5 minute read

Finalisten Plant Manager of the Year 2023 bekend

Next Article
‘QU TES’

‘QU TES’

De finalisten van de Plant Manager of the Year 2023 zijn bekend. Dit jaar strijden Anne Arkenbout (Nobian), John van Olffen (Sabic), Charles de Wolff, (Huntsman) en Henk Bijma (Holland Malt) om de gerenommeerde titel. Tijdens Eemsdeltavisie op 16 mei in Delfzijl wordt de opvolger van Roel Jolling (Polyscope) bekendgemaakt.

De verkiezing van de Plant Manager of the Year wordt jaarlijks georganiseerd en is een initiatief van Industrielinqs in samenwerking met de VNCI, Votob en het Petrochem platform. Kandidaten komen uit de procesindustrie. Denk daarbij aan de energiesector, raffinage en de staal-, papier- en voedingsmiddelenindustrie. En natuurlijk de chemie, waarin de huidige Plant Manager of the Year Roel Jolling werkzaam is. De verkiezing draagt bij aan een positief imago van de Nederlandse procesindustrie door de inspanning en prestaties van plantmanagers te benoemen en te waarderen. De focus ligt hierbij op veiligheid, gezondheid, milieu, productiviteit, maatschappelijke betrokkenheid en duurzaamheid. Om dit voor het voetlicht te brengen, verschijnen er interviews met de genomineerden en de winnaar in Petrochem en Chemie Magazine. Ook wordt er van de finalisten een videoreportage gemaakt.

Advertisement

Teamprestatie

Een vakkundige jury beoordeelt de kandidaten onder andere op maatschappelijke betrokkenheid, leiderschap en communicatieve vaardigheden. Tijdens het congres Eemsdeltavisie 2023 op 16 mei presenteren de finalisten zich aan het publiek, dat ook mee kan stemmen in de zaal en via internet. Tijdens het evenement wordt ook de winnaar bekend gemaakt. In 2022 is Roel Jolling van Polyscope verkozen tot Plant Manager of the Year. De meeste finalisten en winnaars zien de nominatie en uitverkiezing als een teamprestatie. Daarom is er tijdens de verkiezing ook veel aandacht voor de medewerkers van de kandidaat.

Anne Arkenbout

De eerste uitdaging voor Anne Arkenbout als plantmanager bij Nobian in Delfzijl was het verder ontvlechten van het productieteam van de chloorfabriek van Nobian en dat van de MCA-fabriek van Nouryon in Delfzijl. Komend jaar kan ze zich met het team meer richten op innovatieve energieprojecten. ‘En daar heb je wel de juiste mensen voor nodig. Dat is misschien wel de grootste uitdaging.’

Arkenbout is sowieso erg trots op het team. ‘Als organisatie zijn we eigenlijk net weer opnieuw begonnen. En de organisatie is veel platter dan voorheen. Als ik zie hoe de medewerkers hun verantwoordelijkheden aanvaarden, dan kan ik daar alleen maar heel trots op zijn. En het geeft ook meteen een goede basis voor nieuwe projecten vanaf dit jaar.’

Henk Bijma

De mouterij van bierbrouwer Royal

Swinkels in de Eemshaven ondergaat een flinke upgrade. Swinkels sprak namelijk de ambitie uit de mouterij om te vormen tot de meest duurzame in zijn soort. Aan plantmanager Henk Bijma de taak om de grote verandering ook in de organisatie door te voeren.

Uiteindelijk profiteert de organisatie ervan als de verantwoordelijkheden lager in de organisatie liggen, stelt Bijma. ‘Zeker gezien de grote veranderingen waar we voor staan, zullen de teams nog meer moeten excelleren. Maar dat moet vooral uit hun intrinsieke motivatie komen. Ik vraag dan ook regelmatig waar mensen nu echt trots op zijn. Op die manier motiveer je mensen niet alleen om het beste uit zichzelf te halen, maar kan je ook zien waar ze het beste tot hun recht komen.’ strategieën waarin wij ons onderscheiden in de markt. Veel van de verbeteringen voor de grote fabrieken elders, beginnen hier.’

John van Olffen

Specialisatie en efficiëntie moeten de polyetheenfabrieken van Sabic in Geleen wereldwijd concurrerend houden. De kunst is om altijd voorop te blijven lopen in innovatie. Plantmanager John van Olffen: ‘Dat is voor ons een van de

Toen John van Olffen vier jaar geleden de volledige productie van polyetheen (PE) onder zich kreeg, zag hij al snel mogelijkheden voor een grote efficiëntieslag, het integreren van de volledige PE-organisatie. ‘Het was belangrijk om iedereen mee te nemen in het proces, door zichtbaarheid, communicatie en vooral veel te luisteren. Allemaal om de bezetting aan het roer te zetten van hoe de nieuwe organisatie er uit kan zien.’

Charles de Wolff

De dynamiek en het eigenaarschap haalden Charles de Wolff weer terug in de chemie, na een uitstapje naar de maakindustrie. Wel met nieuwe ervaring, onder andere op het gebied van standaardisering. Graag wil hij als area plantmanager bij Huntsman in de Rotterdamse haven nog meer uit de bestaande fabrieken halen. Digitalisering, de ‘skills van jonge gasten’ en de ‘drie L-en’ moeten hem daarbij helpen.

Ondanks alle mogelijkheden van de techniek blijven de mensen bij Charles de Wolff centraal staan. Zij kunnen zich als team continu verbeteren, in wisselwerking met de installaties. ‘Daarbij gebruik ik vaak de drie L-en. We moeten een leven lang blijven leren, het werk moet lonen en het mag vooral ook leuk zijn. En we moeten zeker onze successen vieren.’

Is het wel reëel om van bedrijven te verlangen dat zij zelf streven naar nul uitstoot, terwijl er tegelijkertijd grenswaardes worden gesteld die acceptabel worden geacht?

Spagaat

Het Europees Parlement stemde recentelijk vóór een belangrijk klimaatwetgevingspakket. Daarin zit onder andere een wet voor de verdere aanscherping van het emissiehandelsysteem, oftewel de handel in CO2-rechten. De aanscherping gaat zorgen voor minder rechten op de markt, waardoor de prijs van CO2-uitstoot hoger zal worden. Het doel is dat bedrijven worden gestimuleerd duurzamer te gaan produceren. Het aantal emissierechten moet in 2040 helemaal op nul staan met als ultieme doel om uiteindelijk alle emissie van CO2 te stoppen. Een mooi initiatief, maar dit systeem heeft als grote nadeel dat het een Europees initiatief is, waardoor het door de industrie beoogde level playing field geweld wordt aangedaan. Europese producten worden duurder dan producten uit andere regionen, hetgeen maar ten dele kan worden gecompenseerd.

Grenswaarde

Toch is er een noodzaak voor dit soort overheidsdruk. De Onderzoeksraad voor Veiligheid benadrukte dit ook recentelijk in het rapport Industrie en Omwonenden. De Raad beschrijft heel helder de spagaat waarmee we te maken hebben: ‘Bedrijven zijn onderdeel van de samenleving. Zij dragen bij aan werkgelegenheid en produceren middelen die we dagelijks gebruiken. Bedrijven zijn aan regels gebonden voor de veiligheid van hun producten en de productie daarvan. Dit is vastgelegd in de wet en het stelsel van normering van de toegestane emissie, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het doel van de wet- en regelgeving is de omwonenden te beschermen tegen de schadelijke effecten van de industrie. De Raad ziet dat de onderzochte bedrijven doorgaans zelf weinig initiatief nemen om hun uitstoot meer te beperken dan is toegestaan in de vergunning.’

Dat bedrijven focussen op de vergunde waardes is logisch. Een bedrijf is geen liefdadigheidsinstelling die voor producten en werkgelegenheid zorgt. Nee, het bestaansrecht van bedrijven is dat zij winst maken. Daarmee zijn zij ook de motor van de nationale economie, iets waar we allemaal van meeprofiteren. De focus op verlaging van de uitstoot verwatert dus zodra de afgesproken grenswaarde is bereikt. Dat doet mij terugdenken aan de colleges over stromingsleer: er is een drijvende kracht nodig om beweging te doen ontstaan. Er is dus ook een drijvende kracht nodig om verdere verlaging van de uitstoot teweeg te brengen. En precies dat is wat de Europese Unie nu doet.

Drijvende kracht

Maar is het wel reëel om van bedrijven te verlangen dat zij zelf streven naar nul uitstoot, terwijl er tegelijkertijd grenswaardes worden gesteld die acceptabel worden geacht? Want welk voordeel heb je als bedrijf om verder te gaan dan je buurman, die misschien de afgesproken grens nauwelijks haalt?

Probleem is echter dat het effect van bepaalde emissies pas na langere tijd duidelijk wordt. Zo wisten we aan het begin van de industriële revolutie ook nog niet dat dit tot klimaateffecten zou gaan leiden. En daarom is een onderdeel van het spel dat de overheid de grenzen af en toe aanscherpt. En ook dat benadrukt de Raad. Zij concludeert dat de huidige werkwijze met vergunningswaardes niet altijd voldoende is om te zorgen dat de blootstelling van omwonenden aan schadelijke uitstoot laag genoeg blijft. Dit komt natuurlijk mede doordat er te weinig kennis is wat die uitstoot voor gevolgen heeft in de omgeving. De Raad pleit, mijns inziens dan ook terecht, dat vaker en meer systematisch moet worden vastgesteld waaraan omwonenden precies worden blootgesteld en welke gezondheidsrisico’s dat met zich meebrengt. En dit is dan weer reden voor een nieuwe drijvende kracht voor verdere reductie. Want uiteindelijk willen we voor ons nageslacht een gezonde leefomgeving hebben, toch? Maar ja, we willen ook dat ze kunnen werken, een bloeiende economie hebben, dezelfde luxe producten, etc…

Aldewereld@gmail.com

This article is from: