VERENIGING OUD MONNICKENDAM
JAARBOEK
2017
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
U
iteraard staan in dit Jaarboek 2017 alle verslagen van de Vereniging Oud Monnickendam en de aan de vereniging gelieerde stichtingen en werkgroepen over het jaar 2016. En verder: Sloten en grachten in Monnickendam Siem Koerse heeft aan de hand van oude kaarten elf kaarten getekend, die laten zien hoe sloten en grachten langzaam uit Monnickendam verdwenen. Monnickendam en Oranje Ds. C.A.E. Groot schreef drie verhalen over de Oranjes, over prinsen, stadhouders, koningen, een regentes en drie koninginnen. En over hun banden met Monnickendam. De Watersnood in Monnickendam Marten Horjus spitst de geschiedenis van de ramp toe op de gebeurtenissen in Monnickendam. Een chronologisch verslag van de gebeurtenissen in het eerste halfjaar van 1916. Waterloo en de Belgische Opstand Eenmaal aan het werk met het Huis van Oranje, stuitte ds. Groot op deze twee onderwerpen, die hij onmogelijk kon laten liggen...
JAARBOEK
2017
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
vereniging oud monnickendam
JAARBOEK 2017
jaarboek 2017 JAARBOEK
2017
1
Inhoud
Vereniging Oud Monnickendam
5 Voorwoord
Voorzitter: Koert Kraak
Jaarverslagen 2016
Secretaris: Vincent Keesmaat secretaris@oudmonnickendam.nl p/a Waterlandsmuseum de Speeltoren Noordeinde 2-4 1141 AM Monnickendam
6 Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 12 Verslag van de penningmeester 16 Financieel verslag St. Beheer Oud M’dam 17 Verslag Algemene Ledenvergadering 21 Waterlandsmuseum de Speeltoren 26 Stadsgidsen 29 Financieel verslag stadsgidsen 30 Stichting IJsschuiten Gouwzee 33 Aktiviteiten werkgroep Oral history 34 Monumenten en welstandscommissie 36 Archeologische werkgroep Waterland 39 Bestuursleden in 2016
40 Sloten en grachten in Monnickendam onnickendam en Het Huis van Oranje M 52 deel 1: 1568 - 1795 Prinsen en stadhouders 90 deel 2: 1795 - 1901 Drie koningen en een regentes 138 deel 3: De twintigste eeuw Drie koninginnen
Penningmeester: Bertien van der Kolk penningmeester@oudmonnickendam.nl telefoon 0299 652580 Haringburgwal 8 1141 AT Monnickendam Bestuursleden Garrelt Bont Ed Willms Klaas Roos Ton Meijer Herman Reurs Website www.oudmonnickendam.nl
Jaarboek 2017
186 ds. C.A.E Groot stelt zich voor
Š Vereniging Oud Monnickendam
188 De watersnood van 1916 in Monnickendam
Redactie Vincent Keesmaat
232 De slag bij Waterloo en de opstand der Belgen
Vormgeving Ebbo Clerkx, Monnickendam Drukwerk Bariet Ten Brink, Meppel
2
Voorwoord
Het is een eer om u wederom een jaarboek te doen toekomen waarin onze activiteiten van het afgelopen jaar ruimschoots behandeld worden en met medewerking van een aantal schrijvers zijn we er weer in geslaagd om een interessant jaarboek te maken. Vanaf het jaar 1974 is het onze vereniging gelukt om ieder jaar een jaarboek te produceren met daarin artikelen over allerlei onderwerpen die direct of indirect met Monnickendam te maken hebben. Tot en met 2016 zijn er in totaal 302 artikelen opgenomen in onze jaarboeken. Veel leden zijn in het bezit van alle jaarboeken. Voor diegenen die nog geïnteresseerd zijn in oudere jaarboeken zijn er nog exemplaren beschikbaar. Deze zijn, indien voorradig, tot en met jaar 1990 gratis beschikbaar. Dit jaar heeft Ds. Groot een artikel geschreven: ‘Monnickendam en het huis Oranje door de jaren heen’. Hij behandelt dit in drie periodes, t.w. 16e t/m 18e eeuw, de 19e en de 20e eeuw. Voor diegenen die niet in de gelegenheid zijn geweest om zijn lezing over dit onderwerp op 28 maart jl. bij te wonen, krijgt u hier de gelegenheid om alles te lezen. Ook zijn er nog artikelen van Ds. Groot over de Slag bij Waterloo en de Belgische opstand. Siem Koerse heeft elf kaarten aangeleverd over de verdwenen grachten en sloten in Monnickendam. Al in het jaarboek van 1993 heeft hij dit onderwerp behandeld. In dit jaarboek is ook een artikel opgenomen van Marten Horjus over de watersnoodramp van 1916, waarin hij een chronologisch overzicht geeft vanaf 10 januari 1916. Marten constateerde afgelopen jaar dat in de verschenen boeken over de watersnoodramp relatief weinig aandacht is besteed aan Monnickendam. Hij heeft dit met zijn artikel ruimschoots goedgemaakt. Het is zeer interessant geworden met veel foto’s. Veel dank is verschuldigd aan onze secretaris, Vincent Keesmaat, voor de redactie en Ebbo Clerkx voor de vormgeving. Ik wens u veel leesplezier, Koert Kraak, Voorzitter, april 2017
3
Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2016
Verslag van de activiteiten van onze vereniging, naar onderwerp gerangschikt.
BESTUUR, LEDEN EN ORGANISATIE Bestuur mutaties Op de algemene ledenvergadering van 8 juni 2016 zijn de aftredende bestuursleden Klaas Roos en Garrelt Bont herbenoemd voor een periode van 3 jaar. Jan Konijn (voorzitter) heeft aangegeven om na een periode van 27 jaar bestuurslid, waarvan 12 jaar als voorzitter, zijn functie te willen beëindigen. Jan is bereid gevonden om op de achtergrond nog werkzaamheden voor onze vereniging te verrichten zoals het beheren van onze website. Het bestuur heeft aan Koert Kraak (vicevoorzitter) gevraagd om de functie van voorzitter over te nemen. Hij heeft hierin toegestemd en is in de ledenvergadering unaniem gekozen. Tevens werd Herman Reurs voorgedragen en door de aanwezige leden unaniem gekozen als nieuw bestuurslid. Herman heeft een bouwkundige achtergrond en zal bouwaanvragen beoordelen en is tevens lid geworden van de Werkgroep Website. Het blijft de intentie van het bestuur om uit te breiden naar negen leden (momenteel acht) waarbij de voorkeur uitgaat naar jongere bestuursleden. Ledenbestand Het aantal leden is in het afgelopen jaar gedaald van 1199 naar 1196. Er waren 26 opzeggingen, het merendeel wegens overlijden en verhuizingen. Het aantal nieuwe leden bedroeg 23. Werving van nieuwe leden is en blijft een van de prioriteiten van het bestuur. Momenteel wordt binnen het bestuur een plan van aanpak besproken om op een structurele manier te werken aan ledenwerving. Financiën Dit jaar is het gelukt om het jaar af te sluiten met een batig resultaat van € 2.332,07. De kosten van de nieuwe website zijn, zoals besloten in de vorige ledenvergadering, rechtstreeks ten laste van het vermogen gegaan. De achtergrond hiervan is dat we incidentele kosten/baten buiten de begroting en exploitatie willen houden om zodoende een juist resultaat te kunnen tonen. In oktober heeft het bestuur schriftelijk gereageerd op de opmerkingen van de kascommissie, verwoord in het verslag van de kascontrolecommissie 2015 van 22 mei 2016. In het verslag van de penningmeester wordt een uitgebreide toelichting op het financiële resultaat gegeven. 4
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2016
LEDENACTIVITEITEN Lezingen Door de vereniging werden in 2016 vijf lezingen georganiseerd, twee in het voorjaar en drie in het najaar. Op 20 januari was de eerste lezing met als onderwerp De Schutterij door de eeuwen heen door Paul Tjeertes. De ontwikkeling gedurende de laatste eeuwen van de Schutterij naar de huidige politieorganisaties werd uitgebreid behandeld. Er waren ruim 30 bezoekers. De lezing over de Watersnoodramp 1916 op 24 februari was een groot succes. Er waren meer dan 80 personen aanwezig. De lezing werd gegeven door Jan Schild en Diederik Aten. Jan Schild behandelde hoofdzakelijk de situatie in Marken terwijl Diederik Aten de overige gebieden voor zijn rekening nam, waaronder Monnickendam. Op 5 oktober was er een lezing over de Ontwikkeling van Edam. De lezing werd gegeven door Wim de Wolf (bestuurslid van Oud Edam) en georganiseerd door Marten Horjus. Duidelijk kwamen de overeenkomsten en verschillen met Monnickendam naar voren. Er waren plusminus 40 bezoekers. De lezing op 8 november in de Doopsgezinde Kerk ging over het Slot Purmerstein (1410 – 1741) en werd gegeven door Gerard Alders en georganiseerd door Ed Willms. Uitgebreid werd de betrokkenheid van Willem Eggert toegelicht. Het aantal bezoekers was plusminus 25. De laatste lezing van het jaar was op 30 november en ging over Veranderingen in het aanzicht van Monnickendam. Klaas Roos verzorgde deze lezing en vertoonde beelden van panden uit het verleden met daarnaast de huidige situatie. Wegens de vele beschikbare panden werd ter plaatse besloten om in het voorjaar van 2017 een vervolglezing te geven. Ruim 80 bezoekers waren aanwezig en zeer enthousiast. Op 30 maart werd weer een Monnickendammeravond georganiseerd door Garrelt Bont en Ed Willms. Er moest wederom een groot aantal vragen worden beantwoord. Er waren ruim 50 personen aanwezig en zoals gebruikelijk was het een heel interessante avond. Excursies De voorgenomen voorjaarsexcursie in april naar het gemaal Cruquius moest helaas wegens geringe belangstelling worden afgezegd. De najaars-excursie op 19 september naar Breda was met 73 deelnemers mede door het mooie weer een groot succes. Na een ontvangst met koffie en gebak bij het restaurant Dickens en Jonus gingen we naar de haven voor een boottocht van een uur door de grachten. Vervolgens was er een uitstekende lunch in het restaurant en ’s middags stond een rondleiding op het programma. Uiteraard werd de Grote Kerk, het Begijnhof en een aantal Hofhuizen bezocht. Daarna was er nog gelegenheid om zelf activiteiten te ondernemen waarna we om 17.00 uur met de bus naar huis vertrokken. We arriveerden om 19.00 uur weer in Monnickendam. 5
VERTEGENWOORDIGINGEN Monumenten en Welstandscommissie In het verslag over 2015 werd al aangegeven dat de termijn van zes jaar van onze vertegenwoordiger, de heer Lodewijk Duymaer van Twist verstreken was. In het voorjaar van 2016 werd door onze vereniging een nieuwe vertegenwoordiger voorgedragen bij het College van de Gemeente Waterland. Het betrof de heer Rinus Blok. Rinus heeft een bouwtechnische achtergrond en is een geboren en getogen Monnickendammer. In maart 2016 werd Rinus Blok door de gemeenteraad benoemd als lid van deze commissie. In onze maandelijkse bestuursvergaderingen worden we geĂŻnformeerd over alle aangevraagde omgevingsvergunningen van de maand daarvoor. Indien nodig vindt overleg plaats met onze vertegenwoordiger in de commissie en zullen we gebruikmaken van de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen. Rest ons nog om Lodewijk Duymaer van Twist te bedanken voor zijn deskundige en actieve inzet gedurende de laatste zes jaar. Overleg met leden van het College van de gemeente Waterland In 2015 werd met het College afgesproken om tweemaal per jaar met elkaar in overleg te gaan over zaken die de binnenstad van Monnickendam betreffen. Onze vereniging is vertegenwoordigd door de voorzitter en twee bestuursleden. Door onze vereniging worden vooraf onderwerpen aangedragen die we willen bespreken. Dit overleg wordt door beide partijen als zinvol ervaren.
WERKGROEPEN Archeologische werkgroep Waterland In het afgelopen jaar is de werkgroep actief geweest met de digitale nieuwsbrief en het gedetailleerd beschrijven van de vondsten en er is een tentoonstelling in ons museum georganiseerd. In het najaar werden we geĂŻnformeerd dat de huidige werkruimte van de werkgroep per 1 maart 2017 niet meer beschikbaar is. We hebben gedurende een aantal jaren de beschikking over deze ruimte in het Galgeriet gehad. Er is sprake van onderhuur en het was bekend dat dit een tijdelijke locatie was. Momenteel zijn we op zoek naar vervangende geschikte ruimte. Mocht dit op korte termijn niet lukken dan zijn we genoodzaakt om de vondsten op diverse locaties op te slaan en kan de werkgroep zijn activiteiten niet uitoefenen. Oral History In het afgelopen jaar werd door de werkgroep wederom een aantal interviews gehouden en is de website aangevuld met een uitbreiding waar aan de bezoekers gevraagd wordt om een oordeel te geven over de interviews en/of de website. 6
Jaarverslag VEREniging oud monnickendam 2016
Incidenteel wordt hier nu gebruik van gemaakt. Over het algemeen zijn het zeer positieve reacties. Ook is in ons museum een plaats gevonden voor een scherm waar de interviews bekeken kunnen worden. De aanschaf werd gerealiseerd door een subsidie van € 500 van de CWW. Stadsgidsen Door de stadsgidsen werden in 2016 een record aantal personen rondgeleid van 2.302. Het begon in januari 2016 al met een enorme opkomst bij de eerste rondleiding over de Watersnoodramp 1916. In totaal werden over meerdere zondagen 406 personen rondgeleid. De thema-rondleidingen, welke in samenwerking met de SPW worden georganiseerd, blijken steeds weer op grote belangstelling te kunnen rekenen. Tijdens het beklimmen van de toren van de Grote Kerk op de Open Monumentendag kwamen 116 belangstellenden, waaronder veel kinderen. De rondleidingen hebben zich in de 20 jaar van hun bestaan ontwikkeld tot een activiteit die niet meer weg te denken is in Monnickendam. Website-facebook In januari 2017 is de nieuwe website gereed gekomen waaraan door de ontwikkelaar (Henk Bruyn) en de werkgroep veel werk is besteed. In de loop van 2016 werd Herman Reurs aan de werkgroep toegevoegd waardoor de werkgroep nu uit drie leden bestaat. De vervanging van de website was echt noodzakelijk omdat met de komst van windows 10 het beheer dreigde vast te lopen en we merkten dat in het afgelopen najaar de functionaliteit begon te haperen. In de komende maanden zal er nog veel werk besteedt worden aan het vullen van de website met archief materiaal en aan de beeldbank zal nog nieuw materiaal worden toegevoegd. Jan Konijn heeft zich beschikbaar gesteld als beheerder van de website. Het bestuur is tevreden met de nieuwe opzet en hoopt dat we hiermede de komende jaren onze leden en belangstellenden van adequate informatie kunnen blijven voorzien over de geschiedenis van Monnickendam en de activiteiten van onze vereniging. Prijs ‘De Monnick’ Het bestuur heeft het advies van de commissie gevolgd om de prijs De Monnick van het jaar 2016 toe te kennen aan de bouwwerkgroep “de Stegh”. Door de werkgroep werd in 2015 veel werk verricht aan de renovatie van het gebouw waardoor het ook financieel mogelijk was om dit te realiseren. Tijdens de jaarvergadering is het beeld ‘de Monnick’ uitgereikt aan een vertegenwoordiging van de bouwwerkgroep, t.w. Cees Groenewoud, Jan Schilder en Garrelt Bont. 7
Het Jaarboek Met ingang van dit jaar zijn we overgeschakeld naar een nieuwe vormgever, te weten Ebbo Clerkx uit Monnickendam. De overweging was dat daardoor een betere en snellere samenwerking met Vincent (onze secretaris) en de vormgever kon ontstaan. Hierdoor konden de boeken tijdig worden opgeleverd tegen lagere kosten. Bovendien bleef de kwaliteit van ons jaarboek op peil. Ook in 2017 zal de samenwerking worden voortgezet. De Stegh Het gebouw de Stegh heeft in 2016 verdere invulling gekregen. Het heeft, naast de vaste gebruikers, t.w. de Praatgroep, vergaderruimte voor het bestuur, havenkantoor, ook een belangrijke functie gehad voor de Monnickendammer Visserijdagen. Er waren tijdens de visserijdagen iedere dag twee visafslagen georganiseerd waarvoor een enorme belangstelling was. Door de aanschaf van een stelling en een klok kon de visafslag nagebootst worden zoals deze vroeger werkelijk gehouden werd. Van de Stichting ‘Monnickendammer Visserijdagen’ ontvingen we een bijdrage van € 1.000 waarmede we de aanschaf van de tribune en de weegschaal konden financieren. Inmiddels beschikken we ook over de oorspronkelijke klok waarmede in de zestiger jaren van de vorige eeuw de afslag geregistreerd werd. Mogelijk kunnen we in 2017 hiervan gebruik maken. Gedurende de maanden juli en augustus was er eenmaal in de twee weken op zaterdag- en zondagmiddag gelegenheid voor de leden en bezoekers om de Stegh te bezoeken en onder het genot van een kopje koffie met bestuursleden van gedachten te wisselen over allerlei onderwerpen. Tevens lag er fotomateriaal ter inzage en konden onze beschikbare boeken ingezien en aangekocht worden. Er was een redelijke opkomst en na evaluatie hebben we besloten dit in 2017 voort te zetten in een andere vorm. U hoort hier nog meer over. Op 24 september is in de Stegh een burendag georganiseerd door Cees Groenewoud. Het was erg succesvol en is voor herhaling vatbaar. De oorspronkelijke opzet was om de beschikbare ruimte ook voor dagdelen te verhuren aan derden. Helaas is dit in 2016 slechts in beperkte mate gelukt. De doelstelling van het bestuur was en is om hiermede de Stegh kostendekkend te kunnen krijgen.
DIVERSEN Informatieborden Watersnoodramp 1916 In samenwerking met de Stichting Water, Kust en Land werden op vrijdag 8 juli twee informatielessenaars onthuld over de Waternoodramp 1916. De onthulling werd gedaan door Friso de Zeeuw (namens hoofdsponsor Bouwfonds BPD) en Henny Maes, directievoorzitter Rabobank Waterland en omstreken. 8
Jaarverslag VEREniging oud monnickendam 2016
De borden geven een beeld van de situatie in 1916 op deze locatie en staan op de Lindegracht en Zuideinde (tegenover Joodse Begraafplaats). In samenwerking met onze vereniging en de Stichting Water, Kust en Land kon dit iniatief gerealiseerd worden. Waterpeilbordjes Ook werden door onze vereniging in Monnickendam 10 waterpeilbordjes geplaatst, waarop de voorbijganger kan zien hoe hoog het water is gekomen in 1916. Rokerij de Lange Ben In juni werd ons bestuur door Stichting Promotie Waterland geïnformeerd over een prijsvraag van de provincie Noord-Holland voor een toeristisch cultureel project. Voor de winnaar was een startsubsidie van € 25.000 beschikbaar. Na discussie kwamen we tot de conclusie dat het zinvol zou zijn om de rokerij de Lange Ben voor te dragen. De Lange Ben is in Monnickendam het laatste duidelijk zichtbare en tastbare voor publiek toegankelijk te maken gebouw, annex rokerij, dat qua uiterlijkheid en interieur in originele staat is gebleven. Het refereert aan de klassieke rijke geschiedenis van Monnickendam, de rokerijen die eeuwenlang voor welvaart in het stadje zorgde. Omdat er in deze periode nieuwe bouwplannen in de welstandscommissie besproken werden om de Lange Ben te slopen voor winkels en een appartementencomplex heeft het bestuur in de vergadering van 2 augustus besloten om een verzoek in te dienen om het te bestemmen als gemeentelijk monument. Het verzoek werd op 5 augustus ingediend bij het College van de gemeente Waterland. Begin september werd de aanvraag voor de prijsvraag ingediend bij de provincie Noord-Holland. Medio september vernamen we dat we van de 66 inschrijvingen bij de laatste 20 geëindigd waren. Uiteindelijk hebben we de finale op 1 december 2016 bereikt. We zijn niet bij de eerste drie geëindigd maar bij de publieksprijs eindigden we als tweede met meer dan 1.400 stemmen. Wel hebben we een schat aan ervaring opgedaan en hebben een haalbaar exploitatiemodel kunnen ontwikkelen. De doelstelling van het bestuur is altijd geweest om dit samen te ontwikkelen met de huidige eigenaar. Inmiddels hebben we drie bijeenkomsten met de firma Hakvoort gehad waarbij uitwisseling van standpunten heeft plaatsgevonden maar nog geen oplossing is gevonden. Met het gemeentebestuur hebben we tijdens ons regulier overleg op 29 november jl. ook de aanvraag voor monumentenstatus besproken. Het college deelde mede dat ze een opdracht zullen geven voor een bouwhistorisch onderzoek. Naar verwachting zal het rapport hierover maart 2017 verschijnen. Koert Kraak, Voorzitter Monnickendam, februari 2017 9
Verslag van de penningmeester over het jaar 2016 Rekening van baten en lasten over 2016 exploitatie begroting exploitatie Baten 2015 2016 2016 € € € Contributies 14.256,08 14.500,00 15.687,90 Bijdragen porti buitenleden 490,00 550,00 690,30 Opbrengst Stadsgidsen (netto) 2.616,22 2.934,94 Giften - 100,00 292,90 Interest 519,34 500,00 211,76 Winst op verkopen 1.880,93 1.000,00 1.311,51 Bijdrage museum in deel verzekering 300,00 300,00 768,48 _________ _________ _________ Totaal baten 20.062,57 16.950,00 21.897,79 Lasten Bankkosten 431,84 425,00 372,16 Bureaukosten (porti, kopieën,kantoorart.) 3.056,35 1.500,00 1.697,97 Jaarboek 6.494,61 5.500,00 4.382,27 Werkgroepen 703,57 1.250,00 1.358,22 Assurantie 1.254,85 1.350,00 2.118,48 Beheervergoeding collectie Museum 5.000,00 5.000,00 5.000,00 Toevoeging Fonds Stadsgidsen 2.616,22 - 2.934,94 Prijs de Monnick/Kosten vertegenwoordigingen 500,00 0,00 500,00 Lidmaatschappen andere ver. 156,39 150,00 147,71 Websites (3 stuks) 99,83 250,00 171,56 Ledenactiviteiten 786,98 500,00 –191,86 Bestuurskosten / Reunie VOM65 1.944,83 750,00 458,50 Exploitatie De Stegh 950,00 615,77 _________ _________ _________ Totaal lasten 23.045,47 17.625,00 19.565,72 de baten bedroegen 20.062,57 16.950,00 21.897,79 de lasten bedroegen 23.045,47 17.625,00 19.565,72 _________ _________ _________ Saldo –2.982,90 –675,00 2.332,07 Onttrekking uit reserves t.b.v. de Stegh / nieuwe website
10
5.352,05
3.580,00
verslag van de penningmeester over het jaar 2016
Toelichting resultatenrekening Het aantal leden bedroeg per 31 december 2016 1196. In 2016 waren er 26 opzeggingen en 23 nieuwe leden. In 2016 is pas de volledige impact van de toename van het aantal leden door VOM65 financieel zichtbaar. Bureaukosten zijn lager door voorraadvorming in 2015 . De ledenactiviteiten vertonen een opbrengst t.g.v. lagere kosten dan afgesproken bij de najaarsexcursie.
