historische banden
BRAZILIテ帰MSTERDAM
01
Colofon Dit is een uitgave van het Stadsarchief Amsterdam in samenwerking met Amsterdam inbusiness en Amsterdam Marketing. Tekst Mariëlle Hageman Beeldredactie Charles Wijnen Gonzales Eindredactie Inez Weyermans Vertaling Marcella Wisbrun Vormgeving Amsterdam Marketing, Zlatka Siljdedic Cover: Frans Post “Gezicht op Olinda”, 1662. Collectie Rijksmuseum Amsterdam. Met dank aan Jacqueline Dersjant, Dutch Cycling Embassy, Rita Molenkamp- Szücs.
Verovering van San Salvador in Brazilië door admiraal Jacob Willekes, 1624, Claes Jansz. Visscher.
02 Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Index Voorwoord
04
Gulden Werelt
06
Amazone
10
West-Indische Compagnie
12
Salvador
14
Nieuw Holland
16
Jodenstraat
18
Mauritsstad
20
Wetenschappers
22
Schilders
24
Diamanten
28
Koffie
30
Reparaties
32
Investeringen
34
Jenever
36
Holambra
38
Nederland-BraziliĂŤ
40
Opknapbeurt
42
Brasil Festival Amsterdam
44
Fietsen
46
Zaken doen
48
03
Voorwoord De eeuwenlange band die tussen Brazilië en Amsterdam bestaat, is in de loop der jaren gegroeid en geïntensiveerd. In 2011 had ik de eer om een uitgebreid bezoek te brengen aan São Paulo en sprak toen de wens al uit om de wederzijdse uitwisselingen tussen Brazilië en Amsterdam te intensiveren. En om deze speciale band te onderstrepen maakten we het boek Historische banden Brazilië – Amsterdam. Dat de verhoudingen warm en goed zijn, is alleen al te merken in de Amsterdam Arena, het voetbalstadion van de stad: daar is zelfs een heuse Braziliaanse skylounge, smaakvol ingericht met de Braziliaanse kleuren. Ook wordt in Amsterdam regelmatig het Brasil Festival georganiseerd, waarbij de nadruk ligt op allerlei culturele uitwisselingen. Dit jaar werd opnieuw in de Amsterdam Metropolitan Area een succesvolle Brasilian Network Day georganiseerd. De eerste Amsterdammers voeren al in de tweede helft van de zestiende eeuw naar de Braziliaanse oostkust,
waar in die periode voornamelijk de Portugezen overheersten. In Amsterdam verschenen in die tijd al allerlei boeken over Brazilië. Vooral de Amsterdamse uitgever Cornelis Claeszoon publiceerde een hele reeks sensationele verslagen van expedities naar Brazilië die een ware goudkoorts teweeg brachten. De terugkomst van Hollandse schepen uit Brazilië werd zelfs op schilderijen in die tijd vastgelegd. In 1624 zorgde een van Hollands meest bekende zeehelden, Piet Hein, voor een overwinning op de Portugezen bij de Braziliaanse stad Salvador. Een jaar lang was de stad in handen van de Nederlanders. In 1630 probeerden ze het opnieuw en wisten de hoofdstad van Pernambuco, Olinda, te veroveren op de Portugezen. Ze vestigden zich in Recife, en noemden hun kolonie Nieuw Holland. Al snel trad de jonge Johan Maurits van Nassau Siegen, een neef van de Hollandse stadhouder, aan als gouverneur-generaal van Nieuw Holland. Hij ontpopte zich
Paleis Vrijburg te Mauritsstad. Circa 1642-1679, maker onbekend. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
tot een charismatische en geliefde leider, die met veel diplomatiek inzicht en een grote tolerantie de verschillen tussen de sterk verdeelde bevolking van Nederlands Brazilië – Hollanders, Portugezen, Indianen en Afrikanen – wist te overbruggen.
Het was een standaardwerk dat tot in de negentiende eeuw de meest gezaghebbende wetenschappelijke publicatie over Brazilië zou blijven. Dit is slechts een van de vele voorbeelden van de eeuwenoude banden tussen Brazilië en Amsterdam.
Ook veel Amsterdamse Joden vertrokken naar Brazilië, en vestigden zich vooral in Recife. Isaac Aboab da Fonseca uit Amsterdam werd in 1642 de eerste rabbijn van de nieuwe wereld. Later zou hij in Amsterdam opperrabbijn worden van de Sefardische gemeenschap en daar de beroemde Portugese synagoge laten bouwen.
Op economisch en cultureel gebied werken de regio gemeentes van de Amsterdam Metropolitan Area graag samen met hun Braziliaanse partners. Amsterdam zet zich dan ook in om Braziliaanse bedrijven te ondersteunen en waar nodig op weg te helpen, en de Brazilianen een warm welkom te geven.
Brazilië fascineerde ook veel Nederlandse wetenschappers. Zij maakten al snel een studie van de verschillende volkeren die er leefden en in 1648 verscheen in Amsterdam de eerste volledig wetenschappelijke studie van Brazilië, de "Historia Naturalis Brasiliae".
Dit boekje biedt een kleine greep uit het rijke verleden dat Amsterdam deelt met Brazilië: een gedeeld verleden dat niet alleen de basis vormt voor de huidige goede banden maar dat bovendien een mooie gezamenlijke toekomst belooft.
Mr. E.E. van der Laan Burgemeester van Amsterdam
05
Gulden Werelt De eerste Hollanders voeren in de tweede helft van de zestiende eeuw naar de Portugese kolonie aan de Braziliaanse oostkust. Portugal was een belangrijke handelspartner voor de Nederlanders en regelmatig voeren Nederlandse bemanningsleden mee op Portugese schepen of zeilden Hollandse schepen – vaak onder Portugese vlag – naar ZuidAmerika, aangetrokken door de grote winsten die er te behalen waren met de handel in bijvoorbeeld Braziliaanse suiker. Vanaf 1568 waren de Hollanders in oorlog met de Spanjaarden en toen Portugal in 1580 deel ging uitmaken van het Spaanse rijk gold die oorlog automatisch ook de Portugezen. De handel ging ondanks de oorlog nog een tijd lang gewoon door. De Portugese koloniën waren van
Nederlandse kooplieden afhankelijk voor allerlei onmisbare waar, zoals voedsel, kleding en werktuigen. Andersom voerden Hollanders suiker uit Brazilië naar Europa, soms zelfs in zulke grote hoeveelheden dat de prijs van suiker in Amsterdam lager kwam te liggen dan in Lissabon. Maar in 1598 kondigde de Spaanse koning een embargo af: Nederlanders mochten niet meer ongestraft op Brazilië varen. Intussen verschenen er in Amsterdam juist allerlei boeken over Brazilië, en over de rijkdommen die in Zuid-Amerika te vergaren vielen. Vooral de Amsterdamse uitgever Cornelis Claeszoon publiceerde een hele reeks sensationele verslagen van buitenlandse expedities naar Brazilië die een ware goudkoorts teweeg brachten. In 1596 verscheen bovendien het Itinerario
Afbeelding uit het boek Hendrik Ottsen, Iovrnael oft daghelijcx-register van de voyagie na Rio de Plata, ghedaen met het schip ghenoemt de Silveren Werelt . Amsterdam 1603.
06
van Jan Huyghen van Linschoten, die jarenlang in dienst van de Portugezen had gewerkt, met daarin een apart hoofdstuk over Brazilië. Steeds vaker probeerden Hollanders inbreuk te maken op het Spaans-Portugese monopolie op de Atlantische Oceaan en waagden ze ondanks het embargo de tocht naar Brazilië. Zo voer de Amsterdammer Laurens Bicker op 1 september 1598 als admiraal met twee schepen en zo’n honderd man uit richting Zuid-Amerika. Onderweg raakten de twee schepen elkaar kwijt. Bicker belandde met het schip de Gulden Werelt uiteindelijk bij het Braziliaanse São Vicente, niet ver van het huidige São Paulo. Daar werd het schip overmeesterd door de Portugezen, die tien van de bemanningsleden doodden en de rest samen met Bicker gevangen hielden op hun eigen schip naar de Allerheiligen Baai, de Bahia de Todos os Santos, vervoerden. Bij toeval stuitten ze daar op een patrouillerend Nederlands eskader onder leiding van Broer Janszoon uit
Medemblik, dat het schip zonder al te veel moeite weer wist te veroveren op de Portugezen en Bicker en de andere Hollandse overlevenden bevrijdde. Laurens Bicker keerde levend en wel, maar zonder de gehoopte rijkdommen, terug naar Amsterdam. Het tweede schip, de Silveren Werelt, was na een barre tocht ook in de Allerheiligen Baai, in de belangrijke havenplaats Salvador, terechtgekomen, waar de vijf overlevende bemanningsleden, onder wie schipper Hendrik Ottsen, gevangen gezet waren. Vanuit de gevangenis kon Ottsen zien hoe de Hollandse vloot van Broer Janszoon in januari 1600 een aantal Portugese schepen kaapte en verschillende kerken en suikermolens in de omgeving verwoestte. Maar Broer Janszoon had niet genoeg mankracht om Salvador direct aan te vallen. Pas een jaar later lukte het Hendrik Ottsen om terug te keren naar Amsterdam. Daar schreef hij een boek over zijn avontuur, dat in 1603 verscheen, ook al bij uitgever Cornelis Claeszoon. Ondanks alle ontberingen en tegenslagen bleef Brazilië de Hollanders fascineren.
De titelpagina van Jan Huyghen van Linschotens Itinerario dat in 1596 in Amsterdam verscheen.
