BLAD VAN DE HKU nummer 10: maart 2008
.unst
wie studenten Design for Virtual Theatre and Games wat proof of concept voor ecogame voor kinderen waarom terugdringen van de afvalberg website adventureeco.blogspot.com
. redactioneel
Groene game
Cover
tekst Karin Veenendaal fotografie Patrick van de Luijtgaarden
werkt zonder winnaars
Rechteroog en haardracht zijn blikvanger in dit beeld. Het oog is helder, lichtblauwe iris gevangen in smetteloos oogwit. Het is een gezond oog. Of een geshopt oog. De haardos is zowel woest als gestyleerd. Zou rechtsboven willen ontsnappen richting het logo. Dat logo duwt terug. Het model is geen opschepper. Kijkt hij schalks of verlegen in de lens? Geen van beiden. Hij geeft weinig weg. Komt niet dichterbij, deinst ook niet terug. Poseert zonder fratsen. Foto met mooie kleurstelling. Het bruin maakt het wit witter. Het lichte verloop van grijs op de achtergrond. Er is schaduw van krullen die precies onder het oog landt. De geoefende kijker weet van waar het licht gekomen is. Ik ook.
Edwin Verhoeven
3
.verder Derdejaars Fashion Design Manon Boertien laat
5
in haar werk zien en voelen hoe zij de wereld om
HKU-tv werkt aan ‘Jouw student, mijn student’
haar heen zintuiglijk en emotioneel beleeft. In deze editie van .unst publiceert ze fragmenten uit haar Mannencollectie. Deze collectie verbeeldt haar passie voor muziek en het mixen van kledingcodes
6
uit verschillende muziekstijlen.
Het favoriete speelgoed van Marinka Copier
Manon gebruikt vaak collagetechnieken om tot haar ontwerpen te komen, bijvoorbeeld door beelden te verzamelen, deze door te knippen en opnieuw met elkaar te combineren.
10
Pijpers pen nekt Jan van Gilse
12
Vrijheid van meningsuiting
Het ontwerp op de cover is een mengvorm van een oversized sweater en de welbekende Arafat-sjaal. De verzameling stoffen op pagina 8-9 van dit nummer visualiseert wat er zich in haar hoofd afspeelt tijdens
is geen absoluut gegeven
haar beleving van muziek. Beweging en adrenaline zijn daarin de belangrijkste aspecten. De afbeeldingen op de stoffen, meestal denim of sweaterstof, zijn hierop gezeefdrukt. Ook de fotografie van haar werk voor .unst verzorgde ze zelf.
15
Stairway to Heaven
www.manonboertien.blogspot.com
. portfolio
Jos Hoogstad brengt popquiz naar
16
Studenten Service Centrum stuurt je niet van het kastje naar de muur
COLOFON
Hoofd- & eindredactie Edwin Verhoeven
Illustraties Ashkan Honarvar, Leon Martakis
Reacties Postbus 1520, 3500 BM Utrecht, T 030 233 22 56
.unst is een uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten
RedactieAstrid de la Fuente, Johan Kuhlmann, Maud
Ontwerp Studio Vrijdag
edwin.verhoeven@central.hku.nl
Utrecht. Het blad verschijnt tweemaandelijks en wordt
Lazaroms, Rick Steggerda, Karin Veenendaal
Druk Printec Offset, Kassel
www.hku.nl/unst
gratis verspreid onder studenten, medewerkers en relaties
Verder werkten mee Marcella Das, Lambertha Souman,
Oplage 3500 ex.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder
van de HKU.
Elfie Tromp, Tim Veenstra
Advertenties Bureau van Vliet, Postbus 20,
voorafgaande toestemming van de HKU.
Cover en beeldspread Manon Boertien
2040 AA, Zandvoort, T (023) 571 47 45
In het examenjaar van de studierichting Design for Virtual Theatre and Games (DVTG) werken studenten aan een groepsproject met een opdrachtgever van vlees en bloed. De projecten zijn grofweg te verdelen in opdrachten met de nadruk op theatervormgeving en meer gamegerichte projecten. Voor Liselore Goedhart, Mathijs Konings en Thomas Artz sprong het aanbod van milieuactivist David de Rothschild er meteen uit. Trots blikken ze terug op hun groepsproject AECO: een ecologische game voor kinderen. Enigszins schoorvoetend geeft het drietal toe dat niet het maatschappelijke aspect van AECO, maar vooral de kans een gameconcept te ontwikkelen doorslaggevend voor hun keuze was. Wat niet wil zeggen dat het thema – kinderen bewust maken van de natuur om hen heen – geen toegevoegde waarde bracht. Mathijs/Thomas: ‘We hebben sowieso een recycle-achtergrond. Thuis werd bewust met energie en het milieu omgesprongen. Maar we zijn geen greenies geworden hoor. Het gaat vooral om alle kleine dingen die je kunt doen.’ Die kleine dingen die je als individu kunt doen om de wereld leefbaarder te maken, is precies de focus van avonturier en milieuactivist David de Rothschild. Deze zeer bemiddelde Brit richtte op eigen initiatief Adventure Ecology op, een webcommunity waar je onder meer de avonturen van diverse onderzoeksteams verspreid over
de wereld kunt volgen. Het werken voor zo’n beroemde man was niet lastig. ‘David bleek een heel relaxte gozer. We hebben veel gemaild en hij reageerde altijd binnen een paar uur. We zaten snel op dezelfde golflengte en hij was onder de indruk van onze kwaliteiten.’ De volgende stap was het samenstellen van de groep en het verdelen van de taken. De begeleiders hielden sollicitatiegesprekken en benoemden Thomas tot projectleider. Tien studenten werden geselecteerd: negen DVTG’ers en een studente Kunst en Economie als projectmanagement-assistent. Liselore kreeg als art director de leiding over twee artists waarmee ze al het art work maakte. Mathijs nam de rol van researcher op zich en behield samen met Thomas het overzicht. De opdracht van Adventure Ecology was vrij open en hun website de enige documentatie die ze aangereikt kregen. Belangrijkste instructies: de game moet samenwerking tussen kinderen bevorderen en hen iets leren over de natuur. Thomas: ‘Het is enerzijds heel fijn als de opdracht open is, maar tegelijkertijd ook lastig. De brainstormfase duurde te lang en het lukte maar niet tot de kern te komen. Totdat onze begeleider ons wees op de ruleset. Dit is de binnenste kern van het schema van een game, een soort dna dat we als bouwsteen konden gebruiken.’ Liselore: ‘In het begin wilden we de hele wereld vangen in het spel en maakten we het onszelf erg moeilijk. We hebben het teruggebracht tot een simpel gegeven: het idee van ‘het landje’ waarbinnen het bewaken van het ecologisch evenwicht het belangrijkste spelelement is.’ De groep kon nu aan het werkelijke ontwerp beginnen en koos voor een Massive Multiplayer Online Alternate Reality Game: een spel dat zowel online als offline spelelementen bevat. Een speler moet sommige opdrachten in de echte wereld uitvoeren; bijvoorbeeld om een code te bemachtigen waardoor hij verder kan spelen. Denk aan het AVRO-spel The Phone.
‘ KINDEREN LEREN AFVAL NIET LANGER ALS AFVAL TE ZIEN’ AECO onderscheidt zich verder van de doorsnee game doordat winnen niet het doel van het spel is. Het gaat om de samenwerking van de spelers. ‘Er zijn geen winnaars. Het spel is een platform en kan door blijven gaan zolang er spelers zijn. Zij zijn de bouwstenen van het spel en helpen mee aan het volbrengen van een missie. Na verloop van tijd kan ook een nieuwe missie worden ingebracht.’ De deelnemers worden zich spelenderwijs bewust van de gevolgen van hun keuzes. Bijvoorbeeld: Wat zijn de consequenties voor je omgeving als je besluit een huis te bouwen? Waar zet je het neer, welke materialen gebruik je, en wat doe je met het restmateriaal? ‘Kinderen leren afval niet langer als afval te zien, maar als een grondstof waarmee je samen met anderen verder kunt bouwen. De output van de een is de input voor een ander. Denk aan het principe van cradle to cradle (recycling zonder afval) dat nu zo hip is.’ Hiermee sluit het spel perfect aan bij de missie van Adventure Ecology: door gedragsverandering wordt energieverspilling tegengegaan en de afvalberg teruggedrongen – met een leefbaardere wereld als gevolg. Een game als deze had volgens het drietal binnen de HKU alleen door DVTG gemaakt kunnen worden. ‘DVTG is de enige echte multidisciplinaire opleiding binnen de HKU. We houden ons bezig met verhaal, concept en vormgeving. Het is een samenspel van programmeurs en designers. De vormgeving heeft diverse kanten: het kan theater zijn, een installatie of een game: juist in deze veelheid aan verschillende disciplines ligt de kracht van DVTG.’
wie Sjoerd Wennekes, hoofdredacteur HKU-tv wat oproep aan studenten waarom ontwikkelen online portfolio website www.hku-tv.nl
Knallende breakbeats van HKU-studenten
4
Messenset
AdlF - Dankzij Marina Popova, MMus-student piano Jazz & Pop, heeft Het Utrechts Conservatorium weer een Big Band. De Big Band staat onder leiding van Jeroen Vermeulen en bestaat uit studenten en oud-studenten Jazz & Pop. Begin januari maakte Utrecht al schaatsend kennis met de Big Band tijdens de Wonder Winter in het Griftpark.
