theater populair te maken. Ook in Frankrijk moet Molière (1622-1673) zijn ‘bende’ beschermen tegen de schijnwereld van kerk (Richelieu) en staat (Lodewijk XIII). In zijn praatstukken, die de eenheid van tijd en plaats respecteren, probeert hij via de humor zijn kritiek te luchten wat niet altijd in dankbaarheid wordt ontvangen. De Duitsers benaderen het toneel nog zakelijker en willen er zelfs een staatszaak van maken. Hier wordt de eerste stap naar professioneel staatstheater gezet. Iemand als Gotthold Lessing (1729-1781) wil met zijn realistisch burgerlijk theater het publiek opvoeden en denkt dit te bereiken door het via ontroering verdraagzaamheid en kosmopolitisch denken bij te brengen. Hij wordt vaak genoemd als de eerste dramaturg. Ons vogelperspectief leert ons dat de tweede helft van de 19e eeuw het hoogtepunt vormt van het klassieke drama, gestoeld op de klassieke structuur maar met veel aandacht voor de geloofwaardigheid via realisme, naturalisme - Victor Hugo (1802-1885) – en psychologisch verantwoorde personages in een maatschappelijke context. Denken we aan Henrik Ibsen (18281906), Maxim Gorki (1868-1936) en vooral Anton Tsjechov (1860-1938). De figuur van regisseur Konstantin Stanislawski (1863-1938) speelt in deze ontwikkeling een enorme rol. Hij zet minutieus de methode uiteen hoe acteurs tot dat geloofwaardig toneel kunnen komen. Later (1988) zal Lee Strasberg hierop zijn ‘method acting’ enten. We zouden licht overdreven kunnen zeggen dat van na dat hoogtepunt het klassieke theater met zijn vertelvorm vogelvrij is verklaard. De band tussen auteur en regisseur in een en dezelfde persoon wordt steeds sterker aangehaald. En uiteindelijk zal de regisseur of de ‘maker’ de bovenhand halen. De eerste die aan het boompje schudt is Bertolt Brecht (1998-1956) met zijn episch theater. Als leider en leraar van het rijk gesubsidieerde Berliner Ensemble kan hij zijn communistische en toneelkundige ideeën uitwerken. Hij gebruikt hiervoor zijn gekende ver-

vreemdingstechnieken. Het publiek mag niet emotioneel meegenomen worden in het verhaaltje. Afstandelijkheid in spelen en kijken is noodzakelijk. Vertellen als mededeling is belangrijker dan de psyché van de personages. Het spel wordt onderbroken door liederen, slogans, projecties en spandoeken. De vierde wand tussen publiek en podium verdwijnt… Het absurd theater met auteurs als Eugène Ionesco (1909-1994) en Samuel Beckett (1906-1989) dankt zijn ontstaan aan de filosofie van Albert Camus (19131960). De klemtoon ligt op het onlogische en irrationele in onze samenleving en gaat vaak gepaard met de doelloosheid ervan. Nu is de tijd rijp voor het postmodern theater. Het verhaal met zijn personages wordt nog behouden, maar de benadering verschilt van maker tot maker. Sterke individuen gaan op hun manier grenzen overschrijden. Peter Brook (1925) ziet in ‘De Lege Ruimte’ (1971) het theater als iets sacraals dat ontstaat uit de magie van de acteur en de ontmoeting met het publiek. Soberheid is troef. In Frankrijk richt Antonin Artaud (1896-1948) zijn theater van de wreedheid (‘le théâtre de la cruauté’) op. Hij wil de oerdriften van de mens zichtbaar maken, de impulsen uit het onderbewustzijn vrijmaken. Hij traint zijn spelers tot op de grens van de uitputting. Acteurs vechten met elkaar, stoten rare klanken uit, verliezen steeds meer hun controle. Het is een soort antitheater dat zich afzet tegen de dominantie van de tekst. Minder extreem is de Pool Jerzy Grotowski (19331999). In zijn boek ‘Naar een Sober Theater’ noemt hij zijn methode de ‘via negativa’. Hij vindt dat toneel geen kostuums nodig heeft, geen decor, muziek en belichting, zelfs geen tekst. De acteur moet zijn lichaam perfect kennen zodat hij zichzelf op de intiemste manier totaal kan geven aan het publiek. Ook in het postmodern theater houdt het verhaal als basis van een toneelstuk stand. Dat is niet meer zo in het postdramatisch theater. Elke vorm van verhaal wordt overboord gegooid. Er is geen drama meer in de strikte betekenis van het woord, met personages en conflicten, met tekst, structuur en crescendo’s. Een auteur komt hier zo goed als niet meer aan te pas. De term ‘repertoire’ krijgt hier geen bodem. Kunnen we nog wel van ‘toneel’, van ‘theater’ spreken? De meeste van deze makers spreken graag van een evenement of nog liever over een performance.

De regisseur of ‘de maker’ krijgt de bovenhand.”

Intussen blijven er nog altijd auteurs theaterteksten schrijven zowel volgens het beproefde klassieke procedé als binnen nieuwe experimentele structuren. Een arendsoog houdt ze van uit de hoogte in de gaten en kijkt welke de tand des tijds doorstaan.

‘Brand’ – Toneelvereniging De Vlasbloem (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé


‘Dhondert’ - de Dijlezonen ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

Basisvraag is en blijft: is er een goed verhaal dat we kunnen vertellen? Ik kan me enorm ergeren aan theater dat nergens over gaat… De inzet moet hoog zijn.” (Robby Cleiren)

meer aangewakkerd en profiteren ook de Vlaamse auteurs hiervan. Maar zelfs zonder de Rode Duivels zijn namen als Pol Anrys, Bart Spaey, Arne Sierens, Filip Vanluchene, Lode Pools & Paul Coppens niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Overal te lande duiken affiches op waar één van deze namen op prijkt. En dat blijkt ook heel duidelijk uit de lijst met meest gespeelde en gelezen stukken.

WAT SPELEN WE EN WAAROM? Kurt Velghe

Wat wordt vandaag de dag het meest gespeeld door amateurgezelschappen? SABAM en de theaterbib van OPENDOEK zijn twee goede bronen. Verderop zie je de top tien van de meest gespeelde en gelezen stukken van het voorbije seizoen.

D

e top twintig wordt aangevoerd door komedies. Verderop, zien we namen als Shakespeare, Brecht of Tsjechov. De meeste gezelschappen willen hun publiek aan het lachen brengen en dat is een meer dan nobel streven. Pol Anrys staat met maar liefst drie stukken in de top tien. Zijn ‘Martha en Mathilde’ voert de lijst aan. Op vijf vinden we ‘Per(r)ongeluk’ en op zes ‘Vier op een rij’. In de top twintig zijn er zelfs vier stukken van deze op en top Vlaamse schrijver. De enige schrijver die tweemaal voorkomt in deze top twintig, is Ray Cooney. Het is niet zo moeilijk te achterhalen waarom de stukken van Pol Anrys zo populair zijn bij onze verenigingen. Je raadt het goed, de komedie wint! Maar vaak gaan ze binnen die komedies op zoek naar stukken met een zekere meerwaarde, stukken die de gewone deurenkomedie of de ordinaire billenkletser overstijgen. Pol Anrys slaagt er als geen ander in om zijn intrigekomedies, zoals hij ze zelf noemt, te bevolken met mensen van vlees en bloed. Het zijn geen overdreven typetjes, maar eerder alledaagse mensen die door hun handelingen terecht komen in voor hen ongewone situaties. Dat maakt het zowel voor regisseur als acteur interessant. Verder zien we in de top twintig bijna uitsluitend komedies, waaronder een aantal hele bekende.

Special 2014

10

Stukken die ieder gezelschap ondertussen wellicht ooit eens speelde: ‘Taxi Taxi’, ‘De nonnen van Navarone’, ‘Boeing Boeing’, . . . Maar er zijn ook klassiekers aan de orde: ‘De kersentuin’, ‘De getemde feeks’, ‘De naamlozen’, ‘De bruiloft’, ‘Het geheugen van water’, enz. Tot nu toe weinig of geen verrassingen. Auteurs die vaak terugkomen, zijn Neil Simon, Ray Cooney en William Shakespeare. Neil Simon is een heel geliefde auteur bij amateurgezelschappen. Populair zijn ‘The odd couple’, ‘Rumours’ en ‘Fools’. De stukken van Neil Simon zijn komisch maar bieden meestal ook genoeg stof voor een regisseur of acteur om zich in vast te bijten. Ray Cooney is wellicht één van de meest bekende komedieschrijvers ter wereld. Zijn ‘Taxi Taxi’ behoort bijna tot het werelderfgoed. Maar het populairst bij onze verenigingen was vorig jaar ‘Foei minister’. Shakespeare's ‘De getemde feeks’ bevat blijkbaar ook de nodige ingrediënten om de verenigingen aan het werk te zetten en het publiek te boeien. Ontbreken er ook namen? Klassiekers of andere? Een auteur die tot voor een paar jaar behoorlijk populair was, is Sam Shepard. Hij schittert in deze lijst door zijn afwezigheid. De man heeft nochtans een aantal klassiekers op zijn naam staan zoals ‘True West’, ‘Buried Child’ of ‘Paris, Texas’. Ook Molière zien we

maar twee keer verschijnen. Nochtans één van de meest gespeelde Franse toneelschrijvers. Een andere opvallende bijna-afwezige is Peter De Kemel. De auteur was ooit populair met o.a. ‘Mo nonkel Astère toch’ en ‘Onzen bompa wordt punker’. Zijn naam komt slechts twee keer voor met twee populaire komedies over gevoelige onderwerpen (ziektes, bejaardenopvang, enz.). Nog een opvallende aanwezige is ‘Eigen creatie’. Blijkbaar vinden veel gezelschappen hun gading niet in het aanbod van repertoirestukken en creëren ze zelf een stuk. Een prachtig initiatief natuurlijk, een beetje in navolging van de professionele gezelschappen. Het is leuk vast te stellen dat ook de amateurgezelschappen het aandurven om zelf een stuk te creëren. Geen evidentie omdat het toch wel wat schrijverstalent vraagt en vooral heel veel tijd om samen te zoeken, samen te experimenteren en te improviseren. Want zoals iedereen weet, zijn er maar drie belangrijke aspecten om een mooi theaterstuk te starten, en dit zijn: een goed verhaal, een goed verhaal en. . . een goed verhaal! Chapeau voor ‘Eigen creatie’. De Vlaamse schrijvers zijn heel prominent aanwezig op de lijst, en dat is verdorie maar goed ook. Wellicht wordt dit met de WK-selectie van de Rode Duivels nog

11

Ondanks het gigantische succes van de Scandinavische series en films, zijn de Scandinavische schrijvers niet te zien op de lijst. Scandinavië heeft nochtans een aantal toonaangevende toneelauteurs op de wereld gezet. Maar om de een of andere reden komen schrijvers als Lars Norèn (1x), August Strindberg (1x) en Henrik Ibsen (2x) bitter weinig voor. Misschien een tip? Er zit heel veel variatie in de producties van amateurgezelschappen. De komedies voeren de bovenhand, maar gezelschappen durven het ook aan om de klassiekers in een nieuw jasje te steken. Een aantal brengt een eigen creatie. Reden genoeg dus om de Vlaamse amateurgezelschappen een kans te geven. Zij hebben heel wat in petto en voor elk wat wils. Wil je lachen? Geen probleem. Wil je drama? Een fluitje van een cent. Wil je zang? Wil je spektakel? Onze amateurgezelschappen bieden het allemaal. Ga kijken en geniet van al dat moois. Je leert er zeker en vast nieuwe interessante mensen kennen en, geef toe, toch plezanter dan de zoveelste heruitzending van F.C. De Kampioenen.

TOP 10 1. ‘Martha & Mathilde’ (Pol Anrys) 2. ‘Bemoeial’ (Jack Popplewel) 3. ‘Foei minister’ (Ray Cooney) 4. ‘Ge-tic-t’ (Laurent Baffie) 5. ‘Per(r)ongeluk’ (Pol Anrys) 6. ‘Vier op een rij’ (Pol Anrys) 7. ‘Altijd ’t zelfde’ (Jean-Pierre Bacri / Agnes Jaoui) 8. ‘Buenos dias Benidorm’ (Willy Gilis) 9. ‘De zetel’ (Paul Coppens) 10. ‘Het geluid van zwetende Chinezen’ (Bart Spaey)


‘Dedovstjina – Het Bewind der Grootvaderen’ – Toneelgroep Diana (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

WIE KIEST HET STUK? Naast de keuze van de regisseur is de stukkeuze vaak de meest prangende vraag bij de aanvang van een speelseizoen. Elke groep houdt er een andere werkmethode op na. We vragen ons af wie of wat bij deze keuze het meeste gewicht legt in de schaal. We geven hiervoor van elk item een voorbeeld en veroorloven het ons om ook telkens een vijftal tips toe te voegen.

13


Illustraties ©Koen Aelterman

HET BESTUUR HET LEESCOMITÉ Tania Vanden Bossche Tania Vanden Bossche

Jongerentheater Joker uit Haacht speelt vooral teksttheater. De groep is opgedeeld in vier leeftijdsgroepen. Herman Cogghe kijkt vooruit. “Je moet de jongeren blijven uitdagen en stimuleren. Het is belangrijk dat ze kunnen proeven van andere vormen van theater, methodes en visies. En dus koos ik samen met het bestuur voor het onbekende, voor modern theater. Weg van de tekst.” Een gewaagde keuze. Bij de Kunstlievende Scheldezonen uit Zingem kiest het bestuur altijd het stuk. Iedereen (acteurs, bestuursleden, regisseurs, …) kan stukken voordragen naar gelang het aantal beschikbare spelers. Dat gebeurt aan de hand van verschillende criteria: een goed stuk gezien, van een leuke tekst gehoord of een veelbelovende tip gekregen. Deze stukken worden dan door drie of vier bestuursleden gelezen. Het bestuur maakt een keuze nadat de sterke en zwakke punten van de stukken zijn toegelicht. De regisseur leest ook het verslag maar het is de voorzitter die beslist wat wordt opgevoerd. In overleg met

TIPS • Let op dat je bestuur niet alleen de voorzitter omvat. • Raadpleeg tijdig de regisseur, want hij moet enthousiast zijn. • Waak erover dat men je geen vriendjespolitiek kan verwijten. • Probeer je te profileren als groep, ook in de stukkeuze, maar durf eveneens variëren. • Maak voor je publiek geen te bruuske sprongen waardoor ze afhaken. Special 2014

14

de regisseur worden nadien uiteindelijk de rollen verdeeld. En dan spelen maar! Teater 2000 uit De Pinte heeft een relatief klein bestuur en richtte daarom een artistieke werkgroep op. Deze werkgroep geeft advies over stukkeuze en legt de eerste contacten met potentiële regisseurs. Ook de regisseur kan een stuk voorstellen. De uiteindelijke beslissing valt op de bestuursvergadering. Het bestuur houdt rekening met de speelbaarheid van het stuk en met het aantal beschikbare acteurs. Bij een andere Oost-Vlaamse groep (die onbekend wenst te blijven) ligt de stukkeuze in handen van één persoon, een bestuurslid. Hij bepaalt dus ook het genre en zo de volledige artistieke lijn van de toneelgroep. De overige bestuursleden zijn minder geïnteresseerd in het artistieke luik en occuperen zich liever met de praktische omkadering. Bij Toneelkring Knipperlicht uit Zulte worden de stukken gekozen door de voorzitter (tevens ook de huisregisseur) en een bestuurslid, occasioneel aangevuld met een speler. Zij gaan na welke spelers beschikbaar zijn en gaan op zoek naar een aantal teksten. Ze lezen de teksten zelf. Af en toe vragen ze aan een speler of een bestuurslid om een tekst te lezen, om een extra mening te hebben. Uit deze stukken kiezen ze er dan eentje uit. Het gekozen stuk wordt aan het bestuur voorgelegd. “We volgen eigenlijk altijd de voorgestelde keuze. We twijfelen immers niet aan hun deskundigheid. Zij hebben immers de jarenlange ervaring en hun keuze slaat bijna altijd aan bij de spelers en het publiek.” getuigt het bestuur

We bestoken Etienne Reunes van het ‘Nieuw Aspers Toneel’ met enkele vragen over hun leescomité. Hoe werkt een leescomité precies? Hoe worden de teksten gekozen? Wie leest wat? Hoe worden de teksten beoordeeld? Hoeveel keer komt het comité samen? Beschikken ze over een archief? Hoeveel teksten lezen ze gemiddeld? Hoeveel teksten leggen ze uiteindelijk voor? Wie kiest het uiteindelijke stuk? “In het leescomité van het Nieuw Aspers Toneel uit Gavere-Asper zetelen drie à vier personen, waarvan één persoon contact legt met de theaterbib van OPENDOEK of Almo. Er is één persoon die de stukken opvraagt en daarna verdeelt. De stukken worden aangevraagd in functie van het aantal spelers. Eerst wordt dus gekeken naar de beschikbaarheden: hoeveel mannen, hoeveel vrouwen? In functie daarvan worden een achttal stukken aangevraagd die voldoen aan de bezetting. De stukken komen aan bij de contactpersoon. Die leest de korte inhoud nog eens door en leest diagonaal de eerste bladzijden. Zo kan het gebeuren dat er van de acht stukken al onmiddellijk een van tussen valt omdat het niet goed is. Het is de bedoeling dat iedereen in het leescomité alle stukken leest die bij eerste selectie goed zijn bevonden. Gedurende een maand gaan de teksten rond. Elk lid van het leescomité vult na het lezen een vragenlijst in en geeft punten. Er wordt gequoteerd op speelbaarheid (Is het te doen voor ons gezelschap, gaat het technisch lukken, is de scène goed…) op humor, op inhoud (het mag plezant zijn, maar niet plat, gaat het publiek mee zijn met het verhaal…) en is de bezetting inderdaad goed voor de beschikbare acteurs.

Na een maand moet iedereen alle stukken gelezen hebben en komt het leescomité bij elkaar. Op basis van hun punten per stuk, komt de uiteindelijke ‘winnaar’ uit de bus. Het best scorende stuk wordt gespeeld. Dan pas komt de regisseur erbij. Het Nieuw Aspers Toneel had al een slechte ervaring wanneer de regisseur zelf een stuk meebracht. Ze hebben er altijd goed bij gevaren om andersom te werken, zij geven de regisseur een stuk. Verder mag die doen wat hij wil, vanaf dan is hij de baas. Hij mag de rolverdeling doen. Van elk stuk dat wordt aangevraagd – goed of niet goed – wordt de eerste pagina gekopieerd. Daarop wordt algemene commentaar geschreven. Dit is voor het archief. Zo kunnen we altijd teruggrijpen naar gelezen stukken als er een nieuw stuk gezocht wordt. Het gebeurt al eens dat er twee teksten overblijven in plaats van één. Dan wordt dat het jaar erop gespeeld. Een stuk dat bij elk lid hoog scoort wordt gekozen. Dat wijst immers zichzelf uit.”

TIPS • Zorg dat de ‘lezers’ niet voor zichzelf lezen, maar voor de groep. • Lezers moeten ook dramaturgisch kunnen lezen, d.i. met het oog op een opvoering. • Gebruik een degelijke leesfiche met o.a. de datum en de naam van de lezer. • Maak een archief dat door iedereen van de groep kan worden geraadpleegd. • Een leescomité moet ‘lezen’ en ‘voorstellen’, niet ‘kiezen’.

15


DE BUREN

DE REGISSEUR Bernard Soenens

Guido Vanloo (regisseur)

“Als bijvoorbeeld de groep zelf geen keuze heeft gemaakt of heeft kunnen maken, is het aan de regisseur. De regisseur laten kiezen is niet noodzakelijk een gemakkelijke oplossing. Een nieuwe uitdaging of duiken in een nog ongekende auteursvijver is voor regisseurs ook eens interessant. Een obstakel heb je wanneer bestuursleden een opening forceren om familie of hun eigen kinderen aan een grotere rol te helpen. Soms houdt het leescomité wijselijk de mond dicht voor de lieve vrede. Elke keuze moet een doordachte keuze zijn. Hoeveel spelers zijn beschikbaar? Hoe is de balans tussen vrouwen en mannen? Welk repertoire? Dit geeft de regisseur een idee in welk genre het publiek én de groep het best gedijt. Er is ook de zaalaccommodatie. Soms kan een toneelstuk niet omdat het speelvlak niet groot genoeg is. Ten slotte heb je de financiële slag-

TIPS • Zorg dat de regisseur de groep, het publiek en de accommodatie voldoende kent. • Luister of de regisseur zijn keuze enthousiast en degelijk kan verantwoorden. • Maak duidelijke afspraken i.v.m. het kostenplaatje. • Waak erover dat de regisseur niet voor de zoveelste keer dat stuk herhaalt. • Probeer te achterhalen of de regisseur in dat genre reeds zijn sporen heeft verdiend. Special 2014

16

kracht en het gevaar van niet-vrijgegeven stukken! Je hebt altijd wel een aantal stukken die in ‘de wachtkamer’ liggen. Stukken die je gezien hebt en die je raken door de inhoud of het genre. Of inspiratie ingevingen om eens iets speciaal te doen met kinderen/ jeugd zoals een rockversie van ‘Oedipus’ op de planken brengen of zelf eens een stuk schrijven naar aanleiding van gebeurde feiten of een probleem dat je nauw aan het hart ligt. Maar het belangrijkste is nog altijd het samenvallen van wat jij dacht, het vermoedelijke kunnen van een groep, het aantal beschikbare spelers en met als dessert, het repertoireverleden en wat het publiek aankan. Indien je zorgt voor een goede voorbereiding met doordachte keuzes, zal het niet mislopen. Je legt je keuze eerst voor aan het bestuur en in tweede instantie aan de spelers. Houd rekening met de ethische strekking van de groep. Want als je een pikant stuk voorstelt aan een groep met een katholieke achtergrond, kom je van een kale reis terug. Ik vraag meestal - met een afgesproken geheimhouding - een quotering van de spelers door het toekennen van een beoordelingscijfer. Ook op het vlak van inzet en tekstkennis. Ik ontwerp ook de affiche tenzij er een specialist in de groep is. Dan nog neem ik de eindbeslissing. Ook de muziekregie vind ik in het theater zeer belangrijk.”

Je brengt een bezoekje aan een theatergroep in je regio, omdat je theaterliefhebber bent en graag een voorstelling bijwoont; omdat het goed is voor de promotie van je eigen productie; om in contact te komen met collega’s … maar ook om toneelwerk te leren kennen. Misschien heb je een toneelwerk op het oog dat nu net in een naburige groep gespeeld wordt. Je hoeft de tekst niet te lezen, je gaat gewoon kijken. Je komt ook aan de weet hoe een regisseur het aanpakt, je ontdekt de moeilijkheidsgraad van de personages en hoe het publiek reageert. Kortom, je leert of dit toneelwerk geschikt is voor jouw groep en je publiek. Andere regisseurs reageren net omgekeerd en gaan op zoek naar wat in de regio of in het brede theaterveld (nog) niet gespeeld wordt. Willy Vernijns is vaste huisregisseur van toneelgroep ’t Kringske in Berbroek (Herk-de-Stad). Hij leest nooit een boek. Dus ook geen toneelteksten. Liever woont hij toneelvoorstellingen bij. Is dit toneelstuk bruikbaar voor onze groep? Komen de personages overeen met wat wij aan acteurs in huis hebben? Kan het decor op ons speelvlak geplaatst worden? De reacties van het publiek zijn uitermate belangrijk. Willy rekent op zijn eigen aanvoelen van het toneelstuk. Meestal vraagt hij ook een beeldopname van de productie, zodat hij de voorstelling thuis nog eens rustig kan bekijken. Toneelgroep ’t Kringske speelt ieder jaar één toneelproductie en mikt telkens op een komedie of klucht waarmee ze 2500 toeschouwers bereiken. Dat willen ze absoluut zo houden en steevast krijgen ze van hun publiek te horen “’t Is toch om te lachen!”

Willy plant graag in alle rust, om zeker te zijn dat hij de juiste keuze maakt. Het bijwonen van voorstellingen is een theateruitstap voor hem en zijn vrouw. Samen trekken ze er ieder weekend op uit. Van ieder bezoek maakt hij een kort verslag. Meestal zit hij op schema. Zo heeft hij voor volgend jaar het aanbod al klaar. Hij zag ’De tante van Charlie‘ van John Van Eerd en ‘Van wie zijn de vrouwen eigenlijk?’ van Michaël Parker. Van dezelfde Parker zag hij ook ’De verliefde ambassadeur‘. Het is een deurenkomedie met liefst tien ingangen. Dat decor krijgt de technische ploeg van toneelgroep ’t Kringske niet geplaatst. Willy vertrouwt erg op zijn eigen aanvoelen en dat van zijn vrouw. In Lubbeek zagen ze ooit ‘De man die nikske kan‘. Vier andere leden van de groep vonden het niet bruikbaar. Willy wilde er wel mee aan de slag en het werd een groot succes. Vaak moet er geknipt, geplakt en bewerkt worden. Willy is telkens klaar met de herwerkte tekst, inclusief regieaanwijzingen, als de eerste repetitie begint. Een toneelstuk kiezen hoeft geen karwei te zijn. Vandaag heeft regisseur Willy Vernijns de toneel planning klaar voor 2014. De repetities kunnen beginnen.

TIPS • Wat elders succes heeft, lukt daarom nog niet thuis. • Uiteindelijk moet je toch nog de toneeltekst lezen. • Een kopie komt nooit verder dan een kopie. • Acteurs en regisseurs die zichzelf respecteren, willen niet na-apen. • Het theateraanbod is groter dan alleen bij de buren.

17


DE PENNINGMEESTER DE DESKUNDIGE Bernard Soenens

Nina Van Cauwenberge

Er bestaat zoiets als ‘deskundige van het amateurtheater’. Echte kenners van het amateurtoneel, van stukkeuze tot kledij, van acteur tot zetstuk. Zo’n adviseur wordt door menig groep (h)erkend en aangesproken op tal van gelegenheden, vaak gewild of ongewild. Maar wanneer ben je deskundige? We vragen meer uitleg aan Luc Vierendeels, door vele groepen geraadpleegd voor allerlei toneelzaken. Hoe word je deskundige en wat moet je kennen of weten? “Een specialist word je niet zomaar. Je moet allereerst een passie voor theater hebben. Daarnaast moet je ook over veel kennis beschikken. Kennis die ikzelf heb opgedaan door het volgen van menig cursus, door veel te kijken en uiteraard ook door veel te lezen. Doorheen de jaren heb ik een eigen verzameling opgebouwd, een archief van toneelteksten, rekwisieten en geluidsfragmenten. Die geluidsfragmenten heb ik verzameld door mijn job als geluidsregisseur bij de VRT radio. Als ik iets niet heb, weet ik het wel te vinden. Heel wat groepen komen intussen bij mij te rade, rechtstreeks of via derden. ’Deskundige’ vind ik overigens nogal een zware term. Je moet vooral over de nodige kennis en ervaring beschikken vooraleer je wordt geraadpleegd door groepen.”

ENKELE TIPS VAN ‘DE MEESTER’: • Lees veel en kijk veel, zowel naar professioneel als amateurtoneel. • Werk hard en ontspan voldoende. • Wees één groep en respecteer iedereen. • Praat met elkaar over wat je hebt gezien. • En vergeet het spelplezier niet! Special 2014

18

Hoe ga je tewerk? “Wanneer ik een groep help bij hun stukkeuze, probeer ik eerst een beeld te krijgen van de groep zelf. Ik start met veel vragen: eerder gespeelde stukken, budget, speelplek, samenstelling acteursploeg, de capaciteiten technische ploeg, … Het is belangrijk om de groep zo goed mogelijk te helpen, rekening houdend met de aard van de groep. Het is dus ‘advies op maat’. Je mag ze niet overschatten maar ook niet onderschatten. Je moet rekening houden met hun publiek zonder bang te zijn voor verandering. Je kan het publiek gerust laten kennis maken met andere genres, zolang die verandering niet te bruusk is.” Is adviesgever ook geen delicate rol? “Advies blijft advies. Ik raad nooit één bepaald stuk aan. De groep krijgt van mij een lijst met zo’n tien stukken waaruit ze kunnen kiezen. Wat de groep er uiteindelijk mee doet, hoe ze het stuk interpreteren en op scène brengen, is aan hen.” Wie bepaalt in de meeste gevallen de stukkeuze bij groepen, denk je? “Er zijn drie soorten verenigingen, volgens mij. De eerste soort heeft een leescomité. Dat leescomité kiest uit een selectie uiteindelijk een stuk en vervolgens zoekt de groep een gepaste regisseur. Soms vraagt het comité advies over welke stukken interessant zijn om te lezen. Een tweede soort groep zoekt eerst een regisseur die dan zelf het stuk uitzoekt. Hier is het uitkijken dat de regisseur in kwestie niet hetzelfde stuk al meermaals opvoerde bij andere groepen in dezelfde uitvoering. De laatste soort toneelgroep kiest een stuk op basis van wat ze elders al gezien hebben. In dit geval wordt vaak geen rekening gehouden met de aard en het kunnen van de eigen groep. Ikzelf verkies een gezamenlijke keuze na een grondige voorbespreking.”

Het is een vreemde gedachte dat financiële motieven kunnen meespelen bij de keuze van een toneelstuk. Maar het is niet anders. Bram Vanderfeesten schreef dit jaar een thesis rond de impact van subsidies op de artistieke werking van een toneelgroep. Die impact is niet min: o.a. het aantal producties, de keuze van de regisseur en de keuze van een toneelstuk worden er mee door bepaald. Dat betekent dat ook in deze materie de penningmeester mee rond de tafel zit. Je hebt vooreerst het prijskaartje van de auteursrechten. Er was een tijd dat toneelgroepen er een reden in zagen om zelf een toneelstuk bij elkaar te schrijven, of een andere titel te plakken op een gekozen werk. “In onze toneelgroep wordt niemand betaald, ook de regisseur niet, waarom dan de auteur?” Vandaag wordt het ‘loon van de auteur’ niet meer in vraag gesteld. De promotie van theaterproducties is in dit digitaal tijdperk dermate transparant dat ontwijken van een correcte aangifte nog weinig efficiënt is. Niettemin kent een ervaren penningmeester de namen van schrijvers als Ray Cooney, Neil Simon, Woody Allen, Alan Ayckbourn, Rick Abbot, Ruud De Ridder … die een beduidend hogere factuur sturen dan de doorsnee auteur. Er zijn toneelgroepen die van hun werk afzien omwille van de factuur. Je hebt ook de meerjarige subsidies die via provinciale wedstrijden onder meer in Oost-Vlaanderen en Vlaams Brabant worden toegekend. Hoe beter het juryrapport, hoe hoger de subsidies voor de volgende vier jaar. Als toneelgroep moet je op dat moment scoren. Met welk toneelwerk maken we meest kans? Het kan aanleiding zijn tot vernieuwing en het aangaan van een uitdaging bij de repertoire-keuze. De lat iets hoger leggen en vaak ook de betere acteurs groeperen in een kleinere cast. Soms herneemt men een succes-productie… In de provincie Antwerpen zijn de subsidies aan groepen met bovenlokale werking ondertussen afgeschaft. Het is uitkijken welke impact dit heeft op de artistieke werking van de getroffen groepen. Er is ook de creatiepremie. OPENDOEK heeft een

overeenkomst met SABAM. Nieuw werk dat een kwaliteits­label krijgt, komt in aanmerking voor een premie. Wie dit werk creëert krijgt de auteursrechten terugbetaald. De financiële stimulans werkt, ook al heeft dit nieuw werk zichzelf nog niet bewezen op de speelvloer van amateurs. Heel wat groepen zijn tuk op iets nieuws, zeker als het van eigen bodem is. De premie komt het amateurtheater ten goede. Creatiepremie en stukkeuze vormen dus een goed huwelijk. Er ontstaan steeds meer nieuwe groepen die in een los samenwerkingsverband of in een collectief rond artistiek gelijkgezinden samen theater willen maken. Ze hebben doorgaans niet de stevige structuur van het klassieke verenigingsleven met een bestuur, een vaste taakverdeling, een vaste zaal, publiek en een ‘spaarkas’, waar een penningmeester over waakt. Ze zijn aangewezen op andere financiële input dan recette, sponsoring en barinkomsten. Een uitkoopsom zoals geselecteerden van het Landjuweel opstrijken, is voor dit soort groepen voldoende om een volgende productie te plannen. Enkele jaren geleden was Dirk Decorte (theater de WAANzin) niet te beroerd om op een panelgesprek te stellen dat de financiële opbrengst voor zijn groep het voornaamste motief was om deel te nemen aan het Landjuweel. De penningmeester zal bij de keuze misschien niet het laatste woord hebben, maar speelt mee, kiest mee en dat kan mee zorgen voor een verantwoord beleid in een toneelgroep. Lees meer over de creatiepremie op pagina 45.

TIPS • Informeer je goed over de auteursrechten. • Laat de financiële bekommernis een artistiek verantwoorde keuze niet in de weg staan. • Iedere productie vraagt een goed uitgewerkte begroting. • Premies en subsidies geven je wat meer armslag voor een artistieke uitdaging. • Het is niet omdat iets ‘duur’ is dat het ook ‘goed’ is.

19


POLL

HET BUITENLAND

WIE OF WAT HEEFT IN JOUW GROEP HET MEEST IMPACT OP DE KEUZE VAN EEN NIEUW TONEELSTUK? Het leescomité

Bernard Soenens

Het bestuur De zoektocht naar een toneeltekst leidt je misschien naar het buitenland. Op een vrij weekend of op vakantie zie je een merkwaardige productie in Londen, Parijs of Avignon of je komt al surfend op internet bij buitenlandse auteurs terecht. Sommigen vinden dit een gedurfde actie, anderen vragen zich meewarig af of het werk van eigen bodem dan te min is. We zijn een klein land en er is veel buitenland dat grote namen heeft opgeleverd zoals Shakespeare, Tsjechov, Miller, Ibsen, Goldoni, Fo en Garcia Lorca. Namen uit de wereldliteratuur. Nogal vanzelfsprekend dat toneelgroepen die teksten willen aanpakken. Bovendien is er publiek voor. Toneelhuis in Antwerpen boekt volle zalen met deze auteurs op het programma. De theaterbib van OPENDOEK beschikt over het werk van deze auteurs in vaak vijf tot tien verschillende versies, vertalingen of bewerkingen. Het vraagt heel wat leeswerk om daar de juiste versie uit te pikken of een nieuwe vertaling te maken.

TIPS • Controleer of de vertaling niet te ‘Hollands’ klinkt en dus niet ‘bekt’. • Kijk na of de vertaler niet een vertaling maakt van een reeds eerder gemaakte vertaling. • Zoek ook eens in buitenlandse theatertijdschriften naar nieuw werk. • Is je vertaling een speeltekst of eerder een literair document? • Vergelijk de vertaling met het oorspronkelijke werk. Aantal personages, locaties, scènes… Special 2014

Hoe maak je de juiste keuze? Ofwel beschik je reeds over een degelijke vertaling. Ofwel pak je de koe bij de horens en ga je aan de slag met een eigen vertaling. Maar dan moet je de taal voldoende beheersen. Zoek je wel echt in het buitenland of zet je alleen maar een bestaande vertaling naar je hand en hoe ‘ver’ dwaal je dan af van de oorspronkelijke tekst? Andere taal en ander land impliceren ook een andere cultuur. Vanuit welke maatschappelijke achtergrond heeft deze auteur zijn/haar tekst geschreven? Er hoort dus ook een behoorlijke brok dramaturgie bij om aan een volwaardige vertaling te beginnen. En welke boodschap heeft ons publiek aan de situatie in een ander land? Of moet er een adaptatie komen naar het hier en nu? Vertalen wordt dan al snel her-talen of bewerken van een toneeltekst. Hugo Claus schreef in dezelfde taal als onze Noorderburen. Toch begrijpen Nederlanders ‘De Verwondering’ van Claus helemaal anders, onder meer omdat ze anders aankijken tegen de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog. Het kan voor een toneelgroep of regisseur een meerwaarde zijn om als eerste buitenlands werk te vertalen en te creëren. In ieder geval is er een breed werkterrein om teksten op te sporen. Het biedt ook toneelgroepen de kans om zich te profileren. Arne Sierens deed op een rondetafelgesprek gedurende het voorbije Landjuweelfestival nog een warme oproep om belangwekkend buitenlands materiaal te vertalen. Zoals ook in ons land is er ook in het buitenland een aanbod aan interessante teksten die na creatie door een professioneel gezelschap in het archief verdwijnt. Vertaalwerk kan er voor zorgen dat dit aanbod ook ter beschikking komt van het amateurtoneel in Vlaanderen. Er is dus nog werk aan de winkel.

20

De regisseur Het succes van gespeelde stukken door groepen in de buurt De financiële argumenten Het advies van een externe kenner 35%

23%

38%

2%

1%

1%

Aantal respondenten: 201 Intussen staat de volgende poll op de website van OPENDOEK! Surf er als de bliksem naartoe en geef je mening! Het resultaat lees je in het volgende nummer. Meer info: www.opendoek-vzw.be.

‘De Vagina Monologen’ - De Dijlezonen ©Christophe Ketels/Cie Gagarine


‘Onder Het Melkwoud’ - Theater Playerwater ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

Op zoek in de theaterbib

Ellen Asaert

Jaarlijks ontlenen zo’n 1200 toneelliefhebbers toneelstukken uit de theaterbib. Leden van leescomités, acteurs, regisseurs, docenten, studenten, enzomeer raadplegen de theaterbib. Sommigen weten goed wat ze willen, anderen lezen en lezen en lezen tot ze hét geschikte stuk vinden. Nog anderen schakelen hulp in via repertoireadvies op maat. Sommigen lezen een paar teksten en zijn vertrokken. Anderen weer lezen tientallen titels en vinden maar niets dat hen echt aanspreekt. Wij volgen enkele klanten van de theaterbib op hun ontdekkingstocht.

De verhaaltjes zijn te simpel, de moppen te flauw.”


Special 2014

De zoektocht naar een geschikt stuk blijft een heel persoonlijk parcours.”

aan mannen geeft de doorslag, waardoor andere, misschien wel betere stukken, het toch niet haalden. Ook hier blijkt de cast een cruciale component van de keuze.

Veellezers Bij het ’t Pulhoeveke uit Wijnegem wordt er wat afgelezen. Het leescomité ontleent en beoordeelt tientallen brochures. De groep zoekt een blijspel, maar het moet wel inhoud hebben: “Niets dat zo onderschat wordt als een goede komedie spelen.” Vroeger gebeurde het vaak dat ze het stuk kozen in functie van de rolbezetting, maar door een slechte ervaring werd van dit pad afgeweken. Voor de komende productie zoeken Joachim Van Ransbeeck en Hilaire D’Exelle – beiden actief in het leescomité - naar stukken met een grote bezetting. Er zijn immers heel wat nieuwe spelers bij de groep gekomen en ze willen deze nieuwkomers speelkansen geven, anders haken ze misschien af. Veel teksten leggen ze al na tien bladzijden weg: de verhaaltjes zijn te simpel, de moppen te flauw. De lijst van stukken die door het duo wordt ontleend, is lang: ‘Wordt u al geholpen?’ (Jeremy Lloyd en David Croft), ‘De Godmother’ (Luuk Hoedemaekers), ‘Taxi Taxi’ (Ray Cooney), ‘Money Money’ (Fons Vinck), ‘Het kaartenhuis’ (Lode Ansoms), ‘De grotten van ham’ (Luc Kerkhofs), ‘Heilige familie’ (Willi De Wit), ‘Grootmoeder is verliefd’ (Yvon Taburet), enzovoort. “In drie kwart van de kringen beslist de regisseur”, zegt Hilaire. Zelf kiezen ze tientallen ontleningen later voor ‘De roze ridder’ van Bart Spaey, ondertitel: Een middeleeuwse klucht, waarmee ge op uw billen kunt kletsen. ”Dit stuk heeft elf niet al te grote rollen en zorgt ervoor dat iedereen aan bod komt. Daardoor is iedereen bijna op elke repetitie nodig, wat de samenhorigheid versterkt.”

Semi-professionelen Anders gaat het bij het Noordteater uit Antwerpen, met minstens vijf producties per jaar een semiprofessioneel gezelschap. Ze werken met abonnementen, en moeten dus mikken op diversiteit om het publiek zijn zin te geven. Het seizoen moet openen met een blikvanger, aldus Marie-Louise Mertens van het artistiek comité. Verder programmeren ze ook graag typische komedies zoals ‘La Locandiera’ (Carlo Goldoni), ‘Maak plaats, Mevrouw’ (Ray Cooney en John Chapman) of ‘Allo Allo’ (Jeremy Lloyd en David Croft), een thriller of creaties (voor het amateurtoneel). Klant is koning bij het Noordteater, want het huren van hun eigen theater is een enorme kost, waarvoor ze van het publiek afhangen. Het artistiek comité is streng: brochures gaan rond en er worden punten gegeven. Uitvoerige besprekingen maken doen ze niet meer omdat het te veel tijd in beslag neemt. Iedereen geeft zijn rating door en er wordt enkel gekozen uit stukken die minstens een beoordeling van 8 op 10 krijgen. Wat er in het buitenland gespeeld wordt, is een grote bron van inspiratie. Zo gaan ze vaak kijken naar wat populair is in Parijs, Eindhoven, Maastricht… Frans toneel in eigen vertaling als eerste in Vlaanderen brengen, doen ze liefst één keer per jaar. Zo speelden ze al ‘Le temps des cerises’ (Niels Arestrup) en ‘L’amour sur un plateau’(Isabelle Mergault). In de theaterbib zijn de klanten van het Noordteater dan ook de eersten om nieuwe stukken aan te vragen, hun lijstje met te verwerven titels is lang, maar omdat het steeds om interessante aanwinsten gaat, doet de theaterbib alle moeite om de teksten te pakken te krijgen.

