Predatieonderzoek in de Súdermarpolder en omstreken
Welke predatoren zijn verantwoordelijk voor de hoge predatiedruk in de Súdermarpolder, wat zijn daarvan de oorzaken en welke oplossingen dragen bij aan een groter reproductief succes van Grutto’s in het gebied?
Gjerryt Hoekstra
Titelblad Auteur: Gjerryt Hoekstra
Titel: Predatieonderzoek in de Súdermarpolder en omstreken
Ondertitel: Welke predatoren zijn verantwoordelijk voor de hoge predatiedruk in de Súdermarpolder, wat zijn daarvan de oorzaken en welke oplossingen dragen bij aan een groter reproductief succes van Grutto’s in het gebied?
Opdrachtgever: RUG Rijksuniversiteit Groningen
Instituut: Van Hall Instituut vestiging: Leeuwarden.
Plaats: Workum, gemeente Súdwest Fryslân
Aantal pagina’s inclusief bijlagen: 88
Datum: juni 2012
2
Dankwoord Graag wil ik Jos Hooijmeijer en Theunis Piermsa bedanken voor de kans die ze me hebben gegeven dit onderzoek op te starten en uit te voeren. Vervolgens dank ik het Fryske Gea voor de toegang op haar percelen. Ook dank ik de boeren in het gebied die mij toegang verleend hebben op hun percelen. Vervolgens bedank ik Jan Albada en de nazorgers van de Vogelwacht Stavoren/ Warns voor hun inzet, enthousiasme en goede coรถrdinatie in het gebied. En als laatste Ysbrand Galama en Walter Bosma die hebben geholpen met de uitvoer van het onderzoek.
3
Samenvatting De Súdermarpolder is een gebied gelegen in de gemeente Zuidwest Friesland ten zuidoosten van de stad Stavoren tussen de Middelweg en de Zuiderdyk. Het is een gebied met een oppervlakte van ca 300 ha. Voor een deel is de polder eigendom van het Fryske Gea( ca 122 ha). Dit reservaatgebied wordt beheerd door deze organisatie. Het is een klei op veen gebied bestaande uit graslanden en grenst aan het IJsselmeer. Het wordt dan ook aan een zijde begrensd door een vaart met daarachter de dijk van het IJsselmeer. Aan de Noordwest zijde bevindt zich een bungalowpark met de nodige bossage. Langs de vaart bevinden zich enkele rietstroken. Het onderzoeksgebied is qua habitat met veel kruidenrijke percelen een zeer geschikte biotoop voor weidevogels als de Grutto. Het beheer in het gebied is gericht op het behoud van deze weidevogel, met hoge waterpeilen verlate maaidata en een goed voedselaanbod door kruidenrijkdom. Toch is er een dalende trend te herkennen in de weidevogelstand in het gebied. Cijfers van het SOVON bevestigen dit. In 2002 was er een uitkomstsucces van 65,6 % en in 2003 slechts 2,1% en vervolgens in 2004 een percentage van 13,2%.( Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.).Dit lage uitkomstsucces wordt geweten aan een hoge predatiedruk De Hypothese luidt dus, predatie is de belangrijkste oorzaak van het lage uitkomstsucces en daarmee de dalende weidevogelstand in de Súdermarpolder en omstreken. Hiervoor zal ik met dit onderzoek een oorzaak proberen te vinden. Dit onderzoek richt zich op welke effecten de predatie heeft op het reproductief succes van de Grutto’s in het gebied. Het doel van het onderzoek is een beter inzicht krijgen in de situatie in de Súdermarpolder ten aanzien van de predatie in het gebied. Er wordt gekeken naar welke diersoorten hier verantwoordelijk voor zijn. Waar en wanneer in het gebied de predatie plaatsvindt. En welke oplossingen er nodig zijn om het reproductief succes van de Grutto in het gebied te verbeteren. Hiervoor is de volgende hoofdvraag ontwikkeld; Welke predatoren zijn verantwoordelijk voor de hoge predatiedruk in de Súdermarpolder, wat zijn daarvan de oorzaken en welke oplossingen dragen bij aan een groter reproductief succes van Grutto’s in het gebied? Van de 48 gevolgde legsels waren er 7 (14%) succesvol. Het aantal gepredeerde legsels bedroeg 31(63%) en er werden 11 nesten (23%) verlaten. Uit camerabeelden is gebleken dat de vos de hoofdverantwoordelijke was voor de hoge predatiedruk in het onderzoeksgebied. De vos was verantwoordelijk voor de predatie van zeker 16 en waarschijnlijk 24,5 legsels, dit was 83% van het totaal aantal gepredeerde legsels. Minder belangrijk als predator in het gebied was de hermelijn, verantwoordelijk voor de predatie van 3 legsels (10%) en daarna de Zwarte kraai met 2 legsels (6%). De kans dat een nest in het onderzoeksgebied verloren zou gaan was in dit broedseizoen 86 %. De dagelijkse overlevingskans van een legsel binnen het onderzoeksgebied berekend met de Mayfieldmethode was 0,939%. De predatie heeft op 13 van de 19 percelen plaatsgevonden met de grootste dichtheid in de Oostkant van het onderzoeksgebied.
4
De predatie gebeurde vooral s’nachts. De datum waarop een nest gepredeerd wordt is in het onderzoek niet direct in verband te leggen met de uitkomstdatum van een nest. De datum waarop de predatie voorkwam was in bijna alle gevallen een stuk eerder dan de uitkomstdatum. Opvallend was dat alle nesten die als controlenest fungeerden en waar zo weinig mogelijk activiteit rondom het nest heeft plaatsgevonden allemaal gepredeerd zijn. En dat het nest met het hoogste aantal nestbezoeken een succesvol nest was. De hoge mate van verlating van legsels is waarschijnlijk het gevolg van de hoge predatiedruk in het gebied, volwassen vogels voelen zich niet veilig en kiezen ervoor om het legsel niet uit te broeden. De reproductie in het onderzoeksgebied is op dit moment te laag om een stabiele populatie Grutto’s in het gebied te behouden. Het gebied functioneert op dit moment als een ecologische val. Door de geschikte broedbiotoop worden vogels aangetrokken tot het gebied waar ze vervolgens geen reproductief succes hebben door de hoge predatiedruk. Als men de predatiedruk in het gebied wil verlagen en het reproductieve succes wil verhogen zal er een passende manier van predatoren bestrijding in het gebied gevonden moeten worden. De oplossingen in het gebied zijn op dit moment beperkt door de Provinciale wetgeving. De meest effectieve methoden voor het bestrijden van de hoofdpredator (vos) zoals het gebruik van de lichtbak zijn op dit moment niet mogelijk door de intrekking van de lichtbakvergunning. De hoge predatiedruk in het gebied kan het gevolg zijn van een verlaagd voedselaanbod voor de hoofdpredator aangezien dit jaar een slecht muizenjaar was. Het verdient de aanbeveling om dit ook in de toekomst verder te onderzoeken. Ook zou er in een ander gebied een vergelijkend onderzoek gedaan moeten worden om te kijken of er nog meer factoren meespelen.
5
Inhoud 1.
Inleiding ............................................................................................................................. 7 1.1 Achtergrond ...................................................................................................................... 7 1.2 Predatie ............................................................................................................................. 7 1.3 Weidevogelproblematiek in de Sudermarpolder en de Kampenspolder .......................... 9 1.4 Vraagstelling .................................................................................................................. 11
2.
Materiaal en methode ....................................................................................................... 12 2.1 Gebiedsbeschrijving ....................................................................................................... 12 2.1.1 Actoren .................................................................................................................... 13 2.1.2 Gebied in beheer van it Fryske Gea. ....................................................................... 14 2.1.3 Hoogteligging .......................................................................................................... 15 2.1.4 Waterhuishouding ................................................................................................... 15 2.1.5 Flora ........................................................................................................................ 16 2.2 Gevolgde broedparen Grutto’s in het onderzoeksgebied ............................................... 17 2.2.1 Nesten zoeken ......................................................................................................... 17 2.2.2 Camera nesten ......................................................................................................... 17 2.2.3 Controle groep om de effecten van nestbezoek vast te stellen ................................ 18 2.3 Soortensamenstelling mogelijke predatoren in het onderzoeksgebied........................... 18 2.4 Vaststelling van soorten die daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor predatie van grutto legsels in het onderzoeksgebied ................................................................................. 20 2.5 Berekening van dagelijkse overlevingskans met mayfieldmethode .............................. 20 2.6 Nacht- of dagpredatie ..................................................................................................... 21 2.7 Jongerenoverleving ........................................................................................................ 21
3.
Resultaten ......................................................................................................................... 22 3.1 Aantal gevolgde nesten in het onderzoeksgebied........................................................... 22 3.2 Soortensamenstelling mogelijke predatoren in het onderzoeksgebied........................... 23 3.2.1 Schuilplaatsen van predatoren in het onderzoeksgebied. ........................................ 24 3.3 Soorten die daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor predatie van Grutto legsels ...... 25 3.4 Hoe vaak komt de predatie voor? ................................................................................... 31 3.5 Dagelijkse overlevingskans van een legsel .................................................................... 32 3.6 Verlating ......................................................................................................................... 32 3.7 Invloed van nestbezoek op predatie ............................................................................... 33 3.8 Nacht- of dagpredatie ..................................................................................................... 33 3.9 Waar in het gebied vindt de predatie plaats? .................................................................. 34 3.10 Jongerenoverleving ...................................................................................................... 35
4.
Discussie........................................................................................................................... 36 4.1Vergelijking cijfers voorgaande jaren ............................................................................. 36 6
4.2 Waar komt de predatie voor? ......................................................................................... 38 4.3 Predatie door de vos ....................................................................................................... 38 4.4 Predatie door de zwarte kraai ......................................................................................... 38 4.5 Predatie door hermelijn .................................................................................................. 39 4.6Verlating .......................................................................................................................... 39 4.7 Leemten in kennis en informatie .................................................................................... 39 5.
Conclusies en aanbevelingen voor beheer........................................................................ 40 5.1 Conclusies ...................................................................................................................... 40 5.2 Aanbevelingen voor beheer ............................................................................................ 41 Ruimte binnen de huidige regelgeving. ............................................................................ 41 Op welke predatoren moet het predatiebeheer zich richten? ........................................... 44 Bestrijding van de Vos ..................................................................................................... 44 Bestrijding van de Zwarte Kraai ...................................................................................... 48
Literatuur .................................................................................................................................. 50
7
1. Inleiding 1.1 Achtergrond De Nederlandse weilanden zijn erg belangrijk voor de overleving van Weidevogels met in het bijzonder de Grutto ( Limosa Limosa). Ondanks het relatief kleine oppervlak dat de Nederlandse weilanden beslaat worden deze door ongeveer 47% van de Europese Gruttopopulatie gebruikt als broedgebied. ( Kentie, 2010)Hiermee wordt duidelijk dat wat er in de Nederlandse weilanden gebeurd cruciaal is voor het voortbestaan van de soort. Op dit moment is een afname van de populatie te herkennen. In de jaren 60 waren er ongeveer 120.000 broedparen in Nederland (Mulder 1972)maar nu wordt de populatie geschat op ongeveer 40.000 koppels. (Kentie, 2010). Deze achteruitgang is onder andere het gevolg van de intensivering die de afgelopen decennia in het landgebruik in de landbouw heeft plaatsgevonden. Het hogere kunstmest gebruik, de peilverlaging in de grondwaterstand, het vroeger en sneller en vaker maaien van percelen en het verdwijnen van kruidenrijke percelen zijn hier gevolgen van. Hierdoor is het geschikte broedhabitat voor de Grutto steeds kleiner geworden. (Kentie,2010). Omdat in Zuidwest Friesland van oudsher een grote populatie Grutto’s huisvestte is er in 2004 een langjarig demografisch onderzoek naar grutto’s in dit gebied opgestart. Dit gebeurde met de aanstelling van prof. Theunis Piersma als hoogleraar bij de Rijksuniversiteit Groningen. Er is begonnen aan een onderzoek naar de populatiebiologie van deze weidevogels in de Zuidwesthoek van Friesland. In 2006 werd het onderzoeksgebied vergroot en het loopt nu van Makkum tot Laaksum tot Heeg. Hierin waren gebieden als de Makkumermeer, Workumerwaard, Workumermeer, de Aaltjemeer, de Haanmeer en de Zuidermeerpolder opgenomen. Het grootste gedeelte bestaat uit intensief gebruikte percelen maar er zijn ook gebieden die door extensief beheer geschikt zijn gemaakt voor weidevogels. Het totale onderzoeksgebied van dit project was ca 10.000 ha groot. De discussie over de achteruitgang van weidevogels wordt vaak geleid door emoties. Er wordt ook vaak door mensen gesteld dat predatie een grote oorzaak is van de achteruitgang van de weidevogels. De betrokken partijen beschuldigen elkaar dan ook vaak van een verkeerde aanpak bij het beheer van weidevogels. Er wordt hierbij geroepen om een goede regelgeving en de overheid krijgt dan ook te maken met verschillende meningen en veronderstellingen.
1.2 Predatie In het verleden zijn er onderzoeken gedaan naar de effecten van predatie op weidevogels.SOVON heeft hier in 2004 onderzoek naar gedaan. Het doel van dit onderzoek was antwoord vinden op de vraag over hoe belangrijk de predatie was ten opzichte van andere factoren. Om op bovenstaande vraag een antwoord te vinden werd onderzoek uitgevoerd op verschillende schaalniveaus. Op landelijke schaal werd de ruimtelijke variatie in predatiedruk op weidevogellegsels onderzocht aan de hand van gegevens geregistreerd door vrijwillige weidevogelbeschermers in 2000 en 2004. Daarnaast werden tussen 2002 en 2005 in 17 onderzoeksgebieden verspreid over Nederland, waaronder ook de SĂşdermarpolder, de relaties onderzocht tussen predatiedruk, voorkomen van predators, dichtheid van weidevogels en een aantal landschapskenmerken. In een deel van die gebieden is gekeken welke predators betrokken zijn bij de predatie van eieren (met behulp van
temperatuurloggers en videocamera’s) en kuikens. Door combinatie van al deze waarnemingen kon worden doorgerekend wat de gevolgen waren van de verschillende vormen van verlies van legsels en kuikens op het uiteindelijke broedsucces, en daarmee op de populatieontwikkeling, van Kievit en Grutto. ( Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.). In dit onderzoek werd aangetoond dat het verlies van legsels door predatie in de jaren was toegenomen, echter het verlies door agrarische activiteit namen nog sterker toe. Hiermee was predatie dus niet de enige verliesoorzaak die was toegenomen. De oorzaken van nestverlies die gevonden zijn in dit onderzoek zijn in de onderstaande diagrammen weergeven.
Figuur 1 Resultaten van predatieonderzoek in 2000 en 2004 ( bron Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.).
In de onderzoeksgebieden was de predatie de belangrijkste oorzaak van legselverlies. In de gebieden met een hoge predatiedruk was de kans op verlating van legsels ook relatief hoog. Het onderzoek in de SĂşdermarpolder toonde aan dat het in het gebied vooral op nachtpredatie ging. In het onderzoek werd gesuggereerd dat de predatie samenhing met de lokale aanwezigheid van predators. (Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.).
8
1.3 Weidevogelproblematiek in de Súdermarpolder en de Kampenspolder De Súdermarpolder en de Kampenspolder zijn gebieden gelegen in de gemeente Zuidwest Friesland ten zuidoosten van de stad Stavoren tussen de Middelweg en de Zuiderdyk. Het zijn gebieden met een oppervlakte van 559 ha. Voor een deel is de polder eigendom van het it Fryske Gea( ca 122 ha). Dit reservaatgebied wordt beheerd door deze organisatie. Het is een klei op veen gebied bestaande uit graslanden en grenst aan het IJsselmeer.
Kaart 1 Locatie onderzoeksgebied in het totale studie gebied van RUG ( Bron: eindrapport Grutto's in ruimte en tijd 20072010)
Het beheer in het reservaatsgebied is extensief en gericht op het behouden van weidevogels. Er wordt een hoog waterpeil gehandhaafd en het gebied heeft veel kruidenrijke percelen en uitgesteld maaibeheer hierdoor is het een geschikt broedgebied voor Grutto’s. Toch is er een dalende trend te herkennen in de weidevogelstand in het gebied. 9
In Nederland ligt de predatie normaliter dus tussen de 24 en de27 %. In het Súdermar gebied is het uitkomstsucces veel lager dan het landelijke gemiddelde van 52-54% Het nestsucces in de Súdermarpolder lag in het jaar 2010 op 12,23%(bron:Grutto's in ruimte en tijd 2007-2010), dit is zeer opvallend. Mede omdat dit gebied verder qua habitat zeer geschikt is voor weidevogels is het interessant om hier een onderzoek naar predatie te doen. Ook het broedsucces in deze gebieden is de afgelopen jaren afgenomen. In 2002 was er een in de Súdermarpolder een uitkomstsucces van 65,6 % en in 2003 slechts 2,1% en vervolgens in 2004 een percentage van 13,2%.( Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.). Oorzaken voor deze negatieve ontwikkeling kunnen worden gezocht in verlies van geschikt broedgebied voor weidevogels en de intensivering van het agrarisch landgebruik. Maar aangezien er in dit gebied veel energie gestoken wordt in het behouden van de weidevogels met behulp van beheerspakketten kunnen er ook andere mogelijke oorzaken zijn voor de dalende weidevogelpopulatie in het gebied. Via gesprekken met lokale mensen en nazorgers is gebleken dat predatie in deze gebieden als probleem wordt ervaren. Dit was een interessant onderwerp om onderzoek naar te verrichten, om meer duidelijkheid te krijgen over deze negatieve ontwikkelingen in het gebied. De Hypothese voor het onderzoek luid dan ook: Predatie is de belangrijkste oorzaak van het lage uitkomstsucces en daarmee de dalende weidevogelstand in de Súdermarpolder en omstreken. De doelstelling van dit rapport is om de predatieproblematiek in de Súdermarpolder en omstreken goed in kaart te brengen. Er wordt gekeken naar welke diersoorten nu werkelijk verantwoordelijk zijn voor de hoge predatiedruk in het gebied. Na deze constatering kunnen passende oplossingen worden gezocht.
10
1.4 Vraagstelling Om de hypothese te toetsen is er een hoofdvraag ontwikkeld die beantwoord wordt door middel van een aantal subvragen. Hoofdvraag: Welke predatoren zijn verantwoordelijk voor de hoge predatiedruk in de Súdermarpolder, wat zijn daarvan de oorzaken en welke oplossingen dragen bij aan een groter reproductief succes van Grutto’s in het gebied? Subvragen:
Hoeveel verschillende mogelijke predatoren zijn er in het gebied aanwezig?
Welke diersoorten zijn verantwoordelijk voor de predatie in de Súdermarpolder?
Hoe vaak komt de predatie voor?
Gebeurt de predatie s’nachts of overdag?
Hoeveel ouders met jongen zijn er in het gebied?
Waar in het gebied vindt de predatie plaats?
Welke oplossingen zijn er mogelijk om het reproductief succes van grutto’s in het gebied te verbeteren?
Dit onderzoek richt zich op welke effecten de predatie heeft op het reproductief succes van de Grutto’s in het gebied. Het doel van het onderzoek is een beter inzicht krijgen in de situatie in de Súdermarpolder ten aanzien van de predatie in het gebied. Er wordt gekeken naar welke diersoorten hier verantwoordelijk voor zijn. Waar en wanneer in het gebied de predatie plaatsvindt. En welke oplossingen er nodig zijn om het reproductief succes van de Grutto in het gebied te verbeteren.
11
2. Materiaal en methode 2.1 Gebiedsbeschrijving De Súdermarpolder en de Kampenspolder zijn gebieden gelegen in de gemeente Zuidwest Friesland ten zuidoosten van de stad Stavoren tussen de Middelweg en de Zuiderdyk. De Gebieden samen hebben een oppervlakte van ongeveer 549 ha. Uit deze gebieden is een gebied als onderzoeksgebied voortgekomen dat afgebakend wordt door de weg van Skarl naar Warns. Het onderzoeksgebied is dus een combinatie van de Súdermarpolder met 179 ha en de Kampenspolder met ca 121 ha. Dit is een gebied met een oppervlakte van ca 300 ha. Voor een deel is de polder eigendom van het Fryske Gea( ca 122 ha). Dit reservaatgebied wordt beheerd door deze organisatie. Het is een klei op veen gebied bestaande uit graslanden en grenst aan het IJsselmeer. Het wordt dan ook aan een zijde begrensd door een vaart met daarachter de dijk van het IJsselmeer. Aan de Noordwest zijde bevindt zich een bungalowpark met de nodige bossage. Langs de vaart bevinden zich enkele rietstroken. Op de kaart hieronder is het onderzoeksgebied met rode lijn gearceerd.
Kaart 2 Locatie/ afbakening onderzoeksgebied een samenvoeging van Súdermarpolder en Kampenspolder ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
12
2.1.1 Actoren Er spelen verschillende actoren een rol in het gebied. Namelijk het Fryske Gea als natuurorganisatie, de ANV Lytse Sudwesthoeke ( agrarische natuurvereniging), de particuliere boeren en de Vogelwacht Stavoren. Fryske Gea It Fryske Gea is de provinciale vereniging voor natuurbescherming in Fryslân. Zij heeft als doel bescherming, behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en cultureel erfgoed in Fryslân. De vereniging beheert momenteel meer dan vijftig verschillende natuurgebieden met een totale oppervlakte van 20.000 hectare. In haar werk wordt de vereniging gesteund door circa 28.500 leden en ruim 400 vrijwilligers. In het onderzoeksgebied is ongeveer 122 ha eigendom van het Fryske Gea, dit land wordt verpacht aan particuliere boeren. ANV Sudwesthoeke De Agrarische Natuur Vereniging de Súdwesthoeke is een samenwerkingsverband van boeren die de positie van de melkveehouderij in Zuidwest Friesland wil versterken door gesubsidieerd natuurbeheer mogelijk en inpasbaar te maken in de agrarische bedrijfsvoering van de leden. En hebben als doel de boeren in het gebied meer oog te laten krijgen voor natuurwaarden op en om het bedrijf, zoals weidevogels en botanisch beheer. Boeren De boeren hebben de percelen in het onderzoeksgebied gedeeltelijk in eigendom. Ze gebruiken de percelen voor voerwinning voor hun vee, en gebruiken de percelen om vee in te laten grazen. BFVW / Vogelwacht Stavoren/Warns De vogelwacht is een organisatie van vrijwilligers die weidevogels beschermen. Dit doen zij door middel van nestbescherming bij agrarische werkzaamheden. WBE De wildbeheereenheid is een samenwerkingsverband van jachtaktehouders met als doel dat de jacht, beheer en schadebestrijding wordt uitgevoerd via het opgestelde faunabeheersplan van de FBE ten dienste van grondgebruikers of terreinbeheerders.
13
2.1.2 Gebied in beheer van it Fryske Gea. Het gebied dat in beheer is van it Fryske Gea wordt op en extensieve wijze beheerd. Er zijn verschillende beheerspakketten, en beheers- en bemestingscodes afgesproken met de boeren die de grond pachten. Dit zijn vooral beheerspakket 4245 ( Pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland). Ook zijn de pachters op de meeste kavels verplicht de percelen voor het broedseizoen tot 1 april te bemesten met uitsluitend ruige strorijke stalmest ( min 7,5 ton per ha). Verder mogen de slootranden niet worden bemest over een breedte van 3 meter. Ook is de pachter verplicht een bodemzuurgraad van minimaal pH 4,8 te handhaven. Ook zijn de percelen uitgerust met een uitgestelde maaidatum. Voor het grootste deel is dit op 15 juni, waarna het maaisel afgevoerd dient te worden. Vervolgens is tot uiterlijk 1 november beweiding mogelijk. De veebezetting is hierbij vrij.( bron: Handleiding Pachtovereenkomsten It Fryske Gea versie 6 2009)Het beheer in het gebied is dus onder meer gericht op het behouden van weidevogels. Verder mag er ook geen kunstmest worden toegediend op de percelen in eigendom van it Fryske Gea. Voor de beheerspakketten en de codes zie bijlage 1.
Kaart 3 Afbakening gebied in beheer van it Fryske Gea ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
Op de percelen buiten het reservaat beheren de boeren de percelen vaak met uitgestelde maaidata en in overleg met de nazorgers in het gebied. Er wordt goed gelet op nesten van weidevogels en soms worden maaidata verlaat als er veel broedende vogels op een bepaald perceel zitten. Jan Albada zorgt hierin voor een goede coรถrdinatie tussen boeren en nazorgers in het gebied.
14
2.1.3 Hoogteligging Het onderzoeksgebied is een van oudsher laaggelegen gebied zoals op de hoogtekaart is te zien. Aan de donkerblauwe vlekken op de kaart is in een oogopslag te zien dat het gebied in de tijd van de Zuiderzee onder water gestaan heeft. De laagste delen zijn ongeveer – 3 m NAP. Door de regelmatige overstroming van de Zuiderzee is in de bodem een gelaagdheid van klei op veen ontstaan. De Súdermarpolder is een van de eerste droogmakerijen in Friesland ( 1620).
Kaart 4 Hoogten kaart van het onderzoeksgebied ( Bron: AHN algemeen hoogtebestand Nederland 2012)
2.1.4 Waterhuishouding Over het algemeen wordt een hoog waterpijl nagestreefd gehandhaafd in het onderzoeksgebied. De grondwatertrappen in het gebied liggen tussen grondwatertrap 1(Hoogste grondwaterstand < 40cm en laagste grondwaterstand < 50 cm onder maaiveld)en grondwatertrap 2 (( Hoogste grondwaterstand < dan 40 cm onder maaiveld Laagste grondwaterstand 50-80 cm onder maaiveld).
15
2.1.5 Flora Het is een gebied met nog plantensoorten van zilt grasland. Op een aantal plaatsen is er nog steeds sprake van zoute kwel, en langs oevers van sloten handhaaft zich hier en daar een enkel polletje Engels gras, Melkkruid, Zilte schijnspurrie of Schorrezoutgras. In de sloten staat veel Zwanebloem en plaatselijk Zannichellia. Meer algemenere soorten als pinkster- en paardenbloem komen veelvuldig voor. In het voorjaar bloeit er op de dammen altijd veel Muizenstaart. Afgezien van de floristische potenties, is de hele SĂşdermarpolder qua flora erg geschikt voor het broeden en foerageren van weidevogels. In het gehele onderzoeksgebied zijn de meeste percelen kruidenrijk grasland afgewisseld met enkele intensievere relatief kruidenarmere percelen. De percelen in het gedeelte van de Kampenspolder zijn vaak percelen die kruidenarm zijn met snelgroeiende grassoorten. Dit is ook duidelijk te zien in de kaart hieronder afgebeeld.
Kaart 5 Vegetatietypologie in het onderzoeksgebied ( Bron: eindrapport Grutto's in ruimte en tijd 2007-2010)
16
2.2 Gevolgde broedparen Grutto’s in het onderzoeksgebied Bij de voorjaarstellingen in 2012 zijn er in het onderzoeksgebied tussen de 90 en de 100 territoriale Grutto's geteld. Bij deze tellingen werden alle percelen gecontroleerd op de aanwezigheid van territoriale grutto’s. Vervolgens zijn in het onderzoeksgebied vanaf ongeveer 20 april zoveel mogelijk gruttonesten opgezocht en gevolgd. Het totale aantal gevolgde nesten bedroeg 48 stuks, dit kwam vrij goed overeen met de aantallen die in de voorjaarstelling naar voren kwamen. In de tabel hieronder zijn het aantal nesten die in het onderzoeksgebied in voorgaande jaren gevolgd zijn door de RUG per jaar weergegeven. Er dient echter wel te worden vermeld dat vooral de hoeveelheid tijd die in de voorgaande jaren beschikbaar was het aantal gevolgde nesten mede heeft beïnvloed. Er is te zien dat de inspanning in 2007 tot 2010 in het gebied ongeveer gelijk is geweest met een daling in 2011. Tabel 1 Nesten gevolgd in het onderzoeksgebied afgelopen jaren (Bron: Gruttodatabase RUG 2012)
Jaartal
Aantal gevolgde nesten door RUG gevolgd in het huidige onderzoeksgebied 41 legsels 39 legsels 59 legsels 38 legsels 4 legsels 48 legsels
2007 2008 2009 2010 2011 2012
Van alle gevolgde nesten is een GPS locatie genomen. Vervolgens zijn bij alle nesten( met uitzondering van de controlegroep) de eieren opgemeten en is de uitkomstdatum bepaald door de eieren in een incubatiebakje met water te dompelen. Elk nest heeft een unieke ID code gekregen bestaande uit 2 letters en 4 cijfers. De letters corresponderen met de naam van de polder. De eerste twee cijfers geven het perceelnummer weer en de laatste twee cijfers het nestnummer. En nest met de naam KP-2201 was dus een nest in de Kampenspolder op perceel 22 met nestnummer 1.
2.2.1 Nesten zoeken De nesten in het gebied zijn opgezocht door te kijken naar het gedrag van de volwassen vogels. Als bleek dat vogels op bepaalde percelen gedrag vertoonden dat duidde op een nest, zoals het wegjagen van een kraai/kauw of meeuw werden deze percelen afgezocht. Van deze nesten werd een GPS locatie genomen en ingetekend op een kaart.
2.2.2 Camera nesten Een aantal van deze nesten is gevolgd met een RECONIX Hyperfire camera ( voor een volledige beschrijving zie bijlage 14)Dit is gedaan om de predatoren van legsels vast te stellen. Deze camera’s werken met een temperatuursensor en een infraroodsignaal. De camera neemt een serie foto’s als er een plotselinge temperatuursverandering optreedt binnen het bereik van de voeler van de camera of wanneer de infrarode straal wordt onderbroken door beweging. De camera registreert tevens de datum, tijdsip en temperatuur. De camera’s registreren tot op ongeveer 50 meter van de lens. Om de nesten te monitoren zijn de camera’s op ongeveer 3 meter van het nest geplaatst om zo de broedende Grutto niet te verstoren en toch goed beeldmateriaal te kunnen verzamelen. De nesten 17
uitgerust met een camera zijn vervolgens 1 keer per week gecontroleerd om te kijken of de nesten nog intact waren. Deze wekelijkse controle komt overeen met wat normaliter bij de nazorg gebeurt. Wanneer een nest gepredeerd bleek te zijn kon de camera bij een ander nest worden geplaatst.
2.2.3 Controle groep om de effecten van nestbezoek vast te stellen Om een controle groep op te bouwen zijn er ook nesten geweest die als controle nest fungeerden. Bij deze nesten is geen camera geplaatst en zijn de eieren niet opgemeten. Hiermee kon worden aangetoond of de camera en de meetactiviteiten zelf ook invloed hadden op de mate van predatie.
