12 minute read

Fiscale maatregelen uit de wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen

13

Fiscale maatregelen uit de wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen

Advertisement

In het Belgisch Staatsblad van 30 november 2022 werd de ‘wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen’ 1 gepubliceerd. Deze bijdrage geeft een overzicht van de fiscale bepalingen uit deze wet.

Interestvoeten voor fiscale nalatigheids- en moratoriuminteresten

Sinds 1 januari 2018 worden de interestvoeten voor de nalatigheids- en moratoriuminteresten in de inkomstenbelastingen jaarlijks bepaald (artikels 414, §1 en 418 van het WIB 1992). De berekeningswijze wordt nu opgenomen in artikel 2, §2/1, eerste lid, 1° van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest en het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 verwijst voortaan naar die wet. De tarieven van de interesten zijn in 2023 dezelfde als in 2022. Voor nalatigheidsinteresten bedraagt de interestvoet 4%; als de fiscus moratoriuminteresten moet betalen, dan worden die berekend tegen 2%. Deze interestvoeten gelden ook inzake diverse rechten en taksen (gewijzigd artikel 204/3 van het WDRT, dat ook naar artikel 2, §2/1, eerste lid, 1° van de wet van 5 mei 1865 verwijst).

Inzake btw bedroeg het tarief voor zowel de nalatigheids- als moratoriuminteresten inzake btw tot nu toe 9,6% per jaar (artikel 91, §1, 1° en §3 van het WBTW), en uitzonderlijk 7%. Voortaan worden de interestvoeten inzake btw ook jaarlijks bepaald. Het Btw-Wetboek verwijst daarvoor ook naar artikel 2, §2/1, eerste lid, 1° van de wet van 5 mei 1865, maar de tarieven zijn wel vier procentpunten hoger dan inzake inkomstenbelastingen (gewijzigd artikel 91 van het WBTW). In 2023 worden de btw-nalatigheidsinteresten dus berekend tegen 8% en de btw-moratoriuminteresten tegen 6%.

Merk op dat de berekening van de interestvoeten volgens artikel 2, §2/1, eerste lid, 1° van de wet van 5 mei 1865 enkel geldt voor de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en de daarmee verbonden administratieve sancties waarvan de inning, de terugbetaling of de invordering verzekerd wordt door de FOD Financiën, met uitzondering van de gewestelijke belastingen bedoeld in artikel 3 van de bijzondere financieringswet. Voor andere fiscale schuldvorderingen is de interestvoet 7% (artikel 2, §2 van de wet van 5 mei 1865).

Inwerkingtreding: 1 januari 2023.

Vrijstellingen

Het Vlaamse Gewest heeft met een decreet van 20 mei 2022 een jobbonus ingevoerd. De federale wetgever stelt deze jobbonus nu vrij van personenbelasting (nieuw artikel 38, §1, 36° van het WIB 1992). Daarnaast wordt de vrijstelling van een gedeelte van de vergoedingen van de vrijwillige ambulanciers uitgebreid door de schrapping van de voorwaarde dat die vrijstelling slechts van toepassing is in gevallen van dringende geneeskundige hulpverlening (gewijzigd artikel 38, §1, 12° van het WIB 1992). Tot slot geldt de vrijstelling van vergoedingen die als coronasteunmaatregelen door gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeentes werden toegekend, nu tot 30 juni 2022 in plaats van tot 31 maart 2022 (gewijzigd artikel 6, tweede lid, derde streepje van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie).

Inwerkingtreding: De vrijstelling geldt voor de jobbonussen betaald of toegekend vanaf het belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met aanslagjaar 2023. De andere wijzigingen gelden vanaf 1 januari 2023 voor de vergoedingen van de vrijwillige ambulanciers en vanaf 1 april 2022 voor de coronasteunmaatregelen

Inschepingstaks

Sinds 1 april 2022 moeten luchtvaartmaatschappijen per passagier een inschepingstaks betalen, die ze normaal doorrekenen aan de klant. Die taks is voor de luchtvaartmaatschappij niet aftrekbaar en is dus een verworpen uitgave (artikel 53, 30° van

14

het WIB 1992). Aan dit aftrekverbod worden nu twee wijzigingen aangebracht. Ten eerste geldt de niet-aftrekbaarheid ook voor toekenningen aan derden ter vergoeding van de taks (artikel 53, 31° van het WIB 1992). Ten tweede wordt de taks toch aftrekbaar voor de luchtvaarmaatschappij als die ze aan derden, normaal de klanten, doorrekent met een uitdrukkelijke en afzonderlijke vermelding op de factuur (artikel 53/1, nieuw lid 2 van het WIB 1992). De taks wordt dan wel niet aftrekbaar voor de klanten die de factuur van de luchtvaartmaatschappij als beroepskosten in aftrek nemen.

Inwerkingtreding: 1 april 2022

Belastingvermindering voor plaatsing van een laadstation

De wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit heeft een belastingvermindering in de personenbelasting ingevoerd voor de plaatsing van een vast laadstation voor elektrische wagens in, of in de onmiddellijke nabijheid van de woning (artikel 145/50 van het WIB 1992). De belastingvermindering bedraagt 45% van de in aanmerking te nemen uitgaven die zijn betaald van 1 september 2021 tot en met 31 december 2022, 30% van die uitgaven in 2023 en 15% van de uitgaven betaald van 1 januari tot en met 31 augustus 2024. De uitgaven waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, kunnen echter niet meer bedragen dan 1.500 euro per laadstation en per belastingplichtige (artikel 145/50, §2, eerste lid van het WIB 1992). Dit maximum wordt niet geïndexeerd. Deze regeling wordt nu lichtjes gewijzigd. Ten eerste wordt het maximumbedrag van de uitgaven waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, verhoogd naar 1.750 euro. Ten tweede komt er een nieuw maximumbedrag van 8.000 euro voor bidirectionele laadstations, dat zijn laadstations die elektriciteit in twee richtingen kunnen laden, niet enkel van de laadpaal naar de elektrische auto, maar ook omgekeerd. Tot slot zal

15

de belastingplichtige bij de aangifte waarin hij de belastingvermindering vraagt, de factuur voor de plaatsing van het laadstation en het AREIkeuringsattest moeten voegen (artikel 145/50, nieuwe §4 van het WIB 1992).

Inwerkingtreding: De verhoging van het maximumbedrag naar 1.750 euro geldt retroactief, vanaf 1 januari 2022. Het nieuwe maximumbedrag voor de bidirectionele laadstations en de verplichting om de factuur en het keuringsattest bij de aangifte te voegen, gelden vanaf 1 januari 2023.

Aanslag geheime commissielonen

Op basis van de huidige wettekst staat het ter discussie of verdoken meerwinsten die de afzonderlijke aanslag geheime commissielonen hebben ondergaan, ook nog eens in de verworpen uitgaven moeten worden opgenomen. Om die discussie voor eens en voor altijd te beslechten, wordt nu uitdrukkelijk in de wet gezet dat zowel niet-verantwoorde kosten, als verdoken meerwinsten die ingevolge artikel 219 van het WIB 1992 aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen, als niet-aftrekbare beroepskosten worden aangemerkt (gewijzigd artikel 197, eerste lid van het WIB 1992).

Inwerkingtreding: 10 december 2022 (= tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad)

iStockphoto.com/boggy22.

Vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing

In de havensector worden de vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voortaan toegepast bij de erkende organisaties van werkgevers die de lonen betalen aan de havenarbeiders, in de plaats van bij de individuele werkgevers (gewijzigd artikel 275/0/1, eerste lid van het WIB 1992). Voor de toepassing

16

iStockphoto.com/Halfpoint.

van de specifieke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van de bagger- en sleepvaartsector wordt het begrip ‘zee’ gedefinieerd (gewijzigd artikel 275/2, §4 van het WIB 1992). De vrijstellingsregeling voor ploegenarbeid in de bouwsector wordt verduidelijkt (artikel 275/5, §5 van het WIB 1992). Tot slot wordt de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor werkgevers die hun werknemers extra opleidingen laten volgen op enkele punten aangepast (gewijzigd artikel 275/12 van het WIB 1992), o.a. om opleidingen die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd via een door de overheid gesubsidieerd opleidingsverlof uit te sluiten van deze vrijstelling.