Mannen te weinig “Een lach, maar met iets meer.” Dat zoeken ze bij het Kessels Amateur Toneel, een groep – naar eigen zeggen - ‘van onder de kerktoren’, maar aan kluchten doen ze niet. Engelstalige toneelstukken met de nodige humor kunnen hen meestal wel bekoren en hun oog valt op ‘Kantooruren’ (Norman Foster) en ‘Kolderkatten’ (Gail Young). Ze vragen advies bij de theaterbib. Misschien lijkt ‘Husbands and wives’ (Woody Allen) of ‘De kreupele van Inishmaan’ (Martin McDonagh) hen wel iets? De rolbezetting is belangrijk: vijf tot zeven dames en drie tot vijf heren. In samenspraak met cast en regie kiezen ze uiteindelijk voor iets compleet anders: ‘Het winkeltje’ van Lode Pools. Een tekort

Variatie De Wilgekatjes uit Nijlen is een groep die zichzelf graag uitdaagt. Ze spelen twee keer per jaar in de parochiezaal en komen het publiek graag tegemoet met iets om te lachen. Daarnaast houden ze van een uitdaging zoals ‘Greenwich’ (Walter Van den Broeck) en ‘Van de brug af gezien’ (Arthur Miller). Die variatie is nodig, zegt Diana Dierckx van het leescomité. Ook zij organiseren een stemming. De rolbezetting is van belang, want niet iedereen kan een grote rol aan. En de stukkeuze wordt steeds besproken met de gastregisseur. Van gastregisseur Peter Michel kregen ze bijvoorbeeld toneelauteur Norm Foster getipt. Het voordeel is dat er naargelang de cast en de gastregis-

24

seur uit de lijst gekozen kan worden. Dit theaterseizoen koos het leescomité: ‘Ziekelijk’ van Jack Staal en ‘Harold en Maude’ van Collin Higgins. Niets bruikbaar? Reginald Wietendaele, regisseur bij de WAANzin uit Gent is op zoek naar een stuk voor acht dames. Zo begint hij althans. Want dan komt er nog een acteur bij, vallen er wat spelers af en uiteindelijk moet hij zoeken naar een geschikt stuk voor drie dames en twee heren. Zijn leeslijstje is navenant gevarieerd: ‘Turks bad’ (Nell Dunn) te feministisch vindt hij, ‘De macadam madammen’ (Delphine Guilloneau) te licht voor het repertoire van De WAANzin, maar wel een goede komedie, en ‘Alice in wond wond wonderland’ (Ko Van den Bosch), die laatste werd recent al in de buurt gespeeld: een reden om het toch maar te laten liggen, en nog een resem andere titels. Tal van stukken passeren de revue, maar geen enkel dat 100% kan bekoren. De herdenking van honderd jaar Wereldoorlog I in 2014 indachtig, besluit Reginald om zelf aan de slag te gaan met het thema oorlog, en dat vanuit het perspectief van de vrouwen die niet aan het front zitten, maar thuis achterblijven. Hij besluit zelf een tekst te schrijven en baseert zich op non-fictie en geromantiseerde teksten over de Eerste Wereldoorlog. De zoektocht in de theaterbib mondt uit in een eigen creatie. Inhoud Karen en Carlo Caselli van Theater Plansjee uit Antwerpen hebben de luxe dat ze met verschillende rolbezettingen aan de slag kunnen. Het mag komisch zijn, maar mag even goed een thriller of een psychologisch drama zijn. Hun vorige productie was ‘Passanten’ en ‘Reizigers’, twee eenakters van Carl Eyckmans, die ze graag aanbevelen. Het was zwaar van inhoud zeggen ze, maar het publiek was tevreden. Voor hun volgende productie willen ze een uitdaging voor de acteurs – jonge spelers die wat aankunnen. Het wordt een stuk dat aanbevolen werd in onze repertoirerubriek: ‘Het begon met een kus’ van John Godber. Karen: “Het is een stuk dat me meteen aansprak. Het bevat humor, maar heeft ook een serieuze ondertoon, je kan het genre er zelf in leggen, naargelang hoé je het speelt. Het stuk ’triggerde’.” De zoektocht naar een geschikt stuk blijft overigens veelal een heel persoonlijk parcours. Het is maatwerk waar enkel één op één-oplossingen voor bestaan, soms een dosis toeval bij komt kijken en ondanks de verschillende werkwijzen hopelijk meestal dat stuk uitkomt waar heel de groep kan achter staan.

‘Onder Het Melkwoud’ - Theater Playerwater ©Christophe Ketels/Cie Gagarine


‘Abigails Party’ - De Reynaertghesellen ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

LEZEN, LEZEN… EN KIEZEN

Elke tekst is in principe speelbaar door amateurs.”

Ellen Asaert

Ieder nummer bespreken we acht teksten in de populaire repertoirerubriek van OP&doek. De rubriek presenteert zo veertig toneelstukken per jaar, met als gevolg een veelvoud van ontleningen in de theaterbib. Een serieuze verantwoordelijkheid dus, want geselecteerde stukken krijgen vaak het etiket “Als het in OP&doek staat, moet het wel goed zijn.” Maar welke criteria bepalen welke toneelteksten in het magazine belanden? We bieden je graag een blik achter de schermen.

V

aste lezers/recensenten van dienst zijn Frans Vanderschueren en Alex Desiron. Jaarlijks lezen ze samen meer dan honderd stukken. Beiden zijn al jaren actief in het amateurtoneel. Alex Desiron studeerde af aan de hogere Zeevaartschool in 1967. Hij voer een aantal jaren de wereld rond en belandde uiteindelijk in de haven. Hij werd besmet door de theatermicrobe toen een nichtje hem, lang geleden, vroeg om decors te bouwen voor haar toneelgroep. Dertig jaar carrière konden die microbe niet klein krijgen. Toen hij in 2002 op vervroegd pensioen ging, sloeg de passie in alle hevigheid toe. Een gamma aan decors en rollen groot en klein waren het gevolg. Frans Vanderschueren is al meer dan dertig jaar actief in het toneel. Hij is gespecialiseerd in repertoire en heeft talloze regies op zijn naam staan. Behalve heel wat komedies en kluchten regisseerde hij ‘De Trojaanse vrouwen’ (Euripides), ’Lysistrata’ (Aristophanes), ‘Closer’ (Patrick Marber), ‘De getemde feeks’, ‘Romeo en Julia’, ‘Midzomersnachtsdroom’ van Shakespeare, ‘Gebroed onder de maan’ (Gildas Bourdet) en ‘Mistero Buffo’ (Dario Fo). Frans heeft een voorliefde voor Franstalig repertoire en gaat ook zelf als vertaler aan de slag. Hoe lezen de recensenten? Welke criteria hanteren

Special 2014

26

ze bij het lezen van een toneelstuk voor de repertoirerubriek? Frans: “Er moet inhoud in zitten. Dat is het belangrijkste criterium. Zelfs als het om een klucht gaat. De meeste kluchten zitten inhoudelijk echter niet juist. In goede komedies, zoals die van Neil Simon of zelfs een stuk als ‘Ge-tic-t’ van Laurent Baffie zit ergens een logica, waardoor de plotwendingen – hoe absurd ook - toch geloofwaardig zijn.” Ook voor Alex is dit het belangrijkste criterium. “Zelfs als het absurd is, moet het geloofwaardig blijven. Een aaneenschakeling van grappen waar de schrijver dan een verhaaltje probeert rond op te hangen, vind ik geen goed stuk. Dat is gewoon een aaneenschakeling van sketches. Een stuk moet inhoud hebben. Pas dan kan je het publiek aangrijpen – of dat nu met de slappe lach, kippenvel of tranen in de ogen is. En het publiek is het belangrijkste voor mij, zonder publiek geen theater.” Een tweede criterium voor beide recensenten zijn de personages. “Het moeten karakters zijn. Personages van vlees en bloed, geen typetjes. De conflicten waar zij in belanden zorgen ervoor dat er inhoud is. Conflict is en blijft de belangrijkste bouwsteen van theater”, aldus Frans. Daarom dat een komedie schrijven ook zo moeilijk is, vindt hij. Het is meestal eigen aan een drama dat

het inhoud heeft. Bij een komedie is dat moeilijker. Daarom houdt hij zo van Franse komedies, die teren meestal op echte verhaallijnen. In de Engelse toneelteksten is het meestal de situatiehumor die een tekst grappig maakt. Frans leest ieder stuk twee maal. Een eerste keer, objectief: voor het verhaal: de hoofdplot en de zijlijnen. Een tweede keer leest hij meer als regisseur: zou hij zelf iets met deze tekst kunnen doen? En wat dan? Kunnen amateurspelers met elke tekst aan de slag? “Ja”, luidt het volmondig bij beide heren. Elke tekst is in principe speelbaar door amateurs. De vraag is, willen de spelers met de tekst beginnen? Veel teksten leiden volgens Frans immers tot zogenaamd ‘regisseurstoneel’: toneel dat volkomen een uitdrukking is van de visie van de regisseur. De meeste acteurs verlangen echter een échte rol waar ze zich in kunnen vastbijten. In sommige hedendaagse theaterteksten staan de personages echter zelfs niet aangeduid… Frans en Alex hanteren dezelfde criteria maar zijn het daarom niet altijd eens. Het toont aan dat objectief lezen niet bestaat. Wat mooi of goed geschreven is voor de ene, is het misschien niet voor de andere. De eindredactie ligt dan bij ondergetekende. Maar ook dan blijft het een subjectieve beslissing. Geen nood. We zoeken naar een goede mix van to-

neelteksten. De repertoirerubriek staat immers ten dienste van de lezers. Voor elk wat wils is het motto dat zich vertaald ziet in een diversiteit aan genres en rolbezettingen. Daarom staat er een Franse komedie naast een nog niet door amateurs gespeeld drama, maar evengoed een monoloog, een thriller of een stuk dat misschien eerder regisseurstheater zal opleveren. Toch leert de ervaring ons dat de vraag naar komische stukken het grootst is, daar komen we dan ook aan tegemoet. Van de acht toneelteksten is meestal de helft een komedie. Ook als je andere uitdagingen zoekt, vind je je gading in de repertoirerubriek. We zetten dan ook graag minder bekende auteurs in de kijker, bijvoorbeeld Lot Vekemans, Hanneke Paauwe of Stijn Devillé. De repertoirerubriek is dus een subjectieve staalkaart. Summier ook. Het is immers een zeer beperkte selectie uit de honderden jaarlijkse aanwinsten in de bib. Theaterteksten komen op verschillende manieren tot in de theaterbib: auteurs sturen hun stukken toe, teksten worden door klanten opgevraagd en verworven of we kopen ze aan. Om meer teksten voor te stellen, willen we in de toekomst meer gebruik maken van www.theaterbib.be. Ook dan blijft het een subjectieve selectie. Zelf lezen en beoordelen blijft hoe dan ook de boodschap!

27


Genres Jef Mellemans

Auteurs rekenen we niet tot de groep van de uitvoerders die de voorstelling maken. Werken we echter met een bestaande tekst, is het toch raadzaam om over zoveel mogelijk middelen te beschikken om deze taak tot een goed einde te brengen. Eén van die middelen is vooraf te weten tot welk genre het gekozen toneelstuk behoort. Enig dramaturgisch werk is dus op zijn plaats.

N

og voor we het stuk grondig lezen, vinden we wellicht al enige informatie op het titelblad. Vele auteurs vermelden bij de titel ook het genre waartoe zijzelf hun stuk rekenen. Maar dat kan wel eens verwarrend werken. Anton Tsjechov, bijvoorbeeld, mag bij zijn laatste toneelstuk ‘De Kersentuin’ (1903) vermelden dat het een komedie is, maar bij een eerste lezing valt er niet veel te lachen. Misschien moeten we eerst onderzoeken wat men in die tijd onder ‘komedie’ verstond, of wat de auteur met die term specifiek bedoelde. Was hij misschien bang dat iemand als regisseur Stanislavski zijn stuk als een zwaar beladen psychologisch drama zou brengen en wilde hij het hiervoor behoeden? Een vergeefse poging zoals later bleek. Tekstexegese kan nooit nadelig zijn. Het is wenselijk dat we onderzoek doen naar het ontstaan van een tekst. Uit welke tijd stamt de tekst? Wie is de auteur en wat heeft hij met die tekst bedoeld? Hoe staat hij tegenover de samenleving, tegenover de personages die hij ten tonele voert, tegenover het onderwerp dat hij behandelt, enzovoort? Naast die tekstexegese is er ook nood aan een degelijke tekstanalyse. We zoeken naar de toneelkundige middelen die de auteur heeft gebruikt. Al deze gegevens kunnen ons iets meer vertellen over het genre waartoe de tekst behoort. Blijft de vraag of we het genre absoluut moeten kennen. Laten we beginnen met ‘ja’ als antwoord.

‘Gezichtsverlies’ - De Reynaertghesellen ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

Het genre van een toneelstuk kennen, biedt ons een zekere veiligheid. Als we weten dat ‘Polyester Polka’ van Dimitri Frenkel Frank een tragi-komedie is, zullen we het niet brengen als louter een komedie, want dan wordt het gemakkelijk een flauwe, zelfs wat vulgaire klucht. Maar leggen we het volle gewicht op het dramatisch element, dan wordt het snel ongeloofwaardig en daardoor zelfs onverteerbaar. Het hoertje fin-de-carrière dat om aandacht vraagt, is én komisch én tragisch tegelijk. Een stuk bij een bepaald genre onderbrengen is altijd een kwestie van ‘achteraf’. Niemand heeft ooit gezegd: “We willen drama met die en die kenmerken als toneelgenre, laat nu de auteurs maar stukken schrijven die onder die noemer vallen.” Je hebt eerst de stukken en dan het genre. In elke wetenschap gaat men uit van waarnemingen. In de theaterwetenschap heeft men waargenomen dat een aantal toneelteksten eenzelfde soort kenmerken hebben, anders dan bij andere toneelteksten. Aan die verzameling gemeenschappelijke kenmerken geeft men een naam, het genre. Als we nu als maker eenmaal het genre van een toneelstuk hebben vastgesteld, kunnen we op zoek naar nog andere kenmerken die we eventueel over het hoofd hebben gezien. We mogen dus profiteren van het werk dat door anderen vóór ons is gedaan. Naast een veiligheid biedt het kennen van het genre zo ook een zekere gemakkelijkheid. Als toneelteksten verschillende kenmerken hebben, vragen ze wellicht ook een verschillende manier van brengen. Een nog niet gespeelde toneeltekst is immers dode letter, maar bevat wel de (nog literaire) technieken om gespeeld te worden. Een tragedie (drama) of komedie – om de twee meest uitgesproken genres te noemen – vragen elk een andere aanpak. Hoe specifieker de kenmerken, hoe specifieker we kunnen spreken van subgenres. In de reeks van het drama spreken we dan van de echte tragedie, het melodrama, het sociaal of psychologisch drama… en in de reeks van de komedie onderscheiden we de echte komedie met geloofwaardige situaties en personages, de tragikomedie, de zwarte komedie waarin het cynisme hoogtij viert, het blijspel, de vaudeville, het cabaret, de klucht waarin je vooral types en extreme situaties onderkent, enzovoort. Dan laten we de opera, de operette en de musical hier buiten beschouwing. Een voorbeeld. Als de tekst die voor ons ligt, een klucht is, met typetjes die in de loop van het stuk niet veranderen, met situaties die meestal bij het haar zijn getrokken (te veel toevalligheden, persoonsverwisselingen, rampscenario’s, triviale toestanden, volks

taalgebruik enzovoort), dan is het verloren moeite om dit als komedie te brengen met honderd procent geloofwaardige personages. Het is louter en alleen bedoeld om het publiek te amuseren, laat er ons dan bijvoorbeeld geen boodschap inpompen. De doelstelling (de lach) bereiken is al moeilijk genoeg. Het genre bepalen is echter niet altijd even evident. Je hebt auteurs zoals Samuel Beckett en Eugène Ionesco die absurd theater schrijven. Het is komisch maar snijdt daardoor ook door je vel. Het is dramatisch en het doet ons toch lachen. We staan voortdurend op het verkeerde been. Je hebt ook schrijvers die geen verhaal willen vertellen, die met uitsluitend monologen werken, die een structuur hanteren die meer op een puzzel dan op een tekst gelijkt… Dan nog kan het nuttig zijn op zoek te gaan naar elementen die geheel of gedeeltelijk verwijzen naar een of ander genre. Maar na de ‘ja’ wilden we ook ‘neen’ antwoorden op de vraag of we het genre wel moeten kennen. Hoe meer we weten, hoe rijker we zijn, maar los daarvan… We zijn ervan overtuigd dat de maker, de regisseur, voor het grootste deel het genre bepaalt. Dat klinkt misschien wat rigoureus, maar de realiteit van de voorstellingen, zeker vandaag de dag, staaft deze bewering. We kunnen het nog sterker formuleren: een regisseur doet met een stuk wat hij/zij wil. Eigenlijk moet hier staan: wat hij/zij mag, want aan een stuk mag alleen worden gesleuteld met goedkeuring van de auteur. Het publiek stelt zich meestal niet de vraag: tot welk genre zou dit stuk nu behoren? Dat wil niet zeggen dat een regisseur zich alles kan permitteren, in de zin dat het publiek zijn ingreep altijd goedkeurt. Iemand die een tragedie van Shakespeare als een historisch drama verwacht, kan zwaar gechoqueerd zijn door een hedendaagse enscenering. Zo iemand vindt dat de auteur onrecht is aangedaan. Wie verwacht eens een avondje smakelijk te lachen, zal zich niet lekker voelen als een regisseur het kluchtgenre bijvoorbeeld zwaar op de korrel neemt. Zo’n toeschouwer voelt zich bedrogen. Hoe nuttig het ook kan zijn, een maker hoeft zich niet honderd procent te laten leiden door het genre. Of we dat als toeschouwer leuk vinden, is een andere vraag. Wat info vooraf kan daarom nooit kwaad.

“ 29

Een regisseur doet met een stuk wat hij wil.”


TWEE DWINGELANDEN Bernard Soenens

Uit vorige bijdragen kunnen we afleiden dat er twee factoren stevig meespelen als het op de keuze van een toneeltekst aankomt. “We spelen wat ons publiek vraagt.” en “Daar hebben we de acteurs (niet) voor.” Twee uitspraken die heel snel in de mond worden genomen en ook menige discussie afblokken.

Wie kiest het stuk? Guido Vanloo

Kurt Velghe

Vandaag loopt de stukkeuze vlot maar ooit stelde een actrice een geplande kinderwens uit naar een latere datum om als hoofdrolspeelster ‘vrij van zonden’ op de planken te staan. En een acteur schakelde over op een drastisch vermageringsdieet voor een rol. Ook snorren en baarden gingen voor de bijl.

De regisseur legt nu een aantal teksten voor, maar het is nog altijd de ‘leesclub’ die kiest. Ik herinner mij nog de bijeenkomsten van de ‘leesclub’ in de beginjaren. Toen kwamen we zo’n vijf keer bijeen. Die bijeenkomsten waren eerder een sociaal gebeuren. Er werd uiteraard over de stukkeuze gepraat, maar er werd ook veel gedronken en gegeten. De laatste vergadering moest er dan gestemd worden. Deze laatste meeting ging meestal ergens door in juni en werd traditiegetrouw afgesloten met maatjes en een goeie pint of een goed glas wijn.

Gwendoline Deprez

S

oms wacht een cast niet op regisseur, bestuur of leescomité en zitten we dicht bij “Alle macht aan de acteurs”. Dat mocht Teater Studio James Ensor ervaren met ‘Festen’. Zo vertelt Ronny Vanderstraeten.