07
08
Hendrik Vroom, De Amsterdamse viermaster “ de Hollandse Tuyn” en andere schepen bij terugkeer uit Brazilië. 1605-1640. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
09
Amazone Aan het begin van de zeventiende eeuw stichtten Nederlanders een paar kleine koloniën in het Braziliaanse Amazonegebied. Hun motieven waren niet alleen economisch en politiek; in de nieuwe wereld zou ook een betere – protestantse – samenleving moeten kunnen ontstaan. Geld zou er dan ook niet verdiend worden door het uitbuiten van slaven op suikerplantages, maar met ruilhandel en samenwerking. Op de oostelijke oever van de rivier de Xingu, een zijrivier van de Amazone, bouwden Nederlanders twee houten versterkingen, Fort Nassau en Fort Oranje genoemd, en in 1616 vertrok een grote expeditie onder leiding van Pieter Adriaenszoon Ita vanuit het Zeeuwse Vlissingen richting het Amazonegebied. Vlissingen was decennialang bezet geweest door Engelse troepen en daarom waren er ook veel Engelsen aan boord. Aan de oever van de Ginipape rivier bouwden ze een fort. Rond 1620 was dat een bloeiende Nederlandse kolonie geworden. Behalve de nodige fortificaties waren er twee kleine suikermolens, en velden waar tabak en katoen verbouwd werden. De Nederlanders knoopten vriendschappelijke betrekkingen aan met de lokale bevolking en leerden de taal spreken. De indianen in de buurt zagen de Nederlanders als goede militaire bondgenoten tegen vijandige stammen en tegen de Spaanse en Portugese slavenhandelaren in het gebied. De
10
vriendschap met de indianen bleek al gauw de grootste kracht van de Nederlandse kolonie. De indianen waren graag bereid zaken te doen met de Hollanders, die belangrijke goederen als ijzerwaren en stoffen aanvoerden, en ze hielpen de Nederlanders met bijvoorbeeld het planten van tabak, waarvoor veel mankracht nodig was. De Portugezen volgden de verrichtingen van de Nederlandse kolonisten met grote achterdocht. Van een Fransman kregen ze begin jaren twintig te horen dat er inmiddels zo’n driehonderd Hollanders en Zeeuwen in het Amazonegebied woonden, en dat er nieuwe versterkingen werden aangelegd, op 150 mijl van de Portugese vestiging Nossa Senhora, waarvoor de materialen in de kano’s van de indianen aangevoerd werden. Uiteindelijk maakten de Portugezen een eind aan het Nederlandse avontuur aan de Amazone. Ze voeren de rivier de Pará op, een zuidelijke arm van de monding van de Amazone, waar ze op een versterking stootten die bemand werd door Hollanders, Engelsen, wat Fransen en een groot aantal indianen. De Portugezen wisten de versterking te overmeesteren en daarna de Nederlandse forten Oranje en Nassau te verwoesten. Ook het schip van Pieter Adriaenszoon Ita vielen ze aan, zodat die zich uiteindelijk gedwongen zag het in brand te steken om te voorkomen dat het in handen van de vijand zou vallen. Tegenover
de plek van de Nederlandse kolonie bouwden de Portugezen een eigen fort, Fort Mariocay, dat zeventig jaar lang de belangrijkste Portugese buitenpost aan de Amazone zou blijven. Hollandse schepen kwamen de Nederlanders ten
slotte uit hun benarde positie bevrijden. In 1623 voeren de overlevende kolonisten op twee schepen terug naar Nederland – wel met een lading hout en tabak die ze zo’n zestigduizend pond zou opleveren.
Plattegrond in vogelvlucht van stad en fort Grand Para, ca. 1625. Nationaal Archief.
11
West-Indische Compagnie Dé manier om de Spanjaarden en Portugezen te bestrijden en bovendien veel geld te verdienen was om ze te raken in hun koloniale rijkdom. Plannen daarvoor bestonden in Amsterdam al aan het begin van de zeventiende eeuw, maar ze konden pas echt uitgevoerd worden nadat het twaalfjarig bestand dat in 1609 was ingegaan verlopen was. In 1621 werd toen de West-Indische Compagnie (WIC) opgezet. De onderneming kreeg het monopolie op de handel op Noord- en Zuid-Amerika en een deel van de Afrikaanse westkust en moest de vijand gaan ondermijnen met een stroom van harde acties op zee en in de koloniën. Een belangrijke bron van inkomsten werd daarom de kaapvaart. Al jarenlang maakten Nederlanders op zee met enige regelmaat Spaanse en Portugese schepen buit en deze gelegaliseerde vorm van zee-
roverij werd nu officieel onderdeel van de tactiek van de West-Indische Compagnie. De WIC kreeg ook het recht verbonden te sluiten met vorsten en vreemde volkeren, en mocht koloniën stichten en een leger op de been brengen. De compagnie had vijf kantoren in de Nederlanden, het belangrijkste in Amsterdam. Brazilië was het eerste gebied waar de nieuwe West-Indische Compagnie de pijlen op richtte. Een van de Amsterdamse bestuurders van de WIC, Johannes de Laet, zette de redenen daarvoor uiteen in zijn geschiedwerk over de beginperiode van de compagnie. De Portugezen in Brazilië boezemden de Hollanders minder angst in dan de Spanjaarden; ze verwachtten dat ze hen gemakkelijker tot vriendschap zouden kunnen verleiden – of desnoods
Prent van de Binnenplaats van het Tucht- of Rasphuis, 1665. Stadsarchief Amsterdam.
12
dwingen. Bovendien zouden de Braziliaanse indianen, die enorm uitgebuit werden door de Portugezen, misschien wel open staan voor een bondgenootschap met de Nederlanders. Maar bovenal zou de handel in Braziliaanse suiker en hout een grote impuls betekenen voor de Nederlandse economie. Suiker was een gewild luxeproduct geworden en Amsterdam groeide in de zeventiende eeuw uit tot een belangrijk centrum voor de suikerproductie. De stad telde in het midden van de eeuw bijna vijftig suikerraffinaderijen voor de verwerking van ruwe suiker. De meeste suikerrietplantages en suikermolens waren te vinden in de Braziliaanse provincie Pernambuco en de aangrenzende provincies Itamaracá en Paraíba. Behalve suiker produceerde Pernam-
buco tabak, katoen en brazielhout. In de Amsterdamse gevangenis, het Rasphuis, raspten de misdadigers het brazielhout – naar de provincie ook wel pernambuco genoemd – tot rood poeder dat in verffabrieken door vermenging met water, oxidatie en inkoken tot het pigment braziel werd verwerkt, dat vooral als textielverf werd gebruikt. Suiker, hout en tabak werden zo de belangrijkste producten voor de West-Indische Compagnie. Na een korte aarzeling ging de WIC vanaf 1635 bovendien in Afrikaanse slaven handelen, die nodig waren voor de exploitatie van de Braziliaanse suikerplantages, en later haalde de compagnie ook koffie uit Brazilië. Bij de Braziliaanse Tapoeia indianen kocht de WIC bovendien dierenvellen in. De West-Indische Compagnie bleef tot eind 1791 bestaan.
Prent van het West-Indisch pakhuis te Amsterdam. Stadsarchief Amsterdam
13
Salvador Onderdeel van het Groot Desseyn van de nieuwe West-Indische Compagnie – het masterplan om de macht van de Spanjaarden en de Portugezen op zee te breken – was de verovering van de belangrijkste havenstad en hoofdstad van Portugees Brazilië: Salvador aan de Bahia de Todos os Santos, de Allerheiligen Baai. Dat was de grootste suikerhaven van Brazilië. Salvador was vrij gemakkelijk te bereiken, schreef de Amsterdamse bestuurder Johannes de Laet, en van daaruit konden de Hollanders alle andere delen van Amerika en de Caribische eilanden “onversiens bespringen”.
riveerden op 8 mei 1624 in de Allerheiligen Baai, waar ze vrij eenvoudig de Portugese schepen overmeesterden. Bij het zien van de Nederlandse vloot vluchtten de Portugezen massaal weg uit Salvador. Op 10 mei leidde Piet Hein zelf de bestorming van de stad. De Portugese gouverneur Diogo de Mendonça Furtado gaf zich over en de Nederlanders konden Salvador zonder al te veel moeite innemen, waarna zij aan het plunderen sloegen. De buit was enorm: 3900 kisten suiker, tabak, walvistraan, zout, brood, wijn, linnen, wollen en zijden stoffen, en heel wat geschut.
De expeditie die in december 1623 naar de Allerheiligen Baai vertrok stond onder leiding van admiraal Jacob Willekens, een voormalige haringkoopman aan de Amsterdamse Nieuwendijk. Willekens zou later als vroedschap zitting nemen in het Amsterdamse stadsbestuur. Viceadmiraal van de vloot was de bekende zeeheld Piet Hein. In totaal koersten 26 Nederlandse schepen met 3300 mannen en 450 stukken geschut op Brazilië af. Ze ar-
Toen de stad stevig in handen van de Hollanders was, werd er een garnizoen geïnstalleerd en vertrok de vloot van Willekens en Hein weer. Vier schepen voeren terug naar de Nederlanden, waar ze eind augustus aankwamen met een buit van suiker, tabak en dierenvellen, en de Portugese gouverneur Mendonça en zijn zoon aan boord. Die werden in Amsterdam gevangen gezet in een woonhuis. Het nieuws van de verovering van Salvador werd overal
Verovering van San Salvador in Brazilië door admiraal Jacob Willekes, 1624, Claes Jansz. Visscher. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
14
in de Nederlanden uitbundig gevierd en herdacht in prenten en pamfletten. Minder vlot verliep de organisatie van de hulptroepen die nodig zouden zijn om Salvador ook daadwerkelijk te kunnen houden. Pas na vijf maanden vertrok er weer een vloot naar BraziliÍ. Intussen hadden de Hollanders in BraziliÍ de verdedigingswerken rondom Salvador uitgebreid. Slaven van de Portugezen voegden zich bij het Nederlandse garnizoen in ruil voor hun vrijheid en de belofte van een eigen stuk land. Er waren nu zo’n 2500 mannen om de stad te verdedigen. Portugezen en indianen bleven echter vanuit het Braziliaanse binnenland een guerrillastrijd voeren tegen
de Hollanders en in 1625 verscheen er aan de vooravond van Pasen een Portugese vloot met 52 schepen en meer dan twaalfduizend man in de baai. De Portugezen belegerden de stad, terwijl de Nederlanders nog altijd wachtten op hulp. Toen er na een aantal weken nog geen hulpvloot in zicht was, gaven de Nederlanders zich op 30 april 1625 over. De bestuurders van de West-Indische Compagnie waren woedend over het verlies van Salvador, juist toen er hulp onderweg was. De Hollanders keerden in de jaren daarna regelmatig terug naar de Braziliaanse kust om aanvallen uit te voeren op Portugese koopvaardijschepen, maar wisten het belangrijke Salvador nooit meer in te nemen.
Prent naar een portret van Piet Hein uit 1629. Stadsarchief Amsterdam.
15
Nieuw Holland Nadat de zeeheld Piet Hein in 1628 bij Cuba de rijk beladen Spaanse zilvervloot had veroverd, had de West-Indische Compagnie genoeg geld in kas voor een nieuwe poging om een stukje Brazilië te veroveren. De bestuurders kozen nu voor het noordoostelijke Pernambuco, de streek waar de meeste suiker en brazielhout te halen was. Een enorme vloot van 67 schepen trok richting Brazilië en wist op 16 februari 1630 de hoofdstad van Pernambuco, Olinda, te veroveren op de Portugezen, gevolgd door een deel van de rest van Brazilië. Portugese kolonisten begonnen al gauw samen met een aantal indianen vanuit het binnenland aan een guerrillaoorlog tegen de Hollanders. De Nederlanders vestigden zich daarom niet in het kwetsbare Olinda maar in Recife, op een goed verdedigbare landengte. Ze noemden hun kolonie Nieuw Holland. In Nieuw Holland kwamen Nederlanders wonen die in dienst waren van de West-Indische Compagnie – soldaten, ambtenaren, dominees – en ‘vrijburgers’, zoals handelaren, ambachtslieden en caféhouders. Er werden kerken gebouwd en predikanten benoemd, onder toezicht van de Amsterdamse classis van de Nederlands hervormde kerk. Een deel van de administratie is nog altijd te vinden in het Stadsarchief Amsterdam. Indianen en weggelopen slaven van de plantages sloten zich bij de Nederlanders aan. In 1636 stelde de West-Indische Compagnie de jonge Johan Maurits van
Nassau Siegen, een neef van de Hollandse stadhouder, aan tot gouverneur-generaal van Nieuw Holland. Johan Maurits had in de jaren daarvoor het ene militaire succes na het andere behaald en moest nu orde op zaken gaan stellen in de kolonie. Op 26 januari 1637 kwam de nieuwe gouverneur aan in Recife. Nog geen maand later had hij het zuidelijker gelegen Portugese bolwerk Porto Calvo veroverd, en later dat jaar werden onder andere de provincies Sergipe en Ceará toegevoegd aan het Nederlandse gebied. De Nederlanders hadden toen de helft van de toenmalige Braziliaanse provincies in handen en waren heer en meester geworden op de Atlantische Oceaan. Johan Maurits ontpopte zich tot een charismatische en geliefde leider, die met veel diplomatiek inzicht en een grote tolerantie de verschillen tussen de sterk verdeelde bevolking van Nederlands Brazilië – Hollanders, Portugezen, indianen, Afrikanen – wist te overbruggen. Hij sloot bijvoorbeeld een verbond met de Tapoeia indianen, en stelde lokale vergaderingen in waarin Hollanders en Portugese kolonisten samen invloed op het bestuur konden uitoefenen: het eerste parlement van de nieuwe wereld. Ook de suikerproductie nam onder het bewind van Johan Maurits fors toe. In 1637 voerde Pernambuco ongeveer duizend ton suiker uit, in 1641 al bijna zevenduizend ton. De hoge kosten van Johan Maurits’ campagnes, stedenbouwkundige projecten en
Kaart van Pernambuco en Itamaricá uit de atlas van Joan Blaue sr., 1662.
16
persoonlijke uitgaven waren de WestIndische Compagnie echter een doorn in het oog, om nog maar te zwijgen van zijn eigenzinnige opstelling tegenover de bevelen die hij uit Holland ontving. In 1644 riepen de bestuurders de gouverneur daarom terug. Na het vertrek van Johan Maurits verloor de West-Indische Compagnie de grip op de Braziliaanse kolonie. Portugese kolonisten en indianen kwamen in opstand tegen het Nederlandse bewind en in 1654 werden de Nederlanders definitief verjaagd. De kolonisten moesten alles achterlaten en keerden vaak totaal berooid terug naar de Nederlanden. In het archief van de Amsterdamse burgemeesters, bewaard in het Stadsarchief Amsterdam,
bevindt zich een aantal verzoekschriften van Amsterdammers die getroffen waren door het verlies van Brazilië. De joodse koopman Abraham Gama, bijvoorbeeld, was bij “het overgaen van Brasil” alles kwijtgeraakt. Hij was met zijn vrouw en zes kinderen teruggekeerd naar Amsterdam en deed daar nu zijn best “een stuijvertge te verdienen”, en vroeg de burgemeesters daarom om toestemming om in Amsterdam als makelaar aan de slag te gaan. Een vredesverdrag bepaalde in 1661 dat Portugal 63 ton goud aan de Nederlanden moest betalen als compensatie voor de gebieden in Brazilië. De onderhandelingen over die betalingen duurden tot in de achttiende eeuw en de som zou uiteindelijk nooit helemaal worden voldaan.
Bartholomeus Eggers (moderne kopie), Buste van Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen (Collectie Mauritshuis, Den Haag)
17
Jodenstraat In de Hollandse kolonie in Brazilië bestond er godsdienstvrijheid voor alle inwoners, zo had de Nederlandse Staten-Generaal in 1634 bepaald. Dat was een van de redenen dat grote aantallen Amsterdamse joden ervoor kozen om naar Brazilië te emigreren. Daar woonden al Spaanse en Portugese joden, die zich echter onder dwang tot het katholicisme bekeerd hadden. Uit Amsterdam kwamen joden die daar eerder vanwege het tolerante klimaat vanuit Spanje en Portugal, en andere delen van Europa, naartoe waren gevlucht. In 1635 arriveerde een eerste grote groep van die Amsterdamse joden in Brazilië. De joden werden in Brazilië een onmisbare schakel in het handelsverkeer tussen de West-Indische Compagnie en de Portugese eigenaren van de suikerplantages. Zij spraken zowel Nederlands als Portugees en ze beschikten over een groot handelsnetwerk. De joden deden dan ook uitstekende zaken in Brazilië. Ze leverden kapitaal, goederen en slaven in ruil voor ruwe suiker. Sommige joodse kooplieden kochten zelfs
een eigen plantage en suikermolen. Recife kreeg een eigen Jodenstraat, nu de Rua do Bom Jesus. Daar bouwden de Hollandse joden in 1636 de eerste synagoge van Amerika, Kahal Kadosh Zur Israel (rots van Israël) genaamd. Een paar jaar na Recife kreeg ook het aangrenzende Mauritsstad een synagoge. Isaac Aboab da Fonseca uit Amsterdam werd in 1642 de eerste rabbijn van de nieuwe wereld. Hij wist ook een aantal van de christelijke joden in Brazilië terug te brengen tot het Jodendom. Aboab da Fonseca zou later in Amsterdam opperrabbijn worden van de Sefardische gemeenschap en daar de beroemde Portugese synagoge laten bouwen. In Brazilië bleven de joden trouwens verbonden met de joden in Amsterdam. De Amsterdamse gemeente Talmoed Tora besliste bijvoorbeeld over geschillen onder de joden in de kolonie. Na het vertrek van gouverneur Johan Maurits in 1644 verslechterde de situatie van de Hollandse joden in Brazilië snel. Onder de Portugese kolonisten groeide toen de weerstand tegen de Nederlanders en tegen niet-katholieken. Nadat de Portugezen Brazilië in 1654 heroverd hadden, keerden de meeste joden terug naar Amsterdam. Sommige trokken
1) Ook het straatnaambordje is aangepast. 2) Het Museum Synagoga Kahal zu Israel, ingericht op de plek waar in Recife de synagoge stond.
18
echter naar andere Nederlandse koloniën in Amerika, zoals de Antillen en Suriname. Een groepje van 23 joden vestigde zich in Nieuw Amsterdam, het huidige New York, en richtte daar de eerste joodse gemeenschap op, maar ook een groot deel van hen keerde later terug naar het tolerantere Amsterdam. Tegenwoordig wonen er ongeveer vierhonderd joodse gezinnen in Recife. De oude synagoge van Recife, Zur Israel, bestaat niet meer, maar met archeologisch onderzoek is wel de plek gevonden waar hij gestaan heeft. Tijdens opgravingen troffen archeologen een put aan,
die de zeventiende-eeuwse waterput van de mikve, het rituele reinigingsbad van de joden, bleek te zijn. De mikve zelf was bijna helemaal verdwenen. Wel werd rondom de plek nog plaveisel ontdekt, en wat aardewerk en pijpen. De Braziliaanse joodse federatie en het ministerie van cultuur hebben er een museum ingericht, met een reconstructie van de oude synagoge, die officieel is ingewijd in het bijzijn van de president van Brazilië, rabbijnen uit Latijns-Amerika en vertegenwoordigers uit Israël. Tegenwoordig is er naast het straatbordje met Rua do Bom Jesus ook een bordje waarop Rua dos Judeus te lezen staat.
Portret van Isaac Aboab da Fonseca, de eerste rabbijn in Brazilië. Stadsarchief Amsterdam.
