GOOD GOVERNANCE Een onderzoek naar Governance & risicomanagement in de goede doelen sector
DANK Dit onderzoek is tot stand gekomen dankzij de medewerking van 110 fondsen die de vragenlijst hebben beantwoord. Wij waarderen het bijzonder dat zij hiervoor de tijd hebben genomen. Daarnaast bedanken wij de 8 fondsen die wij mochten interviewen voor het delen van hun ervaringen en de aanbevelingen voor collegae in de sector. Veel dank ook aan Annemijn van Rheden, student economie aan de Universiteit van Amsterdam, voor de hulp bij het opstellen van de vragenlijst, het verzamelen van fondsgegevens en ondersteuning bij het verwerken van de data. Tevens willen wij onze dank uitspreken naar René de Monchy, Mazars, Lexence, Ifunds, De Reputatiegroep en Ebbinge voor hun feedback en suggesties. CAPITAL COUNSEL Amsterdam, november 2015
INHOUDS OPGAVE
09
Voorwoord CBF
13 Aanleiding
COLOFON
16
II. Governance
Uitgave november 2015 TEKST EN REDACTIE CAPITAL COUNSEL VORMGEVING EN INFOGRAPHICS Jaaf Design Amsterdam Willem de Zwijgerlaan 352 A3 1055 RD Amsterdam T. 020 - 488 22 20 info@jaafdesign.nl www.jaafdesign.nl
23
III. De financiële paragraaf
04 Samenvatting
08
10 Bijdrage FIN
12
CAPITAL COUNSEL
14
Het onderzoek
14
I. Deelnemende partijen
17
Besturen en toezicht
22
De bestuurskamer
25
30
IV. Beleggen
Best Practices
Verantwoording
SAM SAM EN EN VAT VAT TING 5 Samenvatting
I GOVERNANCE Aanleiding voor het onderzoek is tweeledig. Met de komst van het validatiestelsel gaat er behoorlijk wat veranderen voor de sector op het gebied van onder andere governance. Daarnaast zien wij –CAPITAL COUNSEL– dat de portefeuilleverdeling in de bestuurskamer veelal niet is aangepast aan de voor de sector relevante onderwerpen. DEELNEMENDE PARTIJEN/ STEEKPROEF In mei tot juni 2015 zijn 966 partijen aangeschreven. Van 110 partijen is respons ontvangen. Daarnaast is met 8 bestuurders/directeuren van fondsen een gesprek gevoerd. De steekproef van 110 bestaat uit 50 vermogensfondsen, 51 fondsenwervende instellingen en 9 hybride fondsen met een mooie evenredige verdeling over 10 verschillende doelstellingen/ doelbestedingen. Het onderzoek is opgebouwd aan de hand van drie thema’s: Governance, Financiën en Beleggen.
Bij meer dan de helft van de fondsen wordt de code van de VFI/FIN vooral toegepast als leidraad voor governance en financiële richtlijnen. De beleggingsrichtlijnen en duurzaamheidscriteria worden beperkt toegepast, terwijl driekwart van de vermogensfondsen wel een beleggingsportefeuille heeft. De kennis over het validatiestelsel is beperkt. Ruim 33% geeft aan nog niet bekend te zijn met het stelsel. Een meerderheid (67% hybride fondsen, 54% vermogensfondsen en 49% fondsenwervers) ziet op dit moment geen aanleiding om de governance aan te passen naar aanleiding van het stelsel. Als we rekening houden met de respondenten die lid zijn van de FIN of VFI dan zegt nog steeds 44% van de hybride fondsen en 20% van de overige fondsen geen aanleiding te zien tot verandering. BESTUREN & TOEZICHT Fondsenwervende instellingen Fondsen tot €10 mln. hebben vrijwel allemaal twee geledingen. Een toezichthouder met een (uitvoerend) bestuur of een (toezichthoudend) bestuur met een directie. 25% van de besturen heeft géén bestuursportefeuilles gedefinieerd. Dit betekent dat er een collectieve verantwoordelijkheid is, wat we ook terugzien in de verantwoording naar het toezichthoudend orgaan. Vermogensfondsen Meer dan de helft van de vermogensfondsen heeft alleen een bestuur. Een derde van de vermogensfondsen heeft naast het bestuur een toezichthouder. De functieverdeling volgt veelal het traditionele model; voorzitter, secretaris, penningmeester. Bij driekwart van de fondsen is in ieder geval een bestuurder Financiën benoemd. Opvallend is dat over geen van de bestuursportefeuilles structureel verantwoording wordt afgelegd (nooit meer dan ca. 40%). Ook geven veel respondenten aan dat er verantwoording wordt afgelegd terwijl er geen toezichthoudend orgaan is. Hybride fondsen De verantwoording is goed geregeld, maar dit vertaalt zich niet in aandachtsgebieden binnen het bestuur. De besturen zijn met gemiddeld 7 leden behoorlijk van omvang, maar het aantal toegewezen portefeuilles beperkt zich veelal tot financiën soms aangevuld met één of twee extra posten.
6 Samenvatting
II
III
DE FINANCIËLE PARAGRAAF
BELEGGEN
Vrijwel alle fondsen hebben één financieel verantwoordelijke aangewezen die ook in veel gevallen verantwoording aflegt aan het bestuur. Een audit- & en/of beleggingscommissie is bij meer dan helft van de fondsenwervende instellingen een standaardorgaan dat toeziet op de financiën en het risicobeheer. Opvallend is wel dat we dit risicobeheer niet terugzien als aparte bestuursportefeuille.
Een kwart van de fondsenwervende instellingen belegt, terwijl 75% van de vermogensfondsen een beleggingsportefeuille heeft (hybride ca. 50/50).
Bijna een derde van de vermogensfondsen maakt gebruik van een aparte beleggingscommissie (terwijl driekwart belegt); een auditcommissie is niet één keer genoemd. De post Financiën is bij een meerderheid van de fondsen ondergebracht bij het bestuur.
Ook heeft nog geen 50% van de fondsen met een beleggingsportefeuille duurzaamheidscriteria opgenomen in het statuut. Bij de vermogensfondsen die aangeven wél duurzaam te beleggen heeft een ruime meerderheid ook geen duurzaamheidscriteria beschreven. Fondsenwervende instellingen en hybride fondsen geven hetzelfde beeld.
RISICOMANAGEMENT Ruim driekwart van de respondenten heeft géén portefeuille risicomanagement in het bestuur en bij bijna de helft is dit ook niet ondergebracht in een commissie.
Van de fondsen die beleggen heeft driekwart een beleggingsstatuut. Het valt op dat nooit álle belangrijke onderdelen zijn opgenomen zoals; governance, risico van de beleggingen, en de doelstelling van het beleggingsbeleid.
Vooral de kleine fondsen geven aan niet te beleggen vanwege de geringe omvang van het vermogen. De overige fondsen die niet beleggen geven aan dat zij dat niet vinden passen bij de doelstelling en/of het bestedingspatroon. Het risico van wel (of juist niet) beleggen wordt veel minder genoemd. Fondsenwervende instellingen hebben een defensiever beleggingsbeleid dan hybride- of vermogensfondsen. De fondsenwervers beleggen zonder uitzondering meer dan de helft in obligaties en enkele zelfs uitsluitend in vastrentende producten. De andere fondsen beleggen ook voor een groot gedeelte in obligaties, maar we zien ook veel portefeuilles met een 50/50 verdeling of een overweging in aandelen. Wat opvalt is dat er geen verband lijkt te zijn tussen de middelenverdeling en de beleggingsdoelstelling. Bij iedere allocatie -of het nu 100% in obligaties of 60% in aandelen betreft- is de doelstelling ofwel ‘het genereren van inkomsten’ ofwel ‘het instandhouden van het vermogen’. Opmerkelijk is hierbij dat het grootste deel van deze fondsen een beheerder in de arm heeft genomen om hen te adviseren.
7 Samenvatting
De mening over de banken of beheerder is in het algemeen zeer positief. De informatieverstrekking is voldoende en ook is er regelmatig contact met de bank/beheerder. De rapportages vindt men goed leesbaar maar het doorgronden van de producten in de portefeuille is voor 20% toch niet eenvoudig. Op de vraag of de bankier begrepen wordt, ofwel spreken we dezelfde taal, zegt ruim een derde dat dit verbetering behoeft. De beoordeling van de bankier is vooral op kwantificeerbare criteria zoals performance en kosten. Slechts 43% van de ondervraagden geeft aan dat wordt bekeken of de beheerder voldoet aan de spelregels van het fonds, het beleggingsstatuut. Bij fondsen met een beleggingsportefeuille wordt veelal gevaren op de expertise van de beheerder of adviseur. Een kritische blik of de beleggingsportefeuille voldoet aan de fondsdoelstellingen, duurzaamheidscriteria en het risico van de beleggingsportefeuille lijkt vaak te ontbreken. Die verantwoordelijkheid wordt bij de banken en/of vermogensbeheerder neergelegd terwijl bestuur en toezichthouder te allen tijde verantwoordelijk en daarmee aansprakelijk zijn en blijven.
IV CONCLUSIE Bestuurders en toezichthouders zijn zich wel bewust van het belang van een goede inrichting van de governance, maar dit is niet altijd ge誰mplementeerd in de organisatie. Verantwoordelijkheden zijn onduidelijk of niet belegd en de verantwoording is niet helder. Opvallend is dat risicomanagement niet voldoende is geborgd. Dit maakt de organisatie potentieel kwetsbaar.
BEST PRACTICES Er zijn tevens 8 bestuurders of directieleden van fondsen ge誰nterviewd die in de afgelopen jaren de governance of (interne) organisatie hebben aangepast. In de uitwerking van de bevindingen van het onderzoek zijn opmerkelijke quotes van de ge誰nterviewde opgenomen. Graag delen wij een aantal interessante aanbevelingen of voorbeelden die uit deze gesprekken naar voren kwamen. INRICHTING BESTUUR De veranderende maatschappij en de eisen die zij stelt aan een fonds en ook de ontwikkelingen in de eigen organisatie vraagt soms om nieuwe of andere bestuursmodellen. Door met een andere bril te kijken naar de eigen organisatie en de bestuurlijke inrichting hierop aan te passen leidt bij al de ge誰nterviewde fondsen tot meer openheid, transparantie en een doeltreffende organisatie. SAMENWERKING Fondsen die de samenwerking hebben opgezocht zijn zeer tevreden over wat hen dat heeft gebracht. Voor de een is het kostenbesparing doordat een gezamenlijk beleggingsbeleid wordt uitgevoerd en voor de ander kennisuitwisseling of het effectiever uitvoeren van projecten. De fondsen geven aan dat zij voordelen zien in samenwerking of het uitwisselen van good-practices maar dat lang niet alle fondsen hiervoor open staan. NIEUWE BESTUURSLEDEN Het extern publiceren van functies of het inschakelen van een bureau zorgt er voor dat breder wordt gekeken dan het eigen netwerk en draagt bij aan een transparante procedure. De huidige en gewenste samenstelling van het bestuur, de benodigde ervaring
9 Best practises
en ook de competentie van toekomstige bestuurders zijn belangrijke overwegingen bij de selectie. BELEGGEN Het bestuur/de toezichthouder is verantwoordelijk en laat zich goed informeren over het beleid en de verschillende beleggingsmogelijkheden. Het beheer van het vermogen wordt door alle fondsen uitbesteed omdat hiervoor specialistische kennis nodig is. Daarnaast wordt regelmatig een extern adviseur ingeschakeld om de beheerder op de juiste merites te beoordelen en het risico van de beleggingen te monitoren. DUURZAAM EN MISSION RELATED BELEGGEN Veelal is het beleggingsbeleid duurzaam ingevuld in lijn met het doel van het fonds. Daarnaast heeft een aantal fondsen een passende manier gevonden om ook invulling te geven aan de missie. Dit loopt uiteen van investeringen in bedrijven die de missie of het doel ondersteunen tot het verstrekken van een lening in plaats van het doen van een gift. Naast maatschappelijk rendement levert dit ook een (beperkt) financieel rendement en draagt zo bij aan het bereiken van de doelstelling van de organisatie. SFEER EN BETROKKENHEID Opvallend is dat de sfeer, betrokkenheid, en onderlinge samenwerking door alle fondsen wordt genoemd als een belangrijke factor voor het bereiken van een optimaal resultaat. Wanneer mensen zich thuis en veilig voelen is er ruimte voor openheid en een kritische houding wat de organisatie naar een hoger plan tilt.
VOORWOORD CBF Voorliggend onderzoek van CAPITAL COUNSEL biedt belangwekkende inzichten in de governance en het financiĂŤle beleid van vermogensfondsen, fondsenwervende instellingen en hybride fondsen.
Het CBF is, voor fondsenwervende organisaties, de aangewezen toezichthouder en bereidt zich voor om deze bredere taak uit te voeren.
De maatschappelijke betekenis van de filantropie is groot. Voor de realisatie van talloze maatschappelijke doelen wordt jaarlijks circa 4,4 miljard euro gegeven door huishoudens, vermogensfondsen, het bedrijfsleven en goededoelenloterijen. Bovendien zetten honderdduizenden vrijwilligers en andere betrokkenen hier hun tijd, kennis en netwerken voor in. Voor een blijvende en groeiende maatschappelijke betekenis van filantropie is het vertrouwen van de samenleving de basis. Een efficiĂŤnt werkende, transparante filantropische sector met goed toezicht draagt bij aan dat vertrouwen.
Bij het lezen van de resultaten van het onderzoek is het belangrijk het onderscheid tussen vermogensfondsen, fondsenwervende instellingen en hybride fondsen voor ogen te houden. Voor vermogensfondsen is beleggen de aangewezen manier om het stamvermogen in stand te houden. Omdat er geen verantwoording afgelegd hoeft te worden aan een donateur, kan het beleggen risicovoller zijn dan bij goededoelenorganisaties die hun middelen van donateurs krijgen. Informatie-uitwisseling tussen goededoelenorganisaties en vermogensfondsen kan een bijdrage leveren aan het (duurzame) beleggingsbeleid van deze organisaties.
De filantropische sector wil transparantie bevorderen en het extern toezicht moderniseren. Er is een vernieuwd stelsel van afspraken voor kwaliteit, verantwoording en toegankelijke publieksinformatie in de maak. Het deel van de sector dat bestaat uit goededoelenorganisaties die onder meer uit fondsenwerving hun middelen halen, hebben inmiddels een start gemaakt met de inrichting van dit nieuwe stelsel.
Het spreekt voor zich dat governance en risicobeheersing aandacht blijven vragen. Dit onderzoek van CAPITAL COUNSEL vestigt daar de aandacht op en spoort bestuurders aan de eigen organisatie onder de loep te nemen en zo nodig aanpassingen te doen. Goed bestuur en goed toezicht en een focus op het beheersen van risico’s zijn voorwaardelijk voor organisaties die resultaten boeken en maatschappelijk impact hebben.
Het toezicht op de naleving van de normen verbreedt zich van a) jaarrekening (inkomsten, bestedingen en kosten) en b) governance en risicobeheersing van de organisatie naar c) resultaten (output, outcomes en impact). Het toezicht wordt bovendien meer meedenkend, stimulerend en reflectief.
Drs. Dedan P.J. Schmidt Directeur a.i. CBF
&
LEREN EN VERBETEREN Onder druk van de terugtredende overheid en een economische crisis kwamen de laatste jaren termen in zwang als ‘participatiesamenleving’, ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘burgers in hun kracht zetten’. In de filantropische sector is dat allang duidelijk: particulier initiatief is springlevend en meer nodig dan ooit - of het nu gaat om maatschappelijk welzijn, natuur, gezondheidszorg, cultuur of internationale samenwerking. COMING OF AGE Er gaat zo’n 4,4 miljard geefgeld om in de sector. De economische waarde van vrijwilligerswerk in Nederland komt volgens de vrijwilligerskoepel NOV zelfs neer op 14,5 miljard. Een volwassen sector, getuige ook de opkomst in de afgelopen 25 jaar van filantropische opleidingen, brancheorganisaties en diverse codes en keurmerken. De ‘coming of age’ van een sector betekent ook verdergaande aandacht voor het verbeteren van de kwaliteit, transparantie en verantwoording. TOEZICHT EN VERANTWOORDING De Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (waarbinnen de fondsenwervende instellingen, kerken en vermogensfondsen zijn vertegenwoordigd) sloten in 2011 namens de sector het Convenant ‘Ruimte voor Geven’ met de overheid. Een van de afspraken die voortkomen uit dit Convenant, is de ontwikkeling van een gezamenlijke visie op toezicht en verantwoording, waarbij zelfregulering van de sector centraal staat. Onderdelen van dit validatiestelsel zijn:
De positie van vermogensfondsen in het nieuwe validatiestelsel
de digitale publicatieplicht voor ANBI’s (per 2014 ingegaan); een sectorbrede Code Goed Bestuur; een Centraal Informatiepunt Filantropie; toezicht op naleving van de door de sector vastgestelde normen. Met oog op de pluriformiteit van de sector is differentiatie tussen verschillende soorten filantropische instellingen een belangrijk uitgangspunt. Zo heeft de Code Goed Bestuur aparte hoofdstukken voor de fondsenwervende instellingen, kerken en vermogensfondsen. POSITIE VERMOGENSFONDSEN Vermogensfondsen halen geen geld op bij het grote publiek via collectes en andere publieke acties. En vermogensfondsen zijn geen goede doelen, zij steunen goede doelen. Als ze in het bezit zijn van een ANBI-status, dan krijgen ze wel een fiscaal voordeel en is volledige transparantie naar de overheid/ Belastingdienst onontbeerlijk. Het Validatiestelsel en het daarmee verband houdende toezicht is alleen van toepassing op vermogensfondsen met een ANBI-status. Ook wordt rekening gehouden met de omvang van filantropische instellingen, om jonge en kleine organisaties niet onnodig te belasten. Zo vallen fondsen niet onder het toezicht op de normen, als zij op jaarbasis minder doneren dan €150.000. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddelde bedrag over de afgelopen drie boekjaren.
11 Deelnemende partijen
LEREN EN VERBETEREN De principes en aanbevelingen voor vermogensfondsen in de code hebben betrekking op vier deelonderwerpen: besturen (bijv. functioneren organisatie en risicomanagement, besteding van middelen, vermogensbeheer); toezicht houden (bijv. relatie tussen besturen en toezicht houden, vermijding belangenverstrengeling, interne evaluatie); verantwoorden (bijv. verantwoording goed bestuur zowel op inhoudelijke onderwerpen als op besturen en toezichthouden); omgaan met belanghebbenden (bijv. besluitvormingsproces, communicatiebeleid). TOEZICHT VERMOGENSFONDSEN Het toezicht zal in principe vormgegeven worden door een nog op te richten Stichting Toezicht Vermogensfondsen (hiertoe wordt momenteel een business case opgesteld). Deze Stichting zal vermogensfondsen die onder het validatiestelsel vallen, toetsen op tien harde (eenvoudig toetsbare) normen, die gedestilleerd zijn uit de Code Goed Bestuur en ook aansluiten bij de ANBI-criteria. Daarnaast is het voor vermogensfondsen mogelijk om eens in de vier jaar gebruik te maken van visitaties die gericht zijn op leren en verbeteren. Deze vrijwillige visitatie spitst zich toe op vier onderwerpen: 1. De wijze waarop het fonds invulling geeft aan zijn (statutaire) doelstelling en zijn beleid; 2. De doeltreffendheid van het fonds in het licht van zijn eigen beleid;
12 Leren en verbeteren
3. De wijze waarop inhoud wordt gegeven aan het vermogensbeheer en de omgang met risico’s; 4. De wijze waarop het fonds omgaat met principes van ‘good governance’. Vermogensfondsen moeten zich in de toekomst verplicht registreren in een Centraal Informatiepunt Filantropie (CIF). Als ze hebben voldaan aan de harde normen, leidt dat tot een vinkje bij het CIF; een vrijwillige visitatie leidt tot een tweede vinkje. Hoewel in eerste instantie alleen FIN-leden onder het toezicht zullen vallen, is het nadrukkelijk de bedoeling dat dit toezicht - na een algemeen verbindend verklaring van de overheid - betrekking heeft op alle vermogensfondsen (met een ANBI-status en een giftenbedrag hoger dan €150.000). De FIN wil hiermee een impuls geven aan een systeem van zelfregulering, gericht op het bevorderen van de kwaliteit van de sector en het voorkomen van misstanden. Tegelijkertijd moet het systeem recht doen aan de eigenheid van vermogensfondsen. Zodat hun specifieke kenmerken - de mogelijkheid om risico’s te nemen, het vermogen tot innovatie, de onafhankelijke positie en langetermijnvisie - geborgd zijn en de samenleving kan blijven profiteren van hun positieve bijdrage.
Suzette de Boer Directeur FIN, de Vereniging van Fondsen in Nederland
CAPITAL
COUNSEL CAPITAL COUNSEL begeleidt instellingen bij de inrichting van de governance, het structureren van het vermogen, het risicomanagement en de monitoring. Samen met het bestuur brengen wij het beleid in lijn met de signatuur en doelstellingen van de instelling. Tevens worden wij betrokken bij de formulering van passende maatschappelijke criteria en bij selectie en monitoring van vermogensbeheerder(s). Wij geven in-house kennissessies voor bestuurders en toezichthouders op het gebied van risicomanagement, financieel- en beleggingsbeleid en zijn klankbord voor alle geledingen. Onze aanpak bij het structureren van vermogen is breed. Wij kijken verder dan alleen het ‘geld op de bank’. Tot het vermogen behoort ook de organisatie met haar medewerkers, vrijwilligers en IT, de donateurs en andere stakeholders. Maar ook de reputatie van bestuurders en toezichthouders en de organisatie zelf behoren hiertoe. Al deze onderdelen hebben impact die worden betrokken in ons risicomanagementplan. Startpunt is een Quickscan op het vermogen om de kwetsbaarheden van de organisatie zichtbaar te maken. Samen met directie en/of bestuur gaan we aan de slag en stellen een financieel en/of beleggingsplan op zodat de organisatie weer jaren vooruit kan.
13 ISIS Captital Counsel
AANLEIDING Goede doelen pakken problemen in de samenleving aan. Geld moet op de juiste plek terechtkomen. Daar moet openheid over zijn. Transparantie (openheid), regels en toezicht moeten zorgen voor een goede werkwijze van goede doelen en vertrouwen bij het publiek (bron VFI)
De Goede Doelen sector is de laatste jaren behoorlijk in beweging. De overheid trekt zich noodgedwongen terug en stimuleert of verwacht dat de maatschappij deze taak overneemt. Donateurs stellen steeds hogere eisen aan verslaglegging, transparantie en terugkoppeling over de bestedingen. Ook voor het behoud van de ANBI status wordt transparantie gevraagd. Sinds januari 2014 zijn alle goede doelen met een ANBI status verplicht om informatie te publiceren op een website waaronder de hoofdlijnen van het beleidsplan, de activiteiten en de balans en staat van baten & lasten. Dit alles vraagt om steeds verdergaande professionalisering van de sector.
Bestuurders van fondsen staan in de belangstelling. Van hen wordt goed bestuur verlangd. Veel brancheorganisaties hebben daarom een gedragscode ontwikkeld (bron FIN)
HISTORIE In 2011 is door de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF1) het convenant ‘Ruimte voor Geven’ opgesteld om te komen tot een sector brede kwaliteitsverbetering. In 2012/2013 werd besloten een validatiestelsel vorm te geven met als belangrijkste uitgangspunt het borgen van publieksvertrouwen en het verhogen van de effectiviteit en resultaatgerichtheid van de filantropische sector. In oktober 2014 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat de filantropische sector zelf normen moet aandragen die vervolgens algemeen verbindend verklaard worden.
CAPITAL COUNSEL heeft in het voorjaar van 2015 onderzocht hoe het bestuur van goede doelen nu is georganiseerd. Aanleiding voor dit onderzoek is tweeledig. Met de komst van het validatiestelsel gaat er behoorlijk wat veranderen voor de sector op het gebied van onder andere governance. Daarnaast zien wij –CAPITAL COUNSEL– dat de portefeuilleverdeling in de bestuurskamer veelal niet is aangepast aan de voor de sector relevante onderwerpen. Er zijn vele fondsen met evenzoveel doelbestedingen. Zij hebben één ding gemeen; het vermogen van de instelling maakt het mogelijk om het doel te bereiken. Fondsen hebben logischerwijs veel aandacht voor de besteding van de middelen aan het doel. We zien dat de organisatie en governance vaak hierop is ingericht. Het behoud van het vermogen wordt vooral financieel benaderd, terwijl het geld op de bank slechts een deel van het vermogen is. Immers, de organisatie, de donateurs en andere stakeholders, maar ook de reputatie van bestuurders en toezichthouders en de organisatie zelf behoren hiertoe. Dit onderzoek van CAPITAL COUNSEL richt zich op de status quo van de governance en het risicomanagement binnen goede doelen organisaties. Met dit onderzoek willen wij bestuurders bewust maken van deze risico’s, handvatten geven hoe deze in kaart te brengen en te beheersen.
De Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) is op 28 april 2011 opgericht. De deelnemende brancheorganisaties in de stichting zijn; het VFI - Brancheorganisatie van goede doelen, de FIN - Vereniging van Fondsen in Nederland, het IF - Brancheorganisatie voor fondsenwervende instellingen en professionals, het CIO - Interkerkelijk Contact in Overheidszaken.
1
14 Leren en verbeteren
HET ONDERZOEK Het onderzoek is uitgevoerd in mei en juni 2015. Doel van het onderzoek is om de huidige inrichting van de bestuurskamer in kaart te brengen en te bekijken in hoeverre fondsen risicomanagement hebben georganiseerd. Het eerste deel van de vragenlijst zoomt in op de rollen en verantwoordelijkheden. Welke portefeuilles zien we zoal bij bestuurders en toezichthouders en hoe zijn deze rollen ingebed in de organisatie? Het tweede deel geeft een blik in de keuken van de financieel verantwoordelijke(n). Is er één iemand verantwoordelijk of een commissie, welke ondersteuning is geregeld en is er ook een toezichthouder die zich specifiek met deze verantwoordelijke taak bezig houdt? Tot slot bekijken we of er wordt belegd en hoe doelstelling en risico is vertaald in een portefeuille.
I. DEELNEMENDE PARTIJEN VERDEDIGING STEEKPROEF
Er zijn 966 charitatieve instellingen met een ANBI status aangeschreven om deel te nemen aan de digitale vragenlijst. Van deze brede groep hebben 110 instellingen de enquête (soms gedeeltelijk) beantwoord. De respondenten bestaan uit 50 Vermogensfondsen en 51 Fondsenwervende instellingen en 9 Hybride instellingen. Deze laatste fondsen zijn afwijkend in de zin dat het fonds zowel vanuit historisch vermogen als uit private gelden doelen ondersteunt. Een hybride fonds is vaak oorspronkelijk gestart als vermogensfonds en in een later stadium ook fondsen gaan werven.
“Ik zou graag effectiever samenkomen met vergelijkbare fondsen en van elkaar leren. Met name het uitwisselen van goodpractices staat daarbij hoog op 15 Het onderzoek
mijn wensenlijstje. We hebben hier wel al getracht om invulling aan te geven, maar dit heeft nog niet tot een concrete overlegvorm geleid. ” -Floris Italianer (Hartstichting)
46%
8%
Fondswervende Instelling
46%
Vermogensfonds
Hybride Instelling
SAMENSTELLING RESPONDENTEN
De verdeling over fondsenwervende instellingen en vermogensfondsen is evenredig, wat we tevens terugzien in het onderscheid naar kleine en grote fondsen. Groot is gedefinieerd als een instelling met een eigen vermogen van meer dan €5 miljoen. Bij fondsenwervende instellingen heeft 35% een groot vermogen, terwijl dit bij vermogensfondsen 56% is. Van de 9 hybride fondsen zijn er 7 (78%) die in de categorie groot vallen.
KERK GENOOTSCHAPPEN Kerk genootschappen, verenigd in de branche organisatie CIO, zijn in het onderzoek niet meegenomen. De oorsprong van veel vermogensfondsen heeft een geloofsachtergrond. Zij komen voort uit bijvoorbeeld gasthuizen wees-, armen-, of ouderenhuizen die vaak zijn opgericht door een congregatie of diaconie. Bij nadere bestudering bleek dat iedere geloofsgemeenschap haar eigen governance, codes en beleid heeft en de verschillen te groot waren om dit te kunnen vangen in een enquête. Wij hebben de heer Koonings (econoom) van de Congregatie Zusters Dominicanessen van Neerbosch geïnterviewd. Zijn belangrijkste bevindingen en aanbevelingen worden meegenomen in dit rapport.
Vermogensverdeling
Verdeling naar doelbesteding 25%
Maatschappelijke en sociale doelen Gezondheid Kerk en levensbeschouwing Jongeren Cultuur Internationale hulp Milieu, natuurbehoud en dierenbescherming Onderwijs en onderzoek Ouderen Sport en recreatie
20%
15%
“
Eigenlijk is het heel simpel: het succes zit in mensen. Je moet dedicated zijn
10%
en weten waar je het over hebt. Dat speelt binnen het bestuur van het
5%
Rijksmuseumfonds, maar zeker ook bij het Museum zelf. Ik ben echt onder
0%
de indruk van de medewerkers. En de De thema’s of doelbesteding geven een goede weergave van de verschillende organisaties die in Nederland actief zijn. De doelstelling van de fondsen (wervend of niet) is voor vrijwel alle thema’s evenredig verdeeld over fondstype. Uitzondering zijn fondsen gericht op onderwijs & onderzoek en ouderen, dit zijn op één hybride fonds na, allemaal vermogensfondsen. Fondsen van kerk en levensbeschouwelijke aard hebben vrijwel allemaal een fondsenwervend karakter. LIDMAATSCHAP
LEDEN BRANCHE ORGANISATIE Leden totaal
Leden Enquête
Vereniging van Fondsen in Nederland (FIN)
330
16 (32%)
Fondsenwervende Instellingen (VFI)
120
21 (41%)
Deelnemende leden gerelateerd aan totaal aantal deelnemers brancheorganisatie
samenwerking tussen het fonds en het Museum is ook optimaal. -Ton Nelissen (Rijksmuseumfonds)
”
16 Deelnemende partijen
II
G O V E R Vanuit zowel de samenleving als de politiek neemt de druk toe om meer grip te krijgen op de bestuurskamer. Dit geldt niet alleen voor het bedrijfsleven maar in toenemende mate wordt ook een meer professionele inrichting van het bestuur bij Stichtingen en Verenigingen gevraagd. Bestuurders zelf realiseren zich ook meer en meer dat ‘Good Governance’ leidend is voor vertrouwen bij de stakeholders en dat transparantie een groter belang heeft dan enige jaren geleden. KEN UW CODE Brancheverenigingen van goede doelen hebben gedragscodes en richtlijnen opgesteld. Deze vorm van zelfregulering heeft tot doel de transparantie en professionaliteit van besturen te verhogen en het vertrouwen van stakeholders te vergroten. Gevraagd is in hoeverre de fondsen de codes toepassen binnen hun bestuur. De codes zijn ook voor niet-leden vrij toegankelijk en kunnen indien gewenst als leidraad worden gebruikt. Richtlijnen op het gebied van governance en financiën scoren relatief hoog onder zowel leden als niet leden. Van de fondsenwervende instellingen geven zes fondsen aan het CBF keurmerk te volgen. Deze Code gaat over besturen, toezicht en verantwoording, verslaglegging en omgang met de stakeholders. 17% van de fondsen vond de vraag niet van toepassing en 7% is niet bekend met de codes, dit zijn alle fondsen die niet zijn aangesloten bij een branchevereniging.
Toepassing beleggingsrisico en duurzaamheidscriteria een kleine 50% Van de fondsen die aangeven de codes te volgen worden de criteria op het gebied van zowel de beleggingsrisico’s als duurzaamheid door minder dan de helft van de fondsen gevolgd, circa de helft hiervan is lid van de FIN of het VFI. Elders in het onderzoek blijkt dat 78% van de vermogensfondsen een beleggingsportefeuille heeft. Het is opvallend dat deze groep maar in beperkte mate gebruik maakt van de gedragscodes en richtlijnen van de FIN op het gebied van risico terwijl deze paragraaf wel is opgenomen in het statuut (zie hoofdstuk Beleggen). Bij de fondsenwervende instellingen die de code volgen geeft 40% aan dat de richtlijnen op het gebied van beleggingsrisico’s worden toegepast waarbij de helft van deze fondsen daadwerkelijk belegt. Toepassing Code vfi / fin 100% 90% 80% 70%
Hybride Instelling Fondswervende Instelling Vermorgensfonds
60% 50% 40% 30% 20% 10%
CBF
17 Governance
Duurzaam- Beleggings- Financiële Governance risico doelstelling heidcriteria
N A N C E HET VALIDATIESTELSEL; ONBEKEND MAAKT ONBEMIND? In het eerste kwartaal van 2014 is het rapport van de commissie De Jong over toezicht en verantwoording in de filantropische sector gepubliceerd. Aan dit rapport en de relevante ontwikkeling bij de totstandkoming van een validatiestelsel is op de websites van de brancheverenigingen, de ANBI en verschillende bedrijven/instellingen aandacht besteed. Op de vraag in hoeverre fondsen bekend zijn met het rapport van de commissie de Jong en/of het validatiestelsel geeft 33% van de fondsen aan hier nog niet van gehoord te hebben. Meer dan helft van de fondsen geeft aan geen aanleiding te zien om de governance aan te passen naar aanleiding van het nieuwe stelsel hoewel de code en normen pas eind dit jaar vaststaan. Toepassing validatiestelsel
Kijken we naar de respons van alleen de leden van de VFI en FIN dan zegt 44% van de hybride fondsen dat het validatiestelsel geen aanleiding geeft tot aanpassing. Bij vermogensfondsen en fondsenwervende instellingen is dit rond de 20%. Van deze tweede groep geeft 4% aan niet bekend te zijn met het stelsel. 4% van de vermogensfondsen en fondsenwervende instellingen geeft aan de governance te zullen wijzigen.
BESTUREN EN TOEZICHT De belangrijkste thema’s van de verschillende richtlijnen, codes en keurmerken ten aanzien van goed bestuur en toezicht zijn; transparantie, scheiding tussen toezicht en bestuur, integere bedrijfsvoering en verantwoording van beleid. Voor fondsenwervend instellingen zijn de gedragscodes vastgelegd in de Code Wijffels welke tevens onderdeel uitmaakt van de CBF-keur. Deze code geeft acht principes met betrekking tot het toezicht en aanwijzingen hoe de functies toezicht en bestuur moeten worden ingevuld. Voor vermogensfondsen heeft de FIN een aantal basiswaarden als uitgangspunt gedefinieerd. Deze zijn weinig specifiek en daardoor ter nadere invulling en interpretatie voor het bestuur. FONDSENWERVENDE INSTELLINGEN Door de publieke functie van fondsenwervende instellingen is transparantie op het gebied van governance, financiÍn en risicomanagement belangrijk. Donateurs en andere belanghebbenden vragen steeds vaker om duidelijkheid over de rollen, verantwoordelijkheden, bestedingen en financieel beleid. Fondsen spelen daarop in met professionele websites en verantwoording via het jaarverslag.
18 Governance
DE GELEDINGEN Meer dan de helft van de fondsenwervende instellingen werkt met twee geledingen; bestuur en directie of toezichthouder en bestuur. Er is een directie voor de dagelijkse gang van zaken die verantwoording aflegt aan een bestuur, of er is een uitvoerend bestuur met een toezichthouder. Deze en de fondsen met alleen een bestuur zijn vrijwel allemaal instellingen met een klein tot middelgroot vermogen (<5 mln en 5-10 mln). Op zich is het logisch om voor een kleiner fonds geen enorme geleding aan bestuurders en/of toezichthouders te creëren. Toch zien we dat het gemiddeld aantal bestuurders 5,5 is waarbij we gecorrigeerd hebben voor de 14 fondsen met een eenhoofdig bestuur/directie. Geledingen fondswervende instellingen
Ruim 25% van de fondsen heeft geen bestuursportefeuilles Van de fondsenwervende fondsen heeft ruim 30% één of geen bestuursportefeuilles geformuleerd en nog eens 18% heeft in totaal twee functies toebedeeld aan bestuursleden. De kleine fondsen blijken meer georganiseerd dan de (middel) grote fondsen. Van de fondsen met een vermogen tussen €5-10 mln. en €1050 mln. geeft een derde respectievelijk ruim de helft aan dat er geen portefeuilles zijn omschreven óf dat de aandachtsgebieden een collectieve verantwoordelijkheid
19 Governance
is van het bestuur. Corrigeren we voor deze groep, dan is de post Financiën bij alle besturen ondergebracht. Ruim een derde van de wervende fondsen met meer dan één bestuurslid heeft de portefeuille fondsenwerving genoemd. De grotere fondsen (€10- 50 mln.en >€50 mln.) werken veelal met een directie en/of management team waardoor taken zijn overgedragen en daardoor waarschijnlijk niet of slechts enkele onderwerpen zijn toegewezen aan het bestuur. Bij 25% van de fondsen is risicomanagement een aandachtspunt van het bestuur en bij een zelfde aantal is het geen bestuursportefeuille maar is deze paragraaf ondergebracht in de auditcommissie.
“We waken voor solisten en willen als bestuur een vergadercultuur waarbij we elkaar continu kritisch kunnen bevragen over elkaars specialismes. Daarom is het zo belangrijk dat men goed met elkaar door één deur kan. Zodoende houden we een open cultuur: iedereen is op deze manier geïnteresseerd en betrokken bij de besluitvorming”. - Hein Blocks (Prinses Beatrix Fonds)
COLLECTIEVE VERANTWOORDELIJKHEID Vrijwel alle fondsenwervende instellingen (92%) geven aan verantwoording af te leggen. Het Financieel beleid is een vast onderdeel op de toezichthoudersagenda bij alle fondsen, maar ook belangrijke zaken als risico, fondsenwerving en personeelsbeleid scoren hoog. Over diverse onderwerpen legt het bestuur verantwoording af, ook als hiervoor geen aparte bestuursportefeuille is ingericht. Een kwart van de bestuurders van de fondsenwervende instellingen ziet het besturen als collectieve verantwoordelijkheid. Wanneer we de fondsen met geen of een beperkt aantal (tot twee) portefeuilles in deze definitie betrekken dan is bij bijna de helft van de besturen het collectief verantwoordelijk voor veel onderwerpen, ook als hierover verantwoording wordt afgelegd. Verantwoording fondswervende instelling
VERMOGENSFONDSEN Vermogensfondsen hebben vaak als oorsprong nalatenschappen, bescherming van het familiekapitaal of komen voort uit opgeheven weeshuizen en gasthuizen. Opvallend is dat de governance van veel vermogensfondsen nog steeds is ingericht zoals het van oudsher gebruikelijk was. We zien dan ook dat meer dan helft van deze fondsen, waarvan een derde kleine fondsen, alleen een bestuur kent dat
20 Governance
verantwoordelijk is voor toekenning van de gelden, de uitvoering en toezicht hierop. Bij ruim een derde van de fondsen is een directie benoemd waardoor het bestuur een meer toezichthoudende rol krijgt. Geledingen vermogensfondsen
Van oudsher is het bij deze fondsen gebruikelijk dat bestuurders onderling verantwoording afleggen tijdens de reguliere vergadering waardoor er een soort dubbelrol voor bestuurders ontstaat. Van de fondsen waarbij wel een aparte toezichthouder is benoemd, zien we dat over geen van de toezichthoudende taken consistent verantwoording wordt afgelegd. Twee fondsen hebben een OneTier board waarbij de uitvoerende bestuurders en toezichthouder(s) gezamenlijk plaatsnemen in het bestuur. Verantwoording vermogensfondsen
STANDAARDROLLEN EN BEPERKT TOEZICHT Vermogensfondsen geven in meerderheid aan dat het bestuur 1 tot 3 portefeuillehouders heeft benoemd. Hierbij werd regelmatig vermeld dat het de standaardrollen ‘voorzitter-penningmeestersecretaris’ betreft. Financiën is bij 73% van de fondsen vertegenwoordigd terwijl minder dan de helft van de besturen hierover verantwoording aflegt bij de toezichthouder. De 8 fondsen (16%) met een eigen vermogen van meer dan € 50 mln. hebben op één na, allemaal de twee geledingen bestuur/directie. Bij twee van deze fondsen is de post financiën, het enige aandachtspunt binnen het bestuur. Deze grote fondsen hebben verder geen bestuursportefeuilles ingericht. Bestuursportefeuilles Vermogensfondsen
HYBRIDE FONDSEN Hybride fondsen ondersteunen maatschappelijke doelen uit zowel stamvermogen met vaak een lange historie als uit fondsenwerving. Deze fondsen hebben daardoor kenmerken van vermogensfondsen en van fondsenwervende instellingen. Geledingen hybride fondsen
Circa 70% van de fondsen met alleen een bestuur geeft aan dat over diverse portefeuilles verantwoording wordt afgelegd terwijl er geen toezichthouder is
21 Governance
De negende deelnemende Hybride fondsen hebben zonder uitzondering een toezichthoudend orgaan in de vorm van een bestuur dat toeziet op de directie of een model met Raad van Toezicht en bestuur en eventueel directie. De besturen zijn met gemiddeld 7 leden behoorlijk van omvang waarbij de post financiën goed is vertegenwoordigd.
Bij een derde is dit overigens de enige aanwezige portefeuille in de bestuurskamer, zoals we ook zagen bij de grote vermogensfondsen. Meer dan de helft van de fondsen heeft minimaal drie posten te verdelen. Omvang vermogen Hybride fondsen
Portefeuille verdeling Hybride instellingen
“
Koeno Sluyterman van Loo (fonds Sluyterman van Loo) is een groot voorstander van samenwerking en zij hebben hier met Stichting RCOAK op zeer constructieve wijze invulling aan kunnen geven.
We hebben geen contracten getekend, we werken volstrekt informeel. Op GOED GEREGELD! Vrijwel alle fondsen leggen verantwoording af over diverse financieel gerelateerde onderwerpen; Financiën, Beleggen (indien van toepassing), Bestedingen en Risico. Daarnaast is ook het strategisch beleid een belangrijk agendapunt. We zien, evenals bij de fondsenwervende instellingen, dat de verantwoording goed is geregeld, maar dat dit zich niet vertaalt in aandachtsgebieden binnen het bestuur.
alle niveaus is de samenwerking voortreffelijk: op bestuurlijk-, directie en bureauniveau. Juist omdat beide fondsen zo verschillend zijn, vullen we elkaar goed aan.
”
DE BESTUURSKAMER AFTREEDSCHEMA NOG NIET STANDAARD
De code Wijffels (VFI/CBF) en ook de FIN adviseren om een rooster van aftreden op te nemen in de statuten. Van de fondsenwervende instellingen geven 65% van de ondervraagden aan dat een aftreedschema is opgenomen, gecorrigeerd voor besturen met maar één lid -waar de toezichthouder waarschijnlijk benoemt- is dit 80%. Nog niet standaard maar wel op de goede weg! De Richtlijnen of codes spreken niet van het opstellen van een competentieprofiel. In het bedrijfsleven is dit, anders dan bij stichtingen, inmiddels wel gebruikelijk. Competentieprofielen zijn bij de fondsenwervende instellingen en vermogensfondsen nog geen gemeengoed. Een ruime meerderheid gaf aan dit (nog) niet geregeld te hebben. Bij circa 70% van de vermogensfondsen is wel een aftreedschema opgenomen in de statuten. Alle hybride fondsen geven aan dat er een aftreedschema is vastgesteld en dat er competentieprofielen voor de bestuurders zijn gemaakt. De vraag of er competentieprofielen zijn geformuleerd levert geen duidelijk beeld op. Uit sommige antwoorden blijkt echter dat hier functieprofiel is begrepen. Ook geven sommige besturen aan dat er competentieprofielen zijn vastgesteld terwijl bestuursportefeuilles ontbreken.
“We zouden ieder fonds willen adviseren om regelmatig een (interne) risicoanalyse / scenarioanalyse te houden om zodoende de risico’s van de belangrijkste processen te mitigeren. Op deze manier waarborg je de continuïteit. ” - Ronald van der Giessen (Oranjefonds)
23 Governance
ZETELS IN DE BESTUURSKAMER Uit de analyse blijkt dat er geen direct verband is tussen de omvang van het vermogen, de grootte van het bestuur en het aantal portefeuilles. Ook het aantal bestuursportefeuilles in relatie tot het aantal bestuurders geeft geen eenduidig beeld. Vermogensfondsen hebben (van oudsher) vaak drie bestuursportefeuilles waarbij meestal 5 tot 6 stoelen rond de tafel staan. Hybride fondsen hebben alle een groot bestuur (één fonds heeft tevens een MT) zodat ook hier geen duidelijke relatie is tussen het aantal bestuurders, de omvang van het vermogen en de taakverdeling. Ruim 2/3 van de fondsenwervende fondsen uit het onderzoek heeft een vermogen tot €5 mln. Het aantal bestuurders varieert bij deze groep –evenals bij de grotere vermogens- van 1 tot maar liefst 9 met een divers aantal portefeuilles.
Bestuursgrootte
VROUWENQUOTUM VRIJWEL GEHAALD Bij zowel fondsenwervende fondsen, vermogensfondsen als hybride fondsen is het aantal vrouwen in het bestuur met 27% à 28% ruimer bedeeld dan in de top en sub-top van het bedrijfsleven. Bij ruim 10% van de fondsen zijn de vrouwen zelfs in de meerderheid. Keerzijde is dat bij 35%, 24% respectievelijk 22% van de fondsen überhaupt geen vrouwen vertegenwoordigd zijn in het bestuur.
III
DE FINANCIËLE PARAGRAAF Financiën is een belangrijk gespreksonderwerp bij de fondsen zowel in de bestuurskamer als met de toezichthouder. Ieder fonds, klein of groot heeft vermogen en een belangrijke taak voor alle geledingen is prudent beheer en behoud van de middelen. Maar wat is prudent beheer? Is een risicoprofiel opgesteld door de beheerder voldoende? Bij Financiën wordt snel gedacht aan het vermogensbeheer en de besteding van de middelen. Een te geïsoleerde benadering kan ertoe leiden dat her en der vermogen weglekt zonder dat het bestuur zich hiervan bewust is. DE VERANTWOORDELIJKEN Wie is er verantwoordelijk voor de financiën? Is dit de bestuurder met financiën in portefeuille, de penningmeester/manager bedrijfsvoering of hebben fondsen dit gedelegeerd aan een beleggings- of auditcommissie? Bij Hybridefondsen heeft iets meer dan de helft een penningmeester aangesteld en bij meer dan 85% van de andere fondsen is één persoon aangewezen voor deze post. Financiële verantwoording
De vraag aan wie deze financieel verantwoordelijke verantwoording aflegt is bij vrijwel alle fondsen (ook als er géén persoon is aangewezen) het bestuur. Bij fondsen met een penningmeester zal hij/zij onderdeel uitmaken van het bestuur en zo verantwoording afleg-
gen. Fondsenwervende instellingen hebben vaak de financiële taak ondergebracht bij de directie. De verantwoording voor het beleid wordt ook hier in de meeste gevallen afgelegd aan het bestuur. Slechts bij een enkel fonds is de audit- of beleggingscommissie met het toezicht op de penningmeester belast. DE ROLVERDELING Welke rol speelt het bestuur en hoe verhoudt zij zich dit tot eventuele commissies? Het instellen van commissies of functies maakt het voor iedereen helder waar de scheiding ligt tussen advies, controle en besluit. Toch maakt bijna de helft van alle fondsen geen gebruik van apart ingestelde commissies en is de financiële taak onderdeel van bestuursportefeuille(s). Dit zijn overigens wel vooral de fondsen met een vermogen kleiner dan €5 mln. De auditcommissie is bij de fondsenwervende- en hybridefondsen gebruikelijk in zowel de rol als adviseur voor algemeen financiële zaken als beleggingsondersteuning. We zien dat het orgaan beleggingscommissie vooral bij vermogensfondsen is ingesteld om het bestuur te ondersteunen. Toch heeft ruim een derde van de vermogensfondsen geen aparte commissie ingesteld die toeziet op de beleggingen waarbij meer dan de helft de verantwoordelijkheid heeft over een vermogen van meer dan €10 mln. Dit betekent dat binnen het bestuur voldoende kennis en kunde aanwezig moet zijn om beleggingsrisico’s te begrijpen en de vermogensbeheerder te beoordelen.
24 De financiële paragraaf
Audit en/of Beleggingscommissie
Maar wat staat er op de agenda van de commissies? Het zal niemand verbazen dat het belangrijkste onderwerp binnen de auditcommissie de financiële zaken zijn2 . De fondsen die dit niet noemden gaven risicobeheer als belangrijkste taak en in één geval waren alle werkzaamheden gerelateerd aan vermogensbeheer. De verschillende zaken op het gebied van vermogensbeheer worden uiteraard ook veelvuldig genoemd bij de beleggingscommissie. Risicobeheer is een belangrijk agendapunt en wordt bij driekwart van de fondsenwervende instellingen en bij de helft van de hybride fondsen besproken binnen de commissie. Rol commissies
“
Uiteraard nemen we ook onze verantwoordelijkheden als directie. Ik bezoek zeer regelmatig seminars specifiek georganiseerd voor de grotere vermogensfondsen waarbij vermogensbeleid, trends, resultaten en dergelijke aan de orde komen. Maar dat neemt niet weg dat wij ons in de complexe markt van beleggen ook graag laten begeleiden door een externe professional. - Ronald van der Giessen (Oranjefonds)
RISICOMANAGEMENT Gezien de toenemende roep om transparantie en de incidenten die zo nu en dan de pers bereiken zou het passend zijn om, zeker bij de grote fondsen, standaard een risicomanager aan te stellen in het bestuur. Een risicomanagementplan maakt bestuurders en/of toezichthouders bewust van de kwetsbaarheden van de organisatie, hoe verschillende risico’s te beheersen, welke te accepteren en welke te vermijden.
25 De financiële paragraaf
”
Bij de beleggingscommissie was de optie ‘adviserende rol inzake financiële zaken’ niet als mogelijk antwoorden opgenomen
2
VI
BELEGGEN Wel of niet beleggen is een vraag die in menig bestuurskamer wordt gesteld. Beleggen is niet zonder risico, maar de keuze om niet te beleggen is dat ook. Immers, de inflatie neemt jaarlijks een hapje uit het vermogen wat over de jaren een behoorlijke brok kan worden. Nu een spaarrekening vrijwel niets meer oplevert en de rente op obligatieleningen historisch laag staat, wordt het beleggingsvraagstuk er niet eenvoudiger op. Beleggen is sowieso complexe materie; producten zijn ingewikkeld, risico’s ondoorzichtig en koersbewegingen soms heftig. Wat past bij de organisatie en welk risico kan het fonds dragen? Een oplossing is het beheer van het vermogen uit te besteden. Maar hoe controleer je de beheerder, welke risico’s zitten in de portefeuille en passen de beleggingen bij de doelstelling? BELEGGEN; PASSEND OF NIET Niet alle fondsen met een eigen vermogen houden een beleggingsportefeuille aan. Vermogensfondsen beleggen in meerderheid hun vermogen met bij iets meer dan de helft als doel het genereren van inkomsten. Ruim een derde van de vermogensfondsen hebben als doelstelling het instandhouden van het vermogen of geven beide mogelijkheden aan als primaire doelstelling. Deze bijna evenredige verdeling is niet vreemd omdat vermogensfondsen met een vaak zeer lange historie liefst tot in lengte der jaren hun doelstelling willen blijven verwezenlijken én de jaarlijkse uitgaven aan de doelstelling vaak min of meer vastliggen. De uitgaven wil men bij voorkeur financieren uit de beleggingsinkomsten zodat men niet hoeft in te teren op het vermogen.
Onder fondsenwervende instellingen zien we weinig beleggers. De kleine fondsen beleggen (op één na) geen van allen. Van de overige fondsen belegt slechts een derde met als belangrijkste doel het instandhouden van vermogen. Vooral de kleine fondsen geven aan niet te beleggen vanwege de omvang van het vermogen. De overige fondsen die niet beleggen geven aan dat zij dat niet vinden passen bij de doelstelling en/of het bestedingspatroon. Het risico van wel (of juist niet) beleggen wordt veel minder genoemd.
RISICO EN COMPARTIMENTEREN Is beleggen wel of niet passend? Als gelden direct opvraagbaar moeten zijn voor bijvoorbeeld het verlenen van noodhulp is beleggen inderdaad niet passend. In de meeste gevallen ligt het antwoord op deze vraag wat minder eenvoudig. Belangrijke vragen zijn; welke risico kan en mag de organisatie dragen, hoe is het vermogen opgebouwd en welke verplichtingen zijn aangegaan? Een stappenplan waarbij verschillende variabelen en factoren die invloed hebben op het vermogen worden bekeken is een goed hulpmiddel. Vervolgens kan het compartimenteren van vermogen helder maken welk risico bij de verschillende vermogensdelen past, en hoe dit renderend is te maken.
Wel of niet beleggen?
26 Beleggen
Wie belegt? VERMOGENSFONDS
Ja
FONDSWERVENDE INSTELLING
HYBRIDE INSTELLING
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
< 5 mln
28% 16%
2%
63%
0%
22%
5 - 10 mln
10%
2%
10%
4%
11%
0%
10 - 50 mln
24%
4%
12%
6%
11% 11%
> 50 mln
16%
0%
4%
0%
33% 11%
78% 22% 27% 73% 56% 44%
Primair beleggingsdoel
Niet beleggen
VASTLEGGEN VAN AFSPRAKEN Aan de fondsen met een beleggingsportefeuille is gevraagd of er een beleggingsstatuut aanwezig is en wat hierin is vastgelegd. Van de 50 fondsen met belegd vermogen heeft een ruime meerderheid (3/4) een beleggingsstatuut opgesteld. Uit de antwoorden blijkt dat belangrijke onderwerpen –behoudens bij de hybride fondsennooit een 100% score kregen. Bijvoorbeeld de inrichting van de governance, waarbij rollen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd scoorde gemiddeld een magere 63%.
27 Beleggen
Het risico van de beleggingen is blijkens de antwoorden een belangrijk onderwerp, maar de doelstelling is vervolgens lang niet altijd vastgelegd in het statuut. Dit is op zijn minst opmerkelijk omdat uiteindelijk de doelstelling het risico zou moeten bepalen. Ook de wijze van controle op het beleggingsbeleid wordt weinig vastgelegd door vermogensfondsen en fondsenwervende instellingen wat toch relevant is om het beleid en/of de beheerder te evalueren.
DE SPELREGELS Vermogensbehoud en de juiste besteding van de middelen is een belangrijke opdracht aan het bestuur. Uit het onderzoek blijkt dat er vrijwel altijd een verantwoordelijke voor financiën aanwezig is wanneer er functies zijn verdeeld. Voor zowel deze financieel verantwoordelijke maar ook de overige bestuursleden is het van belang dat duidelijk is hoe de verantwoordelijkheid en verantwoording geregeld is. Wat zijn de afspraken en waarop zijn deze gebaseerd; is er een (meer)jarenplan, wat is de missie, wat is de definitie van vermogen; en hoe dit vermogen in te zetten voor de doelstelling en welk risico past hierbij? Deze afspraken rondom het vermogen wordt door een aantal fondsen vastgelegd in een beleggingsstatuut. Een dergelijk (financieel)statuut zou ieder fonds, met of zonder beleggingsportefeuille, moeten opstellen zodat aantoonbaar is dat vermogen prudent wordt beheerd.
HET VERSCHIL MAKEN De deelnemende fondsen zijn maatschappelijke organisaties. Deze maatschappelijke betrokkenheid wordt bij driekwart van de deelnemende fondsen vertaald naar het beleggingsbeleid. Het is opmerkelijk dat maar een kleine 50% van de fondsen de duurzame criteria waaraan deze beleggingen moeten voldoen opneemt in het beleggingsstatuut. Het lijkt aannemelijk dat wanneer geen beleid is geformuleerd het duurzame beleid van de vermogensbeheerder of fondsmanager wordt gevolgd. Het duurzaam beleggen is dan gebaseerd op de mogelijkheden die de beheerder biedt terwijl het tegenwoordig, met het brede aanbod aan producten, ook mogelijk is het beleid meer passend te maken aan de missie en visie van het fonds.
“Binnen het vfonds vinden we het gezien de omvang van het uitbesteed vermogen en de benodigde specialistische kennis een te groot risico, om het intern op de juiste merites te beoordelen en te controleren. Daarom is kennis ingehuurd. Dit naar grote tevredenheid: de extern adviseur toetst de beheerder op de financiële aspecten en tevens op de duurzaamheidscriteria die we - op hun advies- in lijn met de doelstelling van het vfonds hebben ingevoerd”. - Maaike van der Steen (vfonds)
“De Hartstichting financiert sinds jaar en dag onderzoek, maar de opbrengsten van de octrooien die hieruit voortvloeien kwamen niet bij ons terug. Hier hebben we sinds kort verandering in gebracht, opdat we met een deel van die opbrengsten weer andere onderzoeken kunnen financieren”. - Floris Italianer (Hartstichting) 28 Beleggen
Naast duurzaam beleggen heeft ruim 25% van de fondsen al één of meer initiatieven ontwikkeld op het gebied van Mission Related Investing. Deze voor Nederland vrij nieuwe manier van investeren/ beleggen kan voor fondsen een mooie manier zijn om in het verlengde van de eigen missie gelden in te zetten om niet alleen financieel rendement maar ook maatschappelijk rendement te genereren.
MISSION RELATED INVESTING Missie gerelateerd investeren kent vele vormen. Zo kan er een lening worden verstrekt of een participatie in aandelen van een bedrijf worden genomen. De grote gemene deler van deze investeringsvorm is dat zowel maatschappelijk als financieel rendement wordt beoogd. Afhankelijk van het soort investering kan het financieel rendement zelfs helemaal naar de achtergrond worden geschoven, bijvoorbeeld bij een renteloze lening. Het financieel rendement is van minder belang omdat missie gerelateerde beleggingen dichterbij de uitgangspunten (de missie) van het fonds staan.
WIE BELEGT IN WAT In het algemeen wordt er door fondsen zeer behoudend belegd. De portefeuille van een fondsenwervende instelling bestaat in de meeste gevallen uit meer dan 50% obligaties of is volledig vastrentend belegd. Deze laatste groep bestaat uit instellingen die geen bankrelatie of een adviesrelatie hebben. De beleggende hybride fondsen hebben zonder uitzondering een 50-50 verdeling over obligaties en aandelen. Vermogensfondsen accepteren iets meer risico. Geen van deze fondsen heeft 100% obligaties in de portefeuille maar heeft ofwel een gebalanceerde portefeuille van aandelen en obligaties, of belegt dan 50% in obligaties. Het is opvallend dat er geen verband is tussen deze middelenverdeling en de beleggingsdoelstelling. Bij iedere allocatie (of het nu 100% in obligaties of 60% in aandelen betreft), is de doelstelling ofwel het genereren van inkomsten ofwel het instandhouden van het vermogen.
Beleggingsstatuut
“Duurzaamheidscriteria zijn voor ons, maar ook congregaties in het algemeen, erg belangrijk. Momenteel doet onze congregatie ook aan positieve criteria. Duurzaam maatschappelijk beleggen hoeft helemaal niet ten koste te gaan van het rendement. Dit kan ik op basis van ervaring van een aantal jaren binnen deze en andere congregaties hard maken”.
Beleggingsportefeuille
- Jan de Kooning (Congregatie Zusters Dominicanessen van Neerbosch) HULPTROEPEN? Het bestuur of de directie laat de invulling van de portefeuille het liefst over aan de professional. Ruim 90% heeft een beheer en/of een adviesrelatie met de bank.
29 Beleggen
Dat het advies niet eenduidig is bleek hierboven bij de relatie tussen de middelenverdeling en de doelstelling. Het opstellen van een beleggingsstatuut is verrassend genoeg geen standaard advies van de vermogensbeheerder/ adviseur. Nog steeds werkt 25% van de beheerders zonder een dergelijk statuut wat is bedoeld om een goede aansluiting met de missie, doelstelling en het risico van de instelling te waarborgen. De mening over de banken/beheerders is in het algemeen zeer positief. De informatieverstrekking is voldoende en ook is er regelmatig contact met de bank/beheerder. De rapportages vindt men goed leesbaar maar het doorgronden van de producten in de portefeuille is voor 20% toch niet eenvoudig. Op de vraag of de bankier begrepen wordt, ofwel spreken we dezelfde taal, zegt ruim een derde dat dit verbetering behoeft. De beoordeling van de bankier is vooral op kwantificeerbare criteria zoals performance en de kosten. Of de beheerder voldoet aan de spelregels van het fonds –het beleggingsstatuutwordt door slechts bij 43% van de ondervraagden meegenomen in de beoordeling. Dat men tevreden is over de vermogensbeheerder/adviseur blijkt ook uit de langjarige relatie van de meeste fondsen. Zo’n 40% bankiert meer dan 7 jaar bij dezelfde bank en meer dan de helft langer dan 5 jaar. Een kleine 20% geeft aan in de afgelopen drie jaar een (nieuwe) relatie met een beheerder te zijn aangegaan. De vraag die rest is waarop de beheerder wordt beoordeeld. De performance (eventueel gemeten naar een benchmark) wordt zonder uitzondering als belangrijkste criterium genoemd. Een ander belangrijk punt zijn de kosten, dit is voor ruim de helft een gesprekspunt met de beheerder. Performance en kosten zijn voor het bestuur de meest kwantificeerbare posten, het is dan ook niet verrassend dat dit hoog scoort. Opvallend is wel dat bestuurders de eigen spelregels –het beleggingsstatuut- in mindere mate meenemen in de beoordeling. Van de ondervraagden zegt circa 40% het statuut en/of het beleggingsrisico te toetsen aan het beleid van de beheerder.
“Het Maagdenhuis geeft op haar eigen wijze invulling aan impact investing. We willen namelijk dat deze investeringen in lijn zijn met de doelstellng van het Maagdenhuis. Indien er een aanvraag bij ons binnen komt, wordt tegenwoordig ook de mogelijkheid van verstrekken van een lening in plaats van het “geven” zorgvuldig onderzocht. Tot nu toe hebben we een aantal projecten op deze wijze gefinancierd, hetgeen voor zowel het Maagdenhuis als de ontvanger positief heeft uitgepakt. ” - Tom van Meeuwen (Maagdenhuis)
VER VER ANT ANT WOOR DING OOR
R T R
1. Onderzoek onder fondsen met een ANBI status Voor het onderzoek is een digitale vragenlijst verstuurd onder 966 fondsen. 110 fondsen hebben de enquête ingevuld. Ontbrekende antwoorden zijn indien mogelijk aangevuld met informatie uit het jaarverslag. Het veldwerk is online uitgevoerd in april en mei 2015.
2. Interviews Een achttal fondsen is geïnterviewd over onder andere de inrichting van het bestuur, dagelijkse werkzaamheden, financieel beleid en risicomanagement. De volgende fondsen zijn geïnterviewd:
01 02 03 04 05 06 07 08
De Hartstichting Floris Italianer (directeur) vfonds Maaike van der Steen (controller) Rijksmuseumfonds, Ton Nelissen (bestuurder) Prinses Beatrixfonds, Hein Blocks (bestuurder) Fonds Sluyterman van Loo, Koeno Sluyterman van Loo (directeur en secretaris College van Regenten) Congregatie Zusters Dominicanessen van Neerbosch, Jan Koonings (econoom) Stichting het R.C. Maagdenhuis , Tom van Meeuwen (voorzitter) Het Oranjefonds, Ronald van der Giessen (directeur)
In dit rapport wordt met ‘validatiestelsel’ tevens ‘normenstelsel’ bedoeld. De aanpassingen in het toezicht op de sector werden in beginsel aangeduid als ‘het validatiestelsel’, tegenwoordig spreekt men ook regelmatig over ‘het normenstelsel’.
Van Baerlestraat 3-I 1071 AL Amsterdam 020 - 370 73 31 www.capitalcounsel.nl