Korea-Amsterdam Historische Banden Boek (Nederlands)

Page 1

historische banden

KOREAAMSTERDAM


Colofon Dit is een uitgave van het stadsarchief Amsterdam in samenwerking met amsterdam inbusiness en Amsterdam Marketing © 2013. Tekst: Mariëlle Hageman. Voor deze publicatie is dankbaar gebruik gemaakt van onder andere de volgende publicaties: • De wereld van Hendrik Hamel. Nederland en Korea in de zeventiende eeuw, onder redactie van Vibeke Roeper en Boudewijn Walraven (Nijmegen 2003). • Boudewijn Walraven, ‘Korean Studies in Early Nineteenth-Century Leiden’, in: Korean Histories 2.2 (2010), p. 75-78. • ‘Notes on Kooraï. From contact with some Kooraaians stranded on the Japanese coast’, Philip Franz von Siebold (original text), Frits Vos (translation), Boudewijn Walraven (revision), in Korean Histories 2.2 (2010), p. 79-85. • Rob van Baarle, Een Koreaanse toerist in 1885 (Leiden 1991). • Rob van Baarle, Nederlandse literatuur over Korea, 1665-1997 (Leiden 1998). Met dank aan: Henry Oude Egberink/ fotografie.opzolder.com; Prof. Dr. Boudewijn Walraven, Universiteit Leiden; James Kim; Mevrouw Lee-Sung; Youngmee Choi, Kees Brouwer, Mijke Heldens, Eunju Kim, Elmer Veldkamp, Zlatka Siljdedic.

02


Inhoud Voorwoord

05

De eilanden van Core

07

Pak Yon

08

Verenigde Oost-Indische Compagnie

10

Hendrik Hamel

12

Journael

14

Kaarten

16

Koreastudies

20

Koreaanse toerist

24

Reisherinneringen

26

Vredesmuseum

28

Bondgenoot

30

Papier en karton

32

Musicultura

34

Heineken

36

Olympische Spelen

38

Koreanen in Amsterdam

40

Koryo

42

Guus Hiddink

44

Bloembollen

46

Koreaanse bedrijven

48

03


De titelpagina van de omstreeks 1668 door Gillis Joosten Saeghman in Amsterdam uitgegeven editie van Hendrik Hamels Journael, oftewel 't Oprechte journael van de ongeluckige reyse van't jacht de Sperwer. Koninklijke Bibliotheek.


Voorwoord Ieder Koreaans schoolkind heeft wel gehoord van de Nederlander Hendrik Hamel. Nadat het Amsterdamse jacht De Sperwer op 16 augustus 1653 voor de kust van het eiland Jeju was vergaan, woonden Hamel en zo’n dertig andere Nederlandse schipbreukelingen ruim dertien jaar in Korea. De Koreanen hadden in die tijd dus ruimschoots gelegenheid om kennis te maken met de Nederlanders, met hun blonde haar en grote snorren, en luisterden gefascineerd als die vertelden over hun vaderland. De Nederlanders leerden op hun beurt het land, de mensen, de taal en de cultuur goed kennen. Via Hendrik Hamel kwamen in het midden van de zeventiende eeuw de eerste verhalen over Korea naar Europa. Met Hamels in Amsterdam uitgegeven Journael raakte Korea over de hele wereld bekend, terwijl het land op de beroemde Amsterdamse kaarten steeds nauwkeuriger stond afgebeeld. En ook toen al wilden de Amsterdammers niets liever dan zakendoen met de Koreanen. Tegen de achtergrond van die gedeelde geschiedenis zijn vooral de afgelopen decennia intensieve handelsbetrekkingen tussen Nederland en Zuid-Korea van de grond gekomen. Nederland is tegenwoordig de op twee na grootste exporteur naar Korea en de derde investeerder in het land, waar nu zo’n veertig Nederlandse bedrijven zitten. Andersom gaat ongeveer tien procent van de Europese export van Zuid-Korea naar Nederland. En steeds vaker komen Koreaanse bedrijven naar Nederland, en dan vooral naar de Metropoolregio Amsterdam. Niet voor niets vestigde Zuid-Korea in 1966 het eerste Europese kantoor van KOTRA, de organisatie die Koreaanse en buitenlandse bedrijven hielp samen zaken te doen, in Amsterdam: Nederland is net als Zuid-Korea een vrij klein land dat toch een belangrijke rol in de wereldeconomie heeft weten te veroveren. Sinds 1999 verbindt een stedenband Amsterdam en Seoul. De Metropoolregio Amsterdam is hard op weg een van de belangrijkste zakelijke knooppunten van Europa te worden. De regio heeft daarvoor dan ook alles in huis. Op economisch, maar ook op cultureel en sociaal gebied. En dat blijkt. Er zijn intussen al zo’n vijftig Zuid-Koreaanse bedrijven in de regio. Koreaanse expats voelen zich thuis in Amsterdam en prijzen de vriendelijke en ontspannen sfeer, het goede openbaar vervoer, de winkels en markten en alle andere voorzieningen – zoals de Koreaanse school en een Koreaanse kerk. Amsterdam zet zich dan ook in om Koreaanse bedrijven te ondersteunen en waar nodig op weg te helpen, en om de Koreanen een warm welkom te geven. Dit boekje biedt een kleine greep uit het rijke verleden dat Amsterdam deelt met ZuidKorea: een gedeeld verleden dat niet alleen de basis vormt voor de huidige goede banden maar dat bovendien een mooie gezamenlijke toekomst belooft. Mr. E.E. van der Laan Burgemeester van Amsterdam 05


De titelpagina van Jan Huyghen van Linschotens Itinerario dat in 1596 in Amsterdam verscheen.

06


De Eilanden van Core Lang voordat er Nederlanders voet op Koreaanse bodem zetten, waren ze al nieuwsgierig naar het mysterieuze land. Ze konden er voor het eerst over lezen in het werk van Jan Huyghen van Linschoten, die aan het einde van de zestiende eeuw als allereerste Nederlander over Korea schreef. In die tijd waren het vooral Portugezen die op Azië voeren, maar Nederlanders monsterden regelmatig aan op de Portugese schepen. Jan Huyghen van Linschoten zelf werkte voor de aartsbisschop van Goa, het Portugese hoofdkwartier in India, en leerde daar veel over Azië. Veel van zijn informatie over Korea kreeg hij van een andere Nederlander, Dirk Gerritsz Pomp, die rond 1585 op een Portugees schip naar China en Japan voer en daarmee de bijnaam Dirk China verdiend had. Tijdens die reizen hoorde hij over het land dat ten noordwesten van het Japanse eiland Tsushima lag. Jan Huyghen van Linschoten publiceerde zijn kennis over Azië in twee boeken. Via zijn Reys-gheschrift, dat in 1595 in Amsterdam verscheen, hoorden de Nederlanders over het bestaan van Korea. Aan de kust, ten noordwesten van Japan, handelden de Japanners met het volk uit het gebied dat ‘Cooray’ genoemd werd, aldus de schrijver. Daar waren havens en beschutte inhammen, waar de Japanse kooplieden kwamen. Daarover had Jan Huyghen naar eigen zeggen veel informatie ontvangen uit betrouwbare bron – net als over de

vaarroutes naar dat land toe, waarover hij gehoord had van zeelieden die er op onderzoek uit waren geweest en er hadden gevaren. Het was een groot en hoog eiland – eigenlijk natuurlijk een schiereiland – bewoond door veel mensen, zowel te voet als te paard. De Portugezen noemden de eilanden As Ilhas de Core, de Eilanden van Core. Maar eigenlijk heette het grote (schier) eiland volgens Jan Huyghen van Linschoten ‘Chausien’, oftewel Choson. In het noordwesten was er een kleine inham met eilanden in de monding, waar een haven lag, die echter niet erg diep was. Daar resideerde de heerser van het land. In zijn Itinerario, van een jaar later, vermeldde Jan Huyghen van Linschoten dat er verder weinig bekend was over het Eiland Core, dat schiereiland ten noorden van Japan. Het was hem niet duidelijk hoe groot het was of wat voor volk er woonde, noch wat voor handelswaar er te halen was.

Jan Huyghen van Linschoten in 1598 geportretteerd door graveur Theodor de Bry. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

07


Pak Yon Hoewel de Nederlanders sinds het eind van de zestiende eeuw op Azië voeren en ook benieuwd waren naar wat Korea allemaal te bieden had, kwam er eerder een Koreaan naar Nederland dan dat er Nederlanders in Korea aan land gingen. Dat hing samen met de Japanse invallen in Korea, tussen 1592 en 1598. In die tijd namen de Japanners grote groepen Koreanen gevangen om ze als slaven mee te nemen naar Nagasaki. De Italiaanse koopman en wereldreiziger Francesco Carletti kocht er in 1597 vijf, voor erg weinig geld, zoals hij schreef. Een van hen nam hij later als pupil mee naar Europa. Voordat hij terugkeerde naar Italië, deed Carletti samen met deze Koreaan, die hij in het Italiaans Antonio Correa noemde, Nederland aan. Antonio Correa was daarmee de eerste Koreaan in Nederland. Na 1610 stuurde de paus hem als missionaris terug naar Korea, maar het lukte hem niet meer zijn land binnen te komen. Antonio Correa trouwde in Italië en overleed daar in 1626. De eerste Nederlanders in Korea volgden in 1627. De drie waren afkomstig van het Amsterdamse jacht de Ouwerkerk, een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, maar voeren aan boord van een Chinese jonk die ze op weg naar Taiwan hadden buitgemaakt. Terwijl ze in Korea aan land waren gegaan om water te halen, hadden de Chinezen