Balans per 31 december 2016 31-12-2015 31-12-2016 € € Voorraden (betreft beeldjes “de Monnik”) 960,50 460,50 Vorderingen (o.a. rente over 2016) 624,03 316,36 Lening aan St. Beheer Oud Monnickendam 36.570,00 36.570,00 Banksaldo Stadsgidsen 11.307,06 14.242,00 Banksaldo werkgroep Archeologie 736,43 604,71 Kas en Bank 61.122,89 56.230,19 __________ __________ 111.320,91 108.423,76 Vermogen 93.496,20 85.161,25 Uit vermogen 2015/2016 –5.352,05 –3.580,00 Resultaat lopend boekjaar –2.982,90 2.332,07 Fonds aankopen collectie 10.052,71 9.052,71 Rek. Courant museum de Speeltoren 4.617,89 1.215,73 Vooruitontvangen bedragen 182,00 Fonds Stadsgidsen 11.307,06 14.242,00 Schulden - - __________ __________ 111.320,91 108.423,76
11
Toelichting op de balans per 31 december 2016 2015 2016 Kas en bank: Kas 22,00 179,10 ING 835,88 Rabobank 1.405,20 1.171,85 Rabobank spaarrekening 58.859,81 54.879,24 __________ __________ 61.122,89 56.230,19
In 2016 is de bankrekening bij de ING opgeheven.
Vermogen Per 1 januari 93.496,20 85.161,25 Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo –8.334,95 2.332,07 __________ __________ Per 31 december 85.161,25 87.493,32 Fonds aankopen collectie Per 1 januari bedroeg dit fonds 34.465,21 10.052,71 Aanschaffingen –25.000,00 –1.500,00 Legaat 587,50 500,00 __________ __________ Het fondsvermogen per 31 december 10.052,71 9.052,71
12
verslag van de panningmeester over het jaar 2016
Begroting 2017 Vereniging Oud Monnickendam
begroting exploitatie begroting 2016 2016 2017 Rekening van baten en lasten
Baten € € € Contributies 14.500,00 15.687,90 15.250,00 Bijdragen in portikosten 550,00 690,30 650,00 Opbrengst Stadsgidsen (netto) pm 2.934,94 pm Interest 500,00 211,76 150,00 Giften 100,00 292,90 200,00 Huurinkomsten de Stegh pm 0,00 600,00 Bijdrage in deel verzekering door museum 300,00 768,48 750,00 Winst op verkopen 1.000,00 1.311,51 1.000,00 _________ _________ _________ totaal baten 16.950,00 21.897,79 18.600,00 Lasten Bankkosten 425,00 372,16 425,00 Bureaukosten 1.500,00 1.697,97 2.000,00 Jaarboek 5.500,00 4.382,27 5.000,00 Werkgroepen 1.250,00 1.358,22 1.000,00 Verzekeringen 1.350,00 2.118,48 1.550,00 Vergoeding collectiebeheer aan museum 5.000,00 5.000,00 5.000,00 Toevoeging fonds Stadsgidsen pm 2.934,94 pm Prijs de Monnick/kosten vertegenwoordigingen 500,00 500,00 500,00 Lidmaatschappen 150,00 147,71 150,00 Websites (wij betalen er 3) 250,00 171,56 275,00 Ledenactiviteiten algemeen 500,00 –191,86 500,00 Bestuurskosten, lief en leed 250,00 458,50 250,00 Opslagkosten archief, inventarisen collectie 0,00 0,00 1.200,00 huur de Stegh, incl. g/e/w 950,00 615,77 750,00 _________ _________ _________
totaal lasten 17.625,00 19.565,72 18.600,00 De baten worden begroot op 16.950,00 21.897,79 18.600,00 De lasten worden begroot op 17.625,00 19.565,72 18.600,00 _________ _________ _________ Begroot nadelig/voordelig saldo –675,00 2.332,07 0,00 13
Verslag 2016 Stichting Beheer Oud Monnickendam
Inkomsten: Huur inkomsten 11.470,40 Kosten: Reservering onderhoud –5.850,00 Belastingen –180,36 Gas/Energie/Water –437,84 Verzekeringen –1.348,48 ________ Saldo verhuur: 3.653,72 Overige baten Rente 187,45 ________ 187,45 Overige kosten Bankkosten –127,50 Diverse algemene kosten ________ –113,56 –241,06 _________ Totaal exploitatieresultaat 3.600,11 _________ Vrijval gelden i.v.m. afwikkeling bouw 20.000,00 _________ Balanspositie Stichting Beheer Oud Monnickendam 2015 2016 Museumgebouw pm pm Visafslag de Stegh pm pm Banksaldo 1.758,54 4.608,40 Spaarrekening 44.534,63 52.508,92 Nog te ontvangen/vooruit b 862,49 187,45 47.155,66 57.304,77 2015 2016 Vermogen –9.841,06 –2.090,95 Onderhouds fonds museum pm 20.000,00 Onderhouds fonds Stegh pm 1.700,00 Lening museum 20.000,00 0,00 Lening VOM 36.570,00 36.570,00 RC Museum 426,72 701,72 Nog te betalen 0,00 424,00 _________ _________ 47.155,66 57.304,77
14
Algemene Ledenvergadering Vereniging Oud Monnickendam 8 juni 2016 Aanwezig: 5 bestuursleden en plusminus 26 leden
1 Opening Voorzitter Jan Konijn heet iedereen van harte welkom op deze 66e jaarvergadering in het bestaan van de Vereniging Oud Monnickendam. Hij schetst het verloop van de avond. 2 Goedkeuring van de notulen van de jaarvergadering d.d. 3 juni 2015 Correctie p. 21: R.I.M. (Rob) Teunissen (i.p.v. J. Teunissen) en mevrouw Stoffels (i.p.v. mw. Stoppels) 3 Mededelingen van het bestuur Jan verontschuldigt zich voor het feit dat er bij deze algemene ledenvergadering slechts 5 van de 9 bestuursleden aanwezig konden zijn. Hij spreekt de hoop uit dat dit in de toekomst niet meer voor zal komen, aangezien een ledenvergadering juist wordt gehouden, zodat de bestuursleden zich kunnen verantwoorden voor het gevoerde beleid. • De Stichting IJsschuiten Gouwzee bestaat in 2016 25 jaar en is de enige instelling in Nederland op het gebied van beheer en restauratie van historische ijszeilschuiten. Ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum heeft de Stichting IJsschuiten Gouwzee een jubileumboek uitgegeven. Het jubileumboek “25 jaar Stichting IJsschuiten Gouwzee” geeft een prachtig beeld van de unieke collectie met daarbij informatie over de voormalige eigenaars en herkomst van de ijsschuiten. Het jubileumboek “25 jaar Stichting IJsschuiten Gouwzee” kost € 19,95 en is voorlopig alleen bij de Stichting te koop. Het boek kan gereserveerd worden door een het bedrag van € 19,95 te storten op bankrekening nummer NL08RABO 0342879294 t.n.v. Stichting IJsschuiten Gouwzee met vermelding van Jubileumboek en het adres. Na ontvangst van de betaling wordt het jubileumboek thuisbezorgd. • Onze vereniging, stichtingen en werkgroepen willen graag in contact komen met Monnickendammers die vrijwilligerswerk willen doen. Als men belangstelling heeft voor de historie van Monnickendam en een bijdrage wil leveren aan het vele werk binnen onze vereniging, het museum, de diverse werkgroepen, de jaarboekredactie of als men bestuurlijke ervaring heeft, kan men zich melden bij één van de bestuursleden. 15
• Op zaterdag 17 september 2016 is onze najaarsexcursie. In augustus ontvangen de leden nog informatie waar de excursie naartoe gaat. • Op dinsdag 4 oktober, dinsdag 8 november en woensdag 30 november zijn de lezingen van het najaar gepland. Verdere informatie ontvangen de leden in onze mailing van augustus 2016. • De penningmeester heeft gevraagd de contributie voor 1 mei over te maken. Dat is massaal gebeurd. De leden die nog niet hebben betaald zullen een herinneringsbrief ontvangen. Als men heeft betaald, zal het jaarboek worden verstuurd. • Ons clubhuis “de Stegh” kan gehuurd worden voor vergaderingen. • Het aantal leden van de vereniging blijft redelijk stabiel maar er zijn altijd nieuwe leden nodig om dat zo te houden! 4 Jaarverslag van de vereniging Oud Monnickendam over de activiteiten in 2015 Vraag n.a.v. het verslag: Is er al een opvolger gevonden voor de vertegenwoordiger van de vereniging in de Welstandscommissie Lodewijk Dumaer van Twist? Jan antwoordt dat dat Rinus Blok wordt. Rinus is aanwezig en stelt zich aan de leden voor. 5 Jaarverslagen Jaarverslagen van Stadsgidsen, Commissie Stad- en Dorpsbeheer gemeente Waterland, Waterlandsmuseum “De Speeltoren” en Stichting IJsschuiten Gouwzee. De leden hebben geen vragen en/of opmerkingen over de betreffende jaarverslagen. 6 Financieel verslag over het kalenderjaar 2015 en goedkeuring van het budget 2016. De penningmeester Bertien van der Kolk is afwezig dus licht Koert Kraak het verslag toe. De grootste kostenpost afgelopen jaar was de aankoop van de ‘collectie Hoek’. Er is tevens €8000,- aangewend voor de renovatie van de Stegh. Dit bedrag is rechtstreeks van het vermogen gehaald. De kosten van het jaarboek liggen dit jaar lager aangezien het minder pagina’s heeft dan vorig jaar en de vormgeving door een andere vormgever is gedaan (Ebbo Clerkx). 7 Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en verantwoording (kascommissie dhr. J. Hilarides en dhr. R.I.M. Theunissen) Dhr. Rob Theunissen leest het uitgebreide verslag van de kascommissie voor en overhandigt de tekst daarna aan de secretaris. Er zijn geen onjuistheden waargenomen maar de commissie heeft vier adviezen voor de penningmeester. Bertien van der Kolk is hiervan op de hoogte gebracht. Algemeen advies van de commissie is om meer transparantie te brengen in de onderlinge financiële verwevenheid van de VOM en de aan haar gelieerde stichtingen en werkgroepen. Jan Konijn dankt Rob Teunissen en Johan Hilarides voor hun uitmuntende onderzoek. 16
verslag algemene ledenvergadering juni 2016
8 Benoeming nieuwe kascommissie De kascommissie zal volgend jaar worden vertegenwoordigd dhr. Johan Hilarides en Johan Regeling. Reserve lid wordt Wim de Ruiter. 9 Verkiezing/samenstelling bestuur Dit jaar treedt Jan Konijn af als voorzitter van de vereniging. Koert Kraak memoreert dat Jan 27 jaar in het bestuur heeft gezeten (vanaf 1988) waarvan 12 jaar als voorzitter. Slechts Dick Oosterbaan was langer voorzitter (20 jaar). Tijdens het voorzitterschap van Jan zijn er een aantal zeer belangrijke doelen van de vereniging verwezenlijkt: De vernieuwing van het Museum de Speeltoren, de aankoop van de collectie Hoek, de overname van De Stegh en de organisatie van lezingenseries. Namens alle leden en bestuursleden biedt Koert een cadeau aan Jan aan. Jan Konijn voegt hier aan toe dat de kunst van een goed voorzitterschap is om de verschillende taken aan de deskundige personen te delegeren. Vanwege zijn drukke baan, kon dat ook niet anders. Jan ontvangt een warm applaus van de aanwezigen. Koert Kraak volgt Jan op als voorzitter. De leden gaan akkoord. Ook Koert ontvangt een applaus. Als nieuw bestuurslid wordt Herman Reurs voorgedragen. Hij werkt bij een architectenbureau. De leden gaan akkoord. Het bestuur is nog op zoek naar een bestuurslid aangezien het bestuur bij voorkeur uit een oneven aantal moet bestaan en er momenteel 8 bestuursleden zijn. 10 De Monnick Uitreiking jaarlijkse prijs ‘De Monnick’, ingesteld door de vereniging Oud Monnickendam Het bestuur heeft besloten om de prijs ‘De Monnick’ dit jaar toe te kennen aan: Bouwwerkgroep de Stegh voor hun grote bijdrage aan de renovatie van de Stegh in Monnickendam. Overwegingen: • De bouwwerkgroep is onder leiding van Klaas Roos pro Deo gestart met de werkzaamheden die nodig waren voor de renovatie van de oude Stegh. • De renovatie van de Stegh is na de winter van 2015 gestart en binnen de geplande tijd, vlak voor de visserijdagen, gereed gekomen; • De bouwwerkgroep heeft het mogelijk gemaakt om dit unieke historische gebouwtje weer een prachtige functie te geven in Monnickendam. De Bouwwerkgroep krijgt de prijs De Monnick 2015 vanwege deze bijzondere prestatie om binnen enkele maanden de renovatie van De Stegh te voltooien. Begin 2015 is groen licht ontvangen van de gemeente. De opening van De Stegh vond conform de planning plaats nog voor de start van de Visserijdagen begin juli 17
2015. In die tijd is veel werk verricht, wat heeft geresulteerd in de renovatie van dit prachtige gebouwtje op deze unieke locatie aan het water. Het is het bestuur van de vereniging Oud Monnickendam dan ook een groot genoegen, de prijs De Monnick 2015 te mogen uitreiken aan de Bouwwerkgroep met zijn vrijwilligers van de ijsschuiten, het praathuis de Stegh, het museum en een ieder die mee heeft gewerkt als vrijwilliger of sponsor.