.kort
AdlF - Met ingang van het studiejaar 2008-2009 start de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht een Opleiding Docent Muziek in deeltijd. Deze deeltijd-opleiding aan Het Utrechts Conservatorium is een tweejarige studie die opleidt tot eerstegraads bevoegd docent muziek. De opleiding is een aanvulling op een eerder afgesloten studie Bachelor of Music (of een vergelijkbare opleiding in het verleden) of op een eerder behaald AMV-diploma, met een tweedegraads bevoegdheid. Een ingangsvoorwaarde is verder een relevante werkkring of de mogelijkheid werkervaring op te doen in een voor een docent muziek relevant werkveld. Daardoor is de opleiding in hoge mate te koppelen aan de eigen directe werkervaring. Verder draagt de opleiding bij aan een verbreding van het eigen muzikaal repertoire, technieken en werkvormen, met name op het gebied van de lichte muziek. De Opleiding Docent Muziek in deeltijd is een studie die zodoende aansluit bij de eigen persoonlijke muzikale ontwikkeling van de student. Daarbij zijn zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheden vanzelfsprekende uitgangspunten om met een mentor een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) te schrijven en te volgen. Dit POP wordt voortdurend gerelateerd aan de eigen praktijk. Dit alles maakt de opleiding zeer beroepsgericht. Het beroepsgerichte karakter omvat ook oriëntatie op actuele culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. De docent muziek staat immers open voor nieuwe ontwikkelingen en gaat op een creatieve manier om met nieuwe vormen van kunstbeleving.
Terug van weggeweest: Big Band
Lunchconcerten Oude Muziek AdlF - Iedere dinsdag om 12.30 uur geven studenten van de afdeling Historische Instrumenten een lunchconcert in de Kapel van het Hoofdgebouw, Mariaplaats 28. In verschillende bezettingen spelen ze alles wat onder de noemer ‘Oude Muziek’ valt. De gespeelde muziek mag dan ‘oud’ zijn, de (gratis) concerten voorzien kennelijk in een actuele behoefte want ze worden goed bezocht. De sfeervolle kapel biedt voor deze muziek de ideale akoestiek en ambiance. www.hku.nl/agenda
Combo’s Jazz & Pop laten veelzijdigheid horen AdlF - Tot en met mei 2008 geven combo’s van de afdeling Jazz & Pop van Het Utrechts Conservatorium vier keer per maand een concert. Spelen in een combo is een belangrijk studieonderdeel voor studenten Jazz & Pop. Doordat zij ieder jaar in een ander combo spelen bij een andere docent, doen ze veel ervaring op in samenspel op ieder gebied. Sommige combo’s richten zich specifiek op instrumentaal, andere juist op vocaal spel; sommige hebben de jazztraditie hoog in het vaandel staan, andere richten hun repertoire op pop, wereldmuziek, funk of andere stijlen.
De combo’s presenteren zich in (hierboven) het SJU Jazzpodium, in ‘t Oude Pothuys en in Het Utrechts Conservatorium zelf. www.hku.nl/agenda
Rick Steggerda, vierdejaars Writing for Performance
Hoe ziet een Nederland eruit waar gewaakt voor een aanslag? Het is een vraag die ik me stel naar aanleiding van de campagne Nederland tegen terrorisme. Is het de bedoeling dat we met baarden mensen met baarden gaan volgen? Moeten we Arabisch leren, zodat we in koffiehuizen gesprekken af kunnen luisteren? Vragen we in treinen of iedereen zijn koffer en tas open wil zetten, om zo openheid van zaken te geven? Stoppen we met de verkoop van klei, omdat je er een goed lijkende nepbom mee kunt maken, waar je mensen toch angst mee kunt aanjagen? Hoe ziet het Nederland tegen terrorisme eruit? Ik kijk op de site www.nederlandtegenterrorisme.nl en lees wat we moeten doen: opletten in situaties waar veel mensen bij elkaar zijn zoals op festivals en treinstations, altijd kijken waar de nooduitgangen zich bevinden, websites melden die aanzetten tot haat of op een andere manier in strijd zijn met de wet, onze spullen niet onbeheerd achterlaten. Dan is verder het volgende verdacht: een achtergelaten koffer, een wekenlang geparkeerd bestelbusje, mensen met extra aandacht voor de beveiliging van een gebouw, mensen die verdachte woorden bezigen, mensen die veel kunstmest of waterstofperoxide kopen, sites met radicale filmpjes en bedreigingen. Maar waar het bloed in mijn aderen pas echt van kookt is de uitspraak die de overheid bovenaan de pagina durft te zetten: ‘Misschien is wel het grootste gevaar van terrorisme dat er een sfeer ontstaat waarin we elkaar wantrouwen. Belangrijk is dat we elkaar blijven respecteren en vertrouwen.’ Alle bovenstaande adviezen doen niets anders dan het wantrouwen in de
. column
het album Beats Work als stage-opdracht voor zijn opleiding en wil in de toekomst werk als producer combineren met dat van audio engineer. Sjam: ‘Dit wordt steeds makkelijker, omdat er tegenwoordig op brede schaal elektronica voorhanden is waar vroeger alleen de grote studio’s over beschikten.’ Het is voor Sjam soms moeilijk zijn studie en activiteiten als muzikant en producer te combineren. ‘In die zin vind ik het jammer dat je buitenschoolse opdrachten niet vaker met begeleiding van docenten binnen het kader van je opleiding mag uitvoeren.’ Beats Work ligt vanaf 29 februari in de winkels.
foto: Toon Verweij
Opleiding Docent Muziek nu ook in deeltijd
.kort
EV - Beats Work, zo heet het debuutalbum van Nobody Beats The Drum (Rogier van der Zwaag, Sjam Sjamsoedin en Jori Collignon). Zowel Rogier (Image and Media Technology) als Sjam (Music Production and Performance) studeren aan de Faculteit Kunst, Media & Technologie. Al in 2003 won het trio de Grote Prijs van Nederland (categorie dance/producers). ‘We hadden tijd nodig om ons repertoire uit te breiden en te laten rijpen,’ antwoordt Sjam op de vraag waarom er niet eerder een volledig album verscheen. Het winnende optreden in 2003 was pas ons tweede concert.’ Sjam mixte en produceerde
medemens voeden. De kloof tussen wij en zij wordt er niet mee gedicht. De maatregelen scheiden allochtonen en autochtonen meer, dan dat ze hen nader tot elkaar te brengen. Het enige wat deze campagne doet, is angst zaaien. Angst voor elkaar, angst voor bommen, angst voor de dood. De overheid wekt de valse indruk dat ons land veiliger wordt als we alert en waakzaam zijn. Daarmee kan leed worden voorkomen. Maar tegen welke prijs? De overheid houdt het beeld in stand dat wij alles – alles – in de wereld kunnen reguleren, zelfs de dood. Natuurlijk: de bijzonderheid van een moord verdient uitvoerig onderzoek en een debat naar de onderbuikgevoelens van een natie. Maar dient de jeugdzorg na de dood van een mishandelde baby – hoe afgrijselijk ook – volledig doorgelicht te worden? Moet een ongelukkige cafébrand leiden tot een nationale klopjacht op de veiligheid van uitgaansgelegenheden en nooduitgangen in het bijzonder? Leidt straks de rechtszaak aangaande het dodelijk vlotincident tot een verbod op alle watersport? En mag je vandaag de dag nog wel sterven aan kanker? In het utopische Nederland waar gewaakt wordt voor een aanslag, komt de dood wanneer we oud en gezond zijn, in onze slaap. Maar voordat die tijd aanbreekt, leven we in een wereld waar altijd en overal gevraagd kan worden naar onze motieven en onze identiteit, waar we altijd worden waargenomen door camera’s en computers, waar we nog slechts in kleine groepen mogen samenkomen en waar je geregistreerd wordt als je een twaalfdelige messenset aanschaft. Nog even en we leven in de wereld die George Orwell in 1948 al voor ons bedacht en die onze overheid heden ten dage mee helpt vormgeven.
‘Wij zijn YouTube, Flickr, blog en vlog ineen’ In september 2006 berichtte .unst over de komst van HKU-tv, een nieuw platform voor studentenwerk. Wat een rebels geluid had moeten worden, begon echter met een oorverdovende stilte. Sjoerd Wennekes, theaterstudent en hoofdredacteur van HKU-tv, legt uit.
tekst Rick Steggerda fotografie Leon Martakis
‘Het klopt dat we een valse start hebben gemaakt. Vanaf 1 september 2006 zijn we in de lucht, maar vrijwel meteen ging het mis. Met name op technisch vlak: bij veel gebruikers begon bijvoorbeeld het beeld te haperen. Zulke problemen waren ingecalculeerd, maar met dit soort platforms kom je de daadwerkelijke knelpunten die je achter je bureau niet had bedacht, pas tegen als je online bent. Zo ook met HKU-tv.’ ‘Daarnaast was er een akkefietje rond copyright. Vanuit het management werd ineens de vraag gesteld: “Hoe zit het met auteursrechten?” Veel studenten maken filmpjes waar muziek onder staat van bekende artiesten als Radiohead of U2. Moet daarover auteursrechten worden betaald? En zo ja, hoeveel? Al voordat deze vragen gesteld werden, hadden we ons in deze zaak verdiept. Onze conclusie was dat de HKU geen auteursrechten zou hoeven afdragen: de studenten berokkenen de artiesten namelijk geen schade. Dit antwoord stelde echter niet gerust. Het management wilde – begrijpelijk – de zaak zwart op wit. Buma/Stemra, de instantie die in Nederland de auteursrechten regelt, wijzigt haar regels op het gebied van internetrechten nogal vaak. Dat bemoeilijkte een snelle afhandeling van deze kwestie, maar inmiddels zijn alle juridische kanten afgedekt.’ ‘Dit wil overigens niet zeggen dat alles vlekkeloos werkt. Dit lopende schooljaar wordt voor HKU-tv een grote testfase. Door middel van feedback van met name studenten hopen we het volgende schooljaar met een goed werkend medium grootschalig naar buiten te treden. HKU-tv is dan een high-tech platform waarop studenten hun eigen werk in projectvorm kwijt kunnen. Ik zal een voorbeeld geven. Je hebt een animatie gemaakt over een gele vis en die wil je op HKU-tv zetten. Je maakt dan als eerste een project aan, met de titel ‘Gele Vis’. In dat project zet je de animatie. Maar je kunt er nog veel meer kwijt. Dus zet je er ook je losse schetsen neer, je script en
iedereen die iets online zet automatisch zo’n portfolio aan. Als een opdrachtgever zoekt op ‘bomen’ en ‘toneelstuk’, vindt hij alle studenten die daar iets mee gedaan hebben.’ ‘Een derde doel van HKU-tv is de groei van studenten laten zien. Het eindproduct is niet het hoofddoel; vooral de weg ernaartoe en je persoonlijke groei en ontwikkeling zijn belangrijk. Studenten zitten immers op school. Naast je eindproduct, kun je dus ook je werkproces tonen.’ De voertaal op HKU-tv is Engels. Die keuze ligt voor de hand; internet is nu eenmaal een internationaal medium. Sjoerd: ‘Daarmee bedienen we ook de vele buitenlandse studenten van de HKU beter. Waar we nu nog een zeldzaam initiatief zijn, hopen we in de toekomst op een nationaal dan wel internationaal netwerk. In Boston en Frankrijk ontstaan ook kleine netwerken en in Nederland is ArteZ bezig met een soortgelijk project, maar alleen voor intern gebruik. Wij zijn op dit moment het meest ver met ons systeem en daar mogen we trots op zijn. Toch zou ik alle studenten op willen roepen: Zet 1 of 2 van je werken online! Pas dan worden wij goed getest. En op basis daarvan kunnen we het systeem volledig stroomlijnen, zodat we het volgend schooljaar optimaal functioneren.’
de losse muziek. Modestudenten kunnen een reportage maken van hun modeshow, hun schetsen plaatsen en een kijkje achter de schermen geven. Muziekstudenten kunnen hun optredens filmen, de muziek los op de website zetten en ook de bladmuziek uploaden.’ Eén project kan dus meerdere media bevatten: film, beeld, een tekstdocument, (blad)muziek, geluiden. Sjoerd: ‘Wat dat betreft is HKU-tv uniek. Meerdere media op één plek; wij zijn YouTube, Flickr, blog, vlog ineen. Bedenk ook dat op sites als YouTube veel onzin en rommel staat. Op HKU-tv staat alleen maar kwaliteit. Dat straalt uit en geeft het werk van iedere student meer cachet. Nog een pré van onze site is de mooie vormgeving.’ Naast studiemateriaal is het ook mogelijk om werk te plaatsen dat speciaal voor HKU-tv is ontwikkeld, bijvoorbeeld televisieprogramma’s. Sjoerd: ‘De redactie werkt momenteel aan Jouw student, mijn student, waarbij we twee totaal verschillende studenten met elkaar mee willen laten lopen. Zeg, iemand die klassiek orgel studeert kijkt in de keuken van een beeldhouwer, en andersom. Wij nodigen studenten van harte uit om ook hun eigen formats te ontwikkelen en online te zetten.’ De doelen van HKU-tv heeft Sjoerd helder voor ogen. ‘Allereerst het contact tussen studenten en faculteiten bevorderen. Weinig studenten weten hoeveel en zelfs welke andere faculteiten er zijn. Als iemand muziek zoekt voor zijn film, dan wordt eerder een pianospelende neef gevraagd dan een volbloedtalent van het conservatorium. Zonde toch? Naast het stimuleren van interfacultair contact hoopt HKU-tv ook een brug te slaan naar de praktijk. Sjoerd: ‘Opdrachtgevers kunnen via een zoekfunctie struinen in de portfolio’s van HKU-studenten. De site maakt voor
De redactie van HKU-tv zoekt nieuwe medewerkers, vooral op de Faculteit BKV en het Conservatorium. Mail sjoerd.wennekes@student-theater.hku.nl voor meer informatie. Alle studenten kunnen op www.hku-tv.nl inloggen met hun studentnummer en HKU-wachtwoord (hetzelfde wachtwoord als voor je HKU-mail) om eigen werk te plaatsen. Hiermee ontwikkel je tevens een online portfolio.
5
’Zolang we het leven in online games als iets anders of als minder “echt” beschouwen, zullen we nooit iets leren over wat “daar” gebeurt.’ Deze opmerkelijke uitspraak komt uit de mond van Marinka Copier (31) die in juni 2007 promoveerde op de online role-playing game World of Warcraft. Als hoofd van de afdeling Kunst en Techniek (Faculteit KMT) is zij verantwoordelijk voor de afstudeerrichtingen Interaction Design en Game Design and Development. Reden genoeg voor een niet-virtuele kennismaking.
6
Hoe echt is
Een opmerkelijke uitspraak? Marinka maakt meteen duidelijk dat het nog scherper kan: ‘Virtueel is echt. Wat online gebeurt noemen we virtueel, maar het is een werkelijkheid die door ons wordt gemaakt. Het is iets wat wij verbeelden. Het christelijk geloof is ook een virtuele, imaginaire wereld, maar daar moet je niet van zeggen dat het geen onderdeel van ons dagelijks leven is. En denk ook eens aan dromen. Dromen komen voort uit de dingen die we beleven. Maar dromen beïnvloeden op hun beurt ook weer ons handelen. Dus is er sprake van interactie tussen het reële en het imaginaire. In het magisch realisme speelt die kwestie heel sterk. Ik houd van het spelen met grenzen: je voorstellen dat het waar zou kúnnen zijn. Het magisch realisme spreekt me enorm aan. Hubert Lampo vond ik geweldig, maar aan het eind van de middelbare school heb ik de Nederlandse literatuur vaarwel gezegd. Ik lees voornamelijk Britse auteurs (Neil Gaiman, Terry Pratchett, Iain Banks, Poppy Z. Brite, Philip Pullman). Lekker rechtdoorzee, de Engelse humor vind ik leuk en in de Engelse taal zit meer nuance.’
Warcraft tot “guildmaster” had gebracht. Maar je hoeft niet bang te zijn dat gamen in de toekomst een voorwaarde is om een baan te krijgen. Bij de introductie van elk nieuw medium, dus ook bij games, duiken zowel positieve als negatieve verhalen op. Neem het onderwijs. Aan de ene kant hoor je: “Maak gebruik van games en het onderwijs wordt geweldig” en aan de andere kant: “Als kids gaan gamen, gaat het helemaal mis!” Natuurlijk zijn er altijd uitschieters. Jongeren die te lang online games spelen bijvoorbeeld. Maar wat ik vooral interessant vind, is de vraag waar die paradoxale verhalen vandaan komen en waarom we de zaak zo zwart-wit afschilderen.’