Inwerkingtreding: 10 december 2022 (= tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, behalve de regeling voor de havensector, die retroactief van toepassing is op de lonen die sinds 25 juli 2022 worden betaald of toegekend.

Belastingkrediet voor de verhoging van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen

Er wordt een tijdelijk2 belastingkrediet ingevoerd in de personenbelasting, vennootschapsbelasting en rechtspersonenbelasting en in de overeenstemmende belastingen van de niet-inwoners, voor de werkgevers die uiterlijk op 31 december 2022 de forfaitaire kilometervergoedingen hebben verhoogd die ze aan hun werknemers toekennen voor dienstverplaatsingen van 1 maart 2022 tot en met 31 december 2022. De verhoging moet na 31 oktober 2021 en uiterlijk op 31 december 2022 overeengekomen zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst, zonder beperking in de tijd, en mag niet door derden worden vergoed of ten laste zijn van een buitenlandse inrichting van de werkgever.

Voor de berekening van het belastingkrediet wordt vertrokken van de forfaitaire kilometervergoeding voor ambtenaren in de eerste twee maanden van 2022. Die vergoeding bedroeg toen 0,3707 euro per kilometer. Het belastingkrediet verschilt naargelang een werkgever toen al dat bedrag betaalde of een lager bedrag. In het eerste geval heeft de werkgever recht op een belastingkrediet van 100% voor een verhoging vanaf 1 maart 2022, in de mate dat die verhoging niet groter is dan de verhoging van de vergoeding voor

de ambtenaren. In het tweede geval bedraagt het belastingkrediet slechts 100% voor het stuk van de verhoging sinds 1 maart 2022 tussen 0,3707 euro en de vergoeding die de ambtenaren krijgen. Voor de verhoging van de vergoeding tot 0,3707 euro is er ook wel een belastingkrediet, maar dat wordt beperkt volgens een breuk met als teller het gemiddelde van 0,3707 euro en de toegekende vergoeding en als noemer 0,3707, die vervolgens wordt afgerond.

Het belastingkrediet moet normaal gezien aangevraagd worden in de belastingaangifte voor het aanslagjaar 2023. Vennootschappen met een gebroken boekjaar die het belastingkrediet al kunnen toepassen voor het aanslagjaar 2022, zullen een formulier bij de aangifte moeten voegen, omdat op de aangifte voor het aanslagjaar 2022 nog geen rubriek voor het belastingkrediet voorkomt. Het belastingkrediet is volledig verrekenbaar en een overschot wordt terugbetaald. Daar staat tegenover dat de verhoging van de vergoeding ten belope van het belastingkrediet, in de mate dat die door de fiscus ten laste wordt genomen, niet aftrekbaar is als beroepskost.

Inwerkingtreding: Deze regeling is van toepassing op de vanaf 1 maart 2022 tot en met 31 december 2022 betaalde of toegekende verhogingen van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen, waarbij de verhoging geacht wordt in die periode te zijn toegekend als de verplaatsing waarvoor de vergoeding wordt toegekend, in die periode is uitgevoerd.

Wijziging van de fiscale procedureregels

De wet van 20 november 2022 wijzigt de proceduregels inzake inkomstenbelastingen en btw. De wijzigingen bestaan hoofdzakelijk uit een verlenging van sommige termijnen. We houden de bespreking hiervan kort; begin 2023 verschijnt in dit magazine een artikel waarin dieper wordt ingegaan op deze wijzigingen.