2.3 Soortensamenstelling mogelijke predatoren in het onderzoeksgebied. De soortensamenstelling van mogelijke predatoren in het onderzoeksgebied is tot stand gekomen door middel van een Punt transecttelling (PTT-telling) Dit is een globale telmethode, deze methode gaat uit van een serie punten langs een route zoals een wegtraject. Op elk punt wordt dan een telling uitgevoerd. Op elk punt wordt minimaal een keer per week 15 minuten geteld en alle waarnemingen genoteerd. Deze tellingen zijn sâ&#x20AC;&#x2122;morgens uitgevoerd omdat dan de meeste vogels actief zijn, en de trefkans het hoogst is.( M.J.S.M Reijnen 1985) Bij deze telling is het gebied gemonitord over de periode van maart t/m juni. In deze periode zijn door middel van waarnemen met verrekijker en telescoop, de verschillende diersoorten die als predator kunnen optreden, in het onderzoeksgebied in kaart gebracht. Op de hieronder afgebeelde kaart zijn deze telpunten in het gebied weergegeven.
Kaart 6 Telpunten van de PTT-telling in het onderzoeksgebied (Bron: Google maps aerodata 2012)
18
Allereerst is er gekeken naar diersoorten die in Nederland algemeen als predator van weidevogels worden beschouwd. In de tabel hieronder is een samenstelling van deze soorten weergegeven, ook is aangegeven in welke mate ze verantwoordelijk zijn voor de predatie van legsels, kuikens of adulte vogels. Met de PTT-tellingen werd duidelijk welke soorten er in het onderzoeksgebied voorkwamen. Vervolgens is het gebied ook afgezocht op de aanwezigheid van schuilplaatsen voor predatoren.
Tabel 2 Overzicht mogelijke predatoren van Legsels, Kuikens, en adulte weidevogels bron: (Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009) â&#x20AC;&#x201C; predatie onwaarschijnlijk/ + predatie mogelijk/++ predatie bevestigd tijdens landelijk predatieonderzoek en/ of predatieonderzoek in de Stollhammer WIsch ( D)
Diersoort Blauwe reiger Bruine kiekendief Bruine rat Buizerd Bunzing Egel Ekster Grote Zilverreiger Havik Hermelijn Hond Kat Kauw Kerkuil Kleine Mantelmeeuw Kokmeeuw Wasbeerhond Ooievaar Roek Slechtvalk Sperwer Steenmarter Stormmeeuw Torenvalk Vlaamse Gaai Vos Wezel Zilvermeeuw Zwarte Kraai
Legsel ++ + ++ ++ + ++ + + + + + + ++ + + ++ + + ++
Kuiken ++ ++ ++ ++ ++ ++ + ++ ++ + ++ ++ ++ ++ + + ++ + ++ ++ ++ ++ ++ + ++ ++ ++ ++
19
Adult + ++ + + + + + ++ -
2.4 Vaststelling van soorten die daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor predatie van grutto legsels in het onderzoeksgebied De benodigde gegevens hiervoor zijn verkregen door het bekijken van camerabeelden van wildcameraâ&#x20AC;&#x2122;s die bij de nesten van gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s geplaatst zijn. Hiermee kon door middel van beeldmateriaal vast worden gesteld welke predators verantwoordelijk zijn bij de predatie van legsels of volwassen vogels in het onderzoeksgebied. Waarnemingen met cameraâ&#x20AC;&#x2122;s bij legsels gaven vaak absolute zekerheid over de identiteit van de predator. Ook zijn visuele observaties gedaan en gekeken naar sporen rondom de nesten. ( zoals resten van eieren en de locatie hiervan, vlakbij het nest of verder verwijderd, aangepikt of opengebroken.)
2.5 Berekening van dagelijkse overlevingskans met mayfieldmethode De dagelijkse overlevingskans van een gruttolegsel in het onderzoeksgebied is uitgerekend aan de hand van de Mayfieldmethode. Deze methode kan gebruikt worden om een schatting te maken van de dagelijkse overlevingkans van nesten of jonge kuikens in nesten te maken. De uitkomsten van deze methode zijn populatiespecifiek. In het model wordt gekeken naar de totale blootstellingtijd van alle legsels in het onderzoeksgebied dus de tijd tot een nest uitgebroed werd of de tijd totdat het nest verloren ging door predatie of andere oorzaken. Aan de hand hiervan kan met de hieronder weergegeven formule de dagelijkse overlevingskans worden berekend. ( mayfield 1960,1961,1970) Waarbij p= Dagelijkse overlevingskans volgens Mayfield a=totale aantal nestdagen (totale blootstellingtijd) b= aantal verloren nesten. Stel je hebt 10 nesten van een Kievit. Van deze 10 nesten zijn 5 nesten ergens op de zevende dag na het leggen gepredeerd. De overige 5 hebben de volle broedtijd gelegen en zijn uitgekomen. Als er vanuit gegaan wordt dat voor een Kievit de volle broedtijd bestaat uit 4 dagen leggen en 28 dagen broeden, dan geldt een totale broedtijd van 32 dagen. Voor de 5 nesten die gepredeerd zijn geldt dat ze 7 dagen hebben overleefd. Deze nesten hebben in totaal 7 x 5 = 35 dagen overleefd. De overige 5 nesten hebben 32 dagen overleefd, dus in totaal 5 x 32 = 160 dagen. De 10 nesten op dit terrein hebben dus in totaal 35 + 160 = 195 dagen overleefd. Volgens Mayfield hebben we nu op dit terrein een totaal aantal nestdagen a = 195 en vijf gepredeerde nesten b = 5. De dagelijkse overlevingskans p wordt nu.( Bron: Wikipedia Mayfield. H. 1961. Nesting succes calculated from exposure. Wilson Bull. 73: 255-261)
P= 195/ (195+5)=0,975%
20
In het onderzoeksgebied ging het om de legsels van Gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s. Aangezien de Grutto in de legperiode ongeveer om de 36 uur een ei legt en een broedtijd heeft van 24 tot 25 dagen is de totale blootstellingtijd van een legsel ongeveer 27 dagen van ei 1 tot uitkomen van het legsel. De eerste legdatum van elk legsel is vastgesteld met behulp van het dompelen van de eieren. De onderzoeker Dick Veldman heeft in 1980 een tabel met schaal ontwikkeld waarin aan het aantal graden dat een ei kantelt gezien kan worden hoeveel dagen het bebroed is. Voor de volledige tabel zie bijlage12. Aan de hand van deze gegevens is het totale aantal nestdagen van alle 48 nesten in het onderzoeksgebied berekend.
2.6 Nacht- of dagpredatie De hoeveelheid nacht of dagpredatie is vastgesteld aan de hand van de camerabeelden. Hiermee konden de aantallen tegen elkaar worden uitgezet.
2.7 Jongenoverleving Om de jongeren overleving in het onderzoeksgebied vast te stellen zijn er alarmtellingen in het onderzoeksgebied gedaan. Met deze tellingen kun je het aantal ouders met kuikens vaststellen. Bij deze telling is op elk perceel gekeken hoeveel alarmerende ouders er bij betreding van het perceel actief waren. Wanneer er 1 alarmerend gruttopaar bij een perceel gesignaleerd werd is er van uitgegaan dat dit paar 1 of meerdere kuikens aan het begeleiden was.
21
3. Resultaten 3.1 Aantal gevolgde nesten in het onderzoeksgebied Er zijn in totaal 48 nesten gevolgd in het onderzoeksgebied. Met in totaal 96 individuele gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s. 23 van deze nesten zijn gevolgd met een nestcamera. 8 nesten fungeerden als controlenest. De nesten lagen verspreid over 19 verschillende percelen in het onderzoeksgebied. De eerste eieren werden gevonden op 24 april en de laatste op 15 mei. Op de kaart hieronder is der spreiding van de legsels over het onderzoeksgebied te zien. Tabel 3 Situatie gevolgde nesten
Gevolgde legsels Nesten gevolgd met camera Controle nesten Geen camera wel ingemeten Totaal gevolgde nesten
aantal 23 8 17 48
Kaart 7Locaties van gevolgde nesten in het onderzoeksgebied ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
In het diagram hieronder zijn de lotgevallen van de gevolgde nesten in percentages weergegeven. 14% van de legsels werden succesvol uitgebroed tot kuikens, 23 % werd vroegtijdig in de broedperiode verlaten en 63% van de legsels werd gepredeerd.
gevolgde nesten 14% 23%
verlaten gepredeerd
63%
succesvol
Figuur 2 Lotgevallen van gevolgde nesten in 2012
22
3.2 Soortensamenstelling mogelijke predatoren in het onderzoeksgebied. Na het uitvoeren van de PTT-tellingen zijn er een aantal diersoorten in het onderzoeksgebied aangetroffen. Hieronder een tabel van diersoorten die tijdens PTT-telling of door middel van camerabeelden zijn vastgesteld in het onderzoeksgebied en die mogelijk een rol kunnen spelen in de predatie van gruttolegsels, gruttokuikens of volwassen grutto's in het onderzoeksgebied. Van elke soort is weergegeven in welke mate ze voorkomen tijdens het broedseizoen in het onderzoeksgebied. Voor de volledige telresultaten en de resultaten per telronden zie bijlage 11. Tabel 4 Diersoorten die zijn aangetroffen in het onderzoeksgebied (Voor volledige telresultaten per telronde zie bijlage 11)
Diersoort Blauwe reiger Bruine Kiekendief Buizerd Ekster Hermelijn Kat Kauw Kokmeeuw Kleine mantelmeeuw Roek Slechtvalk Stormmeeuw Torenvalk Vos Zilvermeeuw Zwarte Kraai Zwartkopmeeuw
Voorkomen in onderzoeksgebied tijdens broedseizoen 3 tot 4 exemplaren 2 exemplaren 3 tot 4 exemplaren Algemeen veel voorkomend als broedvogel Aanwezig, aantal onbekend Aanwezig, 3 tot 4 exemplaren Veelvuldig aanwezig, broedvogel Veelvuldig aanwezig Algemeen aanwezig Algemeen aanwezig als broedvogel 1 exemplaar Algemeen aanwezig 4 tot 5 exemplaren broedvogel Algemeen aanwezig, circa 3 exemplaren Veelvuldig aanwezig Veelvuldig aanwezig, broedvogel Aanwezig in kleine aantallen
23
3.2.1 Schuilplaatsen van predatoren in het onderzoeksgebied. In en rondom het onderzoeksgebied zijn 4 bouwen van een vos aangetroffen (V1/V2/V3/V4). De bouw gemarkeerd als V1 is door graafwerkzaamheden voor het maken van een baggerdepot afgegraven en dus niet in gebruik geweest. Bij de bouw V2 is de vos vastgelegd op camera en deze bouw is in het broedseizoen belopen gebleven.
Afbeelding 1 Belopen bouw met prenten bij de ingang
V3 was een gat in een ma誰sperceel dat waarschijnlijk werd gebruikt als dagverblijf door de vos. De bouw bij V4 was onder een vuilcontainer op het erf van een loonbedrijf. Deze bouw werd gebruikt om jongen groot te brengen, dit was te zien aan het grote aantal prooiresten rondom de verblijfplaats. Bij deze bouw zijn ook de resten van een volwassen grutto gevonden.( zie ook afbeelding 5) Op perceel SM33 is een nest van een hermelijn aangetroffen(H1)het was niet vast te stellen of dit een nest voor het grootbrengen van jongen was of dat het gewoon een slaapplaats was.
Kaart 8 Locaties van vossenbouwen en hermelijn ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
24
3.3 Soorten die daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor predatie van Grutto legsels Er zijn in het onderzoeksgebied 3 diersoorten waargenomen die als predator zijn opgetreden, dit waren Vos, Zwarte Kraai en Hermelijn. De predatie van de Vos is bevestigd met camerabeelden, de predatie van de Zwarte kraai is gezien door de verrekijker, en predatie van de Hermelijn is vastgesteld op basis van de situatie aangetroffen in het nest en de grote groep alarmerende vogels boven het perceel. Tabel 5 vaststelling lotgevallen legsels
Lotgevallen legsels succesvol
aantal 6,5
gepredeerd door Vos
24,5
gepredeerd door Hermelijn Zwarte Kraai Onbekende predator verlaten
3 2 1 11
waarvan 6 met camera 1 zonder camera 8 controle nest zonder camera 4 op nest situatie/ sporen 13 vastgelegd op camera vastgesteld op nest situatie/ sporen vastgesteld op observatie door kijker kon niet worden ge誰dentificeerd 4 met camera 7 zonder camera
totaal aantal nesten 48 Van de 48 legsels zijn er 6,5 succesvol uitgebroed tot kuikens. Een legsel hiervan werd deels gepredeerd door een vos, maar 1 van de overgebleven 2 eieren kwam uit hiervoor is dus 0,5 succesvol en 0,5 gepredeerd. 41 legsels zijn verloren gedaan, dit is een percentage van 86 %. 11 nesten werden verlaten(21%) en 1 legsel werd vertrapt door een schaap en verlaten(2%). Er werden in totaal 31 nesten gepredeerd, dit bedroeg 63% van het totaal aantal gevolgde nesten. Van deze gepredeerde nesten was de vos de hoofdverantwoordelijke met zeker 13 en waarschijnlijk 24,5 gepredeerde legsels(79 %), vervolgens was de hermelijn verantwoordelijk voor de predatie van 3 legsels(10%), de Zwarte kraai predeerde 2 gruttolegsels ( 6%) en er werd 1 legsel door een onbekende predator gepredeerd(3%).De kans dat een legsel in het onderzoeksgebied gepredeerd werd was 63 procent. Dit percentage ligt bijna 2 keer hoger dan het landelijke gemiddelde dat tussen de 27 en de 32% ligt. ( Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.)