De verplichte voertaal in World of Warcraft is Engels. Los van haar voorkeur voor die taal is het dan ook geen verrassing dat Marinka haar proefschrift over deze populaire Multiplayer Online Role-Playing Game in het Engels afleverde. De titel, Beyond the Magic Circle, heeft echter zeer Nederlandse wortels. De metafoor van de “Magic Circle” leenden twee Amerikaanse gameonderzoekers, Katie Salen en Eric Zimmerman van de Nederlandse historicus Johan Huizinga die in 1938 Homo Ludens publiceerde. In hun boek Rules of Play gebruiken Salen en Zimmerman de “Magic Circle” om gamen te duiden als een magische ervaring die plaatsvindt binnen haar eigen grenzen. Marinka legt uit waarom ze graag af wil van de metafoor van de “magische cirkel”. ‘Huizinga laat zien hoe onze cultuur uit spel ontstaat. Zo omschrijft hij taal, religie, rechtspraak en oorlog als vormen van spel met ieder hun eigen regels en context. Deze “vormen van spel” zijn niet afgesloten van elkaar, maar hebben wel allemaal hun eigen kenmerken en “spe(e)lruimte”: er wordt rechtgesproken in een rechtszaal. Huizinga wil laten zien dat de rituele ruimte die hij “de toovercirkel” noemt, ook een spe(e)lruimte is met specifieke kenmerken. Salen en Zimmerman legden in de Engelse vertaling van Huizinga’s metafoor (“the magic circle”) de nadruk op het magische en begrensde van gamen. Daarmee gaan ze voorbij aan wat Huizinga wil zeggen, namelijk dat onze cultuur voortkomt uit spelen en dat spelen deel uitmaakt van onze cultuur.’ ‘Ik ben met Salen en Zimmerman eens dat spelen een magische ervaring kan zijn, maar daar worden we niet veel wijzer van als we willen begrijpen hoe we spel kunnen ontwerpen en wat we nou eigenlijk doen als we spelen. Zolang we dat magisch en virtueel blijven noemen, kunnen we het nooit duiden.’ Anno 2008 lijkt spelen (zeg maar “gamen”) duidelijker dan ooit deel uit te maken van onze cultuur. Marinka: ‘Games zijn gesimuleerde processen. Het spelen van games vergroot je inzicht en je vermogen om problemen op te lossen. Het wil echter niet zeggen dat je automatisch y wordt als je x gespeeld hebt. In mijn proefschrift staat inderdaad het voorbeeld van Stephen Gillet die een succesvol manager werd omdat hij het in World of
Een goed moment om het heikele onderwerp “geweld in games” aan te snijden. De oudere generatie is nogal bang voor de gevolgen. Marinka: ‘Een spel wordt pas iets wanneer je het gaat spelen. Het bloederige zien spelers vaak niet eens. Als je het ziet en níet kunt ingrijpen – zoals bij een film – is het dan minder erg? Of, als je het omkeert, is geweld in games erger omdat jij – anders dan wanneer je naar een film kijkt – het zélf bent die de gewelddaad pleegt? Anderzijds ben je, juist doordat je zelf moet handelen, meer op het doel van het spel gericht dan op de gewelddadige, bloederige representatie. Op zoek naar de beste strategie vraag je je voortdurend af hoe je het spel zo effectief mogelijk doorkomt. Als je druk bezig bent om de handigste weg te vinden, kijk je op een heel andere manier naar geweld. Om een spel goed te kunnen spelen, moet je heel goed begrijpen wat wel en niet kan. In een game gaat het erom dat de actie die je onderneemt, gewelddadig of niet, zinvol is. Wanneer iets tot excessen leidt, zoals onlangs in Finland, is er altijd sprake van een wisselwerking tussen de speler (met zijn eigen specifieke achtergrond) en het spel. Het ligt nooit alleen aan de speler of alleen aan het spel. De vele keuzemogelijkheden die jongeren tegenwoordig hebben, kan de wereld voor hen zo verwarrend maken dat ze de uitersten gaan kiezen. We kijken ook graag naar geweld. Een paar jaar geleden had je een documentary game, JFK Reloaded, waarin je als speler de moord op Kennedy moet plegen. Ik vind het een erg goede manier om je iets te laten ervaren over een historische gebeurtenis. Je ziet het shot vanuit een interessante locatie en het is verdomd moeilijk om goed te schieten. Daarna zag ik weer eens een documentaire over de moord op JFK en ik keek er met heel andere ogen naar. Ik heb geschiedenis gestudeerd en het idee om in de schoenen te gaan staan van een historisch figuur vind ik fascinerend. Als ik nu spontaan iemand moet noemen, zeg ik Maria Montessori. Ik ben gefascineerd door historische figuren met een passie.’
‘ JE HOEFT NIET BANG TE ZIJN DAT GAMEN IN DE TOEKOMST EEN VOORWAARDE IS OM EEN BAAN TE KRIJGEN’
Het bruggetje van het educatieve element in documentary games naar het educatieve doel dat de HKU nastreeft, is snel gemaakt. Wat moeten we doen om de ideale Interaction Designer en Game Designer and Developer af te leveren?
Marinka: ‘Docenten moeten de nieuwsgierigheid van de studenten opwekken. Een mentor is belangrijk tijdens je studie, maar een inspirator is nog belangrijker. Ik werk zowel op de HKU als op de Universiteit Utrecht bij de masteropleiding Nieuwe Media en Digitale Cultuur (Faculteit Geesteswetenschappen). Dat is een bewuste keuze. Voor mij komen echt goede wetenschap en kunst voort uit dezelfde bron: creativiteit, risico’s nemen, originele verbanden durven leggen. Alleen dan is echte innovatie mogelijk. De wetenschap moet die ivoren toren uit, theorie moet zich verhouden tot de buitenwereld. Andersom mogen ontwerpers soms ook iets verder kijken dan hun neus lang is. Game research is niet alleen het domein van onderzoekers, maar óók van makers en spelers. Zelf ben ik ook speler, maker én onderzoeker. Lego is veel te lang mijn favoriete speelgoed geweest.’ ‘Ik wil dingen maken en weten hoe ze in elkaar zitten. Game Design hoort zeker thuis op een hogeschool voor de kunsten. Ik vind het een vorm van kunst. We zijn nu aan het leren wat er zo eigen is aan games en gaming, als cultureel fenomeen én als artistieke vorm. Specifiek voor games is dat het daarbij draait om betekenisvol handelen. Game designers ontwerpen (spel)gedrag: zij ontwerpen wat een speler doet als hij een spel speelt. Voor ontwerpers is het belangrijk om te kijken naar wat spelers doen en wat er gebeurt met de spelregels. Daar kun je veel van leren voor het ontwikkelen van nieuwe games en het aanpassen van reeds bestaande. Nu ontwerpen game designers nog (te) vaak wat ze zelf leuk vinden. Ik vind het ook belangrijk om te zeggen dat ik echt niet alleen voor de games ben. Om te spelen heb je niet eens een game nodig. Bij spelen draait het allemaal om interactie, met technologie en met elkaar. Interaction Design is wat dat betreft de moeder van Game Design.’ Daarmee zijn we terug bij het proefschrift. Het gaat niet om het spel, maar om het spelen. De magische cirkel, waar we aan voorbij moeten gaan, is rond. Volgens Marinka was haar proefschrift al oud op de dag dat het verscheen: ‘Anderen moeten er weer op voortbouwen. Zo gaat dat. We maken voortdurend nieuwe originele verbindingen tussen dingen die er al zijn. En al die dingen bij elkaar maken ons dagelijks leven. Het onderscheid tussen “echt” en “virtueel” is daarbij veel te normatief. Er zijn mensen die puur virtuele relaties hebben omdat de fysieke afstand tussen hen, vanwege werk of studie, simpelweg te groot is. Maar zijn die relaties daarom minder echt?’ Er zijn nog wel duizend vragen te bedenken en minstens evenveel verbanden te leggen. Maar de vele netwerken waar Marinka Copier een rol in speelt staan dat niet toe: de wijzers van de klok zijn onverbiddelijk. En op zoek naar de nuance in mijn moedertaal blijf ik achter met de vraag: ‘Is spelen nu netwerken of net werken?’
‘IN EEN GAME GAAT HET EROM DAT DE ACTIE DIE JE ONDERNEEMT, GEWELDDADIG OF NIET, ZINVOL IS’
virtueel? tekst Lambertha Souman fotografie Patrick van de Luijtgaarden
7
8
9
. opinie
Vrijheid van meningsuiting: tekst Tim Veenstra illustratie Ashkan Honarvar
10
Is er in de kunsten een grens aan de vrijheid van meningsuiting? Het heeft er alle schijn van, getuige de onlangs door het Haags Gemeentemuseum geweigerde foto’s van kunstenares Sooreh Hera. Welk effect heeft een dergelijke weigering? Tim Veenstra vraagt zich af hoe provocerend beginnend kunstenaars nog durven zijn, en betoogt dat de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de vrijheid van meningsuiting bij de kunstenaar zelf ligt.
Kunst is reactionair. Van een kunstenaar wordt een mening verwacht over een liefst actueel onderwerp, om dat in een ander licht te zetten of een discussie te starten. Engagement heet dat met een mooi woord. Kunstenaars moeten een nieuw perspectief bieden op bestaande kwesties. Helaas wordt ze dat niet altijd even makkelijk gemaakt. Zo ontstond eind 2007 commotie over door het Haags Gemeentemuseum geweigerde foto’s van de Iraanse kunstenares Sooreh Hera. Hoewel de directeur eerder had toegezegd de gehele serie over haat tegen homoseksualiteit te exposeren, besloot hij op het laatste moment om twee foto’s, waarop twee homoseksuele mannen maskers dragen van Mohammed en zijn schoonzoon Ali, te weigeren. Dit omdat ze te provocerend zouden zijn. De beslissing ontketende een felle discussie over de vrijheid van meningsuiting, het doel van kunst en of er hier van censuur sprake was. De consensus was dat een kunstenaar te allen tijde provocerend mocht en moest zijn, en dat kunst een afspiegeling van processen binnen een cultuur is. Wat makkelijk wordt vergeten, is dat niet een kunstenaar maar een museumdirecteur deze discussie veroorzaakte: Sooreh Hera was het niet om de vrijheid van meningsuiting in Nederland te doen. Helaas werd haar kunst ingezet in een politieke discussie over integratie, islam en het uitdragen van meningen en verloor zo veel van zijn betekenis.
‘ DE MENING VAN EEN KUNSTENAAR WORDT VAAK VERWARD MET EEN VISIE’ Net als zovelen vind ik dat een kunstenaar de vrijheid moet hebben om te (kunnen) provoceren. Wel vraag me ik af of dit streven niet te naïef is. Zoals Hera’s kunstwerk de inzet van een totaal ander debat werd, worden kunstenaars nu vooral ingezet om te reflecteren over de maatschappij waarin zij leven. Helaas wordt te vaak in het debat de persoonlijke mening van de kunstenaar verward met een visie: een idealistisch streven naar een betere maatschappij. Hierdoor krijgt hij te veel nadruk en wordt het onmogelijk de mening te relativeren, waardoor de discussie opeens niet meer draait om het vinden van een midden, maar om het verdedigen van wereldbeelden. De vrijheid tot provoceren komt per kunstdiscipline verschillend tot uiting. Een theaterstuk heeft een andere relatie met het publiek dan een foto of een film. Een acteur in een toneelstuk kan iemand rechtstreeks in het gezicht schreeuwen, terwijl dit effect bij een film door montage of inzoomen wordt bereikt. Mij gaat het in dit vraagstuk daarom niet zozeer om de eindproducten van de verschillende disciplines, maar om het werkproces dat er aan ten grondslag ligt. Wat zijn de beweegredenen van de kunstenaar, en in hoeverre laat hij zijn keuzes beïnvloeden door externe factoren als opdrachtgevers, politici of museumdirecteuren? Met betrekking tot dat werkproces is het onderscheid tussen beginnend en gevestigde kunstenaars essentieel. Die laatste groep heeft al een publiek aan zich gebonden,
en daarmee de zekerheid van een inkomen. Zij hebben de ruimte om provocatief te zijn, terwijl je als beginnend kunstenaar veel afhankelijker bent van de gunst van een opdrachtgever. Dan worden bepaalde meningen opeens als ‘vervelend’ gezien, als een ‘obstakel’ omdat het potentieel publiek weg kan houden en er dus geen geld binnen zal stromen. Ik heb regelmatig meegemaakt dat tijdens het schrijven van een theaterstuk voor amateurgroepen het gezelschap aanvankelijk enthousiast was, maar halverwege ingreep: het materiaal was toch te ‘provocerend’ of te ‘moeilijk’ en voldeed niet aan ‘de wensen van de doelgroep’. Vervelend, maar je leert ervan en gaat verder. Maar hoe ga je verder? Houd je, al dan niet onbewust, de volgende keer rekening met de impliciete wensen van je opdrachtgever? En als je dat doet, staat dat dan niet gelijk aan (zelf)censuur?
‘ ER ZIJN MAAR WEINIG KUNSTENAARS DIE ZICH ECHT KUNNEN VEROORLOVEN TE MAKEN WAT ZE WILLEN’ Jorrit van der Post, vierdejaars Writing for Performance, en Rolf van Eijk, afgestudeerd aan de richting Audio Visual Media van de Faculteit Kunst, Media & Technologie en winnaar van de HKU Award 2007, zijn twee beginnend kunstenaars die dagelijks met dit soort vragen en afwegingen te maken hebben. Jorrit van der Post denkt niet dat kunstenaars zichzelf, bewust, censureren in hun proces of werk. ‘Maar er is volgens mij wel sprake van een zekere desinteresse bij kunstenaars voor het debat over de vrijheid van meningsuiting. Het leeft niet, het speelt zich veel meer af op maatschappelijk en politiek vlak dan in de kunsten. Daarnaast zijn er maar weinig kunstenaars die het zich echt kunnen veroorloven te maken wat ze willen, zonder zich druk te maken over mogelijke kritieken.’ De vraag is of beginnend kunstenaars al van tevoren aannemen dat er geen ruimte is voor een provocerende stellingname, deze daarom achterwege laten en geneigd zijn te denken: ‘Dat komt nog wel een keertje’. De hoop of verwachting dat ze als gevestigd kunstenaar dat ooit in alle vrijheid wel kunnen doen, overstijgt dan de noodzaak om zich nu die vrijheid toe te eigenen. Van der Post stelt dat de discussie over de vrijheid van meningsuiting zich vooral afspeelt buiten de kunsten. Ik kan dit beamen: op mijn eigen faculteit, Theater, wordt continu gepraat over het stoppen van een noodzaak in je teksten, over engagement en refereren aan actualiteit, maar nooit over de vrijheid van meningsuiting op zich en welke plek die in je werk(proces) inneemt. Terwijl deze vrijheid duidelijk geen absoluut gegeven is. Wij formuleren een mening over de vrijheid van meningsuiting, maar weten niet op welke manier wij daar zelf deel van uitmaken. Te vaak wordt er vanaf de zijlijn commentaar gespuwd. Juist hierdoor verliezen we het overzicht, en belangrijker: het devalueert ons aandeel in de discussie. Wij maken onszelf op deze manier monddood.
voorwaarde of compromis? ‘ HET IS LOGISCH DAT EEN OPDRACHTGEVER ZIJN STEMPEL PROBEERT TE DRUKKEN OP HET PRODUCT’ Toch is deze discussie niet nieuw: wij hebben hem de afgelopen jaren enkel herontdekt – vooral omdat hij gekoppeld wordt aan een ander hot item: integratie en islam. Daarom kreeg de kwestie rondom Sooreh Hera zoveel aandacht: niet zozeer omdat ze niet kon exposeren, maar omdat zij niet kon exposeren door haar mening over de islam. Sooreh Hera is niet de eerste. Eind jaren ’80 was het Gerardjan Rijnders die met zijn controversiële stukken het publiek de stuipen op het lijf joeg, waardoor veel schouwburgen de deuren voor hem sloten. Alle kunstenaars hebben op een gegeven moment de afweging gemaakt: hun eigen noodzaak volgen of kunst maken die zich conformeert aan wat (sociaal) gewenst is. We hebben genoeg provocerende kunstenaars gehad, dus blijkbaar zit het volgen van die noodzaak heel diep ingebakken. Zo vindt ook filmmaker Rolf van Eijk: ‘Natuurlijk ben ik tijdens het maakproces constant bezig met de mening van anderen met betrekking tot de morele inhoud en integriteit van het product. Ik zie dit echter niet als belemmering. Sterker nog, ik zet het in als hulpmiddel om een verantwoord product te creëren. Dat betekent overigens niet dat ik me door de mogelijke reactie van het publiek laat leiden of beïnvloeden. Als het publiek iets als schokkend zou (kunnen) ervaren, kan dat juist
bijdragen aan het aanzetten tot nadenken. Zolang de kunstenaar de intentie heeft integer te zijn en niet gericht is op sensatie, zie ik geen problemen. In dat proces is het ook logisch dat externe partijen, zoals opdrachtgevers, een stempel proberen te drukken op het product: zij moeten de verantwoording dragen. Dat is een gegeven waar je mee werkt.’ Een kunstenaar neemt dus de ruimte die hem wordt geboden en zorgt daarbinnen dat zijn eigen verhaal zo goed mogelijk uit de verf komt. Hij roeit met de riemen die hij heeft, en gebruikt het publiek, met al zijn (on)voorspelbaarheid. De mogelijke reacties zet hij in als creatieve impuls tijdens het maakproces. Hierbij is geen sprake van (zelf)censuur, sterker nog: als hij geen rekening houdt met de reacties van anderen onttrekt hij zichzelf aan de werkelijkheid en wordt zijn product minder relevant. Kunstenaars staan midden in de maatschappij, daar ontkomen ze niet aan. Ze ontwijken maatschappelijke processen niet, maar storten zich er middenin om een lans te breken voor die ene persoon die niet in staat is zijn eigen mening kenbaar te maken. Ze vervullen een rol die politici vaak verweten wordt links te laten liggen. Juist door aan het publieke debat zoveel aandacht te geven en daarin provocerend te zijn, leveren kunstenaars een bijdrage en zorgen ze voor nieuwe inzichten. Dat zij dat doen door kunstzinnige expressie, devalueert hun aandeel hierin niet. Sterker nog, het maakt hun uitingen des te interessanter en noodzakelijker.
‘ WAT ZIJN ONZE WERKEN WAARD ALS WE ZE LATEN GEBRUIKEN ALS SPREEKBUIS?’ Het debat over de vrijheid van meningsuiting moet daarom binnen de kunsten gevoerd worden: zijn wij echt vrij in het uiten van onze mening? Het kunstonderwijs zou dit debat moeten voeden: zij levert immers de kunstenaars van morgen. Wij, beginnend kunstenaars, moeten ons bewust zijn van onze rol binnen de maatschappij en daarbinnen op een kunstzinnige manier een bijdrage leveren. De discussie daarover moeten we nu voeren, voor wij te oud zijn voor idealisme en terugkijken op een leven van opdrachten die nooit helemaal verwoorden wat we nou eigenlijk denken. Ja, wij kunnen een kunstwerk maken: wij kunnen schrijven, acteren, componeren, fotograferen, ontwerpen en programmeren. Maar wat is de waarde ervan als daarin betrokkenheid ontbreekt: het ongeloof, de woede, blijdschap of verwondering. Wat zijn onze werken waard als wij ze laten gebruiken als spreekbuis van een maatschappij die zichzelf laat gijzelen door de mening van de massa? Wij hebben de mogelijkheid om die mening te sturen. Gebruik die mogelijkheid. Haal de vrijblijvendheid uit de reactie. Haal het reactionaire uit de kunst.