“Een jaar of acht geleden stelde ik tevergeefs ‘The Kiss of the Spider Woman’ voor. Ik had het gevoel dat de groep er niet in geloofde: te moeilijk voor amateurs, hoe moet dat met een geloofwaardig decor. . . Zonder dat het gezelschap er weet van had, begonnen mijn podiummakker en ik te repeteren en bouwde ik geleidelijk aan een regie op. Het decor werd gemaakt door een beeldend kunstenaar. De locatie vonden we in een kelder in een school. Die werd omgetoverd tot een gevangeniscel van een dictatoriaal regime, waarin ook het publiek moest plaatsnemen. Alle rekwisieten kwamen uit Zuid-Amerika. En dan verrasten we het gezelschap met het feit dat we al volop bezig waren op het ogenblik dat de voorzitter de producties voor het komende seizoen bekendmaakte. Twee producties werden er dat jaar uitzonderlijk drie. En we vielen met het resultaat stevig in de prijzen!” Het publiek is zo nodig nog een hardnekkiger dwingeland. Logisch ook. Maanden repetitietijd staat in functie van een volle zaal toeschouwers die applaudisseren en hopelijk ook volgende keer terugkomen. De keuze van een nieuw toneelstuk moet dus rekening houden met hoe leuk en hoe goed het publiek onze vorige productie vond. En dus kiezen we opnieuw een komedie of klucht omdat de auteur het altijd goed Special 2014

doet, omdat dat toneelstuk in de buurgemeente goed scoorde en… omdat ons publiek dat vraagt. Vraag is, hoe weet een toneelgroep wat het publiek vraagt. Meestal hoor je enkele reacties in de foyer na de voorstelling, of weet een acteur wanneer hij zijn familie of buur naar de voorstelling krijgt. Maar krijgen we dan een juist beeld?

Ik heb al vaak ondervonden dat een lid van de leesgroep iets niet geschikt vindt omdat er geen toffe rol voor hem/haarzelf in zit. Zo wordt een stuk dat door de meerderheid werd goedgekeurd dan van de hand gedaan met een “Ik weet niet”. Dan bekijken we elkaar en weten meteen hoe laat het is…. Marleen Korthoudt

Er zijn wel eens toneelgroepen die bij het publiek nagaan welke productie hen het best is bijgebleven. Blijkt dan dat dit niet noodzakelijk de topkomedie van de populaire auteur is, maar tot eenieders verrassing het erg beklijvende repertoirestuk waar een acteur erg lang voor moest pleiten bij het bestuur. Ze zijn zeldzaam de groepen die aan hun publiek vragen wat ze geprogrammeerd willen zien en er ook de tijd en de energie willen in steken om dat via een heuse enquête te doen. Maar enkel dan is het niet langer een cliché om te stellen dat “ons publiek dit van ons verwacht”. Is er iets fout met deze twee dwingelanden? Allicht niet. Lees er het interview met Bernard Dewulf , dramaturg in NTGent, op na. Ook in het professioneel theater zijn publiek en cast een beetje dwingeland. Kunnen we met deze productie voldoende publiek mobiliseren? Hebben we de nodige acteurs beschikbaar? Als de twee dwingelanden uitgeraasd zijn, dan blijft er nog ruimte genoeg over om een verantwoorde stukkeuze te maken.

30

Een leescomité steekt zijn tijd in het lezen van stukken en invullen van leesfiches maar uiteindelijk is het de regisseur of het bestuur die beslist. Je moet roeien met de riemen die je hebt. Rekening houden met alles en iedereen is niet zo eenvoudig en iedereen tevreden stellen is ook een moeilijke opdracht. Anoniem

Ooit werd ik door een Diestse toneelgroep gevraagd om in te vallen bij een productie ‘Een flauwgevallen paard’ van Françoise Sagan. Onlangs sprak ik met het bestuur van de groep en ze zegden me dat dat stuk het slechtste stuk was dat ze ooit gespeeld hadden. Het selectiecomité had dat stuk ergens gezien, als een klucht gebracht, en ze hadden gelachen en gelachen, maar hun regisseur had er gewoon een ernstig stuk van gemaakt.

Edwin Vandermeeren

Meestal stelt de regisseur een pakket toneelteksten voor, die nadien in een leescomité de revue passeren. Dit leescomité is enkel samengesteld door regisseur, acteurs en actrices. Mensen van techniek of decor zijn moeilijk te overhalen om te lezen. Ronny Vanderstraeten

Ik speel bij Teater Studio James Ensor uit Oostende. Ik zei eens tegen de voorzitter dat ik dolgraag ‘Festen’ zou spelen. En ik was niet de enige. “Maar,” zo zei de voorzitter “daar hebben we minstens vijftien spelers voor nodig en ofwel hebben we die niet, ofwel krijgen we die persoonlijke agenda’s nooit ‘gematcht’!” En dus, ging ‘Festen’ de frigo in. Enkele jaren geleden herinnerden sommigen de voorzitter eraan. En later nog eens. En daarna geloofden we er niet meer in. Twee jaar geleden kondigde de voorzitter met tromgeroffel en klaroengeschal aan dat hij vijftien man gevonden had: Fe(e)sten dus!

31

Marc Verfaillie

De eerste maal dat de jeugdploeg bij ‘Iever en Eendracht’ uit Menen (nu Cie Tabloo) een toneelstuk speelde, koos de toen zeer jeugdige Patje Deleu voor ‘De blinde vlek’ van Paul Koeck. In de verslagen van de twee daaropvolgende bestuursvergaderingen had ik het steevast over “De blinde vink”. Ik dacht dat dit de correcte titel was. Had men mij toen niet tijdig op de vingers getikt dan was de programmafolder gedrukt met ‘De blinde vink’. Raf Jansen

De Bert Leysenkring uit Balen kiest voor theaterteksten die de groep zelf aantrekkelijk of uitdagend vindt. Daarom moet je als ‘liefhebber’ gaan luisteren, kijken, voelen en proeven van wat er leeft in het professionele theaterlandschap. Vaak ontdek je daar teksten of auteurs die hier nog niet heel bekend zijn en dus ook een uitdaging betekenen. Ook over de landgrenzen heen vind je vaak goede teksten en/of auteurs. Daarom surfen we vaak het internet af naar buitenlandse theatergezelschappen. Soms vind je pareltjes! Toon Van Hoyweghen

Meestal is het stuk al gekozen door de raad van bestuur voor wij als acteurs iets te horen krijgen. Het nadeel is daarbij dat ‘het stuk de spelers kiest’. Eén keer mochten we zelf een stuk kiezen. Mailtje hier, telefoontje daar en uren werk voor we eindelijk een stuk hadden. Maar iedereen was dan ook extra gemotiveerd, natuurlijk!


‘De Winter Onder De Tafel’ - Toneel Heverlee ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

Afspraak met je eerste pagina Jef Mellemans

Regisseurs gaan niet op zoek naar een goed stuk, ze zoeken een stuk dat ze willen regisseren, waarmee ze een affiniteit hebben, waarop ze verliefd kunnen worden. Bij die zoektocht speelt de eerste ontmoeting, de eerste bladzijde een belangrijke rol.


L

aat ons de vergelijking met verliefd zijn even doortrekken. Je wil graag met iemand een aangename tijd doorbrengen, omdat je eenzaam bent, omdat je plots de noodzaak voelt, omdat het een gewoonte van je is geworden… Je kan natuurlijk altijd je zus, je broer, een familielid of een goeie kameraad opzoeken. Maar daar is weinig avontuur aan. Je kan ook naar een gesprekstherapeut gaan, maar die kost geld, werkt volgens het boekje en luistert vooral. Dat is geen echt deugddoend gesprek. Nee, je wil op ontdekkingstocht. Op straat ontmoet je een massa mensen. De meeste loop je achteloos voorbij. Andere vallen in zodanige negatieve zin op dat je er zelfs geen gesprek mee wil hebben. Maar soms ontmoet je iemand met wie je wel een kop koffie of wat anders wil drinken. Die ontmoeting wordt het rendez-vous met je eerste bladzijde.

Sommige stukken zijn je achteloos door de handen geglipt omdat ze lijken op die zesendertig andere stukken die de man schreef. En je zoekt eigenlijk iets unieks. Sommige tekstbrochures zijn zo vies, sommige titels zijn zo platvloers dat je ze meteen weg kiepert. Je zal immers aan je nieuwe stuk minstens een half jaar van je korte leven wijden. Dan mag het de moeite lonen. En altijd uit je zelfde soort stukken putten betekent ook geen uitdaging meer. We hebben dus een afspraak met onze eerste pagina. De aanblik verraadt wellicht al een en ander. Heeft de auteur zijn stuk ingedeeld in bedrijven, scènes, of valt hij meteen met de deur in huis? Geeft hij een duidelijke omschrijving van de personages en van de tijd en de ruimte waarin gespeeld wordt, of laat hij dat geheel aan je fantasie over? Houdt hij je door strikte regieaanduidingen stevig bij het handje vast, of rekent hij erop dat speler en regisseur dat zelf correct kunnen invullen? Vermeldt hij regelmatig emoties, manieren waarop een repliek dient gezegd te worden, of mag de acteur dat zelf interpreteren? De koffie is maar pas besteld en misschien heb je al spijt van deze ontmoeting… Of je koestert hoop, hebt er een goed gevoel bij. Het moet immers klikken, nietwaar! We kiezen voor het tweede. Niet te veel schmink, niet te veel juwelen, deftig maar niet te chic gekleed, maar wel met een ontwapenende lach en ogen die je laten hopen. Wat wordt het als ze zijn mond opendoet? Ze kent misschien maar één dialect en dat vind je verschrikkelijk. Als je zegt dat je open kaart wil spelen, roept ze de ober om een ‘boek kaarten’. Ze kent alleen maar de woordjes ‘ja’ en ‘neen’, of ze ratelt je als een ziek Special 2014

gedraaide Cd-speler onder de tafel. Na één minuut ken je de maat van haar schoenen en haar bh. Want ze zegt altijd, overal en tegen iedereen de waarheid, vlakaf! De dialogen - eigenlijk zijn het alleen maar monologen – zijn recht toe recht aan. Geen geheimen, geen insinuaties, geen dubbele bodems, geen uitgestelde gedachten, geen ingehouden formuleringen, geen beeldspraak, geen zorg voor het juiste taalgebruik, geen voorzichtige lanceringen, elke vraag krijgt direct een antwoord, stiltes zijn des duivels… Je krijgt er geen speld tussen. Je weet wat je hoort. Alle personages praten op dezelfde manier. Geen flauwekul, meneer, recht voor de (r)aap. Maar het kan ook anders. Een dialoog, een repliek, kan je uitdagen omdat je de context of de echte bedoeling nog niet kent. Hij maakt je nieuwsgierig. Je wil hem interpreteren, maar daarvoor heb je geduld nodig, moet je misschien eerst verder lezen. Misschien moet je zelfs iets meer weten over de auteur, zijn tijd en zijn bedoelingen. De lengte van de zinnen, het poëtische gehalte, de directheid, het ritme, het woordgebruik, het afwijken van spraakkundige wetten, het zwijgen, allemaal facetten die ons behoeden voor het cliché ‘liefde maakt blind’. Het omgekeerde is eerder waar; liefde doet ons beter kijken, scherper lezen, dieper denken. Zeker als we willen dat we op het einde van deze eerste ontmoeting met onze ‘pagina’ een afspraak maken voor een volgende. En een volgende. En een volgende.

EEN VOORBEELD UIT ‘4 ZUSTERS’ VAN CLAIRE SWYZEN.

Een repliek kan je uitdagen.”

Uit de regieaanduidingen weten we dat we met de auto in de file staan op weg naar de luchthaven. De eerste repliek luidt: Marie: Het ziet er niet naar uit dat er snel verandering in komt. Ja, dat is typisch aan een file. Dat lijkt dus een banale opmerking. Maar al op de eerste pagina leren we ook dat ze niet met een taxi rijden maar dat één van de zussen het stuur in handen heeft en dat door hun getater de relatie tussen de zussen wellicht niet zal veranderen. Maar eens we ontdekken dat Marie terminaal ziek is en een laatste keer haar zussen meeneemt op een reisje naar Venetië om daar te trakteren met champagne, klinkt die eerste zin niet meer zo banaal. Die eerste ontmoeting met de tekst nodigt ons uit tot een nadere kennismaking.

34

‘De Winter Onder De Tafel’ - Toneel Heverlee ©Christophe Ketels/Cie Gagarine


Lezen met vragen

• Ligt de thematiek er dubbel en dik op, of is het subtiel aangebracht en moet ik toch even zoeken? • Tot welk van de vijfentwintig meest voorkomende thema’s kan ik dit stuk rekenen?

Jef Mellemans

Lees maar, er staat soms wat er staat.”

We veronderstellen dat de lezer van toneelstukken het onderscheid kent tussen regieaanduidingen en dialogen, dat hij weet dat over smaak niet valt te redetwisten en dat een gevoelsmatige, intuïtieve lezing geen synoniem is voor goed of slecht lezen. Om echter achteraf zo concreet mogelijk te kunnen spreken over ons lezen, is nauwgezet lezen aangewezen. Een aantal vragen kunnen ons hierbij sturen. We streven hier naar een zo correct en objectief mogelijke lezing, niet naar een interpretatie! Dergelijke lezing heeft niet als hoofddoel tot een concept te komen voor een opvoering. Dat laatste vraagt een andere, extra, nog meer gerichte lezing.

WAT & WAAROM

Verhaal • Hoe vertel ik het verhaal in vijf zinnen aan iemand die de tekst nooit las? • Heeft het verhaal een begin, midden en slot? M.a.w. is het klassiek opgebouwd? • Zit er meer dan één verhaallijn in? Wat hebben die met elkaar te maken? Wat is het hoofdverhaal? • Is wat er gebeurt belangrijker dan hoe het gebeurt? • In welke mate heeft het verhaal mij geboeid? Stijgt die spanning naar het einde? • Waar ligt het hoogtepunt van het verhaal? • Waar vind ik dat het verhaal een andere wending neemt? Waardoor gebeurt dit? • Heeft het verhaal een open einde? Is er geen oplossing? • Is het verhaal geloofwaardig? • Is er wel sprake van een verhaal? Thema • Wil de auteur met zijn verhaal iets meer vertellen dan alleen maar dat verhaal? Wat precies? • Vind ik dat thema boeiend, actueel, ouderwets?

‘Spotgeesten’ - De Reynaertghesellen ©Christophe Ketels/Cie Gagarine

Ontwikkeling • Is de intrige van in het begin duidelijk? • Kan ik dit een love-story noemen, of eerder een strijd tussen David en Goliath? • Zit er een opgaande of dalende evolutie in? Van weten naar niet weten, van gevierd naar verschopt? • Kent het verhaal eerst een groei en daarna een aftakeling? • Moet ik eerder spreken van een zoektocht naar een oplossing, naar zichzelf? • Is het een onmogelijke strijd die uiteindelijk al of niet wordt gewonnen? • Is het verhaal één lange vertelling met veel personages?

WIE • Kan ik mij een goede voorstelling maken van de personages? Aantal, leeftijd, beroep, kijk op de samenleving, relatie met anderen…? • Gebeurt dat vrij snel in het stuk of slechts geleidelijk aan? • Leer ik het meest uit wat ze zeggen of zwijgen? Uit wat ze doen of niet doen? • Wie is het hoofdpersonage? Welke zijn de nevenfiguren? Waardoor wordt dat duidelijk? • Hoe goed kennen de personages elkaar? Hoe zijn hun onderlinge machtsverhoudingen? • Is het hoofdpersonage ‘flat’, voorspelbaar, eenvoudig, een typetje? • Is het hoofdpersonage ‘round’, complex, in staat om te verrassen? • Is het hoofdpersonage statisch (verandert niet) of dynamisch? • Veranderen de personages snel? • Wat is de bijdrage van elk personage aan het verhaal? • Hebben de personages een verleden, hebben ze iets meegemaakt? Wat is hun geheim? • Herken ik de personages in de dagelijkse werkelijkheid of niet? Zijn ze geloofwaardig? • Wisselen de personages van positie? • Welke taal hanteren de personages? Heeft dit een meerwaarde? • Zijn er veel uiterlijke handelingen of worden de personages gedreven door innerlijke motieven?

WAAR • In welke concrete ruimte(s) speelt het stuk zich af? • Heeft deze ruimte een speciale betekenis voor de personages? • Ondersteunt de ruimte het thema van het stuk? Staat ze er haaks op? Doet ze niks terzake?

WANNEER • Is de tijd duidelijk aangeduid, moet ik hem afleiden uit andere gegevens, mag ik kiezen? • Volgen de gebeurtenissen elkaar logisch op? Of krijg ik tijdssprongen naar voor en/of naar achter? (Flash-back / flash-forward) • Heeft de tijd waarin het stuk wordt gesitueerd invloed op het verhaal, op de personages? • Kan ik besluiten dat het einde weer aansluit bij het begin?

HOE • In welke mate leest het stuk als een partituur en laat het veel vrijheid aan vertolkers en regie? Of is het eerder strikt, nauwgezet in zijn aanwijzingen? • Verloopt de lezing vlot, moeilijk? Waar te vlot? Waarom moeilijk? • Tot welk genre reken ik dit stuk? Waarop steun ik mij hiervoor? • Vraagt de tekst om een speciale speelstijl? Welke? • Heeft het stuk een klassieke structuur, of wijkt het er van af? Hoe? • ‘Bekt’ de taal vlot of is ze stug? Te ‘Hollands’? • Is de taal hoofdzakelijk poëtisch, zakelijk, brutaal, archaïsch, dialect, dynamisch…? • Hanteren alle personages eenzelfde soort taal, of hebben ze een eigen specifieke taal? • Zitten er lange monologen in, of vooral korte replieken? • Zijn er nietszeggende en dus overbodige stukken tekst? Mag/moet ik schrappen? • Welk tempo herken ik in het gebruik van dialogen? Varieert dit tempo? • Welk soort humor lees ik? Vulgair, woordspelingen, situatiehumor, gebaseerd op de personages, verfijnd, spitsvondig, flauw, clichématig, zwart, absurd…?

ENZOVOORT, maar altijd concreet en met zo weinig mogelijk interpretatie. Het CONCEPT is het domein van de regisseur.

37


© Dimitri Van Zeebroek

H

et illustreert meteen zijn hinken op twee benen. Enerzijds is er het nieuw werk van schrijvers en anderzijds vindt Dewulf dat NTGent de organische plicht heeft om ook te kiezen voor repertoire. “Ik merk dat er bij het publiek een grote behoefte is aan repertoire met de daarbij horende klassiekers. Je moet je ervoor hoeden om te veel romans op scène te brengen, maar dat kan je perfect opvangen door af te wisselen met enkele iconische stukken.”

Ik ben een dienaar. Interview met Bernard Dewulf Bjorn Haegeman

Bernard Dewulf is dramaturg bij NTGent, maar werkt vooral als schrijver en vertaler. Zo schreef hij onder andere ‘Een Lolita’ en ‘Cyrano’, een vertaling en bewerking van ‘Cyrano de Bergerac’. Deze Franse toneelklassieker uit 1897 van Edmond Rostand wordt geregisseerd door Julie Van den Berghe.

Kort en bondig Een voorkeur voor een van beide heeft Bernard Dewulf niet. “Het is net die afwisseling die het allemaal zo boeiend maakt. Ik zou bovendien ook geen twee stukken per jaar kunnen schrijven. In het geval van ‘Cyrano’, is het wel geen letterlijke vertaling, maar een bewerking naar een hedendaagse taal, met respect voor de tekst uiteraard. Het voordeel hierbij is dat ik kan terugvallen op het oorspronkelijke, waarin te taal weliswaar tamelijk wollig is. Ik kan er mijn eigen accenten inleggen, met eerbied voor het origineel, maar ik hoef niet alles uit mijn eigen hoed te toveren. Als er twaalf lettergrepen staan, maak ik er bij wijze van spreken zes van. Ik houd het graag kort en bondig. Vandaar dat ik de economie in de teksten van bijvoorbeeld Samuel Beckett zeer kan smaken. De inhoud en de emotie zitten gebald in het juiste aantal woorden. Een voorstelling duurt voor mij niet langer dan een uur. Dit ‘herstemmen van het stuk’ is natuurlijk een evenwichtsoefening. Niet alles kan, maar er is ook geen heilig respect. Alles bestaat uit golfbewegingen. De ene periode moet je er met je fikken af blijven en een andere periode drijf je er heel ver van weg. Ik begrijp deze golven, maar heb geen voorkeur. Betitel het als ‘kill your darlings’, maar ook dat werkt in twee richtingen, zowel in het origineel, waar een virtuositeit in zit, als in de eigen versie.” Wetten en praktische bezwaren In het oorspronkelijke ‘Cyrano de Bergerac’ zijn er heel veel personages, Bernard Dewulf herleidt hun aantal tot drie. “Ook dat is heel vaak een criterium om als schrijver keuzes te maken. NTGent heeft geen dertig acteurs. Er zijn criteria om ja of nee te zeggen bij de keuze van een stuk. Lang niet alles overleeft. Ik zou zelfs stellen dat het merendeel het niet haalt. Er is eigenlijk een permanente brainstorm en als dramaturg voed je mee het gezelschap. De beslissing om ‘Rood’ te brengen, een stuk over de in 1970 overleden Amerikaanse schilder Mark Rothko, werd mede bepaald door Wim Opbrouck, artistiek leider en liefhebber van schilderkunst. En toch is de stukkeuze

niet de beslissing van één persoon. Heel vaak worden we aangestuurd door de regisseur en dan bekijk je verder de context. Alleen al aangaande de acteurs. Zijn die er? Zijn ze beschikbaar, of spelen ze op dat moment in een andere voorstelling? Dat op zich zet een bepaalde dynamiek in gang. De richtlijn is bijvoorbeeld tien acteurs. Hoe kunnen we daar een stuk bij vinden? Nog zoiets is de beschikbaarheid van een tekst. Wat ‘Een Lolita’ betreft waren de rechten van Vladimir Nabokovs beroemde roman dan weer niet beschikbaar en dus zat er maar één ding op en dat was zelf een stuk te creëren.”

