20090804

Page 1

'Een gat in de grond, dat was nog luxe' 04 augustus 2009 / Ivo van Woerden

‘Als iemand door een auto wordt aangereden in Nepal, kan het voorkomen dat de bestuurder nog eens een keertje extra over het slachtoffer heen rijdt om er zeker van te zijn dat die persoon dood is’, vertelt Stephanie Borsboom (31), geboren en getogen in Maassluis maar tegenwoordig inwoner van Kathmandu. ‘Maakt niet uit wat er is gebeurd, de automobilist is automatisch schuldig en moet een vergoeding betalen. Ziekenhuiskosten zijn al snel hoger dan die voor de dood van iemand en Nepalezen hebben niet veel te besteden.’ Het is maar één voorbeeld van waar Borsboom als immigrant mee om moest leren gaan sinds ze in Nepal is komen wonen. Ze ging als jonge ingenieur al regelmatig naar het Himalayaland om projecten te leiden waarbij scholen, watervoorzieningen en toiletten werden gebouwd, al dan niet door haar eigen stichting Dipjoti Nepal. Toen de Wereldbank haar in 2007 een baan aanbood, vestigde ze zich definitief in Kathmandu. Terugkijkend: ‘Het kwam op mijn pad en ik voelde dat het bij me paste.’ Hoe een vooraanstaande organisatie als de Wereldbank er toe kwam een Nederlands meisje met een ingenieursdiploma zomaar een baan aan te bieden, het is geen alledaags verhaal. In 2005 attendeerden vrienden van de Rotary – een wereldwijde club van zakenmensen die goed willen doen – haar op de Rotary World Peace Fellowship, een beurs om aan de prestigieuze Duke University in het Amerikaanse Durham te studeren. ‘Ik moest daar allerlei selectieprocedures voor doorlopen en pakketten vol formulieren invullen. Dat deed ik allemaal vanuit Nepal waar ik op dat moment een bouwproject begeleidde. Als ik een computer wilde gebruiken moest ik daar eerst veertig kilometer voor fietsen en daarna weer veertig kilometer terug.’ Maar ze werd


aangenomen en volgde een masteropleiding International Development Policy, met een specialisatie in Peace and Conflict Resolution.

De dag nadat ze afstudeerde kwam toevallig de directeur van het Wereldbankkantoor in Nepal naar Duke voor het bijwonen van een training. Een professor zei tegen Borsboom: misschien moet je daar eens koffie mee gaan drinken. Dat deed ze, en twee maanden later volgde het mailtje: of ze niet de assistent wilde worden van de country director bij het coördineren van armoedebestrijding, educatie, gezondheid, drinkwatervoorzieningen, landbouw en infrastructuur. Ook in haar portefeuille: teambuilding en communicatie. ‘Er werken hier zestig mensen van verschillende nationaliteiten. Die moeten op één lijn zien te komen. Amerikanen zijn bijvoorbeeld heel direct en soms zelfs wat overdreven. Nepalezen zijn juist veel introverter en zullen je niet snel tegenspreken. Pas zijn we met het hele team gaan abseilen en raften om elkaar beter te leren kennen en meer vertrouwen in elkaar te krijgen.’ Over grote hulporganisaties als de Wereldbank wordt gezegd dat er veel geld verloren gaat in de structuur van het instituut zelf. ‘Ik had veel positiefs maar ook negatiefs over de Wereldbank gehoord en wilde graag zien hoe het er daadwerkelijk aan toegaat. Het is inderdaad log en traag. Een beslissing voor een spoedproject duurt soms maanden. Maar er zijn ook voordelen. Door de grootte van de organisatie zie je dat de invloed heel ver reikt. De Wereldbank kan landen op beleidsniveau adviseren op basis van onze ervaringen uit de hele wereld. Het gaat niet over één dorpje, maar gelijk over alle districten van een land, zodat je tot duurzamere oplossingen kunt komen.’


Met je eigen stichting Dipjoti sta je dan aan de andere kant van het spectrum. ‘Dat klopt wel. Maar daarmee zie ik juist weer van dichtbij hoe snel dingen kunnen gaan. We leiden mensen op die bouwprojecten begeleiden. Wij zorgen voor de materialen en de lokale bevolking bouwt aan het project, bijvoorbeeld een school. De financiering komt onder andere van Rotaryclubs, particulieren en Nederlandse stichtingen.’ Wat was er eerst, de drang om mensen te helpen of de kennismaking met het land? ‘Het land. Toen ik civiele techniek studeerde aan de universiteit van Delft konden we er in het vierde jaar voor kiezen naar het buitenland te gaan. Er waren verschillende projecten waar we op in konden schrijven, waaronder een in Nepal. Dat was het enige project waarbij we iets van begin tot einde zouden kunnen neerzetten. Er moest een brug worden ontworpen in een afgelegen gebied bij een weeshuis. De brug zou in drie maanden tijd worden gebouwd samen met de lokale bevolking. In Nederland kost zoiets jaren, dus het zou een geweldige ervaring worden.’ Met drie medestudenten toog Borsboom vol goede moed naar Nepal. Het neerzetten van de brug bleek niet mee te vallen en niet eens om technische redenen. Er was geen stromend water in het afgelegen gebied waar gebouwd moest worden. Het water dat er was, was vies en zorgde bij de westerlingen voor flinke diarree. Bij de familie waar ze logeerde kon ze dat nog kwijt in een gat in de grond. ‘Dat was nog luxe’, zegt Borsboom. ‘Als ik onderweg ergens naartoe naar de wc moest, kon ik daar soms gewoon geen droge voeten houden en kwam ik kokhalzend naar buiten.’ De lokale bevolking sprak bovendien geen Engels, waardoor overleggen nogal moeilijk werd. En als ze aan het eind van een lange dag werken bij 40 graden doorweekt van het zweet en uitgeput aan tafel plaatsnamen, stond er een bord rijst met linzen en piepers voor ze klaar. ‘Ze zien aardappelen als groenten’, zucht Borsboom. ‘Dat aten we zeven dagen in de week.’ De frustraties zaten niet alleen aan de Nederlandse kant. De brug werd zonder kranen gebouwd en de lokale bevolking zeulde bij dezelfde hitte met de hand al het zand, grint, water en cement van een tractor naar de bouwplaats. ‘Dat ging soms om ladingen van driehonderd kilo’, zegt Borsboom. Pas na een


maand zagen ze eindelijk iets van de grond komen dat op een brug ging lijken. Desondanks bleef de lokale bevolking iedere dag bijna vrolijk naar de bouwplaats komen. ‘Jong, oud, iedereen draagt zijn steentje bij’, zegt Borsboom. ‘Als je weet dat iedereen in dezelfde zon staat te werken, wie ben ik dan om te klagen over hitte, eten en diarree?’ Na drie maanden ploeteren was de brug af. Borsboom: ‘Pas toen ik thuiskwam en erop terugkeek, besefte ik hoe prachtig het is dat je met zo weinig middelen zo’n grote verandering voor elkaar kunt krijgen. En dat die mensen ondanks hun karige bestaan, toch goedgemutst kwamen helpen. Er zit een kracht achter om vooruit te willen gaan.’ Toen besloot je: ik ga dit vaker doen? ‘Nee, de stichting is eigenlijk ook weer toevallig ontstaan. Ik kreeg een brief van een organisatie uit het gebied waar we de brug hadden neergezet, waarin stond dat hun school er slecht uitzag. Het waren eigenlijk niet meer dan twee kippenhokken waarin les werd gegeven. Of ik kon helpen. In Nederland deed ik een presentatie over de brug bij de Rotaryclub in Maassluis, waar ik een aantal leden van kende, en vertelde er over de brief. Zij wilden wel geld beschikbaar stellen. Toen moest er nog iemand heen om de bouw te begeleiden en vroeg de organisatie uit Nepal of ik dat wilde doen. Drie dagen na mijn afstuderen vloog ik erheen. We bouwden in vier maanden tijd vijf klaslokalen. De Rotary raadde me toen aan om een stichting op te richten. ‘Dipjoti’ betekent ‘olielamplicht’. Dat slaat terug op dat de Nepalezen die we willen ondersteunen zelf de energie hebben om het licht te laten branden, maar de materialen missen. Wij geven de middelen, zij hebben de kracht. Ik ben sinds 2002 ieder jaar voor vijf maanden naar Nepal gegaan om er in de heuvels en laagvlakte in totaal vijfentwintig scholen, een groot aantal watervoorzieningen en duizend toiletten neer te helpen zetten.’ Jij beslist dan dat iedereen in een dorpje een toilet nodig heeft? ‘Nee, op die manier gaat ontwikkelingshulp wel vaak mis. De lokale bevolking weet wat ze nodig hebben en daarom wil ik dat ze naar óns toekomen met een vraag. Dan leveren wij de materialen, maar ze bouwen het met elkaar, onder begeleiding van onze partnerorganisatie in Nepal. Daarmee gaan ze zich verantwoordelijk voelen voor het gebouw dat er bijkomt. Ze weten ons gaandeweg steeds beter te vinden. Ze horen van een familielid of een bekende wat we ergens hebben gedaan en vervolgens krijgen we van hen ook een hulpvraag. Zo komen we steeds in nieuwe dorpjes en gebieden terecht.’


Vinden de Nepalezen het gek dat jij als vrouw de dienst uitmaakt? ‘Vrouwen zijn in Nepal wel minder waard dan mannen. Dus ja, het is soms vreemd. Ik kreeg de vraag ‘Mag je van je man wel hier komen?’ Dat ik niet getrouwd ben, gaat er dan haast niet in, helemaal niet omdat ik ook een opleiding heb gedaan. Daar moet je bij hen toestemming van je man voor krijgen. Maar omdat ik ‘de vrouw met het projectgeld’ ben die helemaal naar hen toekomt om te helpen, heb ik zeker wel respect afgedwongen. Ik pas me aan, leer de taal en de cultuur. Als ik op bezoek ben in de dorpen draag ik nooit strakke kleren. Altijd lange broeken en wijde t-shirts. Ook dat waarderen ze.’ Borsboom wil niet het standaard expat-leven leiden van rondhangen in restaurants en resorts waar je nooit een normale Nepalees tegenkomt. ‘Uiteraard is het af en toe wel leuk om even van de luxe te genieten. Maar ik vind het het leukste om het land beter te leren kennen en dat doe je toch door met lokale mensen om te gaan.’ In Kathmandu heeft ze een appartement in een goede buurt, simpelweg omdat er stromend water is. Borsboom: ‘In grote delen van de stad komt er maar eens in de vier dagen water uit de kraan, maar ik heb dat gelukkig dagelijks.’ Vlakbij haar huis is een tempel. Er zijn ook winkeltjes met levensmiddelen op loopafstand, net als een groot warenhuis. gaat dagelijks met de taxi naar haar werk, behalve als er een feestdag is, waardoor het verkeer rustig genoeg is om de paar kilometer naar het kantoor van de Wereldbank te wandelen. Feestdagen zijn er genoeg. ‘Pas nog met de totale zonsverduistering die ook hier te zien was, besloot de regering dat het een nationale feestdag was.’ De werkmentaliteit in Nepal ziet er voor Borsboom soms treurig uit. ‘Ze werken maar een paar uur per dag.’ Voor haarzelf is dat anders. ‘Ik maak lange dagen, omdat ons hoofdkantoor in Washington zit en we vaak tot laat nog een overleg hebben.’ In het weekend maakt ze trektochten of bezoekt ze één van de Dipjoti-projecten waaraan ze werkt naast haar baan bij de Wereldbank. Dat is volgens haar goed vol te houden omdat het zulk dankbaar werk is. ‘Het ene jaar sta je in een poel klei en leg je samen de eerste steen en het jaar daarna zie je kinderen overgaan naar de volgende klas. Het effect is heel


groot. Doordat je bijvoorbeeld een watervoorziening dichterbij hebt gebracht, kunnen de kinderen die eerst thuis moesten blijven om water te halen, nu wél naar school.’ Wat is jouw talent? Ze aarzelt even. ‘Wat ik denk ik goed kan, is met mensen op allerlei verschillende niveaus omgaan en dat ik iedereen respecteer. Het maakt niet uit of ik met een groep zakenmensen praat of voor een klas met kinderen sta. Ik red me wel.’ Waarom aarzel je? ‘Ik vind het moeilijk om mezelf te verkopen. Ik ben ook iemand die vaak pas achteraf weet hoe het zit. Als ik terugkijk, weet ik wat me echt is overkomen en wat ik daar van vind. Ik kan dus veel beter praten over wat ik al heb gedaan, dan over wat ik nu doe en wie ik nu ben.’ Mede door die onbevangen blik is het haar gelukt om zichzelf staande te houden in Nepal waar tussen 1995 en 2005 een groot politiek conflict heerste. De regelgeving en de regering werd door de rijken gedomineerd terwijl de meerderheid van de bevolking in armoede leeft. Een groep die zich de Maoïsten noemt trok door het land en wist een grote schare sympathisanten achter zich te krijgen. Het gevolg: geweld. ‘Ik moest tijdens het conflict terug naar Kathmandu om mijn visum te verlengen en dat terwijl de Maoïsten net een staking hadden uitgeroepen’, zegt Borsboom. ‘Op een gegeven moment besloot de regering dat er wel transport mogelijk was maar alleen onder begeleiding van legerwagens. Met grote groepen bussen werden we naar Kathmandu gebracht. Heel gevaarlijk want de dag ervoor schoten Maoïsten nog op de wagens.’ Borsboom had geluk, haar escorte werd met rust gelaten. Hoewel het conflict tussen de Maoïsten en de regering formeel voorbij is, blijft het onrustig in Nepal. Bijna dagelijks is er een staking ergens in het land. Niet handig als je probeert een school te bouwen. ‘Soms zijn de wegen afgezet’, zegt Borsboom. ‘En dan kunnen de materialen simpelweg niet op de plaats van bestemming komen. Daarnaast zijn er problemen met de im- en export. Het gevolg is dat de prijzen omhoog gaan net als de kosten van transport. Omdat we met de plaatselijke bevolking samenwerken lukt het nog redelijk om door te blijven bouwen aan projecten, maar leuk is anders. Zolang het werk maar afkomt, denk ik dan maar.’ Streef je een doel na? ‘Dat heb ik niet zozeer. Wat ik nu doe vind ik in ieder geval leuk. Komt wat komt. Het gaat er om dat iets goed voelt. Als je ergens van ligt te zweten, dan past het niet bij je.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.