Kees Groenewoud, Jan Schilder en Garrelt Bont nemen de prijs in ontvangst
11 De rondvraag – Jan Meijer vraagt namens de stadsgidsen hoe het bestuur denkt over het weer opstarten van de bootlijn Monnickendam-Marken. Er zou dan een arrangement kunnen worden gemaakt i.s.m. de stadsgidsen. Als de gemeente en de SPW de handen ineenslaan, zou dat misschien kunnen lukken. Koert Kraak antwoordt dat er wel in de gemeente over wordt gesproken maar dat de poging twee jaar geleden is mislukt. – Rob Theunissen benadrukt nogmaals dat de penningmeester Bertien van der Kolk zijn inziens te veel (financiële) petten op heeft binnen de aan de VOM gelieerde stichtingen en werkgroepen. Koert antwoordt dat er in ieder geval een duidelijke scheiding zou moeten zijn tussen het Museum de Speeltoren en de VOM maar dat er nog geen geschikte kandidaat is gevonden voor het penningmeesterschap van het museum. Frans Fontaine vult aan dat er een functieprofiel voor het penningmeesterschap van het museum is opgesteld maar dat er momenteel dus inderdaad een vacature is. PAUZE 12 De collectie Hoek Na de pauze houdt Frans Fontaine, voorzitter van het museumbestuur, een interessant verhaal over de onlangs verworven ‘Collectie Hoek’. 18
Jaarverslag 2016 Waterlandsmuseum de Speeltoren
Bezoekcijfers Het jaar 2016 was een merkwaardig maar wel succesvol jaar voor Waterlandsmuseum de Speeltoren. In de eerste maanden tot begin maart trok de tentoonstelling ‘1916: Waterland in Watersnood’ ongekende aantallen bezoekers. Met 1082 bezoekers was de maand februari een unieke maand, alleen in de maand van de opening van het museum kwam er precies 1 bezoeker meer; 1083! Er werden op de donderdagen voor het eerst filmavonden met tentoonstellingsbezoek gehouden. Die waren zeer succesvol met vaak 30 of meer bezoekers. De enorme soms zelfs landelijke aandacht voor de gebeurtenissen van 1916 heeft ons uiteraard geen windeieren gelegd. In totaal bezochten 7938 bezoekers ons museum, ruim 1600 meer dan in 2015. Daarvan kwam ongeveer 34% uit eigen gemeente, 59% nationaal en 8% internationaal, maar het dient wel gezegd dat we slechts de helft van onze bezoekers zo registreren. Er zit dus een zekere foutmarge in. Verbouwing In het vroege voorjaar vond er in de historiezaal een stevige verbouwing plaats. Nadat enige tijd terug het verzoek werd gedaan of de grote Veilingklok in de verbouwde Stegh geplaatst mocht worden, zagen wij nieuwe mogelijkheden tot opfrissing van de zaal. De veilingklok is een statisch en omvangrijk object. De verhuizing bood ons de mogelijkheid om daar een compactere presentatie over de rokerijen te maken. Maar het gaf ons ook ruimte om onze vitrine in de Historiezaal te vergroten en 19
driemaal per jaar het thema te wisselen. Zo biedt de vitrine ruimte aan delen van de onlangs verworven collectie Hoek, aan eigen zelden getoonde objecten maar ook eens per jaar aan recente archeologische vondsten die gedaan zijn door de zeer actieve Archeologische Werkgroep Waterland. Kunstzaal Daarna volgden twee kunsttentoonstellingen: een video-installatie van Cyrilla Verkooyen en een multimediale tentoonstelling van Henk Fakkeldij, beiden rond het thema van de watersnood 1916. Dat waren ook de laatste projecten van Kunst Kijken Monnickendam (KKM) binnen de muren van ons museum. De grote inspanningen die de organisatie van kunstzaaltentoonstellingen van hen vereiste, verhinderde uiteindelijk het nemen van nieuwe frisse initiatieven. Eind oktober heeft het museum dan ook, dankbaar voor wat ze hebben gedaan, feestelijk afscheid genomen van de dames van KKM. Waterlandse Blauwe Tram Vlak na de laatste kunsttentoonstelling ging de tentoonstelling “De Waterlandse Blauwe Tram� open, een project dat samen met Het Historisch Genootschap de Blauwe Tram uit Delft werd opgezet. Het merendeel van de unieke collectie, vaak nog uit de tijd van de stoomtram, werd door het genootschap ter beschikking gesteld. Ook die tentoonstelling mocht zich in een redelijk aantal bezoekers verheugen, maar ja, na een record van ruim bijna 1100 bezoekers in februari is het even wennen aan lagere bezoekersaantallen aan het eind van het jaar. De slaapkamer van Sinterklaas Het was ons een eer en genoegen te kunnen meedelen dat het de Goedheiligman had behaagd om ons museum tot zijn slaapkamer te maken in de periode dat hij in Monnickendam verbleef van 12 november tot 6 december. Hij had, een goede kindervriend eigen, besloten om zich in de Juniorzaal te installeren. Hij sliep in het Ontdekhuis en kreeg daar uiteraard alle faciliteiten die bij zijn status horen. De juniorzaal werd natuurlijk in stijl gebracht. Er kwam een tafel waar het jonge volkje iets 20
jaarverslag 2016 waterlandsmuseum de speeltoren
moois voor de Sint kon maken. Er kwam een kleine tentoonstelling van unieke oude Sinterklaasspullen in de vitrine en de ’Meet & Greet’ sessie met de goedheiligman zorgde voor een volgeladen juniorzaal. Oral History Nieuw en ook erg de moeite waard is de monitor met Oral History op de begane grond in de Water en Landzaal waar oudere inwoners vertellen over hun herinneringen aan vroeger, zoals de tram, de rokerijen, de middenstand. Met behulp van zoektermen zijn de verschillende thema’s en inwoners goed te vinden. Het carillon Zoals al gezegd kon het museum het jaar afsluiten, met ruim 1600 bezoekers, meer dan in 2015. En dat is vooral opmerkelijk omdat gedurende het hele jaar het enorme speelmechaniek uit de toren was verwijderd voor restauratie bij de Koninklijke Eysbouts in Asten. Daarmee waren we ons Unique Selling Point (USP) kwijt. Oorspronkelijk zou het mechaniek (trommel en uur- en slagwerk) in maart al teruggeplaatst worden maar de restauratie bleek intensiever dan gedacht. Vervolgens werd Eysbouts zwaar getroffen door noodweer waarbij er asbest uit de dakconstructie vrijkwam en het bedrijf grotendeels lam kwam te liggen. Pas eind november kon worden begonnen met het terugplaatsen van het mechaniek, een enorm karwei, omdat alles gedemonteerd en genummerd was, honderden grote en kleine onderdelen! Dat project loopt nog door in de eerste maanden van 2017. Toch levert die tegenvaller ons ook positieve informatie, ondanks de afwezigheid van onze publiektrekker, trokken we in de zomermaanden meer bezoek dan voorafgaande jaren. Het stimuleren van toerisme naar de ‘buitengebieden’ van Amsterdam, een beleid om de hoofdstad wat te ontlasten, lijkt zijn vruchten af te werpen. We zijn dus ook aantrekkelijk zonder onze ‘kraker’ alhoewel we ook wel teleurgestelde toeristen kregen die buiten vruchteloos op de draaiende paardjes stonden te wachten. 21
Verruimde zomeropenstelling op maandagmiddagen Om aan de wens van de Gemeente Waterland en de Stichting Promotie Waterland (SPW) om op maandagen in de zomer meer gelegenheden open te hebben voor de toeristen, hebben wij onze zomervakantie-opening uitgebreid met de maandagmiddag van 13.00 – 17.00 uur. Knutselmiddagen Uiteraard werden er in de schoolvakanties door de juniorgroep weer activiteiten ontwikkeld, waarbij een fantastische maquette van een overstroomd Waterland steeds verder uitgroeide. Vrijwilligers Wat betreft vrijwilligers mogen we tevreden zijn. We hebben ruim 60 vrijwilligers -inclusief bestuur- voor met name baliediensten, zeg maar het frontoffice. In het backoffice kunnen we bouwen op zo´n 35 mensen die met regelmaat hun expertise (van technisch tot collectiebeheer) in dienst stellen van het museum. Het museum heeft een leuk en sterk team, er kwamen in 2016 per saldo nog eens 12 vrijwilligers bij. Daar wordt ook goed voor gezorgd met instructieavonden, feedbackgesprekken en de nodige gezelligheid. Zo werd een succesvol bezoek gebracht aan Eysbouts om eens te kijken waar ons carillon nu gerestaureerd werd. Een fascinerend bedrijf dat ons gastvrij ontving om de opgelopen vertraging wat te verzachten. Eind november werd een erg gezellige feestavond gehouden met heel veel deelnemers. Bestuurlijke wijzigingen Bestuurlijk waren er ook wijzigingen: voorzitter Frans Fontaine vond het belangrijk dat er na bijna 8 jaren vanaf de eerste initiatieven tot dit jaar, een verfrissende werking moest uitgaan met een nieuwe voorzitter. Dat werd Jaap Wortel, een zeer ervaren bestuurder, raadslid en ook nog eens voorzitter van de historische vereniging Oud Broek, waarmee we ook in bestuurssamenstelling een echt Waterlands museum zijn. Frans Fontaine blijft uiteraard wel nauw betrokken bij ons museum als coördinator museale zaken. Vrienden van het museum Met de steun van de Vrienden en andere partijen hebben wij afgelopen jaar o.a. de Watersnoodtentoonstelling kunnen opzetten en hetzelfde geldt voor de 22
jaarverslag 2016 waterlandsmuseum de speeltoren
Tramtentoonstelling, die tot en met 2 april 2017 nog te zien is. Met de steun van de Vrienden kunnen we een steeds beter museum maken. Helaas ontvingen wij op 29 november het onverwachte en droevige overlijdensbericht van ons bestuurslid Sake Tuinsma van de Stichting Vrienden van het museum. Sake was een gewaardeerd lid van de stichting en in het najaar van 2016 nog nauw betrokken bij de organisatie van de preview van de tentoonstelling “de Waterlandse Blauwe Tram”. Wij verliezen in hem een stuwende kracht die zich vol inzette voor ons mooie museum”. Lezingen in het museum De lezing door de Ir. Lely-kenner, de heer Ed Voigt “In de voetsporen van Ir. Lely”, is helaas wegens gezondheidsproblemen van de spreker, niet doorgegaan. Teun Klumpers presenteerde in zijn lezing zijn nieuwste boek ‘Een kwestie van familie’ dat zich afspeelt in Monnickendam. Deze roman is gebaseerd op ware gebeurtenissen en speelt zich grotendeels af in Monnickendam: in de stad van de jaren vijftig én in de stad van nu. De heer Maarten Frankenhuis, oud-directeur van Artis, heeft weer op zijn bekende humorvolle wijze een boeiende lezing gehouden over de “De liefde ontleed; partnerkeuze bij mens en dier, overeenkomsten en verschillen”. Collectie Er zijn enkele leuke aanwinsten binnengekomen waaronder een tapvergunning uit 1919 van het café ‘De Gelagkamer’ dat ooit op de plek van Jade City stond en een paar ijsklompen van Wim van Zanen. Tevens kregen we een hele serie prachtig geconserveerde oude blokken/katrollen van botters van Jan Hof . Heel bijzonder is ook de langdurige bruikleen van de gemeente Waterland van o.a. een grote tekening van Cornelis Springer. Aangekocht van dhr. Kees Rovers werd een groot schilderij “Vissers in Uitdam”. Verder werd er intensief gewerkt aan het selecteren en documenteren van museaal interessante objecten uit de in 2015 verworven collectie Hoek. Eind 1016 waren er bijna 600 objecten gefotografeerd en ingevoerd in ons Adlib systeem.
Twee details uit de Comitatus kaart van Holland uit de collectie Hoek.
23
Jaarverslag Stadsgidsen 2016
In 2016 kregen de stadsgidsen te maken met een groot aantal bezoekers. We leidden 150 groepen rond met een totaal aantal deelnemers van 2302, een record in het 20 jarig bestaan van de stadsgidsen. De succesvolle Watersnood-1916-rondleidingen aan het begin van het jaar en de rondleidingen op de Monnickendammer Visdagen in de zomer trokken veel extra bezoekers. We startten het jaar op 26 januari met de jaarvergadering in het Weeshuis met na de pauze een presentatie van Jan Colaris over de themawandeling Watersnood 1916. Klaas en Piet Roos verzorgden op 16 februari een bijspijkeravond in de kosterij van de Grote Kerk over de Watersnood en op 22 maart testte Klaas onze kennis over de Grote Kerk. Op 19 maart maakten we een excursie naar Purmerend, waar onze collega-stadsgidsen ons, na een bezoek aan hun watersnoodtentoonstelling in het Purmerends Museum, meenamen om te laten zien hoe het de Purmerenders vergaan is in deze periode. We sloten de middag af met een gezellige borrel in restaurant Spijkerman. De gratis vrijdagavondwandeling stond ook dit jaar wekelijks in de evenementenkalender en we hadden het hele jaar door eens in de 14 dagen een kleine advertentie in Prettig Weekend . Deze wordt in de praktijk wekelijks geplaatst, waar voor onze dank! In de huis-aan-huisbladen stonden we een aantal keren met een wervend stukje. Onze website www.stadsgidsenmonnickendam.nl, wordt goed bezocht en goed bijgehouden door Wim van Leeuwen. We kregen weer veel aanmeldingen via de website van de VOM. www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen en via info@stadsgidsenmonnickendam.nl. Verder kregen we ook aanmeldingen via www.gilde-nederland.nl waar we bij aangesloten zijn, via het Informatiepunt Waterland info@ onswaterland.nl , www.vvv-waterland.nl en via Waterlandsmuseum de Speeltoren: info@despeeltoren.nl, www.despeeltoren.nl, waarmee we een aantal arrangementen verzorgden. 24
jaarverslag 2016 stadsgidsen
We informeerden vrijwilligers van de Stichting Promotie Waterland (SPW). Ans Jansen, Marten Horjus en Joke Tessel deden een promowandeling met 50 VVV-vrijwilligers uit de regio en we zagen Marten Horjus aan het woord in het EO- programma ‘Geloof en een hoop liefde’ over Monnickendam. We leidden de nieuwe directeur van de SPW rond; omroep Pim wandelde mee met een paar wandelingen; het NHD schreef een lovend verslag over een Watersnoodwandeling. De VPRO maakte opnames van Monnickendam vanaf de toren van de Grote Kerk voor haar programma Argos en we hadden een interview met radio Noord-Holland over de Blauwe Waterlandse tram. In samenwerking met de SPW bedachten we weer vier themawandelingen, twee in het voorjaar van 2016 en twee in het najaar. We begonnen op 17 januari met Watersnood 2016, waar 193 bezoekers op afkwamen. Naar aanleiding hiervan kwam Jan Colaris vanuit het Waterlandsmuseum de Speeltoren met het voorstel extra watersnoodwandelingen in te lassen op zondagmiddag in de maanden januari en februari en de eerste zondag van maart, vaak in combinatie met een bezoek aan het museum. Hij nam de organisatie van deze wandelingen op zich. Deze extra wandelingen, in weer en wind, werden zeer goed bezocht. Dank aan Jan en de betrokken gidsen voor hun grote inzet. Op 13 maart volgde de themawandeling over de bovenlichten met 48 bezoekers Op zondag 23 oktober themawandeling 3 over de stadsboerderijen in Monnickendam, 66 bezoekers. De laatste themawandeling van 2016 over de blauwe tram in Waterland vond plaats op zondag 27 november met 33 bezoekers. We kunnen dus constateren dat de themawandelingen een succes zijn en we gaan ermee door in 2017. Tijdens de Monnickendammer Visdagen in juli en augustus verzorgden we een aangepaste wandeling over dit thema. Marten Horjus nam de organisatie van deze wandelingen op zich en vormde een vast groepje gidsen, dat zich met veel enthousiasme inzette op deze middagen en 91 bezoekers rondleidde. Op de Open Monumentendag beklommen 116 volwassenen en kinderen de toren van de Grote Kerk o.l.v. een stadsgids. Marten Horjus en Harry Voogel bezochten een algemene Gildedag in Dordrecht en Joke Tessel en Ans Jansen vertegenwoordigden ons op de stadsgidsen-coĂśrdinatorendag, georganiseerd door Gilde Nijmegen. De gratis wandelingen voor individuele deelnemers op vrijdagavond in de maanden mei t/m september werden weer goed bezocht, o.a. door mensen die hier met een boot waren. We gaan het komende jaar door met deze vrijdagavondwandelingen. We werkten samen met het Waterlandsmuseum de Speeltoren, bij wie de 25
stadswandeling een onderdeel uitmaakte van een arrangement. Verder verzorgden we een aantal kinder-vakantieactiviteiten voor het museum en we hielpen mee bij het 65-jarig bestaan van de Vereniging Oud Monnickendam. De aanvragen voor rondleidingen: in de eerste plaats familie-uitjes, huwelijksvieringen, reünies, vriendengroepen, bedrijfsuitjes. Daarnaast hebben we een aantal specifieke aanvragen gehad: een wandeling met families die wilden zien waar hun voorouders geleefd hebben, een rondleiding voor scholieren van het Bernard Nieuwentijdcollege, een met bewoners van Swaensborg die aan hun ‘wensboom’ om een rondwandeling gevraagd hadden, een met de Bolder voor de ‘Gluren bij de buren’-dag, de toren op als onderdeel van een spannend kinderpartijtje. Riviercruises Feenstra, die aanlegden bij Hakvoort voor een bezoek aan Monnickendam en waar Ans Jansen namens de SPW folders uit stond te delen. Deze groep maakte ad hoc een rondleiding en werd meteen vaste klant bij ons. Dan de heren van de Volksbank uit Krefeld, de eindredacteuren van de EO die een ‘heidag’ in het Weeshuis hielden, de muziekschool-docenten uit Purmerend, het management van het UWV, de Rotary, de Broeker Bootverhuur uit Broek in Waterland, de Bruine Vloot, reisleiders van Easy Rider - Israëli Market, een persreis voor Amsterdam Marketing en een aantal zeilverenigingen die met ons hun seizoen afsloten. We leverden een financiële bijdrage aan de tentoonstelling De Blauwe Tram in Waterland in het Speeltorenmuseum. De ‘Stolpersteine’, die dit jaar onthuld zijn, worden meegenomen in de rondleidingen. Het stadsgidsenwerk verandert steeds meer van het organiseren van rondleidingen van april tot oktober in aanvragen het hele jaar door waarbij steeds vaker overleg met derden een rol speelt. We proberen hierbij zo veel mogelijk maatwerk te leveren. Dit vraagt veel inzet en flexibiliteit van de gidsen. Een aantal gidsen is steeds bereid hierin een trekkersrol te vervullen en de verantwoordelijkheid te nemen voor een bepaalde klus. Dit maakt het mogelijk om in te gaan op uiteenlopende wensen. Hierbij wil ik onze gidsen bedanken voor hun enthousiaste inzet in 2016. We nodigen alle (nieuwe) leden van de Vereniging Oud Monnickendam uit die nog nooit een stadswandeling hebben gemaakt: loop op vrijdagavond tussen begin mei en eind september eens met ons mee! Greetje de Haan- Rundervoort, voorzitter stadsgidsen 26
Jaarverslag 2016 stadsgidsen
Financieel verslag stadsgidsen 2016 Bedrijfstelerekening spaarrekening Rabobank Verenigingsrekening Kas Totaal beginsaldi 1 januari 2016
Beginsaldi € 4.670,78 € 6.623,58 € 12,70 € 11.307,06
Inkomsten Uitgaven Kosten Rabobank 2016 € 127,80 Prettig Weekend 2016 € 250,46 Stichting Philadelphia kosten jaarvergadering PM One.com computerkosten domeinregistratie € 29,04 Bijdrage gilde 2016 € 145,00 Vergaderingen Grote Kerk € 111,00 Diverse onkosten € 247,10 Spelvaut posters € 54,46 Spelvaut folders stadsgidsen € 245,03 SPW posters themawandelingen € 66,55 Culturebase promo € 60,50 NIMO diversen € 88,65 Uitje stadsgidsen € 259,00 Promo polo’s € 817,36 Bijdrage tentoonstelling Blauwe tram in museum € 750,00 Waterlandbonnen eindejaarsgeschenk stadsgidsen € 650,00 Stichting Monnickendammer Visdagen € 200,00 Museum betreft rondleiding 26 december 2015 € 18,00 Rondleidingen € 5.704,00 Giften € 906,60 Rente 2016 spaarrekening bedrijfs-telerekening € 8,29 totalen € 6.836,89 € 3.901,95 Beginsaldo 1 januari 2016 € 11.307,06 Inkomsten 2016 € 6.836,89 Totaal € 18.143,95 Minus uitgaven 2016 € 3.901,95 Saldo € 14.242,00 Eindsaldi Bedrijfstelerekening spaarrekening € 4.679,07 Rabobank Verenigingsrekening € 9.662,28 Kas € 100,65 Minus foutieve storting penningmeester € 200,00 Totaal eindsaldo 31 december 2016 € 14.242,00 Goedgekeurd door de kascommissie 24 januari 2017, Dhr. K. Kraak, Mevr. R. de Graaf
27
Stichting IJsschuiten Gouwzee in 2016
De nieuwjaarsreceptie werd dit jaar gehouden op 22 januari in het Weeshuis en werd goed bezocht. Op deze datum werd exact 25 jaar geleden de Stichting IJsschuiten Gouwzee opgericht. Ter ere van dit heugelijke feit had het bestuur besloten om over deze periode een fotoboek uit te brengen over de collectie van de stichting van heden, beelden van vroeger en van alle wetenswaardigheden over de schuiten in de collectie. Het eerste exemplaar van dit boek werd uitgereikt aan Mevr. v. Acker op de jaarvergadering die gehouden werd op 22 april, eveneens in het Weeshuis. Van haar inmiddels overleden echtgenoot Wim van Acker is 25 jaar geleden door de vereniging Oud Monnickendam een groot deel van zijn collectie ijsschuiten gekocht en dat was de start van de daarna opgerichte ‘Stichting IJsschuiten Gouwzee’. Van 18 t/m 28 februari is een ploeg van 13 enthousiaste vrijwilligers van de stichting gaan ijszeilen bij Falun in Zweden aangezien er weer een periode werd voorspeld, waarbij er niet op de Gouwzee gezeild kon worden. Van deze reis is wederom een film gemaakt met veel dronebeelden welke voor het eerst vertoond werd op de jaarvergadering. Op vrijdag 16 december is er weer de jaarlijkse opendag gehouden, gelijk met de Kerstmarkt, waarbij een aantal schuiten en twee koek-en-zopies binnen en buiten werden opgesteld bij Leguit en Roos. Buiten werden opgesteld en aangelicht: de Poolvos en IJsvogel 1. Alle donateurs, relaties en inwoners van de Gemeente Waterland werden voor deze open dag uitgenodigd. Op de werkzolder werden de overige schuiten afgestoft voor bezichtiging en werden tevens vele foto’s en films getoond en vertoond over het ijszeilen en de restauratie van de collectie. Om het 25e jubileumjaar met een feestelijk tintje af te sluiten, werd de Gouwzeekapel bereid gevonden om op deze dag een optreden te verzorgen. Tijdens de open dag werd het uitgegeven jubileumboek onder de aandacht gebracht en een groot aantal geïnteresseerden heeft de stichting gesteund door de aanschaf van dit unieke exemplaar. Bij het bestuur zijn nog exemplaren verkrijgbaar voor degene die de stichting willen steunen. Verder waren er in december, behoudens het reguliere onderhoud- en restauratiewerk, geen activiteiten. Voor de jaarlijkse expositie werd er in de Grote Kerk wederom een klassieke ijsschuit uit de collectie tentoongesteld. Dit jaar was dat de Willem Barentsz II met het bouwjaar 1843. Marcel Visser, Secretaris Stichting IJsschuiten Gouwzee, 2 maart 2017 28
jaarverslag 2016 Stichting IJsschuiten Gouwzee
Verslag rekening en verantwoording penningmeester Stichting IJsschuiten Gouwzee - verslagjaar 1 oktober 2015 - 30 september 2016 resultaat begroting begroting Baten (euro’s) 2015/16 2015/16 2016/17 Giften 1.000,00 1.000 1.000 Rente 85,89 75 75 Vrienden 2.806,50 2.500 2.500 Jubileum Boek verkopen 1.605,40 2.000 1.500 ________ ________ ________ Totaal 5.497,79 5.575 5.075 Lasten Verzekeringen 306,66 300 300 Bankkosten 126,67 75 125 Beheerskosten 6.348,29 2.800 300 Onderhoudskosten 585,32 1.500 1.000 Administratie + Overige 425,30 300 300 Opslagkosten 1.000,00 1.000 1.000 ________ ________ ________ Totaal 8.792,24 5.975 3.025
Totaal Baten 5.497,79 5.575 5.075 Totaal Lasten 8.792,24 5.975 3.025 ________ ________ ________ Resultaat -3.294,45 -400 2.050 ___________________________________________________________________ Balans per 30 september
30-09-16
30-09-15
IJsschuiten 22.773,60 Rekening courant Rabobank 1.403,90 Rendement rekening Rabobank 14.594,63 Kas & kleine kas 688,29
22.773,60 463,13 19.508,74 9,40
Vermogen 34.004,92 Reservering dekzeilen 5.455,50
37.299,37 5.455,50
29
Toelichtingen bij het financiële verslag van de Stichting IJsschuiten Gouwzee
Algemeen De boekhouding is op kasbasis wat wil zeggen dat wordt geregistreerd uitsluitend gebaseerd op de overdracht van geld. Ontvangsten en kosten worden alleen geregistreerd wanneer betaling plaatsvindt. Balans/Vermogen Bezittingen: De ijsschuiten zijn gewaardeerd tegen aanschafprijs. Reservering dekzeilen De gift van Rabo van € 6000 is gereserveerd voor de dekzeilen. Hiervan is € 544,50 besteed, zodat een het saldo voor deze reservering per 30-9-2016 € 5.455,50 is. Baten/Lasten 1 Gift Leguit en Roos is een jaarlijkse giftvan € 1000. Deze wordt verrekend met de betaling van de huur over de ruimte waar de ijsschuiten staan gestald en worden gerestaureerd. 2 De verkoopopbrengsten van het jubileumboek worden verantwoord onder de rubriek ‘Jubileumboek verkopen’ en zullen in de komende jaren als baten worden verantwoord, terwijl de productiekosten van het jubileumboek dit jaar volledig zijn afgeboekt. 3 Beheerkosten zijn de vergaderkosten van de jaarvergadering, de nieuwjaarsreceptie voor de vrijwilligers en de jaarlijkse Opendag in december. In verband met het jubileumjaar (1991-2016) is een jubileumboek uitgegeven waarvan de kosten van € 6042 zijn verantwoord onder beheerkosten. 4 Onderhoudskosten zijn kosten gemaakt door restauratiewerkzaamheden door vrijwilligers aan de historische ijsschuiten. Februari 2017, Jan Konijn, penningmeester
30
Jaarverslag 2016 werkgroep Oral History
Het afgelopen jaar is onze website verhalenvanvroegermonnickendam.nl weer verbeterd door Henk Bruyn en Peter van Maanenberg. Aan de bezoekers van de website wordt nu bv. gevraagd om een reactie te geven. Regelmatig wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het afgelopen jaar heeft onze site 2092 bezoekers gehad. Dit zijn er 184 meer dan in 2015, een toename dus van 9,64 %. Eind 2016 waren er 647 vrienden op onze Facebookpagina; een toename van 56 t.o.v. 2015. Sinds enige tijd is het weer mogelijk om in Museum De Speeltoren interviews van onze website te bekijken. Interviews: In de loop van 2016 zijn de volgende personen geïnterviewd: Siem van Altena vertelt veel over de oorlog (hij maakte noodkacheltjes om op te koken) en de bevrijding. Hij herinnert zich nog veel van zijn oom, Wim Hordijk, die tijdens de oorlog vijf onderduikers in huis had. Na de oorlog heeft Siem de Yad Vashem-onderscheiding voor zijn oom aangevraagd. Ook heeft hij samen met zijn vrouw de familie Hordijk een aantal malen bezocht in de VS. Trinie Bossong-Mars heeft goede herinneringen aan haar jeugd in Monnickendam. Zij woonde aan het Noordeinde, waar in haar jeugdjaren nog heel veel winkels waren; zij noemt er vele. De lange winter van 1963 vond zij verschrikkelijk: geen gas, geen water, alles bevroren!! Dré Greuter is opgegroeid in de Havenstraat. Hij vertelt uitgebreid over café’s, winkels, de synagoge, rokerijen, Hakvoort, de visafslag etc. Heel veel herinnert hij zich van de ijsschuiten uit zijn jeugd. Maar ook van de oprichting van de Stichting IJsschuiten, waarbij hij betrokken was. Jaap Stam Sr. De heer Stam vertelt over zijn jeugd in Monnickendam, waarbij de oorlog een belangrijke rol speelt (hij was 14 jaar oud toen de oorlog uitbrak). Het gaat bv. over de onderduikster in zijn ouderlijk huis, zijn contact met de Joodse familie Witmond en zijn activiteiten bij het verzet, waar hij via zijn vader bij kwam. De interviews worden binnenkort op de website geplaatst. Het totaal aantal geïnterviewden bedraagt dan 37. Namens de werkgroep Oral History Pieternel Rol, januari 2017 31
Monumenten- en welstandscommissie Waterland, Jaarverslag 2016 In maart 2016 is onze nieuwe vertegenwoordiger, Rinus Blok namens de vereniging Oud Monnickendam toegelaten tot de commissie als burgerlid. De eerste periode van dit jaar is beoordeeld op basis van de notulen welke op de website van de gemeente staan. In 2016 zijn in de commissie 198 plannen behandeld waarvan een aantal terugkomers uit 2014 en 2015. 26 daarvan hadden betrekking op de historische binnenstad van Monnickendam, zijnde het beschermd stadsgezicht. Zonnepanelen Ook in 2016 zijn wederom een aantal aanvragen voor zonnepanelen in het beschermd stadsgezicht ingediend. Zoals al in ons verslag over 2015 is toegelicht zijn deze aanvragen vergunningplichtig. Van de 3 aanvragen kon er een aanvraag worden goedgekeurd en een aanvraag met een aanpassing eveneens worden goedgekeurd. De overige aanvraag moest worden afgewezen omdat deze panelen zichtbaar zullen zijn vanaf meerdere punten in de openbare ruimte. Oude Zijds Burgwal 53 Het bestaande woonhuis wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw, bestaande uit een hoofdvolume van metselwerk en een terugliggend houten aanbouw. Het woonhuis bevindt zich op de plaats waar de noordelijke toegangspoort tot de stad zich bevond. Nog altijd bevindt het woonhuis zich op de rand van Monnickendam en bevindt zich naast het perceel met een groot bouwvolume dat zich onttrekt aan de huidige regelgeving. Het woonhuis met zijaanbouw is gedetailleerd conform de Waterlandse stijl-kenmerken. De geel- bruine bakstenen gevel van het hoofdvolume wordt in de aanbouw afgewisseld met een horizontale houten gevelbekleding in de kleur lichtgrijs, en een top met verticale houten delen. De afwerking is traditioneel met witte windveren en gootdetaillering. De commissie constateert dat met het verdwijnen van het oorspronkelijk woonhuis, de situatie verbetert en er stedebouwkundig een passend volume wordt gecreĂŤerd. Zij kan daarom akkoord gaan met het plan.
32
monumenten- en welstandscommissie waterland jaarverslag 2016
33
Archeologische Werkgroep Waterland Jaarverslag 2016 Algemeen Sinds 2011 is de Archeologische Werkgroep actief in Waterland met het veiligstellen van (bedreigd) erfgoed en (archeologisch) bodemarchief door middel van waarnemingen en veldwerk. Het bodemarchief en het daarbij aangetroffen erfgoed wordt in kaart gebracht, gedetermineerd, gerestaureerd, geconserveerd voor expositie, tentoonstellingen, educatie en toekomstige publicaties. Werkruimte Vanaf 1 maart zijn we op zoek naar nieuwe werkruimte. Op dit moment beschikken we over een tijdelijke opslagruimte. Dus mocht u iets weten of horen neemt u dan contact op met Vereniging Oud Monnickendam. In de werkruimte worden alle bodemvondsten bewaard, gerestaureerd en toegankelijk gemaakt in de Waterlandse vondstendatabase. Nationale Archeologiedagen In het weekeind van 14 en 15 oktober nam de werkgroep deel aan de Nationale Archeologiedagen. Door het hele land konden musea, historische verenigingen, werkgroepen en heemkunde verenigingen deelnemen aan deze dagen, waarbij archeologie centraal stond en waarbij jong en oud op beide dagen kennis konden maken met de schatten onder onze eigen voeten. Tevens konden bezoekers eigen gevonden voorwerpen meebrengen voor determinatie. Zo bracht een jonge bezoeker een gave Spaanse munt uit 1776 mee. Op de zilveren munt was de Spaanse koning Carolus (Charles) III afgebeeld. Deze Spaanse koning regeerde tussen 1759 en 1789. Duidelijk is op de voorkant van de munt datering 1776 te zien. Van links naar rechts is verder te lezen: DEI GRATIA * 1776 * CAROLUS III. 34
jaarverslag 2016 archeologische werkgroep waterland
Wisselvitrine in Waterlandsmuseum De Speeltoren Vanaf september heeft de werkgroep een wisselvitrine met de meest opmerkelijke bodemvondsten uit Waterland in het Waterlandsmuseum De Speeltoren. Diverse bezoekers wisten deze vitrine te bewonderen.