Als er twaalf lettergrepen staan, maak ik er bij wijze van spreken zes van.”

In dienst van… “Tijdens het schrijven of het lezen van teksten voor theater denk ik in functie van de acteursprofielen. Ik zoek naar beeld- of audiofragmenten van die acteur en met dat in mijn achterhoofd ga ik aan de slag. Een goede tekst op papier werkt daarom nog niet op scène. Voor mij is het belangrijk dat er muziek in zit. Ritme, klank. Maar toch is een toneeltekst geen gedicht. Het moet werken. De tekst is de basis van waaruit alles vertrekt. Om die reden ook wordt er tijdens het repetitieproces nog heel vaak in geschrapt of verder aan gesleuteld. Een acteur moet natuurlijk wel moeite doen, maar het helpt wanneer je met een acteur in gedachten kan schrijven. Het overleg met de regisseur is in dat opzicht uitermate belangrijk voor mij. Ik krijg graag feedback om te weten wat een regisseur precies wil. Zo kan alles zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. In dat geval ben ik een dienaar. In dienst van, wil ik de uitdaging aangaan. Zo had ik er zelf nooit aan gedacht om ‘Cyrano de Bergerac’ te vertalen, maar het is wel een uitdaging. Het is lichtvoetig drama en stelt drama tegenover komedie. Er kunnen vele en grote registers worden opengetrokken van een bovendien oude dichter in het verhaal. Daarenboven betitelde Edmond Rostand zijn stuk als ‘une comédie héroïque’, waarbij je de juiste toon moet vinden in de dialogen met veel droge humor. Zo is het prettig werken voor mij in dit huis. Ik kan me volledig terugvinden in de mix die wordt aangeboden aan het publiek. Gaande van muziek, over drama tot komedie, wat ervoor zorgt dat we die vele schuifjes mogen opentrekken en dat het publiek een mooi palet voorgeschoteld krijgt.”

39


‘Ouderdomsvlekken’ - Theater Filet Puur (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

Waar vind je theaterteksten?

ORGANISATIES • www.schrijverspodium.be: platform voor toneelauteurs dat zo’n duizend titels digitaal aanbiedt. • www.vti.be: het Vlaams Theaterinstituut leent teksten uit. OPENDOEK-leden kunnen er gratis terecht. • www.vlaamsetoneelauteurs.be: ontleendienst voor teksten van Vlaamse toneelauteurs.

AUTEURS Sommige auteurs zetten hun teksten integraal online: • Tom Lanoye - www.lanoye.be/tom/ • Arne Sierens - www.arnesierens.be/ • Pol Anrys - www.breakaleg.be/index.php/ • Eddy Van Ginckel - vanginckel.tripod.com/id12.html

AUTEURSRECHTENBUREAUS DIE TEKSTEN VERKOPEN • ALMO – www.almo.be • Toneelfonds Janssens – www.toneelfonds.be

Uiteraard bij de theaterbib van OPENDOEK: met duizenden theaterteksten dé vindplaats voor iedereen die op zoek is naar toneelmateriaal. Kijk op www.theaterbib.be. Maar theaterteksten kan je niet alleen ontlenen in de theaterbib. Volgende organisaties, uitgeverijen, auteurs, … bieden ook theaterteksten aan. Te koop of te huur en soms zelfs gratis.

TONEELUITGEVERIJEN • Uitgeverij Bebuquin: www.epo.be/bebuquin/ • Theaterboek: www.theaterboek.nl/ • De nieuwe toneelbibliotheek: www. denieuwetoneelbibliotheek.nl/books

GESPECIALISEERDE BOEKHANDELS • Theaterboekwinkel: www.theaterboekwinkel.nl/ • International Theatre and Film Bookshop: www.itfb.nl/

DIVERS • www.schooltoneel.net: biedt jeugdtheaterteksten te koop aan • www.doollee.com: databank van Engelstalige toneelstukken • www.fncta.fr/repertoire/fiches.php: databank van FNCD, belangenbehartiger van het amateurtoneel in Wallonië • www.artcomedie.com: catalogus met Franstalig toneelwerk.


Auteursrechten Melanie De Mol

Het applaus van het publiek na een voorstelling is deels ook voor de auteur of songschrijver bedoeld. En daar betaal je voor. Weet wie de schrijver, vertaler of bewerker is van de teksten die je gebruikt en zorg dat je de toestemming krijgt om dat materiaal te gebruiken. Logisch, maar duidelijk en gemakkelijk? Dat is een andere kwestie. Want wat als je wil vertalen of bewerken? Hoe dan ook: wie toneel schrijft en speelt, komt in aanraking met auteursrechten. EEN KLEINE GESCHIEDENIS VAN HET AUTEURSRECHT Het auteursrecht ontstond niet van de ene op de andere dag. Het dateert van de zogenaamde Conventie van Bern. Deze conventie regelde voor het eerst in 1886 de erkenning van auteursrechten tussen een groter aantal landen. Er werden algemene en bijzondere regels opgesteld omtrent specifieke auteursrechtelijke probleemgebieden, zoals vertalingsrecht, het op- en uitvoeringsrecht, het bewerkingsrecht, enzovoort. Als er in de landen die de Conventie hebben ondertekend (waaronder België) een werk wordt gemaakt, berust daar automatisch het auteursrecht op. In België bestaat er ook nog eens de zogenaamde Auteurswet, waarin specifieke regels en wetmatigheden zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van het auteursrecht is het financiële aspect. Je betaalt immers om een intellectueel eigendom van iemand te mogen gebruiken voor opvoering. Interessant om te weten is dat het auteursrecht tevens een moreel recht is. Op die manier beschermt het auteursrecht de integriteit en de reputatie van de auteur alsook de intieme band die de auteur heeft met het werk. WAT DOET EEN AUTEUR? Als een auteur een werk creëert, is er automatisch auteursrecht op het werk. Dat geeft de auteur een grote vrijheid, maar creëert ook administratieve rompslomp. Een eerste optie is dat de auteur zijn werk deponeert bij het Online Depot (zie www.onlinedepot. be). Deze dienst gaat uit van SABAM, maar is bedoeld voor zowel leden als niet-leden. Zij bieden gratis bescherming voor digitale werken. Een andere optie is dat de auteur zich aansluit en zijn werk neerlegt bij een collectief beheersvennootschap. SABAM, Almo en SACD zijn voorbeelden van collectieve beheers-

43

vennootschappen die houders van auteursrechten en naburige rechten (uitvoerende kunstenaars en producenten) als leden hebben. Een aansluiting biedt het voordeel dat de auteursrechten op een meer efficiënte wijze worden beheerd. Een collectieve beheersvennootschap wil er immers voor zorgen om, voor rekening van haar leden, de naleving en de betaling van de auteursrechten te verzekeren. Daar staat tegenover dat niet langer de auteur maar de beheersvennotschap beslist over het al dan niet geven van toelating om een werk te gebruiken. Talrijke artiesten die hun werk vrij toegankelijk op het internet wilden plaatsen, hebben tot hun verbazing moeten vaststellen dat zij daarvoor het akkoord van hun collectieve beheersvennootschap nodig hadden. WAT DOET EEN THEATERGROEP? Voor elke openbare opvoering van een toneelstuk moet toestemming worden gevraagd en is het vereist dat auteursrechten worden betaald. Auteursrechten zijn in de eerste plaats een moreel recht, en zijn bedoeld om de makers van theaterteksten te beschermen: in eerste instantie schrijvers, maar ook bewerkers en vertalers. Vaak dragen zij de exploitatie van het auteursrecht over aan anderen, bv. een uitgeverij, een bureau voor auteursrechten of aan erfgenamen. De eerste stap is dus steeds: nagaan hoe het zit met de auteursrechten (wie vertegenwoordigt de auteur?) en toestemming vragen van de rechthebbende of diens vertegenwoordiger. Als je toestemming hebt verkregen, kan je de aanvraag indienen. Dit dien je, afhankelijk van de rechthebbenden, enkele weken op voorhand te doen. Vraag dit dus zeker tijdig aan. Theatergroepen aangesloten bij OPENDOEK krijgen korting bij Almo, SABAM en SACD. Belangrijke informatie: ten eerste moet je tot 70 jaar na de dood van een schrijver, bewerker of vertaler auteursrechten voor diens werk betalen. Het oorspronkelijke werk van een maker die langer dan 70 jaar dood is, behoort tot het publiek domein en is vrij van auteursrechten. Ten tweede kan het zijn dat opvoeringsrechten van een bepaald stuk geblokkeerd zijn voor amateuropvoeringen. Deze blokkering kan permanent zijn (zoals bijvoorbeeld bij Yasmina Reza) of tijdelijk, bijvoorbeeld omdat een professioneel gezelschap deze voorstelling brengt. Aan deze blokke-


ring kan weinig gedaan worden. Het is dus belangrijk vooraf te controleren of het toneelstuk vrij is. HOEVEEL MOET JE BETALEN? Dat is afhankelijk van enkele factoren, zoals de eisen van de auteur, de zaalgrootte, de ticketprijs, het aantal opvoeringen, … Vergeet ook niet dat als je muziek gebruikt, deze apart wordt verrekend. Tarieven van SABAM, SACD, Almo en dergelijke zijn gemakkelijk terug te vinden via de website of op te vragen bij hen. Ook de theaterbib kan je hierbij helpen. Sommige auteurs vragen verhoogde auteursrechten. Het is handig om dit op voorhand te weten, zodat je niet voor verrassingen komt te staan. Daarnaast mag je niet vergeten na te kijken of er brochures moeten aangekocht worden. SABAM en SACD verkopen geen brochures. GELDT HETZELFDE VOOR VERTELLERS? Ook vertellers moeten rekening houden met auteursrechten. Zoals bij iedere openbare opvoering van een bestaand werk. Het maakt niet uit op wat voor locatie en met wat voor doel een werk wordt voorgedragen of voorgelezen. Of het nu gaat om een voorstelling in een theater, op locatie of tijdens een festival, in een verzorgingshuis of tijdens een benefietfeest; voor elke openbare opvoering moet toestemming worden gevraagd en dienen auteursrechten te worden betaald.

HANDIGE ADRESSEN WEBLINKS • SABAM: Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers. Geen tekstverkoop. OPENDOEK-leden krijgen 10% korting. www.sabam.be • Auteursbureau ALMO: Verhuur en verkoop van teksten. Groot aanbod Angelsaksisch repertoire. OPENDOEK-leden krijgen 10% korting (met uitzonderingen). www.almo.be • SACD: Huis van de auteurs. Groot aanbod Franstalig repertoire. Geen tekstverkoop. OPENDOEK-leden krijgen 10% korting als ze vooraf betalen. www.sacd.be • Toneelfonds Janssens: Toneeluitgever. Toneelboekhandel. Literair agent. Verhuur en verkoop van teksten. Geen korting voor OPENDOEK-leden. www.toneelfonds.be • Billijke vergoeding: www.bvergoed.be Special 2014

44

Dit op één uitzondering na: Voor gratis voordrachten, lezingen, vertellingen, … in een klaslokaal, exclusief voor leerlingen, zijn in deze pedagogische context geen auteursrechten verschuldigd. Wat vertellers moeten betalen, is ook afhankelijk van een aantal factoren: de duur van het verhaal, fragment of gedicht; van de bezoekerscapaciteit van de locatie(s) waar gespeeld wordt en van de toegangsgelden die gevraagd en/of verkregen worden. In elk geval voorziet SABAM in een apart tarief voor lezingen en vertellingen waarbij een forfaitair bedrag wordt aangerekend met een maximum van € 16,44 indien alle betreffende werken deel uitmaken van het SABAM-repertoire. Bij samengestelde werken, wordt getarifeerd volgens het aandeel van de SABAM-auteurs binnen het volledige werk. WAT ALS JE MUZIEK GEBRUIKT TIJDENS JE VOORSTELLING? Muziek die je gebruikt tijdens je voorstelling, valt onder het auteursrecht en moet je dus aangeven. Dit gebeurt steeds bij SABAM. Wat je betaalt, hangt af van de duur en de componist, … Daarnaast is er de billijke vergoeding. Deze vergoeding is verschuldigd wanneer opgenomen muziek (cd, radio, mp3. . . .) wordt gespeeld op plaatsen of tijdens activiteiten die voor het publiek toegankelijk zijn. Voor permanente uitbatingen (denk vb. aan een café, restaurant, winkel, showroom, wachtzaal van de dokter. . . .) is het de uitbater/exploitant die een jaartarief dient te betalen. Voor tijdelijke activiteiten (vb. een fuif of bal, een kaas-en-wijnavond, tentoonstelling met achtergrondmuziek enz.) dient de organisator billijke vergoeding te betalen voor een tijdelijke activiteit (tenzij de activiteit plaatsvindt in een zaal waarvoor de uitbater reeds een gepast jaartarief heeft betaald). EN WAT ALS JE WIL BEWERKEN? Je hebt misschien allerlei creatieve ideeën om zelf aan de slag te gaan met tekst of zelfs films en andere materialen, maar toch zal je steeds eerst moeten bekijken hoe je die ideeën kan uitvoeren zonder de auteursrechten van de oorspronkelijke maker te schenden. De eerste stap is toestemming vragen van de rechthebbende of diens vertegenwoordiger. Een uitzondering vormt hier het werk dat tot het publiek domein behoort. Een aantal auteurs die behoren tot het publieke domein en dus vrij te bewerken zijn: William Shakespeare, Molière, Anton Tsjechov, Carlo Goldoni, Georges Feydeau, August Strindberg, … . Let op: als je vertrekt vanuit een bestaande vertaling of bewerking heb je wél toestemming van de vertaler of de bewerker nodig! Meer hierover vind je op de

website van de theaterbib bij Publicaties (‘Bewerkt’). CONCREET: HOE KAN DE THEATERBIB VAN OPENDOEK JE HELPEN? De rechthebbende zoeken: Weet je niet wie de rechthebbende vertegenwoordigt? Wij zoeken het uit voor je. Ook voor stukken van buitenlandse auteurs en uitgeverijen kunnen we je verder helpen. Sommige auteurs beheren zelf hun auteursrechten, dan verwijzen wij je door. De aanvraag doen: De aanvraag voor repertoire van SABAM en ALMO kan je als aangesloten groep online invoeren, met korting. Dit gebeurt via het ledenbeheer op de site van OPENDOEK. De aanvraag voor repertoire van SACD kan je als aangesloten groep via OPENDOEK doen, ook met korting (enkel als je vooraf betaalt). Hiertoe dien je de bib het aanvraagformulier ingevuld te bezorgen. Wil je een stuk uit het SACD-repertoire vertalen? Bezorg de bib het toelatingsformulier ingevuld terug. Teksten: OPENDOEK verkoopt geen tekstmateriaal. De theaterbib beschikt over meer dan tienduizend theaterteksten waar leden uit kunnen ontlenen, alleen om te lezen. Voor de meeste teksten geldt een verplichte aankoop per rol. De grootste spelers op de Vlaamse markt die theaterteksten verkopen, zijn ALMO en Toneelfonds Janssens. Voor onuitgegeven SABAM-repertoire is het zo dat je in functie van de voorstelling vrijblijvend de tekst mag kopiëren. Sommige auteurs laten je probleemloos en gratis hun teksten kopiëren. Anderen worden door een hierboven niet-vermelde uitgeverij vertegenwoordigd. Wij wijzen je graag de weg. Mail naar theaterbib@opendoek-vzw.be. Veel gestelde vragen, het stappenplan en de uitzonderingen op de opvoeringsrechten vind je op de site. (link naar OPENDOEK > theaterbib > auteursrechten) Neem gerust ook een kijkje op de FAQ via www.theaterbib.be. Op de volgende pagina vind je een stappenplan. Als je dit volgt, heb je weinig kans om in problemen te geraken. Als je nog vragen zou hebben, ben je meer dan welkom bij de theaterbib van OPENDOEK.

CREATIEPREMIE Melanie De Mol

Misschien vind je het wel een risico om als eerste amateurtheatergroep een nieuwe theatertekst op de planken te brengen, maar… Wie niet waagt, niet wint! Als motivatie voor groepen die deze ‘sprong in het duister’ wagen, voorziet OPENDOEK in samenwerking met SABAM de creatiepremie.

De theaterbib van OPENDOEK bevat duizenden teksten van Vlaamse auteurs. Wij hebben in Vlaanderen vele goede en schrijfgrage theaterauteurs . Niettemin schrijven minder bekende auteurs ook wel kwalitatieve teksten bijeen. Het zijn teksten die nog niet bekend zijn bij het grote publiek of in het liefhebberscircuit, maar wél speelbaar zijn én potentieel hebben om volle zalen te trekken. OPENDOEK en SABAM willen theatergroepen aanmoedigen om die tekst op te voeren. Om die reden is de creatiepremie in het leven geroepen. Wat houdt het precies in? SABAM geeft een aantal titels van teksten vrij die nog nooit gespeeld zijn door een amateurgezelschap. OPENDOEK selecteert daaruit, met behulp van een bekwaam leescomité. Groepen die deze tekst voor het eerst spelen, krijgen hun auteursrechten terugbetaald met een minimum van vijfhonderd euro en een maximum van duizend euro. Dat betekent dat de groep in kwestie ‘beloond’ wordt voor het durven opvoeren van een nog onbekende tekst. Begin 2013 werden er een vijftiental titels vrijgegeven, waarvan er acht titels dit jaar. Teksten van auteurs als Arne Sierens, Stijn Devillé en Eddy Van Ginckel wachten nog op een geïnteresseerde groep. Het selectiecomité heeft aandacht voor alle genres: komedies, jeugdtoneel, volkse stukken, … Op onze website www.theaterbib.be kan je de beschikbare titels vinden en digitaal downloaden. Zo kan je de tekst snel lezen en beslissen of het iets voor jouw groep is. Tevens vind je er fiches waarin je de motivatie van het selectiecomité leest. Meer informatie? Kijk snel op www.theaterbib.be onder ‘Spelen’ < Creatiepremie. Daar vind je de beschikbare titels, de concrete procedure, en meer. Voor nog meer informatie kan je natuurlijk ook altijd terecht in de theaterbib. Snel zijn is de boodschap, en wie weet brengt jouw groep binnenkort een theatertekst met een creatiepremie op de planken!

45


STAPPENPLAN Tekst

Wij hebben een bestaande tekst gekozen om op te voeren

NEEN

Het is je eigen creatie (vergeet je muziek niet aan te geven).

Wij kennen de rechthebbenden.

NEEN

Ik weet niet waar deze zitten.

TIP! Vergeet de vertaler en/of be-werker niet!

Ik vraag het na bij de auteur.

De tekst is vrij voor opvoering.

Ik vraag het na bij W de rechthebbenden. EE TN IE T/ NE EN Ik vraag het na bij de theaterbib. Wij hebben toestemming gekregen. WE ETN IET /NE EN Wij weten welke tarieven van toepassing zijn.

WEETNIET/NEEN

EEN NIET/N WEET Wij hebben auteursrechten aangevraagd

Wij hebben brochures aangekocht.

N NEE WEET NIET WAAR

Wij hebben tijdig auteursrechten betaald.

NEEN

Ik vraag het na bij de rechthebbenden of theaterbib.

We hebben dit nagevraagd en dit hoefde niet.

MEER INFORMATIE NODIG? CHECK WWW.THEATERBIB.BE/AUTEURSRECHTEN

Vraag het na bij de theaterbib.

Ik weet niet waar deze zitten.

TIP! Vergeet de vertaler en/of be-werker niet! Wij hebben toestemming ontvangen.

NEEN

TIP! Hou zeker rekening met de betalings- en /of afrekeningsvoorwaarden! Je bent op dit vlak helemaal klaar voor de opvoering.

Ik vraag het na bij de auteur. Ik vraag het na bij de rechthebbenden. Ik vraag het na bij de theaterbib.

Deze handleiding is bedoeld als louter informatieve leidraad en kan op geen enkele wijze tot verhaal t.o.v. OPENDOEK leiden.

‘Geen wonder dat ik ween’ - Kaaiman - Theater Stap ©Katleen Clé


‘Woordeloos’ – Jongerentheater Joker (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

je het niet fijn om een stuk over de kindertijd op een speelplaats te brengen? Verhoogt dat de sfeer en de spelmogelijkheden niet?

DE LOCATIEFREAK

Steven Duyck spreekt

Eén lichtbundel kan magistraal afbakenen.”

Walter Samoy

Niets leuker dan een jonge gast te ontmoeten die gepassioneerd en zinvol praat over zijn grootste liefde op één na: het theater. Zijn grootste liefde vertoeft in de badkamer. Steven Duyck is er zo een. Hij heeft boeiende regies op zijn naam, schreef een viertal stukken en leidt in de regio Izegem ‘BIT’, een groep enthousiastelingen met merkwaardige producties. Geen beter tijdstip om het over ruimte en locatie te hebben dan een zalige zaterdagochtend. De plek ideaal: zijn grote, oude huis in het groen. Het ademt verhalen.

”I

k leef in de overtuiging dat we te weinig nadenken over de impact van een ruimte of een locatie op een stuk, de spelers en het publiek. Je hebt de klassieke locaties met zaal en podium of je kan op zoek gaan naar andere. Hetzelfde stuk wordt elke keer ‘anders’ op een andere plaats. In principe kan je overal toneel spelen, zowel binnen als buiten. Neem een kerk, een leegstaand fabriekspand, een boot, een huiskamer, een fort, een

Special 2014

48

park of straat. Het kan overal, maar de plaats bepaalt de sfeer. Kan je overal eender welk stuk spelen? Een interessant discussiepunt. Elke ruimte vertelt iets anders. Ze dwingt tot iets. Ze kan aantrekken of weerzin opwekken, ze doet goed of slecht, ze is warm of koud. Films kunnen door het gemakkelijk switchen van locatie daar meer en beter gebruik van maken dan theater. Het was leuk dat je verrukt reageerde toen je hier binnen kwam. Een kerk beroert je anders dan een schuur. Een warme kamer voelt aangenamer dan een koude gang. In een bruin café is het prettiger kaarten dan in een gevangeniscel. In een park kan een bepaalde struik een dimensie toevoegen. Een prachtige boom kan misschien in het spelconcept geïntegreerd worden. Een typische gevel kan een stuk meer reliëf of betekenis geven. Voor een straatproject omtrent ‘Vrouwendag’ in Kortrijk vormde een etalage vol lingerie een schitterende aanleiding om het daar over seksisme te hebben. Een kapelletje bood dan weer andere mogelijkheden. Vind

Ik begrijp best dat de meeste groepen met hun vertrouwde werking aan hun zaal gebonden zijn. Maar ook die locatie moeten we bevragen in functie van een stuk; enfin dat vind ik toch. Mijn beginvraag is: wat voegt deze beschikbare plaats toe aan het geheel van een voorstelling? Als ik een opdracht in een klassieke zaal moet uitvoeren, denk ik die leeg. Kunnen die gordijnen weg? Wat vertelt de blote wand? Kan het podium verdwijnen? Niet dat het daarom moet gebeuren, het gaat om het naast elkaar leggen en kiezen van mogelijkheden. Tegen welke wand laat ik spelen? Versterkt of verzwakt die de beeldende impact? Wordt daardoor anders gespeeld? Wat brengt het teweeg bij het publiek? Spelen we in het midden? Waar komt het publiek te zitten? Wie gewoon is om op stoel B18 te zitten zal verbaasd reageren als die op een totaal andere plek staat dan normaal. Iedereen werkt naar eigen inzicht, godsvrucht en vermogen. Mij boeit die zoektocht enorm naar wat de ruimte vertelt en hoe ik een stuk er mee kan intensifiëren. Het heeft te maken met het verlaten van klassieke patronen, de boel wakker schudden, sleur en gewoontes breken, de voor de hand liggende oplossingen in vraag stellen. De uitdaging wordt groter en het loont de moeite. Als je de gewone zaallocatie verlaat, vraagt het logistieke aspect normaal gesproken een hoop meer inzet. De elektriciteitssterkte moet meestal aangepast worden, stoelen moeten bijgehaald, gastoestellen voor de verwarming, sanitaire voorzieningen en meer van dat. Wie daarbij nog een pint wil verkopen, mag een bar installeren. Het beste weet men ook vooraf of het gekletter van de eventuele regen, het klokkengelui of een voorbijrazende trein een voorstelling niet hinderen. Je moet eens een wagenspel spelen onder de toeter van het kermisgeluid. Schitterend wat groepen soms klaarspelen op locatie. Zwevegem leverde voor hun ’Mistero Buffo’ haast onmenselijke inspanningen om de stoffige, verlaten en volgestouwde panden om te toveren tot een aangename, speelklare plek. Ruimte wordt ook bepaald door licht, decor, meubilair en plaatsing van de spelers. Eén lichtbundel kan magistraal afbakenen. Als er maar één stoel nodig is, moeten er geen vier staan. De ene sofa is de andere niet. Bij sommige groepen zie je bij elk stuk dezelfde decorstukken en weet je op voorhand waar de deuren en het raam zitten. We vergeten soms dat over alle elementen van een voorstelling ernstig moet

nagedacht worden omdat ze allemaal een functie dragen die voortkomt uit het verhaal. Hoe brengen we onze bedoeling zo intens mogelijk? Nadenken en zoeken over hoe we sterkere prestaties neerzetten is niet alleen een plicht maar het is best boeiend. Vragen stellen en antwoorden zoeken. Het veronderstelt vertrouwen in elkaar, aan hetzelfde touw trekken en positief begeleiden. Een groep had een uitschuifbare tribune gekocht. Een kostelijke investering van een zeer lovenswaardig initiatief. Ik wilde die echter niet gebruiken omdat ik met de plaatsing van het publiek en het speelvlak andere plannen had. Aanvankelijk keken die mensen begrijpelijkerwijze hoogst beteuterd. Gaandeweg konden ze zich volkomen vinden in mijn visie en argumentatie. Maar ja, wat men wil, kan niet altijd. Daar moeten we leren mee leven, al mogen we niet te vroeg besluiten dat praktische zaken de dromen verhinderen. Met ‘BIT’ werken we eerder los. We brengen tweejaarlijks een voorstelling. Een zaal of locatie bindt ons niet. Het liefst vertrek ik van de totale leegte. We brainstormen lang. Waar willen we het over hebben? Waar brengen we het en waarom ? We schrijven teksten, bespreken die, veranderen, beginnen opnieuw. De gekozen locatie meet ik maniakaal op. Tot op de centimeter ken ik ze. We maken maquettes die veranderen naargelang de groei van het project. Dan repeteren we een drietal maanden. Het magische proces vangt aan tot alles op zijn pootjes valt. Ja man, de zaligheid van theater. En dan is er de intense voldoening als alle inspanningen vruchten afwerpen. Hoe meer inspanningen, hoe verdienstelijker het resultaat. Dat geldt ook voor wat het denkwerk betreft. Zo’n zweet smaakt zoet.”

VOORBEELDEN: In de houten tempel van het geklasseerde ‘Théatre du Peuple’ in Bussang spelen ze ‘Het Woud’ van Alexander Ostrovski. De regisseur komt op het schitterende idee om de achterwand open te schuiven. Het echte bos met het beekje wordt zichtbaar, speelt zelfs mee. Regen of zon zorgen voor een andere sfeer en dus een andere voorstelling. Voor ‘Een Midzomernachtsdroom’ komt regisseuse Nele Paxinou van ‘Les Baladins du Miroir’ op de lumineuze gedachte om alles wat zich in de fantasiewereld afspeelt in het dak van de speeltent te laten gebeuren. De elfen en feeën lopen op, hangen en zwieren aan touwen en netten. Daarvoor kregen de spelers speciale trainingen. Het resultaat is verbluffend.

49


Starten zonder tekst Ellen Asaert

Niet iedereen kijkt naar het bestaande repertoire. Wat als je geen tekst vindt die je aanspreekt? Of daar helemaal niet naar op zoek bent? Een eigen creatie kan om verschillende redenen en vanuit diverse invalshoeken tot stand komen. Op de repertoiredag in Gent op 21 september in het kader van het Gents Amateurtheaterfestival van GAMA, kwamen vijf theatermakers en -beoefenaars vertellen over de diverse vertrekpunten en redenen waarom zij er voor kozen zelf een stuk te creëren. Jan Monbaliu, Helena Elshout, Jim Maes, Lucas De Bruycker en Filip Martin discussieerden met de aanwezigen over de pro’s en contra’s van het van nul vertrekken om tot een voorstelling te komen. Dat leverde een interessant debat op. Hierbij de achtergrond en visies van deze makers.

Je kan je enkel vasthouden aan elkaar.”

Jan Monbaliu had in het verleden al teksten geschreven voor De Loofblomme. In 2007 schreef hij het jongerenstuk ‘7’. De tekst was bedoeld om jongeren aan te trekken voor de toneelbond, er speelden veertien jongeren in mee. Heel wat van hen zijn nu actieve leden van De Loofblomme. Om de tekst te creëren vertrok Monbaliu vanuit gesprekken met de jonge spelers over de zeven hoofdzonden. Het werden intense avonden. Een meisje getuigde voor de eerste keer over het misbruik door haar vader, een gegeven dat onherkenbaar in de voorstelling verwerkt werd – in verschillende betekenissen van het woord. Monbaliu schreef in 2011 ook met een specifieke cast in gedachten: 25 acteurs moesten samen op scène, zowel de anciens als de jonge nieuwkomers. Hier kwam het stuk ‘Wijk aan zet’ uit voort, dat een erg herkenbaar verhaal vertelt over het Vlaamse verenigingsleven. Filip Martin – regisseur bij La Baracca - beschouwt het schrijven van een eigen tekst als deel van het proces van theatermaken. Zijn werkwijze ziet er als volgt uit: “Ik start een nieuwe productie vaak met een duidelijk

‘De Storm’ – Toneelgroep Reintje (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

thema en een ‘frame’ van een verhaal. Daarna ga ik binnen het gezelschap op zoek naar acteurs die geïnteresseerd zijn om aan zo’n verhaal mee te werken. Op basis van de mensen die zich aanbieden, schrijf ik het scenario verder uit. Aan de basis van al mijn producties ligt altijd een afgewerkte tekst, de voorstellingen zijn zelden gebaseerd op improvisatie door de acteurs. Mijn persoonlijke overtuiging is dat acteurs zeer geïnspireerd en gestimuleerd worden door een goede tekst en een sterk verhaal.” Ook Lucas De Bruycker schrijft én regisseert zijn eigen toneelstukken. Voor de WAANzin raakte hij geïnspireerd door ‘Nighthawks’ van Edward Hopper en schreef een stuk rond dit schilderij. De combinatie van zowel de tekst als de regie in handen nemen, brengt een grote valkuil met zich mee. Je kan té dicht op je eigen tekst zitten. Je moet afstand kunnen nemen. Kritisch blijven tegenover je eigen werk en ‘kill your darlings’ zijn credo’s die hier van toepassing zijn. Het ego van de schrijver moet opzij gezet worden. “De uitvoerders moeten centraal staan bij het regisseren van de eigen tekst”, aldus De Bruycker. Maar hoe ervaren spelers het als er van nul wordt begonnen? Helena Elshout van Multatuliteater Gent speelde mee in de creatie van Peter Aers ‘Het leven zoals het nooit is geweest’ en deed de productieleiding en filmassistentie bij de creatie van Barbara Callewaerts ‘Loser’s Game’: “Ik vond dit zelf twee fantastische voorstellingen en heel boeiende productieprocessen. Als voorzitter van Multatuliteater Gent ben ik door deze ervaringen pleitbezorger geworden voor creaties binnen ons gezelschap omdat voor mij amateurs het uitgelezen publiek zijn om creaties mee te maken.” “Zowel Peter en Barbara vertrokken van een concept en lieten zich inspireren door de spelers in een gezamenlijke zoektocht. Al het materiaal kwam uit de spelers via improvisaties onder stimulans en begeleiding van de makers die uiteindelijk de keuzes maakten en de knopen doorhakten. Peters voorstelling was vooral fysiek, bijna zonder tekst, het uiteindelijke scenario was een beeld, een getekend schema. Van al wat we tijdens de repetities gedaan hebben, toonden we ongeveer een honderdste. Barbara’s voorstelling was een mengeling van fysiek spel en tekst. Zij schreef tijdens de repetities aan de hand van improvisaties een scenario. Bij creaties is er naar mijn ervaring meer ruimte voor beweging en fysiek spel. Je komt jezelf als speler meer tegen, het is confronterend omdat je meer als jezelf op scène staat, dat vraagt meer durf. Bij teksttheater of repertoirestukken dezelfde authenticiteit verkrijgen is zeer moeilijk. De reeds bestaande

tekst vormt vaak een soort barrière of beperking voor amateurspelers. De spelers moeten zich de tekst eigen maken en daar gaat heel veel aandacht, energie en tijd naartoe zodat er minder echt gespeeld kan worden.” “Dat is de enige manier om op een geloofwaardige manier tekststukken te brengen: door ze te benaderen als creaties. Als je niet vertrekt vanuit een bestaand stuk, geeft dit een nog grotere vrijheid en daardoor onzekerheid, ruimte voor experiment. Als groep kom je erg dicht bij elkaar, je moet elkaar nog meer vertrouwen en samen spelen omdat je geen bestaande theatertekst of rol hebt om je aan vast te houden, je kan je enkel vasthouden aan elkaar.” Jim Maes van La Baracca beaamt dit. “Je maakt een stuk mét en vóór de acteurs. Door heel gerichte opdrachten of improvisaties rond een bepaald idee kom je tot een script. Dit proces kan heel intens zijn, je kan elkaar ook verrassen als acteur, krijgt veel feedback, maar het kost ook veel energie.” Met dank aan Jan Monbaliu, Helena Elshout, Jim Maes, Lucas De Bruycker en Filip Martin voor hun input.

PRO

CONTRA

Je bepaalt alles zelf

Een onzeker en soms lang proces

Je bent zo origineel en actueel als je maar wil

De confrontatie met jezelf als speler of maker kan groter zijn; je kan je niet verbergen achter een bestaande tekst

Het is zalig om van nul te beginnen

Kritisch naar je eigen materiaal kijken kan moeilijk zijn

Geen voorgekauwde plots of personages

Met vallen en opstaan

VOER TOT NADENKEN: • Wie creëert? Je hebt creaties waarbij de regisseur alles doet van a tot z en je hebt er waarbij het een gezamenlijk proces is. • Waar begin je? Vanuit een concept, een idee, improvisatie… de mogelijkheden zijn eindeloos. • Als je vanuit de ervaringen van je acteurs vertrekt, moet je vermijden dat het een ‘verwerkingsproces’ op scène wordt – niets is gênanter dan een acteur die op het podium een persoonlijk trauma aan het verteren is. Laat andere acteurs dan deze scènes spelen. • Hoe neem je afstand van je eigen creatie? Hoe kan je oordelen of het goed zit? Try-outs zijn een absolute must, want feedback is noodzakelijk.

51


‘pop en KAST’ – Figurentheater Tal en Thee (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

‘REPERTOIRE’ IN HET FIGURENTHEATER? Béa Migom

Wat betekent repertoire? Vraag aan tien mensen wat ze onder ‘repertoire’ verstaan en ze leggen elk een verschillende klemtoon al naar gelang hun interessesfeer. Het zit hoe dan ook in de sfeer van dramatische kunst en het collectief geheugen.

53


MAAR WAAR STAAT REPERTOIRE VOOR?: • Alles wat een uitvoerend kunstenaar of een gezelschap kan uitvoeren • Stukken die constant hernomen worden, geactualiseerde klassiekers • Alle stukken die een gezelschap ingestudeerd heeft • Voorraad aan bekende theaterteksten in de wereldliteratuur • De verzamelde stukken van één auteur of een uitvoerend kunstenaar • Of meer algemeen: Materiaal om podiumkunsten te maken dat de tand des tijds heeft weerstaan.

B

ij elke verklaring hoort een bewaaraspect en repertoire steunt op het collectief geheugen. Repertoire behoort dus tot het cultureel erfgoed en heeft te maken met het vastleggen voor heden en toekomst van de meest vluchtige aller kunstvormen, namelijk de podiumkunsten. Bestaat er ook repertoire in het figurentheater? Bij figurentheater, denken we in de eerste plaats aan het traditioneel poppentheater met klassiekers zoals de Pierkesstukken in Gent, Den Uyl in Brugge, Poesjenellen in Antwerpen, Tchantchès in Luik, Jan Klaassen en Katrijn in Nederland, Punch & Judy in Groot-Brittannië, Kasper in Duitsland, Polichinella in Italië, Guignol in Frankrijk, Don Cristobal in Spanje, Petrouchka in Rusland, Karagöz & Hacivat in Turkije

Stukken van tien, twintig jaar geleden geven geen reflectie meer op onze huidige maatschappij.” en vele varianten. Deze vinden we nog steeds terug in eigen stad of op internationale festivals in binnen- en buitenland. Bij de modernere spelers uit het figurentheater duiken constant sprookjes op of figuren uit de mythologie. Ook muzieksprookjes zoals ‘Peter en de Wolf’ van Prokofiev of ‘Der Mond’ van Carl Orff zijn zeer gegeerd. Soms vergeten we dat wereldkunstenaars zoals Michel De Ghelderode, Maurice Maeterlinck, Federico Garcia Lorca en zelfs James Ensor voor figurentheater hebben geschreven. Maar de laatste decennia zijn er tientallen auteursopdrachten gegeven aan boeiende Vlaamse auteurs zoals Bart Moeyaert, Sylvia Vanden Heede, Elisabeth

Special 2014

54

Marain, Pjeroo Roobjee, Herwig Deweerdt, Freek Neirynck, Louis Contryn, José Géal, Wim De Wulf, Tone Brulin, Wannes Van de Velde… Hun teksten behoren alle tot het (soms vergeten) repertoire van het Vlaamse figurentheater. Volgens Freek Neirynck zijn het niet zo maar teksten maar vergen ze een grondige kennis van de eigenheid van het figurentheater, zoals de beperkingen, maar ook de ontelbare grotere mogelijkheden dan het teksttheater alleen voor acteurs. Marc Maillard beweert dan weer dat het repertoire volkomen uitwisselbaar moet zijn met andere theatervormen. Het verschil ligt volgens hem in de interpretatie van de maker. Valt daarnaast ook op te merken dat er in Vlaanderen amper professioneel figurentheater bestaat voor volwassenen. Een ander pijnpunt is de publicatie van theaterteksten. Die zijn vrij zeldzaam. Bij figurentheater is het vrijwel onbestaande en daardoor nog moeilijker toegankelijk. Er bestaat nauwelijks een bibliotheek. Het oplijsten van die bestaande auteursopdrachten zou een eerste stap zijn naar de toegankelijkheid van het figurentheaterrepertoire. Maar repertoire is natuurlijk meer dan tekst alleen. Waarom zo weinig repertoire in het figurentheater? In de eerste plaats bestaat er geen repertoire van het bewegingsbeeld. Er bestaan zoveel verschillende manipulatietechnieken en speelstijlen, zoveel poppengenres. Maar er is nog nooit geprobeerd om die nauwkeurig in een reproduceerbare vorm te beschrijven. Vergelijk je het werk van Paul Contryn met dat van Marc Maillard, de poppen van Luk De Bruyker met die van Ultima Thule dan constateer je telkens verschillende ensceneringen en een compleet ander concept. Het zou gedurfd zijn om deze stijlen van de kunstenaar te analyseren en ze eventueel in te wisselen. Een interessante maar moeilijke oefening. Een gezelschap heeft daarbij zijn eigen beperkingen op financieel en artistiek vlak. De Maan (en in minder mate ook Theater FroeFroe) is zowat het enige gesubsidieerde gezelschap in Vlaanderen dat geregeld stukken herneemt uit zijn eigen repertoire. Bij amateurgezelschappen en semi-professionelen gebeurt het vaker omdat ze met een beperkte kern medewerkers en dikwijls ook met band werken. Dat het zo weinig gebeurt, heeft een aantal redenen. Een figurentheatervoorstelling is een productie met specifieke poppen en decor die behoorlijk fanatiek vastliggen met een eigen bewegende beeldtaal. Weinig professionele figurentheaters werken nog met