08

de macht over de jonk weer gegrepen en waren zonder hen weggevaren. De Nederlanders werden opgepakt door de Koreanen, die hen niet meer lieten vertrekken en inlijfden in het Koreaanse leger. Twee van hen sneuvelden zo’n tien jaar later tijdens een veldslag met de Mantsjoes uit China. De overgebleven Hollander in Korea was Jan Jansz Weltevree, afkomstig uit het dorp De Rijp, ten noorden van Amsterdam. Hoewel hij met zijn blauwe ogen, bleke gezicht en blonde baard, die volgens een Koreaanse bron tot op zijn buik hing, nogal opviel in Korea, wist hij er toch een leven op te bouwen. Hij leerde Koreaans, trouwde een Koreaanse en kreeg met haar in ieder geval twee kinderen. De Koreanen gaven hem de naam Pak Yon – Yon is de Koreaanse versie van Jan. Vooral zijn kennis van westerse vuurwapens was interessant voor de Koreanen. Jan Jansz Weltevree specialiseerde zich daarom in het maken van wapens en het gieten van kanonnen. Verder werd hij onder andere opzichter over Japanse en Chinese schipbreukelingen en vluchtelingen. Toen in 1653 het bericht Seoul bereikte


dat er een groep westerse schipbreukelingen was aangespoeld op het eiland Jeju, werd Jan Jansz Weltevree erheen gestuurd om poolshoogte te nemen. Voor het eerst in zeventien jaar hoorde hij daar weer Nederlands spreken. Hij was zo ontroerd dat zijn kraag helemaal nat was van de tranen, schreef een Koreaan. Zelf had hij na al die tijd de grootste moeite zich in zijn moedertaal verstaanbaar te maken. Jan Jansz Weltevree bleef de rest van zijn leven in Korea, maar de schipbreukelingen vertelden zijn verhaal later in Nederland. In zijn geboortedorp De Rijp staat tegenwoordig naast de Grote Kerk een opvallend beeld van Jan Jansz Weltevree. Seoul kreeg in 1991 een replica van het beeld. Het beeld van Jan Jansz Weltevree in De Rijp, van de hand van kunstenares Elly Baltus. Foto:Henry Oude Egberink

09


Verenigde Oost-Indische Compagnie Alleen de Chinezen en de Japanners dreven in de zeventiende eeuw handel met Korea. Van de Japanners had de landsheer van het eiland Tsushima het monopolie op handel met de Koreanen, via de nabijgelegen Koreaanse haven Busan. De bestuurders van de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die vanaf 1609 met Japan handelden, waren daarvan op de hoogte en konden niet wachten om zelf handelsbetrekkingen met Korea aan te knopen.De Nederlandse opperkoopman in het Japanse Hirado, Jacques Specx, stuurde in maart 1610 een lading peper naar Tsushima, om te kijken of hij van daaruit handelscontacten met Korea kon leggen. Hij moest echter constateren dat dat door de strenge Koreaanse wetten haast onmogelijk was en dat de gouverneur van Tsushima bovendien geen toestemming wilde geven,

omdat dat immers alleen maar in zijn nadeel kon zijn. Specx wilde nog onderzoeken of hij niet op een andere manier aan zijde, leer en medicijnen uit Korea kon komen, maar daar kwam niets van terecht. De Nederlandse stadhouder zelf, prins Maurits, verzocht de Japanse keizer in een brief van 18 december 1610 nog de Nederlanders te helpen bij het aanknopen van handelsbetrekkingen met Korea. Ook dat mocht echter niet baten. Toch liet de Verenigde OostIndische Compagnie het er nog niet bij zitten. Toen de Nederlanders in de jaren twintig van de zeventiende eeuw een expeditie naar de kust van China uitrustten, kreeg de aanvoerder opdracht

Amsterdamse schepen voeren naar alle hoeken van de wereld om handel te drijven. De havens van Korea deden ze echter niet aan. Prent uit 1771 naar een naar een schilderij van Willem van de Velde uit 1686. Stadsarchief Amsterdam.

10


ook de Koreaanse kust te verkennen. En in 1622 kwam het Nederlandse schip de Hond op weg naar Japan in Koreaanse wateren terecht, officieel door een navigatiefout. De Koreanen stuurden meteen 36 oorlogsjonken op het schip af en verdreven de Nederlanders door hen met alle mogelijke wapens te bestoken. De schipper van de Hond raadde de bestuurders van de VOC daarna aan andere schippers te waarschuwen om op hun hoede te zijn. Toch kreeg de ontdekkingsreiziger Matthijs Quast in 1636 nog de opdracht “het landt Coree t’ontdecken”. Ook hij kwam echter oog in oog met een Koreaanse oorlogsvloot, en besloot daarop rechtsomkeert te maken. Toen de bewindhebbers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie het jaar daarop, in 1637, hoorden dat er een Koreaans gezantschap op hofreis naar de Japanse keizer ging, hadden ze allerlei vragen voor het Nederlandse opperhoofd in Hirado. Wat hadden de Koreanen bij zich, en waar vroegen ze de keizer om? Wat was de ligging van hun land

precies, en waren er misschien goud- en zilvermijnen? En met wie dreven ze handel? Lieten ze wel vreemdelingen toe? Het lukte de Nederlanders echter niet om meer te weten te komen over Korea. Pas in 1668, toen schipbreukeling Hendrik Hamels ooggetuigenverslag over Korea verscheen, leerden de Nederlanders meer over het land. De bestuurders van de VOC vroegen zich toen meteen weer af “of wel aldaer eenigen handel vallen mocht.” Navraag in Japan wees nu echter uit dat de Koreanen zich vooral met landbouw en visserij bezighielden en bovendien afkerig waren van contact met vreemdelingen. Bovendien zouden de Japanners en de Chinezen – machtige handelspartners van de Nederlanders – contact tussen Nederland en Korea niet op prijs stellen. Toen liet de Verenigde Oost-Indische Compagnie het plan om handel te drijven met Korea maar varen.

11


Hendrik Hamel Op 16 augustus 1653 liep het Amsterdamse jacht de Sperwer, dat voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie op weg was van Taiwan naar Japan, tijdens een zware storm op de rotsen aan de zuidkant van het Koreaanse eiland Jeju, door de Nederlanders Quelpaerts Eiland genoemd. Van de 64 man aan boord overleefden 36 de schipbreuk. Hoe het de schipbreukelingen in Korea verging, werd bekend door het verslag dat de boekhouder van het schip, Hendrik Hamel uit Gorinchem, later schreef. De Nederlanders dachten eerst dat ze op een onbewoond eiland terecht waren gekomen, maar na een paar dagen zagen ze zich opeens omsingeld door een stuk of duizend Koreaanse soldaten. De schipbreukelingen vreesden voor hun leven, maar dat bleek niet nodig. De Koreanen boden hulp en gaven ze te eten. Na een paar dagen brachten ze de Nederlanders naar een stad, waar ze bij de gouverneur werden ontboden. Omdat ze de taal niet spraken was communiceren echter lastig. Totdat er na een maand of twee opeens een man

met een lange blonde baard verscheen. Het was de Nederlander Jan Jansz Weltevree, die al sinds 1627 in Korea was. Zijn Nederlands was wat roestig, maar hij kon wel optreden als tolk. “Wij zijn Hollanders, van Amsterdam,� konden de schipbreukelingen nu eindelijk duidelijk maken, en ook dat ze graag verder wilden varen naar Japan. Maar al snel begrepen ze dat de Koreanen niet van plan waren ze te laten vertrekken. De Nederlanders werden naar de hoofdstad Seoul gebracht, waar ze voor de lijfwacht van de koning moesten werken. Uiteindelijk kregen ze een deel van de lading van de Sperwer terug. Met de opbrengst konden ze huisjes en warme kleding kopen. Een paar keer deden de Nederlanders een poging om te ontkomen. In 1655

Houtsnedes uit Johannes Stichters uitgave van Hendrik Hamels Journael, verschenen in Rotterdam in 1668.

12


probeerden twee van hen een gezant uit China om hulp te vragen. Het plan mislukte en ze belandden in de gevangenis, waar ze niet lang daarna overleden. De andere Nederlanders werden overgeplaatst naar de stad Pyongyong, in de zuidelijke provincie Cholla. Daar werkten ze voor de gouverneur, en ze verdienden wat bij met bedelen en het vertellen van verhalen aan de Koreanen, die erg nieuwsgierig waren naar de vreemdelingen. Na een tijd van slechte oogsten werd de zorg voor de groep van intussen nog 22 Nederlanders in 1663 verdeeld over drie dorpen: twaalf werden naar de kustplaats Chwasuyong gestuurd, vijf naar Sunchon en vijf naar Namwon. Na dertien jaar in Korea lukte het Hendrik Hamel en zeven andere

Nederlanders een bootje te kopen en daarmee heelhuids Japan te bereiken. De gouverneur van Nagasaki had veel vragen voor ze voordat hij hen liet gaan. Daardoor misten ze net het uitvaren van de Nederlandse handelsvloot en konden ze pas een jaar later, in oktober 1667, uit Japan vertrekken. Er waren toen nog acht Nederlanders in leven in Korea, van wie zeven na Japanse bemiddeling ook mochten vertrekken. De achtste, Jan Claesz van Dort, was volgens de Koreanen overleden, maar eigenlijk weigerde hij Korea te verlaten, omdat hij daar getrouwd was en naar eigen zeggen geen haar meer op zijn lijf had dat op een christen of een Nederlander leek. Na het vertrek van Hendrik Hamel en de andere Nederlanders bleef Korea nog ruim twee eeuwen gesloten voor buitenlanders.

Aan de zuidkust van Jeju, bij Seogwipo, ligt tegenwoordig een replica van het schip de Sperwer dat dienst doet als museum over Hendrik Hamel en Nederland. Er is ook een zaal aan Guus Hiddink gewijd. Foto Radio Nederland Wereldomroep.

13


Journael Het allereerste westerse boek over Korea verscheen in 1668 in Amsterdam. Het was het verslag dat boekhouder Hendrik Hamel nog in Japan in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie had geschreven over wat hij en de andere schipbreukelingen van de Sperwer tijdens hun dertien jaar in Korea hadden meegemaakt. Hamel volgde daarmee de richtlijnen van de VOC, die zo informatie verzamelde over vreemde landen. Hendrik Hamel had dan ook een uitvoerige beschrijving van Korea en van de Koreanen toegevoegd aan zijn eigen avonturen. Zijn rapport droeg hij over aan de Nederlandse gouverneur-generaal in Azië. Een

kopie werd naar de bestuurders van de VOC in Amsterdam gestuurd en werd in 1668 opgeslagen in het archief. Verschillende uitgevers wisten intussen ook een kopie te bemachtigen en nog voordat Hendrik Hamel zelf terug was in Nederland verscheen zijn Journael van de ongeluckige voyagie van ‘t jacht de Sperwer in 1668 al in druk. De Amsterdamse boekdrukker Jacob van Velsen had de primeur. Hij gaf dat

jaar vliegensvlug twee drukken van Hamels Journael uit. Dat het haastwerk was, was duidelijk: het boek bevatte geen illustraties en de beschrijving van Korea was er niet in opgenomen. De Rotterdamse uitgever Johannes Stichter kwam niet veel later met een druk waarin hij de beschrijving van Korea wel opnam. Hij liet bovendien acht houtsneden maken om de titelpagina en het verhaal te illustreren – hoewel de afgebeelde taferelen eerder Europees dan Koreaans oogden. Het jaar erop verzorgde de bekende Amsterdamse boekdrukker Gillis Joosten Saeghman maar liefst drie verschillende drukken van het Journael. Saeghman was vooral groot geworden met heruitgaven van populaire reisverslagen. Hendrik Hamels Journael maakte hij nog spannender door er wat gravures aan toe te voegen die hij nog had liggen. Daardoor kwamen er afbeeldingen van onder andere een olifant en een krokodil in het boek terecht, en Saeghman paste de tekst daar een beetje op aan. Dat heeft bij latere lezers twijfel gezaaid over de betrouwbaarheid van Hendrik Hamel, totdat in de twintigste eeuw het manuscript zelf er weer bij werd gehaald.

2003 was het ‘Hamel Jaar’; het was toen precies 350 jaar dat Hendrik Hamel als schipbreukeling in Korea belandde. Er verschenen verschillende (kinder)boeken over de avonturen van Hamel, en over Nederland. Foto Radio Nederland Wereldomroep.

14


De belangstelling van de Nederlanders voor de verhalen over Korea was groot. De Amsterdamse burgemeester en geleerde Nicolaas Witsen sprak later zelf met twee andere schipbreukelingen van de Sperwer en wijdde een deel van zijn boek Noord en Oost Tartarye, uit 1692, aan Korea. Daar voegde hij ook een lijst met Koreaanse woorden aan toe. De twee boeken samen zouden in Nederland eeuwenlang het beeld van Korea bepalen. Hendrik Hamels Journael werd bovendien vertaald in het Frans, Duits en Engels. Daarmee raakte Korea in heel Europa bekend. Tot in de negentiende eeuw was het Journael het enige Europese boek

over Korea. In Korea is Hendrik Hamel tegenwoordig erg beroemd. Zijn boek werd in de jaren dertig van de twintigste eeuw – toen Korea een Japanse kolonie was – op basis van de Franse en Engelse uitgaven voor het eerst in het Koreaans vertaald door de bekende historicus Yi Pyongdo. De vertaling verscheen in het tijdschrift Chindan hakpo, dat zich inzette voor het behoud van de Koreaanse cultuur. In 2003 verscheen de eerste Koreaanse vertaling die gebaseerd is op Hamels manuscript. Verder zijn er onder andere televisieprogramma’s en kinderboeken over de belevenissen van Hendrik Hamel.

Gillis Joosten Saeghman illustreerde zijn uitgave van Hamels Journael met gravures zoals deze met vogels en krokodillen. Koninklijke Bibliotheek.

15


Kaarten Amsterdam was in de zeventiende eeuw een echte wereldstad. Amsterdamse schepen voeren uit naar alle windrichtingen en brachten niet alleen exotische koopwaar mee terug, maar ook kennis. De stad groeide zo ook snel uit tot hét centrum voor cartografie. Kocht je een kaart, een globe of een atlas uit Amsterdam, dan wist je dat je goede kwaliteit kreeg, gebaseerd op de nieuwste inzichten. De oudste bestaande Europese kaart waarop naar ‘Corea’ wordt verwezen is de wereldkaart die de bekende geograaf Petrus Plancius in 1594 in Amsterdam liet drukken. Er bestonden weliswaar twee eerdere kaarten waarop het Koreaanse schiereiland te zien was, maar die gaven er nog geen naam aan. In de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw werd het land vervolgens steeds beter in kaart gebracht.

Het was de Amsterdamse kaartenmakers aanvankelijk niet helemaal duidelijk of Korea een eiland was of een schiereiland. Aan het begin van de zeventiende eeuw volgden ze meestal het voorbeeld van de invloedrijke Vlaamse cartograaf Abraham Ortelius, die Korea in zijn Theatrum Orbis Terrarum had afgebeeld als een langgerekt smal eiland, bijna in de vorm van een ijspegel. Hij baseerde zich daarbij op informatie van een Portugese missionaris. Jodocus Hondius, een Vlaamse kaartenmaker die een van de grondleggers van de cartografie in Amsterdam was, gaf Korea aan het

Korea in langwerpige vorm op een kaart van Jodocus Hondius, in 1606 in Amsterdam verschenen. Hondius schreef erbij dat hij niet zeker wist of Korea nu een eiland was of niet.

16


begin van de zeventiende eeuw ook zo weer, maar vermeldde er wel bij dat hij niet zeker wist of Korea inderdaad een eiland was. De belangrijkste kaartenmakers van het zeventiende-eeuwse Amsterdam waren Willem Jansz Blaeu en zijn zoon Joan. Joan Blaeu publiceerde in 1655 de eerste Europese atlas van China, de Novus Atlas Sinensis van de Italiaanse jezuïet Martino Martini, met daarin ook een kaart van Korea. Martini had als missionaris in China gewerkt en was eind 1653 naar Amsterdam gekomen, waar hij van de Verenigde Oost-Indische Compagnie honderd rijksdaalders had gekregen voor de informatie die hij wist te verstrekken. Zijn kaarten, waarvoor hij zich op Chinese bronnen baseerde, kwamen een stuk dichter bij de werkelijkheid dan eerdere kaarten: Korea was breder, met helemaal in het zuiden het eiland Fungma, oftewel Jeju. In 1662 nam Joan Blaeu de kaarten van Martini op in zijn Atlas Maior, de grootste atlas die ooit

was uitgegeven. Daarna baseerden de meeste Amsterdamse kaartenmakers zich op Martini’s kaart van Korea. Met het verslag van schipbreukeling Hendrik Hamel kwam er in 1668 nieuwe informatie over Korea naar Amsterdam, die ook zijn weg naar de kaartenmakers vond. Korea kreeg daarna op kaarten een steeds bredere vorm. Er ontstond wel wat verwarring over het eiland Jeju, dat afwisselend als Quelpaert en als Fungma werd aangeduid; daardoor dachten sommige kaartenmakers dat het om twee verschillende eilanden ging. De Franse graveur Jean Baptiste Bourguignon d’Anville gaf in 1737 in Den Haag een kaart uit waarop Korea voor het eerst min of meer kloppend stond weergegeven. Hij had daarbij waarschijnlijk ook gebruik gemaakt van Koreaanse bronnen. Het duurde echter nog tot de negentiende eeuw voordat Europese kaarten Korea helemaal zouden tonen zoals we het nu kennen.

De kaart van de Franse graveur Jean Baptiste Bourguignon d'Anville, die in 1737 in Den Haag verscheen.

17


De kaart van Martino Martini, in 1655 voor het eerst door Joan Blaeu uitgegeven in de Novus Atlas Sinensis. Uit Atlas Maior, 2e editie 1667

18


19


Koreastudies De Duitser Philipp Franz von Siebold werkte van 1823 tot 1829 als arts voor de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie in Japan. Hij bestudeerde er het land, maar maakte van daaruit ook een studie van Korea, door de Japanners die op de Koreaanse haven Busan handelden te ondervragen, maar ook door met Koreanen zelf te praten. Elk jaar kwamen er Koreanen in Japan terecht die met vissersboten en andere scheepjes waren afgedreven naar de Japanse kust. Totdat de wind weer gunstig stond werden ze in Nagasaki ondergebracht in het zogeheten Korea Huis, dat opgezet was door de heer van Tsushima, die verantwoordelijk was voor de contacten met Korea. De Nederlandse handelspost op het eilandje Deshima, voor de kust van Nagasaki, was daar niet ver vandaan en Siebold kon de Koreanen goed observeren. Ze moesten vaak maandenlang wachten voordat ze konden terugkeren naar huis en hielden zich ondertussen bezig met het repareren van hun bootjes en allerlei andere soorten handwerk, en met schaken en het spelen go. Steeds als er Koreanen in Nagasaki waren, probeerde

Siebold toestemming van de Japanse overheid te krijgen om ze te ontmoeten en van ze te leren over hun land, omdat, zoals hij later schreef, daarover zo weinig bekend was in Europa. Op 17 maart 1828 mocht Siebold met een groepje Koreanen praten. Hij nam twee kunstenaars mee om de Koreanen te portretteren en hun kleding, wat voorwerpen en een van hun schepen te tekenen. Uit een groep van 36 gestrande Koreanen had hun Japanse gastheer de meest onderlegde mannen uitgekozen voor de ontmoeting, zodat die Siebold zoveel mogelijk zouden kunnen vertellen over hun land en hun cultuur. Het waren twee kooplieden, een leraar Chinees, Koreaans en Confuciaanse ethiek, een reizende koopman en een schipper. Verder waren er een zeeman en een scheepsjongen bij, zodat Siebold het verschil in kleding kon zien.

Een Koreaanse vissersfamilie, afgebeeld in Nippon, Philip Franz von Siebolds grote werk over Japan en omliggende landen, dat tussen 1832 en 1852 in Leiden verscheen.

20


Siebold bood de Koreanen wat rollen stof en flessen drank aan als geschenk. De Koreanen gaven hem een paar van hun schamele bezittingen: een tafeltje, wat aardewerk, rolschilderingen. Ze voegden er elk nog een kledingstuk of een sieraad aan toe, en een paar van hen schreven wat dingen voor hem in het Koreaans en het Chinees. Siebold was onder de indruk van hun kennis en verfijnde manieren, en ook van de bontmuts die één van hen droeg en die alleen zijn gezicht onbedekt liet: een erg effectief kledingstuk in koude klimaten, dat absoluut navolging verdient, vond hij. Terug in de Nederlandse universiteitsstad

Leiden nam Siebold alles wat hij geleerd had over Korea – of Kooraï, zoals hij het op z’n Japans noemde – op in zijn grote werk over Japan en de omliggende landen, Nippon. Aan zijn beschrijving van Korea en de Koreanen, hun gewoontes en hun taal en schrift, voegde hij een lijst van 455 Koreaanse woorden toe. Het boek wakkerde de academische interesse voor Korea in Leiden aan. Ook tegenwoordig biedt de universiteit daar Koreastudies aan. Een deel van de verzameling Koreaanse voorwerpen die Siebold meenam naar Nederland bevindt zich nu in het Museum Volkenkunde in Leiden. De Koreaanse collectie daar is de oudste van Europa.

Portret van een Koreaanse koopman in Nippon, gebaseerd op een tekening die Carl Hubert de Villeneuve in Nagasaki maakte.

21


De Dam in Amsterdam met het Koninklijk Paleis zoals Yu Kil-chun het in 1885 gezien moet hebben, op een tekening van J.M.A. Rieke. Stadsarchief Amsterdam.

22


23


Koreaanse toerist Nadat Korea in 1876 was opengegaan voor westerlingen leek er een tijd van hervormingen aan te breken. Een van de hervormers van die tijd was Yu Kil-chun. In 1881 was hij, 25 jaar oud, een van de eerste Koreanen die in Japan modern onderwijs gingen volgen. Twee jaar later maakte hij deel uit van een gezantschap naar Amerika, waar hij bleef om wiskunde te studeren. Toen Yu hoorde over een mislukte hervormingsgezinde staatsgreep in Korea, besloot hij echter terug te keren naar zijn vaderland. Op de terugweg reisde hij eerst nog door Europa. Zo bezocht hij in 1885 ook Amsterdam en een paar andere Hollandse steden. Yu Kil-chun was daarmee de eerste Koreaanse toerist in Nederland. Terug in Korea kreeg Yu als sympathisant van de hervormers meteen huisarrest opgelegd. In die tijd schreef hij een boek over het westen en alle nuttige dingen die hij daar had gezien: Seoyu Gyeonmun oftewel Westerse ervaringen. De taal waarin hij schreef was heel modern. In plaats van het gangbare literaire Chinees gebruikte hij een Koreaanse versie daarvan. In het boek schenkt Yu Kil-chun vrij veel aandacht aan Nederland. Hij vindt de Hollanders vooral erg schoon. “Het ligt in de aard van de Hollanders in properheid genoegen te scheppen en het schrobben van de straat en het onderhouden van hun huizen doen zij

24

vaak met verve.” Ook drijft er volgens Yu helemaal geen vuil in de grachten. Buitenlanders hebben het dan ook wel over de Hollandse properheidsmanie, aldus Yu. Amsterdam beschrijft hij als een belangrijke havenstad en de grootste stad van Holland. Hij vindt het opvallend dat de huizen er van steen zijn en de wegen geplaveid, ook al moeten de Amsterdammers de stenen van elders aanvoeren. Volgens Yu stroomt er een rivier kriskras door de stad. Waarschijnlijk doelt hij op de beroemde Amsterdamse grachten. Over het water liggen meer dan driehonderd bruggen die open kunnen om schepen te laten passeren. Yu is ook onder de indruk van het Koninklijk Paleis, middenin de stad, dat in de zeventiende eeuw gebouwd was als het stadhuis van Amsterdam. “Het is een helder, meesterlijk gebouw van witte steen. Van binnen is er geen gloed van goud en edelgesteente maar zijn de vensters licht en de vertrekken schoon, zodat men een toppunt van zuivere schoonheid heeft bereikt. Sommige vertrekken zijn in zachte kleuren geschilderd, andere kamers zijn bekleed met gedessineerde zijde.” Yu vergeet niet de wereldberoemde Amsterdamse diamantslijperijen te


noemen. “In alle landen van het hedendaagse Europa zijn diamanten zeer gezocht maar omdat elders de mensen de kunst van het bewerken en van het vervaardigen van fraaie stenen niet machtig zijn, komen allen naar deze stad en laten ze hier bewerken.� In de jaren 1894-1895 werkte Yu Kilchun voor een nieuwe pro-Japanse

regering die Korea probeerde te moderniseren. In die tijd kon hij ook zijn boek uitgeven. Die regering was echter geen lang leven beschoren en na alweer een dramatische machtsverschuiving moest Yu naar Japan vluchten. In 1907 ontving hij pardon en keerde hij terug naar Korea, waar hij na 1910 een van de voormannen werd van het verzet tegen de Japanse annexatie. De Koreaanse hervormer en reiziger Yu Kil-chun.

25


Reisherinneringen Vanaf het eind van de negentiende eeuw trokken steeds meer westerlingen naar Korea. In Nederland besteedde het rijk geïllustreerde tijdschrift De Aarde en haar Volken, dat vol stond met verhalen van reizigers en avontuurlijke wetenschappers, regelmatig aandacht aan het nog altijd mysterieuze Korea, dat door zijn afzondering nog nauwelijks beïnvloed was door de rest van de wereld. In het blad lieten ook vrouwelijke reizigers van zich horen.

Een Koreaanse vrouw op een illustratie bij het artikel ‘De vrouwen op Korea’ van J. Phillipson-Radersma, dat in 1907 verscheen in De Aarde en haar Volken.

26


De Nederlandse adellijke dame A. von Schmidt auf Altenstadt publiceerde in 1904 haar ‘Reisherinneringen uit Korea en China’ in De Aarde en haar Volken. Met een ook al Hollandse vriendin reisde ze van Nagasaki naar Busan, en daarna dwars door Korea naar Seoul en terug, terwijl ze van de ene verwondering in de andere viel. Zo verbaasde ze zich over de Koraanse eetgewoonten – haaienvlees was er een lekkernij! – en over de populariteit van de pijp. “Een man zonder pijp is niet denkbaar in Korea; dit attribuut, in lengte afwisselend tussen twintig centimeter en een meter, steekt altijd ergens uit een kledingstuk, zolang zij zich bewegen.” Ook stond ze versteld van de Koreaanse huizen, die opgetrokken waren uit klei en rolstenen: “Zulk een woning bestaat uit twee deelen, elk deel uit eenige vertrekken, maar de oppervlakte van een vertrek beslaat hoogstens twee meter en ’t huis wordt door zooveel personen bewoond dat ’t voor mij een onopgelost vraagstuk blijft hoeveel ruimte men in Korea voor zijn nachtrust noodig heeft.” In 1907 schreef een mevrouw J. PhilipsonRadersma in De Aarde en haar Volken een artikel over ‘De vrouwen op Korea’, over wie tot dan toe zo weinig bekend was: “Hunne afzondering van de buitenwereld is even volkomen als die van hun schiereiland het tot nu toe was.” Maar volgens de schrijfster betekende dat nog niet dat de Koreanen

hun vrouwen slecht behandelden, zoals wel beweerd was. “Zij toonen haar integendeel eene buitengewone opmerkzaamheid, als er een kind verwacht wordt, hetgeen tenminste bewijst, dat zij haar ten volle weten te waardeeren als moeder voor het komende geslacht.” Ook de Engelse schrijfster Louisa Jordan Miln wijdde een hoofdstuk van haar boek Quaint Korea aan de afzondering van de Koreaanse vrouwen. Het boek verscheen in 1904 in Amsterdam in de vertaling van de journalist Samuel Kalff als Korea, het ‘Gesloten rijk’. Het werk was volgens Kalff juist toen erg relevant: “Nu de oorlog in het Oosten de geschiedenis van den dag vormt, en men weet welk een groote rol, ofschoon meer passief dan actief, Korea daarin speelt, heeft dit werkje van een Engelse schrijfster, die er geruimen tijd vertoefde, zeker actualiteit.” Kalff doelde op de oorlog tussen Japan en Rusland, waar Korea uiteindelijk het slachtoffer van zou worden. Dat de tijden in Korea aan het veranderen waren, bleek ook uit het verslag van ‘Een spoorwegreis in Korea’ dat dezelfde Kalff in 1908 vertaalde voor De Aarde en haar Volken. Korea was aan het moderniseren daar hoorde de aanleg van spoorwegen daarbij – ook al liep deze ongelukkige reiziger in totaal twee weken vertraging op door verzakkingen van de spoorbaan en wist hij uiteindelijk alleen in een goederenwagon Seoul weer te bereiken.

De Aarde en haar Volken verscheen tussen 1865 en 1940 en stond vol met verhalen over exotische landen.

