Gods Koninkrijk De visie van het vroege Christendom
1. De eeuwige Koning
Ireneüs, Uiteenzetting 36 (2 Sam.7:12-16)
Hij vervulde ook de belofte aan David, want God had beloofd dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam een eeuwige koning zou doen opstaan, wiens Koninkrijk geen einde zou kennen. En Christus is deze koning, de Zoon van God, die de Mensenzoon werd, … die de Koning was over het huis van David, Wiens Koninkrijk geen einde zal kennen.
Ireneüs, Uiteenzetting 95
En de Zoon van God, die is, verafschuwden en veroordeelden zij, want ze kozen Barabbas, de rover die voor moord gevangen genomen was. En de eeuwige Koning wezen zij af, maar de tijdelijke keizer erkenden zij als hun koning.
Clemens 65.2
De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen en met ieder die waar dan ook geroepen is door God, en door Hem (Christus) door wie aan Hem (God) heerlijkheid zij, eer, kracht, majesteit en een eeuwige troon, Amen.
Ireneüs, Uiteenzetting 66
Samenvattend, dat de Zoon van God geboren moest worden, en op welke manier en waar Hij geboren zou worden, en dat de Christus de ene eeuwige Koning is, hebben de profeten dus verklaard.
2. De huidige Koning
Ireneüs, Uiteenzetting 52
Dat Christus dus voor de hele wereld Zoon van God is, dat Hij bij de Vader is, en al is Hij bij de Vader, dat Hij toch ook nabij en dicht verbonden aan de mensheid is, ook als Koning over alles, omdat de Vader alle dingen aan Hem onderworpen heeft, en Verlosser van hen die op Hem vertrouwen, dit soort zaken verklaren de Schriften.
Marteldood van Polycarpus 9.3 en 17.3
Toen de proconsul aandrong en zei ‘Spreek de eed uit, en ik zal je vrijlaten, beschimp Hem’, sprak Polycarpus: ‘zesentachtig jaar ben ik in zijn dienst, en Hij heeft mij nooit onecht aangedaan, hoe kan ik dan mijn Koning lasteren, die mij heeft gered? Want Hem aanbidden wij, omdat Hij de Zoon van God is, maar de getuigen hebben wij terecht lief als leerlingen en navolgers van de Heer, omwille van hun onvergelijkbare toewijding aan hun eigen Koning en Leraar.
Ireneüs, Uiteenzetting 56 (Jes.9:5-7) Nu wordt met: ‘De heerschappij rust op Zijn schouders,’ het kruis in beeldspraak aangehaald, waarop Hij werd vastgespijkerd. Want dat wat als een schande voor Hem werd en is, wat Hem betreft omwille van ons, over datzelfde kruis zegt hij dat het Zijn heerschappij is, een teken van Zijn Koningschap.
Barnabas 8.5,6
… want het Koninkrijk van Jezus is op het hout, en wie op Hem hopen, zullen leven tot in eeuwigheid. … omdat er in zijn Koninkrijk kwade en woelige dagen zullen zijn, waarin wij gered zullen worden.
3. De verwachte Koning
Ireneüs, Uiteenzetting 85 (Ps. 110)
Nu Hij opgewekt is uit de doden en verheven aan de rechterhand van de Vader, wacht Hij op de tijd die de Vader voor het vonnis heeft bepaald, wanneer alle vijanden onder Hem geplaatst zullen worden. … En de profeet David zelf zegt dit: ‘De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Zet u aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden uw voetbank maak.’’
Ireneüs, Uiteenzetting 57
Mozes zegt het in Genesis zo: (Gen. 49:10v) ‘Er zal geen prins in Juda ontbreken, of een leider uit zijn nageslacht, totdat Hij zal komen door Wie is wat blijft. En Hij zal de verwachting van de volkeren zijn! … Daarom is Hij ook de verwachting van de volkeren, van hen die op Hem hopen. Omdat wij van Hem verwachten dat Hij het Koninkrijk weer zal vestigen.
Clemens, 42.3
[De apostelen] dan, met de instructies die ze hadden ontvangen, vol vertrouwen door de opstanding van onze Heer Jezus Christus, en bevestigd in het geloof door het woord van God, trokken erop uit, vastberaden door de Heilige Geest, om te verkondigen dat het Koninkrijk van God op komst is.
Ireneüs, Uiteenzetting 61
Nu over de eenheid en harmonie van de verschillende soorten dieren (uit Jesaja 11) die van nature tegenover elkaar staan en elkaar vijandig gezind zijn. De oudsten zeggen dat het werkelijk zo zal zijn bij de komst van Christus, wanneer Hij over alles zal regeren.
4. Twee koninkrijken op gespannen voet
Viermaal in zijn brieven noemt Ignatius de duivel ‘de overste van deze wereld’
Barnabas 18.2.
De één [God] is Heer van eeuwigheid tot eeuwigheid, de ander [Satan] is overste van deze huidige wetteloze tijd.
Barnabas 4.13.
Laten we daarom oppassen dat we niet, relaxed als geroepenen, indommelen over onze zonden, zodat de slechte overste macht over ons krijgt en ons wegstoot uit het Koninkrijk van de Heer.
4. Koninkrijksmentaliteit
Brief van Polycarpus 2.1-2 1. Omgord u daarom, en dien God in ontzag en waarheid, en laat af van het lege gepraat en de dwaling van de massa, en geloof in Hem, die onze Heer Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt, en Hem heerlijkheid heeft gegeven, en een troon aan zijn rechterhand. Aan Hem is alles in de hemel en op de aarde onderworpen. Hem dient alles wat adem heeft, Hem, die komt als rechter van levenden en doden. God zal zijn bloed opeisen van wie niet in Hem geloven.
Brief van Polycarpus 2.1-2 2.2. Maar Hij, die Hem uit de doden heeft opgewekt, zal ook ons opwekken, als wij zijn wil doen en wandelen in zijn geboden en liefhebben wat Hij heeft liefgehad, ons onthouden van alle onrecht, bedrog, inhaligheid, kwaadsprekerij en vals getuigenis. Als we geen kwaad met kwaad vergelden, of smaad met smaad, slag met slag, of vloek met vloek.
Brief van Polycarpus 2.1-2 We denken immers aan wat de Heer heeft onderwezen: Oordeel niet, opdat jullie niet geoordeeld worden; vergeef, opdat jullie vergeven wordt; wees barmhartig, opdat jullie barmhartigheid worde betoond; de maat waarmee jullie meten, zal ook voor jullie gehanteerd worden; en zalig zijn de armen en die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk van God.