11
wat Opera De Onwankelbare waar Gebouw voor Kunsten & Wetenschappen wanneer 5, 6, 8, 9 en 11 april 2008 website www.hku.nl/deonwankelbare
HKU zet tanden in Utrechtse Muziekoorlog de HKU. Het Utrechts Conservatorium is producent. Voordat ze een noot op papier zette, verdiepte componist Caroline Ansink zich in Van Gilse en Pijper. Zo grondig dat ze alles wat ze las en belangrijk vond in de computer zette, met voor elke figuur een eigen kleur. ‘Daarmee wordt het een stuk van mezelf. Het worden vriendjes; je kent hun gedachtengangen. Je herkent hun gevoelens uit je eigen leven en kunt er als het ware je eigen biografie in projecteren.’ Ansink vindt dat proces functioneel, want het leidt tot betrokkenheid. ‘Alsjeblieft geen objectiviteit. Met objectiviteit betrek je de toeschouwer of luisteraar niet bij het stuk. Ik ben geen nieuwslezer.’ Een compositie is voor Ansink dan ook geslaagd wanneer ‘het overkomt op het publiek. Als ik het goed heb gedaan – en volgens mij heb ik dat – dan herkennen mensen dingen die ze zelf hebben meegemaakt.’
‘DIE VETE TUSSEN PIJPER EN VAN GILSE WERD HELEMAAL OPGEBLAZEN DOOR DE MEDIA’
12
Op 5 april aanstaande beleeft kameropera De Onwankelbare in Utrecht haar wereldpremière. In deze opera herleeft de ‘Utrechtse Muziekoorlog’ tussen componist-recensent Willem Pijper en componist-dirigent Jan van Gilse. Volgens regisseur Marcel Sijm is het verhaal juist voor jonge kunstenaars interessant. ‘Het gaat over generatieverschil: leerling en meester, de arrivé en de puber. Over ambitie en de focus van jonge mensen om iets te bereiken.’ tekst Astrid de la Fuente
De destijds tot nationale kwestie uitgegroeide ‘Utrechtse Muziekoorlog’ speelt zich af rond 1920. Jan van Gilse (ooit directeur van het Utrechtsch Conservatorium) is dirigent van het Utrechtsch Stedelijk Orkest (USO), dat concerteert in Tivoli. De jongere beginnend componist Willem Pijper, tevens recensent bij het Utrechtsch Dagblad, bewondert Van Gilse aanvankelijk. Als er dan een misverstand tussen hen ontstaat rond een nieuwe compositie van Pijper is dat het begin van een serie venijnige recensies over Van Gilse. Van Gilse komt klem te zitten in een conflict tussen het bestuur van Tivoli en het USO. Pikant detail: recensent Pijper is tevens artistiek adviseur van Tivoli. De invloed van het conflict en Pijpers giftige pen is zo groot dat er in Utrecht en binnen de Nederlandse muziekwereld twee kampen ontstaan: een Van Gilse-kamp en een Pijper-kamp. Op een kwade dag wordt de strijd zelfs in het openbare Utrechtse leven uitgevochten, waar beide partijen elkaar in een tram te lijf gaan. Van Gilse kan uiteindelijk de druk niet langer aan, neemt ontslag en verlaat Utrecht.
‘MET OBJECTIVITEIT BETREK JE DE TOESCHOUWER OF LUISTERAAR NIET BIJ HET STUK’ Bijna een eeuw later maken componist Caroline Ansink, regisseur Marcel Sijm en librettist Lars Boom De Onwankelbare: een opera over de beruchte strijd. Deze interdisciplinaire productie wordt gedragen door HKU-studenten: zangers, orkest en theatervormgevers studeren allen aan
Sandra van Egmond en Anne Verheij, beiden tweedejaars Theatervormgeving, willen het verhaal ‘de zaal inslingeren’. Ook zij hebben zich, samen met zes andere theatervormgevers, flink verdiept in beide hoofdpersonen en de tijd waarin zij leefden. Wat hun opviel was de rol die de media destijds in het conflict speelden. Sandra en Anne zien hierin een parallel met de huidige tijd. ‘Ook toen waren er veel verschillende informatiebronnen op basis waarvan je je eigen mening vormde. Destijds had je de krant en de aanplakzuilen, tegenwoordig is er bijvoorbeeld ook nog internet. Die vete tussen Pijper en Van Gilse werd helemaal opgeblazen door de media; wat dat betreft zou het zich ook nu nog zo kunnen afspelen.’ Ze willen wel verklappen dat in hun vormgeving de moderne media een belangrijke rol krijgen. Met de beeldtaal van nu zullen ze ‘het oordeel over het conflict bij het publiek laten’. Regisseur Marcel Sijm is enthousiast over de samenwerking met HKU-studenten. Aanvankelijk zag hij in educatie en een artistiek ei als een voorstelling een tegenstrijdige combinatie: ‘Een voorstelling maken is onder druk hard werken en zorgen dat het goed komt. Educatie heeft tijd nodig. Dat vloekt.’ Tot dusver wilde Sijm nooit met studenten werken, maar Het Utrechts Conservatorium benadrukte er een educatief project van te maken en trok hem over de streep. Het begeleiden van het educatieve proces bevalt hem goed: ‘Wij regisseurs maken niets. We vertalen verhalen met handen en voeten en die handen en voeten zijn de uitvoerenden, de technici en de vormgevers. Ik kan alleen sturen.’ Het concept ontwikkelt zich in intensieve besprekingen met de studenten. Tot nu toe zijn dat voornamelijk de vormgevers; de repetities met zangers en musici beginnen later. Sandra zegt daarover: ‘In het begin zei Marcel dat het een heel democratisch proces zou zijn, waarbij iedereen dingen mag inbrengen.’ Ze lacht: ‘Daarna zei hij: “Maar ik ben de regisseur dus ik bepaal hoe het er uiteindelijk uitziet”.’ Anne vult aan: ‘Ik vind dat hij heel erg openstaat voor ideeën. Hij luistert goed en beargumenteert alles.’
‘WAAR THEATER HET VAN MOET HEBBEN, IS DAT JE HET DÁÁR TER PLEKKE DOET’
Anne: ‘Je moet eerst door zo’n fase heen, die kun je niet overslaan. Daarna kun je je ideeën weer loslaten. (Met spijt in haar stem, maar stellig:) En ja, dat betekent ook kill your darlings.’ Meerdere factoren waren van invloed op het loslaten van het idee de realiteit van toen te moeten uitbeelden. Zo zijn daar het dwingende uiterlijk en de uitgesproken vorm van de J.M. Fentener van Vlissingenzaal. Sandra: ‘We kiezen ervoor de ruimte niet te ontkennen. Verdoezelen ga je zien. Je moet het in je voordeel aanwenden.’ Regisseur Sijm beaamt dit: ‘Eigenlijk is dit locatietheater. Ik hou niet van doen alsof, van mensen in een donker, afgesloten theater stoppen om ze af te sluiten van de buitenwereld. Waar theater het van moet hebben is dat je het dáár ter plekke doet, dat je als toeschouwer direct wordt aangesproken door een zanger, door een mens in dezelfde ruimte.’ Volgens Sandra zie je die openheid ook terug in het feit dat alle rollen door vrouwen worden gezongen: ‘Het blijven vrouwen, ook al kleed je ze aan als mannen. Juist door het doorbreken van de illusie geef je het publiek de ruimte om te zien wat ze willen zien en niet te zien wat ze niet willen zien. Dat heet open dramaturgie.’ Sijm gelooft dat het daardoor mogelijk is om ‘als kunstenaar in contact te blijven met je eigen samenleving, je eigen leefwereld’.
‘ZONDER KUNST HEB JE GEEN ZELFKRITIEK MEER’ Vormgevers en regisseur zitten hiermee op een lijn met componist Ansink. Ook zij wil communiceren met en betrokken zijn bij de wereld. ‘K/kunst is nooit maatschappelijk onverantwoord. Kunst is absoluut noodzakelijk. Zonder kunst heb je geen zelfkritiek meer. Kunst legt dingen bloot die de maatschappij niet wil weten, niet wil zien, niet wil zijn. Echte kunst drukt iets uit wat nú gezegd moet worden, met het grootste engagement.’ Haar woorden spiegelen die van Sijm: ‘Kunst moet iets bijdragen aan ons huidige bestaan in onze huidige maatschappij. Dat maakt kunst legitiem.’ Beiden stippen aan dat opera de duurste kunstvorm is die er bestaat en dat je de kosten moet kunnen verantwoorden. Ansink: ‘Dat wat je daar op het toneel gaat doen, moet je alleen
maar in opera kunnen zeggen. Anders schrijf je maar een toneelstuk, boek of gedicht of maak je een schilderij.’ De studenten Theatervormgeving voelen de verantwoordelijkheid van een project dat echt uitgevoerd zal worden. Anne verwoordt het zo: ‘Nu gaan we doen waar we tot nu toe alleen over hebben gepraat. We leggen zelf contact met allerlei mensen waar we afspraken mee moeten maken over leveringen, over prijzen en over hoeveelheden.’ Gelukkig is het een gedeelde verantwoordelijkheid die ze met z’n achten dragen. Sandra: ‘Dat schrijven we ook allemaal op, want met acht man moet je wel strenge afspraken maken. We spreken elkaar er ook echt op aan.’ Ook het interdisciplinaire karakter spreekt hun aan. Ze verheugen zich op het contact met de zangers waar ze de kostuums voor maken en die zich straks moeten bewegen in hún decor. Verder doen ze een beroep op hun collega’s binnen Theater, vertelt Sandra. ‘Mensen van DVTG (Design for Virtual Theatre and Games, AdlF) gaan meewerken en helpen met de mediakant van het geheel.’ Doordat ze al vanaf oktober met het project bezig zijn, krijgen ze volgens Anne ‘echt de tijd om dingen te leren en om fouten te maken. Dat proces is voor mij heel belangrijk.’ Sijm geniet van zijn besprekingen met de vormgevers en ervaart het als artistiek interessant om hun ideeën te horen en zich daarvoor open te stellen. Ook het samenstellen van de cast vond hij een geweldige ervaring: ‘Ik deed dat samen met de zangdocenten. Ik had nog nooit eerder met een zangdocente in een ruimte verkeerd. Samen bespraken we voor wie het goed en leuk zou zijn om zo’n project nu te doen. We hebben gekeken naar wat het beste zou zijn voor de studenten.’ Hij ziet het als een kans voor de zangers om in een vroeg stadium te bedenken of de theatervloer iets voor hen is. Daarom is het verhaal van Van Gilse en Pijper volgens hem ook zo interessant voor jonge kunstenaars: ‘Deze mannen hadden liefde voor muziek en voor hun vak. Het gaat over generatieverschil: leerling en meester, de arrivé en de puber, de oudere man die een voorbeeld is voor de jongere man die in het leven zijn eigen plek wil vinden. Het gaat over ambitie en de focus van jonge mensen om iets te bereiken. Ik wil dat de zangers en de vormgevers en de musici op dat niveau met mij meedenken.’
De Onwankelbare - een kameropera over de Utrechtse Muziekoorlog, Jan van Gilse en Willem Pijper voor solisten, gemengd koor en kamerorkest muziek:
Caroline Ansink
libretto:
Lars Boom
regie:
Marcel Sijm
muzikale leiding:
Jussi Jaatinen
theatervormgeving:
studenten van de Faculteit Theater, HKU
solisten en kamerkorkest: studenten van Het Utrechts Conservatorium, HKU koor:
Het Nederlands Zangtheater o.l.v. Anthony Zielhorst
voorstellingen zaterdag 5 april
20.15 uur (première)
zondag 6 april
15.30 uur
dinsdag 8 april
20.15 uur
woensdag 9 april
20.15 uur
vrijdag 11 april
20.15 uur
locatie J.M. Fentener van Vlissingenzaal, Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
Voor Sandra en Anne is dit project uniek. Voor het eerst doorlopen ze het hele traject: van wat ze zelf ‘de verzinfase’ noemen tot en met de daadwerkelijke voorstellingen. De dames blijken goed in staat te reflecteren op hun eigen proces: ‘In het begin wil je in de vormgeving het tijdsbeeld laten terugkomen. Daarna ontdek je dat het libretto vrij duidelijk is en het verhaal al vertelt. Dat hoef je in de vormgeving niet nog een keer te doen’.
Mariaplaats 27, Utrecht toegang: €25,- | €20,- (CJP, 65+, U-Pas) reserveringen: concerten@muziek.hku.nl o.v.v. opera
13
wie Jos Hoogstad wat Vierdejaars Docent Muziek aan Het Utrechts Conservatorium
Design against Fur 2008
werk Muziekdocent op RSG Slingerbos in Harderwijk, brein achter popquiz
��������
1 1 04 0 8 Veel HKU’ers doen tijdens hun studie werkervaring op in het bedrijfsleven of bij een culturele instelling. Ze krijgen daar een baan, werken er aan een project of lopen er stage. In cv-building interviewt .unst deze HKU’ers en dit keer zijn we te gast bij Jos Hoogstad, die werk en studie prima weet te combineren.
‘OVER MUZIEK PRATEN IS LEUKER DAN BILLEN WASSEN’ tekst Marcella Das fotografie Patrick van der Luijtgaarden
Ontwerp een poster tegen bont en maak kans op $�2.500 ������������������������������������ ��������������������������������������� �������������������������������������������������� ���������������������������������� ��������������������������������������������������������� ��������������������������������������������������������� ����������������������������������������������� ������������ �������������������������������������������
����������������������� ����������������������������������������������������������������������
14
������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
ZATERDAG 22 MAART EEN ECLECTISCH GEKKENHUIS MET BOEMKLATSCH EN TRIOMF
WEEKENDER 10 - 11 - 12 APRIL MET O.A. BOYS NOIZE, PRINCESS SUPERSTAR, CROOKERS, JOOST VAN BELLEN!
ZATERDAG 15 MAART DOMINIK EULBERG & TOBI AS BECKER (P PRESENTED BY FULL SPECLATZHIRSCH NIGHT) TRUM WO 12 / 03 WIR SIND HELDEN DO 20 / 03 FROM THE SHADE: A NIGHT FEAT. MEMBERS OF THE ALBUM LEAF DO 03 / 04 WE ARE SCIENTISTS ZA 05 / 04 THEE SILVER MT. ZION MEMORIAL ORCHESTRA ZA 12 / 04 ALELA DIANE WO 16 / 04 LIZZ WRIGHT ZO 27 / 04 PETE & THE PIRATES DI 29 / 04 GUI BORATTO & NUNO DOS SANTOS (KONINGINNENACHT) VR 02 / 05 DANS LE ROCK PRESENTS THE WHIP VR 09 / 05 GEM DO 22 / 05 THE TELLERS DO 29 / 05 BISHOP ALLEN ZA 31 / 05 THE WOMBATS DI 10 / 06 MELT BANANA
CHECK WWW.TIVOLI.NL VOOR MEER INFORMATIE 0495 Tivoli adv Studentblad.indd 1
12-02-2008 12:17:34
‘Ik durfde het eerder gewoon niet aan. Stel dat ik zou worden afgewezen.’ Jos Hoogstad vertelt waarom hij tot vier jaar geleden geen auditie durfde te doen voor de opleiding tot muziekdocent. ‘Ik dacht ook alleen als organist naar het conservatorium te kunnen; de optie van muziekdocent was nog niet bij me opgekomen.’ Tijdens zijn auditie moest Hoogstad zingen, zichzelf begeleiden en een rap van Def P. voordragen. ‘Die laatste opdracht was hilarisch, want echt onmogelijk om te doen. Het was vooral een test om te zien hoe je ermee om zou gaan.’ Dat deed hij blijkbaar goed, want hij hoorde bij de twaalf gelukkigen die werden gekozen uit de zestig kandidaten. ‘Als ik nu terugkijk denk ik wel: “Dat ik met dié auditie ben aangenomen.” Maar dat komt omdat ik in vier jaar zoveel heb geleerd en mijn niveau enorm is gestegen.’ Achteraf bezien werkt Hoogstad al van jongsaf aan aan zijn cv. Hij kreeg van zijn zesde tot 22e jaar kerkorgelles, speelde toetsen in een jongerenkoor en rapte in rockbandjes op zijn middelbare school, zoals het nummer Stuntelkampioen van Kinderen voor Kinderen. Na zijn schooltijd studeerde hij een halfjaar Psychologie en twee jaar Muziektherapie. Hij koos uiteindelijk voor Sociaal Pedagogische Hulpverlening en rondde die studie af. ‘Ik werkte als hulpverlener met verstandelijk gehandicapten en vond dat helemaal niet leuk. Ik was vooral bezig met verzorging en dagelijkse handelingen. Totdat een vriendin me wees op een vacature voor muziekdocent aan het Canisius College in Nijmegen. Op basis van mijn enthousiasme en toenmalige cv werd ik aangenomen. Het was zo’n verademing om voor de klas te staan en over muziek te praten in plaats van billen te moeten wassen.’ Vlak daarna begon Hoogstad aan het conservatorium; in Nijmegen is hij nog
een jaar blijven werken. Inmiddels is hij muziekdocent op het RSG Slingerbos in Harderwijk. ‘Het is niet moeilijk om in mijn sector een baan te vinden. Dat is een voordeel en een nadeel: Je komt snel aan werk, maar er staan ook net afgestudeerden van 22 voor de klas.’ Daarom is zijn werkervaring volgens Hoogstad ook zo nuttig. ‘Die jongelingen beginnen vaak op ‘slechtere’ scholen, met slechte lokalen en te weinig instrumenten. Bovendien heb ik een voorsprong van vier salarisschalen.’ Naast muziekdocent is Hoogstad ook het brein achter een popquiz. ‘Het idee heb ik met een vriend tijdens een werkweek van de HKU bedacht en daar viel de quiz goed in de smaak. Inmiddels houden we hem ook in het Paard van Troje in Den Haag en zijn we in onderhandeling met Stairway to Heaven in Utrecht, Trianon in Nijmegen en Cul de Sac in Tilburg. Als het goed gaat lopen hoef ik een dag minder te werken, die ik dan mooi aan de quiz kan besteden.’ Zijn studie aan de HKU betekent veel voor Hoogstad. ‘Bij de ensembleweek in het begin was het alsof ik bij mijn kudde terechtkwam. We voerden gezamenlijk een arrangement van vierdejaars uit en waren de hele dag met muziek bezig. Ik kan me niets fijners voorstellen.’ Het belangrijkste dat hij op de HKU heeft geleerd, is te vertrouwen op zijn muzikale kwaliteiten. ‘Voor mijn laatste tentamen zingen had ik een 8,5 en voor mijn eindproductie een 10. Dat is dan ook echt mijn voorlopige hoogtepunt.’
hier aanmeldde, heb ik ook bij andere opleidingen gekeken. Ik las op de website van de opleiding in Tilburg dat je vijftig kinderliedjes moest kunnen zingen om toegelaten te worden. Complete onzin vond ik. Bij Utrecht viel me op dat je wordt opgeleid tot arrangeur, componist, muzikant, docent, enzovoorts. Die veelzijdigheid sprak me meteen aan.’ Het voordeel van zijn werk, dat hij nu ook inzet als keuzestage, is volgens Hoogstad dat het erg goed aansluit bij zijn opleiding. ‘Ik doe precies waarvoor ik word opgeleid. Bovendien kan ik mijn werkervaring steeds inzetten voor vrije keuzeruimten op de HKU. De school stimuleert daarmee om ook naast je opleiding met je vak bezig te zijn. Voor de opleiding is het weer goed om te kunnen zeggen dat haar studenten al her en der aan het werk zijn. Het is een wederzijdse wisselwerking.’ Het belang van muziekonderwijs kan Hoogstad zelf nog niet precies duiden. ‘Maar muziek zit gewoon in mensen, ritme of improvisatie komt uit henzelf. Dat merk ik als ik bijvoorbeeld de opdracht geef om de klank van een zonsopgang uit te dragen. Kinderen gaan in groepjes aan de slag en komen met geniale ideeën. Sommige denken zelfs een stapje verder en plakken er het geluid van een zonsondergang achteraan. Het docentschap is schitterend: het is zo mooi om te zien hoe kinderen dingen ontdekken.’
‘ HET DOCENTSCHAP IS SCHITTEREND: HET IS ZO MOOI OM TE ZIEN HOE KINDEREN DINGEN ONTDEKKEN’ Volgens Hoogstad is de opleiding tot muziekdocent aan de HKU een aanrader. ‘Alles is erg goed geregeld. Voordat ik me
.cv-building
wie medewerkers van het Studenten Service Centrum wat centrale balie voor studenten waarom snelle afhandeling van alle vragen rondom je studie website sscweb.hku.nl tekst Maud Lazaroms fotografie Patrick van de Luijtgaarden
‘Makkelijker kunnen we het niet maken, wel leuker’ De naam zegt het al: het Studenten Service Centrum wil niets anders dan de beste service bieden. De medewerkers helpen HKU-studenten met alles wat zij rondom hun studie moeten regelen. Laagdrempelig en op een persoonlijke manier, vandaar ook de vernieuwde open inrichting. ‘Het is net de Belastingdienst: “Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker”. Of misschien geldt hier wel meer: “Makkelijker kunnen we het niet maken, wel leuker”.’
Doelstellingen Studenten Service Centrum (SSC) • Zo groot mogelijke dienstverlening door zo min mogelijk door te verwijzen • Altijd antwoord kunnen geven (direct of binnen twee dagen) op vragen met betrekking tot alle mogelijke onderwerpen rondom de studie • Informatievoorziening stroomlijnen voor studenten, maar ook voor medewerkers en externen • Verbeterde bereikbaarheid: het SSC is elke werkdag geopend en bereikbaar (Bij vakantiesluiting van de faculteiten fungeert het SSC als contactadres) • Eén roze loket met ruime openingstijden en één centraal telefoonnummer en e-mailadres
16 Meest gestelde vraag door studenten: ‘Weten jullie mijn password? Ik ben hem kwijt.’ Joris: ‘Je wachtwoord kun je bij ons opvragen en wij zorgen er daarna voor dat je het krijgt. Als je het hebt veranderd, kunnen wij het voor je laten resetten.’ Grootste ergernis van het SSC in het contact met studenten: Joris: ‘We houden van bijdehante studenten, maar niet als ze gaan roepen: Kun je dat even voor me regelen meneertje?’ Collega Nathalie vult aan: ‘Zesdejaarsstudenten die hun zeurende ouders laten bellen terwijl zij er zelf naast zitten... Helaas, bel toch maar even zelf, want we mogen geen De voorlichters van het SSC, vlnr: Joris Renskers, Alexandra van Laar, Christina Tomlow en Nathalie Marbus.
persoonlijk informatie aan derden verstrekken.’ Grootste misverstand? ‘Dat je hier ook je studieboeken op kan halen. Komt met
Deze uitspraak is van communicatiemedewerker Christina (Tina) Tomlow, die mij samen met studentenvoorlichter Joris Renskers op een druilerige donderdagmiddag te woord staat in de haast lichtgevende roze ruimte van het SSC. Joris verzekert mij dat de tl-lampen spoedig plaatsmaken voor iets vriendelijkers. Ik zit nog niet of er staat al een dampende bak koffie voor me. Normaal houd ik niet van alles wat er rondom mijn studie geregeld moet worden, maar vandaag ziet het er rooskleurig uit. Na mijn eerste afspraak met Dorien Mouw (International Desk) zojuist, had ik mijn beurs al bijna binnen en werden alle regels omtrent mijn studentassistentschap me binnen vijf minuten helder uitgelegd.
‘ VRAGEN MOETEN BINNEN TWEE DAGEN BEANTWOORD ZIJN’ Een jaar geleden besloot het College van Bestuur om alle diensten met betrekking tot het regelen van zaken naast je studie centraal te organiseren. Joris: ‘Door het samenvoegen van deze diensten hoef je niet meer naar verschillende balies om je inschrijving, financiën, huisvesting, studieadvies, verzekeringen, studiekosten, afspraken met studentendecanen en stages in het buitenland te regelen. De meeste dingen zoekt het SSC ter plekke voor je uit, zodat je gelijk weet waar je aan toe bent. Iedereen weet van aanpakken.’
SSC-medewerkers weten uit hun studietijd hoe vermoeiend het is om van het kastje naar de muur gestuurd te worden: ‘We willen niemand laten wachten aan de balie en vragen moeten binnen twee dagen beantwoord zijn,’ aldus Tina. Bij de medewerkers lijkt net als bij studenten een zekere ‘HKU-selectie’ te zijn toegepast: iedereen is sociaal en erg begaan en heeft affiniteit met kunst. Zo is het hele team vanmiddag tijdens de lunchpauze naar een tentoonstelling in het Akademietheater geweest, om betrokken te blijven bij het werk van studenten. Het enthousiasme van de medewerkers slaat snel op je over. Joris: ‘Wat voor HKU-studenten een rotklus is, is voor ons iets wat we elke dag doen. Wij vinden het vaak een kleinere moeite en leuk om uit te zoeken bovendien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat studenten hier met hun hele administratie mogen komen en dat wij het wel regelen. Alhoewel...’ Of het nou komt door de felroze omgeving of door het plezier binnen het team, de frisse start van het SSC is opvallend. Joris: ‘Het grote verschil met andere hogescholen of universiteiten is de sfeer die op het SSC heerst: erg informeel, amicaal bijna. Het is een smeltkroes van alle studies in dit roze, kloppende hart van de HKU. De plek is veel leefbaarder geworden. Op vrijdag is het hier soms een soort toneelzaal: studenten spelen de nieuwste YouTube video’s en ze staan te dansen. Het is leuk dat dit er allemaal zijdelings bij komt.’
name doordat studenten Kunst en Economie ook in dit gebouw zitten. En de onderwijsbalie zit hier: dan wordt het nog wel eens door elkaar gehaald.’ Je mag hier veel; dansen op vrijdagmiddag, repeteren voor je voorstelling, internetten, etc. Zijn er restricties? ‘Niet op de balie, de zogenaamde roze box, klimmen. Iedereen mag hier chillen, maar het is geen klimrek.’ Wat moeten studenten per se over jullie weten? ‘Dat je hier ook voor informatie over studeren in het buitenland en uitwisselingsprogramma’s terecht kunt. Veel is te vinden op www.sscweb.hku.nl/abroad Ook met vragen over je studiefinanciering ben je bij ons aan het goede adres. Veel studenten vragen direct naar een studentendecaan, terwijl die vragen niet voor de decaan bestemd zijn en wij het vaak direct kunnen regelen.’ Gekste vraag tot nu toe? Joris: ‘Ooit vroeg een studente van de kunstacademie uit New York: ‘In mijn studentengroepje in New York dragen wij nooit ondergoed. Is het toegestaan om bij jullie zonder ondergoed te komen studeren?’ Echt, het was een serieuze vraag.’ Dat vraagt om een serieus antwoord, want de medewerkers van het SSC zijn de beroerdste niet: Nathalie: ‘Je mag dragen wat je zelf wil; zolang de edele delen maar verborgen blijven, is er geen probleem.’