5 minute read
Niet-aftrekbaarheid van geldboetes. Heffingen, regularisaties en strafrechtelijke dadingen mee inbegrepen
18
Niet-aftrekbaarheid van geldboetes. Heffingen, regularisaties en strafrechtelijke dadingen mee inbegrepen
De wetgever grijpt nogmaals in op de niet-aftrekbaarheid van de geldboetes en neemt er uitdrukkelijk de heffingen, regularisaties en strafrechtelijke dadingen mee in op. De Programmawet van 27 december 2021 bracht namelijk de fiscale en sociale regularisatieheffingen en de minnelijke schikkingen die bedoeld worden in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering onder het toepassingsgebied van artikel 53, 6° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992). Daardoor zijn deze sommen, net als de geldboetes, niet langer aftrekbaar. Een Circulaire van 21 juni 2022 (Ci. 2022/C/60) geeft een woordje toelichting.
Niet-aftrekbaarheid
Artikel 53, 6° van het WIB 1992 sluit geldboetes, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard uit van de aftrekbare uitgaven in de boekhouding van natuurlijke personen en vennootschappen. Het is dus van belang het begrip ‘geldboete’ of ‘straf’ vanuit fiscaal oogpunt te omschrijven.
We herinneren eraan dat de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting al het toepassingsgebied van artikel 53, 6° van het WIB 1992 heeft uitgebreid door er uitdrukkelijk de volgende elementen in op te nemen: • de administratieve geldboeten opgelegd door overheden, zelfs wanneer deze geldboeten niet het karakter van een strafrechtelijke sanctie hebben en zelfs wanneer het bedrag ervan berekend wordt op basis van een aftrekbare belasting, en • de verhogingen van de sociale bijdragen.
Die uitbreiding trad in werking in het aanslagjaar 2021 voor de belastbare tijdperken die ten vroegste op 1 januari 2020 een aanvang namen. Ze werd toegelicht in de administratieve Circulaire 2018/C/12 van 30 januari 2018.
Met de programmawet van 27 december 2021 (artikel 23) richt de wetgever zijn pijlen op: • de fiscale of sociale regularisatieheffingen (‘EBA’), en • de geldsommen gestort in het kader van een minnelijke schikking (artikel 216bis van het Wetboek van
Strafvordering).
Fiscale of sociale regularisatieheffingen
De Programmawet van 27 december 2021 vult artikel 53, 6° aan om te verduidelijken dat ‘fiscale of sociale regularisatieheffingen’ geen beroepskosten zijn. Maar wat moet onder die begrippen verstaan worden?
De parlementaire voorbereidingen bij de programmawet verwijzen daarvoor naar de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie (Wet EBA quater) en naar de ermee overeenstemmende gewestelijke wetgeving. Volgens artikel 2, 10° van die Wet EBA quater moet hier onder een heffing worden verstaan: ‘het totaal bedrag van de ingevolge de regularisatie verschuldigde som’. Die ‘heffing’ omvat volgens de wet dus de geregulariseerde belasting (personenbelasting, vennootschapsbelasting, btw of andere) of geregulariseerde sociale bijdragen én de bijkomende verschuldigde geldboetes in de strikte zin van het woord.
De parlementaire voorbereidingen bij de programmawet geven echter een andere betekenis aan dat begrip heffing. Ze preciseren namelijk met betrekking tot het regularisatieregime dat de belastingplichtige na betaling van de belasting en de regularisatieheffing fiscale en strafrechtelijke immuniteit geniet. De wetgever lijkt hier dus – als niet-aftrekbare regularisatieheffing – enkel de boetes te beogen die bovenop de geregulariseerde belastingen of bijdragen verschuldigd zijn.
Circulaire 2022/C/60 van 21 juni 2022 over de niet-aftrekbaarheid van regularisatieheffingen en minnelijke schikkingen gaat in dezelfde richting en maakt ook een onderscheid
iStockphoto.com/Paul Bradbury.
tussen de betaling van de (geregulariseerde) belasting en de regularisatieheffing (die aanvullend verschuldigd is). Het ziet ernaar uit dat we hier mogen besluiten dat alleen de bedragen die bovenop de geregulariseerde belastingen en sociale bijdragen verschuldigd zijn onder het toepassingsgebied van artikel 53, 6° van het WIB 1992 vallen en dus niet aftrekbaar zijn als boete. Dat lijkt ook in overeenstemming te zijn met de FAQ die de administratie heeft gepubliceerd over de EBA quater en waar in vraag 32 wordt verduidelijkt dat een sociale heffing aftrekbaar is van de geregulariseerde beroepsinkomsten.
Merk op dat de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie buiten werking treedt op 31 december 2023.
19
Artikel 53, 6° van het WIB 1992 wordt eveneens aangevuld om te verduidelijken dat ‘de geldsommen zoals bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering’ geen beroepskosten zijn. Het gaat hier om de geldsommen die iemand betaalt om een strafvordering tegen hem te laten vervallen.
Deze ingreep van de wetgever volgt op een arrest van het Hof van beroep van Gent van 13 oktober 2020, dat de fiscale aftrekbaarheid van dergelijke geldsommen had erkend. Zonder op de details van de zaak in te gaan, had een bedrijf een minnelijke schikking in zijn boekhouding verwerkt als een uitzonderlijke kost en had het die als aftrekbaar beschouwd in zijn aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2013. Dat was niet de visie van de Administratie, die de kosten met toepassing van artikel 53, 6°, van het WIB 1992 als een verworpen uitgave had geherkwalificeerd.
Het geschil belandde voor het Hof van beroep van Gent, dat de appellante (d.w.z. het bedrijf) in het gelijk stelde, op grond van de overweging dat een bedrag dat betaald wordt bij wijze van minnelijke schikking geen straf vormt, het niet door een rechter wordt opgelegd in uitvoering van een strafwet, het geen sanctie vormt en het door artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering niet als een boete gekwalificeerd wordt.
De administratie tekende een voorziening in cassatie aan tegen dit arrest.
Inwerkingtreding van de wijzigingen
De wijzigingen van artikel 53, 6° van het WIB zijn in werking getreden 10 dagen na de publicatie van de Programmawet in het Belgisch Staatsblad, dus op 10 januari 2022.
Circulaire 2022/C/60 benadrukt echter dat de Administratie voor de voorafgaande periode en in de lopende geschillen haar standpunt handhaaft volgens hetwelk de geldsommen die gestort worden in het kader van een minnelijke schikking volgens artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering, geen aftrekbare kosten vormen.
Amaury della Faille
Gecertificeerd belastingadviseur
Frédéric De Clerck
Jurist