26 minute read

Btw: wat is er nieuw in 2022?

1 januari brengt telkens een lading nieuwe en gewijzigde regels met zich mee. De btw vormt daarop geen uitzondering. Dit jaar vestigen wij de aandacht op de volgende nieuwe maatregelen: (1) de afschaffing van het attest van de afnemer voor de toepassing van het verlaagd tarief voor bepaalde werken in onroerende staat, (2) de afschaffing van de btw-vrijstelling bij vervoer dat verband houdt met de uitvoer van goederen buiten de Europese Unie en (3) de belastingheffing op, en de vrijstelling van btw voor bepaalde medische en paramedische prestaties.

1. Verlaagd tarief voor bepaalde werken in onroerende staat aan privéwoningen: afschaffing van het attest van de afnemer

Advertisement

1.1. Vóór 1 januari 2022

Om het verlaagd tarief te kunnen genieten voor bepaalde werken in onroerende staat, was een attest van de afnemer nodig waarin deze verklaarde dat een aantal voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief vervuld waren.

Dat attest was van cruciaal belang. Door het attest werd de dienstverlenende onderneming ontheven van haar aansprakelijkheid voor de juiste toepassing van het btw-tarief. Van alle voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief konden sommige elementen immers alleen door de afnemer zelf geattesteerd worden, zoals: de leeftijd van het gebouw, de beslissing om het gebouw na de uitvoering van de werken te gebruiken als privéwoning, of de hoedanigheid van de eindgebruiker.

Als – bovenop de voorwaarden die geattesteerd werden door de afnemer – niet aan alle voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief voldaan was (bijv. op het vlak van de aard van de werken – zwembad, sauna, schoonmaak, enz.), bleef de aannemer aansprakelijk.

De verantwoordelijkheid voor de juiste toepassing van het btw-tarief werd dus gedeeld tussen de aannemer en zijn klant.

Er bestond echter geen gestandaardiseerd attest en het administratief beheer ervan was soms bijzonder omslachtig: soms was er geen attest of ontbrak er informatie, de papieren formulieren moesten bewaard worden, enz.

1.2. Vanaf 1 januari 2022 Vermelding op de factuur

Met ingang van 1 januari 2022 voorziet de wetgeving in de vervanging van de attesten van de afnemers door een uitdrukkelijke vermelding op de facturen van de aannemers1 .

De vervanging van de attesten van de afnemers door een passende verklaring op de facturen heeft met name betrekking op de volgende situaties van tabel A van het koninklijk besluit nr. 20:

• rubriek XXXI: Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen

• rubriek XXXII: Privéwoningen voor gehandicapten

• rubriek XXXIII: Instellingen voor gehandicapten, en

• rubriek XXXVIII: Renovatie en herstel van privéwoningen (Omvorming, renovatie, rehabilitatie, verbetering, herstelling of onderhoud, met uitsluiting van reiniging, van het geheel of een deel van een woning).

Bijgevolg moeten de uitdrukkelijke vermeldingen op de facturen van de ondernemingen voldoen aan verschillende eisen, naargelang de situatie. De facturen moeten dus aangepast worden, onder meer wat de vermelding van de leeftijd van de woning betreft, de bestemming ervan, de specifieke voorwaarden, enz.

Als voorbeeld citeren wij hierna de formulering die in het kader van rubriek XXXI (‘Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen’) op de facturen moet worden gebruikt ter vervanging van het attest van de afnemer:

Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste vijftien jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is vervuld, zal het normale btw-tarief van 21% van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.

De uitdrukkelijke vermeldingen, aangepast aan de specifieke situaties van de toepasselijke rubrieken van tabel A van het koninklijk besluit nr. 20, moeten systematisch opgenomen worden op de facturen die aan de klanten worden uitgereikt. Ongeacht of die facturen betrekking hebben op eenzelfde werf, dan wel op verschillende werven. Met dien verstande dat de voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief per werf vervuld moeten worden.

Ontheffing van aansprakelijkheid

Bovendien verduidelijkt de wet: Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in ... (n.v.d.r. wettelijke bepalingen) bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig ... (n.v.d.r. de wettelijke bepalingen)2 .

