.unst 23

Page 1

.unst

BLAD VAN DE HKU nr 23: juni 2011


wie Elias Tieleman

Kim Jansen

. inhoudsopgave

Ontwerpen die ontstaan door het gebruik van andere

plooien als slagroom. Deze ideeën verwerkte Fashion

beeldend kunstenaar waarom wil de positieve kanten van concurrentie

zintuigen dan het oog. Met kleuren en geuren van kersen, chocola en pistache en stoffen die zich

wat BKV-docent en

4 90 fluitisten voor één baan

Designer Kim Jansen in haar project Chocolate

Jessica Crutzen wil vooral niet de

Factory. Kim: ‘In eerste instantie wilde ik werken vanuit het perspectief van een blind persoon. Van

benadrukken www orgacom.nl

indruk wekken dat ze beter is

het niet-zien ben ik in mijn ontwerpproces later geswitched naar de focus op andere zintuigen dan visuele.’ Het Eureka-moment volgde toen Kim eens goed naar een chocoladetaart met slagroomtoefjes,

6 De meeste concurrentie vindt plaats

poederige cacao en golvende chocoladevlokken keek. ‘Het was alsof je de geur

rond de voetbaltafel

en smaak letterlijk van het plaatje kon ruiken en proeven. Ik ben stof gaan plooien in de vorm van slagroom en die ruimtelijke vormen op het lichaam gaan

Waarom Miktor & Molf elkaar de

positioneren. Tijdens het ontwerpproces heb ik via Hyves en vriendinnen een fotograaf, vier modellen en een visagist gezocht en benaderd. Het is een geweldig

vrijheid gunnen

gevoel als die mensen dan mee willen doen. De opnames zijn gemaakt in de studio van de fotograaf, die we er helemaal in stijl voor hebben ingericht.’ Haar studiegenoten ziet Kim niet als concurrent. ‘Ik vind het belangrijk om elkaars werk te bekijken en heel mooi als dat tot een samenwerking leidt. Het werk van anderen kopiëren heeft geen zin. Als student moet je je eigen weg gaan en je

10 Geïntrigeerd door een schimmelig

eigen ding doen. Over de kans op werk na mijn studie probeer ik me niet al te druk

muurtje

te maken. Ik zou in de toekomst wel een eigen lijn op willen zetten, maar heb nu nog geen eenduidig doel. Qua ontwerpproces wil ik eerst consistenter worden.

De dadendrang van twee graphic

Hier op de academie word ik natuurlijk bijgestuurd door docenten. Daarom wil ik eerst ervaring opdoen binnen de design- of patroonafdeling van een modebedrijf.

designers

En de eerste periode na mijn studie ga ik in ieder geval mijn portfolio en netwerk vergroten, met styling voor shoots en het meewerken aan de organisatie van shows.’ www.kim-jansen.com

. portfolio

12 Het overmeesteren van je concurrent Hem de verkeerde indruk geven is de beste tactiek

Creëer je eigen markt!

. redactioneel Het nieuwe meisje Die lente dongen Ruud Brekelmans en ik naar de hand van het nieuwe meisje. Dat werd nog een heel gedoe. Vooral omdat we sinds de eerste klas beste vrienden waren. Ik had Ruud leren vissen en hij had mij ingewijd in het schieten met de buks. Die is later nog in beslag genomen door de verzekeringsmaatschappij. Op school gingen Ruud en ik voor elkaar door het vuur. Tot Simone op een ochtend de klas binnenliep. Mooi was het nieuwe meisje niet, maar van Ruud en mij maakte ze rivalen. Simone was het meest jongensachtige meisje van de klas, droeg ribfluwelen broeken en had een kapsel dat op de haardracht van Lenny Kuhr leek. Ze was stoer, sportief en niet op haar mondje gevallen. Bij belletje trekken bleef ze tergend lang voor de gekozen voordeur staan, terwijl wij haar tot wegrennen aanspoorden. Maar waar we voor vielen: ze was niet van hier. Ze was anders. Ze praatte met een stedelijk accent en was wereldwijzer dan onze dorpsgenootjes. Ruud en ik sloofden ons uit om Simone te imponeren. Op school legden we een ijver aan de dag die niemand kon plaatsen. Tijdens de sportdag werden oude records verpulverd. In de meivakantie bouwde ik een boomhut voor mijn muze en leende Ruud haar zelfs zijn BMX. Simone liet ons geamuseerd begaan. Op een avond fietste ik door haar straat, hopend op een silhouet van Simone in haar slaapkamer. In de schemering reed Ruud mij bijna van de

sokken. ‘Ik moest nog even naar opa en oma,’ verklaarde hij schaapachtig. En ik, ik ging een bak visvoer halen bij mijn oom. Je hoorde ons denken: wat een lariekoek. Ook op school deden we er alles aan om in de buurt van Simone te zijn. Mijn favoriete terrein was de schoolbibliotheek. Op woensdag mochten we daar in viertallen boeken uitzoeken. Het was mijn specialiteit om uiteindelijk in het Simone-groepje terecht te komen. Steevast moest ik heel dringend nog iets vragen aan iemand uit dat groepje, waardoor ik op het laatste moment bij Simone mocht aansluiten. En in de bieb gebeurde het: ze vroeg me bij haar thuis te komen eten. Haar ouders waren al even direct als zijzelf. Vooral haar moeder haalde het onderste uit de kan bij de ondervraging tijdens het toetje. Het kruisverhoor kon mij niet lang genoeg duren. Met enig leedvermaak dacht ik aan Ruud, die nu in stilte bij zijn saaie ouders aan tafel zat. Ik had de slag gewonnen, zo dacht ik. Totdat Simone en haar moeder afscheid van me namen. ‘Ik vind ze allebei wel leuk,’ flapte mama Simone eruit. Bleek dat mijn beste vriend een paar dagen eerder al op auditie was geweest.

Edwin Verhoeven

COLOFON

Hoofd- en eindredactie Edwin Verhoeven

Fotografie Pet van de Luijtgaarden

Advertenties Bureau van Vliet, Postbus 20,

.unst is een uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten

Redactie Yassin Amartib, Annet Bremen, Johan Kuhlmann,

Illustraties Leon Martakis, The Things We Are

2040 AA, Zandvoort, T (023) 571 47 45

Utrecht. Het blad verschijnt vier keer per jaar en wordt

Stéphanie Tillieux

Ontwerp Studio Vrijdag

Reacties Postbus 1520, 3500 BM Utrecht, T 030 233 22 56

gratis verspreid onder studenten, medewerkers en relaties

Verder werkten mee Marein Baas, Jeroen Callaars,

Druk Silber Druck, Niestetal

edwin.verhoeven@central.hku.nl

van de HKU.

Pim Leeuwenkamp, Lambertha Souman

Oplage 4000 ex.

http://unst.hku.nl

Cover/beeldspread Kim Jansen

Concurrentie?

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de HKU.