19
Mauritsstad In opdracht van gouverneur-generaal Johan Maurits ontwierp de bekende architect Pieter Post een ambitieus uitbreidingsplan voor Recife. Op het eiland Antônio Vaz verrees in rap tempo een hele nieuwe stad, die naar de gouverneur Mauritsstad werd genoemd. De stad kreeg kanalen, grachten en verharde wegen, en Johan Maurits liet er scholen bouwen, en een ziekenhuis en een weeshuis. Antônio Vaz werd met twee bruggen met het vasteland verbonden. De brug tussen het eiland en Recife wordt wel beschouwd als de eerste brug van Latijns Amerika. De brug daar heet nog altijd Ponte Mauricio de Nassau. In Mauritsstad kwamen vooral welgestelde kooplieden wonen. Ambachtslui en arbeiders, matrozen en soldaten en ander personeel van de WestIndische Compagnie bleven in de nauwe kronkelende straatjes van Recife wonen, waar ook de kantoren en de pakhuizen stonden. Centraal in het nieuwe Mauritsstad lag het imponerende paleis van de gouverneur, Vrijburg. Het was gebouwd in een u-vorm, met de open kant naar het water. In een van de torens van het paleis kwam een vuurtoren, in
een andere een sterrenwacht, het eerste observatorium van Amerika. Rondom het paleis lag een park vol kokospalmen en papaja’s dat voor iedereen toegankelijk was. Daar was ook een dierentuin, en een museum met driehonderd opgezette apen, elk van een ander soort, en talloze geprepareerde vlinders. Aan de rivier de Capibaribe liet Johan Maurits ten slotte nog een klein buitenverblijf bouwen, Boa Vista genoemd. Johan Maurits vertrok op 22 mei 1644 weer naar Nederland. Hij was maar zeven jaar in Brazilië geweest. Maar in Recife leeft de herinnering aan ‘Mauricio o brasileiro’ – symbool voor vrijheid en tolerantie – nog altijd. Zijn paleizen en een groot deel van Mauritsstad werden verwoest tijdens de Portugese opstand die volgde op zijn vertrek, maar hier en daar zijn nog sporen van forten en andere gebouwen uit de tijd van Johan Maurits te vinden. Sinds 2000 werken Nederland en Brazilië samen aan het behoud van zulk gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Het eerste project was een archeologisch onderzoek in het door de Nederlanders gebouwde Fort Oranje,
Paleis Vrijburg te Mauritsstad. Circa 1642-1679, maker onbekend. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
20
op het eiland Itamaracá, van waaruit Johan Maurits het gebied ten noorden van Recife veroverde. Onderzoekers van de universiteiten van Pernambuco en Amsterdam – in samenwerking met de stichting Monuments of the West India Company (MoWIC) – vonden er resten van het oorspronkelijke fort, zoals de muren van de Hollandse kruitkamer en een deel van de waterput. De vondsten vormen de basis voor de restauratie van het fort. Verder is er bijvoorbeeld een project opgezet voor de conservering van bijna duizend zeventiende-eeuwse Hollandse tegeltjes op de binnenplaats van het franciscanenklooster in Recife, het Convento de Santo Antônio, die
misschien wel afkomstig zijn uit het paleis Vrijburg. En erfgoeddeskundigen uit Recife en Amsterdam kijken samen naar de toekomst van het eiland Antônio Vaz binnen de grootstedelijke ontwikkeling van Recife. Johan Maurits bracht trouwens ook een stukje Brazilië mee naar Nederland. Zo werd hij op zijn terugreis vergezeld door een aantal Braziliaanse indianen en liet hij zijn imposante nieuwe huis in Den Haag – het Suykerhuys, nu museum het Mauritshuis – versieren met schilderingen van Braziliaanse taferelen en de kostbaarheden en rariteiten die hij uit Brazilië had meegenomen.
Het voormalig “Suykerhuys”, tegenwoordig museum het Mauritshuis in Den Haag. Foto Hans Griep.
21
Wetenschappers In 1638 volgde een groep wetenschappers en intellectuelen Johan Maurits vanuit Nederland naar Brazilië, waar zij in opdracht van de gouverneur het land en de verschillende volkeren die er leefden gingen bestuderen. Onder hen bevonden zich de jonge arts Willem Piso, die de lijfarts van Johan Maurits werd, en de veelzijdige wetenschapper Georg Marcgrav, een begaafde astronoom, bioloog, medicus en wiskundige, die de gouverneur bovendien zou bijstaan als militair ingenieur. Hij zette ook het eerste sterrenkundige observatorium van Zuid-Amerika op, vanwaar hij een zonsverduistering gadesloeg. Piso en Marcgrav maakten in de jaren 16391640 tochten naar de diverse delen van Nederlands Brazilië, om de natuur en geografie te bestuderen en om gegevens te verzamelen voor een kaart van het land. Het onderzoek van de twee resulteerde in de eerste volledig wetenschappelijke
studie van Brazilië, de Historia naturalis Brasiliae, die in 1648 in Amsterdam verscheen. Het was een standaardwerk dat tot in de negentiende eeuw de meest gezaghebbende wetenschappelijke publicatie over Brazilië zou blijven. De illustraties werden gemaakt door de eveneens door Johan Maurits naar Brazilië gehaalde kunstenaars Frans Post en Albert Eckhout. Vier boeken van de Historia naturalis Brasiliae waren van de hand van Willem Piso. Deze boeken, met de titel De medicina Brasiliense, bevatten beschrijvingen van allerlei tropische ziekten en van de werking van de heilzame planten van Brazilië. Willem Piso werd daarmee de grondlegger van de tropische geneeskunde. Hij beschreef onder andere hoe dysenterie genezen kon worden, en wat de gevolgen van een gebrekkig dieet waren. Zo leden veel Nederlandse kolonisten aan
Uit de Historia naturalis Brasiliae, 1648. Afbeelding uit één van de boeken van Georg Marcgrav.
22
oogziekten die bij de lokale bevolking, die vooral leefde van verse vis en groenten, nauwelijks voorkwamen. Piso zag ook al vroeg dat sinaasappelen en citroenen de gevreesde scheurbuik konden voorkomen en schreef dat Braziliaanse limoenen ook uitstekend werkten. Sommige van de planten die Piso beschreef worden nog altijd in de geneeskunde gebruikt; de ipecacuanhawortel, bijvoorbeeld, en bladeren van de jaborandi. Georg Marcgrav beschreef in acht boeken van de Historia naturalis Brasiliae de planten, vissen, vogels, viervoeters, slangen en insecten van Brazilië, en sloot af met een geografische, etnologische en meteorologische beschrijving van het land. Marcgrav trok na zijn tijd in Brazilië voor onderzoek naar Afrika, waar hij onverwacht overleed, maar Piso werd na terugkomst in Nederland een vooraanstaand lid van de Amsterdamse
academische gemeenschap. De kaarten die Georg Marcgrav gemaakt had vormden de basis voor de wandkaart van Nederlands Brazilië die de beroemde Amsterdamse kaartenmaker Joan Blaeu uitgaf. De kaart was voorzien van de tot dan toe meest gedetailleerde beschrijving van de Braziliaanse kusten tot tachtig kilometer landinwaarts. Marcgravs kaarten werden in 1647 bovendien opgenomen in het uitvoerige geschiedwerk dat de Amsterdamse hoogleraar Caspar Barlaeus schreef over Brazilië onder het bewind van Johan Maurits, de Rerum per octennium in Brasilia. Behalve veel kaarten bevatte het boek ook prenten van bijvoorbeeld – alweer – Frans Post. De kaarten en prenten met de landschappen, steden en forten van het noordoosten van Brazilië bepaalden ruim anderhalve eeuw lang het beeld dat Europeanen van het Braziliaanse gebied hadden. Titelblad van Historia naturalis Brasiliae, 1648.
23
Schilders Gouverneur-generaal Johan Maurits had ook een paar kunstenaars meegenomen naar Nederlands Brazilië. De Haarlemse landschapsschilder Frans Post en Albert Eckhout, een Groningse schilder van portretten en stillevens, gingen als eerste Europeanen de landschappen en de mensen van Brazilië afbeelden. Frans Post was de broer van architect en stedenbouwkundige Pieter Post, de ontwerper van Mauritsstad. In Brazilië maakte Frans Post een groot aantal schetsen van het land en hij voltooide er zes schilderijen. Post schilderde specifieke, herkenbare plekken in Nederlands Brazilië, zoals de São Francisco rivier en de omgeving van Porto Calvo, met Braziliaanse bomen en planten en soms vogels en andere kleine dieren op de voorgrond. De luchten zijn grijs en de schilderijen wekken een wat sombere indruk. Ze doen in hun compositie, stijl en techniek denken aan de landschappen van andere Hollandse schilders uit die tijd. Johan Maurits schonk deze Braziliaanse schilderijen van Frans Post in 1679 aan de Franse koning Lodewijk XIV. Ze bevinden zich nu in het Louvre. Frans Post keerde in 1644 terug naar Haarlem. Daar zou hij de rest van zijn leven Braziliaanse landschappen blijven schilderen. In totaal maakte hij ongeveer 140 Braziliaanse schilderijen, met vergezichten en rivieren, plantages en suikermolens, en daarnaast ontwierp hij prenten die gebaseerd waren op de schetsen die hij in
24
Brazilië had gemaakt. Van Johan Maurits kreeg hij de opdracht een paar wanden van diens nieuwe huis in Den Haag, het huidige Mauritshuis, te beschilderen met Braziliaanse taferelen. Die schilderingen zijn aan het begin van de achttiende eeuw bij een brand verloren gegaan. De schilderijen die Frans Post in Nederland maakte tonen een ideaalbeeld van het Brazilië van de Hollanders en verschillen daarmee van het streng realistische werk uit zijn Braziliaanse jaren. Steeds vaker liet Post zijn fantasie de vrije loop en voegde hij allerlei exotische elementen toe. De landschappen werden kleurrijker: de planten groener, de luchten blauwer, de horizon helderder, en er waren meer mensen op te zien, vaak dansende of werkende slaven. Tegenwoordig behoren de werken van Frans Post tot de meest gevraagde en duurste schilderijen van het noordoosten van Brazilië. Terwijl Frans Post het Braziliaanse landschap vastlegde, documenteerde Albert Eckhout er de mensen, dieren en planten. Hij was de eerste die een realistisch beeld gaf van de Braziliaanse indianen van de Toepi en de Tapoeia stammen. Eckhout schilderde acht levensgrote etnografische portretten van indianen – de Tapoeia indianen bijna naakt –, Afrikaanse slaven en een mulat, en op een groot doek legde hij een groep dansende indianen vast. Verder schilderde hij een reeks van twaalf stillevens met Braziliaanse groente en
fruit en exotische dieren en maakte hij honderden zoĂślogische en botanische studies en snel geschetste portretjes van de bewoners van de nieuwe wereld, waarschijnlijk ook tijdens expedities naar de binnenlanden. Johan Maurits schonk een groot deel van het werk
van Eckhout in 1654 aan zijn neef, de Deense koning Frederik III, in ruil voor een hoge onderscheiding. Daar schijnt hij later trouwens wel spijt van te hebben gekregen. Eckhouts Braziliaanse werken zijn nu te zien in het Nationaal Museum in Kopenhagen.
Frans Post, landschap in BraziliĂŤ, 1652. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
25
26
Albert Eckhout, 8 etnografische portretten van Indianen, circa 1641.
27
Diamanten Al eeuwenlang worden in Amsterdam diamanten geslepen en verhandeld. De diamantindustrie kwam er aan het eind van de zestiende eeuw op gang en in de zeventiende eeuw was Amsterdam al een toonaangevend centrum voor de bewerking van en handel in diamanten. Vanaf de achttiende eeuw stond Amsterdam bekend als een echte diamantstad. De diamanten kwamen eerst alleen uit India. Juist toen de Indiase diamantmijnen uitgeput begonnen te raken ontdekte een expeditie, die eigenlijk op zoek was naar goud, in 1725 grote hoeveelheden diamanten in rivierbeddingen en kloven in het oosten van Brazilië, in de buurt van het huidige Diamantina in de staat Minas Gerais. De Portugese koning plaatste de diamantmijnen meteen onder staatstoezicht. In eerste instantie waren de Braziliaanse diamanten niet zo populair als die uit India. Het gerucht ging dat ze van mindere kwaliteit zouden zijn. De Portugezen stuurden de Braziliaanse diamanten daarom eerst naar de Portugese stad Goa in India om ze vandaar als Indiase stenen op de Europese markt te brengen. Hollandse kooplieden kregen daar lucht van en de Nederlandse consul in Portugal slaagde erin een lucratieve
28
overeenkomst af te sluiten met de Portugezen die bepaalde dat Braziliaanse diamanten alleen aan Nederlandse handelaren mochten worden verkocht. De diamanten werden daarna rechtstreeks van Rio de Janeiro en Salvador da Bahia naar Amsterdam gestuurd en een tijd lang hadden de Nederlanders het monopolie op ruwe diamanten uit Brazilië in handen. De firma Jacobus & Johannes van de Wall, met een kantoor in de Amsterdamse Kalverstraat, hield zich bijvoorbeeld bezig met het uitreden van schepen voor onder andere diamanten uit Brazilië. Onder de Europese vorsten en edelen was de vraag naar diamanten in die tijd groot en in het midden van de achttiende eeuw kon de Amsterdamse diamantindustrie zo flink uitbreiden. Later gingen de Braziliaanse diamanten trouwens ook naar Londen, en daarna naar Parijs. Vanaf het begin van de negentiende eeuw kwamen er een stuk minder diamanten uit Brazilië naar Amsterdam. Dat betekende een zware klap voor de Amsterdamse diamantindustrie, die pas weer opbloeide toen er vanaf 1871 grote hoeveelheden ruwe diamanten vanuit Zuid-Afrika geïmporteerd konden worden.
Prent van Jan Luyken, de diamantslijper, circa 1694.
29
Koffie Brazilië is tegenwoordig de belangrijkste koffieproducent van de wereld. De koffie die er geteeld wordt is er – via een omweg – in de achttiende eeuw vanuit Amsterdam naartoe gekomen. Koffie was in de eeuw daarvoor steeds populairder geworden in Europa. In Amsterdam werd al vroeg in koffie gehandeld en in de tweede helft van de zeventiende eeuw had zo’n driekwart van de Amsterdammers thuis een koffieservies en waren er talloze koffiehuizen in de stad. De koffie kwam toen uit het Midden-Oosten, waar de plant vanuit Ethiopië geïmporteerd was. De Arabieren hadden in feite een monopolie op de koffiehandel en vroegen daarom hoge prijzen. Aan het eind van de zeventiende eeuw slaagden de Nederlanders er echter in Arabische koffieplanten vanuit Mokka, in Jemen, naar hun kolonie op het Indonesische Java te vervoeren. Daar legden ze grote koffieplantages aan. De eerste partij op Java gekweekte koffiebonen bereikte Amsterdam in 1706. Amsterdam groeide daarna uit tot het wereldcentrum van de koffiehandel. De Amsterdamse burgemeester en
geleerde Nicolaes Witsen schonk in die tijd twee van de kostbare koffieplantjes aan de Hortus Botanicus van de stad, waar ze als rariteit in de broeikas gekweekt werden. In 1714 schonk Amsterdam een jonge koffieplant uit de Hortus aan de Franse koning Lodewijk XIV, voor de koninklijke botanische tuin in Parijs. Van dat Amsterdamse plantje stammen miljarden koffieplanten over de hele wereld af. De Fransen kweekten een aantal stekken van de Amsterdamse plant en brachten die naar hun koloniën in ZuidAmerika en het Caribische gebied. Vanuit Frans Guyana bereikte de koffie in 1727 uiteindelijk Brazilië, waar een aantal koffieplantages werd aangelegd. In de vroege negentiende eeuw begon de opmars van Brazilië als koffieproducent pas echt. Omdat de suikerprijzen daalden, verschoof de aandacht van de Brazilianen naar het verbouwen van koffie, in eerste instantie vooral in de Paraíba Vallei bij Rio de Janeiro, later ook in de provincies Paraná, São Paulo, Minas Gerais en Espírito Santo. Een enkele Nederlander beproefde zijn
De koffieloods van de Koninklijke Hollandsche Lloyd aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam. Foto van R.H. Derwig, jaartal onbekend.
30
geluk in de Braziliaanse koffieproductie, soms gedreven door idealisme. De Nederlandse graaf Dirk van Hogendorp vertrok in 1817 naar Brazilië, waar hij een koffieplantage kocht in de buurt van Rio. Zoals alle koffieplantages was ook deze afhankelijk van de exploitatie van slaven. Dirk van Hogendorp schonk de slaven die met de aankoop van de plantage zijn eigendom waren geworden echter hun vrijheid, in de hoop dat ze als vrije mensen op zijn landgoed zouden willen blijven werken. De voormalige slaven liepen echter stuk voor stuk weg. Van Hogendorp kon de plantage niet draaiende houden en stierf berooid in Brazilië.
In Amsterdam groeide de belangstelling voor koffie uit Brazilië nadat de koffie op Java in 1878 door de gevreesde koffiebladziekte was aangetast. Nederland werd toen een belangrijke afnemer van de Braziliaanse koffie, die vooral vanuit de havenstad Santos naar de havens van Amsterdam en Rotterdam werd aangevoerd. Van daaruit vond de Braziliaanse koffie zijn weg door heel Europa. Een van de Amsterdamse koffieloodsen, van de Koninklijke Hollandsche Lloyd, uit 1915 droeg de naam Brazilië. In 1998 werd de tweehonderd meter lange loods aan de Oostelijke Handelskade verbouwd tot een winkelcentrum dat ook Brazilië heet.
31
Reparaties Vanaf 1808 stonden de Braziliaanse havens open voor schepen uit alle landen, niet meer alleen voor die onder Portugese vlag. In dat jaar was de koninklijke familie van Portugal uitgeweken naar Brazilië, op de vlucht voor het leger van Napoleon. Rio de Janeiro was de hoofdstad van het Portugese rijk, totdat Brazilië – als keizerrijk – in 1822 onafhankelijk werd van Portugal.
De Nederlandse koning Willem I, die in 1824 de Nederlandsche Handel-Maatschappij oprichtte, was erg geïnteresseerd in
handel met het nieuwe keizerrijk Brazilië. Toch kwam het handelscontact tussen de twee landen pas in de tweede helft van de negentiende eeuw echt goed van de grond. Amsterdamse schepen voeren intussen wel regelmatig op Brazilië om er, bijvoorbeeld in opdracht van buitenlandse firma’s, suiker en koffie te halen. Diverse Amsterdamse schepen die eigenlijk een andere bestemming hadden deden bovendien Rio de Janeiro aan als noodhaven. Verslagen daarvan – soms compleet met bonnetjes uit het negentiende-eeuwse Rio – zijn bewaard gebleven in het Amsterdamse Stadsarchief. Het Amsterdamse schip Susanna Christina van kapitein Corbière bijvoorbeeld, dat met een lading stukgoederen op weg was naar Batavia, het huidige Jakarta op Java, toen het in een reeks stormen zwaar beschadigd raakte – het dek was lek, de boegspriet los – en daarom op 28 september 1839 de haven van Rio de Janeiro binnenliep voor reparaties. In het archief van de Maatschappij ter Verzekering voor Zeegevaar bevindt zich een overzicht van de schade en de benodigde reparaties. Een schip van de Amsterdamse rederij Meursing, de Kersbergen, vertrok op 14 april 1888 vanuit Cardiff met een lading steenkool richting Soerabaja op Java. Al na een paar dagen begon het schip veel water te maken. Er leek ergens
Enkele declaraties uit het archief van de firma Meursing. Stadsarchief Amsterdam.
32
bij de voorsteven een lek te zitten. Het weer was slecht, de zee woest, en er moest voortdurend gepompt worden, maar toch werd er doorgevaren. Na een paar weken vroeg de bemanning de gezagvoerder, kapitein Klasen, om een noodhaven aan te doen om de nodige reparaties te laten verrichten. Pas op 22 mei vond de kapitein de situatie inderdaad zo zorgwerkend dat hij besloot om naar Rio de Janeiro te varen, op dat moment de meest nabije noodhaven. Op weg naar Rio liep de Kersbergen tijdens een storm nog meer schade op,
aan onder andere de zeilen. Op 31 mei bereikte de Kersbergen Rio, waar een Braziliaanse sleepboot het schip naar de rede bracht. De volgende dag schakelde de kapitein de hulp van de Nederlandse consul in, die twee experts aanwees om de schade aan het schip op te nemen. Die schade bleek aanzienlijk en het schip kon alleen gerepareerd worden als de lading gelost zou worden. De Kersbergen bleef ruim anderhalve maand in Rio. Een verslag van de reis en de schade, met bewijsstukken van de onkosten, bevindt zich in het archief van de reder Meursing, dat nu bewaard wordt in het Stadsarchief Amsterdam. Er zitten rekeningen bij van de Braziliaanse bedrijven en ambachtslieden die de verschillende reparaties uitvoerden, en ook een rekening voor het opslaan van vierhonderd ton steenkool, maar bijvoorbeeld ook bonnetjes voor verzonden telegrammen, voor een vertaler Engels-Portugees, voor allerlei havengelden en voor de bevoorrading voor het vervolg van de reis, met onder andere brood, kool en bier, aardappelen en uien en petroleum.
33
Investeringen Amsterdam was al sinds de achttiende eeuw een belangrijk financieel centrum, een stad van bankiers die regelmatig leningen verstrekten aan buitenlandse vorsten en staten. Nadat Brazilië in 1889 een republiek was geworden, zorgden leningen vanuit het buitenland – aan de federale overheid en aan de deelstaten – ervoor dat het land kon moderniseren. Verschillende Amsterdamse firma’s namen deel aan syndicaten waarin door middel van obligaties zulke leningen gefinancierd werden. Zo deed het bekende Amsterdamse bankierskantoor Wertheim en Gompertsz in 1898 voor tienduizend pond – tegen vijf procent – mee aan de grote staatslening aan Brazilië die was opgezet door het Londense Rothschild & Sons. Wertheim en Gompertsz nam verder bijvoorbeeld ook deel aan syndicaten voor leningen aan de noordelijke deelstaat Amazonas en aan de deelstaten Minas Gerais en São Paulo. De Amsterdamse firma Alsberg, Goldberg & Co. bracht regelmatig obligaties in Braziliaanse leningen op de markt. Een lening tegen vijf procent aan de staat Rio de Janeiro bijvoorbeeld, in 1905 en opnieuw in 1912. Ook het gerenommeerde Hope & Co., een van de belangrijkste Amsterdamse bankiers voor buitenlandse leningen, kocht obligaties in staatsleningen aan Brazilië en nam in 1912 bijvoorbeeld voor tienduizend pond deel aan een lening van drie miljoen aan de staat Rio. De Braziliaanse staat had de leningen
34
nodig om schulden af te lossen die voor een groot deel het gevolg waren van de aanleg van spoorwegen – hét symbool van de moderne tijd – die in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang was gekomen en die ertoe bijdroeg dat Brazilië rond 1900 een van de snelst groeiende economieën ter wereld was. Veel buitenlandse firma’s investeerden in de Braziliaanse spoorwegen en ook Amsterdamse kantoren pikten een graantje mee. Zo nam Wertheim en Gompertsz in 1897 voor vijftienduizend pond deel aan een lening aan de Braziliaanse Central Railway, terwijl Hope & Co. in 1905 voor zesduizend pond obligaties kocht in een lening aan een spoorlijn in São Paulo. Beide firma’s deden mee aan het syndicaat voor de Sorocabana Railway Co. Obligaties daarvoor werden in november 1911 in Amsterdam uitgegeven door de Gebroeders Teixeira de Mattos, ook al een bekend Amsterdams kantoor. In totaal ging het wereldwijd om een uitgifte van twee miljoen pond, tegen 4,5 procent, onderdeel van een totale lening van vier miljoen. De Sorocabana Railway Company was in 1907 opgezet om de lijn tussen Sorocaba en São Paulo, die in 1875 geopend was, uit te breiden. Het Nederlandse bureau Handelsinlichtingen ontving vanuit Brazilië kaarten met de plannen en een uiteenzetting over de voordelen van de verlenging van de Sorocabana spoorweg. Via de nieuw aan te leggen spoorlijn, met een lengte van zo’n 850 à negenhonderd kilometer,
zouden het Braziliaanse achterland en Paraguay en Bolivia vanuit Europa via Santos veel sneller te bereiken zijn. Wertheim en Gompertsz kocht voor vierduizend pond aan obligaties, Hope & Co. zelfs voor 12.500 pond. Hope & Co. nam in 1905 ook voor 25.000 dollar deel aan het syndicaat dat de Rio de Janeiro Tramway, Light and
Power Co. financierde, een in Toronto gebaseerd particulier bedrijf dat in totaal zo’n vijftig miljoen dollar bijeenbracht om verschillende nutsbedrijven in Rio op te zetten. Het bedrijf, kortweg aangeduid als de ‘Light’, kocht gas- en telefoonbedrijven aan, en het recht om de stad van elektriciteit te voorzien, en voorzag Rio bovendien van een uitgebreid netwerk van elektrische trams.
Kaart van de Sorocabana spoorweg uit het archief van de Bankiers en Commissionairs Wertheim en Gompertsz, Stadsarchief Amsterdam.
35
Jenever De oude distilleerderij en likeurstokerij Wijnand Fockink zat al sinds 1679 in de Pijlsteeg in hartje Amsterdam. In 1901 begon het bedrijf drank te exporteren naar Brazilië. In de jaren dertig vestigden de Amsterdammers zelfs een eigen fabriek in Rio de Janeiro: Bebidas Wijnand Fockink do Brasil Ltda. Daar werden jenever en dry gin geproduceerd op basis van concentraat uit Amsterdam. Likeuren bleven vanuit Nederland geïmporteerd worden. In het najaar van 1946 bracht een van de bestuurders van Wijnand Fockink, Emile Dekkers, een bezoek aan Brazilië. Een verslag van zijn reis wordt bewaard in het Stadsarchief Amsterdam. Dekkers reisde met een van de eerste vluchten van de KLM op Zuid-Amerika. Een mooie maar erg vermoeiende vlucht, zoals hij schreef, eerst van Amsterdam naar Lissabon en op 19 oktober via Dakar naar Natal, waar een dag rust was, en vandaar om middernacht door naar Rio de Janeiro, waar ze om tien uur ’s morgens landden maar “waar zooveel formaliteiten te vervullen waren, dat we pas tegen drie uur in de vrije wereld konden gaan”. Met de boot reisde Dekkers vervolgens in een uur van het vliegveld naar
Rio, waar hij zijn intrek nam in het Hotel Central. Emile Dekkers bleef anderhalve maand in Brazilië. Hij inspecteerde er de fabriek in Rio de Janeiro en maakte kennis met de joviale zaken-partners daar, met name de commissionairs Santos Soares & Co., die dat jaar zo’n tweeduizend kisten jenever en dry gin van Wijnand Fockink verwachtten te verkopen. De commissionairs stonden erop dat Dekkers persoonlijk een bezoek zou brengen aan alle
belangrijke afnemers van jenever in de stad, en daar waren daarna dan ook de meeste dagen mee gevuld. Het werkte wel, moest hij toegeven. De Brazilianen vonden het allemaal “echt mooi” dat er iemand uit Holland was gekomen. Dekkers reisde ook naar São Paulo – met het vliegtuig, uitgezwaaid door zo’n beetje de hele firma
1) Interieur Wijnand Focking in Amsterdam. Foto: Sabela Moscoso. 2) Braziliaans briefpapier van de firma Focking. Stadsarchief Amsterdam.
36
Santos Soares – waar hij nog meer klanten ontmoette. De meeste van hen waren erg te spreken over de jenever die Wijnand Fockink in Brazilië stookte, hoewel sommige er toch de voorkeur aan bleven geven de jenever uit Amsterdam te importeren. In Brazilië maakte Dekkers gebruik van de bemiddeling van verschillende Nederlandse instanties. Zo zorgde iemand van de KLM ervoor dat zijn zaken bij de
vreemdelingenpolitie “in een Braziliaans uurtje” in orde waren. Voor de zakelijke financiën was er de Hollandsche Bank-Unie, in 1914
opgericht als de Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika en tegenwoordig opgegaan in de ABN AMRO. Minder onder de indruk was Dekkers van het Nederlands gezantschap in Rio. De gezantschapsraad bleek een “society type” dat uitvoerig zijn beklag deed over “het weinig opgewekte leven in de Hollandse kolonie in Rio”. Dekkers constateerde dat hij hem waarschijnlijk niet nodig zou hebben voor zijn zaken in Brazilië. Op 5 december 1946 begon Emile Dekkers aan de terugvlucht naar Amsterdam. Hij bracht wat jenever en gin van Wijnand Fockink mee aan boord, want op de heenweg was alleen drank van de grote concurrent Bols geschonken. Wijnand Fockink werd uiteindelijk in 1954 overgenomen door het Amsterdamse Bols, dat al uit 1575 stamt en daarmee het oudste merk van distilleerde drank ter wereld is. Bols heeft nog altijd een vestiging in Brazilië.
Glas-in-loodraam van Wijnand Focking in Amsterdam. Foto: Roel Wijnants.
37
Holambra Al sinds het midden van de negentiende eeuw probeerden agenten Nederlanders te werven om in Brazilië te komen werken. Na een verbod op de import van slaven – en uiteindelijk de afschaffing van de slavernij in 1888 – ontstond er in Brazilië een nijpend tekort aan arbeidskrachten. Vooral voor het werk op de koffieplantages en bij de aanleg van de spoorwegen waren arbeiders nodig. De eerste Nederlanders vestigden zich rond 1860 in de provincie Espírito Santo. Daar is nog altijd een plaatsje dat Holanda heet. In 1908 begon Brazilië een nieuwe grote wervingscampagne om arbeidskrachten te vinden. Ruim tweeduizend Nederlanders – vooral boeren – trokken toen naar Brazilië, meestal met de bootdienst die de Koninklijke Hollandsche Lloyd onderhield tussen Amsterdam en Zuid-Amerika. De bekendste Nederlandse nederzetting was Gonçalves Júnior in de deelstaat Paraná. De kolonisten waren er erg arm en ze waren nauwelijks opgewassen tegen de ontberingen en het werk in het onontgonnen en geïsoleerde gebied. Veel van hen overleden door ziekten, slechte voeding en Holambra.
38
uitputting, anderen gingen terug naar Nederland. Maar een paar Nederlandse families uit Gonçalves Júnior, aangevuld met boeren uit onder andere de Haarlemmermeer bij Amsterdam, begonnen in 1911 een nieuwe coöperatie van boerenbedrijven op land dat ze gekregen hadden van de Brasil Railway Company. Van dit Carambeí wisten de Nederlanders na wat moeilijke beginjaren een welvarende kolonie te maken. Na de Tweede Wereldoorlog hadden boeren in Nederland het zwaar. De Nederlandse en Braziliaanse overheid gingen toen samenwerken om Nederlanders te helpen zich in Brazilië te vestigen. De Nederlanders trokken in groepen naar hun nieuwe land, waar ze zich samen in koloniën vestigden en coöperaties van boerenbedrijven opzetten. In 1948 begon een groep katholieke boeren uit het zuiden van Nederland zo’n kolonie in de staat São Paulo. Het dorp heet nu Holambra I – een samentrekking van Holanda, América en Brasil. Holambra I is tegenwoordig het grootste productiecentrum van bloemen en planten van
Latijns-Amerika en is verantwoordelijk voor veertig procent van de bloemenproductie van Brazilië en tachtig procent van de export. Holambra wordt in Brazilië de ‘bloemenstad’ genoemd en heeft van de overheid het predicaat "estância turística" (toeristische trekpleister) gekregen. Bezoekers kunnen er kennismaken met allerlei aspecten van de Nederlandse cultuur – architectuur, muziek, dans, eten – en sinds 1981 is er ieder jaar in september de grootste bloemententoonstelling van LatijnsAmerika, de Expoflora, waar meer dan tweehonderdduizend mensen op af komen. In 1960 werd er vanuit Holambra I een nieuwe Nederlandse nederzetting opgezet, Holambra II. Een groep gereformeerde boeren uit
het noorden van Nederland volgde in 1951 het voorbeeld van de kolonisten van Holambra. Zij stichtten een nederzetting niet ver van de bestaande Nederlandse kolonie Carambeí: Castrolanda. In 1960 werd vanuit Carambeí en Castrolanda nog een kolonie opgezet bij Arapotí, vooral om daarmee de toekomst van de kinderen van de eerste kolonisten veilig te stellen. Gezinnen uit Carambeí en Castrolanda begonnen er een bedrijf, maar er kwamen ook nieuwe immigranten uit Nederland bij. Ook een aantal Brazilianen sloot zich aan bij de coöperatie daar. Vanuit die eerste koloniën hebben Nederlandse boeren zich sindsdien ook op andere plekken in Brazilië gevestigd. Zo zijn er verspreid over het land verschillende Nederlandse nederzettingen ontstaan.
Poster van de Koninklijke Hollandse Lloyd met de vlaggen van de Zuid-Amerikaanse landen waarmee ze handel dreven. Circa 1936. Stadsarchief Amsterdam.
39
Nederland-Brazilië Op donderdagavond 2 mei 1963 trof het Nederlands elftal Brazilië voor een vriendschappelijke voetbalwedstrijd in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Het Braziliaanse elftal was die maand op een tournee waarbij tegen verschillende nationale teams gespeeld werd. Het gezelschap van 34 personen was op maandag aangekomen op de luchthaven Schiphol en logeerde in het Amsterdamse Hilton Hotel. Brazilië was het jaar daarvoor voor de tweede keer op rij wereldkampioen geworden. De vorige confrontatie, tijdens de Olympische Spelen van 1952 in Finland, had Nederland nog kansloos met 5-1 verloren. Er waren zo’n vijftigduizend toeschouwers naar het Olympisch Stadion gekomen
om het Braziliaanse wonderteam in actie te zien, en dan vooral de 22-jarige wereldberoemde topvoetballer Edson Arantes do Nascimento, beter bekend als Pelé. Pelé verbaasde het Amsterdamse publiek inderdaad met zijn sprints en het gemak waarmee hij de bal hanteerde. Maar na een half uur keek hij een paar keer vragend naar de zijlijn, waarop hij gewisseld werd en naar de kleedkamer verdween, begeleid door een langdurig boegeroep vanaf de tribunes. De Brazilianen speelden verder – lichtvoetig en sierlijk, volgens een verslaggever – maar wisten weinig te bereiken tegen de Nederlanders. Een krantenverslaggever vroeg zich af of ze misschien geschrokken waren van de zwarte kat die aan het
Beide elftallen staan klaar voor de wedstrijd. Foto uit 1963, collectie anefo, Hugo van Gelderen. Nationaal Archief.
40
begin van de wedstrijd over het veld was gelopen. Het Nederlands elftal ging daarentegen steeds sterker spelen en kon zelfs een paar keer op doel schieten. In de allerlaatste minuut scoorde linksbuiten Peter Petersen, een speler van het Amsterdamse Ajax, de enige treffer van de wedstrijd. Tientallen supporters renden het veld op om hem op de schouders te nemen. Tot ieders verrassing had Nederland Brazilië geklopt. Negen meegereisde Braziliaanse radioreporters deden vanuit het Olympisch Stadion direct verslag van de wedstrijd, en de uitslag zorgde voor ontstemde reacties in de Braziliaanse pers. In totaal zijn Nederland en Brazilië intussen twaalf keer tegen elkaar uitgekomen. Brazilië won vier keer, Nederland drie keer; vijf keer eindigde de wedstrijd in gelijkspel. Het Braziliaanse voetbal fascineert de Amsterdammers nog altijd. In het stadion van Ajax, de Amsterdam ArenA, werd in 2012 – vooruitlopend op het wereldkampioenschap voetbal van 2014 in Brazilië – een speciale Brazilian Football Café Sky Lounge geopend, waar bezoekers aan de hand van de
voetbalgeschiedenis van de vijfvoudige wereldkampioen kennis kunnen maken met allerlei aspecten van de Braziliaanse cultuur. Zo zijn er foto’s van bekende Braziliaanse spelers, een replica van de wereldbeker van 1994 en een shirt van het Braziliaanse elftal dat in 1970 wereldkampioen werd, gesigneerd door aanvoerder Carlos Alberto Torres, die ook aanwezig was bij de opening van de lounge. Ook is er volop aandacht voor de twaalf Braziliaanse steden waar het wereld-kampioenschap in 2014 zal plaatsvinden. Ontwerper Pedro Paulo Luna koos voor een inrichting in Braziliaanse kleuren en duurzame Braziliaanse materialen. En intussen heeft het Amsterdamse voetbal ook Brazilië bereikt. In 2012 tekende de voormalige Ajax-speler Clarence Seedorf voor twee jaar bij de Braziliaanse club Botafogo uit Rio de Janeiro. Volgens Botafogo-voorzitter Mauricio Assunção is Seedorf de beste buitenlandse speler is die ooit voor een club uit Brazilië heeft gespeeld. Tijdens Seedorfs eerste seizoen bij de club werd Botafogo staatskampioen.
Foto uit de Leeuwarder Courant, een dag voor de wedstrijd.
41
Opknapbeurt In Brazilië werkt een groep jonge architecten en planologen al jarenlang aan het mooier en veiliger maken van de favelas, de sloppenwijken. Zij hebben zich verenigd in de organisatie Elos. De methode die ze bedachten om achterstands-buurten leefbaar te maken is eenvoudig maar verrassend doeltreffend. Ze leggen contact met de bewoners, vragen wat hun wensen en dromen voor de buurt zijn en steken dan samen met hen de handen uit de mouwen om die dromen te verwezenlijken. In plaats van te wachten op de overheid pakken bewoners dus zelf hun wijk aan, samen, met wat daarvoor in de buurt beschikbaar is. Bewoners van de favelas verbouwden zo onder leiding van Elos bijvoorbeeld ruïnes tot een kinderspeeltuin, en een smerig leeg gebouw dat vooral gebruikt werd door junks toverden ze om tot een buurttheater. Omdat deze methode volgens Elos niet
alleen in Brazilië maar overal zou kunnen helpen, ontwikkelde de organisatie ook trainingen voor vrijwilligers uit het buitenland. In Nederland werd de formule opgepikt door Fairground, een organisatie die maatschappelijke projecten in ontwikkelingslanden opzet en ondersteunt. Een van de architecten van Elos, Rodrigo Alonso, kwam in juni 2010 naar Nederland
om met een groepje Braziliaanse ontwikkelingswerkers en Nederlandse vrijwilligers ook een Amsterdamse achterstandswijk onder handen te nemen volgens de Braziliaanse methode. In Nieuwendam, in Amsterdam-Noord, werd een buurt aangepakt met drukke wegen en hoge flats, met bewoners uit
Braziliaanse ontwikkelingswerkers en Nederlandse vrijwilligers steken de handen uit de mouwen in Amsterdam-Noord in 2010. Foto’s Jaqueline Dersjant.
42
allerlei verschillende landen die meestal weinig contact met elkaar hadden en zich regelmatig onveilig voelden. De vrijwilligers gingen eerst met bewoners praten, om erachter te komen hoe zij hun buurt graag zouden zien. De kinderen wilden vooral graag een speelplaats, de volwassenen een plek om te barbecueën. Twintig vrijwilligers werkten daarna een week lang samen met ongeveer dertig
kinderen en tien volwassenen uit de wijk om de buurt een opknapbeurt te geven. Zo kwamen de buurtbewoners ook met elkaar in contact. Want in de Amsterdamse wijk mocht dan wel meer welvaart zijn dan in de Braziliaanse sloppen, zo zei architect Alonso, “de warmte tussen mensen, het plezier van samen werken en elkaar soms
een goede knuffel geven, dat kunnen de Hollanders weer van ons leren.” Een stel meisjes beschilderde een donkere doorgang tussen de straat en de galerijflats met kleurige bloemen en planten. De muren van een snackbar die volgespoten waren met graffiti werden beschilderd met de vlaggen van alle verschillende nationaliteiten van de mensen uit de buurt. Jongens maakten met allerlei oude spullen een speeltuin, compleet met schommel, en een voetbalveldje met goals. Mensen werkten hard om van de verwilderde tuin van een moskee een gezellige plek te maken. En toen al het werk klaar was, was het volgens de Braziliaanse traditie tijd voor een groot buurtfeest. Terwijl Rodrigo Alonso gitaar speelde, zongen en dansten de buurtbewoners op straat. Na AmsterdamNoord werden nog verschillende andere buurten in Amsterdam zo op z’n Braziliaans opgeknapt.
43
Brasil Festival Amsterdam Het culturele verkeer tussen Nederland en Brazilië is de laatste jaren sterk toegenomen. In creatieve sectoren als architectuur, design, dans, en ook bijvoorbeeld gaming vindt regelmatig uitwisseling plaats tussen Nederlanders en Brazilianen. De Nederlandse Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) begon daarom in 2009 in opdracht van de overheid het Braziliaanse culturele landschap in kaart te brengen, om te inventariseren waar de culturele samenwerking nog verder verdiept en uitgebreid zou kunnen worden. Dat resulteerde uiteindelijk in het digitale platform Cultural Exchange Brazil – The Netherlands, waar informatie over alle facetten van het culturele leven in Brazilië en Nederland is samengebracht om daarmee uitwisseling te stimuleren. In Amsterdam zette het Brasil Festival Amsterdam in het najaar van 2011 de Braziliaanse cultuur in de schijnwerpers. De officiële opening was op 3 oktober, met een carnavalsparade door de Amsterdamse Van Baerlestraat, compleet met drummers, capoeiradansers, praalwagens, carnavalskostuums en lichteffecten. In twee maanden kon het Amsterdamse publiek vervolgens kennismaken met allerlei aspecten van de Braziliaanse cultuur: muziek, beeldende kunst, film, dans, theater, architectuur, literatuur en zelfs culinaire kunst. Zo konden ze ontdekken hoe divers het culturele leven van Brazilië is – een
44
levendige mix van verschillende culturen en stijlen –, dat traditie en avant-garde er hand in hand gaan en ook dat kunst in Brazilië niet alleen voor de elite is, maar voor iedereen, jong en oud, arm en rijk. Al eeuwenlang worden er in Brazilië Europese, indiaanse en Afrikaanse invloeden vermengd tot een uniek geheel, en vooraanstaande kunstenaars laten zich er rustig inspireren door de volkskunst. “Puurheid is een mythe,” verklaarde de beroemde Braziliaanse zanger Caetano Veloso. Die mengelmoes was duidelijk te vinden in het muziekprogramma van het Brasil Festival: van bossanova en samba tot pop en jazz, muziek van klassieke componisten als Villa-Lobos, Braziliaanse barok en contemporaine muziek tot aan afro-braziliaanse maracatu muziek en muziek uit de indiaanse traditie. Het wereldberoemde Amsterdamse Concertgebouworkest trad op met de befaamde Braziliaanse pianist Nelson Freire. Op het gebied van de beeldende kunst waren er exposities van Braziliaanse kunstenaars, maar er was ook werk te zien van de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilder Frans Post, die als eerste Brazilië schilderde, en een tentoonstelling van de foto’s die de Amsterdamse fotograaf Bas Losekoot maakte in de straten van São Paulo. Ook de Amsterdamse straten kregen een Braziliaans tintje. Braziliaanse straatkunstenaars maakten gigantische muurschilderingen op negen kale
muren verspreid over verschillende wijken in Amsterdam in het kader van het project Reflexo on Urban Art (R.U.A.), een initiatief van Caramundo, een organisatie die kansen creëert voor jongeren in arme stedelijke gebieden in Latijns-Amerika, vooral door middel van kunst en sport. Aan het project deden zowel gevestigde kunstenaars als beginnende talenten mee. Tijdens de Amsterdamse Museumnacht in november beschilderde de Braziliaanse
straatkunstenaar Gais in één nacht voor de ogen van het publiek een blok beton in het water voor het Architectuurcentrum Amsterdam (ARCAM). Binnen hield Caramundo een presentatie over de rol die graffiti speelt bij stedelijke ontwikkelingsprojecten in Brazilië. R.U.A. was zo’n succes dat er in 2012 opnieuw Braziliaanse straatkunstenaars naar Amsterdam kwamen, nu om zeven Amsterdamse gebouwen te beschilderen.
Tijdens het Brasil Festival 2011 in Amsterdam waren alle activiteiten terug te vinden in een speciaal programmaboekje.
45
Fietsen Nederland en Brazilië werken op verschillende manieren samen aan een beter klimaat. Brazilië wil graag duurzamer en groener de toekomst tegemoet en Nederlandse bedrijven en instellingen kunnen daarbij helpen. Zo heeft Rio de Janeiro Nederland om hulp gevraagd bij het uitdenken van een nieuw fietsbeleid. Rio werkt hard aan het terugbrengen van de CO2-uitstoot en onderdeel daarvan is: minder auto’s en meer mensen op de fiets en in het openbaar vervoer. Nederland heeft daar als het fietsland bij uitstek de expertise voor. In Amsterdam zijn fietsers niet weg te denken uit het verkeer. Het verkeersbeleid zorgt er dan ook voor dat fietsen veilig is en aantrekkelijk voor iedereen. Zo zijn er overal fietspaden en plekken om fietsen te stallen. Mede dankzij de vele fietsers is Amsterdam een gezonde en leefbare stad, met een goed toegankelijke binnenstad. Namens Nederland denkt de Dutch Cycling Embassy mee met Rio de Janeiro over de plannen om meer mensen te laten fietsen of gebruik te laten maken van het openbaar vervoer, of een combinatie daarvan. Dutch Cycling Embassy is een samenwerkingsverband van Nederlandse kennisinstellingen, overheden en adviesbedrijven en producenten – allemaal met deskundigheid op het gebied van fietsen. In opdracht van Rio de Janeiro onderzocht de Dutch Cycling Embassy wat het resultaat zou zijn van een
nieuw fietsbeleid, zoals het aanleggen van meer fietspaden in de stad. Rio heeft nu ongeveer 270 kilometer aan fietspaden, maar er zijn plannen om die uit te breiden tot vierhonderd kilometer in 2015. Ook moeten er dan zo’n vijfduizend openbare fietsen beschikbaar zijn in de stad. In juni 2012 werd in Rio de Janeiro de conferentie van de Verenigde Naties over duurzaamheid, Rio 20+, gehouden. Vooruitlopend op de top in Rio werd er op 8 juni op Nederlands initiatief een grote fietstocht door New York gehouden. Secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Khi-Moon gaf het startschot. Vertegenwoordigers van VN-organisaties, ontwikkelingsbanken en andere internationale organisaties fietsten allemaal mee. Tijdens de top, op 20 juni, had de Nederlandse staatssecretaris van verkeer en milieu, Joop Atsma, een ontmoeting met wethouder Carlos Muniz van Rio de Janeiro. Hij bood hem toen een rapport aan van de Dutch Cycling Embassy, waarin berekend stond wat de impact zou zijn van de maatregelen om fietsen te stimuleren. Als Rio de plannen om fietsen aantrekkelijker te maken doorzet, zal het aantal kilometers dat de inwoners op de fiets afleggen met zestig procent toenemen. Dat zal zorgen voor minder verkeersopstoppingen en zo’n acht procent minder uitstoot van CO2. Volgens de onderzoekers moeten de maatregelen
Rio de Janeiro legde al een aantal fietspaden aan. Foto: Dutch Cycling Embassy.
46
goed op elkaar afgestemd worden om een zo groot mogelijk effect te hebben. Wethouder Muniz was blij verrast met de resultaten van het onderzoek en vroeg
de Nederlanders te helpen het stedelijke vervoer in Rio duurzamer te maken en een betere balans te creĂŤren tussen auto, openbaar vervoer en fiets.
Rio de Janeiro maakt reclame voor fietsen. Foto: Dutch Cycling Embassy. Fietsen voor algemeen gebruik in Rio de Janeiro. Foto: Dutch Cycling Embassy.
47
Zaken doen Nederland en Brazilië zijn goede handelspartners. De overheden van beide landen werken samen op economisch gebied en Nederlandse en Braziliaanse bedrijven doen steeds vaker zaken met elkaar – zowel grote bedrijven als ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Nederland is een van de grootste investeerders in Brazilië. Brazilië is voor Nederland bovendien een belangrijk exportland. Nederland exporteert onder meer dieselolie, kunstmeststoffen, landbouwproducten als zuivel, groentezaden en aardappelen, drukpapier, medische apparatuur en machines naar Brazilië. Bijna alle grote Nederlandse bedrijven hebben een vestiging in Brazilië, en dan vooral in São Paulo. Chemiebedrijf AkzoNobel en advies- en ingenieursonderneming Arcadis bijvoorbeeld, beide met een hoofdkantoor in Amsterdam, en elektronicaproducent Philips, maar ook kledingbedrijf C&A, en verder ondernemingen als DSM, Océ (in 2012 gefuseerd met Canon)en Unilever. Shell vestigde zich in 1913 overigens in Rio de Janiero. Ook verschillende Nederlandse banken, zoals de ING Bank en de Rabobank, zijn in Brazilië gevestigd. En de Amsterdam ArenA is betrokken bij het management van verschillende Braziliaanse stadions. Daarnaast zijn er tientallen bedrijven via een agentschap of distributiebedrijf in Brazilië vertegenwoordigd.
48
Nederland is ook een belangrijk land voor de Braziliaanse export. Het is wereldwijd de vierde afnemer van producten uit Brazilië en in Europa zelfs de eerste. De belangrijkste exportproducten van Brazilië naar Nederland zijn grondstoffen als zaden, metaalerts en ijzererts, chemische producten, machines, sojaproducten en koffie en fruit. Nederland is voor Brazilië bovendien van grote betekenis als toegangspoort tot Europa. Rotterdam is de grootste Europese aanvoerhaven voor Braziliaanse producten. Er hebben zich daar intussen ook een groot aantal Braziliaanse bedrijven gevestigd. Maar ook Amsterdam is in opkomst en is aantrekkelijk voor Braziliaanse ondernemingen, met zijn uitstekende infrastructuur, haven en luchthaven Schiphol en zijn prettige leefklimaat en voorzieningen voor buitenlandse bedrijven en hun werknemers. De afgelopen jaren hebben zich dan ook verschillende Braziliaanse bedrijven in de metropoolregio Amsterdam gevestigd. Zo bevinden de Europese vestigingen van een tweetal grote Braziliaanse mijnbouwbedrijven zich in Amsterdam. Samarco Iron Ore Europe BV is een dochteronderneming van het mijnbouwbedrijf Samarco Mineração S.A. dat al sinds 2000 een Europees kantoor in Amsterdam heeft. Het bedrijf is gevestigd in het Amsterdamse World Trade Center. Sinds 2010 heeft ook de Companhia Brasileira de Metalurgia
e Mineração – een mijnbouwbedrijf en producent van producten op basis van niobium, onder andere gebruikt bij de productie van roestvrij staal – een vestiging in Amsterdam: CBMM Europe. Op de luchthaven Schiphol doet de Braziliaanse vliegtuigbouwer Embraer goede zaken. De Nederlandse luchtvaartmaatschappij KLM is afnemer van toestellen van Embraer. Op Schiphol zit sinds 2008 ook Probiotica Sport Nutrition, een bedrijf in sportvoeding en
supplementen en dochteronderneming van het Braziliaanse Probiotica Laboratorias Ltda. Amstelveen, aan de zuidkant van Amsterdam, is ook een plaats waar veel buitenlandse bedrijven zich vestigen en waar expats graag wonen. Vleesgroothandel Seara Meats zit er al sinds 1992. Sinds 2009 is het bedrijf in handen van Marfrig Alimentos S.A., een groot voedselverwerkend bedrijf met hoofdkantoor in São Paulo en de grootste producent van rundvlees ter wereld.
Een aantal Braziliaanse bedrijven in de Amsterdam Metropolitan Area heeft zich gevestigd aan de Zuid-As. Foto: Edwin van Eis.
49
50