Overgangstermijn

De wetteksten voorzien in een overgangsperiode van zes maanden, waarin men nog gebruik kan maken van de vroegere attesten van de afnemers. Die termijn is bedoeld om de aannemers tot 30 juni 2022 de gelegenheid te geven om hun interne procedures aan te passen, onder meer op het vlak van facturering.

2. Afschaffing van de btw-vrijstelling voor vervoer dat rechtstreeks verband houdt met uitvoer

2.1. Belgische wetgeving

Artikel 41, §1, 3° van het Btw-Wetboek3 bepaalt dat van btw zijn vrijgesteld: diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen vanuit België of vanuit een andere lidstaat buiten de Gemeenschap. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 146, 1, e) van de Europese Facturatierichtlijn (richtlijn 2006/112/EG)4 .

2.2. Europees Hof van Justitie

In zijn arrest C-288/165 oordeelde het Hof van Justitie dat de vrijstelling die van toepassing is op een vervoer van goederen dat rechtstreeks verband houdt met uitvoer, alleen kan worden toegepast in de rechtstreekse relaties tussen (enerzijds) de vervoerder en (anderzijds) de afzender of ontvanger van de uit te voeren goederen. België past de vrijstelling echter ook toe op de vervoerdiensten die door onderaannemers worden verricht.

2.3. Standpunt van de administratie

Door een combinatie van Circulaire 2021/C/966 en Circulaire 2021/C/1017 verduidelijkt de administratie nu dat ze zich voegt naar bovengenoemd arrest van het Europees Hof, maar dat ze uitstel verleent voor de restrictieve toepassing ervan. Terwijl in Circulaire 2021/C/96 de beperkte reikwijdte van de vrijstelling wordt beschreven en er wordt bepaald dat het nieuwe regime in werking treedt op 1 januari 2022, wordt de toepassing ervan in de latere Circulaire 2021/C/101 uitgesteld tot 1 april 2022, om de betrokken belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden zich in regel te stellen.

2.4. Voor welke afzenders of ontvangers?

Voortaan is de vrijstelling van vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen uitsluitend van toepassing op de relaties tussen de vervoerder enerzijds, en de afzender of de ontvanger van de goederen anderzijds. Concreet kan de afzender of ontvanger hier zijn:

• de verkoper of de koper van de uit te voeren goederen

• de eigenaar, de huurder of de ontlener van de uit te voeren goederen

• de maakloonwerker die goederen uitvoert om ze een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te laten ondergaan

• de persoon die goederen uitvoert die hij op zicht, op proef of in consignatie had ontvangen, of

• de persoon die goederen wederuitvoert nadat ze door hem zijn hersteld, bewerkt, verwerkt of aangepast.

Als een dienstverrichter het vervoer na 31 maart 2022 uitbesteedt, kan de factuur dus niet meer vrijgesteld worden van btw op grond van artikel 41, §1, 3°, van het Btw-Wetboek.

3. Belastingheffing op en vrijstelling voor (para)medische diensten

3.1. Vanaf 1 januari 2022 3.1.1. Beroepsbeoefenaars volgens artikel 44 van het Btw-Wetboek

De vrijstelling van artikel 44, §1 van het Btw-Wetboek8 voor personen die, in het kader van hun beroep of praktijk, medische verzorging verrichten9, luidt vanaf 1 januari 2022 zoals hierna wordt beschreven. De titels ‘Eerste categorie’ en ‘Tweede categorie’, die hier worden gebruikt, komen als zodanig niet voor in de wet, maar wij gebruiken ze om de twee groepen beroepsbeoefenaars beter van elkaar te kunnen onderscheiden, aangezien de toepassing van de vrijstelling voor beide groepen op andere criteria berust.

3.1.2. Eerste categorie van beroepsbeoefenaars

§ 1: Van de belasting zijn vrijgesteld, de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk:

1° de beoefenaars van één van de beroepen bedoeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en de beoefenaars van de praktijken bedoeld in artikel 2, §1, 2°, tweede lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen10;

(...) De vrijstelling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel’11 .

3.1.3. Tweede categorie van beroepsbeoefenaars

§ 1: Van de belasting zijn vrijgesteld, de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk:

2° de beoefenaars van andere beroepen of praktijken dan bedoeld in de bepaling onder 1° wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn: a) ze zijn houder van een certificaat afgeleverd door een instelling erkend door een bevoegde overheid van het land waar die instelling gevestigd is; b) ze beschikken op basis van dit certificaat over de noodzakelijke kwalificaties om medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is om soortgelijk te zijn aan die aangeboden door de beroepsbeoefenaars bedoeld in de bepaling onder 1°.

De beoefenaars van de in het eerste lid, 2°, bedoelde beroepen of praktijken doen een aan de toepassing van die vrijstelling voorafgaande kennisgeving aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde. De Koning bepaalt de praktische modaliteiten van die verplichting met betrekking tot de indiening van die kennisgeving en de vermeldingen die ze bevat.

De vrijstelling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel’12 .

3.1.4. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging

In de versie die van toepassing is vanaf 1 januari 2022 luidt artikel 44, §2 van het Btw-Wetboek als volgt voor wat de vrijstelling van btw betreft in inrichtingen die medische verzorging verstrekken:

Van de belasting zijn eveneens vrijgesteld [de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk]:

(...) de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging alsmede de diensten en de leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen, verricht door ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, klinieken en dispensaria.

Deze vrijstelling is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel. De diensten en leveringen van goederen zijn uitgesloten van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling in de volgende gevallen: a) wanneer zij niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; b) wanneer zij in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen die worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen13 .

3.2. Commentaar

3.2.1. Circulaire 2021/C/114

De omvangrijke Circulaire 2021/C/11414 is gewijd aan de vrijstelling van de (para)medische diensten vanaf 1 januari 2022. Naast de wetgevende motiveringen worden in deze circulaire iets minder dan veertig (para)medische handelingen die al dan niet voor de vrijstelling in aanmerking komen, ontleed en worden een veertigtal activiteiten onder de loep genomen. We komen erop terug in onze rubriek ‘Gerichte toepassingen’ op het einde van dit artikel.

3.2.2. Twee basisvoorwaarden voor vrijstelling

Het gewijzigde vrijstellingsregime voor de (para)medische sector is bedoeld om onze wetgeving in overeensteming te brengen met het arrest nr. 194/201915 van het Grondwettelijk Hof van 5 december 2010 en met de vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie.

Om deze vrijstellingen te kunnen toepassen vanaf 1 januari 2022, moeten de twee basisvoorwaarden inzake het toepassingsgebied worden onderzocht:

• het materiële toepassingsgebied, dus de aard van de verstrekte diensten; en

• het personele toepassingsgebied, wat slaat op de hoedanigheid van de dienstverstrekkers.

3.2.3. Aard van de verstrekte diensten

Wat het materiële toepassingsgebied betreft, geldt de btw-vrijstelling voor de diensten van medische verzorging alleen nog voor de diensten met een therapeutisch doel. Dit geldt zonder onderscheid, zowel bij medische verzorging verstrekt binnen, als buiten het kader van een ziekenhuisopname.

Op dit punt beperkt de wetgever het vroegere regime, waar er enkel geen vrijstelling was voor ingrepen en behandelingen van esthetische aard. De onderwerping aan de btw was bovendien niet in alle gevallen van toepassing.

Wat het materiële toepassingsgebied van artikel 44, §1, 1°, eerste lid van het Btw-Wetboek betreft, waren onder de vorige wet de dienstverrichtingen van artsen, tandartsen en kinesitherapeuten meestal vrijgesteld van btw. De vrijstelling was niet van toepassing op de diensten van esthetische aard en daaronder verstond de wetgever de ingrepen en behandelingen die:

• niet waren opgenomen op de lijst van nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, of

• wel in de nomenclatuur waren opgenomen, maar niet beantwoordden aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor terugbetaling.

Vanaf 1 januari 2022 krijgen álle ingrepen en behandelingen die louter esthetisch van aard zijn het karakter van belastbare handeling, wat ook de omstandigheden zijn waarin die prestaties worden verricht. Het doet er niet toe wat de hoedanigheid is van de dienstverrichter – arts of niet –, of de prestaties al dan niet zijn opgenomen op de lijst van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, of dat de prestaties al dan niet in aanmerking komen voor terugbetaling.

De ‘medische verzorging’ moet een therapeutisch doel hebben, zonder dat het therapeutische doel bijzonder strikt moet worden opgevat. Ingrepen van esthetische chirurgie en behandelingen die esthetisch van aard zijn, vallen slechts onder het begrip ‘medische verzorging’ wanneer die diensten tot doel hebben een diagnose te stellen van ziektes of gezondheidsproblemen, die te behandelen of te genezen, dan wel de gezondheid van de mens te beschermen, te behouden of te herstellen.

De louter esthetische ingrepen die alleen tot doel hebben het fysieke voorkomen te verfraaien of te verbeteren, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling. In dat verband is de louter subjectieve opvatting van de persoon die de ingreep ondergaat, over het al dan niet esthetische karakter van de ingreep, niet bepalend voor de beoordeling van het therapeutische doel. Dat een dergelijke ingreep wordt verricht door een gekwalificeerd medisch deskundige of dat het doel ervan door een beroepsbeoefenaar wordt bepaald, zijn wel relevant voor de notie ‘medische verzorging’.

Deze regels vormen voortaan de grondslag van de btw-vrijstelling in de hele Europese Unie. Alle andere criteria die door de nationale wetgevers werden ingevoerd en die de toepassing van de vrijstelling zouden beperken of uitbreiden, zijn niet toelaatbaar. In België is het dus formeel verboden om nog te verwijzen naar de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Het materiële toepassingsgebied geldt ongeacht de plaats waar de diensten worden verstrekt, binnen of buiten een ziekenhuis.

3.2.4. Hoedanigheid van de dienstverstrekkers

De wet breidt de eerder bestaande vrijstelling uit, in de mate dat die vrijstelling voortaan niet meer exclusief wordt voorbehouden aan de gereglementeerde (para)medische beroepen. Ook de beroepsbeoefenaars die door een adequate opleiding geacht kunnen worden een equivalent kwaliteitsniveau te bereiken, komen in aanmerking voor de vrijstelling. Vanaf 1 januari 2022 is de vrijstelling namelijk van toepassing op de volgende twee categorieën van beoefenaars van (para)medische beroepen:

• beoefenaars van gereglementeerde (para)medische beroepen (‘Eerste categorie’); en

• beoefenaars van andere dan gereglementeerde (para-) medische beroepen (‘Eerste categorie’) met inachtneming van de vereiste kwalificaties (hierna ‘Tweede categorie’).

Wat het personele toepassingsgebied van de btw-vrijstelling betreft, bevat de wet vanaf 1 januari 2022 geen wijzigingen op het vlak van medische verzorging in het kader van een ziekenhuisverpleging.

3.2.5. Eerste categorie – Beroepen gereglementeerd door de wet van 10 mei 2015

Wat de eerste categorie betreft, geldt de vrijstelling in de eerste plaats voor de beoefenaars van één van de beroepen bedoeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen16. De in die wet bedoelde beroepen maken het voorwerp uit van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, en hun beroepsbeoefenaars moeten erkend worden door de minister voor Volksgezondheid of door een door hem gemachtigd ambtenaar. Die erkenning is onderworpen aan strikte criteria.

De wet van 10 mei 2015 is van toepassing op de volgende gereglementeerde beroepen:

• artsen, tandartsen en apothekers

• kinesisten

• verpleegkundigen

• vroedvrouwen

• hulpverlener-ambulanciers

• klinische psychologen en orthopedagogen, en

• beoefenaars van de paramedische beroepen bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juli 200917, met name de volgende praktijken en technieken:

– apothekersassistentie

– audiologie

– bandage

– orthese en prothese

– diëtetiek

– ergotherapie

– medische laboratoriumtechnologie

– logopedie – oogzorg

– podologie

– medische beeldvorming

– vervoer van patiënten (met uitsluiting van het dringend personenvervoer na een oproep via het eenvormig oproepstelsel), en

– mond- en tandzorg.

Alleen de praktijken en technieken die ook voldoen aan de voorwaarde van materiële toepassing van de vrijstelling, kunnen worden vrijgesteld.

Voor al deze beroepsbeoefenaars bestaat er, op grond van de strikte reglementaire omkadering, een wettelijk vermoeden dat die personen geacht worden over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is om de bescherming van de gezondheid van de patiënten te kunnen garanderen.

