vereniging oud monnickendam
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
JAARBOEK
-3
jaarboek 2016
2016
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
N
aast de jaarverslagen van de vereniging en aan de vereniging gelieerde stichtingen, in dit Jaarboek een schat aan geschiedenis, verzameld en beschreven door Ds. C.A.E. Groot e.a. De Waterlandse Tram Van 1888 tot 1956 kon je vanuit Waterland met de tram naar AmsterdamNoord. Eerst met de stoomtram, later met de elektrische. Een mooi verhaal. Dominee Theodoor Scharten Evangelisch-Luthers predikant, van 1933 tot 1946 beroepen in Monnickendam. Een strijdbare dominee met soms dwarse meningen, die hij niet onder stoelen of banken stak. Vier eeuwen Stadsomroepers Een uitgebreide kroniek over al die markante mannen die met luider stemme de bevolking kond deden van al wat belangrijk was of werd gevonden. Zouaven uit Monnickendam Ds. Groot zocht onder de ruim 13 000 katholieke Nederlanders die in de negentiende eeuw in Rome voor de paus vochten naar Monnickendammers en andere Waterlanders en vond ze. En net als ieder jaar nog een aantal artikelen met feiten en anekdotes uit de geschiedenis van Monnickendam
JAARBOEK
-2
2016
-4
vereniging oud monnickendam
jaarboek 2016
1
Inhoud 3 Voorwoord Jaarverslagen 2015 4 Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 12 Verslag van de penningmeester over het jaar 18 Verslag Algemene Ledenvergadering 22 Bestuursleden in 2015 23 Waterlandsmuseum de Speeltoren 26 Stadsgidsen 30 Stichting IJsschuiten Gouwzee 33 Aktiviteiten en financiën ‘de Stegh’ 36 Monumenten en welstandscommissie 40 Archeologische werkgroep Waterland 46 Oral history
vereniging oud monnickendam Voorzitter: Jan Konijn Vice-voorzitter: Koert Kraak Secretaris: Vincent Keesmaat secretaris@oudmonnickendam.nl p/a Waterlandsmuseum de Speeltoren Noordeinde 2-4 1141 am Monnickendam Penningmeester: Bertien van der Kolk penningmeester@oudmonnickendam.nl telefoon 0299 652580 Haringburgwal 8 1141 at Monnickendam
48 De Waterlandse Tram, 1888-1956 Bestuursleden
112 Joods gezin verdrinkt in de haven 116 Het eerste zwembad in Monnickendam 130 Ds. Theodoor Scharten jr. , Evangelisch Luthers predikant in Monnickendam, 1933 - 1946
Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos, Ton Meijer en Rick Haasnoot Website
www.oudmonnickendam.nl
172 Buitenplaatsen in de Purmer 177 Het Doelenpad 180 Vier eeuwen Stadsomroepers
© 2016 Vereniging Oud Monnickendam Redactie Vincent Keesmaat
218 Hondentrouw Vormgeving
222 Zouaven uit Monnickendam vechten voor de Paus
Ebbo Clerkx, BaderClerkx, Monnickendam
232 Correcties en aanvullingen bij het Jaarboek 2015
Drukwerk Drukkerij Ten Brink, Meppel
2
Voorwoord Al 43 jaar, sinds het verenigingsjaar 1973, geeft onze vereniging jaarlijks een boekje uit. Het jaarboek is inmiddels uitgegroeid tot een lijvig boekwerk waarin de activiteiten van de vereniging, werkgroepen en diverse stichtingen worden beschreven en artikelen over historische onderwerpen, vaak na een diepgaand onderzoek, worden gepubliceerd. Velen hebben in de loop der jaren hun bijdrage geleverd en interessante artikelen geschreven over een diversiteit van onderwerpen met het doel de geschiedenis van Monnickendam levendig te houden en in beeld te brengen bij de bewoners van onze mooie stad. Ook is onze vereniging in de loop der jaren een platform geweest voor de uitgifte van diverse boeken. In totaal zijn er in deze 43 jaar ongeveer 36 personen geweest die artikelen hebben geschreven voor onze vereniging of waarbij onze vereniging de uitgever is geweest van boeken. De meeste artikelen komen van de hand van Leen Appel en Ds. Charles Groot. Daarnaast wil ik graag noemen Addy van Overbeeke, J. Veltrop, P. Huurdeman, Harry Voogel, Siem Koerse. J. Koek, G. Bont, W. Lamm, J. Haakman, P. Buurs, Jurjen Bos, K. Tolman, Ds Soeting, M. Hielkema, Drs. Th. Bos, Drs. A. Mewe-Reckers, H. Haen, Martin Visser, C. Nienhuis, A. Ouwehand, J. Nierop, Th. Luken-Bloem, M. Kniesmeijer, W. Schackmann, J. Haag, P. Jongert, P. Tol, M. Nijkamp, S. Altena, P. Stegeman, E. Richter, P. Rol, T. Meijer en A. Van Rooij-van Wijngaarden. Misschien ben ik er nog een paar vergeten maar het toont aan dat Monnickendam een stad is met een rijke historie waar veel over te vertellen is. Ook dit jaar is het ons gelukt weer een mooi jaarboek te maken dat wij u daarom graag aanbieden. Traditiegetrouw begint het met verslagen van onze vereniging, werkgroepen en stichtingen daarna treft u een aantal interessante artikelen waarvan Ds. C.A.E. Groot het leeuwendeel voor zijn rekening heeft genomen. Daarnaast hebben Siem Koerse, Rini de Weijze, Corrie Boschma, de werkgroep Archeologie Waterland en Klaas Roos een bijdrage geleverd. Dat ik al deze onderzoekers en schrijvers in het zonnetje wil zetten is, omdat zij het verdienen genoemd te worden. Het geschreven woord is nog steeds belangrijk in een wereld van steeds snellere manier van communiceren. De geschiedenis en historische gegevens worden door het geschreven woord vastgelegd voor de toekomst en verdwijnt niet in de enorme hoeveelheid informatie die we tegenwoordig via de sociale media vrijwillig of gedwongen tot ons krijgen. Uiteraard is het medium internet niet meer weg te denken en onze vereniging doet daaraan ook mee, maar als men een rustig momentje heeft, is het lezen van ons jaarboek een plezierige bezigheid. Ik wens eenieder daarom veel leesplezier! Jan Konijn, voorzitter
3
Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2015 Verslag van de activiteiten van onze vereniging, naar onderwerp gerangschikt.
bestuur, leden en organisatie Bestuursmutaties Op de algemene ledenvergadering van 3 juni 2015 zijn de aftredende bestuursleden Vincent Keesmaat en Koert Kraak voor een nieuwe periode van drie jaar benoemd. Helaas heeft Rick Haasnoot zijn bestuursfunctie moeten neerleggen in september 2015. Rick kon zijn drukke werkzaamheden niet meer combineren met een bestuursfunctie bij onze vereniging. Wij danken Rick voor zijn inzet en wensen hem veel succes toe in zijn verdere loopbaan. Ledenbestand Na een aantal jaren van terugloop in ons ledenbestand, is in het afgelopen jaar het aantal leden gegroeid naar 1199. Deze groei is voornamelijk het resultaat van de viering van VOM65 en de ledenwerving door enkele leden tijdens de Monnickendammer Visdagen. Het aantal leden bedroeg laatste drie jaar: 1150 op 1 januari 2014; 1135 op 1 januari 2015 en 1199 op 1 januari 2016. Werving van nieuwe leden blijft een van de prioriteiten van het bestuur.
lezingen De Vereniging heeft in 2015 zeven lezingen georganiseerd, vier in het voorjaar en drie in het najaar: De lezing over de Marker Klederdracht op 20 januari was een groot succes. Er waren rond de 50 personen aanwezig. Er werd flink gediscussieerd en ook spreekster Sary Maas stak daar nog wat van op. Er heeft zich op deze avond ook een aantal nieuwe leden aangemeld. Op 26 februari was er een Monnickendammer avond. Met plusminus zestig bezoekers was deze avond weer een groot succes. Pier Klok, Ed Honingh en Bert Honingh, bestuursleden van Vereniging Suyderwou’s Historie presenteerden op 24 maart een lezing over hun mooie oude Dorp Suyderwou. Zij deden dit aan de hand van oude kaarten, prenten en foto’s en de huidige situatie. Bij praktisch alle beelden werd er wel iets verteld over de geschiedenis van het dorp. Er waren 43 personen aanwezig. 4
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2015
Op donderdag 30 april waren het Shifra Wurms en Jan Colaris die een lezing gaven over de Joodse gewoonten en het leven van de Joden in Monnickendam voor WOII. Shifra vertelde over het dagelijks leven en gewoonten van de Joodse gemeenschap, over gebruiksvoorwerpen bij Joodse feestdagen en de betekenis van kosher eten, slacht etc. Het verschil tussen orthodoxe en liberale stromingen is door haar in beeld gebracht. De geschiedenis en herkomst van de Joodse gezinnen in Monnickendam werd door Jan in beeld gebracht. Voor de ouderen in Monnickendam was dat nog herkenbaar. De lezing werd bezocht door 68 mensen. In de serie lezingen over de Klederdrachten rond de voormalige Zuiderzee was het op 1 oktober de beurt aan de Volendammer klederdracht. Aaf Steur en haar groep vertelden en lieten de Volendammer klederdracht zien door de eeuwen heen, van de wieg tot het graf. Doopkleding werd getoond en hoe een bruid eruitzag rond 1880. De nadruk werd gelegd op het vele handwerk dat vastzit aan het maken van de klederdracht. De groep van Aaf Steur maakt nu nog allerlei handwerk en is bezig de tradities van handwerken en klederdracht in stand te houden. De belangstelling voor de lezing was redelijk goed en werd door ongeveer 48 personen bezocht. Landschappelijke veranderingen in Waterland was de titel van de lezing die Lia Vriend op 28 oktober gaf. Het is haast niet voor te stellen dat in de vroege Middeleeuwen het gebied Waterland hoorde tot een uitgestrekt moeras dat meters boven zeeniveau was uitgegroeid. De Beemster was nog een veenrivier die westwaarts stroomde. Er was nog geen Zuiderzee, maar een meer dat Almère werd genoemd, waarvan de kust kilometers verder oostwaarts lag dan de huidige Markermeerdijk. De Purmer Ee stroomde naar het ‘ Almere’. Hoe kan het dat in een paar honderd jaar tijd, dit gebied veranderde van een hooggelegen moeras in een merengebied dat tot onder zeeniveau was gedaald en dus aan alle kanten bedijkt moest worden en er dammen, zoals de Monnikendam, moesten worden aangelegd? Op al deze vragen gaf Lia Vriend, geograaf die zich gespecialiseerd heeft in de veranderende Noord-Hollandse landschappen aan de hand van vele oude kaarten en andere illustraties antwoord. Deze lezing was druk bezocht en een aanzet tot de activiteiten rond de herdenking van de Watersnoodramp van 1916. Er waren 57 personen aanwezig. De laatste lezing in het najaar 2015 was op 25 november. Bert Willemen gaf een twee uur durende presentatie over het werk van de hond met de hondenkar tussen 1850 en 1962. Verschillende beroepen die vroeger met de hondenkar een broodwinning verdienden, liepen als een rode draad door deze lezing. Ook kwam het gebruik van de hondenkar bij de posterijen, in het leger, in de kunst, en in de reclame aan de orde. De verschillende hondenrassen en bastaarden waren te zien aan de hand van historische opnames zoals het verdwenen ras ‘Matin Belge’. Ook de voorouders van de rassen, Berner Sennenhonden, Bouviers, Deense doggen, Duitse herders, 5
Groenedalers, Hollandse herders, Mechelse herders, bastaardrassen, enz. kwamen aan de orde. Het aantal belangstellenden viel wat tegen en was plusminus 35 personen.
excursies In verband met de reĂźnie VOM 65 jaar op 19 april, is in 2015 geen voorjaarsexcursie georganiseerd. De najaarsexcursie ging dit jaar naar Nijmegen, de oudste stad van Nederland. De stad Nijmegen ligt grotendeels op de zuidelijke oever van de Waal, aan de voet van een stuwwal. Nijmegen heeft een lange geschiedenis, die meer dan 2000 jaar teruggaat. Als Ulpia Noviomagus Batavorum kreeg het rond het jaar 100 marktrechten. Al vroeg in de ochtend vertrokken slechts 57 deelnemers uit Monnickendam om in het restaurant De Hemel koffie te drinken. Vanaf 10.15 uur werden ze door vier Gilde- gidsen rondgeleid door de prachtige stad. Diverse perioden van Nijmegen zijn nog zichtbaar en bij bouwprojecten worden door stadsarcheologen nog regelmatig bijzondere vondsten gedaan. De historische stadsparken zijn in oude luister hersteld. Het gemeentelijke cultuurhistorisch programma, maakt diverse plekken in de stad weer leefbaar door middel van visualisaties. Na een uitstekende lunch werd een bezoek gebracht aan museum Valkhof waar de deelnemers werden rondgeleid door gidsen van het museum. De collecties van museum Valkhof zijn het resultaat van een verzameltraditie van bijna vier eeuwen. Alhoewel de dag begon met en enorme regenbui, werd het daarna zonniger en lekker weer om na museum Valkhof nog te winkelen of een terrasje te nemen. Rond 19.00 uur waren de deelnemers aan de excursie weer terug in Monnickendam Het was al met al een zeer geslaagde en interessante excursie.
vertegenwoordigingen Monumenten- en Welstandscommissie (MWC) In juni was de termijn van zes jaar van Lodewijk Duymaèr van Twist in de Monumenten- en Welstandscommissie verstreken. In eerste instantie was het moeilijk een kandidaat voor de Welstandscommissie te vinden en pas in december is een geschikte kandidaat door de VOM voorgedragen. De aanstellingsprocedure was bij het maken van dit jaarverslag nog niet afgerond. Voor het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein in de voortuin van beeldbepalende panden is het bestuur geen voorstander. Het verblikken van de stad neemt toch al toe. De parkeerplaatsenwinst is minimaal tot nul en er komen ook 6
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2015
verkeerstechnische problemen om de hoek kijken. Met betrekking tot Zarken 27 heeft het bestuur in een brief aan de Gemeente Waterland haar bezwaren kenbaar gemaakt. Het plan voor realisatie van parkeerplaatsen op Zarken 27 is afgewezen, maar hiertegen is beroep aangetekend. De VOM heeft als “derde oog” een belangrijke functie in het constateren van schendingen van het beschermd stadsgezicht zodat alert gereageerd kan worden richting de gemeente. Met betrekking tot zonnepanelen is het bestuur van mening dat ontwikkelingen op dat gebied niet tegen te houden zijn, maar dat er wel duidelijke richtlijnen moeten komen. De VOM staat uiteraard achter de ontwikkelingen van ‘groene energie’, maar is van mening dat zonnepanelen niet of zo min mogelijk vanaf de openbare weg/straat zichtbaar mogen zijn. Met de Gemeente Waterland is hierover van gedachten gewisseld en dat is schriftelijk vastgelegd. Voor een meer gedetailleerd verslag verwijzen wij u naar het verslag van de Monumenten- en Welstandscommissie Waterland dat begint op pagina 36.
TVM De taakgroep TWM, ingesteld door de gemeente Waterland, leidt een sluimerend bestaan. Het hele jaar 2015 is de taakgroep niet meer bijeengeroepen en bestaat waarschijnlijk ook niet meer. Ed Willms, onze vertegenwoordiger hierin, wacht de verdere ontwikkelingen af.
werkgroepen Archeologische werkgroep Waterland De werkgroep heeft dit jaar weer grote stappen gezet met de introductie van digitale nieuwsbrief en de gedetailleerde beschrijvingen van de vondsten. Ook is de krant (NHD) dit jaar meerdere malen gehaald met artikelen over bijzondere vondsten. Er is een aparte bankrekening voor de werkgroep geregeld en de jaarlijkse bijdrage van de VOM is gestort voor lopende kosten. (€250,-) De kosten van de website worden hier niet uit betaald. Jan Meerman is de penningmeester van de werkgroep. Per 1 februari is het onderkomen van de werkgroep op het Galgeriet verkocht aan een andere eigenaar, maar dat heeft geen consequenties voor onze werkgroep. Voor een open dag is het pand niet geschikt dus zal daarvoor naar een andere locatie moeten worden gezocht. Samenwerking met het museum bestuur voor het exposeren van vondsten en de daarbij behorende historische beschrijvingen is wenselijk. Tijdelijke tentoonstellingen van zaken die direct betrekking hebben op Waterland, trekt volgens het bestuur veel publiek uit de regio. Inmiddels is er contact geweest tussen het museumbestuur en de Archeologische werkgroep Waterland omtrent deze onderwerpen. 7
Mart Honing heeft zijn collectie aan de werkgroep Archeologie overgedragen, waar wij erg blij mee zijn. De samenwerking met de gemeente Waterland blijft een knelpunt. Afgesproken is dat in de eerste helft van 2016 de VOM/Archeologische Werkgroep Waterland met de verantwoordelijke ambtenaar en de wethouder in gesprek gaan om duidelijke afspraken te maken . Zie het verslag van de werkgroep Archeologie Waterland op pagina 40. Oral History De website van de werkgroep is aangemeld voor de ‘Geschiedenis Online Prijs’. Tot en met 5 februari kon daarop gestemd worden. Aangezien het Oral History-project in principe nog heel lang doorloopt, zal de werkgroep nieuw bloed moeten krijgen. Er is behoefte aan extra leden van de werkgroep. Die kunnen zich aanmelden bij Koert Kraak. In een gesprek tussen het museumbestuur en de werkgroep Oral History is besloten dat begin 2016 wordt gekeken hoe de verhalen van de geïnterviewde personen in de vaste of tijdelijke tentoonstelling kunnen worden ingepast. Het bestuur heeft een investering van plusminus € 400 goedgekeurd voor aanpassingen van de website. Alle geïnterviewden krijgen een mooi verzorgde DVD van hun interview. Zie het jaarverslag van de werkgroep Oral History op pagina 46. Stadsgidsen Ook dit jaar zijn er bijscholingen georganiseerd. Er waren deze winter vier themawandelingen in deze winter: “Bouwstijlen”, “Winterwandeling”, “IJsschuiten” en “Joods Monnickendam”. Eind november was er nog een succesvolle wandeling met als thema de visrokerijen en de Stegh. Voor volgend jaar worden er themawandelingen over de Watersnoodramp van 1916 samengesteld. De stadsgidsen hebben meegewerkt aan een wandeling voor kinderen langs de gevelstenen. Er deden o.a. 80 kinderen van de buitenschoolse opvang mee. De vrijdagavondwandelingen worden goed bezocht In vergelijking met grotere steden heeft Monnickendam een relatief zeer hoog aantal bezoekers. De samenwerkende organisaties weten elkaar steeds beter te vinden aangezien het gaat om een win-winsituatie. Dit is een positieve ontwikkeling. Voor gedetailleerde informatie: zie jaarverslag 2015 van de Stadsgidsen, pagina 26. Website/Facebook Vincent Keesmaat heeft het filmpje van Piet Knook op de website geplaatst (Dode steden aan de Zuiderzee’) met mooie oude filmbeelden van o.a. Monnickendam. Er zijn knoppen en pagina’s aangemaakt voor de werkgroep Oral History en voor de festiviteiten ‘VOM 65 jaar’. Er is ook een mooi filmpje geplaatst van de stoomtram: “Stuurstandrit op stoomtram 8
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2015
van Amsterdam - Monnickendam en Purmerend (1915)” Een werkgroep is samengesteld (Jan Konijn en Koert Kraak), die zich zal buigen over de functionaliteiten en de facelift van de website. Vincent wordt zo nodig per e-mail geraadpleegd. De werkgroep was voor het eerst bijeen op 12 november. Het bestuur vindt het niet nodig een tweede concurrerende offerte op te vragen gezien de goede ervaringen met Henk Bruijn voor de website van Oral History. Bovendien is het handig dat Henk in Monnickendam woont en daardoor gemakkelijk te benaderen. Inmiddels zijn alle nieuwe functies besproken en het nieuwe websitemodel. Het bestuur heeft ingestemd met deze opzet en de begrote kosten van € 4.000 goedgekeurd. Het bestuur wil de kosten in zijn geheel afschrijven in het boekjaar 2016. Verwacht wordt dat het technisch ontwerp klaar is medio juli 2016, waarna testen, acceptatie en installatie kunnen plaatsvinden. De Facebookpagina van de VOM wordt goed bezocht en heeft inmiddels 571 likes. Het is ook een prima medium om de activiteiten van de vereniging onder de aandacht te brengen. Ook het sociale medium Twitter wordt door de vereniging ingezet. Prijs ‘De Monnick’ Het bestuur heeft het advies van de commissie gevolgd en de prijs De Monnick van het jaar 2015 toegekend aan ds. Charles Groot. Dominee Charles Groot verdient de prijs vooral vanwege zijn jarenlange vrijwillige bijdrage aan het jaarboek van de Vereniging Oud Monnickendam. In 1992 (23 jaar geleden) begon hij met een stuk over één van zijn meest geliefde onderwerpen: het weeshuis van Monnickendam. Ds. Charles Groot nam de prijs tijdens de ALV 2015 in ontvangst en bedankte het bestuur hartelijk. Daarna hield hij een geëmotioneerd dankwoord waarin hij aangaf dat zijn laatste bijdrage over de oorlogsjaren in Monnickendam hem het meest had aangegrepen. Hij riep Monnickendammers die bezig zijn dingen over hun voorouders uit te zoeken op, contact met hem op te nemen. Ook mensen die willen weten wie er vroeger in hun woning hebben gewoond, kunnen bij hem terecht. VOM 65 jaar De werkgroep heeft zeer hard gewerkt om van deze dag een succes te maken. En het werd een ‘moorddag’! Er waren ruim 2000 bezoekers en alles is vrijwel vlekkeloos verlopen. Er zijn 28 nieuwe leden geworven. De overzichtstentoonstelling met schilderijen, foto’s, ansichtkaarten etc. was een groot succes. Een deel van de collectie Hoek werd voor het eerst getoond en officieel door de Burgemeester en Mevr. Hoek geopend. Frans Fontaine sprak daarna een woordje waarin hij de zeldzaamheid van enkele stukken toelichtte en hoe belangrijk het was deze collectie in Monnickendam te houden. De deelnemers die zich hadden aangemeld (plusminus 180 personen) konden gratis gebruik maken van bezoek aan het Waterlandsmuseum de Speeltoren, het Oude Stadhuis, Hakvoort Scheepswerf, de IJsschuiten Gouwzee, Archeologie Waterland, 9
De Stegh, Palingrokers, een rondvaart door de oude binnenstad en de sluis, Stadswandeling verzorgd door de Stadsgidsen, beklimming van de toren Grote Kerk etc. Tijdens deze activiteiten speelde de beiaardier het carillon van de Speeltoren. In de Grote Kerk was een lunch voor degenen die zich daarvoor hadden aangemeld en tot slot was er een optreden van het meezingkoor met liedjes over de Zuiderzee/Gouwzee en Monnickendam. Iedereen heeft het erg naar zijn zin gehad en deze dag kon alleen maar een succes worden, door de medewerking van veel vrijwilligers, de vele sponsoren en het weer. Het jaarboek Ds. C.A.E. Groot stelde voor het jaarboek 2015 geheel in het teken te laten staan van de WO II (70 jaar bevrijding). Hijzelf had een tiental artikelen over dit onderwerp, zodat het jaarboek een themanummer werd. Het resultaat was dat het jaarboek wederom de gewenste aantal bladzijde van plm. 200 ruimschoots heeft overschreden waardoor de kosten hoger waren dan begroot. Toch heeft het bestuur gemeend hiermee akkoord te gaan gezien het onderwerp. Voor het volgende jaar wordt er weer naar een uitgave van 200 pagina’s gestreefd. De Stegh Het voormalig gebouw “de Stegh” is van de gemeente voor een symbolisch bedrag overgenomen door Stichting Beheer Oud Monnickendam. In deze stichting zijn de gebouwen Waterlands museum De Speeltoren en De Stegh ondergebracht. Beide gebouwen worden beheerd door deze Stichting waarvan Koert Kraak voorzitter, Bertien van der Kolk secretaris/penningmeester en Klaas Roos bestuurslid zijn. Met behulp van sponsoren en giften is de restauratie tot stand gekomen. Een overzicht daarvan vindt u bij het financiële verslag van de Stichting Beheer Oud Monnickendam. De renovatie, uitgevoerd door Leguit en Roos samen met veel vrijwilligers, was grotendeels voor de visserijdagen klaar zodat de organisatie van de visserijdagen gebruik van het gebouwtje kon maken. Een werkgroep is in oprichting om het gebouw De Stegh te beheren voor verhuur en andere activiteiten. Kandidaten zijn Cor Overdiek als voorzitter; Johan Regeling als penningmeester en Cees Groenewoud als secretaris en het bestuur van VOM is voornemens de werkgroep De Stegh begin 2016 te installeren. Huisregels, verantwoordelijkheden en taken zijn opgesteld voor de verhuur en het gebruik van het gebouw. De Stegh gaat o.a. gebruikt worden voor: – Door VOM als vergaderruimte en als thuishaven. – De thuisplaats voor de praatgroep De Stegh; op werkdagen van 10.00 tot 12.30 uur – Als vergaderruimte voor andere verenigingen – Als toeristische trekpleister bijvoorbeeld als visafslag 10
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2015
– Voor evenementen kan het gebouw gebruikt worden als uitvalsbasis voor de organisatie. – Havenkantoor, waarvoor een verhuurovereenkomst tussen Stichting Beheer Oud Monnickendam en de gemeente is afgesloten. Zie verdere informatie in het verslag van de werkgroep De Stegh op pagina 33. Voor de onderwerpen Waterlandsmuseum “De Speeltoren”, Stichting Vrienden van het museum, Stichting Beheer Oud Monnickendam en Stichting IJsschuiten Gouwzee verwijzen we naar de desbetreffende jaarverslagen. Diversen De collectie Hoek is aangekocht voor een bedrag van € 25.000 ten laste van het fonds aankopen collecties en in beheer gegeven aan het Waterlands museum De Speeltoren die de stukken (plm. 1200) verder moet vastleggen etc. Niet alles kan in het museum bewaard blijven en in nauw overleg tussen het museumbestuur en VOM zal bepaald worden hoe en waar alles wordt bewaard of wellicht uitgeleend aan andere musea. Regelmatig overleg vindt plaats met vertegenwoordigers van gemeente Waterland. Aanwezig zijn daarbij de wethouders Laura Bromet en Jean van der Hoeven met één of twee ambtenaren. Het overleg vindt twee maal per jaar plaats en diverse onderwerpen worden besproken zoals: de plaats van de weekmarkt, de verkeer- en parkeersituatie de binnenstad, de ontwikkeling van het Galgeriet, de samenwerking betreffende archeologisch onderzoek, de onkruidverdelging, de handhaving van bouwvergunningen en andere zaken die ter tafel komen. Dit overleg is bedoeld om onderwerpen die spelen in Monnickendam bespreekbaar te maken en op de agenda te zetten bij het college. De Monnickendammer Visserijdagen waren een groot succes in 2015. Het bestuur van de Monnickendammer Visserijdagen heeft aan de VOM gevraagd of zij in 2016 ook weer mee willen werken. Het bestuur heeft zijn steun daarbij toegezegd. Oorspronkelijk was het de bedoeling in 2015 de zetien struikelsteentjes te plaatsen, maar de kunstenaar kon het plaatsen niet inpassen in zijn agenda. Nu is een nieuwe datum vastgesteld en worden de struikelsteentjes geplaatst op 29 februari 2016. De Stadsgidsen en de Stichting de Zaagmolen zijn de sponsoren. Bovendien organiseert de werkgroep Stadsgidsen themawandelingen in 2016 m.b.t. de plaatsen waar onze joodse stadsgenoten hebben gewoond. Jan Konijn, voorzitter Monnickendam, februari 2016
11
Verslag van de penningmeester over het jaar 2015 rekening van baten en lasten over 2015 Baten
Contributies Bijdragen porti buitenleden Opbrengst Stadsgidsen (netto) Giften Interest Winst op verkopen Bijdrage museum in deel verzekering Totaal baten
begroting 2015
exploitatie 2015
begroting 2016
€ 14.500,00 p.m.
€ 14.500,00 550,00
800,00 1.500,00
€ 14.256,08 490,00 2.616,22 519,34 1.880,93
16.800,00
19.762,57
Lasten Bankkosten 250,00 Bureaukosten (porti, kopieën, kantoorart.) 3.000,00 Jaarboek 5.000,00 Werkgroepen 1.200,00 Assurantie 1.250,00 Beheervergoeding collectie Museum 5.000,00 Toevoeging Fonds Stadsgidsen Prijs de Monnick/Kosten vertegenwoordigingen * 500,00 Lidmaatschappen andere ver. 200,00 Websites (3 stuks) 150,00 Ledenactiviteiten 250,00 Bestuurskosten/Reünie VOM65 * 2.500,00 Exploitatie De Stegh Totaal lasten 19.300,00 de baten bedroegen de lasten bedroegen Saldo
16.800,00 19.300,00 – 2.500,00
431,84 3.056,35 6.494,61 703,57 954,85 5.000,00 2.616,22 500,00 156,39 99,83 786,98 1.944,83
600,00 500,00 1.000,00 300,00 17.450,00
425,00 1.500,00 5.500,00 1.250,00 1.350,00 5.000,00
22.745,47
500,00 150,00 250,00 500,00 750,00 950,00 18.125,00
19.762,57 22.745,47 – 2.982,90
17.450,00 18.125,00 – 675,00
* In de begroting 2015 waren de kosten voor de reünie en de prijs de Monnick samengevoegd tot een post bestuurskosten ad € 3.000. In dit overzicht is dit gesplitst in € 500 voor de prijs en € 2.500 voor de reünie.
12
verslag van de penningmeester over het jaar 2015
toelichting op de exploitatierekening t.o.v. begroting Aantal leden Het ledental nam in 2015 toe van 1132 tot 1199. Er waren 33 opzeggingen, vnl. ten gevolg van overlijden, ouderdom of verhuizing. Er kwamen 100 leden bij, waarvan ca. 25 tijdens de viering van VOM65 en tevens ca. 25 tijdens de Monnickendammer Visdagen. Inkomsten − Contributies: loopt in lijn met de begroting. − Stadsgidsen: zie het geschreven jaarverslag van onze stadsgidsen − Giften: alle giften zijn dit jaar gebruikt voor de restauratie van de Stegh en aldaar verantwoord. − De interest is lager dan begroot door een verdere daling van het rentepercentage en vermindering van het kapitaal door aankoop collectie Hoek. − De winst op verkopen is hoger dan begroot. Dit komt doordat onze boeken ook via het Waterlandsmuseum de Speeltoren en de NIMO worden verkocht. Uitgaven − De bankkosten zijn fors gestegen doordat de verenigingsdonatie van de bank grotendeels is weggevallen. Dit geldt voor alle verenigingen en stichtingen. − De bureaukosten zijn iets hoger dan begroot met name doordat het versturen van het zware jaarboek meer aan portkosten kostte. − Het jaarboek was in 2015 extreem hoger dan begroot. Toch heeft het bestuur dit goedgekeurd, omdat anders interessante verhalen van met name Ds. Groot niet opgenomen konden worden. − De werkgroepen (oral history, archeologie e.d.) doen hun uiterste best om hun kosten zo laag mogelijk te houden en de leden van de werkgroep betalen veel zelf. Uitgaven voor werkgroepen: € 810,- huur archeologische ruimte € 380,- aanpassingen website oral hystory Inkomsten van werkgroepen € 486,43 saldo Archeogische w.w. exploitatie Per saldo uitgaven werkgroepen: € 703,57 − De kosten voor verzekering van onze collectie, die door het museum wordt beheerd, is iets gedaald omdat het museum het deel van de verzekering betaalt dat gerelateerd is aan tijdelijke bruiklenen voor exposities. − De prijs de Monnick was in de begroting opgenomen onder bestuurskosten, nu apart vermeld. De voorraad daalt als in enig jaar de prijs wordt uitgereikt. In 2015 was dat aan Ds. Groot. − Lidmaatschap andere verenigingen betreft o.a. bond Heemschut en PC leden. − Websites: de jaarlijkse kosten bedragen ca. 50 euro per website. In 2015 is van 1 website nog geen rekening ontvangen. 13
− Ledenactiviteiten. Dit betreft de lezingen die worden gegeven, alsmede de jaarlijkse excursie(s) We hopen altijd dat een activiteit kostendekkend is, maar dat is zeker bij lezingen niet het geval. Ook willen sprekers vaker een vergoeding in plaats van bijvoorbeeld een flesje wijn. − Bij de bestuurskosten was € 2.500 begroot voor de groots gevierde reünie VOM65. Vooral door de inzet van de vele vrijwilligers en bijdragen van sponsoren konden de kosten beperkt blijven tot nog geen € 2.000 − Van de restauratie de Stegh wordt apart verslag gedaan.
vermogensbalans vereniging oud monnickendam 1/1/2015
1/1/2016
€
€
Voorraden Vorderingen Lening aan St. Beheer Oud Monnickendam Banksaldo Stadsgidsen Banksaldo werkgroep Archeologie Kas en Bank
1.460,50 931,91 59.000,00 8.690,84 250,00 75.590,89 _________ 145.924,14
960,50 624,03 36.570,00 11.307,06 736,43 61.122,89 _________ 111.320,91
Vermogen Fonds aankopen collectie Fonds Havenkantoor de Stegh Rek. Courant museum de Speeltoren Vooruit ontvangen bedragen Fonds Stadsgidsen Schulden
93.496,20 34.465,21 5.000,00 4.196,89 75,00 8.690,84 _________ 145.924,14
85.161,25 10.052,71 4.617,89 182,00 11.307,06 ________ 111.320,91
14
verslag van de penningmeester over het jaar 2015
toelichting op de balans per 31/12/2015 Voorraden Dit betreft de voorraad aan beeldjes “de Monnick”, per 31/12/2015 nog 2 stuks Vorderingen Dit betreft de te ontvangen rente over 2015, alsmede de nog te ontvangen gelden over verkoop artikelen in het museum 4e kwartaal 2015. Lening St. Beheer Oud Monnickendam In 2015 is de naam St. Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren omgezet in St. Beheer Oud Monnickendam, omdat ook De Stegh is verworven. De Stichting beheert nu het pand Noordeinde 4 (museum) en Brugstraat 5 (de Stegh). In 2014 en 2015 zijn voor de St. Beheer Oud Monnickendam door de Vereniging Oud Monnickendam diverse bedragen ontvangen en enkele betalingen gedaan. Deze bedragen zijn in mindering op de vordering gebracht, zijnde:
Ontvangsten Rabobank Pr. Bernhardcultuurfonds Bedrijfssponsoren Giften Ver. Oud Monnickendam
€ € € € €
5.000 (al in 2014, vrijval uit fonds de Stegh) 5.000 865 8.020 5.352 (uit vermogen)
Uitgaven Inrichtingskosten
€
1.807 –/–
Totaal verrekend via lening
€ 22.430
Rekening Courant museum de Speeltoren Stand 1/1/2015 Museum betaald voor VOM in lopend jaar Museum ontvangen voor VOM in lopend jaar VOM ontvangen voor museum in lopend jaar VOM afgelost op rekening courant Saldo 31/12/2015
€ € € € €
4.196,89 3.708,50 587,50 -/300,00 3.000,00 -/_________ € 4.617,89 15
Kas en bank per 31/12/2015 bestaat uit: Kas ING RABO RABO spaar Totaal
Verloop Vermogen Stand per 1/1/2015 Exploitatieresultaat Restauratie de Stegh Stand per 31/12/2015
Verloop fonds aankopen collectie: Stand per 1/1/2015 Aanschaf collectie Hoek Bij verkoop etsen (geen collectie) Stand per 31/12/2015
€ 22,00 € 835,88 € 1.405,20 € 58.859,81 _________ € 61.122,89
€ 93.496,20 € 2.982,90 -/€ 5.352,05 -/_________ € 85.161,25
€ 34.465,21 € 25.000,00 -/€ 587,50 _________ € 10.052,71
In 2014 is door de ALV bepaald dat het ontvangen legaat uit 2013 toegevoegd zou worden aan het fonds aankopen collectie. Het fonds Havenkantoor de Stegh ad € 5.000 per 1/1 bedroeg een vooruit ontvangen bijdrage van de RABO bank. De rekening courant verhouding met het museum is ontstaan doordat vele betalingen, maar ook ontvangsten via het museum dan wel de VOM lopen, terwijl dit andersom zou moeten zijn. Begin 2016 is deze rekening courant met € 4.000 verminderd. Vooruit ontvangen bedragen betreft contributies die in 2015 betaald zijn voor het jaar 2016
16
verslag van de penningmeester over het jaar 2015
toelichting op de begroting 2016
Inkomsten − Contributies: Er is een zo goed mogelijke schatting gedaan n.a.v. het ledenbestand per 1/1/2016. − Giften: Betreft voornamelijk leden die meer betalen dan de vastgestelde contributie − Interest: Reële schatting – Winst op verkopen: Er worden geen nieuwe uitgaven verwacht in 2016. Dit betreft de geschatte verkoop via het museum, de nimo en de website. − Bijdrage verzekering: Dit betreft het aandeel van de verzekeringspremie voor de tijdelijke bruiklenen in het museum. Die wordt door het museum vergoed.
Uitgaven − De bankkosten zijn aanzienlijk verhoogd door gewijzigd beleid van de RABO. − De bureaukosten kunnen naar beneden omdat er een grote voorraad enveloppen en postzegels zijn. − Het jaarboek wordt dunner in 2016. − De werkgroepen proberen minimale kosten te hebben. De huur van het Galgeriet valt onder deze post. − Assurantie: De kosten zijn verhoogd o.a. door de aanschaf van de collectie Hoek − Beheervergoeding museum is conform afspraak − Lidmaatschappen: er is geen gewijzigd beleid − Websites:De kosten van de websites worden hoger door gewijzigd, interactiever, gebruik. − Ledenactiviteiten: Het bestuur probeert de netto lasten van de activiteiten te verminderen, zonder op aantal of kwaliteit van de activiteiten te bezuinigen. − Bestuurskosten: Hieronder valt b.v. lief en leed en vergaderkosten. − De Stegh, dit betreft de te betalen huur minus de te verwachten inkomsten door verhuur.
Investeringsbegroting Het bestuur stelt de ledenvergadering voor om de website van de vereniging te moderniseren, actualiseren en uit te breiden. Dit zal door derden worden gedaan. De kosten ad max. € 4.000 (cf. offerte) zullen ten laste van het vermogen worden gebracht.
17
Algemene Ledenvergadering Vereniging Oud Monnickendam 3 juni 2015 Aanwezig: alle bestuursleden en plusminus 40 leden
1 Opening Voorzitter Jan Konijn heet iedereen van harte welkom op deze 65e jaarvergadering in het bestaan van de Vereniging Oud Monnickendam. Hij had gehoopt dat er vanwege het 65-jarig jubileum er meer leden op de vergadering zouden verschijnen. Nu is de opkomst redelijk te noemen.
2 Goedkeuring van de notulen van de jaarvergadering d.d. 4 juni 2014 Kleine correctie op pagina 20, regel 3: ‘Er is nu vooralsnog alleen opslagruimte nodig.’
3 Mededelingen van het bestuur De Stegh Toen in het najaar van 2014 zich de kans zich voordeed om het pandje ‘De Stegh’ (de voormalige visafslag) te verwerven, is het bestuur daar meteen op ingesprongen, zonder dat er al een idee bestond over wat het gebouwtje zou kunnen betekenen voor de vereniging. De Stichting Promotie Waterland had een verzoek bij VOM ingediend om ‘iets’ te doen, om dit karakteristieke pand voor Monnickendam te behouden. Dat werd dus aankoop en eigen beheer van VOM. Op 13 maart 2015 is de verwerving een feit geworden. De bedoeling is dat het pand, behalve thuishaven voor VOM, ook de thuishaven wordt van Praatgroep de Stegh. De praatgroep bestaat al meer dan 12,5 jaar en is de SOMO, de Sociale Opvang Monnickendamse Ouderen. Ook zal de havenmeester in het pandje gehuisvest blijven. De gemeente huurt dit gedeelte van VOM. Verder wil het bestuur heel graag dat het gebouw ingericht wordt met Oud Monnickendamse visserijspullen. Wellicht zou er in het volgend toeristenseizoen zelfs een echte visafslag georganiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld een dag in de zomermaanden. Zoals Edam zijn kaasmarkt heeft, krijgen wij dan een werkende ouderwetse visafslag. Dit jaar zal de Stegh al gebruikt worden bij de Monnickendammer Visdagen en bij de Jan Haring Race. VOM wil heel graag dat het een multifunctioneel gebouwtje wordt, waar vergaderd kan worden, maar ook rondleidingen kunnen worden gegeven, het kantoor van een evenement of een uitvalsbasis voor anderen die evenementen organiseren. 18
verslag algemene ledenvergadering juni 2015
Het pandje stond in zijn oorspronkelijk staat op instorten. Met name staat van de fundering was zeer slecht. De renovatie wordt uitgevoerd door Leguit en Roos. De laatste periode ook met de grote inzet van zeer veel vrijwilligers. De nieuwe dakbedekking met zonnepanelen wordt voor de helft van de prijs aangebracht. Voor de verbouwing en herinrichting van De Stegh heeft het bestuur van de gemeente Waterland €35.000,- ontvangen. De verbouwing en herinrichting is echter begroot op €70.000,-. Het legaat van mevrouw Bloem (€16.500,-) is ook ingezet. Het bestuur is echter nog op zoek naar geldschieters om de financiering helemaal rond te krijgen. Siem Koerse vraagt zich af of met de geplande indeling het kantoortje van de havenmeester nu niet erg krap wordt. Volgens Bertien is het ARBO-technisch in orde. De Collectie Hoek Na het overlijden van de verwoede Monnickendam-verzamelaar dhr. M. Hoek, is er een tijd lang met de familie onderhandeld over het verwerven van deze unieke collectie door de vereniging. De collectie is uitgebreid gedetermineerd en getaxeerd en kent een aantal topstukken. Uiteindelijk is besloten om de collectie te kopen voor €25.000,-. Dit bedrag was reeds door het bestuur gereserveerd voor deze aankoop. Het is de bedoeling dat de collectie, in een speciale tentoonstelling en in een wisselvitrine in het museum wordt tentoongesteld. Frans Fontaine legt uit dat de collectie veel oude documenten, prenten, munten, kaarten, boeken en objecten over Waterland bevat met een sterke nadruk op Monnickendam. In totaal zijn het 1200 geregistreerde stukken. De oudste stukken zijn vroeg 17e eeuws. Een deel van de documenten (‘ordonnantiën en privilegiën’) zal worden ondergebracht bij het Waterlands Archief maar blijft eigendam van de VOM.
4 Uitreiking jaarlijkse prijs ‘De Monnick’ Het bestuur van de VOM draagt dit jaar ds. C.A.E. Groot unaniem voor, voor de prijs “de Monnick” van het jaar 2014. Jan Konijn licht het besluit toe: Ds. C.A.E. Groot verdient de prijs vooral vanwege zijn jarenlange vrijwillige bijdrage aan het jaarboek van de Vereniging Oud Monnickendam. In 1992 (23 jaar geleden) begon hij met een stuk over één van zijn meest geliefde onderwerpen: het weeshuis van Monnickendam. Door de jaren heen werd de geschiedenis van de weeshuizen in Monnickendam, met zijn bewoners, de diverse Vaders en Moeders en de regenten in vele bijdrages naar boven gehaald. Samen met de heer (Leendert) Appel vormde ds. C.A.E. Groot een duo dat ons Jaarboek van vele uitgebreide stukken voorzag. Onderwerpen waren onder andere: de Schutterij (1994), Graven en begraven (1999), het Gereformeerd kerkelijk leven (2000), de Koloniën van Weldadigheid (2001-2002) en de Vaders en Moeders van het Weeshuis (2004-2005-2006). Na het overlijden van de heer Appel in 2005 vond de Vereniging Oud Monnickendam in ds. C.A.E. Groot een man die dit gat onmiddellijk invulde en ook de vraagbaak werd voor de vele, 19
vaak genealogische vragen die bij ons secretariaat binnen kwamen. Verbazend was altijd de snelheid en de accuratesse waarmee de vragen, indien mogelijk, werden beantwoord. In de jaren daarna volgden uitgebreide artikelen zoals: Drie eeuwen straatverlichting (2008), Het Bruine Goud, de turfwinning (2009), Monnickendam een veilige stad? (2010-2011-2012) en de geschiedenis van ‘Samuël’ en ‘Samuël’ (2013-2014). En dit jaar kwam ds. C.A.E. Groot voor het jaarboek van 2015 met een zeer lijvig indrukwekkend stuk over de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen die deze had op de Monnickendamse, met name Joodse bevolking. Het bestuur hoopt nog vele jaren te kunnen rekenen op de inbreng van ds. C.A.E. Groot voor de vereniging Oud Monnickendam! Ds. C.A.E. Groot neemt de prijs in ontvangst en dankt het bestuur hartelijk. Daarna houdt hij een geëmotioneerd dankwoord waarin hij aangeeft dat zijn laatste bijdrage over de oorlogsjaren in Monnickendam hem het meest heeft aangegrepen. Hij roept Monnickendammers die bezig zijn dingen over hun voorouders uit te zoeken op, contact met hem op te nemen. Ook mensen die willen weten wie er vroeger in hun woning hebben gewoond, kunnen bij hem terecht.
5 Jaarverslag van de vereniging Oud Monnickendam over de activiteiten in 2014 De leden hebben geen vragen en/of opmerkingen over het jaarverslag.
6 Jaarverslagen Stadsgidsen, Commissie Stad- en Dorpsbeheer gemeente Waterland, Waterlandsmuseum ‘De Speeltoren’ en Stichting IJsschuiten Gouwzee De leden hebben geen vragen en/of opmerkingen over de betreffende jaarverslagen.
7 Financieel verslag over het jaar 2014 en goedkeuring van het budget 2015 Bertien meldt dat de VOM een bloeiende vereniging is met zeer veel vrijwilligers. Bovendien is de vereniging financieel gezond. Blijvende zorg bij het bestuur is echter het dalend aantal leden, vooral wegens verhuizing en overlijden. De praktijk heeft geleerd dat het het beste werkt, wanneer je mensen persoonlijk aanspreekt en hen op doe manier lid probeert te maken. Siem Koerse meldt dat hij een probleem heeft met de omvang van het jaarboek. Vincent Keesmaat merkt op dat dit dit jaar onvermijdelijk was vanwege de belangwekkende artikelen van ds. C.A.E. Groot, maar dat er volgend jaar naar gestreefd zal worden een boekje van maximaal 200 pagina’s te produceren. Er is een aantal vragen uit de zaal, o.a. van Johan Hilarides over het financieel verslag. Er staan andere posten en getallen vermeld dan in het financieel verslag van 2013. Bertien zegt toe dat ze het verslag gaat controleren op fouten en dat ze in de mailing van augustus melding zal doen van haar bevindingen. 20
verslag algemene ledenvergadering juni 2015
8 Verslag van onderzoek van de rekening en verantwoording Dhr. R.I.M. Theunissen en mw. S. Koning, die dit jaar de kascommissie vormden, melden dat alle financiële stukken zijn doorgenomen en dat er geen onregelmatigheden zijn gevonden. De financiële situatie is gezond en er is veel waardering voor de bevlogenheid van de penningmeester. De kascommissie adviseert daarom om, onder voorbehoud van de correcties in het financiële verslag, decharge aan de penningmeester te verlenen, hetgeen door de leden wordt gehonoreerd. Bertien meldt dat dhr. J. Theunissen en mw. S. Koning dit jaar ook de kascontrole hebben gedaan van het Museum en dankt hen daar hartelijk voor. Siem Koerse merkt op dat hij er moeite mee heeft dat de penningmeester van de vereniging en de penningmeester van het museum één persoon zijn. Jan Konijn heeft begrip voor dit standpunt en geeft aan dat hieraan wordt gewerkt.
9 Benoeming nieuwe kascommissie De kascommissie zal volgend jaar worden vertegenwoordigd door dhr. J. Teunissen en dhr. J. Hilarides. Reservelid is mw. B. Otjes.
10 Verkiezing/samenstelling bestuur Aftredend zijn dit jaar Vincent Keesmaat en Koert Kraak. Zij stellen zich beiden herkiesbaar voor een nieuwe termijn. De leden gaan onder applaus akkoord.
11 Vacature lid commissie WZNH (welstandscommissie) Jan Konijn meldt dat Lodewijk Duymaer van Twist zes jaar lang vertegenwoordiger van de VOM in de welstandscommissie is geweest. Volgens de regels, moet hij per 23 juni zijn taken aan iemand anders overdragen. Het bestuur zoekt een geschikte kandidaat! De vergaderingen zijn eens per twee weken.
12 Rondvraag Mw. Stoppels vraagt hoe het staat met het plaatsen van de ‘strompelkeitjes’. Ton Meijer meldt dat hij bij alle bewoners, bij wie dit voor de woning zal geschieden, langs is geweest en dat iedereen akkoord is. Ook de gemeente is akkoord. Waarschijnlijk zal Günther Demmig voor 1 mei 2016 de 18 strompelkeitjes persoonlijk komen leggen. Bert Schalkwijk heeft een vraag aan Lodewijk Duymaer van Twist over de welstandscommissie. Hij was laatst in deze commissie aanwezig en kreeg de indruk dat de beslissingen van de commissie door een aantal commissieleden wordt voorgekookt. Lodewijk Duymaer van Twist ontkent dit. Er is een goede en duidelijk welstandsnota op basis waarvan er genuanceerde beslissingen worden genomen. Sinds het aantreden van de nieuwe voorzitter is er wel het één en ander verbeterd. Bert Schalkwijk vraagt wat het bestuur van plan is om het ledenaantal weer te verhogen. Jan Konijn antwoordt dat dit onderwerp de voortdurende aandacht van het bestuur 21
heeft. In de praktijk is gebleken dat het mondeling aanspreken van mensen het meeste effect heeft. Het potentieel aan nieuwe leden bevindt zich vooral in de nieuwbouwwijken. Mw. Koning geeft aan dat ze op de markt mensen persoonlijk zal gaan aanspreken. PAUZE Het bestuur van de Monnickendammer visdagen houdt een presentatie over hun activiteiten en plannen voor de komende jaren. Visrokers zullen langs de haven staan om hun oude ambacht te demonstreren. Voormalig rokerij ‘De Lange Ben’ wordt speciaal voor deze dagen weer geopend en ook andere oude ambachten komen aan bod. Zo zijn er vakmensen die visnetten boeten en manden maken. De bezoekers gaan even terug in de tijd en beleven tijdens een van deze dagen de geschiedenis van het visroken in Monnickendam. Alle vers gerookte vis kan gratis worden geproefd. Het moeten dagen worden vol gezelligheid en met de sfeer ‘van toen’.
Bestuursleden per 31 december 2015 Vereniging Oud Monnickendam Jan Konijn, voorzitter Vincent Keesmaat, secretaris Bertien van der Kolk, penningmeester Koert Kraak, vicevoorzitter Garrelt Bont Ed Willms, Klaas Roos Ton Meijer
Stichting Beheer Oud Monnickendam Koert Kraak, voorzitter Bertien van der Kolk, secr./ penningm. Klaas Roos
Stichting IJsschuiten Gouwzee Voorzitter Klaas Roos Secretaris Marcel Visser Penningmeester Jan Konijn Promotie/IJscoördinator Ton Meijer Vrijwilligers Henk Kalshoven Schaatsvereniging Rob van de Geer
Stichting Vrienden van het Waterlandsmuseum de Speeltoren Hepko Wink, voorzitter Tom Veerman, penningmeester Take Dammen Pieter Stegeman Sake Tuinsma
22
Stichting Museum de Speeltoren Frans Fontaine, voorzitter Frans Ronchetti, secretaris Bertien van der Kolk, penningmeester Leden: Take Dammen, Garrelt Bont, Jan Colaris, Paul van ’t Hof, Barbara van Beijma
Jaarverslag 2015 Waterlandsmuseum de Speeltoren Het jaar 2015 is voor het museum een wisselend jaar van successen en soms kleine tegenvallertjes geweest. Collectie Hoek Samen met de Vereniging Oud Monnickendam is de unieke Collectie Hoek verworven. Die collectie bevat veel oude documenten, prenten en objecten over Waterland met een sterke nadruk op Monnickendam. De oudste stukken zijn vroeg 17e eeuws. Maurits (beter bekend als Rits) Hoek was tot op hoge leeftijd een verwoed verzamelaar. Alles wat gerelateerd was aan Monnickendam was interessant. Zo groeide een collectie van ca 1200 genummerde stukken en nog een flink aantal ongenummerde boeken, foto’s en recente documenten. In de tweede helft van 2015 is er dan ook veel tijd besteed aan het in kaart brengen van die collectie: d.w.z. ordenen, fotograferen, beschrijven en invoeren in de museale database. Een werk waar nog wel een jaar mee gemoeid zal zijn. Daarna volgt nog een heel traject om te zien wat museale waarde heeft, wat archiefwaarde heeft en welke doublures er zijn met bijvoorbeeld de bestaande museumcollectie. Het is een echte ‘verzamelaarscollectie’: alleen al een tweede of derde druk was genoeg reden om hetzelfde boek toe te voegen aan de collectie. Er wordt t.z.t dan ook in overleg met de familie Hoek gekeken welke dubbele stukken als bruikleen bij andere erfgoedinstanties tot hun recht kunnen komen. Bezoekcijfers De bezoekcijfers in het afgelopen jaar vielen wat tegen. 6302 bezoekers om 7366 bezoekers in 2014. Het aantal bezoekers van buiten de regio nam percentueel iets toe ten opzichte van de lokale bezoekers. Dat gold voor Nederlandse maar ook buitenlandse bezoekers. Het museum heeft naast een lokale functie een belangrijke toeristische functie binnen onze gemeente. In 2014 hadden we de eerste twee maanden nog de overzichtstentoonstelling van Herman van Elteren en dat tikte flink aan qua bezoekersaantal. Daarbij hadden we begin 2014 veel schoolgroepen. In 2015 bleef het wat rustiger. 23
Ook het algemene publiek kwam in de volgende maanden in iets mindere getale. De waardering van onze bezoekers bleef echt onveranderlijk hoog. We ontvingen van de web-organisatie Museumkwartier.nl een mooie prijs: de Museum Ontdekking Award 2015 Maar niet getreurd over lagere bezoekcijfers, zoiets vraagt om actie en die hebben we ondernomen. Er wordt intensiever reclame gemaakt. Elke maand hebben we een column in Ons Streekblad; “Museumschatten’, met een verrassend verhaal over een collectiestuk. Deze zomer zijn twee nieuwe lesprogramma’s voor het basisonderwijs gereedgekomen en op alle Waterlandse scholen uitgezet. Er is besloten om een grote nieuwe wisselvitrine in de historiezaal te maken om daarin wisselende thema’s te tonen met objecten uit o.a. de Collectie Hoek en uit recente opgravingen. Zo zal er steeds weer iets nieuws te zien zijn. Die vitrine moet voorjaar 2016 klaar zijn. We hebben het besluit genomen om voortaan elke winter een grote tentoonstelling te presenteren over onderwerpen die in de oude maar ook recente geschiedenis van Waterland gespeeld hebben. Nu is dat de Watersnood 1916 en eind 2016 pakken we, samen met de Stichting De Blauwe Tram, uit met een prachttentoonstelling over de tram. Dat deze strategie succes heeft bleek meteen al in december 2015 waar het bezoekersaantal op 687 lag tegen 370 in 2014. Kortom, genoeg nieuwe zaken om het museum aantrekkelijk te maken voor herhaalbezoek uit de regio. Kunst in het museum In de Kunstzaal werden i.s.m. Kunst Kijken Monnickendam (KKM) drie nieuwe exposities geopend: Daan de Jong met schilderijen met een hoge fotografische verfijning. Nina Veluwenkamp met sieraden en prachtig subtiel keramiek en tot slot Francis Willemstijn met kleine heel subtiele objecten met een hoge mate van symboliek. KKM gaf in 2015 aan dat ze in het najaar 2016 gaan stoppen met het organiseren van kunsttentoonstellingen in het museum. Er is binnen de groep behoefte aan vrijheid om nieuwe creatieve wegen in te slaan. Het museum heeft daar alle begrip voor, bekend als we zijn met de werkdruk die het organiseren van tentoonstellingen voor KKM steeds weer opleverde. Het museumbestuur heeft wel besloten dat hedendaagse kunst op het tentoonstellingsmenu blijft staan. 24
jaarverslag 2015 waterlandsmuseum de speeltoren
De Watersnoodtentoonstelling Onder de titel: “1916, van dijkdoorbraak naar Afsluitdijk” startte op 12 december onze winterexpositie. Deze werd geopend door mevrouw Lysbeth van Valkenberg-Lely, achterkleindochter van Ir. Lely. De opening deed ze samen met Luzette Wagenaar–Kroon, deze nu eens niet in hoedanigheid van burgemeester maar als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Zuiderzeemuseum. De reden daartoe was ook dat de tentoonstelling prachtige bruiklenen van het Zuiderzeemuseum kreeg voor deze expositie. Zo hangen er twee kostbare grote schilderijen van de schilder van Mastenbroek die het werk aan de Afsluitdijk verbeelden. Met prachtig fotowerk, oude prenten van overstromingen vóór 1916, unieke documenten en originele krantencitaten uit die tijd, oogst de tentoonstelling alom complimenten. Voor de tentoonstelling werd sponsoring ontvangen van de Stichting WaterKustLand, de Rabobank en Fonds De Uitweg. En om de reclame van wc-eend te parafraseren: Wij van het Museum vinden het zelf ook een fantastische tentoonstelling…. Activiteiten In 2015 zijn er weer een aantal aardige en goed bezochte activiteiten en lezingen geweest. Hoogtepunt was misschien wel de kinderopera Hans en Grietje, 29 december, een productie van de hojotoho-studio van onze lokale operacoryfee Wiebke Goetjes. Een opera in drie aktes, steeds op een andere verdieping en eindigend in de Juniorzaal waar het perfecte Hans-enGrietje huis staat. Een leuk spektakel, zeker omdat het keyboard telkens snel per lift een verdieping hoger moest! We mogen best tevreden zijn, het museum heeft zich in haar korte bestaan bewezen en wordt erg gewaardeerd als een goed, leuk en zeer professioneel museum. En wat even belangrijk is: ons hele team vrijwilligers, dus van baliemedewerkers, bestuurders, klussers, tentoonstellingsmakers en publiciteitsmensen, blijft er enthousiast de schouders onder zetten. We krijgen het echt heel vaak van de buitenwereld te horen hoe uniek ons hele team is en hoe bijzonder het is dat we als gemeenschap een dergelijk museum draaiend houden. Frans Fontaine, voorzitter Waterlandsmuseum de Speeltoren, Monnickendam 25
Jaarverslag stadsgidsen 2015
We zagen ook in 2015 dat de rondleidingen van de stadsgidsen zich steeds meer over het hele jaar verspreidden met pieken in het voor- en najaar. We leidden zo’n 85 groepen rond, met een totaal aantal deelnemers van 1697. Dit is inclusief alle mensen die op de bijeenkomst van VOM 65 en de Open Monumentendag de kerktoren beklommen onder leiding van een stadsgids We startten het jaar op 13 januari met de jaarvergadering in het Weeshuis. Het tweede deel na de pauze, ‘Gevelstenen in Monnickendam’, werd verzorgd door Jan Meijer en Rini de Weijze. Ans Jansen en Pieternel Rol verzorgden op 16 februari een bijspijkeravond in de kosterij van de Grote Kerk over ‘Bovenlichten’ en op 19 maart werden de Monnickendamse gidsen ontvangen door hun Marker collega’s, voor een boeiend en gezellig programma.
De gratis vrijdagavondwandeling stond ook dit jaar wekelijks in de evenementenkalender en we hadden het hele jaar door eens in de 14 dagen een kleine advertentie in Prettig Weekend. In de huis-aan-huisbladen stonden we weer een aantal keren met een wervend stukje. Onze website www.stadsgidsenmonnickendam.nl, werd en wordt goed bezocht en goed bijgehouden door Wim van Leeuwen. We kregen weer veel aanmeldingen via de website van de VOM www.oudmonnickendam.nl/ stadsgidsen en via info@stadsgidsenmonnickendam.nl. Verder kregen we ook aanmeldingen via www.gilde-nederland.nl ,waar we bij aangesloten zijn, via het Informatiepunt Waterland, info@onswaterland.nl , www.vvv-waterland.nl. en via het Speeltorenmuseum info@despeeltoren.nl, www.despeeltoren.nl , waarmee we een aantal arrangementen verzorgden en goed samenwerken. 26
jaarverslag 2015 stadsgidsen
Greetje de Haan maakte op 30 juli een stadswandeling met torenbeklimming waarbij ze geïnterviewd werd voor een radioprogramma van de EO en Marten Horjus werkte als stadsgids mee aan het EO programma ‘Geloof en een hoop liefde’ dat in februari 2016 werd uitgezonden.
In samenwerking met het SPW bedachten we vier themawandelingen, twee in het voorjaar van 2015, op 15 februari ‘IJsschuiten’ en op 3 mei ‘Joodse geschiedenis’, In het najaar op 25 oktober ’Arm en Rijk’ en op 29 november ‘Visrokerijen’. De themawandelingen worden heel goed bezocht en vragen een grote inzet van de gidsen vanwege de grote groepen die erop af komen. Ze worden voortgezet in 2016. We werkten mee aan VOM65 op 19 april en op Open Monumentendag, 12 september, zorgden we voor een uitgewerkte fotogevelstenentocht voor kinderen en voor de beklimming van de toren van de Grote Kerk. Greetje de Haan bezocht een dag van het Gilde in Amsterdam, over de VOC De gratis wandelingen voor individuele deelnemers op vrijdagavond in de maanden mei t/m september werden weer goed bezocht, o.a. door toeristen die in Monnickendam logeerden en mensen die hier met de boot waren. We gaan het komende jaar door met deze vrijdagavondwandelingen van begin mei tot eind september. De aanvragen voor rondleidingen waren in de eerste plaats familie-uitjes, reünies, vriendengroepen, bedrijfsuitjes. Daarnaast hebben we een aantal specifieke aanvragen gehad: gericht op bepaalde voorouders, de kerken van Monnickendam, rondleidingen met het carillon 27
van de Speeltoren als centraal thema, via de Bolder een vluchtelingengroep, die tijdelijk in de Sporthal verbleef, en een groep vrouwen via vluchtelingenwerk en de Bolder. We werden vaak gevraagd door charterbedrijven, soms lastig voor de gidsen omdat boten met tegenwind niet op de afgesproken tijd de haven binnenvoeren. Een greep uit de verdere aanmeldingen: historische verenigingen uit Purmerend, Voorthuizen, Amsterdam, Nieuwerkerk aan de IJssel en Vlaardingen, B&W Waterland, de vrijwilligers van het eerste Albert Heynwinkeltje op de Zaanse Schans, het ijsclubbestuur uit Middenbeemster, buurtverenigingen en een aantal buitenlandse groepen. We werkten samen met het Speeltorenmuseum, waar de stadswandeling een onderdeel uitmaakte van een arrangement. We hebben een financiĂŤle bijdrage toegezegd aan de verdere inrichting van De Stegh. Over nieuwe, concrete projecten waar we aan bijdragen, gaan we in 2016 nadenken. Hierbij wil ik weer alle gidsen bedanken voor hun enthousiaste en betrokken inzet in 2015. We nodigen alle (nieuwe) leden van de Vereniging Oud Monnickendam uit die nog nooit een stadswandeling hebben gemaakt: Loop op vrijdagavond tussen begin mei en eind september eens met ons mee! Of maak een afspraak voor een stadswandeling met familie en vrienden Greetje de Haan-Rundervoort, voorzitter stadsgidsen Ineke Plat-Pauws, penningmeester Rini de Weijze, algemeen bestuurslid Monnickendam, januari 2016 28
jaarverslag 2015 stadsgidsen
Financieel verslag stadsgidsen 1 januari 2015 t/m 31 december 2015 Beginsaldi Bedrijfstelerekening spaarrekening Rabobank Verenigingsrekening Kas Totaal beginsaldi 1 januari 2015
€ 4.648,71 € 3.884,38 € 157,75 € 8.690,84 Inkomsten
Kosten Rabobank 2015 Sticht. Philadelphia vergadering weeshuis Prettig Weekend 2015 One.com computerkosten domeinregistratie Bijdrage gilde 2015 Vergaderingen Grote Kerk Diverse onkosten Nimo diversen Uitje stadsgidsen Grote Kerk kerstkaarten Promo polo’s Rondleidingen Giften Rente 2015 Totalen
Uitgaven € 138,35 € 200,01 € 250,46 € 29,04 € 145,00 € 53,00, € 85,00 € 79,10 € 250,00 € 30,00 P.M.
€ 3.359,50 € 494,60 € 22,07 € 3.876,17
Beginsaldo 1 januari 2015 8690,84 Inkomsten 2015 Totaal Minus uitgaven 2015 Saldo
€ € € € €
Eindsaldi Bedrijfstelerekening spaarrekening Rabobank Verenigingsrekening Kas
€ 4.670,78 € 6.623,58 € 12,70
Totaal eindsaldo 31 december 2015
€ 11.307,06
€ 1.259,96
8,690.84 3,876.17 12,567.01 1,259.96 11,307.05
29
Stichting IJsschuiten Gouwzee in 2015 Zoals gebruikelijk werd het jaar 2015 gestart met een nieuwjaarsreceptie in het weeshuis, die door veel vrijwilligers, een groot deel van de partners, donateurs en bekenden goed bezocht werd. Een winter waarin er weer eens een kans was om te kunnen ijszeilen op de Gouwzee diende zich nog niet aan, zodat er wederom over gesproken werd om in het buitenland te gaan zeilen. Polen 2014 was goed bevallen bij diegenen die mee waren en wat ook belangrijk was: het was een week zeilen voor een redelijke prijs. Begin februari werd de knoop doorgehakt en werd er een week gepland eind februari. De schuiten die ditmaal meegingen waren de Oranje, Piet Hein, Fram, Maris Stella, Gesche en de twee DN’s. Het zeilen in die week op het meer bij Rydzewo kon niet beter. Iedere dag wind, mooi weer en redelijke temperatuur. Op 27 maart werd de jaarvergadering in het weeshuis gehouden. Na de vergadering werd de film over de reis naar Polen vertoond. Op 26 september 2015 is er een groot deel van de vrijwilligers bijeengekomen om de werkzaamheden voor het dan komende winterseizoen te bespreken. Het bestuur van de Stichting heeft besloten om het 25-jarig bestaan van de Stichting, op 22 Januari 2016, te gedenken met het uitbrengen van een fotoboek dat moet weergeven wat er in deze 25 jaar verwezenlijkt is, aangaande de collectie van de Stichting. Het boek zal alle 28 schuiten, welke bij de Stichting zijn ondergebracht, omschrijven en wordt voorzien van vele foto’s van vroeger en de schuiten in de huidige staat. Ton Meijer en Marcel Visser zullen dit in gang zetten en Ebbo Clerkx zal voor de opmaak zorgdragen. Dit jubileumboek zal gepresenteerd worden op de jaarvergadering in het jubileumjaar 2016. )* De open dag, die op 13 december weer werd gehouden in ons onderkomen bij Leguit
30
stichting ijsschuiten gouwzee in 2015
en Roos, voor de donateurs en overige belangstellenden, werd ook dit jaar goed bezocht. Een aantal nieuwe donateurs, die voor de Stichting uiteraard heel belangrijk zijn, konden we die dag verwelkomen. Eind december was er van een echte winter wederom nog steeds geen sprake. Misschien dat de weergoden ons in januari of februari gunstiger gezind zullen zijn. M. Visser, secretaris Stichting IJsschuiten Gouwzee
Rekening en verantwoording penningmeester 1 oktober 2014 - 30 september 2015
Baten Giften Rente Vrienden Overige inkomsten Totaal
resultaat 2014/15 € 1.000,00 94,83 2.858,50 0,00 3.953,33
begroting 2014/15 € 7.000 150 3.300 0 10.450
begroting 2015/16 € 1.000 75 2.500 2.000 5.575
Lasten Verzekeringen Bankkosten Beheerskosten Onderhoudskosten Administratie + Overige Opslagkosten Totaal
306,36 55,23 288,40 1.605,53 0 1.000,00 3.255,52
275 75 500 8.000 350 1.000 10.150
300 75 2.800 1.500 300 1.000 5.975
3.953,33 3.255,52 697,81
10.450 10.150 300
5.575 5.975 – 400 Lees verder →
Totaal Baten Totaal Lasten Resultaat
31
Balans per 30 september IJsschuiten Rekening courant Rabobank Rendements rekening Rabobank Kas & kleine kas Vermogen Reservering dekzeilen
30-09-15 22.773,60 463,13 19.508,74 9,40 37.299,37
30-09-14 22.773,60 1.394,65 12.413,91 19,40 36.601,56
5.455,50
0,00
toelichtingen: Algemeen De boekhouding is op kasbasis. Er wordt geregistreerd uitsluitend gebaseerd op de overdracht van geld. Ontvangsten en kosten worden geregistreerd wanneer betaling plaatsvindt. Balans/Vermogen Bezittingen: De ijsschuiten zijn gewaardeerd tegen aanschafprijs. Reservering dekzeilen: De gift van Rabo van € 6000 is gereserveerd voor de dekzeilen. Hiervan is € 544,50 besteed, zodat een het saldo voor deze reservering per 30-9-2015 € 5.455,50 is. Baten/Lasten 1. Gift Leguit en Roos is een jaarlijkse giftvan € 1000. Deze wordt verrekend met de betaling van de huur over de ruimte waar de ijsschuiten staan gestald en gerestaureerd. 2. Beheerkosten zijn de vergaderkosten van de jaarvergadering, de nieuwjaarsreceptie voor de vrijwilligers en de jaarlijkse Open Dag in december. 3. Onderhoudskosten zijn kosten gemaakt door restauratiewerkzaamheden door vrijwilligers aan de historische ijsschuiten. Begroting 2015/16 In 2016 wordt ons jubileumboek uitgegeven. In de begroting is onder ‘Beheerskosten’ € 2500 opgenomen voor de productie van het boek en is een bedrag van € 2000 opgenomen onder ‘Overige inkomten’ als opbrengst van de verkopen van dit jubileumboek. De verwachting is dat de onderhoudskosten omlaag gaan. 32
Het gebouw ‘de Visafslag’ ofwel ‘de Stegh’ De Stegh is een plek waar vijf eeuwen voor gestreden is om er vis aangevoerd te krijgen, maar die alsnog in de derde kwart van de twintigste eeuw zijn functie verloor. Het is alweer twee jaar geleden dat ons bestuurslid Bertien van der Kolk de visafslag tijdens een bestuursvergadering ter sprake bracht. De visafslag was al jaren een punt van zorg voor de gemeente, de eigenaar van het gebouw. Bertien was ter ore gekomen dat de gemeente er nu wel graag vanaf wilde, als er zich een goede partij zou aandienen die het gebouw in zijn huidige vorm wilde behouden. De vraag was dus of de Vereniging Oud Monnickendam er iets mee zou willen en kunnen. Het bestuur was het erover eens dat de visafslag historisch gezien, een belangrijke plek was en is toen serieus gaan nadenken over een nieuwe bestemming van het karakteristieke pandje. In een bestuursvergadering is het geheel toen zowel financieel als bouwkundig op papier gezet en zijn de voorwaarden opgesteld onder welke de VOM met de gemeente in zee zou willen gaan. Bij het bouwkundig onderzoek werd wel duidelijk waarom de gemeente de visafslag als een probleemgebouw zag. Wat bleek is, dat als we het gebouw zouden willen behouBurgemeester Luzette Wagenaar luidt de bel voor een den, er een nieuwe fundering nieuw en nuttig gebruik van de Stegh en vloer aangebracht moesten worden op stalenbuispalen. Het gebouw zou multifunctioneel moeten kunnen worden gebruikt, wat inhield dat het moest worden geïsoleerd, verwarmd en voorzien van een keukenblokje en een W.C. Om niet voor de buitenlucht te stoken, moesten de schuifdeuren worden vervangen door draaideuren. De kozijnen moesten deels vernieuwd of aangepast worden en er moest 33
isolatieglas worden ingezet. Van het overige houtwerk moesten de boeidelen en het gevelschot worden vervangen. Ook aan het metsel- en voegwerk moest het nodige worden hersteld. En het geheel moest buiten en binnen geschilderd worden. Van de technische installaties verkeerde alles in slechte staat dus water- elektra en C.V.-installaties moesten worden vernieuwd. Het totaal overziend zou het nog hele klus zijn om te klaren! Maar het was voor het bestuur toch duidelijk dat ze deze klus wilde klaren! Het was wel van meet af aan duidelijk dat er een beroep moest worden gedaan op de Monnickendamse vrijwilligers. In een overleg met de gemeente is het bestuur toen overeengekomen, nadat er een hogere financiële bijdrage door de gemeente was toegezegd, om het gebouw aan te pakken. De funderingswerkzaamheden zijn uitgevoerd door Leguit en Roos B.V. Alle overige werkzaamheden zijn met vrijwilligers in eigen beheer uitgevoerd. Het streven was de oude veilingklok en tribune terug te brengen. Inmiddels maakt de praatgroep weer gebruik van het gebouw en heeft de Vereniging Oud Monnickendam er haar intrek genomen. Voor de havenmeester is er een apart kantoortje in het pand gerealiseerd. Het pand zal voor meerdere watergebonden activiteiten als uitvalsbasis gaan functioneren. Tijdens de Monnickendammer visdagen zal het ook een functie gaan vervullen. De Vereniging is ingenomen met het gebouw zoals het geworden is en hoopt dat er meerdere clubs en verenigingen tegen een kleine vergoeding gebruik van gaan maken De Vereniging Oud Monnickendam is veel dank verschuldigd aan de vrijwilligers van de St. IJsschuiten Gouwzee en van ‘Praatgroep de Stegh’ en tevens aan de sponsoring van particulieren en bedrijven. Klaas Roos
34
Financieel verslag van de restauratie en de ingebruikname van ‘de Stegh’ Inkomsten alles exc. BTW Gemeente Waterland Rabo coöperatiefonds Pr. Bernhard Cultuurfonds Bedrijfssponsors via St Beheer Bedrijfssponsoren via VOM Giften particulieren
Uitgaven Aann.-bedr. Leguit en Roos Inrichtingskosten Juridische kosten PR en organisatiekosten Via Beheer Via VOM Diverse kosten
Begroot
Werkelijk
35.372 5.000 5.000
35.372, 5.000 5.000 500 865 13.372 60.109
500 24.628 70.500
62.000 6.000 500 0
2.000 70.500
56.247 1.975 1.512 375 2.056 1.807 pm 60.109
Nog te betalen kosten: Inrichting tentoonstelling en visafslag in gebouw de Stegh. Stelpost van € 5.000, te betalen door Vereniging Oud Monnickendam. Verschil begroting/realisatie: Meerwerk aannemer € 5.000 voor o.a. nieuw dak, isolatie ed. Minderwerk van ca. € 10.000 door vrijwilligerswerk bij bouwkundige werkzaamheden en bv. schilderen.
35
Monumenten- en welstandscommissie Waterland, Jaarverslag 2015 De zittingsperiode in de commissie is voor de leden op zes jaar begrensd, en die zaten er voor ondergetekende eind juni helaas op. Wel heb ik in de tweede helft van het jaar het werk van de commissie vanaf de zijlijn verder gevolgd; de notulen staan ook op de website van de gemeente. Aangezien in dat jaar geen opvolger meer benoemd kon worden, is die periode ook meegenomen in dit verslag. In 2015 zijn in de commissie 102 nieuwe plannen behandeld en daarnaast een paar terugkomers uit 2014. 27 daarvan hadden betrekking op de historische binnenstad van Monnickendam.
zonnepanelen
Het plaatsen van zonnepanelen is inmiddels een actueel thema, ook in de binnenstad van Monnickendam. Hiervoor werden in het afgelopen jaar zes aanvragen ingediend. Op zich een positieve ontwikkeling die in het historisch stadsbeeld echter ook gevoelig ligt. De grote spiegelende platen verstoren al gauw de zo karakteristieke kleinschaligheid van de oude pannendaken. In de beschermde stads- en dorpsgezichten, en bij monumenten in het bijzonder, zijn zonnepanelen dan ook altijd vergunningsplichtig. In de welstandsnota zijn hiervoor een aantal randvoorwaarden opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de zonnepanelen vanuit de openbare ruimte niet (of nauwelijks) zichtbaar zijn. Tot de openbare ruimte behoren uiteraard ook de wandelpaden op de vesting. Van de zes ingediende plannen kon er ĂŠĂŠn (met panelen op het schuurdak) zonder meer goedgekeurd worden, een ander plan kon aangepast worden en bij een derde wordt nog naar een oplossing gezocht. Drie aanvragen moesten afgekeurd worden aangezien de zonnepanelen in het zicht lagen, waaronder ook die van het plan hieronder. Wordt een plan afgekeurd dan volgt altijd een uitvoerige schriftelijke motivatie van het advies aan het College. Zonnepanelen die zich beter in bestaande daken laten invoegen (b.v. in de vorm van dakpannen) worden al ontwikkeld maar die techniek is nog duur en onvoldoende uitgerijpt. Mogelijk ligt hier een perspectief voor de toekomst. Naast de gebruikelijke aanvragen voor diverse kleinere ingrepen zoals dakkapellen, gevelwijzigingen en reclame-uitingen waren er ook enkele grotere plannen:
niesenoortsburgwal 7
In dit plan wordt de eenlaagse garage met opslagruimte vervangen door een nieuwbouw met woning op de eerste verdieping. Het gebouw staat niet haaks op de rooilijn van de voorgevel maar volgt de gerende perceelgrens. Het plan is vier keer in de commissie geweest en is een goed 36
monumenten- en welstandscommissie waterland jaarverslag 2015
voorbeeld van hoe daar aan de hand van de welstandscriteria naar een plan gekeken wordt en wat dit voor het uiteindelijke resultaat kan betekenen.
Bestaande situatie
Eerste voorstel
We zien hier een nieuwbouw met gebogen spitsdak en in de voorgevel een vierdelige, stalen garagedeur. De commissie maakt bezwaar tegen de kapvorm en de invulling van de voorgevel. Deze kapvorm is atypisch voor oud Monnickendam en wordt niet passend gevonden binnen het beschermd stadsgezicht. Een ander probleem is de geslotenheid van de voorgevel, veroorzaakt door de grote garagedeur. Deze gevel dient een meer representatieve uitstraling te hebben. Ook gezien de ligging, als laatste pand op de wal en dus dominant in het straatbeeld aanwezig, gaat de commissie niet akkoord met de aanvraag.
Tweede voorstel
Hier is de nok op een lagere hoogte gebracht en de gebogen kap is vervangen door een mansardekap. De stalen garagedeur is vervangen door een houten deur met bovenlichten. 37
Naar de mening van de commissie is de hoofdopzet van het plan door de keuze voor een mansardekap verbeterd. In de verdere uitwerking vraagt ze om aandacht voor volgende punten: Verhoudingen: door de goot lager aan te brengen krijgt de zijgevel een minder zwaar, meer horizontaal karakter en komen de dakkapellen in het dakvlak te liggen. Raamindeling: Verschillende kozijntypes en roedeverdelingen veroorzaken een onrustig gevelbeeld; graag meer consistentie in raamindeling en vormen. Dakkapellen: Indeling van de toch al kleine ramen is erg druk, hier liever geen T-ramen zoals op de beganegrond gebruiken. Platte in plaats van schuine dakdekkingen toepassen. Indeling voorgevel: Garagedeur zoveel mogelijk in de breedte beperken zodat de gevelstrook tussen garagedeur en voordeur breder wordt. Zonnepanelen: Deze mogen niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte.
Derde voorstel
De meegegeven aandachtspunten van het tweede voorstel behalve de opmerking over de zonne-panelen zijn hierin verwerkt: Goot- en nokhoogte zijn verlaagd. Meer consistentie in de raamindeling, kruiskozijnen en roedes zijn weggelaten. De dam tussen voordeur en garagedeuren is breder uitgevoerd. Vormgeving en positie van de dakkapellen is aangepast. Zonnepanelen zijn nu verplaatst naar het rechter dakvlak, maar zijn ook daar nog steeds zichtbaar. In de uiteindelijke versie zijn de zonnepanelen geheel weggelaten zodat de bouwvergunning op 18 december verleend kon worden.
hotel lake land
Bij de vernieuwing van het hotel, gelegen aan de entree van de historische binnenstad, is het de bedoeling het hoofdgebouw (het oorspronkelijke gedeelte van het hotel) door een nieuwbouw te vervangen en de uitbreiding uit de tachtiger jaren te renoveren. Eind 2014 kreeg de commissie al een conceptrapportage van het bureau BRO op tafel met daarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor een nieuwbouw. Daartoe behoren het behouden van de openheid op deze buitendijkse locatie, oriĂŤntering op de jachthaven en het water, het toepassen van langgerekte traditionele bouwvormen met kap en het inzetten van een erfbeplanting om de buitenruimte beter te structureren. In juni 2015 volgde een eerste bouwkundige uitwerking hiervan waarbij verschillende opstellingen voor de nieuwbouw doorgespeeld werden. Uiteindelijk is gekozen 38
monumenten- en welstandscommissie waterland jaarverslag 2015
voor een positionering haaks op de te handhaven vleugel. De nieuwbouw in de vorm van een langgerekt dubbel bouwvolume met zadeldak heeft een goot- en nokhoogte van 6 en10 meter en zal uitgevoerd worden met traditionele materialen in hun eigen kleur of in grijstinten.
Bestaande situatie
Nieuwe situatie
kloosterdijk 2a
Een andere blikvanger aan de noordelijke entree van Monnnickendam is de voormalige houtzagerij aan de Kloosterdijk, sinds jaren vooral vergane glorie. De eigenaar gaat dit terrein nu opnieuw ontwikkelen. De bestaande opstallen en de betonnen verharding van het terrein worden gesloopt en aan de waterkant komen een meergeneratiewoning en een groep bijgebouwen met garage, berging en botenhuis. Door de gemeente zijn welstandscriteria opgesteld voor een dergelijke ontwikkeling van deze locatie. De bebouwing vormt hier een bijzonder buitendijks accent aan de Purmer Ee. Ze dient daarom aan specifieke criteria te voldoen zoals: oriĂŤntering naar het landschap en het water, eenvoudige bouwvormen van maximaal twee bouwlagen met zadeldak, gebruik van voor het gebied kenmerkende materialen en kleuren, een open en transparante terreininrichting en het intact houden van het natuurlijk verloop van de oever. Het ingediende plan voldeed in grote lijnen aan deze criteria. Een aandachtspunt in de ogen van de commissie was de wat massieve uitstraling van de bijgebouwen in relatie tot het hoofdgebouw. Dit kon door enkele aanpassingen in de gevel opgelost worden. De bouwvergunning is inmiddels verleend.
39
Archeologische Werkgroep Waterland Jaarverslag 2015 Sinds 2011 is de Archeologische Werkgroep Waterland actief met als doel bedreigd erfgoed te signaleren en veilig te stellen. Hiervoor wordt regelmatig veldwerk verricht en worden archeologische waarnemingen uitgevoerd bij grondverstoringen in Waterland. Het daarbij aangetroen erfgoed wordt gedetermineerd, gerestaureerd en geconserveerd voor expositie en tentoonstellingen. Werkruimte Elke dinsdagavond komt de werkgroep bijeen om scherven te plakken. Deze scherven worden op zaterdagmiddag tijdens het veldwerk veiliggesteld. In de eigen werkruimte worden alle bodemvondsten bewaard, gerestaureerd en toegankelijk gemaakt in de Waterlandse vondstendatabase. Nieuwsbrief Sinds eind 2014 heeft de werkgroep een eigen nieuwsbrief, waarin de werkzaamheden en activiteiten van de werkgroep verder worden beschreven en toegelicht. Deze nieuwsbrief wordt vier keer per jaar via de e-mail verstuurd aan leden van de werkgroep en leden van Oud Monnickendam.
archeologische waarnemingen
Het afgelopen jaar heeft de werkgroep diverse archeologische waarnemingen verricht. Hieronder zijn een paar waarnemingen opgenomen. Vestingwal – Zaksteeg Vanaf de Vestingwal tot de Zaksteeg in Monnickendam zijn in het voorjaar van 2015 diverse vondsten gedaan door de werkgroep. Hier werd de walbeschoeiing langs de Zesstedenvaart tussen Het Schouw en Edam vervangen. Bij de grondverstoringen heeft de werkgroep een aantal interessante bodemvondsten gedaan, waaronder een houten klootbal, Weser kannetje, groot fragment Kwispedoor en drie lepels. Ook werd er met de hulp van een metaaldetector een gouden ring met groen glas uit de 17 eeuw gevonden. 40
jaarverslag 2015 archeologische werkgroep waterland
Noordervesting In een grote bult langs de Noordervesting, als gevolg van de aanleg van een fundament op deze locatie, is divers aardewerk aangetroffen, waaronder een 19e-eeuws medicijnenflesje, bordfragmenten, Wan-Li aardewerk (1625-1650) en een zalfpotje met beschadigde rand (±1700) met een diameter van ± 47 mm. Oude Zijds Burgwal Eind maart heeft de werkgroep een waterput achter bakkerij Gutter aan de Oude Zijds Burgwal blootgelegd. De put, met een diepte van circa 4 meter, lag een aantal meters schuin achter de broodfabriek van bakkerij Gutter. Er zijn diverse vondsten gedaan waaronder een spinsteentje, een tegel met fantasie-voorstelling en een 18-eeuwse emmer met koperen ketting. Collectie Mart Honingh In het najaar 2015 heeft de werkgroep de collectie van Mart Honingh uit Zuiderwoude overgenomen. In deze collectie zijn diverse bodemvondsten opgenomen, die in de loop van de jaren zijn gevonden bij Zuiderwoude, zoals een eeuwenoude, gietijzeren kanonskogel. De collectie is in het najaar gedetermineerd en beschreven en opgenomen in de Waterlandse vondstendatabase. Bordfragment Willem III van Oranje-Nassau Eind december ontdekte de werkgroep een bijzonder bordfragment tussen alle bodemvondsten in de werkruimte. Op het bord, aanvankelijk in april 2013 gevonden bij de Pierebaan, bleek de 8 jaar jonge prins Willem van Oranje-Nassau afgebeeld. Het bord is tussen 1650 en 1702 te dateren. Kaart Melis Hagen Begin maart 2015 wist de werkgroep de kaart van landmeter Melis Hagen uit 1660 via de afdeling Bijzondere Collecties van de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam (UvA) te bemachtigen. De digitale kaart geeft de waterkundige staat en dijkbewoning weer tussen Monnickendam en Marken. Op deze kaart is ook duidelijk de nooit aangelegde dijk vanaf het Hemmeland naar de Nes bij Uitdam ingetekend. 41
Veldwerk De bodemvondsten vinden we terug door het veldwerk dat op zaterdagmiddagen plaats vindt. Een groepje leden trekt er dan op uit om in het veld archeologische verkenningen en -waarnemingen uit te voeren. Het levert regelmatig interessant erfgoed op dat na restauratie wordt toegevoegd aan de Waterlandse vondstendatabase. Zijn de objecten in de database opgenomen, dan kunnen deze vondsten voor tentoonstellingen worden ingezet. Meer weten over de werkgroep? We zijn bereikbaar via: www.archeologiewaterland.nl twitter.com/archeowaterland archeologiewaterland@gmail.com
wormspijkerpalen uit monnickendam teruggevonden op texel Begin november kreeg de werkgroep via Archeologie West-Friesland een e-mail over een serie havenpalen op Texel. Niks bijzonders, ware het niet dat deze palen, zogenaamde Wormspijker-palen, afkomstig bleken te zijn uit de haven van Monnickendam. Achttiende-eeuwse wormspijkerpalen, met karakteristiek roestpantser, bedoeld als bescherming tegen de zogeheten vraat van de paalworm, die in de 18e eeuw ook de haven van Monnickendam aantastte. Het onderzoek begon toen Archeologie West-Friesland uit Enkhuizen in september 2014 in het havenhoofd van Medemblik dergelijke palen ontdekte. Bij vernieuwing 42
jaarverslag 2015 archeologische werkgroep waterland
van de pier trok de aannemer oude palen uit de grond. Deze bleken een karakteristiek roestpantser te hebben. De palen waren over het gehele oppervlak, van de waterbodem tot het hoogste vloedniveau, bespijkerd met kopspijkers, de zogenaamde wormspijkers. Deze beschermden de palen aan de haven tegen de vraat van de paalworm die vanaf 1730 in de Zuiderzee alle houten zeeweringen opat. Dit leidde tot de vraag of elders langs het voormalige Zuiderzeegebied ook dergelijke palen bekend waren. Na onderzoek bleken ook bij de aangelegde steiger van het Waddenveer op Texel dergelijke palen te staan, maar dan afkomstig uit Monnickendam. Veldonderzoek Texel De wormspijkerpalen staan links van de doorgang naar de bootsteiger van het waddenveer. Er staan 3 palen, rechts (zuidelijk) staan 7 palen. Het gaat om 7 Wormspijkers lange palen, die tussen de 3,5 en 4,25 m boven het maaiveld uitsteken. Daarnaast zijn er 3 kortere palen van ongeveer 2 m. De palen zijn vierkant in doorsnede en op de hoeken gedisseld, waardoor ze octogonaal zijn. De gemeten diameters zijn 25 x 25 cm en 25 x 23 cm met alle varianten hiertussen. De palen zijn nog erg hard maar drogen langzaam uit. Het gaat hier waarschijnlijk om Roestpantser van de wormspijkers eikenhout. Op alle palen zijn de vierkante en rechthoekige spijkergaten van wormspijkers te zien. Deze zijn tamelijk systematisch in horizontale banen en verticale rijen vastgetimmerd. Veel systematischer dan de palen gevonden in Medemblik. Bovenin de lange palen is een 80-90 cm brede horizontale brede inkeping te zien. In deze verdieping heeft iets vastgezeten dat met smeedijzeren bouten was vastgemaakt. De bouten zijn 23-30 cm lang, 1 cm rond op de bout en hebben een vierkante smeedijzeren kop van 2 x 2 cm. De spijkers zijn precies tot onder het niveau van de inkeping vastgetimmerd, en komen over een afstand van minimaal 3 m (de afstand tussen het maaiveld en de inkeping) voor. De palen behoren vermoedelijk tot ĂŠĂŠn constructie. Op drie palen zit nog gedeeltelijk het roestpantser van de wormspijkers. Veel delen hiervan 43
zitten nog muurvast. Dit is anders dan in Medemblik, waar het pantser zomaar losliet. De diameters van de worpspijkerkoppen zijn opgemeten. Deze zijn respectievelijk 23, 27, 25, 28, 26 en 28 mm. Daarmee komen ze globaal overeen met Medemblik. Het roestpantser is 10-12 mm dik. Daarnaast is de wormspijkerdichtheid per 100 cm2 gemeten. Dit kwam voor 5 aselect gekozen palen uit op 14, 13, 15, 14 en 15 spijkers per 10 * 10 cm meetvak. Dit komt sterk overeen met de bevindingen in Medemblik. Op de palen ontbreekt begroeiing door mosselen of andere zeedieren. Ook teer, of pek met hierin puin of glas is niet waargenomen. Nu worden de palen gebruikt als afzetting of om een fiets tegenaan te zetten. De palen zijn verbonden door een oud scheepstouw om het maritiem aspect te benadrukken. De vraag bleef open waar de palen nu vandaan kwamen. Het lag voor de hand dat deze van het eiland zelf kwamen. Uit historische bronnen is bijvoorbeeld een paalwering bekend van de haven van Oudeschild. Navraag bij de eigenaresse van Het Waddenveer mw. Janke van den Brink bracht uitkomst. Zij is de weduwe van Sil Boon (geboren 2 maart 1959 en overleden op 10 augustus 2013), een kleurrijk persoon van het eiland Texel. Hij was jutter, schipper en verzamelaar en had een wijde schare vrienden waaronder de havenmeester van Monnickendam. Toen ongeveer 10 jaar geleden de haven van Monnickendam werd vernieuwd, heeft hij deze palen
Uit de Texelse Courant in 1994
44
jaarverslag 2015 archeologische werkgroep waterland
gekregen en meegenomen naar zijn bootsteiger op Texel. De palen zijn met zekerheid afkomstig uit de haven van Monnickendam. Hiermee is wellicht onbedoeld een belangrijk element in de waterbouw van de Zuiderzee behouden gebleven, niet in Monnickendam zelf maar op Texel. Het geeft aan dat de haast verloren strijd met de paalworm, die een directe bedreiging vormde voor alle dijken en havens in het Zuiderzeegebied, ook in Monnickendam tegen hoge kosten werd gevoerd. De palen dateren tussen 1735, het moment van de eerste reactie op de paalwormcrisis, en 1932, het afsluiten van de Zuiderzee door de Afsluitdijk. Paalwormen leven alleen in zout zeewater. Wellicht kan op termijn dendrochronologisch onderzoek uitkomst bieden over de ouderdom van de palen en de herkomst van het hout. De vragen die nog resteren zijn: wie weet welke Monnickendamse havenmeester een goede band had met Sil Boon van Texel? En wanneer ontving Sil Boon deze havenpalen? In het artikel uit de Texelse Courant wordt gesuggereerd dat Sil Boon zijn eigen jachthaven in 1994 bouwde? En wanneer werd in de haven van Monnickendam een serie havenpalen vervangen? Is dat zoals gesuggereerd tien jaar geleden of veel langer geleden? De informatie die we namelijk nu hebben spreekt elkaar op diverse vlakken tegen. De laatste vraag die nog openstaat is: waar hebben deze palen precies gestaan? Via de historische vereniging Oud Monnickendam en onze eigen werkgroep hebben we twee mogelijke locaties getraceerd. De eerste locatie zou de dukdalf (zie cirkel) kunnen zijn bij de ingang van de oude haven, vlakbij De Stegh. Een tweede locatie zou de beschermende palenrij voor de haven van Monnickendam kunnen zijn die op oude kaarten afgebeeld is. Als iemand op bovenstaande vragen een mogelijk antwoord In de cirkel een van de twee mogelijke plaatsen van herdenkt te hebben, neem dan komst van de palen: de dukdalf bij de Lange Brug. even contact op met de Archeologische Werkgroep Waterland. Wie weet kunnen we de precieze locatie van deze havenpalen herleiden. Marco Feenstra 45
Jaarverslag 2015 werkgroep Oral History Het afgelopen jaar is onze website verhalenvanvroegermonnickendam.nl weer verbeterd door Henk Bruyn. Bij de keuze voor een bepaald interview/persoon, komen nu alle zoektermen, die op de bepaalde persoon betrekking hebben, in beeld. Hierdoor krijgt men een beter overzicht van de onderwerpen die in het interview aan de orde komen. Tijdens de reünie van VOM op 19 april 2015 was de werkgroep met een stand vertegenwoordigd in de kerk. Belangstellenden konden ter plekke (onderdelen van) interviews bekijken. Sinds enige tijd is het helaas niet meer mogelijk om interviews te bekijken in museum De Speeltoren. De werkgroep hoopt dat hiervoor in 2016 een oplossing wordt gevonden. Eind 2015 waren er 591 vrienden op onze Facebook pagina. Ten opzichte van 2014 is dit een toename van 150 vrienden
interviews
In de loop van 2015 zijn de volgende personen geïnterviewd. Mady Klein Mady vertelt over haar jeugd in Monnickendam, de zangkoren, het dansen in café De Zwaan en haar winkeltje met kinderkleding. Ook haar leven met architect Piet Blom en hun beider activiteiten voor atelier ‘Doe Mee’ komen aan de orde Mevr. Franke – Van Geemen Mevrouw Franke is opgegroeid aan het Zuideinde in Monnickendam. Zij vertelt over haar leven aan het Zuideinde, de Markerveerboot en de stadsomroeper. Haar vader was turfsteker. Tijdens de oorlog mocht zij mee met een boot naar de Wieringermeer om turf te ruilen voor tarwe. 46
jaarverslag 2015 werkgroep oral history
Mevr. Luken-Bloem Mevrouw Luken groeide op aan het Noordeinde in Monnickendam. Zij vertelt over kikkers vangen in haar jeugd, over de wandelclub, de auto van Dr. Scholten en café ’t Schellinkje. Een groot deel van het interview gaat over het visverwerkingsbedrijf (ansjovis) van haar familie. Ton Pieters Ton is niet in Monnickendam geboren, maar kwam als boswachter van Staatsbosbeheer naar Waterland. Hij vertelt over weidevogels en het belang van het waterpeil; over het Varkensland, de Volgermeer en het ‘Land van Kafka’. Jan Meij Jan vertelt over het werk van zijn moeder, die baker was, over het Bloemendaal (‘padje keer weder’) en vooral over zijn werk als postbode in Monnickendam. Muziek was belangrijk in zijn leven (Gouwzeekapel, Olympia) Piet Jongert Een groot deel van zijn werkzame leven is Piet buschauffeur geweest. Hij vertelt over zijn ervaringen, de goede verstandhouding met collega’s en het vandalisme in de jaren 70 van de vorige eeuw. Ook de overstroming van 1916 komt aan de orde. Piet vertelt hierover wat hij van zijn vader gehoord heeft. Piet de Boer Piet vertelt over de visverwerking in Monnickendam en met name over de rokerijen. Het roken van sprot, paling en makreel; de verschillen met vroeger, de visafslag en het ambachtelijk roken. Klaas Tolman Klaas is architect geweest bij de gemeente Monnickendam. Hij vertelt over de restauraties van de Speeltoren, De Waag en de Damsluis. Verder is hij betrokken geweest bij de oprichting van de Watersportvereniging Monnickendam, de organisatie van de Reünie Ronde- en Platbodemjachten en de Westwal botterwedstrijden.
De interviews van Jan Mey, Piet Jongert, Piet de Boer en Klaas Tolman zijn nog in bewerking; deze worden binnenkort op de website geplaatst. Het aantal geïnterviewden bedraagt dan 33. Namens de werkgroep Oral History, Pieternel Rol 24 februari 2016 47
De eerste locomotieven: een stoommachientje op wielen, een wonder van techniek! Restant van een rijk verleden: een trambrug!
48
De Waterlandse Tram, 1888 - 1956
Kennis nemen van het verleden heeft iets nostalgisch. Een gevoel van heimwee naar wat geweest is. Misschien kennen sommige oudere lezers dat gevoel als het gaat over het ‘Waterlandse trammetje’, dat bijna achtenzestig jaar door de stad reed. Vanaf 13 december 1888 als stroomtram en van 1 december 1932 tot 29 september 1956 als elektrische tram. Zestig jaar geleden dus voor het laatst (1)
V
ervoer en transport zijn zo oud als de mensheid. Dat ging in eerste instantie vrij primitief. In oude tijden werden dieren gebruikt, zoals honden, ezels en paarden. Toen het wiel werd uitgevonden, kwam de kruiwagen en ander rollend materiaal in beeld. Het openbaar vervoer (postkoets, diligence) dateert van een nog weer latere tijd (2). In Noord-Holland heeft het vervoer van mensen en goederen eeuwenlang over water plaatsgevonden. Er bestonden meestal alleen wat ‘wegen’ (niet meer dan karrensporen) tussen de verschillende trekvaarten, dus was er weinig keus. Heel wat Monnickendammers hadden tijdens de voorbije eeuwen dan ook een bestaan als beurtschipper, jaagschuitschipper of bijbehorende hulpdiensten. Daarbij was de vaart naar Amsterdam, via Broek in Waterland en Buiksloot, van groot belang, vanwege de afzet van allerlei producten in de hoofdstad. Maar ook in noordelijke richting – Edam, Hoorn, Alkmaar - werd het transport over water onderhouden. Daarbij was de trekschuit lange tijd het belangrijkste vervoermiddel voor personen, goederen en de post (3). Er zat echter altijd een nadeel aan dit transport, nl. de winterse omstandigheden waarbij ijs Hoe anders zag Noord-Holland er uit toen er vervoer van goederen en personen renog helemaal geen tram of trein reed... gelmatig onmogelijk maakte. In de 18e eeuw hadden de meer gefortuneerden de beschikking over een diligence. 49
Maar erg comfortabel was het transport in zo’n schuddende koets, over meest hobbelige en onverharde wegen, bepaald niet. Keizer Napoleon en na hem koning Willem I hebben er in de eerste helft van de 19e eeuw voor gezorgd, dat er een uitgebreid wegennet werd aangelegd en dat kwam het vervoer ten goede. Vooral toen in de tweede helft van de 19e eeuw en vooral in het begin van de 20e eeuw de automobiel op de weg verscheen. Stoommachines en paardenkracht Toen in de 19e eeuw de door stoom aangedreven machines in beeld kwamen, ontstonden er nieuwe en snellere vormen van vervoer. De stoomlocomotief en de stoomboot zijn er voorbeelden van. De laatste had echter het nadeel dat er onder winterse omstandigheden niet gevaren kon worden. Naast de stoom- en later elektrisch aangedreven trein kwam ook de tram als vervoermiddel in beeld. Een goed alternatief, met name op meer lokale trajecten die voor de trein niet interessant of rendabel waren. Was op 20 september 1839 de eerste stoomtrein op het traject Amsterdam-Haarlem gaan rijden, de eerste stoomtram reed veertig jaar later op 1 juli 1879. Hij verving de paardentram die sinds juni 1864 mensen uit Den Haag, over een traject van vijf kilometer, naar Scheveningen vervoerde, een badplaats in opkomst. Die paardentram was, qua gerief, al een hele vooruitgang gebleken. Geen gehobbel meer, maar een grote, overdekte wagen (omnibus) met meerdere zitplaatsen, comfortabel rijdend over rails, bestuurd door een tramkoetsier die maar één, later twee paarden aan de teugel had. Echter, het duurde allemaal toch nog vreselijk lang omdat de snelheid ontbrak. De Noordhollandsche-Friesche Spoorweg Het spoorwegnet zou in de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer uitgebreid worden. In 1860 werd gesproken over de aanleg van een spoorlijn Amsterdam -Nieuwediep of Helder, vanaf midden 1928 Den Helder genoemd. De bevoorrading van de daar liggende marinehaven was daarbij een belangrijk doel. Toen de Gemeenteraad van Monnickendam daar lucht van kreeg, schreef zij een brief aan de koning met de vraag, of hij een gemotiveerd verzoek, opgesteld door een commissie van gemeentebesturen van het arrondissement Hoorn, waar ook Monnickendam onder viel, zou willen ondersteunen: dat de aan te leggen spoorlijn door Waterland zou mogen gaan. Maar in 1864 bleek dat dit verzoek niet gehonoreerd zou worden. En ook het ingediende overzicht van de nijverheid in de stad, plus een lijst met uitgevoerde producten in 1863, was tevergeefs gebleken. 50
de waterlandse tram, 1888 - 1956
In 1872 werd er gesproken over een spoorlijn die Amsterdam, via Purmerend en Hoorn, met Medemblik zou verbinden, met vanuit een Hoorn een zijtak naar Enkhuizen. Doel was een snelle verbinding tussen de hoofdstad en Friesland met het achterland aldaar. Het vervoer over de Zuiderzee (Medemblik-Hindelopen en Enkhuizen-Stavoren) moest met stoomboten plaatsvinden en zou ongeveer een uur in beslag nemen (4). Zo’n spoortraject zou, zo was de verwachting, uren tijdsbesparing opleveren en de aanvoer van vee en landbouwproducten vergemakkelijken, terwijl ook het personenvervoer er wel bij zou varen. Maar al snel kwam het stadsbestuur erachter dat ook deze lijn een tracé zou krijgen, waar Waterland opnieuw buiten zou vallen. Het zou nog ruim tien jaar duren (Amsterdam lag geruime tijd dwars terwijl in de regering en de 2e Kamer in eerste instantie ook niet veel animo was) voor de eerste trein - met een gewijzigd traject, nl. via Zaandam - naar Hoorn zou rijden. Dat was het geval op maandag 19 mei 1884, toen de officiële opening van de lijn plaatsvond. Een dag die in de, aan de spoorlijn liggende halteplaatsen Purmerend, Zaandam, Oostzaan, Oosthuizen, Kwadijk, Avenhorn en Hoorn tot in de kleine uurtjes uitbundig werd gevierd. De feesttrein stopte bij elk station met gelegenheid voor festiviteiten. De vlaggen waren uitgestoken, zowel van particuliere huizen als van openbare gebouwen. Muziekkorpsen speelden, er waren volksspelen en ander vermaak, te veel om op te noemen en vuurwerk tot besluit. Amsterdam had nu, via de Hollandse-IJzeren Spoorweg-Maatschappij, voor het eerst een treinverbinding met West-Friesland. Op 5 juni 1885 werd de aftakking naar Enkhuizen geopend, gevolgd door een bootverbinding met Stavoren op 15 juli 1886. Deze treinverbindingen hadden een hele positieve invloed op het sociale en maatschappelijke leven in Noord-Holland. Waterland Als gezegd, de steden en dorpen van Waterland hadden hun uiterste best gedaan om deze spoorlijn door hun gebied te laten lopen, maar dat was jammerlijk mislukt. Voor een deel had dat met de bodemgesteldheid te maken. Terwijl de lijn naar Hoorn een groot succes werd voor de handel, de nijverheid, de landbouw en het reizigersvervoer, kwam Waterland in een zeker isolement terecht. Nee, het zat de stads- en dorpsbesturen boven het IJ bepaald niet lekker dat er geen goede verbinding met de hoofdstad was, terwijl dorpjes als Kwadijk, Oosthuizen en Avenhorn wel een goede spoorverbinding hadden gekregen. 51
Er was weliswaar op 1 maart 1885 een stoomboot verbinding tussen Edam en Amsterdam op gang gekomen, onderhouden door de Gebroeders Goedkoop, maar onder winterse omstandigheden kon daar lang niet altijd op gerekend worden. En dat gaf dan weer problemen als er verse melk naar de hoofdstad getransporteerd moest worden. Zoals wel vaker in de geschiedenis van Waterland het geval is geweest, uit de streek stond niemand op met een plan, om een spoor- of tramlijn door het gebied te realiseren. De gemeentebesturen wachtten af of iemand van elders het zou aandurven, om de bevolking van Waterland een tramverbinding aan te bieden. En jawel, dat gebeurde zowaar! Hoe het begon In juni 1880 diende de uit Duitsland afkomstige civiel ingenieur Carl Jüpsien (5) een concessie (6) in voor de aanleg van een tramlijnverbinding tussen Amsterdam en Edam. In een keurige, handgeschreven brief zette hij zijn plannen uiteen en somde de voordelen op voor de stad. ‘Met de aard van het goederenvervoer der betrokken streken zal rekening worden gehouden. Ook is gezorgd voor een aansluiting met het Centraal Station in Amsterdam, waardoor de betrokken plaatsen direct met het grote spoorwegnet van Europa in gemeenschap staan. Wat het vervoer van levende vis betreft, daarvoor zijn de meest doeltreffende maatregelen genomen, zodat deze zowel naar het binnen- als buitenland met grote spoed en de geringste kosten verzonden kan worden’ (..) ‘Uw stad was reeds lang van het grote handelsverkeer afgesloten, terwijl er tot nog toe weinig vooruitzicht bestaat, dat door de Regering op afdoende wijze zal worden voorzien. Thans echter is voor U de tijd gekomen om voor een even eenvoudige als goedkope en voldoende gemeenschap met het spoorwegnet, een nieuwe periode in Uw handelsverkeer te openen en de vroegere bloei Uwer gemeente wederom in het leven te roepen, misschien zelfs te overtreffen’ (7). Het was een particulier initiatief, waarbij Jüpsien geheel afhankelijk was van de medewerking van gemeenteraden, plaatselijke wegbeheerders, polderbesturen en particulieren. Voorwaar geen kleinigheid. Een half jaar later, op 3 december 1880, diende nog een andere ingenieur, Theodorus 52
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Sanders (8), bij het stadsbestuur van Monnickendam een concessie in, nog ambitieuzer dan dat van Jüpsien. Omdat de gemeenteraad al met Jüpsien in zee was gegaan kreeg Sanders het advies om zich met Jüpsien in verbinding te stellen, om tot wederzijdse plannen te komen. Maar die samenwerking bleek niet mogelijk. Op 1 juli 1882 zou de concessie, gedaan aan dhr. Jüpsien, metterdaad van start gaan. Afgesproken werd dat zijn plan, om een tramlijn Amsterdam-Edam aan te leggen, op 1 maart 1884 gerealiseerd moest zijn, een datum die later werd verschoven naar 1 september van dat jaar. Tegen het einde van 1884 verdween dhr. Jüpsien echter uit beeld. De reden is onbekend, maar vermoedelijk speelde de tijdsdruk (werkzaamheden van aannemers niet op tijd klaar per 1 september) of een geldkwestie een rol. Feit is dat hij de, in de concessie genoemde, verplichte datum niet haalde (9). De gemeente Monnickendam ontsloeg hem derhalve van de plicht tot realisatie van de tramlijn. Het betekende wel dat er een paar jaar verloren waren gegaan. Het afhaken van dhr. Jüpsien moet Ir. Sanders ter ore Ir. Theodorus Sanders zijn gekomen, want op 18 december 1884 diende hij (opnieuw) een concessie in voor de aanleg en exploitatie van een stoomtram naar Edam. Op 16 januari 1885 kreeg hij een voorlopige vergunning, want de gemeenteraad van Monnickendam zag het belang van zo’n tramlijn wel degelijk in. Op 7 augustus 1885 stemde zij in met het tramontwerp van Sanders. De lijn moest er wel binnen twee jaar liggen. Die termijn zou niet gehaald worden, maar de lijn Amsterdam-Edam zou er komen (10). Het belang voor de steden en dorpen aan de lijn Om gemeentebesturen te laten weten dat de lijn rendabel zou zijn, had Sanders een overzicht gemaakt van de producten die in elke gemeente werden geproduceerd en voor transport naar Amsterdam in aanmerking kwamen. Monnickendam had kaas, boter en zeep opgegeven dat naar Amsterdam werd vervoerd en vis voor transport naar o.a. Duitsland. De bedoeling was dat er een speciale vistram naar de hoofdstad zou gaan rijden. Ook het melktransport speelde een belangrijke rol, evenals het vervoer van arbeiders naar de hoofdstad, waar veel Waterlanders hun brood verdienden. En niet te vergeten, het vervoer van vreemdelingen vanuit Amsterdam naar Marken, Edam, Monnickendam 53
en Broek in Waterland, waar heel wat te bekijken viel, aldus Sanders. Allemaal argumenten voor een spoedige aanleg van een stoomtramverbinding tussen Amsterdam en de Waterlandse gemeenten. Het zou, zo was de verwachting, het welvaartsniveau van deze streek op een hoger peil brengen. De lijn wordt aangelegd Ambtelijke molens malen langzaam. Het duurde nog enkele jaren voor de trambaan, met een spoorbreedte van een meter, er daadwerkelijk zou liggen. Die tijd gaf Sanders wel de gelegenheid om zijn idee van de tramlijn voortdurend te verbeteren. In Amsterdam-Noord kwam een stationsgebouw, het Tolhuis. Daar bevond zich ook een remise voor de rijHet N.Z.Hollandsch Koffiehuis voor het tuigen en locomotieven, een reparatieCS, met de steigers voor de boten naar het werkplaats, rangeergelegenheid en een Station Tolhuis. kantoor met magazijnen. Het Tolhuis brandde in 1895 af. Een nieuw gebouw kon in 1897 in gebruik worden genomen. Om het de trampassagiers gemakkelijk te maken kon men vanuit het Centraal Station Amsterdam, langs een daartoe speciaal ontworpen gebouwtje aan het Damrak, in een stoombootje stappen. Dat bracht de reizigers dan naar de overkant van het IJ. Het wachthuisje aan het water, dat Sanders, samen met zijn compagnon, de beroemde architect (Hendrik Petrus Berlage) had ontworpen, stond op de plaats waar later de ‘Beurs van Berlage’ zou verrijzen. Het is in 1912 vervangen door het trambootstation, annex koffiehuis. Het traject ging over veelal drassige bodem met flink wat sloten. Tussen Buiksloot en Monnickendam moesten acht bruggen worden gebouwd, zeven voor het tramverkeer plus een overbrugging van de Broekervaart bij Broek in Waterland. Ook een ijzeren draaibrug bij de Grafelijkheids-schutsluis over het Stinkevuil ten noorden van Monnickendam bleek noodzakelijk. Ir. Sanders slaagde er echter in om alle problemen en bezwaren te overwinnen. Aanleg van de trambaan op ‘de Nieuwendam’ 54
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Monnickendam akkoord Op 5 januari 1887 ging de gemeenteraad van Monnickendam akkoord met de uitvoering van de concessie van Sanders. Gedurende vijfendertig jaar zou de op te richten Trammaatschappij (11) ieder jaar f 450,- uit de stadskas ontvangen, zo werd op 3 december bepaald. Tussen alle beslommeringen door trad Ir. Sanders op 1 september 1887 te Arnhem in het huwelijk met de dochter van een bankier, Catharina (Cateau) Huidekoper. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland gaven op 5 oktober 1887 officieel toestemming voor de aanleg van de tramweg Amsterdam-Edam. Het was Sanders er alles aan gelegen om voor de winter van 1888 de lijn in bedrijf te hebben. Daartoe zou echter nog heel wat werk verzet moeten worden, waaronder de aankoop van grond van o.a. particulieren en het opmaken van de bijbehorende notariële akten (12). Toen in juni 1888 eindelijk alle vereiste vergunningen binnen waren en de financiering (zonder hulp van de regering of de provincie!) rond was, werd op zaterdag 15 september 1888 begonnen met het leggen van rails in de stad. De afstand die door Monnickendam moest worden afgelegd was ongeveer een kilometer. De tram komt de stad in bij de Broekerbrug
Noordeinderpoort afgebroken De tram kwam de stad binnen via de Broeker- of Nieuwpoortsbrug (beide namen werden gebruikt) en reed daarna langs de Grote kerk over De Zarken, met een halte bij café-restaurant en uitspanning de Doelen. Vervolgens via de Kerkstraat, langs de Speeltoren en de Middendam naar het Noordeinde, waar bij ‘De Posthoorn’ van Gerardus Sistermans zich de tweede halte bevond. Daar lag een wissel plus een stukje dubbelspoor, zodat twee trams elkaar, in de tamelijk smalle straat, konden passeren. Halte ‘De Posthoorn’ was de overstapplaats voor wie met de boot naar Marken wilde. De tram stond hier ook wat langer stil in verband met het laden en lossen van goederen. De Noordeinderpoort moest worden
De Noordeinderpoort wordt afgebroken
De tramhalte bij de Posthoorn.
55
afgebroken, hetgeen overigens niet zonder protest ging (13). Deze toegang en uitgang van de stad op het Noordeinde zou echter nog heel wat jaren een gevaarlijke plek zijn voor het tram- en autovervoer. De weg was zeer smal en werd ingesloten door twee muren, waardoor er geen goed uitzicht bestond. Er zouden heel wat botsingen tussen tram en auto’s plaatsvinden. Het noordelijk eind van het Noordeinde na 1938 Pas in 1938, toen de situatie onhoudbaar was geworden, greep het gemeentebestuur in. Het perceel naast de voormalige poort, waarin vroeger de smederij van Jan Laan was gevestigd (hij was in 1928 vertrokken), was onbewoond en werd afgebroken. Ook werden er enkele verkeerstechnische verbeteringen aangebracht (14). Vinger in de pap Als gezegd, de gemeenteraad van Monnickendam gaf haar toestemming tot de aanleg van de trambaan door de stad, maar stelde wel een aantal voorwaarden. 1. Het traject Amsterdam Tolhuis – Edam v.v. via Monnickendam moest minstens zes keer per dag bereden worden. 2. De dienstregeling, tarieven, aanleg van sporen en wissels en ook de wijzigingen moesten vooraf goedgekeurd worden, evenals het rijden met extra trams of locomotieven. 3. Omdat de stoomtram in Monnickendam door de belangrijkste straten liep, was uiterste zorgvuldigheid geboden. Zodra de tram de stad binnenreed moest de conducteur tien meter voor de locomotief uit lopen met een twee meter lange stok, waaraan overdag een groene vlag en in het donker een groene lantaarn bevestigd was (15). Bij in gebreke blijven volgde een geldboete. 4. Als de machinist door de stad reed, moest hij voortdurend de bel laten horen. Het gebruik van de stoomfluit en het stoken van steenkolen waren verboden. In de praktijk bleek dat het geluid van de bel dikwijls niet gehoord werd vanwege overstemming door andere geluiden, met als gevolg dat aanrijdingen niet altijd voorkomen konden worden. Proefritten Voordat de lijn in gebruik genomen zou kunnen worden, moesten er eerst enkele veiligheidstesten worden gedaan. 56
Conducteur met rode vlag voor de tram uit...
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Bij de ingebruikneming in 1888 was de tram een stoomtram. De elektrificatie van het spoor kwam pas in 1932
Dat was niet overbodig want een maand voor de opening bleek de trambaan tussen Buiksloot en ’t Schouw, over een lengte van tachtig meter, ernstig te zijn verzakt. Tijdens zo’n proefrit passeerde op 3 december een locomotief Broek in Waterland. Een paard dat in de wei liep te grazen, schrok daar zo van, dat het is gaan hollen en uiteindelijk dood neer viel (16). Al eerder, in september, had de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat het traject geïnspecteerd en in orde bevonden. Ook de burgemeester van Amsterdam en het College van Gecommitteerden dat verantwoordelijk was voor de wegen der zes Noord-Hollandse Steden inspecteerden de baan, voor zover klaar en brachten daarbij tevens een bezoek aan Monnickendam en Edam (17). 1888: Opening van de trambaan Nadat op 13 november de 75-jarige onafhankelijkheid van Nederland was gevierd, werd een maand later, op woensdag 12 december 1888, door het voltallige bestuur van de Maatschappij en enkele genodigden een laatste proefrit gemaakt, waarbij tegelijk de officiële opening van de trambaan plaatsvond. Langs het traject wapperden van officiële en particuliere gebouwen de vlaggen. Te Broek in Waterland werd de tram door het plaatselijke fanfarecorps opgewacht en na een speech van burgemeester Jacob Rems, een glas wijn geheven op deze heugelijke dag. Toen kort daarna de eerste stoomtram in Monnickendam aankwam, was het een drukte van jewelste. De hele stad was uitgelopen om dit nieuwe vervoermiddel met eigen ogen te bekijken. Evenals 57
in Broek in Waterland werden de genodigden en notabelen begroet met een feestmars, gespeeld door het fanfarecorps o.l.v. de heer A. L. Thierens (Monnickendam 1840-1895). Burgemeester Lamaison van Heenvliet (Heenvliet 1856-Diepenveen 1892) en de wethouders stapten bij het stadhuis is en maakten de reis naar Edam verder mee. Ook daar waren een reeks festiviteiten. Al in 1881 had Ir. Sanders een plan gemaakt om de toekomstige tramlijn Amsterdam-Edam door te trekken naar Kwadijk, maar dat had het niet gehaald. Ook de TNHT dacht er in 1895 over om de tramlijn van Edam naar Kwadijk door te trekken. Het ging niet door. De spoorwegen zouden daar in 1906 voor zorgen. De opening van de trambaan werd door velen gezien als de opheffing uit een zeker isolement van de streek, want ’s winters was er regelmatig sprake, dat de stoomboot van de Gebroeders Goedkoop als gevolg van de weersomstandigheden, niet kon uitvaren (18). Een verslaggever schreef: ‘Wij wensen aan de nieuwe tramlijn een druk verkeer toe, dat zeker niet zal uitblijven, waar zij in zo velerlei behoeften voorziet en waartoe zeker veel zal worden bijgedragen door hen, die nader, op gemakkelijke wijze zullen wensen kennis te maken met de schilderachtige steden Edam en Monnikendam, met de bewoners van Volendam en Marken en met het karakteristieke Broek in Waterland. Ere aan de mannen, die zoo veel wisten tot stand te brengen’ (19). In omgekeerde richting gingen heel wat Waterlanders in Amsterdam winkelen. Regelmatig waren de trams dan ook tot de laatste plaats toe bezet en moesten sommigen genoegen nemen met een staanplaats. Een dag later, 13 december, een wat mistige donderdag waarop het licht vroor, waren er nog enkele feestelijkheden, waarna de lijn voor het publiek werd geopend. Reden er eerst drie trams per dag, dat zouden er op 15 januari 1889 zes en op 1 maart acht per dag worden, heen en terug. Ook het goederen- en veevervoer kwam op gang, waaronder een speciale melktram die twee keer per dag naar Amsterdam reed. Op 1 april 1889 kwam daar het postvervoer nog bij, waarvoor een speciaal gedeelte in de laatste wagon was gereserveerd. In 1878 was wettelijk vastgelegd dat trams in het land niet harder mochten rijden dan 15 km. per uur (20). Binnen de stad mocht de snelheid zelfs niet hoger zijn dan 5,5 km. per uur. Gemeenteveldwachter Nagelhout reed steevast op de treeplank mee, om erop toe te zien, dat jeugdige Monnikendammertjes van de stapvoetsnelheid geen misbruik maakten, om zich gratis van het ene einde van de stad naar het andere te laten rijden. Desondanks werd er toch nog regelmatig ‘gespeeld’ met de tram. Maar toen de politie in februari 1905 enkele jongens oppakte en er een veroordeling volgde, een boete of enkele dagen opsluiting, werd het heel wat rustiger om en bij de haltes en waagde niemand het meer om aan de tram te gaan hangen. De reis De reis van Amsterdam naar Edam duurde zo’n 75 á 80 minuten, waarbij 21,6 kilometer werd afgelegd. De rijtuigen – 1e en 2e klas – werden getrokken door tamelijk 58
de waterlandse tram, 1888 - 1956
kleine, vierkante locomotieven, slechts 3.2 meter lang, in de volksmond ‘de koffiemolen’ of ‘de warme stoof’ (Stooffie) genoemd. Dat laatste vanwege de rook die bij tegenwind de coupé ’s binnendrong. Elke loc had een nummer en de naam van een van de plaatsen uit de streek tussen Alkmaar en Amsterdam, na 1900 ook namen van enkele ‘heldenfiguren’ uit de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog (21). Koffiemolen, Warme stoof, Stooffie: aan Een conducteur verdiende dat eerste jaar bijnamen geen gebrek. f 520,-, de machinist f 675,-, omgerekend naar vandaag respectievelijk zo’n 6500 en 8500 euro. De eerste dagen na de opening van de lijn waren er wat opstartfoutjes, de tram was regelmatig te laat. Zo bijvoorbeeld op 23 december toen de tram bij Buiksloot niet verder kon en de passagiers ver voorbij het middernachtelijk uur met paard en wagen naar huis moesten worden gebracht. Bij families die op hun gezinslid wachtten, leidde dat nogal eens tot enige onrust. Maar afgezien van deze kleine oneffenheden bracht de stoomtram nieuwe welvaart. Hij voerde mensen aan en bracht mensen naar buiten. Voor Waterland bleek deze nieuwe vorm van vervoer een zegen. Zeker ook toen begin 1889 de Gouwzee dichtgevroren was en talloze Amsterdammers met de tram naar Monnickendam kwamen om te schaatsen. Door de komst van de tram werd de stoombootdienst Amsterdam-Edam v.v, die een jaar of vijf had bestaan, op 1 juli 1890 opgeheven.
‘EEN EINDELOZE SNEEUWVLAKTE is Broek en Waterland geworden. Links een ingesneeuwde tram, er achter een tweede tram, die ook niet door de sneeuwmassa kon komen. Rechts: De weg naar Monnikendam, waarop een sneeuwploeg bezig is sneeuw te ruimen.’
Barre winter Tijdens de Paasdagen van 1889 werden er 1700 reizigers vervoerd en in augustus 1889 maar liefst 15.204. Het ging niet altijd voor de wind. De barre winters van 1890 en 1891 brachten problemen met zich mee. Het IJ vroor dicht, waardoor het varen van de bootjes van het ‘station Amsterdam’, zoals het 59
houten gebouwtje op het Damrak werd genoemd, naar het Station-Noord Tolhuis werd bemoeilijkt en op een bepaald moment zelfs geheel stil kwam te liggen. Op de trambaan lag de sneeuw soms wel een meter hoog en locomotieven konden niet rijden omdat het water in de voorraadbak bevroor. Eind januari 1891 was er 24 uur geen tramverkeer mogelijk, omdat twee trams waren ontspoord en twee andere in de sneeuw vast waren komen te zitten. Maar na de moeilijke winterperiode nam het goederentransport en het reizigersverkeer weer snel toe. 1894, 1895 Amsterdam-Purmerend-Alkmaar 22 Op 31 juli 1893 werd de Tweede Noord-Hollandse Tram Maatschappij (TNHT) opgericht, een dochtermaatschappij van de NHT, nodig vanwege de aanleg van een nieuwe lijn: Amsterdam-Purmerend. De concessie aanvraag daartoe was eind november verkregen en werd verleend tot 1930. De lijn werd op 20 juni 1894 geopend en daarna verlengd naar Alkmaar. De opening van dat laatste stuk vond plaats op 17 mei 1895. De lengte van het traject Amsterdam-Alkmaar bedroeg 54,5 km, ruim het dubbele van de spoorbaan naar Edam. Angst voor ongelukken 1896 De trambaan bracht vooruitgang in Waterland, maar er waren ook mensen die het tramverkeer met argusogen bekeken. Zo bv. veehouder en veecastreerder Johannes Scheringa (Beemster 1842-1910) uit de Beemster. In maart 1896 maakte hij zich ernstig zorgen over de staat van de trambaan tussen Monnickendam en Edam. Hij was daar in zijn rijtuig langs gereden en moest tot z’n verbazing vaststellen dat op verschillende plaatsen schroeven in de sluitstukken ontbraken, waarmee de stukken rail aan elkaar verbonden zouden moeten zijn. Een geweldige ramp doemde voor zijn ogen op en daarom schreef hij een brief aan burgemeester Calkoen van Edam: ‘Een rilling ging mij door de leden bij de gedachte wanneer de tram daardoor zou ontsporen, hoeveel mensen daardoor hun leven zouden kunnen verliezen’. Een week later kwam hij er weer langs en zag nog nauwelijks verbetering. Weer een week later kwam hij andermaal tot de ontdekking dat op dat korte bestek verscheidene schroeven ontbraken. Het bleek echter loos alarm. Toch gebeurde het wel dat er moeren loszaten. Toen in februari 1921 iemand uit Broek in Waterland langs de tramrails liep, zag hij dat verschillende moeren niet meer bevestigd waren aan de bouten die door de lassen waren gestoken om de spoorstaven met elkaar te verbinden. Omdat hij dat bijtijds had opgemerkt kon er tijdig een lijnwerker ingezet worden voor reparatie. 60
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Wel en wee rondom de tram Gedurende haar bestaan was de tram bij een flinke reeks ongelukken betrokken. Verderop meer daarover. De kranten maken ook veelvuldig melding van technische mankementen aan de locomotief, zoals bv. een gebroken krukas of breuk in een vlampijp. Regelmatig was er sprake van ‘derailleren’, het ontsporen van de locomotief of een volgwagen. Oorzaak: rails die was gaan uitzetten of krimpen of verzakking van de bodem. Gederailleerd Dit soort akkefietjes gooide het rijschema nogal eens in de war en dat had dan weer gevolgen voor mensen die hun aansluiting in Amsterdam misten. Soms was er gebrek aan ‘trekkracht’, met name daar waar een lichte helling genomen moest worden, zoals bv. de kluft in de Buikslotermeer. Dan moest de machinist terugrijden en opnieuw vaart maken. Dat kostte extra kolen en olieverbruik. De machinist werd gekort op z’n salaris als hij het kolenquotum overschreed. Het gebeurde ook weleens dat het mannelijk deel van de reizigers gevraagd werd om te helpen duwen. Zie het voor u! Wanneer er in de winter sprake was van overvloedige sneeuwval, moesten wegwerkers aan de slag om de rails sneeuwvrij te maken en te houden. Was er sprake van ijsafzetting op de elektrische bovenleiding of ijzel op de rails, dan bracht dat ook de nodige moeilijkheden met zich mee. In de herfst waren het storm en regen en het vallen van blad die voor problemen zorgde. Na de elektrificatie zorgde ook blikseminslag in de bovenleiding zo nu en dan voor stagnatie. Soms werd ook de telefoonlijn langs de baan getroffen, hetgeen de veiligheid in gevaar bracht, want die telefoon werd door het trampersoneel gebruikt om elkaar te waarschuwen of de baan al of niet vrij was voor de tegenligger. Bellen dat de lijn veilig is... Baldadig gedrag Ook baldadig gedrag kwam voor. In februari 1892, na de loting voor de Nationale Militie, die in Monnickendam plaats vond, hadden enkele jongens zich schandelijk gedragen. Een grote spiegelruit in een van de wagens van de tram was aan gruzelementen, wachten (bij de loting) waren geslagen en een zekere de Vries met zijn kar 61
in het water gegooid (22). Zulk baldadig gedrag kwam vaker voor, mede onder invloed van sterke drank, die door de lotelingen op de dag van de loting flink werd geconsumeerd. In september 1903 waren in de buurt van Nieuwendam stenen op de rails gelegd, ongetwijfeld met het doel om De stoomtram bij het stuk dubbel spoor bij de Posthoorn de tram te doen ontsporen. De kranten maken ook melding van postzakken die niet altijd op de juiste plaats terechtkwamen. Soms ging het om ordinaire diefstal. Kortom, al de jaren dat de tram zich door Waterland voortbewoog was er regelmatig sprake van incidenten, soms opzettelijk veroorzaakt, dikwijls ook vanwege ‘overmacht’. Goed nieuws Was het alleen maar kommer en kwel? Nee, beslist niet. De tram voorzag in een geweldige behoefte. Amsterdam was vanuit Monnickendam in minder dan een uur bereikbaar. Scholieren die een middelbare opleiding in Amsterdam of Amsterdam-Noord volgden, maakten er dagelijks gebruik van. Maar evenzeer mensen die in Amsterdam boodschappen gingen doen. Door extra trams in het weekend of ’s nachts, behoorde schouwburgbezoek in de hoofdstad tot de mogelijkheden. Jan Veltrop vertelt dat zijn vader een kaartclubje had. ‘Om de beurt bij ieder een bepaalde avond kaarten. Het kaartpotje werd opgespaard en in de winter aangewend om met de nachttram naar Amsterdam te gaan voor een avondje circus in Carré, een bezoek aan een theater of ander vertier’ (23). Om éen uur ’s nachts vertrok er dan nog een tram naar Edam. In de winter kwamen soms enkele duizenden mensen met de tram naar Monnickendam om te gaan schaatsen op de Gouwzee. De Trammaatschappij liet dan extra lange trams rijden en als dat niet genoeg was ook extra trams. Zomers werden er heel wat toeristen uit binnen- en buitenland met de tram vervoerd. Dan reed ook de Links de Markerboot, rechts twee botters bij de Lange Brug 62
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Botter van C. de Waart
zogeheten ‘Marken Express’, een speciale tram ten dienste van het vreemdelingenvervoer. Veel van hen wilden naar Marken of Volendam en stapten dan in Monnickendam uit, om per boot de overtocht maakten. Marker schipper C. de Waart bracht hen naar het eiland (24). Een lage waterstand maakte scheepvaartverkeer met Marken nog al eens moeilijk, mede veroorzaakt door ondiepte van het Monnikendammer gat bij de haven. Op 1 mei 1906 nam de trammaatschappij de veerdienst naar Marken over en kwamen de schipper en zijn mensen in dienst van de maatschappij. De ‘Gouwzee’ kreeg een nieuwe naam: ‘President Roosevelt’. Een tweede schip werd aan de veerdienst toegevoegd, de ‘Koningin Emma’. Dit schip heeft, samen met de goederenmotorboot ‘Stad Edam” tijdens de Watersnood van 1916 een aantal maanden het verkeer tussen Amsterdam en Edam onderhouden. Eerst twee keer per dag, eind maart drie keer. Dat is zo gebleven tot 1 juli.
‘The most varied trip in Holland’ Vanaf 1905 was ‘The most varied trip in Holland’ een begrip in de periode april/mei-oktober. Een rondreis die als volgt verliep: Om 10.05 u vertrek vanaf het tramstation tegenover het C.S. met een veerboot over het IJ naar het Tolhuis, Amsterdam-Noord. Vandaar met de tram naar Monnickendam en dan met de motorboot of een botter naar Marken. Aankomst rond 11.40 u. Daar had men dan een uur de tijd om een en ander te bekijken en een souvenir te kopen bij – wie anders - Sijtje Boes. Vervolgens met de motorboot of botter naar Volendam, aankomst ca. 13.30 uur. Tijd om Volendam te bezichtigen, souvenirs te kopen bij J. Zwarthoed of S. Tol en wat te eten in hotel Spaander. Om 15.00 uur vertrek naar Edam met een oudvaderlandse trekschuit ‘De Volharding’ van Cornelis Schot (Edam 1863-Purmerend 1943), een trip van 30 à 35 minuten over een Jagen langs het jaagpad bij Edam 63
afstand van drie kilometer. Daar de stad nog even bezichtigen en dan met de tram van 4.35 weer terug naar Amsterdam, aankomst 5.50 uur. Kosten f 2,75 1e klasse en f 1,90 2e klasse. Je was er dus een dag zoet mee. Het verschil tussen de 1e en 2e klasse zat ‘m in de zitplaats, een houten of een met pluche beklede bank. Een tussenwand in de wagon zorgde voor de afscheiding. Koninklijk ‘bezoek’ De tram vervoerde soms ook hoge gasten uit binnen- en buitenland. Zo reed er in september 1905 een extra tram naar Edam om koningin Emma en haar gasten te vervoeren. Ook zij maakte met haar gevolg ‘The most varied trip’. Zowel in Monnickendam als Broek in Waterland was een grote groep mensen naar het tramstation gekomen om Hare Majesteit die, in gezelschap van haar broer, de vorst van Waldeck-Pyrmont, op het achterbalkon stond, te groeten (25). Het was niet de eerste keer dat de koningin-moeder in Waterland was. Op 8 juli 1901 was ze, in gezelschap van de vorst en vorstin van Bentheim en familie, met een salonboot naar Marken gekomen om, na het eiland bezichtigd te hebben en een ontmoeting met enkele mensen daar, met de tram via Monnickendam (andere berichten spreken over een stoomboot) naar Broek in Waterland te vertrekken. Het deed een verslaggever van de NPC op 17 juli 1901 opmerken: ‘Naar wij vernemen zal koningin Wilhelmina met de prins-gemaal binnen enkele dagen ook een bezoek aan Marken brengen. Zou Monnikendam dan weer stiefmoederlijk behandeld worden, zoals de vorige week bij dat van koningin Emma, zo vragen wij? Hier is toch ook wel heel wat bezienswaardigs op het gebied van oudheidkunde’. Nog meer bekende tramgebruikers De commissaris van de koningin kwam tijdens zijn jaarlijks bezoek aan de stad, vrijwel altijd met de tram. Schaatser Coen de Koning (Edam 1879-Breda 1954) kreeg een ovationele ontvangst, toen hij in januari 1905 in zijn woonplaats Edam aankwam. Hij was dat jaar Wereldkampioen schaatsen geworden. In februari 1912 en januari 1917 zou hij de Elfstedentocht winnen. Een op en top sportman. Muziek- en sportverenigingen, kerkelijke clubs en schoolklassen maakten uitstapjes en schoolreisjes, waarbij gebruik werd gemaakt van de tram. We gaan wat verder in de tijd: In april 1938 was het de bekende Engelse diplomaat Sir Anthony Eden, sinds kort minister af, die vanuit Amsterdam met de tram een tweedaags bezoek aan Volendam bracht, daar rondliep, foto’s maakte en logeerde in hotel Spaander, zonder dat men in hem de meest gefotografeerde en best geklede diplomaat ontdekte. Hoewel hij met zijn vrouw in het Engels converseerde, was er niemand in de tram die hem herkende, behalve éen: wagenvoerder Leonardus Lagrand uit Edam (Amsterdam 1893-Purmerend 1959). Maar die kende zijn plicht en zweeg. ‘Zelden zal de Engelsman, die zijn karakteristieke hoed verwisseld had voor een jockeypet, zó van zijn vakantie genoten hebben’, aldus de verslaggever van de krant. 64
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Extra trams Waren er grote activiteiten in Waterland, dan zette de maatschappij extra trams is. Ook in de zomermaanden reden er regelmatig extra trams vanuit Amsterdam naar Edam om mensen, die een dagje of avondje uit waren geweest, weer veilig thuis te brengen. Reden genoeg dus om heel erg blij te zijn met deze vorm van vervoer. In de zomer (juli) van 1890 moesten er op een zondagmorgen zoveel mensen vervoerd worden, dat veel 2e klasse passagiers plaats mochten nemen in de 1e klasse coupé. De conducteur was daar blijkbaar niet zo blij mee en vond het jammer dat de eerste klasse kussens door tweede klas broeken en japonnen versleten zouden worden. Hij verwijderde daarom de kussens en legde ze op de wagen waar ze niet versleten….maar nat regenden! 1903 De spoorwegstaking Een nieuw fenomeen deed zich voor in het begin van de 20e eeuw: staking van arbeiders. Daarbij stonden de Socialisten in de eerste rij. Was er in 1902 in Twente een staking in de textielbranche waar zo’n 45.000 arbeiders bij betrokken waren, het jaar daarop was de vervoerssector aan de beurt. Het conflict begon in de Amsterdamse haven, maar breidde zich over het hele land uit. De aanleiding was het recht van werknemers om zich te organiseren in een vakbond en onderhandelingen te voeren over het recht van staken. 30 Op 29 januari 1903 lagen alle treinstations in Amsterdam stil en elders in het land deden werknemers van acht spoorwegknooppunten ook mee. De omvang en het succes van deze eerste spoorwegstaking in de geschiedenis van ons land verrasten vriend en vijand. De socialistisch voorman Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) schreef trots: ‘Gansch het radarwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’. Bij de bezittende klasse riep de staking het beeld op van een dreigende sociale omwenteling. De meeste kranten eisten van de regering een hard optreden. Het kabinet Kuyper vreesde dat de actie de inleiding zou vormen van een beweging, Het station in Amsterdam-Noord die het hele politieke bestel zou willen opblazen. Daarom werden er snel wetten gemaakt waarin het staken van overheids- en spoorwegpersoneel strafbaar werd gesteld. Op 31 januari gaven de werkgevers toe. Ontslagen stakers (het waren er enkele duizenden) werden weer aangenomen, 65
het loon over de stakingsdagen werd doorbetaald en de vakbonden werden erkend (26). Het kan niet ontkend worden dat er in de toenmalige arbeidsverhoudingen treurige toestanden bestonden. Maar dat was niet altijd en overal het geval. Tijdens een spreekbeurt in Purmerland, georganiseerd door de SDAP, zei de heer Mendels, nadat hij eerst wat had gezegd over het grote militaire machtsvertoon, wat bij de staking in januari was ingezet: ‘Staat daar niet glansrijk tegenover de verklaring van de heer Sanders, directeur der N.H. Tram Maatschappij: ‘Ik heb steeds een open oor gehad voor de grieven van mijn ondergeschikten, ben hen steeds tegemoetgekomen en heb altijd in de beste verstandhouding met hen geleefd’ (27). Het was na januari nog niet rustig op de arbeidsmarkt. Er was een ‘Comité van Verweer’ gevormd dat voor maandag 6 april opnieuw een werkstaking afkondigde voor het transportbedrijf, zowel te water als te land. Voor spoor- en havenarbeiders dus. De staking die vijf dagen zou duren, moest dienen als protest tegen de door de regering ingediende wetsvoorstellen. Uit protest tegen de anti-stakingswetten van Abraham Kuyper namen ook 71 werknemers van de NHT aan deze staStation Tolhuis in Amsterdam-Noord king deel. Op de lijnen naar Edam en Purmerend lag het tramverkeer voor een groot deel stil, maar niet geheel. Er waren enkele werkwilligen. Als de verslaggever op 12 april de balans opmaakt dan schijft hij: ‘Volgens de aankondiging in dit blad is de volledige dienst hersteld op de lijnen van de NHT Amsterdam-Edam en Amsterdam-Alkmaar. Bij deze mededeling mogen we tevens een woord van hulde en lof niet onthouden aan de Directie, die met haar niet-stakend personeel de dienst – zij het beperkt – wist gaande te houden. Hulde en lof bovenal aan de onderdirecteur, de heer van Geuns die, de stormen trotserend, met vaste hand ’t roer omknelde van ’t trambootje, waarmee de passagiers heen en weer werden vervoerd. Hulde en lof ook aan de ambtenaar bij de administratie, de heer van Dieren, die even welwillend de betrekking van conducteur op zich nam voor de lijn Amsterdam-Alkmaar’ (28). De verslaggever besluit zijn verhaal met: ‘t Is nu maar te hopen dat deze deerlijk mislukte algemene werkstaking tot het verleden zal behoren, hoewel de jongste berichten daaromtrent luiden dat een zeer groot deel van de stakers daarmee niet tevreden is en getracht zal worden een nieuw Comité van Verweer samen te stellen..…en de stakende arbeider nog ongelukkiger te malen dan hij reeds is’. Als eind mei van dat jaar bij de NHT de balans wordt opgemaakt blijkt, dat de staking van 31 januari de maatschappij een schadepost van fl.2000,- en die van april fl.5500,- heeft opgeleverd. 66
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Directeurswisseling In datzelfde jaar 1903 trad Ir. Sanders af als directeur van de TNHT. De trammaatschappij werd tegelijk overgenomen door de veel grotere Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij. Ir. W.A.E. van Geuns werd zijn opvolger. Bij zijn vertrek schonk de directeur fl.5000,- voor het personeel, waarmee het ‘Sanders-fonds’ werd gesticht. Ir. W.A.F. van Geuns in zijn Tolhuis-kantoor
De tram bestaat vijfentwintig jaar Ondanks de zojuist genoemde staking, ging het de maatschappij jarenlang voor de wind. Dat bleek bij de viering van het vijfentwintigjarig bestaan van de NHT op 13 december 1913. Een dag waarop er ook speciale aandacht was voor de weduwe van Gerardus Sistermans, Catharina Pool van ‘De Posthoorn’. Zij was vanaf het begin agente van de tramwegmaatschappij geweest en had dat met veel toewijding en hulpvaardigheid gedaan (29). De stations waren die dag versierd, het personeel had een extra vrije dag en in het stationsgebouw te Amsterdam werd een feestelijk diner opgediend. Tijdens een feestrit, trok een versierde locomotief de wagens. Het personeel had, als blijk van hulde en erkentelijkheid, een rood granieten gedenksteen laten maken, met daarin in grote gouden letters de woorden: 1888 13 December 1913 Ter herinnering aan het 25-jarig bestaan der Noord-Holl. Tramweg-Maatschappij aangeboden door het personeel Er hoorde ook een oorkonde bij. Directeur van Geuns bracht hulde aan mevrouw Sanders, voorzitster van het Sandersfonds voor Weduwen en Wezen van het personeel, als ook aan haar echtgenoot, de heer Sanders, aan wie de Maatschappij zoveel te danken had. Hij schetste de wederwaardigheden van de Maatschappij gedurende die tijd en wat een moeite en strijd ze de eerste jaren heeft moeten ondervinden. Maar de energie van haar toenmalige directeur Sanders wist al deze moeilijkheden tot een goed einde te brengen. 67
Hoe de Maatschappij was gegroeid bleek uit enkele cijfers. In 1889 was de opbrengst van het reizigers- en goederenvervoer f 41.000,- en f 8000,- en waren er ruim 115.000 kilometers afgelegd. In 1912 was dit gestegen tot respectievelijk f 223.900,- en f 192.000,- terwijl er in 1912 119.500 reizigers waren vervoerd. Het zouden er in 1913 zelfs 134.600 worden, een aantal dat daarna nooit meer is gehaald. Gedurende die eerste vijfentwintig jaar was er jaarlijks gemiddeld 6,5% dividend uitgekeerd. In 1913 zelfs 8%. Waren er het eerste jaar twintig en in 1896 negentig personeelsleden in dienst, nu, in 1913, waren het er honderdvierenvijftig. De president-commissaris dhr. Kalf had die dag een verrassing voor het personeel in petto: een week extra loon. Het werd met groot applaus begroet. Daarnaast kreeg iedereen een herinneringsmedaille. Brons voor hen die minder dan tien jaar bij de Maatschappij werkten, zilver De herinneringsmedaille voor meer dan tien jaar en verguld zilver voor hen die vijfentwintig jaar bij de trammaatschappij in dienst waren geweest. Die laatste medaille was voor de heren Commissarissen die vijfentwintig jaar aan de maatschappij verbonden waren en vijf leden van het personeel, die al die tijd hadden uitgemunt door trouwe en ijverige plichtsbetrachting. Die vijf personeelsleden kregen ook nog een gouden horloge. Tot slot nam de heer Sanders het woord. Na wat voorbeelden gegeven te hebben uit de beginperiode, waarbij het publiek nogal wantrouwend stond over het voortbestaan (zijn voorbeelden riepen nogal eens de lachlust bij zijn toehoorders op) bedankte hij een paar trouwe medewerkers van het eerste uur, waaronder zijn vrouw die hem, soms in moeilijke omstandigheden, wist op te beuren en zo waardig terzijde had gestaan. Sanders besloot zijn speech met de hoop Slechte verlichting met petroleumlampjes? uit te spreken dat de Maatschappij, samen met haar personeel, nog lang zou mogen bloeien. Het leverde een groot en langdurig applaus op (30). Verlichting in de tram uiterst mager Een week later schreef stond er een ingezonden stuk in de krant. Daarin hoopte een regelmatige tramreiziger dat, als speciale feestgave, aandacht zou worden geschonken aan de verlichting in de trams. 68
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Dat gebeurde nog steeds via ouderwetse, walmende petroleumlampjes. Schrijver hoopte dat die door voldoende verlichting zouden worden vervangen ‘zodat ijverige mensen, vooral jongelieden niet langer ’s avonds in het halfduister van de verlichting der wagens hun ogen zullen bederven, door te trachten de tijd gedurende de reis, nuttig te besteden met studeren of lezen’ (31). De machinist: de hele dag staan!
1914-1918 Eerste Wereldoorlog Een half jaar later brak de eerste Wereldoorlog uit, waarbij ons land weliswaar neutraal bleef, maar de gevolgen zowel maatschappelijk als economisch toch merkbaar zouden worden. De toeristen uit het buitenland bijvoorbeeld, die bleven weg. Daar stond wel tegenover dat er heel wat militairen met verlof werden vervoerd. In 1915 waren dat er 77.500. Ook kwamen er in het najaar van 1914 veel vluchtelingen uit België naar Noord-Holland. Zo bijvoorbeeld op dinsdag 13 oktober toen er zo’n tweehonderd per trein in Edam aankwamen, daar enkele weken werden ondergebracht bij particulieren, om een maand later de reis in omgekeerde volgorde te maken (32). Pogingen om in het ontvolkte weeshuis van Monnickendam tijdelijk Belgische vluchtelingen op te nemen, haalde het niet. En dat, terwijl er overal in de provincie 40.000 vluchtelingen tijdelijk - meestal twee weken - werden ondergebracht, waaronder enkele honderden in de regio: Ilpendam, Purmerland, Purmerend, de Rijp, Nieuwendam, Buiksloot en Oostzaan. De onmisbare kolen en olie voor de tram werden door de oorlog steeds schaarser, waarbij ook de prijzen in rap tempo omhooggingen. Dat gold ook voor allerlei reparatiemateriaal zoals staalplaten, draad voor de telefoon etc, waar nog nauwelijks aan was te komen. Ook na de oorlog ging er tijd overheen voor alles weer op de oude voet kon door gaan. Protest tegen tariefsverhoging De kosten per tramkilometer die in 1913 nog 5 cent waren, stegen in vijf jaar tijd naar 37 cent in 1918. Er was geen ontkomen aan, de tarieven moesten omhoog. Ze werden bijna verdubbeld en dat leverde forse reacties op. ‘De tarieven van de TNHT zijn sinds 1914 vele malen flink verhoogd. Ook enkele weken geleden is er weer een verhoging van het personentarief ingevoerd, blijkbaar tot grote ontevredenheid van het reizende publiek. Tot nog toe liet men het bij mopperen en het schrijven van ingezonden stukken, maar nu gaat men een meer daadwerkelijke actie voeren. In Monnikendam is dezer dagen een vergadering gehouden van ingezetenen om tegen de verhoogde tarieven te protesteren. Ook werd betreurd dat het stadsbestuur, dat daar 69
mede over te beslissen heeft, niet tegen de verhoging had geprotesteerd. Besloten werd de gemeenteraad te verzoeken op het genomen besluit terug te komen, omdat het in strijd was met de belangen van de ingezetenen. De bevolking kon via een handtekening haar instemming betuigen’ (33). Ongeluk met de tramboot op het IJ Het IJ werd altijd druk bevaren. Opletten dus. Maar de 27e december 1915 ging het mis. Op het IJ vond een hevige aanvaring plaats tussen een personenboot van de NHT, dat de passagiers vervoerde van een tram uit Edam en een pont van de Droogdok Mij. De NHT-boot trof de pont midscheeps, met geweldige schade als gevolg. De reizigers kwamen allen vrij met de schrik van de ernstige botsing en de lampen die daardoor waren uitgegaan. De tramboot op het IJ Via een deskundig onderzoek werd de schuld van de schipper aangetoond. Hij zou vervolgens worden overgeplaatst. Verwarming en verlichting Nieuw was dat vanaf eind 1917 de rijtuigen de hele dag verwarmd waren. Dat was goed nieuws in een koude periode van het jaar. En toen een in oktober/november 1919 genomen proef met een niet-roken wagon goed uitpakte, reed vanaf die tijd één op de drie 2e klassewagens rookvrij. Dat was niet overbodig want in de wagens waar wel gerookt mocht worden, kon je elkaar soms nauwelijks zien vanwege de blauwe walm. Nog een verbetering was, dat er een proef werd genomen m.b.t. de verlichting in de tram. Vanaf half november 1922 reden er drie wagens op het traject Amsterdam-Edam, die elektrisch waren verlicht. De lampen werden gevoed door een dynamo, die zijn kracht ontleende aan de draaibeweging van de rijtuigassen. Het ging om een proef van een half jaar, waarna deze wagens zouden worden ingezet op het traject Amsterdam-Purmerend-Alkmaar (34) De watersnood van 1916 Tijdens de oorlog gebeurde er een ramp, die ook de tram in grote moeilijkheden bracht (35). Door een Noordwesterstorm in de nacht van 13 op 14 januari 1916, brak de dijk bij Zuiderwoude door en kwam er een groot gebied, waaronder Monnickendam (en niet te vergeten Marken, dat het ergst getroffen werd, waarbij zestien mensen verdronken en een groot aantal huizen geheel werden verwoest) onder water te staan. De trammaatschappij had, vanwege het hoge waterpeil, kort daarvoor al 70
de waterlandse tram, 1888 - 1956
De trambaan bij Edam eindigt in het water...
het verbod gekregen om over de Nieuwendam naar Edam te rijden. Een besluit van het bestuur van de Zeedijk dat pas drie keer eerder had plaatsgevonden. Maar nu moest de stoomtram noodgedwongen helemaal zijn dienst staken. De eerste tram vanuit Edam moest de ochtend van de 14e januari al snel terugkeren, terwijl de tram uit Amsterdam geen kans zag om Broek in Waterland te bereiken. Tramvervoer en vervoer over de weg bleek volstrekt onmogelijk. En het werd als maar erger. Bootjes voeren van huis tot huis om te redden wat er te redden viel (36). Alleen het baanvak Amsterdam-Buiksloot en het traject Purmerend naar Alkmaar kon bereden worden. Van het totale tramnetwerk met een lengte van ruim 63 kilometer stond zo’n 32 kilometer onder water. De trammaatschappij maakte van de nood een deugd en zette vanuit Amsterdam boten in naar Purmerend en Edam. Een ware uitkomst voor mensen, goederen en het postvervoer in het overstroomde gebied. Ondanks de overstroming kwam er toch nog geld binnen bij de maatschappij, vanwege het ‘ramptoerisme’! Duizenden Amsterdammers wilden het rampgebied met eigen ogen bekijken. Zo vertrokken er trams met soms wel tien of meer wagens. Totdat de autoriteiten er een stokje voor staken. Schade en herstel De watersnood bracht heel wat schade teweeg. Ondergrondse gas- en elektriciteits- leidingen, maar ook de trambaan, moesten vanwege verzakkingen als gevolg van de hoge waterstand, op verschillende plaatsen grondig worden hersteld. Het kostte de maatschappij vele duizenden guldens. Maar prioriteit nummer één was de zeedijk bij Katwoude en Zuiderwoude. Er werden werksporen aangelegd, waarbij deels gebruik werd gemaakt van het bestaande traject door de stad. De meeste herstelwerkzaamheden werden uitgevoerd door de firma’s van 71
Hattum te Beverwijk en Blankevoort te Haarlem. De firma J. Obdam uit Alkmaar was in augustus ingehuurd voor het herstel van de treinbaan Edam-Volendam. Dat ging een maand later nog bijna mis, omdat er een conflict ontstond over de uitbetaling van loon m.b.t. overwerk. Pas op 1 mei kon het traject Volendam-Monnickendam door de trammaatschappij weer gebruikt worden, waarna men de reis per boot naar Amsterdam kon voortzetten. Een maand later was ook het tramverkeer naar Broek in Waterland weer mogelijk. Het zou echter tot 1 juli duren voor de tram Amsterdam-Edam weer geheel volgens het dienstrooster van oktober 1915 kon gaan rijden. En daar werd, na bijna een half jaar, flink gebruik van gemaakt. Niet in het minst door al de werklieden die betrokken waren bij de herstelwerkzaamheden aan de dijken. Gebit gevonden In december 1916 meldde de Waterlander dat er op de tramlijn Broek in Waterland-Monnickendam een geheel gaaf damesgebit (bovenkaak) was gevonden. Daarover waren inlichtingen verkrijgbaar bij de veldwachter. Ik weet niet of iemand zich gemeld heeft! Diefstal van telefoondraden Denk niet koperdiefstal alleen in onze tijd voorkomt. Vermoedelijk als gevolg van de oorlogsomstandigheden, waarvan de gevolgen ook in ons land merkbaar waren, werden er in de jaren 1916-1918, met name in de regio Buiksloot/Zunderdorp, langs de tramlijn honderden meters telefoondraad gestolen. Maar na een verscherpte surveillance lukte het twee veldwachters om de dieven op heterdaad te betrappen. Door de officier van justitie werd de diefstal hoog opgenomen omdat daardoor in de omgeving van Amsterdam de telefoonverbindingen werden verstoord, waardoor de handel er grote schade van ondervond. Het leverde de twee dieven een forse straf op: acht maanden cel. Het voortbestaan van de Waterlandse tram in gevaar De eerste vijfentwintig tramjaren waren behoorlijk voorspoedig verlopen. Tussen 1906 en 1915 werd gemiddeld f 29.000,- per jaar winst gemaakt, met 1915 als topjaar: f 41.000,- Maar er zou een moeilijke tijd aanbreken. De oorlog en de watersnood hadden de Maatschappij handen vol geld gekost. Een nadelig saldo (voor het 72
de waterlandse tram, 1888 - 1956
eerst!) op de exploitatierekening van 1919 was het gevolg (37). Nog een andere factor was de emancipatie van de werknemers: kortere werktijden, hogere lonen en goede sociale voorzieningen, ze gingen een belangrijke rol spelen in het bestaan van de trammaatschappij. De vakbonden zochten het beste voor hun leden. Concurrentie van de autobus De situatie werd echter het meest nijpend door de opkomst van allerlei autobusdiensten. Hoe bedreigend deze concurrentie was blijkt uit het feit, dat zij net iets lagere tarieven hanteerden dan die van de tram. De bus vertrok enkele minuten eerder van een tramstation dan de tram In de bocht bij de Speeltoren zelf, pikte onderweg bij haltes mensen op en was veel eerder op de plaats van bestemming. Een geduchte concurrent was vooral de fa. W. Spreeuw uit Koog aan de Zaan die in 1924 naar Edam verhuisde Hij werkte samen met zijn compagnon W.H. Groenhart uit Tuindorp Oostzaan, later met R. Middelbeek uit Zaandam. Daarnaast waren het de heren F.A. de Raadt en J. Kistemaker die vanaf 1924 een autobusdienst onderhielden van Hoorn naar Amsterdam via Purmerend. Iedereen was in die jaren vrij om een autobusdienst te beginnen. Pas in 1926 kwam er een vergunningenstelsel voor busondernemingen. In Monnickendam waren het de heren Jan Jansen (Monnickendam 1873-1933) en zijn De bus van de firma W. Spreeuw schoonzoon Jan Voortman (Monnickendam 1900-1977) die begin jaren twintig een busdienst opzetten. Zij reden echter alleen op dinsdag naar de veemarkt in Purmerend. Omdat de busdiensten hetzelfde traject als de tram volgden kwam, met name op de Monnickendammer Jaagweg, het verkeer nogal eens in gevaar. Dat busvervoer kende overigens ook z’n beperkingen. Massavervoer op hoogtijdagen was er niet bij. In een bus was gemiddeld slechts plaats voor vijftien personen. Hoewel de maximumsnelheid van de tram in 1924 naar 35 km. per uur was gegaan, bleek dat niet voldoende om de concurrentie het hoofd te bieden. En hoe de 73
trammaatschappij ook procedeerde tegen de in hun ogen oneerlijke concurrentie, ze kregen bij de diverse instanties steeds nul op het rekest (38). Beursval De situatie voor de trammaatschappij werd eind jaren twintig nog erger, toen de beurs in Amerika (Wall Street) op 24 oktober 1929 een geweldige val maakte, met wereldwijde gevolgen. De financiële verliezen werden steeds groter en inkrimping van het personeelsbestand kon niet uitblijven. Er waren op 31 december De crisis is begonnen... 1928 151 personen in dienst, waarvan 13 conducteurs en 19 machinisten. Directeur van Geuns had al in 1927 geschreven: ‘De cijfers tonen aan dat onder de tegenwoordige verkeersomstandigheden ons bedrijf zich niet staande zal kunnen houden en dat, indien de Kroon op het grote merendeel onzer beroepen tegen autobus-vergunningen niet te onzen gunstig beschikt, stopzetten van een deel van onze exploitatie onvermijdelijk zal blijken’(39). Er werd in 1929 heel wat vergaderd (40), zowel bij de trammaatschappij als bij de diverse gemeentebesturen langs de tramlijn. Men was het over eens dat het een ramp zou betekenen wanneer de tram uit Waterland zou verdwijnen. ‘De bevolking is met haar opgegroeid en heeft veel en vaak van haar diensten geprofiteerd. Het scheiden van haar zou meer betekenen dan alleen het verdwijnen van een niet renderend vervoermiddel’ (41). 1928: het veertigjarig bestaan van de tram Midden in deze moeilijke tijd woei op donderdag 13 december de vlag van het kantoor van de tram aan het Tolhuis. Het was die dag veertig jaar geleden dat de lijn Amsterdam-Edam werd geopend. Maar omdat de omRangeerterrein van het Station Tolhuis standigheden waarin de Maatschappij verkeerde weinig rooskleurig was, besloot de directie de dag ongemerkt voorbij te doen gaan. Dat gold niet voor twee personen die vanaf het begin in dienst waren geweest. De stationschef van Volendam, de heer W. Bouwes (Beets 1868-Edam 1930), kreeg een enveloppe met inhoud. De andere 74
de waterlandse tram, 1888 - 1956
jubilaris, onder-ploegbaas K. Schot die nog dienstdeed als terreinknecht bij de Mij kreeg eveneens zo’n envelop. Ook van andere instanties hadden zij belangstelling gekregen en werden hen geschenken aangeboden. 1932 Van stoom naar stroom De TNHT was niet in staat om zelfstandig uit de misère te raken. Er zat voor de Maatschappij niets anders op dan a. de lijnen opheffen of b. overgaan tot modernisatie van de trajecten. Het werd het laatste, waarbij de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij de reddende engel werd. Zij nam de TNHT en de exploitatie van de lijnen naar Edam en Purmerend over. De lijn Purmerend-Alkmaar werd echter opgeheven, omdat die onrendabel was geworden. Aan het stoomtramtijdperk was, na vierenveertig jaar, een einde gekomen. Boeken en plaatjes houden de herinnering er aan levend (42)
Elektrificatie langs de Jaagweg
Elektrificatie De trajecten Amsterdam-Purmerend en Amsterdam-Edam/Volendam werden geëlektrificeerd. Maar voor de realisatie ervan kwam heel wat kijken. Er moest Stoom en elektrisch, op het Noordeinde zwaardere (groef)rails worden aangebracht, dwarsliggers vervangen, nieuwe wissels, geschikt voor grotere snelheden aangebracht, vanwege een reconstructie van de nieuwe verkeersweg die daar werd aangelegd. Meer veiligheidsmaatregelen waren noodzakelijk. De baan tussen Monnickendam en Edam moest worden verlegd omdat er drie nieuwe wisselplaatsen bij moesten komen. En dat betekende land kopen van omwonenden. De brug over de Zuidervesting moest worden vernieuwd. Door de fa. Valentijn en Mol werden nieuwe brughoofden geheid. De tram kon er nog over, het overige verkeer moest omrijden. Maar het lukte. De vereiste vergunningen werden verkregen, evenals het benodigde bedrag – f 675.000,- waardoor de benodigde kabels konden worden aangebracht. Een deel van dat bedrag kwam van de gemeenten aan de tramlijn. Monnickendam droeg f 8000,-.bij. Nieuwe tramstellen, zogeheten Métallurgiques, werden per boot aangevoerd. Ze waren afkomstig van de lijn Haarlem-Zandvoort. Er valt veel over dit proces van elektrificatie te vertellen (43). Laten we echter kijken naar het resultaat: 75
De elektrische motorwagens worden binnengevaren, de stoomlocs kunnen worden afgevoerd
Feest In een met groen en bloemen versierde coupé werd op 17 augustus 1932 de eerste, feestelijke openingsrit met de elektrische tram gehouden (44). Directeur Burgersdijk (45), door burgemeester Kolfschoten van Edam de ‘Tramkoning van Nederland’ genoemd, werd zowel in Broek in Waterland als in Monnickendam en Marken door de burgemeester aldaar ontvangen en toegesproken. De verslaggever besluit zijn verhaal met de woorden: ‘Met voldoening zal zijn waargenomen, niet in het minst door de tramdirectie, dat de elektrificatie door de bewoners met grote blijdschap is ontvangen. Wat het vertrouwen wettigt, dat de bedrijfsresultaten eenmaal daarvan een afspiegeling zullen zijn’. Feesttram op het Noordeinde Traject Edam-Volendam De vernieuwing betekende ook dat er dagelijks meer trams konden rijden. Bovendien werd het traject verlengd tot Volendam. Dit dorp had op 1 mei 1906 een verbinding met Kwadijk gekregen (had men graag al op 1 januari 1888 gerealiseerd gezien volgens SPC 9.1.1887), waar overgestapt kon worden op de trein naar Hoorn en Enkhuizen. Dit lijntje werd tot in de 2e WO gebruikt voor goederenvervoer. Maar omdat de spoorbreedte verschilde (normaalspoor 1435 mm), kon de stoomtram Amsterdam-Edam (1000 mm) dat baanvak niet gebruiken. Dat veranderde in 1932, toen er een derde spoorstaaf werd bijgelegd, waardoor op 1 december ook Volendam vanuit Amsterdam ’elektrisch’ bereikbaar was. De totale lengte van het traject kwam daarmee op 23 km (46). Een proefrit verliep naar wens. Dat was twee maanden 76
Van 1000 naar 1435 mm met een derde spoorstaaf
de waterlandse tram, 1888 - 1956
eerder, toen er een proefrit naar Purmerend was, anders. Er was nauwelijks tien meter gereden toen, via een lichte schok, een wagen naast de rails stond! Waarschijnlijk was een stuk hout, uit de overkapping op de rails gevallen, de boosdoener. Het probleem was snel verholpen. De derde en definitieve, tevens openingsrit, nog veel grootser dan de eerste, zojuist genoemd, was begin december, waarbij zo’n 250 genodigden acte de présence gaven. Daaronder veel hoogwaardigheidsbekleders, zoals mr. H.J. Silvergieter Hoogstad die de minister van Waterstaat vertegenwoordigde, de directeur van de N.S, mr. van Manen, vertegenwoordigers van polderbesturen en nagenoeg alle gemeentebesturen uit de omtrek. In een vijftal met vlaggen versierde wagens vertrok men vanaf het Tolhuis in een vrij vlot tempo naar Edam. Daar stonden honderden nieuwsgierigen te wachten, terwijl het carillon speelde. Dames in Volendammer kostuum deelden erewijn rond. Hoewel het al donker was, was er ook in Volendam een geweldige ontvangst. Duizenden kinderen stonden te wachten. Het Volendammer fanfarecorps bracht enkele pittige marsen ten gehore en in hotel Spaander werd een eenvoudige maaltijd genuttigd, erwtensoep, Zuiderzee bot en ‘gelukspudding’. Net als in Edam ook hier weer verschillende sprekers. Eén van hen hoopte dat het gevolg van deze verbinding met de hoofdstad zou zijn dat Edam en Volendam uitlopers van de Nieuwendijk en de Kalverstraat zouden worden, maar hun tegelijk hun karakteristieke eigenschappen zouden behouden. De laatste spreker was directeur Ir. Burgersdijk. Hij bedankte allen die op enigerlei wijze aan de totstandkoming van de elektrificatie hadden meegewerkt. Voor wat de werkelijke uitvoering betrof was dat Ir. Nuchteren geweest. Hij eindigde zijn speech dat hij het schitterend vond dat er van deze opening zo’n geweldig feest was gemaakt en riep op tot een driewerf hoera voor Edam en Volendam. Daarna volgde de terugreis naar Amsterdam, waar het gezelschap om halfnegen arriveerde. 52 Nog een – jubileum - feest In augustus 1934 was Ir. W.J. Burgersdijk vijfentwintig jaar directeur en dat werd groots gevierd in de autobusgarage van de Maatschappij (de Mij was een eigen busdienst gestart), die door het personeel smaakvol was Ir. W.J. Burgersdijk versierd. ‘s Morgens was het echtpaar Burgersdijk onder feesttonen van de gezamenlijke muziekkorpsen van de NZH ingehaald, hadden verschillende sprekers het woord gevoerd en waren er geschenken aangeboden, waaronder veel bloemstukken. Lof kreeg de jubilaris toegezwaaid vanwege - na Sanders - ook zijn aandeel bij het Pensioenfonds voor het personeel. De chef van de 77
exploitatie, Ir. W.A.E. van Geuns had voor deze gelegenheid een speciale ‘Burgersdijk-Jubileummars’ gecomponeerd die onder zijn leiding door de gezamenlijke muziekkorpsen van de NZHTM ten gehore werd gebracht. In zijn dankwoord zei de heer Burgersdijk dat hij de door hem gevraagde soberheid t.o.v. de geschenken wel enigszins overschreden achtte, maar zeer dankbaar was voor de aan hem en zijn echtgenote gebrachte hulde. ’s Avonds werd er een alleraardigst spel, dat betrekking had op het bedrijf, opgevoerd door kinderen van het personeel. De Opzichter van de Maatschappij de heer Hollants, die een groot aandeel had in de versiering en het slagen van het spel, kreeg daarvoor alle lof (47). 1935 Een duur ritje Waarvoor je de noodrem al niet kunt gebruiken. Maandagavond 19 augustus 1935 reed de Expresdienst van de tram op het Noordeinde, toen er een heer kwam aanrennen en op de rijdende tram sprong. Zijn zoontje had hem echter niet bij kunnen houden en bleef achter. De man constateerde dat zijn spurt voor niets was geweest. Wat te doen. De noodrem op het balkon lokte. Een greep en schokkend van schrik kwam de tram bij de R.K-kerk tot stilstand. De ontdane conducteur stelde een onderzoek in en ontdekte de dader die, behalve een beleefde terechtwijzing ook een proces-verbaal kreeg. Het zoontje van de man kon nu mee, maar het was wel een heel duur ritje geworden (48). Ophef over een wissel in het Noordeinde In augustus 1935 besloot de trammaatschappij om bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (G.S.) vergunning te vragen om de spoorstaven in het Noordeinde te mogen vervangen, om de bestaande wissel ter hoogte van de Brugsteeg twaalf meter te mogen opschuiven tot de Griet Scheeljannesteeg en een wissel te mogen toevoegen om een extra stuk rails (dood spoor) te verkrijgen waar tijdelijk een of meerdere wagons zouden kunnen staan. Toen het bericht bekend werd kwamen er allerlei reacties. De W.A.C.O (Westfriesche Auto Car Onderneming) te Hoorn die een busverbinding van Edam via Monnickendam naar Amster‘Noordeinde parkeerterrein van de N.Z.H?’ dam verzorgde, gaf aan dat passeren van de tram nu al zo moeilijk was en dat zou met een extra spoor alleen nog maar erger worden. Ook het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Middenstandsbond, afdeling Monnikendam, kwam in het geweer en diende via Mr. P.J. Klaver, inwoner van Monnickendam, een verzoekschrift in om voor de verandering geen toestemming 78
de waterlandse tram, 1888 - 1956
te geven. Een handtekenactie die door bijna alle bewoners van het Noordeinde, met name de neringdoenden, was getekend, moest het verzoek ondersteunen. Nee, de plannen van de trammaatschappij vielen niet in goede aarde, wat overigens niets afdeed van de waardering die men had voor de N.Z.H. Tijdens een openbare zitting in Haarlem konden de bezwaren worden toegelicht voor een Commissie uit G.S. en een paar vakmensen van het spoor. Ook B&W van Monnickendam hadden een protest ingediend, maar dit was, als te laat binnengekomen, door G.S. terzijde gelegd. De lawaaiige rails op het Noordeinde De directeur van de N.Z.H. tram Ir. Burgersdijk, gaf uitleg en liet weten dat de wijziging ten goede zou komen aan de middenstanders. Begin november werd duidelijk dat Gedeputeerde Staten het verzoek van de trammaatschappij had ingewilligd. Als reden voor de toestemming werd aangegeven, dat het aanbrengen van een wissel op een andere plaats, zoals was voorgesteld, bv. bij de Grafelijkheidssluis of bij de Grote kerk, de maatschappij op te grote kosten zou jagen. ‘Dit betekent dus dat het Noordeinde in de toekomst een parkeerterrein wordt van de N.Z.H. Het behoeft wel geen betoog dat deze toestand voor bewoners en vooral voor zakenmensen een groot ongerief en schade betekent (..). Onbegrijpelijk is het daarom, dat de belangen van de burgerij bij de belangen van de N.Z.H. worden ten achter gesteld’. Een bespreking in de Posthoorn twee maanden later, tussen de directie van de N.Z.H., B&W, middenstanders en belanghebbenden van de stad, bracht geen verandering in het besluit tot stand. Ook een beroep op de Kroon, ingesteld door een twaalftal bewoners van het Noordeinde, werd verworpen (49) 1936 De rails in het Noordeinde In het Noordeinde, ter hoogte van de rijwielherstelplaats van Henk Winkel (nr. 92) lag de rails dusdanig los van elkaar, dat elke tram stotend en met veel geraas de plek passeerde. Een bewoner liet de verslaggever van de krant zien dat de verbindingsschroeven beschadigd waren. Zonder enige krachtsinspanning duwde hij met zijn voet de rails vaneen. Bepaald geen ongevaarlijk plek (50). 79
1937 Te midden van internationale spanningen en een grote werkeloosheid bleef de tram voor Waterland behouden. Het aantal reizigers nam weer toe (in 1937 waren het er 900.000), evenals het goederenvervoer. In 1937 werden er 942.000 km. afgelegd en hadden 83 personeelsleden bij de lijnen Amsterdam-Edam en Amsterdam-Purmerend een baan. Maar desondanks kostte het de Mij heel wat moeite en creativiteit om het hoofd boven water te houden. Tariefsverlagingen moesten daartoe bijdragen. De strijd met de busdiensten (ellenlange processen) kreeg een vervolg doordat de NZHTM zelf de exploitatie van busdiensten ter hand nam, zoals ik eerder aangaf. Terwijl aan het eind van de jaren dertig de economische crisis wat minder werd, dreigde een nieuw gevaar, het Nationaal-Socialisme en haar expansiedrang. Gevolg was dat er steeds minder vreemdelingen ons land bezochten. Dat had uiteraard gevolgen voor het toerisme. Wel werden er, na de afkondiging van een algemene mobilisatie op 29 augustus 1939, veel militairen met periodiek verlof vervoerd. In december 1938 bestond de tram vijftig jaar. Er was éen man in leven die zich de feestrit op 13 december 1888 nog zeer goed kon herinneren, dhr. van der Wilde. Hij werd door de NZH-directie gehuldigd. Incident Half augustus 1939 vond er een ernstig incident in de tram plaats, dat voor grote opschudding zorgde. Het gebeurde tussen Volendam en Edam. Een zekere J.K. die als niet volkomen normaal werd beschouwd, kreeg bij het betalen van het vervoersbewijs een conflict met conducteur Visser. De Volendammer wilde betalen met een briefje van tien gulden, waarop de conducteur hem vroeg, indien mogelijk, met gepast geld te betalen. De jongeman nam dit verzoek niet, maakte zich kwaad over zo’n ‘brutaliteit’ en ging de conducteur te lijf. Er ontstond een gevecht in de coupé, waarbij rake klappen vielen. Teneinde raad trok Visser aan de noodrem. In Edam werd onmiddellijk de politie gewaarschuwd en al snel was inspecteur Boone aanwezig die J.K. naar het politiebureau bracht. Het bleek dat hij de conducteur vrij ernstig had toegetakeld en zelf ook een hoofdwond had. De jongeman werd onder politiebegeleiding naar Castricum overgebracht, waar hij in de bekende inrichting voor geesteszwakken ‘Duin en Bosch” werd opgenomen (51). De winters 1939/1940 en 1941/1942 Het jaar 1940 begon bepaald niet probleemloos. IJs en sneeuwval deden zich in de eerste drie maanden gelden als nooit tevoren. De bootjes die de treinpassagiers over het IJ naar Amsterdam-Noord brachten, moesten aan de wal blijven. Hun motorvermogen was niet voldoende om door het ijs heen te komen. De ijswinter duurde maar liefst 68 dagen, bijna tien weken dus. De aanvoer van goederen en etenswaren was minimaal en dat liet zich voelen. Meerdere keren moest de tram haar diensten staken, terwijl spiegelgladde wegen vervoer nauwelijks mogelijk maakten, al was er af en toe enig busvervoer. 80
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Dezelfde situatie deed zich voor tijdens de uitzonderlijke winter van 1941/1942. De koudste winter ooit in ons land gemeten. Botsing Een botsing van twee trams op de ietwat mistige zondagmorgen van 14 januari 1940 zorgde voor consternatie. In volle vaart reden, bij de helling in de buurt van Broek in Waterland (Broekermeer), twee trams tegen elkaar. Een motorwagen met twee bijwagens die van Monnickendam kwam, was het dubbele wisselspoor al zo’n 150 meter gepasseerd toen, tot grote verbazing van bestuurder en conducteur, plotseling op hetzelfde spoor een motorwagen met bijwagen uit Amsterdam naderde. Een extra tram met schaatsenrijders die naar de Gouwzee op weg waren. Een botsing was onvermijdelijk. De wagen uit Monnickendam werd licht beschadigd, maar het voorbalkon van de wagen uit Amsterdam werd geheel ingedrukt, waarbij de vloer door de botsing omhoog was gaan staan. Er waren enkele gewonden, maar wonder boven wonder, niemand heel ernstig. Van een van de passagiers, mevr. S. Halderman uit Zandvoort was de arm uit de kom geschoten, waarbij ze een schouderblessure opliep. Toevallig passeerde een kinderarts, dokter M.O. Eltzbacher uit Den Haag, die meteen stopte en medische hulp verleende. Dhr. Buurs uit Broek die vlakbij de plaats van het ongeluk woonde (vermoedelijk Klaas Buurs aan de Eilandweg, caeg) schoot onmiddellijk te hulp. Met een koevoet wist hij de zijkant van de cabine open te breken en kreeg daarbij zelf een hoofdwond door het wegspringende glas. Op een geïmproviseerde brancard werden de twee dames naar de boerderij van de heer Buurs gedragen. Mevr. Halderman kon die dag naar haar huis in Zandvoort vervoerd worden. Mej. C. Niboer uit Amsterdam-Noord kreeg een lichte hersenschudding en kon op eigen gelegenheid naar huis. Veel passagiers hadden door glasscherven wonden in het gezicht, handen en voeten, waardoor er heel wat verbandjes moesten worden aangelegd. De beide bestuurders verklaarden dat de seinlichten op groen stonden en dat zou kunnen als er sprake was van een defect aan het beveiligingssysteem. De vele schaatsenrijders moesten, met een uur vertraging, in andere wagens overstappen. Een gedeelte van hen koos ervoor om de schaatsen onder te binden en over de Broekervaart naar Monnickendam te rijden. De woning van dokter F.J. Scholte in Monnickendam leek die zondag wel een polikliniek. Beenwonden moesten worden gekramd, hoofdwonden verbonden en ook mensen op het ijs liepen diverse verwondingen op. ’s Middags moest dokter Scholte naar Katwoude waar twee auto’s op elkaar waren gebotst en er flink wat fysieke schade was. De Tweede Wereldoorlog Toen op 10 mei de Tweede wereldoorlog uitbrak zette de maatschappij haar diensten zo goed mogelijk voort. Er waren ook ‘pluspunten’. Het toegestane verbruik van benzine en dieselolie verminderde en dat was voor de busdiensten een strop. Daarnaast werden er allerlei voertuigen gevorderd, waardoor velen op de tram waren 81
aangewezen. Ook werden er vele duizenden Duitse soldaten met de tram vervoerd. Een ander punt was de opdracht van de bezetter, dat de trams verduisterd moesten zijn (twee spleetjes in de koplampen waren het ‘maximum’). Ook de baan diende geheel onverlicht te zijn. De tram beschoten Verduisterde trams op het Noordeinde Tijdens de bezetting bleef de tram rijden, hoewel niet altijd zonder gevaar. In het jaarboek 2015 schreef ik over het transport per tram van de Joodse inwoners van Monnickendam naar Amsterdam op 1 mei 1942. En over de beschieting van de tram op 29 juni 1944 waarbij o.a. de kleine Alida Moormann omkwam en haar vader dusdanig gewond, dat een been moest worden geamputeerd (52). Daarbij werd ook de bovenleiding over een aantal meters vernield. Middelen voor herstel waren echter schaars. Overval op de tram Maar er waren meer gebeurtenissen waar de tram bij betrokken was. In augustus 1944 vond er een overval in de Broekermeer plaats. Enkele passagiers, gewapend met revolvers, bracht plotseling de tram, die op weg was naar Volendam, tot stilstand. Ze hielden de wagenvoerder in bedwang en ontnamen hem de handle, waarmee hij de motorwagen bediende. Ze kwamen in het bezit van de sleutel van de postcoupé en haalden er enkele postzakken uit. Daarna ontkwamen ze in een auto, die op de naastgelegen weg op hen stond te wachten. De verwarring en verbouwereerdheid in de volle tramwagons was, zoals te verwachten viel, groot (53). Op woensdag 20 september 1944 werd de tramdienst stilgelegd. Er waren ook goede dingen te noemen. In augustus 1940 kwam te Broek in Waterland, in combinatie met de Pelzerbrug, een nieuwe trambrug met een beton- en staalconstructie tot stand, die de oude, houten, opgelapte brug van weleer verving. Een grote verbetering op het traject, waar op dat punt nogal eens problemen waren ontstaat (54). Omdat er tijdens de oorlog clandestien veel tarwe, rogge en kleine hoeveelheden zuivelproducten bij boeren werd gekocht en door hongerige Amsterdammers vanuit Waterland naar Amsterdam werden vervoerd, kreeg de tram de bijnaam ‘de Melkexpres’. En dan maar hopen dat er op het tramstation aan de Noorderlijke IJ-oever geen WA-man of iemand van de Grüne-Polizei zou staan om de ‘buit’ in beslag te nemen. 82
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Op 1 september 1941 nam Ir. J.W. Burgersdijk afscheid als directeur van de N.Z.H.T.M, een taak die hij vanaf 1909 had gehad. Dat werd op een grootse wijze herdacht, waarvan ‘Het volk’ d.d. 29.8.1941 uitgebreid verslag deed. Na de oorlog De oorlog had z’n sporen nagelaten. Herstel zou heel wat tijd vergen. Desondanks was er veel personenvervoer omdat een groot aantal auto’s en fietsen door de Duitsers waren gevorderd. Tijdens de oorlog waren de letters N.Z.H. gelezen als ‘Nederland Zal Herrijzen’. En dat gebeurde ook in de personenvervoerssector. De strenge winter van 1946/47, die drie maanden zou duren, was reden om het veer naar Marken stil te leggen. De tram was op een dag bij de Zedde vastgelopen in de sneeuw en zou een aantal weken niet kunnen rijden. Er werden driehonderd soldaten uit Toen de winters nog winters waren... Harderwijk en Rotterdam ingezet om de tramlijn sneeuwvrij te maken. Een hele klus, die veel tijd in beslag nam. De verbinding tussen Monnickendam en Edam vond enige tijd met trucks plaats. Ook het opleiden van nieuw personeel (er was een groot tekort ontstaan) kostte de nodige tijd. Geld voor vernieuwingen was er niet, bijvoorbeeld om de ongeveer vijftig! jaar oude motorrijtuigen en de iets minder oude volgwagens te vernieuwen. Een belangrijk besluit was de opheffing van de lijn naar Purmerend op 15 mei 1949. Het ‘Boemeltje naar Purmerend’ werd vervangen door een buslijn. Het ‘Volendammer trammetje’ zou echter nog een paar jaar meegaan. We rijden mee met Jan Haakma De in 1934 te Katwoude geboren Jan Haakma schreef: ‘Dagelijks ging ik naar de MULO in Amsterdam-Noord. Ik reisde met een aantal leerlingen met de tram heen en weer. De tram was, als hij in Monnickendam aankwam, altijd al vol met Edammers en Volendammers. Had je er vrienden onder dan wilden ze nog weleens inschuiven. Anders moest je staan. Ook als er een oudere persoon binnenkwam, ging je staan. Deed je dat niet dan haalde de conducteur je wel overeind. We waren dan ook bijna altijd op het achterbalkon van éen van de bijwagens te vinden. Het was een tijd van veel gezelligheid en plezier. De Volendammer meisjes zaten altijd te breien. Op een dag probeerden we met z’n allen, trekkend aan een draad, een knot wol weer naar binnen te halen die afrolde onder de andere bijwagen, omdat we die er eerst 83
onder gegooid hadden. We stapten tijdens het rijden over van de ene op de andere bijwagen, iets dat alleen de conducteur mocht doen. Ook probeerden we weleens het ventiel van de remleiding open te zetten. Dan ging de tram niet verder. Daar moest je wel mee oppassen, want als ze je te pakken hadden, was je nog niet jarig. En grepen ze je vandaag niet, dan morgen wel. Je was immers bekend en op dit middel van vervoer aangewezen.. Maar het effect was heel leuk en de eventuele sores de moeite waard. In de Broekermeer wilde er nog weleens een koe voor de tram uit lopen. Dat gaf naast veel hilariteit ook veel oponthoud. De trambaan was enkelsporig, met op regelmatige afstanden wissels, waar de elkaar tegemoetkomende trams konden passeren. De hele baan was beveiligd door middel van lichtsignalen. De trams reden op vaste tijden, althans dat was de bedoeling. 07.00 uur, 07.30, 07.45, 07.55, 08.00 en 08.30 uur en dan verder ieder half uur. Daaraan vooraf ging om tien voor zeven de ‘vistram’, speciaal voor de visventers met bestemming Amsterdam. Zij vervoerden hun gerookte vis in grote, platte, rieten manden, die ze aan een juk droegen. ’s Middags als ze terug gingen moesten de visventers plaats nemen in het kleine coupeetje achteraan in de bijwagen. Daarin werden ook postzakken vervoerd’ (55). Een andere getuige: ‘Het gebeurde weleens dat in de tram naar Amsterdam aan bijnamen de gehele geestelijkheid aanwezig was. Tussen de tientallen visventers die vroeger naar Amsterdam trokken zat Willem Oosterbaan die de bijnaam kreeg ‘de Dominee’, De conducteur stapt over op de bijwagen Siem van Zanten, bijgenaamd ‘Dominee Doevedans’, Henk Buter bijgenaamd ‘Kapelaantje’ en dit werd dan gecompleteerd als in Broek in Waterland veldwachter Pater instapte’ (56). Tijdens de reis ging het er meestal gemoedelijk aan toe. Wanneer mogelijk werd er een kaartje gelegd om de tijd te doden. Het ging ook weleens mis. Zo in februari 1908 toen visventer F.V. de conducteur tijdens de rit dusdanig beledigde dat deze de hulp inriep van twee veldwachters, Klippel uit Edam en Pater van Broek in Waterland, die zich in de tram bevonden. De visventer werd uit de tram gezet en kon de reis verder lopend afleggen. Hij kreeg ook nog een proces-verbaal aan z’n broek’ (57). Als Haakma de middelbare school heeft verlaten en werk heeft gevonden, schrijft hij: ‘We reisden ’s morgens met een hele ploeg met de tram naar Amsterdam. Voordat we in het centrum waren, moesten we eerst over het IJ. We werden vervoerd met een soort gemotoriseerde dekschuit in de open lucht, met hekken op het dek, ‘de koeboot’. Voor de brug klonk altijd de kreet ‘denk om de hoofden’. Daarna kwam ‘Zwaantje’ 84
de waterlandse tram, 1888 - 1956
die was net even geriefelijker. Bij weer een andere boot moest, voor we onder de brug door konden gaan, de schoorsteen naar beneden en dat gaf Met de ’Stad Edam’ van het N.Z.H.Koffiehuis naar Noord nog weleens wat roet. Later kregen we betere bootjes, de zgn. ‘trambootjes’. Ze hadden een strijkboutmodel en droegen de namen ‘Stad Edam’ en ‘Stad Monnickendam’. Daarnaast kwam er ook de ‘Ir. Burgersdijk’, dat was een snelle. Maar ik had de angst in mijn lijf als we opeengepakt stonden in de ‘Stad Purmerend’. Dat ranke vaartuig werd de ‘doodskist’ genoemd. De reddingsmiddelen aan boord waren verre van voldoende. Er is gelukkig nooit iets ernstigs gebeurd, hoewel het scheepvaartverkeer op het IJ in die tijd druk was. Als het ’s winters een tijdje vroor, gebeurde het wel dat de bootjes niet konden varen. We waren dan aangewezen op de Valkenwegpont. Wat een sores om op je werk te komen’ (58). De tram van ’s avonds zes uur Tussen Monnickendammers en Edammers was de verhouding slecht. Als opgeschoten jongens stonden wij ’s avonds bij de halte ‘De Posthoorn’ te wachten op de tram van zes uur. Kijken of er ‘dwarsen’ en ‘mussen’ in de wagons zaten. Jongens die uit Amsterdam kwamen, van hun werk of van school. Zaten er Edammers in, dan volgde een grote scheldpartij. Soms werden jongens uit de wagons gehaald en volgde een grote knokpartij met aan beide zijden verliezers. Onbegrijpelijk die haat over en weer en niemand weet waar het vandaan kwam. Ook voetbalwedstrijden tussen MVV en EVC kenden diezelfde rivaliteit en liepen soms uit op grote vechtpartijen’ (59). De laatste tram Mevrouw Jannetje Ruiter vertelt op Oral History over de Meidenmarkt. Als de laatste tram in Monnickendam arriveerde, gingen de meiden kijken wie eruit stapten. Die laatste tram werd volgens mevr. Ruiter de meidentram genoemd. Ze kon niet vertellen waarom, maar het lijkt me vanwege de belangstelling van de dames. Ongelukken met de tram Ik heb alle kranten die in Waterland tussen 1880 en 1945 zijn verschenen doorgenomen met het oog op berichten waarin de tram een rol speelt. Dan schrik je van die vele ongelukken die er hebben plaatsgevonden, niet alleen op de lijn naar Edam/ Volendam, maar ook op die naar Purmerend en Alkmaar. Een overzicht van wat, al of niet bijzondere, gebeurtenissen. 85
Veel incidenten hadden te maken met het steeds intenser wordende autoverkeer. Tot 1905 was een rijbewijs niet nodig om de weg op te mogen. Pas in 1927 kwam de verplichting om een examen af te leggen. Niet vreemd dat er nogal eens iets misging in het verkeer. Maar ook ongelukken waarbij de tram betrokken was vinden we terug in de 67-jarige geschiedenis van de Waterlandse tram. Heel wat mensen, zowel kinderen, jongeren als ouderen, hebben daarbij het leven verloren of werden voor de rest van hun leven minder of meer verminkt. Daaronder waren ook mensen van de trammaatschappij zelf. In juli 1892 verdronk conducteur C. Rond uit Sloterdijk, doordat er een leuning van de tramboot over het IJ brak. Inspanningen van de kapitein van de boot mochten niet baten, de toegeschoten lijn heeft Rond niet kunnen bemachtigen. Rond, zo meldt de krant, was een oppassende jonge man, de kostwinner voor zijn moeder, weduwe van een rijksveldwachter die van een heel klein pensioentje moest leven. Een ander lid van de maatschappij, conducteur van D. raakte op de 1e Pinksterdag 1904 bekneld tussen de leuning van de brug over de Grafelijkheidssluis en de tram. Hij was hevig geschrokken en moest in ‘De Posthoorn’ weer wat op verhaal gebracht worden. Hij maakte zijn dienst die dag De tram op de brug over de Grafelijkheidssluis wel af, maar de volgende dag was hij daartoe niet in staat. Hij moest op doktersadvies enkele dagen rust houden. Veel ongevallen werden veroorzaakt door onvoorzichtig gedrag, niet voldoende uitkijken of, door het op- of afspringen van een rijdende tram, met soms uiterst tragische gevolgen. Dat laatste overkwam Dirk Blankevoort, die zondagavond 19 november 1911 met de tram van 7.25 bij halte Doelenhotel aankwam. Hij wilde snel afstappen om zich met zijn zoon die militair is en dezelfde avond nog moest vertrekken, een poosje te kunnen onderhouden. De tram reed nog, maar de heer Blankevoort bleef met zijn jas haken. Als een wonder is hij aan een groot ongeluk ontkomen. Wel had hij een hoofdwond en was zijn jas geheel verscheurd. Maar met een ‘zenuwschok’ kwam hij er verder van af. Tegen iemand die hem een paar uur later bezocht en hem in zijn woning, hoewel geschrokken, op de been vond, vertelde hij dat hij de wielen had geteld die langs hem heen gingen en hoe hij door een gérant van het Doelenhotel was geholOp de Zarken bij pen en met grote handigheid voorlopig was verbonden. het Doelenhotel 86
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Op woensdagmiddag 30 maart 1904 liep het nog maar net goed af voor het tweejarige kind van A.V. Geheel zonder toezicht stond het kleintje op de rails. Omdat het incident aan het einde van het Noordeinde plaatshad, waar de tram aanzet om de bocht en lichte helling naar de sluis te nemen, was het aan de oplettendheid van de machinist en de conducteur te danken dat de laatste de kleine tijdig van het nabij zijnde gevaar kon verwijderen, mede door ingrijpen van de machinist die uit alle macht remde. Soms had een (bijna) ongeluk te Even vaart maken naar de Grafelijkheidssluis-brug maken met de fysieke gesteldheid van iemand. Zo in 1909 als de krant schrijft: ‘Het scheelde een haartje of de oude, tachtigjarige (hij was al 82, caeg) Pieter Dirks Schoonevelt (1827-1913, weduwnaar van Maritje Stam, caeg) was door de tram overreden. De oude man is stokdoof en hoorde geen tram aankomen. Opeens keerde hij zich onverwachts om toen de machine vlakbij was. Dankzij de grote oplettendheid van de machinist die plotseling remde, liep het met een lichte schok, die de grijsaard enkel deed vallen, af. De conducteur informeerde de volgende dag dadelijk heel belangstellend aan zijn woning (Noordeinde 90) en smaakte het genoegen de aangeredene geheel ongedeerd aan tafel te zien zitten (60). Minder goed liep het in mei 1910 af voor de bekende, uit Duitsland afkomstige stukadoor van de stad, Wilhelm (Willem) Heinrich Siemer (1861-1939). In Buiksloot wachtte hij in een café op de laatste tram naar Monnickendam/Edam. Net even te lang, want toen hij buiten kwam, was de tram al in beweging. Siemer moest en zou echter mee, sprong, stapte mis met het gevolg dat zijn linkervoet onder de wielen terechtkwam en deels verbrijzelde. Toevallig was dokter van Tijen in de tram aanwezig. Die verleende meteen eerste hulp en oordeelde dat Siemer naar het Ziekenhuis in Amsterdam moest. Met de eerstvolgende tram werd hij naar Amsterdam vervoerd, waar een ziekenauto klaar stond om hem naar het Binnengasthuis te brengen. Daar moest hij tot twee keer toe een amputatie ondergaan, maar hij overleefde het ongeval. Er was in het ziekenhuis grote belangstelling van zijn uitgebreide clientèle, uit allerlei plaatsen in de omgeving van Monnickendam. Of hij zijn werk nog heeft kunnen doen? (61) Geen verbanddoos in de tram Er was sprake van botsingen met auto’s en andere vervoermiddelen, zoals paard en wagen, motoren, handkarren van venters etc. Dat leverde regelmatig veel schade op, 87
zowel aan de tram als aan de vervoermiddelen. Soms moest de rechter eraan te pas komen om te bepalen wie er schuld had aan het ongeval. In veel gevallen ging de trammaatschappij vrijuit. Met name op de weg naast de trambaan langs de Zedde, die onmiddellijk aan de Jaagweg naar Edam grensde, kwamen nogal eens ongelukken voor. Bij één van die ongelukken 1922 - bleek het gebrek aan verbandmiddelen in de tram. ‘Toen Donderdagavond S.J. van Volendam op de Monnikendammer Jaagweg bij de rolpaal de van Amsterdam komende tram passeerde, schrok Tram uit Edam bij de Hogedijk, Katwoude het paard. De kisten die ietwat buiten de wagen uitstaken, kwamen als gevolg hiervan in aanraking met de tram. Het vierjarig jongetje dat op de kisten zat viel van de wagen en werd vrij ernstig aan het hoofd gewond opgenomen. Mej. G. die vlakbij de plaats van het ongeluk woonde, bracht het knaapje per tram naar Edam, om het onder geneeskundige behandeling te stellen. Na door dokter van der Molen verbonden te zijn, werd het kind per auto naar Volendam vervoerd. Gelukkig bleek de verwonding niet zo ernstig te zijn als men aanvankelijk vreesde. Bij dit ongeval bleek weer, hoe noodzakelijk de aanwezigheid van een verbandkist in de tram is. Zou de directie voor de aanwezigheid daarvan in elke tram geen zorg kunnen dragen’? (62) Dieren het slachtoffer Ook dieren werden nogal eens het slachtoffer van de tram. Een paar voorbeelden. November 1895 werden dertien ganzen overreden door een passerend stoomtram. Verschillende keren maken de kranten (bijvoorbeeld de GPC van 7 februari 1909) melding van schapen die overreden waren, zowel bij het oversteken van als het lopen van de dieren op de spoorbaan. Het gebeurde meestal in het donker of in de vroege ochtend, onder minder goede weersomstandigheden. Dat het schadeposten voor de eigenaars waren, zal duidelijk zijn. Maar verhaal halen bij de tramdirectie leverde niets op. Dat ondervond ook veehouder Jacob Lakeman Jansz (Broek in Waterland 1858-Monnickendam 1954). Op maandagmorgen zes juni 1910 ging hij met paard en wagen naar zijn melkland toen hij werd aangereden door de tram, die hij op dat tijdstip uiteraard niet verwachtte. Het bleek een lege tram te zijn die op weg was naar Edam vanwege daar gehouden turnfeesten. 88
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Zijn voertuig werd geheel vernield en dhr. Lakeman werd bewusteloos naar zijn woning aan de Zarken gedragen. De trammaatschappij die het voorval per brief meldde aan de burgemeester had het over een lichte verwonding aan de knie bij Lakeman, knecht de Vries kwam met de schrik vrij terwijl het paard weliswaar viel, maar niet ernstig gewond was. In hun antwoord van B&W maakten zij melding van de in de concessie voorgeschreven veiligheidsmaatregel, in casu de conducteur, die met een rode vlag voor de tram uit diende te lopen. Als daar aan was voldaan, zou het ongeval niet hebben plaatsgehad. Er was verschil van mening op welk punt de conducteur de tram vooraf moest gaan. De gemeente meende vanaf de Nieuwpoortsbrug tot aan de Grafelijkheidssluis, terwijl het dienstrooster van de man aangeeft halte ‘de Doelen’ tot halte ‘de Posthoorn’. Daarbij waren echter juist de gevaarlijkste plaatsen (de bocht bij de Grote kerk en het Noordeinde naar de sluis) uitgeschakeld. De trammaatschappij verwees naar wetgeving van 9 juli 1900 en het in 1902 van kracht geworden tramwegreglement, waarbij de veiligheid van de tramwegen een zaak van het Rijk was geworden en dat daarmee plaatselijke bepalingen en verordeningen van andere autoriteiten hun rechtsgeldigheid hadden verloren, althans voor zo ver ze door het Rijk niet waren overgenomen. Wat wel van kracht bleef was, dat de tram door de stad niet harder mocht rijden dan 5,5 km. per uur, maar de Rijksvoorschriften spraken niet over een ambtenaar die vooraf moet gaan. Toen Lakeman weer opgeknapt was, had hij bij de directie van de trammaatschappij een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Maar dat werd geweigerd omdat het trampersoneel zich niet aan een overtreding schuldig had gemaakt. Zijn verzoek d.d. 25 juli aan B&W om de trammaatschappij te vragen ‘zijn geldelijk nadeel van het ongeval te willen vergoeden’, werd door het college afgewezen (63). De veehouders Paulus en Pieter Bark uit Zuiderwoude raakten in januari 1915 door de tram vier schapen kwijt. In oktober 1906 kreeg de eigenaar van koeien die op de trambaan hadden gelopen een proces-verbaal. Begin oktober 1934 werd een koe van landbouwer K tussen Monnickendam en Broek in Waterland zodanig aangereden dat het dier het niet overleefde. In april 1936 werd in de Broekermeer een rijpaard van de heer J. Pronk door de trein gegrepen. Soms ging de machinist de tram uit om een koe (koeien) of ander vee met enige tact van de rails te verwijderen. Zo in december 1924. Bij station Buiksloot stond een groep mensen op de tram te wachten, die echter maar niet kwam. Plotseling was er een hard, vreemd geluid op de trambrug. De wachtenden zochten snel een goed heenkomen. Juist op tijd, want plotseling doemden twee grote vurige paarden uit de mist op en renden in wilde galop de wachtenden aan de spoorbaan voorbij. Wat was het geval. In de Broekermeer waren plotseling paarden voor de tram uit gaan hollen, waardoor de machinist gedwongen was langzaam te rijden. In Zunderdorp was het trampersoneel met man en macht naar de dieren aan het zoeken gegaan. Ze bleken echter onvindbaar. Maar in de Buikslotermeer draafden ze plotseling weer voor de tram uit en waren ze de wachtenden, met schrik achterlatend, voorbij gerend. 89
Jan Roos Het gebeurde nogal eens dat een paard schrok van het geluid van de tram of de stoom die uitgestoten werd. Dat maakte ook de destijds bekende voetballer van M.V.V. Jan Roos mee. Donderdagavond 13 juli 1933 had hij een prima wedstrijd gespeeld en gescoord tegen MSV uit Amsterdam, een wedstrijd die met 5-1 door MVV was gewonnen. De zaterdagmiddag daarna reed hij met zijn paard in het Noordeinde toen het beest, door het vertreksignaal van de tram, begon te steigeren. Hij wiep zijn berijder af die een flinke tuimeling maakte en met zijn hoofd op de straatstenen terechtkwam. Wonder boven wonder had Jan Roos echter geen letsel opgelopen. In het 1e elftal van M.V.V. stond Roos bekend om zijn goede kopwerk. De hardste balen nam hij op z’n hoofd. Het zal hem wellicht van pas zijn gekomen bij dit ongeluk (64). Ongelukken bij de Grafelijkheidssluis In 1931 was er sprake van een ongeval dat vrij goed afliep. ‘Donderdagmorgen zijn de passagiers komende uit de richting Edam met de tram van 10.05 aan een niet denkbeeldig gevaar ontsnapt. De tram was juist de sluis bij Dekker (de sluiswachter, caeg) gepasseerd, toen door onbekende oorzaak de koppeling tussen het eerste personenrijtuig en de locomotief brak. De machinist die spoedig bemerkte dat hij zijn ‘aanhang’ kwijt was, vertoonde grote tegenwoordigheid van geest. Hij gaf vol stoom en maakte daardoor de afstand tussen wagons en locomotief groter. Zo werd voorkomen dat de rijtuigen, die vanwege de tamelijk hellende straat, De Grafelijkheidssluis in het stoomtijdperk met grote snelheid doorrolden, met de locomotief in botsing kwamen. De rijtuigen hadden nog zo’n vaart dat ze eerst in het Noordeinde ter hoogte van bakker Klaver tot stilstand kwamen’. Met ruim een half uur vertraging kon de reis naar Amsterdam worden voortgezet’ (65). Soms werd een ernstig ongeval op het nippertje voorkomen. Zo in juli 1934. Ook dit keer bij de sluis. Toen de tram van 12.20 uur vanuit Monnickendam naar Edam vertrok, werd er in de Grafelijkheidssluis juist een toeristenboot geschut. De brug was opengedraaid en de weg met een ketting afgesloten. De wagenvoerder van de tram merkte echter niet op dat het signaal voor de brug op onveilig stond. De tram zou het water van de sluis in zijn gereden, als door het luid roepen van reiziger Bierdrager de bestuurder niet op het grote gevaar opmerkzaam was gemaakt. Met uiterste krachtsinspanning wist de machinist nog te remmen waardoor de tram op slechts enkele centimeters van de rand van de sluis tot stilstand kwam. De afsluitketting was door de tram kapotgereden. De kapitein van de toeristenboot zag het gevaar aankomen en had al een goed heenkomen gezocht (66). In oktober 1943 liep het voor mej. Peereboom van Marken goed af. Zij werd in de 90
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Kerkstraat door de tram aangereden, kwam daardoor te vallen en liep een vleeswond aan een van haar voeten op. Nadat zij gebouw ‘Samuel’ was binnengedragen, werd de wond door dokter Scholte gehecht (67). Ongevallen met fatale afloop Maar er waren ongevallen waarbij het niet goed afliep. Dinsdag 2 oktober 1913. Een werktrein met twee platte wagens, die op de wissel bij de Posthoorn de tram richting Edam had laten passeren, reed naar de Grote Kerk. Daar was een werkploeg bezig om de rails te vernieuwen. Zoals gewoonlijk was de tram omgeven door een zwerm kinderen. Een van hen, de negenjarige Joannes Arnolus Antonius Petrus Neijzen was op een van de wagens geklommen. Bij de Doelen was hij er vanaf gesprongen of afgevallen (was niet duidelijk), gestruikeld en overreden met fataal gevolg. De dokter kon slechts de dood constateren (68). N.a.v. dit ongeval meldt de verslaggever dat er mensen zijn ‘die een beweging op touw willen zetten om het volgend jaar, wanneer het contract van de gemeente met de NHTM afloopt, een verzoekschrift in te dienen, de tram buiten om te laten rijden en niet meer door de straten van de stad. Herhaaldelijk hebben hier grotere en kleinere ongelukken, met ernstige en ook dodelijke gevolgen, in de loop der jaren plaats gehad. En met het toenemend autoverkeer zit men, vooral op de smalle plaatsen van de weg, de bochten en de hoeken, menigmaal in angst en beven voor de goede afloop der passage. Niet in het minst op dinsdag, wanneer er nog veel rijtuigen van en naar Purmerend doorgaan. (..) Het is wel aan de oplettendheid van machinisten en conducteurs te danken, zo er menig maal achter in de stad, waar men niet ver vooruit kan zien, tijdig gestopt wordt. (..). Van een andere kant bekeken levert het buiten om van de tram ook weer bezwaren op. Eerstens voor het tramstation dat, in de stad gelegen, een bestaan oplevert, doch er buiten dit niet zou doen en waar de enige actie dagelijks in een plaatsje als de onze zou worden weggenomen, daar helpt men het verval bevorderen en zullen vele neringdoenden er gevoelig door worden getroffen’. De verslaggever eindigt met de opmerking ‘dat er beslist een afdoend middel gezocht moet worden om ongelukken, waar mensenlevens mee gepaard gaan, te voorkomen. En wat dan het zwaarst blijkt zal ook het zwaarst moeten wegen’ (69). Maar zoals zo vaak, alles zou bij het oude blijven. Ter hoogte van Katwoude viel in september 1943 mevrouw Barbara Cox-Hoffmann (Saarwellingen Duitsland 1903) van het achterbalkon van de eerste bijwagen. In de bocht bij Katwoude schoot de stang los, die de conducteurs opklappen, als zij van de ene wagen overstappen op de andere. Mevrouw Cox stond tegen deze stang geleund en viel tussen de rijtuigen. De passagiers belden en belden maar de tram reed door, omdat de wagenbestuurder die niets gemerkt had meende, dat er gebeld werd om bij de eerstvolgende halte te stoppen. De tram reeds zeker zo’n 125 meter door tot éen van de passagiers aan de noodrem trok. Haar echtgenoot Matthijs Jozef Cox en 91
hun dochter plus een aantal familieleden uit Amsterdam (ze maakten samen een uitje naar Volendam), zagen het ongeval gebeuren, maar stonden volkomen machteloos. Het gehavende lichaam van mevr. Cox werd naar het lijkenhuisje in Monnickendam vervoerd (70). Een maand later verongelukte de 9-jarige Kees (Cornelis Clemens) Veerman uit Volendam, zoon van Jacob Veerman en Geesje Pooijer. Hij bleek geen geld bij zich te hebben en sprong bij het vertrek plotseling van de al rijdende wagen. Hij kwam daarbij zodanig te vallen dat hij in zorgwekkende toestand naar zijn huis werd vervoerd, waar hij een uur later overleed (71). Voorbeelden van dodelijke ongelukken die met meerdere kunnen worden aangevuld. 1955 Frontale botsing van twee trams Was er begin 1940 sprake van een frontale botsing tussen twee trams, een jaar voor de opheffing van de tramlijn Amsterdam-Edam vond het ernstigste ongeval uit haar geschiedenis plaats. Het gebeurde op woensdag 9 maart 1955, om vijf over zeven in de ochtend. Het was enkele graden onder nul en het zicht minder dan vijftig meter, toen twee trams, beiden bestaande uit drie wagons, met een snelheid van rond de vijftig kilometer per uur frontaal op elkaar botsten. De klap was tot in verre omtrek te horen. Het gebeurde op het grondgebied van de gemeente Broek in Waterland, ongeveer anderhalve kilometer buiten de bebouwde kom van Monnickendam, bij de Dijksbrug. EÊn van de twee trambestuurders had die ochtend een rood signaal gemist, want bij onmiddellijk na het ongeluk genomen proeven was gebleken, dat de elektrische beveiligingsinstallatie op het traject goed functioneerde. De tramlijn was enkelsporig, maar op verschillende plekken waren stukken dubbelspoor, waar twee trams elkaar konden passeren. Bij deze wissels stonden seinen en bij het passeren van zo’n wissel schakelde een tram zelf, via een zogenaamde schaats in de bovenleiding, het sein voor de tegenligger op onveilig. De bestuurder van de tegenligger wist dan dat het traject voor hem geblokkeerd was en dat hij moest wachten bij de wissel waar hij zich op dat moment bevond. Dat was op die fatale dag niet gebeurd. De conducteur van de uit Amsterdam komende tram, de 31-jarige Cornelis Johannes Klokgieter (Amsterdam 1923) uit Amsterdam zag het ongeluk aankomen, toen hij plotseling twee lichten zag opdoemen. Met een luide schreeuw waarschuwde hij zijn bestuurder, de 43-jarige Franciscus Schutte (Amsterdam 1913-1967), eveneens uit Amsterdam afkomstig. Deze zette onmiddellijk de wagen op de rem en sprong, 92
de waterlandse tram, 1888 - 1956
samen met de conducteur, naar achteren, naar de passagiersruimte. Die actie redde hun leven, want een fractie van een seconde later drongen de voorbalkons van de beide motorwagens in elkaar. Een dag later vertelde wagenvoerder Schutte (72), nog niet hersteld van zijn shock, aan een verslaggever van de Telegraaf hoe hij het ongeval had beleefd. ‘Mijn conducteur schreeuwde plotseling: ‘Er komt een tram aan. Kijk uit, er komt een tram aan’. Ik gooide de remmen aan, meer kon ik niet doen, en liep hard naar binnen. Een krakende klap, gekletter van splinterend glas en daarna werd ik, net als vrijwel alle inzittenden, tegen de grond geslingerd. Toen alles stilstond, kroop ik naar voren en schakelde de automaat uit om een eventuele brand te voorkomen’. Daarna is Schutte uit de tram geklommen en naar de langs de rails staande diensttelefoon gelopen om de politie te bellen. Op de andere tram uit de richting Monnickendam heeft ploegbaas Hendrik Groot (73), personeelslid van de NZHVM, het ongeluk blijkbaar ook zien aankomen. Hij had de deur naar de passagiersruimte nog geopend, maar kreeg geen gelegenheid meer om zich uit de voeten te maken. Groot werd ernstig gewond, evenals een ander personeelslid van de maatschappij, voorwerker Gerrit Tol uit Volendam. De twee bijwagens van de tram uit de richting Monnickendam hadden veel passagiers aan boord. Gesproken wordt over een aantal van tweehonderd. Enkele tientallen – niemand weet het juiste aantal, maar men spreekt van veertig – liepen lichte verwondingen op, meest snijwonden vanwege de schok en het breken van de ruiten. Onder hen waren veel personeelsleden van Hollandia-Kattenburg (74), afkomstig uit Volendam. Door de enorme kracht waarmee de motorwagens tegen elkaar waren gereden, braken de koppelingen van de aanhangwagens en die reden door de snelheid achteruit. Vermoedelijk zijn daardoor veel passagiers gespaard gebleven. De verwondingen bleven beperkt tot snijwonden en kneuzingen. De meeste inzittenden zijn naar Volendam teruggegaan, terwijl enkele niet gewonde passagiers later met een tramstel uit Amsterdam naar de hoofdstad zijn vervoerd. Degenen die vrijwel ongedeerd waren, probeerden de aandacht te trekken van passerende automobilisten op de Broekerjaagweg, met noodkreten als: ‘Waarschuw een dokter, waarschuw een dokter’. De automobilisten konden de plaats van het ongeluk niet bereiken, want tussen de weg en de spoorbaan lag de Broekervaart. Het ijs was te dun om er overheen te lopen. Daarom reden een paar van hen in allerijl naar Monnickendam om daar 93
de politie en dokter Wilhelmus C. van Stalborgh (Helmond 1912-Monnickendam 1975) te waarschuwen. Deze was als eerste aanwezig. Onderweg was hij al enkele lichtgewonden tegengekomen die lopend, op weg naar Monnickendam waren. Ook dokter Pieter T.J. Parrée uit Broek in Waterland (Utrecht 1891-Driebergen 1964) bereikte de plaats van het ongeluk. Net als zijn Monnickendamse collega moest hij het laatste stuk te voet afleggen, want langs de trambaan liep geen weg, zelfs geen fietspad. Vrij snel na het ongeluk was ook pastoor Jan Verhaar uit Monnikendam ter plekke om geestelijke bijstand te verlenen. Toen dokter van Stalborgh op de plaats van het ongeluk arriveerde, was de bestuurder van de tram uit de richting Monnickendam, de 60-jarige Alphons Hendriks (Amsterdam 1894), al overleden. Enkele dagen later werd hij op de R.K. begraafplaats St. Barbara aan de Spaarndammerdijk te Amsterdam begraven. De directie en veel collega’s waren naar de begraafplaats gekomen om de overledene de laatste eer te bewijzen. Onder hen de wagenbestuurder en conducteur van de andere tram, Schutte en Klokgieter, die beiden op wonderbaarlijke wijze aan de dood waren ontsnapt. Bijzonder moeilijk was het vervoer van de twee ernstig gewonden. De ziekenauto uit Purmerend stond op de Broekerjaagweg en men moest de heren Groot en Tol met hun ernstige verwondingen in een zogenaamd koebootje over de met ijsschotsen bedekte vaart vervoeren, voor zij in de ziekenauto konden worden gelegd. De 54-jarige voorwerker Gerardus (Gerrit) Tol (75) uit Volendam moest in het St. Liduina-ziekenhuis te Purmerend een ernstige operatie ondergaan, waarbij een been net onder de knie werd geamputeerd. Gevreesd werd dat het andere been hetzelfde lot zou treffen, maar dat bleek niet het geval. Een aantal Volendammers, waaronder zijn eigen zoons, hebben bloed afgestaan ten behoeve van de bloedtransfusie van hun vader en dorpsgenoot. Henk Groot De toestand van ploegbaas Hendrik Groot uit Monnickendam die naar het Stadsziekenhuis te Amsterdam was overgebracht, was een dag later zorgwekkend. Op 21 maart meldde ‘De Waarheid’ dat de 58-jarige H. Groot in het ziekenhuis was overleden. Onder grote belangstelling werd het lichaam van deze oud-Purmerender enkele dagen later op de Algemene begraafplaats te Monnickendam ter ruste gelegd. 94
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Voorafgegaan door personeelsleden van de NZHVM, die de bloemstukken droegen, waaronder een grote krans van het personeel van de maatschappij afdeling Waterland en een tak van de directie, werd de kist door twaalf collega’s van de overledene naar de dodenakker gedragen. Bij de ingang van de begraafplaats sloten vele Monnikendammers zich bij de stoet aan. De directeur van de trammaatschappij memoreerde dat Groots eerste vraag was, toen hij in het ziekenhuis bij kennis kwam, hoe het met zijn collega was. Het bedrijf verloor in hem een hoofd ploegbaas, die door zijn verstandhouding met zijn collega’s en superieuren in hoog aanzien stond. Andere sprekers volgden, waarna Ds. Bijlsma woorden van troost sprak, ontleend aan Johannes 14 en afsloot met het ‘Onze Vader’. De oudste zoon van de overledene dankt tenslotte voor de belangstelling. Eerder in zijn leven had Henk Groot Ir. Burgersdijk mogen toespreken, toen deze in augustus 1941 afscheid nam als directeur van de NZHTM. Bij die gelegenheid had hij o.a. herinnerd aan de tijd dat de NHT was vastgelopen en de NZHTM te hulp was gekomen. ‘Gij heer Burgersdijk zette hieronder uw brede schouders en zag kans het bedrijf te moderniseren. De rechten van het personeel werden volledig hersteld. Daarvoor brengen wij u dank en bieden wij u onze beste wensen aan’, had hij bij die gelegenheid gezegd. Evaluatie De dagen na de botsing werd er ook gesproken over de tekortkomingen die aan het licht waren gekomen. In beide trams was geen enkel stuk gereedschap aanwezig, waardoor met handkracht de trams uit elkaar getrokken moesten worden, terwijl met een breekijzer veel vlugger gewerkt had kunnen worden. In de twee tramstellen bleken maar twee verbandtrommels aanwezig te zijn, waarvan er een leeg was...! Ook aan de ongunstige omstandigheden werd aandacht geschonken. Hulp kon alleen geboden worden na een dik kwartier lopen langs de trambaan. Het was koud en mistig waardoor de gewonden in de kou moesten worden neergelegd en het duurde zeer lang voor zij naar het ziekenhuis konden worden vervoerd. Dokter van Stalborgh uit Monnickendam en dokter Parrée van Broek moesten, met de tassen in hun hand, lopend naar de plek des onheils en zo verging het ook de EHBO-ers en andere hulpverleners. Het had allemaal veel tijd gekost, misschien wel te veel tijd. Over de oorzaak was men het wel eens. De heer Hendriks, een ervaren wagenvoerder, sinds 1920 in dienst van de trammaatschappij, moet door het rode stoplicht zijn gereden. Dit stoplicht zou in ieder geval hebben gebrand. Wellicht heeft de bestuurder het licht niet gezien door de mist of is hij even afgeleid door een gesprek met zijn twee collega’s die op het nauwe voorbalkon bij hem stonden. Het zal altijd een open vraag blijven, want de sluier van de dood bedekt dit drama, aldus de heer J.J. Jurrissen, directeur van de NZH sinds 1949. Toch vroegen veel passagiers zich af of er niet iets anders aan de hand was geweest op deze verschrikkelijke woensdagmorgen. Zij wezen erop dat de tram, die omstreeks zes uur ‘s morgens de Zedde passeerde op weg naar Monnikendam, plotseling stopte 95
en terugkeerde, waarna even later een tram van de andere kant komende de stilstaande tram passeerde. Ook toen werd er dus door een wissel gereden en ook toen zou een botsing mogelijk zijn geweest. Dat was niet het enige die morgen. Ook het zogenoemde voortrammetje ging bij elke wissel even voor- en achteruit, alsof het niet goed door de wissel kon komen. Het waren gebeurtenissen die toen stof gaven tot tal van veronderstellingen en die zeker nauwkeurig bestudeerd zijn geworden, ook door het justitiële parket in Amsterdam. 1956 Einde van de Waterlandse tram Het kon niet uitblijven en de geluiden werden steeds sterker. Al in februari 1955 meldde de Telegraaf dat de lijn Amsterdam-Volendam zou gaan verdwijnen. Dat bleek juist. Rond 1960 zou een bus de tram gaan vervangen. Echter, de plannen voor de aanleg van de IJ-tunnel, geopend op 30 oktober 1968, hebben de omzetting verhaast. De gemeente Amsterdam zegde de erfpacht van de grond van het tramstation op en dat luidde het einde van het trambestaan in Waterland in. Er ging nog heel wat correspondentie aan vooraf. Met name of de bussen wel voldoende vervoerscapaciteit kenden, met name in de spitsuren. B&W van Monnickendam gaven aan dat er in de drukke uren wel zo’n 250 personen naar Amsterdam vervoerd werden. Ook vanuit Edam en Marken reizen velen dagelijks naar de hoofdstad. En wat te denken van de dikwijls grote stroom toeristen naar Marken en Volendam! Zaterdag 29 september 1956 Op zaterdag 29 september 1956 was het zover. Een comité opgericht onder de naam ‘De laatste rit’ had vol hartelijke weemoed een groot feest georganiseerd, waar duizenden mensen uit de hele omgeving op af waren gekomen. Monnickendam vertegenwoordigde met dit afscheidsfeest alle plaatsen op het traject Volendam-Amsterdam. Afscheidsfeestlocatie: Stuttenburgh Langs de hele route waren die dag politiemensen op de been, omdat men baldadigheden vreesde, maar dat viel reuze mee. Wat vuurwerk in de stad en klappertjes op de rails, als bescheiden voorspel van het grote avondgebeuren. Speurhonden snuffelden langs de spoorbaan, maar op de rails tussen Monnickendam en Broek in Waterland lagen alleen hier en daar wat balen stro, bedoeld om, als het donker was, als vreugdevuur aangestoken te worden. 70 Op quasi-huilerige toon werd het trammetje uitgeluid en ‘begraven’. Een krant kopte in dat verband: ‘Begrafenis’ had opgewekt verloop’. Een andere krant: ‘Vandaag luidt de doodsklok over de lijn Amsterdam-Volendam vv’ (76). De VARA (zaterdagmiddag) en de KRO (zaterdagavond) hadden een televisieploeg 96
de waterlandse tram, 1888 - 1956
gestuurd om de laatste uren van de Waterlandse tram op beeld vast te leggen. Vrijwel probleemloos arriveerde de tram vanuit Volendam/Edam rond acht uur ’s avonds in Monnickendam bij de Grafelijkheidssluis. Vandaar ging het gezelschap, bestaande uit honderden, al of niet gepensioneerde personeelsleden, wegwerkers, directieleden van de trammaatschappij, bootpersoneel met hun dames (77) naar het Oudhollandse restaurant ‘Stuttenburgh’ (78), waar een overvloed van kaarslicht, spuitende fonteintjes en oude speeldozen een romantische sfeer verspreidden. In deze horecagelegenheid werd het gezelschap een verfrissing aangeboden, kregen allen een blijvende herinnering uitgereikt (een verzilverde asbak of verzilverd lepeltje met een afbeelding uit Monnickendam, mogelijk gemaakt door een ruime subsidie van de gemeente en voerden een aantal mensen het woord. Kritische noot Het te kleine lokaal was overbezet. Er was sprake van een tropische temperatuur en de redevoeringen, in grote lijnen gelijk, waren veel te lang en vermoeiend voor de geest (de bijeenkomst duurde zo’n twee uur!). Teleurstellend was het dat tientallen personeelsleden van de tram ergens achteraan plaats moesten nemen en velen zelfs in een bijzaal, waardoor zij niets van wat er gezegd werd konden horen.….omdat de geluidsinstallatie niet werkte! De voorzitter van het comité, dhr. Christiaan Jozef Hanou (Bussum 1905-Tilburg 1982) had het over de romantische en sfeervolle ritten van ‘de oude vriend met ouderdomsgebreken, het aloude trammetje dat toch nooit iemand in de steek had gelaten en waarvan de passagiers over de hele wereld woonden’. (Een tikkeltje overdreven wanneer u het tramverhaal in z’n geheel hebt gelezen!) Hij richtte in het bijzonder en zeer terecht de aandacht op de plichtsbetrachting van het personeel, van hoog tot laag, waarop alle aanwezigen instemden met een krachtig handgeklap. Schilderij voor directeur J.J.Jurrissen De negenjarige Josephus Maria (Jos) Hanou, geboren op 7 april 1945, mocht namens het comité directeur Jurrissen een ets aanbieden, gemaakt door kunstschilder van Oel (79). Bij het stadhuis stond het fanfarekorps ‘Olympia’ opgesteld, dat de directie en het personeel van de trammaatschappij een serenade bracht. Dhr. Hanou nam opnieuw het woord en sprak o.a. de woorden: ‘Ondanks deze feestklanken blijft er toch de weemoed om dit afscheid. De Fransen zeggen het zo gevoelvol: ‘Partir c’est mourir un peu’ (Afscheid nemen is een beetje sterven). Ook wij zijn nu in deze stemming. Laten wij daarom onze goede, oude vriend bij zijn vertrek een laatste vaarwel meegeven en hem, omhangen met een krans, uitgeleide doen’. 97
Onder tromgeroffel werd door de heer Dirk Oosterbaan (Monnickendam 1912-1986) een reusachtige, groene rouwkrans met linten aan de koplampen van de motorwagen gehangen. Ook werden er lange touwen aan het voertuig bevestigd, waarmee het zou worden weggetrokken. ‘Olympia’ speelde er lustig op los, waarbij een belangrijke taak voor de tamboers was weggelegd. De brandweersirene loeide en er werd een ‘lijkrede’ uitgesproken, hetgeen bij D. Oosterbaan hangt een ‘rouwkrans’ diverse Waterlanders de waterlanders deed opop de laatste tram wellen en ook bij menig bestuurder en conducteur. Maar dat was van korte duur. In een chaotisch feestelijke entourage vertrok in een spookachtig licht van fakkels, omstreeks half elf de tram, voorafgegaan door een loper met een rode lamp, zoals dat vroeger gebruikelijk en verplicht was. Hij werd omgeven door een onoverzichtelijke massa burgers met fakkels, waar de versterkte politiemacht de handen vol aan had. J.J.Jurrissen fluit het laatste fluitsignaal Tot slot ‘leende’ de heer Jurrissen een fluit van de conducteur en gaf hij, staande op de treeplank van het voorbalkon van motorwagen A14, om 22.34 uur voor het laatst het signaal ‘rijden’. De allerlaatste rit Monnickendam-Amsterdam was begonnen, begeleid door de schetterende tonen van het fanfarekorps dat vooropging (80). Terwijl in de bijwagens de bestuurders en de conducteurs van de maatschappij met hun vrouwen een dansje maakten, werden er buiten populaire deuntjes gezongen. Eén man had zwaar de smoor in. Bij de brug over het Stinkevuil was de 57-jarige bestuurder Maarten Haas chagrijnig en de wanhoop nabij (81). Samen met conducteur N. Camphuijsen, die 21 jaar op de lijn had gereden en bij de kinderen bekend stond als ‘ome Niek’, was hij vanwege zijn leeftijd uitgenodigd om het directierijtuig te rijden. Hij moest echter wachten op dood spoor en miste daardoor de feestelijkheden. Had hij daarvoor er tweeëndertig dienstjaren opzitten? Had hij daarvoor nog eenmaal zijn uniform aangetrokken, hoewel hij volgens het rooster geen dienst had? 98
de waterlandse tram, 1888 - 1956
De feestelijk verlichte tram werd door tientallen Monnickendamse mannen en jongens getrokken. Maar omdat het touw regelmatig brak (het gewicht van de tram plus inzittenden was te groot) en daarom meerdere keren, onder luid gejuich, opnieuw vastgeknoopt moest worden, zat er voor de zwijgzame en lichtelijk aangeslagen wagenvoerder Lodewijk Klaver (82), geassisteerd Wagenvoerder Klaver loodst de laatste tram door conducteur door de menigte op het Noordeinde, Johnnie Scholten, de laatste keer Monnickendam uit... niets anders op om de motoren maar aan te zetten. ‘Langzaam en plechtstatig als een lijkwagen pleegt te gaan, verliet de stoet het stadje, op weg naar Amsterdam. Overal stonden Waterlanders langs de trambaan om wagenvoerder, conducteur en het voltallige trampersoneel een laatste groet toe te zwaaien. Tientallen automobilisten en motorrijders reden langs de Broekervaart, over de Broeker Jaagweg met het blauwe feestvarken mee. Eerder was er een souvenirstorm door de tram gegaan. Alles wat afschroefbaar was, hadden verzamelaars mee naar huis genomen. Een conducteur miste zelfs zijn knopen (83). Een ooggetuige vertelt Onderweg was er nog een akkefietje. ‘Het einde van de Waterlandse tram in 1956 was droevig. Met mijn vader maakte ik (H.C.J. Helling, 17 jaar) de laatste rit mee. Toen de tram ergens in het land moest stoppen, omdat er balen stro op de rails waren gelegd (84), trok een lolbroek de koppeling-pen tussen de eerste en tweede bijwagen eruit. Toen de tram weer ging rijden, knalde de stroomkabel uit de contactdoos en bleef de tweede wagen achter. Nadat die wagen, na achteruit te zijn gereden, weer was opgepikt, kon de reis worden voortgezet. De tweede wagen echter in het donker. Ik vond dat maar niets’ (85). Op enkele plaatsen was de rails met groene zeep ingesmeerd, waardoor de wielen slipten en de snelheid, ondanks het op topsnelheid draaien van de installatie, niet hoger werd dan 10 km. 99
per uur. Toen daardoor de ‘feesttram’ pas rond halftwaalf bij het Schouw arriveerde, werd hij opgewacht door een motorbrigade van de politie, ter begeleiding, terwijl op verschillende punten agenten in burger, vergezeld van honden, erop moesten toezien dat niemand ook maar iets aan de rails zou veranderen. Dat had echter niet kunnen verhinderen dat de laatste tram in het holst van de nacht tegen een melkbus botste. Het personeel moest de baanschuiver van de motorwagen afzagen, om de rit doorgang te kunnen laten vinden. Rond middernacht arriveerde de tram bij het eindstation aan de Adelaarsweg. Geen sprake van enige plechtigheid. De wagenvoerder reed de tram tot onder de reeds gedeeltelijke gesloopte overkapping. Toen was het afgelopen. Directieleden en personeel stapten in de boten die hen over het woelige IJ-water naar de stad brachten. Afscheidsgedicht Zo’n bijzondere gebeurtenis maakt bij dichters en gevoelsmensen iets los. Eén van hen was Jan Hottentot (86), die bij het afscheid van de tram een gedicht maakte: Na Bello, die naar Bergen reed, gaat weer een tram verdwijnen. Een bus zal tussen Volendam en Mokums IJ verschijnen. Ze is zo oud; haar botten, ach…, die hoor je wel eens kraken, Toch mocht ik met die oude graag een zomers ritje maken. Ze had iets van dat deftige, ze was een echte dame. ‘k Had altijd weer een feestgevoel als ‘k uitkeek door haar ramen. En ook al ging ze slingerend, ze kwam weer tot bedaren. Dat slingeren, dat schokken, wel, ze was al wat op jaren. Zij droeg mij altijd met elan, op ’t deftig leren kussen. Nu gaat ze, net als Bello voor benzinekracht van bussen. Misschien dat ’k voor haar laatste rit, haar trapjes zal bestijgen. Ik denk dat hare baas mij niet op ’t bussen leer zal krijgen. Want in een bus kan’ k overal. Een tram- dat is wat anders. Daar moest ik voor naar Waterland, op reis met Waterlanders. Zij zal niet stoppen meer in Broek, of stomen door de weiden. Maar voor ze weggaat wil ik graag nog éen keer met haar rijden. Zo kwam er zestig jaar geleden een einde aan deze vorm van personen, post- en goederenvervoer en kon het weg- en afbreken van de rails, bovenleiding, seinlichten en wachthuisjes beginnen. Een dag later –zondagmorgen 30 september - reed de eerste NACO bus, stipt op tijd, snel en comfortabel. De Waterlanders hadden vrede met het nieuwe vervoermiddel. Reede de bus eerst, net als de tram, door de stad, dan werd al vrij snel de route buitenom. 100
de waterlandse tram, 1888 - 1956
Niet iedereen had het afscheid van de tram meegekregen. Een Edammer stond gewoontegetrouw op de tram te wachten, maar omdat hij de enige bleef en bussen het station passeerden wekte dat argwaan. Het excuus waarom hij die maandagmorgen te laat op zijn werk was verschenen was beslist uniek (87). Maar de tram werd niet vergeten. Een verslaggever schreef: ‘Bussen zullen de plaats innemen van iets dat voor ons allen gemeengoed geworden was en onze streek zal een stuk romantiek armer zijn. Tram van Waterland, gemoedelijk voorbij daverende, over de rails bonkende en vrolijk fluitende vriend van ons allen, heb dank voor alles, vaarwel (88). De rails verwijderd Bleef over het verwijderen van de rails en alle attributen die het tramverkeer door de jaren heen mogelijk had gemaakt. Daartoe werden, in overleg met gemeente-architect Simons, allerlei bepalingen opgesteld, zoals het aanbrengen van een nieuwe stenen bestrating na het verwijderen van de rails en herstelwerkzaamheden bij beschadigingen aan bruggen, huizen of andere gebouwen. Zorg dragen voor de beveiliging door het plaatsen van allerlei borden behoorde eveneens tot de opdracht van de koper/sloper, die nog een jaar verantwoordelijk bleef voor het onderhoud van de straat. De herbestrating was berekend op f 5,- per m2. Dat leverde wel de nodige overlast in de straten op. Autoverkeer in de stad was enige tijd niet mogelijk. Bussen moesten buitenom rijden, maar desDe rails eruit, hele klus... ondanks was er veel verkeer, met name naar Marken. De Marken-expres voer af en aan. Heel wat toeristen brachten de nacht door in de stad. Behalve in de hotels vonden velen ook onderdak bij particulieren (89). Een soort ‘bed and breakfast’ denk ik dan maar. In dat verband doet het volgende bericht van dhr. Slootmans, eigenaar van hotel ‘De Posthoorn’ wat vreemd aan. Hij schreef op 17 april 1957 aan de gemeente: ‘Gaarne zou ik schadeloos gesteld willen worden, daar door het opbreken van de tramrails en het bestraten van de straat, waardoor mijn zaak juist thans, in het drukst van het seizoen, voor het Vreemdelingenverkeer – waar ik grotendeels van besta – onbereikbaar is geworden’. Of hij door de gemeente gecompenseerd is, heb ik niet kunnen achterhalen. Ouderwets inventief afvoeren 101
Het ongemak heeft overigens niet lang geduurd. De firma Doornebal was op maandagmorgen 14 april met een dragline begonnen om de rails, die op een bepaalde lengte werd afgebrand, uit de straat te trekken. Stratenmakers deden de rest. De zaterdag daarna konden de NACO-bussen al weer door de stad rijden ‘zodat het ongerief voor de reizigers om de verre loop naar buiten de stad te doen en het gevaar dat hieraan was verbonden, weer tot het verleden behoort’ (90). 80 Als je nu de restanten van een trambrug ziet, kun je je niet voorstellen dat daar dag in - dag uit heuse trams met soms honderd of meer mensen erin overheen hebben gereden...
Als we kijken naar de verkeerssituatie vandaag, dan zouden diverse trambanen van weleer mogelijk een goede aanvulling zijn geweest, waarlangs het openbaar vervoer zich onafhankelijk en snel zou kunnen voortbewegen, met name daar waar de trein minder gewenst is. Lange wachttijden, improductiviteit en veel ergernis zou ons wellicht bespaard zijn gebleven. Maar misschien is dit te idealistisch gedacht! Ds. C.A.E. Groot P.S. Twee weken na de officiële ‘laatste rit’ reed er nog een hooitram op het traject. Dat was echt de aller- allerlaatste tram!
102
de waterlandse tram, 1888 - 1956
bronnen
Waterland-archief Purmerend: Gemeente-archief Monnickendam 1880-1944; kranten 1880-1956; beeldcollectie WA De Waterlandse tram, G. Titsing, aangehaald als ‘Titsing’ De geschiedenis van de blauwe tram, J.F. Smit, aangehaald als ‘Smit’ De Waterlandse stoomtram, H.P. Moelker, aangehaald als ‘Moelker’ De Watersnood van 1916 en de Noord-Hollandse tram, W.A.E. van Geuns, aangehaald als ‘van Geuns’. Electrische trams in Waterland, 1932-1956, P. Günther De Waterlandse tram 1888-1956, Th. Bakker, aangehaald als ‘Bakker Herinneringen aan Oud-Monnickendam, J. Veltrop Herinneringen aan mijn jeugdjaren in Monnickendam, J. Haakma Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel Jaarboeken Oud Monnickendam 1976, 1985 (l. Appel), 1986 (J. Koek) en 1991 blz. 69 (L. Appel) Waterland, waar blijft de tijd, deel 2 ‘Onderweg in een land van wind en water’; Internetpagina’s.
dank
Speciaal dank aan dhr. G.J. Groenveld van de Stichting Historisch Genootschap De Blauwe tram, voor het leveren van een aantal foto’s van tramattributen. Eveneens dank aan dhr. G. Titsing voor het beschikbaar stellen van een aantal foto’s.
bewegende beelden
Er zijn twee DVD ’s met bewegend beeld van de Waterlandse stoom- en elektrische tram verkrijgbaar bij ‘Van den Burgs beeldproducties’ te Hoogmade. Beeldmateriaal van de rijdende tram is ook te zien op de site van Oud-Monnickendam/filmpjes.
expositie
Eind 2015 zal er in het Speeltorenmuseum een expositie te zien zijn, waarin de Waterlandse tram centraal staat. Eerder was een dergelijke expositie te zien in 1986. In 2014 was er in het Waterlands Archief te Purmerend een expositie.
103
noten 1. Er is al heel wat geschreven over de tram. Mijn aandacht gaat uit naar gebeurtenissen die vooral met Monnickendam en haar bewoners te maken hebben. 2. Meer daarover bij Moelker blz. 8 vv. en Titsing blz. 9 vv. 3. Meer daarover in: ‘Een slaafsch en ongezond bedrijf’, John Dehé. 4. Moelker, blz. 19 vv. 5. Ir. Martin Ludwig Ernest Carl Jüpsien (Neuenkirchen, Duitsland 1855) was 23 april 1885 in Amsterdam getrouwd met Clara Plankemann (Herrscheid 1861-Amsterdam 1898). Tot in 1884 heeft Jüpsien aan zijn plan gewerkt, maar aan het einde van dat jaar moest hij het opgeven. Hij is in Amsterdam blijven wonen, waar op 20 oktober 1898 zijn vrouw op 37-jarige leeftijd overleed. In februari 1909 vertrok Carl Jüpsien met zijn twee kinderen naar Düsseldorf. 6. Een concessie is een vergunning van een overheidsinstantie, waarbij anderen worden uitgesloten. Degene die de concessie verkrijgt, heeft dus het alleenrecht op hetgeen in de concessie wordt overeengekomen. Aan zo’n concessie moet een publiek belang verbonden zijn. Zie ook NPC 18.11.1880, PC 28.3.1883. De concessie moest worden ingediend bij elke stad of dorp die er belang bij had. 7. Zijn eerste opzet was om de tram, die in Amsterdam-Noord zou beginnen en eindigen, via een speciale pont over het IJ naar het Damrak en het Centraal-Station te vervoeren. Maar dat bleek niet haalbaar. Vanaf het Damrak zouden de reizigers met stoombootjes over het IJ naar Noord worden gebracht. Daar zou een grote remise gebouwd worden voor de wagons en locomotieven, een reparatiewerkplaats, kantoor en magazijnen. Daarnaast de terminal/het perron, bestaande
104
uit een overkapping op een steiger die in het IJ was gebouwd. De treinen zouden aan de ene kant onder de overkapping binnen rijden, terwijl aan de andere kant aan een steiger boten klaarlagen om de reizigers naar de stad te vervoeren. Meer daarover in ‘Smit’ blz. 48vv. 8. Architect en civiel bouwkundig ingenieur Theodorus Sanders, geboren in 1847 te Amsterdam, zoon van een makelaar, was een compagnon van de beroemde Amsterdamse architect Hendrik Petrus Berlage, de man van het Beursgebouw. Sanders trouwde op 1 september 1887 te Arnhem met Catharina Huidekoper (Waal, Texel 1863-Oegstgeest 1924), dochter van een bankier. Zij kregen éen zoon, Anne Willem, die met een Engelse vrouw trouwde en in Engeland is gaan wonen. Wat Jüpsien niet was gelukt, zou Sanders wel lukken. De man was min of meer in de ban van ‘lokaalspoor’, trams dus. Zijn bijnaam was dan ook ‘Tram-Sanders’. Ook op maatschappelijk terrein was hij actief. Sanders was bestuurslid van de internationale Moral Education League die karaktervorming als het belangrijkste doel van onderwijs beschouwde. Van 1898-1904 was Sanders lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. In 1905 verhuisde hij naar Amersfoort, ontwierp zijn eigen woning, landhuis Snoekheuvel (later een kindertehuis). In Amersfoort was hij gemeenteraadslid en korte tijd wethouder. In 1920 kreeg Sanders een beroerte. Hij stierf op 23 juni 1927 in Lyme Grove Knowsley, Lancaster, Engeland waar hij zijn laatste jaren sleet in het gezin van zijn zoon. Sanders werd 79 jaar. 9. Moelker schrijft daarover op blz. 51: ‘Over de concessie van de heren C. Jüpsien en Jan Holland (een collega uit Sloterdijk, caeg) werd niet meer gerept, zodat wij veronderstellen dat deze heren moesten buigen voor het doorzettingsvermogen van de heer Sanders’. Die veronderstelling is in strijd met de feiten.
noten bij: de waterlandse tram, 1888 - 1956 Meest waarschijnlijk is dat Jüpsien tijd tekort kwam om de in de concessie aangegeven termijn te halen. Of had het te maken met zijn aanstaande huwelijk, april 1885? 10. Sanders was met éen lijn niet tevreden. Meer lijnen zouden volgen waaronder, vanaf het Schouw, een verbinding met Purmerend in 1894 en van Purmerend naar Alkmaar, via Beemster en De Rijp in 1895. Voor de markten in beide plaatsen belangrijk. Plannen voor een lijn Purmerend-Hoorn via Avenhorn en Berkhout en een lijn Purmerend-Volendam door de Purmer haalden het echter niet (Nieuws van de Dag 10.4.1882 en Algemeen Handelsblad 3.5.1882). 11. Om het plan uit te voeren werd op 30 april 1888 in Amsterdam de N.V. Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij (NHT) opgericht. Initiatiefnemer was Ir. Theodorus Sanders, samen met civiel ingenieur Lodewijk Jacob Schüller, die directeur werd, fabrikant Jhr. Jacob Hartsen, fabrikant Johannes Reynvaan, Jhr. Hendrik M. Huydecoper, commissionair in effecten en Hendrik J. Calkoen (Sloterdijk 1848Edam 1923), burgemeester van Edam. Sanders was tot 1 december 1903 op verschillende manieren betrokken bij de NHT en werd opgevolgd door Ir. Willem Anthonie Elisa van Geuns (Den Haag 1871-Den Haag 1943). Van Geuns was van 1895-1903 onderdirecteur en van 1903-1942 directeur van een ander trambedrijf, waarover later meer. In 1908 trouwde hij in Heemstede met Vrouwe Jeanne Emilie de Kanter (Semarang 1877-Den Haag 1941). In 1893 kwam er een tweede NV bij, de T(weede)NHT, nodig vanwege de aanleg van de lijn Amsterdam-Het Schouw-Purmerend en later doorgetrokken tot Alkmaar. Nog een bijzonderheid over deze van Geuns. Op 31 juli 1898 viel een juffrouw met haar zesjarig nichtje, na terugkeer met de tram in Amsterdam, bij het oplopen van de plank
naar het stoombootje, in het water. Dat kwam vanwege de grote drukte waarbij alle reizigers tegelijk de boot wilden bereiken. De vrouw werd al snel uit het water gehaald. Toen ze weer wat bij zinnen was, bleek dat het meisje werd vermist. De heer Van Geuns sprong onmiddellijk in het water, dook enkele keren naar het kind, maar slaagde er niet in het te vinden. Pas een half uur later – het ongeluk gebeurde om tien uur – werd het meisje door de politie opgedregd. 12. Notaris Dirk Costerus had er heel wat werk aan. Een overzicht van de verkoopakten van particulieren in juli en augustus 1888, waarbij een vertegenwoordiger van de HTM als koper optrad: Klaas Lammes, Katwoude, huis, stal en erf aan de Zedde, f 2500,Pieter Middelbeek, aan de Zedde, strook grond f 350,Trijntje Groot, wed. van Cornelis Hogedoorn, Katwoude, strook grond in de gemeente Edam, f 338,Neeltje Brommersma, wed. Dirk Klomp, aan de Zedde, strook grond f 429,Jan Slegt, strook grond Broek in Waterland, f 2789,Klaas en Adriaan Smeenk, strook grond Broek in Waterland, f 4442,Sent van Vuure, strook grond Broek in Waterland, f 2000,Pieter Gerrits Mooij, strook grond Broek in Waterland f 300,Leendert de Oude, Zuiderwoude, gem. Broek in Waterland, strook grond f 880,Jurgen Kool, Nunspeet, strook grond Broek in Waterland f 683,Nanning de Waart, in de Broekermeer, strook grond f 1610,Pieter Sligcher, strook grond in Monnickendam, f 1125,13. De historische Noordeinderpoort (de laatste
105
van vier poorten, zie JOM 2011 blz. 186vv) werd, ondanks protest van enkele raadsleden, een maand voor de opening afgebroken. Geen monumentenzorg die protesteerde! Maar het stuk grond bleef jarenlang gewoon ‘Noordeinderpoort’ heten. 14. Nog weer twee jaar later, november 1940, werd de woning van de familie Visser, ‘staande in de z.g. Noordeinderpoort’ en het oude, overgebleven stuk muur van deze poort, door aannemer Piet Bont afgebroken. Hij was de goedkoopste bij de aanbesteding. Daarmee verdween opnieuw een stukje historie. Maar het was, met het oog op het moderne verkeer, onontkoombaar. Het plekje bij de Noordeinderpoort werd graag gebruikt om te buurten, vooral in de zomer. Bij het aanleggen van een plantsoen zou een stenen bank geplaatst kunnen worden. Niet alleen stadgenoten maar ook bezoekers zouden dan kunnen genieten van een fraai uitzicht op het IJsselmeer. Het stenen wapen van de stad was met de grootste zorg uitgebikt en opgeborgen voor een nadere bestemming. De verslaggever oppert de gedachte dat die steen misschien wel onderdeel zou kunnen zijn van die stenen bank. Zo zou ook de herinnering blijven bewaart aan de plek waar eens de Noordeinderpoort in volle glorie had gestaan. PNHC 13.4.1938, 2.11.1940, 23.11.1940. 15. Gedeputeerde Staten veranderde in oktober 1887 de kleur van vlag en lamp: groen werd rood. Dat lopen van de conducteur voor de tram heeft tot 1924 plaatsgevonden. Een enkele keer ging het mis, zo halverwege december 1915. De conducteur die voor de tram van halfzes uitliep, moest uitwijken voor een kar die geparkeerd stond voor de winkel van de heer L. in de Kerkstraat. Hij was daarbij voor de tram blijven lopen, waarop het hoekbord van de loc
106
zijn rechterhand kneusde. Het leek niet ernstig maar de conducteur moest achteraf toch enkele dagen rust houden. De PNHC van 2.8.1924 schrijft: ‘In de trammenloop is wederom een nieuwigheid ingevoerd. Tot voor donderdag j.l. liep, vooral bij het passeren van de toren, de conducteur met een rode vlag voor de machine uit. Sinds donderdag echter schijnt deze veiligheidsmaatregel te zijn opgeheven en wordt de bocht bij de toren met flinke snelheid genomen, terwijl ook het traject Speeltoren-Posthoorn met grote snelheid wordt afgelegd. Zouden bevoegde instanties met deze toestand bekend zijn’? Op 30.8 voegt een andere schrijver daar aan toe: ‘De concessievoorwaarden verplichtten tot een bepaalde snelheid en de tram, tijdens de rit door de stad, te doen voorafgaan door een conducteur met rode vlag of lantaarn. In deze laatste tijd worden deze maatregelen echter nagelaten’. ‘Daar thans de voorwaarden van de concessie niet worden nagekomen, besloot de Raad de Tramweg Mij aan te schrijven de bedoelde boete - f 1000,- in de gemeentekas te doen storten. Wellicht is het gevolg van een en ander, dat de conducteurs hun oefeningen in het snelwandelen spoedig weer zullen moeten aanvangen’ (Het Vaderland 29.8.1924). De brief is door de gemeente verzonden, maar of de Maatschappij het bedrag heeft betaald? Feit blijft dat de conducteur vanaf dat jaar niet meer voor de tram uitliep. De toeristen zullen de man met de rode vlag vast hebben gemist, want het was een curiositeit. Feit is ook dat de trammaatschappij in 1924 permissie kreeg om de maximumsnelheid op de lijnen buiten de dorpen en steden te verhogen naar 35 km/u. Uit een briefwisseling vanwege een botsing met de tram in 1910 (zie noot 50) valt op te maken dat er vanwege het Rijk, via wetgeving al vroeg in de 20e eeuw, een verandering van de
noten bij: de waterlandse tram, 1888 - 1956 veiligheidseisen tot stand was gekomen. 16. In de kranten voor 1900 kom je regelmatig advertenties tegen van te koop aangeboden dieren, waaronder paarden, met daarbij de vermelding ‘mak voor de trein’. Geen beest dus dat vanwege schrik voor het tramgeluid op hol zou slaan. Toch zijn er nog heel wat berichten over paarden die, ook na 1900, nogal eens van slag raakten bij het zien of horen van de tram. Enkele voorbeelden volgen later. 17. SPC 16.9.1888 18. De Gebrs. Goedkoop hadden in 1885 een tweetal stoomboten, de ‘Edam’ en de ‘Monnikendam’, beiden 28 meter lang, op het traject Amsterdam en Edam via het Schouw in de vaart gebracht. De feestelijke opening op 1 maart van dat jaar werd groots gevierd met o.a. de gemeentebesturen van Edam, Monnickendam en Broek in Waterland. In Monnickendam wapperden van veel huizen de nationale driekleur en toen de boot met genodigden aankwam, was er een muzikale begroeting van het fanfarecorps. Er werden allerlei heildronken aan de nieuwe stoombootmaatschappij gewijd, diverse sprekers voerden het woord en ’s avonds was er in de Doelen een concert met bekwame musici, waarna de avond met een geanimeerd bal werd besloten. Wat was men blij dat deze nieuwe vorm van vervoer naar en van de hoofdstad er was gekomen. De boot deed er vijftig minuten over om van het Schouw naar Monnickendam te varen en van Monnickendam naar Edam vijfendertig minuten. (Titsing blz. 11 geeft aan dat de reis van Amsterdam naar Edam zo’n 2,5 uur duurde). Vergeleken met de voormalige trekschuit behoorlijk snel. Een maand later waren er enkele dames uit de stad die de stoombootonderneming een vlag aanboden in de Monnickendamse kleuren groen en wit, met daarin de monnik. Maar de stoombootverbinding had ook z’n
nadelen. De waterverplaatsing van de boten die in de vaart tussen Monnickendam en Broek in Waterland aanzienlijk was (hoewel de boten slechts op halve kracht voeren) had grote invloed op de landerijen enerzijds en de zijkant van de weg anderzijds. De golfslag zorgde er voor dat hele stukken grond in het water verdwenen. Het was zo erg dat begin 1886 de rijweg tussen het Schouw en Broek in Waterland afgesloten moest worden. En toen ook nog eens de bootdienst door het koude weer gestaakt moest worden, moest al het verkeer omrijden via de Purmer en Ilpendam. Pas in de zomer van 1887 werd in een vergadering van de zes steden, verantwoordelijk voor het onderhoud van deze weg, besloten om de weg die anderhalf jaar onberijdbaar was, in orde te maken, waardoor eindelijk de kortste weg van Amsterdam naar Monnickendam weer gebruikt kon worden (SPC 19.5.1886, 5.1.1887 en 19.6.1887). Vanwege de nieuwe tramverbinding EdamAmsterdam werd deze bootdienst in januari 1889 opgeheven. 19. SPC 16.12.1888. 20. De toegestane snelheid zou gaandeweg hoger worden. In 1888/1889 15 km, oktober 1889-1924 20 km, juli 1924-1932 35 km, 1932-1956 45 km. per uur. Bij deze laatste snelheid duurde de rit vanaf het Tolhuis naar Monnickendam, halte de Posthoorn, nog maar 27 minuten. 21. In ‘Smit’ staan een hele reeks afbeeldingen en tekeningen van de wagons, alsmede tekeningen en afbeeldingen van de locomotieven. De nummers en namen van de locs waren als volgt: 1. Amsterdam, 2. Edam, 3. Monnickendam, 4. Buiksloot, 5. Broek in Waterland, 6. Purmerend, 7. De Rijp, 8. Beemster, 9. Schermerhorn, 10. Schermer, 11. Alkmaar, 12. Ilpendam, 13. Zunderdorp. In 1903 kwamen daarbij 14. President Krüger, 15. President
107
Steijn, 16. Generaal de Wet. De maatschappij beschikte in 1915 ook over 36 rijtuigen en 38 goederenwagens. 22. SPC 28.2.1892 23. Veltrop blz. 54 24. De tramdirectie had in 1903 de Marker schipper C. de Waart bereid gevonden om twee keer per dag een vaste dienst met Marken te onderhouden. Vervoerde hij eerst de passagiers met twee botters – ‘De Jonge Cornelis’ en ‘vrouw Geertje’, in 1903 kocht de Waart een motorboot die hij ‘Gouwzee’ doopte. Cornelis was in 1853 op Marken geboren. Hij overleed op 16 februari 1935. In 1879 was hij op Marken getrouwd met Geertje Uitdam (Monnickendam 1857-Marken 1931). Zij kregen tien kinderen waarvan er vier jong zijn overleden. 25. SPC 20.9.1905 26. De staking had wel gevolgen. In 1905 leed de partij van Abraham Kuyper een verkiezingsnederlaag. In 1906 werd het Nederlands verbond van Vakverenigingen (NVV) opgericht, in 1909 gevolgd door het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). De laatste als reactie op de vakbonden, die geheel onder invloed van het socialisme waren gekomen. 27. SPC 10.2.1903 In het Stadsarchief van Amsterdam wordt een album met foto’s van de Algemene Werkstaking van 9 en 10 april 1903 bewaard, collectie W.A.E. van Geuns. 28. SPC. 12.4.1903 29. Catharina Pool was in april 1854 in Hoorn geboren. Ze trouwde in mei 1874 te Hoorn met Gerardus Sistermans. Na zijn overlijden in 1896 (hij was 51 jaar) heeft ze het tramstation aan het Noordeinde ‘De Posthoorn’ alleen gerund. Eind 1920 heeft ze dat overgedaan aan dhr. Roos uit Edam, die op zijn beurt het stokje overgaf aan dhr. P. Bakker. Van de tramdirectie kreeg ze als dank een fraaie Engelse ruststoel aangeboden,
108
terwijl velen afscheid van haar kwamen nemen. Ze heeft nog twee jaar van de stoel kunnen genieten. Catharina Tool is op 29 oktober 1922 in Alkmaar overleden. (Een dochter Theodora (1888-1972) trouwde in 1921 te Alkmaar met de 17 jaar oudere, latere burgemeester Jan Versteeg. Hij had vanaf 1900 in de Posthoorn gewoond en daar Theodora leren kennen). In de eerste helft van 1931 is het ‘tramstation van dhr. Bakker helemaal gerenoveerd en daarna feestelijk geopend. Zie verslag in WA 27.5.1931 30. SPC. 17.12.1913. 31. SPC 21.12.1913. 32. SPC 18.10.1914 33. WA 19.7.1919, zie ook SPC 27.7.1919 34. Wat er aan onderzoek was gedaan wordt uitgebreid beschreven in de PNHC 10.2.1923. 35. Zie ook ‘Smit’ blz. 37. 36. Meer daarover in ‘van Geuns’ en Titsing blz. 39vv. 37. Verliescijfers over de jaren 1920-1928. 1920: f 57.000,-; 1921 f 89.000,-; 1921 52.000,-; 1923 f 33.000,-; 1924 f 6000,-; 1925f 4000,-; 1926 f 22.000,-; 1927 f 32.000,-; 1928 f 43.000,- (WA 20.4.1929). 38. Zie over de strijd bus/tramonderneming uitgebreid Titsing blz. 43vv en na de elektrificatie pag. 70vv 39. Titsing blz. 47 40. In ‘Smit’ een uitgebreid verslag van de vergadering op 28 augustus 1929, blz. 38. Daarin komt de precaire situatie van het trambedrijf overduidelijk naar voren. Zie ook WA 24.8.1929. 41. WA 20.4.1929 42. Om de herinnering levend te houden rijden er in de zomer stoomtrams op de volgende trajecten: Hoorn-Medemblik; ApeldoornDieren; Boekelo-Haaksbergen en Goes-Borsele. Ook in andere delen van ons land rijden er op bepaalde dagen een stoomtram, bv. bij Katwijk en in Limburg. Zie internet.
noten bij: de waterlandse tram, 1888 - 1956 43. In de genoemde boeken meer daarover. Ook de kranten van dat jaar staan er vol van. Aardig is nog wel te vertellen dat op de laatste dag dat de stoomtram reed, deze nog twee keer ontspoorde, eerst op de Westerweg in de Purmer en ’s avond in Edam. Nee, de vernieuwing was bepaald niet overbodig. 44. Op de site van Oud-Monnickendam/ filmpjes is bewegend beeld van deze rit te zien. 45. Ir. Wilhelmus Johannes Burgersdijk, in 1874 te Deventer geboren, studeerde in 1896 te Delft af als civiel ingenieur. Hij trouwde in 1903 te Voorburg met Anna Elisabeth Schepers (Utrecht 1880-). Hij was een groot deskundige op het gebied van elektrische tractie. Van 1911 tot 1941 was hij directeur van de NZH tram maatschappij en daarna nog 23 jaar commissaris. Burgersdijk was erelid van de Kon. Ned. Ver. Van transportondernemers en officier in de Orde van Oranje-Nassau. Na een kort ziekte overleed hij op 18 april 1964 te Heemstede en werd de 20e in stilte gecremeerd. 46. SPC 20.8.1932 47 WA 8.8.1934 48. WA 21.8.1935 49. WA 31.8.1935, 13.11.1935, 23.11.1935, 27.11.1935, 11.4.1936 50. WA 29.2.1936 51. PNHC 16.8.1939 52. Resp. blz. 74vv en 145vv 53. PNHC 31.8.1944 54. PNHC 31.8.1940. Al in april 1884 stond er een berichtje in de SPC: ‘De Pelserbrug is een van de gevaarlijkste bruggen van de omtrek, hoog en rond. Hij behoort aan de Broekermeer en zak zeker niet worden veranderd voor dat de veelbesproken tram van Edam op Amsterdam zal zijn geëxploiteerd, hoewel reeds verschillende waarschuwingen van velen zijn gedaan’. 55. Haakma 32
56. Veltrop blz. 74 57. MO 8.2.1908 58. Haakma 39,40 59. Veltrop 64 60. SPC 4.7.1909, MO 3.7.1909 61. SPC 15.5.1910, GPC 15.5.1910 62. PNHC 19.8.1922, zie ook JOM 2014 blz. 156 en PNHC 28.10.1925 63. SPC 12.6, 3.8 en 7.8.1910. Zie verder de in en uitgaande brieven dat jaar van het stadsbestuur, juni, juli. De trammaatschappij had zelfs een paar juristen in de arm genomen en ook de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten was eraan te pas gekomen. 64. WA 19.7.1933 65. WA 4.4.1931 66. SPC 24.7.1934 67. PNHC 30.10.1943 68. SPC 2.10.1913. Joannes geboren 13.9.1904, zoon van bakker Arnoldus Neijzen en Margaretha Maas. 69. SPC 5.10.1913 70. PNHC 7.9.1943; Matthijs, geboren in 1891 was kleermaker, in 1921 met Barbara getrouwd te Oirsbeek. 71. PNHC 12.10.1943 72. Wagenvoerder Frans Schutte ontsnapte voor de tweede keer in zijn leven aan de dood. In 1949 kon hij zich redden door van het balkon te springen, toen een andere tram ook door een onveilig sein was gereden. 73. Hendrik Groot, zoon van Klaas Groot en Marrietje Gedink, werd op 3 januari 1896 in Oosthuizen geboren. Hij trouwde in januari 1920 te Warder met Dieuwertje Brevé (Warder 1898-1985). Het echtpaar woonde in de Burg. Versteegstraat 2. 74. Hollandia-Kattenburg was een textielfabriek in Amsterdam waar enkele honderden mensen werkten. In 1940, toen de oorlog uitbrak, was de helft van hen van Joodse herkomst. In de fabriek werd als specialiteit waterdichte
109
regenkleding gemakt, waar veel vraag naar was. 75. Gerardus Tol (Volendam 1900-1983) kwam uit een groot gezin. In 1922 was hij getrouwd
79. Kunstschilder Cor van Oel (Delft 1899-Kockengen 1979), maakte voornamelijk stadsgezichten, landschappen, rivier- en
met Klaasje Kloot (Volendam 1901-1977), de achternaam werd in juni 1937 gewijzigd in Kroon. Een foto van dit echtpaar en hun kinderen is te vinden in het Waterlands Archief onder nummer WAT120001226. 76. De Tijd 1.10.1956 en de Telegraaf van 29.9.1956. 77. Onder hen de rayonchef P.M. Rooij die als monteur de hele elektrificatie meemaakte, de stationschefs P. Kooring uit Landsmeer (had jarenlang als conducteur met de rode vlag door Monnickendam moeten lopen), in dienst vanaf 1912 en T. van Eikeren, in dienst sinds 1920. Ook Ir. W.J. Burgersdijk, directeur van de Mij tot 1941, inmiddels 82 jaar, de vader van de Electrische tram genoemd, was present en sprak de gasten toe. Hij had tot de elektrificatie van de tramlijn in 1932 besloten. Als laatste kan de directeur, dhr. J.J. Jurrissen worden genoemd. Hij werd op 1.10.1895 in Naarden geboren. Toen hij op 7.12.1973 in Bloemendaal stierf was hij officier in de Orde van Oranje Nassau en ereburger van de stad Haarlem. 78. De Stuttenburgh ontleent zijn naam aan de loods, waarin het was gevestigd. In die loods werden stutten gebruikt, die nodig waren om de botters op de helling te ‘schoren’, op hun plaats te houden. Rond 1955 is de loods verbouwd en daarna geopend als restaurant, met als eigenaar dhr. Dirk Oosterbaan (1912-1986). Hij had een grote collectie van honderden muziek- en speeldozen, waaronder veel exclusieve antieke exemplaren, die in het restaurant waren neergezet. Daarnaast oude poppen en andere antieke gebruiksvoorwerpen. Veel spullen werden in 1979 in zijn Gouwzeemuseum ondergebracht.
dorpsgezichten. Een voorbeeld van zijn kunnen in ‘Een straatje om in Monnickendam’ blz. 31,32. 80. De ‘begrafenistram’ was overigens niet de laatste tram. Die vertrok, 40 minuten overtijd, ’s nachts om éen uur vanuit Volendam, met dhr. van Immerzeel als wagenvoerder. Aan boord een handvol uitgelaten passagiers, maar de halteplaatsen in de stadjes en dorpjes waren vrijwel verlaten. Om twee minuten over twee stopte, met piepende remmen, ook dit allerlaatste trammetje in het reeds gedeeltelijk afgebroken stationnetje aan het IJ. Geen muziek, geen toespraken. De bestuurder liet bij het binnenrijden nog eenmaal de fluit horen, als een afscheidssaluut aan een slapend Amsterdam. Tien minuten later gingen de lampen op het perronnetje uit om nooit meer te branden. 81. Maarten Haas, geb. A’dam 3.1.1901, getr.in Amsterdam op 1 november 1927 met Clasina Adriana Holm, daar geboren in 1907. Dit echtpaar is met een van hun kinderen in mei 1960 naar Amerika geëmigreerd. De gegevens van Nicolaas Jan Pieter Camphuijsen zijn vermoedelijk: geb. A’dam 18.6.1905, overleden Apeldoorn 17.2.1997. Huwelijk A’dam 1929 met Hendrika van Maren. 82. Lodewijk Klaver, was de laatste van zeven kinderen. Hij werd geboren in 1899 te Landsmeer en trouwde in 1922 te Ilpendam met Aaltje den Bezemer (Ilpendam 1900-Ilpendam 1981. Klaver overleed in 1973 en werd in Ilpendam begraven. Na afloop van het ‘feest’ heeft de 56-jarige Klaver de krans meegenomen, die van Monnickendam tot Amsterdam op zijn wagen had gehangen. ‘Als je zesendertig jaar bij de Waterlandse tram bent geweest, heb je dat wel verdiend’ was zijn commentaar. Hij was zichtbaar ontroerd toen hij zaterdagavond
110
noten bij: de waterlandse tram, 1888 - 1956 laat het laatste trammetje deed stilstaan bij het stationnetje Amsterdam-Noord. Het afscheid viel hem – begrijpelijk - moeilijk.
een fel gekleurde gevelsteen aangebracht. (In Monnickendam nog niet gezien bij de Posthoorn!).
83. J. Koek in JOM 1986, blz. 100. Hoe meer knopen iemand had, hoe hoger hij was. 84. Zie ook Titsing blz. 94 85. Jaarverslag 2013 van Stichting Het Genootschap ‘De blauwe tram’ 86. Vermoedelijk gaat het om Jan Hottentot, in 1896 te Beemster geboren, in 1920 te Beemster getrouwd met dienstbode Aafje Kriek, Schellinkhout 1898. Beiden in MiddenBeemster begraven, resp. in 1992 en 1990. 87. Titsing blz. 94 88. Jaap Groen Jr. in de NHC 26.9.1956. Het kon nog ‘erger’. Toen de tram AmsterdamHaarlem-Zandvoort op 1 september 1957 werd opgeheven, had ene Jos de Klerk, op de melodie van een gedeelte (de finale) van Beethovens 3e Symfonie ‘Eroica’ een ‘Requiem voor de Blauwe’ geschreven voor het laatste weemoedige moment van afscheid. In de Tempeliersstraat te Haarlem werd op 31 augustus zijn lied door tachtig man van de Liedertafel ‘Zang en vriendschap’ in stemmige kleding ten gehore gebracht, waarbij het publiek het refrein meezong: ‘Zing nu met droeve stem: Requiem, Trèm, trèm, trèm, trèm, is ’t ergens zo leuk geweest als hier op het begrafenisfeest van de Blauwe. Trèm, trèm, trèm, trèm, de Blauwe heeft het wel verdiend, dat wij hem eren als een vriend. En is zijn stervensuur ook na, hij leven in memoria. Hij leve lang in Memoriam’. U kunt die afscheidslied beluisteren op de DVD ‘Van Volendam tot Scheveningen’, het 2e deel Van Scheveningen tot Haarlem, helemaal aan het eind. In die Tempelierstraat werd als herinnering
89. PNHC 14.4.1957. 90. PNHC 24.3.1957
naschrift Op het traject Amsterdam-Volendam reed sinds 1943 de motorwagen A14. Een van de twee trams die sneuvelden tijdens de botsing in 1955, als boven genoemd. Er kwam een vervangende wagen, de A13, die omgedoopt werd tot A14 (II). Dit rijtuig staat, samen met het postrijtuig BY 2, in het trammuseum te Haarlem.
111
Joods gezin verdrinkt in de Haven
Tijdens de ruim 650 jaar van haar bestaan hebben er in de loop der eeuwen heel wat ongelukken in Monnickendam plaatsgevonden. In de oudste geschiedenis gaat het dan vaak om brand. Immers, huizen waren lange tijd van hout of andere brandbare materialen gebouwd. In de 19e en 20e eeuw, toen het gemotoriseerde vervoer op gang kwam, waren het ongelukken met auto’s of andere voertuigen, zoals de tram. Maar er gebeurden ook ongelukken die het gevolg waren van onvoldoende verlichting op straat (1). Van dat laatste een tragisch voorbeeld. De familie van Heeks Op zondagavond 1 maart 1868 had Meijer van Heeks, goochelaar van beroep, samen met zijn vrouw een voorstelling verzorgd in het café van Jan Buter (2). Dat café stond destijds op de Havenstraat, wijk 3/116 later 114 (resp. nr. 3 en nr. 5 nu), maar is halverwege de 20e eeuw gesloopt (3) Het was laat geworden en het echtpaar ging, samen met hun zoon van zes, lopend naar hun onderkomen. Waar dat was, wordt niet gezegd. Het kan een logement of slaapplaats zijn geweest, maar zeer De haven van Monnickendam: levensgevaarlijk in het aardedonker... waarschijnlijk ging het om een woonboot in de haven. Het gezin van Heeks komen we namelijk op verschillende plaatsen tegen, zowel in Nederland als in België. Ik vertel u eerst om wie het gaat. Meijer van Heeks, geboren op 2 november 1828 in Kollum, gemeente Kollummerland, was een zoon van goochelaar Salomon Meijer van Heeks (Amsterdam 17981868), actief tijdens kermissen, zoals in 1850 op de Rotterdamse kermis. In 1833 was Salomon te Amsterdam getrouwd met de dochter van een diamantslijper, Jannetje Samuels Gobets (Amsterdam 1792-Harderwijk 1862), weduwe van muzikant Jacob Kinsbergen, die in 1917 te Amsterdam was overleden. 112
joods gezin verdrinkt in de haven
Meijer was klein van stuk, want bij de loting voor de militaire dienst werd hij om die reden afgekeurd. Op 5 april 1865 trouwde hij in Harderwijk, waar hij toen woonde, met artieste Leentje Isaac Schuitevoerder, geboren in Naarden op 20 januari 1827, dochter van Isaac Simon Schuitevoerder en Klaartje Mozes de Blaauw. Van beide is de familie van Heeks met betrekking tot het huwelijk een acte van onvermogen opgemaakt. Het waren dus arme luitjes. Tegelijk met het huwelijk werden twee kinderen, die zij al hadden, geëcht: Salomon van Heek, geboren in Namen op 11 juli 1861 en Clara van Heeks, geboren op 25 februari 1863 in Antwerpen. Een dag na de huwelijkssluiting werd een derde kind geboren: Isaac op 6 april 1865 en in Deventer, op 23 mei 1867, David. Het gezin bestond dus uit zes personen, toen er in de nacht van zondag 1 op maandag 2 maart 1868 een tragisch ongeval plaatsvond. ‘Toen zij naar huis wandelden bleek het water van de Binnenhaven over de straat te lopen. Misleid door de lantaarn op de Damsluis zijn mevr. van Heeks en de zesjarige Salomon rond halftwee per ongeluk het water in gelopen (4). Vader Meijer wilde hen redden en sprong in het water. Er was nog een vierde persoon (uit Purmerend) bij, die onmiddellijk om hulp riep. Omdat het echter al na middernacht was, duurde het even voor er hulp kwam opdagen. Na intensief zoeken werden het echtpaar en hun zoon, niet ver van de sluis, levenloos uit het water gehaald (5). Een dag later werd de aangifte gedaan door de godsdienstonderwijzer Salomon Sikkers, in gezelschap van politieman Johannes Born (6). Drie kinderen in de leeftijd van vier en drie jaar en acht maanden bleven ouderloos achter. De oudste van deze drie was Clara. Zij werd, volgens de heer Nienhuis, opgenomen in het gezin van Samuel Andries Nol in de Havenstraat en Naatje van Sam Nol genoemd. ‘Later is zij naar Amsterdam vertrokken en had daar een tent op de Nieuwe Markt. Mijn vrouw heeft haar daar wel eens aangetroffen en aangezien mijn schoonmoeder haar goed kende, zijn mijn schoonmoeder en mijn vrouw op haar uitnodiging met haar naar haar woning geweest. Zij en haar familie waren van Joodse origine’ (7). Deze achtergebleven kinderen zijn in de Tweede Wereldoorlog, samen met hun echtgenoot/-note en hun kinderen in de Duitse kampen omgebracht (8). Treurlied door Adriaan Waterland, met De gebeurtenis bracht heel wat opschudcurieuze laatste regel... 113
ding teweeg en was het gesprek van de dag. Tot in verre omtrek werd het voorval bekend, ook bij Adriaan Waterland in Broek in Waterland (9). Blijkbaar was hij zo geraakt door deze tragische gebeurtenis, dat hij er een gedicht/lied over heeft geschreven, op een toen bekende melodie. Hendrik Schram Dat zulke ongevallen, veroorzaakt door het donker, in Monnickendam (10) wel vaker voorkwamen leert ons het volgende een bericht uit 1941: ‘Zondagavond 16 maart is de ruim 60-jarige schilder Hendrikus Schram uit Monnickendam, toen hij huiswaarts keerde, door Hendrik Schram wandelt nog springlevend door de Kerktraat de duisternis misleid, in een gracht gelopen en verdronken. Ondanks ijlings toegeschoten hulp van politie en burgers, die twee uren lang kunstmatige ademhaling toepasten, konden de levensgeesten niet meer worden opgewekt’ (11). Uit de overlijdensakte blijkt dat het ongeval om tien uur ’s avonds heeft plaatsgevonden. Ds. C.A.E. Groot
noten: 1. In JOM 2008 blz. 203 schreef ik: ‘Op 20 januari 1865 doet de stadsarchitect om de straatverlichting uit te breiden en te verbeteren. Hij schrijft: ‘Het zou beter zijn als de lantaarns tot vijf uur ’s morgens zouden branden en vestigt de aandacht op weinig verplichte plaatsen’. In 1866 vragen drie notabelen om maatregelen omdat er bij herhaling diefstallen worden gepleegd en schrijven: ‘Daarbij zal langdurige straatverlichting behulpzaam zijn’. Maar de kas van de gemeente liet de
114
aanbevolen verbeteringen, waaronder het langer laten langer branden van de lantaarns niet toe. 2. Jan Buter (Monnickendam 1831-1907) was eerst stratenmaker, later tapper en kastelein in de Havenstraat, in 1859 getrouwd met Trijntje Voortman (Monnickendam 1841-1911) 3. Deze informatie komt uit een brief van de voormalige gemeentesecretaris Ossebaard, geschreven vanuit zijn latere woonplaats Bathmen, d.d. 7.7.1977.
joods gezin verdrinkt in de haven 4. Idem 5. NIW 6.3.1868 en andere kranten uit die periode. 6. Merkwaardig is dat de overlijdensaktes alle drie de Herengracht vermelden als plaats van verdrinking. Dat is toch wel heel ver van de Havenstraat. Salomon Nathan Sitters (Amsterdam 1839-1936), was in 1866 getrouwd met naaister Elisabeth Hoffmann (Amsterdam 1842-Leeuwarden 1912). In Monnickendam werden drie kinderen geboren, de eerste in de Kerkstraat, de twee anderen in het Noordeinde. Twee van de drie stierven al na enkele dagen. Hij was godsdienstonderwijzer en in 1911 oppervoorzanger in de synagoge van Amsterdam. 7. zie bij 3. Ik heb echter m’n twijfels over de juistheid van dit bericht. In 1868 was Samuel Nol nog maar vijftien jaar, van een gezin was nog helemaal geen sprake! 8. Clara, geboren in 1863 in Antwerpen, trouwde op 43-jarige leeftijd met de 41-jarige koopman Simon van de Linde uit Bolsward. Dat gebeurde op 5 september 1906 te Amsterdam. Simon overleed in februari 1939, waardoor Clara als weduwe zonder kinderen achter bleef. Haar laatste adres was Pension Frank aan de Plantage Middenlaan 29 in Amsterdam. Daar woonde ze samen met andere alleenstaanden. Ze werd op 5 februari 1943 in Auschwitz omgebracht. Izaac, die een dag na het huwelijk was geboren, trouwde op 29 juli 1896 in Amsterdam met Judic Groen, geboren in Amsterdam op 23 maart 1866. Izaac was schilder. Zij kregen acht kinderen. Beiden werden omgebracht in Sobibor, op 26 maart 1943. Ook hun kinderen werden, samen met hun huwelijkspartners omgebracht. David, het jongste kind van Heeks, op 23 mei 1867 in Harderwijk geboren, kwam eveneens
om in Sobibor, 2 juli 1943, samen met zijn echtgenote Hanna van Heeks-de Haan en hun dochter Leentje, geboren in Amsterdam op 13 april 1896. Een zoon, Everhardus, geboren in Amsterdam op 11 november 1910 kwam om op 15 mei 1944. David was lange tijd medewerker van de algemene dienst in Amsterdam. Hij had zes kinderen. (Een overzicht van deze gezinnen is te vinden op het Joods digitaal monument). 9. Adriaan Waterland, geboren in Broek in Waterland 1836, trouwde op 17 april 1859 in Broek in Waterland met Jannetje Ruiterman, geboren in Beemster 1832. Adriaan overleed op 16 december 1870, Jannetje op 14 februari 1876, beiden in Broek in Waterland. 10. Zie mijn verhaal over de verlichting in JOM 2008. 11. De Tijd, 17 maart 1941. Meesterschilder Hendrikus Schram, geboren in februari 1875, woonde aan de Groote Noord en was in mei 1898 getrouwd met Louisa Theodora Imma Schouten uit Workum. Na haar overlijden in augustus 1905 trouwde Hendrikus Schram in januari 1911 met Margaretha Maria Berendsen uit Zutphen. Hij had de bijnaam ‘Happie Tikkie’ (Veltrop blz. 79). Schram was vanaf 1938 bestuurslid van ‘Steunt Elkander’ en ere-voorzitter van buurtvereniging Zuideinde. ‘De verduistering, het niet branden van de openbare verlichting, is hem op ’t Zand, bij een bezoek aan het urinoir ter plekke fataal geworden. Zijn val in het water is door niemand opgemerkt’. Citaat uit: ‘100 jaar Steunt Elkander’, blz. 31,32.
115
Het eerste zwembad in Monnickendam en Klaas Karmelk, het zwemfenomeen Monnickendam heeft op sportief gebied enkele bijzondere mensen voortgebracht. Onder hen een telg uit éen van de oudste Monnickendamse families (1): Klaas Karmelk. Hij werd op zondag 19 oktober 1919 in Monnickendam geboren, zoon van timmerman, aannemer, begrafenisondernemer en ereburger van de stad Garbrand Karmelk (Monnickendam 1892-1974), op 15 mei 1914 te Broek in Waterland getrouwd met Metta Bark (Broek in Waterland 1891-Monnickendam 1968), dochter van Pieter Bark en Pietertje Tromp. Voor ik u iets vertel over de bijzondere zwemcapaciteiten van Klaas, eerst een stukje geschiedenis over de opkomst van de zwemsport en de daarbij behorende voorzieningen, waaronder die in Monnickendam. Recreatie in opmars In het laatste kwart van de 19e eeuw kwam er in ons land steeds meer aandacht voor allerlei vormen van sport en ontspanning. In Monnickendam was vanouds het schaatsen op de Gouwzee geliefd, waar vaak honderden liefhebbers en bezoekers op af kwamen. Maar gaandeweg kwam er ook andere, nieuwe vormen van sportbeoefening in beeld, zoals gymnastiek en zwemmen. Er werden ook in Noord-Hollandverenigingen opgericht en zwembaden gebouwd. Maar dat ging niet zonder stoot of slag. Noord-Hollandse watervrees Het duurde lang voordat de massa overtuigd was van het belang van een goede badinrichting. Een publicist schreef in 1874, nadat hij de Noord-Hollandse reinheid van woningen en stallen had geprezen: ‘En toch blijft hier op het gebied van de gezondheidszorg nog veel te wensen over. De medaille heeft ook een keerzijde. De bevolking lijdt aan een treurige ziekte: watervrees’! Al wordt in het Noorderkwartier het water bij stromen uitgegoten om de woningen rein en zuiver te houden, al zijn tal van handen in de weer om, gewapend met boenders, luiwagens, borstels etc. goed schoon te maken, toch is de bevolking niet zindelijk op eigen lichaam, verwaarloost zij in dit opzicht grovelijk de lessen der gezondheidsleer’. Hij gaat dan verder over de dagelijkse reiniging van het lichaam ‘die bij velen zeer te wensen overlaat. De handen worden vluchtig, dikwijls niet eens met zeep, gewassen om daarna met een vochtige tafelveil (2) een bezoek op het aangezicht te brengen en daarmee is de plechtigheid voor de morgen afgelopen. Met het reinigen van de voeten is het veel erger gesteld. ’t Is een held die het eenmaal in de week doet, sommigen doen het maandelijks, enkelen zo nu en dan om het jaar, sommigen – wie zou 116
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
het van de zindelijke Noord-Hollanders geloven – doen het zelden of nooit. Raadt men om welbekende redenen, deze of genen aan, om de borst en rug gedurig en flink met fris, koud water te wassen, zeer weinigen volgen die raad op want ’t is zoo bewerkelijk en daarenboven zoo koud’. De schrijver gaat verder: ‘Watervrees! Ja en niet anders. Wie is er die de moed heeft, om de hoge waarde der zwem- en badinrichtingen te loochenen? Wie is niet ten volle overtuigd, dat zij een uiterst heilzame invloed op al de verrichtingen van het menselijk lichaam uitoefenen, dat zij onmisbaar zijn ter bevordering van gezondheid en levenslust? Zijn niet duizenden en nogmaals duizenden de sprekende getuigen, hoe het water de verloren gezondheid heeft teruggegeven? En hoe staat het met dergelijke inrichtingen in Noord-Holland’? De schrijver gaat vervolgens een reeks steden en dorpen na en constateert: ‘Ook al bezit bijna ieder dorp een meer of minder stromend water, al zijn de kosten voor een eenvoudige inrichting waarlijk niet hoog te noemen, het is ons arme landbewoners ten enenmale onmogelijk, het matte lichaam door een verfrissend bad te versterken, of anderen op te wekken de reinheid der huid in praktijk te brengen. Gebruikt de Noord-Hollander voor het rein houden van zijn woning en omgeving, water, veel water, voor het lichaam bestaat in veel opzichten de watervrees. Zal en moet dit zo blijven? Zal men het hoge nut van zwem- en badinrichtingen inziende, zij het ook niet dadelijk op ruime schaal eens het voorbeeld geven aan anderen en daardoor velen een dienst bewijzen? Wij willen het graag hopen’ (3). Je zou denken dat er, na zo’n verhaal, overal in de provincie bad- en zwemrichtingen zouden ontstaan. Maar niets van dit alles. Anders leren denken kost tijd, vaak veel tijd! Vijf jaar later schrijft de verslaggever: ‘t Is een schande voor ons volk, dat er in ons goeie Vaderland nog zoveel steden en dorpen zijn, waar een behoorlijke zwemen badinrichting ten enenmale ontbreekt’ (4). Maar er zou verandering in komen, al duurde dat in de ene plaats langer dan in de andere. Zwemmen in Monnickendam Werd er in Monnickendam dan niet gezwommen? Jazeker. ‘En nu het vermaak voor de jeugd. Als jongens zijnde zwommen wij veel en dat uiteraard aan het Hemmeland en aan de Zuideinderdijk. Ook daar vele namen te beginnen met ‘het Slootje’, een ondiepe sloot waar nu het Gouwzeebad ligt. Daarna de ‘Rooie Steentjes’ en het ‘landje van Piet Koopman’. Verder aan het Hemmeland, waar nu het Gouwzeebad is, ligt de ‘Inpamp’ en noordelijker het ‘Herengaloppie’ waar de heren van de ‘upper ten’ zich bij warm weer te water lieten. Ook zwommen wij aan de ‘Kleiperk’ waar aan het einde een houten stellage stond met een paar banken. Bij hoogwater kon in het ‘Hol’ worden gezwommen. Dit alles in de Zuiderzee die toen nog zout water bevatte, omdat de Afsluitdijk er niet lag (dus voor 1932, caeg). Net als nu nog wel gedaan wordt zwommen wij bij de Grafelijkheidssluis, een 117
gevaarlijke zaak. De sluiswachter joeg ons vaak weg maar wij kwamen even regelmatig terug. Het gebeurde wel dat de sluiswachter de kleren van de jongens in het water gooide, vooral op zondag. Dat heeft hij een keer geweten. Toen hij de kleren van Nico Zijp in het water had gegooid is deze zo kwaad geworden dat hij de sluiswachter zo heeft afgetuigd dat deze het nooit meer heeft gedaan. (Nico Zijp is later in voormalig Nederlands- Indië door een Javaanse havenarbeider vermoord). Het zwemmen was een zuivere jongensaangelegenheid. Voor meisjes en vrouwen waren er geen zwemgelegenheden. Wij leerden zwemmen zonder instructeurs, zonder instructiebad of Sportfondsenorganisatie en toch konden verschillenden van ons behoorlijk zwemmen en flinke afstanden afleggen’, aldus de heer Veltrop (5). Er moet in het eerste kwart van de twintigste eeuw zoiets als een speciale badgelegenheid zijn geweest, want in augustus 1914 meldt de krant: ‘Het zwembad hier wordt niet graag door de jongelingschap bezocht, omdat eerstens de bodem vol glasscherven ligt, naar verluidt, en tweedens het een vies plekje is vanwege de weinige ruimte. Daarom veroorloven de zwemmers zich erbuiten te gaan en zich in de nabijheid in open water te begeven’ (6). Waterland De mogelijkheid van veilig en onbekommerd zwemmen kwam echter dichterbij. Kijken we naar de situatie in Waterland, Monnickendam in het bijzonder. Na 1900 ontstonden er allerlei bad- en zweminrichtingen. In Edam bijvoorbeeld in 1906 (had in 1897 al een badinrichting aan zee), Grosthuizen 1908, Warder, Etersheim en Schermerhorn in 1913, Enkhuizen in 1914, Oostzaan in 1917, Landsmeer in 1928. Grotere steden kenden al eerder een voorziening. Zo had Alkmaar in 1880 al een zweminrichting, Zaandam in 1884, Krommenie in 1886 en Hoorn voor 1885. Purmerend volgde in 1895. Hoewel er in 1880 al een poging tot oprichting was ondernomen, waren er toen nog te veel bezwaren om succesvol te zijn. De initiatiefnemer bracht die bezwaren in de krant op ironische manier onder woorden: ‘De tegenstanders hebben toch ook gelijk, dat baden en zwemmen is allemaal gekheid, het betekent niets. Wij zijn er ook zonder gekomen en onze kinderen kunnen het ook wel buiten redden. En bovendien, men kan er verkouden van worden en er is gevaar voor verdrinken’ (7). Tja. Wedstrijden voor vrouwen en meisjes? Toen de algemene opinie, met betrekking tot zwemmen in een badinrichting, de goede kant uitging, waren er weer andere perikelen te melden. ‘Frisch, koud water reinigt en versterkt de huid en is voor den ademhaling, voor den bloedsomloop, voor de spijvertering en voor het zenuwgestel van onberekenbaar nut (...). Schier allerwegen zijn en worden dan ook zwem- en badinrichtingen tot stand gebracht, zowel ten dienste van meisjes en vrouwen, als van knapen en mannen. Wanneer wij nu echter gedurig lezen van zwemwedstrijden voor meisjes en vrouwen, hebben we 118
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
dan niet het recht bedenkelijk het hoofd te schudden? Zijn wij met die wedstrijden niet op een gevaarlijke helling? De heilzame oefening ontaardt in een onvrouwelijk streven naar kunstenmakerij. Overdrijving schaadt’ (8). U merkt, emancipatie was nog een onbekend fenomeen! Het eerste zwembad van Monnickendam Terwijl dus een groot aantal steden en dorpen in de regio Waterland en Noord-Holland al een voorziening hadden getroffen, duurde het tot 1930, voordat Monnickendammers over een eigen bad- en zweminrichting konden beschikken. Daar werd vanaf het begin druk gebruik van gemaakt. Het initiatief kwam overigens niet van de eigen inwoners, maar van mensen die van buitenaf, al of niet tijdelijk vanwege werkzaamheden, in de stad waren komen wonen. De oprichtingsvergadering Op 6 november 1929 vond in hotel ‘de Posthoorn’ de eerste, flink bezochte vergadering plaats, onder leiding van de voorzitter van het voorlopige comité, de heer C. (van) Zaanen (9), technisch ambtenaar van Waterland, geboren in 1895 te Diemen. Doel van de vergadering was, te komen tot de oprichting van de gewenste bad- en zweminrichting. Naast een groot aantal heren, verwelkomde hij enkele dames en in het bijzonder burgemeester J. Versteeg. Er was een kleine vierhonderd gulden binnengekomen, dat als beginkapitaal diende. Geen subsidie Door B&W werd een verzoek van de kersverse vereniging om subsidie van de gemeente besproken. De voorzitter van de Raad stelde echter voor, het verzoek af te wijzen. ‘Aanvankelijk bestond er wel enige reden om een subsidie te geven, wijl men toen van plan was het badhuis binnen de gemeente Katwoude te plaatsen. Thans staat vast, dat de bad- en zweminrichting in de gemeente Monnickendam komt en B&W menen dat de financiële toestand der gemeente het niet toelaat een bijdrage te verlenen’. Alle raadsleden bleken het hiermee eens te zijn (10). Nee, erg enthousiast was men in het stadsbestuur nog niet. Het zwembad, waar? Een van de eerste vragen was waar het zwembad moest komen. In eerste instantie had men gedacht aan de bij Katwoude gelegen kant van het Stinkevuil. Maar tijdens een onderzoek was gebleken dat deze plek niet geschikt was. Bij stormweer vond daar afslag plaats en het terrein was drassig. Bovendien viel dit terrein geheel onder Katwoude en dus buiten de gemeente Monnickendam, terwijl uit de stad toch de meeste leden zouden moeten komen. De badinrichting kwam aan de Kloosterdijk tussen het land van de heer Sluijs en de aloude zaagmolen. Het adres was wijk V nr. 111, nu Kloosterdijk 4. 119
De berm daar was het eigendom van het Hoogheemraadschap ‘Waterland’ en voor één gulden te huur. Het water was eigendom van de gemeente Monnickendam, die ‘geen bezwaar zal maken tegen het gebruik hiervan’, aldus de voorzitter. Men dacht tegen een geringe vergoeding over dit terrein te kunnen beschikken. De afstand was kort en het water daar 1.30 mtr. diep.
Het ‘zwembad’ aan de Kloosterdijk, gtekend door Dick Oud
De secretaris, dhr. Abbenes, had een ontwerp gemaakt: een diep van bad van 10 x 18 meter, een ondiep bad van 10 x 10 meter, kleedhokjes, een fietsenstalling en een gebouwtje voor de badmeester etc. Statuten en huishoudelijk reglement werden door de secretaris, ter kennisname, voorgelegd. De voorzitter deelde mee dat zich reeds 36 personen als lid hadden aangemeld. Hij nodigde de aanwezigen die nog geen lid waren dat, staande der vergadering’ te doen om daarna tot oprichting te kunnen overgaan. Negentien personen meldden zich aan. Met een voorlopig aantal leden van vijfenvijftig verklaarde de voorzitter de vereniging als opgericht, hetgeen met applaus werd begroet. De Statuten werden vervolgens goedgekeurd en aangenomen. Leden moesten 17 jaar of ouder zijn. Het zwembad zou alleen in de zomer maanden open, vanaf begin juni tot half september (11). De heer Groenewoud stelde voor tenminste één bestuurslid uit Katwoude te benoemen. Dat voorstel kreeg echter weinig steun, omdat Katwoude een afzonderlijke gemeente was, waarvan het gemeentebestuur geen medewerking had willen verlenen. Bestuursverkiezing Zonder bestuur kan geen enkele vereniging functioneren. Tijdens de vergadering werd het gehele voorlopige comité als bestuur van de nieuwe vereniging gekozen, aangevuld met twee leden van Rooms-Katholieke en Protestantse overtuiging. De samenstelling zag er als volgt uit: Voorzitter: C. Zaanen; secretaris: J. Abbenes; penningmeester: J. Bootsman; overige bestuursleden: mej. T. Veltrop, H. van Bremen, J. Oosterveld en G. Karmelk (12). 120
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
De bouw van de badinrichting 1 De bouw van de badinrichting en kleedgelegenheid werd keurig aanbesteed. Er waren drie inschrijvers: Stallenberg en Cobelens f 1350,-; G. Karmelk, f 1100,- en K. Karmelk Pzn f 1048,-. De laatste mocht de werkzaamheden uitvoeren (13). Netelige kwesties Tijdens de oprichtingsvergadering kwamen verschillende, gevoelig liggende, kwesties aan de orde. Bijvoorbeeld dat van de heer Jac. J. Wijchers, het eerste socialistische raadslid in Monnickendam. Hij meende dat het geen bezwaar kon zijn dat door de badmeester ook op zondag versnaperingen werden verkocht. ‘Zijn die in de badinrichting niet verkrijgbaar, dan zal men ze er toch buiten kopen. Tussen zwemmen op zondag, wat wel toegestaan is en iets verkopen op die dag ziet hij geen verschil’. Omdat het loon van de badmeester voor een deel zou bestaan uit de verkoop van voornoemde versnaperingen, terwijl zondag voor de badmeester vast de beste dag van de week zal zijn, was het verzoek van Wijchers om het verbod tot verkoop op zondag terug te nemen. Maar dat gebeurde niet. De Voorzitter was het niet met de heer Wijchers eens en de heer K. Snieder wees op de godsdienstige bezwaren van orthodoxe richtingen en dat de vrije zaterdagmiddag zeer geschikt was voor demonstraties en wedstrijden. De heer Biersteker voegde daaraan toe dat hij vreesde dat de saamhorigheid onder de leden verloren zou gaan, als het voorstel van de heer Wijchers zou worden aangenomen. Deze nam daarop zijn voorstel terug, maar merkte nog wel op dat demonstraties en wedstrijden de bloei der vereniging zouden kunnen bevorderen. En dat bleek maar al te waar te zijn. Gemengd zwemmen? Op een vraag van dhr. Tolman jr. of er ook gelegenheid gegeven zou worden voor het baden van gehuwden antwoordde de voorzitter, dat men reeds voor de oprichting had moeten beloven aan degenen die steun toezegden, om gemengd baden niet toe te staan. Dhr. Oosterveld voegde daaraan toe, dat veel groepen in de gemeente aanstoot aan gemengd baden zouden nemen. Hij was van mening dat deze baden niet ten voordele van de vereniging zouden zijn. Beter was het om de vereniging onder de bevolking populair te maken. Het voorstel van Tolman werd daarna met algemene stemmen verworpen (14). De opening van de bad- en zweminrichting De opening vond plaats op zaterdag 7 juni 1930, ’s middags om vier uur. De burgemeester was uitgenodigd om de openingsplechtigheid te verrichten. Daarna zou er een wedstrijd gehouden worden in snelzwemmen voor mannen van 16 jaar en ouder. Het ging om 100 meter vrije slag, waarbij prijzen, bestaande uit fraaie kunstvoorwerpen, aan de winnaars zouden worden uitgereikt. De openingsplechtigheid werd met muziek opgeluisterd door het fanfarecorps ‘Olympia. De toegang was alleen voor hen die hun betalings-kwitantie 1930 konden laten zien. 121
Eindelijk was het dan zover. Toen de voorzitter zijn openingsrede begon was er al veel publiek aanwezig. Onder hen de wethouders C. Ubbels (Monnickendam 18751953) en P. de Waal (Sloten 1869-Monnickendam 1936) en verschillende raadsleden. De burgemeester was tot zijn spijt verhinderd. Daarom nam wethouder Ubbels zijn taak over. Hij sprak er zijn vreugde over uit, dat de burgerij zo spontaan aan de inrichting had bijgedragen en dat iedereen de badinrichting kon bezoeken. Hij sprak de hoop uit dat het de jonge vereniging goed zou mogen gaan. Daarna opende hij de deur, die tot op dat moment gesloten was gebleven en verklaarde daarmee de zweminrichting voor geopend. Daarna volgde de eerste zwemwedstrijd voor heren van 16 en ouder, de eerdergenoemde 100 meter vrije slag met keerpunt. De uitslag was: 1e prijs G. de Ruiter, 2 min. 27 sec. 2e prijs L. Oosterbaan, 2 min. 32 sec. 3e prijs J. Raggers, 2 min. 35 sec. 4e prijs C. Tuijp, 2 min. 37 sec. 5e prijs N. Langendijk, 2 min. 59 sec. Dat de tijden erg ‘matig’ waren, had alles te maken met een stevige Noorderwind, die op was komen zetten, hetgeen veel golfslag veroorzaakte en recht op het badhuis stond. Na de wedstrijd werd aan de jongens gelegenheid gegeven, onder toezicht van de badmeester, van het zwembad gebruik te maken. Ze genoten. De temperatuur van het water was zeer goed. De kou maakte het verblijf boven water wat minder aangenaam (15). Openingstijden Het badhuis zou vanaf die dag als volgt geopend zijn: Voor heren op werkdagen van 9.30 tot 10.30, van 12.30 tot 14.uur en van 19.00 tot 20.30 uur. Zondags van 12-2 en van 7 tot halfnegen. Voor dames op maandag tot vrijdag, minus de woensdag, van 10.30 tot 11.30, van 2-4 en 6-7. Op woensdag en zaterdag van 10.30 tot 11.30 en van 6-7 uur. Zondags van 17.00 tot 19.00 uur. Schoolkinderen konden op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag terecht; de jongens van 4-5 uur, de meisjes van 5-6 uur. Op woensdag en zaterdag de jongens van 2-4 en de meisjes van 4-6 uur. Op zondag de jongens van 2 tot halfvier en de meisjes van half vier tot vijf. Op verzoek konden heren ook elke dag terecht van ’s morgens 7 tot 9 uur. De verslaggever besluit zijn verhaal met: ‘De gehele inrichting maakt een prettige indruk en ieder wordt in de gelegenheid gesteld om, zoals uit bovenstaande regeling blijkt, van het badhuis gebruik te maken (16) 122
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
De eerste badmeester Op 2 juni 1930 werd er een badmeester benoemd. Het was de heer J. L. van Baal, eerder chef-instructeur van de Amsterdamse Baden- en Zweminrichting Obelt (17). Hij was uitstekend op de hoogte hoe je zwemonderwijs moest geven, bekend met waterpolo, het redden van drenkelingen etc. De nieuwe badmeester was in het bezit van diverse diploma’s o.a. van de N.Z.B (Nederlandse Zwem Bond) en de A.R.B (Amsterdamse Reddings Brigade). Hij woonde in Amsterdam. Badmeester van Baal bleek uitstekend te voldoen en voor zijn taak berekend. Het aantal leerlingen steeg tot 63. Aan 84 leden en 163 niet-leden werd een abonnement uitgereikt, naast de vele kosteloze abonnementen. Op 26 juli kon de badmeester de eerste leerlingen laten afzwemmen. De overeenkomst met van Baal duurde maar kort. Hem werd op zijn verzoek 24 augustus eervol ontslag verleend. De functie werd daarna, tot aller bevrediging, tijdelijk waargenomen door de heer R.G. Oud (18). Duiktorens In mei 1933 meldde de krant, dat de heer Oud opnieuw als badmeester voor het aankomende seizoen was benoemd. Dat zou hij blijven tot 1938. Hij voldeed prima. Bijzonder, er zouden twee duiktorens worden geplaatst. Eén van drie en éen van vijf meter. De zwemliefhebbers konden dus hun hart ophalen. Een zoon van de badmeester, Dick Oud, vertelde een keer dat zijn vader bij het diploma zwemmen in smetteloos wit was gekleed. Na het officiële gedeelte gaf hij een demonstratie door zo ver mogelijk onder water zwemmen, waarbij hij een keer een appel op at. Toen hij weer boven water kwam liet hij het afgekloven klokhuis zien. Wat het publiek echter niet wist was, dat er onder de duiktoren een wasketel was vastgebonden met de bodem naar boven en de badmeester in de luchtbel zijn appel op had gegeten. Klaas Karmelk, de badmeester We zijn een paar jaar verder. Het zwembad, dat zaterdag 4 juni 1938 weer open zou gaan, was grondig schoongemaakt en uitgebaggerd en van het nodige voorzien. Dat had behoorlijk wat kosten met zich meegebracht, mede veroorzaakt doordat de jeugd er blijkbaar haar uiterste best voor deed om ’s winters het zwembad te vernielen. Klaas Karmelk, zwemfenomeen 123
De aftredende bestuursleden P. v.d. Blonk, J. Mol en N. van Bremen werden herkozen. Badmeester werd de jeugdige Klaas Karmelk. Met een groep jongens en meisjes, in de leeftijd van 10 tot 14 jaar wist hij goede resultaten te bereiken. Bij het afzwemmen op 27 augustus lieten de badmeester en de jeugdige Philip Witmond (hij was nog maar 14 jaar) een aantal mooie sprongen zien, terwijl de zestienjarige Lauwrens van der Voet aantoonde, dat men onder water evengoed kan… zingen en eten! Hij zong, om in de stijl van de feesten te blijven (Koninginnedag was net geweest) twee coupletten van het Wilhelmus, daarna at hij een appel. Hoe hij dat heeft gedaan bleef een geheim! Al eerder had badmeester R. Oud iets dergelijks gedaan, zie boven... Evenals voorgaande jaren was er een leermoment hoe, met drie bekwame zwemmers, drenkelingen konden worden gered. Het was een schitterend moment toen een grootvader zijn twaalfjarige kleinzoon wilde redden, maar juist andersom door de kleine man van de ‘verdrinkingsdood’ werd gered (19). Gekostumeerd zwemmen Opnieuw hadden later dat jaar een aantal Monnickendammers het zwemdiploma behaald (20). Daarbij ook een aantal personen van buiten de stad. Alle aandacht ging daarna uit naar een nummer gekostumeerd zwemmen, gepresenteerd door leden van de vereniging onder de titel ‘de brigade van Zwammerdam’. Hun optreden was een groot succes. ‘Het zwembad daverde van de lach’, aldus de verslaggever. Bijzonder veel aandacht was er ook voor een reddings-demonstratie waarbij het vervoeren van en bevrijdingsgrepen bij drenkelingen aanschouwelijk werd voorgesteld. ‘Een uitstekende propaganda voor de watersport’, zo eindigt de verslaggever zijn verhaal. De meisjes lieten ook zien wat ze konden. Ze bleken in het water net zo goed thuis als bij moeder in de huiskamer. De middag werd afgesloten met een act van de badmeester, die gekleed en wel, te water sprong en achter een jongen aan ging die de zwemkunst niet machtig was. Alle lof was er voor de jonge badmeester Karmelk, die dat jaar verantwoordelijk was voor het wel en wee van de badgasten. Klaas Karmelk, het zwemfenomeen Maar de badmeester kon meer. Een overzicht van de sportieve verrichten van Klaas Karmelk. Hij was nog maar tien jaar toen hij, samen met vier jongens, waaronder zijn broer Frans, geboren in 1915 en zeven meisjes, op 26 juli 1930 zijn zwemdiploma behaalde (21). Daartoe moest hij dertig meter gekleed zwemmen, zestig meter borst- en zestig meter rugzwemmen. Dat was nog maar het begin. In juli 1934 werden er, ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de Bad- en Zweminrichting Monnikendam en Omstreken, zwemwedstrijden gehouden. Klaas was van de partij. En hoe. Bij een zwemwedstrijd over zeventig meter werd hij 124
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
De Gouwzee, uitdagend water voor lange-afstandzwemmer Klaas Karmelk
eerste met een tijd van 57 seconden. Daarna volgde schoonspringen waarbij Klaas de hoogste score van 89 punten behaalde (22). Tot besluit was er een estafette wedstrijd. Samen met Jan Bakker (1918-) en Regina Klein (Monnickendam 1920-Edam 2015) behaalde Klaas Karmelk ook op dat onderdeel de eerste prijs. De Zwettocht Op zondag 14 augustus 1938 werd de zogenoemde Zwettocht georganiseerd, gehouden in de buurt van Jisp. Het was prachtig weer, het water 22 graden. Er deden 134 zwemmers en zwemsters aan mee, waarvan er 126 de finish bereikten. Het traject van 3,5 km werd door Klaas Karmelk in 73 minuten afgelegd, waardoor hij tot de vijf snelsten behoorde. Ook de nog jonge Cornelis Mol (hij was bijna dertien) en de achttienjarige Bernardus Willibrordus Pelder hebben die tocht met succes voltooid. Alleen de veertienjarige Philip Witmond moest wegens kramp in zijn vingers na twee kilometer opgeven (23) Klaas was vrijwel niet te verslaan. Ook niet toen op Koninginnedag (24) van dat jaar zwemwedstrijden werden georganiseerd, met ook deelnemers uit de omliggende plaatsen. De 100 meter-wedstrijd werd, u raadt het al, gewonnen door Klaas in 1 minuut 31.3 seconde, ruim zestien seconden sneller dan de nummer twee, de twintigjarige Gerrit Johannes Sanders uit Edam. De Gouwzee zwemmend oversteken Maar Klaas Karmelk wilde meer. Op zondagmorgen 11 juni 1939 ondernam hij, samen met de vijftienjarige Gerrit Veltrop, een poging om de Gouwzee van Marken naar Monnickendam over te steken, een afstand van zo’n 5,5 kilometer. Er was weinig wind en daardoor was het water tamelijk kalm. Ze startten vanuit de Marker haven en werden door een kleine volgboot begeleid, om op eventuele calamiteiten voorbereid te zijn. Gerrit Veltrop redde het niet en moest opgeven, maar Klaas zette door en wist na twee uur zwemmen, nog fris van krachten aan te komen, achter de helling van Hakvoort (25). Klaas had de smaak te pakken. Veertien dagen later zag hij kans om het traject 125
De Gouwzee bij Marken
Monnickendam-Broek in Waterland – Zuiderwoude - Monnickendam, zonder onderbreking af te leggen. Behoorlijk ingevet, startte hij zondagmorgen 8 uur vanaf de vesting in Monnickendam. Hij werd gevolgd door een bootje, van waaruit de inzittenden hem af en toe een versterking aanreikten. Onderweg was er veel publiek dat zijn poging bewonderend gadesloeg. Na ongeveer vier uur arriveerde Karmelk fris en monter bij de Pierebaan. Zijn tocht van elf kilometer had hij met succes volbracht (26). Nog was de honger naar succes niet gestild. Vier weken later dook hij opnieuw het water in voor een traject Monnickendam-Marken-Volendam-Monnickendam. In vijf uur en een kwartier wist hij de 16 kilometer af te leggen. De start was vanaf het erf van Muus de Groot. Een motor- en roeiboot volgde, van waaruit af en toe een banaan of wat biscuits werden aangereikt. Het was geen geweldig weer, regen en vrij veel wind op de Gouwzee, maar het deerde Karmelk niet. Om kwart over een kwam hij weer aan bij erf van de heer de Moes, waar hij door veel plaatsgenoten werd opgewacht (27). En passant zwom hij, net als het jaar daarvoor, op 13 augustus de vierde editie van de Zwettocht, waarbij hij weer in de voorste gelederen eindigde. Hij was in het gezelschap van nog meer stadgenoten: Annie Ruig, Bernard Pelder, Kees Mol en Auke Bakker. Ze kregen allemaal het brevet van afstand zwemmen (28). Zoals u eerder las, was Klaas enige jaren badmeester in Monnickendam. Maar hij stopte met zijn werk als metselaar en maakte van zijn zwemcapaciteiten zijn beroep. In het voorjaar van 1940 behaalde hij het diploma zwemleraar, waarna hij op 3 juli 1940 (het was dus al oorlog) in Enkhuizen tot badmeester werd benoemd. Tijdens de zomermaanden van 1940 tot 1946 woonde hij daar op het Westeinde 66. De overige maanden van het jaar was het adres in Monnickendam, Nieuwezijds Burgwal 30 (29), met uitzondering van de maanden november, december 1946 toen het adres Zuideinde 213 Broek in Waterland was. Dat zal verband houden met zijn huwelijk in mei van dat jaar. In augustus 1941 behaalde hij te Heemstede het B-diploma ‘Redden van 126
het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
drenkelingen’ (30). In augustus 1947 deed hij mee met het kampioenschap reddend zwemmen te Winkel, waar hij derde werd. In een krantenrubriek waarin wat onzinnigheden bij elkaar waren gebracht, schreef een niet nader genoemd persoon: ‘De bekende Monnickendammer zwemmer Karmelk neemt elke avond een duik in hun inundatiewater (de Purmer was door de Duitsers onder water gezet) om op de onder water gezette boerderij ‘Landlust’de achtergebleven geit te melken? (31) Klaas trouwde op 21 mei 1946 te Broek in Waterland met Grietje Lof, daar geboren op 23 juni 1921, dochter van landman Cornelis Lof (Broek in Waterland 18811945), in 1905 te Kwadijk getrouwd met Grietje Sanders (Kwadijk 1879-Hoorn 1954, begraven Broek in Waterland). Uit het huwelijk van Klaas en Grietje werden geen kinderen geboren. Klaas Karmelk is niet oud geworden. Hij overleed, kort na middernacht, op 6 januari 1950, pas 30 jaar oud. Zijn beide ouders leefden toen nog. Grietje Lof op 16 september 1953 hertrouwde met Elbertus Abrahams Zweers, geboren in Heusden op 19 maart 1917. Hij was een zoon van de directeur van de Monnickendamse gasfabriek. Johannes Zweers (Hardenberg 1886-Bussum 1966), in 1914 te Heusden getrouwd met Jacoba Cornelia de Bruijn (Heusden 1888-Amsterdam 1964) woonde op de Heerengracht. Elbertus en Grietje zijn naar Hoorn vertrokken waar een dochter werd geboren. Alle foto’s en plakboeken van Klaas zijn door Grietje meegenomen. Ze zijn helaas nooit meer boven tafel gekomen. Het zwembad gesloopt Het zwembad aan de Kloosterdijk heeft geen lang leven gehad. Toen de oorlog uitbrak was er weinig animo. En toen in 1944 de hongerwinter aanbrak werd het bad gesloopt en het hout illegaal opgestookt. Van 1944 tot 1969 was er het Gouwzeebad aan het Hemmeland. Daarna kwam het Sportfondsenbad aan de Wilhelminalaan, gebouwd in 1970 en in 2004 grondig gerenoveerd. Ds. C.A.E. Groot
bronnen Krantenarchief v.h. Waterlands Archief te Purmerend Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel.
noten 1. De oudste teruggevonden persoon is ene Claesgen, de vrouw van Claes Carmelck die in
1607 in Monnickendam is overleden. 2. Een tafelveil is de Noord-Hollandse naam voor een altijd aanwezige vaagdoek of zeemleren lap in huis. Te vergelijken met wat wij een vaatdoek noemen. 3. PC juli 1874 4. PC 16 juli 1879 5. Veltrop blz. 46 6. SPC 23.8.1914
127
7. PC 21.7.1880, NPC 22.7.1880 8. SPC 14.8.1887 9. Het valt op dat mensen die van elders in Monnickendam waren komen wonen, het initiatief namen. Zo bijvoorbeeld de heer Zanen. Een bedrijvig baasje, geboren op 20 februari 1894 te Ammerstol, getrouwd met Leonora Urgenie Clemetine de Hulsters uit Westdorpe. Zanen was waterbouwkundige in maart 1929 vanuit Hindelopen naar Monnickendam gekomen. Hij woonde op de Zarken. Per 1 mei 1929 was hij benoemd tot gemeente-architect. Zanen was niet alleen voorzitter van de zwemclub, maar ook bestuurslid van de Openbare school, gemeenteraadslid van ‘Plaatselijk Belang’ en betrokken bij de oprichting en vele jaren voorzitter van voetbalclub MVV. 10. WA 3.8.1929; 31.8. 1929; 14.9.1929; 18.9.1929 11. WA 26.10.1929 12. WA 9.11.1929 13. WA 17.5.1930 14. WA 9.11.1929. In de jaren dertig was er éen uur gemengd zwemmen, aldus dhr. Voogel, blz. 10 15. WA 11.6.1930 16. WA 11.6.1930 17. J.L. van Baal, geboren op 20 januari 1901 te Amsterdam is maar 1 seizoen in Monnickendam actief geweest. Hij was op 20 juni 1929 in Amsterdam getrouwd met Elisabeth Hofmans, geboren aldaar op 8.2.1899 en in A’dam overleden op 17.1.1966. Bij zijn huwelijk wordt hij zwemmeester genoemd, woonplaats Amsterdam. 18. WA 9.5.1931. Reijer Gerrits Oud, geboren te Broek in Waterland in juni 1900, overleden 25 maart 1959. In 1925 trouwde hij te Beemster met Neeltje Marees, geboren op 31.1.1904 in Beemster overleden op 12.8.1954 te Amsterdam, maar in Monnickendam begraven. Reijer was vanaf 1925 tot 1958 brugwachter, 24 uur per dag, zeven dagen per week, 52 weken van het jaar. Na de oorlog gaf Reijer Oud zwemles in de Broekervaart, waarbij de kinderen zich omkleedden in de villa aan de
128
Nieuwpoortslaan, waar de familie Reijer Oud was komen wonen, na het overlijden van Klaas de Haas in 1935. Hij gaf ook zwemles in Landsmeer. De familie Oud had in de villa ook een groentehandel. 19. PNHC 4.6.1938 20. Het is heel goed mogelijk dat uw voorouders in dat bad hun zwemdiploma hebben behaald. In de bijlage vind u een reeks namen en data van, meest jeugdige, Monnickendammers die in de periode 1930-1940 daar voor zijn geslaagd. 21. Hij was daarmee overigens niet de jongste Monnickendammer die het zwemdiploma behaalde. In juli 1934 was het de zevenjarige Margo Zeeman (Monnickendam 1926-Den Hoorn 1997) die dat presteerde. Ook haar zus Lijane (Monnickendam 1924) en haar vader Jan Zeeman (Den Helder 1894-Den Hoorn 1963) en moeder Asselina Johanna Zeeman-Stremmelaar (Zwolle 1898-Den Hoorn 1984) behaalden het zwemdiploma. De vader van Klaas was voorzitter van de Bad- en Zweminrichting. Ook op 22 juli 1931 meldt ‘De Waterlander’ dat Klaas en zijn broer Frans, o.l.v. badmeester R.G. Oud, het zwemdiploma behaalden. Vermoedelijk was dat een tweede, vervolg diploma, zoals wij voorheen het A.B. en C. diploma kenden, steeds met een zwaardere opdracht. 22. In 1934 waren er twee houten duiktorens geplaatst van respectievelijk 3 en 5 meter hoogte. 23. PNHC 20.8.1938 24. Destijds 31 augustus. 25. PNHC 14.6.1939 26. PNHC 28.6.1939, ‘Volksblad’ 26.6.1939 27. PNHC 26.7.1939 28. PNHC 16.8.1939 29. PNHC 3.7.1940 30. ‘Oprechte Haarlemse Courant’18.8.1941, zie ook nog ‘Het volk’ 17.4.1944 31. PNHC d.d. 4.7.1944 Beuister ook de interviews via ORAL HISTORY, site Oud-Monnickendam
bijlage bij het eerste zwembad en klaas karmelk, het zwemfenomeen
bijlage: behaalde zwemdiploma’s voor zover bekend met geboortedatum Zwemdiploma 26 juli 1930 W. v. Engelenburg, geb. BiW 10.12.1912; Frans Karmelk Gbzn, geb. 18.3.1915; K. Karmelk Gbzn, geb. 19.10.1919; A. Koerse, geb. 11.5.1918; Henk v. Zanten (Santen) geb. 12.3.1917. Dames: K. Sta van Uitert, 8.9.1910; B. Sta van Uitert, 25.5.1914; B. Bouwmeester, M. Bouwmeester, M. Zanen, 10.5.1919; A. v.d. Blonk, 23.3.1918; A. Ruijg. Zwemdiploma 6 September 1930 W. Zanen, 21.7.1921; K. Snieder Kzn, P. Snieder Kzn, W. Snieder Kzn, Joh. Schipper, M. Bootsman, D. Wijchers en de jongeheer J. Bakker. Zwemdiploma 22 Juli 1931 Klaas Karmelk, Frans Karmelk, Dirk Snieder Wzn, W. Snieder Wzn, Dirk Stam, Gerard Bloem, H. Ent, G. Klein, A. Mei, E. Slat, A. van Zanten, 15.9.1917; H. Oosterveld en J. v. Bremen.
Zwemdiploma 17 augustus 1935 G. v. Breemen, G. Bakker, M. Thomassen, G. Mel, B. Pauws, M. Karmelk, A en T. Buitenhuis, allen Broek in Waterland; M. Lommers, W. Kalk, D. Oud, J. en P. Valk uit Amsterdam; S. Bruijn, K. Lodder, W. v. d. Lingen, G. Laagland, Jo Stam Jbzn; Tr. Groot, Den Haag, A. Kroonenburg en Cors Gode uit Landsmeer. Zwemdiploma 27 augustus 1938 Annie Postdijk, 8 jr, 2.8.1929; Annie Karmelk 8 jr, Corrie vd Vegte 8 jr, Nellie v. Schieveen 9 jr, Nellie de Gier, 9 jr, Stientje Holling, 11 jr, 10.4.1927; Benno Witmond, 9 jr, 3.9.1928; Jac vd Blonk. 9 jr, 19.6.1928; Nettie Tuinstra 10 jr, 7.10.1928; Fientje Nierop 10 jr en Betsie Huisman 9 jr, 16.4.1929.
Zwemdiploma 23 Juli 1932 Dames W. Donker uit de Purmer, A. Peereboom, N. StĂśve uit Broek, E. v. Oostveen, N. vd. der Blonk, W. Visser, M. v. Goor uit Monnickendam Heren J. Koning, P. Visser en J.F. Groot, allen uit de Purmer.
Zwemdiploma 26 augustus 1939 A. Lafarque, L. Veltrop Jd, L. Veltrop Pd, V. Bloem, T. Bloem, B. Bloem, F. Wijnbergen, 7.1.1930; D. Buurs, S. Tolman, A. Holman, G. Wildschut, I. Visser, G. Wijchers, P. Bijl, J. Ossebaard, R. Bonte, J. Duif, W. Spaans, F. Vlugt, J. Kwakernaat, Gerbrand Karmelk, P. Zonneveld, 25.6.1930; K. Vos, J. Nierop, P. Mars, H. Bloem, G. Bloem, Jb vd Geer, R. Miedema, Jb Kelderman, H. v Rijn, C. Beunder, G. Slot, B. Spaans en G. Beekman
Zwemdiploma 21 Juli 1934 J. Tromp, Holysloot, N. den Oude, W. v. Waveren, Zuiderwoude, G. Oderkerk, Landsmeer, P. Kool, Broek in Waterland; T. Kroone, Ina Zwaan, 9.5.1919; G. Zeeman. T. Potgieter, 4.11.1922; W. Slot, Ph. Witmond, 7.7.1924; G. Veltrop, 11.12.1923; L. v. d. Voet, Noortje van de Brink, dhr en mevr. Zeeman, allen Monnickendam.
Over de ontbrekende jaren heb ik geen gegevens/namen gevonden. De aandacht van de verslaggevers ging veelal uit naar Purmerend en Edam. Maar we mogen er vanuit gaan dat er elk jaar Monnickendammers het zwemdiploma hebben behaald.
129
Het gezin Scharten in 1946. Op pagina 138 de namen van de kinderen Schets van dominee Scharten op de preekstoel
130
Ds. Theodoor Scharten Jr. Evangelisch-Luthers predikant in Monnickendam van 1933-1946 De Evangelisch-Lutherse kerk aan het Zuideinde 39 staat er nog, maar heeft eind 2001 een andere, meer culturele en maatschappelijke bestemming gekregen. De Evangelisch-Lutherse gemeente is 1 mei 2004 opgegaan in de Protestantse Kerk van Nederland (PKN). De Lutherse gemeente van Monnickendam zou dit jaar driehonderdtachtig jaar hebben bestaan. Gedurende die tijd hebben zesenvijftig predikanten de gemeente gediend. Het begon in 1636 toen ene Pieter van Aengelen of Engelen voor het eerst in Monnickendam het evangelie predikte op een manier, waarvoor Dr. Maarten Luther (Eisleben 1483-1546) in 1530, via de Augsburgse Confessie (belijdenis, caeg), het fundament had gelegd. Van Aengelens gehoor bestond voor een belangrijk deel uit loonmaaiers (hannekemaaiers) uit Duitsland, die in het voorjaar naar Nederland kwamen om op het land te werken. Een aantal van hen vond hier een echtgenote, waardoor zij tot de stadsbevolking gingen behoren. De Duitse familienaam werd meestal ‘vernederlandst’ (1). Momenten uit de geschiedenis van de Evangelisch-Lutherse Kerk zijn in enkele jaarboekjes aan de orde geweest. O.a. de Hervormde predikant Ds. A.G. Soeting (Amsterdam 1927-2012), heeft er aandacht aan besteed (2). Ds. Theodoor (Theo) Scharten Jr. Dit verhaal gaat over een man die tijdens de vorige eeuw in de Lutherse Kerk een belangrijke rol heeft gespeeld: Ds. Theodoor (Theo) Scharten Jr, in Monnickendam een bekende en gerespecteerde persoonlijkheid (3). Hij was de opvolger van ds. H. J. Jaanus die, na twee jaar de gemeente te hebben gediend, in juni 1932 naar Nijmegen was vertrokken (4). Van 16 juli 1933 tot 28 februari 1946 was ds. Scharten predikant van de Evangelisch-Lutherse gemeente in de stad, waar toen iets meer dan 2500 mensen woonden. Daarvan behoorden tussen de tweehonderd en tweehonderdvijftig mannen, vrouwen en kinderen tot de Lutherse gemeente, zo’n 9 à 10% van de bevolking dus 131
(5). Lutherse families waren in die tijd o.a. Hartwigse(n), Hoppe, Klein, Mol, Lammes, Lakeman, Martis, Meij, Middelbeek, Ruiter, Schweeke, Stöve, Strubbe, Veltrop, Verweij en de Waart. Dubbele taak Evenals zijn voorganger was Scharten verantwoordelijk voor twee gemeenten, want ook de Lutherse gemeente van De Rijp viel onder zijn verantwoordelijkheid (6). De afstand Monnickendam-De Rijp is hemelsbreed iets meer dan 17 kilometer, over de weg zo’ n 21 kilometer. Van juli 1895 tot september 1931 was er een tramverbinding tussen Purmerend en Alkmaar, via Beemster en De Rijp. Maar het gebruik van deze tram zou voor Monnickendammers een hele omweg (via het Schouw) betekenen. Op 19 mei 1923 meldde de Waterlander dat ‘alle Waterlandse dorpen, waaronder De Rijp, per autobus konden worden bereikt’. Ds. Scharten maakte daar echter geen gebruik van. Op zondagmorgen deed hij dienst in Monnickendam en ging dan door weer en wind op de fiets of tandem naar De Rijp, waar gewoonlijk ‘s middags om drie uur dienst werd gehouden (7). Na de oorlog werd hij door Elbert Visser met de auto gebracht, want Ds. Scharten reed in die tijd geen auto (8). Pas op latere leeftijd, toen hij in Nijmegen woonde, heeft hij zijn rijbewijs gehaald. Al die jaren daarvoor reisde hij met het openbaar vervoer naar gemeenten en locaties elders in het land, waar hij gevraagd was om voor te gaan of te spreken. Herkomst van de familie Scharten Uit de oudste, tot op heden bekende gegevens uit ongeveer 1750 blijkt, dat de vermoedelijk adellijke familie Scharten (von Scharten) oorspronkelijk uit de plaats Oels in Silezië kwam. Een gebied dat in voorgaande eeuwen deel uitmaakte van de staat Pruisen (9). Er bestaat echter ook een dorpje Scharten in de deelstaat Opper-Oostenrijk. Kijken we nu naar het leven en werken van Ds. Th. Scharten Jr, dat ik heb verdeeld over drie perioden: 1 de periode vóór Monnickendam, 1907-1933 (pagina 133 e.v.) 2 de periode in Monnickendam, 1933-1946 (pagina 136 e.v.) 3 de periode na Monnickendam, 1946-1998 (pagina 151 e.v.)
132
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
1. de periode voor monnickendam, 1907-1933 Stadskanaal Theo Scharten werd op vrijdag 21 juni 1907, ‘s morgens om tien uur geboren in de pastorie van de Lutherse Kerk te Stadskanaal, gemeente Onstwedde. Die pastorie stond op de hoek van de Drouwenermond. Stond, want het huis is afgebroken. Hij was een telg uit een predikantenfamilie die al honderddertig jaar de Lutherse Kerk in Nederland had gediend. Zijn vader, Theodoor Scharten Sr. (Leeuwarden 1872-Zeist 1943), was Luthers predikant te Stadskanaal van 1898 tot 1907 (10). Hoorn Op zondag 15 september 1907 werd Theo in de Lutherse kerk van Stadskanaal door zijn vader gedoopt. Een maand later verhuisde het gezin naar Hoorn, omdat Scharten Sr. een beroep naar de Hersteld Lutherse gemeente (11) aldaar had aangenomen. Zij woonden in de pastorie naast de in 1769 gebouwde kerk met als adres, de Ramen 2. In deze Westfriese stad heeft Theo Scharten zeven jaar van zijn leven doorgebracht en ging hij er voor het eerst naar school, zeer waarschijnlijk de ‘School met den Bijbel’. Toen de staatsman Dr. Abraham Kuijper (hij was de oprichter van de Anti Revolutionaire Partij, in 1973 opgegaan in het CDA) in oktober 1907 zijn 70e verjaardag vierde werd hem, tussen de vele blijken van waardering een speciale hulde bereid door ds. Scharten Sr. In Den Haag bood hij, namens 35.574 kinderen van 312 bijzondere scholen, een aantal boeken aan, door vier jongens en meisjes gedragen, waarin deze kleine kinderen zelf hun naam hadden geschreven. Gouda Juni 1914 volgde er opnieuw een verhuizing, dit keer naar Gouda. Op Theo’s verjaardag – 21 juni – deed vader Scharten intrede in de Lutherse Gemeente aldaar. De kerk, de Sint Joostkapel uit 1682, stond (en staat) op de hoek van de Lage Gouwe en de Groenendaal. In Gouda woonde het gezin – vader, moeder en drie kinderen – op verschillende adressen. De eerste vijf jaar in de Crabethstraat 4, een zijstraat van de Kattensingel. Vervolgens drie maanden aan het Regentesseplantsoen 13, een straat die parallel liep aan de Kattensingel. Vanaf augustus 1919 was het adres Blekerssingel 133
78. In september van dat jaar kwam Theo’s grootmoeder, Emma van Buuren - Bornscheuer, vanuit Amsterdam bij hen wonen. Haar man, Hendrik van Buuren was, drie dagen na zijn broer Caspar, in maart 1895 in Amsterdam overleden. Scharten junior, nog maar dertien jaar, slaagde in juli 1920 voor het toelatingsexamen van het openbaar gymnasium te Gouda, sinds 1890 aan de Westhaven gevestigd. Hij zou zijn opleiding daar echter niet afmaken. Op de Blekerssingel overleed op 29 augustus 1921 Theo ‘s oudere broer Hendrik, nog maar zestien jaar oud. Dat heeft Theo blijkbaar veel gedaan, want op latere leeftijd zette hij het portret van zijn overleden broer steeds meer in zijn gezichtsveld. En op veel familiefoto’s kwam zijn ingelijste fotoportret voor, als een in gedachten aanwezige, aldus een familielid, die daaraan toevoegt: ‘Henks ferme gelaat en zijn matrozenbloes zullen mij door zijn foto altijd bij blijven’. Henk werd op begraafplaats ‘Zorgvlied’ te Amsterdam begraven. In Gouda vierde vader Scharten - mei 1923 - dat hij 25 jaar predikant was. Een maand later deed hij dat nog eens over in Stadskanaal, waar hij zijn bediening was begonnen. Nijmegen In september 1923 vertrok het gezin naar Nijmegen. Vader Scharten had een beroep naar de Lutherse gemeente in deze stad aangenomen (12). Ook oma van Buuren ging met hen mee. Het gezin Scharten ging wonen op de Berg en Dalscheweg 54. Een huis dat in 1891 door de Lutherse Kerk was aangekocht en sindsdien als pastorie dienstdeed. In de pastorie woonde in 1928 enige tijd ook een ongehuwde dochter van grootvader Karel Scharten, zendelinge Cornelia Elisabeth Scharten (13). Voor de jonge Scharten begonnen in Nijmegen een paar belangrijke jaren. – Hij maakte de verandering van kerkgebouw mee. Op 24 maart 1924 kocht de Lutherse gemeente voor f 10.000 een uit 1898 daterend evangelisatielokaal aan de Prins Hendrikstraat, dat toen leeg stond. Het werd verbouwd en vergroot en op 28 september 1924 in gebruik genomen. De oude kerk aan de Grotestraat werd voor f 5000,- verkocht. De preekstoel, het orgel, de klok en de banken kregen een plaats in de nieuwe. – Op 9 oktober 1927 werd hij door zijn vader aangenomen en op de tiende bevestigd als lid van de Evangelisch Lutherse gemeente. – Een klein jaar later - juli 1928 - slaagde hij aan het Stedelijk Gymnasium van Nijmegen (Kronenburgsingel) voor zijn eindexamen. Een maand later overleed oma van Buuren, 84 jaar oud. Ze werd begraven op begraafplaats ‘Rustoord’ in het dorp Diemerbrug, nu Diemen. Theo’s oudere broer Karel (Stadskanaal 1904-Zeist 1994) was in Nijmegen enige tijd 134
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
ambtenaar ter secretarie van het stadhuis. In diezelfde periode was hij secretaris van de Zendingscommissie van het Nederlands Jongeren Verbond en vanaf 1928 ook administrateur bij de Zendings Studie Raad. Rond 1930 verhuisde hij naar Zeist waar hij in september 1935 trouwde. Amsterdam In september 1928 ging Scharten Jr. naar het, in 1816 door koning Willem I gestichte, Evangelisch Luthers Seminarium, bij de oprichting ‘Lutherse Kweekschool’ genoemd, om opgeleid te worden tot predikant. De colleges vonden plaats in de Ronde Lutherse kerk, ook wel de ‘Lutherse dikzak’ genoemd vanwege zijn vorm, aan het Singel te Amsterdam of bij één van de hoogleraren aan huis. De opleiding was vanaf 1876 nauw verbonden aan de Gemeentelijke Universiteit van de stad (14). Omdat de afstand Nijmegen-Amsterdam te groot was om dagelijks heen en weer reizen, werd in de stad onderdak gezocht. Eerst woonde Theo Scharten een maand of vijf in het gebouw van de A.M.V.J. aan de Stadhouderskade 9 te Amsterdam (15), maar vanaf 12 februari 1929 had hij woonruimte in de van Breestraat 33. Een pension met meerdere woonunits, waarmee eigenaar G.J. Middelbergh regelmatig adverteerde. Op 14 januari 1930 verhuisde Theo naar de nabij gelegen van Eeghenstraat 38. Eind mei 1931 was het daar even schrikken, want toen moest de brandweer eraan te pas komen om een binnenbrandje te blussen. Op 4 september 1931 volgde een laatste verhuizing naar de Frans van Mierisstraat 103, niet ver van het concertgebouw. Daar werd hij op 7 december 1931 uitgeschreven en vertrok hij naar zijn ouderlijk huis in Zeist (16). In oktober 1929 slaagde Theo Scharten voor zijn propedeuse, de eerste fase van de studie ‘Godgeleerdheid’, theologie dus. Twee jaar later, oktober 1931, rondde hij zijn studie af en was hij kandidaat (17). Hij liet een visitekaartje maken met daarop het bereikte resultaat. Zijn eerste voorstel (een predicatie) hield hij op 20 februari 1932 in de Spuikerk te Amsterdam over Hand. 9:6. Zijn eerste dienst leidde hij in Wildervanck op 24 april van dat jaar. De kranten meldden in die periode o.a. spreekbeurten in Veendam, Stadskanaal, Hilversum, Bussum, Monnickendam, Den Helder en De Rijp. Veel reizen dus en allemaal met openbaar vervoer. Na een kerkelijk examen in 1933 werd Theodorus Scharten proponent en daarmee beroepbaar in Lutherse gemeenten (18). Verloving en huwelijk Tijdens zijn studie leerde hij Maria Francina Jozephina Carolina (roepnaam Mieke) Schröder kennen, geboren op 20 februari 1905 in de Slotstraat te Culemborg, dochter van Jacob Christian Schröder (Zwolle 1877-Voorburg 1966) die op 15 januari 1903 in Haarlem was getrouwd met Nevina Mathilda Stricker (Amsterdam 135
1879-Voorburg 1958). Evenals Theo kwam ook Mieke uit een predikantenfamilie. Zowel haar vader Jacob Schröder, als haar grootvader Johannes Elias Schröder, waren Luthers predikant. De verloving was in maart 1930, de ondertrouw op 20 juni 1933 in Amsterdam, waar op 5 juli ook het huwelijk werd Verlovingsfoto van Mieke Schröder en Theo Scharten gesloten. De kerkelijke inzegening vond plaats in de kapel van de Lutherse Diaconessen Inrichting te Amsterdam en werd gedaan door Schartens schoonvader, ds. Schröder. De bruid Net als haar echtgenoot was ook Mieke Schröder enkele keren verhuisd. Haar vader die in februari 1903 in Culemborg bevestigd was, nam in 1908 een beroep naar Nijmegen aan. Dat duurde tot 1915, want begin dat jaar werd hij benoemd tot directeur van de Lutherse Diaconessen Inrichting te Amsterdam. De toen bijna tienjarige Mieke verhuisde mee naar Amsterdam. In juli 1922 slaagde zij daar voor haar MULO-diploma en in 1930 voor het diploma ‘Kinderverzorging en Opvoeding’ aan de School voor Maatschappelijk Werk te Amsterdam. Tijdens een stagejaar werkte zij in Lunteren in een tehuis voor zwakzinnige kinderen en in Amersfoort in een huis voor moeilijk opvoedbare kinderen. Ook was ze werkzaam in het Lutherse kinderherstellingsoord ‘Erica’ in Huizen (‘t Gooi) en in een buurthuis te Nieuw-Dordrecht (Drente). 1 juni 1924 werd Mieke lidmaat van de Lutherse gemeente van Amsterdam. Op jonge leeftijd was ze al een goede amateur-pianiste, aldus een familielid. Vanaf 1928 tot haar huwelijk was Mieke zuster bij de Johanniter Orde (19). In die periode was zij ook reserve zuster in de Lutherse Diaconessen Inrichting te Amsterdam. Het zou heel goed kunnen dat Theo en Mieke elkaar daar hebben leren kennen.
2. de periode in monnickendam, 1933-1946 Eerder las u dat er een samenwerking was tussen de Lutherse gemeente van Monnickendam en die van De Rijp. Na het vertrek van Ds. Jaanus in de zomer van 1932 hadden de kerkenraden van beide gemeenten een beroep gedaan op Ds. Theodoor Gotlieb Stellweg te Delft. Maar deze liet in januari 1933 weten, dat hij niet naar Monnickendam zou komen. Achteraf bezien zal men dankbaar zijn geweest voor deze beslissing, want Ds. Stellweg overleed in augustus 1935, nog maar 47 jaar oud (20). 136
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
Roeping en bevestiging Daarna kwam proponent Scharten in beeld. Beide gemeenten kenden hem van de diensten waarin hij was voorgegaan. In een gezamenlijke vergadering van de kerkenraden van Monnickendam en De Rijp werd met algemene stemmen op 1 mei 1933 een beroep op hem uitgebracht (21). Op grond van voorafgaande gesprekken was de verwachting, dat hij het beroep zou aannemen en dat was ook zo. In een brief aan beide kerkenraden d.d. 12 mei schreef Scharten jr: ‘Eerwaarde heren, bij dezen heb ik de eer U mede te deelen, dat ik het door Uwe vergadering van 1 mei l.l. op mij uitgebrachte beroep naar Monnikendam-De Rijp aanneem, onder aanvaarding van hetgeen in de beroepingsbrief en beroepsvoorwaarden vermeld staat. Moge Gods zegen op dit alles rusten. Onze hulp en sterkte verwachten wij van Hem. Met verschuldigde Hoogachting, Th. Scharten, Ev. Luth. Prop’. Twee maanden later, zondag 16 juli 1933, vond in een stampvolle kerk te Monnickendam de bevestiging plaats, waarbij de predicatie werd verzorgd door ds. H.J. Jaanus uit Nijmegen. Het was een hartenwens van ds. Scharten Sr. dat hij zijn jongste zoon persoonlijk in het ambt zou mogen bevestigen. Aldus gebeurde. Na de prediking werd ds. Scharten jr. door zijn vader bevestigd en ingezegend tot leraar van zijn eerste gemeente. De nieuwe ‘herder’ sprak ‘s avonds bij Monnickendam De Rijp zijn intrede in een stampvolle kerk over 2 Cor. 4:5 (wij prediken niet onszelf maar Christus als Here), waarna door de gemeente de zegenbede werd gezongen (22). Een week later werd de nieuwe pastor in de Lutherse gemeente van De Rijp bevestigd. De werkzaamheden van ds. Scharten. In de beroepingsbrief was aangegeven wat de werkzaamheden van de predikant in beide gemeenten zouden zijn: * het leiden van godsdienstoefeningen op alle zondagen, ‘s morgens en ‘s avonds, ook tijdens de kerkelijke feestdagen en tijdens de lijdensweek voor Pasen. * daaronder vier Avondmaalsdiensten. * minstens twee keer per jaar alle lidmaten bezoeken * catechisatie (geloofsonderricht) geven * de kerkenraden in kennis stellen van alle brieven die bij hem bezorgd zouden worden * permissie om vier weken per jaar buiten de gemeente verblijven, maar dan wel de spreekbeurten regelen * vrij wonen met gebruikmaking van de tuin 137
* reis- en onkosten mochten worden gedeclareerd Zijn tractement bedroeg f 2800,- per jaar, omgerekend f 233,33 per maand. De pastorie in Monnickendam Op 6 augustus 1933 volgde inschrijving in het register van de Burgerlijke Stand van Monnickendam. Voor beide was de kerkelijke attestatie van Amsterdam eerder dat jaar - 22 juni- afgegeven. Het echtpaar Scharten, nog maar net getrouwd, nam z’n intrek in de Lutherse pastorie in de Kerkstraat, wijk II/118 (23). Dat huis kreeg in 1938 nummer 32 en stond (en staat) naast gebouw ‘Samuël’ (24). Het was kort daarvoor keurig schoongemaakt door twee dames van de gemeente, Jannetje Hartwigse (1904-1990) en Saartje Schweeke (1913-na 1994 Swaensborch), o.l.v. mevr. Hermina Nienhuis-Neef (1864-1961) (25). De verhuiskosten werden door de gemeenten vergoed. De pastorie vertoonde blijkbaar regelmatig gebreken, want naast de maandelijkse vaste uitgaven, waaronder verzekeringen, waren er regelmatig reparaties nodig. Lampen moesten worden vervangen, een lekkende waterleiding gerepareerd, meerdere keren geschilderd en gestukadoord en een goot vernieuwd. Daarnaast vroeg de tuin het nodige onderhoud. Dat alles voor rekening van de kas van de Kerk. Kinderen Het echtpaar Scharten kreeg zes kinderen, waarvan de eerste in Amsterdam werd geboren, vermoedelijk in een ziekenhuis. De doop van deze kinderen was een echte familieaangelegenheid. Zowel vader als grootvader en schoonvader waren erbij betrokken. – Theodoor (Amsterdam 30 mei 1934- Best 2012), doop op 1 juli door vader Scharten. – Nevina Mathilda, 16 september 1935, doop op 27 oktober door schoonvader Schröder. – Carel Anne, 13 oktober 1937, doop op 21 november door grootvader Scharten. – Emma Frederica Augusta, 22 mei 1940, doop op 23 juni door 138
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
grootvader Scharten. – Jacoba Christina, 10 augustus 1942, doop op 4 oktober door schoonvader Schröder. – Hendrik Caspar Coenraad, 9 januari 1945, doop op 14 februari door vader Scharten zelf. De oudste kinderen gingen naar de ‘School met de Bijbel’, waar dhr. J. Oosterveld hoofdonderwijzer was. De tijdsomstandigheden in de periode 1933-1940 Ds. Scharten begon zijn werk in een moeilijke periode van de geschiedenis. Ontwikkelingen in Duitsland (Hitler kwam in 1933 aan de macht) vormden een steeds groter wordende dreiging voor de vrede en veiligheid in Europa. Twee dagen voor Schartens bevestiging was in Duitsland de NSDAP uitgeroepen tot de enige legale politieke partij. Wij weten wat de gevolgen waren, maar de mensen van toen moesten dat nog allemaal ontdekken en aan den lijve ondervinden. Op economisch en maatschappelijk terrein was sprake van een grote depressie. Die was begonnen met de dramatische koersval van Wall-Street in New York, oktober 1929. Dat had wereldwijde gevolgen, waaronder een grote werkeloosheid onder de mannelijke bevolking, waardoor ook hun vrouwen en de kinderen werden getroffen. Velen waren afhankelijk van kerkelijke steun en/of bijstand vanuit het Rijk. Deze maatschappelijke ontwikkelingen troffen ook Monnickendam, maar het leven en het kerkenwerk gingen gewoon door. Diverse beroepen Een dominee is een aantal jaren in dezelfde gemeente werkzaam, maar van elders kan er een beroep op hem worden uitgebracht. Dat overkwam ook ds. Scharten. Hij stond twee jaar in Monnickendam toen de Lutherse gemeente Doesburg-Apeldoorn hem graag als voorganger wilde hebben. Maar Schartens antwoord was nee. Een jaar later werd hij gepolst door de Lutherse gemeenten van Den Helder en Bodegraven en stond hij dat jaar ook op een lijst van drie kandidaten voor een beroep naar Weesp. Ook nu was zijn antwoord afwijzend. In 1939 volgde opnieuw plaatsing op een kandidatenlijst, dit keer van Naarden-Bussum. Maar Scharten bleef Monnickendam trouw. Het zou een periode van dertien jaar worden, waarbij de oorlog wel een rol zal hebben gespeeld. Diensten in het land Vanuit Monnickendam ging ds. Scharten ook voor in diensten elders in het land, zoals in de Lutherse gemeenten Bussum, Amsterdam, IJmuiden, Doesburg, Haarlem, Leiden, Rotterdam. U kunt zich voorstellen wat een tijd dat reizen heeft gekost voor iemand die geen autoreed. Ook werd hij enkele keren (1934, 1936) gevraagd om voor de NCRV-radio de morgenwijding te verzorgen. 139
Het kerkgebouw De Lutherse kerk zag er vanbinnen keurig uit. Maar de verwarming liet te wensen over. Als ‘s winters de temperatuur soms tot ver onder het vriespunt daalde, dan ging mevrouw Scharten, alvorens de kerk binnen te gaan, eerst naar het stovenhok rechts van de ingang. Daar kreeg zij een stoofje met gloeiende kooltjes. Zo ‘n stoofje was van hout, aan éen kant helemaal open en aan de andere drie zijkanten en bovenop gaatjes. Door de open kant kon je het bodempje van aardewerk, met daarin de kooltjes, in de stoof zetten en je voeten erop warmen. In het zomernummer van Sola Fide 1955, toen ds. Scharten terugkeek op zijn periode Monnickendam, schreef hij daarover: ‘Nog ruik ik de ietwat drukkende lucht van ‘dove kolen’ die onlosmakelijk aan de ruw-houten stoven van de Lutherse kerk in mijn eerste gemeente verbonden was. In de winter dan altijd natuurlijk. ’s Zomers was het weer anders. Dan hing er een typische geur van vocht die toen niet onaangenaam aandeed’. ‘Er zijn meer associaties; ik hoor allerlei geluiden. Het knerpen van wat zand op de twee zijpaden en de planken tussen de rijen stoelen in het middenvak. Het tjinkelen van het belletje onder aan de collectezak. Het gestommel op het trapje ‘naar kerkenkamer’ als de koster naar boven kwamen om met brede zwaai de deur open te gooien: ‘asjeblieft heren’, teken dat de dienst kon beginnen’. Kerkkoor In augustus 1936 richtte ds. Scharten een kerkkoor op. De repetitie was op dinsdagavond van acht tot half tien. De contributie bedroeg 15 cent per maand en er waren ongeveer twintig leden. Het koor werd geleid door de bekende musicus en dirigent (hij was oorspronkelijk stukadoor) Lourens Gerhard Siemer (Monnickendam 18901966). Een lidmaat van de Lutherse Kerk die in Monnickendam verschillende koren onder zijn hoede had. In 1914 was hij te Enkhuizen getrouwd met Reinoutje Keesman (Enkhuizen 1892-Monnickendam 1968) Tijdens de repetities werd er meer gelachen dan gezongen. Daarbij was meubelmaker Chris Altman, geboren in 1913 te Edam, meestal de gangmaker. Hij was in 1935 in de stad gekomen en woonde op het Zuideinde 78, niet ver van de kerk. Antje Edelenbos-Klein (Monnickendam 1882-1944), vroeg eens tijdens een repetitieavond: ‘Hoe zit dat, zingen we nog voor onze 15 cent’? Mevr. Edelenbos had wel wat met geld. In juni 1928 werd ze penningmeesteresse van de vereniging voor Volksonderwijs. Ook haar man, Lucas Edelenbos (Kampen 1893-Monnickendam 1976) kon met geld omgaan. In 1928 was hij de penningmeester van een klein bestuur dat een bazaar en verloting opzette, omdat het orgel van de kerk aan vernieuwing toe was. In 1965 was hij vijfentwintig jaar lid van de Lutherse Kerkenraad. Terug naar het koor. Het zou op 1 november 1936 voor het eerst in de kerk zingen. Maar de koorleden kwamen niet opdagen. Er was sprake van strenge vorst waardoor je van Monnickendam naar Marken v.v. kon schaatsen. Voor mensen zonder werk, 140
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
en dat waren er nogal wat in die tijd, de mogelijkheid om wat bij te verdienen, bijvoorbeeld door het verkopen van koek en zopie (een mix van bockbier, rum, eieren, kaneel, kruidnagels en dat opgewarmd). En voor een klein bedrag konden de schaatsers, die naar Marken wilden, de banden van hun houten schaatsen door hen stevig laten vastmaken. Het was crisistijd, dus elke cent telde (26). De ‘Grote Kring’ Het zal u niet verbazen dat het koor maar een kort leven heeft gekend: twee jaar. In 1938 ging het zingen over in een maandelijkse bijbelkring, geleid door ds. Scharten. De bijeenkomsten, waar ruim dertig leden kwamen, vonden plaats in het clubhuis naast de kerk Dat was het in 1935 verbouwde zoutpakhuis dat men, op initiatief van ds. Scharten, voor f 300,- had gekocht van Goof Meij (hij had een visrokerij op ‘t Prooijen) en ingericht voor bijeenkomsten. Meij was lid van een grote familie van visrokers, waarvan een flink aantal tot de Lutherse gemeente behoorde Omdat ds. Scharten tijdens de oorlog, wegens later te noemen omstandigheden, niet altijd beschikbaar was, werd ‘De Grote Kring, zoals deze bijeenkomst werd genoemd, óf bij de familie Ruiter thuis, óf in Katwoude bij de familie Koolhaas gehouden. Meester Koolhaas (Enkhuizen 1910-Texel 1966)) leidde dan, samen met schilder Cornelis Ruiter (Monnickendam 1897-1969), deze bijeenkomsten. De dames moesten in dat geval lopend naar Katwoude en dat was geen pretje vanwege de duisternis (spertijd). Om hun angst te verbergen zongen ze onderweg. Maar hun ‘moed’ werd beloond, want in Katwoude kregen ze koffie! Handwerkclub Net als bij veel ander kerkelijk werk, nam in de jaren zestig de animo voor bijbel en geloof gaandeweg af. En toen de enige man in het gezelschap, Cornelis Ruiter in 1969 overleed, werd besloten van de bijbelkring een handwerkclub te maken. Ongeveer twintig vrouwen deden eraan mee, terwijl er ook Hervormden, Katholieken en niet-gelovigen bij kwamen De bijeenkomsten werden van de avond naar de middag verlegd. Wat door de dames werd gemaakt, ging naar Roemenië of Namibië, naar een partnergemeente van de Lutherse Kerk. In september 1996 vierde deze handwerkclub haar zestigjarig bestaan met een etentje (27). Jonge Ledenkring Er bestond ook een Jonge Leden kring, eveneens geleid door ds. Scharten. De notulen van deze kring uit de jaren 1944 en 1945 zijn bewaard gebleven (28). Daaruit blijkt dat er, met name na de bevrijding, intensieve contacten waren met Lutherse jeugdverenigingen elders in Noord-Holland, zoals Den Helder, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik en Purmerend. De Lutherse gemeente driehonderd jaar oud Op 1 november 1936 vierde de Lutherse gemeente haar 300-jarig bestaan. Na het zingen van het Lutherlied ‘Een vaste burcht is onze God’ en het uitspreken van de 141
Augsburgse Confessie (geloofsbelijdenis), hield ds. Scharten een predicatie over Ps. 34:4 ‘Roem met mij de grootheid van de Heer, sluit u aan om Zijn naam te verheffen’. In de avondbijeenkomst was de oud-predikant Ds. Lambertus Schutte (Weesp 1874-Amsterdam 1951) uit Amsterdam aanwezig. Hij diende de gemeente van 1900 tot 1903. Als voorzitter van de Synodale Commissie van de Evangelisch Lutherse kerk in Nederland bracht hij een welkomstgroet en gelukwens over. Daarna schetste ds. Scharten in grote lijnen, vanuit de archieven, hoe het de kerk in het verleden was vergaan (29). Al eerder, in december 1934, had hij, vanwege het feit dat de Lutherse Bijbelvertaling vierhonderd jaar daarvoor was ontstaan, een lezing gehouden over het ontstaan van deze Bijbelvertaling. Scharten bleek goed op de hoogte van de geschiedenis van zijn kerk, is de conclusie die je kunt trekken uit het verslag in de krant. Diezelfde dag mocht hij van 10.1510.45 uur voor de NCRV-radio een morgenwijding verzorgen. Dat zal een geheel nieuwe ervaring voor hem zijn geweest (30). Een nicht - zendelinge uit Tibet – op bezoek In september 1936 was Elize Scharten te gast, een tante van ds. Scharten (31). Ze werd Elize genoemd, maar heette Cornelia Elisabeth. Elize was een ongehuwde zendelinge die van 1912 tot 1945 werkte onder de bergstammen in Tibet. Deze periode werd drie keer onderbroken voor een periode van verlof (1919-1921, 1927-1929 en 1934-1936). Dan verbleef ze in Nederland en hield op uitnodiging allerlei spreekbeurten. Zo ook in 1936 toen ze in Monnickendam kwam vertellen over het werk onder de Tibetanen in de stad Likiang. Eerder las u dat ze in 1928 enige tijd bij ds. Scharten Sr. in Nijmegen woonde. Orgel Op zondag 20 december 1936 – vierde advent – werd het, door de firma H.W. Flentrop in Zaandam gerestaureerde orgel, opnieuw in gebruik genomen. Anders dan voorheen, had het nu twee klavieren en een vrij pedaal. Maar het front was hetzelfde gebleven en paste geheel in de stijl van de kerk (32). Het werd tot dat jaar 1936 gestemd door de fa. Steenkuijl/Recourt voor f 12,50 per jaar, daarna nam de fa. Flentrop de jaarlijkse onderhoudsbeurt voor haar rekening, wat overigens wel meer kosten met zich mee bracht. Ds. Scharten vertelde de aanwezigen iets over de geschiedenis van dit, uit 1782 stammende, orgel. Daarna sprak hij over een bijbelgedeelte - Ef. 5:1921- waar het gaat over lofzang in de samenkomst 142
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
van de gemeente. De zeer bekende organist van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk uit Amsterdam, Jan Zwart (Zaandam 1877-1937), bespeelde die dag op schitterende wijze het verbouwde orgel en begeleidde de samenzang van enkele bekende kerstliederen. Veertig jaar later zou het orgel echter opnieuw een restauratie moeten ondergaan (33). Muzikaal Tijdens de herdenking van zestig jaar E.L.zondagsschool in 1969 werd genoteerd: ‘De muzikale begeleiding van de zang van de kinderen is altijd een zwakke schakel in het zondagsschool werk geweest. Ds. Scharten zorgde ervoor, dat er een klein draagbaar orgeltje voor de zondagsschool kwam. Hijzelf begeleidde hiermee wekelijks de kinderzang’. Dat orgeltje zou ook later in zijn leven nog een rol spelen. In de pastorie te Monnickendam had de familie Scharten enkele jaren een harmonium ter beschikking, vermoedelijk afkomstig uit de nalatenschap van Schartens vader die in 1943 was overleden. Om aan geld te komen is dit traporgel tijdens de oorlog verkocht aan een stadgenoot op de Zarken. Toen het na de oorlog maatschappelijk beter ging, heeft deze koper het orgel doorverkocht aan de heer Oosterbaan. Die had - als curiositeit - een reeks klokken en orgels in zijn restaurant ‘Stuttenburgh staan’. Na sluiting van de Stuttenburgh in 1979 ging de exploitatie verder in de voormalige haringhallen, ‘Nieuw Stuttenburgh’. Toen ds. Scharten, vanwege zijn Het harmonium, uit de pastorie in de Kerkstraat, in 83e verjaardag, in MonnickenNieuw Stuttenburgh dam een etentje aangeboden had gekregen, zag hij in ‘Nieuw Stuttenburgh’ tot zijn verrassing het orgel staan dat destijds in zijn pastorie van Monnickendam stond. Hij heeft er bij die gelegenheid nog eens op gespeeld, zo vertelde een familielid. Na de oorlog stond er in huize Scharten te Rotterdam ook een piano, waar zowel vader als moeder gebruik van maakten. Ds. Scharten was ook een goed zanger. In de gemeente zorgde hij ervoor, dat de liederen op een redelijk tempo werden gezongen. 143
Zondagsschool Dat de kinderen van de gemeente hem ter harte gingen, zal u niet verbazen. Niet voor niets was hij van 1941-1953 voorzitter van de Zondagschoolcommissie van de Evangelisch Lutherse Kerk in ons land en vanaf augustus 1941 ook bestuurslid van de landelijke Nederlandse Zondagsschool Vereniging. Mevrouw Mieke Scharten-Schröder verzorgde van twee tot drie uur de zondagsschool, samen met enkele zusters in de gemeente, waaronder Jannetje Ruiter (Monnickendam 1921-Swaensborch), Greet de Waart-Knijf (1906-1993) en Elisabeth (Lies) Veltrop (Monnickendam 1929-Heerhugowaard 2009) (34). Als je zes jaar was dan mocht je naar die zondagsschool. Werd je veertien dan moest je er af. Tijdens de kerstfeestviering kreeg je dan een diploma en een bijbeltje. Meestal ging je dan over naar de catechisatie, deed je op 18-jarige leeftijd belijdenis en werd je daarna lid van de Jonge Leden kring, die onderdeel was van de Lutherse Jeugdbond en weekends in het hele land organiseerde, waar ook de Monnickendamse jongeren naar toe gingen. In het clubhuis was op woensdagmiddag de meisjesvereniging (handwerken), waar mevrouw Scharten de leiding had. Zij was ook penningmeesteresse van de Christelijke vakantiekolonies, afdeling Monnickendam. Nee, stil zitten was er voor een predikantenechtpaar in die tijd niet bij. Niet vreemd dat er in juni 1943 een advertentie in de krant verscheen, waarin van 8.30-12.00 uur een hulp in de huishouding werd gevraagd. De Rijp Ook in De Rijp was het echtpaar volop actief. De eerste kerstfeestviering in 1933 bleek een groot succes. Scharten had, samen met dhr. Langereis, de leiding; mej. Potgieser zorgde voor het muzikale gedeelte. Mevrouw Scharten deed een kerstvertelling, die bepaald in de smaak viel. ‘Rijk beladen met geschenken verliet de jeugd en vanzelfsprekend ook de ouders, in opgewekte stemming het smaakvol versierde kerkgebouw. Dit kerstfeest is bijzonder geslaagd, in het bijzonder door de manier van vertellen van het kerstverhaal door ds. Scharten. De nieuwe wijze, afgewisseld door kinderzang, voldeed uitstekend’, aldus de verslaggever (35). In januari 1934 was het 25 jaar geleden dat de heer F. Eijk lid van het kerkbestuur was geworden. De jubilaris werd door ds. Scharten toegesproken. Hetzelfde vond plaats in maart 1940 waar dhr. Dirk Cornelis de Moes (Monnickendam 1877-De Rijp 1955) vijfendertig jaar onafgebroken lid was geweest van de Kerkenraad (36). Tijdens de Paasdagen van 1945 werd 144
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
dat nog eens herhaald, nu ging het om zijn veertigjarig bestuurslidmaatschap. Bij die gelegenheid werd hem namens de gemeente een schilderij aangeboden dat het interieur van de kerk voorstelde. In zijn dankwoord zei dhr. Moes dat hij hoopte de vijftig jaar te kunnen volmaken. In 1921 had hij in het Lutherse blad ‘De Wartburg’ een stuk geschreven, waarin hij uitsprak ‘dat deze gemeente diep gebukt gaat onder de tijdsomstandigheden. Pogingen om tot samenwerking te komen met andere gemeenten hebben gefaald’. Wat zal deze man blij zijn geweest toen er twaalf jaar later weer een predikant naar de Rijp kwam. Toen in augustus 1941 gevierd werd dat de kerk in De Rijp op 14 augustus 1791 was ingewijd, De preekstoel in Gebouw de Groene werd dat 150-jarig bestaan nadrukkelijk gevierd. Zwaan in de Rijp Ds. Scharten hoopte ‘dat het evangelie, de blijde boodschap, nog lang in dit gebouw verkondigd mocht worden’ (37). Ontspanning Ook dominees hebben behoefte aan rust en ontspanning. Toen in juni 1938 de rederij ‘de Posthoorn’ een nieuwe boot in gebruik nam, was ds. Scharten een van de genodigden die een tocht naar Marken en Volendam mocht meemaken. En in datzelfde jaar (oktober), was Scharten aanwezig bij een feestavond van de wijk ‘Kerkstraat’, die in “Samuël’ gehouden werd ter gelegenheid van het veertigjarige regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Op vacantie ging men naar een kustplaats als Egmond aan Zee of, zoals in 1954, met het hele gezin, naar Terschelling. Tijdens de oorlogsjaren was daar geen gelegenheid en tijd voor. Activiteiten buiten de Kerk * Ds. Scharten was ook actief buiten de gemeente. Zo was hij o.a. bestuurslid van het Christelijk dameskoor van Monnickendam o.l.v. dhr. Siemer. * Voorzitter van het Nederlands Bijbel Genootschap, afdeling Monnickendam. Toen in augustus 1941 het NBG vijfenzeventig jaar bestond, werd hij in het landelijk bestuur gekozen. * In de jaren dertig van de vorige eeuw werd elk jaar in de Hervormde kapel te Edam een driedaagse evangelisatie-conferentie gehouden. Ds. Scharten was daar, te midden van een aantal vertegenwoordigers van andere geloofsgemeenschappen, elk jaar een van de sprekers (38). * Dat was ook het geval, wanneer in gebouw ‘Samuël’ in januari de jaarlijkse 145
gebedsweek van de Evangelische Alliantie werd gehouden. Een oproep aan alle christenen, verspreid over de wereld, om zich te verenigen in gebed voor een hernieuwing van het geestelijk leven (39). * In september 1933 werd in de Grote Kerk een herdenkingsdienst gehouden, vanwege het vijfendertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Ds. Scharten sprak het slotwoord. ‘Het was een, om zijn eenvoudigheid, diep inslaande en schitterende rede, die velen aangreep’ aldus de verslaggever (40). * Toen de Lutherse gemeente van Haarlem enige tijd vacant was, sprong ds. Scharten bij, totdat in maart 1940 zijn collega W. Spliethoff (Rotterdam 1898-Haarlem 1957) bevestigd werd. * Tijdens de 123e Lutherse predikantenvergadering – april 1941 - sprak ds. Scharten over het onderwerp: ‘De prediking in onze tijd’. Ds. Scharten tijdens de oorlog ‘40-’45 In Lutherse kring werd de opkomst van het Nationaal-Socialisme met zorg gadegeslagen. Samen met zijn vrouw nam Scharten in 1938 fel stelling tegen het Nationaal-Socialisme in Duitsland. Naar aanleiding van de pogroms in Duitsland hield hij op 13 november van dat jaar, zowel in de Rijp als in Monnickendam een preek over Deuteronomium 28:64-67 die hij actualiseerde met het oog op de toenmalige situatie in Europa. Eveneens in 1938 stuurde het echtpaar Scharten een telegram naar de toenmalige minister-president Hendrikus Colijn (1869-1944), toen deze had geweigerd een trein met Joodse kinderen uit Duitsland in ons land toe te laten. In het telegram stonden de woorden: ‘Hier kan geen zegen op rusten’. Scharten wist zich bij deze actie gesteund door de synode van zijn Kerk. Die had in juni 1938 een motie aangenomen, waarin aandacht werd gevraagd voor handhaving van het asielrecht met het oog op ‘het tragisch lot van de vluchtelingen om des geloofs en des gewetens wille’. Ds. Scharten was m.i. een uitzondering, want de meeste Lutheranen hielden zich afzijdig van de politiek. Ze stonden en staan algemeen bekend als gezagsgetrouw en dus gehoorzaam aan de overheid boven hen. En wat de kwestie er niet eenvoudiger op maakte, veel Lutherse gemeenten en hun voorgangers hadden een Duitse achtergrond. Het heeft er veel weg van dat men in die tijd voor de oorlog de oecumenische ontmoeting met en toenadering tot andere kerken belangrijker vond dan de dreiging van het Nazisme. Na de capitulatie zag Scharten maar éen weg voor zich, die van verzet, in woord en daad. Toen er in juni 1940 een grote inzamelingsactie werd gehouden van het Nationaal Hulpcomité, ten behoeve van de oorlogsslachtoffers in ons land, was ds. Scharten secretaris van het comité in Monnickendam. De actie werd breed gedragen, alle kerkgenootschappen deden er aan mee. Vertegenwoordigers van de buitengebieden Katwoude, Overleek en de Purmer waren eveneens bij de actie betrokken (41). 146
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
In september en oktober 1940 wendde hij zich schriftelijk tot de Synodale Commissie van de Evangelisch-Lutherse Kerk. Zijn reactie betrof de acties van de bezetters tegen de Joden. Het volk dat hem, vanwege zijn christen-zijn en inzicht in de bijbel, na aan het hart lag, zoals verderop zal blijken. Op 30 oktober 1940 was hij éen van de ondertekenaars (een aantal predikanten en proponenten) van een, met argumenten gestaafde brief aan de Synodale Commissie. Deze groep evangeliedienaars maakte daarin hun verontrusting kenbaar, over het feit, dat de Evangelisch Lutherse Kerk haar medewerking had onthouden, toen er een verzoek van andere Protestantse Kerken naar de Duitse Rijkscommissaris was gestuurd. In februari 1941 raakte ds. Scharten in conflict met de eindredacteur van ‘De Schakel’, het blad van de Lutherse gemeenten Edam, Purmerend en Monnickendam-De Rijp. Zijn collega, ds. H.L.G. Ouwerkerk in Purmerend (Amsterdam 1903-Leeuwarden 1968) was lid van de NSB geworden en wilde bepaalde gedeelten van de kopij van Scharten over de Joden niet opnemen. Ouwerkerk kon dit, volgens zijn zeggen, niet verantwoorden tegenover de Rijkscommissaris. Het leidde ertoe dat ‘De Schakel’ werd opgeheven. Censuur van Ouwerkerk werd door Scharten niet geaccepteerd. Toen in het voorjaar van 1942 de joodse inwoners van Monnickendam naar de verzamelplaats in Amsterdam waren vertrokken en er een openbare verkoping van hun goederen zou worden gehouden, kondigde hij van de kansel af: ‘Bezoedel je leven niet door gestolen goed te kopen’! Een dappere daad onder de toenmalige omstandigheden! Betrokken bij het verzet Ds. Scharten nam actief deel aan het verzet, daarbij geholpen door gemeenteleden, waaronder drukker Willem van der Voet, een lid van de Evangelisch Lutherse kerk (42). De leden van het verzet, de K.P. vergaderde op verschillende locaties, waaronder de consistorie van de Lutherse gemeente (43). Toen Scharten in bezit was gekomen van een pamflet van de Nederlandse regering in Londen, liet hij dat door van der Voet drukken. De verspreiding ervan vond op een speciale manier plaats. Het werd namelijk verzonden als zakenpost, waardoor het niet opviel. Andere berichten van radio Oranje werden gedrukt en verspreid via koeriers. Mevrouw Jannetje Ruiter, toen 13 jaar, moest regelmatig twaalf blaadjes rondbrengen op vertrouwde adressen. Die blaadjes werden gestencild op een verborgen plek, nl. onder in de Graan- en Koekenbakkerij aan de Vesting. Onderduikers Als gezegd, Joodse mensen gingen hem bijzonder aan het hart. Toen textielhandelaar Manu Leuw uit het Amsterdamse getto was ontsnapt en in Monnickendam terug was (44), vond hij een onderkomen bij de familie Scharten op de onbeschoten, 147
onverwarmde zolder van de pastorie aan de Kerkstraat. Manu kon alleen in de avonduren heel voorzichtig, zonder de kinderen wakker te maken, naar de woonkamer komen. Vanwege de vijf jonge kinderen in het gezin, kon dat verblijf echter niet al te lang duren. Na een week werd er voor Manu Leuw een andere plek gevonden. Midden in de nacht bracht ds. Scharten zijn Joodse stadgenoot naar een adres waar wat meer comfort aanwezig was. Dat was eerst bij Gerard Boerlage (45), veehouder op het Zuideinde 36 en daarna bij Gerrit Boonstoppel op Overleek (46). Ook voor jonge mannen die zich onttrokken aan de tewerkstelling in Duitsland werden onderduikadressen gezocht. Ds. Scharten werd daarbij geholpen door Jan Klaver van het Noordeinde en een Luthers gemeentelid Jan Oege Mol (1902-1990). Amsterdam Soms vonden onderduikers in Amsterdam een onderkomen. Tijdens een kritiek moment liet Scharten in de Lutherse Diaconessen Inrichting te Amsterdam, bij chirurg dr. A. van Ree, een jongeman opnemen voor een blindedarmoperatie en verdere schuilhouding. Zo werd deze jongen onttrokken aan tewerkstelling in Duitsland (47). Scharten kende deze Inrichting omdat hij in de kapel was getrouwd en er ook zondags wel voorging. Een andere keer liet hij, als laatste redmiddel, door de uit Duitsland afkomstige Pfarrer G.C.H.F. Voges (1897-1985), Luthers predikant van 1927-1944 te Amsterdam, een Jood dopen (48). Tja, je moet er maar opkomen. Maar het hielp wel. Vader Scharten overleden Midden in de oorlog, augustus 1943, overleed in Zeist de vader van ds. Scharten, Scharten senior, emeritus predikant van de Evangelisch Lutherse Kerk. Een man met een grote staat van dienst (49). Schartens leven in gevaar Het kon niet uitblijven. Ds. Scharten kwam op de ‘zwarte lijst’ terecht en moest uiterst voorzichtig te werk gaan. Geruime tijd kon hij in Monnickendam zijn werkzaamheden niet verrichten, want tijdens verschillende razzia’s werd hij gezocht. Toen hij in juni 1944 door een zoon van een N.S.B-er gewaarschuwd werd, dook hij onder in Amsterdam. Hij verbleef op verschillende adressen (49). ‘Dolle Dinsdag’ – 5 september 1944 – kwam hij thuis. Maar niet voor lang. Toen hij kort daarna een huisbezoek aflegde op Katwoude, stopte er bij de pastorie een dik bestofte auto. Twee bebaarde, grauw in het gezicht uitziende, mannen kwamen binnen en vroegen: ‘Mevrouw, is uw man thuis? Hij moet onmiddellijk verdwijnen en niet meer thuiskomen. Vannacht wordt hij opgehaald’. Even tevoren was vanuit Amsterdam een broer van mevrouw Scharten op de fiets bij de pastorie aangekomen. Hij was getuige van het gesprek en stapte na het vertrek van de twee mannen onmiddellijk weer op de fiets, om zijn zwager te waarschuwen. 148
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
Hij vond hem bij één van de boeren, waar hij die nacht in de bedstee kon blijven slapen. Ook mevrouw Scharten en de kinderen sliepen elders. Maar... er gebeurde die nacht helemaal niets. Loos alarm of was er iets anders aan de hand? Marken De volgende dag werd ds. Scharten met een bottertje, via de zogeheten ‘Hoek van de Noord’ aan de dijk van Katwoude, naar Marken overgevaren. Hij kwam bij boer Klaas Zeeman terecht, waar hij een tijd is gebleven. In een klein kamertje luisterde hij dagelijks naar allerlei zenders en noteerde de berichten. ‘s Avonds kwamen dan verschillende Markers die berichten lezen. Niemand wist wie hij was. ‘Het kon weleens een dominee zijn’, zei Zeeman tegen éen van Theo’s vrienden (50). Omdat mevrouw Scharten in verwachting was (op 9 januari 1945 zou hun zesde kind geboren worden) ging hij eind november, op een hele donkere avond, als Marker verkleed naar huis en besloot te blijven. Water en electriciteit waren al afgesloten. Hij liet zich echter niet buitenshuis zien. Maar met Kerstfeest waagde hij het er op en ging voor in de dienst. Bepaald niet ongevaarlijk, maar het liep goed af. Dominees vinden elkaar ‘In de Hongerwinter bloeide er iets op van de oecumene. Ds. Scharten, de Lutherse predikant en ik begonnen een wekelijkse bidstond op woensdagmiddag. Na enige aarzeling ging ook Ds. v.d. Does van de Hervormde gemeente meedoen. We hebben in die spannende tijd dikwijls bijzondere fijne diensten meegemaakt’ (51). Aldus de Gereformeerde predikant Ds. G. Van Wilgenburg (Amsterdam 1917-1985). Hongerwinter Evenals in veel andere gezinnen was er dikwijls weinig te eten. Soms was er alleen wat pap waar de kinderen het mee moesten doen. Vader Scharten maakte dan wat suikerwater en daar kregen alle kinderen een scheutje van in hun portie pap. Tijdens de hongerwinter werd op januari 1945 het laatste kind geboren, Hendrik. De mensen die de ouders kwamen feliciteren brachten geen cadeautjes mee maar voedsel, een paar eieren, wat suiker, meel of vruchten. Dat was uiteraard zeer welkom. Scharten toch nog opgepakt Tijdens de laatste dagen van de oorlog was er een bomaanslag op een auto van de Wehrmacht geweest. De Duitsers gingen op zoek naar wapens en liepen de lijst van adressen na. Zij hadden die gekregen van verraders, die de NSB-burgemeester hadden ingelicht. Gelukkig was de dienstbode getuige geweest van de namen die genoemd waren en gaf ze door aan melkboer Maarten Tessel (Landsmeer 1920). Deze deed net of hij aan het venten was en ging ieder adres langs dat was genoemd. Desondanks werden elf mannen opgepakt. Dat gebeurde op zondag 29 april 1945 ’s morgens om zes uur, de laatste zondag voor de bevrijding. Onder hen Hendrik Vlugt, ene Koeman (uit Edam) en ook Ds. Scharten, vooraanstaand lid van de illegaliteit en al enige tijd gezocht. 149
Zij werden door de Duitse Feldgendarmerie van hun bed gelicht en naar het Waterlandhuis aan de Zarken gebracht. In de gang moesten ze met hun handen omhoog, tegen de muur staan, waarna ze een voor een werden verhoord. De mannen hadden het geluk dat de arrestatie niet door de S.D. (Sicherheitsdienst) of S.S. (Schutzstaffel) of ‘die Grüne’ (Grüne Polizei) werd uitgevoerd. Dat zou een zekere dood hebben betekend. De officier van de Wehrmacht, van elders gekomen, vond het bijzonder gênant dat een predikant was opgepakt. Zijn soldaten, die de pastorie onderzochten, vonden dat ook, temeer omdat er niets gevonden werd. De soldaten bezwoeren mevrouw Scharten dat haar man ongedeerd zou blijven. Zij wisten dat de oorlog verloren was en ze ervoor moesten zorgen zich rustig te houden om levend thuis te komen. De elf mannen moesten uiteindelijk worden vrijgelaten omdat ze nergens van wisten, waar ze van beticht werden. Ds. Scharten had het moeilijk, want hij mocht alleen naar huis als hij de commandant van de troep een hand zou geven en dat kon hij niet. Hij had het er heel erg te kwaad mee, maar... had ook een vrouw en zes kinderen. Hij vocht met zichzelf en na uren in de gang met zijn gezicht naar de muur te hebben gestaan en zeker ook gebeden te hebben, gaf hij toe. Hij gaf de mof een hand en mocht naar huis, toen de middag al een flink eind was gevorderd. Voor alle zekerheid trok Scharten zich terug in zijn zelfgebouwde schuilplaats. Kort daarna werd er een soort wapenstilstand gesloten tussen het verzet en de commandant van de Duitse marine in Monnickendam. Vermeden moest worden dat het bij de bevrijding uit de hand zou lopen en tot bloedvergieten zou komen. Het verzet vroeg ds. Scharten of hij de Duitsers eens wilde polsen. Het was bekend dat de marine-commandant geen echte nazi was. Hij bleek bereid om met het verzet te spreken. Scharten schreef daarover: ‘Voor de bevrijding ging ik met mijn Gereformeerde collega (van Wilgenburg, caeg) naar de Ortskommandant. Deze woonde in het huis van de sluiswachter dat gevorderd was’. Omdat Scharten goed Duits sprak, deed hij het woord. Hun vraag was of hij – als het eenmaal zover was – bereid was zich aan de Binnenlandse Strijdkrachten over te geven. De Ortskommandant, een marineofficier antwoordde daarop: ‘Ich kontte sie deswegen sofort erschiessen lassen’. Nog even iets van arrogantie. In het daaropvolgende gesprek beweerde de man niets te weten van de verschrikkingen in de bezette gebieden en ook niets van de vreselijke Jodenvervolgingen. Hij had altijd op zee gezeten. Afgesproken werd dat ze elkaar niet meer zouden aanvallen. Hij stelde als enige voorwaarde dat de N.S.B-ers, die na de bevrijding opgehaald zouden worden, een goede behandeling zouden krijgen. Beide partijen hebben zich tot de bevrijding keurig aan de overeenkomst gehouden. Toen de twee predikanten opstonden om te vertrekken vroeg ds. Scharten of de man eens een kopje ‘koffie’! kwam drinken om verder te praten, hetgeen hij beloofde. Maar op de afgesproken dag ging dat niet door. De nacht ervoor hadden de Duitsers 150
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
zich in café ‘De Zwaan’ zitten bedrinken. Zij wisten blijkbaar al dat het afgelopen was en dat Hitler dood was (52). Bevrijding Toen de bevrijding kwam, brak er in de stad, net als elders in het land, een geweldige vreugde los, die echter later getemperd werd door het bekend worden van de verschrikkingen die, vooral in de Duitse concentratiekampen, hadden plaatsgevonden. En ook het verlies van stadgenoten, waaronder zuster Rie Bloem en Willem van der Voet, bepaalde mede de sfeer (53) Zuiveringscommissie Na de bevrijding kwam de reactie met betrekking tot de mannen en vrouwen die de kant van de Duitse bezetters hadden gekozen. Verraders, zwarthandelaren, dertig NSB’ers, ze werden opgepakt en kregen hun verdiende straf. In Monnickendam was ds. Scharten, als voorman van het verzet, de voorzitter van de zuiveringscommissie. Toen in Monnickendam de voorzitter van het Oranje-comité, de heer K. zich bezig ging houden met de organisatie van het bevrijdingsfeest, dat in augustus zou worden gehouden, werd dat verhinderd, omdat de man in kwestie zich tijdens de oorlog niet geheel gedragen had, zoals van een Nederlandse onderdaan verwacht mocht worden. De Zuiveringscommissie voor het gemeentepersoneel in Waterland beschikte nl. ‘over eenige klachten, waardoor de heer K. niet als de juiste persoon wordt gezien om leiding te geven bij de organisatie van de bevrijdingsfeesten te Uwent’. De brief aan ds. Scharten was ondertekend door de Militaire Commissie te Zaandam, in de persoon van kapitein A. Admiraal. Herdenkingsdienst Ds. Scharten was een van de sprekers tijdens de herdenkingsdienst van de bevrijding op donderdag 24 mei 1945 in de grote Kerk van Monnickendam. Dat was ook het geval in De Rijp, tijdens de herdenkingsplechtigheid op maandag 10 september 1945 in de Nederlands Hervormde kerk aldaar.
3. de periode na monnickendam, 1946-1998 Ds. Scharten vertrekt naar Rotterdam Het kwam er toch van. De Lutherse gemeente van Rotterdam deed in november 1945 een beroep op hem. Begin december 1945 werd bekend dat ds. Scharten het beroep naar Rotterdam had aangenomen. Maar eerst viel er nog iets te vieren. Op 10 januari 1946 was hij 12,5 jaar getrouwd en zes dagen later was de dag, dat hij 12,5 jaar predikant was. Bij monde van ouderling Beets werd hem namens de Lutherse gemeente een ‘couvert met inhoud’ overhandigd. De zustergemeente van De Rijp bood gebak aan. 151
Zondag 10 februari nam Scharten afscheid van de gemeente De Rijp en een week later in Monnickendam. ‘Reeds ver voor het begin van de dienst was de hele kerk gevuld met gemeenteleden en belangstellenden. Op verzoek van de predikant voerde alleen dhr. Beets namens de gemeente het woord. Ds. Scharten dankte tenslotte met een enkel woord de gemeente, de broeders Cornelis Beets (Monnickendam 1882-1953) en Jacob Lakeman (Broek in Waterland 1858-Monnickendam 1954) en waarnemend burgemeester de heer J. Versteeg (Scherpenzeel 1871-Monnickendam 1958) (54). De laatste dag van februari, een koude donderdag, vertrok hij met zijn gezin naar Rotterdam. Het transport van de huisraad etc. werd verzorgd door garagebedrijf Steur aan het Noordeinde 86 (55) Maar ook na zijn vertrek uit Monnickendam is ds. Scharten regelmatig voorgegaan, zowel in Monnickendam als in De Rijp. De jaren 1946-1965 Op 3 maart 1946 deed ds. Scharten zijn intrede in de Prinsenkerk aan de Schepenstraat, waar hij, net als in 1933 te Monnickendam, bevestigd werd door ds. Jaanus. Ds. Scharten heeft de Lutherse kerk van Rotterdam tot 1965 gediend, met een onderbreking van twee jaar. Een merkwaardige vraag Te Rotterdam kwamen in 1946 twee heren van de Oorlogsdocumentatie bij de pastorie met de vraag: ‘Mevrouw, het is een pijnlijke vraag, maar kunt u ons ook zeggen hoe uw man is omgekomen’? Toen zij te horen kregen dat dit niet zo was, zeiden zij: ‘Hoe is het mogelijk, hij stond op de zwarte lijst en alle mensen die op deze zwarte lijst stonden zijn omgekomen’. Het echtpaar Scharten heeft achteraf deze ‘redding’ in verband gebracht met het eerder vermelde bezoek van die twee mannen in een bestofte auto die, na hun waarschuwing, ijlings met de auto wegstoven. Dat zij gespaard zijn gebleven, hebben ze na de oorlog begrepen als een gered-zijn om in hun Kerk een werktuig in Gods hand te zijn ten dienste van Zijn volk Israël. Nederlands-Indië In Schartens leven brak een nieuwe periode aan. Op 26 november 1948 besloot de kerkenraad van Rotterdam hem voor twee jaar ter beschikking te stellen als legerpredikant in het toenmalige Nederlands-Indië. Als reserve-legerpredikant werd hij geplaatst bij het 425e Bataljon Infanterie te Roermond. 25 maart 1949 volgde de inscheping op de ‘Volendam’. Een maand later meerde het schip af op de rede van Semarang, Java. Over Schartens periode op Java is een en ander bewaard gebleven (56). Hij had de rang van majoor en kwam terecht bij een bataljon dat al 2,5 jaar in Indonesië verbleef, maar diende tijdens deze periode meerdere regimenten. 152
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
Dominee Scharten met zijn draagbaar orgeltje in Nederlands Indië
Het was een intensieve tijd. Scharten was de man die bij doden, vermisten of gewonden bijstand moest verlenen en begrafenissen moest leiden. Heel bijzonder is dat hij daar in de rimboe een draagbaar orgeltje ter beschikking had, waarmee hij het zingen kon begeleidden. Ik heb het niet bevestigd gevonden, maar ik vermoed dat het het orgeltje was, dat hij voorheen in Monnickendam gebruikte ter begeleiding van het zingen van de zondagschoolkinderen. In de tweede helft van 1950 kwam er een einde aan zijn verblijf in Indonesië. Op 16 augustus 1950 was de inscheping op het transportschip, de ‘Generaal S. D. Sturgiss’. Op 10 oktober arriveert het Bataljon 425 B.I. in de haven van Rotterdam. ‘Het regent zacht, we zijn weer in Holland. Op een rustige zondagmorgen, de 29e oktober sluiten we in Amsterdam het Indië-avontuur af. Marsmuziek en speeches interesseren ons geen klap’ schreef een van de opvarenden. Op 2 januari 1951 ging ds. Scharten met groot verlof, zoals dat in militaire kringen heet. Ontslag uit de militaire dienst dus. Hij werd weer gemeentepredikant in Rotterdam. Voor zijn inzet in Nederlands-Indië kreeg Scharten het ereteken ‘Orde en vrede’ met jaargesp 1949 (57). Conflict met de regering en Indonesië In oktober 1958 was Ds. Scharten betrokken bij een kwestie die de gemoederen toen behoorlijk bezighield. Er zouden zevenendertig verstekelingen uit Indonesië, waaronder dertig Ambonezen, naar hun land worden teruggestuurd en dat zou zeer zeker hun dood betekenen. Ir. Manusama, president van de stichting ‘Door de eeuwen trouw’, sprak in de Haagse Dierentuin over deze kwestie. Ook ds. Scharten voerde daar het woord en had het over de menselijke plicht tot opneming van vluchtende vreemdelingen. Een kwestie van humaniteit in plaats van politieke correctheid. Hij keerde zich tegen de geheimzinnigheid waarmee de terugzending was omgeven. De Telegraaf noteerde het volgende uit de mond van ds. Scharten: ‘Dit kamerbesluit is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Voor de meerderheid van de 153
volksvertegenwoordiging was het te moeilijk om deze menselijke tragedie niet partijpolitiek te bezien. Maar wij moeten doorgaan met de actie. God geve ons wijsheid en moed’. En aan de leden van de regering die gezegd hadden: ‘ Zij (die 37 mannen dus) hebben geen binding met Nederland’ stelde Scharten de simpele vraag: ‘Hangt er bij u thuis ook een portret van onze koningin, zoals bij de Ambonezen’? (58). Moeite met de kinderdoop Op 6 december 1958 meldde de Telegraaf dat er in de Lutherse gemeente van Rotterdam enige onrust was ontstaan, omdat Ds. Scharten geen kinderen meer wilde dopen. Hij meende dat dopen alleen aanvaardbaar was, wanneer de dopeling tot de jaren des onderscheid gekomen was. Op synodaal niveau boog men zich over de vraag of de mogelijkheid kon worden geboden, kinderen in het midden der gemeente op te dragen, als de predikant en de ouders geloofsbezwaren hadden tegen de kinderdoop. Ds. Scharten was van mening, dat met zulk een kinderopdracht de wording van een oecumenische kerk bevorderd zou kunnen worden (59). In Rotterdam loste men de kwestie op dat, als er een kind gedoopt zou worden, een collega die taak op zich zou nemen. Afscheid van Rotterdam, luchtmachtpredikant in Nijmegen Op 17 januari 1965 nam ds. Scharten afscheid van de Lutherse Gemeente van Rotterdam. Hij had er, samen met een aantal collega’s, een goede tijd gehad en kreeg eervol ontslag. Door de Synodale Commissie werd hij tot predikant met bijzondere Hij vertrok uit Rotterdam en werd geestelijk verzorger, met de rang van majoor, bij de Koninklijke Luchtmacht, standplaats Nijmegen. Daar woonde hij aan de Driehuizerweg 14 (1966) en vanaf 1968 op de Batavierenweg 98. In februari 1969 werd hij geplaatst bij de Luchtmacht Instructie Militaire Opleidingen School (LIMOS) te Nijmegen en vandaar bij het Nederlandse Administratie Korps Noordelijke legergroepen/2e Geallieerde Tactische Luchtmacht te Mönchengladbach. Het echtpaar Scharten werd gehuisvest in Wegberg, enkele kilometers ten zuidwesten van deze stad. ‘De nieuwe maats kregen van mij iedere keer weer de film ‘De Overval’ te zien, omdat zij moesten weten, wat er zich in de oorlogsjaren heeft afgespeeld. Zij moesten weten wat het is in onvrijheid te leven, opdat de vrijheid beter beleefd en verdedigd wordt’, vertelde hij later. Tijdens deze zeven jaar Luchtmacht kreeg hij verschillende onderscheidingen en was hij ook betrokken bij allerlei activiteiten, die het werk als geestelijke verzorger met zich mee bracht. Aandacht voor Israël Op jonge leeftijd had ds. Scharten al veel aandacht voor Israël. Hij was een van de predikanten die het gevaar zag van het opkomend Nationaal-Socialisme en liet dat in woord en geschrift weten. Niet gemakkelijk in een kerk die veel kontakten in Duitsland had. In het blad ‘de Wartburg’ van 27 januari 1933 schreef hij een uitgebreid 154
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
artikel over het antisemitisme in Europa, met name en vooral in de Hitler-beweging. Scharten was fel anti-nazi. In maart 1934 hield hij in De Rijp een lezing over: ‘De toekomst van het Jodendom’. Meer voorbeelden * Op maandag 7 december 1964 was er in taveerne ‘De Waegh’ een gemeenteavond van de Lutherse Kerk. Ds. Scharten hield er een inleiding over het onderwerp ‘De kerk en Israël’. Hij was daarvoor enkele weken naar Israël geweest en had zich speciaal verdiept in de relatie tussen Joden en Christenen. ‘Een zeer mooie lezing waarbij na de pauze vragen gesteld konden worden’, aldus de verslaggever. * In augustus 1967 ondertekende hij, samen met vier anderen, vanuit Nijmegen een telegram aan het Centraal comité van de de Wereldraad van Kerken dat op Kreta vergaderde, dat zij ondubbelzinnig moeten kiezen voor Israël, dat kort daarvoor de zesdaagse oorlog had gevoerd. ‘Met toenemende verontrusting hebben wij kennisgenomen van de alom onder christenen bestaande onzekerheid en onenigheid inzake de door hen aan te nemen houding in het conflict tussen de staat Israël en haar naburen (60). * Tijdens de Jom Kippoeroorlog van 1973 verklaarde Scharten zich, samen met achttien collega’s van allerlei denominaties, solidair met Israël. ‘Wij spreken onze verbondenheid uit met de staat Israël, nu deze opnieuw gedwongen wordt de wapens op te nemen tegen de hen omringende landen op de Joodse zeer heilige Verzoendag’ (61). * Het was feest in ons land toen in mei 1978 het dertigjarig bestaan van de staat Israël groots werd gevierd. Prinses Beatrix en prins Claus waren die dag in de Haagse Congreshal, in gezelschap van minister Dries van Agt en de uit Israël gekomen premier Shimon Peres. Naast het meer officiële gedeelte was er ook muziek waarbij het er klappend en dansend aan toe ging. Wie daar uitbundig aan mee deed was ds. Scharten. ‘De Lutherse dominee Scharten die ijverig de hora meedanste voelde zich geen buitenstaander in Israël (62). Hij was er geweest tijdens het Loofhuttenfeest
De Hora
155
van 1964, in 1968, 1973 en 1978, waardoor hij een nieuwe visie op dit volk uit de bijbel had gekregen. In het Evangelisch-Luthers weekblad deed hij daar verslag van. Daarom was hij op het feest, om zijn verbondenheid met Israël uit te drukken. Zijn vrouw vertrouwde ons toe, dat het zijn droom was met zijn zes kinderen en negen kleinkinderen in een busje naar Israël te gaan’. Ook mevrouw Scharten schreef artikelen over Israël, met name in ‘De Wartburg’. Schartens kijk op dit land en volk kan worden samengevat in de uitspraak: ‘Wij zijn gespaard gebleven en met alles in mij zal ik doorstrijden voor het volk van Israël dat een land beloofd werd. Dat land moeten zij krijgen, alle tegenstand ten spijt’, aldus Scharten en fel reageerde hij tegen alles en iedereen die meende dat Israël geen rechten heeft. De vier (drie) van Breda. In 1963 ontstond er in ons land grote ophef, toen overwogen werd om vier Duitse oorlogsmisdadigers, die een levenslange gevangenisstraf uit zaten in de koepelgevangenis van Breda, vrij te laten: Willy Lages, Franz Fischer, Ferdinand aus der Fünften en Joseph Kotälla. Drie predikanten, een Nederlands Hervormde, een Doopsgezinde en een Luthers predikant, Ds. Scharten dus, namen in een open brief stelling tegen het pleidooi van enkele hoogleraren om vervroegde vrijlating van deze politieke delinquenten. Zij vonden het in strijd met het respect voor de menselijke persoonlijkheid van de vier betrokkenen, te doen alsof hun misdrijven vergelijkbaar zouden zijn met normale overtredingen van wet en geweten. Bovendien zou van een volkomen verandering van inzicht bij de betrokkenen niets zijn gebleken. De drie predikanten spraken dan ook de hoop uit dat de visie van de hoogleraren geen instemming zou vinden bij de Nederlandse regering. Deze in ‘christelijk Europa’ opgegroeide mannen hebben destijds met de beweging die op geheel hun volk zijn stempel drukte, welbewust gekozen tegen het getuigenis van de bijbel. De diepste achtergrond van de massamoord der oorlogsmisdadigers is het feit, dat zij Gods keus van Zijn volk Israël hebben afgewezen en geloochend en zich zo tot Gods vijanden hebben gemaakt’ (63). Het bovenstaande geeft een indruk hoe ds. Scharten in het leven stond. Overigens, de vier zijn toen in 1963 niet vrijgelaten. Twee van hen overleden in gevangenschap, respectievelijk in 1971 (Lages) en 1979 (Kotälla). De andere twee werden in januari 1989 vrijgelaten, maar overleden binnen een jaar. Emeritaat 1972 Na een intensief en soms bewogen leven brak de dag aan, dat ds. Scharten vijfenzestig jaar werd en derhalve met emeritaat ging. Op 1 juli 1972 werd hij bij de Koninklijke Luchtmacht eervol ontslagen. Eerst woonde hij nog enige tijd in Nijmegen, maar verhuisde in 1974 naar den Haag. Het betekende echter niet dat ds. Scharten stilviel, integendeel. In het gehele land bleef hij spreekbeurten en diensten vervullen. Ook in Monnickendam stond hij 156
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
regelmatig op de, voor hem zo vertrouwde, kansel. Daarnaast ging hij voor in trouwdiensten van o.a. manschappen van de Luchtmacht, waar hij verantwoordelijk voor was geweest. Ds. Scharten consulent in Monnickendam Na het vertrek van Ds. M.A. van Teijlingen in 1971 naar Zutphen (hij was in 1963 van Nieuwe Pekela gekomen), was de Lutherse gemeente geruime tijd zonder herder. Ds. Scharten die toen in Den Haag woonde, werd consulent in een moeilijke periode van de gemeente. In 1975 was de Lutherse Kerk hard aan een opknapbeurt toe en ook het orgel moest worden gerestaureerd. De plannen daartoe waren al in februari 1971 door een commissie onderzocht, maar Dominee Scharten gaat voor bij een nu moest het echt gebeuren (64). Het rijk huwelijksdienst in Nijmegen droeg daartoe het nodige bij, maar ook de Lutherse gemeente zelf moest een bedrag op tafel leggen. Daartoe werden er allerlei activiteiten opgezet, zoals kienavonden en diverse rommelmarkten, gehouden in een deel van de Grote Kerk, waar op zondag ook de Lutherse dienst gehouden mocht worden. Andere bronnen van inkomsten waren de verkoop van zeep, het organiseren van klaverjaswedstrijden, het verzamelen van oud-papier etc. Twaalf jaar lang heeft een commissie gewerkt om deze kerk (en orgel) restauratie mogelijk te maken. Het werk werd uitgevoerd door het aannemingsbedrijf Leguit en Roos die de plannen van architect Kok moesten verwezenlijken. Ds. K.J. Dekker Hoewel er in die tijd in de Lutherse kerk (landelijk) een groot aantal vacatures was, zag de Kerkenraad van Monnickendam toch kans om een nieuwe predikant te beroepen: ds. K. J. Dekker uit Eindhoven. Deze dominee was, wat genoemd wordt, een ‘late roeping’, hetgeen betekent dat hij pas op latere leeftijd met de studie theologie was begonnen. In Eindhoven was hij als leraar verbonden geweest aan de pedagogische academie, de vroegere kweekschool. Op 30 mei 1976 deed hij zijn intrede, na in de Grote Kerk bevestigd te zijn door ds. Scharten. Een week eerder was hij bevestigd in Edam, waar het echtpaar Dekker was gaan wonen. Ds. Dekker was dus verantwoordelijk voor twee gemeenten. 157
Afscheid van consulent Scharten Tijdens de dienst waarin ds. Dekker bevestigd werd, werd ook afscheid genomen van de consulent, ds. Scharten. Hij had in de vacaturetijd op onnavolgbare wijze leiding aan de gemeente gegeven, met name bestuurlijk. Daarvoor was de Kerkenraad hem zeer dankbaar. ‘Twee steden hebben uw hart gewonnen, dat zijn Monnickendam en Jeruzalem’, aldus dhr. Ellerman (1929-1999). Ds. Scharten kreeg een boekwerk over Jeruzalem aangeboden en mevr. Scharten ontving bloemen. Een schilderij met een zicht op Monnickendam was nog niet klaar. Het zou hem in augustus worden overhandigd. De scheidende consulent was stil van deze hulde. Maar één zaak maakte hem het afscheid bijzonder zwaar, namelijk dat hij de nieuwe predikant geen volledig gerestaureerde kerk kon aanbieden. Maar dat was slechts een kwestie van tijd. Toen de Lutherse kerk na de restauratie, op zondag 26 september 1976 weer in gebruik kon worden genomen was ds. Scharten opnieuw aanwezig. Ds. Dekker deed het liturgische gedeelte en ds. Scharten de prediking. De restauratie van het orgel nam wat meer tijd. Dat werd, evenals veertig jaar eerder, gedaan door orgelbouwer H.W. Flentrop uit Zaandam. De gemeentezang werd in die periode begeleid door pianist Kees Ambt. Met Pinksteren 1981 kon het orgel weer in gebruik worden genomen. Dat gebeurde in een feestelijke dienst waarbij Kees Ampt, het Marker koperkwartet, de cantorij van de Lutherse gemeente en de kinderen betrokken waren. Ds. Scharten kijkt terug op zijn tijd in Monnickendam In een bijdrage over de geschiedenis van de Evangelisch Lutherse kerk van Monnickendam, geschreven in de zomer van 1955, had ds. Scharten wat indrukken over zijn verblijf in de stad op papier gezet: ‘Ik zie mezelf weer lopen zondagsmorgens. De grote voordeur van onze pastorie (Kerkstraat 32) viel vanzelf wel achter je dicht (er was veel scheef). Het straatje van ‘Samuël’ (Smidsteeg, caeg) door, dan langs het grachtje ‘het pad van Jan Meij’ met aan de overkant de tuin en achterzijde van het Hervormd weeshuis zonder wezen, het bruggetje over bij de openbare school met het Doopsgezinde kerkje en de winkel van Alberdien, linksaf, even kijken naar de fijne speeltoren met de ruitertjes en de ‘Monnickendammer troet’, de bazuinengel, om zo te belanden in het steegje van ‘Mazzel’. Dan stond je in het Zuideinde, de straat van de Lutherse kerk’. Daarna volgt een beschrijving van de kerk, zowel de buiten- als de binnenkant. Scharten sluit af met: ‘Een nogal verheerlijkend betoog over de kerk van Monnickendam? Maar wat wil men. De eerste liefde mag en kan toch niet verkoelen. Ik schrijf vanuit de bewogenheid die een dominee kan hebben als hij terugdenkt aan zijn eerste kerk, waar hij de dienst gevierd heeft met de gemeente die hem lief was en is. Mensen met het hart op de tong. Maar als je zelf ook een hart hebt is er contact en ben je al gauw burger in Monnickendam’ (65). 158
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
Herdenking van de oorlog: 1955 U las er al wat over. De oorlogsperiode heeft een belangrijk stempel op Schartens leven gezet. Toen in 1954/55 de oprichting van een oorlogsmonument in Monnickendam ter sprake kwam, was er ook contact met ds. Scharten in Rotterdam. Samen met zijn Gereformeerde collega Ds. van Wilgenburg was hij tijdens de oorlog betrokken geweest bij de verzetsorganisatie. Uit eigen zak gaf hij een bijdrage van f 2,50. Op zijn verzoek was hij dan ook aanwezig, toen in 1955 het oorlogsmonument aan de Zarken werd onthuld (66). Herdenking van de oorlog: 1975 ‘Langzaam las ds. Scharten, voormalig Luthers predikant en vooraanstaand lid van de illegaliteit, zondagavond de namen voor van de slachtoffers die, tijdens de Tweede Wereldoorlog, vielen onder de Monnickendamse bevolking. Na een kort gebed trok een grote stoet door de Kerkstraat naar de Zarken om daar, met nog meer stadgenoten, getuige te zijn van de kranslegging bij het monument. Ene mejuffrouw Bloem blies bij die gelegenheid ‘The Last Post’ In het Verenigingsgebouw begon ds. Scharten zijn toespraak met dank te brengen aan de regering die met hem van mening was, dat er maar één datum voor de dodenherdenking is, de vierde mei, ongeacht op welke dag dit valt. Mensen stierven in de oorlogsjaren ook op zondag en waarom niet op zondag, de wekelijkse feestdag, de vlaggen uitsteken. Ds. Scharten wees in zijn toespraak vooral op het onjuiste gebruik dat de voorbije dertig jaar van de vrijheid was gemaakt. Hij moest tot zijn leedwezen constateren dat in 1975 het Nederlandse volk een dictatuur van een partij werd opgedrongen, alsmede een dictatuur van de vakbonden. ‘Nog steeds moeten volkeren onder dictators leven, bestaan er concentratiekampen, worden achter het IJzeren Gordijn de Joden gedwarsboomd, de intelligentsia naar tehuizen voor geesteszieken gestuurd’. Voor ds. Scharten was het opvallend dat er nog nimmer een actie is geweest om het geweten ten aanzien van die toestanden wakker te schudden’ (67). Herdenking van de oorlog: 1980 Ook in 1980 was hij aanwezig bij de herdenking van de gevallenen. Voorafgaand aan de kranslegging bij het monument aan de Zarken was er een bijeenkomst in het Verenigingsgebouw. Daar hield ds. Scharten een herdenkingsrede, waarin hij zich zeer bewogen uitsprak tegen
Dominee Scharten en zijn echtgenote in 1980
159
ieder geweld, waarbij hij met name de gewelddadigheden van de PLO van de dagen daaraan voorafgaande veroordeelde. Ook betrok hij de relletjes van Koninginnedag in zijn voordracht. Ds. Scharten riep alle aanwezigen op zich in te zetten voor de vrede en de rechten van de mens te verdedigen. ‘Studenten staken en bezetten onder de rode vlag gebouwen, sarren hoogleraren weg op kosten van de belastingbetaler. Als grote schuldigen in de wereld worden de Amerikanen aangewezen, dezelfde die met inzet van al hun krachten meehielpen de Duitsers te verslaan en na de oorlog begonnen Europa weer op te bouwen’. Als voormalig luchtmachtpredikant had ds. Scharten veel inzicht in het denken van de jeugd. Deze leven met hun eigen problemen die veelal mondiaal zijn. Regelmatig had hij hen erop gewezen dat dit denken alleen maar mogelijk is door de inspanning van velen, in de jaren 1940-1945 opgebracht ter herwinning van de vrijheid (68). Terugblik van ds. Scharten in 1980 op zijn oorlogsperiode Toen ds. Scharten tijdens een interview in mei 1980 gevraagd werd naar zijn betrokkenheid bij het verzet was zijn antwoord: ‘Daar kwam je vanzelf in terecht’. Omdat de eerste weken na de capitulatie het Duitse bezettingsleger zich zeer correct gedroeg, nam het merendeel van de Nederlandse bevolking een afwachtende houding aan. Het leek allemaal bijzonder mee te vallen en de installatierede van de Duitse gouverneur, de Oostenrijkse advocaat Seys Inquart, bevatte voldoende garanties voor een blijvend rustig leven. Er waren maar enkelen die vanaf het begin het Nazisme doorzagen en direct een onverzettelijke houding aannamen. Eén van hen was ds. Scharten. ‘Ik kwam in de boekwinkel van van der Voet (een gemeentelid, caeg) en die vroeg mij hoe ik de gehele situatie nu zag, wat er gebeuren moest. Ons verzetten was mijn antwoord en ik bleek een van de weinigen te zijn’, aldus ds. Scharten. ‘Dat had ik al bij de mobilisatie. Ik stond in mijn kamer te praten met meester Johannes Hermanus Metzlar (Sieker in Duitsland 1909-Monnicken- Verzetsherdenkingskruis dam 1982), het hoofd van de school in Katwoude. Beiden wilden wij dienst nemen om de neutraliteit van Nederland te helpen verdedigen. Wij wisten maar al te goed dat, wat ons in de eerste Wereldoorlog was overkomen, namelijk de eerbiediging van ons grondgebied, bij een eventueel uitbreken van een volgende oorlog niet opnieuw zou overkomen. Daarvoor waren de technische aanpassingen van de oorlogsmachine te omvangrijk’. Ds. Scharten stond bekend als een predikant die alles riskeerde wanneer hij vanaf de kansel meende iets te moeten zeggen. Regelmatig moest de kerkenraad hem 160
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
vragen zich te matigen, omdat NSB’ers kwamen luisteren. Ds. Scharten stond onder verdenking, maar wist zijn gemeenteleden pal achter zich. Hij richtte zich vooral op de gerechtigheid, de rechtvaardigheid en de vrijheid. Vrijheid van het menselijk individu om zijn leven in te richten in gebondenheid aan de opdracht die het leven nu eenmaal meebrengt. Het verzet werd intensiever toen de jacht op Joodse landgenoten begon. Joodse medeburgers moesten worden ondergebracht, een taak die ds. Scharten, samen met zijn vrienden Johannes (Jan) Klaver en Jan Oege Mol op zich nam. Dat werk, onderduikende joodse medeburgers, zij die niet naar Duitsland wilden en Nederlandse militairen die het vertikten weer in krijgsgevangenschap te gaan, aan een onderduikadres helpen, werd gesteund door burgemeester J. Versteeg (Scherpenzeel 1871-Monnickendam 1958) vooral op financieel gebied. Grote reizen door het land werden uit de gemeentekas betaald en op een of andere post weggeboekt. Samen met Jan Klaver trok ds. Scharten naar Brabant om daar in kloosters en boerderijen een onderkomen te vinden. Soms lukte het, soms ook niet. De kinderen in huize Scharten kregen de opdracht zich niet in te laten met Duitse soldaten, zelfs niet eens naar hen te kijken. Toen zij toch eens uit het raam hingen, omdat een groep zingend voorbij marcheerde en zij daarvoor een standje kregen, was het excuus van de oudste dochter: ‘maar wij keken alleen naar hun benen’. Uiteraard sliep het verraad niet, zeker niet nadat burgemeester Versteeg was ondergedoken. Hij zat aan het einde van de oorlog zes weken ondergedoken op Noordeinde 49 bij Jacobus Neijzen. Zijn plaats werd ingenomen door een NSB-er, een vroegere marktkoopman. Ds. Scharten had contact met een zoon van een NSB-er die zich schaamde voor de houding van zijn vader. Als er onraad dreigde moest deze zoon een speciaal boek over Maarten Luther bij aannemer Teun Mol brengen en die bracht het dan naar de pastorie. Een teken om snel te vertrekken. U las het eerder, ds. Scharten vond een onderduikadres op Marken, in de boerderij van Klaas Zeeman en keerde van tijd tot tijd in Marker klederdracht terug naar huis, want ondanks alles moest de kerkelijke gemeente blijven doorgaan. Soms werd hij tijdens huisbezoek gewaarschuwd niet naar huis terug te keren, omdat er onraad was. Momenten waarop mevrouw Scharten alleen voor haar grote gezin stond en ook nog angst om haar man had te verwerken. Een familielid, lid van de NSB en getooid met het speldje van deze partij, kon bij een bezoek aan huize Scharten kiezen tussen het speldje afnemen of vertrekken. Het werd vertrekken. De vraag kwam op of er niet meer gedaan had kunnen worden. Of er niet meer mensen uit de handen van de Duitsers gered hadden kunnen worden. ‘Ik had zo graag dat kleine kind gered dat werd afgevoerd, tussen mijn kinderen had zij toch niet opgevallen, zegt mevrouw Scharten met spijt, maar zij kon niet ingrijpen in die tijd (69). In 1980 zei Scharten over de oorlogsperiode, dat zijn verzet niet gericht was tegen Duitse soldaten als persoon, maar verzet tegen het systeem dat hij diende. 161
‘Een NSB’er had gedroomd dat hij onder de Speeltoren aan een galg hing en ik daarbij stond te kijken. Dit hoorde ik en via dezelfde kanalen liet ik hem weten dat hij, wanneer de nood aan de man zou komen, bij mij mocht aankloppen. Ik had hem geholpen’. Ondanks alles overheerste in de mens Scharten het christen-zijn. Dat hebben vijf oorlogsjaren niet kunnen verdringen, alleen maar versterken (70). Overleden Ook aan dit boeiende leven kwam een einde. Ds. Theodoor Scharten is op 4 januari 1998 in Den Haag overleden. Hij was negentig jaar en woonde met zijn vrouw in ‘Swaenestate’, het verzorgingshuis van de Evangelisch-Lutherse gemeente (71). Zijn vrouw Mieke was 98 jaar, toen zij op 15 september 2003, eveneens in Den Haag, overleed. Beiden zijn begraven op begraafplaats ‘’Westduin’, Den Haag-Loosduinen.
nawoord Om het verhaal van zijn leven niet te lang te maken heb ik de periode na Monnickendam sterk ingekort. Wie daar belangstelling voor heeft kan mij mailen. Ds. Scharten heeft heel wat publicaties op zijn naam staan. Hij schreef met kennis van zaken en met bewogenheid over een scala van onderwerpen in een diversiteit van kranten en bladen zoals ‘De Wartburg’, ‘De Schakel’, het Evangelisch Luthers Weekblad, het Nederlands Luthers jeugdblad Sola Fide en Reveille (blad voor de Nederlandse Militairen). Van 1951-1968 was hij medewerker van het Rotterdams Nieuwsblad en schreef hij in de zaterdageditie de kolom ‘Geestelijk leven’. De Goudse en Bredase Courant namen deze stukjes over. Maar ds. Scharten was en bleef een bescheiden man die niet graag op de voorgrond stond. Zijn familie typeert hem als zwijgzaam. Maar wel een man die recht en rechtvaardigheid hoog in het vaandel had staan, hetgeen blijkt uit zijn reacties op gebeurtenissen in de wereld, waar hij soms heel betrokken en fel op kon reageren. Een profetisch, tegelijk pastoraal-bewogen mens, die zijn sporen heeft nagelaten in de levens van de mensen die hij tijdens de negentig jaar van zijn leven is tegengekomen!’ Vanwege zijn hulp aan Joden kreeg hij een Yad Vashem De Yad Vashemmedaille onderscheiding en wordt hij met ere genoemd in het boek ‘Rechtvaardigen onder de volken’ Nederland (72). Ds. Scharten, een man ook die niet opgesloten zat in zijn eigen kerkverband, maar over kerkmuren heen mede gelovigen kende en herkende. Ds. C.A.E. Groot 162
noten bij ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
dank aan: – Dhr. C.A. Scharten, Rotterdam, zoon van Ds. Scharten – Mevr. J.C. Scharten, Rotterdam, dochter van Ds. Scharten – Drs. Th. A. Fafié, Haarlem, historicus Lutherse Kerkgeschiedenis – Mevr. J. Ruiter, Swaensborch, Monnickendam – Drs. M. L. van Wijngaarden, Rotterdam, Luthers predikant – Dhr. W. Kroesbergen, Rotterdam – Dr. K.G. van Manen, Renswoude – Dhr. H. Boon, Stadskanaal – Mevr. E. Klomp
noten 1. Meer over deze Pieter van Engelen, overleden in 1664 en oorspronkelijk afkomstig uit Husen in het Holsteinse land, in NHC 24.10.1986 en over Maarten Luther in het jubileumboekje 1636-1986, uitgegeven ter gelegenheid van het 350 jarig bestaan van de gemeente, blz. 19. Pieter van Engelen stond ook aan de wieg van de Lutherse gemeenten Purmerend en Edam. Dhr. Appel heeft in het jaarboek 1989, blz. 69vv iets verteld over de groei van de Lutherse gemeente, vooral door de komst van Artlanders (het gebied boven Osnabrück) naar Monnickendam. Daarin vertelt hij een ander over de achtergrond van hun migratie. Vanwege de gevaren onderweg reisden ze in groepen. Hun eerste doel was grasmaaien, maar toen ze ontdekten dat Nederlanders interesse hadden in Duitse koopwaar, brachten sommige Hollandgänger deze waar mee in manden, die ze op hun rug droegen. Zie voor deze hannekemaaiers ook JOM 1981 blz. 59. Terwijl in de 18e eeuw het inwonertal van Monnickendam afnam, groeide de Lutherse gemeente in ledental door de komst van deze buitenlanders. 2. JOM 1997 blz. 77vv. Een overzicht van de geschiedenis in grote lijnen vindt u in het onder 1 genoemde jubileumboekje, blz. 2-10. Een niet altijd verheffend verhaal, maar ook in de Kerk hebben we te maken met uiteenlopende karakters, verschil van inzichten en kennisniveaus. 3. Achter zijn naam staan de letters Jr (junior), omdat zijn vader ook Theodorus heette. Scharten Senior dus. 4. Ds. (vanaf 1950 Dr.) Hendrik Johan Jaanus (Amsterdam 1906-Zeist 1994), als proponent gekomen van Bussum, was Luthers predikant in Monnickendam en De Rijp van augustus 1930 tot juni 1932. Na zijn vertrek trouwde hij in januari 1933 te Nijmegen met Dra. Minke Lokke Bouman (Amsterdam 1910-Zeist 1998). 5. Het aantal lidmaten is gebaseerd op de volkstelling van 1930. Daarbij gaven 99 mannen en 97 vrouwen in de stad aan, dat zij de Lutherse religie toegedaan waren. In Katwoude waren dat 8 mannen en 8 vrouwen, in Broek en Waterland woonden 16 Luthersen, waaronder de fam. Stöve, die in Monnickendam naar de kerk ging.
163
Ds. Scharten noemde in een artikel, geschreven in 1955, een getal van tweehonderdvijftig lidmaten tijdens zijn predikantschap, de kinderen inbegrepen. 6. De Lutherse gemeente van De Rijp is in 1780 ontstaan. In 1782 kon men in de Rechtestraat een eigen kerkgebouw in gebruik nemen. Een jaar later werden de huizen ter linker en ter rechterzijde aangekocht. Het linker werd gebruikt als kosterij, het rechter als pastorie. De officiële start van de gemeente was echter pas op 6 juli 1788, toen de wettig gekozen kerkenraad werd ingezegend en de kerk ingewijd. Twee en twintig predikanten hebben de gemeente tussen 1788 en 1923 gediend. De gemeente in De Rijp is altijd een kleine gemeenschap gebleven. Het aantal leden schommelde rond de veertig. Een bloeiperiode was er echter van 1913-1917. Op de zondagsschool zaten toen 70 à 80 kinderen, een meisjeskring had dertig leden en een vrouwenkrans acht tot tien leden. Blijkbaar is kort daarna een mindere periode aangebroken, want op 1 januari 1923 ging De Rijp een verbintenis aan met Monnickendam. Samen onderhielden zij een predikant. Tussen 1923 en 1949 waren dat er vier. Bij de volkstelling van 1930 gaven – op een bevolking van circa 1500 inwoners- 25 personen aan tot de Lutherse gemeente van De Rijp te behoren. Tijdens de oorlog waren er moeilijkheden met het vervoer, hetgeen ook gevolgen had voor de samenwerking tussen de twee gemeenten en het voorgaan in de diensten van ds. Scharten. In 1987 werd de Lutherse gemeente De Rijp bij die van Alkmaar gevoegd. 7. Het reizen van Monnickendam naar De Rijp met openbaar vervoer (bus) op zondag, bleek in de 2e helft van 1942 niet meer mogelijk. In de notulen staat het zo: ‘Gezien het feit dat de predikant niet meer per fiets of tandem, gelijk door hem tot nu toe gedaan werd, naar de Rijp kan gaan…..’ (24.8.1942). Waarom een tandem is me niet duidelijk geworden. Volgens een zoon had ds. Scharten op enig moment een motorfiets ter beschikking. Die stond in de gang van de pastorie, vlak achter de voordeur, dus binnen handbereik. 8. Aldus mevrouw Jannetje Ruiter (Monnickendam 1921) in 2014. Elbert Visser (Monnickendam 1894-1986) had een fietsenzaak in het Noordeinde, eerst op nummer 30, later 28. Hij was ook aanspreker, een job die hij had overgenomen van zijn schoonvader Zacharias van der Lingen. Mevr. Ruiter heeft, samen met anderen, 36 jaar de Lutherse zondagsschool geleid. Ze was een dochter van schilder Cornelis Ruiter en Krelisje Lammes, beiden uit Monnickendam. Het gezin woonde aan de Groote Noord 20. Vader Ruiter zou als hulpkoster van de Lutherse kerk zes weken invallen voor een oom, die ziek geworden was. De zes weken werden twintig jaar! (Een foto van Cormelis Ruiter vindt u in het boek van dhr. Voogel, blz. 208). Toen ik Jannetje Ruiter noemde in 2015 sprak, noemde ze ds. Scharten,die ze goed heeft gekend, een ‘pietje precies’. Ik vat het op als een compliment. 9. Gens Nostra februari 1979, blz. 49vv. Oudere gegevens zijn niet te achterhalen, omdat de daartoe benodigde archieven tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verbrand. Het geslacht Scharten had een familiewapen. Dat is beschreven en afgedrukt in ‘De Nederlandse Leeuw’ 1889, pag. 60: ‘In blauw een halve eenhoorn, opkomende uit de bovenste van drie smalle, golvende dwarsbalken, een zwaard waarin een schaarde is, in de poot houdende. Helmteken een duif met een lauwertak in de bek’. 10. Scharten Sr. was daar in 1897 gekomen en is er negen jaar predikant geweest. Rond 1905 maakte hij er een bijzondere tijd mee, waar ook Johannes de Heer, de man van de bekende
164
noten bij ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant zangbundel, bij betrokken was. Wat die bijzondere tijd inhield, kunt u op internet lezen, de websites met artikelen uit ‘De Nederlander’ met als kop: ‘Opwekking Lutherse kerk Stadskanaal’ en ‘De geestelijke opleving in Holland 1905’, Johannes de Heer. Aardige bijkomstigheid, Scharten Sr. werkte in 1933 mee aan een boekje met de titel: ‘k Heb geloofd en daarom zing ik’, uitgegeven vanwege het tienjarig bestaan van de Nederlands Christelijke Gemeenschap Bond. Hij was lid van het Bondsbestuur van de NCGB. De schrijver van dit artikel is in de jaren vijftig/zestig opgegroeid in een jeugdafdeling van deze Bond te Driebergen. Scharten Sr. was in juni 1900 te Amsterdam getrouwd met Emma Friederika Augusta van Buuren (Amsterdam 1872-Zeist 1950), dochter van koopman Hendrik van Buuren en Emma Bornscheuer. Zij kregen drie zoons: - Karel (Stadskanaal 1904-Zeist 1994). Hij trouwde in 1935 te Zeist met Louisa Catharina Daran (Antwerpen 1906-Zeist 1988). - Hendrik, geboren in Stadskanaal op 31 mei 1905. Hij overleed op 29 augustus 1921 te Gouda, maar werd begraven in Amsterdam, op ‘Zorgvlied’. - Theodorus (1907-1998), de man waarover dit verhaal gaat. Na Stadskanaal diende vader Scharten vanaf augustus 1907 de gemeente in Hoorn, vanaf juni 1914 Gouda en vanaf juni 1923 Nijmegen. Op 1 juni 1930 ging hij, vanwege gezondheidsredenen, met vervroegd emeritaat. Hij verhuisde naar Zeist, waar hij in 1943 is overleden. 11. De Lutherse predikanten kregen jarenlang hun opleiding in Duitsland en dat had gevolgen voor de prediking. Als gevolg van de ‘Verlichting’ kwam aan het einde van de 18e eeuw het modernisme en rationalisme op, dat kritisch stond tegenover de oude geloofswaarheden en het geloof redelijk wilde verklaren. Veel Lutherse gelovigen vonden de prediking echter te moralistisch en te vrijzinnig geworden. Dat werd de aanleiding tot een kerkscheuring, toen in 1791 te Amsterdam een deel van de gemeente aldaar zich afscheidde. Enkele andere gemeenten sloten zich daar ij aan. Zo ontstond de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk, met een eigen bestuur en met een eigen predikantsopleiding. Ze gebruikten ook een eigen zangbundel. Pogingen om te komen tot verzoening liepen jarenlang op niets uit. Pas in 1952 kwam men tot elkaar en was er weer sprake van een gezamenlijk optrekken. Tot 2004 toen, als gezegd, de Lutherse kerk opging in de PKN. 12. Begin 20e eeuw verkeerde de Lutherse gemeente te Nijmegen in een crisis. Van de 600 à 700 Lutheranen die volgens de Burgerlijke Stand in de stad woonden, waren velen niet in de kerkelijke registers van de Lutherse gemeenschap opgenomen. Ook de financiën liepen terug. Dat veranderde toen Ds. J.C. Schröder in 1908 als eerste Nederlandstalige predikant zijn taak begon. Na hem kwam in 1915 ds. Carl August Stellweg die eind 1922 de gemeente verruilde voor onderwijzer in het tuchthuis van Nijmegen,‘De Hunneberg’ aan de Berg en Dalscheweg 287. Vanaf 1924 werden de diensten gehouden in de Lutherse kerk aan de Prins Hendrikstraat. In 1929 werd daar een toren bijgebouwd. De Lutherse gemeente in Nijmegen was van oorsprong Duits georiënteerd. Er werd gezongen en gepreekt in de Duitse taal. Ds. Scharten was de eerste die in het Nederlands predikte. 13. NHC 5.9.1936. Eliza (Cornelia Elisabeth) Scharten (Amsterdam 1876-Zeist 1965), was een
165
dochter van Ds. Karel Scharten (Voorburg 1836-Amsterdam 1909), in 1862 te Beverwijk getrouwd met Johanna Stumphius (Beverwijk 1840-Amsterdam 1908). Eliza was in 1912 uitgezonden door het zendingsgenootschap van de Pinksterbeweging en kwam in 1947 naar Nederland terug. In november 1920 was zij enige tijd met verlof en had zij in de Lutherse kerk te Gouda bij haar oom verteld over haar werk onder de bergstammen van ZW China. Meer over haar kunt lezen in: ‘Pinksteren in beweging’, v.d. Laan, blz. 22-26 en ‘Toen de kracht Gods op mij viel”, v.d. Laan, blz. 46-54. 14. Voor de oprichting van dat seminarium volgden de meeste Lutherse predikanten hun opleiding in Duitsland. Aan de opleiding in Amsterdam waren verbonden: Prof. mr. J. Loosjes (Amsterdam 1874-Bussum 1935), hij schreef het boek ; Geschiedenis der Lutherse Kerk in Nederland’ en Prof. Dr. H. A. van Bakel (Amsterdam 1874-1948) een Luther kenner bij uitstek. De laatste doceerde het vak Kerk- en Dogmengeschiedenis en deed dat ook aan de Universiteit van Amsterdam. Mr. Loosjes was een orthodox docent, prof. Van Bakel vertegenwoordigde een meer vrijzinnige vleugel van de Lutherse Kerk. 15. De AMVJ ( Amsterdamse Maatschappij Van Jongemannen) opgericht in november 1909 had als doel de ‘geestelijke, verstandelijke, lichamelijke en maatschappelijke ontwikkeling van jongemannen om aldus mede te werken aan de culturele ontwikkeling van het Nederlandse volk’. Er werd een huis Prof. mr. J. Loosjes ‘gesticht tot heil van jongeren’, gebouwd aan de Stadhouderskade tegenover het Leidsebosje, geopend in 1928. Het had een sporthal, zwembad, biljart- en gymnastiekzaal, woonruimte voor 120 leden en logies voor 80 gasten. Theo Scharten zal vermoedelijk een aantal maanden daar als gast zijn geweest. Na een maand of vijf vond hij elders in de stad onderdak. 16. Zeist, omdat zijn vader, vanwege gezondheidsproblemen, met vervroegd emeritaat was gegaan en in juni 1930 was gaan wonen aan de Stadhouderslaan 31A. In Zeist en omgeving was hij nog wat actief onder Luthersen in de verstrooiing. 17. Een kandidaat is een afgestudeerd theologische student die preekbevoegdheid heeft. 18. Een proponent is, na een kerkelijk examen te hebben afgelegd voor een classis (een groep kerken in een regio), beroepbaar in een gemeente. 19. De Johanniter orde, genoemd naar de bijbelse figuur Johannes de Doper, is een Ridderlijke orde op een protestantschristelijke grondslag, ongeveer 1000 jaar geleden gesticht door de kruisvaarders. Leden zijn voornamelijk mannen en vrouwen van adel met een protestantse achtergrond. Prins Bernhard behoorde ertoe en ook prinses Beatrix en koning Willem-Alexander zijn lid van deze orde. Elk jaar wordt er in het Slot Zeist een Ridderdag gehouden, een dag van ontmoeting. 20. Ds. Theodoor Godfried Stellweg (ook wel Stellwag) genoemd, geboren in Deventer1888, overleed in 1935 te Delft. Hij trouwde in 1920 met Maria Elisabeth Bes (Tilburg 1882-Den Haag 1938). Zij studeerde aan de TH te Delft en was de eerste vrouwelijke ingenieur (scheikunde) van ons land. Er is
166
noten bij ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant een straat naar haar genoemd. Ds. Stellweg was enkele jaren voorzitter van de CHU in Delft. 21. De mensen, verantwoordelijk voor zijn beroep naar Monnickendam waren: de ouderlingen Jacob Lakeman (Broek in Waterland 1858-Monnickendam 1954), Cornelis Lammes Bzn (Monnickendam 1870-Purmerend 1958), Marten Middelbeek (Katwoude 1874-Edam 1963), de diakenen Johann Heinrich Stöve (Edam 1899-1970), Jacob Mol (Monnickendam 1861-1940), Jan Meij Sz (Monnickendam 1890-1940 en kerkrentmeester Cornelis Mol Jzn (Monnickendam 18651944). Uit De Rijp waren dat: Dirk Cornelis de Moes (Monnickendam 1867-De Rijp 1959), Barend Langerijs (Amsterdam 1889-Purmerend 1942) en Frederik Eik/Eijk (Beemster 1879-Graft 1951) 22. SPC 18.7.1933; WA 19.7.1933. 23. De verhuiskosten – f 88,60 – werden door de beide gemeenten betaald. 24. Het huis, in januari 1842 voor f 1600,- door de Lutherse predikant Ds. Viehoff gekocht, werd sinds 1855 als pastorie gebruikt. Na het vertrek van Ds. Scharten hebben er nog drie Lutherse predikanten gewoond. In oktober 1961 kwam het leeg te staan en werd het pand gekocht door Mr. P. Stoffels (1914-M’dam 2013) De predikanten van de 17e en 18e eeuw woonden in het huis dat zich voor de kerk bevond, maar deze pastorie is in 1805 afgebroken. Een voorganger van ds. Scharten, Ds. Petrus Gerhardus Dreesman (hij was Luthers predikant van 1881-1890 in de stad en kwam uit Pruisen) had om zijn kinderen te kunnen bergen het huisje rechts (Kerkstraat 30) erbij getrokken. Dat was vele jaren later nog te zien. In de pastorie was tussen de voor- en achterkamer op de begane grond een alkoof. Dat is een raamloze bijkamer, vaak gebruikt als slaapkamer. Het had een echt houten tongewelf (een gewelf over de hele breedte van het huis in de vorm van een halve cirkel). Die alkoof deed in Schartens tijd dienst als eetkamer. De deur op de begane grond die toegang gaf tot het andere huis, bevond zich in de alkoof. Moeder Scharten vertelde aan de kinderen dat het huis ernaast op een gegeven moment niet meer nodig was. Er was echter na de sluiting in de deuropening geen stenen muurtje gemetseld. Aan beide kanten van de deur was de eigen wandbekleding voortgezet. ‘Toen moeder dat vertelde, hoorde ik ineens in de gang van de buren iemand voorbij sloffen’, aldus zoon Carel Anne Scharten in 2015. 25. De drie dames kregen voor hun werk samen f 32,77 uitbetaald. 26. Aldus mevrouw Jannetje Ruiter in de PNHC van 20.8.1996. Alleen…het verhaal klopt niet. Het was geen winterweer en er lag die zondag helemaal geen ijs! Mevr. Ruiter heeft zich mogelijk vergist in de datum. 27. Notulen van de gemeente en interview met de dames Jannetje Ruiter en Anna Nienhuis, NHC 20.8.1996 28. Ze zijn afgedrukt in ‘De Schakel’ jaargang 58, nummer 9, d.d. november 1986. 29. NHC 4.11.1936 30. NHC 5.12.1934 31. WA 5.9.1936. Zie ook noot 13. 32. Jubileumboekje van de gemeente 1636-1986 blz. 16 33. Jubileumuitgave Evang. Lutherse gemeente 1636-1986, blz. 16 34. Mevr. G. de Waart-Knijf herdacht in januari 1973 dat zij 25 jaar leidinggaf aan de Lutherse
167
zondagsschool. Zo ook mej. J. Ruiter in december van dat jaar, eveneens 25 jaar. Ze zou dat in totaal 36 jaar doen! Bron: ‘De Schakel’. 35. De Drie Meren 23.12.1933 36. De Rijper Courant van 9 maart 1940. Dirk Cornelis de Moes is in 1877 te Monnickendam geboren en was bakker in De Rijp vanaf circa 1903. Zijn bakkersbedrijf heette ‘De gezonde apotheek’. Hij in juni 1903 getrouwd met Luutje Hoogendijk (Monnickendam 1880-De Rijp 1922). Een maand voor de bevestiging van ds. Scharten in De Rijp was zijn zoon, smid Cornelis Dirk door een motorongeval om het leven gekomen, overleden in het ZH van Purmerend, 6 juni 1933. Dirk de Moes was tot september 1922 ook lid van de gemeenteraad van De Rijp. 37. De Drie Meren 16.8.1941 38. WA 25.11.1933. Ook in 1934, 1935, 1936 39. WA 10.1.1934. 40. SPC 12.9.1933 41. PNHC 8.6.1940 42. Zijn verhaal vindt u in JOM 2015 blz. 152-165. Ter aanvulling: Zowel Ds. Scharten als mevr. Rie Aberkrom-van der Voet te Heemskerk gaven aan dat Willem van der Voet in Vught overleden zou zijn als gevolg van een hondenbeet. Zou dat gebeurd zijn bij een vluchtpoging? 42a Veltrop, blz. 100 42b. Hoe die ‘ontsnapping’ heeft plaatsgevonden leest u in het artikel ‘Aanvullingen en correcties van het jaarboek 2015’. 43. Zie voor Boerlage ook JOM 2012, blz. 163vv. 44. Na de bevrijding heeft overlevende Manu Leuw, via advertenties in de krant, een hele reeks mensen bedankt. Daaronder ook Ds. Scharten voor het verlenen van onderdak in een moeilijke tijd, ook al was dat van kort duur geweest. Zie ook JOM 2015 blz. 206, 207. 46. Zijn schoonvader Ds. J.C. Schröder (Zwolle 1877- Voorburg 1966) was van 1915 tot 1944 predikant-directeur van deze Lutherse Diaconessen Inrichting aan de Koninginneweg 1 te Amsterdam. Hij schreef in 1937 een boek over de eerste vijftig jaar van het bestaan. Ds. Schröder was ook muzikaal. Tijdens de diensten in de kapel nam hij regelmatig plaats achter het harmonium of de piano. Die liefde voor muziek sloeg over op zijn dochter Mieke. In dat huis hebben meerdere onderduikers een onderkomen gevonden. Ook wist de directeur, samen met besturend zuster Johanna Rappange, heel wat Joodse kraamvrouwen met hun kindje uit handen van de nazi’s te houden. Zij wisten de bezetters goed duidelijk te maken, dat ze van het Moederen zusterhuis af moesten blijven. Vooral Huize Katharina, nood-kraamkliniek na de vordering van het ziekenhuis, was belang. Gynaecoloog dr. J.H. Engelkens speelde daar een belangrijke rol bij het uit handen houden van kraamvrouwen met pasgeboren kinderen. 47. Documentatieblad Lutherse Kerkgeschiedenis nummer 16 uit 1995, blz. 3. 48. Vader Scharten overleed in augustus 1943 te Zeist, 71 jaar oud. Hij was in juni 1900 te Amsterdam getrouwd met Emma Frederika Augusta van Buuren. In 1908 stond hij op een lijst van drie, te beroepen personen naar Monnickendam, maar werd niet gekozen. Wel heeft hij enkele keren in de Monnickendamse gemeente gesproken.
168
noten bij ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant 49. Daar werd hij gezien door een geboren Monnickendammer, Jan Klein (1927-Zutfen) toen deze bij zijn zus in Amsterdam op bezoek was, die bij het Vondelpark woonde. Bericht uit een mailwisseling d.d. 17.7.2015. 50. Veehouder Klaas Zeeman (Marken 1904-1988), zoon van Hein Zeeman en Jannetje Schouten, in 1926 getrouwd met Neeltje Uidam, woonde tijdens de oorlog in de Kerkbuurt 190A. Hij had de bijnaam Ka de Piel. In oktober 1940 was hij geverbaliseerd, omdat in zijn woning een karn gevonden was. Uit het proces-verbaal en uit de verklaring van de verdachte bleek dat het apparaat niet gebruikt werd. Het was een erfstuk en stond op een vliering. Als curiositeit werd het weleens aan vreemdelingen vertoond. De karn werd verzegeld, Zeeman veroordeeld, maar zonder oplegging van straf (PNHC 20.11.1940). 51. De Gereformeerde kerk in Monnickendam 1889-1989, blz. 50. Hij was Gereformeerde predikant in Monnickendam van april 1943 tot december 1945. 52. De Waterlander 9.5.1980 blz. 35 en ‘Verzet Verwoord’, blz. 50. 53. Zie JOM 2015 blz. 111. 54. NHC 22.2.1946. 55. Jacobus Bernardus (Ko) Steur (Monnickendam 1901-1981) in 1924 getrouwd met Adriana Joanna Elisabeth Groenewoud (Monnickendam 1903-1972) was oorspronkelijk fietsenmakerij. Zijn werkplaats stond naast de voormalige Noordeinderpoort. In 1925 begon hij op Noordeinde 86 een automobielbedrijf. Bij de garage had hij een opslagtank voor 6000 liter benzine. Tijdens de oorlog was de garage een van de vier uitdeelpunten van de gaarkeuken. 56. Over die periode is een boekje geschreven met als titel: ‘Zeg, Hollands soldaat...’ van Anthonie P. de Graaf, van Wijnen, Franker, 1995. Daarin wordt ds. Scharten meermalen genoemd en zijn er brieven van hem afgedrukt. Het geeft een indruk van het leven op midden-Java tijdens de politionele acties van 1949 en 1950. De schrijver van het boek heeft het over ‘onze dappere veldprediker, die voor zijn jongens opkwam en bepaald niet alleen voor de protestantse soldaten’. Jaren later – november 1989- zal ds. Scharten spreken bij de crematie van zijn toenmalige commandant van het 425e Bataljon Infanterie, overste Robert Helmer. Een ode aan deze man die als een vader voor zijn manschappen was, maar ook geliefd bij de Indonesiërs. Op enig moment had hij tegen Scharten gezegd: ‘Dominee, het gaat er om dat wij allemaal samen weer op de boot naar huis terugvaren’. Het mocht niet zo zijn. Dertien keer moest er een graf gedolven worden. Bij de reünies was deze overste altijd aanwezig. Ds. Scharten sloot af met de woorden: ‘Velen zullen, dacht ik, hem in hun gebeden herdenken. Immers we mogen Robert Helmer en allen die hem lief en dierbaar waren, bevelen in Gods genadige hoede. En ons herinneren
169
hetgeen geschreven staat: ‘Hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn van de Here’. 57. Deze medaille is op 2 december 1949 door koningin Wilhelmina ingesteld en werd uitgereikt door de minister van Defensie die aan militairen die in het toenmalige Ned. Indië, dan wel Indonesië en aangrenzende zeegebieden tussen September 1945 en juni 1951 tenminste drie maanden in werkelijke dienst zijn geweest. 58. Het Vrije Volk 17.10.1958; de Telegraaf 17.10.1958 59. Telegraaf 6.12.1958, Leeuwarder Courant 18.6.1959 60. Friese Koerier, Vrije Volk, Nieuwsblad van het Noorden etc. d.d. 17.8.1967 61. Leeuwarder Courant 2.11.1973 62. NIW 19.5.1978. De Hora is een traditionele volksdans uit het noorden van Turkije, maar is ook bekend in Griekenland en op de Balkan. Kenmerk is dat de hora gedanst wordt, hand in hand, schouder aan schouder in een grote cirkel. De dans is ook in Israël zeer populair en wordt gedanst bij een joodse bruiloft en als er sprake is van bar-mitswa. 63. Het vrije volk 9.1.1963 en 30.1.1963 64. Jubileumboekje blz. 16v. 65. Het jubileumboekje 1536-1986, d.d. 2.11.1986, met daarin op blz. 22 vv een artikel uit het juni/ julinummer van ‘Sola Fide’, het maandblad van de Nederlandse Lutherse Jeugdbond. 66. JOM 2015 blz. 60. 67. NRC 7.5.1975 68. NHC 5.5.1980 69. De Waterlander 9.5.1980. Het zal gaan om het driejarige joodse meisje Kitty Cohen, zie JOM 2015 blz. 83, 84). 70. NHC 9.5.1980 71. Een toepasselijke naam, immers de Zwaan is niet alleen verbonden met Waterland, het is ook een Luthers symbool. Ze zijn in Monnickendam afgebeeld op het dak van de kerk. In de 15e eeuw, zo’n honderd jaar voor dat Luther betekenis zou krijgen als kerkhervormer, was er in Tsjecho-Slowakije ene Johannes Hus, vertaald, Johannes Gans. Als voorloper van de Hervorming kwam hij op de brandstapel terecht. Dat ging zo met mensen die in woord en geschrift lieten weten het niet eens te zijn met de leer van de (RK) kerk. Hus zei: ‘Jullie braden nu een gans, maar 100 jaar na mijn dood zal er een zwaan opstaan’. De mensen herkenden in Luther de zwaan waar Hus over sprak. Als gezegd, de zwaan werd het symbool van de Lutherse Kerk. Een afbeelding ervan staat op het dak van de kerk. 72. Deze eretitel is ontleend aan de Joodse Talmoed en wordt gegeven aan niet-Joden, die tijdens WO II Joden hebben helpen onderduiken, ontkomen en overleven. De naam van de persoon wordt in Jeruzalem in een muur gebeiteld, in een park dat gewijd is aan de ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’.
170
ds. theodoor scharten jr. evangelisch-luthers predikant
bronnen Kranten Waterlandarchief, Purmerend Kranten Archief Alkmaar Delpher krantenarchief (landelijk) Notulen van de Lutherse gemeente Monnickendam, 20e eeuw. Hoe het Lutherde in Nederland 1 en 2, red. Th. A. Fafié, J.L.J. Meiners en C.Ch.G. Visser Lutheranen in de Lage Landen, red. K.G. van Manen Jubileumuitgave Evangelisch-Lutherse gemeente 1986 (350 jaar bestaan van de gemeente) De Schakel, Maandblad van de Evangelisch Lutherse gemeente, november 1986 Documentatieblad Lutherse kerkgeschiedenis nummer 9 en 16, red. drs. Th. A. Fafié. Waterlander vrijdag 9 mei 1980, interview met ds. Scharten. Kwartierstaat familie Scharten in Gens Nostra 1979 Zeg Hollands soldaat, A.P. de Graaff, 1995 Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel, 1998 Genealogie van de familie Scharten door Karel Scharten, aangevuld door C. A. Scharten De levensloop van ds. Scharten, door hemzelf getypt Internetpagina’s
171
Buitenplaatsen in de Purmer Investeren en buiten leven in een Noord-Hollandse polder
door Corrie Boschma-Aarnoudse Landschappelijk is de in 1622 drooggevallen Purmer nog grotendeels hetzelfde als in de beginjaren van de polder: een rechtlijnig kavellandschap, doorsneden door wegen en sloten, maar de bebouwing heeft in bijna 400 jaar een metamorfose ondergaan. Zij het met uitzondering van de karakteristieke boerenstolp die vanaf het begin in de droogmakerijen voorkwam. Maar verdwenen zijn de fraaie 17de en 18de-eeuwse buitenplaatsen langs de Wester- en Oosterweg. Ook de tuinen en de pittoreske theekoepels zijn er niet meer. In het boek 'Buitenplaatsen in de Purmer' maken we kennis met de 16 voormalige buitenplaatsen en hun eigenaren, die daar goede sier maakten met hun tuinen en herenhuizen. Naar buiten Al vroeg in de 17de eeuw trokken de Amsterdamse regenten en kooplieden naar buiten om daar ver van de stank en drukte van de stad in hun buitenhuizen van de zomer te genieten. De drooglegging van de Beemster in 1612 en tien jaar later van de Purmer, opende een nieuw perspectief voor deze groep bevoorrechte Amsterdammers. Niet alleen kochten zij vanuit beleggingsoverwegingen het merendeel van de kavels, maar verschillende families bouwden op hun kavel een buitenplaats en brachten zo de de woon- en tuincultuur van de Hollandse rijken over naar de polder. Uniek aan de buitenplaatscultuur in de droogleggingen is de combinatie van het zomerhuis met het agrarisch bedrijf. Verschillende eigenaren met een buitenverblijf waren in de Purmer persoonlijk actief in de ossenweiderij. Dat vertaalde zich bouwkundig in een representatieve buitenplaats, met soms goudleerbehang in de meest deftige kamers, en een aangebouwde boerderij aan de achterzijde. Van verschillende is de architectuur bekend door ontwerptekeningen van Philip Vingboons, als ook door schilderijen van de 17de-eeuwse schilders C. Holsteijn en J. van de Velde. Het gaat om Westwijck, Ransbosch en WolffenHoeck. WolffenHoeck van de familie de Wolff genoot al in de 17de eeuw landelijke bekendheid dankzij een vermaarde orangerie waarin Pieter de Wolff exotische planten kweekte. De huizen op zich vertegenwoordigden in vergelijking met het land maar een geringe waarde. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de buitenplaatsen aan de Vecht, de Amstel of in de duinstreek. Ook hieruit blijkt dat de veehouderij en de buitenplaatscultuur in de Purmer in elkaars verlengde lagen. Verschillende vooraanstaande 172
buitenplaatsen in de purmer
De orangerie van WolffenHoeck aan de Oosterweg, nabij Monnickendam, gravure 1676
Amsterdamse investeerders waren bovendien hoofdingeland en moesten om die reden geregeld in Edam zijn waar de vergaderingen plaatsvonden. Noodzaak en plezier sloten in de droogmakerijen zo op een natuurlijke wijze op elkaar aan. Amsterdamse regent en ‘regtenboer’ Naast de ossenweiderij was de melkveehouderij in de Purmer van belang, maar die werd overgelaten aan pachters. In veel van deze pachtboerderijen waren kamers ingericht voor de eigenaar en zijn gezin, waardoor die wel heerschapsboerderijen werden genoemd. Sommige Amsterdamse ossenweiders, zoals Gillis Valckenier, eigenaar van een heerschapsboerderij, waren trots op de geuzennaam 'boer' waarmee ze soms gekwalificeerd werden. In vergelijking met het aantal buitenplaatsen, waren de boerderijen met herenkamers ver in de meerderheid. In het boek zijn alleen de buitenplaatsen beschreven. Een vreemde eend in de bijt moet de ridderhofstede van Philibert Vernatti aan de Oosterweg zijn geweest (nu Stella Maris). Dit was een versterkt huis omgeven door een gracht, maar door het faillissement van deze avonturier is het complex al in 1644 gesloopt en trok de familie Ranst uit Amsterdam daar vervolgens de buitenplaats Ransbosch op. De tuin of plantagie vormde een symbiotische eenheid met het huis. Aanvankelijk werd deze aangelegd in streng symmetrische Franse stijl, later in de veel landschappelijker Engelse stijl, met bosschages, slingerpaden, en visrijke vijvers. Voor de aanleg en onderhoud van de tuinen was een tuinman onontbeerlijk. Een van hen, Jan 173
Westwijck, geschilderd door C. Holsteijn, 1637
Switser, leren we nader kennen door een verslag dat hij van zijn leven als tuinman, en later ook als landmeter, heeft opgeschreven. Voor de Edamse familie Teengs legde hij op de buitenplaats Zantwijck een prachtige plantagie aan. Er ontstond vaak een vertrouwensband tussen tuinman en heer en in de winter bleef de tuinman in de regel op het huis of in een aparte tuinmanswoning achter om alles in de gaten te houden. De reis over water vanuit Amsterdam naar de Purmer was wat tijd en hindernissen betreft geen sinecure. Onder de families die deze tocht met regelmaat ondernamen bevonden zich veel uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige katholieke kooplieden, maar ook doopsgezinde notabelen brachten de zomer graag in de Purmer door. Voor de mystica en doopsgezinde schrijfster Neeltje Beths uit Amsterdam was de reis minder bezwaarlijk, want haar ouders woonden in Monnickendam. Neeltje schreef en woonde omstreeks 1700 als een Betje Wol avant la lettre teruggetrokken op het buiten de Kalverlaan aan de noordelijke ringdijk van de Purmer. Eigenaren uit Purmerend, Edam en Monnickendam In de 18e eeuw trokken de Amsterdamse regenten en kooplieden zich terug uit de Purmer. De veepestepidemieÍn, de teruglopende rentabiliteit van het land, de hoge (polder)lasten en alternatieve beleggingsmogelijkheden, waren de belangrijkste redenen van hun vertrek. Bovendien waren de nazaten van de oorspronkelijk bouwheren in de regel agrarisch niet meer actief in de Purmer en hadden zij nauwelijks binding met de buitenhuizen. Notabele families uit de steden Edam, Monnickendam en Purmerend namen hun 174
buitenplaatsen in de purmer
plaatsen in en kochten de landerijen met de daarop staande huizen. Zo kocht al vóór 1700 Arent Claesz Bruijn uit Monnickendam het buitenplaatsje Ruimzicht. Hij bezat in de stad twee zeepziederijen de Bruijnvisch en de Gecroonde Bruijnvisch. Dankzij het reisverslag van de Zweedse reiziger Bengt Ferrner die in 1759 Holland bezocht en Bruijn ontmoette, is een zeldzaam inkijkje in het leven en de hobbies van een notabele familie uit Monnickendam bewaard gebleven. Omdat de afstand vanuit de genoemde steden tot de Purmer makkelijk te overbruggen was, kozen verschillende families er voor de buitenhuizen permanent te bewonen. Een aantal heerschapsboerderijen werd tot dat doel vergroot en verbouwd tot een nieuwe generatie buitenhuizen. Wolffwijck en Zantwijck zijn hiervan voorbeelden. Wel waren er een paar rijke plaatselijke boeren die zich een eigen boerderij konden permitteren, onder wie Claes Claesz van Leeuwen van Leeuwendaal. Deze Monnickendamse familie voelde zich kennelijk meer boer dan heer, want een transformatie van boerderij tot buitenhuis bleef uit. Dat was anders met de twee Amsterdamse slagersfamilies Abcou en Groenewoud. Zij zagen hun kans schoon, kochten land en boerderijen in de Purmer en gaven hun huizen geheel in de traditie van hun Amsterdamse voorgangers wel de allure van een buitenplaats: Abcou en Groenwewoud, nu twee stolpboerderijen. Door onderlinge huwelijken raakten de Edamse, Monnickendamse en Purmerendse notabele families steeds meer met elkaar verknoopt, ook in zakelijk opzicht. De families Van der Ley, Van Wallendal, Teengs, Van Sanen (Teengs) en De Leeuw waren economisch en bestuurlijk in de steden actief en hadden daarnaast veel land in de Purmer. Deze families hielden zich vooral met de houthandel bezig. Hun land werd niet alleen aan veeboeren verpacht, maar de houthandelaren richtten ook boomkwekerijen op hun grond in met soms wel duizenden bomen! Een van hen was Albertus van Wallendal, eigenaar van twee houtmolens in Monnickendam. Door zijn huwelijk met Ludewina Teengs uit de Monnnickendamse tak van deze familie en weduwe van oud-burgemeester Dirck Tijssen, werd hij eigenaar van de al genoemde buitenplaats de Kalverlaan aan de noordelijke ringdijk. De glans en glorie van de buitenplaatscultuur kreeg in de Franse tijd de gena- Portret van Arend Nicolaas van Sanen Teengs deslag. Niet alleen waren de hoge kosten die tot zijn dood in 1858 op Zantwijck woonde 175
van onderhoud reden tot sloop. Door het uitsterven van notabele families in met name Edam en Monnickendam vererfden buitens en land naar verre familieleden die hun bezittingen aan financieel draagkrachtige boeren verkochten. Deze lieten de herenhuizen slopen en bouwden op die plek een nieuwe boerderij. Maar ook de nog resterende notabele families lieten zich wat sloopactiviteiten betreft niet onbetuigd en al in 1731 liet de Monnickendamse brouwer en burgemeester Roelof de Leeuw tezamen met oud-burgemeester Dirk Boon het door Philips Vingboons gebouwde buiten Westwijck slopen. Het van huis uit aannemersduo Rieder en Prins uit Edam heeft in dit alles een grote rol gespeeld, vergelijkbaar met de legendarische sloper Frederik Kaal uit Amsterdam, van wie het woord 'kaalslag' afgeleid is. Buitenplaatsen in de Purmer Investeren en buiten leven in een Noord-Hollandse polder door Corrie Boschma-Aarnoudse; verschijningsdatum 1 april 2016 Uitgeverij Noord-Holland, Wormer. Voorintekenprijs: € 19.95 € na 1 april € 24,50 www.uitgeverijnoordholland.nl of per e-mail: bestellen@uitgeverijnoordholland.nl
176
Bedrijvigheid op het Doelepad, nu Lindegracht, in 1916
Het Doelenpad Door Siem Koerse Dat er op de Lindegracht een Doelen heeft gestaan is bij de oudere Monnickendammers met interesse voor onze stad, geen vraag maar een weet. Deze Doelen was bestemd voor overnachtingen, de schutterij en het verversen van paarden. Op de kaart van De Wit/Blaauw van ± 1660 is de plaats te zien waar de paarden even buiten de Vesting bij de Broekerpoort werden gewassen (kruising Nieuwpoortslaan/Bernhardlaan). Op deze kaart staat nummer 38 voor Paerden Wedt, maar wat is dat? Op pagina 172 van Beschryving van d’eerfte Beginfelen Stadt Amsterdam - 1693 - staat 'om dat aldaar het Paerden Wedt geweeft mach zijn, daar in men de Paerden gewoon is te wateren'. Deze plaats was aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal in Amsterdam tussen achterzijde van het paleis op de Dam en het Spui. Maar we dwalen af, terug naar de Lindegracht. Deze gracht werd in het verleden Het Zonnepad en Het Doelenpad genoemd. Bij het opschonen van de straatnamen – er waren in de Het Paerden Wedt ±1660 bij de Grote Kerk 177
loop van eeuwen veel verbasteringen opgetreden – werd ook voor de Lindegracht een aanpassing gemaakt. Even voor de duidelijkheid: in zijn totaliteit heet de gracht Lindegracht, maar voor de bevolking bleef de Noordkant Zonnepad en de Zuidkant Lindegracht, met als bijnaam Het Doelenpad. Er werd gekozen om de Noordkant officieel het Zonnepad te noemen en de Zuidkant werd officieel Lindegracht (Appel, zie jaarverslag Oud Monnickendam 1976). De naam Doelenpad verdween bijna voor de nieuwe generaties in de vergetelheid. Maar er was licht aan het einde van de tunnel. In 2001 heeft de familie S. Verbeek, wonende Lindegracht 10, het initiatief genomen om in de voorgevel een gevelsteen te plaatsen met een afbeelding van De Doelen met de tekst OP’T DOELENPADT. Om het allemaal nog wat ingewikkelder te Gevelsteen Lindegracht 10 maken: de naam Zonnepad loopt vanaf de Kerkstraat tot aan hoek en gaat dan over in de Fluwelenburgwal. De Lindegracht loopt vanaf de Kerkstraat tot aan de plaats waar de rooilijn een stuk naar achteren gaat, voorbij waar eens De Doelen heeft gestaan, en gaat dan over in het Rozendaal dat doorloopt door tot aan de Zuidervesting. In het boekje 'Herinneringen aan Oud Monnickendam' wordt op pagina 18 door de schrijver, de heer J. Veltrop vermeld, dat op de Lindegracht vier woningen worden gebouwd onder één kap. Deze woningen zijn gebouwd in 1915/1916. De twee hoekwoningen zijn in de loop van de tijd iets verzakt, ze zijn namelijk niet onderheid. Dat laatste is waar. Het was ook niet nodig voor deze lichte noodwoningen, ze staan voor een gedeelte op de fundamenten van de Oude Doelen of van woningen die er later zijn gebouwd en ook weer gesloopt. Het probleem was echter dat de twee hoekwoningen achteraf wel een extra paaltje in de grond De Oude Doelen, met slootje tekening Cornelis Pronk 1727 178
de doelen aan het doelenpad, nu lindengracht
hadden kunnen gebruiken. De twee sloten, links en rechts van de voormalige Doelen zijn de boosdoeners van het zakken van deze hoekwoningen. (Deze tekst over de hoekwoningen is met goedvinden van de bewoners geplaatst.) Als we het hebben over de Oude Doelen moet er ook een Nieuwe Doelen zijn. Deze Nieuwe Doelen is in 1743 gebouwd op De Zarken nummer vier, nu is het een woonhuis. De achterkant is ingekort en het geheel is één verdieping lager gemaakt. Gelukkig door mensen met historisch besef: het fronton met het wapen van Monnickendam is één verdieping lager opnieuw aangebracht. In het boekje Oude tekeningen vertellen over ‘De zeven steden Hollands Noorderkwartier’, Amsterdam, oktober 1969, J. Zwaan. Repro-Holland, staat de originele vorm van deze woning. Op de illustratie hierboven geeft de lijn de oorspronkelijke vorm van deze ‘Nieuwe Doelen’ aan. We gaan weer terug naar de Lindegracht. Om deze vier noodwoningen te realiseren werden de twee sloten naast de voormalige Doelen gedempt met alle gevolgen van dien. Op de tekening van De Wit/Blaauw is de Oude Doelen nog te herkennen met daarachter de schietbanen en moestuinen, deze ruimte is nu in gebruik als parkeerterrein en wordt nog steeds het Het Doelenerf genoemd. De bijnaam mag dan aan de voorzijde van de Lindegracht verloren zijn gegaan (op de nieuwe gevelsteen na) aan de achterzijde is deze naam nog bewaard gebleven.
Oude Doelen aan de Lindegracht, nr 34 in de kaart
Detail van de plattegrond De Wit/Blaauw ±1660
179
Vier eeuwen stadsomroepers van Monnickendam Het overbrengen en doorgeven van berichten is van alle tijden, kent een lange ontwikkeling en is door de eeuwen heen steeds sneller geworden. In een tijd waarin technische verbindingen binnen luttele seconden elke gewenste informatie zichtbaar en hoorbaar maken, kunnen nieuwe aardbewoners zich dan ook nauwelijks voorstellen, dat onze voorouders aangewezen waren op non-verbale, mondelinge en wat later, op schriftelijke berichtgeving. Geen sprake van communicatiesatellieten, zendmasten of smartphones. Hoe de berichtgeving in Monnickendam door de eeuwen heen heeft plaatsgevonden, daarover verderop meer. Eerst wat algemene informatie over communicatie. Non-verbale communicatie Non-verbale communicatie is een moderne term, waarmee het doorgeven van berichten wordt bedoeld, zonder dat er woorden aan te pas komen. Voorbeelden. – Onze Germaanse voorvaders maakten gebruik van rooksignalen en trommels om elkaar te waarschuwen, op te roepen voor een ontmoeting of om ten strijde te trekken tegen een vijandelijke stam. – De stand van de molenwieken dienden (en dienen) voor insiders als berichtgeving. – Op zee maakte en maakt men gebruik van vlagsignalen en tot op vandaag is er sprake van vuurtorens en lichtbakens, die de veiligheid van schepen moeten waarborgen. – Non-verbaal was ook het luiden van klokken, bv. de brandklok. Iedereen wist wat er aan de hand was en wat hem of haar te doen stond. Als in Monnickendam de poortklok ging luiden, dan wisten reizigers dat ze moesten opschieten om binnen de veilige stadsmuren te kunnen overnachten (1). Ook dovenvertolking en lichaamstaal kunnen gezien worden als non-verbale communicatie. Visuele middelen In een periode van de geschiedenis, toen velen niet konden lezen, hadden mensen met een bepaald handwerk of beroep een uithangbord of een bijzondere gevelsteen aan hun huis of werkplaats (2). Schilders, bakkers, apothekers bijvoorbeeld (3). Visuele informatie voor de bezoeker, die van hun diensten gebruik wilden maken. Ook 180
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
gedenkstenen, geplaatst bij bijzondere gelegenheden vertellen, met of zonder woorden een verhaal. Beelden in de kerk Veel kerkmensen konden in vroeger tijd niet lezen. Bij het doorgeven van de boodschap van de Bijbel werd daarom gebruik gemaakt van beelden en afbeeldingen. De veertien staties in Rooms-Katholieke kapellen en kerken, waarbij de lijdensweg van Jezus stap voor stap is uitgebeeld, zijn er een concreet voorbeeld van. Ook plafondschilderingen en glas-in-loodramen vertellen zonder woorden hun verhaal. Omdat in voorgaande eeuwen ook dorpspastoors vaak niet of nauwelijks konden lezen en schrijven, waren plaatjes en afbeeldingen zodoende een uitkomst. Mondelinge berichtgeving Naast de non-verbale berichtgeving waren er herauten van hoogwaardigheidsbekleders die voor het overbrengen van informatie zorgden. Op het plein van een dorp of stad zetten ze de trompet aan de mond. Daar kwamen de bewoners dan op af, omdat ze begrepen dat er nieuws was. De heraut ontrolde een vel perkament en las voor wat zijn koning, graaf of edelman had besloten en wat zijn onderdanen moesten weten. Vorsten hadden in de voornaamste buitenlandse steden agenten, die hen op de hoogte hielden van wat er daar voorviel. Maar dat nieuws bleef meestal beperkt tot de grenzen van het hof en het slot. Poorters, burgers waren vrijwel onbekend met wat er elders in het land, Europa of de wereld voorviel, tenzij het hen werd verteld door een koopman, die vreemde oorden had bezocht. Voor de plaatselijke berichtgeving zorgde, naast de omroeper, de voorzanger/voorlezer of dominee, via afkondigingen in de kerk van o.a. huwelijkssluitingen. Schriftelijke communicatie Een volgende stap was de schriftelijke berichtgeving. Brieven, in oudere tijden missieven genoemd, werden via koeriers of ijlbodes te paard overgebracht. Wat later in de tijd werden die met de postkoets, de trekschuit, de postbode, lopend of op de fiets en nog weer later gemotoriseerd, op plaats van bestemming bezorgd. In de steden was sprake van ingekomen en uitgaande missieven, de laatsten geschreven door de secretaris van de stad. Kopieermachines bestonden niet, dus moest elk bericht met de hand in duplo worden geschreven. Was de bevolking van Monnickendam, als het om informatie ging, vooral aangewezen op de stem van de stadsomroeper, er was ook sprake van schriftelijke informatie. Berichten, bijvoorbeeld van aanstaande huwelijken en de bekendmaking van keuren, werden aangeplakt aan de pui van het stadhuis. Iedereen die had leren lezen kon er kennis van nemen (4). Kranten, schotschriften, pamfletten etc. In de 18e eeuw kwam een nieuw soort schriftelijke berichtgeving op gang, nl. via 181
periodieken, schotschriften, pamfletten, spectators en kranten die enkele dagen per week verschenen (5). (Boek)drukkers: Reinier de Wilde, Jan Gorter Niet alle documenten hoefden met de hand te worden overgeschreven. Er was ook sprake van gedrukte informatie. De boekdrukkunst stamt uit het midden van de 15e eeuw (6). Monnickendam kende voor 1700 al een drukker, Reijnier de Wilde (7). Hij was in 1697 de uitgever van een muziekboekje met als titel: ‘Haringhvangst ofte het Monnickedammer Welvaren’. Een andere boekdrukker was Jan Gorter (8). Hij kwam uit Medemblik en vroeg in juni 1771 het burgerschap van Monnickendam aan. Toen hij een huis gevonden had, kwam hij eind augustus in de stad wonen. Gelet op een uitgave uit 1768 was Gorter in Medemblik ook al boekdrukker. Technische ontwikkelingen Na de uitvinding van de boekdrukkunst was het lange tijd stil, maar vanaf het midden van de 19e eeuw volgde, als gevolg van allerlei ontdekkingen, de ene uitvinding na de andere, zoals de telegraaf en de telefoon. Deze vorm van berichtgeving werd steeds geavanceerder. Radio, tv, fax, e-mail, internet, SMS-jes, blackberries, ipods, ipads, podcasts, smartphones, twitter, facebook, tablets, ze zijn niet meer uit onze wereld weg te denken. En als dit jaarboek verschijnt, zijn er vast al weer nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de communicatie. Stadsomroepers in Monnickendam (9) Omroepers verkondigden het ‘nieuws’ in de stad toen er nog geen kranten bestonden. Je zou ze met een beetje fantasie ‘pratende kranten’ kunnen noemen, de huisaan-huis-kranten van weleer. Evenals in andere steden van Holland kende ook Monnickendam de persoon van de omroeper. Hij bracht de bevolking op de hoogte van mededelingen van het stadsbestuur, waaronder de zogeheten keuren, de plaatselijke verordeningen. Bij de haringafslag fungeerde hij als een soort veilingmeester. Wanneer er sprake was van verkoop van roerende en onroerende goederen, dan ging de omroeper rond om de verkoping of veiling aan te kondigen. Wat later in de tijd werden, tegen betaling, ook aanbiedingen van de middenstand door hem bekendgemaakt. In dat geval was hij een lopende ‘reclamefolder’. 182
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Hoe een en ander, ruim drie honderd jaar geleden, in z’n werk ging en wat het de man opleverde, vertelt ons de instructie van 22 maart 1691: “Lijste van het Roepersloon daer naer de Stads Omroeper hem sal hebben te reguleren. 1 Eerstelijck sal den omroeper genieten van ijedere roep die hij door de Stadt met het beckengeslagh ‘t zij voor een burger ofte buijtenman comt te doen, ses stuijvers. 2 Van gelijck omslaen met de becken door de Stadt ten reguardes (behoeve, caeg) van veijlinge ofte Custingbode (veilingmeester, caeg) van ijder perceel Goeds (goederen caeg), twee stuijvers, doch van dat boven 2000 guldens vercogt wordt, vier stuijvers. 3 Van een ordinaris off slegte Roep door de Stadt met de klock, voor een Burger een stuijver ende voor een buijtenman twee stuijvers. 4 Van ijeder persoon die met Buijtenvis aande steijger leijdt ofte aen de Baencken (van de vismarkt) staet, ‘t zij dat zij die laten omroepen ofte niet, te genieten twee stuijvers. 5 Van ijeder persoon die met Baars, Voorn ofte anders aen ‘t Sandt ofte elders te coop leijdt ofte staet,‘t zij dat sij zulcks omroepen laeten, ofte niet, van een burger een stuijver ende van een buijtenman twee stuijvers 6 Van ijeder persoon die op de Marcktdag van buijten hier comen met Schepen, Schuijten ofte Wagens te coop brengende Boter, Caes, Appels, Peeren ofte andere diergelijcke waeren, zulcks latende omroepen, ofte niet te genieten twee stuijvers. 7 Nog wegens ijeder Schip ofte Schuijt comende van buijten als voren, met potten, pannen ende allerleijce ander Aerdewerck, zulcks werdende omgeroepen, mede bij de Roeper te genieten twee stuijvers. 8 Ende onaengezien verscheijde vaertuijgen ofte wagens met eenderleij soorten van waaren soude mogen sijn, wegens deselve ieder apart even wel ’t Roepersgelt zal moeten werden betaalt. Het meeste van dit oude taalgebruik zult u wel begrepen hebben. Zo niet, dan wordt dat gaandeweg wel duidelijk. Terechtstelling Dat de stadsomroeper ook weleens bij andere zaken werd ingezet, leert ons het volgende bericht. Terwijl de klok werd geluid, de poorten en de bomen van de stad gesloten waren, werd Claas Calf ‘gestraft met de koorden tot dat de dood er na volgt’. Veroordeeld tot de strop dus. Calf was gevangengenomen wegens diefstal van paal- en ijzerwerk, behorende bij de Waterlandse Zeedijk. ‘De stadwagts, turf- en coorndragers, bierdragers, de boomsluiter en de stadsomroeper zullen samen een cordon rondom het schavot vormen. Alle betrokkenen hebben aan deze gebeurtenis iets meer dan een gulden verdiend’ (10). 183
Vind de oudste omroepers in de bijlage (11) Er zijn in Monnickendam een hele reeks omroepers actief geweest. Van de mannen die in de 16e t/m de 18e eeuw dienst hebben gedaan vindt u de namen en enkele gegevens in de bijlage die begint op pagina 208. We volgen nu het wel en wee van de Monnickendammer stadsomroepers vanaf ongeveer 1800 tot ver in de 20e eeuw. Omroepers werden ook wel aangeduid als belleman. Taak Dat de omroeper in voorgaande eeuwen een behoorlijke taak had, blijkt niet alleen uit de beschikbare gegevens, maar ook uit een bericht in een krant van 1900: ‘Dat het baantje van dorpsomroeper in vroeger dagen niet zoo gemakkelijk was als oppervlakkig wel lijk, moge blijken uit een oude instructie voor zo’n hoogwaardigheidsbekleder van 21 februari 1758, waarin te lezen staat: ‘De omroeper zal altijd het bekken bij hem moeten hebben, wanneer hij iets uitroept en daarbij behoorlijk slaan en terwijl hij roept niet voortloopen, maar stil blijven staan, de woorden niet onordentelijk of singende maar deftig en verheven uijtroepen en dat telkens in de tusschenstand van vier huijsen vervatten’(12). Jacob Fris (13) De laatste omroeper van de 18e eeuw was Jacob Fris. Op 16 maart 1793 werd hij aangesteld ‘mits betalende het afleggeldt daartoe staande’. Die laatste uitdrukking betekent, dat hij een bedrag (vijftig gulden) moest betalen om de baan als omroeper te krijgen. Het was de Franse periode, de tijd van de Bataafse Republiek en daarom moest hij de ‘eed van suijvering alsmede die op de constitutie afleggen’. In gewoon Nederlands, zijn trouw uitspreken aan het nieuwe gezag in de stad, want de door hen gehate aanhangers van het huis van Oranje waren aan de kant gezet. Op zaterdag 18 juli 1795 werd er in het stadsbestuur gesproken over de ‘zotheden die door de omroeper worden omgeroepen’. Die ‘zotheden’ hadden zeer waarschijnlijk betrekking op het omroepen van berichten in het Frans. Het stadsbestuur vroeg namelijk de Franse Capiteijn om ‘niet meer te laten omroepen’. Jacob Fris werd gezegd dat hij ‘geen zotterneijen meer moest omroepen, als ook in geen vreemde taal, 184
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
zonder voorkennis van de president burgemeester’. De directe aanleiding wordt niet genoemd, maar Jacob Fris kreeg zes oktober 1810 te horen, dat hij ‘wegens zijn slegt gedrag van zijn positie als stadsomroeper was ontzet’. Afgedankt dus.
stadsomroepers in de 19e eeuw Sollicitanten Er waren drie personen die naar de post van stadsomroeper solliciteerden: touwslager Harmen Jonkman (Hoorn 1786-Amsterdam 1838) (14), Cornelis Kwakman en Hendrik Liwijn. Er werd geloot en Hendrik Liwijn bleek op 7 oktober 1810 de gelukkige. Net als Jacob Fris moest ook hij wel eerst vijftig gulden afleggeld betalen, voor hij werd benoemd. Hendrik Liwijn (15) Hendrik Jansz. Liwijn woonde nog maar kort in de stad. Hij was hoedenmaker en kwam uit Amsterdam. Op 13 mei 1809 had Hendrik het burgerschap van Monnickendam aangevraagd en de eed afgelegd. Na een verblijf van zo’n zeven jaar in de stad deelde Hendrik op 25 mei 1816 het stadsbestuur mee, dat hij eerdaags ‘na de Zaan gaat wonen en alzo bedankt voor de post als stadsomroeper’. Twee dagen later verkocht hij, via notaris Pfeil, zijn huis op de Haven, wijk 3 nr. 117, voor 46 gulden aan timmerbaas Tijmen Kater. Dat huis had hij op 7 december 1814 voor 200 gulden gekocht van Harmen Kool. Een flink verlies dus. Na het vertrek van Liwijn overwoog het stadsbestuur, om de post van stadsomroeper te combineren met die van bierdrager. De beslissing daarover werd opgeschoven, maar is uiteindelijk niet doorgegaan. Cornelis Kwakman, drie dagen omroeper (16) De nieuwe omroeper werd Cornelis Kwakman. Eerder las u dat hij in 1810 éen van de drie sollicitanten was. Cornelis was schoenmaker en sinds 1802 ook nachtwacht. Op 15 juni 1816 kreeg hij zijn aanstelling, maar vier dagen! na zijn aanstelling overleed Cornelis. Hij werd de 22e juni begraven, 43 jaar oud. Hendrik Groot (17) Een paar dagen na de begrafenis van Cornelis Kwakman werd door burgemeester Remmet Kous Bos een nieuwe omroeper benoemd: zeilmaker Hendrik Groot, een broer van één van de voorvaders van de schrijver van dit verhaal. Nevenfunctie Het omroepersambt was geen fulltimebaan. Je deed het naast je gewone werk en dat viel gewoonlijk prima te combineren. Hendrik Groot wordt bijvoorbeeld ook 185
regelmatig genoemd als getuige bij de aangifte van een kind of een overledene op het stadhuis. Zeilmaker Hendrik Groot heeft bijna veertig jaar de nevenfunctie van stadsomroeper vervuld. Na zijn dood in 1849 werd er twee keer een vervolginstructie voor de omroeper opgesteld. De eerste in 1849, de tweede in 1852. Van de laatste volgt hier de tekst: Nieuwe instructie voor de stadsomroeper, 29 januari 1852 Art. 1 De omroeper zal van iedere roep, welke hij door de stad met het bekkengeslag doet genieten dertig cent en van iedere roep met de klok vijf cent. Art. 2 Hij zal, zo dikwijls hem zulks gevraagd wordt, dadelijk bereid moeten zijn om tegen vergoeding van bovenstaand loon, zijn betrekking ten uitvoer te brengen; echter zal hij op zondag en de erkende feestdagen, alleen op de navolgende tijden mogen roepen: Des voormiddags van 8-9 uur; des middags van 12-1 uur en namiddags na 4 uur, terwijl hij na zonsondergang niet zal mogen roepen dan met voorkennis van de burgemeester of die hem vervangt. Art. 3 Hij zal geen roepen mogen doen welke strijdig zijn met de Policie of goede zeden. Wanneer aan hem zulks wordt opgegeven, zal hij hiervoor dadelijk de Burgemeester of die hem vervangt kennis geven, met opgaaf van de persoon die zulks aan hem heeft opgedragen. Art. 4Hij zal bij de roepen met het bekken voor de eerste roep niet meer dan vier, en voor iedere volgende roep niet meer dan twee slagen op het bekken mogen geven, terwijl hij gehouden zal zijn om in dezelfde positie, waarin hij begint te roepen, te blijven staan zonder, voor dat hij gedaan heeft, zich om te keren. Art. 5 Hij zal op alle bruggen en op alle hoeken van straten en stegen roepen, te beginnen op de brug aan het einde van het Weesland om te eindigen bij het Weeshuis. Art. 6 De roepen welke hij voor de stad doet en dadelijk van Burgemeester en Wethouders uitgaan, zijn niet aan de betaling onderhevig. Art. 7 De Raad behoudt aan zich deze instructie zodanig te veranderen, verbeteren en ampliceren (aanvullen, caeg) als hij zal vermenen behoren. Uit deze nieuwe instructies worden we weer wat wijzer, voor wat betreft de werkzaamheden van de omroeper. Waar hij moet staan, hoeveel slagen op het bekken hij dient te geven etc. En het stadsbestuur zag erop toe dat er geen berichten werden omgeroepen die de goede orde zouden schaden. We zullen zien dat er gaandeweg berichten werden omgeroepen, die te maken hadden met allerlei ontwikkelingen in het sociale en maatschappelijke leven aan het einde van de 19e eeuw en vooral ook in de 20e eeuw. Tja, de tijd staat niet stil, de maatschappelijke ontwikkelingen ook niet. 186
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Klaas Hondius (18) De opvolger van Hendrik Groot was de ongetrouwde brievenbesteller Klaas Hondius, geboren in 1799. Klaas was een lastig figuur. Naast jaarlijks toenemende gebreken zoals een verregaande staat van doof- en blindheid en een ‘gering denkvermogen’, was hij ook onverbeterlijk traag, brutaal en lomp in de omgang met anderen. Dienstvoorschriften van zijn superieuren lapte hij aan z’n laars, hij meldde zich herhaaldelijk ziek of verscheen uren te laat op het postkantoor. Nam bij voorkeur geen brieventas mee en verloor meer dan eens brieven in de stad. Hij was diverse keren ernstig vermaand en acht dagen geschorst geweest, maar het had allemaal niets geholpen. Directeur Pieper van het postkantoor had hem ‘ontslag met pensioen’ geadviseerd, maar daarvoor bleek hij te koppig. Dus vroeg Pieper dat ontslag zelf maar, vooral omdat hij een opvolger had gevonden, Cornelis Lammes (Monnickendam 1825-1872), ondermeester van de stadsarmenschool. Een eerlijk en braaf mens die Hondius’ diensten al vaker had overgenomen. Klaas Hondius werd op 27 maart 1856 ontslagen. Op 1 april werd de functie vacant verklaard en kon er gesolliciteerd worden. Hij woonde daarna nog meer dan twintig jaar in het Diaconiehuis aan de Kerkstraat, waar hij in april 1879 op tachtigjarige leeftijd overleed. Pieter Pietersz. Gras (19) Klaas Hondius werd op 7 juni 1856 opgevolgd door Pieter Gras. Telg uit een oud Monnickendams geslacht dat teruggaat tot rond 1700. Veel van zijn voorouders waren scheepsbouwer. Ook Pieter werkte op de scheepshelling. Pieter Gras woonde op het Bloemendaal. Daar overleed hij op 14 oktober 1874, nog maar 46 jaar oud. Toen zijn vrouw Elisabeth Loef in 1878 stierf, werden de twee kinderen uit het tweede huwelijk, Hendrik (1870) en Willem (1874) opgenomen in het weeshuis. Hendrik woonde daar tot z’n 21e verjaardag, 1891. Hij is de latere schoolmeester en schrijver van o.a. het kinderboek ‘Kees van den omroeper’ (20). In november 1891 vertrok hij naar Uitgeest. In 1952 is hij te Soest overleden (21). 187
Heden morgen 8 september 1874 werd de ingezetenen alhier door de stadsomroeper het volgende bekend gemaakt: ‘Eenige broodbakkers alhier hebben besloten van heden af het roggebrood 1,5 kg voor 12 centen te verkopen en het tarwebrood gelijk te stellen met het brood van de Amsterdamse broodfabriek’ (22). Het was éen van zijn laatste bekendmakingen, want een maand later zou Pieter Gras overlijden. Een nieuwe vorm van communicatie: telegraferen Rond 1835 was er een nieuwe vorm van communicatie ontstaan. In 1850 deed de telegraaf zijn intrede in ons land. Berichten (telegrammen) werden over een grote afstand langs elektronische weg verzonden. Deze nieuwe ontwikkeling was ook het stadsbestuur van Monnickendam niet ontgaan. Tijdens een vergadering van B&W op 16 december 1865 werd besloten een brief te sturen aan de minister van Binnenlandse Zaken met het verzoek ‘dat ook in deze stad een Rijkstelegraafkantoor mag worden gevestigd, om zoo in verbinding met de algemene telegraaflijn te komen’. In de brief van 19 december wordt melding gemaakt dat deze stad, in tegenstelling van zoveel andere gemeenten in ons vaderland, tot nu toe verstoken is gebleven van het voordeel, in het bezit te zijn van een telegraafkantoor’. (..) Hoewel klein in bevolking (toen ca. 2900 inwoners, caeg) kan deze gemeente wat haar handel en nijverheid betreft wel van enig belang genoemd worden, hetgeen blijkt uit het grote aantal brieven dat jaarlijks van en naar deze plaats wordt geëxpedieerd en waarvan de verzending vooral in de laatste jaren is toegenomen’. In dat jaar bleken op het postkantoor zo’n 20.000 brieven ontvangen en verzonden te zijn. Het aantal brieven dat naar het buitenland is verzonden en vandaar werd ontvangen, wordt op ruim 3000 geschat. Het geeft burgemeester Frans Nooij reden om te schrijven: ‘waaruit gemakkelijk af te leiden is, hoeveel omvattend de handel in deze gemeente kan worden genoemd en hoe wenselijk het zou zijn dat hier vanwege het Rijk een telegraafkantoor werd gevestigd’. Op 3 januari 1866 antwoordde de minister dat het verzoek door hem werd ondersteund. Hij kon echter nog geen toezegging doen voor de vestiging van een telegraafkantoor in de stad ‘doch bij verdere uitbreiding van het telegraafnet in Noord-Holland zullen de belangen van uw gemeente niet uit het oog worden verloren’. Een postkantoor had de stad al, maar het zou nog twee jaar duren voor er metterdaad een telegraafkantoor zou komen. Als in november 1868 een overzicht wordt gegeven van belangrijke werken, dat jaar gerealiseerd, staat daar het telegraafkantoor op vermeld. ‘Door de aansluiting van de gemeente met de Rijkstelegraaflijn is alhier een geheel nieuw Telegraafkantoor gesticht. Het is bijna voltooid. Kosten f 2575,-.’ Het zou echter tot 1 juli 1869 duren voor er een beperkte telegraaflijn geopend zou worden. Die dag kwam er om 10.27 uur een telegram van de Commissaris van de Koning, de heer Roëll binnen, die de burgemeester feliciteerde. Op 21 mei 1870 kwam er een bericht uit Hoorn dat men besloten had tot de aanleg van een telegraaflijn van Monnickendam langs het Schouw naar Amsterdam. 188
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Door aankoop van het Rijk kon in 1874 op het Noordeinde een Post- en Telegraafkantoor worden gerealiseerd, compleet met Directeurswoning. Een grote stap vooruit in de communicatie tussen steden, mensen en bedrijven. Maar het zou het werk van de omroepers vooralsnog niet overbodig maken. Zie ook JOM 2012 blx. 169 vv.. Jan Pietersz Gras (23) Jan Pietersz Gras volgde op 14 juni 1875 zijn vader op als omroeper. Als kind was Jan niet van onbesproken gedrag. Op 8 maart 1867 werd in de notulen van de gemeente genoteerd dat er een proces-verbaal was opgemaakt van Jan Gras die ‘ofschoon op jeugdige leeftijd (hij was dertien), alhier als een ondeugende jongen bekend staat’. Hij is met justitie in aanraking gekomen wegens ‘het werpen van stenen’ (24). Op 10 april 1880 kreeg hij van het stadsbestuur een vermaning. Hem ‘wordt onder ’t oog gebracht de bepaling in zijn instructie vervat, dat hij bij ieder waar hij geroepen wordt tot uitoefening zijner functie, direct zich bereid behoort te verklaren en geen groter salaris mag vorderen dan in gemelde instructie voorkomt’. Waarschijnlijk functioneerde hij toch niet naar behoren, want op 6 maart 1882 werd hij uit zijn betrekking van stadsomroeper ontslagen ‘zulks ter oorzake van zijn gedragingen op den 15e februari 1882’. Wat was er aan de hand met Jan Gras? Op 5 februari 1885 schreef het stadsbestuur een brief aan de directeur van het gesticht ‘Meerenberg’ in Bloemendaal: ‘De persoon van Jan Gras, oud 30 jaren, wonende te Monnickendam verkeert volgens verklaring van de geneesheer in een staat van krankzinnigheid, waardoor zijn opname in een gesticht voor krankzinnigen noodzakelijk is. Daar deze persoon behoeftig is en in deze gemeente onderstandsdomicilie heeft, verzoeken wij U beleefd ons met eenige spoed te willen berichten of tot opname van genoemde J. Gras in het gesticht ‘Meerenberg’ gelegenheid bestaat’. Doktersverklaring De brief werd bevestigd door de geneeskundige verklaring van de stadsdokter de heer A.G. Degenaar. Jan Gras verkeerde volgens zijn diagnose in een staat van krankzinnigheid, waardoor opname in een gesticht noodzakelijk was. De Doopsgezinde gemeente had zich bereid verklaard de kosten daarvan aan de gemeente te restitueren’ (25). Blijkbaar is het niet gelukt om Jan Gras in ‘Meerenberg’ opgenomen te krijgen. Op 24 mei 1886 schrijft de secretaris van de stad een brief aan de officier van justitie in Haarlem. ‘Er is door rijksveldwachter A. de Roo, op verzoek van Philippus Visser (1820-1888) proces-verbaal opgemaakt contra Jan Gras, allen hier woonachtig. Ik veroorloof mij de vrijheid onder uw aandacht te brengen dat naar mijn mening de beklaagde deze mishandeling niet ten volle kan toegerekend worden, op grond hij dikwerf lijdende is aan Epilepsie en gespannen zenuwen’. 189
Drie dagen later schrijft burgemeester Lamaison van Heemstede een brief aan de officier van justitie, met daarin het door hem opgemaakte ‘relaas van het te deze zake door Jan Gras verklaard is’. Jan Gras was niet onder geregelde behandeling van een geneesheer, alleen wanneer hij door tijdelijke verstandsverbijstering woest en gevaarlijk was, ontbood ik de stadsgeneesheer. Verleden jaar had ik alle stukken in gereedheid om hem te doen transporteren naar ‘Meerenberg’ toen hij eigenlijk in een dag zoo hersteld bleek dat zijn opname in een krankzinnigengesticht onnodig scheen. De stadsgeneesheer heeft deze morgen, naar aanleiding van uw missieve verklaard dat Jan Gras naar zijn mening volstrekt niet berekenbaar is voor het door hem gepleegde misdrijf, daar hij in die dagen volstrekt niet competent was, zonder dat evenwel nauwkeurig kan geconstateerd worden of hij kort voor de mishandeling een toeval heeft gehad. (Na die mishandeling zeker niet). Volgens het oordeel van de gemeente-geneesheer is Jan Gras bepaald gevaarlijk en is het te vrezen dat hij nog eens een groot ongeluk begaan zal. Er zullen dus maatregelen moeten worden genomen om hem ter verpleging in een krankzinnigen gesticht op te zenden’. Jan was een moeilijk geval, dat is wel duidelijk. Onduidelijk is echter of hij geestesziek was of dat er sprake was van een wat vreemd gedrag, als gevolg van zijn epileptische aanvallen. Met de huidige kennis van medische, psychische en psychiatrische processen zou mogelijk een geheel andere diagnose zijn gesteld. Jan Gras heeft het niet lang meer gemaakt. Hij overleed op 22 augustus 1886 ’s morgens om acht uur op de Zarken, wijk 1 nummer 20 (nu 23), nog maar 31 jaar oud. Concurrentie Dat de stadsomroeper inmiddels van allerlei andere vormen van berichtgeving ‘concurrentie’ ondervond, blijkt uit een stuk uit een krant van 1881: ‘Een type dat we gaandeweg van de straten zien verdwijnen is de stadsomroeper. In sommige gemeenten van beperkte omvang moge men hem nog in waarde houden, in de meeste is hij opgeruimd. De mensen hebben dan ook zoveel den volke kond te doen, dat het wandelende woord niet meer voldoen kan; men heeft het vliegende nodig: de pers. Jammer, die omroeper was vooral voor de straatjeugd wel aardig, als hij daar met betamelijke ernst zijn bekkenslag liet horen en vervolgens, onverschillig of er al dan niet iemand naar hem luisterde, met stemverheffing, die de pruimtabak aan de binnenkant van zijn linker wang van ontzetting deed trillen, een beroep deed op diegenen, die beste, nieuwe aardappelen willen kopen. In zijn plaats zien we een andere verschijning meer en meer zich vertonen, namelijk de eveneens wandelende, maar zwijgende advertentie: mannen met een bord waarop iets te lezen staat of met een grote hoed met letters enz. Wij zijn bij deze ruil niet vooruitgegaan. Ik vind de man die niets te zeggen heeft, die evengoed door een paal te vervangen ware, verschrikkelijk. Ik meen, een mens is daar te goed voor. Daar hebt ge anderen die wel hun stem verheffen, ofschoon zij niet, zoals de omroeper, verzekerd zijn hun longen-inspanning voldoende beloond te zien. De ambulante straatnegotianten (mensen die op straat hun brood verdienen, caeg) hebben elk 190
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
hun eigenaardige kreet, die zij nooit afleggen, dat wil zeggen één voor elk handelsartikel. Reeds op grote afstand kan men hem horen en bovendien ook dat hij en niemand anders in aantocht is. Voor de kracht van hun schreeuwwerktuigen moet men wel ontzag krijgen. Er zijn er die twaalf uur achtereen hebben lopen galmen en dan ’s avonds zo schor zijn als een verroeste zaag. Maar de volgende dag klinkt hun geluid weer met onveranderde graad van frisheid. Zij schijnen het lang vol te houden. Nooit hoort men dat zij een bloedspuwing krijgen, hetgeen met redenaars en leraars wel eens gebeurt, misschien wel omdat de laatsten niet genoeg schreeuwen. En toch als alles nu eens netjes was geregeld, dan zou dat geroep overbodig worden. Dan kwam ieder die iets te verkopen had, op een bepaald uur en bepaalde marktplaats, waar zijn goed te allen tijde het onderzoek van een deskundig ambtenaar kan doorstaan. En onze huismoeders gaven zich ook de moeite naar die markt te wandelen of zou dat te ‘ordinair’ zijn’? (26). Aanplakbord in de Purmer De Purmer is een groot gebied, waarbij de bewoners onmogelijk met mondelinge berichten bereikt konden worden. Daarom hadden B&W van Monnickendam aan de Dijkgraaf van het Waterschap de Purmer, de heer D.H. Pont te Edam, gevraagd om in de berm van de Oosterweg een aanplakbord te mogen plaatsen. Die toestemming werd op 17 januari 1882 verleend. Het zou ertoe leiden dat de omroepers steeds meer ook de taak van aanplakker zouden krijgen. De ‘billboards’ kwamen in beeld.
5
Simon Schonevelt (27) Na het ontslag van Jan Pietersz Gras werd Simon Schoonevelt tot tijdelijk omroeper benoemd. Hij is dat geweest van 18 februari 1882 tot 1 juli van dat jaar ‘en zulks onder voorwaarden in de instructie vermeld’. Op eigen verzoek werd hij op 27 juni 1882 van zijn taak ontheven. Jan Sta van Uitert Czn (28) Jan Sta van Uitert, alias Jan van Broek, was visafslager, toen hij op 20 oktober 1882 aangesteld werd als omroeper, met daarbij een nieuwe functie: aanplakker. De maand daarvoor nam hij deze taak al waar. 191
Jan en zijn vrouw Anna Bobeldijk kregen zes kinderen waarvan er twee jong overleden. Het gezin woonde op de Gooische Kaaij. Het laatste kind, Frederik (1890-1941) was geestelijk niet in orde (29). Jan had verschillende baantjes. Zijn salaris als omroeper was in 1892 tien gulden. Als aanplakker kreeg hij vijf gulden, als havenmeester dertig gulden en als keurmeester van de vis vijftien gulden per jaar. Daarnaast was hij nog afslager van de haring. Zo sprokkelde hij zijn levensonderhoud bij elkaar. Nieuwe taak: roepen bij verkiezingen Tegen het einde van de 19e eeuw kwamen er allerlei politieke partijen op het toneel. Zo ook in Monnickendam. Als er verkiezingen waren, dan werden de Monnickendammers door een bekkenslag van de omroeper reeds vroeg in de morgen aan de verkiezingsplicht herinnerd. Zo bijvoorbeeld in juni 1886 (30). Verdronken Jan is op een trieste manier aan zijn einde gekomen. ‘Meerdere schepen zochten hier verleden week vrijdag schuilplaats voor den storm en de schippers gingen aan wal. Bij het naar boord terugkeren, werd een zestal geholpen door onze visafslager J. Sta van Uitert. Hij zou de vissers naar hun vaartuig brengen. Maar als gevolg van het ruwe weer sloeg het bootje met deze bemanning tegen halfnegen ’s avonds om en al de opvarenden geraakten te water. Van de zeven konden er drie zich redden, de vier anderen zijn verdronken. Het eerste kreeg men onze stadgenoot Jan Sta van Uitert te pakken. Hij werd in het ‘Kleine Zwaantje’ gebracht en alle mogelijke pogingen werden aangewend om hem in het leven terug te roepen, maar tevergeefs. Ook de krachtige pogingen van onzen arts vermochten niets en na vruchteloos arbeiden gedurende driekwartier gaf Z. Ed. (Dr. Niemeijer, caeg) de moed op. De overledene laat een vrouw met vier kinderen achter (…). Het was schril en akelig stil aan den zeekant; winderig en donker, want de lantaarn was uitgewaaid. Veel volk was op den been en de deelneming was groot. Van de autoriteiten was wethouder W. Sligcher aanwezig. Het geheel was naar; geen wonder is het, dat gansch den stad onder den indruk was van het gebeurde en dat menigeen een onrustige nacht heeft doorgebracht. Treurig en diep weemoedig zal het zijn geweest, toen de weduwe van den afslager daarna dat haringklokje moest horen, wat anders haar man deed klinken en dat de vader van de ongelukkige dien dag de taak van zijn overleden 50-jarigen zoon moest vervullen. (…) Kiesheidshalve hebben wij met het oog op de familiebetrekkingen van Sta van Uiter, buiten de stad woonachtig, van deze ramp in ons vorig nummer geen melding gemaakt. Behalve de betrekking van havenmeester, visafslager en viskeurder vervulde de overledene het baantje van stadsomroeper en aanplakker en muntte in die functie uit door zijn krachtig en helder stemgeluid. Dinsdag werd zijn stoffelijk omhulsel ter aarde besteld. Hij rustte in vrede’ (31). Jan overleed op 25 maart 1898 om negen uur ‘s avonds. Aangifte o.a. door zijn broer Huibert. 192
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
De storm kostte ook aan drie mensen uit Bunschoten het leven: Klaas Koelewijn, 10 jaar (geb. 16.4.1887), visser Pieter Duijst, 21 jaar en visser Jan Hartog, 24 jaar. De lichamen dreven de volgende ochtend onder de Steg door en werden later op de Algemene Begraafplaats ter aarde besteld (32). Hun lichamen zijn vermoedelijk later herbegraven in Bunschoten. Na Jans overlijden moesten al zijn baantjes door anderen worden overgenomen. Iedereen kon solliciteren. Hendrik Schram (33) De 48-jarige schilder Hendrik Schram werd op 1 juli 1898 de nieuwe omroeper en aanplakker. Lang voordat hij omroeper werd, had hij te maken gehad met brand in zijn woning aan de Zarken. Dat gebeurde in de nacht van 6 op 7 januari 1884. Nachtwacht Gerrit Kramer had om halftwaalf op het raam geklopt. Het achterhuis stond vol zwarte rook en er was een vlam zichtbaar. Schram en Kramer hadden samen kans gezien de brand te blussen door emmers water op het vuur te gooien. Ze hadden echter niet kunnen voorkomen dat er een hoop kleren waren verbrand. Ook een kast had schade opgelopen. Schram, van 1875 tot 1878 zelf ook nachtwacht geweest, nam bij een nabespreking van de brand met de brandmeester J. van Leeuwen Azn de gelegenheid te baat, om de ambtsijver en de oplettendheid van nachtwacht Gerrit Kramer hulde te brengen, ‘waarover men in aanmerking neemt dat de mensen in het huis in hun eerste slaap waren en wegens de affaire in het huis terpentijn en olie aanwezig is, dan waren zeker, zonder de tegenwoordigheid van den nachtwacht de gevolgen allertreurigst geweest’. In een brief aan de burgemeester schreef van Leeuwen: ‘De ondergetekende heeft daarom de eer de nachtwacht G. Kramer aan U voor te dragen voor een loffelijke vermelding en een stoffelijk bewijs van waardering’. De functie van omroeper leverde weinig inkomsten op. ‘De stadsomroeper en aanplakker heeft eerst hedenmorgen een verzoekschrift ingediend om f 10,- verhoging, daar hij sedert April reeds 170 biljetten heeft aangeplakt, waarvan dertig buiten de gemeente. Wordt om pre-advies van B&W gesteld (34). Ook werd de omroeper steeds minder belangrijk, gelet op allerlei ontwikkelingen op het gebied van communicatie. ‘Oudtijds en voor het bestaan der Nieuwsbladen was de omroeper zeker een onontbeerlijk persoon, daar hij het was, die het nieuws wereldkundig moest maken. Thans is daarvoor in de plaats gekomen het annonceren in de couranten, waardoor de omroeper geheel op de achtergrond is getreden’ (35). Maar het omroepen verdween niet. Een vergadering van ‘Olympia’ op maandag 20 februari 1905 werd door de heer Schram, via een rondgang door de stad, bekendgemaakt. Ontslagaanvraag In juni 1905 schreef Hendrik een brief aan de Raad van de gemeente met de volgende inhoud: ‘Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Hendrik Schram, 193
stadsaanplakker en omroeper te Monnikendam dat hij door U.E. als zoodanig benoemd den 1 Juli 1898. Dat hij evenwel door andere werkzaamheden verhinderd is zijne bediening langer waar te nemen. Dat met het oog op de geringe bezoldiging door hem in die zeven jaar genoten hij de vrijmoedigheid neemt U.E. thans eene gratificatie te verzoeken. Reden waarom hij U.E. verzoekt hem tegen den 1 Juli 1905 uit zijne gemelde bediening eervol ontslag te verleenen, met toekenning van bedoelde gratificatie’. Na wat heen en weer gepraat in de Raad krijgt hij een douceurtje: fl.5,-. Niet lang daarna is het gezin Schram uit de stad vertrokken. In Castricum werd hij als huis- en rijtuigschilder ingeschreven. Hendrik overleed in Castricum op 29 november 1915. Terzijde: Sommige omroepers hielden het lang vol. De stadsomroeper van Liverpool vroeg in 1895, na zestig (!) jaar dienst te hebben gedaan, zijn ontslag aan. Gedurende die zestig jaar had hij 130.000 (!) verdwaalde kinderen bij hun ouders teruggebracht, aldus het Nieuws van de Dag d.d. 8.2.1895.
stadsomroepers in de 20e eeuw Jacob van der Lingen (36) Op 27 juni 1905 waren er drie sollicitanten: Nicolaas Greuter, Johannes Greuter en Jacob van der Lingen. De laatste kreeg de meeste stemmen en werd dus gekozen. Zijn werkzaamheden zouden op 1 juli beginnen, met een jaarwedde van f 20,Toen Jaap van der Lingen in 1894 trouwde was hij tuinier. Achter zijn woning op het Zuideinde 27 had hij een boomgaard met appel- en perenbomen. Jaap en zijn vier dochters probeerden deze te slijten aan o.a. de passagiers van de stoomtram, bij de halte in het Noordeinde. In april 1917 werd hij gemeentebode, ook wel conciërge genoemd. Hij ging in het stadhuis wonen. Van bijverdiensten was hij echter niet afkerig. Zo was hij ober in de ‘Doelen’ en incasseerde hij kwitanties van de ‘Waterleiding’. In januari 1908 werd hij benoemd als controleur van de banen van ijsvereniging ‘Olympia’. Regelmatig assisteerde hij dr. van Tijen. Jaap was eerder ook nachtwacht. Jaap van der Lingen was ook een gevatte afslager van inboedels. Op 25 juni 1924 vierde hij zijn zilveren jubileum als afslager (37). Vanuit die bezigheid begon hij tegels te verzamelen, waardoor hij vermaardheid verwierf. Sint-Nicolaas Van der Lingen speelde meer dan dertig jaar voor St. Nicolaas, met name voor de kleuters van de ‘Jan Nieuwenhuijzenschool’. Dat deed hij op zeer verdienstelijke wijze. Jaap stond bij groot en klein bekend als een echte kindervriend. Maar in december 1930 was dat plotseling niet meer het geval. En iedereen vroeg zich af wat daarachter zat. Een heel verhaal, waarin in ieder geval de heer Joh. Oosterbaan een minder fraaie rol heeft gespeeld. Enfin lees maar zelf de krantenberichten (38). 194
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Olympia Verenigingsleven kent z’n hoogte- en dieptepunten. Dat gold ook voor ijsvereniging ‘Olympia’. In 1907 werden de vergaderingen zo slecht bezocht dat het bestuur een rigoureuze maatregel aankondigde. Voor de vergadering in ‘Bellevue’ op woensdag 4 december moest de omroeper (van der Lingen dus) afkondigen dat bij onvoldoende opkomst de vereniging zou worden ontbonden en de kasgelden zouden worden verdeeld. Dat hielp. Niemand van de dertig aanwezigen wilde iets weten van opheffing of verdeling. Het bestuur was dan ook spoedig weer voltallig. De omroeper had zijn dienst bewezen. Geboorte van een prinsesje Een bijzondere aankondiging deed omroeper van der Lingen in de vroege ochtend van 1 mei 1909. In het koninklijk paleis te ’s Gravenhage was de dag daarvoor een prinsesje geboren die wij kennen als Juliana. De kerkklokken gingen beieren, de vlag wapperde van de kerktoren en het raadhuis. Ja, overal werd de driekleur gehesen, de stad was éen vlaggentooi. Alle schoolkinderen kregen vrijaf, zo werd de geboorte van het prinsesje, ruim honderd jaar geleden, in de stad gevierd. Grap van de omroeper Op Koninginnedag 1909 had de omroeper een aardige grap in huis. Tegen de avond maakte hij aan de ingezetenen het volgende bekend: ‘Vier nette meisjes vragen vier nette jonge heeren zich te vervoegen om 8 uur op de Oude Vischmarkt’. Dat er liefhebbers zouden komen opdagen was wel te verwachten, aldus de verslaggever van de krant. Tenminste op dat uur waren een twintig mannelijke personen aanwezig. Doch de dames lieten zich natuurlijk niet zien. Groot gelach onder ’t publiek over deze mooie mop (39). Hier ging het om een grap, maar eerder in de tijd, op 22 januari 1862, werd door de omroeper van Delfshaven bekend gemaakt dat een trouwlustige jongeling een wederhelft met enig fortuin zocht. Wie belangstelling had kon een gesloten brief aan de omroeper overhandigen. Een serieuze zaak dus! Taak van de omroeper eerste kwart 20e eeuw Om een indruk te krijgen van de activiteiten van de omroeper in die tijd, zijn hier wat citaten uit kranten en andere bronnen. ‘Mijn vader was een collega van de familie Leuw en beiden werkten nauw samen en wel om de volgende redenen. Zij slachtten ieder 1 koe per week, mijn vader ook nog varkens en schapen. De gebroeders Leuw slachtten geen varkens, omdat voor een Jood een varken een onrein dier is, maar soms weleens een paar schapen. Was dit het geval dan ging omroeper Hartwigsen en omroeper Van der Lingen door de stad om aan te kondigen, dat bij slager Leuw schapenvlees te koop was’ (40).
195
Bij bekkenslag werd verkondigd, dat de nieuwe leerlingen voor vreemde talen bij den avondcursus van de Openbare Lagere School zich moeten aangeven (41). De leerlingen van het herhalingsonderwijs zijn bij bekkenslag uitgenodigd zich daartoe aan te geven, ter bevoegder plaatse (42). Naar aanleiding van een verhaal in de SPC van 3 juni over tyfus en de verspreiding ervan, is er een ingezonden stuk, waarbij ook de omroeper wordt genoemd: ‘De berichtgever deelt een en ander mee over de officiële maatregelen tot kering van het kwaad. Hoe is evenwel de werkelijkheid. Waar is het toezicht op de melk. Wat doet de overheid, wat het Witte Kruis in dit opzicht? Er is met ernst een ‘reiniging’ in de gemeente gehouden. Het lijkt op niets. Er zijn enkele circa walstoepen onderhanden genomen. De leiding heeft onze omroeper, een flink persoon maar geen deskundige’. Ja, zo ging dat in die tijd (43). Monnickendam was in die tijd qua watervoorziening afhankelijk van duinwater. Maar die woensdag was er van aanvoer geen sprake geweest en daardoor was er een ‘een ten top gestegen watersnood’. Daarop werd de omroeper ingeschakeld die met bekkenslag aankondigde dat men die avond kosteloos water uit de barak van het Witte Kruis kon bekomen’. De publicist vervolgd: ‘De toeloop was zo verbazend groot dat reeds een half uur voor de aangegeven tijd een file met emmers, zo groot men ze maar bezit, gereed stond’ (44). De omroeper had het druk. Op Sinterklaasavond van 1911 moest hij tot twee keer toe per bekkenslag bekendmaken, dat er in het Doelenhotel een bioscoopvoorstelling zou zijn. Het werd echter een flop daar de Monnickendammers voor dergelijke publieke voorstellingen geen 50 of 30 cent wilden betalen. Daar kon de omroeper uiteraard niets aan doen (45). Dat de berichtgeving van de omroeper ook weleens te laat of in ieder geval aan de late kant was, leert ons het volgende berichtje. ‘Voor een vrijwel lege zaal hield de afdeling Edam voor Vrouwenkiesrecht hier vrijdagavond jl. een propaganda-vergadering’. Er was een spreekster uit Rotterdam uitgenodigd, terwijl het meisjeskoor van die afdeling enkele liederen zong en een toneelstukje opvoerde’. De verslaggever geeft aan dat hij niet met datum en uur in kennis was gesteld, ‘voor we dit per toeval, via bekkenslag in de loop van de dag vernamen. Daardoor had men er in de krant ook geen publiciteit aan kunnen geven (46). De eerste Wereldoorlog Bij bekkenslag werd door de omroeper bekendgemaakt, dat op de openbare weg een zilveren knip (beursje) is gevonden met enig geld, hetwelk is terug te bekomen bij de omroeper Jb van der Lingen (47). 196
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
De omroeper werd ingeschakeld om per bekkenslag bekend te maken, dat er een poging werd ondernomen om een mannenkoor op te richten. Een eerdere poging daartoe was gestrand. De journalist heeft er een hard hoofd in als hij schrijft: ‘Wat kon men bij eendrachtig samenwerken onder goede leiding, met zoveel lust voor zang als uit die verschillende pogingen blijkt een krachtig koor tot stand brengen en tegelijkertijd de eensgezindheid in zo’n klein stadje bevorderen, waar men het nu door allerlei versnipperingen nergens tot een flink geheel zal brengen en geen van die gezelschappen een bekwame directeur, naar eis kan bezoldigen, terwijl de man er zoveel tijd voor opofferen moet. En zo zal het stadje berucht blijven als het sedert dertig jaren is geweest met z’n dokterskwesties, partijclubjes en onderlinge vijandigheden’ (48). De omroeper in 1916 Het jaar 1916 staat bekend vanwege een geweldige watersnood, waar ook Monnickendam mee te maken kreeg. Het betekende lange tijd extra drukte voor de omroeper. Tijdens de watersnood. ‘Elk ogenblik klinkt het bekken van de omroeper door de stad om nu deze dan gene maatregel bekend te maken. Zo mag er tussen 7 uur ‘s avonds en 6 uur ‘s morgens niet gevaren worden en ook is het verboden met rijtuigen langs de Edammer Jaagweg te gaan.’ Alle veiligheidsmaatregelen om verdere rampen te voorkomen (49). Met bekkenslag werden bekwame speetsters opgeroepen tegen een loon van dertig cent per uur. Een jaar eerder was dit ten hoogste 15 cent. Het oprichten van telkens nieuwe rokerijen en de vermeerdering van loon wijzen er wel op, dat er geld in de vis te verdienen is (50). Dat de omroeper ook weleens heel wat anders moest doen leert ons een klein berichtje in de PVC: ‘Op last van de burgemeester is J.V. overgebracht naar het O.L.V. gasthuis te Amsterdam onder leiding van J. van der Lingen. Hij is wel de enige zwerver in onze gemeente. Gedurende meer dan dertig jaar heeft hij geen huis bewoond en overnachtte hij in diverse hokken’ (51). Door verschillende groentehandelaren hier zijn de aardappelen opgekocht welke in de kelders der burgers bevroren waren. Een hunner liet zelfs per omroeper bekend maken dat hij ze tegen f 2,- per mud wilde kopen en meer dan één gegoede gaf aan de oproep gehoor. (52). ‘Al zitten we in het visland, we zijn er t.o.v. de visvoorziening allertreurigst aan toe. Als er al een enkele maal regeringsschol komt, wordt er per omroeper bekend gemaakt, welke wijk daar per hoofd een half pond kan krijgen. Voor een gezin is dat eens in de vier weken mogelijk een hartig hapje, maar de eenlingen hebben er niets aan’ (53). 197
‘Had men in andere plaatsen reeds lang vlees ter verkrijging voor zoeken en zwakken gesteld, tot vrijdag jl. bleef dat hieruit en meer dan een zwakke oude van dagen had zich al eens daarover beklaagd, maar nu werd eindelijk per omroeper bekend gemaakt, dat ze ervan voorzien zouden worden.’ (54) Na de eerste Wereldoorlog De stoomtram reed op kolen. In de laatste weken van 1918 was er echter tegenspoed met de aflevering van kolen. Een van de mijnen uit Limburg kon een bestelling van twintig ton niet leveren en begin januari 1919 bleek er een wagon met 15 ton spoorloos te zijn. Reden om een aantal trams te laten vervallen. Het werd vermeld in de plaatselijk bladen en daarnaast gingen plaatselijke omroepers op pad om het publiek op de hoogte te stellen. Zo ook van der Lingen in Monnickendam. (55) ‘Met ingang van maandag 8 maart is de melkprijs hier verlaagd van 20 naar 18 cent per liter. Een groot deel van de burgerij vindt deze verlaging evenwel niet voldoende en heeft daarom bij bekkenslag bekend laten maken dat men een prijs wenst van 16 cent per liter.’ (56) Ontslag, nieuwe baan Jacob van der Lingen kreeg per 1 januari 1922 eervol ontslag. Hij werd conciërge op het stadhuis, een werk dat hij heeft gedaan tot 1 februari 1935, waarna hij werd opgevolgd door B. Ossebaard. De laatstgenoemde werd gekozen uit 170! sollicitanten. Op 8 november 1954 is Jacob van der Lingen in Monnickendam overleden en daar begraven. Zijn vrouw, Hillegonda Reurs, was hem in februari 1942 voorgegaan. De krant ‘De Omroeper” Er verschenen allerlei advertentieblaadjes en kranten. Bijvoorbeeld het gratis advertentieblad voor Wormer en Jisp ‘De omroeper’, dat op 15 maart 1923 het licht zag. Omvang tien pagina’s. Maar zo’n krant verving in die periode van de geschiedenis niet de mondeling overgebrachte berichten van de omroeper. Johann Hartwigsen (57) Johann Hartwigsen werd de nieuwe omroeper/aanplakker. Evenals zijn vader was hij kuiper van beroep. Zijn aanstelling was op 1 januari 1922. Ook hij had meerdere functies. Op 1 mei 1908 was hij nachtwacht geworden. (58) Op iedere hoek van de straat deed hij zijn aankondiging, bijvoorbeeld als er hoogwater op komst was of als er goedkoop vlees verkrijgbaar was onder Waag. Goedkoop omdat het dan dikwijls om een verdronken beest ging. Een overzicht van zijn activiteiten. ‘Donderdagmorgen werden vanwege de politie de burgers bij bekkenslag gewaarschuwd zich in acht te nemen voor in aantocht zijn de zigeuners, vooral wat betreft 198
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
het wisselen van geld en het lastig vallen aan huizen. Het waren drie woonwagens met onguur uitziende kerels. De respectievelijke dames echtgenoten vloekten en raasden toen ze de winkelzaken gesloten vonden, wat men, na berichten uit Broek, wel genoodzaakt was te doen. Door politieagent Nagelhout werden ze naar de Kloosterdijk gebracht en verdwenen toen in de richting van de Purmer.’ (59) ‘Donderdagmiddag verkondigde de omroeper luide, dat voortaan door geen der melkslijters in onze gemeente melk uit Edam zal worden betrokken. De burgemeester liet tevens bekendmaken, dat het nog steeds aanbeveling verdient de melk voor het gebruik goed te koken.’ (60) ‘De ambtenaar der gemeente, belast met het ophalen van de electriciteitsgelden over de maand oktober, ondervond voortdurend klachten van de bewoners die het stroomverbruik en dus de rekening veel te hoog vonden. (Het had te maken met een verhoogde netspanning). Tot groot genoegen van de huismoeders deelde de gemeentelijke omroeper donderdagmorgen mee, dat van de october-gelden 10 ct. per KiloWatt zal worden teruggegeven.’ (61) Rechts Johann Hartwigsen (links de heer van Dijk)
‘Per omroeper werd bekend gemaakt dat alhier, onder het Waaggebouw een boeienkoning krachtmensch zou optreden. Dat de man over kracht beschikte bleek hieruit, dat hij ijzeren staven met het grootste gemak kromboog. Ook bleek hij een zeer goed gebit te hebben.’ (62) ‘Door onbekende oorzaak was ons stadje dinsdag de gehele dag van water verstoken, wat een zeer groot ongemak betekende. Indien door reparatie afsluiting nodig is, zou het wel aanbeveling verdienen het publiek even door middel van de omroeper te laten waarschuwen.’ (63) 199
Discussie over het nut van een aanplakker In november 1929 was er een discussie in de Raad over de aanplakker. De heer Wijchers zei het niet nodig te oordelen, dat de gemeenteveldwachter als aanplakker een honorarium van f 40,- ontving. Hij werd voldoende gesalarieerd en er ging geen dag voorbij ‘of ik zie de veldwachter op den hoek bij de toren staan, misschien wel voor het regelen van het verkeer. Hij heeft dus voldoende tijd voor het aanplakken’. Daarop antwoordde de voorzitter dat de dagelijkse werkzaamheden van de gemeenteveldwachter in de instructie van de Commissaris der Koningin worden geregeld. Het aanplakken wordt hem daarin niet opgedragen en behoeft hij dus niet gratis uit te voeren. (64) Betreft levering van gastoestellen door buitenstaanders uit Amsterdam. ‘Toen de burgemeester vernam op welke onsympathieke manier men zich bij de burgerij indrong, besloot hij onmiddellijk aan deze zakenpolitiek een einde te maken en liet bij bekkenslag verkondigen, dat slechts door de gasfabriek te Purmerend en enige handelaren alhier goedgekeurde toestellen werden verkocht. Ten gevolge van deze doeltreffende maatregel lieten de concurrenten het arbeidsveld en vertrokken met spoed per auto. (65) Voor het aanplakken was een bord beschikbaar. Waar dat stond is niet duidelijk, maar tijdens een Raadsvergadering doet de heer Wijchers het voorstel het bij de Damsluis neer te zetten. Het gemeentebestuur kan dat echter niet zomaar veranderen, omdat het bord eigendom is van het Hoogheemraadschap Waterland. Brand in de schuur van Hartwigsen ‘Op donderdagavond om zeven uur ontstond er brand in de motschuur van de rokerij van de heer S. Morees, Het vuur dat fel oplaaide sloeg over naar een belendend schuurtje van de heer Hartwigsen en vervolgens naar de turfschuur van bakker P. van der Horst. De motschuur werd geheel vernield, de turfschuur gedeeltelijk, het schuurtje van de heer Hartwigse geheel. De verzekering dekt de schade. De brand ging met een geweldige rookontwikkeling gepaard en trok zeer veel belangstellenden.’ (66) Hartwigsen vraagt ontslag Hartwigsen was een flink aantal jaren omroeper geweest toen hij zijn ontslag aanvroeg. ‘Zoals wij reeds in ons vorig nummer berichtten (7.1), heeft de heer J. Hartwigsen ontslag uit zijn betrekking van stadsomroeper gevraagd. Binnenkort zullen wij dus de figuur van de heer Hartwigsen in zijn officiële functie moeten missen. En dat zal menigeen spijten. Want de heer Hartwigsen zag men niet alleen graag, doch men luisterde ook steeds met volle aandacht naar hem. Hij had om te zeggen steeds ‘het hoogste 200
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
woord’ en desondanks nimmer hinder van lastige debaters, hetgeen in onze roerige politieke tijd heel wat zeggen wil. Hij volgde den heer J. v.d. Linge destijds als omroeper op en vervulde 22 jaar lang zijn functie. Het is zeker jammer dat de heer Hartwigsen er nog geen 3 jaar heeft bij kunnen doen. Immers, dan had Monnickendam een zeer zeldzame gebeurtenis kunnen beleven een stadsomroeper in het zilver te hebben en dat zou vast en zeker niet onopgemerkt zijn gepasseerd. Misschien was de foto van den heer Hartwigsen dan wel in binnen- en buitenlandsche bladen gekomen. Want stadsomroepers worden zeldzaam en die het al 25 jaar zijn helemaal. Eenvoudig als hij is, zal Hartwigsen aan zulk een mogelijkheid nimmer gedacht hebben. Hij voelt dat er een tijd van komen is en van gaan. Hij is nu 74jaar en nog wel kras voor zijn leeftijd, doch het wordt hem te lastig, nu hij alleen thuis is. Als men hem vraagt of hij in de periode van 22 jaar bijzondere dingen heeft beleefd, dan weet hij zich feitelijk niets te herinneren wat de moeite waard is. Met zijn koperen klankbord en zijn forsche stem, waren het hoofdzakelijk vergaderingen, verkoopingen, verloren voorwerpen, uitvoeringen enz. die door hem werden ‘gepubliceerd’. Doch de mobilisatie was een moeilijke tijd voor hem. Toen ook was hij een man van gewicht omdat de bevolking uit zijn mond voor het eerst de besluiten en maatregelen vernam die door het gezag waren getroffen. En deze maatregelen volgden elkaar in snel tempo op, nauwelijks had hij het ene officiële bericht omgeroepen of een ander lag alweer op hem te wachten. Met plezier deed hij zijn werk. We zullen nog dikwijls aan hem denken, ook als straks een eventuele plaatsvervanger zijn taak zal hebben overgenomen. En zeker zullen velen met ons instemmen wanneer wij de scheidende stadsomroeper dank brengen voor het vele nieuws dat hij in die 22 jaar tot ons bracht en de wensch uitspreken dat hij als ‘burger’ nog vele jaren in ons midden moge vertoeven.’ (67) Die ‘vele jaren’ zouden beperkt blijven tot drie. Op 15 maart 1942 is Johan Hartwigsen, 76 jaar oud, in Monnickendam overleden. Radio Door de invloed van de radio en vanaf de jaren vijftig de televisie, kreeg het woord ‘omroeper’ een andere betekenis. Omroepers en omroepsters bij radio en tv kondigden programma’s aan. ’Zelden zal een uitzending van het ANP zo intens door de visrokers en handelaren te Monnickendam zijn beluisterd als donderdagavond, toen dit persbureau verslag deed van de zitting der Tweede Kamer waar onder meer de technische voorziening van de wet op de Omzetbelasting aan de orde was geweest. En groot was de vreugde toen de omroeper meedeelde, dat ook de Zuiderzeebokking zou worden vrijgesteld’ (68). 201
De toenemende invloed van radio en televisie betekende nog niet meteen het einde van de stadsomroeper. Maar je kon zien aankomen dat zijn functie er op een dag niet meer zou toe doen. Omroepers tijdens de WO II Ook tijdens de oorlog was er af en toe een omroeper in functie. Na Hartwigsen heeft zeer waarschijnlijk Cor Posch enige tijd als omroeper dienstgedaan (69). Hij riep om dat er ‘vrijbankvlees’ te koop was onder de Waag. Blijkbaar ging dat roepen niet altijd naar behoren. ‘De laatste tijd hoort men nogal eens klachten over de slordige wijze waarop voor de burgerij belangrijke mededelingen per stadsomroeper worden bekendgemaakt. Men vestigde er onze aandacht op, dat in sommige wijken de stem van de omroeper niet doordringt, zodat vele burgers dikwijls gedupeerd worden als er een ‘extraatje’, bijvoorbeeld in de vorm van vlees te halen is. Ook distributie-aankondigingen worden in sommige straten niet vernomen’ (70). Een andere naam die genoemd wordt is Wijnand Visser (71), (Amsterdam 1893-Monnickendam 1962), in 1916 getrouwd met Sijtje Schaap (Monnickendam 1892-1965). Wijnand was in 1930 uit Amsterdam gekomen en woonde aan de Nieuwpoortslaan 12. Hij was aanspreker van 1941-1946 en in 1945 oprichter van de buurtvereniging ‘Pitto’. Omroepers na de oorlog In 1947 was het de omroeper (een naam wordt niet genoemd, maar het kan Wijnand Visser zijn geweest) die, namens de vinder, Hendrik Vlugt, liet weten, dat er een portemonnee was gevonden. Het bleek de portemonnee van Jan Haakma te zijn (72). Als er in 1953 een begroting van de jaarwedden wordt opgemaakt, staan alle mensen die in dienst van de gemeente waren op deze lijst. DaaronFeestverlichting in Monnickendam bij de der echter geen stadsomroeper. viering van 600 jaar stadsrechten in 1955 Het was toen dus geen betaalde job meer. 600 jaar stadsrechten In 1955 werd op grootse wijze het zeshonderd jarig bestaan van de stad(srechten) gevierd. Een van de attracties was de wedstrijd voor stadsomroeper (73). In het programmaboekje werd dat als volgt aangekondigd: ‘De functie van stadsomroeper komt in de meeste gemeenten niet 202
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
meer voor. Monnickendam is een van de weinige steden, waar de stadsomroeper, zij het dan ook in mindere mate dan vroeger, nog een belangrijke plaats inneemt. Nog dikwijls worden de straten gevuld door het bekkengeluid en spoeden de bewoners zich naar buiten om te vernemen wat aangekondigd wordt’. Aan de wedstrijd deden twaalf stadsomroepers en kandidaat-omroepers mee, vier uit Edam, één uit Volendam en één uit Purmerend. Uit Monnickendam deden mee: Jacob Visser (Monnickendam 1898-1987) Noordeinde; Andreas Greuter (Monnickendam 1898-1976) Havenstraat; Piet Gras (Monnicken‘Omroeper’ Cees de Ruijgh in 1955 dam 1918-1994), Zuideinde; Ernst van Zanten (Monnickendam 1921-1998) Burgwal en twee, niet met name genoemde, personen. Een van hen was Elbert Visser (Monnickendam 1918-2009), de andere zeer waarschijnlijk Cornelis (Cees) de Ruijgh (Amsterdam 1905-), in september 1936 getrouwd met Johanna Meij. Alle heren waren in omroeperskostuum (o.a. een fluwelen wambuis), daar had het organisatiecomité voor gezorgd. De heren moesten wel zelf voor hun bekken en slagijzer zorgen. Op dinsdagmorgen kwart voor negen moesten zij zich bij de Waegh verzamelen. Daarvandaan zouden ze om negen uur om de beurt vertrekken. Had de omroeper honderd meter afgelegd, dan vertrok de tweede, en zo verder. De tekst die de ‘boeren, burgers en buitenlui’ toegeroepen moest worden was: ‘Zegt het voort, zegt het voort. Hedenmorgen om 10 uur troethappen in het Waeghgebouw’. Met deze tekst liepen ze een aangegeven route door de stad: Middendam, Noordeinde, O.Z. Burgwal, dan via de Zeepziedersbrug naar de Tuinstraat, Burg. Versteeghstraat, vervolgens een stukje Herengracht en de brug bij mej. Houtman over de O.Z. Burgwal. Het traject ging dan verder op de Kermergracht, Kerkstraat, Zarken, Roosendaalstraat, Bloemendael, Weesenland, Niesenoort, Zuideinde, Gooische Kaai en dan via de Lange Brug en 203
de Havenstraat terug naar het Waeggebouw. Voorwaar geen kleinigheid. De beste drie omroepers kregen respectievelijk f 15,-, f 10,- en f 5,-, de anderen een troostprijs. Als de heren klaar waren met hun ronde door de stad, moesten ze assisteren bij de troetverstrekking. De troet (een mengsel van water en meel) werd geleverd door de melkfabriek Middelie, het comité zorgde voor de lepels. U wilt natuurlijk weten wie de winnaar De jury, vlnr. W.C. v Stalborch, Karel Lodder, Piet Jongert, P. Strootman, Cock en van ‘t Hoff was. Het antwoord kwam van Dr. W.C. van Stalborgh (Helmond 1912-Monnickendam 1975), een van de vijf juryleden (74). Het was geen Monnickendammer, die er met de eerste prijs vandoor ging. De winnaar was een Edammer, Maarten Schotsman, een gezellige ronde figuur die geflankeerd werd door zijn trouwe lantaarndrager, Charles Kroese (75). De jury had uitgemaakt dat hij een omroeper uit de Middeleeuwen gemakkelijk naar de kroon kon steken. Een krant had een toepasselijke kop: ‘Edams omroeper Schotsman had de grootste mond’. De tweede prijs ging wel naar een Monnickendammer, Jacob Visser. Hij was eind jaren zestig omroeper. Waarschijnlijk deed hij het omroepen naast zijn dagelijks werk. Zijn bekken was een metalen plaat waar hij met een soort trommelstok op sloeg om daarna Winnaar Maarten Schotsman uit Edam laat luid en duidelijk het bericht door te gevan zich horen op ‘onze’ Middendam ven zoals bijvoorbeeld: ‘Hedenavond om zeven uur verloting van de duivenclub in café Brinkemper. Vele mooie prijzen’. Er was ook nog een ereprijs, verbonden aan het omroepen van een vrij bericht, dat ging over de vermissing van een hondje van een weduwvrouw. Deze prijs werd gewonnen door Elbert Visser uit Monnickendam. In de stad was een schandpaal opgericht. Die bewees regelmatig goede diensten. Er zijn immers altijd mensen die dingen doen, die niet door de beugel kunnen en die dan tot vermaak van omstanders (en ook van het slachtoffer zelf) in de schandpaal werd gesloten. Dat overkwam ook winnaar Schotsman. Maar hij ging wel met vijftien gulden naar huis! 204
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Herdenking van de slag op de Zuiderzee Monnickendammers houden van feesten. In 1973 was er weer een reden voor een groots spektakel. Herdacht werd dat vierhonderd jaar eerder de slag op de Zuiderzee plaats vond, om precies te zijn op 11 en 12 oktober 1573. Admiraal Cornelis Dirksz (1542-1584), burgemeester van Monnickendam, kwam als overwinnaar uit de strijd met de Spaanse troepen van Alva (76). Een overwinning die de basis legde voor de onafhankelijkheid van ons land en de toenmalige Republiek tot een van de grote wereldmogendheden maakte.
Het feit werd twee wekenlang (7-22 juli, met als hoogtepunt de 21e juli) groots gevierd en herdacht. De bevolking liep rond in kleding uit de tijd van de tachtigjarige oorlog, die het jaar daarvoor was begonnen. Evenals in 2005 waren er poorten opgericht. Wie de stad in wilde en geen Monnickendammer was moest 50 cent poortgeld betalen. Aardig om te vermelden is dat op de openingsavond in de grote kerk het Schevenings Vissersvrouwenkoor een lied zong – Visserslied – van Henk Gras, een zoon van een van de stadsomroepers uit de 19e eeuw. Tussen de vele evenementen die er op allerlei gebied plaatsvonden liep ook een ‘stadsomroeper’ rond. En jawel, alweer komt de naam ‘Gras’ op papier. Piet Gras die in 1955 meegedaan had aan de wedstrijd was ook nu weer vol ornaat present, nu samen met zijn zoon. Piet Gras met zijn zoon en ander ‘voetvolk’ in 1973
205
Joost (Josef) de Haas (77) De laatste die als omroeper dienst heeft gedaan is Joost de Haas. Hij werd dat in 1955 op verzoek van burgemeester Kelder. Joost had als bijnaam ‘Joossie de Rommelaar’. Die bijnaam had hij te danken aan het feit dat hij overal wel een handeltje in zag en zal ook wel te maken hebben met de verschillende baantjes die deze Monnickendammer in hart en nieren gehad heeft. Hij werkte bij de gemeente, was stadsomroeper, sneeuwruimer, rattenvanger, lampendraaier, vuilnisman. Een manusje van alles dus. Als er ijs lag was hij actief als baanveger op de Gouwzee en verhuurde banken zodat de schaatsen ondergebonden konden worden. Joost (Josef) de Haas met zijn bekken op het Noordeinde
Jeugd en werk Joost werd geboren op ‘De Krim’, de Nieuwe Zijds Burgwal dus. Op jeugdige leeftijd begon hij als nageljongen op een scheepswerf in Amsterdam. Boten werden toen niet gelast maar geklonken. Hij moest de nagels warm maken voor de andere werklui. Dat werk deed hij zo’n anderhalf jaar. Elke morgen om zes uur op de fiets met een carbidlantaarn om zeven uur op de werf te zijn. Als je een lekke band kreeg moest je lopen. Het was keihard werken. En het gebeurde nog weleens dat, wanneer het schafttijd was, dat ratten zijn brood hadden opgegeten! Geen gemakkelijke tijd in die economisch moeilijke jaren dertig. Op zijn veertiende ging hij bij Duijvis in de visindustrie werken. Toen dit bedrijf uit Monnickendam wegging kwam hij bij de gemeente terecht. Daar werkte ook zijn vader. Joost begon bij de bestrating, later bij de vuilnisdienst. Twee keer in de week met de wagen langs de huizen om de zinken emmers op te halen. Iedere emmer had een nummer. De vuilnis ging in de jaren zestig naar de kuil langs de Waterlandse zeedijk. Een gat van zo’n dertig meter diep, ontstaan door een oude dijkdoorbraak. In de zeventiger jaren ging het vuil naar Overleek. In de jaren tachtig werd het vuil gesorteerd, asbest, gipsplaten, dakbedekking, batterijen, hout etc. 206
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Joost was een ietwat gedrongen figuur die meestal op klompen liep. Jarenlang woonde hij op het Bloemendaal nummer 4. Hij kon goed voetballen en speelde in zijn jonge jaren in de voorhoede bij de voetbalvereniging MVV (78). Hij was een bekende verschijning in de stad en een gezellige prater. Als je in zijn gezelschap door de stad liep dan was het groeten niet van de lucht. ‘Vroeger hadden de mensen geen radio of televisie, dus moesten ze op een andere manier aan het nieuws zien te komen. En daar was ik dan voor. Ik kreeg het nieuws op het gemeentehuis en dan ging ik – op klompen - met de gong Monnickendam in om het de mensen te vertellen. Dat kon plaatselijk nieuws zijn, maar ook wereldnieuws moest ik rondbazuinen’, aldus de Haas. Over de grote kerk had hij ook een verhaal. ‘Als je vroeger iets had uitgevreten, moest je hier (de zogeheten ‘geseldeur) aan de schandpaal. Daar bleef je dan staan tot je onder het toeziend oog van de bevolking een spijker in die deur had geslagen. Dat moest, omdat je met het slaan van die spijker aangaf dat je iets had gedaan dat niet door de beugel kon’. Joost de Haas heeft zijn jeugd in de stad doorgebracht en kon daar dus veel over vertellen. Onder het trekken aan het zoveelste zware sjekkie haalde hij herinneringen op aan die tijd: ‘Vroeger hadden we hier een stoomtram die rechtstreeks naar Amsterdam reed. Vlak na de oorlog barstte iedereen van de armoede, dus als de tram langs kwam riepen we naar de bestuurder: Ome Flip hebbie nog een broodje voor ons? En die man gooide dan af en toe zo’n steenkoolbrood, waar de tram op reed, naar buiten. De koning te rijk waren we dan’. Maar de meeste mensen kenden Joost de Haas als omroeper. Ik deed allerlei mededelingen maar het meeste toch wel voor vrijbankvlees. Dan was er een koe of een schaap doodgegaan. Niet aan een ziekte natuurlijk maar door een ongeluk of wege een te zware bevalling. Dat vlees werd streng gekeurd en vervolgens in porties van 1 kilo verkocht op het plein achter het Verenigingsgebouw. Joost was ook zeer actief in het verenigingsleven. Als er een avond georganiseerd moest worden of een bruiloft gevierd, dan maakte men nogal eens gebruik van zijn diensten als omroeper. Maar dat werd in de jaren zeventig steeds minder. Met het omroepen van een bericht ging zeker twee uur heen. Een uurloon was voor velen te kostbaar. Een geluidswagen was goedkoper en bovendien veel sneller. Jarenlang was Joost ook rattenvanger. De stad krioelde jarenlang van de bruine en zwarte ratten. Als hij gevraagd werd, gingen de klompen uit en de laarzen aan en op een gemotoriseerd rijwiel reed hij, soms midden in de nacht, naar de plek des onheils. Door zijn buitengewone reukorgaan rook Joost ze op afstand en wist ze precies te vinden, vertelde hij. 207
De taak van de omroeper ten einde In 1980 kwam er een brief van de burgemeester. Zijn werkzaamheden waren voorbij. Er zou in Monnickendam geen vrijbankvlees meer worden verkocht. Geluidswagens, kranten, radio hadden het werk van de omroeper overbodig gemaakt. De brons-koperen gong, in de volksmond de ‘bek’ genoemd en zeker twee honderd jaar oud was, werd aan de wilgen gehangen. De Monnickendammers en niet te vergeten de vele toeristen (hij was een gewild foto-object!), moesten het zonder zijn stem doen, die door een journalist werd vergeleken met het geluid van een roerdomp. Gelukkig had Joost verschillende hobby’s. Op de vesting had hij jarenlang een groentetuin, hij knutselde graag, bouwde bootjes etc. Zijn meest favoriete vrijetijdsbesteding was echter hengelen. Hij had meer dan veertig hengels en twaalf molens. ‘Als het moet’, zo verklaarde hij tegenover een verslaggever van de Leidse Courant, ‘haal ik de bek meteen weer op’. En even later: ‘Misschien ziet dat de VVV er nog brood in ziet. Ik ben per slot van rekening een soort toeristische bezienswaardigheid’ (79). Het bekken van Joost de Haas Joost de Haas is 6 oktober 1988 op 73-jarige leeftijd zoals het nu in het speeltorenoverleden. Zijn vrouw Rietje twee maanden later op museum staat 6 december. Het bekken waarop Joost jarenlang sloeg is, zij het flink gedeukt en vele malen gelast, bewaard gebleven en wordt bewaard in het museum (80). Het slaghout, door Joost zelf gemaakt uit de steel van een hooivork en ‘knuppel’ genoemd, helaas niet meer. Speciale gelegenheden: 1973 en 2005 Tijdens de herdenking van de slag op de Zuiderzee in 1973 was er een omroeper actief, Pieter Gras senior. Maar dat was meer uit nostalgische overwegingen.
208
vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Ook tijdens de viering van 650 jaar stadsrechten in juli 2005 heeft de organiserende stichting wel een stadsomroeper ‘aangezocht’. Het werd Piet (Pieter) Gras (Hendrikstraat 5), de zoon van de man die in 1973 deze rol vervulde. Hij was daarmee de vierde ‘Gras’ die stadsomroeper is geweest. Tijdens de openingsmars door Monnickendam liep hij aan de kop van de stoet van enkele duizenden inwoners, allen in Middeleeuwse kledij. 16 Zoals u eerder las, ook in de 19e eeuw waren er al twee mannen uit de familie Gras in functie. Een familie die, letterlijk en figuurlijk, van zich heeft laten horen! We zullen zeer waarschijnlijk moeten wachten op een volgende feestelijke herdenking, om nog weer een stadsomroeper in functie te zien. Dit verhaal was en is bedoeld om een stuk stadsgeschiedenis tot leven te brengen, waarbij ongetwijfeld voor menigeen bekende namen voorbijkwamen. Een stukje ‘goeie, ouwe tijd’ zullen we maar zeggen. Ds. C.A.E. Groot cae-groot@zonnet.nl Bronvermelding -Waterland Archief -Vroedschapsresoluties 1570-1795 -Memorialen van de Burgemeesters, 1692-1795 -Notulen van de gemeenteraad en B&W 19e en 20e eeuw -Krantenartikelen. Gebruikte afkortingen: NNHC-Nieuwe Noordhollandse Courant; WA De Waterlander; PC Purmerender Courant; GPC Goedkope Purmerender Courant; SPC Schuitemakers Purmerender Courant; JOM Jaarboek Oud Monnickendam -Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel, Geneaboek 1998. -De slag op de Zuiderzee, L. Appel.
Dank aan de heer S. Verbeek voor zijn toelichting bij enkele foto’s uit 1955. In de bijlage hierna vindt u gegevens over de stadsomroepers van Monnickendam van 1591 tot ongeveer 1800. In het notenapparaat dat begint op pagina 212 vermeldt de schrijver de gegevens over de latere omroepers, van circa 1800 tot heden.
209
Bijlage
Stadsomroepers van Monnickendam van 1591 tot omstreeks 1800 16e eeuw Jan Heijndricks De eerste stadsroeper waarvan we de naam kennen is ene Jan Heijndricks. In 1591 was hij al enige tijd in functie, want hij krijgt van de burgemeesters jaarlijks een roeperspensioen ‘toegelegt tot zijn huishuur’. Hij woonde vermoedelijk op de Niesenoort Burgwal.
17e eeuw Jacob Jansz In oktober 1618 komen we Jacob Jans als omroeper tegen. Hij was dat al een paar jaar, want na Goede vrijdag 1615 wordt Jaap de omroepers kind begraven. Op 23 juni 1621 was hij nog in functie. Hij kreeg toen zes stuivers uitbetaald. Jacob Jansz is voor 1624 overleden, want in dat jaar krijgt zijn weduwe diaconale ondersteuning. Dat is ook het geval in 1633. Blinde Jan Voor 1630 heeft enige tijd ene ‘blinde Jan’ het werk gedaan. Het tijdstip van zijn aanstelling is niet bekend. Mogelijk was hij de opvolger van Jacob Jansz. Claes Jans Meeuwes Blinde Jan wordt op 10 maart 1630 opgevolgd door Claes Jansz Meeuwes. Zijn moeder heette Brecht en wordt als ‘moeder van Klaas de Roeper’ begraven op 14 oktober 1640. Claes was getrouwd met Crijntge Jans. Het echtpaar woonde in maart 1634 op het Noordeinde. Als Crijntge rond september 1634 is overleden, wordt zijn dochtertje, Grietje Claes, gealimenteerd. Na het overlijden van Crijntge moet Claes opnieuw getrouwd zijn, want op 1 mei van dat jaar krijgt zijn weduwe (ze heeft vier kinderen) tien stuivers. Claes is op 5 april 1647 begraven als ‘Klaas de roeper’. Gerrit Tijmons Koel Claes Meeuwes werd opgevolgd door Gerrit Tijmons Koel. Zijn aanstelling wordt in de vroedschapsresoluties niet vermeld. Hij wordt echter op 17 september 1652 al stadsroeper genoemd. 210
bijlage bij vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
Gerrit was op 17 januari 1644 getrouwd met Guertgen Hendricx. Toen het paar in september 1652 bij notaris Boekweijt een testament lieten opmaken, woonden ze op het Prooijen. Gelet op zijn handtekening kon Gerrit goed schrijven (Not. archief 3419, zie ook 29 december 1653). Op 11 januari 1659 krijgt hij voor het omroepen van de verhuring van het stadsland 2.6.- en op 2 augustus 1662 1.14.-uitbetaald. Gerrit Tijmens Koel werd op 3 januari 1671 begraven. Wie er daarna omroeper is geworden, is niet duidelijk. De Memorialen van de Burgemeesters, waarin de aanstellingen van stadsambtenaren worden genoemd, ontbreken over deze periode. We bevinden ons bovendien vlak voor het rampjaar 1672. En wat het extra moeilijk maakt om de juiste man te vinden is, dat er in die periode meerdere personen zijn die ‘Roeper’ bij hun naam hebben. Het is daarom mogelijk dat verschillende personen de taak van omroeper hebben vervuld. Na alle gegevens onderzocht te hebben, is de nu volgende persoon de meest waarschijnlijke opvolger (of éen van de opvolgers) van Gerrit Tijmens Koel. Sijmon Klaas de Roeper Sijmon, geboren rond 1640, was in 1667 getrouwd met Lobberich Martens, begraven 22 april 1687. Zij kregen vijf kinderen, waarvan er éen jong is overleden. Sijmon trouwde (2) in februari 1688 met Lijsbet Jacobs Heer, begraven 5 december 1704, dochter van Jacob Dirks Heer. Uit dit huwelijk vier kinderen. Op 3 december 1679 krijgt Sijmon de Roeper 32.10.- uitbetaald, op 29 februari 1680 2.10.-. Dirk Jacobs Bolman/Bolleman Met Dirk Bolman hebben we weer zekerheid. Gelet op een hieronder genoemde uitbetaling is hij vermoedelijk rond 1691/92 omroeper geworden. Op 22 maart 1691 wordt er een nieuwe lijst van het roepersloon opgesteld. Daaruit blijkt dat de werkzaamheden nog steeds dezelfde zijn, als daarvoor. Het omroepen was echter geen full-time baan. Daar waren de verdiensten veel te laag voor. De omroepers hadden daarom nog ander werk. Op 30 oktober 1703 krijgt stadsroeper Dirk Jacobs Bolleman 44.10.- uitbetaald over zijn verdienste wegens omroepen van de verpachtinge als anders (als gewoonlijk dus, caeg) voor de burgers van deze stad gedaan van 1693-1702. Daarna op 4 mei 1704 een betaling van 2.14.4 over de periode mei 1703 tot heden. Een jaar dus. Dirk Bolman is rond 1662 geboren en werd in 1684 lidmaat van de Geref. gemeente. Hij trouwde voor 1683 met Beertje Jans, geboren rond 1663, Geref. lidmaat in 1686. Het paar kreeg tussen 1684 en 1702 zeven kinderen Dirk was werkzaam ‘in de baan’, in een lijnbaan dus, waarvan er meerderen in Monnickendam waren. Bij wie hij in dienst was, is niet bekend.
Op 23 augustus 1704 vraagt Beertje Jans aan het stadsbestuur dat, als haar man niet kan roepen, of Pieter Pieters (Schalmer) dat dan mag doen. 211
Op 6 juni 1706 vraagt Beertje Jans of Pieter Pietersz (Schalmer), ‘welke is aangesteld om te roepen ten tijde dat Dirk de Roeper in de baan was te werken, dat deselve van iedere stuiver 4 duiten mocht hebben voor zijn roepen en de resterende vier duiten voor haar is. Dat is akkoord. Dirk Bolleman is in april 1716 overleden, de 14e begraven. Mogelijk heeft zijn vrouw de taak enige tijd vervuld, want op 25 november 1716 ontvangt ‘Beertje Jans, weduwe van Dirk Bolman, 6.6.- wegens het omroepen door de stad gedaan’. Het kan echter ook om achterstallig loon van haar overleden man gaan. Beertje Jans werd op 10 mei 1727 begraven.
18e eeuw Pieter Pietersz Schalmer Deze Pieter Schalmer, alias ‘Pieter de roeper’ was, zoals u zojuist las, al eens ingevallen voor Dirk Bolman. Zijn taak begon op 16 mei 1716. Een jaar eerder, op 10 maart 1715, was er een voorstel van de heren burgemeesters ‘of het niet dienstig soude wesen dat in toecomende soo menigmaal als ’t veermanschap van Purmerent en Edam, mitsgaders ’t omroepersambt van de afslagen der haringh en vis quam te vaceren, dat ijder soo nieuw aan te stellen veerman als omroeper hier boven gemelt, soo wel als de andere veerluijden en stadsomroeper aen de stadt sullen moeten afleggen mede een somma van hondert guldens ende daarover wesende gedelibereert is ’t selve alsoo verstaen en geresolveert’. De genoemde personen moesten dus vanaf die tijd het zogeheten ‘afleggeld’ aan het stadsbestuur betalen om de job te krijgen. Dat zal waarschijnlijk ook voor Pieter Schalmer hebben gegolden. Pieter Schalmer, Gereformeerd lidmaat in 1703, trouwde op 11 december 1702 met Annetje Pieters Winter, geboren rond 1660/1665, dochter van Pieter Klaasz Winter die in 1659 trouwde met Trijntje Pieters. Pieter en Annetje kregen drie kinderen. Toen Annetje op 24 juli of 19 december 1708 was begraven, trouwde Pieter Schalmer op 30 oktober 1713 met Geertje Pieters, bijgenaamd pipi, Gereformeerd lidmaat in 1702. Uit dat huwelijk werd in januari 1717 nog een zoon Wijbrand geboren. Mei 1718 woonde het gezin op het Doelepad, verpondingsnummer 611. Pieter Schalmer overleed in 1723 en werd op 4 november in de kerk begraven. François Hoefnagel De volgende omroeper was Francois Hoefnagel. Hij kreeg zijn aanstelling op dezelfde dag dat Pieter Schalmer werd begraven: 4 november 1723 en zou deze functie bijna dertig jaar uitoefenen. François (Frans) Hoefnagel werd op 4 augustus 1700 geboren in Haarlem. Hij ondertrouwde op 8 november 1721 met Maritje Heijnsz van Sanen, gedoopt op 6 212
bijlage bij vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam
maart 1704 (geboren voor het huwelijk van haar ouders), telg uit een zeer oud Monnickendams geslacht.. Frans was later zilversmid, behoorde tot het gilde, tot de overlieden en was keurmeester. Hij overleed in 1752 en werd op 8 april 1752 begraven in de kerk, grafrij 17 graf 8. In 1748 woonde Frans Hoefnagel met vrouw en kind in de Kerkstraat, van de Dam af. (Meer over Hoefnagel in JOM 2007 blz. 32vv en JOM 1991 blz. 109) Roemer Pietersz Teerhuijs Roemer Teerhuijs werd omroeper in 1752. Op 22 april legde hij de eed af. In dat jaar werden door het stadsbestuur aanvullende bepalingen toegevoegd aan de instructie, die in 1692 was opgesteld. Daaronder artikel 9 waarin wordt meegedeeld dat de omroeper tijdens de zomermaanden 1 april – 31 september om acht uur moet beginnen met roepen en tijdens de wintermaanden om negen uur, en in de namiddag ‘wanneer sulks sal werden gerequireert (verlangt, caeg). Roemer werd op 13 juni 1709 gedoopt, zoon van Pieter Klaas Teerhuijs, in 1694 getrouwd met Jannetje Jacobs van Beek. Roemer, Gereformeerd lidmaat 1733 trouwde twee keer: 1. in 1732 met IJkeltje Johannes uit Lemmer, begraven 8 mei 1733, Gereformeerd lidmaat in 1733 2. in 1735 met Aaltje Cornelis de Graaf, begraven 1 april1773, lidmaat Gereformeerd 1744 Roemer werd op 10 juli 1773 in de kerk begraven, grafrij 49, graf 14. Evenals Hoefnagel was ook hij goud- en zilversmid. Zie JOM 1991 blz. 110. Frans Bruijning Karmelck De volgende omroeper was een telg uit een van de oudste families van Monnickendam. Er liepen al ‘Carmelcken’ in de stad rond toen de 17e eeuw nog maar net was begonnen. Zijn aanstelling vond plaats op 10 juli 1773. Zijn vader Bruijning Klaas Karmelk trouwde in 1725 met Guurtje van Dalen. Omdat de familie Doopsgezind was, is er geen doop van Frans bekend. Het zal, gelet op zijn huwelijk rond 1735/1740 zijn geweest. Frans Karmelk ondertrouwde (1) op 14 februari 1761 met Neeltje Oossaan, gedoopt op 3 februari 1727, begraven 9 april 1768, graf 61/13. Frans ondertrouwde (2) op 16 juli 1769 met Grietje Juriaans Deun, dp. 29 september 1747, begraven 26 juli 1806. Op 29 januari 1791 werd zoon ‘Jan Karremelk (28 jaar) gepermitteerd gedurende de indispositie (gezondheidsproblemen, caeg) van sijn vader ’t ampt als omroeper te mogen waarnemen’. Frans Karmelck werd op 12 maart 1793 begraven in een eigen graf in de kerk. Vanaf hier worden de gegevens van de stadsomroepers in de noten bij het artikel vermeld, pagina 211 e.v. .
213
noten 1. JOM 1987 blz. 35
25 juni 1808 in een eigen graf in de kerk te Monnickendam begraven. Zijn vrouw hertrouwde op 2 mei 1813 in
2. Huizen en gevelstenen in Monnickendam, 2003, H. Voogel 3. De uithangtekens, mr. J. van Lennep en J. ter Gouw, twee delen, van Seijsen, Leeuwarden, 1974 en Boek der Opschriften, idem. 4. Voorbeelden zijn te vinden in het Waterlandarchief te Purmerend. 5. Gedurende de 17e eeuw zien we een bredere berichtgeving ontstaan. In juni 1618 verscheen in Amsterdam de eerste krant. En dat zouden er, naarmate de tijd vorderde, steeds meer worden. Een belangrijke krant was de Oprechte Haarlemse Courant die in januari 1656 voor het eerst werd uitgegeven. Het grootste deel van de bevolking had echter alle energie en aandacht nodig om maatschappelijk en economisch gezien het hoofd boven water te houden. Alleen de rijkere bovenlaag kon het zich permitteren om allerlei geschreven materiaal aan te schaffen. Zie voor Monnickendam ook JOM 2007 blz. 32 tot 65. 6. We laten maar in het midden wie de uitvinder ervan was. Johannes Gutenberg (Duitsland), Laurens Jansz. Coster (Holland) of de Vlaming Dirk Martens. 7. Reijnier kwam met zijn vrouw Segertje Jans uit Enkhuizen. Op 10 april 1695 werd er een kind gedoopt, Jan genoemd. Zeer waarschijnlijk is de moeder vanwege de bevalling overleden, ze werd een paar dagen eerder, op 5 april van dat jaar begraven. Ook Reijnier heeft het niet lang meer gemaakt, hij werd op 3 oktober 1697 begraven. 8. Jan Gorter werd op 29 januari 1740 in Enkhuizen geboren, zoon van Doede Herms Gorter. Hij was al 58 jaar toen hij op 30 september 1797 in Monnickendam trouwde met Catharina Chrismeijer uit Nieuwendam. Jan, Hervormd lidmaat in 1798, werd op
Monnickendam met weduwnaar Claas Klunder uit Holysloot. 9. De omroepers zijn sinds het midden van de 20e eeuw uit het stadsbeeld verdwenen. Allen bij bijzondere gelegenheden treden nog weleens omroepers op. Folklore waar sommige dorpen aan vast houden. In Ootmarsum (Twente) bijvoorbeeld, is twee keer per jaar een omroeper actief. Op Paaszaterdag, als de man het halen van hout voor het paasvuur aankondigt en op oudejaarsavond, wanneer hij zingend met een groep inwoners de mensen veel heil en zegen toewenst. Een ‘herinnering’ aan al die mannen die met behulp van een bekken, trom of bel de aandacht vroegen en vervolgens met luide stem een bericht doorgaven. 10. Zie JOM 2010 blz. 111 11. Uit de bijlage blijkt dat er al stadsomroepers voor 1600 in de stad actief waren. De bronnen ontbreken echter om eerdere, precieze gegevens boven tafel te krijgen. 12. De Monnikendammer 19 mei 1900 13. Jacob Fris, doop Monnickendam 15 februari 1750, begraven 12 januari 1811, zoon van Johannes Fris en Lijsbet Donker. Huwelijk Monnickendam op 15 oktober 1785 met Grietje Hulst, doop Edam 14 april 1762, overleden Monnickendam 5 december 1818. De familie Fris was van Duitse oorsprong, heette Fritsch en kwam uit de Elzas. De oudste gegevens dateren van een doop in 1679. De familie was oorspronkelijk Evangelisch Luthers, maar de tweede generatie kinderen werden in de Geref. kerk gedoopt. 14. JOM 1994 blz. 69 15. Hendrik Liwijn, geboren Amsterdam op 20 april 1788, overleden Zaandam 18 januari 1874. Huwelijk in Zaandam op 7 mei 1809 met
214
noten bij vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam Catharina Offenberg, geboren in Westzaandam op 23 april 1788, overleden te Zaandam op 31 juli 1832. Hendrik Liwijn trouwde (2) te
Pieter trouwde (2) 10 oktober 1869 met weduwe Elisabeth Loef, geboren 14 december 1834, overleden 8 december 1878.
Zaandam op 18 november 1832 met Jansje Boeda, geboren Haarlem 16 maart 1793, overleden Zaandam 26 december 1860. (Zie ook JOM 2008 blz. 171 en de daarin genoemde noot 38). 16. Cornelis Kwakman, geboren Katwoude, doop Monnickendam 1 augustus 1773, overleden Monnickendam 19 juni 1816, zoon van Pieter Jansz. Kwakman en Aaltje Cornelis Wever, beiden uit Katwoude. Huwelijk te Monnickendam op 7 juni 1800 met Lijsbet Kroon, doop Monnickendam 19 juni 1774, begraven 24 november 1800 (vanwege een bevalling). Tweede huwelijk op 2 mei 1801 met Johanna (Annatje) Lubbers, geboren 1781 Edam, overleden Monnickendam 5 februari 1848. 17. Hendrik Groot, geboren te Monnickendam op 10 juni 1787, overleden Monnickendam 16 augustus 1849, zoon van Klaas Jansz Groot en Bartha Bruijns. Huwelijk op 16 februari 1812 met Stijntje Schenk, geboren 12 januari 1782 in Edam, overleden Monnickendam 8 oktober 1847, dochter van Jacob Schenk en Jannetje Oostenbroek uit Edam. Stijntje is in het weeshuis van Edam opgegroeid. 18. Klaas Hondius, geboren te Monnickendam op 6 juni 1799, overleden 2 april 1879, zoon van Gerrit Hondius en Lena de Leeuw uit Blijswijk. Klaas was brievenbesteller, niet getrouwd. Hij woonde in bij een dochter van de vorige omroeper, Bartha Groot, getrouwd met Cornelis Mars, woonachtig op het Roozendaal.
20. In het boek ‘Kees van den omroeper vinden we een stukje biografisch materiaal van de schrijver. Een goede leerling die zich voorbereidden om leraar te worden. Het verhaal speelt kort voor en tijdens de eerste wereldoorlog, waarin België niet, maar Nederland wel neutraal bleef. Wel werden ook in ons land de gevolgen van deze oorlog gevoeld. Ook het overlijden van zijn vader noemt hij en hoe hij, toen zijn vader nog ziek was, op een dag zijn taak als omroeper heeft overgenomen. ‘Hoort, burgers, hoort, Burgemeester en Wethouders maken bekend, dat vanaf heden brandstoffenkaarten te bekomen zijn aan het Waaggebouw van ‘s morgens 9 tot 12 uren’. Al eerder mocht hij de eerste steen van een nieuw te bouwen school in Monnickendam metselen. Zijn vader ‘de omroeper kondigde dat als volgt aan: ‘Hoort burgers, hoort Burgemeester en Wethouders maken bekend dat morgenmiddag om twee uren de plechtige eerstesteenlegging van de nieuwe school zal plaats vinden. Ieder wordt verzocht de vlag uit te steken en uitgenodigd aanwezig te zijn op het schoolplein om het feest op te luisteren’. Het boek geeft een sfeertekening van Monnickendam, zoals alleen iemand die er gewoond heeft dat kan. 21. JOM 1991 blz. 93vv 22. PC 13.9.1874 23. Jan Pietersz Gras, geboren 17 november
19. Pieter Pietersz. Gras werd geboren op 15 november 1827 en overleed 14 oktober 1874, een zoon van Pieter Gras en Lea Tromp. Zij kwam uit Broek in Waterland. Pieter trouwde op 21 augustus 1853 met Aaltje Dekker, geboren 30 september 1825 Zaandam, overleden Monnickendam 28 augustus 1868.
1854, zoon van de zojuist genoemde Pieter Gras en Lea Tromp. Jan Pietersz Gras was ongehuwd toen hij op 22 augustus 1886 overleed. 24. GA 128 d.d. 8.3.1867 25. NA d.d. 6.2.1885 26. PC 20.4.1881
215
27. Simon Schonevelt werd op 31 augustus 1849 geboren. Hij was een zoon van werkman Benjamin Schoneveld, in 1847 getrouwd met
augustus 1869, zoon van Klaas van der Lingen en Wolmet Boon uit Beets. Huwelijk op 6 december 1894 met Hillegonda Reurs, geboren
Maritje Bootsman. Simon trouwde 7 juni 1874 met Aaltje Maas, geboren 16 oktober 1846, overleden 4 augustus 1923, dochter van Jasper Maas en Annetje Meet. Simon overleed op 13 december 1889, 40 jaar oud en woonde op de Nieuwezijds Burgwal. 28. Jan Sta van Uitert Czn, geboren 19 februari 1848, overleden 25 maart 1898, zoon van Cornelis Sta van Uitert, in juni 1847 getrouwd met Anna Maria Bobeldijk uit Broek in Waterland. (De naam ook wel zonder ‘t’ geschreven: Uiter. Op 5 april 1874 trouwde Jan met Dirkje Simons (Ilpendam 12 april 1851-Monnickendam 3 maart 1939), dochter van Frederik Simons en Adriaantje van Ammers. 29. “Een zoon van Jan van Broek was debiel en werd “Malle Free” genoemd. Hij was tijdelijk in dienst geweest bij een sigarenmaker en de plagende jeugd riep hem na met de uitroep “twee in een doossie en 3 in een kissie” en dan werd Free woest en kwaad (..). Veltrop blz. 80 30. SPC 20.6.1886 31. De Monnikendammer 2.4.1898 32. Veltrop blz. 76 33. Hendrik Schram, geboren 15 oktober 1850, zoon van schilder Simon Schram en Annatje (Adriana) Bloem. Huwelijk op 5 mei 1878 met een vrouw uit een bekende RoomsKatholieke familie, Maritje (Maria Hoogland (Monnickendam 1854-Heemskerk 1922), dochter van scheepmaker Krijn Hoogland en Geertruida Groenewoud. Hendrik overleed op 29 november 1915 in Castricum. Zie Jaarboek Oud-Castricum 1.11.2005 pag. 43. Daar ook een foto van zijn huis in de Kerkbuurt. 34. De Monnikendammer d.d. 2.9.1899 35. SPC 8.1.1905 36. Jacob van der Lingen, geboren op 22
22 augustus 1866, dochter van een koopman. Jacob van der Lingen is op 8 november 1954 in Monnickendam overleden en daar begraven. Zijn vrouw was hem in februari 1942 voorgegaan. 37. PNHC 25.6.1924 38. WA 6.12,10.12, 13.12, 17.12, 20.12 van 1930 39. SPC 5.9.1909 40. Veltrop blz. 1 41. SPC 6.9.1908 42. SPC 18.10.1908 43. SPC 11.6.1911 44. SPC 13.9.1911 45. WA 10.12.1911 46. SPC 2.4.1913 47. SPC 28.6.1914 48. SPC 26.9.1915 49. SPC 30.1.1916 50. GPC 25.10.1916 51. GPC 25.10.1916 52. SPC 11.3.1917 53. SPC 5.5.1918 54. SPC 26.6.1918 55. SPC 8.1.1919 56. GPC 13.3.1920 57. Johan Hartwigse(n), geboren 31 juli 1865, zoon van kuiper Andries Hartwigsen en Grietje van Zanen. Huwelijk op 16 augustus 1894 met Sjieuwke van Assen, geboren 24 oktober 1863 in Bolsward, overleden Monnickendam 11 maart 1931, dochter van Jan van Assen en winkelierster Jannetje Joekes Dijkstra. Het echtpaar kreeg drie kinderen, waarvan een kind jong overleed. Johan Hartwigsen is op 15 maart 1942 overleden. Hij werd 76 jaar. 58. JOM 2012 blz. 133vv. 59. SPC 5.5.1923 60. PNHC 15.12.1923 en PC 18.12.1923
216
noten bij vier eeuwen stadsomroepers van monnickendam 61. WA 15.11.1924 62. WA 30.6.1928 63. PC 16.11.1929
overwinning werd hij gevraagd als omroeper bij de Edamse kaasmarkt. Tot 1993 was hij het boegbeeld van die toeristische kaasmarkten. Zie
64. WA 23.11.1929, PNHC 27.11.1929 65. WA 18.6.1930 en PNHC 18.6.1930 66. WA 29.8.1936 67. PNHC 11.1.1939 68. PNHC 18.6.1938 69. Haakma blz. 12. Vermoedelijk gaat het om Cornelis Posch, geboren op 3 januari 1889 metselaar, NH, overleden in Purmerend op 12 oktober 1954. Hij trouwde op 24 december 1914 met Trijntje Eijssen, geb. 8.11.1892 Beemster, overl. A’dam, 14.9.1940, dr. v Gerrit Eijssen en Guurtje Dekker, Hoogwoud, 24.4.1887. Zie ook Voogel 105, 110, 148, 158 en 207; Cornelis is 12.8.1919 naar Velsen vertrokken. Daar werden geboren zoon Cornelis, 1920 en dochter Guurtje, 1922. Terug naar Monnickendam werden hier geboren Aafje, 1929 en Trijntje, 1930. 70. PNHC 4.10.1941 71. Haakma blz. 12 72. Haakma 27 73. Haakma, kranten, feestprogramma 74. De andere juryleden waren, in volgorde van de foto naast dr. van Stalborch, v.l.n.r: Karel Cornelis Lodder (Amsterdam 1905-Monnickendam 1957, ambtenaar bij de Rijkspostspaarbank; Piet Jongert (was geen jurylid), Piet Gras, notaris Pieter Strootman; schilder Petrus Paulus (Piet) van ‘t Hoff (Haarlem 1898-Monnickendam 1960) en Jan Hendrik Egbertus Cock Jzn (Hoorn 1911 overleden na 1974). Klein filmpje op
ook ‘De tijd’ d.d. 20.7.1955. Charles Louis Kroese(n), 1922-2008 was een van de beste vrienden van Schotsman. 76. Zie ‘De slag op de Zuiderzee’ van dhr. L. Appel en de vele krantensknipsels rondom die dag. 77. Joost de Haas. Joost, doopnaam Joseph, geboren 14 oktober 1914, zoon van arbeider Jacob de Haas uit Bunderlammerich en Catharina Dina Bossert, geboren in Hoorn op 4 juli 1878. Vanuit Hoorn kwam dit echtpaar op 25 maart 1907 naar Monnickendam. Joost trouwde op 29 augustus 1946 met Trijntje Blok (1915-1967) Joost trouwde (2) met Maria G.W. Karemaker (1920-6 december 1988), precies twee maanden na Joost die op 6 oktober 1988 was overleden. 78. SPC 20.2.1934 79. Leidse Courant 1.11.1980 80. Het is in 1998 geschonken door dhr. A. de Haas, JOM 1999 blz. 22.
Youtube en op de site van de vereniging OudMonnickendam. 75. Maarten Schotsman werd in 1917 geboren, zoon van melkverkoper Frans Schotsman en Alida Hartog. Maarten zelf was ook melkboer en woonde aan de Lingezijde. Later werd hij kaasmedewerker van de Gestam. Na zijn
217
Hondentrouw De hond van Herman Buter De trouw van honden is spreekwoordelijk. Dat geldt ook voor de hond van visroker Herman Buter, geboren op 19 september 1904 in Monnickendam, zoon van visventer Cornelis Buter en Maria Keijser, die negen kinderen kregen, waarvan er zes jong overleden (1). Op 8 januari 1930 trouwde Herman in Amsterdam met Maria Christina Voorvaart, daar geboren op 7 februari 1907, dochter van een brigadier van politie (2), op 5 mei 1994 in Apeldoorn overleden. 1 In Monnickendam werden drie kinderen geboren: * Cornelis Hermanus (Kees), 26 juni 1931, trouwde 28 juni 1956 in Apeldoorn met R.T. Koetsier * Hermanus Johannes (Herman), 11 augustus 1934, overleden in 1984. Hij trouwde op 24 oktober 1958 in Apeldoorn met H.G. Klomp * Maria Gerardina (Marie), 21 juli 1936, trouwde 31 juli 1958 te Apeldoorn met A. J. Karman. 2 Het gezin Buter woonde op het Noordeinde 88. In de rokerij had Herman een zwarte bouvier, die dienst deed als waakhond. Toen het gezin op dierendag! 4 oktober 1939 (3) naar Apeldoorn verhuisde, was de vraag wat er met de hond moest gebeuren. Meenemen bleek namelijk geen optie. In mei van dat jaar had Buter een advertentie in de krant laten zetten: ‘Te koop een prachtige, mooie bouvier met stamboom, 1,5 jaar oud’. Maar er was niemand op af gekomen (4). Dus zat er niets anders op om de hond dan maar in Monnickendam achter te laten. De familie vertrok naar Apeldoorn, waar Herman op 4 oktober op de Bleekersweg 38 werd ingeschreven (5). Eerst als corveeĂŤr, later als badmeester en vervolgens stoker in de Willem III- kazerne. Ook in Apeldoorn werd een hond aangeschaft, want Herman was gek op dieren. Een flinke vogelren kon er ook nog wel bij. Maar nu het verhaal van de hond, toen de familie in 1939 de stad verliet: 218
hondentrouw
“Het laat zich indenken dat de herder slechts noodgedwongen in dit afscheid berustte. Hij miste de goede en vriendelijke woorden van de baas, zijn vrouw, maar vooral zijn speelmakkertjes, de kinderen. Onrustig zocht hij, vooral naar de kleinen. En zo gebeurde het dat op zekere dag het trouwe dier de R.K-bewaarschool instapte (6), de zuster vragend aankeek, doch geen bevredigend antwoord krijgende, het lokaal inliep, recht op de bank af waar hij steeds zijn speelmakkertje – een klein meisje (Maria dus) wist. Snuffelend ging zijn trouwe hondensnuit over haar plaats. Opgewonden kinderstemmetjes vertelden hem dat ‘zusje’ er niet meer was. Hij kon het niet begrijpen, tot hij met zachte dwang verwijderd werd. Treurend, de staart tussen de benen verdween hij…” (7)
De hond van de heer O(ut) Als we het toch over hondentrouw hebben, een stukje uit een krant van 1906. ‘Elke dag worden twee aardige kleutertjes, een jongetje en een meisje van de heer O (8), die even buiten de stad woont, door een brave viervoeter naar school gebracht. Onze vriend loopt heel kalmpjes achter het tweetal aan en zijn ze ter plaatse, dan sjokt hij weer op z’n dooie gemak terug naar huis’ (9).
De uitspanning Bellevue in 1916, kennelijk tijdens de watersnood van januari van dat jaar. Het is waarschijnlijk vanaf deze plek dat de ‘twee aardige kleutertjes’ door de hond van Nico Out naar school werden begeleid.
219
Een al te trouwe hond! Een trouwe hond kan ook je dood betekenen. Terug in de tijd: 1623. Een pachter uit Broek in Waterland kon of wilde de pacht niet opbrengen. De schout van Monnickendam, Jan van Cuijlenborgh, aangesteld op 18 april 1615 (hij was ook baljuw en dijkgraaf van Waterland) waarschuwde hem dat, als hij zijn schuld niet voldeed, hij dan gegijzeld zou worden. Toen betaling uitbleef werd de man door schout en schepen aangehouden en geboeid naar Monnickendam gebracht. De schout had een grote hond bij zich die zeer aan zijn baas gehecht was. Vier mensen en de hond gingen in een roeischuitje (praam) op weg. De pachter kwam onderweg tot inkeer en bood de schout een som geld aan als deze hem losliet. Het antwoord was nee, waarop de pachter in wanhoop zijn armen om de schout sloeg. Het praampje begon hevig te schommelen en sloeg om. De mannen kwamen al worstelend in het water terecht. “Het gelukte de Schout zich van zijn woedende vijand te ontdoen, hij kwam weer boven en geloofde gered te zijn.. Maar zijn hond die hem van het begin terzijde was gebleven, liet ook nu niet van hem af. Hij zwom om en over hem heen, zodat de Schout niet in staat was om op te komen. Het dier, gissende zijn meester bij te staan, week niet van zijn zijde totdat de schout, evenals de pachter, verdronk. De dienaar wist zich op de gekantelde praam te redden.” Op 2 augustus 1623 overleed Jan Cornelisz Cuijlenburg, ’s nachts om twaalf uur, verdronken in het Noordermeertje, komende van Broek in Waterland gevaren, met een schuijtje’, aldus het begraafboek (10).
Ds. C.A.E. Groot Met dank aan de families Buter en Karman in Apeldoorn.
Negentien jaar nadat de bouvier van de familie Buter vergeefs naar haar gezocht had in de bewaarschool op het Noordeinde, trouwde Maria Buter in Apeldoorn met A.J. Karman.
220
noten bij: hondentrouw
noten
1. De familie Buter kwam oorspronkelijk uit Volendam, maat in de 18e eeuw was een lid van deze R.K.- familie naar Monnickendam verhuisd en kreeg daar kinderen. 2. Een oudere broer van Hermanus, vishandelaar Cornelis Buter (Monnickendam 1896-1954) was in 1922 te Amsterdam getrouwd met een zus van Maria Voorvaart, Martha Jacoba Voorvaart (Amsterdam 1899-Monnickendam 1993). Deze Cornelis was getuige bij het huwelijk van zijn broer Herman 3. De eerste dierendag was op 4 oktober 1929. 4. PNHC 6.5.1939 5. In Apeldoorn is hij op 9 december 1977 overleden. 6. Deze bewaarschool, naast het clubhuis, was in 1935 voor f 8000,- gebouwd, ter vervanging van de oude bewaarschool uit 1897. Achter deze twee gebouwen was een speelplein voor de kleuters. Op de speelplaats stond een in hout opgetrokken overdekte speelruimte, gevuld met zand. Vanaf 1937 kregen de kinderen van vier jaar beleefdheidslessen, zoals met twee woorden spreken, netjes groeten, wat je krijgt aannemen met je rechterhand, netjes eten, geen nagelbijten, handen wassen en voeten vegen zijn er wat voorbeelden van. Zr. Theresia van de zusters Ursulinen had vanaf 1934 de zorg voor de kleuters. In april 1997 nam ze als laatste van de zusters Ursulinen afscheid van Monnickendam. Ze overleed in 1998 in het moederhuis te Bergen. In juni 1983 had deze zuster een ernstig auto-ongeluk bij het Schouw overleefd, waarbij pastoor Bakkum van Monnickendam was omgekomen. Het had haar ruim een jaar gekost om er weer bovenop te komen. Haar eigenlijke naam was Anna Martha Jong, geboren op 26 juni 1912 in Nibbixwoud, in april 1935 vanuit Bergen naar Monnickendam gekomen. Bron: Van Monnikenwerk naar Parochiekerk. 7. PNHC 18.10.1939 8. Zeer waarschijnlijk gaat het om twee kinderen van kastelein Nicolaas Out (Monnickendam 1867-1940) eigenaar van ‘Bellevue’, Noordeinde 121, getrouwd in 1894 te Ilpendam met Aaltje Dirkse (Ilpendam 1869-Monnickendam 1949). In aanmerking komen de kinderen Johannes Nicolaas Anthonius, geboren 9.1.1898, Catharina Anna, geboren 29.1.1899, Anna Geertruida Maria, geboren 21.2.1900 en Nicolaas Antonius, geboren 11.4.1901. 9. SPC 4.2.1906 10. Algemeen Weekblad 24.2.1858; Broeker Bijdragen I blz. 121vv.
221
Zouaven uit Monnickendam vechten voor de paus Italië bestond eeuwenlang uit een aantal staatjes, elk met een eigen regering. Te midden van deze staatjes lag de Kerkelijke Staat. Het Italiaanse grondgebied was sinds de uitschakeling van Napoleon zonder veel discussie aan de paus toebedeeld. Daar zat een lange geschiedenis achter, want al in 754 na Chr. had Pepijn de Korte een aantal gebieden in midden Italië aan de toenmalige paus geschonken. En sindsdien was er sprake Kerkelijke staat in 1860 van zowel zijn wereldlijke als kerkelijke macht. Gaandeweg de 19e eeuw ontstond er echter een nationalistische beweging die uit was op een republiek, met Rome als hoofdstad. De roep vanuit het gewone volk, om een democratischer bestuur en eenwording van door taal en cultuur verbonden gebiedsdelen, werd steeds sterker. Maar dat eenheidsstreven botste met de belangen van paus Pius IX (17921878), sinds 1846 de opvolger van paus Gregorius XVI. Hij had een belangrijke tegenspeler: Garibaldi (1807-1882). Deze vormde een leger van revolutionaire avonturiers en veroverde het grootste deel van de Kerkelijke Staat, die toen bestond uit de gebieden Romagna, De Marken, Umbrië en Latium. De Paus Pius IX paus werd verzocht om afstand te doen van zijn gebied, maar zijn antwoord was: ‘Wij kunnen geen afstand doen, want het gebied behoort ons niet, maar aan alle katholieken’. Omdat hij van alle kanten werd bedreigd, deed Pius IX, bijgenaamd Pio Nono, een vlammende oproep aan Rooms-Katholieke lidmaten om de Kerkelijke Staat te helpen verdedigen. En met succes. Uit een aantal landen van Europa kwamen jongemannen naar Italië, om de paus te helpen in zijn strijd. Daarom werd in 1860 besloten tot het oprichten van een pauselijk leger, met als kern de zouaven die voor de kerkleider wilden vechten. Onder de leus ‘De zaak des pausen is de zaak van God’ trok men ten strijde. Voor de paus die hun ‘vader’ was Garibaldi en onfeilbaar in zijn beslissingen, hadden deze mannen hun leven over.De katholieke jongeren waren er dan ook van overtuigd dat ze voor de goede zaak streden. Maar er was meer. Het zou aanzien in eigen kring betekenen en eventueel een plaatsje in de hemel. Meerderen hoopten dat, als ze met roem overladen thuis zouden komen, hun maatschappelijke en sociale positie aanmerkelijk zou 222
zouaven uit monnickendam vechten voor de paus
verbeteren. Maar dat bleek in de praktijk niet of nauwelijks het geval. Het diepgewortelde geloof, de eer en het aanzien, het avontuur en de overtuiging dat een soldaat van de paus streed voor een rechtvaardige, goede zaak, het zal voor de vele vrijwilligers hebben meegespeeld toen ze besloten zouaaf te worden. Werving In Nederland kwam de werving van zouaven omstreeks 1861 op gang. Rondreizende priesters brachten de pauselijke oproep over. Die werving liep over vier bureaus, gevestigd in Amsterdam, Oudenbosch, Tilburg en Maastricht. Het enthousiasme in katholieke kring was hier, in tegenstelling tot andere landen, groot. In het Brabantse Oudenbosch liet pastoor Hellemons een zouaven-opvangcentrum inrichten. In de jaren 18641870 was dat centrum het voornaamste verzamel- en vertrekpunt van de adspirant-zouaven uit Nederland. Tussen 1860 en 1870 meldden zich ongeveer 10.000 vrijwilligers, waaronder 3181 Nederlanders, 2964 Fransen en 1634 Belgen. Maar er waren nog veel meer nationaliteiten vertegenwoordigd, zij het kleinere aantallen: Engelsen, Spanjaarden, Zwitsers, Polen, Schotten, zelfs Russen en Amerikanen en éen man van Chinese afkomst. Een gelovig ‘vreemdelingenlegioen’. Met ruim drieduizend man vormden de Nederlanders het grootste contingent. Soms hadden zich twee of drie zouaven uit éen gezin aangemeld. De meeste zouaven werden in Brussel gekeurd en geregistreerd. Vervolgens trokken ze via Parijs naar Marseille, vanwaar ze per schip naar Civitavecchia, een havenplaats bij Rome, werden vervoerd. Daar volgde een tweede, strengere keuring en werden ze opnieuw ingeschreven. Ze ontvingen een wapennummer, het zogeheten matricule nummer (1), een woord dat in de Nederlandse taal niet goed kan worden weergegeven.
Kathedraal Oudenbosch
Links pater Hellemons Duizenden zouaven op het Sint Pietersplein worden gezegend door Pius IX
223
Vereisten Om zouaaf te kunnen worden moest men katholiek zijn, ongetrouwd of weduwnaar en een verklaring van goed gedrag van de plaatselijke pastoor kunnen overleggen. In Monnickendam werd die verklaring afgegeven door pastoor Ludovicus Adam Gussenhoven, van 1861 tot zijn dood in 1873 in de stad werkzaam. De minimumleeftijd was 17 jaar, de minimum lengte 1.57 mtr. Meegebracht moest worden een bewijs van vrijstelling van militaire dienst of een bewijs van ontslag uit de krijgsdienst, een bewijs van goede gezondheid en een bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister van de plaats van herkomst, met daarbij de namen van de ouders. Ordinaire avonturiers en huurlingen werden afgewezen. De zouaaf moest gedreven worden door zijn geloof en de overtuiging voor een rechtvaardige zaak te vechten. Dienstneming De diensttijd bij de pauselijke zouaven bedroeg twee jaar. Daarna ontving hij een militair paspoort, dat als reisdocument gold, om terug te keren naar Nederland, want bijtekenen kon alleen in het land van herkomst. Wat het opleidingsniveau van de Nederlandse zouaven betrof, het merendeel bestond uit jongens die een ambacht uitoefenden of in de landbouw werkzaam waren. De eenvoudige afkomst en het feit dat slechts weinigen Frans spraken had tot gevolg, dat slechts enkele Nederlanders tot de officiersrangen doordrongen.
Zouaaf in officiëel tenue
Kleding Hun schilderachtige uniform bestond uit een blauwgrijs vest, een kort, bolero-achtig jasje en een wijde pofbroek van grijsblauw laken, afgezet met veel dofrode tressen en chevrons (bepaalde versieringen, caeg), met rechts op de borst een klein pauselijk wapen van verguld koper aan een sierlijk kettinkje. Om het middel droeg men een brede rode buikband (ceintuur) en om de benen beenwindsels of witte slobkousen. Lage bergschoenen en een grijze kepie op het hoofd, versierd met een kleine jachthoorn, completeerden het geheel. De commandant had deze outfit min of meer overgenomen van een infanteriecorps van het Franse Leger in Noord-Afrika, gevormd uit de inlandse stam van de Kabylen, door de Fransen Zouavi genoemd. De officiële naam van de zouaven was Zuavi Pontifici.
Mentana Als gezegd, veel van deze zouaven kwamen uit Nederland. Zij werden bijgestaan door Franse troepen, waardoor op 5 november 1867 Garibaldi bij Mentana werd 224
zouaven uit monnickendam vechten voor de paus
Herdenkingsvaandel voor de slag bij Mentana
verslagen. Garibaldi verloor achthonderd man en honderden gewonden. De pauselijke en Franse troepen telden zesendertig doden, waarvan drieëntwintig zouaven, dertien uit Nederland. Bij het horen van deze overwinning ontstond in ons land groot enthousiasme. Er verschenen juichende artikelen in de ‘Katholieke Illustratie’ en brieven van zouaven werden gepubliceerd. Er werden liedjes en gedichten geschreven en met inzamelingsacties werd veel geld binnengehaald, waardoor er een Ondersteuningsfonds ten behoeve van invalide en gewonde zouaven gesticht kon worden. Door vrouwen werd een herdenkingsvaandel voor de overwinnaars van Mentana gemaakt.
Einde van de strijd Die situatie bleef tot 1870 bestaan, mede doordat de Franse troepen in de buurt van Rome bleven om de paus te kunnen beschermen. In dat jaar werden de Franse troepen echter teruggeroepen, omdat ze nodig waren in een oorlog tegen de Pruisen. Toen echter datzelfde jaar het Franse Keizerrijk in elkaar stortte, besloot veldheer Garibaldi de Pauselijke Staat opnieuw binnen te vallen. Met succes. Op 20 september viel de stad Rome in zijn handen. Paus Pius IX besloot, om levens te sparen, aan deze ongelijke strijd een einde te maken en hees de witte vlag op de koepel van de Sint-Pieterskerk. In het leger van de paus waren zestien man gesneuveld. Een dag later nam Pius IX afscheid van zijn verzamelde troepen. Hij was zijn wereldlijk gezag kwijtgeraakt, alleen zijn geestelijk leiderschap bleef over. De zouaven namen op het St. Pietersplein afscheid van hun Pio Nono en vertrokken via Genua naar hun land van herkomst. Paus Pius IX heeft de nieuwe situatie niet kunnen aanvaarden. Hij beschouwde zichzelf als een gevangene in het Vaticaan, de Citta del Vaticano, ongeveer 44 hectare groot. Het leidde ertoe dat hij in 1874 een bul afkondigde, getiteld Non Licet (het is niet toegestaan), waarin het aan Italiaanse katholieken werd verboden om deel te nemen aan politieke activiteiten, inclusief verkiezingen. Op 7 februari 1878 stierf Pius IX als een verbitterd man. Hij was de langstzittende paus geweest – 32 jaar – en had een stempel op de geschiedenis van de Rooms-Katholieke kerk gedrukt. Niet in het minst door op 18 juli 1870 het dogma van de onfeilbaarheid van de paus af te kondigen. Er ontstond een langdurig conflict over de zelfstandigheid van het kerkelijke staatje dat tot 1929 zou duren. In dat jaar werd Vaticaanstad, na een overeenkomst tussen Mussolini en Paus Pius XI, als een soevereine staat erkend. Verlies van Nederlanderschap De zouaven keerden teleurgesteld terug naar hun land. Ze hadden moeite om weer te wennen aan het gewone leven. Veel Nederlandse zouaven waren hun 225
staatsburgerschap kwijtgeraakt, omdat ze in vreemde krijgsdienst waren getreden zonder hiervoor toestemming aan koning Willem III te vragen. Dat gold overigens niet allen, want een klein deel van hen was zo slim geweest om voor hun vertrek wel de benodigde toestemming te vragen. Willem III gaf vrijwel altijd toestemming, waardoor deze jongens en mannen bij terugkeer de Nederlandse nationaliteit behielden. Van de ongeveer drieduizend waren dat er echter maar een kleine tweehonderd. Twaalf zouaven vroegen bij thuiskomst officieel toestemming om zich weer in ons land te mogen vestigen, waardoor ze een aantal burgerrechten terugkregen. De rest bleef zonder Nederlandse nationaliteit. In hun maatschappelijke bestaan waren ze echter vaak achteropgeraakt en door hun geloofsgenoten werden ze meer bejubeld dan vooruit geholpen. Pieter de Bois De oproep van de paus kreeg ook gehoor in Monnickendam. Bij slijter en tapper Petrus (Pieter) Johannes de Bois (Dubois) bijvoorbeeld. Hij was een zoon van de 50-jarige kleermaker Frans Dubois uit Culemborg, in november 1841 getrouwd met de 25-jarige Maria Huijke. Zijn grootvader, Petrus Dubois, zeer waarschijnlijk van adellijke afkomst, was tijdens de Franse Revolutie naar Nederland gevlucht en in Culemborg gaan wonen. Daar trouwde hij met Maria de Haas. Het gezin de Bois woonde aan het Noordeinde, wijk 3/47, in 1938 was dat nummer 70. De aangifte van de geboorte van van Petrus Pieter, geboren op 17 april 1845, had Johannes de Bois, we noemen hem Pieter... zich in 1866 opgegeven als Zoeaaf en in 1867 meegevochten tegen het leger van Garibaldi. Vanwege dapper gedrag werd hij bevorderd tot korporaal en nam in die hoedanigheid deel aan de eerdergenoemde slag bij Mentana. Vervolgens maakte hij het beleg van Rome mee, dat uiteindelijk zou leiden tot de val van de stad. Op 10 oktober 1870 keerde hij vanuit Rome terug naar Monnickendam en kreeg een onderscheiding vanwege zijn deelname aan voornoemde slag bij Mentana. April 1871 vertrok hij naar Amsterdam. December 1872 trouwde hij in Jutfaas met strijkster Theodora Schippers (Hoogland 1850 - Amsterdam 1922), dochter van de meesterknecht van een houtzaagmolen Jacobus Albertus Schippers en Cornelia Boerse, beiden uit Jutfaas. In Amsterdam werden twee kinderen geboren. Op de Passeerdersgracht had hij een advertentiebureau aan huis. 226
zouaven uit monnickendam vechten voor de paus
Door een ongeluk raakte Pieter bedlegerig en kon hij zich niet meer voortbewegen. Vanuit het fonds van oud-zouaven kreeg hij elke maand een toelage van een paar gulden. Tussen 1902 en 1905 was dat f 25,-. Pieter de Bois overleed in Haarlem op 20 juli 1905. Theodorus Sistermans De tweede zouaaf uit Monnickendam was Theodorus (Dirk) Sistermans, geboren op 12 mei 1841, zoon van molenmaker Rudolf Sistermans, in mei 1836 getrouwd met Maria Eeltink. Ook het gezin Sistermans woonde op het Noordeinde. Dirk werd op 26 mei 1867 als zouaaf ingeschreven. Vanwege heldhaftig gedrag tijdens de slag bij Mentana kreeg hij van de paus de onderscheiding ‘Fidei et Virtuti’ (Trouw en Dapperheid) en werd hij bevorderd tot korporaal. Na de overgave van het leger kwam hij in 1869 terug naar Monnickendam. Hij kreeg van hogerhand permissie om het door de paus geschonken kruis aan te nemen en te dragen. (Dat gold ook voor de in de bijlage genoemde J. Konijn uit Beemster) . In Edam trouwde hij op 1 juni 1876 met de daar in 1854 geboren Theodora Bolleman, dochter van schoenmaker Nicolaas Bolleman, getrouwd met Elisabeth Oudejans. In Monnickendam werd Dirk kastelein met drankvergunning (januari 1882) in koffiehuis ‘de Zwaan’ op de Middendam. Op 11 februari van dat jaar verscheen Th. Sistermans voor B&W. Tijdens die ontmoeting
Theodorus (Dirk) Sistermans in zouaven uniform Linksonder het bewijs van zijn dappere deelname aan de strijd Het erekruis van Pius IX voor Dirk Sistermans
227
werd bevestigd dat hem overeenkomstig de wet van 2 januari 1882 de hoedanigheid van Nederlander is verleend. Sistermans vertoonde bij die gelegenheid het stadsbestuur ‘de geregistreerde brieven zijner naturalisatie en heeft daarbij de verklaring afgelegd dat hij de naturalisatie aanneemt’. Hij kon dus zijn leven in Monnickendam weer oppakken. Theodorus en Theodora kregen negen kinderen, waaronder een tweeling. Drie van de kinderen zijn jong overleden. Alle kinderen werden op het adres Middendam geboren. Dirk Sistermans overleed op 4 augustus 1910. De drankvergunning werd in april 1911 overgeschreven op zijn vrouw. Zij heeft het café/koffiehuis nog enkele jaren voortgezet, totdat zij op 1 augustus 1915 in Monnickendam overleed. Problemen met het kiesrecht Het verlies van het Nederlanderschap had ook gevolgen voor het kiesrecht, zoals blijkt uit een bericht d.d. 21.5.1899 (Tilburgse Courant). Op 14 april van dat jaar had vishandelaar Pieter Klein Pz (Monnickendam 1860-1929) om verbetering van de kiezerslijst gevraagd, zoals die op 22 maart 1899 was vastgesteld. Wat was het geval. Hij tekende protest aan tegen een voormalige zouaaf op de kiezerslijst. Het gemeentebestuur reageerde als volgt: ‘Overwegende dat de bedoelde kiezer sedert 25 jaren onafgebroken in de gemeente woonachtig is en de bewering van reclamant door geen enkel bewijsstuk wordt gestaafd; Overwegende dat de rechtbank te Rotterdam d.d. 9 mei 1890 heeft beslist dat algemene bekendheid of het gerucht niet als bewijs kan worden aangenomen, dat iemand zonder koninklijke toestemming zich in vreemde krijgsdienst begeven en zijn Nederlanderschap verloren heeft; Gelet op artikel 33 der kieswet, besluit het verzoek om verbetering van de kiezerslijst niet toe te wijzen’. Ik had verwacht dat het om een van de twee Monnickendammers zou gaan, maar dat is niet het geval. Het betrof melkverkoper Sijmen Kok uit Edam, die na zijn terugkeer uit Italië in Monnickendam was gaan wonen. In ‘de Monnickendammer’ wordt aan deze beslissing toegevoegd: ‘Echter kunnen wij verzekeren dat bij arrest van den Hoogen Raad van 11 Mei 1891 bovengenoemde rechterlijke uitspraak is vernietigd en wel degelijk is uitgemaakt dat ieder die pauselijke zouaaf is geweest, het recht van Nederlanderschap heeft verloren en geen kiesbevoegdheid heeft alvorens zich te naturaliseren’. Elke zouaaf moest, als ware hij een vreemdeling, dus opnieuw het Nederlanderschap aanvragen. In 1947 kregen alle zouaven postuum het Nederlanderschap terug. 228
zouaven uit monnickendam vechten voor de paus
Zouaven uit de regio Niet alleen Pieter Dubois en Dirk Sistermans vertrokken als zouaaf naar Rome. Uit de regio Waterland waren er meer. Zie onder. Tot slot Op 21 juni 1875 vertrokken vanuit Oosterhout de heren F.J. Smit en W.A. Fick, naar Rome om de paus, ter gelegenheid van diens 29-jarige jubileum, een album aan te bieden met daarin zevenhonderd portretten van de vroegere Nederlandse pauselijke zouaven, zowel van hen die gesneuveld waren als zij die nog leefden (2). Op 13 november 1892, vijfentwintig jaar na dato, vond er in Utrecht een grote herdenking plaats van de roemrijke slag bij Mentana. In gebouw Tivoli ontmoetten een grootaantal oud-strijders elkaar, leden van de Algemene Nederlandse Zouavenbond. In mei 1897 voegden zich in Konstantinopel een aantal voormalige pauselijke zouaven, o.l.v. de Franse generaal Charette, bij de Polen en Hongaren, om tegen de Russen te vechten (3). De Algemene Nederlandse Zouavenbond, opgericht in 1894, werd in 1947 officieel opgeheven. In Oudenbosch staat voor de kathedraal aldaar (deze doet sterk denken aan de St. Pieter in Rome!) een monument voor de gevallen zouaven. Ds. C.A.E. Groot
In 1911 werd er op het plein voor de basiliek van Oudenbosch een gedenkteken opgericht, ter ere van de gesneuvelde zouaven. Ook in Rome staat op het Campo Verano een zouavenmonument.
229
noten 1. Uit het feit dat het Zouavenmuseum in Oudenbosch over diverse brieven en bidprentjes beschikt van zouaven waarvan de namen niet in de inschrijfregisters van Brussel voorkomen, valt op te maken, dat er ook wel Nederlanders waren, die op eigen gelegenheid naar Rome zijn vertrokken. 2. PC 30.6.1875 3. PC 20.5.1897. Meer over de zouaven na thuiskomst in: ‘Voor paus en koning’, hfst. 6. Boeken: Ter eere Gods, tot heil van de paus en kerk, doctoraalscriptie Th. E.A. Bosman, Utrecht 1979 De vuist van de paus, de Nederlandse zouaven, W. Zaal, A’dam 1980 Uit het epos der 3000. Broeder Christofoor, Nijmegen 1947 Voor paus en koning, P. van Essen, uitgave Nederlands Zouavenmuseum Van Monnikenwerk naar Parochiekerk blz. 89, 90 Gens Nostra 1996 blz. 353 vv.
Een overzicht van Zouaven uit de regio met achter de naam, voor zover bekend, de geboorte- en overlijdensdatum: Purmerend Jacob Bernardus Lindeboom 8.6.1838. overl. Edam 18.4.1920 Piet de Ruiter, 25.2.1840 (Ilpendam), overl. 25.1.1906 Gerard Rudolf Schade, 19.1.1824, was geestelijke in Drongen bij Gent Petrus Florentinus Tijburg, 25.8.1844, overl. Amsterdam 11.10.1900 Johannes Westerbos, 21.5.1848, leerling horlogemaker
Purmer Piet de Graaf, 29.4.1840 (Ilpendam), overl. Ilpendam 22.4.1871 Simon Steur, 10.4.1848 (Edam), overl. Volendam15.5.1924
Edam Casper Abbes, 26.3.1840, overl. Schagen 26.4.1879 Joannes (Jan) Dekker, 20.1.1842 Johannes Hoek, 21.6.1844 Cornelis Jonk, 5.3.1840, overl. Edam 11.11.1921 Simon/Sijmen Kok, 25.1.1844, overl. Monnickendam 30.9.1900 Hubert van der Pol, 14.5.1844, overl. Edam 22.1.1881 Cornelis Wolff, 30.4.1837, overl. Edam 22.8.1917
Volendam Johannes (Jan) Thamesz Kwakman, 23.11.1847, overl. april 1931 Volendam. Was in 1875 getrouwd met Grietje Buis. Johannes had twee jaar in het pauselijke leger gediend, vertelde hij op latere
230
noeten bij zouaven uit monnickendam vechten voor de paus leeftijd. (Zijn verhaal staat opgetekend in SPC 2.2.1932). Hij had de bijnaam ‘pokkie’. Drie broers: Cornelis (Kees) Zwarthoed, 15.2.1831, overl. Volendam 5.10.1887 Klaas Zwarthoed (bijgenaamd Toet), 30.10.1920, overl. Volendam 30.10.1920 Evert Zwarthoed, Edam 18.2.1844, verdronken in de haven van Volendam 20.5.1899
Beemster Simon Jonker, 23.10.1837, overleden november 1929 in Schermerhorn, 92 jaar. Was toen de oudste inwoner. Jan Konijn, 29.10.1834, zn van Willem Konijn en Trijntje Briefjes. Johannes Ferdinand Kotte, 26.1.1840
De Rijp Herman Reurink, 20.11.1840 Franciscus Xaverius Rozing, 3.12.1844 Jan van Zanten, 29.1.1838 Nicolaas van Zanten, 26.7.1845
Ilpendam Jan Roet, 18.4.1843, overl. Beemster 1.7.1915
Nieuwendam Albertus Nieuweboer, geboren 10.10.1843 Zunderdorp, gem. Nieuwendam, overleden in Amsterdam 27.3.1930, begraven Nieuwendam, de kist bedekt met zijn Zouavenpak en de medailles waarmee hij zich sierde tijdens kerkelijke feesten.
Buiksloot Franciscus Cornelis Otto, 29.1.1843
Wormer Gerrit Heijne, Assendelft 1849, overl. Wormer 1924 – In Monnickendam is november 1920 overleden zouaaf Ewoud van der Lee, geb. Venhuizen 1842 – In Het Waterlandarchief is een foto aanwezig van Gerrit Heijne, Sijmen Steur en de gebr. Zwarthoed – De laatste zouaaf, Petrus Mattheüs Verbeek, geboren in Delft, overleed op 30 september 1946 te Hintham, een dorp bij Den Bosch, 95 jaar oud.
231
Jaarboek Oud-Monnickendam 2015: correcties en aanvullingen Het jaarboek 2015 is door menigeen goed gelezen. Er kwamen enkele correcties binnen en ook aanvullingen op de verhalen van de mensen, die in de verschillende artikelen aan de orde kwamen.
correcties * Blz. 91 Tot mijn schrik zag ik dat ik mijn collega Ds. G. Dekker in Bennekom had vergeten te bedanken. Hij leende mij, tijdens het schrijven van de artikelen over de Joodse bewoners van de stad, spontaan een map met knipsels uit zijn tijd in Monnickendam. Gert, alsnog bedankt voor je hulp. Die is zeer gewaardeerd. * Blz. 179 Het jaar van het huwelijk van Philip Irving en Alice Dina Sternfeld was me bij het schrijven niet bekend. Zij trouwden in Bloemendaal op 30 augustus 1947, aldus een dochter. * Blz. 162 Als doodsoorzaak van drukker Willem van der Voet in kamp Vught nam ik de officiĂŤle lezing aan: Lungenoedeem. Ik schreef erbij dat er sprake zou kunnen zijn dat v.d. Voet geen natuurlijke dood is gestorven. In het Documentatieblad Lutherse kerkgeschiedenis, blz. 2 wordt door mevr. Rie Aberkrom-van der Voet te Heemskerk en door Ds. Scharten Jr. gezegd, dat hij is overleden aan een hondenbeet. Nadenkend over deze notitie komt de vraag boven: zou hij een poging hebben gedaan om te ontsnappen en bij die vluchtpoging gebeten zijn door een hond van de bewaking, die hem dan uiteindelijk fataal geworden is? * Blz. 226 De thoramantel is geen kledingstuk dat gedragen werd tijdens de lezingen van de boekrollen, zoals ik ten onrechte schreef. Het is een prachtige, vaak geborduurde omslag voor de Thorarol zelf. Elke rol heeft zijn eigen mantel, die met de hand wordt gemaakt. Zie de illustratie. (1) Ik had bij het schrijven de talliet, de Joodse gebedsmantel voor ogen. Vandaar de vergissing. 232
Thoramantel
aanvullingen bij het jaarboek oud monnickendam 2015
aanvullingen
* Manu Leuw Zijn levensverhaal vind u op blz. 191 e.v. Op blz. 205 schreef ik: ...het is de 43-jarige Manu gelukt uit het Amsterdamse getto te ontsnappen (...) Ik vermoed dat hij bij zijn ontsnapping geholpen is door boekhandelaar L.J. Roscher en zijn vrouw Agnita van Zwieten. Dit echtpaar woonde op Leliegracht 18’. Mijn vermoeden bleek juist. Een geboren Monnickendammer, Jan Klein (1927), zoon van Martinus Klein en Hendrika van Duijn, berichtte mij het volgende. Hij was in 1941, toen 14 jaar oud, gaan werken in een boekhandel te Amsterdam. Gaandeweg werd hij de rechterhand van de directie en deed hij de boekhouding voor het gehele bedrijf. In 1970 was Klein in staat om boekhandel Kirchner, gevestigd op Leliegracht 18, van de toenmalige eigenaars, de heer en mevrouw Roscher, te kopen. Hoewel de heer Roscher niet veel vertelde over zijn rol tijdens de oorlog, kwam er toch enige informatie, toen Klein naar Manu Leuw vroeg. Meneer Roscher (19071990) liet hem een ruimte zien waar tijdens de oorlog onderduikers (o.a. Manu Leuw) in waren ondergebracht. Een kleine ruimte in de kelder, zonder ramen. De heer Roscher vertelde ook dat er op een dag een razzia of huiszoeking dreigde. Ze hebben toen een papier op de deur geplakt waar op geschreven stond: ‘hier heerst een besmettelijke ziekte’. Ze zijn nooit gesnapt. Het 17e-eeuwse pand aan de Leliegracht is na de oorlog geheel vernieuwd en de onderduikruimte bestaat niet meer. Op dit adres is nu een hotel – Cagliari – gevestigd. Dhr. Klein weet niet hoe Manu naar Monnickendam is gekomen. Meneer Roscher heeft hem daar niets over verteld. Hier komt echter een tweede bron aan het woord, de heer Siem Koerse. Hij vertelde een verhaal dat hij uit de eerste hand, van Manu zelf dus, heeft meegekregen. Toen de heer Koerse 17 jaar was (1954) werkte hij als leerling handzetter bij drukkerij NIMO in het Kalversteegje, waar ‘Ons Streekblad’ werd gedrukt. Hij vertelde: ‘Mijn taak was op donderdag, als het blaadje uitkwam, langs de adverteerders te gaan om de tekst van de advertenties op te halen. Waren deze nog niet klaar, dan moest ik later terugkomen. Om de tijd te overbruggen ging ik altijd naar de winkel van Manu Leuw. De afstand tussen oudere en jongere in die tijd was veel groter dan heden ten dage. Toch had ik de moed om hem te vragen hoe het was gegaan, dat onderduiken in de oorlog’. Hij moest eerst, samen met de andere Joodse mensen, met de tram mee naar Amsterdam. In Amsterdam zou hij uit de rij worden gehaald. Hoe dat is gebeurd en waar is niet duidelijk. Er werd hem verteld dat hij misschien weer terug zou gaan 233
naar zijn geliefde Monnickendam. Dat bleek juist. Manu werd niets verteld, hij had daarom geen idee waar hij naar toe ging. Toen hij uit zijn schuilplaats kwam (Leliegracht 18 dus!) stond buiten een fiets klaar. Enkele tientallen meters verder zat nog een man op een fiets. Manu moest deze man door Amsterdam volgen. Hij mocht hem echter niet inhalen en niet aanspreken, maar op enkele tientallen meters afstand achter hem aan rijden, op weg naar het IJ bij het Centraal Station. Welke route ze hebben gereden is onbekend. Deze man heeft geen enkele keer omgekeken om te zien of Manu hem nog volgde. Op de tocht door Waterland moest Manu een nog grotere afstand aanhouden. Er moest voorkomen worden dat men zou kunnen denken dat ze bij elkaar hoorden. Maar het werd hem wel duidelijk dat de fietstocht richting Monnickendam ging. Tijdens de rit De boekhandel Kirchner van het echtpaar was Manu enigszins vermomd. Hij had Roscher, Leliegracht 18, Amsterdam werkmanskleding aan en een alpinopetje op z’n hoofd, waar hij tegen dhr. Koerse enthousiast over sprak. Misschien was het voor het eerst dat hij een dergelijk hoofddeksel droeg. Welke route er is gereden, bv. via Purmerend, Ilpendam, Overleek, of via Broek in Waterland en Zuiderwoude, is niet bekend. De man die voor Manu uit fietste is, zonder om te kijken, doorgereden. Manu heeft dan ook nooit geweten wie deze man is geweest. Maar ‘het was in ieder geval een heldendaad van deze man om een Joods medemens vanuit Amsterdam terug te brengen naar Monnickendam’ aldus dhr. Koerse. Hoe het daarna met Manu verder is gegaan, leest u in het jaarboek 2015, blz. 206 ev. Op blz. 64, noot 10 schreef ik dat Manu mogelijk ongeveer een half jaar bij ds. Scharten op zolder ondergedoken heeft gezeten. Uit eigen notities van ds. Scharten blijkt echter dat dat slechts een week is geweest. Meer daarover in het levensverhaal van Ds. Scharten elders in dit jaarboek. In een advertentie na de oorlog bedankte Manu Leuw meerdere personen. Daaruit kun je opmaken dat hij door een groot aantal mensen geholpen is. (Die advertenties zijn te vinden in het boek van dhr. H. Voogel, blz. 93). Manu Leuw heeft niet alleen via advertenties zijn dank geuit. De notulen van de 234
aanvullingen bij het jaarboek oud monnickendam 2015
Evangelisch Lutherse gemeente van 5 juni 1945 melden, dat dhr. Leuw de gemeente een gift van f 100,- heeft doen toekomen. Dat geld werd uiteraard in dank aanvaard. Op blz. 199 schreef ik dat Manu Leuw secretaris en penningmeester was van het comité dat, voor de oorlog, ieder jaar een tocht voor de bejaarden van de stad organiseerde. In het Waterlandsarchief te Purmerend kwam ik een foto tegen met daarop de chauffeurs van de tocht in 1935.
De namen v.l.n.r.: K. Klein Kzn, J.B. Stam Jr, J.B. v.d. Geer, K. Simons, burgemeester Versteeg, J. v. Altena, D. Kuit, C.J. Steur, daarachter wellicht mevr. Versteeg, W. de Wit, S.G. Meij, Manu Leuw, P. v.d. Berg, N.N., T. Holling, P. Beemster, J. Bootsman, E. Visser, J. B. Stam Sr, J. Voortman, D. Middelbeek en J. v.d. Geer.
* Het monument In het Jaarboek 2015, op blz. 56, heb ik verteld hoe het monument aan de Zarken is ontstaan. De heer S. Verbeek schreef het volgende: ‘Een kleine wetenswaardigheid over het herdenkingsmonument. Omdat de teksten steeds slechter leesbaar werden is, uit mijn hoofd gezegd, eind jaren 80/begin jaren 90, een nieuwe plaat met inscripties op de plaat gelijmd. Het familiebedrijf van Ds. Gert Dekker heeft dit verzorgd’. Een volgende stap moet m.i. zijn om een fout in de spelling te herstellen, zoals ik dat o.a. heb aangegeven op blz. 118 (Frans i.p.v. Franz). Is helaas nog steeds niet gebeurd.
* Herdenkingspaneel Op blz. 61 schreef ik dat dhr. Veltrop, in 1955 de voorzitter van de werkgroep, het woord voerde bij de overdracht van het paneel. Bij die gelegenheid zei hij het volgende: ‘Geachte genodigden, familieleden en nabestaanden van hen die in de jaren 19401945 hun leven lieten ten gevolge van oorlogsgeweld en terreur. Als Voorzitter van het Comité tot Oprichting van een gedenkteken voor hen die gevallen zijn in de 2e 235
Wereldoorlog en afkomstig zijn uit deze gemeente, is op mij de taak gelegd een door dit Comité aan de Gemeente Monnickendam over te dragen geschilderd paneel. Naast het gedenkteken dat door allerlei omstandigheden helaas niet op deze dag kon worden overgedragen, zoals in de bedoeling lag, had het Comité zich ook tot taak gesteld een passend, sober geschilderd paneel in de gang van het stadhuis te plaatsen. Dit ter nagedachtenis aan hen, die in de 2e Wereldoorlog uit deze gemeente afkomstig het leven verloren. Dit paneel heeft het Comité laten plaatsen in het Huis der Gemeente met de bedoeling dat in lengte van dagen de ingezetenen eraan herinnerd zullen worden, hoe deze kleine gemeente een zo groot aantal slachtoffers heeft te betreuren. (Volgen de namen). Het Comité bedankt hierbij de gehele Burgerij die de gelden voor gedenkteken en paneel heeft bijeengebracht, de Gemeentebesturen van Monnickendam en Katwoude die eveneens financiële steun toezegden, de heer Pam Rueter die de opdracht tot het maken van het paneel aanvaardde en er uitvoering aan gaf. En tenslotte de aanwezigen voor hun komst deze overdracht te willen bijwonen. Het Comité draagt bij deze het paneel over aan het Gemeentebestuur, waarop ik de Burgemeester als Hoofd dezer Gemeente verzoek het paneel te willen onthullen en van het Comité te aanvaarden’.
* Rie Bloem Op blz. 97 e.v. van het Jaarboek 2015 staat het verhaal van zuster Rie Bloem, omgekomen in oktober 1944 bij Boxmeer. Vorig jaar herfst kreeg ik het boek ‘Slag in de schaduw’. Peel/Maas 1944/45, geschreven door A. Korthals Altes & N.K.C.A. in ’t Veld in handen. Uitgegeven door het Dagblad voor Noord-Limburg, Venlo, oktober 1981. Dit boek was eerder het eigendom van Elisabeth Geertruida (Bep) Bloem, een zus van Rie Bloem, verpleegster in huize ‘Voorburg’ te Vught. Het boek gaat over strijd die er gevoerd is in het gebied rond Venray en Boxmeer, de regio waar Rie Bloem actief was. Het bijzondere van dit boek is, dat op een 236
aanvullingen bij het jaarboek oud monnickendam 2015
aantal pagina’s in de kantlijn een reeks notities van Bep Bloem staan, die te maken hebben met de strijd om Boxmeer en het overlijden van haar zus Rie. Bep Bloem heeft het o.a. over Shu-mijnen, waardoor haar zus is omgekomen. Bep heeft zulke mijnen gezien, dicht bij het graf, op een veld waar nog niets opgeruimd was. Veel hulzen van geweerkogels, blz. 98. Blz. 103: ‘Hier vond Rie Bloem, 23 okt. 1944, op weg naar Venray de dood. Een medehelpster destijds vertelde mij in 1989 dat zij om beurten de auto uit moesten om de lijken van de geallieerden opzij te schuiven.’ Op blz. 122 en 123 van ‘Slag in de schaduw’ vertelt ze over hoe ze in 1984 (veertig jaar na dato!) urenlang gezocht heeft naar het adres van boer Goeman (Goumans), de man die Rie als laatste heeft gezien. Bep heeft hem uiteindelijk gevonden, maar hoe triest, de man was de nacht daarvoor overleden! ‘Boerderij is weg, nu fabrieksterrein, afzetting van terrein langsgelopen, haalde onder zand een soldatenjasje zo tevoorschijn’. Een paar van deze pagina’s vindt u hiernaast, hierboven en op de volgende pagina afgedrukt, evenals een opgewekte briefkaart van Rie aan Bep, van september 1944, een maand voor Zuster Bloems voortijdige dood. Zo maar wat notities van een direct betrokkene bij het sterven van zuster Rie Bloem. 237
Een opgewekt krabbeltje van Zuster Bloem voor haar zus Bep, over velden met klaprozen en prachtig weer. Geschreven een paar weken voor haar noodlottig einde...
238
aanvullingen bij het jaarboek oud monnickendam 2015
* Sara Witmond (blz. 240) Ik kreeg de acte onder ogen die Sara Witmond, geb. 19.4.1892 in Monnickendam, op 10 februari 1910 in Utrecht uitgereikt kreeg. Een ‘Acte van Bekwaamheid voor Lager Onderwijs’.
* Stolpersteine Wat in 2015 niet lukte is dit jaar wel gerealiseerd: Er zijn zestien Stolpersteine/ struikelstenen aangebracht voor de huizen waar onze Joodse medeburgers destijds hebben gewoond. Daardoor blijven ze op speciale manier in herinnering, want ‘een mens is pas vergeten als zijn naam is vergeten’. Zestien messing steentjes, 10 x 10 cm met daarop de naam van de bewoner, het geboortejaar, het jaar van deportatie en in welk concentratiekamp de persoon is vermoord. De steentjes zijn niet groot. Het noodzaakt je als voorbijganger om een moment stil te staan om de tekst te kunnen lezen. Daardoor heb je even de tijd om je te realiseren wat er destijds is gebeurd. Met de woorden van maker Gunter Demnig: ‘Man muss sich vor dem Opfer verbeugen, wenn man den Stein lesen will’. Je moet bij wijze van spreken voor het slachtoffer buigen/voorover buigen om het steentje te kunnen lezen. Een ‘gebaar van respect’ voor hem of haar die omkwam. De Stolpersteine zijn te vinden bij de volgende adressen: Kerkstraat 66, Noordeinde 108, Oude Zijds Burgwal 44, Tuinstraat 11, Fluwelenburgwal 16 en Niesenoort Burgwal 1.
Zo krijgen oude, indrukwekkende gebeurtenissen, soms uit onverwachte hoek, een welkome aanvulling. Dank aan degenen die daarvoor hebben gezorgd. Ds. C.A.E. Groot 239
240