11 minute read

Duiken we binnenkort tussen het afval in Centraal-Amerika?

De stranden van Guatemala, El Salvador en Honduras kreunen onder het afval.

Vanuit Suchitoto, de plaats waar het originele El Salvador werd gesticht, heb je een prachtig uitzicht over het Suchitlánmeer. Dit meer, het grootste van het land, was ooit een betoverende kunstmatige waterpartij van 13.500 hectaren. Het werd in 1976 aangelegd voor de Cerron Grande waterkrachtcentrale die een groot deel van El Salvador van stroom voorziet. Het wordt door Unesco als een belangrijk watergebied beschouwd.

Advertisement

Websites als Booking.com en Tripadvisor roemen nog steeds de toeristische troeven van de stranden aan het meer, maar de werkelijkheid is al jaren anders …

Het meer ziet er op sommige plaatsen uit als bedekt door een gekleurd deken. Plasticafval als frisdrankflessen, boodschappentasjes, schoenen en andere voorwerpen drijven op het groene water.

Vissers die er nog steeds proberen hun netten uit te werpen, beweren dat de vervuiling de vissen naar de diepste gedeelten van het meer heeft gedwongen waardoor ze buiten bereik zijn. Hun broodwinning komt hierdoor helemaal in het gedrang. Sommigen hebben zich dan maar omgeschoold en varen nu toeristen rond op het meer. Er wagen zich echter hoe langer hoe minder toeristen op het bezoedelde water.

Volgens het Ministerie van Leefmilieu van El Salvador produceert het land 4,2 ton afval per dag, waarvan 1,2 ton gedumpt wordt en in rivieren en op stranden terechtkomt. De bewoners van de dorpen aan de rand van het meer hebben de handmatige inzameling van het puin op zich genomen, maar die job zou wel eens eindeloos kunnen zijn.

Ook Aan Zee

In het naburige Honduras is het aan de Caribische kust dat plasticvervuiling verwoestingen aanricht en dan vooral op de prachtige stranden van de regio Omoa. Tot op een paar meter van de weelderige tropische ve- getatie is het zand volledig bedekt met een smerig tapijt van verpakkingen, spuitbussen en flessen.

Het afval stroomt mee met de Motaguarivier, de grootste rivier van Guatemala, waarvan de monding de grens volgt tussen Guatemala en Honduras. Volgens de Nederlandse ngo The Ocean Cleanup, die zich inzet voor het schoonmaken van de zeeën, komt het afval vooral uit de hoofdstad Guatemala City en meer bepaald van de stortplaats van de ziekenhuizen daar.

Het zal niet lang meer duren vooraleer de beroemde Hondureese duikparadijzen als Pigeon Island en Utila ook onder het afval gaan kreunen.

Maatregelen?

Tot dusver hebben 14 Caribische landen plastic producten voor eenmalig gebruik en piepschuim verboden en zijn ze begonnen met bewustmakingscampagnes en beleidshervormingen om de vervuiling van de zee onder controle te krijgen.

De OESO (de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) schat dat er 30 miljoen ton plasticafval in zeeën en oceanen zit en dat er zich 109 miljoen ton in rivieren heeft verzameld. Een dergelijke opeenhoping in rivieren betekent dat, zelfs als het beheer van het plasticafval verbetert, er nog tientallen jaren plastic in meren en oceanen terecht zal komen. In dit opzicht kan het helpen om drijvend puin op te vangen met behulp van barrières in waterwegen, aangezien dat gemakkelijker is dan schoonmaakwerkzaamheden in de open oceaan.

De Toekomst

De wereldwijde productie van plastic kent geen grenzen en de hoeveelheid ervan die in onze wateren terechtkomt, stijgt jaar na jaar zolang er geen maatregelen komen om het plastic te vernietigen of integraal te recycleren. Maar we zijn bijlange niet zover. Slechts 6 procent van het wereldwijd geproduceerde plastic wordt gerecycleerd en slechts 8,5 procent wordt verbrand. En de rest? 30,1 procent blijft in onze huizen en fabrieken voor dagelijks gebruik (emmers, bewaar- en andere dozen, bakken, …) en 55,4 procent verdwijnt in de natuur. Meer dan de helft dus.