3.2.6. Eerste categorie – Beroepen gereglementeerd door de wet-Colla

Nog steeds binnen de eerste categorie, omvat de vrijstelling ook de beroepen die specifiek gereglementeerd werden door de wet-Colla van 29 april 199918. Die wet heeft tot doel een veilige toegang te garanderen tot kwalitatief hoogstaande, niet-conventionele medische verzorging. De wet definieert de niet-conventionele praktijken als: het gewoonlijk verrichten van handelingen die tot doel hebben de gezondheidstoestand van een menselijk wezen te bevorderen en/of te bewaken.

De wet is op dit ogenblik van toepassing op de homeopathie, chiropraxie, osteopathie en acupunctuur. Uitbreiding naar andere activiteiten is mogelijk.

De uitoefening van deze praktijken moet bovendien het voorwerp uitmaken van een registratie.

Homeopaten

In de huidige stand van de wetgeving is slechts één van de vier bovengenoemde beroepen afdoende gereglementeerd: de homeopathie. Alle beoefenaars van de homeopathie die toelating hebben om in België hun praktijk uit te oefenen, genieten dus vrijstelling van btw. Zij worden geacht over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om een medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is.

Chiropractors, osteopaten en acupuncturisten

Voor deze beoefenaars, van wie het beroep nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van uitvoeringsmaatregelen, is het aan de administratie om de vrijstellingsvoorwaarden te bepalen. Die formuleerde de volgende criteria:

Eerste criterium: lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie:

• Chiropractors, osteopaten en acupuncturisten die zijn aangesloten bij een door de Raad van State erkende beroepsorganisatie, worden geacht over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om btw-vrijstelling te genieten.

De erkende beroepsorganisaties worden opgesomd onder puntje 4.2.1.2. van Circulaire 2021/C/114.

Tweede criterium: geen lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie:

• Chiropractors-, osteopaten- en acupuncturisten-beoefenaars die niet bij een beroepsorganisatie zijn aangesloten, kunnen de vrijstelling genieten indien ze voldoen aan de specifieke criteria die worden vermeld in hetzelfde puntje 4.2.1.2 van de circulaire. Voor een chiropractor: opleiding geaccrediteerd door de ECCE (European Council on Chiropractic Education) of CCEI (Councils on Chiropractic Education International). Voor een osteopaat: diploma CEN-standaard NBN 16686. Voor een acupuncturist-arts: opleiding van minimaal van 192 uur. Voor een acupuncturist die geen arts is: diploma verpleegkunde, kinesitherapie, tandarts of vroedvrouw, plus een passende opleiding van minimaal 1.500 uren, plus stage, plus scriptie, enz.

Voor wie aan geen van de bovenvermelde criteria voldoet:

• Osteopaten, chiropractors en acupuncturisten die niet aan de hiervoor vermelde criteria voldoen, kunnen een verzoek tot vrijstelling indienen bij de centrale diensten van de btw.

3.2.7. Tweede categorie – Niet-gereglementeerde beroepen

De tweede categorie die vanaf 1 januari 2022 vrijstelling van btw geniet, bestaat uit de beoefenaars van de andere medische en paramedische beroepen die niet als zodanig gereglementeerd zijn. D.w.z. de beroepen waarvoor er geen wettelijk of reglementair kader bestaat.

De btw-vrijstelling wordt hier toegekend voor zover de beroepsbeoefenaars over de vereiste kwalificaties beschikken en bepaalde voorwaarden vervuld zijn. De wet legt vanaf 1 januari 2022 de volgende cumulatieve voorwaarden op:

• De betrokkene is houder van een certificaat dat werd afgeleverd door een instelling die erkend is door de bevoegde overheid van het land waar de instelling is gevestigd.

• En de Algemene Administratie van de Fiscaliteit erkent op basis van dat certificaat dat hij over de noodzakelijke kwalificaties beschikt om medische verzorging te verlenen.

Het gaat met name om personen die in het bezit zijn van een diploma, certificaat of ander attest dat werd afgegeven door een universiteit, een hogeschool of enige andere Belgische of buitenlandse onderwijsinstelling die is erkend door de bevoegde autoriteiten en waaruit blijkt dat de betrokkene over de nodige kwalificaties beschikt.

Hoewel bovengenoemd arrest van het Grondwettelijk Hof19 werd gewezen op basis van verzoeken tot nietigverklaring die werden ingesteld door de beroepsorganisaties van chiropractors en osteopaten, moet er niettemin worden vanuit gegaan dat dit arrest een ruimere draagwijdte heeft dan alleen deze beroepen, en het ook andere therapeutische praktijken met de vereiste kwalificaties beoogt.

In België behaalde certificaten

Voor de in België behaalde certificaten worden de volgende graden in aanmerking genomen – ongeacht of ze overeenkomen met een titel die werd afgeleverd door het voltijds hoger onderwijs of specifiek zijn voor het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie:

• Hoger onderwijs: – getuigschrift van hoger onderwijs, – bachelor of bachelor-na-bachelor, en – master of master-na-master.

• Secundair onderwijs: – diploma.

De deelcertificaten die in het onderwijs voor sociale promotie worden afgeleverd naar aanleiding van het slagen voor een leermodule, worden niet als vereiste certificaten beschouwd.

Voor andere, niet hierboven genoemde types van certificaten kan een verzoek worden ingediend bij de centrale diensten van de btw.

Rekening houdende met de hiervoor vermelde voorwaarden, blijkt dat in ons land momenteel drie beroepen onder de tweede categorie vallen:

• psychomotorisch therapeut;

• medische of gespecialiseerde voetzorg;

• psychologisch consulent.

Indien andere beroepen aan de voormelde voorwaarden voldoen, kunnen hun beroepsbeoefenaars een update van deze lijst voorstellen aan de centrale diensten van de btw.

Beroepsbeoefenaars die hun certificaat binnen een erkende Belgische instelling hebben behaald, worden behoudens tegenbewijs vermoed over de vereiste kwalificaties te beschikken.

Buitenlandse certificaten

Buitenlandse certificaten moeten worden afgeleverd door een instelling die erkend is door een bevoegde overheid van het land waar die instelling is gevestigd. Ze moeten betrekking hebben op het beroep van psychomotorisch therapeut, medische voetzorg, psychologisch consulent of enig ander beroep dat volgens de eerder vermelde procedure aan die lijst zou worden toegevoegd. Het certificaat is een garantie voor de kwaliteit van de opleiding en dus, onrechtstreeks, ook voor de kwaliteit van de verrichte prestaties.

Enkel de buitenlandse certificaten die als gelijkwaardig worden beschouwd met de overeenstemmende Belgische certificaten bieden een voldoende garantie voor de kwaliteit van de prestatie.

Voorafgaande kennisgeving

De beoefenaars van de beroepen of praktijken van deze tweede categorie moeten, voorafgaand aan de toepassing van de vrijstelling, een verklaring bezorgen aan de administratie. Dat stelt de administratie in staat om een overzicht bij te houden van de verschillende opleidingen en certificaten op basis waarvan die beoefenaars over de noodzakelijke kwalificaties beschikken. De verklaring wordt per mail bezorgd, op volgend adres: VAT.medcare.exemption@minfin.fed.be.

Ze bevat de volgende vermeldingen: 1. de naam of de maatschappelijke benaming van de beoefenaar 2. het adres van de administratieve of maatschappelijke zetel 3. een elektronisch adres, met inbegrip van de websites, en een telefoonnummer 4. in voorkomend geval, het btw-identificatienummer 5. de officiële of gebruikelijke benaming van het beroep of de praktijk, en een nauwkeurige beschrijving ervan 6. de benaming van het certificaat bedoeld in puntje 5°, het jaar waarin het certificaat werd uitgereikt en de volledige identificatiegegevens van de instelling die het certificaat heeft uitgereikt; 7. een samenvatting van het academisch programma van het in puntje 6° bedoelde certificaat, met inbegrip van de lijst van de gevolgde vakken en het aantal gevolgde lesuren 8. elk bijkomend element waaruit de beroepservaring blijkt of de voltooiing van een opleiding die nuttig is voor de uitoefening van het beroep of de praktijk als bedoeld in puntje 5°.

In voorkomend geval wordt een kopie bijgevoegd van een vertaling in één van de landstalen of in het Engels. De vertaling moet gemaakt zijn door een beëdigd vertaler.

Beoefenaars van (para)medische beroepen of praktijken die onder een wettelijk of reglementair kader vallen (eerste categorie), moeten deze verklaring niet indienen.

3.2.8. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging

Wat het personele toepassingsgebied betreft van de btw-vrijstelling voor medische verzorging die in het kader van een ziekenhuisverpleging wordt verstrekt, bevat de wet geen wijzigingen.

De leveringen van goederen en diensten zijn wel uitgesloten van de vrijstelling inzake ziekenhuisverpleging en medische verzorging. Net als de handelingen die nauw samenhangen met de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging en die verricht worden door publiekrechtelijke lichamen of die – onder vergelijkbare sociale voorwaarden – verricht worden door ziekenhuizen, centra voor medische verzorging of diagnostische centra, alsmede door andere, naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard, als die nauw samenhangende handelingen:

• niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen;

• in hoofdzaak ertoe strekken extra opbrengsten te verschaffen aan de instelling door de uitvoering van handelingen die verricht worden in rechtstreekse mededinging met aan de btw onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.

Beide uitzonderingen op de vrijstellingsregeling waren niet opgenomen in de vorige versie van de wet. De uitzonderingen zijn bovendien niet cumulatief. Voldoen aan één van beide excepties volstaat al om de vrijstelling te verliezen.

3.3. Gerichte toepassingen 3.3.1. Niet-limitatieve lijst van handelingen met of zonder therapeutisch doel

In puntje 3.3 onderzoekt Circulaire 2021/C/114 iets minder dan veertig handelingen om te bepalen of ze al dan niet een therapeutisch doel hebben. Achttien daarvan voldoen aan deze voorwaarde, die mee bepalend is voor de vrijstelling. Negentien ervan wijken af, waardoor die handelingen onderworpen zijn aan de btw.

3.3.2. Medische beroepen

Puntje 4.4.1. van Circulaire 2021/C/114 gaat uitvoerig in op de medische beroepen. Ook veel medische handelingen worden onderzocht om uit te maken of er vrijstelling of belastingheffing is.

De circulaire heeft het met name over de volgende negen medische beroepen:

• arts

• tandarts (alle beroepstitels, met inbegrip van orthodontisten en parodontologen)

• kinesist

• klinisch psycholoog en orthopedagoog

• verpleegkundige

• zorgkundige

• vroedkundige

• hulpverlener-ambulancier, en

• apotheker.

3.3.3. Paramedische beroepen

De twaalf paramedische beroepen, waarvan de chronologische lijst hieronder is weergegeven, worden in detail besproken onder puntje 4.4.2. van de circulaire: • ambulancier niet dringend patiëntenvervoer

• audioloog en audicien

• bandagist, orthesist en prothesist

• diëtist

• ergotherapeut

• farmaceutisch-technisch assistent

• logopedist

• medisch laboratoriumtechnoloog

• mondhygiënist

• orthoptist

• podoloog, en

• technoloog medische beeldvorming.

3.3.4. Andere beroepen of praktijken

In puntje 4.4.3. van Circulaire 2021/C/114 worden acht ‘andere beroepen en praktijken’ onder de loep genomen:

• tabakoloog

• osteopaat

• chiropractor

• homeopaat

• acupuncturist

• psychomotorisch therapeut

• gespecialiseerd voetverzorger, en

• psychologie-assistent.

3.3.5. Andere activiteiten

In puntje 4.4.4. van de circulaire komen nog de volgende ‘andere activiteiten’ aan bod:

• het geven van voordrachten en schrijven van publicaties

• de vergoeding voor stand-by of wachtvergoeding, en

• de no show fee (d.i. een vergoeding van de patiënt voor het niet-tijdig annuleren van de afspraak).

3.3.6. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging

Puntje 5.4.3. van de circulaire bevat de hiernavolgende voorbeelden voor de toepassing van de vrijstelling of belastingheffing in geval van een hospitalisatie.

Vrijgestelde handelingen

De volgende handelingen worden aangemerkt als nauw samenhangend met de ziekenhuisverpleging en medische verzorging, en kunnen dus onder de vrijstelling vallen:

• het verstrekken van spijzen en dranken aan ziekenhuispatiënten (inclusief daghospitalisatie)

• het verstrekken van genees- en verbandmiddelen aan ziekenhuispatiënten (inclusief daghospitalisatie)

• het ter beschikking stellen van kamers en met de huisvesting verband houdende diensten aan ziekenhuispatiënten (inclusief daghospitalisatie), en

• de monsterneming en de overdracht van het monster naar een gespecialiseerd laboratorium als het stellen van de diagnose een therapeutisch doel dient (deze handelingen worden namelijk beschouwd als handelingen die nauw samenhangen met de analyse).

Belastbare handelingen

De volgende zes handelingen in het kader van ziekenhuisverpleging blijven onderworpen aan de btw:

• de terbeschikkingstelling tegen betaling van internet, een televisie of telefoon in de kamer van een patiënt

• de verkoop van andere dranken dan die welke in de opnamekamer en voor eigen gebruik van de patiënt worden verstrekt;

• de terbeschikkingstelling tegen betaling van een parkeerplaats aan patiënten, bezoekers of werknemers van het ziekenhuis

• kappers- of manicurediensten die tegen betaling verricht worden voor patiënten tijdens hun verblijf in het ziekenhuis, behoudens onco-esthetiek

• het verstrekken van maaltijden en kamers aan de begeleiders van patiënten, behoudens wanneer die prestaties onontbeerlijk zijn voor het bereiken van de therapeutische doelstellingen van de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging (dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de in het ziekenhuis opgenomen persoon een minderjarige is), en

• het uitbaten van een drank- of eetgelegenheid (ook wanneer patiënten hiervan gebruikmaken).

Yvon Colson

Onafhankelijke ITAA-auteur

Administratie verduidelijkt btw-regeling medische beroepen aan ITAA

Op vraag van uw beroepsintituut heeft de minister van Financiën op 4 februari nog enkele elementen uit de nieuwe btwregeling nader toegelicht:

• Nieuwe btw-regelgeving (para-)medische beroepen: bericht fiscale administratie, en

• (Para-)Medische beroepen: verduidelijkingen over de btw-identificatie.

Klik op de bijgevoegde linken voor meer informatie of surf naar onze ITAA-website: www.blogitaa.be.

1 Wet van 27 december 2021 houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021 (hoofdstuk 12); Err. B.S. 10 februari 2022; en koninklijk besluit van 27 december 2021 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 4, 6, 10, 19 en 22 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021; en Err. B.S. 10 februari 2022.

2 Rubriek XXXI, §1, tweede lid, rubriek XXXII, §1, tweede lid, rubriek XXXIII, tweede lid en rubriek XXXVIII, §1, tweede lid van tabel A van Btw-KB nr. 20.

3 Art. 41, §1, 3° WBTW.

4 Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb. L347, 11 december 2006.

5 HvJ 29 juni 2017, nr. C-288/16, „L.Č.” IK tegen Valsts ieņēmumu dienests.

6 Circ. 2021/C/96 betreffende de btw-vrijstelling voor vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met een uitvoer van goederen, 27 oktober 2021.

7 Circ. 2021/C/101 betreffende de btw-vrijstelling voor vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met een uitvoer van goederen. Addendum bij Circulaire 2021/C/96, 22 november 2021.

8 Art. 44, §1, WBTW.

9 Wet van 11 juli 2021 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de vrijstelling van de belasting inzake medische verzorging betreft, B.S. 20 juli 2021; en koninklijk besluit van 27 december 2021 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 4, 6, 10, 19 en 22 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021.

10 Art. 44, §1, 1°, eerste lid WBTW. 1

1 Art. 44, §1, 1°, derde lid WBTW.

12 Art. 44, §1, 2° WBTW.

13 Art. 44, §2, 1°, a) WBTW.

14 Circ. 2021/C/114 betreffende de vrijstelling van de belasting inzake medische verzorging verricht door bepaalde personen en inzake ziekenhuisverpleging, 20 december 2021.

15 GwH 5 december 2010, nr. 194/2019.

16 Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, B.S. 18 juni 2015. 17 Koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van de paramedische beroepen, B.S.

17 augustus 2009.

18 Wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, B.S. 24 juni 1999.

19 GwH 5 december 2019, nr. 194/2019.

This article is from: