Nummer 1 2013, adviesprijs â‚Ź 5,00
WIJZER Stage Zo kan het ook
Professionalisering Test je eigen ontwikkeling
Wetenschap en onderwijs Severiens, van der Schoot en Volman
Een onderwijsglossy voor de professional die meer wil 1steeds WIJZER 1
2 steeds WIJZER
WIJZER Twee jaar hebben wij toegewerkt naar dit moment. Nu de herfst zijn intrede doet en wij niet langer de donkere avonden slijten achter een bureau in de studeerkamer, kunnen wij met trots zeggen dat we officieel zijn afgestudeerd voor de Master Professioneel Meesterschap. We vragen ons af wat we gaan doen met alle extra tijd die we plotseling hebben. Twee jaar geleden namen we een aanloop om ons verder te ontwikkelen in ons vak. De aanloop is geëindigd met een geweldige eindsprint en heeft ondermeer geresulteerd in deze glossy. Vanuit de drie perspectieven: leren, schoolontwikkeling en omgeving, worden oude, nieuwe, bekende en minder bekende onderwerpen binnen het onderwijs belicht. In deze editie gaan docenten in gesprek met wetenschappers over levenslang leren en het dichten van de kloof tussen wetenschap en onderwijs. Columnisten nemen je mee in de wereld van PISA scores, whatsappende meiden in de klas en het nut van motto’s. Naast informatieve reportages en artikelen over uiteenlopende onderwerpen vind je ook praktische tips en trucs en kun je je eigen professionaliteit testen. Met “the real David Cameron” komt het internationaal perspectief vanuit Schotse hoek. In de media wordt veel gesproken over de kwaliteitsslag die gemaakt wordt in het onderwijs en de belangrijke rol die de docent hierin heeft. De lerarenbeurs is een prachtig stimuleringsmiddel waardoor het voor ons mogelijk was ons te professionaliseren. Het professionaliseren viel niet mee. Korte nachten, wallen onder de ogen, een muisarm, een duizelingwekkende hoeveelheid wetenschappelijke theorieën en een verdronken laptop dreven ons op momenten tot wanhoop. Al met al hebben onze inspanningen geleid tot nieuwe inzichten en een exuberante hoeveelheid energie. Met gepaste trots presenteren wij: “Steeds Wijzer“, een glossy voor de docent die graag op de hoogte is van nieuwe ontwikkelingen rondom onderwijs met een wetenschappelijke inslag. Wij hopen dat de artikelen, reportages, columns en wetenschappelijke weetjes jou inspireren om met je collega’s in gesprek te gaan over het onderwijs dat je verzorgt en dat het onderwijs steeds wijzer wordt. Namens het hele team van Steeds Wijzer wensen we je veel leesplezier. Maria Dionisio en Marissa Groenestein
3steeds WIJZER 3
Leren
Schoolontwikkeling
Omgeving
Einstein
21
Column Richard Jones
20
School style
14
Complimenten zijn gevaarlijk
22
Havisten in het hbo-doolhof
44
The future is brigther
18
Een nooit benoemd succesverhaal 28
Zoek de verschillen
48
Interview met Hugo de Jong
34
Een warm bad voor nieuwkomers 30
Een school is een tanker
56
Stage, kan dat anders?
40
Nely blogt
37
Hoger op de PISA-trap
59
Sneller what’s appen dan praten 47
Tips en trucs
38
Professionalisering van de leraar 60
Een raceauto of ICT
Kruisbestuiving
Forget your destiny
50
52
Wietske deelt kennis
58
55
Test je professionele ontwikkeling 64 Lola di Moda
33
32 Onze keus
62
Het laatste woord
50
67
20
4 steeds WIJZER
28
4
42
19
53
12
45
46
38
60
Inhoudsopgave Lang zullen we leren 6 Een interview met Sabine Severiens, Monique Volman en Menno van der Schoot over actuele onderwijsthema’s.
Leren
Schoolontwikkeling
Omgeving
Einstein
21
Column Richard Jones
20
School style
14
Complimenten zijn gevaarlijk
22
Havisten in het hbo-doolhof
44
The future is brigther
18
Een nooit benoemd succesverhaal 28
Zoek de verschillen
48
Interview met Hugo de Jong
34
Een warm bad voor nieuwkomers 30
Een school is een tanker
56
Stage, kan dat anders?
40
Nely blogt
37
Hoger op de PISA-trap
59
Sneller what’s appen dan praten 47
Tips en trucs
38
Professionalisering van de leraar 60
Een raceauto of ICT Kruisbestuiving
Forget your destiny
50
52
Wietske deelt kennis
58
55
Test je professionele ontwikkeling 64 Lola di Moda
33
Onze keus
62
Het laatste woord
67 5steeds WIJZER 5
Lang zullen we leren‌
Annemiek van Lith en Ellard de Vries in gesprek met enkele wetenschappers Zestien miljoen mensen en bijna allemaal hebben ze een uitgesproken mening over het Nederlandse onderwijs. Ze geven onderwijs, ze volgen onderwijs, ze hebben kinderen in het onderwijs, ze bedenken onderwijs en ze praten of schrijven erover. Belangrijke onderwerpen van dit moment, zoals de functie van de Cito-toets, de grote uitval van leerlingen en studenten, de positie van het vmbo en de kwaliteit van de docenten, worden breed uitgemeten in de media. Hoe denken wetenschappers hier eigenlijk over? Wat kunnen zij be6 steeds WIJZER
tekenen voor BV-Nederland? Welke tips geven zij aan onze minister van onderwijs Jet Bussemaker? Kunnen zij ons helpen om in de 21e eeuw weer met z’n allen trots te zijn op ons Nederlandse onderwijs? Wij gaan hierover in gesprek met twee vooraanstaande hoogleraren van de Universiteit van Amsterdam (UvA), Monique Volman en Sabine Severiens, en met een neurowetenschapper van de Vrije Universiteit (VU), Menno van der Schoot.
Wij zijn ons brein: neurowetenschap versus sociale eerste brug is de communicatiebrug. Wetenschappers en docenten moeten dezelfde taal gaan spreken. In de wetenschap wetenschap Vanuit de cognitieve breinwetenschappen is er in de afgelopen 15 tot 20 jaar veel kennis en inzicht gekomen in de manier waarop het menselijk brein werkt. Zo legt Eveline Crone uit hoe de hersenen van pubers werken en waar de emotionele stormen op deze leeftijd vandaan komen en zegt Dick Swaab: “Wij zijn ons brein.” Hoe komt het dat zo weinig van deze kennis neerdaalt in de onderwijspraktijk? Volgens Van der Schoot komt dit doordat neurowetenschappers veel nadruk leggen op kleinschalig, eenzijdig theoriegestuurd onderzoek. Zo is er een grote kloof tussen neurowetenschap en onderwijspraktijk, die in de komende jaren overbrugd moet worden. Om dit te bereiken, moeten er volgens hem bruggen geslagen worden. De
hebben woorden of concepten soms een andere betekenis of lading dan in de onderwijspraktijk. Wetenschappers en docenten moeten daarom samen een meer gemeenschappelijk vocabulaire ontwikkelen. Een tweede brug, die volgens Van der Schoot belangrijk is, is de transdisciplinaire brug, die de kloof tussen de verschillende onderzoeksvelden moet dichten. Er moet meer aandacht komen voor de onderwijspedagogische en sociaal-culturele factoren die invloed hebben op het lerende brein. ‘Deze factoren hebben een grote invloed op de plasticiteit, op het vermogen van het brein om te veranderen in reactie op leren.’ Of en hoe het brein leert hangt zo sterk af van de instructies door de 7steeds WIJZER 7
De derde brug is de methodebrug, die de onderzoeksmethodieken van neurowetenschappers en sociale wetenschappers nader tot elkaar moet brengen. Neurowetenschappers doen vaak kleinschalige experimenten, in laboratoria, onder gecontroleerde omstandigheden, die teveel losstaan van de onderwijscontext. Sociale wetenschappers doen juist veel onderzoek op scholen, samen met docenten en leerlingen, in hun authentieke leeromgeving. Professor Volman zegt hierover: ‘Wij doen vooral onderzoek naar hoe leerprocessen verlopen, hoe mensen leren. We bedenken ontwerpen, waarvan we op theoretische gronden denken dat ze effectief zouden kunnen zijn en we kijken wat er dan gebeurt. Hoe gaan leerlingen dan leren en is het ook inderdaad effectief?’ Volgens Volman kunnen de neurowetenschappen soms een bevestiging of ondersteuning zijn van wat je pedagogisch of onderwijskundig onderzoekt.
‘Neurowetenschappers doen vaak kleinschalige experimenten, in laboratoria, onder gecontroleerde omstandigheden, die teveel losstaan van de onderwijscontext’
Sabine Severiens: Uitspraak: ’Ongelijkheid is iets wat me al heel lang boeit.’ Bijzonder hoogleraar Onderwijskunde bij de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar Pedagogiek en Onderwijswetenschappen bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Opdracht: Impuls geven aan kennisontwikkeling op het gebied van onderwijs voor kwetsbare kinderen. Haar speciale aandacht gaat uit naar onderwijs en diversiteit. Na een proefschrift geschreven te hebben over sekseverschillen is zij zich met haar onderzoek gaan richten op etnisch culturele diversiteit, ‘omdat ik dat op de een of andere manier interessanter vind dan sekseongelijkheid omdat daar veel meer ongelijkheid is en ook omdat het een veel complexer verhaal is’, aldus professor Severiens.
wordt getoetst door Cito. De lessen worden gevuld met ‘teaching to the test’. Waardevolle vaardigheden als creativiteit, sociale vaardigheden en kritisch denken, vaardigheden die moeilijk meetbaar zijn, dreigen uit het oog te worden verloren. Het onderwijs verschraalt. Volgens Monique Volman heeft de inzet van de Cito-toets een paar ongewenste nevenVanuit beide invalshoeken klinkt de wens om meer samen te effecten: ‘De druk om te trainen voor de toets en om leerwerken. Volman: ‘Het lijkt me hartstikke leuk, als wij een belingen weg te houden die het niet goed doen.’ Alles wordt er paalde interventie bedenken of een bepaalde aanpak om te aan gedaan om de gemiddelde Cito-score van een school zo zien of dat hersenactiviteit in een bepaald gebied oplevert’. hoog mogelijk te laten zijn. Zo wordt er bijvoorbeeld niet gekeProfessor Severiens beaamt dit: ‘Dat zou op zich wel mooi zijn. ken naar de toegevoegde waarde die acht jaar basisschool Je hebt een ‘nature-nurture debat’ en je moet uitkijken dat je heeft gehad op de kinderen. ‘De gemiddelde Cito-toets van daar niet in verzandt. Menno doet de nature kant en wij doen een school is bovendien een weerspiegeling van de leerlingde nurture kant …Je moet een manier ontwikkelen waarmee populatie en niet van de kwaliteit van die school. Er zijn ecoje eigenlijk beide methoden gebruikt om hetzelfde te ondernomen die zeggen: je doet een kleutertoets en een eindtoets zoeken zonder dat je probeert je eigen onderzoek belangrijker en dan reken je precies uit wat de school heeft toegevoegd. te vinden dan dat van de ander’. Door de krachten te bundelen zal er meer kennis en inzicht vanuit de neurowetenschap in het klaslokaal terecht komen en zullen docenten en onderzoekers van elkaar leren, zodat ze samen antwoorden en oplossingen kunnen vinden voor vragen en problemen, die op dit moment leven in de maatschappij.
‘De gemiddelde Cito-toets is een weerspiegeling van de leerling-populatie en niet de kwaliteit van de school’
Hoe denken de wetenschappers over actuele kwesties?
Dat is niet zo. Kleutertoetsen zijn onbetrouwbaar en de ontDe afgelopen maanden laaide de discussie over de Cito-toets wikkeling van kinderen is heel grillig. De leerling-populatie heeft bovendien ook invloed op wat je kunt toevoegen op een weer op. Verschillende scholen gebruiken de uitslagen voor hun PR en wensen dat deze van alle scholen door het ministe- school. Op een school waar iedereen een andere taal spreekt, kun je minder bereiken dan op een school waar de kinderen rie openbaar gemaakt worden, ook de lage scores. In de publieke opinie wordt de toets gezien als het middel om de kwa- thuis allemaal boeken lezen en naar het museum gaan. Het is heel riskant om de Cito-toets te gebruiken om scholen af te liteit van scholen vast te stellen. Met dit in het achterhoofd focussen veel scholen momenteel op taal en rekenen, want dit rekenen’, aldus Volman.
8 steeds WIJZER
‘Ooit was de Cito-toets emanciperend bedoeld’, zegt Volman. Leerkrachten die niet door de sociale klasse van een leerling heen konden kijken, kregen met de toets een objectief beeld van de leerling. Het antwoord van het ministerie op al deze commotie is het verplaatsen van de Cito-toets naar een later moment, zodat vooral het advies van de school bepalend is voor de keuze van vervolgonderwijs. Volman voorspelt dat nu niet meer de uitslag van de Cito-toets het selectiemiddel wordt, maar de uitslag van de Entree-toets, die eind groep zeven wordt afgenomen. Die is bedoeld om hiaten in kennis en vaardigheden op te sporen, waar in groep acht dan nog extra aandacht aan besteed kan worden. ‘En wat we dan bereikt hebben, is dat de selectie een jaar vervroegd is’, aldus Volman. Door deze ontwikkeling gaat de bevooroordeling door de toetsing de andere kant op dan waarvoor deze oorspronkelijk was bedoeld: ‘docenten zien een lage entreetoets en denken: dat zal dus wel niets meer worden.’ Als vooroordelen van docenten de prestaties van leerlingen voorspellen, wat is dan nog de waarde van de Cito-toets of de Entree-toets? Professor Severiens gelooft zeker dat dit gebeurt. ‘Leerlingen worden ingedeeld in hokjes en de docent gaat er naar handelen, waardoor de verschillen in prestaties steeds groter worden’. Een leerling die slecht scoort op de toets ‘zal het wel niet kunnen’ en krijgt geen extra hulp om verder te komen en de volgende keer beter te scoren. Met andere woorden: de Cito-toets kan stereotypering in de hand werken. Een oplossing zou zijn om de toetsen weer te gebruiken waarvoor ze eigenlijk bedoeld waren, namelijk als hulpmiddel voor de leerkracht in plaats van als quasi-hard beoordelingsinstrument van de onderwijsopbrengst.
‘In België hebben ze geen Citotoets en kunnen ze scholen onderling minder goed vergelijken dan bij ons’ Een tip die Severiens heeft voor docenten: ‘Herken talenten van leerlingen, herken stereotyperingen en ga daar bewust mee om’. Schooluitval is in Nederland een ander groot probleem, terwijl dit in de landen om ons heen minder speelt. Mogelijk omdat de leerlingen daar pas op 14-15 jarige leeftijd kiezen voor hun vervolgopleiding. Volgens professor Volman is de overgang van vmbo naar mbo het meest kwetsbare punt in de schoolloopbaan van kinderen. ‘Dit komt omdat leerlingen eigenlijk niet goed weten wat ze kiezen. Een veel betere beroepsoriëntatie in het vmbo is heel nuttig. Ik denk ook een wat meer schoolse aanpak in het begin van het mbo. Leerlingen dus meer aan de hand blijven nemen. Verder denk ik dat de doorlopende routes van vmbo naar mbo (VM2) hele goede trajecten zijn voor de mbo-2 leerlingen.’ Andere tips van Volman: ‘Nooit veronderstellen dat iemand iets wel zal kunnen. Altijd
hulp op maat bieden, altijd scaffolding, want als je aansluit bij een niveau dat iemand nog niet heeft, dan ontwikkelt hij zich niet. Dan blijft dat gat bestaan. Differentiëren is dus heel belangrijk. Je moet in je les slim gebruik maken van de verschillen tussen leerlingen. Leerlingen of studenten leren ook van elkaar.’ Het woord scaffolding is afgeleid van het woord stijgers bouwen en houdt kort gezegd in: het proces van op tijd begeleiden en op tijd loslaten.
‘Mores, de ongeschreven regels, dat is waar het vaak mis op gaat’
Professor Severiens ziet dat vooral ook allochtone leerlingen problemen ervaren in de overgang naar vervolgonderwijs. Zij doet onderzoek naar de manier waarop de keuzes van deze leerlingen tot stand komen. Ze kijkt naar het advies van hun docent en de rol van de ouders. Vanuit de Erasmus Universiteit wordt momenteel een programma ontwikkeld om vooral allochtone studenten beter te laten landen in het vervolgonderwijs. Het gaat dan met name over de mores die studenten moeten kennen, willen ze slagen. Dit zijn de ongeschreven regels over wat er wel en niet gezegd mag worden, hoe iemand zich dient te gedragen. Verder blijken deze allochtone studenten minder goed te weten waar ze aan beginnen dan de meeste autochtone studenten. Ze missen netwerken die informatie verschaffen over beroepen, en ze bezoeken minder vaak voorlichtingsdagen bij opleidingen. Vaak hebben ze ook bepaalde associaties bij beroepen, waardoor ze deze niet (mogen) kiezen. Ook hier spelen stereotyperingen een rol. Eén
Monique Volman: Uitspraken: ‘Hogere leerprestatie: een beperkt en riskant ideaal’ en ‘Mijn hart ligt speciaal bij het vmbo’ Hoogleraar Onderwijskunde, gespecialiseerd in de ontwikkeling en educatie van kinderen en jongeren in het funderend onderwijs (van basisschool tot en met eerste fase voortgezet onderwijs, inclusief bovenbouw vmbo). Rode draad in haar onderzoek: zoeken naar hoe je leeromgevingen kunt inrichten, die leiden tot betekenisvol leren. Een voorbeeld is het onderzoek naar ‘scaffolding’ in de bovenbouw van het vmbo. Hierbij gaat het om hulp bieden op maat, aldus Volman, zodat leerlingen bij de les blijven en snappen waar het om gaat. 9steeds WIJZER 9
Elke meester een master
10 steeds WIJZER
van deze is: ‘van techniek krijg je vuile handen’. Hierdoor kiezen weinig studenten voor een studie in de techniek, ook al zijn ze er goed in. Het probleem is op te lossen door leerlingen goede beroepskeuze testen te laten doen en op basis hiervan te laten kennismaken met studiemogelijkheden en beroepen.
Menno van der Schoot:
Uitspraak: ‘wij moeten meer en betere bruggen bouwen, tussen onderzoek en onderwijspraktijk, maar ook tussen de neurowetenschappen en de sociale wetenschappen’ Elke meester een master Eén van de maatregelen die het huidige kabinet voorstelt om Assistent hoogleraar bij de afdeling Onderwijsneurowetenschap de problemen in het onderwijs de kop in te drukken is ‘elke meester een master’. Is dit het antwoord om de kloof tussen (Educational Neuropsychology) en bij onderzoeksinstituut LEARN! van onderwijspraktijk en onderzoek te overbruggen? Neemt de kwaliteit van het onderwijs dan toe? Stijgen we dan op de PISA de Vrije Universiteit, gespecialiseerd in leerproblemen van ranglijst? We weten toch dat de leraar er toe doet en het ver- kinderen in de basisschoolleeftijd. Van der Schoot begon als promovendus aan de VU met een schil maakt. Dat laatste klopt, zo blijkt uit vele onderzoeken. Daar is iedereen het langzamerhand wel over eens. Toename EEG-onderzoek naar dyslexie. Nu doet hij onderzoek naar cogvan professionaliteit kan de kwaliteit van het onderwijs doen nitieve en gedragsmatige problemen bij kinderen in het basistoenemen. Maar helpt het als een docent eenmalig een mas- onderwijs. tertraject doorloopt en daarna weer over gaat tot de orde van de dag? Professor Volman denkt dat het wel een stap in de Daar hoort ook het relativeren van wetenschappelijke bevingoede richting zou zijn: ’Als je naar de landen om ons heen dingen bij. Wees niet meteen overtuigd van een bepaalde verkijkt, dan is het masterniveau gewoon het niveau dat leraren klaring als er een fancy plaatje van een hersenscan bij staat. behoren te hebben. Maar het is niet zo dat als je die opleiding hebt gedaan, dat je dan klaar bent. Het is iets wat je moet onderhouden. Heel belangrijk is dat scholing een normaal element blijft in de beroepscarrière van leraren en dat in scholen het gesprek wordt gevoerd over nieuwe onderzoeken en nieuwe bevindingen. ‘Wat vind jij hier nou van en heb je dit al eens uitgeprobeerd…’ Dit is eigenlijk belangrijker en misschien kunnen mensen dat ook wel zonder masteropleiding.’ De visie van Docenten moeten kritische vragen stellen over de herkomst de schoolleiding is daarbij van groot belang, net als het persovan kennis, en leren het kaf van het koren te scheiden. Mogeneelsbeleid. Duidelijk moet zijn wat de leeropbrengst is van de lijk komen we dan af van de neuromythen. ‘Elke meester een masteropleiding en hoe de masterdocent deze kan inzetten master’ slaat volgens hem door. Een goed geschoolde docent ten behoeve van de schoolprestaties van de leerlingen. ‘De is volgens hem niet meteen een goede docent. Professor Seveschoolleiding dient er tevens voor te zorgen dat er continuïteit riens is van mening dat een goede masteropleiding goed is is in de scholing en professionalisering van de docenten. Dit voor de kwaliteit van het lesgeven en het samenwerken tusbetekent dat de schoolleiding verstand moet hebben van onsen docenten en dus goed is voor de kwaliteit van de school. derwijs’, aldus Volman. Het zal er echter niet bij elke docent inzitten. Over de haalbaarheid van het voorstel heeft ze dus zeker haar twijfels.
‘Wij zijn heel goed geworden in de buitenkant van kwaliteit, ik wil graag weer terug naar de binnenkant’
‘Als docent moet je kritisch zijn en de juiste vragen stellen’ Volgens professor Volman is het ook belangrijk dat leerlingen en studenten al worden voorbereid op een leven lang leren en dat de overheid hier mogelijkheden voor creëert. Van der Schoot meent dat er in de lerarenopleidingen meer aandacht moet komen voor wetenschappelijke ‘geletterdheid’ in het algemeen, en ‘Mind, Brain & Education’ in het bijzonder. Leraren die zich de wetenschappelijke wijze van denken en handelen eigen hebben gemaakt zijn beter in staat wetenschappelijke bevindingen op waarde te schatten en door te vertalen naar hun eigen onderwijs.
Maar meer masters voor de klas zal het imago van het beroep en de status van docenten zeker verhogen. Ze waarschuwt wel voor de gedachte eens een master altijd een master. Ook de masterdocent zal zich om de zoveel tijd actief moeten professionaliseren, kortom: lang zullen we leren!
11steeds WIJZER 11
Tips van de wetenschappers aan Jet Bussemaker, minister van onderwijs, om het onderwijs klaar te maken voor de 21e eeuw: 1. 2. 3. 4. 5.
Neem de professionalisering van docenten heel serieus. 6. Zet in op de begeleiding en professionalisering van beginnende docenten. Zet in op funderend onderwijs tot de leeftijd van 14-15 7. jaar. Leid specifiek docenten op voor de grote multiculturele stad. Bouw bruggen om de kloof tussen onderzoek en onder- 8. wijspraktijk te verkleinen en om meer verbindingen tussen de neurowetenschappen en sociale wetenschappen te krijgen.
Bereid alle leerlingen en studenten voor op een leven lang leren en creëer hier ook (betaalbare) mogelijkheden voor. Geef leerlingen uit de lagere onderwijsvormen het gevoel dat ze de moeite waard zijn, dat ze nodig zijn, en dat er iets van ze wordt verwacht. Zij moeten op hun niveau blijven leren en kunnen leren. Stop met het afknijpen van scholen en docenten. Dat betekent stoppen met verantwoorden en controleren, en bouwen op kwaliteit en vertrouwen.
Annemiek van Lith
Ellard de Vries
Na eerst enkele jaren in de gezondheidszorg te hebben gewerkt als diëtist, heeft Annemiek in 1985 haar lesbevoegdheid gehaald en is als lerarenopleider gaan werken bij de opleidingen Huishoudkunde en Gezondheidskunde van dWitte Lelie in Amsterdam. Dit werk bevalt haar zo goed dat zij nu 28 jaar later nog steeds met veel enthousiasme lesgeeft. De opleiding heet nu Gezondheidszorg en Welzijn (GzW) en valt tegenwoordig onder de Hogeschool van Amsterdam. Vanuit haar voedingsachtergrond verzorgt zij al die jaren de lessen voedingsleer, dieetleer en levensmiddelenleer. Ook leert zij haar studenten hoe ze met leerlingen een gezonde maaltijd kunnen koken en hoe ze aan een groep gasten een diner kunnen serveren. Daarnaast is zij stagebegeleider, mentor en assessor en begeleidt zij studenten bij hun LIO-praktijkonderzoek. Sinds een jaar of zeven is zij coördinator van de opleiding. Vanuit deze hoedanigheid vervult zij diverse taken op landelijk niveau. Zo is zij betrokken geweest bij de ontwikkeling van de kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn, die in 2009 landelijk is ingevoerd om er voor te zorgen dat alle opleidingen GzW in Nederland dezelfde kennis aanbieden. Momenteel ontwikkelt zij samen met collega’s de landelijke kennisbasistoets GzW, die ervoor moet gaan zorgen dat een minimum eindniveau van elke afgestudeerde docent GzW is gegarandeerd. De minister hoopt hiermee het niveau van docenten die nu afstuderen te verhogen. Anderhalf jaar geleden is zij met collega’s van vier hogescholen begonnen met de ontwikkeling van een master voor docenten werkzaam in het beroepsonderwijs met een vakprofilering voor Zorg en Welzijn, Techniek of Economie, de Master Expert Beroepsonderwijs (MEB), die vanaf september 2014 zal starten. Hiermee hopen zij het beroepsonderwijs in de toekomst een kwaliteitsimpuls te geven als ook daar meer docenten een master zijn.
Ellard is sinds 1999 werkzaam in het Middelbaar Beroeps Onderwijs en werkt voor het ROC Midden Nederland. Naast lesgevende taken als docent heeft hij diverse andere functies en taken bekleed, zoals: secretaris van de examencommissie, invoering competentiegericht onderwijs, uitbreiden en verbeteren van de opleiding diagnosetechnicus, lid van de medezeggenschapsraad, geparticipeerd in een landelijk netwerk voor de aansluiting vmbo/mbo, en opleidingscoördinator. Hij heeft autotechnieklessen verzorgd op alle niveaus in het mbo. Op dit moment verzorgt hij voornamelijk autotechnieklessen op niveau twee en drie.
12 steeds WIJZER
Ellard vindt het erg leuk om met jongeren in het mbo te werken. Het geeft hem een kick als hij ziet dat iemand zich ontwikkelt en dat hij daarin een rol heeft kunnen spelen. Daarnaast is hij erg geïnteresseerd in de ontwikkelingen die op het gebied van onderwijs plaatsvinden. Het is voor hem een uitdaging om in de toekomst met teams onderwijs te blijven ontwikkelen en te verbeteren ten gunste van leerlingen. Leerlingen zijn kinderen van andere mensen en het is van belang om jezelf steeds de vraag te stellen: ‘Hoe wil ik dat iemand anders mijn kinderen behandelt en begeleidt?’ Zo moeten ook kinderen van anderen worden behandeld. Ieder kind heeft recht op de beste behandeling en begeleiding, aldus Ellard. Om dit op een professionele en adequate manier te kunnen doen, is volgens hem, naast de noodzakelijke ervaring van docenten, wetenschappelijke invloed essentieel.
Leren gaat van AU Ervaring opdoen
Leren jezelf te zijn
Elke dag opnieuw Met een pot thee en een reep chocola op de banken en maar stampen... saai
Kennis opdoen Van proberen kun je leren
Leren is leren leren Hoe leuker de leraar of hoe irritanter hoe meer je ervan bijblijft.
Leven is leren, levenslang‌
Leren is moeluk
Leren kost veel tijd
Het meeste leer je van dingen die fout gaan
Leren is macht Leren is vandaag je toekomst vormgeven
Leren is alles wat niet met school heeft te maken
Met leren kom je verder
Leren emancipeert 13steeds WIJZER 13
School style Ivonne, po-docent groep 1-2 Draagt meestal: een broek met bijpassend vest of vrolijk jurkje. Casual kleding die gemaakt is van prettig aanvoelende materialen. Vindt kleding belangrijk: omdat die representatief is voor haar functie. Zij vindt het prettig om uit te stralen in welke stemming zij is. Do’s: de kleding moet goed passen, de juiste maat voor de juiste persoon. En bij die kleding horen bijpassende schoenen of laarsjes. Don’ts: schoeisel met hakken die geluid maken tijdens het gebruik. Knellende kleding of veel te diep uitgesneden modellen!
Richard, vmbo docent Engels Draagt meestal: een spijkerbroek, wit T-shirt, vest met rits, Geox schoenen (dus geen zweetvoeten). Tijdens examen surveillance draagt hij liever sportschoenen (minder geluid) Vindt kleding belangrijk: op een praktische manier, kleding moet kunnen ademen, hetmoet tegen een stootje kunnen en het moet de gebruiker bescherming bieden tegen het weer (het moet bijvoorbeeld waterdicht zijn of sneeuwdicht). Kleding mag ook opvallen in het verkeer. Do’s: Doe je eigen ding. Hou een reserve Tshirt op school voor het geval van een koffiegerelateerd ongeluk. Draag witte sokken en vertel de leerlingen dat je ze modieus vindt. Draag een zonnebril op je hoofd. Dan vragen leerlingen waarom je een zonnebril draag i.p.v. moeilijke vakgerelateerde vragen. Een zonnebril kan ook handig zijn bij een surveillance tijdens een zonnige pauze. Don’ts: Zorg dat je geen okselzweet laat zien (bijvoorbeeld met bepaalde kleuren hemden en T-shirts). Motorlaarzen dragen voor de klas geven ook niet een optimale uitstraling. Strakke fietskleding draag ik ook niet meer voor de klas. 14 steeds WIJZER
Sabine, vmbo praktijk-docent koken Draagt meestal: een buis en sloof. Vindt kleding belangrijk: omdat kinderen casual kleding in de klas niet erg vinden maar het dwingt respect af als je vakkleding draagt in de praktijkkeuken Do’s: Voorkeur voor witte buis en sloof met mooi geborduurd logo & naam medewerker. Het werkt imago-verhogend als het de naam van een gerenommeerd bedrijf is, maar natuurlijk alleen als blijkt dat je er gewerkt hebt. Don’ts: Rode schoenen (zie foto) kan/mag eigenlijk al niet maar zeker geen hakken in de keuken.
Marian, coördinerend docent studieloopbaanbegeleiding Draagt meestal: Afrikaanse Surinaamse traditionele kleding gecombineerd met af en toe Westerse kleding met een Afrikaans accent Vindt kleding erg belangrijk Do’s: Altijd dichte schoenen met een bescheiden hakje,hoofd altijd met een kleurrijke doek gebonden Don’ts: Hoge hakken.
15steeds WIJZER 15
Noortje, opleider/trainer CNA Draagt meestal kleding dat varieert van een jurkje tot een broek met een jasje. Er zit niet zoveel verschil tussen wat ik draag als ik werk en wat ik draag in mijn vrije tijd. In de zomer draag ik graag linnen. Vindt kleding heel belangrijk omdat ik kleding en uiterlijke verzorging zie als een onderdeel van mijn professie. Als je jezelf, je beroep als docent en dus daarmee je leerlingen serieus neemt, sta je ook stil bij wat je aantrekt. In mijn werk, als opleider/trainer van docenten, heb ik een voorbeeldfunctie. Als je met mensen werkt moet je representatief zijn en als je weet welke kleding je goed staat kun je het verschil maken. Do’s: laat jezelf goed adviseren over kleding en kleuren... wat je zelf een mooie kleur vindt, is niet altijd de kleur die je goed staat. Ik heb een ooit een professionele kleurenanalyse laten doen, nu weet ik precies welke kleuren bij mij passen. Op deze foto van mijzelf ontbreekt eigenlijk nog een kleuraccent, een roze sjaal bijvoorbeeld. Don’ts: laat je niet alleen leiden door wat in de mode is, kijk goed of het bij je past!
Diedrik, mbo-docent keuken Draagt meestal gek genoeg, kokskleding, netjes gestreken en zonder vlekken. Officieel geef ik namelijk vooral lessen mbo Niv. 2, 3 en 4 - Warenkennis, Keuken/ & koken, maar als Gastheer in de horeca geef ik als docent ook het goede voorbeeld, vandaar een net pak (op de foto). In de klas meestal zonder das maar tijdens bedrijfsbezoeken altijd wat formeler. Vindt kleding belangrijk omdat je door kleding als vakdocent ook je professionaliteit voor de branche laat zien. Do’s: Een grijs pak van goede snit en mooie kwaliteit stof. Ik probeer ook mee te gaan met de trend. Een oud pak en een snor is zo 1980. Don’ts: naar school of voor de klas met een bermuda, dit kan echt niet. Als ik fietsend naar school kom, verkleed ik me altijd nog even snel. 16 steeds WIJZER
Marco, vmbo-docent groen Draagt meestal gemakkelijk zittende kleding die ook tegen een stootje kan. “Ik ben regelmatig met leerlingen in de tuin aan het werk en daar moet mijn kleding wel tegen kunnen.” Meestal draagt Marco jeans met daarop een T-shirt met een sweatvest of een casual overhemd. Vindt kleding belangrijk omdat mijn kleding uitstraalt wie ik ben. Daarnaast probeer ik er als docent ook verzorgd uit te zien en een beetje met mijn tijd mee te gaan. Do’s: stevige stappers, want ik maak heel wat meters door de schooltuin tijdens de praktijklessen. Don’ts : te korte shirts, waardoor er een stratenmakersdecolleté ontstaat als je bukt. Dat zal mij niet gebeuren...
Marleen, mbo-docent sociaal agogisch werk Draagt meestal kleding in laagjes met vele verbindingsmogelijkheden naar de sociale wereld. Met de uitstraling van: ‘Life is a big show and want to share this with you’. Ik vind kleding belangrijk omdat het een onderdeel van mijn persoonlijkheid is en als zodanig een verbindingslijn met de buitenwereld is. Do’s: kleding ‘moet’ passen bij de persoonlijkheid. Voor mij houdt dit in: verbinding zoeken met de diversiteit in het leven van alle dag. Don’t: kleding die een barrière is, tussen mij en de anderen. 17steeds WIJZER 17
In september 2012 maakte de groep Masterstudenten een studiereis naar Schotland. Gastheer David Cameron, een bevlogen spreker met flair, humor en enthousiasme, bezorgde de groep een spetterend programma van lezingen en uitwisseling met Schotse onderwijscollega’s. David Cameron is voormalig Director of Education in de regio Stirling, curriculumexpert en adviseur voor de Schotse regering bij het ontwikkelen van (school)leiderschap. I am pleased to have been asked to contribute to this journal for many reasons. I am always delighted when anyone thinks that I have something to say that might be worth listening to, so I suppose that is the first reason! The second reason is even more important though. My connection with the colleagues responsible for the journal stems from September 2012 when they visited Scotland and I was responsible for organising their programme. It was a task that was utterly rewarding. Every day of the week was a reminder of how much educators have in common regardless of where they work or which systems they work in. There are many differences between the Netherlands and Scotland and much that we can learn from each other, but over that week it became clear that there were no differences between us, in terms of principles, ambitions and core beliefs.
‘horizons were meaningless’ We all believed that we needed to give our young people more than knowledge and much more than qualifications. There was a common recognition that young people faced a challenging future where they would need the skills and attitudes that would allow them to adapt. Critically, they would need the ability to learn throughout their lives and we could not have any sense that we would equip them for life unless we assisted them to understand what they had learned and to identify what more they required to learn. Having identified what they needed to learn, we needed to work with them to make sure that they were capable of success in that learning. Our ambitions went further than this. We shared the view that, in the terms that I used in our discussions, young people
The future is brighter
Words from the “real” David Cameron 18 steeds WIJZER
needed to be able to shape the inheritance that we were bequeathing to them. We were all concerned about the ecological challenges that we faced and the need to find ways of dealing with these. We were all concerned about the recession and the impact that was having on youth unemployment. We all had a sense that we needed to make sure that our young people could be involved in building strong economies that would be competitive in the sorts of international markets in which we dealt. We were all concerned about inequality and the corrosive effect that could have on our societies and we all recognised the need to base these societies on mutual respect, cooperation and tolerance. All of this meant that we needed education systems that enabled young people not just to adapt to the future, but also, to shape it.
omgeving
improvement in the system would come from changes in practice rather than changes in policy. We all wanted to have good, fair and considered policies, but we all recognised that good practice would make a difference for children even where we might be critical of the policies in which the practice took place. In other words, we shared the view of Michael Fullan and other influential researchers that teachers were the most powerful agents of effective and positive change in education.
The group were moved by a story that I told about my own experience. I did not come from a home where books were common and did most of my reading from comics. When I did read more widely, I read randomly. Somehow my English teacher saw a potential in me, as he did in many others, and asked me if I had ever been to the Library. I had not, but, on his recommendation, I went and found myself confronted by a treasure trove of books. I took out the “50 Shades of Grey” of the 1960s in the shape of “Lady Chatterley’s Lover”, but D H Lawrence had much more to offer than salaciousness and A third reason was our shared belief about how we might best scandal. I read everything that he had written that I could find. achieve the changes and improvements that we needed to I moved on to other authors, voraciously absorbing the worlds make. One element of this was through collaboration and that they created. I read travel books, novels, poetry and I sharing. That was the basis for the visit in the first place. We all changed. I had been a young boy with very close horizons, felt that the answers to the questions we faced were more living in a small and isolated town, but I became a citizen of likely to come through drawing on different views and experi- the world to whom horizons were meaningless. The same ences. We had a common view that research system and enteacher then encouraged me to write and I responded by proquiry could drive personal growth and inform system change. ducing a poem for him. He took the time to read it and to disIt was more likely that answers and enquiry could drive percuss it with me and he made me feel that I was someone who sonal growth and inform would come from many sources ramight have something to say that was worth hearing. Like ther than single voices. That was something that I admired in many teachers have done for others, he changed my sense of my Dutch colleagues. They were always curious and open. who I was and who I might become. Wherever we went in the week that they spent in Scotland, they always had questions to ask and contributions to make.
‘there were no differences between us’
‘when I told her, she cried’
‘changed my sense of who I was and who I might become’ I watched wonderful exchanges with Scottish teachers, who were generous with their time and with their views and ideas and was thrilled when the exchanges ended and everyone felt that they had gained from being involved. I listened to great conversations with young people in schools and enjoyed watching as colleagues observed, noted and absorbed all that was happening around them. It was a brilliant reminder that we learn through being engaged and involved and that we learn best when we are motivated and clear about the purpose of our learning. This was a very powerful shared belief – that improvements would come from the professional development of our teachers. It reinforced another core principle – that any change and
I told this story to a big group of teachers in August last year and a woman demanded to know who the teacher was. When I told her, she cried. He had been her father and she said “ he would have been so proud to know that someone was speaking of him in that way. Yet, that is the power that teachers have when they show care and interest in young people. It is what they can do when they raise aspirations and ambitions and if they add to that a willingness to reflect on their practice and to learn how to improve that practice that will do more to raise achievement in our schools than any other intervention. I realise now that I have used all of my article to explain why I am pleased to write my article. That is not very academic! I hope that it has other strengths. Above all, I hope it brings a sense that we are a community of educators capable of learning together and of using that learning to make a difference for young people. If we have that, the future is brighter and what is our job if not that. David Cameron 19steeds WIJZER 19
Glashelder, wat er ook gebeurt
Voorsprong door techniek
Een stukje paradijs op aarde
Richard Jones is een vmbo-docent. Zijn roots liggen in Engeland. Hij bekijkt het Nederlandse onderwijssysteem door zijn Britse bril. Elk bekend Nederlands bedrijf heeft een motto; een opsommende korte zin die de kern van het bedrijfsethos uitdrukt. Zo’n motto is meestal ontwikkeld als reclame, gericht op de buitenwereld, puur om de verkoopcijfers of kijkcijfers te verhogen. Iets voor het onderwijs in de 21e eeuw? Is de Nederlandse onderwijswereld zo commercieel dat potentiële leerlingen gaan kiezen tussen onderwijsinstellingen op basis van reclame motto’s? Ik geloof het niet. Toch is mij, tijdens mijn masteropleiding duidelijk geworden dat een motto een belangrijke rol kan spelen in een onderwijsinstelling. In september 2012, ging ik, samen met mijn master’s collega’s naar Glasgow, Schotland. Daar bezochten wij Govan High, een school met de armste leerlingen van het Verenigd Koninkrijk, die tot 1994 kampte met grote onderwijsproblemen zoals zeer lage schoolprestaties, spijbelen en voortijdige schooluitval. De leerlingen waren indertijd totaal niet ambitieus. In 1994 nam Iain White de leiding over van de school en bracht een aantal grote veranderingen tot stand. Een van deze veranderingen was het creëren van een wij gevoel. Vanaf 1995 moesten leerlingen een schooluniform dragen, wat ongebruikelijk was en nog steeds is in Schotland. Tegenwoordig dragen de directieleden en veel docenten ook dit uniform. Er werd een motto geïntroduceerd: Achieving our full potential. (Vertaling – onze volledige potentie bereiken). Tijdens ons bezoek aan Govan High werd ons verteld dat elke leerling het motto kent, begrijpt en probeert na te leven. Dit heb ik getoetst door op de gang en in de kantine een aantal (willekeurig gekozen) leerlingen te vragen naar het motto van de school. Het verhaal klopte. De leerlingen zeiden onmiddellijk ‘achieving our full potential ‘. Ze vertelden ook dat zij inderdaad het maximum uit zichzelf konden halen op deze school. Wegens de sociale deprivatie in de omgeving van Govan High, zit de school nog steeds niet in de top 50 van beste voortgezet onderwijs scholen in Schotland. Maar elk jaar gaan de cijfers vooruit en de leerlingen zijn gemotiveerd door in hun toekomst te geloven. Oud Govan High-leerling en voetbalmanager Sir Alex Ferguson CBE houdt nog regelmatig contact met zijn oude school. Hij vertelt de huidige leerlingen van Govan, “Nobody knows your full potential; you don’t know it and your teacher doesn’t know it. Even your Granny doesn’t know it !” Zelf werk ik op een vmbo-t school in Heemstede, Noord Holland. Heemstede staat niet bekend als ‘sociaal deprivaat en financieel arm. Toch zouden mijn leerlingen iets kunnen leren van het motto van de school, wat wordt uitgedragen door Iain White en Alex Ferguson. Wat voor motto zou jij jouw leerlingen willen laten nastreven? 20 steeds WIJZER
Albert Einstein Veel van mijn klasgenoten, die ik in de jaren zestig op school heb zien afhaken, waren creatieve geesten die kozen voor het hippiedom. Hun hele manier van zijn maakte kortsluiting met de school, die de verstikkende jaren vijftig uitademde. Nog regelmatig Google ik op de namen van sommigen, eigenlijk wel wetend dat een aantal van hen is ondergegaan in het met drugs doordrongen wereldje dat ze voor vrijheid aanzagen. Van niet veel later stamt ook het beeld van Pink Floyd’s “Brick in the Wall”, waarin jonge kinderen in een op een gehaktmolen lijkende school worden omgevormd tot hamers. Een nummer dat alle onderwijsgevenden zouden moeten kennen. Nog steeds ben ik ervan overtuigd dat meerdere van mijn klasgenoten in een ander onderwijssysteem wél tot hun recht zouden zijn gekomen. Sinds die tijd is Albert Einstein mijn voorbeeld en inspiratie in het onderwijs. Niet omdat hij zoveel wist, maar omdat hij in staat was om de heersende opvattingen in de natuurkunde ter discussie te stellen, om als het ware van een afstandje naar het bekend veronderstelde te kijken en de simpele vraag te stellen: ”Is dat eigenlijk wel zo?” Einstein beschikte daarmee over een eigenschap die tot voor kort onvoldoende op waarde werd geschat. Einstein was een oorspronkelijke denker. Nog niet zo heel lang geleden was dit een eigenschap die niet alleen onderbelicht, maar zelfs onderdrukt werd. Gedurende eeuwen was in onze westerse samenleving nauwelijks plaats voor zelfstandig denken. “Leer je regeltjes uit je hoofd, reproduceer ze op het juiste moment” is in het onderwijs lang een succesformule geweest. Eens geleerde feiten waren ooit eeuwen geldig en bestudering van bestaande geschriften was genoeg om voor geleerd door te gaan. Hoe duf de jaren vijftig ook waren, onderhuids gebeurde er veel. De (koude) oorlog gaf een enorme versnelling aan wetenschappelijk onderzoek. Dit zorgde er voor dat de ontwikkeling van onze samenleving in een ongekende stroomversnelling kwam. We leven te kort om het werkelijk te beseffen, maar het verschil tussen de wereld van de jaren vijftig en die van nu is ongehoord groot. In deze complexe, snel veranderende samenleving is het dan ook niet langer vol te houden dat het onderwijs zich voornamelijk richt op passieve kennisverwerving. Het aan elkaar knopen van (nieuwe) inzichten via internet en andere media maken dat het karakter van kennis is veranderd. Kennis is sterk veranderlijk geworden. Wat vandaag nog waar is, is morgen bewezen onzin. Ook de omvang en de toegankelijkheid van kennis is duizelingwekkend toegenomen. Daarmee wordt van mensen andere vaardigheden en een andere nadruk op verscheidene soorten intelligentie gevraagd. Deze snelle toename van kennis levert ook een snel voortschrijdend inzicht in de werking van het (lerende) menselijke brein. Met dit inzicht moeten we in staat zijn om creativiteit en originaliteit in de opvoeding een centrale plaats te geven, in het voetspoor van Einstein. Frans Verweij 21steeds WIJZER 21
Complimenten zijn gevaarlijk!
Carol Dweck zegt dat de ‘mindset’ vooral beïnvloed wordt door de omgeving, door alle mensen om je heen. Zo zorgt aanmoediging voor een sterke ontwikkeling van talenten. Maar, complimenten geven kan gevaarlijk zijn. Als alleen het talent of de intelligentie van kinderen worden geprezen (‘wat ben je toch talentvol’, ‘wat ben je slim’) en kinderen niet of weinig aangemoedigd worden om te oefenen, dan is de kans groot dat ze een ‘fixed mindset’ ontwikkelen, die niet op groei is gericht. Complimenten, gericht op de prestatie, kunnen succes dus in de weg staan en gevaarlijk zijn. 22 steeds WIJZER
Volgens de traditionele psychologie ontwikkelt je brein zich onder invloed van zowel biologische factoren als factoren vanuit de omgeving om je heen. Carol Dweck, een Amerikaanse psycholoog, heeft de omgevingsfactoren verder onderzocht. Zij laat zien dat de manier van aanmoedigen invloed heeft op het ontwikkelen van de mindset. Zij maakt hierbij onderscheid tussen een op groei gerichte mindset, de growth mindset, en de fixed mindset, die min of meer vastligt. Complimenteren van intelligentie en talenten, werkt een fixed mindset in de hand. Het gevaar bestaat namelijk dat deze complimenten ‘lui’ gedrag aanmoedigen: ‘ik ben toch goed, prima.’ In haar boek ‘Mindset: The New Psychology of Succes’ worden deze mindsets verder uitgelegd. Iemand heeft een fixed mindset als hij gelooft dat zijn talenten en vermogens vastliggende eigenschappen zijn. Dweck legt uit dat je ‘mindset’ vooral onder invloed van je omgeving tot stand komt. Aanmoedigen zorgt voor een sterke ontwikkeling van talenten. Maar talent complimenteren is gevaarlijk.
leren
Een growth mindset is een positief denkkader ten aanzien van leren. Studenten met dit positieve denkkader weten dat ze door training, herhalen, oefenen in staat zijn (leer) doelen te bereiken. Ze hebben geleerd hoe ze slimmer konden worden door hun growth mindset: elke keer als ze ergens hun best voor deden en iets nieuws leerden, en hier voor beloond werden (met een goed cijfer of een compliment) maakte hun brein nieuwe connecties. Deze ervaringen zorgen er voor dat op school talenten tot bloei komen.
‘Een growth mindset maakt mensen overtuigd van hun ontwikkelmogelijkheden’
‘Mensen met een fixed mindset denken dat hun talenten en vaardigheden niet ontwikkelbaar zijn’
Het veranderen van een fixed mindset naar een growth mindset lijkt moeilijk, maar is volgens Dweck mogelijk. In haar boek noemt zij een studie van studenten met leerproblemen, die een growth mindset aanleerden. Zij leerden dat intelligentie kan worden ontwikkeld en leidt tot een verlangen om te leren en uitdagingen te verwelkomen. Daarnaast leerden deze studenten om met tegenslagen om te gaan: niet opgeven, inspanning zien als de weg naar meesterschap en leren van kritiek. Met behulp van onderwijs-, computer- en hersendeskundigen Dweck laat zien dat als leerlingen of studenten een fixed mind- is het Brainology-programma ontwikkeld. (Zie website set hebben ontwikkeld, dit hun succes op het halen van een www.brainology.us). Met dit programma kunnen docenten studie kan beperken. Hun carrièrekansen nemen hierdoor af. hun leerlingen helpen met het bijstellen van hun overtuiginZij zullen, als het erop aankomt, belangrijke kansen om te legen t.a.v. leren. Hun intellectuele vermogens ontwikkelen zich ren en te ‘groeien’, laten schieten. Zij zijn vooral bang hun en ze worden gemotiveerd om te gaan werken en presteren zwaktes te tonen en zullen er alles aan doen dit te verbergen. op school.
Carol Dweck heeft de karakteristieke verschillen tussen de twee mindsets op een rijtje gezet: Fixed Mindset
Growth Mindset
Intelligentie is een basiseigenschap die vastligt.
Intelligentie is (tot op zekere hoogte) te beïnvloeden.
Je bent een bepaald persoon en dat ligt vast.
Je kunt veranderen wat voor persoon je bent.
Succes gaat over het bewijzen dat je slim of getalenteerd bent. Een mislukking grijpt in op je gevoel voor eigenwaarde. Om die te herstellen geef je liever anderen of het systeem de schuld Ik ben een vergissing.
Succes gaat over je grenzen verleggen om iets nieuws te leren. Een mislukking is een uitnodiging om het op een andere manier opnieuw te proberen. Het gaat niet over schuld Ik maak een vergissing.
Grondslag van eigenwaarde: Ik ben bijzonder.
Grondslag van eigenwaarde: Ik kan mijn grens verleggen en groeien. Slim is: nadat ik flink mijn best heb gedaan, heb ik iets nieuws geleerd. Ik kan me daarbij wel eens vergissen.
Slim is: de dingen zijn voor mij makkelijker dan ze voor anderen zijn. Ik maak geen vergissingen. Bron: www.brainology.us
23steeds WIJZER 23
24 steeds WIJZER
Mindset Reportage – vmbo leerlingen: Richard Jones Uit ervaring kan ik vertellen dat mijn vmbo(t) leerlingen super gemotiveerd zijn. Dat wil zeggen, zij willen graag gezellige lessen hebben en zij willen graag hun vmbo(t) diploma behalen. Helaas vertaalt deze motivatie zich meestal niet in hard werken. Het lijkt alsof sommige leerlingen vinden dat zij natuurtalenten zijn en daarom niet zoveel energie in leren voor een vak hoeven te steken. Andere leerlingen geven het leren snel op, terwijl er heel veel te leren valt. De meeste leerlingen doen heel weinig voor school en houden niet van een uitdaging. Hoe kan ik dit doorbreken? In mijn zoektocht naar antwoorden over hoe ik de motivatie van mijn leerlingen kan verhogen, ben ik tegen de Mindset theorie van Carol Dweck aangelopen. Dit heeft mij inzicht gegeven in het gedrag van mijn leerlingen. Veel van mijn leerlingen hebben een fixed mindset: zij geloven dat zij geboren zijn met een bepaald intelligentieniveau en met aanleg voor bepaalde talenten. Zij houden van activiteiten die binnen hun huidige competenties vallen en houden niet van uitdagingen. Zij werken er niet voor om iets nieuws te leren, terwijl leerlingen met het groei mindset beseffen dat zij door hard werken en veel oefenen, talenten kunnen ontwikkelen en hun cognitieve niveau kunnen verhogen.
Recent neuropsychologisch onderzoek ondersteunt het idee dat het cognitieve niveau op elke leeftijd vergroot kan worden en dat talenten zich verder kunnen ontwikkelen door te oefenen en te trainen. Dit in het bijzonder tijdens de tienerjaren, maar zeker ook daarna. De hersenen blijven zich ontwikkelen. Het is de verantwoordelijkheid van docenten en ouders om jongeren te stimuleren een growth mindset te ontwikkelen. In het afgelopen schooljaar heb ik mindset trainingen gegeven aan een groep vmbo(t) brugklassers. De trainingen waren gericht op het bewust maken van hun mindset. Momenteel wordt onderzocht wat de effecten van deze trainingen zijn op de motivatie van de leerlingen. Hierna zal gekeken worden naar de manieren waarop docenten, mentoren en ouders leerlingen feedback geven. Vaak bevestigen docenten een fixed mindset bij een leerling met opmerkingen als “Wiskunde is gewoon niet echt jouw ding” of “Heel goed, je hebt echt talent voor wiskunde”. Op deze manier bevorderen de complimenten de ontwikkeling van een fixed mindset en zijn ze gevaarlijk voor het leerproces van de leerling. Als feedback meer gericht is op de hoeveelheid moeite die de leerling gedaan heeft, dan ontwikkelt de leerling een op groei gerichte mindset.
Mindset Reportage – hbo studenten: Ellen van Kooten Een jonge Amerikaanse acteur (Will Smith) vertelde in een interview dat hij tot het uiterste ging voor wat betreft oefenen en trainen (in zijn woorden: oefenen, oefenen, oefenen en nog eens oefenen). Hij wist wat nodig was om zichzelf te verbeteren. Hij tilde zichzelf naar een hoger niveau en werd een bekende acteur in Hollywood-land. Vol verbazing keek ik naar dit interview. Hoe kwam hij aan deze ambitieuze houding? Mijn wens als docent is dat mijn studenten net zo’n ambitieuze, op groei gerichte houding ontwikkelen als Will Smith, zodat ze meer slagvaardig zijn. Ik doel hier op het feit dat de student weet dat (moeilijke) doelen bereikt kunnen worden en welke vaardigheden en energie er ingezet moeten worden om deze doelen te bereiken. In de afgelopen twee jaar heb ik onderzoek gedaan naar het denkkader dat mijn studenten hebben over hun eigen aanpak van leren. Voor deze vraag bleek de theorie van Carol Dweck, over de fixed en growth mindset, erg goed aan te sluiten bij mijn eigen bevindingen. In dit onderzoek kwam naar voren dat veel van mijn studenten (vooral met de vooropleiding mbo) een fixed mindset hebben. Als jonge leerling kregen ze vaak een etiket opgeplakt: ’Je kunt niet zo goed leren anders zat je wel op de havo of op het vwo’. Deze studenten zijn gelukkig wel ambitieus maar hebben vaak (verborgen) vastomlijnde gedachtes (fixed mindset) over hun eigen studiegedrag. Gedachtes als: ‘Ik weet niet hoe ik dit moet aanpakken’ en ‘ik kan eigenlijk niet zo goed leren’. Dit zijn niet de gedachtes die een goede basis
vormen voor succesvol studeren. Op basis van deze theorie heb ik onderzocht welke mindset de studenten horeca & voeding hebben ten aanzien van leren. Vervolgens heb ik een interventie gedaan in mijn onderwijspraktijk. Ik heb voor deze studenten een module ontwikkeld, waarin studievaardigheden die nodig zijn om succesvol te studeren in het hoger onderwijs worden aangeleerd, zoals diepteverwerking, stapsgewijze verwerking van theoretische leerstof. Met mijn onderzoek heb ik aangetoond dat meer dan 95% van onze studenten een fixed mindset heeft. Bij de reflectie op de module is naar voren gekomen dat tijdens de lessen een bewustwordingsproces over de mindset bij de studenten op gang is gekomen. Het vermogen om op hbo-niveau te kunnen studeren moet bij de eerstejaars studenten aangeleerd worden onder intensieve begeleiding. Het aanreiken van studievaardigheden tijdens een module is echter niet voldoende. Alle docenten van het team H&V moeten de studenten veel meer en vooral langer begeleiden in het bewustwordingsproces naar een meer op groei gerichte mindset, waarbij niet alleen complimenten worden gegeven, maar stap voor stap benoemd wordt waar ze succesvol zijn en waarom. De ontwikkeling van een growth mindset zal de student H&V niet alleen helpen bij het succesvol afronden van de studie. Hij zal zich ontwikkelen tot een veelzijdig docent die voorbereid is op een leven lang op groei gericht leren. 25steeds WIJZER 25
Hogeschool van Amsterdam -Docentenopleiding Horeca & Voeding Citaten tijdens interviews met studenten eerste en tweedejaars: Ellen van Kooten: Wat is een fixed/growth mindset? Studenten: ‘In mijn ogen is growth mindset dat je open staat voor verschillende manieren van doelen bereiken, iemand die een fixed mindset heeft is ervan overtuigd dat vastgelegd is hoe die persoon een probleem oplost’. ‘Fixed mindset doelt op het feit dat intelligentie onveranderlijk is. Growth mindset gaat ervan uit dat je je eigen intelligentie kunt ontwikkelen door bij te leren’. Als je een fixed mindset heb dan zit je vast in je standaard denkpatroon. Dit denkpatroon is vaak negatief, je staat niet open voor nieuwe dingen. Je hebt vaak gedachtes zoals: ‘Ik kan dat niet, mij lukt dat niet’. Ellen van Kooten: Wat neem je vanuit deze theorie mee in je eigen studie? Studenten: ‘Wat ik hier van meeneem is ook open staan voor nieuwe dingen en zal zo niet zo snel zeggen van dat ik iets niet kan of ik kan het niet dus ik begin er niet aan enz..’. ‘Met het starten van deze hbo studie ben ik al een heel eind over mijn fixed mindset heen. Ik was altijd van mening dat ik het niveau niet aan zou kunnen. Ondanks dat het veel werk in studie uren kost gaat het goed’. ‘Tijdens mijn hbo studie moet ik me vooral proberen te richten op een growth mindset. Op deze manier moet ik proberen me open te stellen voor nieuwe dingen’. Ellen van Kooten: Hoe pas je dit toe op je eigen studie? Studenten: ‘Ik zelf ben dyslectisch maar door veel te oefenen (misschien zelfs meer dan een ander) en door te gaan kan zelfs ik een hbo studie doen’. ‘Met name bij vakken als scheikunde en biologie pas ik growth mindset toe. Voorheen zuchtte en steunde ik heel veel en vond ik het bij voorbaat moeilijk. Mijn vriend sprak me hierop aan en nu neem ik tussendoor pauzes en ben ik blij als een onderdeel gelukt is of als ik het snap. Ik zie er daardoor ook minder tegenop om aan deze vakken te beginnen’. ‘‘Tijdens stage (als docent in opleiding) of werk accepteer ik geen antwoorden meer: dat kan ik niet, het is dan de bedoeling dat je aan je zwakke punten werkt om ze te verbeteren’.
HBO-DOCENT OVER DE MASTER PROFESSIONEEL MEESTERSCHAP Ellen van Kooten is docent aan de lerarenopleiding Horeca en Voeding (H&V) van de HvA (Hogeschool van Amserdam). Een opleiding met zo’n 130 studenten, meestal afkomstig uit het middelbaar beroepsonderwijs. Ellen doet de Master Professioneel Meesterschap en onderzoekt of de eerstejaars studenten H&V een fixed of growth mindset hebben. Een growth mindset is te ontwikkelen en helpt succesvol studeren. In haar werk als docent merkt Ellen dat veel studenten niet het benodigde hoger beroepsonderwijs-niveau hebben om succesvol te studeren. “Er is een groot verschil tussen het leren op het mbo en het studeren op het hbo. De meeste H&V- studenten hebben moeite met het bestuderen van literatuur, het zijn meer doeners.” Ellen merkte dat ze behoefte had aan meer kennis en vaardigheden om de studenten hierin te begeleiden. In overleg met haar teamleider koos zij voor de Master Professioneel Meesterschap van het CNA, vanwege de nadruk
26 steeds WIJZER
op Leren en Innoveren in de context van het beroepsonderwijs. Al in de eerste fase van de masteropleiding kwam Ellen in aanraking met de leertheorie van Carol Dweck over fixed en growth mind set. “Mensen met een growth mindset gaan ervan uit dat hun capaciteiten en intelligentie ontwikkelbaar zijn. Het is een uitdaging om mijn studenten een dergelijke mindset bij te brengen.” Een meerwaarde van de master noemt Ellen het leren van en met andere docenten in een professionele leergroep. Ze heeft erg veel geleerd van de colleges en van de verschillende inzichten van de deelnemers. Het is heel leerzaam om met elkaar van gedachten te wisselen. De begeleiding bij de master is goed. Ellen is nu bezig met het statistisch verwerken van de onderzoeksresultaten en krijgt daar voldoende feedback op. De master is zeker aan te raden aan andere hbo-docenten die verdieping zoeken.
Haemstede-Barger Mavo: Citaten uit een interview met leerlingen uit klas 1c Mr. Jones:
. . . en kan je je nog wat herinneren van wat wij hebben geleerd tijdens die lessen?
Leerling:
Ja, je bedoelt over mindset en zo?
Mr. Jones:
Ja, precies. Wat weet je daar nog van?
Leerling:
Dat als je een fixed mindset hebt, dat je dan niet goed leert.
Mr. Jones:
Okay, en hebben de lessen jou een klein beetje veranderd in hoe je denkt over leren?
Leerling:
Ja, ik stond echt slecht voor wiskunde maar na die lessen ging ik echt mijn best doen.
VMBO-DOCENT OVER DE MASTER PROFESSIONEEL MEESTERSCHAP Richard Jones geeft Engels aan leerlingen van de HaemstedeBarger Mavo in Heemstede, een interconfessionele school met uitsluitend categoriaal vmbo-t onderwijs (+/- 460 leerlingen). De school wil midden in de maatschappij staan en veranderingen op de voet volgen. Na het jaarlijkse gesprek over professionalisering kwam Richard Jones in aanmerking voor een vervolgstudie. Mede door de lerarenbeurs is Richard Jones begonnen aan de master Professioneel Meesterschap. Richard Jones is zeer gemotiveerd voor deze studie, waarbij het ontwikkelen en vernieuwen van onderwijs op basis van praktijkonderzoek centraal staat. De theorie van Carol Dweck over de ontwikkeling van mindset, die tijdens een van de hoorcolleges besproken is, heeft Richard Jones een belangrijke plek gegeven in zijn onderzoek naar motivatie van vmbo-leerlingen.
Wat heeft de masterstudie Richard Jones gebracht? Hij heeft leren kijken naar de verschillende processen binnen de eigen schoolomgeving, zoals leerling motivatie, leerpsychologie, afstemming van didactiek op de individuele leerling, organisatiestructuren, veranderingsprocessen binnen de school en beroepskeuzeprocessen. “De diversiteit van aangeboden kennis, samen groeien in kleine teams, leren schrijven op academisch niveau en structureel onderzoek leren doen, zie ik als grote meerwaarde van de studie. Vooral het internationale aspect, het kijken naar onderwijssystemen in andere landen, heeft mijn blik verruimd. Ik heb geleerd om out of the box te denken�, aldus Richard Jones.
27steeds WIJZER 27
leren
Een nooit benoemd succesverhaal
Het onderwijs van Nederland, een succesverhaal. Als we kijken naar de ontwikkeling van het onderwijs in Nederland over de eeuwen heen, dan is het een groot succesverhaal. In de afgelopen 100 jaar heeft het onderwijs een enorme vlucht genomen. Er zijn in betrekkelijk korte tijd meer leerlingen, meer en betere schoolgebouwen, meer keuzemogelijkheden en betere leermethoden gekomen. En dat terwijl er niet altijd schools onderwijs is geweest. Er is zelfs een tijd geweest dat er geen scholen waren. Kinderen leerden toen alles wat ze nodig hadden van hun ouders, hun familie of de dorpsgemeenschap. Dit was mogelijk omdat de wereld waarbinnen mensen leefden en werkten klein en overzichtelijk bleef. Door de eeuwen heen is het onderwijs langzaam veranderd.
christianiseren. In de 14de eeuw ontstond de parochieschool naast de al bestaande kloosterscholen. Later ontstonden er parochiescholen die door de gemeente betaald werden en waar een meester les kwam geven. Vanuit die parochiescholen ontstonden dorpsscholen, stadscholen en bijscholen (scholen voor jonge kinderen -ook meisjes- uit het lagere sociale niveau). In de middeleeuwen was het onderwijs een kerkelijke aangele-
‘Kennis is een goede vriend’
genheid. Daarna, in de 16de, 17de en 18de eeuw waren scholen slecht georganiseerd. De scholen waren gevestigd in bestaande gebouwen die niet ingericht waren als een schoolgeHet begin van het schoolse leren begon rond 750 na Chr. Een bouw. Alle leeftijdsgroepen zaten bij elkaar. Elk kind kreeg van Engelse missionaris richtte in Nederland één van de eerste de meester een opdracht en leerde in zijn eigen tempo. Dagescholen op om jongens op te leiden zodat ze konden helpen lijks keek de meester de opdracht na of werd de leerling overbij het missiewerk. Rond 789 na Chr. stelde Karel de Grote, hoord. Daarna kreeg de leerling wat aanwijzingen en een nieuzelf ongeletterd, een aantal onderwijswetten in. Alle jongens we opdracht. De nadruk lag op zelfstandig leren. Eigenlijk hielmoesten in een kloosterschool leren lezen, schrijven, bidden pen de oudere kinderen de jongere. Eind 18de en begin 19de en zingen. Hij zag de school als een middel om de bevolking te eeuw veranderde het onderwijs onder invloed van de verlich-
28 steeds WIJZER
tingsidealen. Door goed onderwijs zou een kind zich ontwikkelen tot een brave en christelijke burger, die in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Aan het eind van de 19de – 20de eeuw komen de inzichten over onderwijs in een stroomversnelling. Verschillende filosofen en psychologen hebben onderzoek gedaan naar het gedrag en de cognitieve ontwikkeling van de mens. Belangrijke onderzoekers hierin zijn geweest: Pavlov, Piaget, Vygotski en Skinner. Hun onderzoeken en theorieën vormen nog steeds de basisprincipes van het huidige onderwijs. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw gingen vooral leerlingen uit de hogere sociale klassen naar het gymnasium of de HBS. Met de komst van de Mammoetwet veranderde dit. Ook leerlingen uit de lagere sociale klassen konden vanaf de invoering van de Mammoetwet naar de havo en vwo. Dit had tot gevolg dat er leerlingen met verschillende sociale achtergronden ’hoger’ middelbaar onderwijs konden volgen. Tegelijkertijd ontwikkelde de multiculturele samenleving zich waardoor de culturele achtergronden en daarmee de sociale achtergronden nog gedifferentieerder werden. Door de Mammoetwet kwam meer samenhang in het voortgezet onderwijs. Eén van de belangrijkste onderwijskundige kenmerken van de wet was wel, dat ze horizontale en verticale doorstromingsmogelijkheden tussen de verschillende schooltypen schiep. De scholieren zouden daardoor meer kans hebben het onderwijs te volgen, dat bij hun aanleg en capaciteiten paste. De wet legde tevens een horizontaal verband tussen de scholen, zodat een eventuele overgang van de ene naar de andere school soepel en zonder veel tijdverlies kon plaatsvinden. In de jaren erna beïnvloedden maatschappelijke, technische en wetenschappelijke ontwikkelingen de inrichting van het onderwijs. De verandering van een industriële maatschappij naar een informatiemaatschappij betekent dat ‘kennis’ een belangrijk (export)product is geworden, een product met een veranderlijk karakter. Het veranderlijke karakter betreft de snelle veranderingen die plaatsvinden in de maatschappij en waar op geanticipeerd moet worden om volwaardige beroepsbeoefenaars af te leveren. Voor het onderwijs betekent dit bijvoorbeeld dat de traditionele functie van onderwijs als ‘kennisoverdrager’ geen stand kan houden. Tot de jaren tachtig was in het Nederlandse onderwijs de klas-
‘Het onderwijs, een mammoetklus’
orieën. Actief kennis opbouwen met elkaar vraagt een andere leeromgeving dan de klassikale setting. Kennis en kennisontwikkeling zijn in de geschiedenis cruciaal gebleken voor het functioneren van de economie en daarmee voor de samenleving en het individu. De huidige samenleving wordt gekenmerkt door de individualisering, en daarmee de
‘De ontmoeting: wetenschap en onderwijspraktijk’ afname van sociale cohesie. Welke betekenis hebben de voorgaand beschreven ontwikkelingen voor het huidige onderwijs en leren? Leertheorieën vormen nu het uitgangsprincipe van het leren. Welke theorie van het leren wordt toegepast is afhankelijk van de visie van de onderwijsorganisatie. De laatste jaren is het sociaal constructivisme gaan domineren boven het klassieke overdrachtsmodel. Het sociaal constructivisme gaat uit van het construeren van kennis door de lerende zelf. De lerende wordt hierbij sterk beïnvloed door de reacties en opvattingen in de sociale omgeving. Leeromgevingen moeten dan ook uitnodigend zijn, gevarieerd, contextrijk en uitdagend. Een krachtige leeromgeving zorgt ervoor dat de deelnemers zowel in de beroepspraktijk als met leren op school de benodigde competenties voor beroep, burgerschap en vervolgonderwijs verwerven en verdiepen. Anno 2013 zijn veranderingen in het onderwijs aan de orde van de dag. De wetenschap en de onderwijspraktijk vullen elkaar steeds meer aan binnen het onderwijs. Daardoor zal het onderwijs en daarmee het leren voor de mens en de maatschappij steeds eigentijdser en winstgevender worden. In het perspectief van de ontwikkelingen in met name de laatste eeuw kan je stellen dat het onderwijs een succes is. In het hedendaagse onderwijs wordt door kinderen in een relatief korte tijd veel kennis verworven. Het onderwijs is en blijft echter een mammoetklus waar nog veel ontwikkeld kan en moet worden. Maar de grootste verworvenheid is dat in een relatief korte tijd het onderwijs een enorme groei heeft doorgemaakt en daardoor een groot aandeel heeft gehad en nog steeds heeft in het veranderen van Nederland in een kenniseconomie . Lida Zwart
sikale kennisoverdracht dominant. Op de meeste scholen was het gebruikelijk dat de docent een verhaal hield, de leerlingen schreven dit op en leerden het uit hun hoofd voor een toets of voor een examen. Zelfwerkzaamheid van leerlingen kwam eigenlijk niet voor. De basis van dit klassieke overdrachtsmodel was het objectivisme. Kennis stond vast, was objectief en stabiel en was niet voor verschillende interpretaties vatbaar. De docent droeg deze vaste kennis over aan de leerlingen.
Lida komt uit de gezondheidszorg. Zij is sinds acht jaar werkzaam in het onderwijs. Voor zij begon als docent heeft haar carrière zich grotendeels afgespeeld in de gezondheidszorg waar zij als wijkverpleegkundige werkte. Zij werkt bij het ROCvA als verpleegkundig docent. Het docententeam waar zij aan deelneemt, is georiënteerd op de jonge student (15 tot 25 jaar) die een BOL-opleiding volgt. Als verpleegkundig docent is zij inzetbaar op alle lessen met uitzondering van de talen. Zij is groepsdocent en loopbaanbegeleider Het klassieke overdrachtsmodel is in de afgelopen twintig jaar van studenten van het eerste en vierde jaar. Zij kan nog steeds verdrongen door verschillende onderwijsvisies. verbazen over het onderwijs, de mogelijkheden en de onmoNaast de maatschappelijke en technische veranderingen zijn gelijkheden op didactisch en pedagogisch gebied. Zij is bevloer ook wetenschappelijke veranderingen die invloed hebben gen, innovatief en enthousiast. Kan genieten van de resultaten op de inrichting van het onderwijs. Op basis van onderzoek is die studenten halen op het gebied van burgerschap en leren. er de overtuiging dat leren een actieve in plaats van een pasHaar kracht ligt in het enthousiasmeren van de studenten. sieve bezigheid is. Kennis verwerven is naast een actief ook Zij vindt ict een onmisbaar onderdeel van het curriculum en een sociaal proces, volgens sociaal-constructivistische leerthe- zet zich hier ten volle voor in. 29steeds WIJZER 29
Een warm bad voor nieuwkomers? 30 steeds WIJZER
Een grote scholengemeenschap op de grens van de Randstad hanteert voor de nieuwkomende docenten een driejarig begeleidingstraject op maat. Op deze manier biedt de school de docenten gerichte ondersteuning bij het ontwikkelen van professionaliteit. Begeleiding op bevlogenheid is de investering waard om uitval te voorkomen. Dit geldt voor zowel nieuwgekomen als zittend personeel. Hein, eind vijftig, is dit schooljaar nieuw op de vmbo-locatie. Met vijfentwintig jaar in overheidsdienst, waarvan vijftien in het onderwijs – van mbo tot vmbo, van theoretische tot technische praktijkvakken – heeft hij een imposant CV. Hein maakt een bevlogen indruk: hij houdt van het lesgeven, praat makkelijk met zowel leerlingen als collega’s en vindt al snel zijn weg in de school. Als hij iets niet weet vraagt hij net zo lang tot hij er achter is. Klagen over roosterongemakken en lokaalwisselingen doet hij niet, want: “zo leer ik de school snel kennen”. Op een dag spreekt Hein zijn coach in de gang aan. Hij heeft met een zekere techniekklas een probleem in de wiskundelessen en verzucht dat zijn trukendoos leeg raakt. Hij verzoekt de coach zijn les te bezoeken en hem van tips te voorzien. Op het gewenste tijdstip bezoekt de coach de les van Hein. De techniekklas is berucht onder de docenten vanwege gedragsproblemen. Vier van de leerlingen staan “onder contract”: bij het eerstvolgende incident wacht hen onverbiddelijk een schorsing.
leren
niet geeft en waarvoor hij wel bevoegd is. Af en toe stapt hij even bij zijn collega van elektro in diens les, helpt zijn bewerkelijke wiskundeleerlingen een handje en vertelt hen soms iets over zijn bijzondere hobby, het paragliden of schermvliegen. Als paraglider heeft hij wiskundige berekeningen nodig voor veiligheid en prestaties, en ook het vak elektro kan niet zonder formules. Dat weet Hein, en langs die weg regisseert hij zijn eigen aanloop naar de bevlogen docent die hij wenst te worden: leermeester, didacticus en pedagoog. Tijdens de open dag is het lokaal van Hein favoriet bij leerlingen en docenten. Hein heeft een heus paragliderharnas hangende bevestigd en wie wil mag het uitproberen. De belofte staat: op een dag vliegt iemand van de aanwezigen met Hein mee. De bevlogen wiskundedocent brengt hiermee zijn materie aan de man als de onmisbare basis voor deze bijzondere hobby. Wie dat wil zien mag met hem mee vliegen. Collega of leerling, een dag of een weekend, dat maakt niet uit. Daarmee legt Hein schijnbaar achteloos de verbinding tussen zijn theoretische vak en zijn praktijkgerichte leerlingen. Dit is een prachtig beeld bij wat Monique Volman, hoogleraar onderwijskunde van de Universiteit van Amsterdam “de betrokkenheid van de leeropbrengst” noemt: dat wat de leerlingen op school leren blijkt de oplossing voor een probleem dat door eerdere generaties is opgelost.
De school hanteert voor alle nieuwgekomen docenten een begeleidingsprogramma van drie jaar, het zogeheten inductiearrangement. In het eerste en tweede jaar vindt coaching plaats op grond van ervaring en gekoppeld aan omstandigheden. Iedere nieuwkomer heeft gesprekken met zijn eigen coach, gecombineerd met één of meer lesbezoeken. Daarnaast nemen alle nieuwe docenten deel aan de collegiale consultatie (CC). Tot en met het tweede jaar wordt de begeleiding van deze CC door de coaches verzorgd, met gaandeweg een groeiende inbreng van de deelnemers. In het derde jaar is de CC gekoppeld aan wederzijdse lesbezoeken. Begeleiding door de coaches vindt dan plaats op verzoek van de docenten. Betrokkenheid in verschillende vormen is van grote invloed op Hoewel wat rommelig verloopt de les zonder grote incidenten. de leermotivatie. De gedragsmatige, emotionele en cognitieve aspecten ervan zijn volgens Volman niet afzonderlijk te beïnvloeden. Met elkaar vormen ze de interactie tussen de docent, zijn leerlingen en de omgeving. Hoe betrokken is de docent bij zijn vak, bij het vakgebied of bij de praktijksector van zijn leerling? Stimuleert hij de betrokkenheid van de leerling bij zijn vak? En waarop focust hij wanneer het gaat om resultaten? Waar legt hij het accent: op het proces of op de cijfers? Nieuwgekomen docenten zijn niet altijd jong en onervaren. Soms zijn ze vijftig jaar of ouder, mogelijk zonder werk geraakt Tegen het einde van zijn les houdt Hein de klas een grote rol door een bezuinigingsmaatregel. In een tijd waarin betaalde toiletpapier voor, de inleiding tot een klassikale schat- en rebanen niet voor het oprapen liggen komt het voor dat een kenopdracht. Wie het dichtst in de buurt van het goede antsollicitant een identiteitsgebonden schoolvisie voor lief neemt: woord komt wint een gevulde koek. Rekenmachines komen diplomatiek belooft hij het schoolplan te onderschrijven en de tevoorschijn, antwoorden worden geroepen, Hein schrijft de schoolregels te respecteren. Wederkerige betrokkenheid tusscores op het bord. Een van de jongens wint de gevulde koek sen school en docent is dus net zo min vanzelfsprekend als die en de bel gaat: weg zijn de leerlingen. tussen docent en leerling. Voor een groeiende betrokkenheid Na het lesbezoek bespreken Hein en zijn coach de les. De on- zijn visie, ruimte, communicatie en tijd nodig. Ook een ervaren dersteuning door de coach bestaat allereerst uit bevestiging docent moet zichzelf als nieuwkomer weer uitvinden, terwijl van de docent: diens kennis van betekenis is zijn trukendoos, tegelijkertijd leerlingen de grenzen van zijn kunnen aftasten. In zijn zelfbeeld de spiegel van bevlogenheid. Hij is zijn eigen het gunstigste geval heeft deze nieuwkomer niet meer dan instrument en beslist hoe hij dat inzet. Het theoretische vak één klas waarmee het vanaf het begin niet zo lekker loopt. Het wiskunde vereist specifieke didactische kwaliteiten. Heins is zaak dan terug te kunnen vallen op betrokken collega’s, bekernkwaliteit ligt in het praktijkvak elektrotechniek – dat hij
‘Burn -out en bevlogenheid zijn elkaars tegenpolen: een bevlogen docent raakt niet opgebrand’’
‘De vraag is wat de schoolleiding kan ondernemen om docenten in hun bevlogenheid te stimuleren’
31steeds WIJZER 31
geleiding op maat en – als het even kan – op de bevlogenheid voor het eigen vak. Een positieve instelling is van invloed op de bevlogenheid van de docent en op de prestaties van zijn leerlingen. Tekenen van vitaliteit en toewijding kenmerken deze bevlogenheid: de docent vindt het werk zinvol en kan er helemaal in opgaan. Opgebrande docenten komen vermoeid, klagerig en afstandelijk over. Hun dagen lijken voorbij te kruipen terwijl die van hun bevlogen collega’s omvliegen. Burn-out en bevlogenheid zijn elkaars tegenpolen: een bevlogen docent raakt niet opgebrand. De vraag is wat de schoolleiding kan ondernemen om docenten in hun bevlogenheid te stimuleren. Uit onderzoek blijkt dat beginnende docenten het belangrijk vinden dat zij de verantwoordelijkheid krijgen om zelf hun lessen in te delen. Niet het meekijken en beoordelen door leidinggevenden maar juist de uitdaging tot autonome ontplooiing werkt een bevlogen werkhouding van de docent in de hand. Hierbij kan een adequate ondersteuning het verschil maken in de professionele groei.
voor een inductiearrangement. De uitval onder beginnende docenten is het grootst in de eerste vijf jaar. Intervisie, wederzijds lesbezoek en studiebijeenkomsten zijn daarom voor nieuwkomers een must. Een breed inductiearrangement is gerelateerd aan minder verlies van beginnende docenten. Een ondersteunende omgeving werkt positief op de tevredenheid van de docenten. Bevlogenheid dient daarachter zichtbaar te worden, zeker in het geval van nieuwgekomen ervaren docenten. Wanneer zij zich gesteund weten door schoolleiding en collega’s en zij hun persoonlijke professionele groei door kunnen zetten dan vertaalt zich dat in de resultaten van hun leerlingen.
De trukendoos van Hein is niet leeg. Hij moet hem opnieuw leren gebruiken en dat is wellicht anders dan hij voorheen gewend was. De school is nieuw voor hem zoals hij dat voor de leerlingen is. Hij heeft tijd nodig om de betrokkenheid bij de leerlingen te doen én zien groeien. Daartoe kunnen de coachgesprekken en de collegiale consultatie van ondersteunend belang zijn. Wat geldt voor betrokkenheid en leermotivatie van leerlingen geldt niet minder voor diezelfde factoren bij leermomenten van docenten. Het begrip bevlogenheid moet regulier bespreekbaar worden: wat kunnen docenten en wat hebben ze individueel nodig voor een bevlogen houding? Een ontwikkelingsgericht personeelsbeleid werpt zijn vruchten af wanneer de voorwaarden gefaciliteerd worden in tijd. Enerzijds wordt deze besteed aan individuele gesprekken met docenten over ontwikkelingen en bijdragen, anderzijds aan ruimDe begeleiding van ervaren nieuwkomers geschiedt op maat. te voor informeel leren en teamontwikkeling. Individuele perEen docent met veel ervaring op één school kan op zijn nieuspectieven en talenten dienen gewaardeerd en aangemoedigd we school hevig uit balans raken door de ontdekking “dat zijn te worden binnen de kaders van een feedbackcultuur. Inzicht systeem – nog – niet werkt”. Zijn coach ondersteunt hem bij van de leidinggevenden in de bevlogenheid en kwaliteiten van het onderzoek naar de oorzaak hiervan. Het begrip betrokken- de werknemers en ontwikkelingsgerichte exploratie zijn heid krijgt zijn lading: weet de docent wat zijn leerling bezielt, slechts wederkerig effectief. Een dergelijk proces, mits rekehoe deze leert, wat zijn intrinsieke doelen zijn? ning houdend met verschillen en persoonlijke drijfveren, inspiDe vmbo-leerlingen zijn veelal doeners die doelgericht en door reert de professionele bevlogenheid van de docenten. Zo ervaring leren. Hoe staat de docent hier in, hoe gaat hij daar- groeit deze uit tot een cultuurkenmerk van de school, als een mee om? Wat ziet hij van zijn buurman en hoe neemt hij dat warm bad voor nieuwkomers. over? Het antwoord op vragen als deze vormt de legitimatie Nely Mol-Griffioen
Een ondersteunende omgeving werkt positief op de tevredenheid van de docenten
Nely werkte ooit met veel plezier als verpleegkundige. Wegens rugklachten kon zij dit niet blijven doen. Op zoek naar een passende baan maakte zij in 2000 haar entree in het onderwijs. Het docentschap bleek haar op het lijf geschreven: “Het was of ik thuis kwam!” Een jaar na het voltooien van de lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn ging Nely naast haar lessen aan het werk als coach binnen de school. Het acht man sterke coachteam ondersteunt in eerste instantie de nieuwgekomen docenten. Nely heeft zich daarnaast verdiept in levensfasegericht coachen en begeleiding rond verandertrajecten. “Het onderwijs bestaat uit leren. Veranderen is leren. Motivatie en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, of het nu over leerlingen of docenten gaat. Stap voor stap of sprongsgewijs, een school is voortdurend in beweging. Ervaringsleren vormt mede de bagage van bekwame docenten. De juiste begeleiding en facilitering dragen bij aan groei en interactie. Leren van docenten werkt dan als de steen in de vijver, in steeds groter wordende kringen binnen de school en zelfs daarbuiten.” Nely wil docenten in beweging brengen, letterlijk zelfs. Een fysieke warming-up voor de collegiale consultatie symboliseert volgens haar de stap van de harde werkelijkheid naar de onmisbaar open leerhouding van de intervisie. Waarvan akte. 32 steeds WIJZER
Lola di Educazione Wie wil er geen les krijgen van deze juf? Lola di Moda, Fashion Animation With a Twist!, facebook.com/LolaDiModa 33steeds WIJZER 33
Hao-En Looi in gesprek met Hugo de Jonge, wethouder te Rotterdam
Nooit stoppen met het morgen beter te doen dan we gisteren van plan waren Hugo de Jonge (36, CDA), voormalig topambtenaar bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, begon zijn loopbaan in het Rotterdamse basisonderwijs, eerst als leraar en later als adjunct-directeur. In 2004 begon de politieke carrière van Hugo de Jonge als beleidsmedewerker Onderwijs voor het CDA. Van 2006 tot 2008 werkte hij als politiek assistent voor minister van onderwijs Van der Hoeven en staatssecretaris Van Bijsterveldt. Van 2008 tot 2010 was De Jonge Projectleider Taskforce: “Gratis Schoolboeken” en “Programmamanager Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs” bij het ministerie van OCW. Sinds 3 jaar is hij wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin in Rotterdam.
tobberig over gedaan wordt. ‘Het is allemaal zo zwaar om te werken in Rotterdam’, als we dat drie keer tegen onszelf zeggen dan voelt dat ook zo. Maar als je de andere kant belicht, dat je nergens zoveel verschil kan maken in het leven van kinderen als hier in Rotterdam, dan besef je hoe bijzonder het is dat je als docent hier voor de klas mag staan. Zelf denk ik dat er een andere sfeer en cultuur moet komen rondom het leraarschap. We moeten zeggen: “Als je heel goed bent mag je voor de klas. Als je echt heel goed bent, mag je zelfs in Rotterdam voor de klas”. Om daar een start mee te maken moeten we jongeren van havo 5 en vwo 6 warm maken voor het onderwijs.
‘Als je heel goed bent mag je voor de klas
Rotterdam kent een grote etnische verscheidenheid. Hoe gaat en als je echt heel goed bent mag je zelfs in de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin om met het taal- en rekenbeleid in Rotterdam? Welke extra vaardigheden hebben Rotterdam voor de klas’ docenten nodig om te werken in een stedelijke omgeving. Hoe denkt hij over werkdruk en professionalisering van docenten? En waarom heeft hij het mooiste beroep opgegeven voor een U bent een voorstander van het lerarenregister. Waarom baan in de politiek? Hao-En Looi in gesprek met de Rotterdam- denkt u dat dit een verbetering is voor het onderwijs? se onderwijswethouder Hugo de Jonge. Een arts of een advocaat die niet wordt bijgeschoold voor zijn vak geven wij het advies om te stoppen. In het onderwijs is dat anders: wanneer leraren niet aan hun eigen ontwikkeling wer‘De rode draad in mijn politieke loopbaan ken dan zeggen we niet dat ze met hun werk moeten stoppen. is bewust verbonden aan het onderwijs’ Als er ergens een plek is waar mensen geloven in wat leren met je kan doen dan is het wel in het onderwijs. Je zou dus denken dat mensen die voor de klas staan zich juist blijven U zegt: “Doceren is het mooiste beroep wat er is”. Waarom bijscholen. Daarnaast is het ook nodig dat er meer academici hebt u voor een politieke carrière gekozen? voor de klas belanden, want een academische ondergrond Ja, lesgeven is het mooiste wat je kunt doen, vooral in Rotter- brengt een houding van kritisch kijken naar de bestaande dam. Je kunt nergens zoveel verschil maken voor kinderen als praktijk met zich mee. Deze houding legt een verbinding tushier voor de klas. Toch ben ik iets anders gaan doen en niet als sen een analyserende kijk op resultaten en verbetering en de negatieve keuze omdat ik het werk niet meer leuk zou vinden. vertaling daarvan naar de praktijk van morgen. Bij de Tweede Kamer kon ik het onderwijs verbinden aan mijn In het beroepsonderwijs bestaat de behoefte aan pedaandere liefde, de politiek. Eerst als beleidsmedewerker, vervol- gogische vaardigheden: het is belangrijk dat jongeren bij de gens als politiek adviseur en daarna als ambtenaar op het hand genomen en goed begeleid worden, om vervolgens hun ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rode keuze te maken voor de arbeidsmarkt. draad in mijn politieke loopbaan is bewust verbonden aan het onderwijs. Jet Bussemaker, de minister van Onderwijs, overweegt te stoppen met de zogenaamde pretstudies vanwege de krappe Volgens u hebben docenten in een grote stad als Rotterdam arbeidsmarkt. Wat is uw kijk daarop met Rotterdam als achvanwege de grote etnische diversiteit andere tergrond? vaardigheden nodig dan in kleinere steden. Rotterdam is stad met geweldige mogelijkheden en een goede Wat bedoelt u daarmee? uitgangspositie: we hebben heel veel jonge mensen. We worWanneer wij praten over onderwijs in een den niet grijzer maar groener, in tegenstelling tot de rest van grote stad dan valt het mij op dat daar vaak het land. Ook hebben we heel veel bedrijven die staan te
omgeving 34 steeds WIJZER
35steeds WIJZER 35
springen om onze jonge mensen, als we kijken naar de havens, de technische bedrijven en de welzijnskant. Maar er is ook wel sprake van een mismatch, en we moeten oppassen dat die niet groter wordt. Het risico hiervoor is fors aanwezig, het niveau waar de werkgevers om vragen stijgt. Waar voorheen niveau 2 voldoende was wordt nu om niveau 3 en 4 gevraagd. Daarnaast zie je een verschuiving in de sectoren waar werk te vinden is. Kies je verkeerd, kan dat een keuze worden voor de werkloosheid. Daar schieten ze niets mee op. De sturende factoren waarmee de jongeren de juiste beslissing voor hun loopbaan kunnen nemen, bestaan uit een adequate begeleiding bij de studiekeuze en een helder beeld van de toekomstige arbeidsmarkt. Gelet op het switch-gedrag binnen de opleidingen geldt dit niet alleen voor het mbo maar ook voor het hbo en de universitaire studies.
‘Als er ergens een plek is waar mensen geloven in wat leren met je kan doen dan is het wel in het onderwijs’ We willen jongeren zo goed mogelijk voorbereiden met een gerichte loopbaanoriëntatie. In Rotterdam beginnen we daar al mee in groep zeven en acht van het basisonderwijs. Wij zoeken naar oplossingen vanaf de beginfase van de schoolloopbaan. We willen dat kinderen met een vliegende start aan de basisschool beginnen. Eenmaal opgelopen achterstanden blijken later lastig in te halen. De basis voor taal- en rekenvaardigheden wordt immers al vroeg gelegd. Hoe eerder kinderen daarmee op de juiste manier in aanraking komen hoe groter de kans op een succesvolle schoolloopbaan. Daarom kennen we sinds vorig jaar een Groep nul. Hebt u in de politiek voordeel ondervonden van uw onderwijsverleden? Ja, groep nul is hiervan een voorbeeld. Het idee had ik toen ik als adjunct-directeur werkte op een basisschool en later toen ik in de fractie kwam heb ik geprobeerd dit onder de aandacht te brengen. Nu ik wethouder ben in Rotterdam heb ik de mogelijkheid gekregen om groep nul daadwerkelijk in praktijk te brengen. Ik heb elke dag profijt van mijn verleden in het onderwijs. Hoe was destijds uw eigen ervaring met de werkdruk in het onderwijs? Ik weet hoe het er aan toegaat, hoe mooi en complex het kan Groep nul Peuters gaan minimaal twaalf en een half uur per week, verspreid over vier of vijf dagdelen, naar groep nul. Hiermee worden taal- en ontwikkelingsachterstand gesignaleerd en bijgestuurd voordat de kinderen naar de basisschool gaan. Voor de klas staat in ieder geval één hbo-geschoolde leid(st) er. Daarnaast worden ouders betrokken bij de lessen. Groep nul begon een jaar geleden met dertig basisscholen en telt inmiddels honderd groepen. In 2014 moeten alle basisscholen in de Maasstad een peutergroep in huis hebben. Met tweehonderd groepen zullen dan drieduizend kinderen van dit initiatief gebruikmaken.
36 steeds WIJZER
zijn. De werkdruk is er vergeleken met vroeger niet minder op geworden, maar werkdruk is iets wat je ervaart. Als je met plezier en voldoening aan het werk bent heb je daar minder snel last van. Maar wanneer je het niet naar je zin hebt en je onvoldoende ruimte ervaart om je in je werk te ontplooien wordt de werkdruk een belasting. Wat wilt u nog veranderen in het Rotterdamse onderwijs? De hervorming van de herkenbare mbo-colleges moet om te beginnen vormkrijgen in Rotterdam, en eigenlijk in het hele land. Ik geloof dat de toekomst van het beroepsonderwijs vooral zit in het herkenbaar maken van de mbo-opleidingen voor studenten, ouders en werkgevers. Deze moeten veel dichter op de arbeidsmarkt opereren. De Rotterdamse aanpak loopbaanoriëntaties wil ik binnen een aantal jaren uitgerold zien op al onze scholen. Daarmee worden kinderen vanaf groep zeven van het basisonderwijs via het voorgezet onderwijs tot en met het eerste jaar van het beroepsonderwijs bij de hand genomen en kunnen jongeren gericht hun beroepskeuzes maken als de tijd daar is. Alle basisscholen in Rotterdam zullen op termijn één geïntegreerde voorziening hebben als een voortzetting van de huidige voor- en naschoolse voorziening, de kinderopvang en de
‘De werkdruk is er vergeleken met vroeger niet minder op geworden, maar werkdruk is iets wat je ervaart. Als je met plezier en voldoening aan het werk bent, heb je daar niet zo snel last van’ nieuwe Groep nul. Ik wil meemaken dat studenten in de rij staan om de lerarenopleiding te mogen volgen en dat wij daaruit de allerbesten mogen selecteren. Ik pleit voor een permanente professionalisering in het onderwijs. Ontwikkelingen in het onderwijs zijn bepalend voor de stad. Voor de resultaten van de toekomst van Rotterdam wordt de basis in de klas gelegd, door de leraren en de leerlingen. Dat is waar het onderwijs “gebeurt”. Er valt heel veel te doen in het Rotterdamse onderwijs. Daarom mogen we nooit stoppen met het morgen beter te doen dan we gisteren van plan waren. Hao-En Looi fotograaf Marc Nolte Hao-En Looi (30), werkzaam op het Life College mbo te Schiedam. Na het afronden van de koksopleiding en de lerarenopleiding consumptieve technieken en enige jaren te hebben gewerkt als (chef)kok en docent voeding, zocht hij meer verdieping in zijn vak als docent. Daarom is hij gestart met deze masteropleiding. Vanuit een Aziatische thuiscultuur en opgegroeid in een stedelijk gebied wil hij vooral (stedelijke) jongeren extra begeleiding geven. Met zijn enthousiasme en energie wil hij zijn studenten stimuleren en inspireren zodat zij hun opleiding met een diploma afronden.
Digineel blogt: De guppenbak
Ter afsluiting van mijn onderzoek voor de Master Professioneel Meesterschap zocht ik naar een metafoor over het belang van passende begeleiding bij veranderingen. Ik meen deze gevonden te hebben in het verhaal van mijn guppenbak. Ik vind het leuk om dieren om me heen te hebben, dat is altijd al zo geweest. Ik heb een konijn, een kanarie en hield tot voor kort kippen. En ik heb guppy’s. Jaren geleden kreeg ik voor mijn verjaardag van mijn kinderen een kom met guppy’s. Ik was er heel blij mee. Wanneer de zon op de kom scheen zag je de visjes rondzwemmen. Door diezelfde zon tierden ook groene algen welig in de kom, regelmatig schoonmaken was het devies. Van tijd tot tijd ontdekte ik een zwerm jonkies. Zette ik die apart in een kleine bak dan bleven ze in leven, zo niet dan werden ze door hun familie opgegeten. Soms zwommen er plotsklaps minder visjes in de kom en was een aantal doodgegaan. Niet dat ik daarom treurde want er werd weer vlot bij-gejongd – zo gaat dat met guppen. Soms had ik er dertig en soms vijftien. Voor mijn verjaardag kreeg ik dit jaar tot mijn verrassing een mooi aquarium. Precies groot genoeg voor mijn guppen. Een van mijn kinderen heeft er verstand van, zegt hij. Van hem leerde ik dat ik de bak eerst op gang moest laten komen. Dus water er in, speciale bacteriecultuurvloeistof uit een flesje erbij, pompje er in en draaien maar, verwarming aan – nog twee dagen wachten en pas daarna mochten de vissen er in. Vanwege het evenwicht. Toen de vissen voor het eerst in hun nieuwe onderkomen rondzwommen vond ik het geheel wat grauwtjes aandoen. Toegegeven, in de oude ronde bak zag ik er ook niet zoveel moois aan, maar nu met de felle lamp erboven vielen mijn guppy’s een beetje tegen. Ik ging op zoek naar een mooie guppenman, eentje met rode staart leek me gaaf. Maar in geen enkele dierenwinkel zag ik een visje dat ik mooi genoeg vond. Een rafelig staartje of een flets tintje, ze hadden allemaal wel wat… Ik kwam steevast zonder vis thuis. Ik beleefde – en beleef – veel plezier van mijn aquariumpje. Na een week was het water al aardig helder. Als ik ’s morgens beneden kwam en het licht aandeed keek ik met plezier naar zilveren visjes. Van mijn zoon kreeg ik twee garnalen cadeau. “Die houden je bodem zo lekker schoon”, zei hij. En dat klopt. Mijn garnalen doen wat ze doen moeten. Ze zitten op hun gemak
aan bladeren te knagen, net slakken in de moestuin, en houden de bodem lekker schoon. Na een maand kocht ik vijf rode tetraatjes voor een kleurtje in de bak. Of het daardoor kwam of door iets anders - binnen een week was de bak één groene algensoep. Ik raadpleegde internet: wat kon ik doen? Om de dag water verversen en bacteriën erbij, las ik. En dat deed ik. Een week, nog een week. Beetje water er uit, beetje water er in, flesje erboven. Dagelijks zat ik met mijn dochter gehurkt voor de bak om de situatie te beoordelen. Het viel ons nu op dat er twee mannetjes tussen de guppy’s zwommen. Met de dag leken ze mooier te worden: eerst werden hun staartjes rood, daarna kwam er wat blauw in hun rugvinnen. Toen zelfs die vinnen begonnen te groeien waren we helemaal niet meer voor het glas weg te slaan. “Kijk nou, die vrouwtjes krijgen stippen op hun staart!” We keken vaker aquarium dan tv. Het probleem was alleen: zou het water ooit nog helder worden? Ik deed mijn ding nog maar weer eens met de prijzige flesjes, en met succes. Op een dag zag ik verrast dat de dames ook een kleurtje kregen. Ik riep er mijn dochter bij want ik geloofde mijn ogen niet: in de warme bak zwommen mijn ooit grauwige guppy’s rond met rode en blauwe staarten. Een dag later was het aquariumwater glashelder. En met mijn gele flesjes, een stuk tuinslang en een emmer heb ik sindsdien alles onder controle. Van de zestien guppy’s blijken er zes een mannetje te zijn. Een drieling met rood en blauw, eentje met zwart en geel, twee pastelkleurig. Hun staarten groeien nog steeds. Die van de vrouwtjes zijn nu zachtgeel of zachtblauw met donkere stippen. Vorige week spotte ik drie jonkies die in deze bak verrassend snel groeien. Mijn guppenbak – het woord is zijn lading wel ontstegen – ik kan er uren naar kijken. In die onverwarmde kom op onze piano wisten mijn guppy’s jarenlang te overleven. En nu? Ze zwemmen levendig rond in hun nieuwe onderkomen, een lust voor het oog. Van donker, koud, stilstaand naar verlicht, warm, bewegend dus zuurstofrijk water: hun faciliteiten zijn sterk verbeterd. Hun kwaliteiten komen nu volop tot hun recht, zoals ook die van hun medebewoners. Ik heb een verbijsterende ontdekking gedaan: mijn guppen zijn dezelfde vissen gebleven. Ik ben er alleen beter voor gaan zorgen. En ik wist het niet eens. Maar nu wel! Nely Mol-Griffioen http://digineelblogt.blogspot.nl
37steeds WIJZER 37
TIPS EN TRUCS Leren door middel van reflectie en intervisie Reflectie en intervisie worden in het onderwijs veel gebruikt om deelnemers te laten leren van hun opgedane ervaringen. Uit onderzoek blijkt dat reflecteren en intervisie door veel studenten vaak als onprettig wordt ervaren, omdat ze daar het nut niet van inzien. Reflectie en intervisie vragen namelijk om zelfstandigheid, discipline en inlevingsvermogen, en dit zijn juist de vaardigheden waarmee veel jongeren moeite hebben en waarbij ze dus begeleid moeten worden. Ze moeten leren een duidelijke structuur aan te brengen, concrete doelen te stellen en nieuw verworven inzichten te gebruiken. Reflectie wordt in het algemeen gezien als een belangrijk middel om tot leren te komen. Systematische reflectie kan worden omschreven als het vermogen om gestructureerd terug te blikken op een ervaring, om daar conclusies uit te trekken die invloed hebben op het toekomstig handelen. Het kunnen leren op zich is een metacognitieve competentie die leerlingen niet vanzelfsprekend beheersen. Deelnemers weten niet altijd van zichzelf in welke vormen van leren zij goed zijn en in welke zij minder goed zijn. Daardoor hebben zij onvoldoende zicht op de eigen leerstijl. Naast zicht hebben op het eigen leren, is ook het gericht en actief kunnen sturen van leerprocessen en leeractiviteiten belangrijk. Deelnemers die in dit opzicht competent zijn, zijn bijvoorbeeld goed in het voor zichzelf verhelderen van leerdoelen, het
formuleren en in volgorde zetten van de leerdoelen. Ook zijn zij in staat om een planning maken van de leeractiviteiten, deze te bewaken en te controleren. Zij kunnen adequate stappen zetten wanneer ze hun planning niet halen of wanneer de resultaten tegenvallen. Bovendien kunnen zij leren van hun fouten. Om het gedrag en het handelen van de deelnemer te beïnvloeden, gebruikt de docent een combinatie van activiteiten. Deze kernactiviteiten zijn reflectie, feedback krijgen, leerdoelen stellen, ontwikkelen en uitproberen/veranderen. Deze vijf kunnen vorm krijgen in individuele trajecten, met mededeelnemers en met experts. Of de activiteiten daadwerkelijk het beoogde resultaat geven, hangt af van de gebruikte werkvorm. Het succes van een werkvorm zit vooral in een duidelijke structuur, concrete geformuleerde doelen en kaders. Een ander belangrijk aspect is dat er variatie wordt aangebracht in de toegepaste werkvorm. Veel docenten passen één werkvorm toe en na verloop van tijd begint deze de deelnemers te vervelen. Hierdoor neemt de kwaliteit van de reflectie zienderogen af. Variatie in werkvormen maakt het aantrekkelijker voor de deelnemers en docent en beantwoordt tevens aan de verschillende leerstijlen van de deelnemers. Marco Jongerden en Marissa Walker
Naam activiteit
Activiteiten
Individueel
Reflectie
Met deelnemers
Intervisie
Met experts (docent, begeleider, coach)
Supervisie
Zelfbeoordeling Lezen (studeren) Experimenteren Peercoaching Discussie Expert-coaching Training/oefenen
Marco Jongerden Marco is 43 jaar en sinds 1995 werkzaam als docent Groene ruimte bij Wellantcollege. Hij verzorgt lessen in zowel het vmbo als het mbo en is vaak met zijn leerlingen buiten te vinden. Het bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen in zowel hun persoonlijke ontwikkeling als hun professionele ontwikkeling, is voor hem zijn grootste drijfveer. Na 17 jaar geleden zijn Stoasopleiding te hebben afgerond, vond hij het wel weer eens tijd om zelf ook weer eens een opleiding te volgen. De master heeft hem veel geleerd en voor Marco zit de meerwaarde vooral in het uitwisselen van ervaringen met zijn collega-studenten die in verschillende vormen van onderwijs werkzaam zijn. Deze ervaringen, de hoorcolleges en het praktijkonderzoek heeft hem nieuwe inzichten verschaft, waarmee hij zijn beroep nog beter hoopt uit te oefenen. Ook hoopt hij dat collega’s zijn voorbeeld volgen, om een opleiding te gaan volgen. 38 steeds WIJZER
Marissa Walker Marissa Groenestein is 34 jaar en werkt sinds 2002 bij ROC Flevoland in Almere voor de opleiding Sociaal Agogisch Werk. Na vijf jaar te hebben gewerkt in het welzijnswerk rolt zij zonder voorbedachte rade het onderwijs in en blijkt goede chemie met de studenten te hebben. De toon is gezet in haar onderwijscarrière, als zij naast de goede contacten met de studenten ook ruimte krijgt om zich met schoolontwikkeling bezig te houden. Studenten omschrijven haar als een spontane docent die open staat voor de mening van de student en de lessen zo geeft dat iedereen gemotiveerd is om actief mee te doen. Marissa hoopt haar studenten te inspireren om het beste uit zichzelf te halen en te blijven leren. Zelf leert ze iedere dag: via de Masteropleiding, het werk, de studenten en vooral het leven.
Succesvolle werkvormen voor reflectie en intervisie Krantenkoppen maken (groepsopdracht) Doel: De deelnemer is in staat een (praktijk- of werk)situatie vanuit het perspectief van de ander te bekijken en hierop te reflecteren. : wijze Werk Laat alle deelnemers een (praktijk- of werk)situatie beschrijven waarvan ze iets willen leren. Vervolgens bekijken ze in groepjes de situatie vanuit het perspectief van een ander, bijvoorbeeld de betrokken klant of collega. Vanuit het perspectief van de ander bedenkt elke deelnemer een krantenkop zoals je die tegenkomt in kranten of tijdschriften. Bijvoorbeeld: “Begeleider verliefd op cliënt” of “Vrouw steelt pennen van haar baas”. De krantenkoppen worden op het bord geschreven en de studenten kiezen een krantenkop uit waar ze als groep meer over willen weten. De deelnemers bereiden individueel vragen voor, die ervoor moeten zorgen dat ze de situatie als een film voor zich zien. Er mag alleen naar feiten gevraagd worden en niet naar interpretaties. Deze vragen stellen ze aan de deelnemer die de kran-
Achteraf een stappenplan opstellen (individuele opdracht) Doel: De deelnemer is in staat te reflecteren op een opdracht. : wijze Werk De deelnemer heeft zojuist een opdracht afgerond. Dat kan een kleine opdracht zijn uit bijvoorbeeld een wiskundeboek, maar ook een grote opdracht als een vooronderzoek voor een project. De deelnemer krijgt de opdracht om een stappenplan te maken voor de volgende keer dat hij een soortgelijke opdracht moet maken. In chronologische volgorde beschrijft de deelnemer stapsgewijs welke activiteiten er moeten worden ondernomen om de opdracht succesvol te laten verlopen. De deelnemer wordt gestimuleerd om na te denken over zijn eigen aanpak en te bepalen of deze aanpak succesvol was. Om dit goed te kunnen uitvoeren, moet de deelnemer voor zichzelf
Klaag- en jubelmuur (groepsopdracht) Doel: De deelnemer reflecteert op een opdracht op product- en procesniveau. : wijze Werk Verdeel het bord in vier vlakken, of hang vier flap-overvellen op. De twee linker vlakken zijn om op te klagen, de twee rechtervakken om op te jubelen. Elke deelnemer krijgt vier postits. De deelnemers krijgen de opdracht om na te denken over het resultaat van een gemaakte opdracht (product) en over het verloop van die opdracht (proces). Ze moeten over beide benoemen waarover ze tevreden zijn (jubel) en waarover ze minder tevreden zijn (klacht). Die vier gegevens schrijven ze op hun post-its. De post-its worden op het bord geplakt in de juiste categorie.
tenkop heeft bedacht, en diens antwoorden verduidelijken de situatie. De deelnemers in de groep formuleren hun eigen mening en geven de deelnemer advies. De deelnemer denkt na over die feedback en formuleert voor zichzelf een nieuwe manier van handelen. Van deze intervisiebijeenkomst schrijft de deelnemer een verslag waarin hij reflecteert op het verloop van de intervisie en het geleerde. tie: Varia Als een deelnemer het lastig vindt om een situatie vanuit het perspectief van een ander te bekijken, kan er voor worden gekozen om hem te laten reflecteren op de situatie vanuit het eigen perspectief. : eiding Begel Sommige deelnemers zeggen dat ze nooit iets bijzonders meemaken en geen situatie kunnen bedenken waarvan ze iets willen leren. Neem ze mee door hun dag en vraag door naar aanleiding van hun verhaal.
wat er bij de eerdere opdracht goed ging en wat eventueel beter kan. tie: Varia De deelnemers leggen elkaar hun stappenplan voor, om van elkaar te leren. Minder sterke deelnemers kunnen bijvoorbeeld het stappenplan van een sterkere deelnemer uitproberen. : eiding Begel Deelnemers kunnen moeite hebben met het expliciteren van het proces. In dat geval kun je vragen stellen om de student op gang te helpen. Vragen als: “Wat ging er goed?”, “Wat ging er minder goed?” en “Wat zou je de volgende keer anders doen?” kunnen de deelnemer helpen bij het denkproces.
Vervolgens lopen de deelnemers langs de klaag- en jubelmuur en lezen de bijdragen van hun mede-deelnemers. Tot slot moeten de deelnemers drie topics formuleren die ze niet meer willen vergeten na het zien van alle opmerkingen. Dit mogen ze in tweetallen met elkaar bespreken. tie: Varia Als het verschil tussen product en proces te ingewikkeld is kan er worden gekozen voor twee vlakken en twee post-its. : eiding Begel Sommige studenten vinden het spannend om zichzelf te bekritiseren of te complimenteren. Het is dan belangrijk om een veilige sfeer in de groep te creëren en te handhaven. Elke inbreng is waardevol. 39steeds WIJZER 39
Wie? Merel, 3 vwo Wat? Maatschappelijke stage
omgeving
Waar? Zorgboerderij De Vogel. Mijn vriendin, met wie ik stage heb gelopen, wilde heel graag op een boerderij stage lopen en toen kwamen we hier uit. Ik werd een beetje gek van de kippen, maar voor de rest was het wel leuk. Ik vond het fijn om in de buitenlucht te werken en dat je andere dingen doet dan normaal op school.
Wie? Joerie, 3 vmbo Basis beroepsgerichte leerweg
Op school leer ik meer, maar dat is theorie.
Wat? Beroepsstage Handel en verkoop Waar? bij Vroom en Dreesmann.
Wie? Ismael, student AKA Wat? Beroepspraktijk vorming (BPV) Waar? Schoenenwinkel van Haaren Ik leer veel op school, vooral de taal. Op stage leer ik samenwerken met verschillende collega’s en omgaan met klanten. Soms begrijp ik mensen niet, de Nederlandse cultuur is heel anders dan de Somalische cultuur. Ik vind het leuk om klanten te helpen
40 steeds WIJZER
Hoe je moet omgaan met klanten. Dat leer je in de praktijk beter dan op school. Maar de hele dag schoonmaken is echt niet leuk. Ik wil later naar de Hotelschool. Maar dat is natuurlijk iets heel anders dan wat ik hier doe.
Wie? Hanny Mouris, docent AKA Waar? ROC Leiden Tijdens BPV ervaren studenten hoe het er aan toe gaat in een echt bedrijf. Op tijd komen, je aan de regels houden, collega's hebben en met hen samenwerken, overleggen, aan een bepaald tempo houden, instructies en procedures leren kennen en opvolgen. Met name alle competenties van de Arbeidsmarkt gekwalificeerd Assistent in de praktijk ervaren, toepassen. Feedback ontvangen op de stage op hun gedrag, op hun werk; met verwachtingen van een werkgever en collega's omgaan. Bovendien leren studenten hun kwaliteiten leren kennen en leren omgaan met hun fouten. Stage/BPV is belangrijk om de theorie (school) te verbinden met de praktijk (stage). Hierbij is goede stagebegeleiding essentieel.
Ja, dat kan Stage is voor leerlingen in het vmbo en mbo de manier om te ervaren hoe het er in het ‘echt’ aan toe gaat. Toch worden deze ervaringen niet altijd ten volle benut. Vaak is er een onderbuikgevoel van dat kan beter, dit kan anders. Ervaring leert dat leerlingen vaak niet goed nadenken over de stageplek die ze gaan uitkiezen. Terwijl de stageplek juist een grote invloed heeft op wat een leerling kan gaan leren. Leerlingen zijn zich daar niet altijd van bewust en kiezen vaak voor de makkelijkste weg. Begeleiding van het kiezen is daarom belangrijk. Verschillende onderzoeken, vooral uitgevoerd binnen het mbo en hbo, bevestigen dit. Een stageplek is geen formele leeromgeving zoals een school dat is. Een stagebedrijf is niet bij voorbaat bedoeld om te leren, een school moet dat beseffen. Een goed contact tussen bedrijf en school is daarom van groot belang. De school moet weten wat een leerling doet op een bedrijf en wat hij daar kan leren. Een school maakt een inschatting of het bedrijf een voldoende rijke leeromgeving kan bieden en of een bedrijf voldoende in staat is om een leerling te begeleiden. Een bedrijf moet ook op de hoogte zijn van wat de school verwacht van een stage, zodat het bedrijf hierop kan inspelen. De school dient goed de leer-
Wie? Jean Paul, praktijkbegeleider hbo, mbo en vmbo stagiaires Waar? Financiële afdeling bij een woningcorporatie Stagiaires kosten vaak veel tijd en energie , vooral stagiaires die niet zelfstandig kunnen werken. Een goede communicatie met de school is erg belangrijk, vaak is die matig omdat begeleiders te weinig komen. Eén keertje komen is te weinig, je weet dan niet wat de school wil en verwacht van de stage.
doelen voor zichzelf te formuleren en dit te communiceren naar leerlingen en bedrijf, zodat iedereen een juist verwachtingspatroon heeft. Een goed contact begint met de voorbereiding van de stage, gaat door tijdens de stage en loopt af nadat het is afgerond. Scholen hebben nogal eens de neiging om de voorafgaande fase of de afsluitende fase over te slaan. Duidelijk is dat begeleiding tijdens de stage essentieel is voor het leerproces. Leerlingen leren vaak impliciet op een stagebedrijf, dat wil zeggen dat ze vaak niet weten dat ze aan het leren zijn. Alleen door gebruik te maken van reflectie kom je tot leren. Maar, hier zit meteen een addertje onder het gras, leerlingen in de pubertijd vinden het moeilijk om te reflecteren en kunnen dit nog niet zelfstandig. De reflectie moet dus op een gestructureerde manier gebeuren, bij voorkeur onder begeleiding van een volwassene. Ga ervan uit dat praktijkbegeleiders welwillende mensen zijn die niet altijd zijn opgeleid om mensen iets te leren, dat zijn docenten wel. Daar ligt dan ook de verantwoordelijkheid en het initiatief tot het leren. Tijdens het begeleiden is het goed om aan de hand van een begeleidingsplan de stagiair(e) te begeleiden, zodat je telkens een onderwerp hebt voor gesprek. Maak er geen afstreeplijstje van maar gebruik het als een handreiking. Maria Dionisio en Monique ten Hoedt
41steeds WIJZER 41
Reflecteren op stage = Leren 6 technieken voor reflectie op stage Tips voor een betere stage Tip 1: help leerlingen met het maken van de keuze van/voor hun stage. Tip 2: wees je ervan bewust dat leren op een stage anders gaat dan op school en handel daar ook naar. Tip 3: zonder reflectie is er geen leren op een stage. Tip 4: zorg voor een goed contact met het bedrijf. Tip 5: bepaal wat een leerling behoort te leren op een stageplek en communiceer dat naar de leerlingen en naar het bedrijf. Tip 6: begeleiding door de school is belangrijk, doe dit op een strategische manier.
Maria is ruim 22 jaar werkzaam in het onderwijs. Steeds met groepen voor wie de aansluiting met de maatschappij of met een opleiding niet vanzelfsprekend is. De afgelopen jaren is Maria werkzaam als docent, studieloopbaanbegeleider en programma-ontwikkelaar bij de AKA van ROC Leiden. In de gesprekken die zij heeft met de studenten blijkt hoe sterk sommigen zijn en hoeveel zij moeten overkomen om een AKA diploma te halen. Tijdens de studie professioneel meesterschap in het mbo werd het Maria duidelijk hoe belangrijk die gesprekken zijn. Meerdere onderzoeken wijzen uit dat de dialoog met studenten over hun studieloopbaan bijdraagt aan het vergroten van zelfsturing.
42 steeds WIJZER
Stage-ervaringen bespreken * Sluit aan bij dat wat de leerling drijft, waar hij voor gaat, waar hij warm voor loopt, waar zijn drijfveren liggen. *Let goed op de non-verbale reacties van een leerling en vraag daar naar. * Wat waren de kritieke, spannende situaties in de stage en wat was zijn of haar rol daarbij? * Bouw voort op dat wat de leerling al heeft ervaren in werk en stage, vraag naar de emoties die een rol spelen bij deze ervaring, naar wat de leerling heeft geraakt. * Bespreek het niveau van de identiteit of de betrokkenheid. * Zoek in die diepere beleving naar de betekenisgeving voor de leerling in relatie met zijn toekomst en zijn keuzes.
Monique is 44 jaar. Zij is al 18 jaar juf binnen het vmbo. Ze geeft het beroepsgerichte vakbinnen de sector economie. Ze probeert vaak het bedrijfsleven de school binnen te halen. Ze gelooft namelijk in de kracht van de echte wereld naar de leerling toe te halen. Dit doet ze door stages te begeleiden, maar ook door bedrijven bij allerlei opdrachten te betrekken en door het organiseren van gastlessen. Voor haar studie professioneel meesterschap heeft ze de effectiviteit van de stages op haar huidige school onderzocht en gekeken hoe dat beter kan. De resultaten van dit onderzoek heeft ze verwerkt in dit artikel.
Leerfasen van Maslov Fase 1: onbewust onbekwaam De lerende is zich niet bewust van een hiaat in zijn kennis of vaardigheden. Fase 2: bewust onbekwaam De lerende herkent het hiaat, maar hij heeft nog geen effectieve strategie om dit op te lossen. Fase 3: bewust bekwaam De lerende weet een bepaald probleem te benaderen of kan een bepaalde vaardigheid toepassen, maar dit vereist een grote mate van concentratie. Fase 4: onbewust bekwaam De lerende zich de vaardigheid zodanig eigen gemaakt dat het toepassen ervan als het ware een tweede natuur is geworden, zonder dat het veel concentratie vraagt.
Het reflectiemodel van Korthagen Dit is een hulpmiddel of een te doorlopen strategie voor zowel lesgevenden als lerenden om zicht te krijgen op hun onderwijskundig functioneren en dit (zelfstandig) bij te sturen. Door deze cyclus stapsgewijs toe te passen leert men systematisch reflecteren. Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen 4 Bewustwording van essentiĂŤle 3 aspecten
Uitproberen 5 1 Handelen/ ervaren
2 Terugblikken
Denken Situatie
Willen
Gedrag
Voelen
Actie
Taak STARR
* Wat dacht ik/ Wat wilde ik? * Wat voelde ik? * Wat deed ik dus?
De kracht van feed
Reflectie
Resultaat
back
: Feedback is inform atie die je krijgt over iets wat je doet. Ef begrijpt en wat je zo fectieve feedback vu u moeten begrijpen lt de kloof tussen wa . Hattie & Timperle je feedback kunt ge t je y (2007) ondersche ven: id en vier niveaus waar 1. taakgericht: op de groenten voor de soep heb je op de ju iste manier gesned 2. procesgericht: en en gewassen. Denk eraan dat je tij dens de voorbereidi ng alvast de pan m 3 op zelfregulatie ge et water op het vuur richt: zet. zorg ervoor dat je go ed uitgerust aan je sta ge week begint, je bent beter concentreren op je werkzaamhede daardoor minder ve n in de keuken. rmoeid en kunt je 4. op de persoon ge richt: je bent een echte do orzetter!
43steeds WIJZER 43
Spoorzoekende havisten in het hbo doolhof?
EĂŠn van die adviezen van het LICA is dat de havisten competenties aangeleerd moeten worden. De leerlingen moeten hun kennis, vaardigheden en motivatie onderhouden en verder ontwikkelen. Door hun talenten te gebruiken en dynamisch te werken krijgen ze de mogelijkheid om op hun eigen manier te leren. Traditioneel richtte het onderwijs zich op het verkrijgen van kennis. Kennis is meetbaar, na toetsing kun je direct zien of de leerlingen die kennis verkregen hebben en of ze aan de eisen voldoen. Bij competentiegericht onderwijs moeten de ontwikkeling van de motivatie, de vaardigheden en de kennis gemeten worden en dit is veel lastiger. Het beoordelen van vaardigheden is subjectiever dan het meten van de kennis. Maar ontwikkelen de havisten nu dan geen competenties? Ze werken wel degelijk samen in projecten en voor een presentatie draaien ze hun hand niet meer om. De projecten zijn vaak vakoverstijgend en vinden in alle leerjaren plaats. Een goede stap is gemaakt door op de middelbare scholen door meer aandacht te geven aan Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen. De vaardigheden bij het rekenen zijn een vorm van abstract denken en een goede toelatingsvoorwaarde voor het hoger onderwijs. Het lesprogramma is op de havo overvol, er zou aan gedacht kunnen worden de studieduur te verlengen tot zes jaar, wat in het buitenland niet ongebruikelijk is. Er is meer tijd om de competenties aan te leren en de overgang naar het hbo kan dan gemakkelijker plaatsvinden. Havo scholen zoeken oplossingen om de competenties van de havisten beter aan te laten sluiten bij de gevraagde competenties van het hbo. Er is bijvoorbeeld een samenwerkingsverband opgericht tussen meerdere havoscholen. Deze scholen bereiden havisten voor door ze aan competenties te laten werken in nauwe samenwerking met hbo instellingen. Dit samenwerkingsverband heet de Haco, Havisten Competent. Werken de niet aangesloten instellingen niet aan competentiegericht onderwijs? Zou de Haco de oplossing zijn voor de havisten? Worden op de havo de uren voor OVO (oriĂŤntatie vervolg onderwijs) wel goed benut? Deze uren worden door veel leerlingen saai gevonden, ze dolen over het internet omdat ze niet ver vooruit kijken. De leerlingen geven aan dat ze eerst maar willen werken voor de overgang naar de volgende klas en daarna kijken ze wel verder naar een vervolgstudie.
Hoe kun je als havist de juiste vervolgopleiding kiezen in een doolhof van allerlei studierichtingen? Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen applied chemistry of chemical engineering? Als je dan uiteindelijk een keuze hebt gemaakt, dan heb je nog geen flauw idee wat er van je verwacht wordt. De aansluiting van de havo naar het hbo is een probleem dat al jarenlang speelt. Twintig jaar geleden is het Landelijk Informatie- en expertise Centrum Aansluiting hbo, het LICA opgericht. Dat geeft adviezen om de aansluiting van de havo naar het hbo te versoepelen. Hoe kan het dat er na twintig jaar nog steeds aansluitproblemen zijn? 44 steeds WIJZER
Veel hbo-instellingen zijn druk bezig met het opzetten van intake gesprekken op het hbo. Van havisten wordt gevraagd om hun portfolio mee te nemen en de studiekeuze te motiveren. Vaak leggen de hbo-instellingen geen verband tussen het intakegesprek en hun eigen loopbaanoriĂŤntatie en begeleiding (LOB) in het eerste jaar. Het gesprek gaat vooral over de motivatie van de keuze van de opleiding. De VO-raad, een vereniging van ongeveer 600 scholen in Nederland, is bezig met een onderzoek naar de LOB-activiteiten van de verschillende scholen. Uit de resultaten is op te maken dat de LOB activiteiten persoonlijker moeten zijn en de gesprekken meer moeten gaan over talenten, motieven en ambities en veel minder over opleidingen en beroepen. De ouders van de havisten hebben een belangrijk aandeel in de keuze van het vervolgonderwijs van hun kind. De VOraad adviseert de scholen om de ouders van de havisten veel te betrekken bij de studiekeuze van hun zoon of dochter. Zorgen doorlopende leerlijnen voor een goede aansluiting? Een vakinhoudelijke leerlijn is aan de ene kant gemakkelijk te realiseren: wat moet een havist kennen en kunnen? Maar aan de andere kant zijn er zoveel verschillende opleidingen op het hbo dat het voor een docent op de havo moeilijk wordt om op de
school ontwikkeling
hoogte te blijven van wat voor welke studierichting gevraagd wordt. Naast de doorlopende leerlijn moet er ook een doorlopende leerlijn voor de studieloopbaan aanwezig zijn.
wo geldt dat er straks in het eerste studiejaar geen voltijd bacheloropleidingen meer zullen zijn met minder dan 12 contacturen per week.
De meeste afspraken die de verschillende hogescholen maken met het voortgezet onderwijs gaan over de prestaties van de leerlingen en niet over de activiteiten die de leerlingen moeten doen om een goede beroepskeuze te maken. De doorstroom van het mbo naar het hbo moet ook verbeterd worden. Maar vreemd genoeg lopen die onderzoeken parallel aan de onderzoeken naar de doorstoom havo - hbo in plaats van samen naar oplossingen te werken. Veel havisten bezoeken op de open dagen verschillende hbo-instellingen. De scholen tuigen hun gebouw netjes op en maken het erg gezellig. Voor veel havisten zijn open dagen een verplichting. Een OVOopdracht is dat ze een paar open dagen moeten bezoeken. Deze bezoeken worden het liefst onder schooltijd ingepland. Bij de open dagen kijken en luisteren zij naar de verschillende voorlichtingspraatjes, maar vooral verzamelen ze zoveel mogelijk pennen en de wangzakken worden gevuld met pepermuntjes. De hogescholen bieden te veel verschillende (en op elkaar lijkende) studierichtingen aan die zij aan de leerlingen proberen te verkopen. De havisten slikken alle praatjes en gaan daarna gezellig de stad in. Na het bezoek schrijven ze een verslagje voor de mentor en klaar zijn ze. De havisten werken voor één doel en dat is het slagen voor het eindexamen, zodat je eindelijk van die middelbare school af bent. En dan? Dan moeten ze nadenken over wat ze dan verder willen. Niet dat ze op de havo niet nagedacht hadden, maar dat was meer een ‘moetje’. Het is een verplicht onderdeel en dus keken ze nog niet echt geïnteresseerd naar de verschillende opleidingen en beroepen. Doordat er zoveel verschillende opleidingen zijn, zien ze door de bomen het bos niet meer. De motivatie zakt vrij snel. Eerst van school af en dan zien we wel…
Het verhogen van de kwaliteit van de hbo-instellingen kan niet alleen staan. Het is ook afhankelijk van de leerstijl van de leerling. Welke hulp de decaan bij de keuze kan geven is afhankelijk van de leerstijl van een leerling. Volgens de leerstijlen van Vermunt hebben leerlingen met een ongerichte leerstijl veel meer hulp nodig dan leerlingen met een betekenisgerichte leerstijl. Leerlingen met een ongerichte leerstijl zijn meestal niet succesvol en hebben vaak een negatieve houding ten opzichte van school en ten opzichte van hun eigen kunnen ontwikkeld. Dan krijg je snel ‘ik weet niet wat ik wil’. Ze hebben extrinsieke prikkels nodig om aan het werk te gaan. De leerlingen met een betekenisgerichte leerstijl zoeken al snel zelf uit wat ze willen gaan doen. Ze kijken verder dan de havo en vervolgopleiding en weten vrij snel wat ze ‘willen worden’ en in welk vakgebied ze willen gaan werken. De betekenis van ‘vrije tijd’ en ‘een leven lang leren’ verschilt ook per leerling. De ene leerling zal altijd willen blijven leren, terwijl de andere van zijn vrije tijd wil gaan genieten.