27


Vredesmuseum In 1907 werd in Den Haag voor de tweede keer een internationale vredesconferentie gehouden. Dat congres moest de wereldvrede dichterbij brengen. Japan, dat als enige niet-westerse land meedeed, had er echter voor gezorgd dat Korea niet was uitgenodigd voor de conferentie. Twee jaar eerder had Japan Korea gedwongen een protectoraatsverdrag te ondertekenen, en Korea mocht sindsdien zelf geen buitenlandse betrekkingen meer onderhouden. Desondanks zond de Koreaanse keizer Kojong drie afgevaardigden naar Den Haag. Zij moesten de internationale gemeenschap erop wijzen dat Korea een onafhankelijke staat was en dat Japan hun land onrechtmatig had ingenomen. De Koreaanse gezanten heetten alle drie Yi: Yi Wi-jong, die de aanvoerder was, Yi Sang-sol en de rechter Yi Jun, die ook voorzitter was van het Koreaanse Rode Kruis. In 1907 reisden zij in twee maanden tijd met de trein via Rusland naar Den Haag, waar ze eind juni aankwamen. De vredesconferentie was toen al twee weken bezig.

De Koreanen werden niet toegelaten tot de conferentie. Maar daar lieten ze het niet zomaar bij zitten. Ze brachten een manifest uit, en de krant die dagelijks verslag uitbracht van de conferentie – de Courrier de la Conférence de la Paix – besteedde in de weken daarna uitvoerig aandacht aan de Koreaanse gezanten en hun missie. De krant organiseerde bovendien een drukbezochte bijeenkomst waar de Koreanen hun verhaal konden doen. Daardoor wist de Koreaanse delegatie de internationale gemeenschap toch te confronteren met de schrijnende situatie in hun land. Veel conferentieleden voelden sympathie voor de Koreanen, maar officieel reageren konden ze niet. De Japanners dwongen intussen de Koreaanse keizer Kojong tot aftreden.

Het Yi Yun Peace Museum in Den Haag. Foto Mijke Heldens

28


Hij werd opgevolgd door zijn zoon, die meteen opdracht gaf de drie gezanten bij terugkomst in Korea te straffen. Drie jaar later werd Korea helemaal door Japan geannexeerd. De Koreaanse afgevaardigden logeerden in Den Haag in Hotel De Jong aan de Wagenstraat. Op 14 juli overleed daar totaal onverwacht de rechter Yi Jun. De Nederlandse kranten schreven dat hij was gestorven aan een abces in zijn wang, terwijl Japanse kranten suggereerden dat hij was vermoord door Japanse spionnen. Maar volgens delegatieleider Yi Wi-jong stierf Yi Jun van verdriet over het lot van Korea. Hij wilde zo niet verder leven en had ook al dagenlang niets meer gegeten. Yi Juns laatste woorden waren volgens Yi Wi-jong: “Help mijn land. De Japanners zijn bezig Korea te

verwoesten�. Voor de Koreanen was Yi Jun daarom een martelaar. Yi Jun werd eerst in Den Haag begraven, maar in 1963 werd zijn lichaam overgebracht naar Zuid-Korea, waar het plechtig herbegraven werd. In het pand van het voormalige Hotel De Jong, waar Yi Jun overleed, is tegenwoordig het Yi Jun Peace Museum gevestigd. Het is in 1995 opgericht door de Zuid-Koreaanse zakenman Lee Keehang en zijn vrouw Song Chang-ju. Het museum is gewijd aan Yi Jun en aan de vrede, en herbergt onder andere door Yi Jun zelf geschreven documenten en krantenknipsels uit die tijd. In 2007 liep een groep Koreanen ter herdenking de route die Yi Jun honderd jaar daarvoor van het station naar het hotel zou hebben afgelegd.

De drie Koreaanse gezanten die in 1907 Nederland aandeden: Yi Jun, Yi Sang-Sol en Yi Wi-jong. Foto: Wereldkroniek 1907, blz 239

29


Bondgenoot Na de Tweede Wereldoorlog viel het noordelijke deel van Korea onder het bestuur van de Sovjet-Unie en het zuidelijke deel onder dat van de Verenigde Staten, met als grens de 38ste breedtegraad. Het was de bedoeling dat de twee delen weer samengevoegd zouden worden tot één democratisch bestuurd Korea. Maar in 1950 besloot de communistische regering van Noord-Korea ook Zuid-Korea te veroveren. Op 25 juni 1950 vielen Noord-Koreaanse troepen het zuiden binnen. Nederland schaarde zich daarop als bondgenoot achter Zuid-Korea. Onder leiding van de Verenigde Staten trok een troepenmacht van de Verenigde

Naties naar Zuid-Korea om in te grijpen. De Nederlandse regering zond eerst alleen marineschepen. In Nederland meldden zich echter honderden mensen bij de Amerikaanse ambassade die naar ZuidKorea wilden om te helpen. Begin augustus werd in Amsterdam een particulier comité opgericht dat een vrijwilligerscorps moest gaan opzetten voor de strijd in Korea: “Dit comité is van mening dat, waar reeds honderden Nederlanders zich als vrijwilligers aanmeldden op de Amerikaanse Ambassade, wellicht duizenden willen deelnemen aan een militaire onderneming, die op Nederlandse leest is geschoeid,” zo stond te lezen in de krant De Tijd.

Tanggok, het ereveld van de Verenigde Naties bij Busan. Hier liggen ook 117 Nederlandse militairen begraven. Foto: Kyle Ludeke

30


Uiteindelijk besloot de Nederlandse premier Willem Drees, op aansporen van de Verenigde Staten, ook grondtroepen naar Zuid-Korea te sturen. Hij vond wel dat deelname aan de missie vrijwillig moest zijn en riep daarom in augustus vrijwilligers op die de NoordKoreaanse agressie een halt wilden toeroepen. Hij verwachtte eigenlijk een handjevol mensen, maar er kwamen zo’n tweeduizend aanmeldingen binnen. Na een medische keuring bleven daar nog ongeveer zeshonderd mannen van over, die deel gingen uitmaken van het Nederlands Detachement Verenigde Naties, een eenheid van de landmacht die speciaal was opgericht voor de oorlog in Korea. Het eerste detachement van 636 Nederlanders vertrok op 26 oktober 1950 met het transportschip Zuiderkruis naar Korea. Het stond onder bevel van luitenant-kolonel Marinus den Ouden. De Amerikanen hadden de Noord-Koreanen al ver teruggedreven en de Nederlanders dachten eigenlijk dat de oorlog al op zijn einde liep. Maar juist in oktober stuurde China honderdduizenden soldaten om Noord-Korea bij te staan, en toen de Nederlandse militairen eind november

aankwamen in Busan, werden ze vrijwel meteen naar het front gestuurd. De zwaarste gevechten waarbij de Nederlanders betrokken raakten, waren die bij Wonju en Inje, en vooral bij Hoengseong. In de nacht van 12 op 13 februari 1951 werd de Nederlandse commandopost daar aangevallen door Chinezen die zich verkleed hadden als Zuid-Koreanen. Zij vroegen eerst munitie aan de Nederlanders en openden daarna het vuur op hen, waarop andere Chinezen ze met mortiergranaten bestookten. Vijftien Nederlandse militairen kwamen bij de aanval om het leven, onder wie commandant Den Ouden. In totaal werden er bijna vijfduizend Nederlandse militairen ingezet bij de strijd in Korea. Van hen sneuvelden er 122 – de meeste doden bij een Nederlandse vredesmissie tot nu toe – en raakten er drie vermist. Op het ereveld Tanggok bij Busan liggen 117 Nederlanders begraven. Op 27 juli 1953 werd de wapenstilstand gesloten en eind 1954 waren alle Nederlandse militairen weer thuis. In 1961 knoopten Nederland en Zuid-Korea officieel diplomatieke betrekkingen aan. Nederland is nog altijd bondgenoot van Zuid-Korea.

De aankomst van Nederlandse Korea-vrijwilligers op Schiphol, op 22 augustus 1951. Foto Ben van Meerendonk / Algemeen Hollands Fotopersbureau. Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

31


Papier en karton Niet lang na het einde van de Koreaanse oorlog begon de Amsterdamse papiergroothandel Proost en Brandt te zoeken naar mogelijkheden om handel te drijven met Zuid-Korea. Proost en Brandt was in de achttiende eeuw begonnen als boekhandelaar in vooral bijbels, psalmboeken en stichtelijke lectuur, maar was intussen uitgegroeid tot een moderne groothandel en fabrikant van papier, karton en bijvoorbeeld ook aluminiumfolie. Vanuit een kantoor in hartje Amsterdam onderhield Proost en Brandt contact met alle belangrijke Europese papierfabrikanten en exporteerde het bedrijf papier naar alle uithoeken van de wereld. In de jaren

vijftig zag het Amsterdamse bedrijf in de groeiende Zuid-Koreaanse markt een mooie gelegenheid om de export uit te breiden. De correspondentie tussen Proost en Brandt en verschillende ZuidKoreaanse firma’s wordt bewaard in het Stadsarchief Amsterdam. In 1955 zocht de Korea United Trading Corporation uit Seoul zelf contact met Proost en Brandt, met het verzoek het bedrijf in Korea te mogen vertegenwoordigen. De Koreaanse firma was vooral geïnteresseerd in papier voor kranten en voor ander drukwerk. Proost en Brandt kon het papier op dat moment alleen via Busan leveren, aan de oostkust, en niet via Incheon, de havenstad bij Seoul, waar toen nog geen enkel Europees transportbedrijf op voer. Proost en Brandt benaderde later dat jaar een andere firma in Seoul, Aan Chung Lin Enterprising Co. Het adres hadden de Amsterdammers gekregen via het Nederlandse Bureau voor Handelsinlichtingen, dat ze erop attent gemaakt had dat het Koreaanse bedrijf geïnteresseerd was in het importeren van verschillende soorten papier. Proost en Brandt hoopte met behulp van de Koreaanse contacten ook de concurrentie de baas te kunnen blijven en verzocht de Koreanen hen altijd op de hoogte houden van de activiteiten en de prijzen van de concurrenten, zodat ze een goede omzet zouden kunnen opbouwen in Korea.

