.unst 2

Page 1

BLAD VAN DE HKU nummer 2: juni / juli 2006

.unst

IN DIT NUMMER SOLAR GENERATION CENSUUR IN THEATERLAND MUZIEK

VREDE VAN UTRECHT

CULTUUROMSLAG OP FACULTEIT

TWINTIG JAAR KUNST EN ECONOMIE

EINDEXAMEN 2006


. redactioneel Milieubarbaren Een tijdje geleden zat ik voor de tv ideeën op te doen voor de restyling van mijn eigen interieur. Op Net5 leidde de ex-zanger van Roberto Jacketti and the Scooters een nerveus ogend koppel naar hun nieuwe keuken. Daar aangekomen keek hij ondeugend in de camera, om vervolgens, niet zonder trots, twee gigantische metaalkleurige koelkasten te openen. ‘Eentje voor het eten, en eentje voor het drinken,’ legde hij het stel uit. ‘Helemaal top!’ riepen de jongen en het meisje in koor. Godvergeten schandalig vond ik het. Twee joekels van koelkasten voor een tweepersoons huishouden. Wat een milieubarbaren. Hoeveel stroom zouden we in Nederland jaarlijks besparen als elk huishouden maximaal 1 koelkast mocht hebben? Staat zo’n programmaker daar weleens bij stil? De ex-zanger in ieder geval niet, want die schijnt nu op Curaçao een tweede huis te zoeken... De avond erna kocht ik bij Blokker een fraai tafellampje en een spaarlamp van 9W. Om de tafellamp zat een doos, maar toch haalde de verkoopster achter de toonbank een plastic tas te voorschijn. ‘Het gaat best zonder tasje mee hoor,’ zei ik. ‘Hoeveel plastic zouden we besparen als...’ wilde ik verdergaan – maar de rij achter me was lang, want het was koopavond. Waarom zijn er veel te weinig mensen in Nederland zich bewust van onze dagelijkse verspilling? En hoe kunnen we duurzamer gebruikmaken van energie, zonder dat het ons kapitalen kost aan vernuftige nieuwe apparatuur? Met die vragen klopte het Greenpeace-initiatief Solar Generation aan bij derdejaarsstudenten van de opleiding Design Technology aan de HKU. Zij ontwikkelden voor Solar Generation drie energiebesparende concepten, waaronder een parasol met zonnepanelen die energie opwekken om drankjes te koelen. Net even wat milieuvriendelijker dan een extra koelkast.

Edwin Verhoeven

. inhoudsopgave 3

Solar Generation HKU-studenten dragen met energiebesparende concepten bij aan wereldwijd project van Greenpeace

4

Vrede van Utrecht Meerjarig cultuurprogramma moet in 2018 van Utrecht de Culturele hoofdstad van Europa maken (zie ook p.13)

6

Censuur in theaterland Dramaturg Peter Anthonissen signaleert trend en relativeert de voorbeeldfunctie van theater

8

Oversteek Eindexamenproject van fotograaf Poike Stomps (Oversteek, ook op de cover en achterzijde van deze .unst, is van 22 t/m 25 juni op groot formaat te zien in de Toren van Babel te Utrecht)

10

Cultuuromslag op Faculteit Muziek Bezuinigingen mogen nooit de inhoud van het onderwijs bepalen

14

20 jaar Kunst en Economie Klein cursuscentrum van de HKU groeide uit tot volwaardige onderwijsinstelling

COLOFON

Hoofd- & eindredactie Edwin Verhoeven

Fotografie Patrick van de Luijtgaarden, Poike Stomps

Reacties Postbus 1520, 3500 BM Utrecht, T 030 233 22 56

.unst is een uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten

Redactie Astrid de la Fuente, Daan Janssen,

(cover), Sam van Veluw

edwin.verhoeven@central.hku.nl

Utrecht. Het blad verschijnt tweemaandelijks en wordt

Maud Lazaroms, Robert Loeber, Fanny de Ruiter,

Illustraties Leon Martakis

www.hku.nl/unst

gratis verspreid onder studenten, medewerkers en relaties

Rick Steggerda, Karin Veenendaal

Ontwerp Studio Vrijdag

van de HKU.

Verder werkten mee Nicole Bakker, Anne Broekman,

Druk Printec Offset, Kassel

Marcella Das, Lambertha Souman, Willemijn Tillmans,

Oplage 3000 ex.

Maaike Timmerman, Annelies Vermeulen

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de HKU.


SOLAR GENERATION trekt stekkers er op tijd uit

Wie nu nog zijn computer ’s nachts aan laat staan of de lader van zijn telefoon continu in het stopcontact heeft zitten, kan binnenkort wel eens hopeloos uit de mode raken. Steeds meer jongeren en studenten sluiten zich aan bij Solar Generation, het project van Greenpeace om jongeren bewust te maken van klimaatverandering en alternatieve energiebronnen. HKU-studenten van de opleiding Design Technology bedachten voor het project drie energiebesparende concepten.

Greenpeace benaderde het projectenbureau van de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving, die daarna drie projectgroepen samenstelde. ‘Het was best moeilijk met iets origineels te komen’, vertelt student Elmar Kruitwagen. ‘We kwamen uit op bijvoorbeeld een mp3speler aan je fiets, of feesten waarbij je met eigen energie van geluid en lichaamswarmte weer energie opwekt. Dat soort dingen bleek vaak al te bestaan, of ze waren simpelweg niet te realiseren.’ Kruitwagen is derdejaars Design Technology. Voor Solar Generation ontwikkelde zijn projectgroep het bordspel Black Out Game, dat je gedurende het opbranden van een kaars kunt spelen. ‘Tijdens het spel moeten alle lichten uit’, licht hij toe. ‘De bedoeling is mensen vermaak te bieden waar geen electriciteit bij nodig is.’ Andere concepten van HKU’ers waren Wrap It, waarbij gekleurde doeken over milieuvervuilende apparaten worden gegooid en een parasol met zonnepanelen die energie opwekken om bijvoorbeeld drankjes te koelen. Solar Generation, een initiatief dat al langer bestaat in landen als Frankrijk, de Filipijnen en de VS, werd afgelopen augustus in Nederland opgepikt. Sindsdien hebben honderden studenten zich aangemeld voor de nieuwsbrief. Momenteel zijn er drie groepen studenten op universiteiten in Wageningen, Amsterdam en Nijmegen bezig met het ‘Groene Campus Project’, dat energiebesparing op universiteiten en hogescholen moet stimuleren. Een van die studenten is Anne Walraven, tweedejaars Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Samen met drie andere studenten ging zij voor Greenpeace op excursie naar Zwitserland. Ze bezochten daar een gletsjer die steeds verder afsmelt. ‘Ik was er zes jaar eerder met mijn ouders op vakantie geweest’, vertelt Walraven. ‘Het verschil met toen was enorm. Hoewel ik dat wel had verwacht, besef je dat pas echt als je het in de werkelijkheid ziet.’

Volgens haar is dat ook de reden waarom veel studenten niet stilstaan bij klimaatverandering. Walraven: ‘Zolang de directe gevolgen in Nederland niet te merken zijn, blijft het een ver-van-je-bed-verhaal.’ Na de excursie zegt ze zelf de knop te hebben omgezet: ‘Ik let nu veel meer op mijn energieverbruik: en haal de telefoonlader uit het stopcontact. Het zijn kleine dingen, maar je moet wel even die stap zetten.’ Ook Kruitwagen vindt het belangrijk dat er bewuster met energie wordt omgesprongen. ‘Kinderen groeien tegenwoordig op met de nieuwste techniek, zonder dat ze zich bewust zijn van de hoeveelheid energie die ze verbruiken. Zelf probeer ik zo veel mogelijk te denken aan die kleine dingen. Computer vaker uitzetten in plaats van op stand-by laten staan, opletten dat je het licht uitdoet. Maar douchen doe ik nog altijd net zo lang.’ Kruitwagen vindt dat meer studenten er mee bezig zouden moeten zijn. ‘Meer studierichtingen op het gebied van duurzame ontwikkeling, dat zou zeker geen kwaad kunnen. Solar Generation is al een stap in de goede richting, want ik denk dat het jonge mensen meer aanspreekt dan Greenpeace zelf.’ Walraven is ondertussen druk bezig met het opzetten van haar campagne. Ze bezocht een workshop van Solar Generation op haar school en vraagt regelmatig advies aan klimaatdeskundigen. ‘In juni gaan we veel vergaderen om tot concrete plannen te komen. Ik denk vanuit mezelf: als student geef ik om het klimaat. Maar wat misschien nog meer aanspreekt, is de hoeveelheid geld die je bespaart door zuinig met energie om te gaan.’ De concepten van de HKU-studenten zijn niet ontwikkeld tot producten. Kruitwagen betreurt dat het bij concepten is gebleven. ‘Maar het gaat vooral om het creëren van bewustzijn.’ Hetzelfde geldt voor Walravens reis naar Zwitserland. ‘We komen terug in Nederland en vertellen het aan zo veel mogelijk mensen. Als iedereen die knop omzet en aan de kleine dingen denkt, scheelt dat een hoop energie, maar maakt het de overheid en andere instanties ook duidelijk dat er draagvlak is voor duurzame ontwikkeling.’

‘ZOLANG DE DIRECTE GEVOLGEN HIER NIET TE MERKEN ZIJN, BLIJFT HET EEN VER-VAN-JE-BED-VERHAAL’

Anne Broekman

Meer info over Solar Generation en het Groene Campus project: www.greenpeace.nl/solargeneration

3


Bram Nijssen ontwerpt het HKU-jaarverslag over 2005. Nijssen, zelf in 2004 aan de HKU afgestudeerd, ging als ontwerper op zoek naar de gemene deler op de HKU. Hij kwam uit bij het niet-onderwijzend personeel. ‘Dankzij deze mensen wordt overal op de HKU veel bereikt, maar zij krijgen er niet de credits voor. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de HKU, maar voor heel academieland.’ In het jaarverslag wil Nijssen de omstandigheid van elke faculteit laten zien, de plekken waar kunstenaars dankzij het niet-onderwijzend personeel hun kunst kunnen maken. Het boekomslag is volgens Nijssen een kleine expositie geworden, waarin oud-HKU’er Tim van der Most met portretfotografie het niet-onderwijzend personeel in zijn werkomgeving laat zien. Nijssen: ‘Het boek is dus op twee manieren te gebruiken.

.kort

NIET-ONDERWIJZEND PERSONEEL POSEERT VOOR HKU-JAARVERSLAG

Geïnteresseerden in de cijfers kunnen die opzoeken zonder last te hebben van de beelden. Mensen die belangstelling voor beeld hebben, kunnen het omslag uitklappen en daarop zien wat er op de HKU achter de schermen gebeurt. Nijssen heeft duidelijke ideeën over de uitstraling van een jaarverslag. ‘Zakelijke informatie moet je op een zakelijke manier brengen, en niet omlijsten met allerlei franje. De cijfers en statistieken van het HKU-jaar 2004-2005 hebben daarom een centrale plek in het binnenwerk gekregen. Hoewel het jaarverslag een pr-moment en relatiegeschenk is, heeft het geen wervende functie. Dat is een fundamenteel verschil met bijvoorbeeld een eindexamencatalogus, en ik vind dat je dat verschil ook in het ontwerp terug moet zien.’

4

CULTUUR SNUIVEN

Alle HKU-faculteiten

BIJ VREDE VAN UTRECHT

in Utrecht!

Wie in is voor een cultureel dagje uit, heeft de komende tijd volop keuze. Tijdens de festivals Kleine Biënnale en de Nieuwe Grond van cultuurproject Vrede van Utrecht presenteren kunstenaars, theatermakers en andere artiesten hun werk aan het grote publiek. Vrede van Utrecht heeft als doel de cultuur in de provincie een stevige impuls te geven. De activiteiten duren tot en met 2013 en dan zal de 300-jarige Vrede van Utrecht groots herdacht worden. Op Fort ’t Hemeltje bij Houten wordt tot en met 18 juni de Kleine Biënnale gehouden, met werk van tien kunstenaars dat ze maakten voor volwassenen én kinderen. Bij de Nieuwe Grond kun je vanaf 8 tot en met 11 juni terecht voor theater, workshops en lezingen. Alle optredens zijn geïnspireerd door politiek en samenleving. Op dit laatste festival is ook HKU-talent aanwezig. De 31-jarige Enver Husicic

studeerde in 2002 af als dramaschrijver en werkt nu bij de Utrechtse theaterfirma Growing up in Public. Hij schreef de voorstelling Van de Frisse, die op 8 juni is te zien. ‘Van de Frisse gaat over corpsballen, die symbool staan voor de politieke elite van Europa. Het stuk legt een link met vooroordelen over andere nationaliteiten en nieuwkomers die zich moeten vestigen, net als in de EU’, zegt de schrijver. De Domstad hoopt het met Vrede van Utrecht ook te schoppen tot Culturele hoofdstad van Europa in 2018. Husicic denkt dat de optredens van Growing up in Public goed passen binnen die wens. ‘Onze voorstellingen zijn direct en actueel en we richten ons op een groot publiek. Door ons te laten optreden, maak je een duidelijk statement als je Utrecht wil promoten.’

De in Hilversum gevestigde Faculteit Kunst, Media & Technologie verhuist waarschijnlijk naar Utrecht. Een studie naar de mogelijkheden hiervoor is gepubliceerd in de onlangs verschenen uitgave ‘De HKU in Utrecht!’. Tijdens de Management Development-dagen van de HKU in april 2006 diende dit onderzoek als onderlegger voor de discussie over de huisvesting van de hele HKU. De conclusie daarvan was dat de wens bestaat de HKU op één plek in Utrecht samen te brengen. Hier wordt momenteel verder onderzoek naar gedaan. De publicatie is te raadplegen op http://www.hku.nl/publicaties. Nicole Bakker

.recensie Marcella Das

.kort

.kort

tekst Edwin Verhoeven beeld Tim van der Most

INDEMAAK VERTOONT MOOIE JONGENSDROMEN EN DRONKEMANSEIEREN Een tafel met familiefoto’s. Langzaam wordt ingezoomd op de foto van een verjaardagsfeestje van een tienjarig jongetje. Een oude mannenstem vertelt over zijn jongensdromen; over brandweerauto’s en ‘op de maan kunnen staan.’ Terwijl de foto’s in elkaar overlopen en tot leven komen, tikt een klok. ‘Niet alle dromen worden werkelijkheid,’ klinkt plotseling een stem. De oude, bejaarde man verdwijnt zomaar uit zijn stoel, de klok stopt met tikken en de foto van hetzelfde tienjarige jongetje verschijnt op een grafsteen. Een kindergraf. Alsof de oude man nooit bestaan heeft… In acht minuten wist eerstejaarsstudent Bart Corstjens het publiek van InDeMaak in verwarring te brengen met zijn film De Herinnering. InDeMaak is een maandelijkse filmavond met studentenfilms in het Louis Hartlooper Complex. Eerder die avond zoomde Marc Konings, eveneens HKU’er, in op een schilderij van Koning Arthur. Hierachter ontvouwde zich een heuse Monty Pythonachtige animatie. Zijn film Ferry’s Tale was snel, vlot, humoristisch en zat technisch goed in elkaar. Het ontbrak

Ferry’s Tale echter wel aan diepgang. Een kwaliteit die De Herinnering, ondanks simpele filmtechnieken (alsmaar op foto’s inzoomen), wél had. Marc Konings laat in het Engelstalige Ferry’s Tale de stevige drinker Ferry vertellen over koning Arthur. De koning gaat samen met zijn ridders op zoek naar kippeneieren, die veroverd moeten worden op de Koning van het Noorden. Onderweg, schreeuwend en boerend, moeten de ridders door detectiepoortjes en rijden ze even verkeerd in zuidelijke richting. De koning van het Noorden overwint uiteindelijk en maakt bacon buit op Koning Arthur. ‘And that’s why we have bacon and eggs for breakfast,’ eindigt de film ietwat flauw. Wat meteen illustreert dat het werkelijk om een dronkemansverhaal gaat. Al met al is het maar goed dat de projectleider van InDeMaak, HKU-studente Hasse van Nunen, het ooit zonde vond om kwalitatief goede studentenfilms ‘op de plank te laten liggen.’ Daarom presenteert InDeMaak sinds oktober 2005 maandelijks ‘de filmmakers van de toekomst’. Of dat ook echt zo is, blijft na het zien van bovenstaande films en het andere werk van deze avond nog maar de vraag. tekst Maaike Timmerman beeld still Ferry’s Tale

www.indemaak.nl


vooruit op mijn ambities. Er diende zich telkens iets nieuws aan voor ik er überhaupt over had kunnen nadenken. Alle Jonge Managers worden uitgenodigd tijdens het traject na te denken over hun loopbaan en hun leerdoelen. En dat doe ik natuurlijk ook.’

‘ALS JE GEEN MISSIE HEBT, HEB JE OOK GEEN PROCES’

Jonge Managers op zoek naar de juiste golflengte Voor veel HKU’ers is het niet meer dan ‘een clubje van horen zeggen’: de Jonge Managers. En wanneer je het ‘van horen zeggen’ moet hebben, leidt dat meestal tot allerlei veronderstellingen, of erger nog: vooroordelen. ‘Ze maken snoepreisjes en doen een heel jaar lang moeilijk over iets wat de ouwe rotten op de werkvloer je in een kwartiertje kunnen vertellen.’ Maar is dat wel zo? In de informatie over de leergang ‘Jonge Managers HKU’ staat dat de deelnemers de capaciteiten en de ambitie hebben om in de toekomst door te stomen naar een leidinggevende functie (binnen of buiten de HKU). Ik ben benieuwd op grond van welke ambities Sigrid van Willigen, onderwijscoördinator bij de Faculteit Kunst en Economie, mocht toetreden tot de lichting Jonge Managers 2005. Schaterend verklaart ze: ‘Ik ben sowieso jong. Dus dat zal een reden zijn. De weg hiernaartoe begon met een opleiding tot grafisch ontwerper aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Daarna deed ik de European Media Master of Arts in Digital Media Design en al snel na mijn afstuderen werd ik teruggehaald om les te geven. Toen was ik verkocht. Ik vind lesgeven fantastisch. Anderen begeleiden in het ontwerpproces is voor jezelf ook heel leerzaam. Daarnaast begon ik een eigen bedrijf. Net toen dat een beetje begon te lopen, kreeg ik een fulltime baan als onderwijscoördinator bij de Faculteit Kunst, Media & Technologie.’ Inmiddels werkt Sigrid voor de Faculteit Kunst en Economie. Het leuke daarvan is volgens haar dat je automatisch te maken krijgt met alle faculteiten, omdat de studenten in hun tweede studiejaar een richting moeten kiezen en als gevolg daarvan ook tijd doorbrengen op andere faculteiten. ‘Op die manier krijg ik meer te zien van de HKU. Maar als je me nou echt vraagt naar mijn ambities? Mijn carrière snelde altijd

De Jonge Managers zijn voorgedragen door hun leidinggevenden en afkomstig van de diverse centrale bureaus en faculteiten. Ook is er gestreefd naar een evenwicht in de man-vrouw-verhouding. ‘Nou,’ lacht Sigrid, ‘dat is dan lekker gelukt. We hebben één man op tien vrouwen. Deze mensen zijn echt gekozen vanwege hun mogelijke inbreng en niet vanwege hun sekse. Deelname aan dit trainingstraject is overigens geen garantie dat je daarmee ook een bepaalde plek in de organisatie verwerft.’ Aan de ene kant vind ik dit antwoord geruststellend. Even vreesde ik voor nog meer managers in nog meer tussenlagen, waarmee de HKU een omgekeerde piramide dreigt te worden. Aan de andere kant verbaast het antwoord me. Want wat is dan de zin van de training? ‘Goeie vraag! In ieder geval het contact. Deze groep mensen begrijpt elkaar. En dat kan doorsijpelen op andere niveaus binnen de HKU. De positieve groepsdynamica die wij onderling ervaren zou er uiteindelijk toe moeten leiden dat we “meer HKU” worden. Tegen iedereen die cynisch is, zou ik willen zeggen: neem je eigen verantwoordelijkheid en probeer iets te veranderen als een situatie je niet bevalt. Het hele proces dat we met elkaar doormaken is belangrijker dan de uitkomst. Natuurlijk hebben we wel een missie. Want als je geen missie hebt, heb je ook geen proces. Onze missie is het formuleren van een nieuwe afstemming tussen de diverse centrale bureaus en de faculteiten. In het begin lijkt die kloof tussen de faculteiten en de centrale bureaus duidelijk. Maar in de loop van het proces, na de interviews met de faculteitsbesturen en de hoofden van de diverse centrale bureaus, wordt het allemaal veel genuanceerder. Ik geloof echt dat we als groep met een spectaculaire oplossing zullen komen. Maar voor die oplossing ook werkelijk resultaat heeft in de praktijk, zal nog wel een vervolgtraject nodig zijn vrees ik.’

‘JE MAG HET BEST EEN SNOEPREISJE NOEMEN HOOR’ Op het moment van dit interview begonnen de Jonge Managers aan hun eigen vervolgtraject. ‘We hebben een halfjaar gewerkt en geleerd aan de hand van wat ons is aangereikt en moeten nu met die bagage aan de slag. De studiereis naar Los Angeles was wel de slagroom op de taart. Je mag het best een snoepreisje noemen hoor. Want het is natuurlijk een geweldige ervaring. We zijn op allerlei kunstafdelingen geweest van verschillende onderwijsinstellingen. We hebben gekeken hoe de instellingen organisatorisch in elkaar zitten, welke rol de ‘creative industry’ speelt en hoe hun projectonderwijs eruitziet. Daarnaast heeft iedereen informatie ingewonnen, afhankelijk van zijn of haar individuele behoeftes gerelateerd aan zijn of haar achtergrond bij de HKU. Wat ik zelf bijvoorbeeld interessant vind, is de vraag hoe de HKU nieuwe geldbronnen kan aanboren als de overheid steeds verder terugtreedt. In de VS zijn alumni enorme financiers. Die hebben allemaal goeie banen en omdat ze vinden dat ze die te danken hebben aan hun opleidingsinstituut, zijn ze gul met donaties. Helaas geldt dat dan weer niet voor het kunstonderwijs.’ Iedere Jonge Manager heeft naast het gemeenschappelijke leerdoel ook eigen leerdoelen. Deze zijn persoonlijk en vallen buiten het kader van dit artikel. Jonge Managers klappen niet uit de school. Het is zoiets als fractiediscipline in de politiek. ‘Ik zit hier als Jonge Manager en niet als Sigrid. In die zin vertegenwoordig ik toch een groep. Maar als ik puur voor mezelf mag spreken, vind ik het fantastisch.’

tekst Lambertha Souman illustratie Leon Martakis

5


‘We zijn te veel bezig met de functie van theater, en met de vraag wat we ermee moeten, in plaats van met de beleving en ervaring ervan’ 6


Mag theater misschien weer wat minder relevant zijn? tekst Willemijn Tillmans beeld Patrick van de Luijtgaarden

Bij een schoolvoorstelling van door jeugdtheatergezelschap Artemis werden 125 leerlingen van groep 3 geëvacueerd uit de zaal, omdat het hoofdpersonage vloekte en het woord ‘tongen’ liet vallen. Poppentheatergroep Gnaffel moest een scène waarin een heks werd opgehangen – ook al was het een pop – schrappen, omdat sommige docenten het beeld te choquerend vonden. Deze recente gevallen uit de theaterpraktijk zijn voor Peter Anthonissen reden tot grote bezorgdheid. Anthonissen, dramaturg bij Artemis en het Vlaamse gezelschap ABULEUS, betreurt het dat deze manier van kijken theater verplicht het ‘goede voorbeeld’ te geven voor kinderen.

‘Waarom worden er op dit moment van buitenaf zoveel eisen aan de podiumkunsten gesteld? Men is geneigd van jeugdtheater het goede voorbeeld te verwachten en vraagt zich daarom af: “Wat leert mijn kind hiervan?” De inhoudelijke kwaliteit van de voorstelling komt dan verder niet ter sprake. Dat geldt overigens niet alleen voor het jeugdtheater, maar ook voor het volwassentheater. Maar gezien de strakke eisen die de overheid aan jeugdtheater stelt omdat culturele educatie een verplicht onderwijsonderdeel is, denk ik dat de problematiek daar groter is. Volgend jaar krijgt het onderwijs van de overheid nog meer geld per leerling voor culturele educatie. Binnen het jeugdtheater wordt met de nodige spanning afgewacht wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Gezelschappen zijn namelijk bang dat scholen keuzes gaan maken die theater tot middel zullen herleiden. Bijvoorbeeld door voorstellingen te kiezen die inzetbaar zijn voor andere schoolvakken.’

‘Ik heb heel fijne vrienden die nooit naar het theater gaan en vind dat geen enkel probleem’ Anthonissen merkt dat er ook binnen het professionele volwassentheater steeds vaker wordt gesproken over de relevantie van voorstellingen. ‘Door programmeurs, en in recensies bijvoorbeeld. In De Morgen van 7 maart jongstleden zag ik criticus Wouter Hillaert met een onverholen gevoel van opluchting schrijven: “Meer dan ooit levert het theater weer tijdsdocumenten af.” Hij verwees daarbij onder andere naar drie voorstellingen, al dan niet toevallig van grote huizen, die alle beginnen met het beeld van een bomaanslag: Tirannie van de tijd van Het Zuidelijk Toneel, Platform van NTGent en Volk van Het Toneelhuis. De motivering van Matthijs Rümke, Johan Simons en Josse De Pauw bij het maken van deze voorstellingen wil ik niet in twijfel trekken. Ze zullen ongetwijfeld legitieme redenen hebben om die keuzes te maken. Maar het is, in alle eerlijkheid, niet uit hun theatrale vertaling van een bestaande werkelijkheid dat ze voor mij hun meerwaarde of legitimering putten. Al bij al boden ze mij op dat vlak weinig meer dan wat de media mij over diezelfde werkelijkheid vertellen. Bij een groot theaterhuis kan de legitimeringsdrang zo groot zijn dat dát soort onderwerpen eerder op tafel komen. Grote gezelschappen worden volgens mij, omwille van het subsidiebedrag dat naar hen toegaat, toch meer aangesproken op hun relevantie dan kleinere gezelschappen.’

Dat heeft volgens Anthonissen voornamelijk te maken met de dwangmatige gedachte dat kunst een algemeen soort nut moet hebben. ‘Die dwang kan zich op verschillende manieren uiten. Wat ik daarnet zei over de cultuureducatie is er een voorbeeld van, maar binnen politiek en cultuurbeleid neemt dat ook andere vormen aan. Van kunst wordt verwacht dat het een zo breed mogelijk publiek aanspreekt. Kunst moet niet alleen toegankelijk zijn voor bevolkingsgroep A, maar ook voor bevolkingsgroep B. In Vlaanderen heerste een paar jaar geleden heel sterk de overtuiging dat theater voor iedereen moet zijn. Ik geloof daar niet in. Voetbal is ook niet voor iedereen, maar daar worden blijkbaar minder vragen bij gesteld. Dat begrijp ik niet zo goed. Ik heb heel fijne vrienden die nooit naar het theater gaan en ik vind dat geen enkel probleem.’ ‘Recentelijk is onderzoek gedaan naar drie eeuwen theaterpubliek. Daaruit blijkt, alle inspanningen ten spijt, dat het percentage van de bevolking dat wordt aangesproken door theater in de laatste drie eeuwen niet noemenswaardig is veranderd. (Subsidie lokt geen nieuw theaterpubliek, door Wijbrand Schaap, Het Parool, 3 mei 2006 - WT.) ‘Wij zien het als een uitdaging om kwaliteitstheater voor kinderen te maken zonder daarbij op de knieën te gaan voor de doelgroep, maar tegelijkertijd te zorgen dat onze voorstellingen toegankelijk blijven. Daarin staat Artemis overigens zeker niet alleen. Huis aan de Amstel, Het Laagland, Stella Den Haag, Het Lab – allemaal jeugdtheatergezelschappen die met dezelfde uitdagingen op verschillende manieren bezig zijn.’ ‘Het moeilijke voor ons allemaal is dat het jeugdtheater nu eenmaal streng wordt georganiseerd. Schoolvoorstellingen zijn verplicht. Ze worden vaak geboekt door bemiddelingsinstanties en niet door de schouwburgen zelf. Schoolvoorstellingen zijn vaak ook niet toegankelijk voor het vrije publiek. Artemis vindt dat jeugdtheater wat minder schools moet worden. Niet alleen schoolklassen in de zaal, maar ook vrij publiek. Wij zijn nu op verschillende manieren aan het onderzoeken hoe we daarop kunnen inspelen. Een locatieproject als Pakman is daar een goed voorbeeld van: bij de schoolvoorstellingen houden we steeds een aantal zitplaatsen beschikbaar voor vrij publiek. In die zin is het dan eigenlijk al méér dan een schoolvoorstelling.’ ‘Het beoordelen van wat wel en niet kan voor kinderen doen we in eerste instantie intuïtief. Dat kan ook niet anders, want wij zijn geen kinderen meer. In de leeftijdscategorieën waar wij voor spelen, kom je soms kinderen tegen die nog nooit in het theater zijn geweest. Dat is wel iets waar je je als gezelschap bewust van moet zijn.

Het simpele gegeven dat wat er op het toneel gebeurt niet echt is maar fictief, is voor hen niet vanzelfsprekend. Die kinderen moeten de theatertaal nog leren: als iemand met een hamer op zijn hoofd wordt geslagen, is dat niet erg; twee minuten later staat hij gewoon weer op. Anderzijds ben ik telkens weer verrast hoe ver je inhoudelijk kunt gaan bij kinderen. Ik denk ook dat kinderen er behoefte aan hebben dat hen dingen worden aangedragen die ze nog niet kennen. Daarom geloof ik dat je de lat eigenlijk net iets hoger moet leggen dan waar ze op dat moment aan toe zijn. Enerzijds moet je dat toetsen aan de doelgroep, anderzijds moet je als theatermaker intuïtief beslissingen nemen.’ Toch is volgens Anthonissen niet iedere theatermaker geschikt om voorstellingen te maken voor kinderen en jongeren. ‘Ik denk dat sommige theatermakers de werkelijkheid op een manier verbeelden die niet geschikt is voor kinderen. Voorstellingen waar geen enkel licht aan het einde van de tunnel te zien is bijvoorbeeld. Waar alles als een soort draaikolk de afgrond in stort. Zwartgallig en cynisch. Dat zijn voorstellingen, hoezeer ik ze soms ook kan waarderen, waarvan ik denk: nee, niet voor kinderen. Begrijp me niet verkeerd hoor, want ik vind tegelijkertijd dat we als volwassenen soms te beschermend willen zijn. We moeten niet bang zijn om kinderen te tonen welke, soms akelige, ervaringen het leven nu eenmaal met zich meebrengt. ‘De eerste vraag die na afloop van een voorstelling aan kinderen wordt gesteld, is vaak: “Vond je het leuk?” En de tweede vraag is dan al snel: “Heb je het begrepen?” Val kinderen daar alsjeblieft niet onmiddellijk mee lastig. Laat ze eerst iets ervaren. Ook dit geldt overigens niet alleen voor het jeugdtheater.’ ‘Volwassenen zijn voornamelijk cognitief bezig, ook als het over kunstbeleving gaat. Ik vind een openkijkhouding ontzettend belangrijk. Ik zou willen dat wij allemaal van jongsaf aan meer getraind werden om zo’n kijk- en luisterhouding aan te nemen. Dat gebeurt veel te weinig. We zijn te veel bezig met de functie van theater, en met de vraag wat we ermee moeten, in plaats van de beleving en ervaring van een voorstelling op zich. Uiteindelijk draait de kwaliteit van een voorstelling voor mij om één ding: de mate waarin een kunstenaar gearticuleerd krijgt wat hij of zij zeggen wil. Dat kan op vele manieren, met uitroeptekens óf vraagtekens, met óf zonder metaforen, hoe grillig, weerbarstig en persoonlijk ook. Ik blijf erbij dat, als dat met overtuigingskracht gebeurt, het publiek volgt.’

7




Faculteit Muziek maakt schoon schip

10

Eind 2004 pikte de Raad van Toezicht van de HKU het niet langer: de Faculteit Muziek moest eindelijk maar eens de jarenlange tekorten wegwerken en dus drastisch bezuinigen. De strijd brandde los. Op het spel stond de kwaliteit van het onderwijs en misschien zelfs het voortbestaan van de faculteit. Over één ding zijn alle partijen het eens: ‘communicatie’ is een sleutelwoord gebleken.

tekst Astrid de la Fuente & Robert Loeber illustratie Leon Martakis

Het College van Bestuur, de vakbonden, de medezeggenschapsraden, het faculteitsbestuur, docerend en ondersteunend personeel en uiteraard de studenten: allen hadden zij hun eigen invalshoek, meningen en angsten. Met zulke financiële tekorten – het ging om 1 miljoen euro – leek een reorganisatie voor de Faculteit Muziek onafwendbaar. De zogenaamde commissie IJzermans werd ingesteld om een curriculum te ontwerpen dat binnen het beschikbare budget kon worden gerealiseerd. Het faculteitsbestuur werd feitelijk onder curatele gesteld en vervolgens, intern verscheurd door uiteenlopende beleidsvisies, in januari 2005 vervangen. Het nieuwe bestuur werd ad interim (iFB) aangesteld tot oktober 2005 en bestond uit alle studieleiders van de eigen verschillende opleidingen. De gemoederen liepen hoog op. Enkele docenten schakelden de pers in en spraken van de uitholling van het onderwijs. In oktober 2005 volgde een inhoudelijk vergelijkbaar studentenprotest, gesteund door de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) dat een kort

zijn vertrokken of ronden het collegejaar nog af. Een overgangscurriculum draait, het nieuwe curriculum is in de laatste fase van ontwikkeling en start in september 2006. Enkele betrokkenen blikken terug en geven hun mening.

geding aanspande tegen de HKU. Het kwam uiteindelijk niet tot een rechtszitting omdat tijdens overleg tussen de LSVb en de HKU standpunten werden verhelderd en noodzakelijke wijzigingen werden besproken en vastgesteld. Tegelijkertijd werd het faculteitsbestuur officieel geïnstalleerd. Een reorganisatie met gedwongen ontslagen kon worden voorkomen. In overleg met de vakbonden werd een speciale FPU-regeling (Flexibel Pensioen en Uittreden) aangeboden aan al het HKU-personeel. Deze regeling gold voor alle faculteiten. Tevens werd de leegstand afgekocht waarvan bij sommige docenten sprake was. Beide regelingen werden op vrijwillige basis per 1 december 2005 uitgevoerd, precies een maand voor de totale, landelijke, afschaffing van de FPU. Ook werd het aantal beschikbare fte’s (fulltime-equivalent) voor het onderwijzend personeel teruggebracht van 43 naar 36. Inmiddels lijkt het betrekkelijk rustig. De docenten die gebruik hebben gemaakt van de speciale FPU-regeling

‘IK KRIJG GEEN BOZE BRIEVEN MEER VAN STUDENTEN EN OOK GEEN BOZE DOCENTEN AAN DE TELEFOON’

Volgens Ad Wisman, collegevoorzitter van de HKU, was een cultuuromslag nodig. ‘De salarissen die sommige docenten hadden bedongen, werden tot dan toe geaccepteerd omdat dat nu eenmaal historisch zo gegroeid was. Dit leidde tot scheefgroei tussen docenten onderling. Ook kwamen excessen voor, zoals een dure dirigent voor een orkestproject. Dat elitair gedoe moet afgelopen zijn. Gewoon waar naar je geld.’ Wisman legt de verantwoordelijkheid voor de opgelopen


spanningen gedeeltelijk bij de docenten. ‘Enkele FPU’ers bij Muziek hebben gezegd dat ze ontslagen zijn. Studenten zijn door die docenten opgejut. Mondige studenten zijn prima, maar ze moeten wel zelf na blijven denken en niet alles voor waar aannemen.’ Wisman constateert dat het opgewaaide stof inmiddels is neergedwarreld. ‘Ik krijg geen boze brieven van studenten meer en ook geen boze docenten aan de telefoon.’ Voorafgaand aan de aanstelling van het iFB zijn er vele bestuurswisselingen geweest. ‘Ik besloot niet weer een dure bobo van buiten aan te trekken. We hadden zelf mensen in huis aan wie het besturen van de faculteit kon worden toevertrouwd. Het huidige viertal blijkt een goed team. Dit jaar draait de faculteit al quitte. ‘Maar’, waarschuwt Wisman, ‘het is zaak vooruit te blijven denken, want wat als er zich minder studenten melden?’ Wisman hoopt dat met andere onderwijsvormen goedkoper onderwijs kan worden geleverd. ‘Ik ben er trots op dat de organisatie uiteindelijk toch heeft meegewerkt en zich aan de realiteit heeft aangepast, zowel de staf als de studenten.’

‘WE ZIJN TOEN VOOR ONZE RECHTEN OPGEKOMEN DOOR EEN DAGVAARDING IN TE DIENEN’ Bianca Zegers, studente dwarsfluit en tevens juriste, was als ‘schakel tussen studenten en advocaat’ nauw betrokken bij het studentenprotest dat uiteindelijk leidde tot een dagvaarding gericht aan het faculteitsbestuur en het CvB. Volgens haar sloeg bij de studenten de paniek toe toen het nieuwe schooljaar startte en het nieuwe rooster grote gaten bleek te vertonen. ‘Daarna hoorden we dat veel hoofdvakdocenten weggingen, terwijl de meeste studenten juist eerst kiezen voor de hoofdvakdocent en dan pas voor een instelling. Het was een bende.’ Er was een totaal gebrek aan informatie voor de studenten. ‘Er kwamen geen antwoorden. We hadden niet het gevoel dat onze belangen werden meegewogen. We zijn toen voor onze rechten opgekomen door een dagvaarding in te dienen. Het faculteitsbestuur gaf nog vóór de zittingsdatum aan te willen praten. Er zou zo snel mogelijk duidelijkheid komen en gezorgd worden dat we de vakken konden volgen die nodig zijn voor een diploma.’ Zegers denkt dat de druk van de dagvaarding en de media het faculteitsbestuur een extra zetje heeft gegeven. ‘Het bestuur heeft toegegeven dat er geen goede communicatie is geweest. Het vertrouwen van veel studenten is erg beschadigd. Hopelijk is het bestuur zich hiervan bewust. Er moet begrip zijn voor de belangen van de studenten en met hen gecommuniceerd worden. Ik zit nu in de sollicitatiecommissie voor een nieuwe fluitdocent.’ Tamara Roemjantsew en Jos Schillings zijn beiden lid van het nieuwe bestuur. Na ruim een jaar keihard werken, nemen ze een uur de tijd om terug te kijken. ‘Het was absoluut nodig om schoon schip te maken. Er was sprake van financieel wanbeleid. Ook kwam het toenmalige bestuur niet tot een gezamenlijke visie. Doordat de bekostiging door de overheid en het aantal studenten waren teruggelopen, werd vanaf de jaren ’90 een schuld opgebouwd.’ Ook zij spreken van een elitecultuur en halen de onderling verschillende salarissen van docenten aan. ‘Nu is bij een nieuwe aanstelling de vraag of de docent in loondienst komt of factuurdocent wil worden. De inschaling moet gewoon overeenkomen met de cao voor het hbo. De balans tussen financiën en onderwijs blijft precair. Er wordt daarom gestreefd naar een flexibeler personeelsbestand met meer factuurdocenten.’ Het begrip ondernemerschap is in deze onderwijsomgeving niet nieuw. ‘Wat je doet moet te verantwoorden zijn. We moeten steeds meer functioneren als onderneming.’

Het hele proces verdient volgens hen geen schoonheidsprijs. ‘De communicatie had beter gekund en de datum van effectuering, middenin het studiejaar, lag ongelukkig. Het was echter een race tegen de klok door de geplande afschaffing van de FPU.’ Voortdurend wordt gewerkt aan een actuele visie op het onderwijs. ‘Afgestudeerde studenten blijken niet altijd in staat in te spelen op de vraag en kunnen zich dan niet handhaven in de praktijk. Het rapport van de commissie IJzermans heeft de discussie die zo nodig was op gang gebracht. Er wordt nu veel meer gezocht naar samenhang en hoe die te realiseren en te integreren in het onderwijs. De opleiding moet een brede basis hebben. De muzikant van nu moet het vermogen hebben tot groei, aanpassing en vernieuwing.’ Reagerend op het verwijt van destijds, dat het onderwijs werd opgeofferd aan de bezuinigingen: ‘De insteek is dat onderwijs op de eerste plaats effectief en dus afgestemd moet zijn op de beroepspraktijk, en dan het liefst gelijk ook efficiënt, dus financieel uitvoerbaar. Zonder beroepspraktijk geen onderwijs. Bezuinigingen mogen de inhoud van het onderwijs nooit bepalen.’

‘INDIVIDUELE DOCENTEN MOETEN DE OVERSTAP MAKEN NAAR ANDERE KADERS, VANUIT EEN SOMS EEUWENLANGE TRADITIONEEL KLASSIEKE VISIE OP HUN VAK’

Ook de facultaire medezeggenschapsraad noemt het aanvankelijke gebrek aan communicatie als oorzaak van de toen hoog opgelopen emoties. De erfenis van de vorige faculteitsbesturen liet zich ook nog voelen. ‘Het vertrouwen tussen bestuur en onderwijzend en ondersteunend personeel was gedaald tot ver onder het nulpunt. Het lijkt erop dat het zich voorzichtig aan het herstellen is. Het ontbreken van regie vanuit het CvB en de tamelijk botte wijze van stellingnemen van het CvB hebben bovendien in diverse geledingen kwaad bloed gezet.’ De medezeggenschapsraad heeft begrip voor de moeilijke positie waarin het kersverse iFB verkeerde. ‘Het waren voor iedereen onduidelijke tijden. Ons toenmalige iFB werd heel erg in het diepe gegooid en kreeg daar maar weinig uren voor. Ga dan nog maar eens rustig nadenken en zorgen voor een goede communicatie!’ Er zijn ook positieve veranderingen te melden. ‘Voor het eerst sinds lange tijd is een boekjaar afgesloten met een licht positief resultaat. Dit is voor een groot deel te danken aan de effecten van de FPU-regeling, maar ook aan de inspanningen van ons bestuur. Veel leegstand is met het vertrek van de FPU’ers verdwenen. Nu hoeft er dus, simpel gezegd, niet te worden betaald voor werk dat

er niet is.’ Voor voldoende docentenomvang is een harde strijd gevoerd. ‘Met de door het CvB toegezegde fte’s kunnen we voor het huidige aantal studenten toe.’ De medezeggenschapsraad heeft zich uitvoerig gebogen over het concept-curriculum dat het bestuur haar en de docenten heeft voorgelegd voor 2006-2007. Aan het eerdere verwijt van de protesterende docenten dat ze niet actief betrokken werden bij de ontwikkeling van het curriculum is hiermee gehoor gegeven. ‘Natuurlijk zijn er zorgen om de kwaliteitswaarborg. Het conceptcurriculum is financieel en organisatorisch haalbaar. Het oordeel over de inhoud hebben we overgelaten aan de docenten. Begin mei hebben we het bestuur groen licht gegeven voor alle nieuwe curricula. Als voorwaarde hebben we gesteld dat de curricula tussentijds regelmatig geëvalueerd worden.’ Er is veel aandacht voor de maatschappelijke relevantie van het onderwijs. Dat leidt soms tot botsingen tussen traditie en vernieuwing. ‘Individuele docenten moeten de overstap maken naar andere kaders vanuit een soms eeuwenlange traditioneel klassieke visie op hun vak. De vraag is dan of de traditie expertise heeft opgeleverd of ballast is geworden. Een spannend proces.’ Aan ideeën geen gebrek: ‘Meer onderwijscommissies voor elk specifiek deelcurriculum zouden de betrokkenheid van studenten en docenten kunnen vergroten. In elk geval,’ is de conclusie, ‘wordt de medezeggenschapsraad goed betrokken bij de visievorming en uitwisseling van gedachten..’ Spannende tijden dus voor de Faculteit Muziek. Het huidige collegejaar wordt algemeen beschouwd als een overgangsjaar van slechte naar betere tijden, waarin moet blijken of het nieuwe curriculum realistisch en werkbaar is. Dit curriculum gaat draaien vanaf september 2006, het begin van het nieuwe collegejaar. In het novembernummer van .unst peilen we de meningen.

Met dank aan alle geïnterviewden en Eveline den Boogert

11


12


.cv-building tekst Annelies Vermeulen fotografie Sam van Veluw

Veel HKU’ers vinden tijdens of na hun studie onderdak bij een culturele instelling in Utrecht. Ze krijgen daar een baan, werken er aan een project of lopen er stage. In gaat .unst bij die instellingen op bezoek. Deze keer zijn we te gast bij Vrede van Utrecht, de stageplek van Nikkie Koper. ‘Mijn werkzaamheden zijn heel afwisselend. De ene dag ben ik bezig met het schrijven van subsidieaanvragen, de volgende dag moet ik een 42-koppige band van Schiphol naar Utrecht zien te vervoeren.’ Nikkie Koper (22) heeft het naar haar zin bij Vrede van Utrecht. De derdejaarsstudente aan de Faculteit Kunst en Economie neemt haar stage dan ook serieus. ‘Ik voel me verantwoordelijk voor wat ik hier doe.’ Vrede van Utrecht organiseert vanaf 2004 tot 2013 films, tentoonstellingen, voorstellingen, lezingen en debatten. De rode draad in het programma is de relatie tussen cultuur en actuele maatschappelijke thema’s. Het festival kent in 2006 vier pieken: in april, juni, september en november vindt er steeds een gevarieerd programma plaats in stad en provincie. Koper werkt aan twee projecten tegelijkertijd. ‘Voor het programma in juni, Nieuwe Grond, regel ik onder andere al het personeel. Ik verzamel de vrijwilligers en begeleid ze ook. Voor november ben ik al begonnen met de subsidieaanvragen voor het Community Arts Lab. Ik doe ook research, maar deze stage bestaat vooral uit veel regelwerk. Ik verveel me hier geen moment.’

‘ALS STAGIAIRE MOET JE OOK OM HULP DURVEN VRAGEN’ Dat is precies hoe stagebegeleiders Lieke Hoitink en Meinke Noordam het graag zien. ‘Een stagiaire moet alles aanpakken. Niet zeggen: “Dat en dat wil ik niet doen.” Het is niet zo dat je dan alleen voor alle klusjes wordt ingezet’, vertelt Hoitink. ‘Juist niet! Je moet als stagiaire ook de leuke dingen meemaken, zodat je weet waar je het allemaal voor doet. We zeggen ook wel eens: “En nu ga je zelf naar de voorstelling.” Beide begeleiders vinden het opdoen van ervaring en het bouwen aan een netwerk belangrijke doelen van stagelopen. ‘Zonder praktijkervaring kom je er niet’, zegt Noordam. ‘Bij Vrede van Utrecht heb je niet alleen een unieke diversiteit aan kunstdisciplines, maar is ook het soort project telkens anders. De ene keer organiseren we een compleet vierdaags festival en een andere keer gaat het alleen om een eenmalig concert.’ Noordam weet uit eigen ervaring hoe essentieel het is om een goede stageplek te hebben. ‘Mijn stage was destijds erg belangrijk voor me. Zonder praktijkervaring en een netwerk was ik nooit aan een baan binnen deze sector gekomen.’ Hoitink vult aan: ‘We hadden hier een vacature waar we honderdvijftig sollicitatiebrieven op binnen kregen. Dat is tekenend voor hoe moeilijk het is om een baan te vinden in de kunstensector. Dan moet je het echt van je netwerk hebben.’ Dat kan de stagiaire zelf beamen. ‘Ik kende Vrede van Utrecht al, omdat ik hier via de HKU een project had gedaan. Dan weet je al een beetje waar je terechtkomt en dat is belangrijk omdat je je wel fijn moet voelen op je stageplek. Je kunt op school alles leuk leren, maar je moet kennis en ervaring hebben.’ Officieel loopt Koper 32 uur per week stage. ‘Maar ik maak al snel langere dagen, want meestal ligt er een grote berg met werk dat nog verzet moet worden. Daarentegen mag ik soms ook wat eerder weg hoor.’ ‘Ik vind dat ik hier als volwaardige kracht wordt gezien. Ik maak echt deel uit van de organisatie. Ondanks dat vergeten ze niet dat ik toch stagiaire ben, dat ik fouten kan en mag maken. Als stagiaire moet je ook om hulp durven vragen. Als ik hier in mijn eentje al die subsidieaanvragen zou moeten schrijven, had ik wel het gevoel gekregen dat ik in het diepe wordt gegooid. Maar omdat we bij Kunst en Economie al vanaf het eerste jaar stagelopen, heb ik dat hier eigenlijk nog niet gehad. Door al die stages weet ik namelijk wel hoe het er bij dit soort instellingen aan toe gaat.’

13


In januari 2006 is de voormalige Interfaculteit officieel omgedoopt tot Faculteit Kunst en Economie. Giep Hagoort, lector Kunst & Economie, was een van de initiators van de in 1986 opgerichte Interfaculteit. Samen met hem blikken we terug op de opkomst van de studie kunstmanagement.