Begin van het interview. Elias Tieleman klapt zijn laptop open. ‘Zal ik wat beelden van mijn projecten laten zien?’ Hij weet dat het gesprek over concurren­ tie tussen beeldend kunste­ naars zou moeten gaan. Vragen daarover lijken hem niet echt te raken. ‘Op een bepaald punt in mijn opleiding wilde ik niet meer continueren wat er al gemaakt wordt: schilderkunst, beeld­ houwkunst. Ik wil kijken binnen welk kader kunst wordt ge­ plaatst en dat oprekken. En ik wil nieuw publiek zoeken.’

tekst Johan Kuhlmann fotografie Pet van de Luijtgaarden

Als kunstenaar brengt Tieleman deze visie in de praktijk. ‘Bij kunstprojecten ben ik in gesprek met gemeenten. Daar word ik als serieuze gesprekspartner gezien. Er wordt gevraagd naar mijn visie. Ik zou graag zien dat meer kunstenaars dat doen: het gesprek aangaan met bedrijven en organisaties. Vertel over de kunstensector. Kijk waar de interesses van die organisaties liggen en of je die kunt oprekken.’

risicomodel ‘In het derde en vierde jaar Fine Art vertel ik over de beroepspraktijk. Het vak heet Gemengd bedrijf. Met het oog op de toekomst is het van belang dat kunstenaars meerdere geldbronnen aanboren. Wat vaak ontbreekt, is dat studenten hun verlangens over hun loopbaan aan elkaar vertellen. Dat gesprek wil ik stimuleren. Als je verlangens uitspreekt, komen die misschien ook uit.’ Nu komt toch ook het c-woord ter sprake: ‘De concurrentie in de Nederlandse kunstwereld is moordend. We hebben hier een overschot aan kunstenaars. Het is belangrijk dat studenten, beeldend kunstenaars, zich heel nadrukkelijk onderscheiden van collega’s. Kunstenaarschap is een zwaar beroep. Een kunstenaar die kunst verkoopt via een galerie, werkt eerst een halfjaar in zijn atelier en moet zijn werk voorfinancieren tot het in een galerie hangt. Een enorm risicomodel. Wat gaat er verkopen? Is dat genoeg om het halve jaar terug te verdienen en weer een halfjaar verder te kunnen?’ profileren ‘Tegen studenten wil ik zeggen: Richt je als autonoom kunstenaar niet alleen op verkoop via een galerie. Kijk of je een workshop kunt aanbieden of elders in het kunstenveld inkomsten kunt verwerven. Je kunt je aandacht ook richten op kunst in wetenschap, in economie, kunst in organisaties, sociaal design, interventies, kunst met woonwijken. Het gaat om communicatie, jezelf profileren, jezelf vermarkten. Dat is ook een wezenlijk onderdeel van je beroepspraktijk. Het is niet alleen maar maken. Het gaat ook om een goed verhaal. En om aandacht trekken, prikkelen, je kansen zoveel mogelijk spreiden.’

‘Wordt geen haantje, maar zie de kansen die concurrentie biedt’ ‘Ik ben gevraagd een kunstwerk te maken voor de wijk Landstreken in Lelystad. Ik ging in die buurt kijken en zag dat de architectuur er heel belangrijk is: jaren 90. En ik hoorde het gesprek in de wijk. Ik bedacht dat het een stripverhaal kon worden. Mijn bedoeling is dat deze wijk een eigen verhaal, een mythe krijgt. Het kunstwerk is niet de strip, maar de dialoog die ontstaat in de wijk. Als ik dat heb bereikt, is het kunstwerk geslaagd. Dat geeft de wijk geschiedenis en binding.’ ‘Ik heb contact gezocht met Hein Walter, kunstenaar en verhalenverteller, wonend in Flevoland. Hij is de wijk ingegaan, belde bij mensen aan en smeedde hun verhalen tot een geheel. Vervolgens moest er een goede striptekenaar bij betrokken worden: Eric Heuvel. Eric stelde weer een grafisch vormgever voor: Rudy Vrooman. Zo ontstond een heel traject van samenwerking. En een bijzonder stripboek. Door gezamenlijk dingen te ondernemen kun je heel ver komen.’

werkwijze Tieleman heeft vele bijzondere kunstprojecten gerealiseerd. Kenmerkend voor zijn werkwijze is dat het kunstwerk ontstaat op basis van gesprek, interviews met bewoners van een wijk of gebouw. Kenmerkend is ook dat kunstenaars of experts uit verschillende disciplines ingeschakeld worden bij de totstandkoming van het kunstwerk. In zijn lessen borduurt hij voort op die manier van samenwerken en benadrukt hij de positieve kanten van concurrentie. ‘Concurrentie is geen vies woord. Wordt geen haantje, maar zie de kansen die concurrentie biedt. Probeer niet alles zelf op te lossen. Richt je aandacht op de expertise en specialisatie van anderen. Zoek elkaar op, praat met elkaar. Door meerdere specialisaties bij elkaar te brengen, kun je in de kunst iets unieks neerzetten.’

3


Eind maart won Jessica Crutzen tijdens het Open Nationaal Fluitconcours winnaar: de eerste prijs werd niet uitgereikt, twee tweede prijzen waren de hoogste onderscheiding. Jessica doet vlak voor haar optreden niets bijzonders om de concurrenten te imponeren. ‘Ik probeer voor een optreden of auditie al­tijd afstand te houden.’

90 fluitisten 4

Laten zien hoe goed je bent. Jessica heeft er een hekel aan als anderen het doen en doet er zelf niet aan mee. ‘Ik wil het niet en ik kan het ook niet. Sowieso speel ik niet zo vrij als er andere fluitisten in de ruimte zijn. Ik wil vooral niet de indruk wekken dat ik beter ben en laat liever op het podium zien wat ik kan. Stel dat ik mijn stukken in de kleed­ kamer heel goed speel en ik er tijdens mijn optreden niets van bak?’

voor één baan

Na de finale van het Open Nationaal Fluitconcours twijfelde ze. Ze had geen technische fouten gemaakt, maar een paar noten niet goed aangezet. Voor haar gevoel had ze wel goed gespeeld, misschien was het voldoende voor brons. ‘De jury kondigde aan dat er twee derde prijzen werden uitgereikt. Ik dacht een kansje te hebben, maar zat er niet bij. Het is gedaan, dacht ik, en ik had er vrede mee. Wat een verrassing toen ik daarna toch het podium op moest voor een tweede prijs!’

zenuwachtig Jessica vertelt dat sommige deelnemers haar na de wedstrijd niet feliciteerden. Dat hangt volgens haar van de persoon af en jaloezie speelt daarbij waarschijnlijk een rol. Toch is de concurrentiestrijd bij concoursen lang niet zo hevig als bij audities. Jessica: ‘Daar wordt echt aan psychologische oorlogsvoering gedaan. Dat heb ik zelf ook meegemaakt. Een bekende van me die al veel audities deed, had commentaar op mij. Ik zei vlak voor een auditie tegen de anderen dat ze mij maar geen succes moesten wensen, omdat ik daardoor nog zenuwachtiger wordt. Een meisje antwoordde dat het meedoen voor mij sowieso toch geen zin had. Ik weet niet of het als grap was bedoeld, maar dat had ze niet moeten zeggen.’

‘Je krijgt twee minuten speeltijd en de jury gaat kijken wat je niet kunt’ ‘Veel audities heb ik nog niet gedaan, maar ik heb er schrik voor. Bij een concours luistert de jury naar wat je goed kunt en krijg je opbouwende kritiek. Bij een auditie is

Jaarlijks barst in mei en juni aan het Utrechts Conservatorium het muzikaal examengeweld los. Dat betekent: gratis concerten! Tientallen studen­ ten van de afdelingen Jazz & Pop, Klassiek, en Historische Instrumenten laten zich horen in een optreden voor publiek. Annerieke de Korver heeft vier jaar zang Jazz & Pop gestudeerd. ‘In mijn examenconcert kan ik echt laten horen wie ik ben, met de muziek,

‘Spelen bij een symfonieorkest is wat ik wil. Ik begin in feite nog maar net: er zijn mensen die 80 audities doen voordat ze worden aangenomen. Er zijn zo weinig banen en in een orkest zitten maximaal 2 of 3 fluitisten. Er moet maar net iemand wegvallen die jij kunt opvolgen en dan moet jij de beste zijn van alle mensen die de baan willen. Bij mijn auditie in Antwerpen waren er 90 fluitisten voor die ene vacature! En dat is overal zo.’

Studenten van de HKU en de Universiteit Utrecht performen zaterdag 28 mei tijdens Festival a/d Werf. Sinds januari werken derdejaarsstudenten van de Faculteit Theater onder leiding van Henny Dörr aan het Performance Project (PP). Tijdens het PP-project maken de studenten kennis met de verschillende manieren waarop een performance tot stand komt en de middelen die hiervoor ge­ bruikt worden. Het interdisciplinaire project van de verschillende opleidingen leverde al een mooi resultaat op: het kunstproject ‘very nice pizza slice’ van Post Scripted Artists kreeg recentelijk aandacht in de nationale pers. Deze en andere performances zijn op 28 mei te zien op onverwachte locaties in de stad. Voor meer informatie over de verschillende performances, bezoek je het festivalhart aan het Janskerkhof 4a. www.festivalaandewerf.nl www.psi17.org

teksten en stijl die mij eigen zijn.’ Met de eindexamens sluiten de studenten hun op­ leiding af. Tegelijkertijd is het de officiële start van hun muzikale carrière. De eindconcerten zijn een prachtige gelegenheid om de muzikanten van de toekomst in topvorm te zien.

Dorian Maarse publiceert boek over project­ onderwijs

Projectonderwijs is hot. Deze veeleisende vorm van onderwijs leert studenten al tijdens hun op­leiding samen te werken met opdrachtgevers uit het toekomstig werkveld. Opleidingen die projectonderwijs bieden, zorgen voor een directe link met de beroepspraktijk. Het krachtenveld dat dan in werking treedt, beschrijft HKU-docent Dorian Maarse in Meer dan een leuk project – het versterken van projectonderwijs. Maarse maakt inzichtelijk welke relaties de student, de opleiding en de opdrachtgever met elkaar aangaan bij het uitvoeren van opdrachten. De student wil een inspirerende opdracht, de opleiding verlangt van studenten dat ze samenwerkend leren, en de opdrachtgever mikt vooral op een mooi project­ resultaat. Hoe je die verschillende belangen op elkaar kunt afstemmen, beschrijft Dorian Maarse in dit verhelderende boek.

Op 24 juni 2011 vindt de Trend Bedrijvenbeurs van de Faculteit Kunst en Economie plaats. 31 vierde­ jaarsstudenten van de opleiding Kunst en Econo­ mie presenteren hier de onderneming waarmee zij afstuderen. De Trend Bedrijvenbeurs draagt het thema ‘De Kunst van Verbinden’. Tijdens deze beurs presenteren ook 26 tweede­ jaars studentenondernemingen zich. Zij hebben in 10 weken tijd een levensvatbare onder­neming opgezet. Daarbij is marktonderzoek gedaan naar nieuwe producten en diensten die inspelen op de trend sociale duurzaamheid.

de inspirerende gastdocenten jou de kneepjes van het vak op je eigen niveau met het repertoire dat jou aanspreekt. Een deelnemer van vorig jaar: ‘Het is verbazingwekkend hoe alle deelnemers, ongeacht het niveau waarmee ze begonnen, in tien dagen een enorme ontwikkeling doormaak­ ten, ieder op hun eigen manier.’

creating, performing, communicating Muziek creëren, uitvoeren, en communiceren. Genres overstijgen en je eigen stijl ontwikkelen. Niet in hokjes denken, maar het heft in eigen handen nemen. Performer, componist, onderne­ mer, leider. Kortom: Musician 3.0, een nieuwe bachelorstudievariant voor een nieuwe generatie. Voor muzikanten die méér willen dan het goed kunnen bespelen van één instrument.

.kort

Exposure 2011

www.hku.nl/exposure

Musician 3.0

www.hku.nl/exposureke

Kom je ooit terug? Ik denk dat de HKU nooit meer uit mijn systeem zal verdwijnen. Bij mijn vertrek ben ik hier 17 jaar, eerst 6 als student en nu 11 als medewerker. Voorspellen kun je niks, maar het lijkt mij geweldig om de ontwikkeling die ik nu ga maken in de toekomst van waarde te laten zijn voor de HKU.

Alle exposities, theatervoorstellingen binnen de HKU, concerten, presentaties en de modeshow zijn openbaar en, met uitzondering van de modeshow, gratis toegankelijk.

http://www.hku.nl/ktc

www.hku.nl/musician3*0

Door welke uitdaging heb je voor de HAN gekozen? De uitdaging of ik een toegevoegde waarde kan (leren) ontwikkelen op een andere plek dan de HKU. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen biedt daarbij een omgeving met een zeer divers onderwijsaanbod.

In mei, juni en september presenteren afgestudeerde HKU-talenten hun eindexamenwerk. Beeldend kunstenaars, kunstdocenten, musici, vormgevers, ontwer­ pers, kunst- en mediamanagers, schrijvers en acteurs tonen tijdens Exposure 2011 de kwaliteiten waarmee zij hun toekomstige vakgebied bestormen.

Intensieve training voor dirigenten van alle niveaus

Nieuwe studievariant:

Welke toekomst wens je de HKU toe? De HKU heeft echt alle ingrediënten in huis om tot de top van Neder­ land en daarbuiten te gaan behoren. Ook in de perceptie van de bui­ tenwereld; dat vergeten we wel eens als we het over onszelf en onze kwaliteiten hebben. Het vraagt echter soms om opoffering van lokale stokpaardjes en het doorvoeren van voorkeuren voor een gezamenlijke ambitie en vergaande samenwerking. Ik wens de HKU (en daarmee de regio Utrecht en heel cultureel en creatief Nederland) de toppositie toe in de culturele en creatieve werkvelden.

Maak kennis met afgestudeerd HKU-talent!

Kurt Thomas Cursus

Trend Bedrijvenbeurs 2011 Afstudeerders Kunst en Economie presenteren eindwerk

Wat was je eerste indruk van de HKU? Een prachtige zonnige dag waarop ik verzeild raakte in de tuin van het Utrechts Conservatorium. We hoorden prachtige klanken uit het gebouw en ik ben meteen gaan vragen wat er allemaal te studeren viel. Een halfjaar later startte mijn vooropleiding klassiek saxofoon. Je mooiste moment hier? Als student was dat mijn afstudeerconcert in 2000, op saxofoons (hoofdvak), klarinet en dwarsfluit. Als medewerker kies ik voor het moment waarop de subfaculteit Kunst en Economie de sprong maakte naar een volwaardige faculteit in 2005.

.kort

Voor iedereen die koordirigent is, wil worden, of er meer over wil weten is er de Kurt Thomas Cursus voor Koordirectie. Deze cursus wordt van 8 tot en met 16 juli gegeven op het Utrechts Con­ servatorium. De intensieve training staat geheel in het teken van zingen en dirigeren. De aandacht gaat uit naar slagtechniek, repetitietechniek, stemvorming en repertoire. Of je nu een profes­ sionele koordirigent bent of nog helemaal geen ervaring hebt, door de indeling in groepen leren

Faculteitsvoor­zitter Kunst en Economie stapt over naar de HAN

www.hku.nl/muziekagenda

Meer dan een leuk project

'Very nice pizza slice' kreeg al nationale persaandacht

spoken ‘Dat meisje waar ik het net over had, kom ik steeds weer tegen. Het is iemand die ik liever niet bij audities zie. Toen ik net begon, had zij al meer ervaring. Ik voelde me heel onzeker en als je dan continu te horen krijgt hoe slecht je wel niet bent, blijft dat in je hoofd spoken. Ik heb ervan geleerd en probeer me er nu zoveel mogelijk van af te sluiten. Het heeft mij mensenkennis gegeven. Dat je ook moet leren af en toe op afstand te blijven. Ik probeerde vroeger te lief te zijn met iedereen.’

Derk Blijleven

Eind­examens zijn zowel afsluiter als begin

HKU-studenten performen op Festival a/d Werf

het andersom. Je krijgt twee minuten speeltijd en de jury gaat kijken wat je niet kunt.’ ‘De concurrentie is moordend bij een orkestauditie. Het gaat om een enkele plek bij een orkest. Zo’n plek komt maar zelden vrij. De audities zijn verschrikkelijk, omdat je heel zenuwachtig bent. Toch doe je het, want je wil een vaste baan bij een orkest. Je zit er met tientallen andere fluitisten in een ruimte. Iedereen laat horen wat ie in huis heeft. Je hoort de anderen en denkt: “Die is veel beter dan ik”. Ik vind het helemaal niet fijn om met die anderen in een ruimte te zijn. Laat mij maar alleen, desnoods in een toilet. Mensen die heel goed spelen, zie je ook rondkijken en polsen hoe de anderen reageren. Zeker bij fluitisten hè, die zijn nogal ijdel.’

5 vragen bij het afscheid van

.kort

tekst Edwin Verhoeven fotografie Pet van de Luijtgaarden

Conservatorium­studenten laten van zich horen

.kort

de tweede prijs voor masterstudenten. In feite was ze daarmee gedeeld

5


wie Miktor & Molf wat kunstenaarsduo en communicatiegoochelaars waarom zijn de concurrentie voorbij

De meeste concurrentie vindt plaats rond de voetbaltafel tekst Yassin Amartib fotografie Pet van de Luijtgaarden

Skaters en kunstenaars Miktor & Molf combineren twee handschriften in een bedrijf. Aan concurrentie van buiten besteden ze geen aandacht, want dat kan ervoor zorgen dat je werk een toneelstuk wordt. Ook het gouden duo van het Museumplein zien ze niet als bedreiging. ‘Zo lang zij alleen mode maken,

www.miktorenmolf.nl

Mick Johan (Miktor) en Matthijs Booij (Molf) ontmoeten elkaar tijdens de opleiding Grafische Vormgeving aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. ‘We skaten allebei,’ legt Matthijs uit. ‘Zo hebben we elkaar leren kennen. We begonnen samen te tekenen, organisch, over elkaar heen, door elkaar heen. De begintijd was een beetje wazig.’ Mick verlaat de academie na twee jaar. ‘Ik leerde er te veel dingen waarvan ik dacht, dit ga ik nooit meer gebruiken.’ Hij werkt een tijd als postbode en wordt daarna hoofdredacteur van Vice magazine. Nadat Matthijs is afgestudeerd, beginnen ze samen het kunstenaarsduo en bedrijf Miktor en Molf.

voor de kunst Op de dag dat ik de oversteek maak naar Amsterdam-Noord, is het exact drie jaar geleden dat Miktor en Molf hun bedrijf in kunst en communicatie inschreven bij de Kamer van Koophandel. Op het NDSM-terrein heeft het duo een studio in de grootste culturele broedplaats van Amsterdam. Onlangs verwierven ze via het crowdfunding-project Voor de Kunst van het Amsterdams Fonds voor de Kunsten financiering om op de NDSM-werf een sociaal sculptuur te bouwen in de vorm van een betonnen Amerikaans zwembad. Naast kunstprojecten neemt het duo ook commerciële opdrachten aan. Zo ontwierpen ze de cover van de nieuwe cd van de Jeugd van Tegenwoordig.

'Samenwerken betekent ook: leren loslaten'

maken wij er geen probleem van.’

6

Hoe zien jullie de concurrentie in de kunstwereld? Matthijs: ‘Natuurlijk heb je binnen de kunst mensen die afgunstig zijn. Ik zie het hier in de loods ook wel eens. Onze buurjongen schildert in dit pand, maar is daarbinnen nogal op zichzelf. Ondertussen zitten wij in de scene, worden we voor optredens gevraagd en komen er interviewers langs. Soms leidt dat wel tot jaloezie.’ Mick: ‘Toch is concurrentie niet iets waar ik mee bezig ben.’ Hij wijst naar het tafelvoetbalspel in het midden van het atelier. ‘De meeste concurrentie vindt hier plaats rond de voetbaltafel.’ Matthijs: ‘Als je als creatief bedrijf bezig bent met nadenken over concurrentie, dan wordt je werk een toneelstuk. Je kunt je eigen stem er niet meer in kwijt, omdat je je alleen druk maakt om welke indruk je maakt. Bovendien, als bedrijf doen we iets heel anders dan de rest. Ik vind heel veel dingen die anderen maken vet, maar zie dat meer als een uitdaging om zelf ook aan de slag te gaan.’ Mick: ‘Wij concurreren door elke dag vele dingen te maken.’ Heeft Miktor en Molf twee gezichten? Mick: ‘Miktor & Molf is een soort fabriek: hoe meer er uitrolt hoe beter. Het bedrijf bestaat uit twee handschriften, maar als je jezelf als merk ziet, is het niet nodig om daar een verschil in aan te brengen.’ Matthijs: ‘Alles is van ons samen. Aan sommige dingen die Mick maakt, heb ik niks toe te voegen.’ Mick: ‘Matthijs is technisch veel beter dan ik,

omdat hij de academie heeft afgemaakt. Hij is afgestudeerd vormgever. Ik ben nu pas dingen aan het leren over Indesign. Ik ben niet voorbij de speelfase van de eerste jaren gekomen.’ Matthijs: ‘Mick kan veel onbevangener kijken. Ik heb geleerd om op een bepaalde manier te kijken en dat moet ik nu weer afleren.’ Wat is het voordeel van samenwerken? Matthijs: ‘Je kunt meer doen, omdat je met z’n tweeën bent.’ Mick: ‘De opdrachten die we krijgen zijn ook heel divers, omdat we allebei verschillende soorten werk maken. Daardoor worden we automatisch voor verschillende disciplines gevraagd.’ ‘Door samenwerken kun je ook verder komen. De ander ziet altijd iets nieuws. Matthijs maakte ooit een tekening die hij zelf helemaal niks vond. Ik zag er echter meteen mogelijkheden in. Door er teksten aan toe te voegen en de achtergrond te veranderen, was het eindresultaat iets waar we uiteindelijk allebei heel tevreden over waren.’ Matthijs: ‘Soms maak je wel eens werk waar de ander niet achter staat. Ieder heeft natuurlijk zijn eigen proces. Nu hebben we allebei niet de volledige controle over ons proces. Samenwerken betekent ook: leren loslaten. Als je ruimte wil hebben, moet je die ook geven. Dat wordt er niet gemakkelijker op met de tijd.’ Mick: ‘Samenwerken is ook eigenlijk helemaal niet makkelijker. De resultaten zijn alleen beter.’

7

‘Als je gaat nadenken over concurrentie,

wordt je werk een toneelstuk’


‘Chocolate Factory’ Ontwerp en styling: Kim Jansen, Fotograaf: Olof Wessels, MUA: Madhvi Sahti, Modellen: Rabia Omanette, Thiska van den Heuvel, Veniece van Creebsburg, Wendy van de Wouw


wie Isaura Sanwirjatmo & Tim van Ommeren wat studenten Graphic Design waarom leren luisteren, kijken en