Het Doelen Hotel in de Amsterdamse Nieuwe Doelenstraat, in 1958. In het hotel logeerden dat jaar twee vertegenwoordigers van Nam Sung Industrial die in Amsterdam onderhandelingen voerden met Proost en Brandt. Foto ANP. Stadsarchief Amsterdam.

32


In 1958 kwamen er twee Koreanen van Nam Sung Industrial Co. Ltd uit Seoul naar Amsterdam, waar ze logeerden in het chique Doelen Hotel, niet ver van het kantoor van Proost en Brandt aan het Rusland. Na geslaagde onderhandelingen stelden Proost en Brandt Nam Sung Industrial ten slotte aan tot exclusieve vertegenwoordiger in Zuid-Korea. De firma moest de Amsterdammers op de hoogte houden van de importmogelijkheden, van de prijzen van de concurrenten – of dat nu Japanners, Chinezen of anderen waren – en verder van alles wat zou kunnen bijdragen aan de samenwerking en aan de verkoop van papier en karton in Korea. De Amsterdammers wilden zo graag

vaste voet aan de grond krijgen in Korea dat ze bereid waren met een hele kleine winstmarge te werken. Zo kwam dan eindelijk de handel met Korea, waar Amsterdammers al sinds de zeventiende eeuw op aasden, op gang. Zuid-Korea stond aan het begin van een periode van explosieve economische groei: het ‘wonder aan de Han-rivier’. Steeds meer Nederlandse bedrijven zijn sindsdien in Zuid-Korea gaan investeren en tegenwoordig zijn er zelfs zo’n veertig Nederlandse bedrijven in Zuid-Korea gevestigd, vooral in de technologische en financiële sector, en er zijn nog veel meer Nederlanders die de Zuid-Koreaanse markt op willen.

Correspondentie tussen de Amsterdamse papierexporteur Proost en Brandt en het Koreaanse Nam Sung Industrial Co. Ltd. uit de jaren 1958-1959. Stadsarchief Amsterdam

33


Musicultura De bekende Nederlandse componist Ton de Leeuw, verbonden aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium, was erg geĂŻnteresseerd in niet-westerse muziek. Hij nam daarom het initiatief voor Musicultura, een reeks muzikale ontmoetingen tussen Oost en West. De eerste Musicultura-bijeenkomst vond plaats van 20 oktober tot 16 november 1974 en was gewijd aan de muziek van Oost-AziĂŤ, waaronder die van Korea. Het evenement werd georganiseerd door de Eduard van Beinum Stichting. Die stichting, genoemd naar de in 1959 overleden dirigent van het Amsterdamse Concertgebouworkest Eduard van Beinum, wilde een internationale ontmoetingsplek bieden waar musici van over de hele wereld naar elkaar zouden kunnen luisteren en van elkaar zouden kunnen leren.

Musicultura was in dat opzicht baanbrekend. Tijdens vier weken op het landgoed van de stichting, Queekhoven aan de Vecht bij Breukelen, kwamen musici, componisten en musicologen uit Oost en West samen om te ontdekken hoe in hun landen muziek benaderd en ervaren werd.

De Kayakeum, het snaarinstrument met twaalf zijden snaren

34


Daarbij werden theorie en praktijk gecombineerd; er werd niet alleen gepraat maar ook veel muziek gespeeld. Vooral in de tweede week van Musicultura 1974 was er veel aandacht voor Koreaanse muziek. De Nederlandse koreanoloog professor Frits Vos, die aan de basis stond van de studierichting Koreastudies aan de Universiteit Leiden, gaf eerst een introductie over de Koreaanse cultuur in het algemeen. Daarop volgde een lezing over Koreaanse klassieke muziek door Donald Sur, een Koreaans-Amerikaanse componist en musicoloog. Van alle kunsten is het de muziek waarin Korea het meest zijn eigen identiteit toont, stelde Sur. Hij sprak uitvoerig over de muziek van het Koreaanse hof. Bij zijn lezing voerde de vrouw van musicus Hwang Byungki een plechtige en erg langzame hofdans uit die vroeger alleen in aanwezigheid van de koning mocht worden gedanst, terwijl haar echtgenoot haar muzikaal begeleidde.

Daarna kwam Hwang Byungki zelf aan het woord. Hij was – en is nog altijd – een van de belangrijkste Zuid-Koreaanse bespelers van de kayakeum, een citer met twaalf zijden snaren, en bovendien componist en autoriteit op het gebied van sanjo, een vorm van traditionele Koreaanse instrumentale muziek. Zijn optreden tijdens Musicultura, en de kennisuitwisseling met westerse musici, gold als een van de hoogtepunten van het evenement. Hwang sprak vooral over de Koreaanse volksmuziek en de sanjo, en over Koreaanse instrumenten als het belangrijke snaarinstrument de komungo en zijn eigen instrument de kayakeum. Hwang Byungki liet ook opnames horen van Koreaanse muziek en gaf na zijn lezing zelf een uitvoering van kayakeum-sanjo. Ten slotte sprak ook de bekende Koreaanse componist en dirigent Yun Isang. Yun woonde toen inmiddels in Duitsland, maar bleef zich zijn leven lang inzetten voor zijn vaderland, waar tegenwoordig een internationale muziekwedstrijd naar hem genoemd is. Tijdens Musicultura sprak hij over zijn eigen composities, waarin hij – mooi aansluitend bij het thema van de bijeenkomst – technieken uit de traditionele Koreaanse muziek combineerde met elementen uit de westerse avant-garde muziek.

35


Heineken Op 8 december 1981 konden Koreanen voor het eerst kennismaken met Heineken bier. De Amsterdamse brouwerij bestond al sinds 1863 en het Heineken bier was in ruim een eeuw over de hele wereld beroemd geworden, maar in Zuid-Korea was het op dat moment nog helemaal onbekend. Heineken wilde zijn bier ook daar graag introduceren, zoals in het personeelsblad Vers van ’t vat te lezen was: “Voor ons concern is het een belangrijk project. Korea is namelijk een zeer modern land, met een oude cultuur, dat volop in ontwikkeling is. Ook de biermarkt ontwikkelt zich nog volop en groeit snel.”

Dat de Koreanen Heineken nog niet kenden kwam door de hoge invoerrechten, die het importeren van bier in Zuid-Korea vrijwel onmogelijk maakten. Heineken sloot daarom een licentieovereenkomst met de Koreaanse brouwerij Oriental Brewery Ltd., een dochteronderneming van de grote Doosan-groep. Die zou Heineken bier gaan brouwen in de brouwerij in Icheon, in de provincie Geyonggi. In mei 1981 werd het contract getekend. Een aantal medewerkers van Heineken trok naar Zuid-Korea om daar het brouwproces en de marketing van het voor de Koreanen nieuwe bier te begeleiden.

De viering van de productie van de miljoenste doos Heineken bier in Zuid-Korea. De foto verscheen in mei 1983 in het personeelsblad van Heineken in Nederland, Vers van ’t vat. Stichting Heineken Collection.

36


De verkoopdirectie van Oriental Brewery kwam bovendien naar Nederland, om kennis te maken met de Heineken organisatie en de activiteiten van het concern, later gevolgd door technisch personeel dat zich in Nederland verdiepte in onder andere het brouwproces van Heineken. Al zeven maanden na de ondertekening van het contract waren er in ZuidKorea flesjes en blikjes Heineken te koop. De introductie van het bier ging gepaard met een grote eclamecampagne: tv-commercials, advertenties in dag- en weekbladen en reclame in de supermarkten. Daarmee werd Heineken in een mum van tijd een bekend merk in Zuid-Korea. Het bier was niet goedkoop, want het land kende met 215 procent de hoogste belasting op bier ter wereld. Het waren dan ook vooral welgestelde Koreanen die bier dronken. Heineken verkocht desondanks meteen goed, en dat werd in de jaren daarna alleen maar beter. Heineken bier was al gauw het belangrijkste premium bier van

het land. In 1983, veertien maanden na de introductie van Heineken in Zuid-Korea, vierde de brouwerij al de productie van de miljoenste doos. Die groei zette door tot in de jaren negentig. Tegenwoordig wordt het Heineken bier in Zuid-Korea geïmporteerd. Heineken heeft er sinds 2003 een eigen sales office, met een hoofdkantoor in Seoul en vier regionale afdelingen. De toename van de import is er de afgelopen jaren enorm geweest - ieder jaar gemiddeld twintig procent – en Heineken is in tien jaar uitgegroeid tot het belangrijkste premium importbier van Zuid-Korea. Heineken was er in 2012 ook de sponsor van een ander Amsterdams exportproduct: het dancefeest Sensation Korea, in het Kintex conferentiecentrum in Seoul. Sensation, dat in 2000 voor het eerst in Amsterdam georganiseerd werd, bestaat nu behalve als jaarlijks terugkerend Amsterdams evenement ook in allerlei internationale versies. Het Koreaanse Heineken Label.

37


Olympische Spelen De Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn stuurde op 27 april 1987 een briefje aan zijn collega Yun Bo Hyun van Seoul. Op die dag was de Canadees Albert Leblanc langs geweest op het stadhuis van Amsterdam. De 62-jarige Leblanc uit het plaatsje Maria in QuĂŠbec was bezig met een lange fietstocht langs de Olympische steden van het westelijk halfrond en verzamelde daar overal boodschappen voor Seoul, waar het jaar daarop de 24ste Olympische Spelen zouden worden gehouden. Leblanc was sinds de Spelen van Tokio in 1964 steeds met zijn fiets naar de Olympische Spelen

afgereisd. Seoul werd zijn zevende keer. Burgemeester Van Thijn zond namens de inwoners van Amsterdam de beste wensen voor vrede en vriendschap naar de burgemeester en de bevolking van Seoul, en wenste hun veel succes met de Olympische Spelen van 1988. Die Spelen van Seoul vonden precies zestig jaar na de Olympische Spelen van Amsterdam plaats. Tijdens de zomer van 1928 hadden in Amsterdam 46 landen deelgenomen aan de negende Olympiade. Korea, toen bezet door Japan, was daar niet bij.

Foto’s van de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Seoul, op 17 september 1988.

38


Na Japan was Korea het tweede Aziatische land dat de Olympische Spelen mocht organiseren. De Spelen vonden vanwege het klimaat in het najaar plaats, van 17 september tot en met 2 oktober 1988. De Spelen van Seoul waren een groot succes. Er deden 160 landen aan mee en er stonden 27 sporten op het programma. Nederland stuurde dat jaar 147 sporters naar Zuid-Korea. Zij haalden in totaal negen medailles: twee keer goud – bij de dubbel-twee van het roeien en bij de wegwedstrijd wielrennen voor vrouwen –, twee keer zilver en vijf keer brons. Gastland Korea sleepte heel wat meer medailles in de wacht. De 401 Koreaanse atleten waren samen goed voor 33 medailles, waaronder twaalf gouden. Een kopie van het briefje van burgemeester Van Thijn aan zijn Zuid-Koreaanse ambtgenoot wordt tegenwoordig bewaard in het Stadsarchief Amsterdam. De Canadees Albert Leblanc kwam in 2008 weer in het nieuws toen hij op 84-jarige leeftijd voor de twaalfde keer op de fiets stapte om af te reizen naar de Olympische Spelen, deze keer in Beijing.

Het briefje dat de Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn in 1987 aan zijn collega in Seoul stuurde. Stadsarchief Amsterdam.

39


Koreanen in Amsterdam In Nederland wonen zo’n 5600 Koreanen. Meer dan helft van hen woont in Amsterdam of in de omgeving van Amsterdam, zoals in het aangrenzende Amstelveen. Een deel van die Koreanen is in Nederland omdat ze er werken of studeren, of bijvoorbeeld omdat een van hun ouders er werkt of met een Nederlander is getrouwd. Maar het grootste deel van de Koreanen in Nederland is als klein kind door Nederlanders geadopteerd. De Nederlandse bestsellerschrijver Jan de Hartog en zijn vrouw adopteerden al in 1968 twee weesmeisjes uit ZuidKorea. Dat jaar verscheen De Hartog met zijn twee Koreaanse dochtertjes in een veelbekeken televisieprogramma van presentatrice Mies Bouwman. Hij riep Nederlanders daarin op de vele vondelingen en weeskinderen in Zuidoost-Azië te helpen. Zijn oproep vond een enorme weerklank. Direct na de uitzending kreeg de omroep zo’n duizend telefoontjes van Nederlanders die graag een Koreaans kindje wilden adopteren. Tussen 1970 en 1988 kwamen vervolgens ruim vierduizend adoptiekinderen uit Zuid-Korea naar Nederland. Daarna werd de toestroom minder. Zuid-Korea was toen immers zelf een welvarend land geworden. Een klein aantal van de geadopteerde Koreaanse kinderen is later teruggegaan naar Zuid-Korea, maar

de meesten zijn in Nederland gebleven. Ze zijn Nederlanders, maar toch ook nog Koreanen. Een vereniging voor geadopteerde kinderen uit Zuid-Korea organiseert regelmatig bijeenkomsten waar zij elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen kunnen uitwisselen. Voor al die Koreanen – of ze nu permanent in Nederland wonen of er tijdelijk zijn – is er sinds 1993 een speciale school in Amstelveen, de Korean School of Amsterdam. Het motto van de school is ‘word een trotse Koreaan’. Om zo’n trotse Koreaan te kunnen zijn is kennis nodig van de eigen taal, geschiedenis en cultuur. De school biedt daarom onderwijs in de moedertaal aan de kinderen van Zuid-Koreanen in Nederland, van kleuterklassen tot middelbare school, zodat zij de band met hun eigen land niet verliezen. Daarnaast zijn er lessen voor hun ouders, die er Nederlands of Engels kunnen leren, maar ook bijvoorbeeld het bespelen van de samulnori, een Koreaans percussie-instrument. Geadopteerde kinderen uit Zuid-Korea kunnen er bovendien Koreaans leren en zich verder verdiepen in de cultuur van hun land van herkomst: zo kunnen ze er Koreaans leren koken, en van alles leren over traditionele Koreaanse muziek en dans. De school telt nu zo’n 140 leerlingen en meer dan twintig leraren. De Koreaanse school vormt meteen ook het hart van de Koreaanse gemeenschap

Een meisje viert haar verjaardag op de Koreaanse school in Amstelveen. Foto Elmer van der Marel.

40


in Amsterdam, van waaruit Koreanen bovendien hun weg kunnen vinden in de Nederlandse samenleving. Zowel het Amsterdamse als het Amstelveense gemeentebestuur zijn erg betrokken bij de school, net als bijvoorbeeld de Koreaanse ambassade en de Korean Society of the Netherlands. Amsterdam telt ook drie Koreaanse kerken en een Koreaanse boeddhistische tempel. En voor de Koreanen, maar zeker ook voor de Nederlanders, zijn er verschillende Koreaanse restaurants in Amsterdam en Amstelveen ĂŠn er is een winkel met Koreaanse delicatessen.

41


Koryo De Koreaanse vechtkunst, die vooral sinds de Tweede Wereldoorlog zijn weg naar het westen heeft gevonden, is ook in Amsterdam populair. De stad telt verschillende scholen waar Amsterdammers zich kunnen oefenen in taekwondo, maar ook in bijvoorbeeld hapkido en andere vormen van Koreaanse krijgskunst. In Amsterdam-Zuidoost staat het Koryo Centre, waar les wordt gegeven in verschillende Koreaanse vechtdisciplines: de zelfverdedigingssport taekwondo, de traditionele krijgskunst kuk sool won, en het in Nederland minder bekende haidong gumdo. Het centrum werd in 1978 oorspronkelijk opgericht door de bekende instructeur Robbin Baly, die het tot zijn missie gemaakt had de Koreaanse krijgskunsten in Nederland meer bekendheid te bezorgen en de beoefening ervan te stimuleren. De school was toen nog gevestigd in de Amsterdamse binnenstad. In 1992 verhuisde het Koryo Centre naar Amsterdam-Zuidoost. Amsterdam-Zuidoost had in die tijd niet zo’n goede naam. Het was een arme wijk met veel criminaliteit. Het was ook wijk waar veel mensen van verschillende nationaliteiten woonden. Dat maakte het een kleurrijke buurt, maar leidde ook regelmatig tot spanningen, vooral onder jongeren. Het Koryo Centre nam een maatschappelijke rol op zich en bood een laagdrempelig programma van Koreaanse vechtkunst dat al die verschillende jongeren samen wist te brengen.

42

Het gaf ze bovendien discipline en een gevoel voor eigenwaarde mee. Jongeren die op het verkeerde pad dreigden te raken werden door Koryo betrokken bij de organisatie van projecten; dat stimuleerde ze een andere wending aan hun leven te geven en hielp ze bij het vinden van een baan. Het centrum was na tien jaar aan de krappe kant geworden voor alle activiteiten, vooral omdat Koryo intussen ook de hoofdvestiging voor kuk sool won in de Benelux was geworden.


Samen met de gemeente Amsterdam en de Johan Cruijff Welfare Foundation – opgezet door de wereldberoemde Amsterdamse voetballer – begon Koryo Centre in 2002 een grootschalig project om sport in Amsterdam-Zuidoost te bevorderen. Daarbij kreeg Koryo ook een groot nieuw onderkomen. Het Koryo Centre verzorgt nu onder andere introductielessen voor kinderen van de basisscholen in de buurt, gewoon tijdens hun gymlessen. Het is intussen de grootste sportschool van Amsterdam-Zuidoost geworden.

Honderden jongeren en een flinke groep volwassenen hebben zich de afgelopen decennia bij Koryo bekwaamd in de Koreaanse vechtkunst en de leerlingen hebben in die tijd een groot aantal medailles veroverd, en zelfs een stel wereldtitels. Maar mensen komen ook gewoon voor de gezelligheid naar het Koryo Centre. Door de centrale rol in de wijk fungeert het centrum als een soort buurthuis, en bezoekers kunnen er bijvoorbeeld ook een cursus Koreaans volgen.

Amsterdammers met allerlei verschillende achtergronden bekwamen zich bij Koryo Centre in de Koreaanse vechtkunst Kuk Sool Won. Foto Hentie van der Merwe, 2003. Stadsarchief Amsterdam.

43


Guus Hiddink In 2002 was Zuid-Korea samen met Japan gastland van het wereldkampioenschap voetbal. De Nederlandse oud-voetballer en trainer Guus Hiddink werd op 1 januari 2001 aangetrokken als coach voor het Zuid-Koreaanse team. Hiddink was eerder al bondscoach geweest van het Nederlands elftal. Zijn taak: de Koreanen in ieder geval naar de tweede ronde van het WK voeren. Zuid-Korea had nog nooit een wedstrijd tijdens een wereldkampioenschap gewonnen. Hiddink besloot daarom de ploeg grondig te trainen. Hij liet de spelers van het nationale elftal uit de competitie halen, zodat zij zich helemaal op de voorbereidingen voor het WK konden richten, en hij kreeg van de Zuid-Koreaanse voetbalbond een

ruim budget voor trainingskampen en oefenwedstrijden tegen topelftallen. In eerste instantie bekeek de Koreaanse pers Hiddink met argusogen. De Nederlander zou zijn taak niet serieus nemen en te veel tijd doorbrengen met zijn vriendin in plaats van met het elftal. Maar toen het WK eenmaal aanbrak, stond er een sterk team dat uitblonk in samenspel en in de eerste wedstrijd meteen de allereerste overwinning ooit behaalde: 2-0 tegen Polen. Na een gelijkspel tegen de Verenigde Staten en een onverwachte 1-0 winst tegen favoriet Portugal, kwalificeerden de ZuidKoreanen zich voor de tweede ronde. Daarin werd ItaliÍ met 2-1 verslagen, en in de kwartfinale na penalty’s ook Spanje.

Het Guuseum: het aan Guus Hiddink gewijde museum in zijn geboorteplaats Varsseveld. Foto: Ziko van Dijk

44


Zuid-Korea was zomaar doorgedrongen tot de halve finales van het wereldkampioenschap. Heel Nederland stond achter de Zuid-Koreanen toen ze in de halve finale uitkwamen tegen Duitsland, maar daar kwam er helaas een einde aan de Zuid-Koreaanse zegetocht. Desondanks maakte deze prestatie Guus Hiddink tot een nationale held in Zuid-Korea. Hiddink werd de allereerste ereburger van het land, en hij werd overladen met geschenken, van een villa op het eiland Jeju tot levenslang gratis vliegen met Korean Air. In Gwangju werd het stadion waar Zuid-Korea zich gekwalificeerd had voor de halve finale omgedoopt tot het Guus Hiddink Stadion. Nederland zelf bekroonde Hiddink met de titel Sportcoach van het Jaar. Duizenden Zuid-Koreanen brachten in de jaren daarop in Nederland een bezoek aan de geboorteplaats van Guus Hiddink, het dorp Varsseveld in het oosten van het land. Daar hebben familieleden van Hiddink zelfs een speciaal

Guuseum ingericht: een museum ter ere van Guus Hiddink. Guus Hiddink zelf heeft tegenwoordig een huis in Amsterdam. Intussen komen Koreaanse spelers ook in Nederland het voetbal verrijken. Er hebben in totaal al acht Koreanen in de Nederlandse eredivisie gevoetbald. Suk Hyun-Jun, die in Zuid-Korea voor Yong-In FC uitkwam, kwam in 2009 als achttienjarige speciaal naar Amsterdam omdat hij ervan droomde voor het legendarische Ajax te spelen. Hij wist de club ervan te overtuigen hem mee te laten trainen met Jong Ajax, waar hij meteen opviel en veel scoorde. Vanaf begin 2010 speelde hij daarom in de eerste selectie van Ajax. Suk was erg populair bij de supporters, die hem bij zijn debuut massaal toezongen. Hij verdiende in Amsterdam de bijnaam Bruce Lee, omdat hij met een onmogelijk hoog gestrekt been een bal wist aan te nemen. In juni 2011 tekende een contract met een andere Nederlandse club, FC Groningen.

De Guus Hiddink Foundation realiseert "DreamďŹ elds ", speciaal bedoeld voor kansarme kinderen, in diverse steden in Korea.

45


Bloembollen Nederland staat wereldwijd bekend om zijn bloemen en bloembollen. Ook in Zuid-Korea. Zo’n 95 procent van de in Zuid-Korea geïmporteerde bloembollen komt uit Nederland. In totaal importeren ongeveer duizend Zuid-Koreaanse kwekers en een stuk of tien middelgrote bedrijven daar ieder jaar zo’n 35 miljoen Nederlandse bloembollen. De Koreaanse overheid gebruikt Hollandse bloembollen om steden en parken op te fleuren, en verder worden bloemen in Zuid-Korea gebruikt bij allerlei ceremonies, zoals huwelijken en begrafenissen. Ook bloemenfestivals zijn de afgelopen tien jaar populair geworden in ZuidKorea. Het tulpenfestival Floritopia in de provincie Zuid-Chungcheong trekt jaarlijks meer bezoekers dan de beroemde Nederlandse Keukenhof, waar bloemen uit de Bollenstreek ten westen van Amsterdam te bewonderen zijn. Steeds vaker kopen Zuid-Koreanen tegenwoordig ook bloemen voor in huis. Zuid-Koreaanse kwekers exporteren bovendien een deel van de bloemen weer naar Japan, vooral veel lelies. Het vrijhandelsakkoord dat ZuidKorea in 2011 sloot met de Europese Unie betekent ook een belangrijke impuls voor de handel in bloemen

en bloembollen. Op bloembollen gold vroeger een importtarief van acht procent, op snijbloemen zelfs 25 procent. Voor veel andere producten worden de invoerheffingen geleidelijk verlaagd, maar die voor planten, bloemen en bloembollen zijn meteen afgeschaft. Daarom zijn steeds meer Nederlandse bedrijven in de sierteelt geïnteresseerd in exporteren naar Zuid-Korea. In het vrijhandelsakkoord zijn ook afspraken gemaakt over nieuwe procedures en regels die de handel makkelijker en transparanter moeten laten verlopen. Bijvoorbeeld over de eisen waaraan planten, bloemen en bollen moeten voldoen voordat ze in Zuid-Korea geïmporteerd mogen worden. Bloembollen die bestemd zijn voor de export worden in Nederland gekeurd door de Bloembollenkeuringsdienst, zodat ze altijd aan de hoge Koreaanse kwaliteitseisen voldoen. De goedgekeurde bloembollen worden daarna in Zuid-Koreaanse kassen gekweekt tot bloemen, die in ZuidKorea zelf verhandeld worden of worden geëxporteerd naar Japan. Met het vrijhandelsakkoord en de toenemende Koreaanse liefde voor bloemen zullen er de komende jaren alleen maar meer Nederlandse bloemen en bollen naar Zuid-Korea gaan.

Het Floritopia festival in Zuid-Chungcheong Foto: Hoojung Chung

46


47


Koreaanse Bedrijven In 1966 vestigde de Zuid-Koreaanse regering in Amsterdam het eerste Europese kantoor van KOTRA, het Korea Trade Promotion Agency, tegenwoordig Korea Trade-Investment Promotion Agency. KOTRA was opgezet om Koreaanse bedrijven te helpen zaken te doen in het buitenland, en andersom ook om buitenlandse bedrijven in Zuid-Korea op weg te helpen. De Koreanen kozen voor Amsterdam uit waardering voor de Nederlandse steun tijdens de Koreaanse oorlog, maar ook omdat Nederland voor Zuid-Korea op economisch gebied een voorbeeld was. Net als Zuid-Korea is Nederland een klein land omringd door grote naties, dat er desondanks in is geslaagd een belangrijke rol in de wereldeconomie te spelen. Terwijl de Zuid-Koreaanse economie groeide, hielp KOTRA Amsterdam steeds meer Nederlandse en Koreaanse bedrijven om zaken met elkaar te doen, zowel in Nederland als in ZuidKorea. Sinds die tijd is de handel tussen Nederlandse en Koreaanse bedrijven enorm toegenomen. Vooral auto's en Zuidas, Foto: E. van Eis

48

later ook steeds meer elektronica- en ICT producten kwamen vanuit ZuidKorea naar Nederland. En er hebben zich intussen ook heel wat Zuid-Koreaanse bedrijven in Nederland gevestigd: in totaal zijn het er nu ruim 110. Een groot deel daarvan zit in de Metropool regio Amsterdam. De gevestigde bedrijven variĂŤren van Europese hoofdkantoren tot verkoopkantoren en distributiekantoren, op het gebied van technologie en logistiek. Het grootste Koreaanse bedrijf in de regio Amsterdam is LG Electronics, gespecialiseerd in elektronica en telecommunicatie, dat in 1999 naar Nederland kwam. In tien jaar tijd groeide LG in Nederland uit tot een gerenommeerd merk met een jaarlijks sterk toenemende omzet. In 2009 verhuisde LG Electronics Benelux naar een groot nieuw kantoor in het Commerce Park in Amstelveen, net ten zuiden van Amsterdam, dat paste bij de ambities van het snel groeiende bedrijf. De SK groep is met SK Lubricants een van de grootste motoroliebedrijven in Korea sinds veertig jaar en is sinds


2010 gevestigd aan de Amsterdamse Zuidas. Dat geldt overigens ook voor de grote Koreaanse concurrent S-Oil. Het Amsterdamse World Trade Center, een triple A locatie voor (internationale) bedrijven ligt centraal aan die Zuidas. SK Lubricants wilde zich graag vestigen in de Amsterdam metropolitan area, gezien de gunstige locatie in Europa ten opzichte van een grote luchthaven, Schiphol, en een grote overslaghaven als die van Rotterdam. In die jaren dat het bedrijf hier nu gevestigd is, heeft het een stabiele groei doorgemaakt, met een stevige afzetmarkt in heel Europa. Ook Hyundai Glovis Co., een mondiaal logistiek bedrijf, onderdeel van Hyundai Kia Automotive Group, heeft kantoor gevonden aan de Zuidas in Amsterdam, evenals Danal, een telecom bedrijf, dat zich specialiseert in innovatieve toepassingen van de mobiele telefonie. Danal is vooral bekend van de ontwikkeling van een mobiele betalingsapplicatie en marktleider in eigen land. Om met de zeer snel groeiende markt mee te gaan, verbreedde Danal al snel zijn de horizon

en heeft, na een vesting in de Verenigde Staten ook een samenwerking gezocht met het Nederlands bedrijf, CS&F en vestigde zich in het World Trade Center. In het gebied rond Schiphol zijn ook een aantal, voornamelijk logistieke bedrijven gevestigd, als Pantos Logistics, Hanjin Shipping en Korean Air Cargo. Ook Korean Air houdt hier kantoor en biedt samen met de KLM directe vluchten aan naar Seoul. Een mooi voorbeeld op het gebied van R&D is de Europese vestiging van het biotech bedrijf Macrogen, een gespecialiseerd bedrijf waar belangrijke nieuwe DNAtechnieken worden ontwikkeld, die van mondiaal belang zijn. Inmiddels hebben meerdere Koreaanse bedrijven hun weg ook weten te vinden naar buurtstad Almere, een andere prettige vestigingslocatie op korte afstand van Amsterdam. Voor deze Koreaanse bedrijven en voor nieuwe bedrijven die zich willen vestigen in de Metropoolregio Amsterdam geldt dat ze voor advies en assistentie in het vestigingsproces contact kunnen opnemen met amsterdam inbusiness.

49



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.