BLAD VAN DE HKU nummer 13: dec 2008
.unst
. inhoudsopgave 4
Pas als het denken stopt, vallen de kwartjes
6
Wie wint de HKU Award 2008?
Hoe creëer je de illusie van een slavenplantage?
10
Ze zijn gedreven, betrokken en eigenwijs. Ze willen stimuleren, prikkelen en communiceren. Ze zoeken vernieuwing, inspiratie en uitdaging. Ze zijn net afgestu deerd en genomineerd voor de HKU Award 2008: (vlnr) Melody Deldjou Fard, Jan Willem Deiman, Wieteke Opmeer, Aaron Rookus.
Wordt het Rotsoord of Cartesiusweg?
12
Een blokkade komt niet uit de lucht vallen
15
Om de hoogte van het budget is het te doen
16
De oprechte verontrusting tekst Astrid de la Fuente fotografie Patrick van de Luijtgaarden
van LA Raeven
. redactioneel Creatief proces Ik begon aan dit redactioneel en kreeg een acute aanval van writer's block. In een poging deze blokkade op te heffen, grasduinde ik door mijn verzameling Nederlandse tijdschriften. Met name de redactioneels hadden mijn aandacht. Ik ontdekte drie soorten. In het eerste soort wordt een zeer beknopte samenvatting van het blad gegeven. De hoofdredacteur kriskrast door de artikelen en staat bij een ervan wat langer stil. Hij noemt het stuk onthullend en derhalve verplicht leesvoer. Hij wenst de lezer er veel plezier mee. In het tweede soort gaat de auteur inhoudelijk op dat onthullende artikel – vaak een interview – in. De clou wordt deels of helemaal prijsgegeven. De andere artikelen doen er niet meer toe. Alleen het genoemde interview fungeert nog als uithangbord voor het blad. In het derde geval richt de redactioneelschrijver zich met een persoonlijke anekdote, opgedaan inzicht, of in het ideale geval een levensles, tot de lezer. Hij haakt aan bij een artikel of het thema uit zijn blad, maar vertelt vooral een verhaal over zijn persoonlijke betrokkenheid daarbij. Ik vind de eerste methode het minst en de derde het meest tot de verbeelding spreken. Daarin laat de schrijver de lezer even in zijn hoofd kijken: een kolom lang voert hij de lezer zijn persoonlijk universum binnen. Dat woord kolom zegt het al: dit soort redactioneels lijken vaak verdacht veel op een column. Dat kan nadelig zijn. Net als sommige journalisten met een vraaggesprek niet de geïnterviewde maar zichzelf portretteren, wordt het type-drie redactioneel soms een one man show van de schrijver. Een introductie op het blad vindt de lezer dan alleen in de inhoudsopgave. Ik ben de eerste die het belang van het redactioneel zal relativeren, hoewel ik het schrijven ervan behoorlijk serieus neem. Toch zie ik het vooral als de afronding van een creatief proces: het met de redactie maken van een HKU-blad. Vlak voor de laatste correctieronde mail ik mijn redactioneel naar de ontwerpers. Ze plakken dit redactioneel over mijn vorige. Het blad is klaar. Edwin Verhoeven
COLOFON
Hoofd- & eindredactie Edwin Verhoeven
Fotografie Patrick van de Luijtgaarden
Advertenties Bureau van Vliet, Postbus 20,
.unst is een uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten
Redactie Astrid de la Fuente, Johan Kuhlmann,
Cover Ashkan Honarvar
2040 AA, Zandvoort, T (023) 571 47 45
Utrecht. Het blad verschijnt vier keer per jaar en wordt
Maud Lazaroms, Fanny de Ruiter, Rick Steggerda,
Beeldspread genomineerden HKU Award 2008
Reacties Postbus 1520, 3500 BM Utrecht, T 030 233 22 56
gratis verspreid onder studenten, medewerkers en relaties
Elfie Tromp, Tim Veenstra
Illustraties Ashkan Honarvar, Leon Martakis
edwin.verhoeven@central.hku.nl
van de HKU.
Verder werkten mee Hanneke Hendrix, Lambertha Souman
Ontwerp Studio Vrijdag
www.hku.nl/unst
Druk Printec Offset, Kassel
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder
Oplage 4000 ex.
voorafgaande toestemming van de HKU.
Van het eerste idee tot het eindproduct voor je eindexamen: het kan gerust een creatief proces worden genoemd. Alle vier genomineerden voor de HKU Award 2008 hebben dat ervaren. Aaron Rookus, maker van de film I wish I could share the happiness of being alone with someone else, formuleert het zo: ‘Je moet je idee vooral laten rijpen. Het moet de tijd krijgen om te groeien. Een kleine impuls kan je weer op een nieuw spoor zetten.’ Voor videokunstenaar Jan Willem Deiman en zijn project Unillumined Corridors gold het principe van twee stappen vooruit, een stap achteruit: ‘Eerst is er het basisidee. Met dat basisidee ga je schetsen maken. Dan ontstaat een concreet idee. Zodra je dat gaat uitvoeren brengt dat je weer op nieuwe ideeën en verwerp je oude ideeën.’ inspiratie De oorsprong van hun ideeën is gelegen in de wereld om hen heen. Mode-ontwerpster Melody Deldjou Fard gebruikt thema’s die verwijzen naar de kwetsbaarheid van de mens: oorlog (in haar collectie BodyBags, 2005), kinderprostitutie (in Child Prostitution, 2006), en - voor haar afstuderen – orgaanroof in BodyMerging. Bij haar eerste collectie BodyBags stuitte ze aanvankelijk op onbegrip. ‘Maatschappelijk betrokken werk maken was toen nog ongebruikelijk, zeker in de mode. Mode moest toch over mooie dingen gaan?’ Wieteke Opmeer is met Seeds of Wonder, bestaande uit Kiemkleed en Zaaisieraad, afgestudeerd in 3D-vormgeving. Van huis uit en als voormalig bloemist heeft ze een ‘groene’ achtergrond die haar inspireert in haar werk. ‘Het liefst werk ik ecologisch en met natuur. De natuur om ons heen zijn we vergeten of we kijken er overheen. Ik wil de waarde van groei en het leven op een positieve manier opnieuw zichtbaar maken. Door het goede te zoeken en uit te dragen wil ik mensen stimuleren hetzelfde te doen.’ Aaron is zich niet altijd bewust van zijn inspiratiebron. Soms zoekt hij de inspiratie bewust in andere films, ‘maar’, zegt hij, ‘soms sla je dingen op in je hoofd zonder dat je het weet. Die komen dan later van pas. Misschien is het wel een deel van je talent dat hoort bij je beroep: dat je kunt toepassen waar je onbewust door bent geïnspireerd.’
denken Ze willen iets bij de kijker, luisteraar, of gebruiker van hun kunst teweegbrengen. Jan Willem zocht in zijn abstracte videokunst naar iets anders dan de gebruikelijke overdonderende, harde effecten in geluid en licht. Iets wat poëtischer was. ‘Ik vroeg me af wat er zou gebeuren met een rustiger, meer slepende aanpak. Poëzie laat ruimte tussen de regels. Dat geeft weer ruimte voor interpretatie. Door meer ruimte en tijd in te bouwen, wilde ik de kijker de gelegenheid geven om te zoeken, om meegenomen te worden.’ In zijn video-installatie Unillumined Corridors gebruikt hij een fragment uit een interview met filosoof Roger Scruton over de hedendaagse ervaring van tijd. ‘De bedoeling is de kijker met dat citaat aan te zetten tot denken. Het is zeker niet moralistisch bedoeld.’
‘Ik schat het zelfdenkend vermogen van de gebruiker hoog in’ Wieteke streeft hetzelfde na: ‘Ik wil het zelfdenkend vermogen van de gebruiker stimuleren. Dat vermogen schat ik hoog in. Mensen kunnen zelf invulling geven aan wat ik ze heb gegeven. De keuze wat ermee te doen laat ik aan hen over. Ze kunnen mijn sieraden dragen, maar ze ook in een kastje leggen. De betekenis die mensen hechten aan dingen is persoonlijk maar het verschijnsel van betekenis willen geven is universeel. Zo is mijn werk persoonlijk en universeel tegelijk.’ Melody beschrijft haar werk als ‘een poëtische vertaling van heftige thema’s.’ Omdat mode volgens haar ‘een van de meest achtergebleven kunstvormen’ is, wil ze mode tonen op nieuwe manieren met nieuwe esthetische vormen. In BodyMerging doet ze dat met katoenen poppen in plaats van menselijke modellen op de catwalk. ‘Mode kan een verhaal vertellen, maar dan met een ander alfabet, in beeldentaal. Deze collectie gaat over de relatie tussen de hedendaagse technologische vooruitgang en het effect ervan op het menselijk lichaam. Het zet mensen aan het denken. De vragen die het oproept laat ik onbeantwoord.’