De mentaliteit van een cultureel ondernemer tekst Daan Janssen fotografie Edwin Verhoeven

14

De huidige Faculteit Kunst en Economie begon als kleinschalig cursuscentrum, maar ontwikkelde zich gaandeweg tot een volwaardige onderwijsinstelling op het gebied van bachelor- en masteropleidingen. Een wezenlijk verschil is dat de huidige organisatie zich steeds meer richt op opleidingen, trainingen en onderzoek, terwijl het cursuscentrum zich destijds voornamelijk op gesubsidieerde kunst en cultuur richtte. Hagoort legt uit hoe die omslag tot stand is gekomen. ‘De behoefte aan een echte kunstmanagementopleiding dateert uit de jaren tachtig, toen de culturele bedrijfsvoering zich steeds sterker professionaliseerde. De mensen binnen de culturele sector hadden veel ervaring, maar misten vaak een theoretische achtergrond op het gebied van de organisatiekunde. Ze leerden het vak van hun voorgangers. Toen de managementliteratuur een vlucht nam, zagen wij dat er vraag kwam naar mensen die de praktijk konden koppelen aan die theoretische kennis over marketingstrategieën, projectmanagement, personeelsbeleid en financiën. De bedrijfsvoering van culturele instellingen werd daardoor meer vanuit de managementhoek benaderd, waardoor een mentaliteit van cultureel ondernemerschap ontstond.’ De snelle ontwikkelingen in het subsidiebeleid en de manier waarop men tegen cultureel ondernemerschap aankeek, had ook grote invloed op het lessysteem. Hagoort: ‘Waar we in het begin nogal vak- of docentgeoriënteerd waren – de docent vertelt zijn verhaal en de student vertelt dit na – beseften we steeds meer dat ook de docent zich lerend moest opstellen. Zijn kennis van vandaag is de oude kennis van morgen. Onze faculteit is steeds nadrukkelijker een learning community geworden, waar de docent ook laat zien dat hij wil leren. Daarom zetten we steeds meer in op projectonderwijs, want dat is de meest lerende vorm voor zowel docent als student. Kenmerkend voor een lerende organisatie, zoals de faculteit wordt beschreven in het boek HKU Dwarsdoorsnede 2005, is dat ook de leiding en docenten die houding aannemen. Zo zien studenten dat je moet blijven leren en nooit de ultieme wijsheid in pacht hebt.’ De opleiding wilde vasthouden aan haar sterke traditie van praktijkgericht doceren. Hagoort: ‘Wij doen ook aan theorievorming, maar het gaat ons met name om het koppelen van die theorie aan de praktijk. Dat zie je terug in het nieuwe pgo-systeem (probleemgestuurd onderwijs - red.), de case studies en het belang van stagelopen. Nieuw is het STRATLAB (strategisch laboratorium - red.), een soort kenniscentrum dat de

unieke kennis van vierdejaarsstudenten mobiliseert. Onze vierdejaars hebben een lange derdejaarsstage achter de rug en een hoop unieke kennis als bagage. De theorie van de eerste jaren hebben ze kunnen combineren met de praktijk. Wat levert dat op? Die kennis staat niet in de boekjes. Het samenbrengen van die kennis, de ideeën en ervaringen van de studenten, dat gebeurt in het STRATLAB.’

‘VOOR ECHTE BETROKKENHEID IS HET ESSENTIEEL OM VOLWASSEN STUDENTEN OOK LETTERLIJK VOLWASSEN TE NEMEN’ Hagoort heeft één kritische kanttekening bij de gekozen manier van doceren. ‘Op zichzelf zijn het mooie concepten, maar toch hoor je een enkele student wel eens zeggen: Ja, dat moet je nu eenmaal doen hier. Soms wordt dit systeem dus heel mechanisch beleefd en niet op de door ons beoogde organische manier. Ik besteed er daarom veel aandacht aan bij studenten te achterhalen waarom ze deze opleiding volgen.’ ‘Wat ik erg leerzaam vind aan het STRATLAB, is dat het op eigen initiatief van een student op internet is gezet. Het hele project is zo op de website terug te lezen. Dat bedoel ik met de lerende organisatie. Wanneer ik mij opstel als een docent die wel even komt zeggen hoe het werkt, was dit nooit tot stand gekomen. Voor echte betrokkenheid is het essentieel om volwassen studenten ook letterlijk volwassen te nemen.’ Hagoort stelt dat de competenties van studenten door al deze vernieuwingen niet zijn veranderd. ‘De hoofdcompetentie blijft bijvoorbeeld communicatie en ondernemerschap. Soms zijn competenties wel uitgebreid: zo wordt er een grotere pro-actieve houding verwacht van de studenten. Het ondernemende, kritische en onderzoekende aspect krijgt steeds meer nadruk. Daarom zijn we buiten de bachelor- ook met een masteropleiding gestart. Het voornaamste verschil tussen de twee opleidingen is dat de bacheloropleiding heel erg praktisch is en de masteropleiding ook een academisch karakter heeft, met een sterk onderzoekend, theorievormend aspect. De bachelor moet de theorie kunnen begrijpen en toepassen. Van de master verwachten we dat deze de theorie kritisch benadert en vanuit eigen bevindingen zelfs kan uitbreiden.’


Mensen Rick Steggerda

Hoe beleven studenten Kunst en Economie het onderwijs op hun faculteit? Eerstejaars Kim van Dijk (20) en de vorig jaar afgestudeerde Dewi van Drogenbroek (24) over de voors en tegens. Van Dijk volgde de eenjarige opleiding Hotelmanagement, voordat ze min of meer toevallig terechtkwam op de Open Dag van de Faculteit Kunst en Economie. De combinatie van management en kunst en cultuur sprak haar direct aan. Van Dijks grote passie is theater, maar ook management en organiseren heeft haar altijd getrokken. De opleiding Hotelmanagement voldeed echter niet aan haar verwachtingen. ‘Ik had daar het gevoel dat ik niet voldoende werd uitgedaagd.’ Haar eerste korte stage bij het Stedelijk Museum in Amsterdam vindt ze leuk, maar ze wil hierna graag nog bij een faciliterend theater werken. Drogenbroek wilde actrice worden. Na een oriënterend jaar Culturele en Maatschappelijke Vorming deed ze audities bij theateropleidingen. ‘Na de zoveelste afwijzing ging eindelijk het lampje branden: achter de schermen ben ik echt beter op mijn plek. Organiseren en de leiding nemen, het zit nu eenmaal in mijn bloed.’ Haar keuze voor de destijds nieuwe opleiding Kunst en Economie omschrijft Drogenbroek als ‘een wat impulsieve actie’. ‘Ik hoopte op een soort vuurdoop, wilde mezelf ergens helemaal instorten en er met een hoofd bomvol ideeën weer uit komen.’ Drogenbroek is momenteel werkzaam bij het ROC in Amsterdam, waar ze alle zakelijke handelingen verricht voor mboleerlingen in Handel en Educatie. Daarnaast werkt ze sinds kort voor Ombú, een stichting die zich inzet voor culturele en sociaal-agogische projecten in Argentinië.

‘HET DUURT ALTIJD WEL LANG VOORDAT DE CIJFERS BEKEND ZIJN…’

Van Dijk is enthousiast over de manier waarop theorie en praktijk in het lesprogramma zijn opgenomen. ‘We werken in groepjes aan diverse praktijkcases. De resultaten daarvan presenteren we ieder blok aan een aantal externe opdrachtgevers, wat ontzettend leerzaam is. De opdrachtgevers – professionals uit diverse culturele instellingen – beoordelen de studenten en laten veel ruimte voor het stellen van vragen.’ Ook Drogenbroek is lovend over de praktijkgerichtheid van de opleiding. ‘Vanaf het begin liepen we stages, wat in deze branche volgens mij ongelooflijk uniek is. Daar heb ik nog het meest van geleerd, heb ik me het meest kunnen oriënteren, ben ik het meest op mijn bek gegaan en heb ik me het meest kunnen bewijzen.’ Zij voegt hier echter wel aan toe: ‘Jammer dat er soms te weinig concrete begeleiding was vanuit de opleiding. En ik had véél meer theorie verwacht, dat heb ik echt als een gemis ervaren. Theorie en praktijk zouden meer parallel moeten lopen.’ Wanneer Van Dijk wordt gevraagd naar mogelijke verbeterpunten, antwoordt ze ietwat voorzichtig: ‘Het duurt altijd wel lang voordat de cijfers bekend zijn… en er mag best meer duidelijkheid komen over de verschillen tussen de diverse afstudeerrichtingen.’ (Onlangs is op de faculteit over elke afstudeerrichting een college gegeven, dat iedereen vrijwillig kon bezoeken - DJ) Drogenbroek klinkt resoluter: ‘Vooral de communicatie en de begeleiding van de studenten liet te wensen over. Dat zou de opleiding echt moeten verbeteren. Ook kreeg ik de indruk dat met name gastdocenten vaak niet zo goed wisten wat ze met de studenten aan moesten. Dat komt waarschijnlijk allemaal doordat je als jonge organisatie nu eenmaal met kinderziektes te maken hebt.’

15

.column

GIEP HAGOORT: ‘IK BESTEED ER VEEL AANDACHT AAN BIJ STUDENTEN TE ACHTERHALEN WAAROM ZE DEZE OPLEIDING VOLGEN’

Dit is mijn eerste column in .unst. Ik hoop dat er nog velen volgen. In elk geval meer dan zeven. Dat is het aantal dat Abel den Denker (een pseudoniem) er schreef voor Regio Venster, een huis-aan-huisblad op Goeree-Overflakkee. Deze columnist is vermoedelijk een ‘afvallige’ en schreef in die hoedanigheid kritisch over de kerk. Den Denker keurde het bijvoorbeeld af dat de Dodenherdenking in Middelharnis geen doorgang vond dit jaar, omdat dit de zondagsrust zou verstoren. Op dergelijk commentaar zat het christelijke eiland niet te wachten. Sterker nog, men ontstak in zo’n woede dat een groepering die zich de ‘waarzeggers’ noemt, een dreigbrief stuurde. Den Denker had drie keuzes: 1) eiland met gezin en al verlaten, 2) zich bekendmaken en zijn excuses aanbieden of 3) geld doneren aan de kerk (ja, u leest het goed: de aflaat bestaat nog). Iemand die aangifte deed, zei dat hij de columnist zou ‘killen’ als hij wist wie het was. Nu ben ik niet van plan om deze situatie te wegen, om stelling te nemen of te polariseren: de bekrompenheid druipt er van beide kanten af: Den Denker scoort goedkoop; de waarzeggers... tja, de waarzeggers. Ik zou deze column kunnen gebruiken om de volgende stelling te verdedigen: er is hier sprake van hetzelfde probleem als bij de cartoonrellen, nu ruim drie maanden geleden. Nou, misschien. Vervang de dreigbriefschrijvers door moslims en Den Denker door Westergaard en je zou kunnen spreken over substituten. Toch ga ik ook dat niet doen. Twee weken geleden was ik in Egypte. Een land vol moslims. Moslims waarvan, hoorde ik vandaag (23 mei) zeggen op Radio 1, ‘de vrouwen emanciperen en de mannen radicaliseren’. Dan toch zeker in Nederland! Ik, atheïst, nogal blank en natuurlijk toerist (man ook), ervoer dat er van enige afstandelijke sociale omgang in Caïro geen sprake was; de mensen zeggen ‘salem’ en (de mannen) geven mij een hand en ik voel me welkom en één van hen (van iedereen), terwijl het contrast tussen ons niet groter kan zijn. Het is onze taxichauffeur die het als volgt verwoordt: ‘Ik heb een vrouw, ik heb kinderen en ik heb jullie als mijn baan. Wat meer kan ik wensen?’ Mensen, zou ik willen zeggen, mensen. Mensen, mensen, mensen, mensen. Wij zijn mensen.


De opzet van het concert was sober: een intiem combo, weinig wisselingen en geen backing vocals. Het repertoire droeg een sfeer van zowel weemoed als nonchalance en stond in het teken van het aangaan en loslaten van belangrijke zaken in het leven. De kunst om je innerlijk leven als voedingsbodem te gebruiken en in combinatie met je vakmatige skills tot een ‘maximale’ muzikale uitdrukking te komen, bereikte Mervi op verschillende momenten. Het programma had een mooie flow en was binnen het repertoire (voornamelijk jazz en latin) zeer divers. De thematiek – de natuurlijke cycli zoals ‘jaargetijden’ en ‘leven en dood’ – was zowel in de arrangementen als in de opbouw van het hele programma doorgaans mooi uitgewerkt. De liefde voor dit holistische thema kwam tot uiting in Mervi’s aangename sound (van tot helder), haar dynamische keuze (van pianissimo tot mezzoforte), het tekstbesef en de timing (vooral bij In Summer, Good Morning Heartache, Throw It Away). Ook vocaal gezien kon zij haar muzikale keuzes behoorlijk staven (met dank ook aan de geluidstechnicus!). De vloeiende Engelse en bijzonder mooie Braziliaanse

uitspraak droegen eveneens bij aan de gekozen sfeer. De interactie met de instrumentalisten verliep gestroomlijnd en het geheel was mooi in balans. De grote mate van authenticiteit van Mervi was opvallend. In haar zingen is geen imitatiegedrag te bespeuren en dat zorgt meestal voor een zeer persoonlijke zangstijl. Alleen bij het stuk Sista ontbrak het haar wat aan invulling. Het gevaar van het emotioneel geladen programma werd, dat het sentiment wat hoog op leek te lopen. Haar vermogen zichzelf bloot te geven en tevens optimaal in alle deelaspecten van de uitvoeringskunst tot uitdrukking te komen, werd daardoor verstoord. Dit resulteerde soms in disbalans van de adem, een gebrek aan finesses in dynamiek en frasering en het ontbreken van een doorontwikkeling binnen het arrangement. Het vereiste raffinement dat bij ‘het klein willen houden’ hoort, werd op die momenten dus niet bereikt. De stukken begonnen dikwijls prachtig, maar verloren op een bepaald punt draagkracht (DuDu, Let’s Waste). De ontspannen sfeer resulteerde bij Mervi in de gesproken intermezzi in een onderspanning, waardoor het hier en daar wat slap van toon werd.

.recensie Annemarie Maas bespreekt het eindexamen zang van Mervi Turkenburg

Conclusie: een sfeervol concert, dat de wens tot verfijning oproept en nieuwsgierig maakt naar de zangeres Mervi van de toekomst.

Annemarie Maas is docente zang Jazz en Pop op de Faculteit Muziek. Het besproken concert vond op 27 april jongstleden plaats in het Akademietheater van de Faculteit Theater

16

EINDEXAMENWERK 2006 Van 22 tot en met 25 juni is in de Utrechtse Toren van Babel (Oudenoord 275) het eindexamenwerk van de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving te zien. Daar exposeert de eGO expo dit werk van jonge kunstenaars en ontwerpers. Dit jaar staan voor het eerst ook presentaties van studenten Art and Economics (Visual Art and Designmanagement) op het programma. De eGO expo is op 22 en 23 juni van 17.00 tot 21.00 geopend en op 24 en 25 juni van 14.00 tot 19.00 uur. Op donderdag is er vrij entree, de andere dagen bedraagt die �2,50 (inclusief consumptie). Voor de modeshow – op vrijdag om 16.00, 19.00 en 21.00 uur – wordt apart entree geheven.

De eindexamenpresentaties van de Faculteit Theater zijn al in volle gang. Van 29 mei tot en met 28 juni laten studenten van deze faculteit hun eindexamenwerk aan het publiek zien. De locaties zijn het Akademietheater aan het Janskerkhof 18 en Pastoe (Rotsoord 3). De eindexamenconcerten van de Faculteit Muziek lopen nog tot en met 30 juni. Plaats van de concerten is het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats 28 (tenzij anders aangegeven). Kijk voor het volledige programma op www.hku.nl. De Faculteit Kunst, Media en Technologie presenteert haar afgestudeerde bachelor- en masterstudenten op

woensdag 13 en donderdag 14 september in het faculteitsgebouw aan de Oude Amersfoortseweg 131 te Hilversum. Daar zijn op deze twee dagen afstudeerprojecten te zien op het gebied van video, animatie, mediavormgeving, internetvormgeving, interactieve ontwerpen, games, compositie, muziekproductie, muziektechnologie, sound design en studiotechnologie. Iedereen is welkom.

www.hku.nl - bekijk eindexamenwerk!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.