Repertoire is meer dan tekst alleen.”

band. Ze verkiezen live acteurs, zelfs soms live muzikanten. Het is praktisch en financieel moeilijk om die groep artiesten lang onder contract te houden. Daarnaast is het figurentheaterveld in Vlaanderen de laatste jaren uitgedund. Onder de gesubsidieerden zijn nog slechts een paar spelers (Froefroe, De Maan, Ultima Thule, De Spiegel). Resultaat: minder kunstenaars beschikken over een vaste structuur. Er zijn steeds meer freelancers die niet te strikken zijn voor lange speelperiodes of hernemingen. De gezelschappen wisselen ook onderling geen repertoire uit. De laatste jaren zien we een toenemende ‘vernetwerking’ van de podiumkunsten (in de eerste plaats vaak uit financiële noodzaak maar tevens onder druk van het decreet). Bijna de helft van de voorstellingen zijn coproducties. Denken we de laatste jaren aan De Maan met Abattoir Fermé, Ultima Thule met Den Uyl, Theater Tieret met FroeFroe, Theater Taptoe met I Solisti del Vento, FroeFroe met HetPaleis, . . . Zo vindt er vanzelf een kruisbestuiving plaats tussen de verschillende gezelschappen en is het niet meer nodig noch interessant om elkaars stukken te spelen. Men wisselt liever acteurs, regisseurs, auteurs uit dan stukken. Dat geeft een grotere artistieke vrijheid. Daarnaast is het afzetgebied ook vrij klein. Een gezelschap kan zich niet permitteren om jarenlang eenzelfde productie te spelen zoals in grote taalgebieden wel het geval is. Intussen is de samenleving volop in verandering. Een bepaald stuk dat bij een gezelschap liep, toonde de verlangens, ideeën, fantasie van het gezelschap én zelfs van het publiek. Maar de oude antwoorden en waarden volstaan dikwijls niet meer. Stukken van tien, twintig jaar geleden geven geen reflectie meer op onze huidige maatschappij. Gezelschappen geven aldus de voorkeur aan eigen, nieuwe creaties. Een trend die ook het jeugdtheater kenmerkt en stilaan eveneens in het volwassenencircuit opgang kent. Sommige makers zweren bij het zoekende proces van die creaties. Ze worden omgeven en beïnvloed door zoveel nieuwe media. Ze willen hun eigen verhaal vertellen. De makers vertrekken vanuit improvisaties en de betrokkenheid van de spelers en zweren bij het evolueren van het stuk, zelfs na de première. Ze willen vooral energie overbrengen en uitwisselen met het publiek. En een emotie kan je volgens hen maar overbrengen als de energie juist zit. Ten slotte mogen we ook niet vergeten dat het in Vlaanderen decretaal verplicht is om nieuwe teksten

te schrijven of te laten schrijven. Dit gegeven gaat hand in hand met die eigen creaties en minder met repertoirevorming. Als er al stukken uit het repertoire gespeeld worden dan gebeurt het meestal door amateurgezelschappen. Theater Froe Froe beweert zelfs dat er amateurs zijn die de tekst van een van hun stukken naspelen, zonder dat daar ook maar één pop aan te pas komt! Wordt ons repertoire in het buitenland gespeeld? Bij navraag blijkt er erg weinig interesse vanuit het buitenland naar ons Vlaamse repertoire uit het figurentheater (op een paar uitzonderingen na). Dat zal in de eerste plaats wel een taalkwestie zijn maar het zal ook te maken hebben, zoals hierboven aangehaald, met de eigenheid van het figurentheater, namelijk de specifieke beeldtaal die zo nauw verbonden is met het algemene concept van een productie zodat een heropvoering bijna onmogelijk is, tenzij je een kopie maakt. Wat dan weer artistiek weinig interessant of relevant is. Is er hoop voor de toekomst? We zien dat meer en meer acteurstheaters ook figuren als personages gebruiken. Dat heeft zijn implicaties op de theaterdramaturgie in haar geheel en het figurentheaterrepertoire in het bijzonder. Maar als er één in het oog springende internationale tendens is, is het wel de stijgende ondergeschiktheid van het woord ten opzichte van het beeld. Daar heeft het figurentheater alleen maar baat bij want figurentheater is net één van de grote promotors van het beeldend theater. Ten slotte zien we een steeds grotere nadruk op het vertellen van verhalen. Conceptvoorstellingen zijn minder aan de orde. Een goed verteld verhaal (al is het met beelden) gaat er bij het publiek altijd in als koek. Besluit Repertoire is er uiteindelijk in alle mogelijke maten en gewichten, ook in het figurentheater. Zeker in het kader van de belangstelling en uitgroei van het algemeen erfgoed is het interessant en belangrijk om Repertoire in het algemeen en Repertoire in het figurentheater in het bijzonder, te koesteren en voor de toekomst te vrijwaren. Instituten zoals VTi, Het Firmament en OPENDOEK hebben daarin een specifieke taak. Ze kunnen elkaar daarbij perfect aanvullen als een brug naar het verleden en een pijler voor de toekomst. Met dank aan Bart Beys, Louis Contryn, Luk De Bruyker, Jan Kieckens, Marc Maillard, Freek Neirynck, Jan Vandemeulebroeke en Willem Verheyden die zeer bereidwillig op mijn vragen omtrent ‘Repertoire’ zijn ingegaan.

55


Compagnie De Zere Knie (Landjuweelfestival 2013) ©Katleen Clé

VAN VERHAAL TOT VERTELLING

Basil Janssens

“Zal ik een verhaaltje vertellen?” vroeg mijn moeder steevast wanneer ik als kind naar bed ging. “Jaaaa!” riep ik dan volmondig. Nu zou ik zeggen: “Je bedoelt voorlezen, moeder.” De route die een verhaal moet afleggen om verteld te kunnen worden, verloopt niet altijd over geplaveide wegen. Maar net als bij een mooie wandeling word je soms verrast als je een keer van het vanzelfsprekende pad afwijkt.

O

p weg naar Brussel draaien de scènes van de vertelling eindeloos door mijn hoofd. Oefenen, altijd oefenen. Niet enkel in de auto maar ook in bad en tijdens het koken van een couscous Casablanca. Dwangmatig lees ik elke dag een verhaal alsof ik de letters nodig heb om te kunnen ademen. Kasten vol boeken, niet op thema of kleur gerangschikt. Neen, het zoeken naar een boek op zich moet al een avontuur zijn! Verhalen die ik wil omvormen tot een vertelling worden niet willekeurig gekozen, zij kiezen mij. Vaak zijn het thema’s die me op dat moment raken; het overlijden van een vriend, het onbezonnen omgaan met de grondstoffen die de natuur ons biedt, . . . Uiteraard werk ik ook in opdracht en krijg ik een thema aangereikt. En daar is het dan, wachtend in een hoekje van een boek om gelezen te worden. Of zoals Jules Renard het prachtig verwoordde: “Een verhaal, zo mooi, dat je zou willen dat het wangen had om te kunnen kussen.” Dagen speur ik op het internet, de plaatselijke bibliotheek of mijn ‘privécollectie’ naar verschillende versies van het verhaal, hun betekenis, hun geschiedenis. De infodump barst uit mijn hoofd. Hoe maak ik van dit mooie verhaal een fantastische vertelling? Laatst

Special 2014

56

vertelde iemand mij over ‘ostension’ en ‘narratologie’. Ik keek geboeid toe terwijl ze gepassioneerd uitlegde hoe ze verhalen ontleedde tot de spreekwoordelijke letter. Terwijl ik de woorden netjes neerschreef in mijn schriftje dacht ik: “Elke vertelkok heeft toch zijn eigen recepten.” Mijn buik vertelt me welke ingrediënten ik moet gebruiken. Woorden, klanken, gebaren, een lach. Ze groeien vanuit mijn gevoel voor beeld en taal. Daardoor ontstaat er regelmatig een plot met een twist. Waar een vertelling eerst bekend in de oren klinkt, neemt het plots een verrassende wending. Toehoorders spreken me na de voorstelling voorzichtig aan: “Is dat normaal niet het verhaal van …?” Het verhaal is gekozen, de eerste hersenspinsels vormen zich al achterin mijn hoofd. Hersenspinsels worden omgezet in beelden, beelden vloeien over in woorden. Ik zoek naar beschrijvingen die emoties weergeven en oproepen. Ik roep, ween, fluister, trek allerlei gekke bekken en molenwiek met armen en benen. Ik voer gesprekken met mezelf, maak daarbij gebaren die door een buitenstaander met gefronste wenkbrauwen zouden onthaald worden en voer zijn voor menig doctoraat psychologie. Wordt het Jan, of Piet of misschien zelfs Filip? Zijn namen überhaupt belangrijk in een vertelling? Soms

geef ik ze namen van personen die ik alleen ken, kwestie van het voor mij een extra lading te geven. Of ik gebruik een naam van iemand uit het publiek, een mooie manier om me met hen te verbinden. Binding houden met je publiek is essentieel voor een vertelling. En hoe kan dat beter dan alle zintuigen te bespelen? De geur van angst moet hun adem doen stokken wanneer ze het gevaar horen naderen. Vervaarlijk schuifelen ze naar het puntje van hun stoel terwijl hun ogen smeken om geruststellende woorden van de verteller, die hen meesleurt naar een climax en de zoete smaak van een mooi einde. De moraal van het verhaal ? Die wordt vakkundig omzeild, iedereen heeft het recht om zijn eigen weg te zoeken. Moraalridders heb je al genoeg in het echte leven, geef mij maar de ridder op zijn zwaan. Beelden en woorden geboetseerd in mijn hoofd, maar om een sculptuur te kunnen creëren moet het uitgeprobeerd worden voor een proefpubliek. Verhalen vertellen aan de rand van een kinderbed versterkt de band met je kind, vertellen voor een publiek ontluikt een gevoel van samenhorigheid. Tussen een borrel en een gezellig etentje vertel ik casual aan een paar vrienden het leuke verhaal dat ik ‘eens’ gelezen heb.

Een verhaal moet je ruiken.” Met alle zintuigen op code rood let ik op elke emotie die ik teweeg breng. Sommige woorden klinken anders dan in mijn verbeelding, gebaren roepen vraagtekens op. Vertellingen worden bijgeschaafd, om vervolgens de vuurdoop te ondergaan bij mijn plaatselijke vertelkring. Hun professionele feedback stelt onscherpe beelden bij. Hoe later in het proces dit gebeurt, hoe moeilijker de aanpassing. Oefenen, steeds maar oefenen tot de ‘proof of the pudding’, het publiek zelf. Wie heeft zich vandaag de moeite getroost om koning televisie het zwijgen op te leggen, door weer en wind af te zakken naar een hopelijk gezellig zaaltje? Mijn auto draait ondertussen de oprijlaan op, in de verte doemt het donker silhouet van een monsterlijk gebouw op. Tot daar de intieme sfeer. Nog even en kinderen kijken met grote ogen samen met mij naar de kracht van de verbeelding, hangen aan mijn lippen wanneer ik zachtjes iets fluister en ouders glimlachen wanneer ik een herinnering oproep uit hun jeugd. Daarvoor doe ik het, mensen raken op een eenvoudige wijze. Soms word ik zelf geraakt door een verhaal maar kan ik er niet direct een vinger op leggen hoe dat komt. Dan wordt het duidelijk tijdens een optreden, plots weet ik waarom. Ah ja, dat is het! Deze verhalen schrijf ik op in schriftjes. Teksten bijhouden op een computer heb ik ondertussen al lang afgezworen, ze halen de ziel uit een vertelling en verdwijnen steevast in de vergetelheid tussen MP3-files en foto’s van vakanties. Een boek lees je ook niet op een e-reader! Een verhaal moet je ruiken, bladzijdes moet je kunnen omdraaien. Desnoods vouw je een ezelsoor wanneer je bladwijzer weer spoorloos verdwenen is, en als het een goed boek is, aantekeningen, voor later! Soms neem ik een schriftje weer ter hand en herbeleef ik de vertelling. Het kleine meisje met de blonde lokken dat begon te wenen wanneer de zwaluw sterft, de fonkelende ogen van de jongen met zijn kapotte knieën, dromend van de robijnen in de houvast van het zwaard van de prins. Ook nu heeft mijn vertelling veel bijval. Gelukkig heeft het reusachtige gebouw ook kleine gezellige kamertjes. De pijnlijke vergissing die ik had begaan bij de keuze van het verhaal wordt met een knipoog vergeven. ‘De gelukkige prins’ blijkt ondertussen een gelukkige koning te zijn. (Bron van inspiratie: http://www.verhalenvoorhetleven.be/)

57


‘De Jongsleerende’ - De Bremerstadsmuzikanten ©Koen Broos

EINDEJAARSVRAGEN Vijftien toevallig uitgekozen toneelschrijvers blikken terug op 2013, delen hun inspiratiebronnen en spreken hun wensen uit voor de toekomst. We kwamen hen tegen in de theaterbib, op repertoiredagen of elders. Allen dragen het amateurtheater een warm hart toe.


Wie of wat inspireert je als auteur?

Wat is het meest memorabele theaterstuk dat je dit jaar zag en waarom?

Welk theaterstuk van jezelf wil je aan onze leden aanbevelen en waarom?

Heb je een band met amateurtoneel? Of indien niet: Hoe sta je tegenover amateurtoneel?

Wat wens je onze leden toe voor 2014?

Bart Meuleman

Dingen die ik me na lange tijd weer herinner en onverwachte, nieuwe inzichten.

‘Persona’ van Ivo Van Hove. Een letterlijk adembenemende voorstelling, tegelijk licht en toch zonder enige ironie, prachtig gespeeld en indrukwekkend vormgegeven.

‘The Bult and the Beautiful’. Een nachtelijke dialoog tussen twee eenzame zielen. Of waar telefoonseks niet toe kan leiden.

Ik ga zeer weinig kijken naar voorstellingen in het amateurtoneel (ook niet zo heel vaak naar ‘beroepstoneel’, trouwens). Ik zou dus liegen als ik ‘ja’ zeg. Maar ik weet dat het voor sommige jonge mensen een eerste stap is, en voor andere, misschien oudere, het warmhouden van een sinds hun jeugd gekoesterde droom.

Dat ze vooral plezier vinden in het spelen. De rest is bijzaak.

Pol Anrys

Ik word enorm geïnspireerd door mensen te observeren. Op vakantie bijvoorbeeld kan ik enorm genieten van, alleen op een terrasje in de zon met een frisse Duvel, naar voorbijgangers en andere mensen op het terras te kijken. Daar doe ik heel veel ideeën op. Heel wat van mijn personages in mijn toneelstukken zijn dan ook gebaseerd op ‘typetjes’ die ik in het echte leven heb bezig gezien.

‘Niets is onmogelijk’, gebracht door Lazarus, Olympique Dramatique en Toneelhuis is een met stijl gebrachte deurenkomedie geworden, waarin letterlijk op de deuren geslagen gestampt en geklopt wordt. Slapstick en grappen, melodramatische gehuil en geweeklaag overheersen de voorstelling. Een eigenlijk triest verhaal wordt op een zodanig hilarische manier gebracht, dat je als toeschouwer gelukzalig glimlachend de zaal verlaat en toch de boodschap mee hebt.

‘O(p)paal’ is een tragikomedie met heel herkenbare personages die met elkaar geconfronteerd worden in een ietwat ongewone situatie. Een mooi maar tragisch verhaal waarin twee mensen, verblind door hun obsessie uit elkaar groeien. Een verhaal dat uiteindelijk een tragisch beeld ophangt en dat door zijn herkenbaarheid ongetwijfeld blijft plakken.

Ik ben gepokt en gemazeld in het amateurtoneel hoewel ik er toevallig ben in terecht gekomen. Voordien had ik weinig affiniteit met toneel, maar na mijn huwelijk ben ik in Wilsele komen wonen. Omdat mijn schoonbroer er actief was heb ik me bij Levet Scone aangesloten en heb ik de hele hiërarchie doorlopen van hulp achter de schermen, over acteur, bestuurslid, regisseur tot voorzitter.

Heel veel enthousiasme en gedrevenheid om met de mooiste hobby (of is het passie) ter wereld door te gaan en veel respect voor anderen die dit ook doen op welk niveau en op welke manier ze dat dan ook proberen te doen.

Bruno Timp

Eerst is er het langzaam opkomende gevoel: “Zou je niet nog eens wat doen?”. Dan is er het wachten op een ingeving. Soms is de ingeving eerst. Dan groeit het gevoel: “Zou je daar nu eens niks mee doen?”. Uiteindelijk gaat het altijd om het overwinnen van aangeboren luiheid.

Zelf gespeeld: ‘Visiting mr Green’. Al veertig jaar bezig met komedies en dan eens iets anders doen: tof!

Ik zou ‘Drinken de Goden Duvel’ moeten zeggen, maar dat heeft geen aanbevelingen meer nodig. Dus ga ik voor ‘Roze Garnalen’. Ernstige problemen aankaarten met veel gelach, dat is mijn hobby.

Ik speel 40 jaar amateurtoneel, ik heb 7 komedies geschreven voor het amateurtoneel en ik doe dit seizoen 4 regies. De vraag of ik een band heb met het amateurtoneel is nogal overbodig: ik ben er aan verknocht!

Veel plezier met veel Vlaamse komedies van veel Vlaamse auteurs.

Erik Vlaminck

Voor ik voltijds schrijver werd, werkte ik op de kermis, in de psychiatrie en in de thuislozenzorg. Die werelden - en voeg daar de dorpse sfeer waarin ik opgroeide bij - blijven voor mij een permanente bron van inspiratie.

Ik was erg onder de indruk van ‘BOG’. Het stuk werd gemaakt en wordt gespeeld door vier jonge acteurs (ze kregen er trouwens de Jong Theater aan Zeeprijs voor en ze zijn genomineerd voor de Taalunie Theaterprijs). Een uitgekiende tekst wordt prachtig en met veel humor en toch ontroerend op de planken gebracht. Opmerkelijk is daarbij de levenswijsheid die deze jonge mensen tentoon spreiden.

Ik ben onwaarschijnlijk trots op ‘Diep in mijn hart’ dat ik voor Tutti Fratelli mocht schrijven. Tutti Fratelli is een sociaal-artistieke werkplaats onder leiding van Reinhilde Decleir. Ik ben er erg blij om dat alle toeschouwers na het zien van ‘Diep in mijn hart’ blij naar huis gaan. Het stuk wordt in 2014 hernomen in de Roma. Wie gaat kijken, zal er geen spijt van hebben.

Eind jaren zeventig was ik medeoprichter, huisauteur en huisregisseur van het Seeftheater in Antwerpen. Dat was toen een buurttheater waarin uitsluitend buurtbewoners theater maakten voor uitsluitend buurtbewoners. Ik heb nog altijd het gevoel dat ik daar het vak heb mogen leren. En ik heb er vrienden voor het leven aan over gehouden. De kracht en de waarde van amateurtheater wordt al te vaak onderschat.

Veel applaus en een goede gezondheid.

Bart Van Nuffelen

In eerste instantie de mij omringende wereld; vrienden, kinderen, een man met een enorme doos op straat, een mooie vrouw die roept tegen haar kind op het midden van het plein, een vliegtuig dat een fluorescerende streep trekt, hoog in de lucht. . . In tweede instantie: andere boeken, andere toneelstukken, films zoals gisteren nog ‘In a better world’ van Suzanne Bier; een geweldloze vertelling over geweld.

‘A history of everything’ van Ontroerend Goed omdat het alles is wat hedendaags theater moet zijn: meeslepend, slim en op het einde verbijsterend mooi checken waar en wanneer en gaan kijken!

Het op ware gebeurtenissen gebaseerde stuk ‘De goeie, de slechte en de lelijke’, over drie cowboys in een Vlaams dorp aan de rand van de stad, halfweg de jaren ‘80 - met ook een zwaaimens (zo een pop die wegenwerken aankondigt) in de hoofdrol .

Zeer zeker; ik ga zoveel als mogelijk naar opvoeringen van mijn toneelstukken kijken en vaak kom ik met nieuwe inspiratie weer thuis .

Op de ochtend na 25 mei ontwaken in een vrolijk, open en positief land.

Special 2014

60

61


Wie of wat inspireert je als auteur?

Wat is het meest memorabele theaterstuk dat je dit jaar zag en waarom?

Welk theaterstuk van jezelf wil je aan onze leden aanbevelen en waarom?

Heb je een band met amateurtoneel? Of indien niet: Hoe sta je tegenover amateurtoneel?

Wat wens je onze leden toe voor 2014?

Lot Vekemans

Inspiratie is voor mij een ongrijpbaar proces dat me elk moment en overal kan overvallen. Het kan dan ook van alles zijn: een gesprek, een tentoonstelling, een zin die ik ergens oppik. Het is vooral belangrijk om die momenten van inspiratie te herkennen en ze serieus te nemen. Ik zie ze dan ook als startpunten voor een zoektocht naar iets dat wil ontstaan. Het is aan mij om te ontdekken wat dat is.

Ik was erg onder de indruk van ‘Platonov’ van NTGent. Een totaal uitgebeende Tsjechov die glashelder liet zien hoe mensen hun hunkering naar een nieuwe tijd projecteren op de zonderlinge Platonov, die hier aan ten onder gaat, omdat hij niet weet hoe hij met al die verlangens om moet gaan. Het liet zo mooi het mechanisme zien van hoe wij onze verlangens weggeven. En dat niemand daar beter van wordt.

Ik denk dat stukken als ‘Truckstop’ , ‘Gif’ en de monologen ‘Zus van’ en ‘Judas’ allemaal gespeeld kunnen worden binnen het amateurtheater en dat ze op een andere manier een sprong in het diepe van de acteurs vragen. Het belangrijkste is dat de spelers zelf wat aan mijn teksten hebben en het ook spannend vinden om te doen.

Ik heb veel binnen het amateurtoneel gespeeld tussen mijn 18de en 24ste en ook als kind en puber was toneelspelen tussen de schuifdeuren heel belangrijk. Ik heb het altijd met heel veel plezier gedaan en het heeft mij ook veel gebracht. Ik ben gestopt toen ik naar de schrijversvakschool ging. Opeens was het toneel een plek waar ik liever vanachter mijn schrijftafel naar keek.

Het professionele theater is een fantastische voedingsbron voor je eigen spel, maar ook om nieuwe verlangens te voelen en uitgedaagd te worden. Maar bovenal wens ik dat het spelen mensen dichter bij zichzelf brengt en dat ze hun liefde voor theater delen.

Hanneke Paauwe

Inspiratie bestaat voor mij uit een hoop factoren: een open geest, concentratie of alertie en (liefde voor het ) toeval. Daarbinnen kan er zich van alles aandienen: mensen op straat, in de metro, een muziekje, een detail dat in het oog springt, een merkwaardige zin. Wat mij vaak inspireert, is iets kleins dat buitengewoon is, het vreemde, het merkwaardige, het absurde, het rauwe, ruwe. En ik hou ook erg van humor. Ik lees graag, ik ga zeer graag naar film of theater, of tentoonstellingen, maar ook door een uur alleen in het bos zitten kan een kamertje zich in mijn kop openen. . .

‘Exhibit B’ van Brett Baily. Geen theater in de klassieke zin van het woord, eerder een beleving, een tentoonstelling waar je doorheen loopt, met theatrale tableau vivants van levende zwarte mensen, die je aankijken, je confronteren. Dat raakte, beschaamde, verwarde me. Het gaat over het koloniale verleden, over hoe zwarten vroeger op wereldtentoonstellingen te kijk werden gezet, een menselijke zoo waarin de machtsverhoudingen schaamteloos geëtaleerd werden. Ik zag er verschillende mensen met tranen in de ogen, ikzelf heb ook een zakdoek moeten opdiepen.

Ik zou het wel spannend vinden als ‘Krankheit Frau’ ergens gespeeld zou worden, ik ben benieuwd wat ervan gemaakt zou worden, ik denk dat het een uitdagende tekst is, qua inhoud/ vorm, dus ja die zou ik willen aanbevelen.

Ik denk dat er binnen het amateurcircuit ruimte is om te experimenteren, elkaar uit te dagen, juist omdat de druk van het professionele circuit er niet is, mensen kiezen vrijwillig, zonder dat het ‘moet opbrengen’ dat is heel mooi vind ik. Verder vind ik het leuk dat er zo naar een voorstelling toe geleefd wordt, het is écht een sociaal gebeuren en dat is iets moois in deze tijden waarin veel mensen vooral achter hun computer kruipen.

Een spannend jaar vol uitdagingen. Of om een citaatje uit ‘Hotel Tomilho’ aan te halen: ‘Je moet elke dag een risico nemen.’

Luc Kerkhofs

De mensen natuurlijk, in alles wat ze doen. Elk detail, hoe klein ook, valt in een vorm van humor te gieten. Zelfs de globale verzuring van de mensheid en het slechte weer.

Mijn komedie ‘Het streepje’. Al bijna 1.000 opvoeringen en telkens weer lachen de afgeladen volle zalen zich te pletter. Chapeau voor hen die vóór en achter de schermen daar hun vrije tijd instoppen.

‘De jacht is open’, volgens mij een knaller en nog altijd een van mijn beste stukken. Het verhaal bespeelt de snaren in alle lagen van de bevolking. Ieder vindt er z’n eigen ego in terug, natuurlijk wat uitvergroot en met een saus om van te smullen.

Ik heb in een vroeger leven wel eens enkele van m’n eigen stukken geregisseerd. Pas dan kan men ontdekken hoeveel helpende handen er nodig zijn om een goeie productie tot stand te brengen. Mijn diep respect voor deze duizenden mensen die elk jaar weer opnieuw het beste van zichzelf geven.

Een potje vreugde, een potje weemoed als niemand het ziet, een potje liefde met een grote ‘L’, een potje Mozart, een potje Bach en een klein potje huilen.

Davy Leers

Jonge mensen inspireren me vaak. Ze moeten het leven nog ontdekken en hebben nog een lange onbekende weg af te leggen. Een weg die vol verrassingen, valkuilen en dramatische wendingen kan zitten. Een weg die hen zal vormen tot een uniek persoon in onze maatschappij.

‘Demonen’ van de Queeste. Het stuk sprak aan door de goed opbouwende spanning en de sterke dialogen.

Voor jeugdtoneel beveel ik ‘Het Vagevuur’ warm aan. Het stuk is een dankbaar thema en laat vrij veel spelruimte toe. De grimeploeg komt er tevens aan zijn trekken. Daarnaast raad ik mijn theaterversie ‘Het Engelenhuis’ aan van Dirk Bracke. Een stuk over jeugdproblematiek gebaseerd op een waargebeurd verhaal en ‘Black’, een maffia-verhaal tevens gebaseerd op waargebeurde feiten, gegoten in een Tarantino-outfit.

Ja. Ik ben voorzitter van theatergroep Born2Act. Wij hechten veel belang aan kwaliteit en groep bevorderende mentaliteit. Daarnaast regisseer ik binnen evenals buiten onze groep freelance.

Ik wens alle leden heel veel succes toe met hun producties. Wees gelukkig in wat je doet en speel geen toneel maar speel vanuit het hart.

Dimitri Leue

Schilderkunst, tentoonstellingen.

‘Ans en Wilma’ (fris jeugdtheater) omdat spelenergie aanstekelijk is.

‘Azen’ omdat ik er verdomme heel veel tijd heb ingestoken.

Ik heb er geen band mee, maar ik probeer wel te gaan kijken als ze mijn stukken spelen. Ik ben voor het woord liefhebber. Amateur klinkt amateuristisch en dat is het niet.

Veel catharsissen!

Special 2014

62

63


Wie of wat inspireert je als auteur?

Wat is het meest memorabele theaterstuk dat je dit jaar zag en waarom?

Welk theaterstuk van jezelf wil je aan onze leden aanbevelen en waarom?

Heb je een band met amateurtoneel? Of indien niet: Hoe sta je tegenover amateurtoneel?

Wat wens je onze leden toe voor 2014?

José Ruysevelts

Ik zoek mijn inspiratie in het leven van alledag. Op de scène zet ik bij voorkeur mensen neer van vlees en bloed. Volkse mensen die altijd zichzelf blijven, ongeacht de omstandigheden. Zonder franjes, eerlijk en ongezouten en als het kan met een vleugje humor!

‘Groenten uit Balen’ van Walter van Den Broeck gespeeld door het Mechels Volkstoneel. Jaren geleden zag ik het stuk voor het eerst in het Mechels Miniatuurtheater. Het raakte mij. Het Mechels Volkstoneel bracht het stuk vorig jaar. Hun versie was ronduit schitterend. Mooi en sober gebracht. De problematiek van de werkloosheid. De generatiekloof. De onmacht van ‘de kleine man’. Dit alles gespeeld in een perfect decor uit de tijd van toen.

‘Kermiskinderen’. Een stuk over kermismensen, die voor mekaar door een vuur gaan. De zorg voor Claire, de zwakbegaafde zus, is de rode draad. Ik vind het een mooi stuk , omdat het de juiste mix bevat van humor en emotie.

Ik acteer bij twee amateurgezelschappen. Eén in de stad en één op het platteland. Ze liggen me allebei aan het hart! Ik hou van de repetities, de sfeer, de vriendschap, de nervositeit voor het optreden en de opluchting als het aanslaat bij het publiek. Nagenieten met een glaasje wijn. Dromen en meteen plannen maken voor een volgend stuk.

Een mens heeft weinig nodig. Een zoen, een lach, een warm gebaar. En de hoop en overtuiging dat het leven goed zal zijn dit jaar. Gezondheid!

Jo Roets

Bij Laika bewerken we vaak romans tot theater. Zo vind ik Dostojevski nog altijd één van de meest inspirerende auteurs. Dichter bij huis: Erik Vlaminck. Een van de mooiste boeken ooit is ‘Zingen van de tijd’ van Richard Powers. En die heerlijke Graaf van Montechristo van Dumas.

Warme Winkel met ‘Viva la naturisteraçion!’.

‘De gebroeders Karamazov’, naar Dostojevski. Het is een tekst voor 10 acteurs, zowel een misdaadthriller, een familiekroniek als een filosofisch stuk. Die cocktail is eerder zeldzaam.

In de docentenafdeling van de Toneelacademie Maastricht (PTO) vinden we amateurtoneel erg belangrijk. De overgave van spelers en gezelschappen is uniek. Hoe iedereen zelfs in zijn vrije tijd, de drang heeft om een passie te delen. Om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Als dat lukt is het onvergetelijk.

Dat ieder zijn kleine plekje overstijgt, muren sloopt, samenwerkt met anderen om beter, grootser, intenser werk te leveren.

Magne Van den Berg

Hoe mensen zich al pratende staande proberen te houden. Wat men aan rottigheid verbergt middels praten of wat men onbewust toch blootgeeft, wat een stilte betekent of de lading van de kleinste woordjes ‘ja’ en ‘nee’, of ‘klopt’. Beckett, Bernhard en Pinter zijn mijn helden. Verdriet vind ik de mooiste en eerlijkste emotie, wat je daar allemaal mee aankunt, in het wel of juist niet laten zien ervan.

‘Achterkant’ van de Warme Winkel - de voorstelling speelt in een krappe ruimte achter de scène terwijl er op het voortoneel een voorstelling speelt van Toneelgroep Amsterdam - je ziet het publiek in de zaal zitten en je ziet de acteurs. De voorstelling ‘Achterkant’ toont de werkelijke wereld van het (achter)toneel. Er wordt hard commentaar gegeven op de leugen die toneel ook is, maar ondanks dat het maken van toneel volledig wordt blootgelegd en in z’n kale naaktheid aan ons wordt getoond, blijft de magie overeind, alles wordt ontmaskerd maar aan het eind van de voorstelling ben je toch betoverd. Ra ra hoe kan dat, dat is de kracht van theater.

‘Met mijn vader in bed (wegens omstandigheden)’. Een vader en een dochter communiceren met elkaar via de telefoon. De pijn sijpelt via de telefoonverbinding hun beider huiskamers in. Moeder is dood en vader heeft al snel weer een nieuwe vrouw die veranderingen in het ouderlijk huis aanbrengt. Het praktische versus het gevoelige en hoe verschillend je met rouw om kunt gaan.

Mijn band met het amateurtoneel bestaat vooral omdat er vraag is naar mijn teksten, en deze veelvuldig worden opgevoerd in het amateurcircuit, waar ik erg blij mee ben, zo krijgen stukken heel vaak nog een tweede of derde of zelfs vierde of vijfde leven.

Dat wat ik mezelf toewens, en dat is: de mogelijkheid hebben om te kunnen maken wat je wil maken en de inspiratie en de tijd en de juiste mensen om je heen om het zo goed mogelijk te doen.

Henk Debal

De mensen die ik ontmoet in het dagdagelijkse leven zorgen voor een grenzeloze inspiratie. Ik absorbeer dan ook steeds zoveel mogelijk om de spons nadien uit te wringen tot een toneelstuk.

Mijn toneelstukken worden altijd voor de eerste keer gespeeld door Met Hert & Ziel, een toneelgezelschap uit Wijtschate. En elke keer ben ik benieuwd wat men er van maakte. Het stuk ‘‘t Is geflikt!’ bracht men afgelopen jaar en met heel veel succes, mede doordat men het stuk heeft ‘geregionaliseerd’, iets wat het publiek steeds enorm weet te appreciëren.

Mijn eerste stuk ‘Op z’n Frans’ vind ik nog steeds enorm geslaagd. Als ik het herlees, zijn er nog steeds geen zaken die ik wil veranderen. Voor mij is dat stuk ‘af’. Bovendien zit er een mooie boodschap in en toch heel wat hilarische situaties.

Absoluut ! Ik speel zelf al 20 jaar toneel en sinds 2009 ben ik beginnen regisseren. Dat maakt volgens amateurgezelschappen mijn stukken net zo toegankelijk, omdat ik ze schrijf vanuit het standpunt van acteur en regisseur. Amateurtoneel is een uit de hand gelopen hobby die elke voorstelling enorm veel voldoening geeft. Het sociaal contact tijdens de repetities is voor mij ook een drijfveer.

Een goeie gezondheid, zonder enige twijfel. Al de rest is mooi meegenomen. Jammer genoeg staan we daar niet genoeg bij stil. Pas als er iets sputtert, beseffen we hoe belangrijk een goeie gezondheid is. En een heel succesvol toneelseizoen natuurlijk. Liefst met een stuk van mezelf :-)

Walter Van den Broeck

De mens in strijd met zichzelf en zijn omgeving.

Ik zag dit jaar geen memorabel theaterstuk.

Mijn oeuvre bevat minstens één stuk voor elk ‘seizoen’.

Het amateurtoneel is de Moeder van alle Theater!

Heel veel speelgenot!

Special 2014

64

65


Rik De Clercq

Kom kijken naar de man die gloeilampen eet!

R

kunnen volgen, van kind tot volwassene. Het publiek groeit dan mee met het personage, en volgt het zoals een volwassene zijn kind ziet opgroeien, met vallen en opstaan.

epertoire kiezen is een voor elk toneelgezelschap een confrontatie. Je bepaalt een identiteit, een visitekaartje, waarmee je (hopelijk) een goede eerste indruk maakt. Je vertelt er je toekomstig publiek mee wat ze gaan te zien krijgen, en wat ze nog meer kunnen verwachten.

Maar misschien duurt dit allemaal te lang voor de kijker. Ondanks dat spannende einde, haakt hij toch af. Misschien moeten we hem (of haar natuurlijk) dan nog meer betrekken in het verhaal, tot hij er zo in opgaat dat hij wel wil blijven vertoeven in die wereld. Wat als de kijker al in het verhaal stapt vanaf het moment dat hij de zaal betreedt? Vanaf het moment dat hij zijn kaartje koopt, begint het spektakel. Vanaf dan is iedereen die hij ontmoet reeds ‘in personage’, en maakt hij actief deel uit van het geheel. Wanneer je dan als kijker die magische wereld instapt, heb je het gevoel dat er een echte meerwaarde is, de ultieme 3D ervaring, maar dan zonder de hoofdpijn verwekkende brilletjes. Want kijken naar een verhaal is leuk, maar meespelen geeft de kick die het nog veel echter maakt.

Die keuze kan behoorlijk wat richtingen uitgaan. Misschien kies je voor Shakespeare, en al vanaf het eerste moment verdeel je het publiek in liefhebbers en haters. Je kan het een nieuwe visie geven, “Shakespeare, maar alle rollen gespeeld door 90-plussers”, en dat zal misschien werken indien de acteurs de repetities overleven en er voldoende zuurstofmaskers aanwezig zijn achter de coulissen. Of je speelt Hamlet in de kostuums van de Village People (een Indiaan, een politieagent en een vent met hangsnor en een lederen SM pakje) om een zo divers mogelijk publiek aan te spreken. Het is dan natuurlijk ook mogelijk dat je de Shakespeare fans ook nog tegen je in het harnas jaagt. Dan krijg je haters én haters, en gaat je toneelgroep zonder twijfel een roemloos einde tegemoet. Zoals alle kansspelen kan het goed of fout lopen. Speel je het ‘safe’, en geef je ze keer op keer min of meer hetzelfde, voorgekauwd tot een vlot verteerbare pap die makkelijk binnengaat, zullen ze uiteindelijk ook afhaken. Inspiratieloze vervolgfilms verliezen uiteindelijk ook hun publiek. Mensen houden wel dikwijls van hetzelfde recept, maar toch liefst met een beetje variatie om het niet te saai te maken. Hoe win je dan een publiek dat valt voor jouw repertoire? Dat terugkomt voor meer. Het antwoord ligt misschien niet in wat je brengt, maar in hoe je het brengt. In de jaren dertig en veertig waren in de bioscoop de zogenaamde ‘serials’ enorm populair. Voor de hoofdfilm in de bioscoop werd een aflevering getoond van een spannend verhaal dat steeds eindigde op een nagelbijtende scene, een ‘cliffhanger’ zoals ze dat noemen. De vriendin van de held is vastgebonden op een treinspoor, je hoort de trein reeds aankomen, de held zelf is aan het worstelen met een slechterik: hoe gaat dit aflopen? Deze reeksen waren zo geliefd dat het publiek vaak kwam enkel en alleen om de volgende aflevering te zien, en minder voor de hoofdfilm die volgde. Waar het op neer kwam: het publiek - net als de dame op de treinsporen - was helemaal geboeid. En dat is nu eenmaal het beoogde doel, om interesse te wekken en die ook levendig te houden in ons publiek. Dit zou dus een mogelijkheid zijn om een heel specifiek soort theater te brengen. Een waar vervolgverhaal op een podium, waarbij het publiek aan het einde uitgenodigd wordt om terug te keren voor het vervolg, en dat ook graag doet, want ze willen weten hoe het afloopt. Het repertoire wordt dan ook een uitgebreid geheel, iets dat organisch groeit. Misschien laat je een publiek keer op keer terugkeren met de vraag hoe dat verhaal nu wel ging eindigen? Het zou zelfs de levenswandel van een personage Special 2014

Het zou doen denken aan een bezoekje aan het circus, waarbij je soms wel eens gevraagd wordt als vrijwilliger of ‘lieftallige assistente’, en aan de zogenaamde ‘freakshows’ die vroeger samen met het circus meereisden. Het publiek houdt natuurlijk van de clowns en de olifanten en de trapezewerkers, maar er is steeds een fascinatie voor dat boeiende wereldje in de achterste tent, waar je de vrouw met de baard en het schaap met twee koppen kan bekijken. Nu verwacht ik niet dat onze Vlaamse gezelschappen op zoek gaan naar tweekoppige schapen (hoewel bepaalde lokale TV zenders daar vast een kwaliteitsvolle ‘reality show’ van zouden maken), maar soms ontbreekt ons dat vuur, die panache, die de mensen vroeger naar die achterste tent lokten. Het hoeft niet perse de schaal van een Cirque du Soleil te zijn, maar iets kleinschaligs dat toch een interesse opwekt. Een groep waarvan het publiek, wanneer het ‘s avonds buiten komt, zegt: “Was dit nu echt?” Die fascinatie en die twijfel houdt een kijker in de ban, en heeft een ‘vraag naar meer’ tot gevolg. En dat ontbreekt soms in ons huidige Vlaamse theaterbeeld. Niet noodzakelijk zo overdreven als hierboven beschreven, maar die durf om even over de gekende grenzen te stappen en onbekende landen te gaan bezoeken waar alles net iets anders is. Dus daar hebben jullie het. Een simpel theater ticket transporteert jullie naar een magische wereld, waar de jonkvrouw in nood de trein hoort aankomen, waar de ringmeester van het circus publiek lokt met de belofte van ‘de man die gloeilampen eet’, en de mysterieuze man die jullie naar de juiste stoel escorteert misschien wel een echte vampier kan zijn. Het is heel ver verwijderd van De Vlasschaerd, maar geef toe, zijn jullie niet een heel klein beetje nieuwsgierig? En dat is waar het allemaal om gaat...

66


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.