Het werk van deze vier kunstenaars is ook buiten de HKU opgevallen. Jan Willem won de Jong Talent Prijs van Media Art Festival Friesland en werd daar artist in residence; hij ontwierp het geluid voor een film die te zien was tijdens het Nederlands Film Festival; een video draait op het Noordelijke Film Festival; en voor het Van Abbe Museum maakte hij werk in opdracht. Aarons film werd - op uitnodiging van DZIGA (een werkplaats voor filmmakers) vertoond in Nijmegen, Maastricht en Arnhem en was genomineerd voor de Talent & Pro Award van het Nederlands Film Festival. Wieteke's afstudeerwerk werd gekozen voor de tentoonstelling Lichting 2008 van museum Kunstpaviljoen in Nieuw Roden. Ze exposeerde op het symposium BeyondGreen2 en is een van de negen Nederlandse talentvolle afstudeerders die Bright Magazine selecteerde. Daarnaast besteedden de bladen Green2 en Textielplus aandacht aan haar werk. Melody won de Piet Bakker Prijs van de Faculteit BKV en maakte deel uit van Lichting 2008 (de 20 beste afstudeerders van Nederland) tijdens de Amsterdam International Fashion Week. Li Edelkoort (trendwatcher en net directeur-af van de Eindhovense Dutch Design Academy) selecteerde haar uit Europese talenten voor Talent in de Dutch Design Week 2008. De winnaar van de HKU Award wordt bekendgemaakt op maandag 8 december tijdens de uitreiking in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, Mariaplaats 28.
Ga naar pagina 8-9 voor een impressie van het werk van de genomineerden
www.hku.nl/hku-award
3
Een wortelstok als ideeënmachine
4
´You lose your grip and then you slip into the masterpiece’, schreef Leonard Cohen in 2001 in het nummer A thousand kisses deep. Je verliest de controle en het meesterwerk openbaart zich aan je: daar zit wat in. Dat verliezen van de controle, het los durven laten, is in mijn ogen een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van een goed idee. Volgens de wetenschap spelen geheugen, emoties, ervaringen en aandacht een belangrijke rol bij het genereren van ideeën. Voor mij ligt de bron bij dat laatste: aandacht. Aandacht vormt de kern van ons bewustzijn: het is het proces dat zorgt dat we ons bewust worden van bepaalde prikkels uit onze omgeving. We focussen onze aandacht op die prikkels die onze aandacht trekken. Hierdoor halen we deze ons bewustzijn binnen en kunnen we er ons actief mee bezighouden. Ik vang dus bepaalde signalen op en die komen in mijn bewustzijn terecht. Op basis van mijn persoonlijke ervaringen, herinneringen en emoties, kan daaruit een unieke toneeltekst ontstaan.
Een idee voor een prachtig kunstwerk komt kunstenaars niet aanwaaien. Daar zullen ze, op wat voor manier dan ook, een inspanning voor moeten leveren. Of gaat het juist om de ontspanning? Hoe ontstaat een idee eigenlijk en hoe zet je het in voor je creatieve proces? Dramaschrijfster Maud Lazaroms, pas afgestudeerd aan de HKU-opleiding Writing for Performance, fileert haar eigen schrijfproces met een zoektocht naar de essentie van ideeën.
uitspraak te doen over mijn thema’s, bijvoorbeeld over onrecht. Daarnaast selecteer ik ideeën door te experimenteren (trial and error). Ik puzzel met alle stukjes die ik op dat moment heb, waardoor de uitspraak die ik over een bepaald thema wil doen langzaam zijn vorm krijgt. Met trial and error bedoel ik: kijken of er te veel puzzelstukjes zijn, of juist te weinig. Ik stel mezelf en de tekst die ik schrijf vragen. Heb ik genoeg voors en tegens, kloppen mijn argumenten, bevatten mijn ideeën dubbelheid (drama), waardoor ik een tekst kan schrijven die spannend en interessant is? Kan ik met alle ingrediënten een stuk schrijven waarin ik mijn statement helder verwoord?
HET IDEE OF DE IDEE? HET idee is een opvatting of mening; een oorspronkelijke gedachte op een bepaald moment in een bepaalde context. DE idee is een filosofische term: het veronderstelde eeuwige en volmaakte
EUREKA Een Aha-erlebnis is een situatie waarin een persoon plotseling nieuwe inzichten verkrijgt. Eureka of Heureka (Grieks: ik vind): ik heb het gevonden! Dit is de blijde uitroep van iemand die een
‘Ik wil ideeën zoveel mogelijk ruimte geven om te ontstaan; daar moeten geen wetten of regels voor zijn’
De uitroep is beroemd geworden door Archimedes. Hij vond in zijn bad de Wet van Archimedes uit, rende naakt de straten van Syracuse op en riep daarbij: heureka! Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Eureka
denkbeeld. De algemene, ook wel: grote, gedachten die in feite elk mens betreffen, onafhankelijk van de context en welke op een bepaalde wijze onaf lijken
Mijn ideeën voor een tekst worden gevoed door mijn fascinatie voor alles wat met macht, machtssystemen en onrechtvaardigheid te maken heeft. Ik voel een bepaalde noodzaak om hier uitspraken over te doen. Ideeën om dit met teksten vorm te geven, komen in me op door heel breed te associëren. In deze beginfase let ik er nog niet op of deze associaties een logisch verband met elkaar hebben. Ik baken mijn idee nog niet af. Ik stel mijn zintuigen open voor prikkels van buitenaf en laat me beïnvloeden door dingen waar ik op dat moment mee bezig ben. Word ik bijvoorbeeld geïnspireerd door een boek dat ik aan het lezen ben, dan gebruik ik ook teksten uit dat boek om tot mijn toneeltekst te komen. Mijn ideeën ontstaan in taal. Ik hoor stemmetjes en herinner me teksten die ik gehoord of gelezen heb. Ik denk aan bepaalde woorden en zinnen die me zijn opgevallen. Die koppel ik aan een personage. Ik geef teksten een lichaam, of een stem. Nadat ik allerlei ideeën en associaties heb verzameld, ga ik selecteren. Dit doe ik grotendeels intuitief. Ik selecteer op gevoel en let vooral op de reactie die een bepaalde associatie bij me oproept. Ik moet er door geraakt worden, maar de associatie moet ook geschikt zijn om een
dit model aangepast, bewerkt en van nieuwe fasen voorzien. Bijvoorbeeld Maduro, die in 1976 de fase van incubatie verving door identificatie, Vanosmael en De Bruijn die in 1990 de fase van frustratie toevoegden, Christophe en & Duijns (2006) die de fase acceleratie toevoegden en ten slotte Christophe (2006) die al deze bewerkingen samenvoegde in het dynamisch creatieve 11 fasen-model.
moeilijke opgave heeft opgelost.
grond- of voorbeeld, of als synoniem voor
‘Ik geef teksten een lichaam, of een stem’
en betekent letterlijk ‘ondergronds wortelsysteem’. Het rizoom, de wortel onder de grond, is grillig; hier worden vreemde verbindingen en onlogische verbanden gelegd. Zo werkt mijn schrijfproces ook. Ik wil ideeën zoveel mogelijk ruimte geven om te ontstaan; daar moeten geen wetten of regels voor zijn. Net zoals de wortelstok onder de grond meerdere ingangen heeft, laat ik ideeën langs steeds andere wegen binnenkomen. Hierdoor ontstaan steeds nieuwe ideeën en verbindingen hiertussen. Het komt overeen met het proces dat ik hiervoor beschrijf: door aanvankelijk heel breed te associëren en alle ideeën toe te laten (op basis van mijn reactie), kan een nieuw idee en een nieuwe stem ontstaan.
tekst Maud Lazaroms illustratie Ashkan Honarvar
te zijn. Ideeën (Grieks: idea of eidos) zijn volgens Plato eeuwige, onveranderlijke en alleen geestelijk te ervaren oerbeelden van de dingen die zich bevinden in de hogere ideeënwereld. De ideeën staan voor het eigenlijke zijn. Bronnen: Koolschijn, G. (1987). Plato, schrijver; teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker. http://www.onzetaal.nl/advies/idee.php http://taaladvies.net/taal/adviesvraag/404/
Alle gekozen ideeën en assocaties vormen samen uiteindelijk een nieuw idee. Een nieuw inzicht in een bepaalde situatie, een nieuwe stem. Deze stem krijgt de vorm van een dramatekst. Hiermee heb ik mijn ideeën verwerkt tot mijn stem als toneelschrijver, waarmee ik een nieuwe uitspraak doe of vraag stel over mijn thematiek. verbindingen Ik zie mijn denken en mijn schrijfproces als een rizoom (wortelstok): een systeem met meerdere ingangen. Het concept rizoom komt oorspronkelijk uit de biologie
De metafoor van het rizoom gebruik ik omdat zijn structuur vergelijkbaar is met alle ideeën in mijn hoofd. Alle associaties en ideeën over mijn uitgangspunt lijken in eerste instantie niet logisch met elkaar verbonden. Echter, door deze losse elementen aan elkaar te linken ontstaat er wel degelijk logica: een bepaalde consistente vorm en ten slotte de toneeltekst. De stam van het rizoom die boven de grond uitkomt zie ik als de tekst. De kern ervan ligt als het ware in dat rizoom, waar alle ideeën zijn samengekomen. Al die ideeën, de wortels, bij elkaar vormen een nieuwe stem: de stam.