Een nieuw probleem ontstond toen de aanmeldingen van studenten bij de hbo’s (en universiteiten) daalden. Hierdoor hadden de hbo-scholen hun toelatingseisen versoepeld. Er was geen NT-profiel (natuur en techniek) meer nodig, het profiel NG (natuur en gezondheid), met minder wiskunde en natuurkunde, was voldoende, zodat de studenten niet echt meer de juiste vooropleiding hadden. De hbo-instellingen lieten zo hun eigen kwaliteitseisen vallen om genoeg studenten voor een afdeling te krijgen. Deze versoepeling van de toelatingseisen zijn ondertussen ook weer teruggedraaid, dit was niet de oplossing voor het probleem.
‘Er zijn geen uurtjes meer’ Uit een enquête onder oud-leerlingen van het Carmel College Salland in Raalte blijkt dat de leerlingen niet echt problemen hebben met de theorie van de vakken die ze op de havo hebben gehad. Ze hebben wel problemen met de “vrijheid” op het hbo. Bij sommige hbo-instellingen hebben ze maar een paar contacturen in de week en moeten daarnaast veel zelfstandig projecten uitwerken. De jonge studenten geven aan dat ze beter zouden presteren als ze op de havo beter voorbereid waren geweest of beter waren opgevangen in het hbo. Ze missen een duidelijke structuur in hen eigen leren en begrijpen niet helemaal wat er van hun verwacht wordt. Vooral in het begin missen ze de controle van de docent. De verschillende opmerkingen van de leerlingen geven aan dat ze controle missen:
‘Je moet hier echt werken’ Jet Bussemaker, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vindt dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog moet. Deze kwaliteitsverbetering, de nieuwe prestatieafspraken met de hogescholen en universiteiten, zijn in november 2012 bekend gemaakt. De afspraken geven de uitwerking van de hoofdlijnenakkoorden weer die in de vorige kabinetsperiode samen met de universiteiten en de hogescholen zijn vastgesteld. De hogescholen gaan de kwaliteit en de prestaties van het onderwijs verbeteren. In het hbo wordt er met name ingezet op het verhogen van het opleidingsniveau van de docenten. Er worden hogere eisen gesteld. Het aandeel docenten met tenminste één master zal volgens de ambities in 2015 met 10 procent moeten zijn gestegen. Ook het aantal contacturen in het eerste jaar moet uitgebreid worden, voor zowel hbo als 45steeds WIJZER 45
“Nou, je wordt geacht zelf een planning te kunnen maken van alle vakken. Het maakt de docent niet uit of je je huiswerk maakt of niet. Als je denkt zonder huiswerk ook wel te kunnen slagen, zijn ze je grootste vriend, zeggen ze dan.”
bekende termen voor de havisten. Het hbo staat nog erg ver van ze weg. De havisten moeten intensiever kennismaken met het hbo. Dat zou kunnen door de 80 uur die havisten moet besteden aan hun profielwerkstuk, gedeeltelijk op een hboinstelling te laten uitvoeren. Ze kunnen dan tegelijkertijd “Als je vervelend doet in de les dan hebben ze liever dat je niet ‘normale lessen’ bijwonen. De hbo-instellingen kunnen zich zo komt dan dat je vervelend gaat doen. En er is veel thuiswerk, realistischer presenteren. De opleidingen op het hbo worden vooral voor projecten. Ik moest de eerste en de tweede perioinzichtelijker en de keuze van de leerlingen gemakkelijker. Het de bijna elke week 2 tot 3 projecten afhebben.” vervroegen van de definitieve inschrijvingsdatum van het hbo naar 1 juni zal meer rust geven bij de start van het studiejaar en de leerlingen stimuleren eerder met hun keuze aan de slag te gaan.
‘Je zit hier voor jezelf ‘
Kan het onderwijs de maatschappelijke ontwikkelingen bijhou“Er zijn geen uurtjes meer of strafwerk. Ze zeggen dan: je zit den? Tenslotte stijgt het opleidingsniveau in ons land wel, hier voor jezelf, mij maak het niks uit; ik word wel betaald. Ook maar die blijft achter bij de onstuimige ontwikkelingen op de moeten alle tentamens en toetsen voldoende worden gehaald arbeidsmarkt. Nu al kunnen ict-bedrijven en overheidsinstellinanders krijg je de propedeuse niet.” gen vacatures niet invullen omdat er te weinig goed opgeleide “Je moet hier echt werken.” mensen beschikbaar zijn. Als bedrijven in Nederland geen mensen kunnen vinden, wijken ze uit naar het buitenland. Hoorcolleges, werkgroepen en responsiecolleges, het zijn on- Daarmee gaat werkgelegenheid verloren. Het tekort aan hoger opgeleiden is daarom geen probleem van morgen, maar een probleem van vandaag. Op langere termijn is dat een uitermate bedreigend perspectief. De docent is en blijft de belangrijkste sleutel tot kwaliteit. Wat willen we uiteindelijk? Een goede aansluiting op het hbo, een goed onderbouwde studiekeuze, meer succes op het hbo of een combinatie ervan? Een goede docent speelt hierbij een sleutelrol en moet daarom de juiste hulp aangeboden krijgen door tijd te krijgen om een goede nascholing te volgen. Een stage op de toeleverende scholen en een stage in het bedrijfsleven kan de kwaliteit van de docent verhogen. Er moet gewerkt worden aan een brede visie op lange termijn. Tot die tijd kunnen we de docenten beter een landkaart van het doolhof meegeven met een module kaartlezen erbij! Maureen Velzeboer-Breeman Maureen startte haar loopbaan in het researchlaboratorium van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis. Een inspirerende en uitdagende baan, waar zij veel ervaring opgedaan heeft. Ze miste hier de omgang met jongeren en maakte de overstap naar het onderwijs. Ze heeft les gegeven op verschillende schoolsoorten en aan verschillende leeftijdsgroepen. De lessen varieerden van scheikundelessen op de mavo en op het laboratoriumonderwijs op hbo- en mbo-niveau tot aan veiligheidscursussen aan vuilnisophalers. Uiteindelijk is zij op het Carmel College Salland, een havo-vwo school in Raalte, beland, waar zij naast scheikundelessen leerlingen enthousiast maakt voor de bèta-vakken. Zij inspireert leerlingen door bedrijven en vervolgscholen te bezoeken en ze laat, vooral meisjes, zien dat er ontzettend leuke banen zijn in de techniek. Techniek is niet moeilijk en saai, maar is een leuke uitdaging. Net zoals het volgen van een master voor haar een uitdaging was.
46 steeds WIJZER
Sneller whatsappen dan praten De media schetsten een stereotype beeld van de jeugd van tegenwoordig. In reclames “whatsappen” 17-jarige meiden sneller dan dat ze praten. In de klas zie ik hetzelfde gebeuren. Veel studenten kunnen zich moeilijk afsluiten van de constante stroom van informatie die hen bereikt via de mobiele telefoon. De jeugd lijkt vergroeid te zijn met de mobiel en specifiek met het gebruik van sociale media. In trendonderzoeken wordt gesproken over een nieuw soort student. Een student die snel en ongeduldig is, het liefst leert door te doen, sociaal en interactief is, goed in multitasking, visueel ingesteld, verbonden en mobiel. Neem bijvoorbeeld Danique. Zij moet altijd afkicken van het weekend. Het hele weekend heeft ze in contact gestaan met haar vrienden en alles met hen gedeeld. Als ze op maandagochtend het klaslokaal binnenstapt, wordt er van haar verwacht dat ze haar mobiel in de tas laat en alleen met de les bezig is. Toch is de verleiding te groot en checkt ze af en toe haar berichten, dit tot groot ongenoegen van de docent. Er zijn namelijk regels op school en één daarvan is het verbod op het gebruik van mobiele telefoons tijdens de les. Herkenbaar? Wat moet je nu met studenten die tijdens de les meer aandacht lijken te hebben voor hun mobiel, dan voor de inhoud van de les? Dit is een vraag die menig docent bezighoudt. Voor veel collega’s lijkt de oplossing simpelweg het hanteren van het verbod en “incidenteel gebruik” door de vingers te zien. Doen we onszelf en de student te kort met deze rigide regel? Het gebruik van sociale media beperkt zich natuurlijk niet tot de doelgroep “jeugd”. Tijdens het schrijven van deze column heb ik zelf minstens 10 keer mijn Facebookpagina gecheckt, nadat ik een vraag had gepost over social media gebruik onder studenten. Mijn “vrienden” reageerden al snel en een interessante uitwisseling van kennis kwam tot stand. Sociale netwerken worden inmiddels door iedereen gebruikt. Enige tijd geleden was ik op werkbezoek in Schotland en bezocht een “Teachmeet”. De kracht van deze teachmeet was dat verschillende docenten gedurende maximaal 7 minuten een presentatie hielden over een noviteit. Tijdens deze presentaties waren de aanwezige docenten druk bezig met Twitter en Facebook via hun mobiel of i-pad. In Schotland is het “alleen luisteren als ik er iets van wil of van kan leren” helemaal ingeburgerd. Deze trend lijkt te stroken met een andere, namelijk dat de studenten zelf inspraak willen hebben in wat ze leren en hoe ze leren. Moeten we misschien meer luisteren naar onze studenten? Het gescheiden houden van de les en sociale media lijkt een paradox. We willen de studenten voorbereiden op hun toekomst. Hoe deze toekomst er uit gaat zien weet niemand precies, maar duidelijk is dat het gebruik van allerhande online middelen en sociale media daarin een grote rol zal hebben. Met het online maken van Mindmaps, het werken in Wiki’s en het communiceren met studenten via Facebook en Twitter lijken mijn collega’s en ik een stap in de goede richting te zetten. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt voordat ook wij sneller whatsappen dan praten. Marissa Walker
47steeds WIJZER 47
ZOEK DE VERSCHILLEN Over wat verschillen kunnen betekenen als zij onbesproken blijven Onderzoek bij twee opleidingen van ROC Midden Nederland toont aan dat studenten de integratie tussen wat je op school en op de werkplek leert belangrijk vinden. Studenten blijken echter vooral verschillen te ervaren. Zij geven aan dat het gebrek aan onderlinge afstemming hun vertrouwen in het leren op school schaadt. Studenten willen gezien worden en erkenning krijgen voor de expertise die zij hebben opgedaan in de Beroeps Praktijk Vorming (BPV). De geneigdheid van docenten gericht te zijn op procedures en verantwoording (werken voor de toets) werkt belemmerend bij het vinden van de aansluiting bij de student. Leren in verschillende contexten stelt specifieke eisen aan de wijze waarop de opleiding ingericht is. Studenten moeten dan integreren wat er op die beide plekken geleerd is en dat vraagt om specifieke begeleiding. Een opleiding die de ontwikkeling van de persoonlijke, beroepsmatige bekwaamheid van studenten in sterke mate stimuleert zou je een krachtige leeromgeving kunnen noemen.
centen over het aanbieden van een optimale ondersteuning aan leerprocessen bij de student. Door afname bij docenten van de door De Bruijn, e.a. ontwikkelde vragenlijst krachtige leeromgeving is gezocht naar opleidingskenmerken die integratie van schools leren en praktijkleren uitlokken. Ook zijn de curricula en onderwijsmateriaal bestudeerd. Door middel van panelgesprekken bij studenten en interviews met docenten zijn opvattingen en ervaringen geïnventariseerd over stimuleren van integratie van kennis en ervaring. Via observaties van docenten en studenten, zowel in de lespraktijk als in de praktijk zelf, is gezocht naar ervaringen van studenten met betrekking tot het integratieproces van kennis en ervaring. Aan het onderzoek hebben drie opleidingen van het Gezondheidszorg College van ROC Midden Nederland meegewerkt. Uit de resultaten van de afname van de vragenlijst krachtige leeromgeving en bestudering van lesmateriaal blijkt dat de opleidingen de integratie van praktijk en theorie niet optimaal stimuleren, terwijl studenten in de panelgesprekken aangeven dat integratie tussen praktijk en theorie voor hen juist belangrijk is. Tijdens de lesobservaties zijn voornamelijk gestructureerde begeleidingsvormen (informatie overdracht, voordoen, hardop voordenken en actief ondersteunen) gezien, en nauwelijks zelfregulerende begeleidingsactiviteiten zoals, coachen, hulp op afroep, evalueren en feedback geven. Studenten geven in de panelgesprekken aan dat de vraag om integraEen krachtige leeromgeving wordt gedefinieerd als een omge- tie verstrekkender is, namelijk de integratie tussen de vele ving die zodanig is ingericht dat de leerprocessen worden uit- verschillen die zij ervaren. Het gaat daarbij over verschillen gelokt die nodig zijn om de beoogde leerresultaten te bereibinnen de leergroep in niveau, cultuur en motivatie. Verschilken. Voor het beroepsonderwijs zou je kunnen zeggen dat het len, tussen docenten onderling, in het naleven van afspraken, gaat om een verbintenis tussen praktijkgestuurd leren en regels, interpretatie van lesstof, opdrachten. Verschillen tusschools leren. Een krachtige leeromgeving kenmerkt zich door: sen BPV-adressen en verschillen tussen BPV en opleiding. Zo1. Programmakenmerken waarbij de beroepsidentiteit wel studenten als docenten geven aan dat er voornamelijk het uitgangspunt voor ordening is. Er wordt binnen wordt geleerd voor de toets, waardoor er tijdens lessen geen authentieke en functionele omgevingen geleerd. Het aansluiting is bij de ervaringen van studenten uit hun beroeps leren is geïntegreerd thematisch en cursorisch. praktijk. 2. Verwerkingsactiviteiten: docenten bieden activiteiten aan waarbij studenten gestimuleerd worden tot construerend en reflectief leren. 3. Begeleidingsactiviteiten: Studenten worden geïnstrueerd, gecoacht waarbij hun zelfregulerende vaardigheden worden bevorderd. Docenten bieden adaptieve begeleiding (De Bruijn, 2006), waarbinnen structuur Studenten lijken goed voorbereid te worden op het halen van wordt geboden en ruimte is voor ontwikkeling van zelf- hun diploma. Het is de vraag in hoeverre studenten, binnen standigheid. Studenten worden volgens hun voorkeur een opleidingscontext waarbinnen er vooral geleerd wordt en binnen hun mogelijkheden uitgedaagd en gestimu- voor de toets, gestimuleerd worden na te denken tijdens en leerd. na hun prestaties. Nu lijkt het dat studenten uitvoeren wat er Dit praktijkgerichte, verkennende onderzoek was er op gericht van hen gevraagd wordt zonder zelf verder na te denken. Reinzicht te verkrijgen in de ervaringen van studenten als het flectieve en zelfregulerende vaardigheden zijn in een snel ontgaat om de integratie van het geleerde op school en het gewikkelende arbeidsmarkt belangrijke gereedschappen voor leerde binnen de beroepspraktijk om vervolgens aanbevelinprofessioneel vakmanschap. Studenten en docenten vinden gen te kunnen doen zodat docenten deze integratie bij de de integratie van praktijk en theorie belangrijk terwijl de huidistudent kunnen ondersteunen. De aanleiding voor dit onder- ge leeromgeving deze integratie niet optimaal stimuleert. Stuzoek is de onvrede in de huidige praktijk bij studenten en do- denten voelen zich niet gezien en gehoord en raken
‘Leerlingen geven aan dat het gebrek aan onderlinge afstemming hun vertrouwen in het leren op school schaadt’
‘Zowel studenten als docenten geven aan dat er voornamelijk wordt geleerd voor de toets’
48 steeds WIJZER
gaandeweg de opleiding, door de vele onbesproken verschillen, meer onzeker. De vraag is of als deze verschillen besproken worden leerlingen zich dan ook meer gezien en gehoord voelen. Een krachtige leeromgeving waarbinnen voor studenten aandacht is voor de samenhang tussen leren en werken en een sterkere gerichtheid op competentieontwikkeling met meer ruimte voor opleiden voor de beroepspraktijk lijkt aan te sluiten bij voorwaarden zoals genoemd door docenten en studenten. Studenten geven aan handvatten nodig te hebben om verschillen te overbruggen, of beter hanteerbaar te maken.
‘Het is de vraag in hoeverre studenten gestimuleerd worden na te denken tijdens en na hun prestaties.’ Studenten vinden het belangrijk dat hun eigen praktijkervaringen invloed hebben op de inhoud van de aangeboden theorie op school. Aanbevelingen hebben betrekking op leeromgeving en op de manier van samenwerken van een onderwijsteam. Zoals: Uitlokken van de integratie tussen de praktijk en de theorie, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van praktijkervaringen van studenten zelf. Door gebruikmaking van begeleidingsactiviteiten waardoor de studenten zichzelf meer gaan vragen stellen. Meer differentiatie tijdens de les en in de begeleiding; op maat opleiden. Bespreekbaar maken van de verschillen die ervaren worden door studenten, daar betekenis aan geven. Bevorderen van de onderlinge afstemming binnen een onderwijsteam. Ilse Hartgers Ilse is als docent werkzaam bij het Gezondheidszorg College van ROC Midden Nederland. Eerder volgde zij en een Master traject Psychodynamic Counselor aan de Utrechtse School voor Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht. Vanuit deze achtergrond heeft zij geleerd niet alleen te kijken naar dat wat er geregeld is, maar ook naar hoe dat daadwerkelijk op de werkvloer uitpakt en over het hoe het gesprek aan te gaan. Deze visie gebruikt zij als ingang om aan te sluiten bij de student, zodat diens bewustwording van kwaliteiten en ambities kan groeien. Naast haar lesgevende taken, bij de opleiding laboratorium Techniek, houdt zij zich vooral bezig met vormgeving van de leeromgeving en initieert zij activiteiten voor docenten waarbinnen kennisdeling en uitwisselen van ervaringen in het lesgeven centraal staan. Binnen ROC Midden Nederland vervult Ilse een brugfunctie tussen het Lectoraat Beroepsonderwijs en ROC Midden Nederland. Op landelijk gebied is zij lid van de kerngroep stimulering Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding (LOB) in het beroepsonderwijs en is Ilse mede-organisator van het landelijk netwerk LOB Maxim@@l. Dit netwerk organiseert drie keer per jaar het LOB café. Het netwerk heeft als doel kennis te delen over Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding in het voortgezet onderwijs middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
49steeds WIJZER 49
omgeving
Forget your destiny, work for your future!
een onderwijs rondreis door Schotland Daar staat Stella, zestien jaar oud, terughoudend, met de ogen neergeslagen en een nerveus lachje. Wanneer de docent Stella nadrukkelijk aanspoort verandert haar houding. Zij richt zich op, kijkt de groep Nederlandse Masterstudenten zelfverzekerd aan en vertelt hoe haar toekomstplannen een dramatische wending namen. Stella is geboren en getogen in Govan, één van de armste wijken van Glasgow. Werkeloosheid, huiselijk geweld, drugs en alle denkbare narigheid zijn er aan de orde van de dag. Gebroken gezinnen, tienerzwangerschappen en chronisch geldgebrek tekenen de sociale achtergrond van Stella en haar medeleerlingen, alsook die van Govan Highschool waar de groep Nederlandse studenten te gast is. Vanaf haar vierde jaar gaat Stella naar een school. Mocht ze ooit over haar toekomst nagedacht hebben, dan zag zij zichzelf hooguit als kapster aan het werk, het best denkbare beroep uit haar omgeving. Een bezoek aan een bekende Engelse University door de leerlingen vormt een vast onderdeel van het programma. En daar kwam de ommekeer. 50 steeds WIJZER
Stella: ‘Ik was er van overtuigd dat ik niets te zoeken had op een universiteit. ‘But I see now that University is also a place for people like us’. Stella klinkt vastbesloten, haar ogen stralen. De groep Masterstudenten is onder de indruk van haar getuigenis. ‘Sinds ik weet dat ik daar terecht kan ben ik meer dan ooit gemotiveerd om te knokken voor mijn toelating. Nu weet ik wat ik wil worden: lerares’. De Schotse regering voerde in 2010 samen met de landelijke onderwijsinstellingen het Curriculum for Excellence in, een flexibel concept van verrijking en samenhang, gericht op de toekomst van de leerling. De focus ligt op inhoudelijke ondersteuning in plaats van op een meting bij de finish. Daarmee ontwikkelt de leerling de vaardigheden die hij nu en in de toekomst kan gebruiken (‘future skills’). Het Curriculum for Excellence verschaft de school het budget om talentvolle kansarme kinderen klaar te stomen voor de Universiteit. Het motto van Govan Highschool, als antwoord op het Curriculum for Excellence, is ‘Achieving our full potential’. Ieder in de school, docent of leerling, wordt geacht dit te onderschrijven.
Vrij vertaald betekent dit dat de school onvoorwaardelijk in haar leerlingen gelooft. Zij moedigt hen aan zich te ontwikkelen in de richting van hun keuze. De school gaat hierin ver. Zo ver zelfs, dat zij het vervoer regelt voor leerlingen die elders hun onderwijs willen volgen – zonder daarbij onderscheid te maken tussen gesubsidieerde en particuliere instellingen. De talenten van de leerlingen zijn bepalend voor hun scholing. Zo wordt het motto ‘Achieving our full potential’ gerealiseerd tot een herkenbaar resultaat in een bijkans tastbare wisselwerking van enthousiasme tussen leerlingen, ouders, docenten en leidinggevenden. Trots zijn ze, Stella en haar docenten, op de school en op alles wat daar bereikt wordt. Stella heeft het tij mee en maakt het motto van haar school tot het hare. Daarmee overstijgt ze met glans de verwachtingen van haar familie.
tief effect op de individuele talentontwikkeling. Leerlingen en docenten dragen hun steentje bij om als een goede burger in de maatschappij mee te draaien.
‘Door het bouwen aan wederzijds respect en verantwoordelijkheid stijgt het zelfvertrouwen’
De Schotse cultuur kent de tartan en de clan, begrippen die middels het beroemde ruitpatroon verweven zijn met de Schotse traditie. Zoals een clan uit een groep mensen bestaat met dezelfde naam, zo verbindt de tartan hen door kleuren en patronen met een bepaalde regio of gemeenschap. Waren De recente onderwijsvernieuwingen gelden ook voor de dovanouds de regels voor het dragen van een tartan gebonden cent. Opleidingseisen werden verhoogd middels het Chartered een clan, tegenwoordig is men in principe vrij zich te kleden Teacher Programme (CTP). Afhankelijk van de academische naar eigen smaak. De Schotse kilt wordt voornamelijk gedravooropleiding van de docent duurt deze studie drie tot zes gen bij officiële gelegenheden als bruiloften, herdenkingen en jaar. CTP-docenten trekken de kar bij nieuwe ontwikkelingen begrafenissen. The International Tartan Index of the Scottish in het onderwijs, ontvangen een hoger salaris en hebben meer Tartans Authority registreert jaarlijks enkele honderden nieustatus. Na het voltooien van het programma worden de dowe tartans. In 2005 werd The Tartan of Holland onthuld in de centen geregistreerd. Door financiële omstandigheden ligt het Nederlandse nationale kleuren oranje, rood, wit en blauw. Schotse CTP momenteel stil. Ook in Nederland wordt gewerkt Nuchtere Nederlanders kennen niet zozeer een clanvorming. aan lerarenregistratie. Deze is nu nog vrijwillig, wie wil kan In het licht van groepsvorming met gelijke belangen of idealen zich registreren met de bedoeling mettertijd een passend en manifesteert de groep CNA-Masterstudenten zich tijdens een uitdagend opleidingsaanbod te realiseren. studiereis naar Schotland als een soort tijdelijke clan, afkomstig uit de verschillende Nederlandse onderwijsgebieden. Vanuit wisselende perspectieven onderzoekt de clan de Schotse onderwijsontwikkelingen. Tijdens de ontmoetingen met collega’s van het CTP lijkt de Nederlandse Masterclan even deel uit te maken van het Schotse onderwijssysteem, een onvergetelijke ervaring. Naast de formele bijeenkomsten en lezingen beklijft de herinnering aan de vele informele gesprekken bij de In de omgeving van Glasgow organiseert een groep enthousi- maaltijden en niet te vergeten in de pub. Schotse en Nederaste docenten maandelijkse ‘teachmeets’. Docenten delen landse docenten herkennen elkaar in de ontmoeting. De daar in 2 of 7 minuten met elkaar waar ze mee bezig zijn of Schotse collega’s blijken oprecht geïnteresseerd in de Nederwat ze meemaken. De interactieve praatjes volgen elkaar in landse ontwikkelingen. een hoog tempo op, de onderwerpen zijn erg divers en niet De Nederlandse studenten hebben het innovatieve Schotse altijd vakgebonden; met een digitale tombola wordt bepaald programma om bekwame docenten te krijgen én te houden wie het woord heeft. De sprekers kunnen zich via een website met overtuiging omarmd. Voor alle docenten geldt in de toeaankondigen en alles is via Twitter te volgen. Een ‘teachmeet’ komst verplichte nascholing of masteropleiding, een initiatief is een informele bijeenkomst van enthousiaste docenten die dat aansluit bij de Europese gedachte van een leven lang lenieuwsgierig of geïnteresseerd zijn in leren en lesgeven. In ren. De contacten tussen de Schotse en Nederlandse collega’s Nederland vinden vergelijkbare bijeenkomsten tot nu toe op zijn een vorm van internationalisering die zich als een veelkleine schaal en vakgebonden plaats. kleurige ruit uitstrekt over de onderwijsvernieuwingen met Het succes van het Chartered Teacher Programme is wellicht een universeel toekomstperspectief. Daarmee zijn we terug bij te verklaren uit tweeërlei factoren: de onderwijsongelijkheid is Stella. Zij vertolkte de zingeving van een studiereis naar Schotin Schotland verlaagd en de docenten worden hoger opgeleid land: ‘Forget your destiny, work for your future!’ dan in Nederland. Zowel leerlingen als docenten profiteren Ivonne Jongejans (po), Maureen Velzeboer-Breeman (vo), Nely Mol (Begeleidingskunde), Lida Zwart (mbo) van dit succes. Door het bouwen op wederzijds respect en verantwoordelijkheid stijgt het zelfvertrouwen, met een posi-
‘Leerlingen EN docenten profiteren van het Schotse onderwijssucces’
51steeds WIJZER 51
leren
EEN RACEAUTO OF ICT in het juiste palet verrijkt het onderwijs
Wat hebben een raceauto of ICT te maken met didactiek? Bij de snel veranderende ICT omgeving of verandering van lesstof is een juiste didactiek belangrijk om de leerlingen actief te houden binnen het leerproces. De vrijheid en grote hoeveelheid informatie die de digitale wereld biedt, vraagt om een doordacht didactisch concept. Om die visie met dat didactisch concept te combineren, kijken we naar de volgende drie modellen uit de literatuur: het TPACK-model, activerende didactiek en blended leren. 52 steeds WIJZER
Als een docent gebruik gaat maken van ICT, moet hij rekening houden met didactiek die bij het onderwerp van zijn onderwijs past. In het Tpack-model (afbeelding 1) wordt altijd aandacht besteed aan drie componenten bij het gebruik van ICT in de lessituatie. Met behulp van het Tpack-model maakt de docent bij e-learning in zijn lessen de juiste combinatie van de ICT leeromgeving met een didactische en een vakinhoudelijke component. Hij onderzoekt of de leerlingen de elektronische leeromgeving als
naslagwerk zullen gebruiken of dat zij actief met een programma aan de slag gaan. Het vakinhoudelijke doel is kennisconstructie bij de leerling. Deze verbindt nieuwe lesstof met bijvoorbeeld de beroepspraktijk waarvoor hij leert. Onder de didactische component valt het activeren van aanwezige voorkennis en het stimuleren van de leerling om zelf tot een oplossing te komen. (Meer informatie: www.tpack.nl) Het activeren van denkvaardigheden, ‘leren leren’, samenwerken en reflectie en evaluatie van de leerlingen moeten belangrijke onderdelen zijn van het didactisch model. Dit brengt ons bij de leerling en de stappen naar activerende didactiek. Leren gaat vanzelf, daar doe je niets aan, leerlingen kunnen niet ‘níet leren’. Wel kan de effectiviteit en de efficiency van dat leren worden vergroot. Leerlingen komen naar school om te leren. Dit doen ze onbewust graag binnen de eigen comfortzone, (zie afbeelding 2) die aansluit bij eigen kennis, ideeën en opvattingen. Leren kost dan weinig inspanning, maar er wordt dan ook weinig tot niets geleerd.
Afb.2: Eigen model "Zones van leren" naar model uit literatuur Vanuit de literatuur kennen we de volgende leersituaties: de comfortzone, de stretchzone en de zone van (voortdurende) discomfort. Het echte leren vindt plaats in de stretchzone. Als docenten moeten we de leerling stimuleren om buiten zijn comfortzone te komen. De leerling heeft een uitdagend en veilig emotioneel klimaat nodig als basis. Foto: Edwin Nieuwenhuis
In de stretchzone worden leerlingen uitgedaagd om gezamenlijk te leren, kennis te creëren door vragen te stellen, te discussiëren en ideeën te durven uiten. Als we de lat echter te hoog leggen en de leerling in de discomfort-zone komt, wordt het leren sterk verminderd door de weerstand van de leerling. De stappen die we willen zetten met de leerling zijn te groot en de leerling gaat in de verdediging. Leren gaat dus vanzelf, maar de leeractiviteiten kunnen wel degelijk worden vergroot door leerlingen uit de comfortzone te halen. Dit is de basis voor activerende didactiek. Bij activerende didactiek worden werkvormen gebruikt waarbij de leerling zelf actief kennis en vaardigheden verwerft. De werkvormen zijn door Ebbens (onderwijskundige) verwerkt in actieve leervaardigheden van de leerling. In toenemende moeilijkheid zijn deze als volgt weergegeven in afbeelding 3.
Afb.1: Eigen model naar Tpack 53steeds WIJZER 53
kennismaatschappij’ of ‘opleiden voor een leven lang leren’. Hierbij horen meeveranderende teams en docenten die samenwerken met het bedrijfsleven in een veranderend curriculum. De docent wordt een coach waarbij hij stuurt op het leren van de leerling met de kenmerken in afbeelding 4. Dit gebeurt in een opbouw van sturing: van strakke en geordende sturing gericht op ‘leren leren’ in het eerste leerjaar naar een losse en individueel gerichte sturing met als doel een leven lang leren in leerjaar vier. Bij een strakke sturing worden de leeractiviteiten door het docententeam opgesplitst en aangeboden in vastgestelde leerinhouden en lesactiviteiten. Bij ‘losse sturing’ bepaalt de leerling zijn lesactiviteiten door eigenaar te zijn van de studieactiviteit en deze in te richten naar vraag, tijd, werkvorm, samenwerking en evaluatie. Van de docent vraagt dat een profiel van vaardigheden gericht op de didactiek rond blended leren, zoals in afbeelding 5.
Afb. 3: Werkvormen Als we als docenten willen komen tot een krachtige leeromgeving met een grote opbrengstgerichtheid, is een teamontwikkeling om te komen tot een juiste verhouding, of blend, onontbeerlijk. Dit brengt ons bij de ontwikkeling in de richting van ‘blended leren’. Voor docenten betekent bovengenoemd inzicht dat zij niet altijd meer de enige kennisbron zijn voor de leerling. Sterker nog, de hoeveelheid informatie op internet is vele malen groter dan de kennis die docenten aandragen. Daardoor wijzigt de rol van de docent en komt de nadruk van zijn werk te liggen op het ontwerpen en ontwikkelen, het onderhouden van de leertrajecten op inhoudelijk, didactische en onderwijs-technologisch gebied. Bij een goede integratie van ICT in het didactisch model wordt het een component om het onderwijs te optimaliseren, leeractiviteiten te ondersteunen en de kwaliteit van onderwijs te verbeteren.
Afb. 5: Profiel van vaardigheden. Voor docenten ligt er de uitdaging om mee te gaan in de ontwikkelingen en te genieten van de uitdagingen die de ICT binnen het beroep te bieden heeft in de hybride leeromgeving. Aansluiten bij de ontwikkeling richting de kenniseconomie enerzijds en leerlingen activeren tot een leven lang leren in een contextrijke omgeving anderzijds, vraagt om een veranderende didactiek. Frontaal lesgeven met behulp van boeken en een filmpje sluit niet voldoende aan bij een authentieke leeromgeving. Het toepassen van ICT en activeren van leerlingen naar zelfstandigheid sluiten aan bij de vraag van de samenleving. Een leven lang leren voor iedereen!
Blended learning is een hybride benadering die de effectiviteit en Henk van der Weit het sociale aspect van het klaslokaal combineert met de technologische mogelijkheden voor actief leren in de leeromgeving. Henk is 55 jaar en sinds 1985 werkzaam in het autotechnische beroepsonderwijs. Hij verzorgt lessen in de BOL 4 opleiding bij Deze interpretatie van blended leren gaat uit van de overtuiging het Automotive College. Onderwijs met de techniek verbinden dat actief leren het na te streven model is voor leren in de 21e en zo bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van jonge meneeuw. In dit model zijn ICT en het gebruik van webtechnologie sen, is voor hem de grootste drijfveer. Dat onderwijs meer is dan een bepalend onderdeel geworden van de actieve leeromgeving voor de klas staan laat hij zien door leerlingen kansen te bieden en is de rol van de docent veranderd naar coach en ontwikkelaar. in projectonderwijs zoals het raceteam IDRT en stage lopen in Hiermee sluiten we aan bij maatschappelijke en onderwijskundiAfrika met Go For Africa. ge trends als ‘van productiemaatschappij naar snel veranderende
Afb.4: Eigen model van de Corte (1996) 54 steeds WIJZER
Kruisbestuiving nodig in het basisonderwijs Opvallend en toch niet nieuw is dat het aantal meesters in het basisonderwijs de laatste jaren sterk is afgenomen. Op veel Nederlandse basisscholen bestaat het team ongeveer voor 80 procent uit vrouwen. Om te weten te komen hoe dat kan moeten we eerst kijken naar de belangrijkste verschillen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn over het algemeen talig en empathisch ingesteld. Ook zijn zij zorgzaam en doorgaans meer bedreven in zelfreflectie dan mannen. Kwaliteiten van mannen zijn abstract, bewust logisch en ruimtelijk denkend. Zij zijn creatiever, daadkrachtiger en meer oplossingsgericht dan vrouwen. Mannen zijnb echter minder goed in staat gedachten en gevoelens onder woorden te brengen, fysiek agressiever en competitiever. Het onderwijs is de laatste jaren veel ‘taliger ’ geworden. Dit leidt tot onderwijs waar veel gepraat wordt en waar veel taal wordt gebruikt. Teveel talig onderwijs gaat ten koste van het visueel ruimtelijke aspect, waar mannelijke leerkrachten zich bij thuisvoelen. De feminisering van het basisonderwijs zet het abstract redeneren en het gebruik van hierbij passende strategieën van leerlingen steeds meer onder druk. Jongens en meisjes verschillen van elkaar. Zij hebben elk hun eigen leerstijl en daar zou de juf of meester handig op in kunnen spelen. Wanneer de leerkrachten de lesstof op maat aanbieden en deze beter laten aansluiten bij ofwel de vrouwelijke ofwel de mannelijke leerstijl, dan zou het leerrendement kunnen toenemen. Vanwege het geringe aantal mannen voor de klas in het po is in 2010 het project Krachtig Meesterschap: Meer Mans gestart met onderzoeker en projectleider Gerda Geerdink. Dit project probeert meer mannen naar de PABO te lokken en hen aan zich te binden door de lesstof ‘manvriendelijker’ aan te bieden. Dit heeft geleid tot veranderingen in het curriculum, de gevolgde werkwijze en de effecten in prestaties van de aspirant leerkracht. Een veelbelovend project als ‘Meer Mans’ zou het basisonderwijs aan meer mannen moeten helpen. Jiska Peper, senioronderzoeker bij het Brain and Development Lab van prof. Eveline Crone zegt dat er nog iets anders voor nodig is. Namelijk de beloning die in het vooruitzicht gesteld wordt. Peper heeft onderzoek gedaan welke invloed het geslachtshormoon testosteron heeft op de hersenen. Het striatum, een dieper liggend emotioneel systeem in de hersenen dat een pleziergevoel veroorzaakt, wordt beïnvloed door het mannelijk hormoon testosteron. Het onderzoek laat zien dat jongens net als volwassenen hun prefrontale cortex goed kunnen gebruiken als
er maar een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld. Jongens nemen dus niet altijd zomaar impulsieve beslissingen. Ze richten zich eerder op beloningen die op korte termijn belangrijker zijn dan het halen van cijfers. Voorafgaand aan een inschrijving bij de PABO zal de man een afweging maken. Wel of niet werken in het basisonderwijs en wat dat dan betekent voor zijn financiële status. Eerlijk is eerlijk, in het bedrijfsleven liggen doorgaans de salarissen hoger dan in het onderwijs. Zodra de man kiest voor het basisonderwijs weet hij dat het plafond van zijn toekomstig salaris met een LB- schaal bereikt is. Eventueel overstappen naar het voortgezet onderwijs is dan nog een optie. Daar heeft de meester meer doorgroeimogelijkheden qua salariëring. Ongelijkheid in beloning binnen het onderwijs werkt overstappen van po naar vo in de hand. Voor mannen speelt beloning, al dan niet op den duur, een belangrijke rol als het om sociale status gaat. Basisonderwijs dat teveel feminissert, maakt dat een team zonder meesters uit balans raakt. De eerste educatieve ervaring van kinderen is niet een representatief beeld van de maatschappij waarin mannen en vrouwen elkaar aanvullen, zoals dit binnen een gezin zou kunnen plaatsvinden. Rekening houden met verschillen betekent dat er gebruik gemaakt wordt van elkaars kwaliteiten en hulp geboden wordt bij elkaars zwakheden binnen het onderwijs en binnen maatschappelijke verhoudingen. Een succesvolle ‘jongensaanpak’ bestaat dan ook uit onderwijs op maat waarbij er keuzemogelijkheden zijn en waar gedifferentieerd wordt. Een speciale ‘jongensaanpak’ bestaat niet, want ook meisjes doen het goed bij zo’n zogenaamde ‘jongensaanpak’. De feminisering binnen het basisonderwijs maakt dat aandacht voor dit probleem nodig is. Ivonne Jongejans Ivonne is 12 jaar werkzaam in het basisonderwijs. Haar passie gaat uit naar jonge kinderen omdat zij nieuwsgierig zijn en (nog) openstaan voor de wereld. Het leukste is de kinderen uit te dagen, hen te leren redeneren en samen antwoorden te vinden op vraagstukken die zo alledaags lijken. Goed luisteren naar elkaar staat voorop. De kinderen vertellen wat zij nodig hebben. Daar speelt Ivonne op in. Ieder kind is uniek met vele mogelijkheden en kwaliteiten. Dat maakt het onderwijs zo persoonlijk en aantrekkelijk. Een leerproces is een groeiproces. Kinderen te zien groeien in hun ontwikkeling is het allermooiste dat er is. Ivonne raadt de beginnende leerkracht aan vast te houden aan hun idealen waarmee ze ooit in het onderwijs zijn gegaan en te blijven werken en leren met passie. 55steeds WIJZER 55
Een school manoeuvreer Een tanker heeft een realistische draaicirkel van vijf zeemijl, oftewel negen kilometer. Een klein jachtje daarentegen kan om zijn eigen as draaien. Dit heeft gevolgen voor de route die je een tanker kunt laten afleggen. Probeer je met een tanker te doen wat met een klein jachtje kan, dan breekt hij in stukken…. Een school is net zo manoeuvreerbaar als een tanker. Probeer je die in een korte draai van honderdtachtig graden te krijgen dan breekt hij. Onderwijsvernieuwing moet gebeuren in een tempo dat gedragen kan worden door de organisatie. Het uiteindelijke doel is dat de organisatie zichzelf systematisch vernieuwt vanuit inzichten over leren en dat dit door de docenten zelf wordt uitgevoerd. Docenten en leerlingbegeleiders moeten vernieuwingen zelf dragen, uitvoeren en er eigenaar van zijn. Op basis van inspiratie uit nieuwe inzichten in pedagogiek en (neuro-)psychologie ontwikkelen zij samen met hun schoolleiding een manier van werken die ruimte geeft aan deze inzichten. Daarbij dienen zij de tijd te nemen om vernieuwingen stapsgewijs door te voeren en veranderingen op hun effect te
56 steeds WIJZER
testen. Wat daar dan uit ontstaat zal uniek zijn voor hùn school op dàt moment. Sinds de jaren zeventig is het onderwijs overspoeld door vele fusies. Deze hebben geleid tot het ontstaan van grote organisaties met tienduizenden leerlingen en duizenden werknemers. De winst hiervan zou liggen in het stroomlijnen en efficiënter maken van alle processen die direct of indirect te maken hebben met het lesgeven. Zo werden grote stafbureaus ingesteld: de diverse vestigingen van de fusiescholen werden afnemers van deze stafbureaus en de door hen ingehuurde commerciële onderwijsbureaus. Was onderwijsvernieuwing eerst eigendom van de gedreven en vooroplopende docent en later van de overheid, als gevolg van deze ontwikkelingen werd het onderwijs centraal “bedacht” door de stafbureaus van de grote fusiescholen. Voor de docenten restte de rol van uitvoerder van datgene wat voor hen bedacht was. Dergelijke innovaties hebben (te) vaak tot mislukkingen geleid. Schoolbesturen hebben in de jaren tachtig en negentig op
je als een tanker grote schaal geprobeerd hun scholen met een minieme voorbereidingstijd in korte tijd een volledige transformatie te doen ondergaan. De implementatie van een onderwijsvisie als ‘Natuurlijk Leren’ vroeg volgens de geldende inzichten om een aardbeving zodat het voor de organisatie niet mogelijk was op oude routines terug te vallen. Deze benadering pakte vaak zó verkeerd uit dat op sommige scholen de vernieuwing geheel werd teruggedraaid. Dergelijke teleurstellende ervaringen mogen een bezinning op het onderwijs niet in de weg staan. Lopende onderzoeken bieden voldoende uitdaging aan docenten die pedagogiek en didaktiek als hun basisgereedschap zien. De van oudsher bekende docentvaardigheden raken via recente wetenschappelijke inzichten gekoppeld aan kennis over “wat werkt en wat niet”. De beste motivator voor verdere groei is het behalen van successen. Het rapport van de commissie Dijsselbloem is hier duidelijk over: “Wij weten heel veel over hoe mensen hun informatie verwerken, hoe leerprocessen verlopen. Op basis daarvan kunnen wij kleine bijstellingen in bestaand onderwijs aan-
school ontwikkeling
brengen en op heel korte termijn kijken of dat tot iets leidt of niet.” Stapsgewijs leidt dat tot nieuwe vormen van onderwijs. De huidige beschikbare kennis over leren moet ter beschikking komen van de docenten. Deze beantwoorden vervolgens de vraag hoe zij die kennis kunnen toepassen in hun lespraktijk. Dit houdt geenszins een vrijblijvendheid in. Van een onderwijsprofessional mag een blijvende oriëntatie op ontwikkelingen en de toepassing daarvan binnen zijn vak verwacht worden. Frans Verweij Frans is een onderwijsman in hart en nieren. Hij is 63 jaar jong, en begonnen als leraar Lichamelijke Opvoeding in het Beroepsbegeleidend Onderwijs. Daarna was hij leraar Economie, onderwijsontwikkelaar en afdelingscoördinator van een grote afdeling mbo Bloemschikken. Nu is hij leraar Economie/ Management en Organisatie in het Voortgezet Onderwijs op het Pieter Nieuwland College. Frans heeft zich voorgenomen sprintend door de finish te komen, in plaats van kruipend.
57steeds WIJZER 57
Beste Wiets ke,
WIETSKE deelt kennis
Wietske Miedema promoveerde op het leren van docenten. Zij is als senior consultant Didactische Vernieuwing werkzaam bij CBE Nederland. Daarnaast begeleidt ze voor de Hogeschool van Amsterdam masterstudenten bij hun afstudeeronderzoek. In steeds WIJZER geeft Wietske antwoord op een vraag uit het onderwijswerkveld.
Sinds twee jaar ben ik a angesteld a deze aanste ls docent LD lling een Ma en volg ik in steropleidin me ontwikke het kader va g. Door deze ling doorgem n opleiding he aakt, het on bijgedragen b ik een eno derzoek dat dat ik de the rik oretische ke heb gedaan herkennen nnis in de p heeft er toe en toepasse ra kti n . Hierdoor b jk van alleda gogisch-did en ik op een g ben gaan actisch hand andere man elen tijdens hele onderw ier over ped mijn lessen ijsproces be agaan naden kijk ik anders de schoen w ken en ook . En dat is d ringt. Ik mis h e t a n ook waar w de aansluiti ook niet me at mij betre ng met mijn er wat er nu ft collega’s en echt van mij teamvergad weet eigenlij verwacht w ering waar d k o rdt. Laatst za e gevolgen sproken. Ik t ik bij een van Focus o merkte dat p Vakmansc er vooral op werking van h a p e werden bee n Focus op Va nogal prakti sche manier kmanschap vakmanscha w naar de uite rd p niet in de gekeken en reacties van ik herkende over teamvi m ij mijn eigen sie en de ve n collega’s. randerende Opmerkinge hoord en va ro n d l van docent ie ik maak ak van tafel worden kriti geveegd. Ik docent met sch aangevraag mij nu een master af; wat is nu op zak? Wa andere doce eigenlijk een t doet die d nten? Dus w ocent nu eig at maakt he e n lijk anders d t verschil? an Groet, Ilse
Beste Ilse, Door je masteropleiding heb je anders leren kijken, neem je niet langer genoegen met makkelijke antwoorden en inzichten en heb je een onderzoekende blik ontwikkeld. Die bril zet je niet zomaar even af, en dat moet ook niet. Toch ‘zit’ die bril niet altijd even lekker. Het probleem dat je aansnijdt kan echt een probleem zijn. Wat is er met je collega’s aan de hand, dat zij zaken rond Focus op vakmanschap alleen op praktisch niveau bekijken en niet open staan voor bijvoorbeeld het teamperspectief of voor een kritische benadering van hun eigen rol? Kennelijk ziet een aantal van je collega’s Focus op vakmanschap als ‘alweer’ een verandering. En voor een deel begrijp ik dat, want al te vaak hebben docenten veranderingen over zich uitgestort gekregen die later een waan van de dag bleken te zijn geweest. Maar hier gaat het toch om iets fundamenteel anders: de docent wordt in Focus op vakmanschap als een professionele beroepsbeoefenaar aangesproken. En van een professional mag je t.a.v. de ontwikkeling in je eigen vakgebied juist een open en zelfkritische houding verwachten. Maar jouw voorbeeld illustreert dat de docent als professional (te) lang is verwaarloosd, geïsoleerd en soms ook genegeerd. De professionaliteit van docenten heeft in de aansturing niet of nauwelijks een rol gespeeld, waardoor de handelingsvrijheid van de autonome docent is los komen te staan van de eigen professionele ontwikkeling. Op die handelingsvrijheid ligt in het Nederlandse onderwijs de nadruk. Baas in eigen les(lokaal). Baas over eigen toetsen en beoordelingen. Waarom zouden we mogen verwachten dat docenten plotseling die autonomie zouden inruilen voor het werken in bijvoorbeeld een professionele leergemeenschap? Dat is weer wat nieuws wat wel weer over zal gaan. Inmiddels gaat onze les morgen gewoon door en moeten wij onze studenten voorbereiden op stages, toetsen en examens. En die les die morgen gewoon weer doorgaat, die doen we natuurlijk op de oude, veilige en (in de ogen van de docent) beproefde manier. Natuurlijk wordt de soep niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Ik ben nog nooit een team tegengekomen, waar niet een, twee of drie teamleden zich aan bovengenoemde verwaarlozing hadden ontrokken, en hun autonomie niet lieten verworden tot geïsoleerd lesgeven, ieder voor zich. Dat zijn die docenten, die in hun eigen lessen altijd wel dingen uitproberen, en collega’s daarover ook wel, en soms ook niet, vertellen. Zij leren hun studenten leren, zij leren hun studenten toetsvragen goed te lezen, zij maken foutenanalyses van toetsen en zij passen hun lessen zodanig aan dat studenten leren van hun fouten. Zij bekommeren zich over de zich ontwikkelende beroepsidentiteit van studenten. Zij zorgen voor binding met de praktijk. Soms is de stem van die docenten in een team verstomd geraakt, vaak ook niet. Teams bestaan dus, net als klassen, uit mensen van verschillende komaf, met verschillende perspectieven en verschillende behoeftes. Teams hebben dus een gedifferentieerde aanpak nodig. Hoe masters hiermee omgaan, zal afhangen van de positie die de master in het team heeft. Heeft de master ook een veranderopdracht? Of is hij/zij gewoon lid van het team? In het eerste geval wordt de master gesteund door de teamleiding. In het tweede geval werkt de master op eigen kracht. Ik zou in beide gevallen de basis zoeken in het ‘praten met’. Praten met alle collega’s, en praten over onderwijs. Hoe kunnen we beter worden? Hoe kunnen we onze studenten beter bedienen? Waar willen we eigenlijk naar toe? Wat is onze visie op leren en op onderwijzen eigenlijk? Hoe ziet onze stip op de horizon er eigenlijk uit? Dit informele gesprek, bij de koffie, op de gang, bij het kopieerapparaat, dat legt de basis voor een zich ontwikkelend bewustzijn over waar we naar toe willen, waar we zijn en welke wegen open liggen. Dat is het gesprek dat ik aan de afgestudeerde master toevertrouw. Deze neemt juist het voortouw in deze ontwikkeling, en zorgt ook dat er wordt doorgepakt, dat een visie ontwikkeld en gedragen wordt en dat wordt gereflecteerd wordt op gangbare praktijken. Dat nieuwe dingen worden uitgeprobeerd en onderzocht. Kortom: dat het gesprek op school weer gaat over leren en onderwijzen. En dat is immers onze kerntaak! Met vriendelijke groet, Wietske 58 steeds WIJZER
Hoger op de PISA-trap Paniek in de Nederlandse politiek. Nederland scoort minder in de PISAtest. Dat kan natuurlijk niet, daar moet wat aan gedaan worden! Onze kinderen kunnen niet meer rekenen en met de Nederlandse taal is het ook slecht gesteld. Je zou bijna denken dat we in een ontwikkelingsland leven, maar gaat het nu echt zo slecht? Al snel wordt de vergelijking getrokken met leerlingen uit Finland en Singapore, die beter op de PISA-toetsen scoren dan de Nederlandse leerlingen. Toetsen we soms niet genoeg? Nou, dat lijkt mij niet echt het geval. Als ik zie hoeveel Cito-toetsen mijn 10-jarige zoon al vanaf groep 3 voor zijn kiezen heeft gehad, dan kan het daar niet aan liggen. Met verbazing zie ik hem de ene test na de andere afleggen. En daar waar in het basisonderwijs differentiatie standaard zou moeten zijn, worden de leerkrachten gedwongen de leerlingen klaar te stomen voor gestandaardiseerde toetsen. En wat een stress geeft dat bij de leerlingen en ouders. Als ze maar geen vmbo-niveau scoren, want daar wil je de met moeite verwekte telg niet hebben. Toch? Zijn onze toetsen soms te gemakkelijk? Laten we het vooral veel moeilijker maken, want dan gaan de leerlingen beter hun best doen en komen ze vanzelf tot betere prestaties. Ik weet niet uit wiens koker dat is gekomen, maar hopelijk niet uit het onderwijsveld. Het is naïef om te denken dat we met hogere eisen en méér gestandaardiseerde toetsen onze verloren plek op de PISA-lijst weer zullen heroveren. Ik ben bang dat veel leerlingen onder de lat door gaan duiken. Zolang wij vasthouden aan toet uitslagen en uit het oog verliezen wat onderwijs echt zou moeten zijn, vrees ik dat Nederland nog wel een paar plaatsen meer op de PISA-lijst gaat dalen. In Engeland en de Verenigde Staten heeft men de koers die Nederland nu inzet een aantal jaren geleden ook ingezet. Daar komen ze nu weer op terug. Het werkt niet! In plaats van ons blind te staren op toetsuitslagen of ranglijsten, zouden we eens kunnen kijken hoe het komt dat de Finse en Singaporese leerlingen beter scoren of liever, betere leerresultaten behalen. Leerresultaten is volgens mij een veel betere term, dan (toets)score. In 2013 was de grondlegger van het Finse onderwijsmodel, Pasi Sahlberg, in Nederland om te vertellen hoe het komt dat de leerresultaten van de Finse leerlingen zo goed zijn. De Finnen werken niet met gestandaardiseerde toetsen of referentiekaders. Leerlingen worden op 12–jarige leeftijd niet op basis van een soort toets voorgesorteerd voor een vervolgopleiding en er wordt nauwelijks gewerkt aan landelijke examens. Het Finse systeem richt zich vooral op de persoonlijke kwaliteiten van de leerling en geeft de docenten alle ruimte om daar vanuit hun professionaliteit invulling aan te geven. De Scandinaviërs hebben overigens ook de tijd genomen om hun onderwijsvernieuwing door te zetten en gooien niet om de vier jaar hun vernieuwing overboord om maar weer met iets anders te beginnen. Als we ons onderwijs écht beter willen maken, dan moeten we een ander pad in en ons de tijd gunnen om dat voor elkaar te krijgen. Van de Finnen kunnen we nog wel het een en ander opsteken. Finland staat hoog op de PISA-trap en de Finnen leggen de lat voor hun leerlingen ook hoog. Zij vergeten echter niet om ook voor een passende polsstok te zorgen. Want een hogere lat zorgt er niet voor dat we ook hoger gaan springen…. Marco Jongerden.
59steeds WIJZER 59
60 steeds WIJZER
Professionalisering van de leraar Hoe je invloed kunt uitoefenen op je eigen loopbaan Het professionaliseren van de leraar heeft de laatste jaren een hoge prioriteit voor onze overheid. Voorbeeld is de invoering van de Wet op de Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO). Deze wet is ingevoerd met als doel: het bevorderen dat de leraar tijdens de loopbaan aan een minimum kwaliteitseis blijft voldoen en dat de werkgever de leraar daartoe in staat stelt. De bekwaamheid van leraren is onderwerp van gesprek geworden in en buiten scholen. Leraren moeten professionaliseren en gaan er voor! In dit artikel bespreek ik een aantal aandachtspunten die gebruikt kunnen worden voor bewustwording over hoe jij invloed kan uitoefenen op je eigen loopbaan. Als professional werk je het beste in een omgeving die je ontwikkeling stimuleert. Enkele vragen die je kunt gebruiken om over je eigen professionalisering en je loopbaanperspectief na te denken kunnen onder andere zijn: heb je voldoende autonomie en zeggenschap over je eigen ontwikkeling? Werk je in een professionele omgeving die uitnodigt om te reflecteren en waar collega’s feedback vragen? Welke loopbaanankers heb je? In onderzoek is aangetoond dat wanneer leraren autonomie en zeggenschap ervaren, ze gemotiveerder zijn om zich te blijven ontwikkelen en te leren tijdens hun loopbaan. Autonomie en zeggenschap over je eigen ontwikkeling is voor leraren van belang. Als leraar heb jij ook ambities die jij wilt realiseren. Je kunt ambities hebben dat je steeds beter wil worden in je werk, dat jij je didactische en pedagogische kennis en vaardigheden wil verbeteren of je wilt zelf een hogere functie. Een leraar kan ook in de klas carrière maken. Het is belangrijk dat jij als leraar ervoor zorgt dat jij de ruimte krijgt om je te ontwikkelen en dat je tijdens functioneringsgesprekken dat ook duidelijk maakt en de uitvoering van de gemaakte afspraken over jouw ontwikkeling ook zelf bewaakt. Werk je in een professionele omgeving die uitnodigt om te reflecteren en waar collega’s feedback vragen? Een omgeving die uitnodigt om positieve ervaringen op te doen stimuleert het zelfvertrouwen. Reflectie en feedback horen in een professionele loopbaan. Zij bevorderen inzicht in je professionele ontwikkeling en groei. In een professionele omgeving waar leraren werken wordt er ook geleerd. Het leren op de werkplek is een voorwaarde voor een professionele- en voor loopbaanontwikkeling. Hoe wordt er geleerd op jouw werkplek? Maak een analyse van de mogelijkheden die tot leren moeten leiden bij jou op school. Is er weinig of onvoldoende ruimte creëer die dan! Vraag de schoolleiding tijd en ruimte voor ont-
wikkelingsactiviteiten. Een aantal factoren zoals samenwerken en vertrouwen zijn van belang bij de ontwikkelingsactiviteiten. Het blijkt dat leraren meer van elkaar leren wanneer de samenwerking verder gaat dan informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld als ze samenwerken aan een product. Je kunt oefenen met collega’s om nieuwe didactische werkvormen uit te proberen en daarmee kun je een positieve ervaring opdoen en dat kan een positief effect hebben op je zelfvertrouwen en je functioneren. Loopbaanankers zijn een combinatie van talenten, drijfveren en waarden die een individu in de loop van zijn loopbaan in samenhang met elkaar ontwikkelt. De ankers kunnen zich in combinatie met elkaar voordoen bij een leraar. De verschillende loopbaanankers geven een beschrijving van de persoon die je bent en hoe je functioneert in je loopbaan. Is jouw anker bijvoorbeeld uitdaging en autonomie dan bij jij een leraar die graag zelfstandig werkt, dingen op jouw manier doet en je ervaart regels als een belemmering, maar je gaat ook moeilijke uitdagingen aan en je overwint, je haat routine en je wilt steeds wat nieuws. Je legt de lat steeds hoger en bent ambitieus. De loopbaanankers die je hebt bepalen mede je arbeidsvreugde. Door vast te stellen welke loopbaanankers al dan niet in combinatie voor jou gelden zet je ook een hulpmiddel in om op jouw school je plek voor jezelf te bepalen en de weg die jij wilt gaan in je loopbaanontwikkeling. De loopbaanankers kunnen je helpen om je ambities waar te maken. Door actief en bewust bezig te zijn met autonomie en zeggenschap over je eigen ontwikkeling, een analyse te maken van je professionele omgeving en het inzetten van je loopbaanankers, kun je gerust zeggen: Ik heb invloed op mijn eigen professionele loopbaan als leraar. Marian Markelo Marian is geboren te Suriname. Zij is werkzaam als kerndocent bij het ROC Mondriaan in Zuid Holland. Zij coördineert de studieloopbaan van de deelnemers van de School voor zorg te Delft in samenwerking met de studieloopbaan begeleiders geeft zij ook lessen verpleegkunde. In de uitoefening van haar werk staat zij bij collega’s bekend als betrouwbaar, doortastend, integer en als iemand die weloverwogen haar mening kan verwoorden. Zij heeft aandacht voor de totale ontwikkeling van de deelnemer als mens en als beroepsbeoefenaar in opleiding.
school ontwikkeling
61steeds WIJZER 61
Alcohol maakt creatief Nieuw onderzoek wijst uit dat iets teveel alcohol drinken een positief effect kan hebben op de creativiteit. Dit schrijven onderzoekers in het blad Consciousness and Cognition. Zij vermoedden dat alcoholgebruik van invloed is op creativiteit. Om dat te bewijzen, voerden ze het volgende experiment uit. Zij verzamelden een groep proefpersonen. De helft van de groep kreeg alcohol voorgeschoteld. Wanneer ze tipsy waren, werd er gestopt met het schenken. Alle proefpersonen (dus ook de groep die geen alcohol had gekregen) ondergingen daarna de Remote Associates Test. Zij kregen een aantal woorden te horen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hadden en moesten daarop een woord noemen dat al deze woorden met elkaar in verband bracht. De proefpersonen die tipsy waren, 62 steeds WIJZER
scoorden aanzienlijk beter dan degenen die geen alcohol hadden gedronken. Proefpersonen uit de eerstgenoemde groep losten niet alleen meer vraagstukken op, maar hadden daar ook minder tijd voor nodig. Ook gaven zij vaker aan dat hun antwoord een ‘spontane ingeving’ was. Voordat zij alcohol kregen, hadden zij (en de andere proefpersonen) de test ook al een keer gedaan. Toen scoorden de twee groepen gelijk. Dit kleinschalige onderzoek sugereert dat alcohol creatiever maakt. Een uitgebreider onderzoek met meer proefpersonen moet deze uitkomst bevestigen. Overigens is het geen goed idee om, verlegen om creativiteit, de ene na de andere fles wijn leeg te drinken. Een kleine hoeveelheid alcohol blijkt meer dan genoeg om de creativiteit te vergroten.
ONZE KEUZE Plant in de klas? goed idee! Een plant in de klas is een goed idee, zo blijkt uit onderzoek van onder meer de Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek (TNO). Het is gezond en kinderen presteren er beter door. TNO baseert de conclusie op een onderzoek dat het instituut samen met Fytagoras Plant Science, gezondheidsinstituut (NIGZ) en met Air So Pure uitvoerde met een experiment op vier basisscholen. In twaalf klaslokalen werd bekeken welke invloed de aanwezigheid van planten had. Voor de experimenten werd gebruik gemaakt van planten waarvan bewezen is dat deze de lucht zuiveren, zoals goudpalm, klimop, krulvaren en lepelplant. De resultaten tonen aan dat groen in de klas een verschil maakt. In klaslokalen met planten blijkt de lucht beter gezuiverd, en dat is hard nodig. Vaak bevinden zich in een kleine ruimte meer dan twintig kinderen. Hierdoor bevindt zich in klassen veel CO 2 en is de luchtvochtigheid relatief gezien laag. Ook bevinden zich stoffen als benzeen in de lucht, gecombineerd met lichaamsgeuren. Dit alles kan ervoor zorgen dat kinderen slomer gaan werken en zich suffer voelen. Planten zijn vanwege hun luchtzuiverende werking goed in te zetten voor de aanpak van genoemde problemen. Volgens het onderzoek worden daardoor tevens minder gezondheidsproblemen gemeld. Zowel leerlingen als leerkrachten blijken beter te presteren. Bovendien hebben planten een geluidsabsorberend effect en kunnen de kinderen er veel over leren.
Regelmatig verschijnen er in de pers opvallende wetenswaardigheden over het onderwijs. In deze rubriek staat onze selectie, dit keer samengesteld door Marco Jongerden.
Slechte slapers punctueler Wetenschappers hebben ontdekt dat mensen die het slechtst slapen, het meest punctueel zijn. Slapeloosheid heeft voordelen! De onderzoekers verzamelden een groep proefpersonen en lieten hen in een kliniek onder toezicht overnachten. Maar niet alleen die nacht letten de onderzoekers goed op: ze hielden ook al bij hoe laat de proefpersonen bij de kliniek arriveerden. Na het onderzoek werden de aankomsttijden van de proefpersonen naast hun slaapgedrag gelegd. Daaruit kwam een duidelijk verband naar voren, zo schrijven de onderzoekers in het blad Journal of Sleep Research. De mensen die als eersten bij de kliniek arriveerden sliepen het slechtst. Deze uitkomst lijkt vreemd maar is het niet. Uit eerdere onderzoeken bleek reeds een verband tussen slecht slapen en perfectionisme. Punctueel gedrag valt onder perfectionisme en dit onderzoek onderschrijft daarmee de conclusies van eerdere studies. Onduidelijk blijft nog of perfectionisme leidt tot slapeloosheid of andersom. Wetenschappers gebruiken dit onderzoek als een startpunt voor volgende studies. Zo willen zij onderzoeken of bovengenoemd verband kan leiden tot een oplossing voor slapeloosheid. Ook onderzoeken zij of het onderdrukken van obsessief gedrag (zoals perfectionisme) ervoor zorgt dat mensen beter slapen.
63steeds WIJZER 63
Hoe staat het met jouw professionele ontwikkeling? Test je professionele ontwikkeling In de landelijk dagbladen wordt de kwaliteit van het onderwijs regelmatig onder vuur genomen. Docenten doen te weinig aan hun eigen ontwikkeling of zijn niet hoog genoeg opgeleid. Is het waar dat docenten te weinig ontwikkelen of bijblijven? Test hier je eigen professionele ontwikkeling en stel vast hoe jij invulling geeft aan je docentschap en je eigen ontwikkeling. Marco Jongerden
Vraag 1 De laatste jaren is het aanbod van vakbladen voor het onderwijs groter geworden en op veel scholen liggen deze in de personeelskamer. Door het lezen van vakbladen kun je op de hoogte blijven van ontwikkelingen en/of kun je geïnspireerd worden. Wat doe jij met de vakbladen? A Ik heb een eigen abonnement op een vakblad, zodat ik deze thuis ook kan doorlezen. B Ik zie ze wel liggen, maar ik kom er niet aan toe om ze door te nemen. Veel te druk met andere zaken. C Vakbladen? Ik weet niet welke we op school hebben. D Ik blader ze soms even door tijdens een tussenuurtje of pauze.
Vraag 2 De lerarenbeurs is voor veel docenten een stimulans gebleken om een nieuwe impuls te geven aan de ontwikkeling van hun docentschap. Wanneer heb jij voor het laatst een opleiding gevolgd? A Minder dan 2 jaar geleden B 2 – 5 jaar geleden C 6 – 10 jaar geleden D Meer dan 10 jaar geleden
Vraag 3
Vraag 4 Elke docent heeft functioneringsgesprekken met zijn/haar leidinggevende. Onderdeel van zo’n gesprek is de eigen ontwikkeling. Hoe ga jij het gesprek in? A Ik wacht af wat mijn leidinggevende van mijn functioneren vindt en wacht af met welk voorstel hij komt. B Altijd spannend, want ik weet zelf niet zo goed hoe ik functioneer en waarin ik mij kan verbeteren. C Ik weet van mezelf waar ik sterk in ben en wat beter kan. Ik neem het initiatief door met een scholingsvraag te komen D Ik heb veel ervaring en heb de zaken al jaren onder controle. Hoezo scholingsvraag?
Vraag 5 Studiedagen en studiemiddag, we kennen ze allemaal. Het biedt in ieder geval de gelegenheid om gezamenlijk van gedachten te wisselen over de koers van de school en het onderwijs. Hoe ziet jouw ideale studiedag eruit? A Ik vind het altijd leuk om gezamenlijk de handen uit de
Dit jaar is het lerarenregister actief geworden. Welke uitspraak over het register past het meest bij jou?
mouwen te steken om het onderwijs op mijn eigen school te verbeteren.
A Ach, dat zal wel weer zo’n papieren tijger zijn…
B Vooraf doe ik voorstellen over de invulling van de studiedag naar de organisatie.
B Ik ben benieuwd wat dat voor de beroepsgroep en voor mij gaat betekenen. C Goed initiatief. Dit kan een goede stimulans zijn om eens kritisch naar mezelf te kijken. D Ik heb me al ingeschreven, want ik vind het heel belangrijk dat er kwaliteitstandaarden voor docenten komen. 64 steeds WIJZER
C Studiedagen zijn meestal een zinloze oefening. Die tijd is vaak beter te besteden aan ander werk. D Ik probeer altijd een actieve houding aan te nemen, ook al is het programma niet altijd even uitdagend.
65steeds WIJZER 65 Score Vraag 1 A = 1 pnt, B = 3 pnt, C = 4 pnt, D = 2 pnt Vraag 2 A = 1 pnt, B = 2 pnt, C = 3 pnt, D = 4 pnt Vraag 3 A = 4 pnt, B = 3 pnt, C = 2 pnt, D = 1 pnt Vraag 4 A = 4 pnt, B = 2 pnt, C = 1 pnt, D = 3 pnt Vraag 5 A = 2 pnt, B = 1 pnt, C = 4 pnt, D = 3 pnt Vraag 6 A = 2 pnt, B = 1 pnt, C = 4 pnt, D = 3 pnt Vraag 7 A = 4 pnt, B = 2 pnt, C = 1 pnt, D = 3 pnt Vraag 8 A = 1 pnt, B = 3 pnt, C = 4 pnt, D = 2 pnt Vraag 9 A = 2 pnt, B = 4 pnt, C = 1 pnt, D = 3 pnt Uitslag 1 - 9 punten Je bent continu bezig met de ontwikkeling van jezelf en van het onderwijs dat je geeft. Alle nieuwe ideeën vind je interessant en je durft te experimenteren. Je weet heel goed wat je sterke kanten zijn en waar nog ontwikkeling mogelijk is. Besef wel dat je vaak vooruit loopt op je collega’s. Het kan je frustreren als je ontdekt dat er geen gehoor is voor je wilde plannen en ideeën. Neem je collega’s aan de hand en laat zien wat je doet.
10 – 18 punten Je bent geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen en ideeën, maar je weet niet zo goed hoe je daar vorm en inhoud aan moet geven. Je zoekt naar verbetering, maar je vervalt toch weer terug in je vertrouwde patronen en structuren. Durf te experimenteren en maak gebruik van de good practices van anderen. Doe naar je leidinggevende kun je een voorstel voor en training, cursus of opleiding, zodat je sturing krijgt op je eigen ontwikkeling. 19 – 27 punten Je staat wel open voor ontwikkeling, maar je doet er eigenlijk niet zo heel veel mee. Je hebt je zaakjes wel op orde en je bent tevreden met hoe het allemaal loopt. Je staat afwachtend tegenover nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en wil eerst resultaten zien, voordat je er iets mee gaat doen. Toch heb je wel het gevoel dat het ook wel wat beter, spannender of effectiever kan. Neem initiatief en verdiep je in andere en nieuwe werkwijzen en didactische ontwikkelingen. Het wordt echt veel leuker voor je. 27 - 36 punten Je neemt weinig initiatief om jezelf verder te ontwikkelen. Leren is voor jou vooral een zaak van de leerlingen. Ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen ben je sceptisch en neem je een afwachtende wacht je af en ten aanzien van je eigen ontwikkeling laat je het initiatief aan je leidinggevende. Je laat die bepalen wat beter kan. Toch knaagt het gevoel dat de lol er misschien een beetje af is en dat het eigenlijk wel beter kan. Kom in actie en zet die onverschillige houding in de hoek. Vraag jezelf af wat je wilt met je docentschap. Het is zonde van al je kwaliteiten om deze niet optimaal in te zetten en verder te ontwikkelen.
D Ik vind het moeilijk om daar vorm aan te geven. Ik weet gewoon niet wat ik er mee aan moet. C Elke vernieuwing biedt de mogelijkheid om het onderwijs echt anders in te richten. B Ik probeer de goede dingen er uit te halen en er zo goed mogelijk inhoud en vorm aan te geven. A Oude wijn in nieuwe zakken. Uiteindelijk blijf ik steeds hetzelfde doen.
D Het lijkt me eigenlijk meer iets voor beginnende docenten. C Best wel spannend om te horen wat een collega vindt van mijn werkwijze. Kan ik alleen maar beter door worden. B Heb ik geen behoefte aan. Ik red me prima. A Ik vind het best eng om een collega in de klas te hebben. Als ik het maar goed doe.
Vraag 7
Vraag 9
Het onderwijs is voortdurend in beweging en de onderwijsvernieuwingen volgen elkaar in een hoog tempo op. Dit vraagt voortdurend aanpassingen van het onderwijs en van de docent. Wat doen deze vernieuwingen met jou?
Om feedback te krijgen op je werkwijze, kun je gebruik maken van collegiale consultatie. Eng of mogelijkheid tot verbetering?
D Ik vind het erg moeilijk om die kennis in mijn lessen toe te passen. Ik heb echt voorbeelden nodig. C Het is heel interessant, maar ik doe er pas iets mee als bewezen is wat werkt. B Ik verdiep me daar in en pas dit zo snel mogelijk toe in mijn lessen. A Dat vind ik heel interessant en ik ben benieuwd wat ik er mee kan.
D ICT is absoluut geen vervanging, maar ik maak er graag gebruik van in mijn lessen. C Oh, ik verlang zo terug naar die vertrouwde goede schoolboeken! B Allemaal heel mooi en prachtig, maar ik kan niet zo goed inschatten wat ik er precies mee kan.
Vraag 6
Vraag 8
De afgelopen jaren is er meer bekend geworden over de ontwikkeling van het brein en wat voor gevolgen dit kan hebben voor het onderwijs. Deze kennis kan gevolgen hebben voor onze didactische aanpak. Wat doe jij met deze nieuwe kennis?
Onderwijs zonder het gebruik van ICT is niet meer voor te stellen. Op naar de digitale school?
A Ik kan niet meer zonder ICT en ik volg de nieuwste ontwikkelingen op de voet en probeer veel uit.
Uren Skype Uren Reistijd Uren Studeren Literatuur Batterijuren What’s-app Contacturen Uren om skype contact te Krijgen Lunchuren Redigeermomenten Overlegmomenten Geluksmomenten Momenten van diepe Dalen Aantal Kilo’s die we zijn aan gekomen en/of weer afgevallen Aantal kilo’s Boeken die we hebben aangeschaft Aantal uren Slaaptekort Aantal kopjes Koffie Aantal kopjes Thee Aantal Koekjes Aantal verwaarloosde Familiecontacten Aantal aangeboden minuten Massages voor Stressverlichting Tientallen uren in de auto voor Ontmoetingen Honderden Artikelen gelezen Duizenden foto’s Doorgenomen Miljoenen woorden Getypt
Colofon Vragen over steeds WIJZER? Ga naar www.centrumvoornascholing.nl Manager steeds WIJZER Maureen Velzeboer-Breeman Ass. Manager Lida Zwart Realisatie Hao-En Looi, Richard Jones, Henk van der Weit Eindredactie Maria Dionisio, Marissa Walker Redactie Annemiek van Lith, Frans Verweij, Nely Mol -Griffioen, Ilse Hartgers, Ellard de Vries, Marco Jongerden Beeldredactie Ellen van Kooten, Marissa Walker Vormgeving Monique ten Hoedt Promotie Marian Markelo, Ivonne Jongejans
66 steeds WIJZER
Met medewerking van Noortje de Vries, André Koffeman, David Cameron, Wietske Miedema, Monique Marreveld, Dewi Lamerding, Melanie Nab (Centrum voor Nascholing Amsterdam) Rechten steeds WIJZER heeft zijn best gedaan om de rechten van rechthebbende te respecteren. Niets uit deze uitgave mag, in welke vorm dan ook, worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming via Centrum voor Nascholing van Amsterdam. Drukker Multiprint
Het laatste woord Er is een mooie Franse uitdrukking die menselijke relaties voorstelt als reizigers die elkaar onderweg tegenkomen en besluiten een poosje samen met elkaar op te trekken: faire un bout de chemin ensemble. Dat is wat de auteurs van deze glossy gedaan hebben. Een clubje betrokken, boeiende, lieve, leergierige mensen kwam elkaar onderweg tegen. Hoewel als individuen heel verschillend, bleken ze iets te delen: ze wilden dezelfde kant op. Daarom besloten ze een tijdje hun reisdoel te delen. Het werd een bijzondere reis, soms met hobbels, soms met vergezichten. Soms was een net een excursie: ze ontmoetten allerlei gidsen, gestudeerde mensen die vol enthousiasme over hun gebiedje vertelden - u las erover in de glossy. Soms regende het ook zo hard dat het pad nauwelijks nog zichtbaar was, of moest het bergopwaarts. Dat was zwaar, maar samen ging het. Nu zit deze reis er bijna op. Je zou kunnen zeggen dat deze glossy het vakantie-album is: een verzameling van opgedane ideeën, verhalen en beelden. Net als een vakantie-album smaakt het naar meer: nieuwe bestemmingen, of juist nog eens terug naar die ene plek waar je het zo naar je zin had. Want deze reis mag achter de rug zijn, de ontdekkingstocht gaat verder. Faire un bout de chemin ensemble. Samen een stukje optrekken. Samen leren en laten leren. Noortje de Vries en André Koffeman
Noortje de Vries
André Koffeman
Noortje is opgeleid tot Docent Muziek en studeerde onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Ze heeft ruim 10 jaar ervaring als trainer op het gebied van didactiek en onderwijskunde. Ook werkte ze als opleider aan de eerste graads lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2011 is ze in dienst bij CNA en is naast trainer/consultant opleider in de Master Professioneel Meesterschap. Het bijzondere aan het werken in deze Master vindt Noortje het mogen begeleiden van gedreven docenten die een enorme professionele groei doormaken en nu ook echt in staat zijn iets in hun school te veranderen.
André begon zijn onderwijscarrière als docent Engels. Na een studie onderwijskunde werd hij lerarenopleider aan de UvA en via de master Professioneel Meesterschap kwam hij bij het CNA terecht. Hij is vooral betrokken bij de masters (ontwikkeling, uitvoer en coördinatie), maar geeft ook lezingen en trainingen, en doet advies- en ontwikkelwerk. Zijn specialiteiten zijn professionele identiteit en praktijkonderzoek.
67steeds WIJZER 67