De wijzigingen in de inkomstenbelastingen zijn: • een verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijn van drie jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar – voor vennootschappen met een gebroken boekjaar nog te verlengen met de tijd tussen die eerste dag van het aanslagjaar en de balansdatum – naar vier jaar wanneer de aangifte niet of te laat wordt ingediend (gewijzigd artikel 333, tweede lid en 354, §1, tweede lid van het WIB 1992); • de invoering van twee nieuwe onderzoeks- en aanslagtermijnen, van zes en tien jaar, voor bepaalde soorten aangiftes waarvan het gemeenschappelijke kenmerk is dat er een internationaal aspect aan verbonden is (gewijzigd artikel 333, tweede lid en 354, derde en vierde lid van het WIB 1992); • een verlenging van de controle- en aanslagtermijn in geval van fraude van zeven naar tien jaar (gewijzigd artikel 333, derde lid en 354, §2 van het WIB 1992). De bijzondere termijn van tien jaar voor fraude met juridische constructies, ingevoerd door een wet van 11 februari 2019, wordt afgeschaft. De voorwaarde voor de toepassing van de onderzoekstermijn voor fraude dat aan de belastingplichtige een voorafgaande schriftelijke kennisgeving moet worden gestuurd blijft behouden, maar in plaats van een

‘nauwkeurige kennisgeving van aanwijzingen van belastingontduiking’, is voortaan een ‘kennisgeving van vermoedens van fraude en een intentie om de verlengde termijn toe te passen’ vereist. • in de wet wordt het standpunt van de fiscus bevestigd dat hij de in artikel 358 van het WIB 1992 vermelde bijzondere aanslagtermijnen van twaalf of vierentwintig maanden niet enkel kan gebruiken als een rechtsvordering, bewijskrachtige gegevens of inlichtingen uit het buitenland uitwijzen dat er belastbare inkomsten niet werden aangegeven, maar ook als blijkt dat er roerende voorheffing of

bedrijfsvoorheffing niet werd aangegeven, bv. wanneer er ten onrechte een vrijstelling werd toegepast (gewijzigd artikel 358 van het WIB 1992); • de bewaringstermijn van de boeken en bescheiden aan de hand waarvan het bedrag van de belastbare inkomsten kan worden vastgesteld, wordt verlengd van zeven naar tien jaar (gewijzigd artikel 315, derde lid van het WIB 1992); • de bezwaartermijn wordt verlengd van zes maanden tot een jaar (artikel 371, eerste lid van het

WIB 1992).

In de btw-wetgeving worden gelijkaardige wijzigingen aangebracht: de verjaringstermijn wordt van drie jaar op vier jaar gebracht als de btw-aangifte niet of te laat is ingediend (artikel 81bis, §1, tweede lid van het WBTW), en op tien jaar in plaats van zeven jaar in geval van fraude (artikel 81bis, §1, vierde lid van het WBTW) en de bewaringstermijn voor de boeken en stukken waarvan de btw-wetgeving het houden, het opstellen of het uitreiken voorschrijft, wordt ook van zeven jaar op tien jaar gebracht (artikel 60, §3 en §4 van het WBTW).

Verder voert de wet voor de fiscus de mogelijkheid in om een dwangsom te vorderen van een belastingplichtige of een derde (nieuw artikel 381 van het WIB 1992) of van de belastingplichtige of eenieder (art. 92ter van het WBTW) die zijn verplichtingen tegenover de fiscus tijdens een controle niet naleeft, die bijvoorbeeld niet antwoordt op vragen om inlichtingen of die de toegang tot de beroepslokalen weigert.

Inwerkingtreding: De wijzigingen in de inkomstenbelastingen gaan in vanaf het aanslagjaar 2023, behalve de verlenging van de bezwaartermijn, die in werking treedt op 1 januari 2023. De wijzigingen in de btw zijn van toepassing op de btw die opeisbaar is geworden vanaf 1 januari 2023

17

Felix Vanden Heede

Fiscaal jurist

This article is from: