Luik 2: Het liberalisme
De privaat/publieke scheidslijn is geen doel op zichzelf. Uit dat andere eerder genoemde document van de Franse Revolutie, de mensenrechtenverklaring, blijkt het doel: de stichting van een liberaal-democratische rechtsstaat.15 Het liberalisme geeft hier uitdrukking aan en komt in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw tot wasdom in de geschriften van filosofen als Locke, Rousseau, Kant en Mill. In een democratische rechtsstaat zijn twee vormen van vrijheid gegarandeerd: individuele en collectieve vrijheid. Om die twee vrijheden te garanderen, zijn twee pure sferen nodig. Individuele vrijheid floreert in de private sfeer, collectieve vrijheid in de publieke sfeer. Individuele vrijheid betekent dat het individu heer en meester over zijn eigen leven kan zijn. De Franse en latere mensenrechtenverklaringen geven uitdrukking aan dit ideaal. Daarin krijgen burgers recht op geloofsvrijheid, vrijheid van meningsuiting en andere rechten. Deze burgerrechten garanderen een persoonlijke levenssfeer, waarin het individu zich autonoom kan bewegen. Heel prominent onder die burgerrechten is het eigendomsrecht. De Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau, een belangrijke inspirator van de Franse Revolutie, noemde het zelfs een heilig recht en zei daarover: ‘Omdat alle burgerlijke rechten zijn gebaseerd op de eigendom, kunnen zij niet voortbestaan waar de eigendom is afgeschaft. Rechtvaardigheid zal dan niet meer dan een waanbeeld zijn, en de regering slechts een tirannie.’16
15