‘Pas als ik mijn denken even stop kan zetten, vallen de kwartjes’
In grote lijnen kan ik me in het model van Wallas vinden. De fasen springen bij mij door elkaar. De preparatiefase start niet altijd bewust, maar wat ik zeker herken is dat het eureka-moment pas kan ontstaan nadat ik een tijdje met een idee heb rondgelopen. Sterker nog, nadat het me gelukt is de controle over dat idee los te laten en het niet per se in een bepaalde vorm wil gieten. Pas als ik mijn denken even stop kan zetten, vallen de kwartjes. Met het begrip rizoom vielen voor mij veel dingen op zijn plek. Het begrip rizoom slaat op de eerste twee fases, namelijk op die van preparatie en incubatie. Het gevolg hiervan is het eureka-moment (fase 3; illuminatie). Ik zie dit als het moment waarop de wortel als een stam boven de grond uit komt. Die stam heeft de vorm van tekst, terwijl het onder de grond (in de vorm van de wortel) nog een brei van ideeën is. De vierde fase van verificatie betekent voor mij het toetsen van mijn tekst aan mijn basisidee; aan de uitspraak die ik aan het begin van het proces wilde doen. Pas als ik dat heb gedaan, heeft het idee zijn bestemming gekregen.
Esther van Wageningen, vijfdejaarsstudent Theatre & Education, verzorgde de tekst, concept en regie van haar voorstelling ‘Was’. Esther heeft vergelijkbare methoden om ideeën in te zetten in haar creatieve proces. Ze werkt altijd vanuit een thema waaruit een bepaald motto volgt en koppelt haar ideeën steeds terug naar dat motto. ‘Voor ‘Was’ begon ik met het thema gevangenschap omdat ik daar op dat moment in mijn leven door gefascineerd was. Daaruit volgde het motto: Als je altijd aan verwachtingen van anderen voldoet, raak je je eigen identiteit kwijt. Mijn ideeën ontstaan in beelden. Die beelden pas ik tijdens het maakproces aan het motto aan. Ook laat ik me beïnvloeden door mijn spelers, waardoor ik nieuwe beelden (gekoppeld aan het motto) vorm. Soms blijf ik te veel in beelden denken... en alleen beelden maken nog geen theater. In ieder geval vormen mijn ideeën zich geleidelijk - als een sneeuwbal die naar beneden rolt en waar onderweg nieuwe sneeuw aan blijft plakken.’
frustratie Er zijn verschillende methoden waarmee het creatieve denken van kunstenaars in kaart is gebracht. Het 4-fasen model van Graham Wallas (1926) is een van deze methoden. Wallas’ model benoemt de volgende fasen: preparatie (intens en bewust aan potentiële oplossingen werken); incubatie (de verschillende ideeën worden in het onbewuste gecombineerd); illuminatie (het eureka-moment); verificatie (het inzicht wordt op zijn merites beoordeeld). Na Wallas hebben diverse wetenschappers
‘De uiteindelijke voorstelling wijkt op bepaalde punten af van mijn oorspronkelijke idee. Tot twee weken voor de première van ‘Was’ werkte ik met een handgemaakte pop. Die pop had echter geen duidelijke functie en was niet geïntegreerd in de voorstelling. Hij ondersteunde ook mijn motto niet, en daarom besloot ik de pop uit de voorstelling te halen.’ Hiermee voldeed Esther niet meer aan de verwachtingen van mensen uit haar omgeving (ze zou namelijk een poppenvoorstelling maken rondom het thema gevangenschap), maar behield ze wel haar eigen identiteit.
5
wie Ewoud Bon, Renate Wildeman en Erik van de Wiel wat afgestudeerd aan de Faculteit Kunst, Media & Technologie waarom vonden het recept voor goed afstudeerwerk
Willem Breuker Composer in Residence
HKU-studenten gaan composities uitvoeren in Vredenburg Leeuwenbergh
tekst Lambertha Souman beeld Rebeldia
Ewoud Bon werkte als cameraman mee aan het historische drama E leyenda di Buchi Fil. De film speelt zich af op Curaçao. Ewoud: ‘Medestudent German Gruber, verantwoordelijk voor scenario en regie, is zelf opgegroeid op de Nederlandse Antillen. We waren allebei bijzonder geïnteresseerd in de gemeenschappelijke geschiedenis van Nederland en Curaçao. Over het slavernijverleden op Curaçao is hier weinig bekend: daarom besloten we er een eindexamenfilm over te maken.' 'De film vertelt het verhaal van de trotse slaaf Buchi Fil die weigert te buigen voor zijn meester, de eigenaar van de plantage. Bij de opnames liepen we tegen allerlei problemen aan. Praktische bezwaren genoeg! Hoe wek je de indruk dat het 1775 is in plaats van 2008? Hoe creëer je de illusie van een slavenplantage? En hoe krijg je alle shots die je nodig hebt binnen acht draaidagen bij elkaar? Een goede voorbereiding is essentieel, want je mag geen tijd verliezen. Moeilijke scènes draaiden we bijvoorbeeld al een keer zonder de acteurs, om te zien of de beelden werkten zoals we ze hadden bedacht.’ blinde fotografen Renate Wildeman, die de master Interaction Design voltooide, vertelt dat ze juist heel weinig van tevoren heeft bedacht. ‘Als Interaction Designer ontwerp je altijd iets voor een bepaalde doelgroep: de toekomstige gebruikers van wat jij maakt. Daarom moet je de gebruikers ook zelf laten meedenken. Voor mijn onderzoek zocht ik een doelgroep die niet zo voor de hand ligt. Die vond ik: blinde fotografen. Eén docent vond het maar raar dat blinden ook willen fotograferen. Waarom zou dat raar zijn? Zij willen toch ook laten zien wat ze hebben meegemaakt als ze op vakantie zijn geweest? Blinden kunnen de ultieme foto van die bewegende achtbaan beter maken dan wij, omdat zij zich concentreren op het geluid. Wij drukken altijd te laat af...' 'Fotograferen kunnen ze dus absoluut. Maar foto’s bekijken niet. Daar wilde ik een oplossing voor vinden, door afbeeldingen voelbaar te maken. Maar dan wel een oplossing die geen geld kost; door bijvoorbeeld de brailleregel op de computer te gebruiken die ze al hebben. Dure systemen kunnen ze namelijk niet betalen. Iedereen die heeft meegewerkt aan het project heb ik zelf gevonden via YouTube en door een advertentie te plaatsen. Ik heb het idee dat officiële instanties als Bartiméus hun cliënten vooral willen beschermen. Ten onrechte! Mijn doelgroep wilde juist heel graag meewerken. Als Interaction Designer kun je nooit zo denken als je doelgroep. Ik had in mijn thesis veel voorbeelden uit de praktijk gebruikt en maar weinig literatuur. Want ik vond het wel héél knap dat een ziende gaat vertellen hoe het is om blind te zijn. Dat moet je niet aan een ziende vragen maar aan een blinde!’ ontwerpproces Erik van de Wiel (die ook de master Interaction Design deed) vindt net als Renate dat alles draait om de potentiële gebruikers en het doel dat zij beogen:
‘Als Interaction Designer ontwerp je producten waarmee gebruikers een bepaald doel kunnen bereiken. Jouw ego als ontwerper moet ondergeschikt zijn aan het eindresultaat. Niet toevallig zijn de gebruikers van ons afstudeerproject (PEF) ontwerpers. We wilden iets maken waar we straks zelf als gebruiker ook iets aan zouden hebben.' 'Tussen idee en eindresultaat leggen ontwerpers een lange weg af. Vaak doen ze dit in een interdisciplinair ontwerpteam. Het grote probleem is dan hoe je elkaar optimaal op de hoogte houdt van de voortgang van het ontwerpproces. Daar heb ik samen met twee medestudenten een applicatie voor ontwikkeld. Iedere stap in het ontwerpproces is hiermee makkelijk vast te leggen zonder dat de creatieve work-flow wordt onderbroken. Zo voorkom je dat waardevolle kennis over het ontwerpproces verloren gaat. Op onze site staat een filmpje waarin onze in Adobe AIR gemaakte applicatie voor ontwerpers wordt gedemonstreerd (www.deMonsters.nl/pef). De grootste verrassing voor ons is dat ons idee zo goed ontvangen wordt. Oók door docenten aan wie we tijdens het proces maar moeilijk konden uitleggen waar we precies mee bezig waren. Ons idee heeft blijkbaar potentie.’ Over het recept dat leidt tot een goed afstudeerproject zijn de makers het roerend eens: Research met een hoofdletter. Ewoud: ‘De verhalen van mensen op Curaçao waren heel inspirerend, maar ook confronterend. Het onderwerp slavernij leeft daar nog heel erg. We hebben mensen gesproken wier overgrootvader nog slaaf is geweest. In Nederland lijkt het een afgesloten hoofdstuk. Daarom wilde ik meewerken aan deze film. Als we meer van elkaar willen leren en elkaar beter willen begrijpen, moeten we meer weten over deze geschiedenis.’ Renate: ‘Ik heb veel simpele prototypes gemaakt met behulp van 3D pin art en ministeck, zodat ik meteen kon gaan testen. Voor het eerst heb ik blinden een smiley kunnen laten voelen en een schilderij van Mondriaan. De proefpersoon die het voelde zei: “Hij mag dan een groot schilder zijn, ik zou het nooit van m’n leven kopen.” Er ging een wereld voor hen open. Als je iets nooit eerder gevoeld hebt, weet je niet wat het is. Ik ga mijn idee zeker verder ontwikkelen.’ Erik: ‘Ik heb onder andere geleerd dat je de grootste kans hebt dat gebruikers tevreden zijn met je product als je op zoek gaat naar hun dieperliggende doelen. Daarbij moet je natuurlijk wel tactisch te werk gaan!’ Een recept voor succes is mooi, maar het zou absoluut niet gewerkt hebben als de makers niet de rotsvaste overtuiging hadden gehad dat elk idee uitvoerbaar is als je met passie en doorzettingsvermogen de juiste weg bewandelt.
Op 20 februari 2009 gaat derde Masterclass Ondernemen voor Designers van start. De masterclass is opgezet voor designers die voor zichzelf willen beginnen of net een eigen bedrijf zijn gestart. Begin februari vindt selectie van de maximaal twintig deelnemers plaats. Ook niet-HKU’ers kunnen zich aanmelden. De Masterclass Ondernemen voor Designers richt zich op jouw ontwikkeling als ondernemer en op de ontwikkeling van je eigen bedrijf. Je wordt hierbij ondersteund door (gast)docenten, ondernemers en coaches uit de designsector. Het traject duurt tot 11 juni 2009 en bestaat uit zes cursusdagen, drie intervisiesessies en individuele coaching.
Dansen tussen kunst en fashionista’s Rush en Club Monza presenteren U-Art EV - Geen Sint maar kunst op vrijdag 5 december in Club Monza. Tijdens de speciale U(trecht) Arteditie van Rush transformeren beeldend kunstenaars en fashion designers Monza in een levendige expositieruimte. Digitale kunst, een ‘live painting’ en modeshows op de klanken van Prunk le Funk, Brian S, E-Rhythm en Mc Roga: voor creatieve verrassingen met een vette knipoog naar de kunstwereld is Monza vanavond de plek. Vrijdag 5 december: RUSH @ CLUB MONZA Locatie: Potterstraat 22, Utrecht Tijd: 23.00 – 05.00 uur
Conservatorium lanceert Orkestklas
Prijs: 10,00 (vvk) 12,50 (deur)
Meer informatie of inschrijven? http://xprof.hku.nl/masterclass Aanmelden kan tot 1 februari!
Organisatie en tickets: Chemistry (www.chemistry.nl) Chemistry geeft 2x2 kaartjes weg! meld je aan via actie@chemistry.nl
Vast orkest wordt geleid door Jussi Jaatinen
Schat aan informatie in Basisboek Eventmanagement Mede-auteur Gabriëlle Kuiper introduceert ‘Eventdenken’ TV - Een evenement is positieve manipulatie. Door de live-communicatie kan dit medium makkelijker informatie doorgeven aan het publiek. Maar hoe zet je een succesvol evenement in elkaar? In het Basisboek Eventmanagement, van concept naar realisatie vind je hier antwoord op. Gabriëlle Kuiper, hoofddocent Event Mangement en mede-auteur en –redacteur, legt uit: ‘Het gaat om positieve manipulatie. Truc is om de doelgroep zich goed te laten voelen, zodat de aangeboden informatie sneller positief beoordeeld wordt.’ En hiervoor is kennis nodig. Want hoe ontwikkel je het concept? Hoe zorg je voor optimale communicatie? Dit hele proces van het managen en implementeren van evenementen komt in het boek aan bod. Kuiper: ‘Dit boek is meer dan een lesboek. Het is een verzameling van praktische tips, en ervaringen van
Nieuwe serie Masters on Stage Mooie aanleiding voor docenten om ensembles te vormen
AdlF - Maar liefst acht concerten staan geboekt voor de nieuwe serie Masters on Stage van Het Utrechts Conservatorium. Vorig jaar vond de succesvolle eerste editie van deze concertserie plaats op initiatief van Martyn van den Hoek, docent klassiek piano. De serie bestond toen uit zeven solo-pianorecitals door Van den Hoek en zijn collega’s van de pianosectie.
7
mensen in het vak. Een schat aan informatie voor de (jonge) professional. Daarnaast geeft het ook een visie op de toekomst. Zo introduceren wij het begrip “Eventdenken”: het bewust worden dat alle contacten met je doelgroep het effect hebben van een "evenement". Als je in jouw bedrijf bijvoorbeeld gebruikmaakt van regenwater om de wc’s door te spoelen, kun je dat gebruiken om een specifieke doelgroep aan je te binden.’
AdlF - Het Utrechts Conservatorium heeft dit studiejaar een Orkestklas in het leven geroepen, als aanvulling op de jaarlijkse orkestprojecten. De Orkestklas is een vast orkest voor gemotiveerde bachelor- en masterstudenten met een gezamenlijke liefde voor orkestmuziek, onder leiding van dirigent en hoofdvakdocent orkestdirectie Jussi Jaatinen. Met wekelijkse repetities, een breed repertoire en deze fantastische dirigent biedt de Orkestklas studenten een stevige basis voor een verdere carrière in de orkestwereld.
Het boek is te koop bij elke boekhandel in Nederland en België en rechtstreeks verkrijgbaar bij Uitgeverij Coutinho te Bussum: www.coutinho.nl.
Dit jaar hebben docenten van verschillende afdelingen en secties hun inspirerende voorbeeld gevolgd. De meesten van hen zagen in de nieuwe serie een mooie aanleiding om muzikaal de handen ineen te slaan en samen ensembles te vormen. De concerten vinden plaats op zaterdagavond, 20.15 uur, in de J.M. Fentener van Vlissingenzaal in het Gebouw voor Kunsten & Wetenschappen, Mariaplaats 27, Utrecht. Uitzondering is het concert van 21 maart: locatie daarvoor is de Kapel van het Hoofdgebouw, Mariaplaats 28. Meer informatie en reserveringen: www.hku.nl/mastersonstage
Jussi Jaatinen
foto: Katja Efting
6
Ideeën genoeg op een instituut als de HKU, waar creatieve geesten worden opgeleid voor de creatieve sector. Maar dan? Willem Elsschot waarschuwde al: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren...’ Het perfecte tegenargument luidt: ‘Waar een wil is, is een weg...’ Drie afgestudeerden van de Faculteit Kunst, Media & Technologie vertellen welke weg zij aflegden van idee tot eind product.
Masterclass Ondernemen voor Designers gaat derde jaar in Ook niet-HKU’ers kunnen zich aanmelden
Willem Breuker Kollektief
.kort
Maar dan...
.kort
Een goed idee!
AdlF – Het Utrechts Conservatorium heeft jaarlijks een composer in residence. Dit jaar is dat Willem Breuker, die op donderdag 16 oktober zijn samenwerking met studenten compositie van het Utrechts Conservatorium en de Faculteit Kunst, Media & Technologie begon. Zij hebben maandelijks een lange sessie met Breuker. In maart 2009 vinden de repetities plaats van de ensembles die deze composities gaan uitvoeren op vrijdag 3 april, 12.30-13.30 uur, in Vredenburg Leeuwenbergh. Willem Breuker speelt al 40 jaar lang een unieke rol in de Nederlandse en internationale muziekwereld. Hij geldt als een van de vernieuwers van de jazz en geïmpro viseerde muziek en als de schepper van een nieuwe vorm van muziektheater. Sinds 1974 heeft Breuker zijn eigen platen-/cd-label, BVHaast. In 1993 won hij de VPRO-Boy Edgar Prijs. Breuker staat ook bekend als vernieuwer op het gebied van muziekeducatie. Hij is bedenker en stichter van workshops voor geïmproviseerde muziek die hij wereldwijd geeft. Zijn oeuvre bestaat uit meer dan 500 werken voor solisten, ensembles, kamermuziek, brass band, symfonieorkest, fanfare, film, theater, carillon, draaiorgel en koor en zijn eigen Willem Breuker Kollektief. Met zijn Kollektief treedt hij wereldwijd al 30 jaar op. Dit Kollektief kreeg onlangs een negatief subsidieadvies van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ te verwerken.
Wieteke Opmeer
Jan Willem Deiman
Seeds of Wonder
Unillumined Corridors
www.wietekeopmeer.nl
www.janwillemdeiman.nl
8
9
Melody Deldjou Fard
Aaron Rookus
BodyMerging
I wish I could share the happiness of being alone with someone else
www.melodydeldjoufard.nl
www.aaronrookus.com
Een goede kunstenaar is een harde werker
Godvrezend
Evert Hoogendoorn: 'Een idee moet allesbehalve heilig zijn'
Aestha van Dam: 'Je moet sowieso niet in beperkingen denken'
Ben je als kunstenaar afhankelijk van je ideeën? Evert: ‘Kunst is niet afhankelijk van ideeën. Een eierwekker is een goed idee. Als je alleen maar ideeën hebt, bén je geen kunstenaar. Een idee is niets. Pas als je een idee uitwerkt tot format, een tekst of een beeld, kun je het auteursrechtelijk beschermen. Een idee moet allesbehalve heilig zijn. Het gaat ons erom hoe je het kneedt. Dat kunst alleen om ideeën en inspiratie zou gaan, is een romantische opvatting. Kunst maken is hard werken, en een goede kunstenaar is een harde werker.’ Aeshta: ‘Ik vind het idee heel belangrijk voor het uiteindelijke werk. Mijn aanvankelijke idee ben ik constant aan het bevragen. Dat is goed, omdat ik daardoor doordachte keuzes maak. Aan de andere kant moet ik opletten dat ik niet halverwege de uitwerking overstap op een ander idee. Mijn hersenen staan namelijk nooit stil.’
In hoeverre bestaat kunst uit een idee? Evert: ‘Kunst is voor mij de uitkomst van een werkproces waarin gegevens uit de werkelijkheid omgevormd zijn tot een esthetische beleving. Als het goede kunst is, draagt deze beleving de boodschap van de kunstenaar uit. Dát zijn voor mij de echte ijkpunten van het maken van kunst: Wat wil je zeggen? En hoe doe je dat?’ Aeshta: ‘Kunst is voor mij een bepaalde vorm van communicatie. In een goed kunstwerk komt het doel op een duidelijke en juiste manier over.’
tekst Elfie Tromp fotografie Patrick van de Luijtgaarden
10
Is een kunstenaar afhankelijk van zijn ideeën? Evert Hoogendoorn, hoofd van de opleiding Design for Virtual Theatre and Games, vindt van niet. ‘Een idee is niets, het gaat ons er om hoe je het kneedt.’ Voor DVTG-student Aestha van Dam zijn idee en eindproduct onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Ik moet wel opletten dat ik niet halverwege de uitwerking overstap op een ander idee. Mijn hersenen staan nooit stil.’
'Je moet je buiten je eigen comfort zone proberen te begeven’ Kun je een verkeerd idee kiezen om uit te werken? Evert: ‘Volgens mij kun je geen verkeerde ideeën kiezen om uit te werken. Je kunt wel verkeerde motieven volgen bij het kiezen. Bijvoorbeeld: willen behagen, iets kiezen omdat het modieus is, of omdat het minder tijd lijkt te kosten. Uiteindelijk schemert je eigen engagement, en dus je motief, altijd door het werk heen.’ Aeshta: ‘Ik denk ook niet dat je een verkeerd idee kunt hebben. Je moet sowieso niet in beperkingen denken, zeker niet aan het begin van een nieuw project. Wat wel kan, is dat je een idee hebt uitgewerkt dat niet past bij de opdracht. Ik heb geleerd mezelf af te vragen wat een leraar wil dat ik leer van een bepaalde opdracht. Door nog een stap verder af te gaan staan van de opdracht, om zo de achterliggende vraag te achterhalen. Daar kun je dan gerichter over brainstormen. Als een opdracht je niet aanspreekt, zoek je volgens mij niet hard genoeg naar raakvlakken met jezelf. Je moet je buiten je eigen comfort zone proberen te begeven. Soms lukt dit me niet en kom ik niet verder dan een gedachte. Ter inspiratie probeer ik dan op een andere manier research te doen: plaatjes zoeken of stukken lezen over het onderwerp. Als je eenmaal aan een opdracht werkt en voor een bepaalde koers gekozen hebt, moet je ook dingen durven schrappen. Dat valt me nog steeds zwaar! Ik ben niet de enige die daar moeite mee heeft; ik heb een koppige klas.’
‘Een stratenmaker heeft ook weken dat hij zijn werk stom vindt’ Wat doe je als je in een impasse raakt? Aeshta: ‘Ik ben een redelijk terughoudend persoon en vind het moeilijk om hulp te vragen. Gelukkig gaat dat nu beter, vooral omdat ik me op school veilig voel en goed wordt begeleid. Ik heb moeten leren communiceren. Bij te veel vragen klapte ik soms dicht, terwijl die vragen wel gesteld moeten worden. Iedere opleiding heeft zijn eigen sfeer: het is belangrijk dat je je daarbij op je gemak voelt. Je kunt je daardoor beter uiten en sneller ontwikkelen. Daarnaast ben je op school in een redelijk hoog tempo bezig met produceren. Als je die druk te veel voelt, word je daar gek van. Omdat ideeën in mijn gedachten altijd doorgroeien, lopen huiswerk en andere projecten weleens door elkaar heen. Het helpt me om goede invallen die ik heb op te schrijven en dan weer verder te gaan met waar ik mee bezig was.’ Evert: ‘Het creatief proces van een kunstenaar is een soort blackbox waarin allerlei onbewuste mechanismen aan het werk zijn. Je stopt er aan de ene kant iets in, zeg een idee, en aan de andere kant komt er een kunstwerk uit. Wat wij op school willen doen, is de mechanismen in die blackbox transparant maken. We willen de leerlingen hun eigen proces laten ontdekken en ze vaardigheden bijbrengen waarmee ze dit proces kunnen verrijken. Door inzicht te krijgen in je werkproces kun je eventuele blokkades in je blackbox opheffen. Hoe beter je weet hoe je maakproces in elkaar steekt, hoe beter je wordt als kunstenaar. Een blokkade valt niet zomaar uit de lucht. Er bestaan handvatten om er mee om te gaan. Wanneer een student vast komt te zitten in zijn werk, kunnen er twee dingen mis zijn gegaan: de leraar heeft niet genoeg doorgevraagd bij de student, of de leerling wacht te veel af tot het ‘perfecte idee’op zijn pad komt. Kijk, een stratenmaker heeft ook weken dat hij zijn werk stom vindt. Dat maakt op zich niet uit. Die straat wordt wel gelegd. Bij kunst werkt dat anders. Je ziet het meteen als de maker zijn ziel er niet heeft ingelegd.’
Er gebeuren wel meer wereldschokkende dingen in het leven van een kind. Een dood konijn, een platte band, een potloodpunt die breekt. Maar ik denk dat het wereldschokkends dat mij overkwam toch wel het feit was dat ik op mijn achtste van mijn geloof viel. Hard. En van hoog, want als rechtgeaarde rooms-katholiek voelde ik geen schuld, maar schaamde ik me diep. Hoe kon zoiets moois en groots nu van de ene op de andere dag niets meer voorstellen? Ik ben opgevoed in een klein dorp in Noord-Limburg door rooms-katholieke ouders. Zoals bij veel roomskatholieken uit het zuiden verslofte binnen ons gezin het kerkbezoek en hield op een dag het bidden voor het eten ook op. Maar ik was hoe dan ook een god vrezende kleuter. Ik zag God als een soort van koning, als een grote liefde die alles zag wat ik deed. Hele dagdromen kon ik hebben over dat wanneer God eenmaal terug op aarde zou komen, ik vooraan zou staan. Het was een eenvoudig soort van aanbidden. In februari koesterde ik vergelijkbare gevoelens voor Prins Carnaval. Maar God zag alles en Prins Carnaval niet, die zag me alleen in hal van mijn school op carnavalsmaandag. God was er altijd. Tot ik op een dag ineens merkte dat hij weg was. Ik weet het nog precies, het was ochtend, ik zat op het toilet en ik dacht: 'Het is over. Hij bestaat helemaal niet. Ik geloof niet meer.' Ik sloot mijn ogen en probeerde het terug te halen, maar hoe harder ik probeerde hoe meer het gevoel verdween. Hij was niet eens dood, want dan zou ik nog een soort van missen. Nee, ik wist ineens zeker dat hij er nooit was geweest. Mijn schaamte om het verdwijnen van een liefde is eigenlijk nooit weggegaan. Want wie gelooft er nu nog in de ware liefde? Ach, misschien bewijst God nog dat ik ongelijk had. Net zoals de liefde mij op een dag misschien ook op mijn schouder zal tikken en zal zeggen: 'Grapje, ik was er heus wel. Heus. Kijk, ik zat daar verstopt en ik heb zó m’n best moeten doen om niet in lachen uit te barsten. Kijk, hier ben ik. Hier ben ik, en ik blijf.' En net zoals bij God zal ik de liefde in de armen vallen en zeggen: 'Ik vond het helemaal niet leuk, maar nu je er weer bent ben ik eigenlijk alleen nog maar blij.'
Hanneke Hendrix, derdejaars Writing for Performance www.hetmeisjedatopdinsdaghetbierschenkt.nl
. column
11
’Misschien verandert er niets, misschien wel alles’ Drie jaar geleden bezocht minister-president Balkenende Utrecht, om te zien op welke gebieden de stad vernieuwend is. Samen met burgemeester Annie Brouwer liep hij door een zaal vol werk van Kunst, Media & Technologiestudenten. Beiden waren onder de indruk; Utrecht maakte goede sier. Groot was dan ook de verbazing van Brouwer toen zij vernam dat dit moois uit Hilversum afkomstig was. ‘Uit Hilversum?’ zei Brouwer, ‘Maar dit wil ik in Utrecht hebben.’
De droom van collegevoorzitter Ad Wisman ‘Heel graag zou ik zien dat de HKU een basis krijgt. Niet één gebouw wens ik, zoals je vaak hoort, maar één locatie met verschillende gebouwen, met verschillende identiteiten - passend bij de inwonende faculteit. In dat geval hoeven wij als organisatie helemaal niets te doen om kruisbestuiving te bevorderen. Als studenten van allerlei pluimage dicht bij elkaar studeren, dan zoeken ze zelf contact. Mijn eerste keuze, de Kromhoutkazerne, is echter door defensie ingenomen. Een ander ideaalbeeld, een HKU rond de Mariaplaats, loopt stuk op financiën. Toch blijven er twee hele mooie en realistische opties over: Rotsoord en de Cartesiusweg. Rotsoord is prachtig vanwege de centrale ligging nabij Ledig Erf en de aanwezigheid van het Dutch Design Center. De Cartesiusweg biedt goede mogelijkheden vanwege de ruimte: er kunnen wellicht studentenflats worden gebouwd. Het idee van een campus trekt mij zeer en kan mogelijk doorslaggevend zijn. Bovendien moet de Cartesiusweg een mediagebied gaan worden, waarbinnen de HKU heel goed zou passen. Qua vervoer worden we hoe dan ook al aardig bediend: bij de Cartesiusweg is het treinstation al opgeleverd, met de bouw in Rotsoord wordt spoedig begonnen. De gemeente Utrecht werkt goed mee; ze onderzoekt op dit moment de voor- en nadelen en haalbaarheid van de HKU op deze twee plekken.’
tekst Rick Steggerda illustratie Studio Vrijdag
Ad Wisman is nu vier jaar voorzitter van het College van Bestuur
12
Het is inmiddels zo goed als zeker dat de Faculteit Kunst, Media & Technologie van Hilversum naar Utrecht zal verhuizen. De vraag is alleen wanneer precies en hoe. Komt KMT bijvoorbeeld in één groot gebouw met alle andere faculteiten, zoals je in de wandelgangen hoort? En wat is eigenlijk het idee achter de huisvesting van de HKU – nu en in de toekomst? ‘Wat eerst een pragmatisch idee was – de hele HKU binnen de stadsgrenzen van Utrecht – heeft zich ontwikkelt tot een inhoudelijk vraagstuk over de hele huis vesting. Sinds het ontstaan van de HKU in 1987 – door een fusie van verschillende instellingen – is er weinig gedaan aan herhuisvesting. De bestaande gebouwen werden ingepast in de nieuwe organisatie. KMT is de aanleiding om een goed gesprek te voeren over onze onderwijsvisie en daarbij de meest ideale en haalbare huisvesting te vinden.’
Ontstaan van de HKU De Hogeschool voor de Kunsten is in 1987 ontstaan uit een fusie tussen de Academie voor Beeldende Kunsten, het Utrechts Conservatorium, de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar, het Nederlands Kerkinstituut en de Nederlandse Beiaardschool. In 1989 werd een nieuwe faculteit aan de HKU toegevoegd, de Faculteit Kunst, Media & Technologie. In 1990 is de Interfaculteit, de huidige Faculteit Kunst en Economie, opgericht.
Aan het woord is Arwen van Putten. Ze is beleidsadviseur voor het college van bestuur en beheert sinds kort de portefeuille (her)huisvesting. Arwen: ‘Die haakjes zijn heel belangrijk. Het is nog allerminst zeker dat onze Utrechtse faculteiten gaan verhuizen. Het kan zijn dat de huidige huisvesting aansluit bij wat wij als HKU willen bieden. Het kan ook zijn dat ons onderwijsaanbod beter tot zijn recht komt in nieuwe of andere gebouwen.’
Arwen is onlangs een intern traject gestart om helder te krijgen waar faculteitsgebouwen aan moeten voldoen. Een intern traject dat extern begint. Arwen: ‘Op dit moment voer ik samen met Dick Jongkind gesprekken met verschillende onafhankelijke bureaus om een geschikte partner te vinden die ons inventarisatieproces kan begeleiden. Dit gebeurt in overleg met het college van bestuur en het Onderwijsoverleg. We zoeken een bureau dat niet alleen kijkt naar de kwantitatieve kant – hoeveelheid vierkante meter, verwachte groei, ruimtebehoefte, kosten – maar zich ook, net als wij, concentreert op de inhoudelijke behoefte.’
‘DAARBIJ MOET JE NIET BANG ZIJN ZELFS DE MISSIE VAN DE SCHOOL AAN TE PASSEN’
Het idee is dat het externe bureau verschillende gespreksrondes gaat faciliteren. Daarbij wordt een ‘groepsprofiel’ uitgenodigd. Faculteiten beslissen wie binnen dit profiel past en dragen zelf deelnemers aan de gesprekken voor. Arwen: ‘Denk hierbij aan beleidsmakers en docenten, maar ook aan studenten en bijvoorbeeld de hoofden Beheer en Ondersteuning. In het algemeen gaat het om mensen die los van hun huidige faculteit kunnen denken. Mensen die het onderwijs door middel van (her)huisvesting naar een hoger plan willen tillen.’ De huisvesting wordt dus afgestemd op de inhoud van het onderwijs en zal inspelen op de doelstellingen die de HKU zich op dat moment stelt. In de huidige missie van de HKU stelt de school onder andere het volgende:
Kunst kan het beste worden beleefd, beoefend, bestudeerd en gemaakt in een stimulerende en vernieuwende omgeving. (...) Studenten en docenten kunnen de grenzen van hun eigen discipline verleggen. De HKU bevordert dit door projecten, teamwork en interdisciplinair onderwijs. Een vernieuwende omgeving lijkt dus belangrijk. Evenals een concentratie van disciplines; om zo interdisciplinariteit mogelijk te maken. Dit strookt niet met de mogelijkheid om alles bij het oude te laten, om niet te herhuisvesten. Arwen: ‘Dat is niet waar. Wat begon als de simpele wens om een faculteit te verplaatsen van Hilversum naar Utrecht, mondt uit in een evaluatie van de onderwijsvisie. Daarbij moet je niet bang zijn om zelfs de missie van de school aan te passen. De HKU streeft heel terecht naar de doelen zoals in de missie geformuleerd, maar ze dient tevens rekening te houden met de culturen die op dit moment in de verschillende gebouwen heersen. Verhuizen naar bijvoorbeeld één groot terrein kan gunstig zijn voor vernieuwing en interdisciplinariteit, maar funest voor de identiteit van een school. Naast inhoud, missie en cultuur zijn ook de verwachte groei van studenten, onderwijs ontwikkelingen (bijvoorbeeld een nieuwe opleiding), financiën en de mogelijkheden binnen Utrecht zeer bepalende factoren. Alles wikkend en wegend verandert er misschien niets, maar misschien wel alles – zelfs de missie van de HKU.’
Na de verschillende gesprekken en het rapport van het externe bureau, zal Arwen een advies formuleren dat zij voorlegt aan het college van bestuur. In overleg met de Raad van Toezicht bepaalt het college de te volgen route. Arwen: ‘Ik hoop voor de zomervakantie te weten welk traject we ingaan: verbouwen, verhuizen en/of nieuwbouw. In alle gevallen is veel voorbereiding nodig, ook bij reeds bestaande gebouwen. Die worden waarschijnlijk helemaal gestript. Bovendien moeten de huidige bewoners een nieuwe plek vinden om zich te vestigen. Die carrousel neemt tijd in beslag. Je moet dan op z’n minst denken aan een jaar of vijf. Eventuele nieuwbouw vergt nog wat jaren meer.’ Ondertussen vertonen de huidige gebouwen manke menten. De Faculteit Theater is afgelopen jaar driftig verbouwd, terwijl de Faculteit BKV komend jaar aan de beurt is om aan de voorschriften van de brandweer te blijven voldoen: vides en trappenhuizen zullen worden dichtgemaakt. Het zijn de gebreken zoals bejaarde mensen ze hebben: vervelend, hardnekkig en onhandig. Daartegenover staan de verworvenheden van die ouderdom: wijsheid, ervaring, kennis en charme.
‘Ik hoop voor de zomervakantie te weten welk traject we ingaan: verbouwen, verhuizen en/of nieuwbouw’
13
11 December 2008 – 25 January 2009:
Mieke Van de Voort ‘Generale Staten’ February – March 2009:
Lize Mogel & Alexi Bagat ‘An Atlas of Radical Cartography – Extended’ Upcoming publication: Dave Hullfish Bailey ‘What’s Left to it’s own Devices (on reclamation)’ Zoek je een interessante plek om meer ervaring op te doen in de kunstwereld? Casco zoekt vrijwilligers en stagiaires voor uiteenlopende taken. Interesse? Kom langs of bel! Casco Office for Art, Design and Theory
14
Nieuwekade 213–215 3511 RW Utrecht, The Netherlands T/F: +31 (0)30 231 9995 info@cascoprojects.org www.cascoprojects.org
Cultuurbeleid: het spel of de knikkers? Een bloeiende kunst- en cultuursector is belangrijk voor het gedachtegoed en geestelijk welzijn van een land. Het uitdragen van cultuur, of dat nu in een museum of in een onderwijsinstelling gebeurt, versterkt het zelfbewustzijn van een volk. Cultuur brengt nieuwe inzichten onder de aandacht van een groot publiek en kan zelfs boodschapper zijn van een normaal gesproken gewantrouwde (politieke) boodschap. Cultuur is een groot goed, en wordt daarom door de overheid gesubsidieerd. Met cultuurbeleid. tekst Tim Veenstra illustratie Leon Martakis
Intuïtief heb ik het cultuurbeleid van de overheid altijd gezien als een curve. Een dal rond de jaren ’50, daarna een periode van bloei met een piek in de jaren ’90, en nu langzaam weer naar een dal toe. Het gaf mij de overtuiging dat zelfs als er nú geen geld is, dat er straks wel zou zijn. In de Nota Cultuurbeleid in Nederland (2002, opdrachtgever Ministerie van OCW) wordt een overzicht gegeven van het cultuurbeleid van de Nederlandse staat door de jaren heen. De auteurs stellen dat het cultuurbeleid inderdaad het best te typeren is als curve, maar dat de jaren '50 en '60 daarin geen dal waren. Sterker nog, zij vormden een duidelijke opwaartse helling. kunstenaarsverzet Hoewel de politiek zich voor WO II verre van inmenging in de kunst hield (zo schreef het liberale gedachtegoed voor), veranderde dit na de Duitse inval. Tijdens de bezetting beseften de Duitsers al snel dat zij de ‘goodwill’ van de Nederlandse bevolking nodig hadden om de oorlog te winnen. Een van hun eerste daden was het 'reorganiseren en nazificeren' van de staatszorg voor cultuur. Er werden organisaties ingesteld voor cultuurproducenten, en kunst die uiting gaf aan voorkeur voor de Duitse bezetter (of zijn ideologie) kreeg een monopoliepositie. Daarnaast kwam er een departement voor Volksvoorlichting en Kunsten; in tegenstelling tot voor de oorlog bemoeide de overheid zich nu wel met cultuur. Toen ook joodse kunstenaars geweerd werden, was voor veel (beeldend) kunstenaars de maat vol. Zij weigerden lid te worden van de Kultuurkamer en verenigden zich in een kunstenaarsverzet. Dit verzet zette de kunstsector in een positief daglicht bij de bevolking. Belangrijke initiatieven als
de Raad voor de Kunst zagen door dit verzet het daglicht, en zorgden voor de belangrijke plaats van de kunst in het naoorlogse politieke landschap. publieke sfeer De Nederlandse overheid wist dat er een verbroedering tussen de Nederlandse burgers nodig was om het land na de oorlog uit het dal te trekken. Dat kunst daar veel aan kon bijdragen, hadden zowel de bezetter als het kunstenaarsverzet aangetoond. Hoewel er in de jaren ’50 nog geen sprake kon zijn van 'beleid' (de toekomstvisie op de rol van kunst in de Nederlandse samenleving moest zich nog vormen), investeerde de overheid meer in de kunst- en cultuursector. In de jaren ’60 kreeg ook het beleid vorm en was er door stijgende welvaart steeds meer geld beschikbaar. Dit werd gestoken in verbetering van de infrastructuur, het instellen van fondsen en de oprichting van musea. De kunstsector werd het publieke domein ingetrokken en met de Raad voor de Kunst als belangrijk adviesorgaan voor de overheid, bloeide de culturele sector in Nederland. Deze trend werd in de jaren ’70 doorgezet. Zo kregen we er negen symfonieorkesten bij, dertien toneelgroepen en vijfendertig gezelschappen voor mime, jeugdtoneel of dans. Een opwaartse curve: de kunsten profiteerden ten volle van de nieuw opgerichte verzorgingsstaat. verzelfstandiging Een verzorgingsstaat kost echter veel geld. Dat werd door de economische crisis begin jaren ’80 opeens erg duidelijk. Om de stijgende kosten met een kleiner budget het hoofd te kunnen bieden, richtte de overheid zich op deregulatie en decentralisatie; ook voor de kunsten. Men creëerde
15
fondsen, droeg verantwoordelijkheden over aan lagere overheden, en verzelfstandigde musea en andere instellingen. Deze decentralisatie zorgde voor meer slagvaardigheid en een snellere behandeling van verzoeken van de kunstsector. Zo bleven ook culturele initiatieven waar geen brede maatschappelijke belangstelling voor was, in aanmerking komen voor subsidie. Vanaf eind jaren ‘80 is de overheid door gegaan met de verzelfstandiging van de kunstsector. Zij heeft geprobeerd de invulling van het Nederlands cultuurlandschap zoveel mogelijk aan de kunst zelf te laten, door middel van fondsen als het NFPK (Nieuw Fonds voor de Podiumkunsten). Het enige wat de overheid beheerde, was de grootte van het te besteden geldbedrag. Helaas is er in dat opzicht niet meer te spreken van een stijgende lijn. Het budget voor de kunsten zelf is namelijk – in verhouding tot de koopkrachtontwikkeling, niet meer gestegen sinds de jaren ’80. De hoogte van het totale budget, daar is
Raad voor de Kunst
Cultuurbeleid voor 1940
Officieel door de overheid ingesteld op 28 mei 1947, met
Als er al bemoeienis was van de overheid met de kunst-
louter adviserende bevoegdheden. De RvdK is in 1996
sector, had deze een sterk persoonlijke aard. Begin 20e
gefuseerd met Raad voor Cultuurbeheer, de Mediaraad
eeuw begon wel het idee te leven van regeringstoezicht
en de Raad van Advies voor Bibliotheekwezen tot de
op cultureel erfgoed, maar dit werd pas na de Tweede
Raad voor Cultuur.
Wereldoorlog deel van het regeringsprogramma.
het natuurlijk om te doen. Want de politiek moet keuzes maken. Om willekeur te vermijden heeft zij daarom fondsen en commissies ingesteld. Het is ironisch te noemen dat pas toen de kunstsector zelf ging bepalen wat ‘goed’ en ‘slecht’ was, er verzet kwam. Niet zozeer vanwege het kleinere budget, maar vanwege de besteding ervan. Nu een verhoging van het budget tegenwoordig niet meer voor de hand ligt, worden er in de kunstwereld twee vragen gesteld: 1). Is het niet wenselijk dat de overheid weer meer macht naar zich toetrekt en zich verantwoordelijker gaat voelen voor het cultuurbeleid? 2). Kunnen de kunsten zichzelf zo reguleren dat belangrijke huidige en nog op te richten nieuwe initiatieven mogen blijven bestaan? Tegen de achtergrond van de geschiedenis van het cultuurbeleid zijn dit twee interessante vragen. De grootte van het toekomstige budget en de besteding daarvan door de kunstsector zelf zullen verantwoordelijk blijken voor de antwoorden.
wie LA Raeven wat kunst over de invloed van media en ideaalbeelden waarom maakten onlangs in China een docu over beenverlenging
Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden Kunstenaarsduo LA Raeven zit nooit verlegen om reacties op hun werk. Niet zo verrassend: ze verheffen hun extreem magere verschijning tot kunst object (in Wild Zone, 2001) of doen in de video Love knows many faces (2005) een waarachtige poging elkaar te verdrinken. De vraag is vaak gesteld: is dit kunst of het echte leven? LA Raeven draait wijselijk om het antwoord heen. ‘De meeste mensen zien niet dat we ons werk vanuit oprechte verontrusting maken.’ tekst Edwin Verhoeven fotografie Patrick van de Luijtgaarden
16
Voor hun recente documentaire The Height of Vanity verbleven Liesbeth en Angelique Raeven drie maanden in China. The Height of Vanity portretteert een Chinees meisje dat gevangen zit in haar obsessie voor westerse schoonheidsidealen. Zij heeft ruim dertig operaties ondergaan en het opzettelijk laten breken van haar benen om deze te verlengen is daarvan een van de meest ingrijpende. Onder helse pijnen draait ze dagelijks zelf de schroeven aan die haar onderbenen oprekken. ‘Ik begrijp dat meisje wel,’ vertelt Angelique. ‘In China word je op vreemde manieren gediscrimineerd. Voor een baantje in een restaurant moet je minimaal 1.65 meter zijn. Puur een image-issue, want om dat werk te doen heb je die lengte niet nodig. Dit meisje wordt ook door haar schoonouders met de nek aangekeken, die willen haar vanwege haar lengte niet als schoondochter hebben. Zelf heb ik mij ook altijd te klein gevoeld in Nederland en voel me daar gefrusteerd over. Een verlenging zou ik zelf niet snel doen. Je verandert namelijk de verhoudingen van je lichaam en dat vind ik er gevaarlijk aan.’ schokkend De terloopsheid waarmee lichaamsverhoudingen worden verstoord, is het centrale thema van The Height of Vanity. Angelique: ‘Het was schokkend om de werkelijke situatie in het ziekenhuis te zien. Als je vraagt om 12 centimeter verlenging, voeren ze dat uit. Terwijl maximaal 6 centimeter medisch verantwoord is.’ Liesbeth: ‘Het gaat ons dus niet om de cosmetische operatie, maar vooral om het feit dat die operatie je lichaamsverhoudingen aantast. Je wordt er langer door en dat kan mooi zijn, maar tegelij kertijd is het niet mooi dat je je verhoudingen verandert. Angelique: ‘De arrogantie van het westen is dat ze de Chinezen dit schoonheidsideaal oplegt. Zij krijgen dat aangeleerd omdat ze het overal in de media en op billboards zien. Waarom zou je het niet omkeren, en juist de Chinese identiteit of maten als het ideaal zien?’ Liesbeth: ‘De Chinezen zien de negatieve effecten niet en kijken alleen naar de kans om welvarender te worden. Het zijn ook niet de rijke jongelui die het willen, maar jonge mensen van het platteland die het in de stad willen gaan maken.’
‘We missen waardering voor het feit dat we onze kwetsbaarheid durven te tonen’
Angelique (links): 'Waarom niet juist de Chinese maten als ideaal zien?'
LA Raeven werkt en woont samen in Amsterdam. Angelique: ‘Ook toen we nog apart werkten, liet ik alles eerst aan Liesbeth zien en besprak met haar al mijn twijfels. Zij was de persoon die het voor mij op een rijtje kon zetten.’ Liesbeth: ‘Maar we waren uiteindelijk toch zelf verantwoordelijk voor onze beslissingen en dat is ver velend. Ik vind het een voordeel dat we dat nu samen doen. Vaak word je ook heel kritisch besproken en dan is het fijn niet in je eentje verantwoordelijk te zijn voor je keuzes.’ In eigen land reageert men vaak vanuit een vooroordeel op het werk van LA Raeven. Liesbeth: ‘Het grootste vooroordeel is natuurlijk dat we anorexia zouden hebben en daardoor niet inzien hoe ‘fout’ ons werk zou zijn. Het komt ook door de Nederlandse mentaliteit: we hebben altijd wat te klagen, het is nooit goed. Daarnaast zijn ze hier erg rap met het verkondigen van hun mening. De meeste mensen zien niet dat we ons werk vanuit oprechte verontrusting maken. We ergeren ons aan recensies van mensen die ons blijkbaar ons succes niet gunnen en ons werk daarom zonder uitleg afkraken, en missen waar dering voor het feit dat we onze kwetsbaarheid durven te tonen. In het buitenland bekijkt men ons werk veel objectiever en meer vanuit een historisch kader.’
spiegel Toch is het werk van de tweelingzusjes ook in het buitenland niet onomstreden. Hun in het Franse Fresnoy (bij Lille) geplande performance is vooralsnog geweigerd. Liesbeth: ‘Daarin willen we het publiek laten zien hoe mensen ons als tweeling bejegenen. Ze vragen nooit hoe het met je gaat; maar zijn meteen aan het vergelijken. Jij bent groter, of dikker, of leuker. Mensen beseffen niet hoe pijnlijk dit is en daarom wilden we de bezoekers dit duidelijk maken, door ze met elkaar te vergelijken en commentaar te leveren terwijl ze ons niet zien maar wel horen. De instelling in Frankrijk was zo bang voor boze reacties, dat we het niet mochten doen.’ LA Raeven houdt het publiek graag een spiegel voor. Die spiegel is echter ook een strategie om om te gaan met het etiket van performance-kunstenaars dat aan hen kleeft. Liesbeth: ‘Bijna iedereen denkt dat wij graag zelf in onze projecten spelen, maar wij haten dat en zouden het het liefst voorkomen. Voor je identiteit als kunstenaar is het echter belangrijk dat je zelf je performance uitvoert. Ik vind het wringen als je daar iemand anders voor gebruikt. Wel proberen we in plaats van onszelf het publiek in de schijnwerpers te zetten. Zo hebben we een performance gedaan waarbij alle bezoekers werden gewogen en gemeten en ze daarna op basis van hun body mass index in groepen verdeeld werden. Dat was iedere keer een enorme rel.’
Beste idee volgens LA Raeven
Heeft LA Raeven ideeën waarvan ze denkt dat
‘Marcel Duchamp met zijn pispot is een van de betere.
ze te controversieel zijn om te voeren?
Ons eigen beste idee is altijd het idee waar we mee bezig
‘Constant. Het gaat zelfs zo ver dat we ons eerst een
zijn. Dat zorgt steeds voor een soort enthousiasme dat
beetje moeten schamen voor ons ideeën en dan pas
ons verder drijft.’
weten dat we goed zitten.’