1 Lijn
Kruisarcering Een kruisarcering maak je met verschillende enkelvoudige arceringen. Deze teken je in lagen en in verschillende richtingen (kruislings) over elkaar heen.
Vrije arcering Een vrije arcering maak je met verschillende lijnsoorten die je ook kruislings over elkaar kunt plaatsen. Door de vrije manier van tekenen krijgt een vlak waarin een vrije arcering is gebruikt een levendig karakter. ~
. .... ... ' .
Verschillende soorten vrije arcering
Lijnstructuur Als je een vlak vult met lijnen of lijntjes, dan geef je dat vlak een bepaalde structuur of opbouw. Afhankelijk van de lijnsoorten die je gebruikt en de manier waarop je daarin afwisselt, verander je het karakter van de lijnstructuur.
Lijnstructuur
Tekenen
55
C De beeldende aspecten
2 Vorm Wat is vorm? Om je heen zie je talloze vormen.ln de natuur en in de door de mens gemaakte omgeving. Ook als je tekent of schildert, ontstaan er vormen . Al die vormen hebben uiteenlopende kenmerken. Sommige vormen hebben overeenkomstige kenmerken en horen daarom tot een bepaalde
vorm-
soort. De kenmerken van de verschillende vormsoorten worden hierna besproken.
van kenmerken van andere vormsoorten (bijvoorbeeld: hoekig en gerond). Je spreekt dan van een vormcontrast Bepaalde vormsoorten vertonen kenmerken die sterk verschillen
(vormtegenstelling). De manier waarop een
vorm zich toont, heeft ook te maken met wat een vorm voorstelt. voorstelling.
Vandaar dat hier ook aandacht is voor vorm en
Vormsoort
LO(.· '··
Tweedimensionale vorm Platte of vlakke vorm. Deze vorm meet je met twee maten (dimensies): lengte en breedte.
0
Driedimensionale vorm Ruimtelijke vorm. Deze vorm meet je met drie
{
I
.,
maten (dimensies): breedte, hoogte en diepte.
'
_.~.
!~
,:,,·
.... -
.· ...__;;::........·
Tweedimensionale vorm/driedimensionale vorm
Plastische vorm Een driedimensionale vorm met een sterk ruimtelijke uitstraling. Vaak is zo'n
vorm gemaakt van plastisch (kneedbaar) materiaal. Maar ook een gebeeldhouwd werk kan sterk plastisch zijn. Als je tekent of schildert, is een plastische vorm een vorm die ruimtelijkheid heeft gekregen door toepassing
van licht-schaduwwerking.
Plastische vorm
Enkelvoudige vorm Vorm die uit één stuk bestaat. Een enkelvoudige vorm is slechts één vorm.
Samengestelde vorm Enkelvoudige vorm
Een vorm die je uit meer (verschillende)
vormen
opbouwt of samenstelt. De samenstellende delen kunnen
van hetzelfde
materiaal zijn, maar ook van verschillende materialen.
jS6
ArtiToolbo'
Samengestelde vorm
2 Vorm
Regelmatige vorm Een vorm waarin je bepaalde afspraken of regels terugziet, die betrekking hebben op de maat of vorm. Alle meetkundige vormen (meetbare vormen) zoals vierkant, cirkel, zeshoek, maar ook kubus, cilinder en piramide zijn regelmatige vormen.
Onregelmatige vorm Een vorm waarin je geen enkele afspraak of regel kunt terugzien die betrekking heeft op maat of Regelmatige vorm
vorm.
Onregelmatige vorm
Hoekige vorm Een vorm met hoeken.
Geronde vorm Een vorm met rondingen. Hoekige vorm
Openvorm In een open vorm is lege ruimte opgenomen die licht en lucht toelaat. Hierdoor maakt de vorm een lichte indruk. Skeletvormen en frames zijn voorbeelden van open vormen.
Geronde vorm
Een vlakke (tweedimensionale) open vorm heeft als kenmerk dat deze vaak geen gesloten omtrek (contour) heeft en dat er restvormen aanwezig zijn.
Open vorm
Gesloten vorm Een gesloten vorm is een vorm zonder openingen. Een gesloten vorm maakt een massieve indruk. Een vlakke (tweedimensionale) gesloten vorm heeft een gesloten omtrek (contour) en er zijn (bijna) geen restvormen.
Gesloten vorm
Tekenen
57
C De- beeldende dSJ)('Cten
Positieve vorm De positieve vorm is de vorm die (als vlak) getekend of geschilderd is. Dit in tegenstelling tot de negatieve vorm( en). die in en om de positieve vorm overblijven (ook: restvorm). Voor ruimtelijke (driedimensionale) vormen geldt: de vorm die in de ru imte aanwezig is of in de ruimte doordringt (uitstulpen).
Negatieve vorm
Positieve vorm
De vorm die (in een vlak) overblijft in en om een positieve vorm (ook: restvorm) is de negatieve vorm. Voor ruimtelijke (driedimensionale) vormen geldt: de vorm die in en om een positieve vorm overblijft, bijvoorbeeld: o
de restvorm in een holle vorm,
• de (negatieve) mal van een te gieten (positieve) vorm. Ruimtelijke negatieve vormen trekken zich uit de ruimte terug (instulpen). Negatieve vorm
Restvorm De open ruimte die in of om een vorm overblijft is de restvorm. Wanneer meer vormen bij elkaar geplaatst zijn, is het ook de open ruimte die tussen de vormen overblijft.
Organische vorm Een organische vorm is een vorm die je ontleent aan een natuurlijke vorm (afgeleid van) zoals mens, dier en plant. De vorm heeft een vloeiende vormgeving die aan groeivormen doet denken.
Organische vorm
Geometrische vorm Een geometrische vorm is een platte (tweedimensionale) meetkundige vorm, zoals: vierkant, rechthoek, driehoek, cirkel en ellips.
DDDOO Geometrische vormen
Stereometrische vorm Een stereometrische vorm is een ruimtelijke (driedimensionale) meetkundige vorm, zoals: kubus, balk, kegel, piramide, cilinder en bol. Stereometrische vorm
158
Arti Tooibox
2 Vorm
Basisvorm
De basisvorm is de vlakke of ruimtelijke vorm die het uitgangspunt vormt bij de vormgeving. Bijna altijd gaat het hier om geometrische of stereometrische vormen. Grondvorm
De grondvorm is de vereenvoudigde vorm waartoe je een bestaande vorm kunt terugbrengen. Meestal gaat
Basisvormen/grondvormen
het hier om geometrische of stereometrische vormen. Symmetrische vorm
Een vorm die je in twee helften kunt verdelen die spiegelbeeldig gelijk zijn. De (denkbeeldige) lijn die de vorm in deze twee helften verdeelt, heet de symmetrie-as. Asymmetrische vorm
Een vorm waarin symmetrie ontbreekt, is asymmetrisch.
Symmetrische vorm
Asymmetrische vorm
Massieve vorm
Een massieve vorm bestaat door en door uit ĂŠĂŠn materiaal. Een massieve vorm bevat dus geen ruimte en is om die reden ook een gesloten vorm. Bijvoorbeeld: een rotsblok.
Massieve vorm
Holle vorm
Hollevorm
Een holle vorm bevat lege ruimte, zoals een vaas of een bronzen beeld.
Tekenen
59
C De beelde nde aspect en
Lineaire vorm Een lineaire vorm bouw je voornamelijk op uit lijnen. Dat kunnen zowel getekende lijnen zijn (vlak) als lijnen in de ruimte (ruimtelijk). Denk bij het laatste aan vormen die je opbouwt uit ijzerdraad, metaal profielen, dunne buizen of latten.
\
I
I
!
r::· -----·
.....
..
~
·-·~ ~--·-1.
'
Lineaire vorm
Transparante vorm Een transparante vorm is doorzichtig, bijvoorbeeld door het toepassen van glas of kunststof als constructiemateriaaL Transparante vorm
Vormcontrast De kenmerken van bepaalde vormsoorten zijn aan elkaar tegengesteld. Zo ontstaan zogenaamde vormcontra sten. Als je vormen met elkaar combineert die met elkaar een contrast vormen, versterken de eigenschappen van de afzonderlijke vormen elkaar. Bijvoorbeeld: een hoekige vorm lijkt hoekiger door een combinatie met vormen die rondingen vertonen. Hieronder volgt een opsomming van veel voorkomende vormcontrasten. • vlak 0
enkelvoudig
•
regelmatig
0
hoekig
• •
open positief
• organisch
•
..,.. .,.
. . ... . . ... . . ... ....... ....... . . ...
symmetrisch ..,.. .,.
ruimtelijk/plastisch samengesteld onregelmatig gerond gesloten negatief geometrisch/ stereometrisch asymmetrisch
Vormrijm Er is sprake van vormrijm als een bepaalde eigenschap van een vorm (bijvoorbeeld een deel van de vormcontour) terugkomt in een andere vorm. Vormrijm
Vorm en voorstelling Het karakter van een vorm wordt niet alleen bepaald door de vormsoort. De manier waarop een vorm zich toont, heeft ook te maken met wat een vorm voorstelt. Als een vorm een voorstelling heeft, verwijst die vorm naar iets dat je kent uit de werkelijkheid. De mate waarin een vorm naar die werkelijkheid verwijst, kan verschillen.
~Arti Tooibox
2 Vorm
Figuratieve vormivoorstelling Vorm of voorstelling met een herkenbaar beeld dat verwijst naar de zichtbare werkelijkheid.
Figuratieve vorm
Non-figuratieve vormivoorstelling Vorm of voorstelling zonder herkenbaar beeld. Het heeft geen betrekking op de herkenbare werkelijkheid. Een non-figuratieve vorm of voorstelling heet ook wel abstract.
Non-figuratieve vorm
Geabstraheerde vormivoorstelling Vorm ofvoorstelling die (gedeeltelijk) abstract is gemaakt (abstraheren). Als deze vorm of voorstelling nog deels herkenbaar is noem je deze halfabstract.
Geabstraheerde vorm
Gestileerde vorm Een vorm is gestileerd als de vorm is teruggebracht tot zijn meest wezenlijke kenmerken . Allerlei (overbodige) details zijn weggelaten . Doorgaans toont een gestileerde vorm de grondvorm(en) van die vorm .
de Bijenkorf() Gestileerde vorm
Gedeformeerde vorm Als je de verschijningsvorm (het uiterlijk) van een vorm verandert, bijvoorbeeld door de verhoudingen te wijzigen, is het resultaat een gedeformeerde vorm . Deformatie is vormveranderi ng.
Gedeformeerde vorm
Tekenen
61
C De beP.Ir.lende a>pecten
3 I<leur Wat is kleur? Je kunt kleuren zien doordat voorwerpen (zon)licht terugkaatsen. Zonlicht is opgebouwd uit verschillende kleuren die samen wit zijn. Deze verschillende kleuren kun je zien als het zonlicht door bijvoorbeeld een prisma (een driekantig geslepen glasobject) wordt 'gebroken: Ook als het zonlicht door een regenbui valt, ontstaat ditzelfde effect (de regenboog). De kleur van een voorwerp hangt af van het materiaal waaru it het bestaat (bijvoorbeeld koper), of de kleurstof (het pigment) die je erop aanbrengt. Daarnaast is de lichtkleur (wit of gekleurd) en de lichtintensiteit (lichtsterkte) van belang voor hoe je de kleur van een voorwerp ziet. Stel je voor dat op een voorwerp wit zonlicht valt. Je ziet dat het voorwerp een groene kleur heeft. Het witte zonlicht bevat verschillende kleuren, waaronder groen. Het 'groene' voorwerp kaatst alleen het groene licht uit het zonlicht terug. De overige kleuren neemt het op (absorberen). Als een voorwerp alle kleuren uit het zonlicht (wit licht) terugkaatst, zie je een wit voorwerp. Absorbeert het voorwerp alle kleuren uit het zonlicht dan zie je een zwart voorwerp. Om inzicht te hebben in het zien van en het werken met kleuren, onderscheiden we de volgende kleurken merken: ~
kleursoort,
• kleurordening,
o
kleurgebruik,
• kleurzuiverheid,
• kleurmenging,
~
kleurgroep.
• kleurhelderheid,
~
kleurwerking,
Gebruik bij het opzoeken van de verschillende kleurkenmerken de kaart met (onder andere) de afbeelding van de kleurencirkel in deze tooi box. Alleen zo kun je de verschillende kenmerken beter leren begrijpen.
Kleursoort
'stralingskracht: Alle kleuren die je aantreft in
Elke kleur hoort door de manier waarop hij
de kleurencirkel worden gerekend tot de
toont (zichtbaar is) en de naam die we eraan
zuivere kleuren, ook al is bijvoorbeeld groen
geven tot een soort, zoals:
gemengd uit cyaan (blauw) en (citroen) geel.
• rood,
Een zuivere kleur noem je ook wel: verzadigde
kleur.
~
violet,
o
sienna (bruine tint),
o
ultramarijn (blauwe tint).
Een onzuivere kleur is een kleur die je gemengd hel?t met bijvoorbeeld zwart, wit of grijs.
We kennen kleuren (rood, blauw, geel) en
Daardoor verliest de kleur aan 'stralingskracht:
niet-kleuren (zwart, wit, grijs). Niet-kleuren
Een onzuivere kleur noem je ook wel:
zijn ook kleuren . Rood is een kleur, zwart is als
onverzadigde kleur.
kleur een niet-kleur. De graad van zuiverheid van een kleur bepaal
Kleurzuiverheid
je door te kijken in welke mate een kleur
Een zuivere kleur bevat al het pigment
meer of minder op de zuivere (verzadigde)
waardoor die kleur zich kenmerkt. Een zuivere
kleur lijkt. Zo kunnen er dus van een kleur
kleur is niet gemengd met andere kleuren en
meer en minder verzadigde tinten bestaan.
beschikt daardoor over zijn volledige
( 6 2.
ArtiToolbox
3 Kleur
Kleurhelderheid
Deze kleuren kun je niet mengen uit andere
Een heldere kleur kaatst veellicht terug. Hoe
kleuren. In theorie kun je met deze kleuren
minder licht een kleur terugkaatst, hoe
iedere andere denkbare kleur mengen. In de
minder helder deze kleur is. In de kleuren-
praktijk lukt dat niet. Om die reden en
cirkel is geel de helderste kleur. Elke andere
vanwege het gemak bevat een verf-
kleur in de kleurencirkel is minder helder dan
assortiment altijd meer verschillende kant-
geel.
en-klare kleuren.
De helderheid van een kleur neemt toe als je
Secundaire kleuren
deze kleur mengt met wit. Dit heet
Als je twee primaire kleuren met elkaar
verhelderen. Het resultaat is een verhelderde
mengt, ontstaat er een mengkleur. Deze
kleur met een lichte kleurtoon.
mengkleur noem je een secundaire kleur
De helderheid van een kleur neemt af als je
(kleur van de tweede orde).
deze kleur mengt met zwart. Dit heet
De volgende kleuren zijn secundaire kleuren:
verdonkeren. Het resultaat is een verdonkerde
• oranje (oranjeachtig rood),
kleur met een donkere kleurtoon.
• groen, • violet (paarsachtig blauw).
De kleurtoon van een kleur is de tint die een kleur krijgt door deze kleur te verhelderen of
Je mengt de secundaire kleuren op de
te verdonkeren. Zo kan één kleursoort te zien
volgende manier.
zijn in veel verschillende kleurtonen. Wanneer
" rood + geel
= oranje
je de verschillende kleurtonen van een
" blauw+ geel
= groen
kleursoort ordent van bijna zwart naar bijna
o
rood + blauw =violet
wit ontstaat een kleurverloop dat je een kleurtoontrap noemt.
Deze secundaire kleuren krijg je als je
Een dergelijk verloop van zwart naar wit, met
ongeveer even grote hoeveelheden van de
daar tussenin alleen maar grijstonen, heet
twee primaire kleuren met elkaar mengt.
een grijstrap.
Daarom staan deze secundaire kleuren in de kleurencirkel midden tussen de twee primaire
Kleurordening
kleuren waaruit ze zijn gemengd.
De kleurencirkel is een manier om inzicht te
Maar elke kleur die je mengt uit twee primaire
krijgen in de manier waarop belangrijke
kleuren is een secundaire kleur. Zo kun je veel
kleuren ten opzichte van elkaar zijn
verschillende tinten oranje mengen door de
geordend. De basis van de ordening van
hoeveelheid rood en geel te variëren.
kleuren in de kleurencirkel wordt gevormd door de primaire kleuren .
Tertiaire kleuren Als je de drie primaire kleuren met elkaar
Primaire kleuren
mengt, krijg je een tertiaire kleur (kleur van de
Er zijn drie hoofdkleuren, die je ook wel
derde orde). Door de hoeveelheid rood, geel
primaire kleuren noemt (kleuren van de
en 'blauw steeds te variëren kun je een bijna
eerste orde):
onbeperkt aantal kleuren mengen.
• rood (magentarood),
Tertiaire kleuren zijn onzuivere of onver-
• blauw (cyaanblauw),
zadigde kleuren .
• geel (citroengeel).
Om die reden noem je kleuren die gemengd zijn met wit, zwart of grijs ook tertiair.
Tekenen
63
C [)p b;>eld e11de ~specten
Kleurmenging
Er zijn talloze kleurcombinaties mogelijk.
Kleuren kun je op verschillende manieren
Maar al die kleurcombinaties kun je
mengen. Het mengen van verfkleuren
onderbrengen bij een paar belangrijke
(pigmenten) levert heel andere resultaten op
combinaties of tegenstellingen.
dan het mengen van lichtkleuren. Om een
Een ander woord voor tegenstelling is
voorbeeld te geven: als je de primaire kleuren
contrast. Vandaar dat we spreken over
van verfkleuren in evengrote hoeveelheden
kleurcontrast.
met elkaar mengt, zou je in theorie zwart moeten krijgen. Doe je dat met de primaire
Er zijn verschillende kleurcontrasten:
kleuren van licht, dan levert dat wit op.
o
kleur-tegen-kleurcontrast,
" licht-donkercontrast, Pigmenten kun je mengen door twee of meer
• koud-warmcontrast,
verfkleuren op een palet met elkaar te
·• complementaircontrast,
vermengen . Je kunt echter ook gebruik
" kwaliteitscantrast (kleurzuiverheidscontrast),
maken van optische menging. Bij optische menging meng je kleuren niet op
,. kwantiteitscontrast.
een palet maar op het netvlies van het menselijk oog. Hoe moet je je dat voorstellen?
Kleur-tegen-kleurcontrast
Een voorbeeld: als je oranje wilt mengen, kun
Dit contrast ontstaat door het naast elkaar
je dat doen door rode en gele verf met elkaar
toepassen van:
te vermengen. Maar het is ook mogelijk om
• zuivere (verzadigde) kleuren,
op een schilderij rode stippen te schilderen
~
en tussen deze rode stippen gele stippen te
b
plaatsen. Het licht dat de rode en gele stippen
bonte (veelkleurige) combinaties, wit en zwart die een levendig resultaat versterken.
weerkaatsen, komt op je netvlies. Het resultaat is datje oog oranje waarneemt.
Licht-donkercontrast
Je kunt op verschillende manieren optische
Dit contrast ontstaat door het naast elkaar
menging tot stand brengen.
toepassen van:
• Pointilleren (point= punt of stip):
" lichte en donkere tonen van een kleur,
je schildert verschillend gekleurde stippen door elkaar. ~
Transparante lagen: je plaatst transparante (doorschijnende) verflagen over elkaar, je
a
lichte en donkere tonen van een niet-kleur (grijs),
" heldere en niet heldere kleuren zoals geel en violet; wit en zwart.
ziet als 'optelsom' van deze lagen de mengkleur. Deze manier van werken kun je
Koud-warmcontrast
goed toepassen bij het schilderen met
Dit contrast ontstaat door het naast elkaar
waterverf (aquarelleren).
toepassen van koude en warme kleuren. Als
• Gelaagde kleurarcering:je plaatst
je dat doet, dan ontstaat er ruimtelijkheid in
arceringen van verschillende kleuren in
een werk. Dit komt doordat:
lagen over elkaar, je ziet dan als optelsom
• koude kleuren lijken te wijken (zich verder
de mengkleur van deze verschillende lagen.
van je af lijken te bevinden), • warme kleuren lijken te naderen (zich
Kleurwerking
dichter bij lijken te bevinden).
Als je kleuren met elkaar combineert, zullen
De ruimtelijke werking die in een werk
deze kleuren altijd invloed op elkaar hebben.
ontstaat door het toepassen van koude en
Hoe je een kleur ziet of ervaart, hangt dus
warme kleuren wordt ook wel kleurperspectief
sterk af van de kleuren die je bij die kleur in
genoemd.
de buurt waarneemt.
3 Kleur
Complementaircontrast
kleuren dan dat het in het echt heeft.
Dit contrast krijg je door het naast elkaar
Hij maakt bijvoorbeeld een koe geel.
toepassen van complementaire kleuren. Dat zijn kleuren die zich in de kleurencirkel
Impressief kleurgebruik
tegenover elkaar bevinden. Meestal een
Impressie betekent: indruk. Wanneer je
primaire kleur en de tegenover liggende
impressieve kleuren toepast, teken of schilder
secundaire kleur, namelijk:
je de kleuren die je ogen waarnemen onder
• rood
<0111.,..
groen (blauw+ geel},
bepaalde lichtomstandig heden. Dus de
• geel
<0111.,..
violet (rood + blauw),
indruk die je krijgt van het teruggekaatste
• blauw .,...,.. oranje (rood+ geel).
licht, bepaalt de keuze van je kleuren.
Kleuren die een complementaircontrast met elkaar vormen, versterken elkaar maximaal.
Symbolisch kleurgebruik
Rood lijkt dus feller rood door het te
Als je kleuren symbolisch toepast, verleen je
combineren met groen.
aan die kleuren een bepaalde betekenis. Onze westerse cultuur kent veel betekenissen
Kwaliteitscantrast (kleurzuiverheidscontrast)
die bij een bepaalde kleur horen, zoals:
Dit contrast krijg je door het naast elkaar
• rood: warmte, vuur, gevaar, liefde,
toepassen van:
u
• verzadigde (zuivere) en onverzadigde
• wit: onschuld, zuiverheid, maagdelijkheid,
(onzuivere) tinten van één kleur, • verzadigde kleuren naast onverzadigde
groen: hoop, overgave,
Q
zwart: dood, rouw.
kleuren, • meer verzadigde kleuren naast minder verzadigde kleuren. Kwaliteit betekent'gehalte: of wel de mate
Kleursymbolen zijn niet overal en altijd hetzelfde. De betekenissen van kleuren wisselen vaak van cultuur tot cultuur.
waarin een kleur al dan niet zuiver is. Vandaar dat je ook wel spreekt van het
Decoratief kleurgebruik
'kleurzuiverheidscontrast:
Als je kleuren decoratief gebruikt, dan kies je ze zo dat ze een decoratie (versiering,
Kwantiteitscantrast
bijvoorbeeld een dessin) ondersteunen of
Dit contrast krijg je door het naast elkaar
versterken.
toepassen van verschillende hoeveelheden (kwantiteiten) van verschillende kleuren,
Tonaal kleurgebruik
tinten of tonen.
Bij tonaal kleurgebruik pas je uitsluitend
Kleurgebruik
zeer beperkt aantal kleuren toe.
lichte en donkere tonen van één kleur of een Kleuren kun je op verschillende manieren toepassen en met een verschillend doel of
Kleurgroep
verschillende functie. Hieronder volgen een
Door de aard van een kleur kan deze kleur
paar van de meest belangrijke manieren
horen tot een bepaalde groep kleuren met
waarop je kleuren gebruikt.
eeri bepaalde naam. Hieronder volgen een aantal van deze
Expressief kleurgebruik
kleurgroepen.
Expressie betekent: uitdrukking. Meestal bedoel je dan: uitdrukking van een gevoel.
Lichtkleur
Met kleuren kun je gevoelens uitdrukken.
De kleur van het invallende licht.
Je spreekt dan van expressief kleurgebruik.
Zonlicht is wit, maar de kleur van de
Een kunstenaar die in zijn werk met kleur zijn
lichtstralen verandert door de hoge of lagere
gevoelens uit, gebruikt voor iets andere
zonnestand. Dit heeft onder andere te maken
Tekenen
65
î
met de afstand die zonnestralen afleggen
Koudekleur
door de dampkring (denk bijvoorbeeld aan
Kleur die je ervaart als koel of koud, omdat
de kleur van een zonsopgang of -ondergang).
deze doet denken aan bijvoorbeeld ijs, water,
De primaire kleuren van licht zijn rood, blauw
lucht.
en groen.
Tot de koude kleuren kun je rekenen: blauw,
Pigmentkleur
zwart, wit en grijs.
De kleur van een kleurstof (pigment). Met
Samen met warme kleuren wekken koude
blauwgroen, groen, geelgroen; maar ook
deze kleurstof kun je kleurmaterialen maken
kleuren de indruk te wijken (verder van je af
zoals krijt en verf.
te zijn)(zie ook: koud-warmcontrast).
Kleurstoffen worden zowel op natuurlijke wijze verkregen (bijvoorbeeld uit planten) als op
Warmekleur
kunstmatige wijze (door een chemisch proces).
Kleur die je ervaart als warm, omdat deze doet denken aan bijvoorbeeld zon of vuur.
Lokale kleur
Tot de warme kleuren kun je rekenen:
De kleur van voorwerpen of oppervlakken
roodviolet, rood, roodoranje, oranje,
zoals je die kent, bijvoorbeeld: gras is groen,
geeloranje, geel.
sneeuw is wit, een brandweerwagen is rood.
Samen met koude kleuren wekken warme
Onder invloed van de lichtval is de indruk
kleuren de indruk te naderen (ze lijken
(impressie) van die kleur vaak anders. (zie ook:
dichterbij) (zie ook: koud-warmcontrast).
impressief kleurgebruik).
Aardkleur Natuurlijke kleur
Kleuren die zijn afgeleid van kleuren die in de
De kleur die een voorwerp of oppervlak van
aarde voorkomen, zoals veel bruine tinten als:
nature heeft, zoals de kleur van planten of
gele oker, rode oker, sienna, omber enzovoort.
gesteenten.
Pastelkleur Materiaalkleur
Sterk verhelderde (onverzadigde) kleur.
De kleur van een materiaal (vaak ook de
Pastelkleuren bestaan voor het grootste deel
natuurlijke kleur), zoals de kleur van
uit wit en voor maar een zeer klein deel uit
gesteenten (marmer, graniet) of metalen
een ander pigment.
(goud, koper).
Steunkleur Kunstmatige kleur
Kleur die je bijvoorbeeld in een tekst of lay-
De kleur die een voorwerp op kunstmatige
out gebruikt om bepaalde delen te
manier heeft verkregen, bijvoorbeeld door
benadrukken.
het te beschilderen.
Kleurfamilie Bontekleur
Verzameling kleuren met overeenkomstige
Zuivere (verzadigde) kleur die zijn grootst
e_igenschappen, bijvoorbeeld:
mogelijke 'stralingskracht' heeft. De bontheid
o
verschillende rode pigmenten (zoals
o
verschillende lichte en donkere tonen van
karmijn, vermiljoenrood, cadmiumrood),
van een kleur komt pas tot zijn recht samen met andere bonte kleuren. (zie ook: kleurtegen-kleurcontrast)
één kleur, " alle warme kleuren, • aardkleuren enzovoort.
\66"
ArtiToolbox
4 Compositie
4 Comp sitie Wat is compositie? Componeren betekent'samenstellen' of'ordenen: In een tweedimensionale compositie (een ordening in een plat vlak) zal een kunstenaar of vormgever aandacht hebben voor de ordening (plaatsing) van: o
lijnen,
â&#x20AC;˘ vormen, ~
kleuren,
o
richtingen.
Je kunt met de manier waarop je vormen, kleuren en richtingen ordent, bepalen waar de beschouwer naar kijkt en in welke volgorde hij het werk bekijkt. Bij het maken van een compositie is de aandachtspiek en de kijkrichting heel erg belangrijk.
Kenmerken Richting Lijnen, vormen en kleuren kun je in een plat vlak in verschillende richtingen
...,.--.w..
~
I
ordenen. We onderscheiden de volgende richtingen (in een rechthoekig vlak): â&#x20AC;˘ horizontaal, â&#x20AC;˘ verticaal, <
diagonaal (van een hoek naar een tegenover liggende hoek),
~
schuin,
" gebogen.
Diagonale richting
Horizontale richting
Gebogen richting
Tekenen
6'1
C De beeldende Jspecten
Richtingencontrast Een richting kan een compositie sterk overheersen. Op die manier krijgt deze richting veel nadruk, misschien we l teveel. Dan kan een tegenrichting de compositie, zoals dat heet, weer in evenwicht brengen. Als je in een compositie verschillende tegengestelde richtingen toepast, spreek je van richtingencon trast.
Richting/ tegenrichting
Evenwicht door richting en tegenrichting
Richtingencontrast
Aandachtspiek Een compositie kan één of meer aandachtspiekken hebben. Dat wil zeggen dat de aandacht van de beschouwer naar deze plek wordt getrokken. Een plek in de compositie kan op verschillende manieren de aandacht trekken, bijvoorbeeld door: Q
de plaats van de plek, bijvoorbeeld in het midden,
• richtingen die naar de plek verwijzen, o
het toepassen van allerlei contrasten (tegenstellingen) tussen die plek en de rest van de compositie, zoals: - kleurcontrasten, - vormcontra sten, - textuurcontrasten, - druk/rustigcontrast Aandachtspiek
Herhaling en ritme Het herhalen van vormen, kleuren en richtingen is van invloed op het karakter van een compositie. Als je vormen, kleuren en/of richtingen regelmatig herhaalt, ontstaat een ritme en kun je spreken van een ritmische compositie. Ook een regelmatige hanteringswijze (zoals toetsen of in één richting geplaatste kwaststreken) geeft een ritmisch karakter aan een compositie.
....._: ......- ~ - . : ' . . . .._ .
.
.:____x---r'-1
Herha ling
( 68
Arti Tooibox
Ritme
4 Compositie
Statisch en dynamisch Statisch betekent 'stilstaand' of 'rust: In een statische compositie is rust ontstaan doordat de elementen van de compositie met elkaar in evenwicht zijn. Evenwicht in een compositie krijg je door: • gelijkmatige toepassing van horizontale en verticale richtingen, • toepassing van weinig beweeglijke vormen, • gelijkmatige verdeling van vormen en kleuren over het beeldvlak, • ontbreken van nadrukkelijke contrasten zoals het licht/donkercontrast. Statisch
Dynamisch betekent 'beweeglijk: In een dynamische compositie ontstaat beweeglijkheid door: • diagonale en/of schuine richtingen, o
gebogen richtingen,
• veel wisselende richtingen (richtingencontrast), • veel (verschillende) vormen, • beweeglijke vormen, • kleurcontrasten, zoals opvallende licht/donkercontrasten, " ritmische herhaling van vorm, kleur, richting. Dynamisch
Compositiegrondvorm Een compositie van vormen, kleuren en lijnen is bijna altijd bedacht. Als je zelf een compositie maakt, bedenk je van tevoren een ordening. En als je een bestaande compositie bekijkt, tref je regelmatig een bedachte ordening aan. Zo'n schema om een compositie te maken noem je een compositiegrondvorm. Er zijn verschillende compositiegrondvormen.
Symmetrische compositie Een symmetrische compositie is een compositie die je met een symmetrie-as kunt verdelen in helften die (min of meer) spiegelbeeldig gelijk zijn. De (denkbeeldige) as kan zowel horizontaal, verticaal als diagonaal voor een symmetrische verdeling zorgen. Links en rechts (of boven en onder) van deze as zijn de elementen van de voorstelling en de gebruikte beeldende aspecten gelijkwaardig verdeeld. Een symmetrische compositie is dus niet noodzakelijk op een meetkundig nauwkeurige manier symmetrisch. Een symmetristhe compositie heeft een rustgevend effect, en is daarom statisch. Symmetrische compositie
Elke compositie die niet aan de hierboven genoemde regels voldoet, heet asymmetrisch.
Tekenen
69
C De beeklende aspecten
Diagonaalcompositie In een diagonaalcompositie orden je de elementen van de compositie volgens één of beide diagonalen in een rechthoekig beeldvlak. De diagonaal is de lijn die twee tegenover elkaar liggende hoeken met elkaar verbindt. Je kunt op de volgende manieren ordenen: • op één of beide diagonalen, aan één zijde van een diagonaal (zo wordt
o
bijvoorbeeld één rechthoekige driehoek van het beeldvlak gevuld). Afhankelijk van de diagonaal die je gebruikt, ontstaan bepaalde effecten, bijvoorbeeld voor de kijkrichting. Bij ordening langs:
Diagonaalcompositie
• de diagonaal van linksboven naar rechtsonder ontstaat een dalend effect, a
de diagonaal van linksonder naar rechtsboven ontstaat een stijgend effect,
• beide diagonalen kan enig evenwicht ontstaan in de compositie. In het algemeen geldt dat een diagonale richting bijdraagt aan het beweeglijke karakter van een compositie.
Centraalcompositie In een centraalcompositie ligt de nadruk op het midden (het centrum). De compositie kun je op twee manieren maken. • Opgebouwd van binnenuit de compositie naar buiten. • Opgebouwd van de rand van de compositie naar binnen. Er zijn verschillende manieren om de aandacht op het centrum van de compositie te richten. Zie hiervoor de opmerkingen die zijn gemaakt bij aandachtsplek.
Centraalcompositie
Driehoekscompositie In een driehoekscompositie heb je de belangrijkste elementen van de compositie geordend binnen een driehoek. De basis van de driehoek is meestal horizontaal gekozen. Als de driehoek gelijkbenig is (de driehoek is dan symmetrisch), zorgt deze voor rust en evenwicht in de compositie. Een dergelijke driehoekscompositie heeft dan ook een statisch effect. Een driehoekscompositie die je ruimtelijk (driedimensionaal) gebruikt, noem je een piramidale compositie. Je stapelt vormen. Driehoekscompositie
~ 70
ArtiToolbox
4 Compositie
Overallcompositie In een overallcompositie heb je alle elementen van de voorstelling en de vormgeving gelijkmatig verdeeld over het beeldvlak. Bovendien denk je dat de compositie eindeloos doorgaat, ook buiten de begrenzing (het kader) van het werk. Er is geen nadrukkelijke kijkrichting aanwezig in de compositie. Een opvallende aandachtspiek Overallcompositie
ontbreekt.
Compositietekening Een compositietekening geeft inzicht in de opbouw van een compositie. Een dergelijke tekening voldoet aan de volgende voorwaarden. ~
De tekening heeft een kader in dezelfde maat of verhoudingen als die van het afgebeelde werk.
" Binnen het kader zijn de belangrijkste vormen alleen in contour getekend. â&#x20AC;˘ De belangrijkste richtingen (hoofdrichtingen) zijn aangegeven met (rood)gekleurde pijlen. o
De meest opvallende tegenrichtingen zijn aangegeven met (blauw)gekleurde pijlen.
o
De pijlrichtingen geven de kijkrichting aan.
â&#x20AC;˘ De aandachtspiek is gemarkeerd met een (groen)gekleurde streepjescontour.
Compositie
Compositietekening
Tekenen
.I
ĂŻl'il~
( Dr> beeldende <JspeCien
5 Li'cht Wat is licht? Licht maakt kleur en daardoor vormen zichtbaar. Daarnaast maakt licht duidelijk dat vormen ruimte innemen: door de schaduwen op de figuur kun je zien met wat voor soort vorm je te maken hebt en hoeveel ruimte die vorm inneemt. De schaduw die een vorm werpt op een ondergrond of achtergrond geeft de plaats van die vorm in de ruimte aan. Om inzicht te hebben in lichtbronnen en de gevolgen van het licht dat zij verspreiden, onderscheiden we de volgende kenmerken : " lichtsoort • lichtkleur, o
lichtintensiteit,
o
lichtval,
• gevolgen van lichtval.
Lichtsoort Er bestaan twee soorten licht: natuurlijk licht en kunstmatig licht.
Natuurlijk licht De belangrijkste natuurlijke lichtbron is de zon. Verder kun je bij natuurlijke lichtbronnen denken aan: • maanlicht, • sterlicht, • bliksemlicht. Natuurlijk licht
Kunstmatig licht Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens vervaardigde lichtbronnen als: " lamplicht (gloeilamp, tl-buis, halogeen licht, neonlicht), • licht van vlammende lichtbronnen (kaars, olielamp, gaslamp, aansteker), • vuurlicht (!) Kunstmatig licht
Lichtkleur Afhankelijk van de lichtbron kan licht verschillende kleuren hebben. Voor de zon (een natuurlijke lichtbron) geldt het volgende: zonlicht is wit, maar de kleur van de lichtstralen verandert door de hoge of lagere zonnestand. Dit heeft onder andere te maken met de afstand die zonnestralen afleggen door de dampkring (denk bijvoorbeeld aan de gele, geeloranje, roodoranje kleur van een zonsopgang of -ondergang).
~ 72
ArtiToolbox
5 Licht
Kunstmatige lichtbronnen hebben elk hun karakteristieke kleur. Lampsoorten kunnen kleuren hebben die variëren van koel wit of blauwachtig wit licht tot warm geelwit licht. Daarnaast bestaan er natuurlijk gekleurde lampen. Vlamlicht en vuurlicht heeft een warmgele tot oranjegele kleurgloed.
Lichtintensiteit De intensiteit of sterkte van de lichtval is van invloed op de manier waarop wij kleuren, vormen en de ruimte om ons heen waarnemen. Er zijn verschillende lichtintensiteiten.
Fellicht Felle lichtval heeft als gevolg dat: o
de kleuren van vormen en oppervlakken een grote helderheid hebben,
o
er op vormen grote licht/donkercontrasten ontstaan,
o
er scherp afgetekende schaduwen ontstaan,
o
details en textuur goed zichtbaar zijn.
Zwaklicht Zwakke lichtval heeft als gevolg dat: o
de kleuren van vormen en oppervlakken een beperkte helderheid hebben,
o
er geen grote licht/donkerverschillen zijn,
• schaduwen een onduidelijke begrenzing hebben, • je details en textuur slecht kunt zien.
Getemperd licht Als licht wordt getemperd is het afgezwakt. Dit kan zowel door natuurlijke als door kunstmatige oorzaken gebeuren. Zonlicht kan worden getemperd door wolken, mist of een bladerdek. Op kunstmatige manier kan zonlicht worden getemperd door een scherm, matglas, jaloezieën of vitrage. Kunstlichtbronnen zoals lampen kun je temperen met kappen, filters en dergelijke. Getemperd licht is afgezwakt, en veroorzaakt daardoor geen opvallende schaduwen.
Diffuus licht Licht dat wordt verstrooid heet diffuus licht. Zonlicht kan bijvoorbeeld worden verstrooid door een egaal gesloten wolkendek. Je kunt dan geen duidelijke lichtrichting aanwijzen en er is nauwelijks of geen sprake van schaduwvorm ing.
Lichtval Licht kan op twee manieren een voorwerp bereiken, direct en indirect.
Direct licht Het licht vanuit een lichtbron valt rechtstreeks op een
Direct licht
voorwerp, zonder verdere 'omwegen:
Indirect licht
·.
Het licht vanuit een lichtbron bereikt een voorwerp, nadat het eerst door een ander oppervlak is teruggekaatst.
•'
)-
Indirect licht - - - -
Tekenen
73
Licht kan vanuit verschillende richtingen invallen. Bij het benoemen van die lichtrichtingen gaan we altijd uit van de beschouwer. We onderscheiden: ·· meelicht, tegenlicht, zijlicht, strijklicht.
Meelicht heeft de volgende kenmerken • De lichtbron bevindt zich achter de beschouwer. Het licht valt met de kijkrichting mee. • Een voorwerp waarop meelicht valt, vertoont weinig eigenschaduw.
Slagschaduwen gaan van de beschouwer af. ~
Bij meelicht hebben voorwerpen een beperkte plasticiteit. Meelicht
Tegenlicht heeft de volgende kenmerken . " De lichtbron bevindt zich recht vóór de beschouwer. Het licht valt tegen de kijkrichting in. " Een voorwerp dat zich bevindt tussen de lichtbron en de beschouwer ziet hij als silhouet. ~
Slagschaduwen vallen in de richting van de beschouwer.
• Bij tegenlicht hebben voorwerpen een vlak karakter; ze vertonen nauwelijks of geen plasticiteit.
Zijlicht heeft de volgende kenmerken. Tegenlicht
o
De lichtbron bevindt zich links of rechts van de beschouwer.
• Bij zijlicht van links bevindt de eigenschaduw zich op de rechterzijde van een voorwerp en valt de slagschaduw naar rechts. .. Bij zijlicht van rechts bevindt de eigenschaduw zich op de linkerzijde van een voorwerp en valt de slagschaduw naar links. • Voorwerpen hebben een duidelijke plasticiteit.
Strijklicht heeft de volgende kenmerken. • De lichtbron bevindt zich laag ten opzichte van een oppervlak. • Het licht'strijkt' of scheert langs het oppervlak. • Strijklicht maakt de textuur van een oppervlak goed zichtbaar.
Strijklicht
[14
Arti Tooibox
Zijlicht
5 Licht
Gevolgen van lichtval Het belangrijkste gevolg van lichtval is schaduwvorming. We onderscheiden de volgende schaduwtypen: • eigenschaduw, • slagschaduw, • gebroken slagschaduw, • kernschaduw, • halfschaduw. Eigenschaduw
De schaduw op het voorwerp zelf. Eigenschaduw
Slagschaduw
De schaduw die het voorwerp 'werpt' op de ondergrond waarop het staat of ligt of op een achtergrond waarvoor het staat of ligt. De slagschaduw is altijd verbonden met het voorwerp, tenzij het voorwerp zich boven de ondergrond bevindt (bijvoorbeeld vliegt of valt). Dan is er sprake van een losse slagschaduw.
toonovergong Slagschaduw
Gebroken slagschaduw
Als een voorwerp zich bevindt op een onregelmatige ondergrond is het mogelijk dat de slagschaduw hierdoor vervormt of van richting verandert. We spreken dan van een gebroken slagschaduw. Gebroken slagschaduw
Kernschaduw
Het donkerste binnenste gedeelte van een
Halfschaduw
eigenschaduw of slagschaduw heet de kernschaduw. Halfschaduw
Het halfdonkere gedeelte aan de buitenste begrenzing van een eigenschaduw of slagschaduw
Kernschaduw
heet de halfschaduw. Licht-schaduwwerking/plasticiteit
Als er licht valt op een voorwerp ontstaan op dat voorwerp zowellichte als donkere plekken. Dit noemen we de licht-schaduwwerking.Door deze licht-schaduwwerking kun je zien dat een voorwerp ruimte inneemt. Het voorwerp krijgt daardoor, zoals dat heet, plasticiteit. Ook als je in een tekening met lichtschaduwwerking bij een vorm de indruk wekt dat hij ruimte inneemt, spreken we van plasticiteit.
Licht-schaduwwerking/plasticiteit
Tekenen
75
C
De~
beeldende aspecten
Silhouet Een silhouet is een vorm waarvan we alleen de buitenste begrenzing waarnemen, en wel zo dat de vorm verder donker is 'ingevuld: Je ziet een voorwerp als silhouet als het zich bij tegenlicht tussen jou en de lichtbron in bevindt. Een silhouet heeft nauwelijks of geen plasticiteit en maakt een vlakke indruk. Silhouet
â&#x20AC;˘
Indirect licht dat valt op een glad of glimmend oppervlak wordt teruggekaatst met de volgende effecten.
Weerspiegeling Voorwerpen die zich bij of op een spiegelend oppervlak bevinden, leveren een spiegelbeeld op. Afhankelijk van de kwaliteit van het spiegelende oppervlak is het spiegelbeeld helder (spiegel), vaag (kunststof) of vervormd (water).
Weerspiegeling
Glimlicht Gladde voorwerpen kaatsen het licht zo terug dat op deze voorwerpen heldere lichtplekken ontstaan die je glimlichten noemt. De kleur van het voorwerp is op de plaats van het glimlicht niet meer zichtbaar.
Glimlicht
~ ArtiToolbox
6 Ruimte
6 Ruimte Wat is ruimte? Een tekenaar of schilder die de zichtbare werkelijkheid wil afbeelden, staat voor het probleem om dat wat echte ruimte inneemt (driedimensionaal is) op een plat vlak (tekening of schilderij) zo af te beelden dat het lijkt alsof er toch sprake is van 'net echte' ruimte. Voor deze ruimte-uitbeelding past een kunstenaar een aantal trucs toe. Zo ontstaat de indruk van
een echte ruimte of ruimtelijkheid. We zeggen dan dat hij ruimte 'suggereert: Als je iets suggereert, dan wek je een indruk of illusie van iets dat er niet echt is.
1. Het vlak waarin je de ruimtesuggestie toepast, heet het beeldvlak. Het beeldvlak is eigenlijk oneindig groot en wordt alleen beperkt door de begrenzing van het vlak van een tekenpapier, een schilderdoek of een kader. Hierna bespreken we de volgende manieren om in een plat vlak ruimte-uitbeelding tot stand te brengen: " ruimte-uitbeelding met suggestie (ruimtesuggestie), â&#x20AC;˘ ruimte-uitbeelding en standpunt, ~
ruimte-uitbeelding en kader,
o
ruimte-uitbeelding zonder suggestie.
Ruimte-uitbeelding met suggestie (ruimtesuggestie) Tot ruimtesuggestie horen alle manieren van ruimte-uitbeelding waarmee je op een plat vlak de indruk wekt van echte ruimte of ruimtelijkheid. De meeste manieren hebben betrekking op het
1.
verbeelden van de diepte in de ruimte (de afstand van voorgrond naar achtergrond). Er zijn verschillende manieren.
Overlapping
Om een voorwerp verder weg te laten lijken dan een ander voorwerp, kun je het achterste voorwerp achter het voorste voorwerp plaatsen. Het voorste voorwerp dekt dan een deel van het achterste voorwerp af.
1.
Dit heet overlappen. Overlapping
1.
Hoger plaatsing
Om een voorwerp verder weg te laten lijken dan een ander voorwerp, kun je dat voorwerp hoger in het beeldvlak plaatsen. Dit is eigenlijk alleen van toepassing bij een hoog standpunt. De horizon bevindt zich dan hoog in het beeldvlak. Naarmate je de horizon lager kiest, gaan vormen elkaar steeds meer overlappen en is van hoger plaatsing steeds minder sprake. Hoger plaatsing
Tekenen
?7
C De beeldende aspecten
Verkleining
1. Voorwerpen die verder van je af zijn, zie je kleiner. Als je dit 'kleiner zijn' gebruikt in een tekening of schilderij, dan suggereer je afstand en diepte. Verkorting
Als de lengte van een vorm, bijvoorbeeld een doosje, naar jou is gericht
zien. Vervaging (atmosferisch perspectief)
In een landschap worden vormen, kleuren en texturen vager naarmate zij zich verder weg van ons bevinden. Dit komt door de dampdruppeltjes en
Verkleining
stofdeeltjes in de atmosfeer. Daarom spreken we ook van atmosferisch perspectief. Bij atmosferisch perspectief spreek je van de volgende soorten vervaging. •
Vormvervaging:vormen worden verder weg minder duidelijk. Hun contour vervaagt en details zijn niet meer zichtbaar.
~
Kleurvervaging: kleuren worden steeds fletser en minder verzadigd naarmate ze zich verder van ons bevinden. De verst weg gelegen delen
~n~·- _-_-:]
van een landschap nemen uiteindelijk bijna de luchtkleur aan. Textuurvervaging: de zichtbare huid van voorwerpen en oppervlakken is vooraan in een landschap tot in detail zichtbaar. Verder weg
' •J
..:..:-·> ~-·
1
verdwijnen deze details en is uiteindelijk ook de textuur niet meer waarneembaar.
Verkorting
Kleurperspectief : kó uA. -wll.t(IM..Co lo\k.I"Ov\t.
Om met kleuren diepte of afstand te suggereren gebruik je de volgende eigenschappen van kleuren.
o
Koud-warmcontrast Koude kleuren lijken verder weg (wijken) dan warme kleuren die dichterbij lijken (naderen). Als je in een landschap in de voorgrond meer warme kleuren gebruikt en in de achtergrond meer koude, krijg je diepte.
• Kwaliteitscontrast (kleurvervaging) Door atmosferisch perspectief worden kleuren naar de verte steeds minder verzadigd. Je kunt
1.
dus diepte suggereren door in de voorgrond van een landschap meer verzadigde kleuren toe te passen en naar de achtergrond toe steeds minder verzadigde kleuren.
o
1.
Licht-donkercontrast (kleurtonen) Door in de voorgrond donkere tonen van een kleur toe te passen en naar de achtergrond steeds lichtere tonen van deze kleur, maak je diepte.
Lijnperspectief
Lijnperspectief is een meetkundige manier om ruimte te suggereren. Lijnperspectief berust op de volgende uitgangspunten.
1.
• Er is een horizon (de denkbeeldige grens tussen lucht en land of water). • De horizonshoogte is gelijk aan de ooghoogte van de beschouwer.
( 7Q
Arti Tnnlhrw
6 Ruimte
• Alle lijnen die in het echt horizontaal zijn, evenwijdig aan elkaar en wijken (van ons af de diepte in gaan), komen samen jn één punt op de horizon: het vluchtpunt. o
Alle lijnen die samenkomen in een vluchtpunt heten vluchtlijnen.
Lijnperspectief met één, twee en meer vluchtpunten
1.
Stel je voor dat je voor een huis staat waarvan één gevel evenwijdig is met het beeldvlak dat je als een verticale glasplaat voor je kunt denken. Alleen de wijkende lijnen van dat huis komen samen in slechts één vluchtpunt.
vluchtpunt horizon
Lijnperspectief met één vluchtpunt
Als zo'n huis gedraaid staat ten opzichte van de beschouwer, zijn er twee stel wijkende lijnen met ieder hun eigen vluchtpunt. In dat geval spreek je van tweepuntsperspectief. Combineer je in een voorstelling meer huizen die allemaal onder een andere hoek staan, dan neemt het aantal vluchtpunten toe met elke nieuw toegevoegde richting. Al deze vluchtpunten liggen op de horizon. Verder geldt: lijnen die in het echt verticaal zijn, blijven ook bij toepassing van lijnperspectief verticaal.
naar linker vluchtpunt
naar rechter vluchtpunt
D
..
--- - --
------- -
Lijnperspectief met twee vluchtpunten
Lijnperspectief met één vluchtpunt
Lijnperspectief met twee vluchtpunten
Lijnperspectief is geen makkelijke manier om ruimte te suggereren. Voor elk denkbaar te tekenen probleem bestaat een meetkundige oplossing. Het gaat te ver al die mogelijkheden hier te behandelen. Wil je meer weten, ga dan naar je docent. Hij zal je de nodige informatie geven.
C De beeldende dspectet1
Planperspectief
J.
Een landschap kun je verdelen in plans. Een plan is een horizontale strook uit het landschap. Door een indeling in plans toe te passen in een tekening of schilderij kun je de diepte van het landschap suggereren.
Planperspectief
Meestal wordt er gebruik gemaakt van drie plans: â&#x20AC;˘ voorplan (voorgrond), o
middenplan,
â&#x20AC;˘ achterplan (achtergrond). Het voorplan overlapt het middenplan en dat weer het achterplan. Elk verder gelegen plan bevindt zich hoger in het beeldvlak. Alle hiervoor besproken manieren van ruimtesuggestie hebben betrekking op het wekken van een indruk van afstand of diepte in een plat vlak. Geen van deze manieren gaat over de manier waarop je de indruk kunt wekken dat vormen of voorwerpen zelf ruimte innemen. Dat wordt. wel gedaan bij de volgende manier.
Licht-schaduwwerking (plasticiteit) .,.
1.
Als er licht valt op een voorwerp ontstaan op dat voorwerp zowellichte als donkere plekken. Dit noem je de licht-schaduwwerking.Door deze licht-schaduwwerking zie je dat een voorwerp ruimte inneemt. Het voorwerp krijgt daardoor, zoals dat heet, plasticiteit.
~ Arti Tooibox
6 Ruimte
Als je in een tekening of schilderij met licht-schaduwwerking bij een vorm de indruk wekt dat hij ruimte inneemt, spreek je van plasticiteit. Belijning op een vorm, zoals bijvoorbeeld plooival in kleding, kan de plasticiteit versterken.
Ruimte-uitbeelding en standpunt De manier waarop je de ruimte in een tekening of
â&#x20AC;˘
schilderij voorstelt, is voor een belangrijk deel afhankelijk
2..
van het standpunt dat de beschouwer in je werk inneemt. Je noemt dat het beeldend standpunt. Het beeldend standpunt wordt vooral bepaald door de ooghoogte en daarnaast door de afstand die je als beschouwer hebt tot de voorstelling.
Normaal standpunt
We bespreken hier alleen de verschillende ooghoogten.
Normaal standpunt De horizon (=ooghoogte) bevindt zich op de hoogte van een (volwassen) staand mens. Je ziet alles zoals je dat dagelijks ziet wanneer je staat of loopt.
Hoog standpunt Je ooghoogte is hoger dan die van bijvoorbeeld
Hoog standpunt
omringende mensen (normaal standpunt). Je kijkt neer op de omgeving.
Laag standpunt Je ooghoogte is lager dan die van bijvoorbeeld omringende mensen (normaal standpunt). Je kijkt op tegen de omgeving. Laag standpunt
Vogelvluchtperspectief De horizon ligt zeer hoog in het beeldblak (of er boven). Je ziet de omgeving vanuit het 'standpunt' van een vogel in vlucht. Delen van de omgeving zie je van bovenaf.
Vogelvluchtperspectief
Kikvo rsperspectief
Kikvorsperspectief De horizon ligt zeer laag in het beeldvlak. Je ziet de omgeving vanuit het standpunt van een kikker en kijkt dus tegen de omgeving op.
'
Uc· bet.•ldendc .hp<'<.!PI>
Ruimte-uitbeelding en kader Een beeldvlak is een oneindig vlak waarin zich een
1.
tweedimensionaal beeld kan bevinden. Je kunt een deel van het beeldvlak afbakenen met een kader. Eigenlijk doe je dit al als je een tekenvel van een bepaalde maat kiest. De voorstelling op dat tekenvel zou zich oneindig naar alle kanten in het beeldvlak kunnen voortzetten, maar je ziet alleen wat zich binnen de begrenzing of het kader bevindt. Met de volgende mogelijkheden versterk je de verbeelding van een ruimte met behulp van een kader. Afsnijding (en repoussoir)
·1.
Afsnijding
Als de voorstelling door het kader wordt afgebroken (afgesneden) ontstaat de indruk dat de voorstelling zich buiten het kader voortzet. Dit heet afsnijding. Repoussoir
1
Als je op de voorgrond een grote donkere vorm plaatst, drukt
· deze vorm de rest van de voorstelling naar achteren (repousser = terugduwen). Je versterkt dit effect, als je deze vorm ook afsnijdt.
Als je bijvoorbeeld een mens in beeld brengt, verhoudt de voorstelling zich tot het kader op één van de volgende drie manieren. Repoussoir
Totaal
1
De mensfiguur bevindt zich geheel binnen het kader.
Halftotaal De mensfiguur bevindt zich slechts voor een deel van de
Halftotaal
gehele lengte binnen het kader. De figuur is dus afgesneden. Close-up
Binnen het kader is slechts een klein deel van de mensfiguur, uitvergroot, zichtbaar. Totaal
r 82
ArtiToolbox
Close-up
6 Ruimte
Ruimte-uitbeelding zonder suggestie In het voorgaande heb je alleen kennis gemaakt met manieren om op een plat vlak een indruk van ruimte te wekken met ruimtesuggestie.Je kunt ook een vorm of ruimte verbeelden zonder een illusie van 'net echte' ruimte te wekken .
•
Sta~~·ng Stapelin
ertoont enige overeenkomst met hoger plaatsing.
Ook bij stap ·ng plaats je vormen die verder weg zijn, hoger in
Stapeling en omklapping
het beeldvlak. Je ebruikt alleen geen overlapping en meestal ook geen verklein in
Op deze manier ontstaat ook niet de
indruk van echte diept .
Omklapping In een ~rstelling kan het voorkomen dat van bepaalde vormen hèt~anzicht niet zichtbaar is wanneer die voorstelling
op de 'norm~~anier wordt afgebeeld. Een hulpmiddel dat je dan wel toepast is' et horizontaal omklappen van vormen die in imte te laten zien, die je veel tegenkomt in tekeningen va ·onge kinderen.
Omklapping
Aanzicht Een vorm die ruimte inneemt heeft verschillende aanzichten (kanten van de vorm die je kunt tonen). Zo heb je:
1
vooraanzicht, zijaanzicht, bovenaanzicht en onderaanzicht. Door de verschillende aanzichten van een vorm te tonen, krijg je een indruk van de vorm en zijn ruimtelijkheid. Het tonen van aanzichten is een manier van afbeelden die je vooral tegenkomt in technische tekeningen. Aanzicht
re--.!
Uitslag
I
van die vorm aan één stuk in één vlak zien. Behalve de
i.
•
• !.. ·
•
:e
•
De uitslag als manier om inzicht te geven in de verschillende aanzichten van een vorm is hoofdzakelijk bruikbaar bij eenvoudige stereometrische vormen zoals bijvoorbeeld kubus, balk en piramide.
:
------+----+-------- :________ ,
onderkant van de vorm zijn dan alle andere kanten als het ware in dat ene vlak neergeklapt.
'
:
Als je van een vorm een uitslag tekent, laat je alle aanzichten
• • • • • • Ii •
• ••• !
••
Uitslag
Tekenen
83
C De b<?eldencle aspeckn
Doorsnede Als je een vorm 'doorsnijdt' (verticaal of horizontaal) ben je in staat in een tekening een indruk te geven van het inwendige van die vorm ter hoogte van de doorsnijding. Het is een methode die veel wordt gebruikt bij technische tekeningen van apparatuur en bij het voorstellen van het inwendige van gebouwen.
Doorsnede
Plattegrond Een plattegrond is een tekening van een
L-
r----'
beperkte of grote ruimte recht van boven
wc
gezien. Met een plattegrond krijgt de
l
beschouwer een indruk van de ruimte waarin
keuken
hij zich bevindt of die hij wil betreden. Een
I I
plattegrond is gemaakt op schaal. Dat wil
- -
zeggen dat de maten in de plattegrond in
I
een bepaalde verhouding overeenkomen
I
met de echte maten.
~ woonkamer
Plattegrond
( 84
Arti Tooibox
hal - 1-
I I
7 Textuur
7 Textuur
1
Wat is textuur?
'
Textuur De buitenkant van tastbare vormen of grote oppervlakken hebben eigenschappen die je kunt zien en voelen. Deze 'huid' heeft een bepaalde opbouw of structuur. Je noemt dit de oppervlaktestructuur of
textuur. Zo bestaan er ribbelige, bobbelige, stekelige, harige, fluwelige texturen enzovoort.
Stofuitdrukking Je kunt een bestaande textuur namaken in een ander materiaal. Dat kan bijvoorbeeld door te: "
tekenen,
•
schilderen,
•
boetseren,
•
beeldhouwen.
Een in een ander materiaal nagemaakte textuur heet de
stofuitdrukking van die textuur.
Stofuitdrukking
Dus: als je een schelp oppakt, zie en voel je de textuur van die schelp. Teken je de textuur van die schelp heel realistisch na, dan zie je in je tekening de stofuitdrukking van die textuur.
Textuurcontrast Je kunt een beeldend werk verlevendigen door het toepassen van verschillende texturen die een contrast met elkaar vormen (zoals: glad .,...,.. ruw). Je spreekt dan van textuurcontra st.
.
Factuur
Textuurcontrast
-/{~r~~ -> 1.
Je spreekt over factuur als je in een tekening, een schilderij of op de huid van een beeld sporen ziet (en voelt) die door het gebruik van het gereedschap zijn ontstaan. De factuur is het resultaat van de hanteringswijze of een bewerking. Het is dus een textuur waaraan je kunt zien met welk gereedschap er is gewerkt.
= UtdÄ.v."~ ~JäAjt l~w(t'-· Factuur