Aandeel van verschillende diersoorten in de predatie 3% 7% vos
10%
hermelijn onbekend 80%
zwarte kraai
Figuur 3 Aandeel van verschillende diersoorten in de predatie van 31 Gruttolegsels in het onderzoeksgebied
25
Predatie door de Vos Door het plaatsen van cameraâ&#x20AC;&#x2122;s op wissels voor het broedseizoen bleek dat er waarschijnlijk 3 verschillende vossen in het gebied actief waren. Dit waren 2 rekels en 1 moervos. Deze vossen waren verantwoordelijk voor de predatie van zeker 13 een waarschijnlijk 24,5 grutto legsels. Dit betekend dat in 81 % van de gevallen de vos verantwoordelijk was voor de predatie van de gruttolegsels. Het betrof 3 verschillende exemplaren. 13 Keer is deze predatie vast gelegd op camera. De predatie van vos werd ook bevestigd door de nestsituatie die werd aangetroffen na de predatie. Het bleek dat de vos en eieren een voor een uit het nest nam en ze vervolgens op ongeveer 2 meter van het nest vandaan opat.( Zie reeks afbeeldingen hieronder)
Afbeelding 2 Vos predeert Grutto legsel
Er werd bij predatie van vos geen struif in het nest aangetroffen. Met deze wetenschap kon ook bij andere nesten de predator worden geĂŻdentificeerd. Wanneer er geen struif in het nest aanwezig was en er geen ei resten in het nest lagen was het zeer waarschijnlijk dat het om predatie door de vos ging. De vos was waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor de predatie van de controlenesten. Hieruit kan worden opgemaakt dat de nesten ook zonder menselijke activiteit bij het nest toch gevonden en gepredeerd worden. Op de camerabeelden was duidelijk te zien dat geur bij de locatie van de nesten een grote rol speelde op de foto hieronder staat een vos afgebeeld die de grutto die kort geleden het nest is afgevlogen ruikt in de lucht en vervolgens het nest predeert. Bij nest KP2903 was dit het geval. ( zie ook bijlage 13 )
26 afbeelding 3 Vos ruikt weggevlogen Grutto in de lucht en predeert vervolgens het nest
In een geval bleek uit camerabeelden dat een moervos een nest predeerde en vervolgens het nest markeerde met urine. De volgende avond kwam ze terug om het nest opnieuw te controleren op eieren. (zie bijlage4 moervos markeert nest met urine) Een keer is de predatie van kuikens uit een nest vastgelegd. Dit betrof het nest SM1401. Dit was een nest gelegen aan de Noordwest kant van het onderzoeksgebied. Dit nest werd gevonden op 24 april na het opmeten werd duidelijk dat dit nest op 16 mei uit zou komen. Bij de visuele controle van het nest leek alles in orde te zijn. Er werden kleine dopjes in het nest aangetroffen zonder verdere struif of bloedsporen. Het leek erop dat dit nest succesvol uitgekomen zou zijn. Bij latere analyse van de camerabeelden bleek dat de eieren inderdaad waren uitgekomen op 16 mei. De kuikens werden echter op diezelfde avond gepredeerd door een vos (rekel). De kuikens werden 1 voor een doodgebeten en vervolgens naast het nest gelegd. Hierna werden ze alle 4 in een keer in de vang meegenomen. Dit beeld duidde erop dat ook deze rekel voedsel aan het zoeken was voor zijn jongen. Op de afbeelding hieronder is de rekel te zien met de 4 kuikens in de vang.
afbeelding 4 Vos met 4 kuikens in de vang bij nest SM-1401
27
Zeer opvallend was ook het nest KP-2206 waaruit 2 eieren gepredeerd werden en waar twee eieren ongemoeid werden gelaten, waarvan 1 vervolgens nog is uitgekomen. Opvallend was ook dat de eieren van verlaten nesten ook ongemoeid werden gelaten. Op camerabeelden van nest SM5201 is een vos te zien die bij het verlaten nest langsloopt, maar de koude eieren laat liggen. Eenmaal is de predatie van een volwassen vogel door een vos vastgesteld. Dit was het geval bij nest KP0302. Hierbij werden resten van veren en bloed bij een gepredeerd nest aangetroffen. Vervolgens is later bij de vossenbouw V4 een gruttovleugel aangetroffen. Voor de volledige historie van elk nest op elk perceel zie bijlage 13.
afbeelding 5 Resten van volwassen grutto gepredeerd bij nest KP-0302
28
Predatie door Hermelijn De Hermelijn was verantwoordelijk voor de predatie van 3 gruttolegsels. Dit was een percentage van 9,6 %. De predatie is geen enkele keer vastgelegd op camerabeelden. Hij is vastgesteld op basis van de situatie aangetroffen bij het nest, en het feit dat er een hermelijn nest gevonden was op hetzelfde perceel waar de predatie heeft plaatsgevonden. De hermelijn is op ditzelfde perceel ook waargenomen aan de hand van groepen gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s die er boven hingen te alarmeren. Op de afbeeldingen hieronder zijn de nesten SM3301en KP0102 te zien na de predatie van de hermelijn.
afbeelding 6 Nestsituatie na predatie door Hermelijn
Eenmaal is de predatie van een volwassen mannelijke grutto bij nest KP1901 geconstateerd. Aan de hand van de bijtsporen in de nek kon worden aangetoond dat het een hermelijn betrof.( zie ook bijlage 2 adulte grutto gepredeerd door hermelijn)
afbeelding 7 Gepredeerde Grutto aangetroffen bij nest KP-1901
29
Predatie door Zwarte kraai De zwarte kraai was verantwoordelijk voor de predatie van 2 grutto legsels. Deze gevallen zijn niet met camerabeelden vastgelegd, maar door observatie door een verrekijker. Later is het nest bezocht en zijn resten van eieren aangetroffen. Eenmaal werden de eieren bij het nest gepredeerd en eenmaal werden de eieren een voor een meegenomen en vervolgens op grote afstand van het nest opgegeten. Bij dit laatste geval vloog de Kraai voor elk ei naar het nest en daarna vloog hij vervolgens ongeveer 500 meter bij het nest vandaan waar hij de eieren consumeerde. De eischalen zijn later teruggevonden en gefotografeerd. Het aantal predatiegevallen van legsels door kraaien was opvallend laag aangezien er veel kraaien in het onderzoeksgebied aanwezig waren. Deze constatering werd ook al gedaan in het predatieonderzoek van 2004(Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.)
afbeelding 8 Resten van door Zwarte kraai gepredeerd nest SM-1901
30
3.4 Hoe vaak komt de predatie voor? De kans dat een legsel in het onderzoeksgebied verloren zou gaan was dit jaar 86%. De kans dat een legsel liep om gepredeerd te worden was 63%. Er werden in totaal 31 legsels gepredeerd. Eenmaal is de predatie van 4 kuikens door een Vos vastgesteld. Het eerste geregistreerde predatiegeval was op 23-4-2012 en het laatste op 24-5-2012. Opvallend was dat op vrijdag 11 mei 2012 de meeste legsels (9 stuks) op een dag werden gepredeerd. Daarna kwam 7 mei met 3 legsels. Het aantal dagen tussen de datum van de eerste vondst van het legsel en de predatie ervan lag erg uiteen. 2 legsels werden binnen 24 uur gepredeerd maar er waren ook legsels die pas na 20 of 22 dagen na de eerste vinddatum gepredeerd werden. Het nest SM-1401 met de kuikens werd pas 22 dagen na de eerste vinddatum gepredeerd. Er waren ook twee nesten die voor de vondst al waren gepredeerd. Opvallend was dat er negen nesten 10 dagen na de eerste vinddatum gepredeerd werden. Deze piek is niet in verband te brengen met een hoog aantal nesten dat uit moest komen op deze datum, de meeste nesten hadden een uitkomstdatum die veel later lag. Op de grafiek hieronder vertegenwoordigd de rode lijn het aantal predatiegevallen van gruttolegsels op die desbetreffende datum. De groene lijn vertegenwoordigd het aantal nesten dat op die betreffende datum uit zou moeten komen. De piek van 11 mei is niet in verband te leggen met een hoog aantal nesten dat op die datum zou moeten uitkomen want geen enkel nest dat op die dag gepredeerd is had een uitkomstdatum die op diezelfde dag viel, maar een veel latere uitkomstdatum. Een verklaring zou kunnen zijn dat de moervos op rond deze datum haar jongen heeft geworpen en veel eiwitrijk voedsel nodig had voor de productie van melk zodat ze haar jongen kon zogen.
Predatiegevallen in relatie met uitkomstdata 10 9 8
Aantal nesten
7 6 5 4
aantal predatiegevallen
3
Uitkomstdatum nest
2 1
datum Figuur 4 Predatiegevallen uitgezet tegen Uitkomstdatum
31
25-5-2012
23-5-2012
21-5-2012
19-5-2012
17-5-2012
15-5-2012
13-5-2012
11-5-2012
9-5-2012
7-5-2012
5-5-2012
3-5-2012
1-5-2012
29-4-2012
27-4-2012
25-4-2012
23-4-2012
0
3.5 Dagelijkse overlevingskans van een legsel In het onderzoeksgebied ging het om de legsels van Gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s. Aangezien de Grutto in de legperiode ongeveer om de 36 uur een ei legt en een broedtijd heeft van 24 tot 25 dagen is de totale blootstellingtijd van een legsel ongeveer 27 dagen van ei 1 tot uitkomen van het legsel. De eerste legdatum van elk legsel is vastgesteld met behulp van het dompelen van de eieren. De onderzoeker Dick Veldman heeft in 1980 een tabel met schaal ontwikkeld waarin aan het aantal graden dat een ei kantelt gezien kan worden hoeveel dagen het bebroed is. Voor de volledige tabel zie bijlage12. Aan de hand van deze gegevens is het totale aantal nestdagen van alle 48 nesten in het onderzoeksgebied berekend. Er gingen in totaal 41 nesten verloren en 7 nesten waren succesvol. De blootstellingtijd is per nest aangegeven en is te zien in de tabellen van de gebruikte dataset in bijlage 10. a=totaal aantal nestdagen=642 dagen b= aantal verloren nesten=41
p= 642/(642+41)= 0,939% In het onderzoek van 2004 werd landelijk voor de grutto in 2000 een dagelijkse overlevingskans van p=0,9885 berekend en in 2004 p=0,9885 (Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.)In het onderzoeksgebied lag dit met p=0,939 aanzienlijk lager. Dagelijkse overlevingskans Grutto 2000 (landelijk) Dagelijkse overlevingskans Grutto 2004 (landelijk) Dagelijkse overlevingskans onderzoeksgebied 2012
0,9885 % 0,9883 % 0,939 %
3.6 Verlating Opvallend was ook het grote aantal verlaten nesten in het onderzoeksgebied. Dit was 11 keer het geval, dit was totaal 21 % van het totale aantal gevolgde nesten. Dit betekend dat de kans op verlating van een nest dus ook 21 % was. In vergelijking met een landelijk gemiddelde dat tussen de 5 en 7% verlating ligt is dit dus opvallend hoog.(Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.) De hoge mate van verlating van legsels is wellicht te verklaren door de hoge predatiedruk in het gebied. Gruttoparen beginnen wel met een legsel, maar voelen zich niet veilig en steken dus geen energie meer in het uitbroeden van het legsel. Waarschijnlijk is de angst te verklaren door het hoge percentage nachtpredatie, hierbij lopen volwassen vogels het risico van het nest gegrepen te worden. De predatie van gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s bij het nest is twee keer geconstateerd. Bij het geval op perceel KP19 werd het mannetje van het grutto paar vlak bij het nest gepredeerd. Bij het vinden van deze grutto zat het vrouwtje nog gewoon op het nest. Twee dagen later was het nest echter verlaten.
32
3.7 Invloed van nestbezoek op predatie Gemiddeld is elk nest 1 keer per week gecontroleerd. Dit is ongeveer te vergelijken met de interval van ongeveer 7 dagen die het meeste voorkomt bij de nazorg van nesten. Gemiddeld wordt een nest bij het nazorgen 3 tot 4 keer bezocht. (Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.)In het onderzoeksgebied was dit vaak minder omdat de nesten gepredeerd werden en dus de volgende controles overbodig waren. De camera nesten werden ook wekelijks gecontroleerd. Wanneer door observatie door de telescoop bleek dat er geen vogels meer bij het nest aanwezig waren. Was dit vaak omdat het nest al was gepredeerd in dit geval werd het nest bezocht en de camera weggehaald zodat deze vervolgens bij een ander nest geplaatst kon worden. Opvallend was dat het nest met het meeste aantal nestbezoeken (5 keer KP0203 vanwege mislukte vangpoging) een succesvol nest was met 4 kuikens. Dit is in strijd met het generale model van gemiddeld 10% verhoogde kans op predatie bij elk nestbezoek.(Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.)Ook werd duidelijk dat alle controle nesten waarvan de eieren niet waren opgemeten en geen verdere activiteit rondom het nest had plaatsgevonden allemaal waren gepredeerd. Deze nesten werden ook een keer per week gecontroleerd.
3.8 Nacht- of dagpredatie Voor het overgrote deel is de predatie van de gruttolegsels sâ&#x20AC;&#x2122;nachts voorgevallen. 81% van de predatiegevallen gebeurden sâ&#x20AC;&#x2122;nachts. De tijdstippen liepen erg uiteen van 22:11 uur tot 4:34 uur. De predatie van de 4 kuikens bij nest SM1401 gebeurde om 23:14 uur. De predatie van 3 legsels door hermelijn gebeurde bij daglicht zoals ook de predatie van 2 legsels door een Zwarte kraai. De dagpredatie van de hermelijn kan in relatie staan tussen de hoge nachtactiviteit van de vos in het onderzoeksgebied. Het wordt dus duidelijk dat de nachtpredatie de grootste rol speelt in het onderzoeksgebied. Dit bevestigd de constatering van het eerdere predatieonderzoek van 2004 waarbij ongeveer 73% nachtpredatie geconstateerd werd. (Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.).Hierin werd ook gesteld dat het in het SĂşdermargebied vooral om nachtpredatie draaide. In de figuur hieronder zijn de gevallen van dag en nachtpredatie tegen elkaar uitgezet.
nacht/dag predatie 35 30 25 dagpredatie
20
onbekend
15
nachtpredatie
10 5 0 aantal
Figuur 5 Aantallen nacht of dag predatie in het onderzoeksgebied
33
3.9 Waar in het gebied vindt de predatie plaats? Op 13 van de 19 percelen waar gruttolegsels gevolgd zijn heeft predatie plaatsgevonden. De predatie was het grootst op perceel KP22 waar ook de hoogste dichtheid van gruttonesten was. Het is moeilijk te zeggen waar de predatiedruk in het gebied het hoogst is omdat op bijna elk perceel waar nesten zijn gevolgd predatie heeft plaatsgevonden. De nesten die verlaten werden lagen vaak vlakbij of op dezelfde percelen waar predatie plaatsvond. Bij het bekijken van de kaart kan gesteld worden dat in het westelijke gedeelde de predatiedruk het hoogst is. In het Noordwesten van het onderzoeksgebied tegen het bungalowpark zijn de meeste legsels succesvol geweest. Wat ook opvalt, is het geringe aantal nesten in het reservaatgebied dat in beheer is van it Fryske Gea. In dit gebied zijn bijna geen legsels gevolgd en is dus ook geen predatie gesignaleerd.
Kaart 9 Locaties van nesten rode stippen vertegenwoordigen gepredeerde nesten, zwarte stippen verlaten legsels en groene stippen succesvolle nesten (Bron: Google maps aerodata 2012)
34
3.10 Jongerenoverleving Van de totaal aantal gevolgde nesten was 14% succesvol. Dit betekend dat bij 7 nesten 1 of meer kuikens uit het nest zijn gekomen. Van de gevolgde nesten zijn in totaal 19 kuikens uit het ei gekomen. Er waren 3 nesten met 4 kuikens, 2 nesten met 3 kuikens en een nest waarvan 1 kuiken uit het ei is gekropen. De 48 gevolgde paren waren dus verantwoordelijk voor de reproductie van 19 grutto kuikens van 1 dag oud. Op 5 juni is er een telling in het onderzoeksgebied gedaan om het aantal ouders met kuikens vast te stellen. Bij deze telling is op elk perceel gekeken hoeveel alarmerende ouders er bij betreding van het perceel actief waren. Wanneer er 1 alarmerend gruttopaar bij een perceel gesignaleerd werd is er van uitgegaan dat dit paar 1 of meerdere kuikens aan het begeleiden was. Bij de telling van 5 juni werden er op 6 verschillende percelen in het onderzoeksgebied 6 paren grutto's met 1 of meerdere kuikens geteld. In het beste geval waren het 6 paren met 4 kuikens dus dan zou het totaal uitkomen op 32 kuikens op 5 juni. Het kan echter zo zijn dat er ook nog nesten in het onderzoeksgebied gemist zijn. En dus is het moeilijk het aantal kuikens te bepalen. Gesteld kan worden dat in het slechtste geval, elk alarmerend gruttopaar 1 kuiken aan het begeleiden was. Dit betekend dan dat er op 5 juni in totaal nog 6 kuikens aanwezig waren. In dit geval kan de overleving van de kuikens tot 5 juni worden geschat op ongeveer 31 %. In het beste geval waren het grutto’s die 2 tot 4 kuikens beschermden. Dit betekend dat er op 5 juni minimaal 12 en maximaal 32 kuikens in het onderzoeksgebied aanwezig waren. Dit brengt de overleving tot 5 juni op een percentage van ongeveer tussen de 50 en de 100%. Bij het rapport grutto’s in ruimte en tijd 2007-2010 wordt uitgegaan dat de gemiddelde kuikenoverleving in de beste gebieden ongeveer 5% is. De beschouwing van het eerste geval dat de paren gemiddeld 1 kuiken aan het begeleiden waren lijkt dan ook het meest waarschijnlijk. In dit geval zouden er in de beste situatie van het maximale aantal van 32 kuikens 5 procent overblijven. Dit zou betekenen dat er uiteindelijk 1,6( afgerond 2) kuikens zouden overleven. Er moet echter wel worden meegewogen dat de telling op 5 juni heeft plaatsgevonden en het aantal overlevende kuikens na 5 juni nog kan afnemen door predatie of sterfte. In het eindrapport grutto’s in ruimte en tijd is een tussen 2007 en 2010 een gemiddelde juveniele overleving van ongeveer 41% vastgesteld. Dit betekend ongeveer de helft van de kuikens het stadium tussen juveniel en volwassen zal overleven.
Hieruit wordt wel duidelijk dat het reproductiesucces van de 48 gevolgde grutto’s in het onderzoeksgebied erg laag ligt. Dit lage reproductieve succes is voor een groot deel toe te dichten aan de lage nestoverleving in het gebied.
35
4. Discussie 4.1Vergelijking cijfers voorgaande jaren Nest overleving In vergelijking met de vorige jaren is er een dalende trend te herkennen in het onderzoeksgebied. In het jaar 2007 en 2008 is het hoogste percentage nestoverleving te herkennen, met 2008 als beste jaar met 78,72% succesvolle nesten. In 2009 daalt het percentage plotseling met 66,4 %.In 2012 een nestsucces van 14,58 procent dit is meer dan 5 keer minder dan het meest succesvolle jaar 2008. In de tabel hieronder zijn de percentages van nestoverleving in de loop der jaren weergegeven. Het jaar 2011 is hierin niet meegenomen, omdat deze gegevens niet waren verwerkt in het eindrapport van Grutto's in ruimte en tijd 2007-2010.Ook zijn deze percentages van de jaren 2007 tot 2010 uit het rapport de percentages van de SĂşdermarpolder. De Kampenspolder is hier buiten beschouwing gelaten omdat deze cijfers niet werden vermeld in het rapport. Tabel 6 Percentages nestoverleving van 2007-2012 (Bron: Eindrapport Grutto's in ruimte en tijd 2007-2010)
Percentage nest overleving in de loop van 2007 tot 2012 2007 2008 2009 2010 2012
54,06% 78,72% 21,21% 12,32% 14,58%
Vergelijking met cijfers van predatieonderzoek in 2004 Er is een vergelijking gemaakt tussen de cijfers van het SOVON predatieonderzoek van 2004 en de cijfers van het onderzoeksgebied in 2012. De cijfers van 2004 zijn een landelijk gemiddelde van weidevogelnesten. In de cijfers van 2012 zijn alleen de lotgevallen van gruttonesten meegenomen. Bij deze vergelijking valt ook op dat het aandeel predatie in de cijfers van 2012 veel hoger is dan het landelijke gemiddelde van 2012. In 2004 was landelijk een predatiepercentage van 27 procent te herkennen. In het onderzoeksgebied was dit 63%. Dit betekend dat in 2012 het percentage predatie in het onderzoeksgebied 2,3 keer zo hoog was als het landelijk gemiddelde van 2004. Ook valt op dat de het percentage verlaten nesten in het onderzoeksgebied in 2012 aanzienlijk hoger was dan het landelijke gemiddelde van 2004. In 2004 was dit 7% en in 2012 was dit in het onderzoeksgebied 20%. Dit percentage is bijna 3 keer zo hoog als het in 2004 bedroeg. Deze hoge mate van verlating is waarschijnlijk toe te dichten aan de hoge predatiedruk in het gebied. De hoge predatiedruk van gruttolegsels kan ook te maken hebben met het alternatieve voedselaanbod voor predatoren in het onderzoeksgebied. Wanneer het bijvoorbeeld een slecht muizenjaar is zal waarschijnlijk ook de predatiedruk op gruttolegsels toenemen.
36
lotgevallen 2004 landelijk verlaten uit agr werkzaamheden onbekend 1%
5%
predatie beweiding overig
1% 7%7% 27% 52%
Figuur 6 Lotgevallen van weidevogellegsels in het Predatieonderzoek van SOVON (Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005)
Er is te zien dat het aantal succesvolle nesten in 2004 landelijk hoger ligt met 52% dan in 2012 in het onderzoeksgebied waar het aantal succesvolle nesten 14 % bedraagt. In de beschouwing dient te worden meegenomen dat de cijfers van 2012 alleen wat zeggen over gruttolegsels en de cijfers van 2004 informatie geven over alle weidevogelsoorten. Ook zijn verschillen in be誰nvloedende factoren als weer en klimaat in deze vergelijking niet meegenomen, deze spelen uiteraard ook een rol in het gehele proces.
lotgevalllen in 2012 onderzoeksgebied verlaten
predatie
succesvol
2% 14%
21%
63%
Figuur 7 Lotgevallen van gruttolegsels in het onderzoeksgebied
37
beweiding
4.2 Waar komt de predatie voor? Het lijkt erop dat de predatiedruk in het Oosten van het onderzoeksgebied het hoogst is. Men moet echter wel rekening houden met het feit dat daar ook de meeste legsels zijn gevolgd, en ook de grootste concentratie van legsels is gesignaleerd. De hogere predatie druk kan misschien verklaard worden doordat in het oosten van het onderzoeksgebied ook de meeste belopen vossenbouwen zijn gesignaleerd ( zie ook kaart 8)Het lijkt logisch dat deze nesten eerder worden gepredeerd omdat de vos dan de kortste afstanden moet afleggen om bij de percelen te komen waar de nesten liggen.
4.3 Predatie door de vos Van de totale hoeveelheid legsels is verondersteld dat 24,5 legsels door de vos gepredeerd zijn. In 16 gevallen is de predatie vastgelegd op camera, waarvan 3 keer de beelden wazig waren. De 8 controlenesten zijn vastgesteld op de nestsituatie. Hieraan kan worden getwijfeld aangezien er geen camerabeelden beschikbaar zijn. De kans is echter wel zeer groot omdat de controlenesten op dezelfde percelen lagen waar cameraâ&#x20AC;&#x2122;s geplaatst werden. Op deze camerabeelden was te zien dat de vos op dezelfde datum op het perceel is verschenen. Bij de volgende controle ronden waren de eieren van de controlenesten ook gepredeerd. Aangezien de vos de hele percelen afstruint is het zeer waarschijnlijk dat deze nesten ook waren gepredeerd. Het is echter niet met honderd procent zekerheid vast te stellen. Aangezien er ook 1 maal een kraai is geweest die eieren uit het nest nam en op een grote afstand de eieren opat. Er zijn echter op de percelen nooit camera waarnemingen van predatiedoor kraaien gedaan dus dit is dan ook niet waarschijnlijk. Ook kan nog worden gesteld dat de predatie van Zwarte kraai in het eerdere onderzoek van 2004 ook eigenlijk werd uitgesloten. In dat onderzoek werd ook duidelijk dat het vooral om nachtpredatie(meer dan 70%) ging in het onderzoeksgebied. Dit maakt de veronderstelling dat de vos verantwoordelijk is voor de predatie van de controlenesten en de legsels zonder camera dan ook alleen maar sterker. De moervos die in het onderzoeksgebied aanwezig was had duidelijk zogende jongen, dit was te zien aan haar opgezette tepels. (Zie bijlage 5 zogende moervos predeert nest )Dit kan deels verklaren waarom de predatiedruk van de vos in het broedseizoen van de grutto zo hoog is. Door de zogende jongen heeft de moervos meer behoefte aan eiwitrijk voedsel voor haar melkproductie, in deze behoefte kan ze goed voorzien door het consumeren van de eiwitrijke eieren aanwezig in het gebied.
4.4 Predatie door de zwarte kraai De predatie van zwarte kraai is twee keer geconstateerd. Zwarte kraaien en Kauwen kunnen dus in zekere zin vrijgepleit worden. Dit is in tegenstrijd met de verwachting van veel mensen in het gebied die veronderstelden dat de grote groepen kraaien en kauwen verantwoordelijk waren voor de hoge predatiedruk. Het is echter wel in lijn met de constatering in het eerdere onderzoek naar predatie in 2004 waar ook gesteld werd dat het vooral om nachtpredatie ging. Het ligt voor de hand dat er een relatie bestaat tussen het aantal predatiegevallen van Kraaien en kauwen, en de hoge predatiedruk van de Vos in het onderzoeksgebied. De kans voor een Kraai om een nest te vinden wordt alsmaar kleiner naarmate er sâ&#x20AC;&#x2122;nachts meer nesten gepredeerd worden door de Vos.
38
4.5 Predatie door hermelijn De predatiegevallen van hermelijn zijn nooit vastgelegd op camera. Ze zijn vastgesteld op basis van de situatie vastgesteld bij het nest. En door de observatie van alarmerende vogels boven een perceel. De predatie door hermelijn is dus niet met honderd procent zekerheid vast te stellen. De lage predatiedruk van de hermelijn kan ook te maken hebben met de hogere druk van de vos in het gebied. De vos is een natuurlijke vijand van de hermelijn. En wanneer er meer vossen aanwezig zijn in een gebied is het dus waarschijnlijk dat het aantal hermelijnen minder is. Hierdoor wordt de kans dat een legsel in dit gebied door een hermelijn gepredeerd wordt dan waarschijnlijk ook kleiner.
4.6Verlating Een interactie tussen de hoge predatiedruk en het aantal verlaten nesten lijkt niet onlogisch. Wel vaker wordt gesuggereerd dat in gebieden met veel predatie broedvogels regelmatig worden verstoord door de aanwezigheid van predators en dat dit in sommige gevallen ook leidt tot het opgeven van het broeden. Di t wordt ook bevestigd in het predatieonderzoek van 2004(Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005.). Op perceel KP19 kan ook de vegetatiehoogte een rol hebben gespeeld. Het leek erop dat de vogels na verstoring het legsel moeilijk terug konden vinden in het lange gras.
4.7 Leemten in kennis en informatie Er is geen onderzoek gedaan naar het alternatieve voedselaanbod voor vos in het onderzoeksgebied dit zou aan te bevelen zijn voor een onderzoek in de toekomst. Er zou bijvoorbeeld een onderzoek gedaan kunnen worden naar de muizenstand in het gebied. Hiermee kan een completer beeld over het onderzoeksgebied geschetst worden. Ook zou het goed zijn om een vergelijkend onderzoek te doen in een ander gebied om zo vergelijkingsmateriaal te verkrijgen. De predatie van kuikens was behalve de camera beelden van nest SM-1401 moeilijk vast te stellen. Ook zijn de Hermelijnen zijn niet vastgelegd op camera. Maar er is toch met vrij veel zekerheid te zegen dat er predatie van Hermelijn heeft plaatsgevonden. De camera,s werden moeilijker inzetbaar naarmate de vegetatie hoger werd. Aangezien de camera’s reageerden op beweging zijn er in die perioden duizenden foto’s gemaakt van in de wind wiegend gras. De dataset was niet erg groot met 48 gevolgde legsels. Het is aan te bevelen om in een vervolg onderzoek een betere samenhang tussen de controlenesten en de cameranesten te maken. Er zouden in dit geval eigenlijk 24 nesten met camera’s gevolgd moeten worden en 24 nesten als controlenesten gemonitord moeten worden. Dan zou een betere statistische toets gedaan kunnen worden ( Gepaarde T-test)om het effect van nestbezoek en de aanwezigheid van camera’s te kunnen vaststellen. Ook had er een beter uniform protocol moeten worden gehandhaafd bij de nestbezoeken. Deze dataset werd ook beperkt door het geringe aantal camera’s dat beschikbaar was. Er waren 10 nestcamera’s beschikbaar zodat niet bij elk nest een camera gestaan heeft.
39
5. Conclusies en aanbevelingen voor beheer 5.1 Conclusies Het onderzoeksgebied is qua habitat met veel kruidenrijke percelen een zeer geschikte biotoop voor weidevogels als de Grutto. Het beheer in het gebied is gericht op het behoud van deze weidevogel, met hoge waterpeilen verlate maaidata en een goed voedselaanbod door kruidenrijkdom. Van de 48 gevolgde legsels waren en 7 (14%) succesvol. Het aantal gepredeerde legsels bedroeg 31(63%) en er werden 11 nesten (23%) verlaten. Een legsel is twee keer gemeten omdat het deels werd gepredeerd en deels succesvol was. Uit camerabeelden is gebleken dat de vos de hoofdverantwoordelijke was voor de hoge predatiedruk in het onderzoeksgebied. De vos was verantwoordelijk voor de predatie van zeker 13 een waarschijnlijk 24,5 legsels, dit was 83% van het totaal aantal gepredeerde legsels. 13 Keer werd deze predatie vastgelegd op camera . Bij de 8 controlenesten werd dit vastgesteld op basis van de situatie aangetroffen bij het nest en het bekijken van camera’s op hetzelfde perceel. Bij 4 nesten die niet als controlenest fungeerden en wel ingemeten waren werd de predatie vastgesteld op situatie bij het nest en met gebruik van camera’s op dezelfde percelen. Minder belangrijk als predator in het gebied was de hermelijn, verantwoordelijk voor de predatie van 3 legsels (10%) en daarna de Zwarte kraai met 2 legsels (6%). De kans dat een nest in het onderzoeksgebied verloren zou gaan was in dit broedseizoen 86 %. De dagelijkse overlevingskans van een legsel binnen het onderzoeksgebied berekend met de Mayfieldmethode was 0,939%. De predatie heeft op 13 van de 19 percelen plaatsgevonden met de grootste dichtheid in de Oostkant van het onderzoeksgebied. De predatie gebeurde vooral s’nachts. De datum waarop een nest gepredeerd wordt is in het onderzoek niet direct in verband te leggen met de uitkomstdatum van een nest. De datum waarop de predatie voorkwam was in bijna alle gevallen een stuk eerder dan de uitkomstdatum. Opvallend was dat alle nesten die als controlenest fungeerden en waar zo weinig mogelijk activiteit rondom het nest heeft plaatsgevonden allemaal gepredeerd zijn. En dat het nest met het hoogste aantal nestbezoeken een succesvol nest was. De hoge mate van verlating van legsels is waarschijnlijk het gevolg van de hoge predatiedruk in het gebied, volwassen vogels voelen zich niet veilig en kiezen ervoor om het legsel niet uit te broeden. De reproductie in het onderzoeksgebied is op dit moment te laag om een stabiele populatie Grutto’s in het gebied te behouden. Het gebied functioneert op dit moment als een ecologische val. Door de geschikte broedbiotoop worden vogels aangetrokken tot het gebied waar ze vervolgens geen reproductief succes hebben door de hoge predatiedruk. Als men de predatiedruk in het gebied wil verlagen en het reproductieve succes wil verhogen zal er een passende manier van predatoren bestrijding in het gebied gevonden moeten worden. De oplossingen in het gebied zijn op dit moment beperkt door de Provinciale wetgeving. De meest
40
effectieve methoden voor het bestrijden van de hoofdpredator (vos) zoals het gebruik van de lichtbak zijn op dit moment niet mogelijk door de intrekking van de lichtbakvergunning. De hoge predatiedruk in het gebied kan het gevolg zijn van een verlaagd voedselaanbod voor de hoofdpredator aangezien dit jaar een slecht muizenjaar was. Het verdient de aanbeveling om dit ook in de toekomst verder te onderzoeken. Ook zou er in een ander gebied een vergelijkend onderzoek gedaan moeten worden om te kijken of er nog meer factoren meespelen.
5.2 Aanbevelingen voor beheer Alle hieronder genoemde oplossingen voor het bestrijden van de predatoren in het onderzoeksgebied zijn afgeleid uit het predatiebeheersplan van Skriezekrite Idzegea Op zoek naar een verantwoorde regulatie van weidevogelpredatoren auteur Bob Jonge Poerink 2009 Delen waar een * achter staat zijn uit dit plan geciteerd. De oplossingen zijn toegespitst op het onderzoeksgebied en er is met kaarten aangeven waar de verschillende methoden uitgevoerd kunnen worden.
Ruimte binnen de huidige regelgeving. De ruimte voor schadebestrijding is binnen de huidige regelgeving beperkt. Vos en Zwarte kraai staan op de landelijke vrijstellingslijst. De vrijstelling geldt voor de artikelen 9 (verbod doden dieren), 10 (verbod opzettelijk verontrusten dieren) , 11 (Verbod verstoren nesten en voortplantingsplaatsen) en 12 (verbod eieren te zoeken) uit de Flora- en Faunawet. De Hermelijn is door de Flora- en faunawet volledig beschermd, inclusief eieren, nesten en vaste rust- of verblijfplaatsen. Voor deze soorten is zonder ontheffing dan ook geen schadebestrijding toegestaan. Preventieve methoden van predatiebeheer, die zich richten op ingrepen in de biotoop en het gedrag van predatoren, zonder dat de genoemde artikelen uit de Flora- en Faunawet worden overtreden zijn wel toegestaan.* Vos en Zwarte kraai staan sinds 2006 op de landelijke vrijstellingslijst. De vrijstelling geldt voor de bovengenoemde artikelen uit de Flora- en Faunawet en bestrijding is jaarrond mogelijk. Er bestaat binnen de Flora- en Faunawet de mogelijkheid om via een vrijstelling, aanwijzing of ontheffing predatoren te kunnen bestrijden. *( bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)
Vrijstelling (Artikel 65 Ffwet) Artikel 65 kent twee soorten vrijstellingen, de landelijke en de provinciale. De vrijstelling is een algemene regeling die het doden van dieren toestaat ter voorkoming van landbouwschade. Op de landelijke vrijstellingslijst staan bijvoorbeeld de Houtduif, het Konijn, de Vos, de Zwarte kraai en de Kauw. Dit betekent dat deze soorten vanwege de schade die ze kunnen aanrichten ook buiten het jachtseizoen mogen worden gedood. De provinciale vrijstellingslijst verschilt per provincie. De vrijstelling geldt meestal voor bepaalde landbouwgewassen en een bepaalde periode, die per provincie verschillend kan zijn.*.( bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)
Aanwijzing (Artikel 67 Ffwet) 41
De provincie kan groepen van personen aanwijzen die bepaalde soorten dieren mogen doden. Ook dit is een algemene regeling, die het doden van dieren toestaat bijvoorbeeld ter voorkoming van schade aan de fauna of schade aan landbouwgewassen of in verband met verkeersveiligheid. De aanwijzing kan per provincie verschillen.*( bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)
42
Individuele ontheffing door GS (Artikel 68 Ffwet) Gedeputeerde Staten kunnen een individuele ontheffing verlenen om beschermde diersoorten te verjagen, vangen of doden als dat niet mogelijk is op grond van artikel 65 of een aanwijzing op grond van artikel 67. Provinciale ontheffingen worden in principe aangevraagd door en verstrekt aan faunabeheereenheden (FBE’s). Zo worden bijvoorbeeld ontheffingen verstrekt voor afschot van knobbelzwanen, reeën en ganzen. Voor de jacht op de vos met behulp van een lichtbak moet bij de provincie ook een ontheffing worden aangevraagd. In tegenstelling tot de vrijstelling en aanwijzing is een ontheffing een specifiek document dat de jager bij zich moet dragen tijdens de uitvoering daarvan. Artikel 68 kan voor elke soort worden aangevraagd. Het verlenen van een dergelijke ontheffing is in geval van schade aan flora en fauna verbonden aan de volgende voorwaarden: de ontheffing is ter voorkoming van schade aan flora en fauna; er bestaat geen alternatieve oplossing; de gunstige staat van instandhouding van de beschermde diersoort komt niet in gevaar; er mag geen onnodig lijden voor de dieren worden veroorzaakt. bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009* Individuele ontheffing door ministerie LNV(artikel 75 Ffwet) Naast de ontheffing door Gedeputeerde Staten kan bij het ministerie van LNV een individuele ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Er moet dan door de aanvrager expliciet worden aangegeven van welke verboden van de Flora- en faunawet ontheffing wordt aangevraagd. Onder de Flora- en faunawet zijn bij schadebestrijding de AMVB ‘Besluit beheer en schadebestrijding dieren’ en de ministeriele regeling ‘Regeling beheer en schadebestrijding dieren’ van kracht. De eerste geeft onder ander uitsluitsel over welke middelen bij bestrijding zijn toegestaan. Binnen de ganzenfoerageergebieden mogen geen handelingen uit worden gevoerd die ganzen en smienten verontrusten. Zowel jacht als beheer en schadebestrijding mag binnen foerageergebieden uitsluitend plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: Van zonsondergang tot 12.00 uur ’s middags zijn jacht, beheer en schadebestrijding in foerageergebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren. Van 12.00 uur ’s middags tot zonsondergang zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende ganzen en smienten in acht wordt genomen. Hiermee wordt verstoring voorkomen. Daarnaast is het van 15 oktober tot 1 januari toegestaan om van tevoren gepland eenmalig één dag per jachtveld te jagen, van een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang. Dit is onder de voorwaarde dat deze activiteit binnen het kader van de wildbeheereenheid wordt afgestemd tussen betrokkenen, zodat ook rekening wordt gehouden met de grootte van de gebieden en er niet overal tegelijkertijd gejaagd wordt en afdoende rekening wordt gehouden met de foerageerfunctie. Volgens het Beleidskader Faunabeheer geldt ongeacht de grootte van het jachtveld altijd één jachtdag per jachtveld.(bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)* 43
Op welke predatoren moet het predatiebeheer zich richten? Het predatiebeheer in de Súdermar en omstreken moet zich richten op het beheren van de Vos. Ook zal de Zwarte kraai moeten worden beheerd. Het grootste effect zal waarschijnlijk worden bereikt met het beheren van de Vos, aangezien deze voor het overgrote deel verantwoordelijk is voor de predatie in het gebied. Wanneer de predatiedruk van de vos afneemt zal dit waarschijnlijk een positief effect hebben op het reproductieve succes van de Grutto’s in het onderzoeksgebied. Er dient echter wel in acht te worden genomen dat wanneer het aantal vossen in het gebied daalt , andere predatoren de predatie kunnen overnemen.
Bestrijding van de Vos De Vos is beschermd op grond van artikel 4 van de Flora- en faunawet, maar staat sinds 2006 op de landelijke vrijstellingslijst. Daarom kan de Vos jaarrond worden bestreden. Er is alleen wel een grote beperking in de mogelijkheden van de jagers aangezien de ontheffing voor de lichtbak ingetrokken is door de provincie Friesland. Preventieve maatregelen Maaien rietzones en ruigtes (zie kaart 12) Opruimen takkenbossen en houtstapels ( Zie kaart 12) Plaatsen predatorwerende ultrasone apparatuur.( moet bij de legsels worden uitgevoerd ) Strategie vossenbestrijding Bij de vossenbestrijding wordt bij voorkeur de volgende strategie gehanteerd: Bestrijding van vossen niet jaarrond, maar gericht in de perioden dat dit voor de weidevogels zinvol is, namelijk van medio januari tot juni; Schoontijd voor de Vos in de periode van 1 juli tot medio januari. De Vos is in deze periode niet schadelijk voor de weidevogels en kan wel een functie hebben als natuurlijke vijand van hermelijnen en andere kleine marterachtigen; Geen afschot van zogende moervossen om onnodig lijden van jonge vossen te voorkomen(bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)*
44
Methoden van vossenbestrijding Bij alle vormen van vossenbestrijding zal in de ganzenfoerageergebieden rekening moeten worden gehouden met de beperkingen binnen deze gebieden. Het is aan te bevelen een combinatie van methoden te gebruiken om tot het beste resultaat te komen. Burchtbejaging met aardhond Bij burchtbejaging staan enkele jagers opgesteld rond een vossenburcht, en wordt een klein hondje ('aardhond', vaak een teckel of terriër) losgelaten in de burcht. De bedoeling is dat de vos de burcht verlaat en dan geschoten wordt. Dit is een zeer effectieve methode, maar er zijn wel een aantal nadelen: • vooralsnog alleen in de periode van medio januari tot 1 maart te gebruiken, omdat de wet het gebruik van aardhonden van 1 maart tot 1 september niet toestaat. Getracht kan worden om een ontheffing te krijgen voor het gebruik van aardhonden tot 1 april. • goede aardhonden zijn schaars en mensen met aardhonden zijn niet altijd op afroep beschikbaar. • het is relatief tijdrovend (alle bekende bouwen moeten met minimaal twee personen regelmatig bezocht worden) Deze methode is geschikt voor het onderzoeksgebied. Als er in het gebied kunstbouwen worden geplaatst kan op deze locaties ook goed worden bejaagd met een aardhond. Kunstbouwen Vossen accepteren vrij gemakkelijk kunstbouwen als alternatief voor een zelfgemaakte burcht. Dergelijke kunstbouwen bestaan meestal uit betonelementen of kunststofpijpen die relatief eenvoudig uit elkaar kunnen worden genomen. In dergelijke kunstbouwen kunnen vossen makkelijk worden gecontroleerd en bestreden. Binnen het onderzoeksgebied zouden op verschillende plaatsen kunstbouwen kunnen worden geplaatst. Op de kaart hieronder zijn mogelijke plaatsen gemarkeerd.
Kaart 10 Goede plaatsen voor het plaatsen van een kunstbouw ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
Kunstbouwen worden vooral geaccepteerd als ze op of nabij bestaande vossenwissels zijn gelegen. Dit is nu niet bij alle beschikbare kunstbouwen het geval. 45
In de periode half januari - medio maart moeten de kunstbouwen met rust worden gelaten en is het noodzakelijk om juist buiten de kunstbouwen vossen intensief te bestrijden. De kans op vestiging in de kunstbouw wordt daarmee verhoogd, waardoor vossen efficiënt en eenvoudig, precies op het juiste moment, in de kunstbouw kunnen worden bestreden. Een interessante ontwikkeling, waardoor de controle van kunstbouwen tot een minimum kan worden beperkt is de inzet van een GSM melder in kunstbouw. De jager krijgt een melding via de GSM als een dier de kunstbouw gebruikt. (bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)* Gebruik van kunstlicht (lichtbak) Het gebruik van de lichtbak (kunstlicht) is voor de vossenbestrijding een zeer efficiënte methode. Bij deze methode rijden twee tot vier jagers in een auto langzaam over de wegen, of waar mogelijk door het land, waarbij één jager het terrein afzoekt met een sterke schijnwerper. Als er een vos in de lichtbundel komt, wordt door de andere jager geprobeerd de vos te schieten met een kogelgeweer. Voor het gebruik van de lichtbak is een ontheffing van de provincie noodzakelijk. De provincie heeft deze echter ingetrokken en het is dus niet mogelijk deze zeer effectieve methode van vossenbestrijding in de provincie Friesland toe te passen. Het is zeer aan te bevelen deze ontheffing weer te verlenen aangezien het een van de meest effectieve manieren blijkt te zijn. De ontheffing kan ook zeer goed worden toegepast in het onderzoeksgebied. Het gebied is goed te bereiken en te doorkruisen met voortuigen.
Aanzitten Bij deze methode zit de jager min of meer verdekt opgesteld te wachten tot een vos binnen schootsafstand langskomt. Hierbij wordt geen lichtbak gebruikt. De soort plekken waar wordt aangezeten kan sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld in de nabijheid van een vossenburcht, een boerenerf of een gemaaide rietstrook. Om de effectiviteit van het aanzitten te vergroten, kan worden overwogen om (mobiele) aanzitladders in gemaaide rietstroken te plaatsen. (bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)* op de kaart hieronder zijn goede aanzitplaatsen in het onderzoeksgebied weergegeven op de kaart. Bij deze plaatsen liggen vossenwissels in de buurt en kan veilig met behulp van een mobiele hoogzit geschoten worden.
Kaart 11 In het groen zijn de geschikte plaatsen om aan te zitten aangeven ( Bron: Google Maps 2012 aerodata)
46
Kleinschalige drukjacht Vooral in februari, maar ook in maart liggen relatief veel vossen bovengronds. Juist voor deze periode, waarin de bestrijdingsintensiteit het hoogst dient te zijn en andere middelen nu nog niet optimaal ingezet kunnen worden, is deze methode van belang. Extra aandacht zou dan moeten worden besteed aan de rietstroken en ruigtes waar vossen in dekking kunnen liggen. Het zou dan tegelijkertijd met de controle van de burchten kunnen worden uitgevoerd. Na 1 april, in het broedseizoen, is deze vorm van vossenjacht niet geschikt in verband met de storende werking. (bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)* deze drukjacht zou goed kunnen worden uitgevoerd in de ruige rietstroken in het onderzoeksgebied. In op de kaart hieronder zijn de goede plaatsen voor deze methode aangegeven. De gearceerde gebieden bestaan voor het grootste gedeelte uit rietzones die uitgedreven kunnen worden. Deze rietzones kunnen ook sâ&#x20AC;&#x2122;winters worden gemaaid om zo de vestiging van predatoren te voorkomen.
Kaart 12 Geschikte plaatsen voor het houden van een kleinschalige drukjacht ( Bron: Google maps 2012 aerodata)
47
Bestrijding van de Zwarte Kraai De Zwarte kraai is beschermd op grond van artikel 4 van de Flora- en faunawet, maar staat sinds 2006 op de landelijke vrijstellingslijst. Daarom kan de Zwarte kraai jaarrond worden bestreden. Er zijn meerdere manieren om de Zwarte kraai te bestrijden. De Zwarte Kraai heeft minder prioriteit aangezien de vos de hoofdverantwoordelijke is voor de hoge predatiedruk in het gebied. Er dient echter wel te worden meegenomen dat er een relatie kan bestaan tussen het hoge vossenbestand en de lagere druk van de Zwarte Kraai. Als de vossenstand in het gebied door bestrijding daalt, kan de predatiedruk van de Zwarte Kraai toenemen. Preventieve maatregelen
Het verwijderen van potentiële nestbomen in het onderzoeksgebied en omstreken ( op de kaart hieronder zijn geschikte locaties weergeven.
Kaart 13 Locaties waar potentiële nestbomen kunnen worden verwijderd ( Bron: Google maps 2012 Aerodata)
Schieten Het is van groot belang dat er bij het afschieten van zwarte kraaien geen andere vogelsoorten per ongeluk worden geschoten. Het moet dan ook voor 100% zeker zijn dat een kraaiennest wordt gebruikt door zwarte kraaien en niet door andere dieren zoals de Boomvalk of de Ransuil , voordat het bestreden mag worden. Er kunnen ook zwarte kraaien worden geschoten met behulp van plastic lokkraaien en een camouflage scherm. De jager verschuilt zich en wacht tot de vogels boven de lokkers hangen en kan ze vervolgens schieten. Deze methode wordt op dit moment al toegepast in het onderzoeksgebied.
48
Nesten verwijderenď&#x20AC; Nesten van zwarte kraaien kunnen verwijderd worden. Ook hierbij geldt dat er absolute zekerheid moet bestaan dat het nest niet door een andere beschermde vogelsoort in gebruik is. Vangkooien Kraaienvangkooien zijn uitstekend geschikt voor de bestrijding van Zwarte kraaien. Ook Kauwen kunnen ermee bestreden worden, hebben. In vergelijking met schieten heeft de kraaienvangkooi een veel minder verstorende werking dan afschieten. Een veel gebruikte kraaienvangkooi is de trechterval het is een kooi van 2,5 meter, waarbij de hoge zijkanten naar het midden toe schuin naar beneden lopen tot een hoogte van circa 2 meter. In het midden van de kooi bevindt zich over de gehele lengte van de kooi een opening, de zogenaamde invalladder. Kraaien, gelokt door voer of een lokkraai, kunnen gemakkelijk via deze invallader in de kooi komen, maar kunnen er vervolgens niet meer uit. Deze vangkooien kunnen bij de bosschages in het onderzoeksgebied worden geplaatst. Sinds 1 januari 2008 is een verbod op niet-selectieve vangmiddelen van kracht geworden. De vangkooi voor zwarte kraaien valt hier ook onder. Tegelijkertijd hebben de Gedeputeerde Staten van de Provincies de bevoegdheid gekregen om ontheffing te verlenen van dit verbod. Er geldt een uitgebreide motiveringseis voor het besluit tot verlenen van een ontheffing. (bron Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009)*
49
Literatuur Rapporten: Handleiding Pachtovereenkomsten It Fryske Gea versie 6 2009 Handleiding Pachtovereenkomsten It Fryske Gea versie 6 2009 pagina’s Kentie 2010 auteurs: Rosemarie Kentie, Jos C.E.W. Hooijmeijer, Christiaan Both en Theunis Piersma.Grutto’s in Ruimte en tijd 2007-2010 Eindrapport. Kenniskring weidevogellandschap. Pagina’s 8/37 Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009 auteur: Bob Jonge Poerink Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2009 op zoek naar verantwoordelijke regulatie van weidevogelpredatoren. Pagina’s 15/42-49 SOVON onderzoeksrapport: auteurs P.W. Goedhart,W.A. Teunissen,H. Schekkerman.Effect van Nestbezoek en onderzoek op weidevogels 2008
Teunissen W.A., Schekkerman H. & Willems F. 2005. Predatie bij weidevogels. Op zoek naar de mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand. Sovon-onderzoeksrapport 2005/11.Sovon Vogelonderzoek Nederland, Beek–Ubbergen. Alterra-Document 1292, Alterra, Wageningen pagina’s 9-10/26/31/33/34/38-40
Boeken Natuurbeheer in Nederland; Auteurs: M.F.H. Hustings, R.G.M. Kwak, P.F.M. Opdam, M.J.S.M. Reijnen 1985. Vogelinventarisatie , achtergronden richtlijnen en verslaglegging. Pagina 19 Internetsites Googlemaps.nl voor het maken van de kaarten. Wikipedia.nl zoekopdracht Mayfieldmethode pagina 21 Foto’s De afbeeldingen in dit rapport zijn allemaal gemaakt door Gjerryt Hoekstra .
50
Bijlage 1 Beheer op percelen in eigendom van it Fryske Gea.
Omschrijving beheerpakketten ( Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer situatie 2006-2012 Beheerspakket (Bp) 4245 Codes bemesting Code A3
A4
A5
beschrijving Pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland
omschrijving De pachter is verplicht het gepachte voor het broedseizoen ( tot uiterlijk 1 april) te bemesten met minimaal 7,5 ton per ha ruige strorijke stalmest en vervolgens naar keuze na 1 juli eenmaal te bemesten met maximaal 15 ton runderdrijfmest per ha. Afkomstig van eigen bedrijf, tot uiterlijk 1 september. Slootranden mogen niet worden bemest over een breedte van 3 meter De pachter is verplicht het gepachte voor het broedseizoen ( tot uiterlijk 1 april) te bemesten met uitsluitend, maar minimaal 7,5 ton per ha, strorijke stalmest. En of na de eerste snede eenmaal te bemesten met maximaal 15 ton runderdrijfmest per ha, afkomstig van eigen bedrijf. Slootranden mogen niet worden bemest over een breedte van 3 meter. De pachter is verplicht op het gepachte een bodemzuurgraad van pH= minimaal 4,8 te handhaven. Hiertoe mag bekalkt worden met uitsluitend natuurlijke kalkmeststoffen ( bv dolokal en of magkalk en of frimakalk) in de periode van 1 juli tot 1 april.
51
Codes seizoenbeweiding Code C4
omschrijving De pachter is verplicht het gepachte gedurende de periode van 1 mei to uiterlijk 15 oktober te weiden met maximaal 1 GVE per ha.
Maaien en Naweiden Code D1
D2
omschrijving De pachter is verplicht van het gepachte de eerste snede te maaien op of na 15 juni. Het maaisel af te voeren en vervolgens na te weiden tot uiterlijk 1 november. De veebezetting is hierbij vrij De pachter is verplicht van het gepachte de eerste snede te maaien op of na 8 juni en het maaisel af te voeren. Vanaf 8 juni tot 1 juli mag er geweid worden met maximaal 1,5 GVE per hectare. Vanaf 1 juli tot uiterlijk 15 oktober mag er geweid worden met maximaal 3 GVE per ha.
Wisselbeheer Code E4
Omschrijving De pachter is verplicht het gepachte gedurende de periode van 1 april tot 15 juni maximaal 70% van de oppervlakte te weiden met maximaal 2 GVE per ha. En minimaal 30% van de oppervlakte te maaien en af te voeren op of na 15 juni. Na 15 juni is de veebezetting vrij tot uiterlijk 15 oktober . De tweede snede mag ook gemaaid en afgevoerd worden
52
Bijlage 2 Volwassen grutto gepredeerd door hermelijn.
53
Bijlage 3 Ei gepredeerd door Vos
54
Bijlage 4 Moervos markeert nest met urine Moervos predeert 3 eieren uit nest KP2801 op 26-4-12 vervolgens markeert ze het nest met een urine. Vervolgens komt verschijnt ze op 28-4-12 opnieuw bij het nest en controleert het nest op eieren en predeert het overgebleven ei.
55
Bijlage 5 Zogende moervos predeert nest
56
Bijlage 6 nesten van Buizerd /Zwarte kraai /Ekster
57
Bijlage 7 cameraopstelling bij een nest
58
Bijlage 8 Koppel gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s van nest SM-2201
59
Bijlage 9 Y6LYLB met kuiken bij nest KP-2805
60
Bijlage 10 Gebruikte Dataset Nest ID
KP-2201
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661557 UTM5861187 26-4-2012 4 gepredeerd 3-5-2012 3:05 uur moervos Half hoog ja geen
Exposure time 10 dagen
Nest ID
KP-2202
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661516 UTM5861169 26-4-2012 4 Gepredeerd 28-4-2012 22:11 uur moervos Half hoog Ja geen
Exposure time 6 dagen
Nest ID
KP2203
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661580 UTM5861093 26-4-2012 4 Gepredeerd 26-4-2012 22:14 uur Moervos Half hoog Ja geen
Exposure time 4 dagen
61
Nest ID
KP-2204
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661580 UTM5861090 30-4-2012 3 Gepredeerd 2-5-2012 23:41uur Moervos Half hoog Ja geen
Exposure time 6 dagen
Nest ID
KP-2205
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661472 UTM5861047 1-5-2012 4 Gepredeerd 7-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest Geen camera geplaatst
Nest ID
KP-2206
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661519 UTM5861150 5-5-2012 4 2 eieren Succesvol 24-5-2012 3:35 Vos Hoog Ja 24-5 2 eieren gepredeerd door vos 26-5 Vrouwtje gevangen en geringd Y6LYRY en 1 kuiken geringd K54
Exposure time 11 dagen
Blootstellingtijd
62
Exposure time 27 dagen
Nest ID
KP-2207
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status
U0661558 UTM5861075 17-5-2012 4 Succesvol 24-5-2012 uitgekomen NT N.v.t Nvt Hoog Ja Vrouwtje geringd Y4LRLL zonder vlag.
Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
Blootstellingtijd
Exposure time 27 dagen
Nest ID
KP-2208
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661530 UTM5861126 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst Eieren niet ingemeten
Nest ID
KP-2209
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661530 UTM5861125 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst eieren niet ingemeten
Exposure time 12 dagen
Blootstellingtijd
63
Exposure time 12 dagen
Nest ID
KP-2210
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661530 UTM5861123 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst eieren niet ingemeten
Nest ID
KP-2211
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661531 UTM5861095 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst eieren niet ingemeten
Nest ID
KP-2212
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661531 UTM5861090 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst eieren niet ingemeten
Expusure time 12 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 12 dagen
Blootstellingtijd
64
Exposure time 12 dagen
Nest ID
KP-2801
blootstellingstrijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661013 UTM5861047 24-4-2012 4 Gepredeerd 26-4-2012 22:52 Moervos Half hoog Ja Moervos markeert het nest op 26-4 met urine en vervolgens controleert ze de volgende nacht het nest opnieuw op eieren.
Nest ID
KP-2802
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661040 UTM5861070 1-5-2012 4 Gepredeerd 7-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst en eieren niet ingemeten.
Nest ID
KP-2803
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661580 UTM5861093 1-5-2012 4 Gepredeerd 7-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee Fungeerde als controle nest geen camera geplaatst en eieren niet ingemeten.
Exposure time 6 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 11 dagen
Blootstellingtijd
65
Exposure time 11 dagen
Nest ID
KP-2804
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661040 UTM5861070 1-5-2012 4 Nest verlaten 14-5-2012 nvt nvt Half hoog ja Vrouwtje gevangen met de hand en geringd op 12-52012 Y6LYYL
Nest ID
KP-2805
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status
U0660974 UTM5861026 1-5-2012 4 Succesvol nest uitgekomen op 18-5-2012 Nvt Nvt Nvt Half hoog Ja Vrouwtje gevangen op 16-5 geringd Y6LYLB
Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
Nest ID
KP-2701
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660964 UTM5861020 27-4-2012 Onbekend Gepredeerd Onbekend Onbekend hermelijn Kort Nee Legsel voor vondst al gepredeerd.
Blootstellingtijd
Exposure time 17 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 27 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 2 dagen
66
Nest ID
KP-0101
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661166 UTM5861321 1-5-2012 3 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Half hoog Nee geen
Exposure time 12 dagen
Nest ID
KP-0102
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661185 UTM5861384 1-5-2012 1 Gepredeerd Onbekend Onbekend Waarschijnlijk hermelijn Half hoog Nee wel foto Nest voor vondst al gepredeerd
Nest ID
KP-0201
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661147 UTM5861282 1-5-2012 1 verlaten Onbekend Onbekend Onbekend Half hoog Nee Legsel voor vondst al gepredeerd/ verlaten
Exposure time 1 dag
Blootstellingtijd
Exposure time 1 dag
67
Nest ID
KP-0202
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661209 UTM5861234 1-5-2012 3 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Waarschijnlijk Vos Half hoog Ja Camerabeelden niet duidelijk.
Nest ID
KP-0203
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661268 UTM5861235 1-5-2012 4 Succesvol Nvt Nvt Nvt Hoog Ja Vrouwtje gevangen en geringd op 19-5 Y6LYLY Op 21-5 3 kuikens geringd K33 K34 K35
Nest ID
KP-0301
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
Blootstellingtijd
Exposure time 17 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 27 dagen
Blootstellingtijd
1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Hoog Ja Camera beelden niet duidelijk
Exposure time 15 dagen
68
Nest ID
KP-0302
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661392 UTM5861360 1-5-2012 4 Gepredeerd 11-5-2012 Onbekend Vos Hoog Ja Adulte vogel ook gepredeerd van het nest gepakt (zie foto 5)
Nest ID
KP-2901
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661092 UTM5860964 1-5-2012 4 Gepredeerd 2-5-2012 0:38 uur MoerVos Half hoog Ja 3 eieren gepredeerd 1 ei achtergebleven in het nest.
Nest ID
KP-2902
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661093 UTM5861035 1-5-2012 4 Gepredeerd 5-5-2012 2:18 uur Moervos Half hoog Ja geen
Exposure time 12 dagen
Exposure time 20 dagen
Blootstellingtijd
69
Exposure time 5 dagen
Nest ID
KP-2903
Blootstellingtijd
Coördinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661131 UTM5861002 1-5-2012 3 Gepredeerd 4-5-2012 2:07 uur Vos Half hoog Ja Grutto vliegt van het nest en vos probeert hem te grijpen maar is te laat hij kijkt de vogel na.
Nest ID
KP-1901
Coördinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661742 UTM5861071 7-5-2012 4 Verlaten 11-5-2012 Nvt Hermelijn Hoog Nee Op 7-5 Mannetje van het koppel grutto’s ligt twee meter van het nest gepredeerd door hermelijn. Vrouwtje zit nog op het nest.
Nest ID
KP-1902
Blootstellingtijd
Coördinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661784 UTM5860986 7-5-2012 4 Gepredeerd 9-5-2012 Onbekend Waarschijnlijk vos Hoog Nee geen
Exposure time 18 dagen
Exposure time 8 dagen
Blootstellingtijd
70
Exposure time 20 dagen
Nest ID
KP-1903
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661797 UTM5860994 7-5-2012 4 Verlaten 22-5-2012 Nvt Nvt Hoog Nee Waarschijnlijk kunnen vogels door het zeer hoge gras het nest niet terugvinden.
Nest ID
KP-1904
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661795 UTM5860994 7-5-2012 3 Verlaten 22-5-2012 Nvt Nvt Hoog nee Op 9-5 mannetje gevangen met mistnet en geringd Y6LYYB.
Nest ID
SM-2401
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660850 UTM5861221 24-4-2012 2 Verlaten 1 mei Nvt Nvt Half hoog Ja geen
Exposure time 10 dagen
Exposure time 24 dagen
Blootstellingtijd
71
Exposure time 18 dagen
Nest ID
SM-3301
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661050 UTM5861060 24-4-2012 2 Gepredeerd 23-4-2012 Onbekend Waarschijnlijk hermelijn Half hoog Nee wel foto Nest voor vondst al gepredeerd
Nest ID
SM-3302
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661054 UTM5861061 24-4-2012 0 Gepredeerd 23-4-2012 Onbekend onbekend Half hoog Nee Nest voor vondst al gepredeerd
Nest ID
SM-1301
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660287 UTM5861582 24-4-2012 3 Gepredeerd 14-5-2012 Onbekend Vos laag Nee Geen camerabeelden maar krabsporen van muizende vos vlakbij het nest.
Exposure time 2 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 2 dagen
Blootstellingtijd
72
Exposure time 21 dagen
Nest ID
SM-1302
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660303 UTM5861655 24-4-2012 4 Succesvol Nvt Nvt Nvt Laag Nee Op 15-5 4 kuikens geringd K14/K15/K16/K17
Nest ID
SM-1303
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660264 UTM5861564 24-4-2012 4 Succesvol Nvt Nvt Nvt Laag Ja 17-5 nest uitgekomen
Exposure time 27 dagen
Nest ID
SM-1401
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660313 UTM5861617 24-4-2012 4 gepredeerd 16-5-2012 23:14 uur Vos (rekel) Half hoog Ja Nest uitgekomen maar kuikens worden een voor een uit het nest gehaald door vos. Vos loopt weg met 4 kuikens in de vang.
73
Exposure time 27 dagen
Exposure time 27 dagen
Nest ID
SM-1901
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
Onbekend 30-4-2012 2 gepredeerd Onbekend Onbekend Waarschijnlijk kraai Laag Nee Nest voor vondst al gepredeerd
Nest ID
SM-1902
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
Onbekend 30-4-2012 1 Gepredeerd Onbekend Nvt Waarschijnlijk kraai Laag Nee Nest voor vondst al gepredeerd
Nest ID
SM-2501
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0661035 UTM5861294 25-4-2012 2 Vertrapt door schaap 1-5-2012 Nvt Nvt Half hoog Ja Nest vertrapt door schaap
Exposure time 6 dagen
Exposure time 2 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 2 dagen
74
Nest ID
SM-2201
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660373 UTM5861414 25-4-2012 3 Verlaten 1-5-2012 Nvt Nvt Laag Ja mannetje Y4LRLB vrouwtje Y2RLBL
Nest ID
SM-2101
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660313 UTM5861461 26-4-2012 3 Succesvol Nvt Nvt Nvt Laag Ja Vrouwtje geringd Y4RBLL 1 kuiken geringd K36
Nest ID
SM-5201
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660472 UTM5860329 7-5-2012 3 Verlaten 8-5-2012 Nvt Nvt Laag Ja Nest waarschijnlijk al verlaten voor vondst . Vos loopt langs het nest maar laat eieren liggen.
Exposure time 9 dagen
Blootstellingtijd
Exposure time 27 dagen
Blootstellingtijd
75
Exposure time 5 dagen
Nest ID
SM-6501
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660548 UTM5860485 7-5-2012 4 Gepredeerd 24-5-2012 4:34 uur Waarschijnlijk vos Hoog Ja Camerabeelden onbruikbaar predator moeilijk te identificeren
Nest ID
SM-4901
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660373 UTM5860599 7-5-2012 4 Verlaten 15-5-2012 Nvt Nvt Half hoog Ja Nest verlaten
Exposure time 12 dagen
Nest ID
SM-4902
Blootstellingtijd
Coรถrdinaten Vinddatum Aantal eieren Nest status Datum nest verlies Tijdstip predatie Predator Vegetatiehoogte Camerabeelden Bijzonderheden
U0660388 UTM5860548 15-5-2012 3 Verlaten 24-5-2012 Nvt Nvt Half hoog Ja Nest verlaten
Exposure time 15 dagen
76
Exposure time 20 dagen
Bijlage 11 Resultaten van de PTT-tellingen datum 21-mrt-12
tijdstip 11:30
punt 1
2
3
4 5 26-mrt
15:15
1
2
3
4 5
6
28-mrt-12
10:00
1
2
3 4 5
diersoort blauwe reiger Bruine Kiekendief zilvermeeuw zwarte kraai Buizerd Kauw Zwarte kraai ooievaar zilvermeeuw Zwarte kraai zilvermeeuw ekster zilvermeeuw Kauw zilvermeeuw zwarte kraai ekster Kauw zwarte kraai Buizerd ekster zilvermeeuw zwarte kraai zwarte kraai zwarte kraai ekster zilvermeeuw Buizerd Kauw zilvermeeuw Buizerd ekster Kauw zilvermeeuw zwarte kraai Buizerd Kauw zwarte kraai zilvermeeuw zwarte kraai ekster zwarte kraai Kauw 77
aantal 2 1 10 2 2 5 8 1 20 2 42 2 83 3 20 8 2 12 3 1 2 15 2 2 1 2 100+ 1 2 2 1 1 2 14 4 1 5 5 15 2 1 2 3
Bijzonderheden
buizerd en kraai vechten
zonnig weer Wind NW 3 bft
6 2-apr-12
10:30
1
2
3
4 5
6 6-apr-12
8:00
1
2
3
4
5
zilvermeeuw zwarte kraai Buizerd zilvermeeuw Buizerd ekster Kauw torenvalk zilvermeeuw zwarte kraai Buizerd zilvermeeuw zwarte kraai Buizerd ekster zilvermeeuw zwarte kraai ekster zwarte kraai ekster Kauw zwarte kraai zilvermeeuw zwarte kraai zwarte kraai ekster kokmeeuw Buizerd zwarte kraai zilvermeeuw Kauw zwarte kraai zilvermeeuw ekster kokmeeuw stormmeeuw Kauw Buizerd zwarte kraai Kauw Buizerd zwarte kraai Kauw ekster zwartkopmeeuw 78
20 3 1 1 1 2 2 1 17 2 2 5 4 1 10 15 1 2 10 2 2 3 10 1 5 2 1 1 4 1 8 5 7 4 2 3 4 1 2 2 1 8 30 8 1
Bewolkt Wind W-NW 2 bft
mistig weer
6
13-apr-12
8:00
1
2
3
4
5
17-apr-12
10:00
6 1
2
3 4
5
6 23-apr-12
8:30
1
zilvermeeuw 1 kauw 10 Buizerd 1 Kauw 3 Buizerd 1 kokmeeuw 25 zilvermeeuw 15 zwarte kraai 3 kokmeeuw 15 torenvalk 1 Buizerd 1 slechtvalk met prooi zwarte kraai 5 ekster 5 kokmeeuw 6 zilvermeeuw 5 Kauw 4 ekster 2 Kauw 2 Buizerd 1 zilvermeeuw 3 ekster 2 kokmeeuw 100+ zilvermeeuw 20 zwarte kraai 3 zwarte kraai 5 zwarte kraai 5 Kauw 6 kokmeeuw 7 ekster 2 blauwe reiger 1 zwarte kraai 5 kokmeeuw 3 zilvermeeuw 3 zwarte kraai 2 torenvalk 1 ekster 2 kokmeeuw 2 zwarte kraai 2 zwarte kraai 4 kokmeeuw 6 ekster 4 zwarte kraai 3 kokmeeuw 7 kokmeeuw 3 79
Bewolkt windstil
Bewolkt wind ZW 5 bft
Regenachtig west 3 bft
2
3
4
5
1-mei-12
8:00
1
2
3
4
5
6
zwarte kraai Kauw zwarte kraai kokmeeuw slechtvalk met prooi Kauw zwarte kraai roek kokmeeuw ekster zwarte kraai ekster kokmeeuw zilvermeeuw kokmeeuw zwarte kraai Kauw Kauw zwarte kraai ekster torenvalk blauwe reiger roek Kauw zwarte kraai kokmeeuw zwarte kraai zilvermeeuw kokmeeuw Kauw ekster ekster zwarte kraai slechtvalk Buizerd zilvermeeuw Kauw kokmeeuw zwarte kraai ekster kokmeeuw
80
4 3 6 3 1 10 5 2 80+ 2 2 2 2 2 60+ 8 80+ 17 4 1 1 1 15 12 2 2 4 1 2 1 1 2 1 1 1 11 1 3 1 1 1
Grote groep kraaien en kauwen regenachtig wind 4 bft
predeert scholekster nest Grote groep kraaien en kauwen
Bijlage 12 Tabel voor het berekenen van de uitkomstdatum van Grutto eieren L1 Hoek in 째 <28 29/30 31/32 33-35 36-42 43-54 55-65 66-70 71-75 76/77 78 79 90
Aantal dagen bebroed 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24/25
H2 Hoogte in mm
0/0,5 1/1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 uit
Deze methode is ontwikkeld in 1980/1982 door de RUG Groningen door Dick Veldman en door A.J. Beintema van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer.
81
Bijlage 13 Lotgevallen nesten besproken per perceel. Op de volgende 5 paginaâ&#x20AC;&#x2122;s wordt de situatie per perceel geschetst. Er wordt uitgelicht welke nesten er op welke percelen zijn gevolgd en of deze nesten werden verlaten, gepredeerd of succesvol uitkwamen. De volledige historie van elk nest is te vinden in bijlage 10. Percelen KP22/KP19/ KP27
Op perceel KP22 lagen 12 nesten waarvan er 2 succesvol waren. In totaal werden er op dit perceel 10 nesten gepredeerd. Al deze tien nesten werden gepredeerd door de Vos. Op het perceel bevonden zich 6 controle nesten. Bij deze nesten is geen camera geplaatst en zijn de eieren niet ingemeten om zo de invloed van een camera bij het legsel op de predatie te laten zien. Echter al deze controle nesten werden toch gepredeerd. Opvallend was dat het legsel KP-2206 deels gepredeerd werd. Er werden twee eieren van het legsel gepredeerd door een Vos, maar de overige twee eieren kwamen later toch nog uit. Op perceel KP27 is een nest gevonden dat al voor vondst was gepredeerd door een hermelijn. Op perceel KP19 zijn totaal 4 nesten gevolgd waarvan er 3 werden verlaten en 1 gepredeerd door een vos. Bij het nest KP-1901 werd een adulte grutto gepredeerd door een hermelijn. De hoge verlating op dit perceel kan ook te maken hebben met de hoge vegetatie op het perceel. Het leek dat de Gruttoâ&#x20AC;&#x2122;s na verstoring van predatoren door het lange gras het nest niet konden terugvinden.
Kaart 14 Lotgevallen van Gruttolegsels op Precelen KP22/ KP19/ KP27 (Bron: Google maps aerodata 2012)
82
Perceel KP01/KP02/KP03/SM19/SM24/SM29
Op perceel KP01 werden twee Gruttolegsels gevonden KP-0101 en KP-0102 het eerste legsel werd gepredeerd door een vos en het tweede legsel KP-0102 werd ook gepredeerd waarschijnlijk door een hermelijn gezien de situatie aangetroffen bij het nest. Op perceel KP02 zijn 3 legsels gevolgd waarvan 1 nest voor de vondst al was verlaten en een koud ei aangetroffen werd in het nest. Vervolgens werd er op dit perceel een nest gepredeerd door een vos. Ook was er op dit perceel 1 nest succesvol. Bij dit nest werd het vrouwtje gevangen en geringd op 195-12 (Elske Y6LYLY) ook werden er op 21-5-12 3 kuikens met een codevlag geringd. Opvallend was dat dit nest het grootste aantal nestbezoeken had gehad. Dit kwam mede door een mislukte vangpoging van de volwassen Grutto op het nest. Op perceel KP03 zijn twee legsels gevolgd. Beide legsels werden gepredeerd door een Vos. Ook werd bij nest KP0302 een adulte vogel bij het nest gepredeerd door een vos. Op perceel SM19 zijn twee legsels gevolgd, deze legsels werden gepredeerd door een Zwarte Kraai. Op perceel SM24 werd een legsel met twee eieren verlaten en op perceel SM25 werd een legsel vertrapt door weidende schapen.
Kaart 15 Lotgevallen Gruttolegsels op de percelen SM19/SM24/SM25/KP01/KP02/KP03 (Bron: Google maps aerodata 2012)
83
Perceel SM33/KP28/KP29
Op perceel SM33 zijn twee legsels gepredeerd een legsel door een Hermelijn, dit is vastgesteld op de situatie aangetroffen bij het nest, en een legsel werd gepredeerd door een onbekende predator. Beide legsels waren voor vondst al gepredeerd. Op perceel KP28 zijn 5 legsels gevolgd waarvan er 1 succesvol was. Bij dit nest is op 16-5 het vrouwtje gevangen en is haar de combinatie Y6LYLB gegeven, het nest is uitgekomen op 18-5-12. De nesten KP-2802 en KP-2803 dienden als controle nest, ze werden beide gepredeerd door een vos. Nest KP2801 werd gepredeerd door een moervos die het nest markeerde met urine om de volgende nacht terug te keren en het nest nogmaals te controleren op eieren. Nest KP-2804 werd verlaten bij dit nest is wel het vrouwtje gevangen en geringd (Y6LYYL) op 12-5-12, ze kon bij de controle van het nest met de hand van het nest worden gepakt. Er werden op perceel KP29 3 gruttolegsels gevonden en allemaal gevolgd met een camera. Alle drie de nesten werden gepredeerd door een vos.
Kaart 16 Lotgevallen Gruttolegsels op percelen SM33/KP28/KP29 (Bron: Google maps aerodata 2012)
84
Percelen SM13/SM14/SM21/SM22
Op perceel SM13 werden 3 legsels gevolgd nest SM-1301 werd gepredeerd door een vos. De nesten SM-1302 en SM-1303 waren succesvol. Nest SM-1302 kwam uit op 15-5 er werden 4 kuikens aangetroffen in het nest de kuikens zijn geringd met een code vlag (K14/K15/K16/K17). Nest SM1303 kwam uit op 17-5. Op perceel SM14 werd een legsel gevonden en gevolgd met een camera. Het nest kwam uit op de middag van 16-5 de 4 kuikens werden echter diezelfde avond gepredeerd door een Vos (zie afbeelding 4) Op perceel SM21 werd een legsel gevonden en gevolgd met een camera. Het vrouwtje van dit gruttopaar was geringd met de combinatie Y4RBLL. Het nest was succesvol 1 van de kuikens kon worden geringd met de codevlag K36. Op perceel SM22 werd op 25 april 1 nest gevonden waarvan beide volwassen vogels waren geringd. Het vrouwtje met de combinatie Y2RLBL( gevangen in 2008 in de SĂşdermarpolder door Krijn Trimbos) en het mannetje met de combinatie Y4LRLB( gevangen in Nijhuizum Monnikeburenpolder in2009 door Niko Groen ), Uit de gegevens uit de database bleek dat deze vogels hebben overwinterd in Spanje ( Veta la Palma Isla Mayor) Ze zijn vervolgens op 6 maart gezien bij Oudega. Op 14 maart zijn ze voor het eerst samen gezien bij Koudum( Polder Grote Gersloot west). Op 28 maart werden ze voor het eerst als koppeltje gezien op het perceel SM22 waar ze vervolgens op 25 april een nest met 3 eieren hebben geproduceerd. Al deze moeite bleek tevergeefs want het nest werd verlaten op 1 mei. Fotoâ&#x20AC;&#x2122;s van het koppel zijn te zien in bijlage 8.
Kaart 17 Lotgevallen Gruttolegsels op percelen SM13/SM14/SM21/SM22 (Bron: Google maps aerodata 2012)
85
Percelen SM49/SM52/SM56
Op perceel SM49 werden twee legsels gevonden en gevolgd met een camera beide legsels werden verlaten. Op perceel SM52 werd een legsel gevonden dat voor de vondst al was verlaten. Bijzonder was echter wel dat op camerabeelden te zien was dat een vos bij het verlaten nest langskwam, maar de koude verlaten eieren ongemoeid liet. Op perceel SM56 werd een legsel gevonden dat op de nacht van 24 mei gepredeerd werd door een Vos.
Kaart 18 Lotgevallen Gruttolegsels op percelen SM49/SM52/SM56 (Bron: Google maps aerodata 2012)
86
Bijlage 14 Reconix Hyperfire Camera
87