voelen op de HKU www timvanommeren.nl

Geïntrigeerd

Kleine encyclopedie van mijn inwendige concurrentie Ik heb een niveau bereikt waarop ik alleen nog last heb van mezelf. Vandaar. BEZIGHEDEN Ik heb bijzonder interessante gedachten. Dat gaat niet vanzelf; daaraan werk ik. Voor het hebben van een interessante gedachte is nodig: een aanleiding en gelanterfant. Tussen de aanleiding en het gelanterfant bestaat een spanning. Het gelanterfant staat het vinden van een aanleiding in de weg, en omgekeerd. Het is zaak op tijd aan te voelen wanneer een aanleiding nodig is, en wanneer het gelanterfant een aanvang moet nemen. Lees, als u dit niet indrukwekkend genoeg vindt klinken, voor ‘gelanterfant’ ‘meanderen’ of ‘filosoferen’. BEZIGHEDEN Ik heb een bijzonder interessant leven. Dat komt doordat ik met vrouwen omga. Mannen die met vrouwen omgaan zijn interessant, voor mannen en voor vrouwen. Mannen willen weten hoe je met vrouwen omgaat, vrouwen willen dat je niet met vrouwen omgaat, maar wel met hen. Dat levert een vorm van concurrentie op, maar daar gaat dit lemna niet over. Het omgaan met vrouwen staat op gespannen voet met het lanterfanten. Het lanterfanten is noodzakelijk voor de omgang met vrouwen, het omgaan met vrouwen staat het lanterfanten in de weg. Het omgaan met vrouwen is alleen een aanleiding voor lanterfanten als het niet lukt. De inwendige concurrentie van het omgaan met vrouwen bestaat uit de tegenstrijdige verlangens naar ‘begrip’ en ‘lichamelijke genoegens’. Het streven naar begrip verstikt het uitleven van lichamelijke genoegens; het uitleven van lichamelijke genoegens dempt het streven naar begrip, maar leidt niet tot begrip. Verder veroorzaakt het streven naar begrip vaak uitspraken als ‘je luistert niet naar me’ en ‘mijn moeder(/vriendin/ex) zegt dat je er naast zit’. Het uitleven van lichamelijke genoegens veroorzaakt vaak uitspraken als ‘je luistert niet naar me’ en ‘mijn moeder(/vriendin/ex) zegt dat je er naast zit’.

tekst Pim Leeuwenkamp fotografie Pet van de Luijtgaarden

INTERMEZZO Een kruidenier heeft een goedlopende zaak. De moderniteit dient zich aan in de vorm van een supermarkt. De supermarkt adverteert met goedkope boter: € 1,79 per pakje. De kruidenier zet een bord voor de deur: ‘Boter € 1,69 per pakje’. De supermarkt zakt naar € 1,50 per pakje. De kruidenier naar € 1,40. De bedrijfsleider van de supermarkt bezoekt de kruidenier, met de opmerking: ‘Zo kan je toch niet doorgaan, jongen’. De kruidenier reageert: ‘Ach, ik verkoop helemaal geen boter’.

Isaura Sanwirjatmo en Tim van Ommeren beleven hun studie Graphic Design aan de HKU als een groot avontuur. De toelating was een slagveld en de opleiding vraagt veel, maar ze zouden niets anders willen. ‘Ik heb geleerd om op mijn bek te gaan.’

good teachers, bad teachers

Isaura: ‘Als concurrentie strijd is, dan ben ik mijn grootste concurrent. Ik ben én zeer perfectionistisch én zeer verbonden met mijn werk. Ik ben mijn werk. Daarom durf ik mijn werk pas te laten zien als ik het voor honderd procent vindt kloppen, en dan sterf ik alsnog duizend doden. Heeft te maken met onzekerheid. In mijn eerste jaar was dat knap lastig: werk presenteren voelde als een bevalling en kritiek op mijn ontwerpen beschouwde ik als kritiek op mijn persoon. Omdat mijn werk zo persoonlijk is, vind ik het lastig om anderen bij mijn werkproces te betrekken. Voordeel is wel dat ik mijn eigen proces door en door ken. Ik moest steeds mijn eigen wiel uitvinden. Daarin was ik te streng. Het is gelukkig minder geworden. Ik heb geleerd om op mijn bek te gaan.’

Tim: ‘De kwaliteit van de docenten vind ik erg wisselend. Er is zeer goede begeleiding en er is zeer slechte begeleiding. Er zijn docenten die naar je werk kijken en daar zeer opbouwend commentaar op geven. Feedback waarmee je jouw werk naar een hoger plan kan tillen. Helaas zijn er ook docenten die niet verder kijken dan hun smaak lang is. Dan moet je het met een simpel ‘niet mooi’ doen. Schandalig als je erover nadenkt, want wij worden zelf absoluut anders opgeleid: vanaf dag 1 is ons geleerd dat het concept en het idee van een kunstwerk belangrijk zijn en ‘niet mooi’ nooit een kwalificatie mag zijn.’

Tim: ‘Ik ben een stuk opener tijdens mijn werkproces: ik laat dingen op Facebook zien en vraag medestudenten makkelijk om advies: zo’n frisse blik vind ik reuzehandig. Van afkeurende reacties lig ik absoluut niet wakker. Ik presenteer of iets met grote schaamte of met grote trots. Alhoewel het eerste jaar ook voor mij een zoektocht was, zozeer dat ik het opnieuw heb moeten doen. Ik liet alles te veel op me af komen en heb er daardoor te weinig uit­ gehaald. Dat vond ik geen ramp, kunst­academies zijn bij uitstek plaatsen om fouten te maken en daar lering uit te trekken.’

survival of the fittest Tim: ‘De toelating is een slagveld: per jaar doen er gemiddeld 350 mensen aan mee en daarvan worden er maar 50 uitgekozen. Nu, in het derde jaar, zijn we nog maar met een groepje van twintig.’ Isaura: ‘De opleiding vraagt veel. Er zijn periodes dat mijn leven bestaat uit werken en slapen. Privéleven: geen. Maar het is het absoluut waard, ik zou geen andere studie willen. Vrienden van mij doen Communicatiewetenschappen: ze volgen colleges, lezen verplichte boeken en that’s it. Allemaal heel abstract en theoretisch. Bij ons is het veel persoonlijker, de studie begint bij ons. Onze perceptie, onze fantasie en onze vaardigheid; dat zijn onze colleges en boeken.’

door een schimmelig

muurtje

Tim: ‘Zeker, ik ben sterk met mijn studie meegegroeid: ik heb leren kijken, leren luisteren en leren voelen. Dat ging heel geleidelijk. Toch kan ik me één moment goed herinneren. Vorig jaar stond ik op de bus te wachten en merkte ik dat ik geïntrigeerd raakte door een muurtje. Een vies, schimmelig muurtje. Een muurtje uit duizenden, waar ik normaal langs zou lopen. Maar nu werd ik erdoor geraakt: hoe het afgebrokkelde cement zich verhield tot de stenen, hoe het muurtje in de straat stond. Ik waardeerde de lelijkheid, zag de schoonheid ervan in.’

Isaura: ‘Volgens mij is dat een onvermijdelijke valkuil van elke kunstopleiding. Je hebt mensen die perfect weten hoe het vak in elkaar zit, maar die didactisch minder onderlegd zijn. Ons opleidingshoofd neemt goede ontwerpers aan, maar daarna moet nog wel blijken of het ook goede docenten zijn. Die zijn er zeker hoor: ik had een docent die niet alleen mijn talent als kunstenares zag, ze heeft het ook wakker gekust.’

kunst Isaura: ‘Een rode lijn in mijn werk is de blik van de ander. Hoe reageren mensen op elkaar. De wisselwerking tussen ouders en kinderen, vrienden onderling en geliefden. Hoe kijkt men en hoe kijkt men terug.’ Tim: ‘Ook ik ben in de eerste plaats geïnteresseerd in mensen. Wat drijft ze, waarom doen we de dingen die we doen? Ik verwonder me graag en veel. Zo ging mijn laatste project over kuddegedrag. Wel ben ik een stuk afstandelijker dan Isaura. Als maker ben ik wel onderdeel van het kunstwerk, maar ik ben het kunstwerk niet.’

toekomstplannen Isaura: ‘Het liefst zou ik documentaires maken. Intieme portretten over mensen en hun sociale contacten. Via het persoonlijke maatschappelijke problemen in beeld brengen.’ Tim: ‘Ik ben nu veel bezig met video en interactieve kunst. Wat zijn de mogelijkheden van die media? Welk verhaal kan ik ermee vertellen? Misschien gebruik ik over vijf jaar weer andere media. Zolang ik de rauwheid en de melan­ cholie van het bestaan kan laten zien en bespotten, ben ik tevreden.’

GELUK Geluk ervaart men nooit op het moment dat de handeling die tot geluk leidt plaatsvind. Geluk ervaart men achteraf, bij een herinnering aan de bewuste handeling. De bewuste handeling die een onbewuste handeling is. Geluk vereist bewusteloosheid. Narcisme is het voortdurend bewust zijn van het zelf en haar handelingen. Ik ben een narcist. Ik ben te goed voor geluk.

tekst Marein Baas illustratie Edwin Verhoeven

10

concurrentie

BEZIGHEDEN Ik heb een lichaam en een geest. Als ik een wandeling maak, kom ik binnen de kortste keren op de mooiste gedachten. En anders kom ik wel iets tegen dat iemand echt moet weten. Of iets wat ik echt moet onthouden. Omdat het ergens mee te maken heeft, of omdat het helemaal nergens mee te maken heeft, en juist daarom zo bijzonder is. Alles is wel iets. En als er echt niks om me heen gebeurt, dan heb ik mijn lichaam nog, dat helemaal vanzelf beweegt, zelfs als ik diep nadenk, zelfs als ik niet diep nadenk en doe alsof ik mijn lichaam bekijk of bestuur, beweegt mijn lichaam helemaal vanzelf, en als er niks om me heen gebeurt wéét ik dat ineens, dat mijn lichaam zichzelf bestuurt. En dan gaat het gewoon door, alsof er niks aan de hand is. Linkervoet voor. Rechtervoet voor. En ik zit dat dan te weten, ik zit dat bewegende lichaam van binnenuit te bekijken. Er bestaat een spanning tussen mijn lichaam en mijn geest die nooit leidt tot verveling.

11


wie René Lansink & Melanie Kandelaars wat docenten aan de Faculteit Kunst, Media & Technologie

Om de strijd met je concurrent aan te gaan, moet je hem kennen. En om je concurrent te kennen, moet je hem worden. Kopieer of plagieer niet, maar doorgrond volledig hoe je concurrent te werk gaat. Ken de achterliggende gedachten van zijn werkwijze en wat de daaruit voortvloeiende effecten zijn. Die kennis helpt je om je concurrent buitenspel te zetten, nog voordat de strijd be­ gonnen is. Schakel je concurrentie dus uit door je eigen concurrent te worden. Zo creëer je een situatie waarin je niet meer tegen anderen strijdt, maar je alleen nog oog hoeft te hebben voor je eigen verwachtingen en die van je publiek. Ga de concurrentiestrijd pas aan als je van tevoren weet dat je zult winnen of als je eigenlijk al gewonnen hebt. Je bent gedoemd te verliezen als je blind ten strijde trekt en daarna pas kijkt of er iets te winnen valt. Hobbel nooit achter de feiten aan, maar wees je concurrent telkens een paar stappen voor. Weet waar je mee bezig bent. Niemand bouwt op wankele en variabele factoren. Onvoor­ zien succes komt voor, maar stelt je ook voor een probleem: je kunt niet reflecteren op de stappen die je gezet hebt om tot dat succes te komen. Daardoor is het onmogelijk te bepa­ len hoe je op vergelijkbare wijze tot nieuwe successen komt. Je strategie uit je hoofd ken­ nen, dat is een voorwaarde om te winnen en toekomstige successen tegemoet te gaan.

Het overmeesteren van je concurrent een handleiding

DE STRATEGIE

Snelheid en onvoorspelbaarheid zijn noodzakelijke kwaliteiten tijdens de strijd. Wees opmerkzaam en reageer snel op de zetten van je concurrent, maar zorg bovenal voor een positie waarin je die kunt verrassen. Maak daarvoor schijnbewegingen en speel altijd in op wat je concurrent van je verwacht. Zo raakt hij gewend aan wat hij van jou denkt te kennen en kun jij dat ene moment uitkiezen waarop je toe kunt slaan, zonder dat hij er op kon anticiperen. Zo breng je je con­ current in verlegenheid of stel je hem teleur en juist dat zijn de situaties waarin je hem kunt overmeesteren. Je concurrent de verkeerde indruk geven is je voornaam­ ste wedstrijdtactiek. Je bent klaar voor de aanval. Zet je concurrent eerst op het verkeerde been door de indruk te wekken dat je je zaakjes nog niet op orde hebt en je nog ver van hem af staat. Dit geldt ook omgekeerd. Ben je nog niet compe­ tent genoeg, doe dan alsof je de concurrent dicht op de hielen zit en je alle tools in huis hebt om hem zonder veel moeite voorbij te streven.

DE CONCURRENT Val niet je concurrent aan, maar zijn strategie. Persoonlijke aanvallen zijn minder lonend dan professio­ nele steken en bovendien niet erg sjiek. Het krenken van je concurrent levert weinig op en heeft misschien eerder een negatief effect. Een reputatie is snel verkregen en langzaam weer van je af te schudden. Concentreer je op de werkwijze van je concurrent in plaats van op zijn persoon. Je doet er beter aan je concurrenten dichtbij je te houden. Als je eerlijk tegen jezelf bent, gun je jezelf altijd meer dan je concurrent. Toch kun je er op de lange termijn baat bij hebben je concurrent vaker iets te gunnen dan je in eerste instantie nodig zou achten. Zorg dus daar waar mogelijk dat je concurrent bij jou in het krijt komt te staan. Ben je in de gelegenheid je concurrent voorbij te streven of geheel af te troeven? Neem het overwonnen gebied dan over in plaats van het te vernietigen. Verworvenheden van je concurrent, blijven los van je con­ current ook verworvenheden. Voortborduren op al bewe­ zen zetten kost je minder tijd en moeite dan alles af te breken en zelf weer bij nul te beginnen.

bron van inspiratie: Sun-tzu, The Art of War

tekst Stéphanie Tillieux illustratie The things we are

tekst Stéphanie Tillieux illustratie The things we are

12

Met een strategie zonder tactieken kun je de concurren­ tiestrijd winnen, maar dat zal een trage en moeizame strijd zijn. Met tactieken zonder enige strategie maak je slechts een pas op de plaats en verlies je de concurren­ tiestrijd al voor deze begint. Een concurrentiestrijd kun je alleen efficiënt beslechten als je zowel een strategie als tactieken hebt. Je moet kunnen leunen op een groter plan. Tegelijkertijd moet je flexibel zijn, zodat dat je kleinere intuïtieve zetten kunt doen. Die kleinere zetten zijn alleen mogelijk door de zekerheid die het vooraf gemaakte plan biedt.

DE VOLGENDE ZET Onzichtbaarheid en bescheidenheid is de houding die de overwinnaar het beste past. Wees subtiel en streef ernaar het mysterie rondom je werkwijzen in stand te houden. Laat jezelf niet in de kaart kijken, ook niet nadat de strijd gestreden is. Wees te allen tijden onnavolgbaar: laat niets van je horen en niets van je zien. Dat betekent echter niet dat het resultaat van al jouw zetten ongehoord en ongezien moeten blijven, maar laat de lofbetuigingen en prijzende woorden over aan het publiek. Wees altijd voorbereid op een nieuwe concurrentiestrijd, ook in succesvolle of rustige tijden. Kunst mag dan vredelievend zijn, de kunstsector blijft een strijdtoneel. Besef dat geen enkele situatie blijvend is en dat alles van de ene op de andere dag volledig kan omslaan. Waak er dus voor jezelf voorbarig tevreden te stellen met reeds voltrokken succesvolle zetten. Een enkele overwinning maakt nog niet dat je de oorlog ge­ wonnen hebt. Bovendien is de illusie van een klimaat waarin concurrentie schijnbaar ontbreekt, het meest ideale klimaat om je slag te beramen en toe te slaan.

waarom laten studenten onderzoeken hoe een mediacultuur ontstaat

Een wereld vol medIamakers

DE VOORBEREIDING

tekst Lambertha Souman fotografie Pet van de Luijtgaarden

Dankzij de moderne media en een platform als YouTube kan iedereen tegenwoordig mediamaker zijn. Krijgen de professionals van morgen de hele wereld als concurrent? Moeten ze zich zorgen maken? Geldt hier het principe “ik denk het, dus ik ben het”? Of is er voor een carrière als mediamaker meer nodig dan een kleine variant op de beroemde quote van Descartes?

‘Het is toch niet erg dat iedereen dénkt dat hij mediamaker is?’ stelt Melanie Kandelaars, oud-studente en hoofddocent Image and Media Technology aan de HKU. ‘Het is mooi dat iedereen iets maakt. Dat kan jou uitdagen om te reageren en ook iets te maken. Wat ik interessant vind aan internet is de organische manier waarop mensen met dezelfde interesse bij elkaar komen. Iedereen heeft z’n eigen cultuurtje. De vraag wat hiervan de consequenties zijn en of er straks nog wel een bindende cultuur bestaat, is dan ook zeker een punt van aandacht.’

kunstje Kandelaars ziet vooral mogelijkheden. Tijdens het interview maken we dankbaar gebruik van de moderne media. Via haar laptop hebben we een Skypeverbinding met René Lansink, hoofddocent Audiovisual Media en Digital Media Design. Lansink: ‘Als je heel goed YouTubefilmpjes kunt maken, verdien je misschien in korte tijd veel geld omdat je adverteerders trekt, maar het blijft een kunstje. En na een tijdje is het kunstje niet meer relevant.’ Kandelaars: ‘Iedereen kan een filmpje maken, maar niet iedereen kan dat in een bepaalde stijl waarbij je moet voldoen aan bepaalde criteria. Wij gaven eerstejaarsstudenten vijf uur de tijd om een filmpje te maken waarbij ze van tevoren moesten zeggen waar het over zou gaan. De resultaten waren prachtig, maar bijna niemand was erin geslaagd om te vertellen wat hij van tevoren had gezegd te zullen vertellen. Een bepaalde inhoud vertalen in beelden die getuigen van een eigen visie en stijl, is iets wat studenten moeten leren. De potentie om die visie en stijl na je studie verder te ontwikkelen, daarmee kun je je onderscheiden.’ vertaalslag Lansink: ‘Wij leren studenten de vertaalslag te maken van een complex vraagstuk naar een aansprekend idee en een goed communicatieconcept dat geschikt is voor het beoogde doel. Daarom is het van groot belang dat de mediamaker van nu kan samenwerken met mensen uit andere disciplines. Dit betekent dat je met andere makers en professionals moet leren communiceren en dat je hun jargon gaat begrijpen. Als opleiding creëren wij het platform waarop studenten hiermee kunnen experimenteren. Het gaat niet alleen om wat je maakt, maar ook om wat je daarmee doet. Zo hebben studenten Audiovisual Media en Digital Media Design een filmpje gemaakt over de periode waarin de zorg onbetaalbaar zal zijn. Ze simuleren een Big Brotherhuis en proberen een hype te creëren om de visie die ze in het filmpje laten zien te verspreiden.’

netwerk Kandelaars: ‘Het wordt steeds moeilijker om iets unieks te hebben waardoor opdrachtgevers bij jou komen. De vraag is hoe je iets nieuws kunt toevoegen aan het enorme aanbod, iets wat jouw “visitekaartje” of handelsmerk wordt. De tijden waarin je, zoals animator Paul Driessen ooit vertelde, zonder invloeden van buitenaf jarenlang op je zolderkamer je eigen tekenstijl kon ontwikkelen, zijn voorbij. Er is zo veel werk te zien dat je er niet meer aan ontkomt om ook bezig te zijn met de vraag: “Hoe verhoud ik me hiertoe?” Dan moet je dus heel goed weten wat jíj wilt en hoe je dat wilt communiceren. Dat is heftig. School is handig om ingangen voor je werk te vinden in de buiten­ wereld. Wij bieden studenten toegang tot een bepaalde laag en stimuleren hen met hun werk die buitenwereld in te gaan en het in te sturen voor festivals. Onze studenten bouwen al tijdens hun opleiding een enorm netwerk op. Zonder zo’n netwerk is het veel moeilijker om een plekje te veroveren op een overvolle markt. Veel autodidacten lukt dat uiteindelijk niet.’

‘Wij leveren makers af die ook in staat zijn om de media te bekijken als fenomeen’ Lansink: ‘Netwerken is de ene kant, de andere kant is hoe je tot dingen komt. Studenten kunnen hier ontdekken waarin ze kunnen excelleren, welke manier van werken zij prettig vinden, waar ze zelf goed in zijn en waar ze anderen voor nodig hebben. Het is belangrijk om je zwakke kanten te kennen en te weten hoe je daarmee om moet gaan.’ Kandelaars: ‘Dat vereist openheid. Je moet zonder vooroordelen naar jezelf, je eigen werk en dat van anderen kunnen kijken. Je moet kunnen leren van je eigen werk. Dan kun je jezelf ook vernieuwen.’ Lansink: ‘Wij moeten zorgen dat studenten zich heel bewust worden én zijn van hun specifieke positie als maker.’ Kandelaars: ‘Daar hoort wat mij betreft ook bij dat je leert onderzoeken waarom mensen naar iets kijken en hoe een bepaalde (media)cultuur kan ontstaan zodat je daar als ontwerper een antwoord op kunt formuleren. Wij leveren makers af die ook in staat zijn om de media te bekijken als fenomeen. Makers die zichzelf als maker kunnen positioneren in de media. En dat is echt iets anders dan een filmpje op YouTube zetten.’

13


tekst Annet Bremen illustratie Leon Martakis

twee handen op één buik plakken/vangen klappen op*

*doorhalen wat niet van toepassing is

2007 Ons eerste jaar Nederlands. Er waren studenten die flauwvielen. Die niet verder lazen dan dit: dat een man zijn nagelschaartje in zijn anus stak. We lazen Gstaad 95-98 van Marek van der Jagt en alleen wij twee lazen verder. Of we niet walgden, vroegen ze. Nee, zeiden wij. Zo verknipt is immers de mens. Zij trokken hun wenkbrauw op (meestal de rechter) en keerden ons de rug toe. Wij lachten. Naar elkaar en tegen de rest. Een kamp ontstaat gemakkelijk. Wij wilden dat derde jaar hetzelfde. Weg van de universiteit, waar de ratio stug was, naar daar waar we dachten dat het leefde: de toneelschool. We gingen, met onze gelijke wil plakkend in onze klamme handen. Wij deden mee aan de selecties. Wij waren het, onze stinkende best doend. Maar zij mocht wel en ik mocht niet. Toch leverden we allebei in op een verlangen. Want wat wij wilden, was acteren (zoals de halve wereld). En wat zij kreeg, was regie. En ik, ik kreeg een schrijfopleiding in mijn maag gesplitst. Dat jaar zaten we daar, na het laatste tentamen. Calippo-ijsjes in de snikhete zon. Vroeg iedereen haar hoe het daar zou zijn, op de regieopleiding. Maastricht, dat was toch wel het beste. Dan zou ze vast een grote worden. En of ze nog eens iets zou laten horen volgend jaar. Natuurlijk smolt mijn ijsje.

2011 Er was een plek in mijn buik waar het brandt en ettert. Waar ik de doffe klappen van vuisten op vlees hoorde, iedere keer als dat woord ‘regie’ viel. Jaloezie. Telkens implodeerde ik van binnen, maar was van buiten niets te zien. Toen we afscheid namen, vroegen ze het pas. ‘En jij?’ ‘De schrijfopleiding,’ mompelde ik (waarbij ik wel mijn rug rechtte, dat kwam daadkrachtig over had ik geleerd). Stilte. ‘In Utrecht,’ voegde ik toe. Stilte. ‘Goh, dat dat bestaat…’ Stilte. ‘Ronald Giphart is toch van Utrecht?’ ‘Ja, maar die heeft niet die opleiding-’ ‘Oh… maar leuke stad hoor, Utrecht. Leuke stad.’ Ik begon voor het gemak maar te geloven dat het zo moest zijn. Ik wilde het op z’n minst proberen. Ook al haatte ik het dat het ergens knaagde. Dat wat iedereen ervan dacht: schrijven wint het niet van regie. Bij lange na niet. Dat jaar zagen we elkaar niet meer. Als twee handen op één buik gaan kleven, begint het te stinken. En als het begint te stinken, kun je maar beter maken dat je wegkomt. Dat wisten we, dus dat deden we. Een kamp ontstaat gemakkelijk. Ook als dat één tegen één is. Wij werden ons eigen kamp.

Dit jaar is het drie jaar geleden dat we elkaar na één jaar stilte weer zagen. Twee oud-studiegenoten trouwden. Daar zaten we, in jurkjes, in een kerk. De zon door de ramen, in glas-in-loodkleuren op de vloer. Door mijn wimpers was het confetti, terwijl iemand sprak over samenzijn. Zoals dat gaat, zoals dat hoort. Op een feest praat je, op een feest lach je. Dat deden we dus, en het ging gemakkelijker dan gedacht. Het was zomer en zo waren wij ook. Ze vertelde wat ze allemaal had gedaan, en ik, ik luisterde. Ze waren weg, de doffe klappen. Waar waren ze? Toen we even zwegen, wist ik het. Ik was blij dat ik daar zat, op de Schrijfopleiding. Ik zat daar goed. Beetje bij beetje was ik niet langer voor het gemak gaan geloven dat het zo moest zijn dat ik schreef. Ik geloofde nu echt. Nooit zou ik opgewassen zijn geweest tegen zulke haaibaaien als die op een toneelschool. Liever was ik schrijver. Die mocht tenminste ook gewoon eens stil zijn. Die vuurde wel op papier. Toen we afscheid namen, vroeg ze: ‘Mag ik eens iets van je lezen?’ Niet alleen ik geloofde dat ik schreef. Soms kwam er een sms lees dit of kijk dat. In feite wisten we dan zeker: weer een boek, voorstelling of film die wij zouden willen hebben gemaakt.

Het is dit jaar een halfjaar geleden dat ik dacht dat de doffe klappen terugkeerden. Ik was klaar om ze op te vangen, met rechte rug en breedgeschouderd. Want zij, zij ging schrijven, kreeg een essay gepubliceerd in een theatertijdschrift. Wie voet zet op mijn veld, argwaan ik. Want dit veld is vol. Is er iemand beter, dan lig ik er zo uit. In eerste instantie wantrouw ik, hoe hard ik ook probeer van niet. Dus ik las, letter voor letter, zin voor zin. En daar stond ik, een beetje met mijn rechte rug gewichtig te zijn. Want niks geen jaloezie, maar een hart dat klopte vol bewondering. Niet langer geloofde ik dat zij altijd beter zou zijn. Ik zou goed zijn in andere dingen, maar dit, dit had ik niet beter gekund, en ook: niet gewild. Dit was van haar. En dit jaar vroeg ze het. Of ze mijn tekst mocht regisseren. Als haar afstudeerregie. En ik, ik zei ja. Wanneer wordt jaloezie bewondering? Of bewondering jaloezie? Ergens halverwege misschien. Toen ik ging geloven dat regie het niet van schrijven wint. Bij lange na niet. Maar dat ik zonder regisseur nergens ben. Toen ik zag dat het in mijn eentje nooit zo goed wordt als samen. Dat samen klappen vangen nog altijd makkelijker is dan alleen.

15


tekst Jeroen Callaars illustratie The things we are

Iedereen,

16

behalve u.

De zaal lacht Fred: Jemig. Jantine: Grappig, hè. Fred: Juist niet. Wat lacht iedereen? Jantine: Ik vond het amusant. Die stem! Fred: ‘En Iedereen Lacht’ had tenminste echte grappen. Jantine: Ja, ja. Jos: Sst. Fred: Ach, man. Jantine: Sst, Fred. Fred slaat zijn armen stug over elkaar en bijt op zijn lip De zaal lacht weer Fred: Dit méén je niet. Jantine: Ben je nou overtuigd? Fred: Nee, dit is toch ongeloofwaardig? Jantine: Daar gaat het niet om. Fred: ‘En Iedereen Lacht’ was totaal geloofwaardig in zijn genre. Echt goede personages in een geloofwaardige setting. Zo stond het ook op de flyer. Jos: Toe nou, meneer. Fred: Zeur niet. Jantine: Dit vond je zelf ook irritant bij ‘En Iedereen Lacht’. Want dat was niet Iedereen Lacht. Dat was Iedereen Praat. Erdoorheen. Fred: Vervelend publiek, alsof ze mijn grappen niet eens wilden horen! Jos: Meneer, ik wil deze grappen wél horen. Fred: Je verstaat die acteurs amper. Jos: Dat is gewoon Nederlands, meneer. Jantine: Heren, sst. Fred haalt een snoepje uit zijn tas en probeert de plastic verpakking eraf te halen Jantine: Fred! Fred hoest er overheen De zaal lacht Jantine: Dankjewel. Heb ik een grap gemist. Fred: Wat je missen noemt. Slechte grap. Jos: Vindt u? Ik vind ‘m wel vindingrijk. Jantine: Wat zei ie dan? Ik hoorde het niet. Echt, mijn excuses voor mijn man. Hij is mislukt. Jos: Hij maakte die dikke vrouw belachelijk. Hij zei: ‘die vrouw is een pudding’. Jantine giechelt Fred: Totaal geen engagement.

Jos: Daar gaat het niet altijd om. Jantine: Nu is het afgelopen. Sst. Fred: Ik ben een gesprek aan het voeren. Jantine: In de pauze mag je praten tot je ’n ons weegt. Fred: Weet je dat je je op dit moment verlaagt tot ons niveau? Jij irriteert vast ook anderen. Jantine draait zich om Het publiek krijgt massaal een lachkick Fred: Wat is dit nu voor een rare wending? Jantine: Als je nou eens oplet In plaats van mensen hun avond af te pakken. Snap je die wending. Fred: Dit is totaal niet geloofwaardig! Jos: Wel als u oplet wat dat personage doet. Fred: Die breekt met theaterregels! Jos: Dat is de GRAP, meneer. Korte stilte Fred verheft zijn stem Fred: Wat een klotestuk. Van meerdere kanten in de zaal een welgemeende ‘Ssst’ Jantine: Mijn excuses voor mijn man. Hij is mislukt. Fred: Ach ja, vertel dat nog eens tegen de hele zaal. Korte stilte Fred: Mijn stuk ‘En Iedereen Lacht’ Is regionaal goed ontvangen. En toch wil geen enkele schouwburg het hebben. En dit… stuk... deze… deze… drol Wil iedereen zien. Jantine: De schrijver van het regionaal dagblad vond het inderdaad hilarisch. Fred. Die schrijver. Dat ben jij. Jos: Ik ben ook schrijver. Fred: Ach, grappenmaker. Jos: Mijn grappen vat u niet. Fred: Als je er nou eens één maakt, Kan ik nog écht lachen. Jos: Moet u eens kijken op het toneel. Al mijn grappen. En de hele wereld lacht erom. Behalve u. U en uw mislukte toneelstukje. Fred: Ik wist nietJos: Een prettige avond nog, meneer. Ik hoop dat u nog kunt lachen. Want dit is hilarisch. Zoals de NRC zegt.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.