Bijna de helft van dit saldo, hetzij 47 procent, bestaat uit verpakkingsmateriaal en de rest uit afval van allerlei groottes, van microplastics uit onze tandpasta tot de netten van de vissersboten. Veel hiervan drijft aan de oppervlakte en zou kunnen opgevist worden, maar een groot gedeelte, zoals de microplastics, kunnen niet mechanisch uit het water gefilterd worden. Ze sedimenteren dikwijls op de bodem waar ze veel levens aantasten, onder andere van koralen.

Een deel van het afval zweeft ook tussen oppervlakte en bodem, waar het door vissen, zeezoogdieren en schildpadden als prooi wordt aanzien met noodlottige gevolgen. Nanoplastics zijn het talrijkst en zweven mee met de (zee)stromingen.

Is de situatie uitzichtloos?

Misschien niet, tenminste voor wat het plastic betreft dat nog moet geproduceerd worden. Het verzamelen van het afval voor

Plastic Odyssey

'Clean up the past, build the future' vernietiging of, nog beter, voor recyclage kan geoptimaliseerd worden. Dat kan echter alleen vanaf het ogenblik dat deze activiteit economisch rendabel wordt. Weet ook dat niet alle plastics dezelfde chemische samenstelling hebben. PET (Polyethyleentereftalaat, een thermoplastisch polyester) komt het vaakst voor. De recyclage hiervan vormt normaal gezien geen probleem. Het zijn polymeren die tot hun basiselementen kunnen omgezet worden door het opeenvolgend gebruik van twee enzymen, PETase en MHETase. Het PET wordt zo omgezet tot ethyleenglycol en tereftaalzuur. Deze producten zijn de basis voor nieuw polyesterplastic en verhinderen zo het blindelings weggooien van afval in de natuur.

Sinds januari 2022 vaart de Plastic Odyssey de wereldzeeën af om de plasticsoep te bestrijden. Simon Bernard, CEO van het project, stelt dat 90% van de mariene verontreiniging afkomstig is van de kuststeden van slechts 32 landen. De Plastic Odyssey bezoekt deze plaatsen en reikt oplossingen aan op kleine, plaatselijke schaal.

Het schip heeft verschillende machines aan boord om plastic te helpen recycleren. Deze werktuigen zijn eenvoudig in gebruik en worden in afvalverwerkingscentra op het land geïnstalleerd.

De Plastic Odyssey is het eerste schip ter wereld dat zijn eigen brandstof aan boord produceert door pyrolyse van plasticafval. Dit procedé bestaat erin het plastic in een zuurstofarme atmosfeer te verhitten om de polymeren te vergassen. Eén kilogram plastic wordt zo omgevormd tot nagenoeg één liter diesel of benzine.

In elke haven, bij elke tussenstop, worden er seminaries en voorstellingen gegeven om lokale besturen en plaatselijke milieu-organisaties oplossingen aan te reiken om op een economische manier de afvalberg te verminderen. Op https://plasticodyssey.org/en/ vind je meer info.

Op een zeer bescheiden niveau worden ondertussen ook bacteriën ingezet die bepaalde plasticsoorten kunnen 'verteren'.

Het verzamelen van plastic dat aan de oppervlakte drijft, het grootschalig recycleren van de meest voorkomende plastics en het gecontroleerd afbreken ervan zijn de drie oplossingen om op zijn minst de ecologi- sche gevolgen van de steeds toenemende plasticmassa te verminderen. De wil om het te doen en om erin te investeren moet er natuurlijk zijn.

Meer dan een jaar geleden genoot ik van de Britse documentairereeks 'A Night on Earth' op Netflix. Hierin wordt het nachtelijk leven van dieren gevolgd met lichtgevoelige camera’s en vooral met veel geduld. Natuurdocumentaires staan hoog op mijn lijstje voor eenzame tv-avondjes, zeker als ze over onderwaterfauna en -flora gaan. Deze serie van 2020 is extra bijzonder, omdat het een verhaal vertelt dat weinigen gezien hebben. In de aflevering 'Dark Seas', die ik toen bekeek, duikt een cameracrew op een ver, exotisch rif om de paringsrituelen onder een volle maan te filmen. Plots valt mijn oog op het merk van de rebreathers waar ze mee duiken: rEvo. Voor mij geen onbekende fabrikant, maar het is al een tijdje geleden.

In Hippocampus nr. 204 van juni 2005 verscheen mijn artikel over zelfbouwrebreathers met daarin speciale aandacht voor de bouwer van de eerste rEvo, Paul Raymaekers. Een zevental jaar later werd dat gevolgd door ons gesprek, gepubliceerd in Hippocampus 238 van maart/ april 2012. Ik eindigde dat artikel met een positieve noot over het rebreatherduiken en rEvo. Benieuwd naar de toekomst van dit Belgisch topproduct vroeg ik me toen af of ik er een paar jaar later zou kunnen terugkeren voor een nieuwe reportage. 11 jaar later ontdek ik dus via Netflix dat het bedrijfje nog steeds aan de top van de rebreathermarkt staat. Een professionele cameraploeg zal toch immers wel voor het beste materiaal kiezen, zeker voor het filmen van een moment dat zich slechts eenmaal per jaar voordoet. Op mijn mailtje met de vraag naar een interview, krijg ik zeer snel een positief antwoord. Het duurt echter nog een lange tijd vooraleer ik terug voor het gebouw in Brugge sta.

Gelukkig is de tijd van verplichte virtuele interviews voorbij en mag ik op een late namiddag de auto uitstappen voor het gebouw waar rEvo gehuisvest is. Met het succes verwacht ik een groot lichtreclamebord met een duidelijke verwijzing naar wat er hier gebeurt, iets in de stijl van een duiker en het woord 'rEvo'. Niets is minder waar, enkel een subtiel reclamebord wijst op de aanwezigheid van rEvo. Het groot, grijs atelier met 'Raytech' erop komt me bekend voor. Ik stap er binnen alsof ik het hier ken. Fout. Als ik vraag naar Pieter, verwijst een vriendelijke medewerker mij door naar een bijgebouw.

Als ik daar binnenstap, merk ik onmiddellijk dat ik juist zit. De geboorteplaats van de Belgische rebreathers is nog niet veel veranderd. Het ziet eruit zoals ik me het herinner. Hier en daar een aantal veranderingen, maar nog steeds herkenbaar. Stefanie, werkneemster van het eerste uur, heeft vandaag verlof. Het bedrijf is gegroeid, want er zijn meer mensen op de werkvloer die me spontaan begroeten. Op dit moment werken er vijf voltijdse equivalenten in de productieruimte. Er is zelfs nog plaats voor enkelen meer, maar ook in deze industrietak blijkt het moeilijk om nieuwe medewerkers te vinden. Samen monteren ze een paar toestellen per dag. Naast het produceren van nieuwe apparaten vindt in deze ruimte ook het onderhoud plaats. Elke vijf jaar dient zich immers een groot fabrieksonderhoud van de toestellen aan om zo de veilige werking te garanderen.

Ik word begeleid naar het kantoor annex testruimte, als het ware het innovatiecentrum van deze onderneming. Met een kop koffie voor me beginnen we aan het interview, waarbij Pieter, Matthias en Bram afwisselend in de stoel voor me komen zitten. Hoewel ze alle drie een zeer gedegen kennis van het toestel en de productieprocessen hebben, is het duidelijk dat hun passies voor bepaalde aspecten elkaar aanvullen. Soms word ik op het vlak van kennis over het duiken uitgedaagd. Beetje bij beetje krijg ik een duidelijk beeld van het gebeuren.

Mares

Sinds 2012 is rEvo de begintijd van de 'doehet-zelf' benadering ontgroeid. Door kwaliteitsnormen en standaarden is de markt gerustgesteld en is een rebreatherduiker geen zonderling meer. Dat had de firma Mares ook vastgesteld en dus wilden ze de afkalvende markt voor sportmateriaal aanvullen met meer technische producten in hun gamma. De bedoeling was om tegengewicht te bieden aan sporthoppen door meer doorgroeimogelijkheden aan te bieden. Hun oog viel daarbij op rEvo, omdat zij een uniek toestel aanbieden en bewezen hebben over een ontwerpcapaciteit te beschikken. Mares wou een eigen 'recreatieve' rebreather op de markt brengen, maar beschikte niet over de nodige ervaring. Ook de eigen testcapaciteit was een extra voordeel en natuurlijk ook de kennis van de normen.

Om vernieuwend te blijven moet je als bedrijf af en toe je grenzen verleggen en buiten je huidig denkpatroon beginnen kleuren. Het is dan ook niet toevallig dat in 2015, ongeveer rond dezelfde periode, het idee om een nieuw type rebreather te ontwikkelen bij rEvo voet aan de grond kreeg. Dit reisvriendelijk model zou een soort van tussenstap van recreatief naar technisch duiken moeten betekenen, voor ongeveer een derde van de prijs van een rEvo. Daarnaast was er behoefte aan het uitbouwen van een wereldwijd netwerk voor de verkoop en ondersteuning van de succesvolle gesloten circuit rebreather (Close Circuit Rebreather – CCR) lijn.

Op 1 juli 2016 werd de overname van rEvo door het duikmerk Mares wereldwijd bekendgemaakt. De twee hadden elkaar ge- vonden in hun verzuchtingen. rEvo kon steunen op het netwerk van Mares en deze laatste haalde de expertise voor het ontwikkelen van een recreatieve rebreather binnen. De productie van bepaalde onderdelen (harnas, wing, ademslangen, automaten, ...) werd van externe leveranciers verschoven naar de Maresgroep. Deze samenwerking leverde ook de halfgesloten rebreather (Semi-close Circuit Rebreather – SCR) op, namelijk de Horizon SCR rebreather. Over het verschil tussen de SCR Horizon en de CCR rEvo verschijnt er later een artikel.

In tegenstelling tot de rEvo, die door een in Canada gebouwde Shearwatercomputer gestuurd wordt, gebruikt de Horizon een door Mares gebouwde 'controller'. Officieel startte de ontwerpfase begin 2016 en leidden ontwikkelingen in 2018 tot het eerste prototype. Het model ontving eind 2019 het CE-keurmerk. Vanaf dan kon de Horizon gecommercialiseerd worden binnen de EU.

Ook de ontwikkeling van de rEvo staat niet stil, hoewel er momenteel geen concrete plannen zijn om een rEvo 4 uit te brengen. Toch wordt er druk geëxperimenteerd en getest en worden de innovaties op de markt gevolgd om ideeën te sprokkelen met oog op verdere ontwikkeling. Daarnaast werken ze verder met het platform van de rEvo 3. De rebreather is immers modulair opgebouwd, waardoor er continu modules aangepast en verbeterd kunnen worden zonder de noodzaak om een volledig nieuw apparaat te ontwerpen. De bedrijfsfilosofie weert het verkopen van cosmetische aanpassingen als nieuw model. Kwaliteit, veiligheid en degelijkheid komen op de eerste en enige plaats. In tegenstelling tot andere fabrikanten betekent een nieuw kleurtje of omhulsel geen nieuw model.

De hoge veiligheid van zowel de SCR als de CCR is het resultaat van een bewust uitgebouwde en gelaagde veiligheidsstrategie. De 'design out' benadering zorgt ervoor dat er geen fouten kunnen gemaakt worden tijdens de productie en het onderhoud. De bedrijfsfilosofie om het klaarmaken van het toestel voor een duik en de zorg na de duik voor de gebruiker eenvoudig te houden, speelt hierin een belangrijke rol. De duiker bedient het toestel met kennis van zaken en op het gebied van elektronica is er een volledige redundantie.

Daarnaast zijn er verschillende alarmen die de duikers informeren over netelige toestanden die vereisen dat er wordt ingegrepen. Om hierop goed te reageren heb je de pijler van de 'educate in'. Dat betekent dat je, voor je mag duiken met een rEvo, minimaal het lessenpakket van rEvo moet hebben gevolgd. Deze opleidingen worden aangeboden door een wereldwijd uitgebouwd instructeursnetwerk. Eenvoud toepassen in het ontwerp betekent geenszins dat duiken met de rEvo eenvoudig is, het blijft een hoogtechnologisch apparaat. De duur van de cursus hangt af van de diepte die je wil bereiken. De basiscursus duurt 5 dagen en bevat modules waarin je de werking van het toestel leert kennen, leert hoe het te onderhouden, de checklist voor en na de duik doorloopt en leert hoe te reageren in verschillende omstandigheden tijdens minimaal 480 minuten training in het water. Als opencircuitduiker kan ik alleen maar gefascineerd luisteren naar de uitleg van deze specialisten. Het niveau van techniciteit gaat soms voorbij aan het verhaal dat ik nu schrijf, maar het boeit me wel. Het duiken hiermee moet een uitdaging zijn. De massa aan info moet overweldigend zijn. Zo krijg je bijvoorbeeld de partiële zuurstofdruk van de drie sensoren voorgeschoteld en wat je dan moet doen als die allemaal verschillend zijn. Of de verschillen in de waardes worden weergegeven op je back-upmonitor. Is er geen gevaar voor 'task overload'? Dat is duidelijk een vraag die alleen tijdens het duiken (na een degelijke opleiding) kan beantwoord worden.

Ik stel me ook vragen bij hoe een 'recreatieve' rebreather eruit moet zien. Zeker als ik de rEvo voor me bekijk. Hoe kan je zoiets eenvoudiger maken en toch nog de veiligheid garanderen? Ook nieuwsgierig naar de recreatieve rebreather van deze fabrikant? Meer hierover in mijn volgend artikel. 

PATRICK VAN HOESERLANDE

• rEvo Alfa (2003): de eerste rebreather gebouwd als proefmodel, vooral uit de ombouw van bestaande rebreathers zoals de Dräger Ray.

• rEvo Beta: dit is het origineel doe-het-zelf testmodel waar er slechts vijf van gebouwd zijn om ze gedurende 18 maanden te testen. Het model heeft te weinig 'water inlets' in de behuizing, maar bevat toch al een aantal concepten, zoals de dubbele scrubber, die vandaag nog steeds het DNA van rEvo betekenen. Van de rEvo Beta zijn er nog een paar modellen waarmee gedoken wordt en die nog steeds onderhouden worden. De ontwikkeling van de Alfa en Beta bracht de nodige kennis en inzichten met zich mee om tot de huidige comfortabele, goed functionerende rebreather te komen.

• rEvo 2 (2007): een verbeterde, commerciële versie waarvan er 200 voor de Amerikaanse markt gebouwd zijn. In die periode waren rebreathers in Europa grote uitzonderingen.

• rEvo 3 (2009): het huidig model met verbeteringen in design en ademcomfort. Dit model behaalt het CE-keurmerk.

• Micro-rEvo (2011): een lichtere, kleinere uitvoering van de standaard rEvo 3 met hetzelfde ademcomfort. Dit model is reisvriendelijker.

• DiveCan/ rMs (2012): het 'rEvo Monitoring System' controleert de werking van het ademkalk en geeft een schatting van nog beschikbare scrubbertijd. Dit uniek concept wordt optioneel in de toestellen geimplementeerd.

• rEvo MilSpec (2014): Ontwikkeling van een MilSpec (Militaire Specificaties) uitvoering die voldoet aan de vereisten voor militair gebruik.

• rEvo BOV (2019): De 'Bail Out Valve', een klep op het mondstuk waardoor je snel op je noodluchtvoorraad kunt overschakelen, wordt op de markt gebracht.

Advertentie

This article is from: