1. De eetbaar groene leefomgeving – een nieuwe kijk op openbaar groenbeheer 2. Nieuw algemeen nut in de bestaande stad – naar een duurzamer woningvoorraad 3. Voeding voor economie en innovatie – duurzame ondernemerskansen en nieuwe werkgelegenheid 4. Stadslandbouw als kwartiermaker – onontgonnen ruimte in cultuur gebracht. 5. De onvermoede potenties van vormen van stadslandbouw voor de reguliere agrosector
De eetbaar groene leefomgeving – een nieuwe kijk op openbaar groenbeheer Rotterdam heeft een grote hoeveelheid groene ruimte. Het beheer en onderhoud hiervan is een prijzige zaak. In de loop der jaren is met name in wijken met veel openbaar groen het budget hiervoor teruggeschroefd om de stijgende kosten te beheersen. En deze trend zet door onder de huidige crisis. Het resultaat is uniform kijkgroen met een minimum aan onderhoud, waardoor de aantrekkelijkheid en gebruik van de openbare ruimte afneemt. Stadslandbouw biedt een alternatieve vorm van openbaar groenbeheer, die extra waarde kan toevoegen aan het (semi-)openbaar groen in en rond de stad, waardoor de kwaliteit, de biodiversiteit en bewonersparticipatie kan worden verbeterd. Hierbij moet zeker niet alleen aan volkstuinen en buurtmoestuinen worden gedacht, maar ook bijvoorbeeld aan Forest Gardening – Bosrandtuinen –. Dit beheerstype kenmerkt zich door in de opzet een optimale verhouding te creëren tussen (zo min mogelijk) werk en grondstoffen en een maximale opbrengst. Een bosrandtuin bestaat uit verschillende lagen groen, met bomen, struiken, planten, wortels etc. Het gevolg is een grotere biodiversiteit en door een interessante combinatie van teelten (polycultuur) biedt het een variëteit aan producten: vruchten, wortels, paddenstoelen en noten, maar bijvoorbeeld ook bamboe en medicinale planten zijn mogelijk. Forest Gardening is verwant aan permacultuur dat door veel bewonersinitiatieven wordt omarmd. Naast een voedselproductiefunctie, draagt Forest Gardening bij aan de kwaliteit van het groen. Door het terugbrengen van seizoenen in de buurt, wordt de belevingswaarde vergroot, het biedt een platform voor educatieve activiteiten over natuur en ecologie en kan het bijdragen aan bewonersparticipatie door bijvoorbeeld vrijwilligers in te zetten in ruil voor opbrengsten. Het implementeren van een type beheer als deze vraagt echter om een omschakeling in het denken over de gemeentelijke groenvoorziening, welke nu nog vaak als eenzijdig en als noodzakelijk wordt benaderd. Deze omschakeling betekent ook een lange termijn visie waarin er ruimte wordt gegeven voor de ontwikkeling van bosrandtuinen en zal een nieuw kijk op de organisatie vergen. Doordat stadslandbouw meerdere sectoren aan elkaar vlecht, is er een persoon nodig die als schakel kan dienen tussen verschillende partijen. Hierbij kan de stadsboer een rol spelen, enerzijds als initiator en anderzijds als facilitator van de transitie naar kwalitatief en productief openbaar groenbeheer. In deze sessie willen we in gesprek gaan over hoe deze rol kan worden gecreëerd, aan welke eisen deze moet voldoen en wat partijen kunnen bijdragen aan het werk van de stadsboer. Interessant voor o.a.: Gemeentelijke diensten op het gebied van groen, en openbare ruimte, buurtmoestuiniers en andere bewonersinitiatieven, woningcorporaties, opbouwwerkers, voedselboswachters en bostuiniers
Nieuw algemeen nut in de bestaande stad – naar een duurzamer woningvoorraad In 2020 zal de bestaande bouw ongeveer 90% de stad Rotterdam omvatten. Logischerwijs zal de verduurzaming zich richten op de bestaande bouw. Zo heeft de stad Rotterdam tijdens de Planpresentatie van dS+V voor 2011 ingezet op de herontwikkeling van bestaande gebouwen boven sloop/nieuwbouw. Ook woningbouwcorporaties zien in dat energieprestatie van de woningvoorraad en ook de kwaliteit van de buitenruimte belangrijke peilers zijn voor de toekomstige waarde van hun bezit en dat daarin een verduurzamingsopgave ligt. Bij deze opgave kan Stadslandbouw bijdragen.
© Symposium ‘Ruimte voor Stadslandbouw’ – Maandag 5 december 2011 Eetbaar Rotterdam – Het Portaal
In het rapport ‘Ruimte voor Stadslandbouw in Rotterdam’ zijn twee voorbeelden uitgewerkt op welke manier dit zou kunnen, namelijk een kas op het dak van een woonblok in Charlois en een productief groen dak in het centrum van de stad. Stadslandbouw draagt ook hier bij aan lokale werkgelegenheid en vormt een bron van voedsel voor de stad. Maar door een uitwisseling aan te gaan met de energie- en waterhuishouding van het onderliggende gebouw en de stedelijke omgeving draagt ze ook bij aan de verduurzaming van de stad. Kassen op het dak, en ook groene daken (bijvoorbeeld in de vorm van vollegrondsteelt), dragen bij aan de energie- en waterhuishouding van een gebouw en de stad. Kassen op daken kunnen warmte opslaan en hergebruiken in de winter. De teelt op hydrocultuur maakt gebruik van nutriëntrijk water uit het gebouw voor het kweken van groenten (gedurende het hele jaar). Bij de winning van de nutriënten uit afvalwater wordt energie opgewekt. Ook restwarmte uit het gebouw kan worden benut. Groene daken werken isolerend en spelen een rol bij de opslag of het vasthouden van water. Opgeslagen water kan als irrigatie worden gebruikt en door verdamping helpt een productief groen dak met de koeling van de stad in de zomer. Hoewel technologische oplossingen voor handen zijn, blijkt de implementatie ervan niet direct vanzelfsprekend. Waar ligt dit aan? De hoofdvraag van deze sessie is hoe stadslandbouw onderdeel kan worden van een integrale aanpak verduurzaming van bestaande woningbouw? Kan de stadsboer een leidende rol spelen in het samenbrengen van verschillende oplossingen of zijn andere partijen die het voortouw moeten nemen? En hoe kunnen zij samen de strategie bepalen om bijvoorbeeld kassen op het dak te krijgen? Interessant voor o.a.: Gemeentelijke diensten RO, buitenruimte en infrastructuur (Gemeentewerken), woningcorporaties en andere vastgoedbeheerders, waterschappen, projectontwikkelaars, architecten, energiemaatschappijen (klein en groot), bewonerscollectieven met duurzame doelstelling.
Voeding voor economie en innovatie – duurzame ondernemerskansen en nieuwe werkgelegenheid Stadslandbouw vormt de basis voor nieuwe beroepen en leerwerkplekken in bijvoorbeeld zorg en herintegratie. Van voedselproductie tot dakverzorging, van groenbeheer naar verwerking van reststromen en stedelijk nutriëntenbeheer. Er ontstaat een nieuwe vorm van innovatieve duurzame bedrijvigheid waar kennis wordt ontwikkeld over telen in de stad. Maar stadslandbouw creëert ook het soort ambachtelijk werk zoals initiatieven als Vakmanstad nastreven. Deze werkplekken vormen een aanvulling op de bestaande werkgelegenheid, die beter aansluit op kennis en vaardigheden van de Rotterdamse werkende bevolking. Ook biedt het bewoners en bewonersinitiatieven die hobbymatig bezig zijn met eetbaar groen de kans om professionele begeleiding te krijgen of om zelf door te groeien naar een betaalde baan. Het thema stadslandbouw doorkruist dus verschillende sectoren. Dit impliceert dat een stadsboer/ondernemer moet beschikken over een breed scala aan competenties. De vraag die hier uit voort vloeit is welke kwalificaties een stadsboer moet hebben. Hoe ziet het functieprofiel van een stadsboer er uit? Welke typen kunnen we onderscheiden? Wat zijn de kwalificaties per functieprofiel die een stadsboer nodig heeft? En daar uit afgeleid, waar worden de nieuwe stadsboeren opgeleid en welke partijen kunnen hierbij een rol spelen? Een tweede vraag is de invloed van stadslandbouw op stedelijke werkgelegenheid en ondernemerskansen in andere delen van de voedselkringloop. Wie vormen zijn samenwerkingspartners? Ontstaan er rondom stadslandbouw ook nieuwe bedrijvigheid op het gebied van afzet,verwerking en nutriëntenbeheer? Interessant voor o.a.: Stadsboeren en andere ondernemers uit de stedelijke voedselproductie, afzet en verwerking, hogescholen, gemeentelijke diensten op gebied van economie en bedrijvigheid,
© Symposium ‘Ruimte voor Stadslandbouw’ – Maandag 5 december 2011 Eetbaar Rotterdam – Het Portaal
Stadslandbouw als kwartiermaker – onontgonnen ruimte in cultuur gebracht Door gebruik te maken van tijdelijk, soms langdurig braakliggend terrein creëert stadslandbouw waarde voor stad en omgeving. Leegstaande industriële gebouwen krijgen een tijdelijke bestemmingsfunctie waarbij loze ruimten nuttig worden gemaakt en keren leven en bedrijvigheid in het gebied terug. Een voorbeeld hiervan is de Marconistrip. De stadsboer strijkt neer, transformeert de locatie in een productietuin en na 10 jaar maakt hij wellicht plaats voor een nieuwe bestemming. Constructieve elementen zullen dus grotendeels prefab, verplaatsbaar of demontabel zijn. Een leegstaand industrieel gebouw wordt gekoloniseerd met kippenteelt en gecombineerde vis- en groenteteelt. De groenteteelt komt onder glas in een kas tussen de loodsen en het voormalige spoorwegemplacement wordt bedekt met een laag aarde, ingebed tussen stelconplaten. Stadslandbouw voegt door zijn aanwezigheid dus waarde toe aan zijn omgeving. Het voorkomt verloedering en verrijkt de locatie met een nieuwe functie in de tussentijd. Maar het transformeert tevens de identiteit van een gebied, het voegt iets toe aan haar geschiedenis. Ook hier ligt een waarde die zich ook financieel kan vertalen in de marketing van het gebied op langere termijn (“Kom wonen in de stadstuin”). Daarnaast kan stadslandbouw een rol spelen in de (eerdere) sanering van de bodem en daarmee in de milieutechnische kwaliteit van het gebied. Er zijn echter investeringen nodig om de locatie in gebruik te nemen, zowel voor de fysieke inrichting als voor de voorbereiding en de opbouw van een werkend systeem. Om een investering aantrekkelijker te maken voor de ondernemer, zou de toegevoegde waarde die een tijdelijke stadslandbouwfunctie voor het gebied met zich mee brengt, een onderdeel kunnen zijn van het financieringsmodel. De vraag is echter hoe deze waarde gemeten kan worden? Is die waarde alleen van tijdelijke aard of heeft ze een meer permanente invloed op het gebied? En hoe vertalen we deze toegevoegde waarde naar een financieringsmodel voor de stadsboer? Interessant voor o.a.: Gemeentelijke diensten RO en economie en bedrijvigheid, investeerders, projectontwikkelaars, wetgevers, stadsboeren, marketeers.
De onvermoede potenties van vormen van stadslandbouw voor de reguliere agrosector Stadslandbouw en de reguliere agrosector worden in het gangbare discours vaak tegenover elkaar gezet, als waren zij water en vuur. Stadslandbouw kan echter een verrijking zijn voor de landbouwsector. Consumenten worden kritischer ten opzichte van de voedsel, maar zijn nog beperkt bereid om hier meer voor te betalen, er is groeiende concurrentie op de wereldmarkt en de eindigheid van grondstoffen voor kunstmest en fossiele brandstoffen zorgen voor hogere kosten. De landbouwsector zit in het defensief met een gestage afname van het aantal boeren en de oppervlakte voor landbouwgrond. In deze context is er oog gekomen voor stadslandbouw in de onderbenutte ruimte in de stad. Niet alleen fysieke ruimte, maar ook ruimte om de relatie met de consument te herstellen en opnieuw vorm te geven en om voedselproductie opnieuw uit te vinden zonder geëxternaliseerde milieukosten. De stad is het de 'New Frontier' van de landbouw waar geëxperimenteerd kan worden met combinaties van teelten en gebruik van reststromen en restproducten uit de stad. Daarmee kan ze bijdragen aan de ontwikkeling van een meer regionale, stadsgerichte landbouw met zorgvuldig gebruik van natuurlijke grondstoffen en respect voor de natuurlijke kringloop van nutriënten. Deze sessie behandelt het profijt dat de reguliere landbouw op (middel-)lange termijn zou kunnen hebben van doorontwikkeling van vormen van stadslandbouw. Hoe kan de landbouw zich weer meer rechtstreeks tot de (stedelijke) klant richten? Hoe kan stadslandbouw en stadsgerichte regionale landbouw samen werken aan een duurzaam voedselsysteem? Kunnen vormen van stadslandbouw weer (terug)vertaald worden naar het platteland? Hoe kan landbouw weer meer divers en meer gericht produceren voor de diversiteit aan stedelijke eetculturen? Welke vorm moet stadslandbouw krijgen zodat het voor de reguliere sector een interessante investering kan worden? Interessant voor o.a.: Producenten en telers, agrariërs, marktpartijen, productschappen, LTO-Noord, ZLTO, concept ontwikkelaars, cateraars & horeca, agrarische natuurverenigingen © Symposium ‘Ruimte voor Stadslandbouw’ – Maandag 5 december 2011 Eetbaar Rotterdam – Het Portaal