Archeologische waarnemingen Het afgelopen jaar heeft de werkgroep diverse archeologische waarnemingen verricht. Hieronder zijn de meest interessante waarnemingen opgenomen. Monnickmeer Begin maart 2016 hebben we een archeologische waarneming uitgevoerd op de landerijen naast de N247 (zie foto). Hierbij kregen we de volledige medewerking van de boer en de grondeigenaar. De aanleiding van deze verkenning vormden recente hoogtekaarten waarop diverse contouren waarneembaar waren. Door het nemen van bodemmonsters, het verrichten van prikacties en het inmeten van de contouren wisten we te achterhalen wat voor dergelijke gebouwtjes op deze plek hebben
35
gestaan. Onder het maaiveld vonden we enkelsteens muurtjes. Daarnaast werden met de metaaldetector nog diverse metalen voorwerpen aangetroffen. Het stukje land is op zich zelf bijzonder, omdat met behulp van dezelfde hoogtekaarten de oude oeverrand van het Monnickmeer, (in 1864 als een van de laatste binnenmeren drooggelegd) werd aangetroffen. Niesenoortburgwal Aan de Niesenoortburgwal werd in april en mei onderzoek verricht bij de schuur van mevrouw Dekker. Deze schuur werd gesloopt waarbij het onderliggende terrein onderzocht werd op diverse sporen. Naast een aantal muntjes werd een oude brandlaag aangetroffen en een oude ingegraven doofpot (zie foto). De pot was oorspronkelijk een voorraadpot geweest met drie standpootjes. De doofpot was omgeringd met diverse plavuizen en bevond zich op aan de achterkant van het terrein. Oude Zijds Burgwal In het najaar hebben we, dankzij de meewerkende eigenaren, diverse archeologische waarnemingen vlakbij de Noorderpoort kunnen uitvoeren. De bestaande woning maakte aan de Oude Zijds Burgwal plaats voor een nieuwe woning. Op de locatie hebben we verschillende vondsten gedaan, waaronder Duitse, Friese, Gelderse en Zeeuwse muntjes met een globale datering tussen 1700 en 1850. Naast deze muntjes troffen we ook een groot aantal scherven, pijpenkoppen en botmateriaal aan waarvan we een aantal konden herleiden tot een 17e-eeuws bord een geitenwollen sok en een steen om sokken mee te stoppen. Meer weten over de werkgroep? We zijn bereikbaar via: www.archeologiewaterland.nl twitter.com/archeowaterland facebook.com/archeologischewerkgroepwaterland info@archeologiewaterland.nl 36
Bestuursleden per 31 december 2016
Bestuur VOM Voorzitter: Jan Konijn (tot 8 juni), Koert Kraak (vanaf 8 juni) Secretaris: Vincent Keesmaat Penningmeester: Bertien van der Kolk Vicevoorzitter: Koert Kraak (tot 8 juni) Garrelt Bont Ed Willms Klaas Roos Ton Meijer Herman Reurs (vanaf 8 juni) Bestuur Stichting Museum de Speeltoren Voorzitter: Frans Fontaine (tot 15 nov.), Jaap Wortel (vanaf 15 november) Secretaris: Frans Ronchetti Penningmeester: Bertien van der Kolk Jan Colaris Paul van ’t Hof Garrelt Bont Barbara van Beijma Take Dammen Frans Fontaine (vanaf 15 november) Bestuur Stichting Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren Voorzitter: Koert Kraak Secretaris/Penningmeester: Bertien van der Kolk Klaas Roos
Bestuur Stadsgidsen Voorzitter en organisator van de rondleidingen: Greetje de Haan-Rundervoort Penningmeester: Ineke Plat-Pauws Publiciteit: Rini de Weijze Bestuur Stichting IJsschuiten Gouwzee Voorzitter: Klaas Roos Secretaris: Marcel Visser Penningmeester: Jan Konijn Promotie/IJscoördinator: Ton Meijer Vrijwilligers: Henk Kalshoven Schaatsvereniging: Rob van de Geer Bestuur Archeologie Werkgroep Waterland Voorzitter: Marco Feenstra Penningmeester: Jan Meerman Secretaris: Martin Vink Coördinator veldwerk: Eddie de Vlugt Beheerder werkruimte: Martin Visser Werkgroep Oral History Interviewer: Elly Beintema Voorbereiding: Margit Koning Coördinatie: Koert Kraak Registratie en rubricering: Pieternel Rol Opnamen, archiveren en bewerken: Peter van Maanenburg Bestuur Stichting Vrienden van het Waterlandsmuseum de Speeltoren Voorzitter: Hepko Wink Penningmeester: Tom Veerman Take Dammen
37
Sloten en Grachten in Monnickendam.
H
et moest er toch maar eens van komen, een inventarisatie van sloten en grachten in Oud Monnickendam. In het jaarverslag van 1993 is daar al eens publicatie over geweest in het toenmalige jaarverslag. De 11 plattegronden, waarin het dempen en graven van sloten en grachten is weergegeven, is niet voorafgegaan door een diepgaand onderzoek. Er is uitgegaan van bestaande plattegronden. )* Toch heb ik getracht een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld te schetsen, dat laat zien hoe Oud Monnickendam van haar sloten en grachten werd ontdaan. De jaartallen die worden genoemd blijven voor een deel schattingen, omdat tussen twee plattegronden een vóór- en een náperiode ligt, waarin het dempen of graven heeft plaats gevonden. Het kan zelfs zo zijn dat bepaalde plattegronddelen zijn overgenomen van oude kaartsituaties, waardoor de volgende kaart niet meer klopt. Voor degenen, die belangstelling hebben en willen weten hoe het een en ander in elkaar steekt, adviseer ik de huidige plattegrond van Monnickendam er bij te nemen. De 11 nieuwe kaarten zijn nu elektronisch opgemaakt en geven daardoor een ander beeld dan die uit 1993. De grachten in de binnenstad zijn in het zwart aangegeven en van de namen voorzien. De Gouwzee en de stadsgrachten zijn blanco. (Mocht u nog een jaarverslag hebben uit 1993 dan kunt u de verschillen zien). Eventueel is het jaarverslag van 1993 in het museum te koop.
tekst en kaartjes: Siem Koerse )* Gebruikte plattegronden: Jacob van Deventer 1560 De munnekedammer ban in Waterland 1589 F. de De Wit 1660-1680 Merian 17e eeuw A. van Gronden 1743 19e eeuwse plattegrond van Monnickendam Veelwaard 1830 Kadastrale minuutplan 1830 Wijzigingskaart 1895 en verder meldingen uit overlevering.
38
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
1
Situatie 1560
Pu rm
WEIDE
Edam
STRATEN
N
BLOEM GRACHTEN
ere nd
3
Gouwzee
3
D HA E VEN
Gracht
HA VEN
‘t ZAND
2 DE GOOGH
Klooster straat -
Kerk
L
4
Zuid erwou de
ht
Grac
n
aa
Gracht
NO OR TS BU RG WA L
b re Pie
1
ter Kloos aarden ng Marië
L
M EN
FL UW
EL
DA A
O
OLST LIN DEG RAAT RAC HT R O ZE ND AA
BLOE
EN B
SCH
N.NIE SE N rte al OO K o rg w u B
UR GW AL
T
SE . IE SB N RT
Ke rk st ra
at
CH
Zuid ein
de
A GR ER RM KE
Overleek
Lijnbanen
en av
Gedeelte ven binnenha
inde
nh
ite
Bu
e Noord
De boom
,,Toren”
Monnickmeer
POORTEN
SIEM KOERSE 2017
Purmer Ee
MONNICKENDAM
1 Kerkpoort 2 Zaksteegpoort 3 Noordeinderpoort 4 Zuideinderpoort Kerkpoort achter de Kerk. Deze poort werd gebruikt om naar de lijnbanen te gaan. Plattegrond: Jacob van Deventer.
39
2
Situatie 1660/1680 STRATEN
N
BLOEM GRACHTEN
ren d
GEDEMPT
3
D HA E VEN
HA VEN ‘t ZAND
DA A
EL
Zui de
Stadsgra
NO OR TS BU RG WA L
BLOE
L
sting rve
4
Galgeriet Zuid erwou de
ht grac
s Stad
n
Am ste
cht
L
M EN
FL UW
lene
Doe
Kloost straaterOude mannen- of Proveniershuis
Meeuwenhoek
a ba re Pie
rda m
SCH OO LST LIN DEG RAAT RAC HT R O ZE ND AA
rf
Grote Kerk
1
EN B
Ke rk s
tra
UR GW AL
OU DE- EN NI
St
at
Westervesting
DE GOOGH
Monnickmeer
N.NIE SEN rte al OO Ko rgw u B
E
2
Zuid ein
de
T
Galgeriet
ES . NI SB RT
Heerengracht
Overleek
en av
CH
nh
ite
Bu Gedeelte ven binnenha
inde
Speeltoren A GR ER RM KE
t rach adsg
De boom
e Noord
Tuinstr.
POORTEN
Gouwzee
3
sting
,,het eiland”
Noo rde rve
E ZIJDS BURGWAL EUW
Pu rm e
WEIDE
Edam
SIEM KOERSE 2017
Purmer Ee
MONNICKENDAM
1 Broekerpoort 2 Zaksteegpoort 3 Noordeinderpoort 4 Zuideinderpoort De nieuwe uitleg naar het Westen. Nu ,,het eiland” tussen Nieuwe Zijds Burgwal en de Westervesting. Kerkpoort vervangen door de Nieuwe- of Broekerpoort.
40
Gedempt: Haakse hoek tussen de stadsgracht en De Goog, Kloostergracht en het deel van de Schoolstraat. Plattegrond: F. de Wit
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
Situatie ±1800 Purmer Ee
Pu rm
3 WEIDE
Edam
STRATEN
N
ere nd
BLOEM GRACHTEN GEDEMPT
3
POORTEN GEGRAVEN
D HA E VEN
Ԡ ZAND
DA A
EL EN B
M EN
FL UW
Zui de
Zuid e
rwoud
e
acht dsgr
Sta
Am s
terd
Galgeriet
SIEM KOERSE 2017
erf
cht
sting rve
NO OR TS BU RG WA L
n
am
Kloost straater-
Kerkhof
Stadsgra
ND AA L
L
a ba re Pie
1
UR GW AL
at tra Ke r ele n Do
Grote Kerk
ROZ E
Meeuwenhoek
E ES
DE GOOGH
N.NIE SEN rte al OO Ko rgw u B
. NI SB RT
ks
T
Sc str hoo aa lt RAC HT
Zuid ein de
CH RA
LIN DEG
Monnickmeer
Galgeriet
HA VEN
OU DE- EN NIE
Speeltoren
RM
BLOE
,,het eiland”
Westervesting cht
KE
G
Heerengracht
Overleek
en av
Gedeelte ven binnenha
inde
nh
ite
Bu
e Noord
De boom
ER
sgra Stad
3
sting
Tuinstr.
Gouwzee
UWE ZIJDS BURGWAL
Noo rde rve
MONNICKENDAM
1 Broekerpoort 3 Noordeinderpoort Gedempt: gedeelte langs Westervesting tot Heerengracht. Deel van de Kermergracht tot de Kerkstraat.
Gegraven: Gebogensloot vanaf de Tuinstraat tegen de Westervesting en Heerengracht. Een kopsloot tussen de beide sloten langs het Doelenerf.
41
4
Situatie 1830 Purmer Ee
GEDEMPT
D HA E VEN
Galgeriet
HA VEN ‘t ZAND
UR GW AL
EL EN B
Kerkhof
sting rve
Zuid erwo ud e
ht grac
Am s
terd
n
MONNICKENDAM
1 Broekerpoort 3 Noordeinderpoort Gedempt: Rechter- én kopsloot van het Doelenerf.
42
Galgeriet
s Stad
aa
cht
NO OR TS BU RG WA L
b re Pie
Stadsgra
Zui de
Kloost straater-
Grote kerk
L
M EN
FL UW
ND AA L
Meeuwenhoek
SIEM KOERSE 2017
Do ele ner f
ROZ E
DA A
OU DE- EN NI DE GOOGH
N.NIE SE l NOO rte a o K rgw Bu
E ES . NI SB RT
Ke r
T
ks tra at
CH RA
Sc str hoo aa lt RAC HT
Zuid ein de
G
Sta
Speeltoren
RM
BLOE
,,het eiland”
Westervesting
acht dsgr
en av
Gedeelte ven binnenha
inde
nh
ite
Bu
e Noord
KE
LIN DEG
1
De boom
ER
Heerengracht
Overleek
POORTEN
Gouwzee
3
sting
Tuinstr.
am
BLOEM GRACHTEN
3
Noo rde rve
Monnickmeer
STRATEN
N
ere nd
E ZIJDS BURGWAL EUW
Pu rm
WEIDE
Edam
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
5
Situatie ±1850 Purmer Ee
Pu rm
WEIDE
Edam
STRATEN
N
ere nd
BLOEM GRACHTEN GEDEMPT
3
POORTEN GEGRAVEN
D HA E VEN
HA VEN ‘t ZAND
DA A
EL EN B
M EN
FL UW
Zui de
Kerkhof
ht grac
s Stad
Am s
terd
n
am
Zuid erwou de
aa
Zuidervesting
sting rve
Galgeriet
SIEM KOERSE 2017
f ner
Kloost straater-
Meeuwenhoek
b re Pie
1
UR GW AL
at tra ks Ke r ele
kerk Grot Grotee Kerk
Monnickmeer drooggemalen
Do
DE GOOGH
ND AA L
NO OR TS BU RG WA L
E ES
ROZ E
L
NI
RAC HT
rte al Korgw Bu
SEN OO R
B. TS
LIN DEG
N.NIE
de
A GR ER
Heerengracht
Overleek
Galgeriet
Zuid ein
BLOE
WE ZIJDS BURGWAL
,,het eiland”
OU DE- EN NIEU
RM KE
CH T
en av
Speeltoren
Sc str hoo aa lt
nh
ite
Bu Gedeelte ven binnenha
inde
Tuinstr.
De boom
e Noord
je
cht sgra Stad
Gouwzee
3
sting
ert
Me
Westervesting
Noo rde rve
MONNICKENDAM
1 Broekerpoort 3 Noordeinderpoort Gedempt: Hoek bij de Westervesting en de Tuinstraat. Gebogensloot tussen Tuinstraat, Westervesting en Heerengracht. Twee laatste delen van de Kermergracht. Nieuwe Niesenoortsburgwal, inclusief een
deel van de Korte Burgwal. Klein gedeelte bij de Zuidervesting, zie pijl. Drooglegging: Monnickmeer. (Links onder) Gegraven: ‘t Meerje bij de Tuinstraat, zie pijl.
43
6
Situatie 1900+ Purmer Ee
Pu rm
WEIDE
Edam
STRATEN
N
ere nd
BLOEM GRACHTEN GEDEMPT
3
POORTEN GEGRAVEN
HA VEN ‘t ZAND
UR GW AL
DA A
EL EN B
BLOE
M EN
FL UW
Zui de
ND AA L
NO OR TS BU RG WA L
Galgeriet Zuid erwou de
ht grac
s Stad
sting rve
Am s
n aa
SIEM KOERSE 2017
tra at Ke rk s
HA VEN DE
WE ZIJDS BURGWAL
,,het eiland”
cht sgra Stad
OU DE- EN NIEU
Doe lene rf
L
E ES
am
E NO O
b re Pie
terd
Meeuwenhoek
de
N.NIE S
Zuid ein
NI
ROZ E
Galgeriet
. SB RT
RAC HT
Kerkhof
Stadsgrach t
en av
Grote Kerk
CH T
nh
ite
A GR ER LIN DEG
DE GOOGH
Monnickmeer
Bu Speeltoren
RM KE
Heerengracht
Gedeelte ven binnenha
inde
Overleek
De boom
e Noord
je
ert
Tuinstr.
Gouwzee
3
sting
Me
Westervesting
Noo rde rve
MONNICKENDAM
3 Noordeinderpoort Gedempt: laatste deel van de Tuinstraat en het Meertje. Deel van de Binnenhaven.
44
Er zijn nog delen van de Noordeinderpoort aanwezig.
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
7
Situatie ±1920 Purmer Ee
GEDEMPT
HA VEN
Galgeriet
DE M EN
FL UW
DA A
EL EN B
rf lene
BLOE
ht grac
sting rve
Am s
SIEM KOERSE 2017
‘t ZAND
UR GW AL
ra at Ke rk st Doe
Zuid erwou de
s Stad
n aa
terd
Galgeriet NO OR TS BU RG WA L
b re Pie
Stadsgrach t
HA VEN
OU DE- EN NI
St
Kerkhof
ND AA L
Meeuwenhoek
E ES
Grote Kerk
ROZ E
L
NI
RAC HT
E NO O
. SB RT
DE GOOGH
N.NIE S
Zuid ein
de
A GR ER LIN DEG
CH T
Zui de
,,het eiland”
Westervesting
en av
Speeltoren RM KE
t rach adsg
nh
ite
Bu
inde
Heerengracht
De boom
e Noord
Overleek
POORTEN
Gouwzee
3
sting
Tuinstr.
am
BLOEM GRACHTEN
3
Noo rde rve
Monnickmeer
STRATEN
N
ere nd
E ZIJDS BURGWAL EUW
Pu rm
WEIDE
Edam
MONNICKENDAM
3 Noordeinderpoort Gedempt: Gedeelte van de linkersloot van het Doelenerf.
Er zijn nog delen van de Noordeinderpoort aanwezig.
45
8
Situatie ±1950 STRATEN
N
BLOEM GRACHTEN
ere nd
Gouwzee
en av HA VEN DE HA VEN
DA A
EL EN B
M EN
FL UW
Galgeriet Zuid erwou de
ht grac
s Stad
Am s
terd
n
aa
Stadsgrach t
sting rve
NO OR TS BU RG WA L
b re Pie
am
Kerkhof
Zui de
Grote Kerk
Monnickmeer
‘t ZAND
UR GW AL
ks tra at Ke r
DE GOOGH
ND AA L
Meeuwenhoek ‘t Meertje
E ES
ROZ E
L
NI
RAC HT
E NO O . SB RT
LIN DEG
N.NIE S
de
HT
AC
Heerengracht
Galgeriet
Zuid ein
BLOE
OU DE- EN NIE
GR ER
cht sgra Stad
nh
ite Speeltoren
RM KE
Overleek
Bu
Tuinstr.
De boom
inde
,,het eiland”
sting
e Noord
Westervesting
Noo rde rve
GEDEMPT
UWE ZIJDS BURGWAL
Pu rm
WEIDE
Edam
Gedemp: Deel bij de Noorder- en Westervesting en de Middensloot van ,,het eiland”. Sloot langs de Zuidervesting.
46
SIEM KOERSE 2017
Purmer Ee
MONNICKENDAM
Twee dammen en brug bij het Galgeriet. Alle toegangspoorten zijn gesloopt.
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
9
Situatie ±1980 Purmer Ee
STRATEN
N
ere nd
BLOEM GRACHTEN GEDEMPT
Gouwzee
sting
DA A M EN
WE ZIJDS BURGWAL
HA VEN
Am s
Gedempt: Laatste deel Middensloot van het ,,het eiland”.
SIEM KOERSE 2017
‘t ZAND
EL EN B FL UW
Zui de
ht grac
s Stad
n
terd
ht
sting rve
OU DE- EN NIEU
DE
HA VEN
ra at Ke rk st
Stadsgra c
Kerkhof
Galgeriet
Zuid erwou de
aa
am
Grote Kerk
NO OR TS BU RG WA L
b re Pie
Monnickmeer
ND AA L
BLOE
OU DE- EN NIEU DE GOOGH
L
Meeuwenhoek
‘t Meertje
E ES
ROZ E
E NO O
NI
RAC HT
Zuid ein . SB RT
LIN DEG
N.NIE S
UR GW AL
Westervesting Sta
CH T
A
Heerengracht
Galgeriet
de
GR ER M
acht dsgr
en av
Speeltoren R KE
Overleek
nh
ite
Bu
inde
TUINSTRAAT
De boom
e Noord
,,het eiland”
Noo rde rve
WE ZIJDS BURGWAL
Pu rm
WEIDE
Edam
MONNICKENDAM
In ±1960 werd ‘t Meertje bij het Galgeriet gedempt.
47
10
Situatie 1994 Purmer Ee
STRATEN
N
BLOEM GRACHTEN
ere nd
Gouwzee ing
ks
ROZ
MEN
FL UW
DA
A
EL EN B
Ke r ACHT
END
AA
L
Kerkhof
rda m
Zui
Hier zien we wat is overgebleven van het eens zo waterrijke Monnickendam binnen de vesting. In de jaren zeventig (20e eeuw) waren er plannen om nog meer grachten te dempen t.w. de Lindegracht, Rozendaal en Bloemendaal, om de binnenstad met de nieuwe wijken te verbinden. Gedempt: ‘t Meertje bij het Galgenriet.
48
TS
BU
RG
WA L
Zu i
der w
oude
Sta
n
Am ste
cht
ng
aa
Stadsgra
sti r ve
Galgeriet OR
acht dsgr
b re Pie
Monnickmeer
de
DE GOOGH
Grote Kerk
NO
E
GR
‘t Meertje
ES
DE
L
NI
LIN
OO
. SB
H e e re n gr a c h t
Meeuwenhoek
RT
tra
at
A
Overleek
SEN
de
GR
T
N.NIE
Zuid ein
SIEM KOERSE 2017
ER CH
Galgeriet
N DD EE HH AAVV EEN N HA VE
OU DE- EN NIE
RM
‘t ZAND
Westervesting cht
Speeltoren KE
sgra Stad
en av
inde
nh
ite
Bu
e Noord
TUINSTRAAT
De boom
BLOE
r ve s t
UR GW AL
rde
,,het eiland”
Noo
UWE ZIJDS BURGWAL
Pu rm
WEIDE
Edam
MONNICKENDAM
Er was een nieuwe weg gepland (zie plattegrond 11) die via de Lindegracht en de Nieuwe Zijds Burgwal naar het Noorden zou gaan lopen. Het Bloemendaal zou worden gedempt voor woningbouw. De binnenstad werd in 1976 als - Beschermd Stadsgezicht - aangemerkt en dit plan ging niet door.
Sloten en grachten in Monnickendam door de eeuwen heen
11
Plannen 1976 Situatie WEIDE STRATEN
N
BLOEM GRACHTEN
N D EH
AV EN
Galgeriet
HA VE
‘t ZAND
aa
end
e nd
TS
BU
RG
Zu i d
WA L
t ach sgr
l
d Sta
e r wo
ude
n laa ard h n Ber
Schapenweidje
n aa
cht
aa
b re Pie
Stadsgra
Galgeriet OR
SIEM KOERSE 2017
FL UW
Blo em
Stadsgra cht
Roz
Kerkhof
Monnickmeer
Am ster dam
ht
E
egrac
NO
ES
Lind
NI
Heerengracht
l
EL EN B
UR GW AL
cht sgra Stad
OU DE- EN NIEU
TUINSTRAAT
WE ZIJDS BURGWAL
,,het eiland”
Gouwzee
Bernhardlaan
Als de plannen van 1976 om nog meer grachten te dempen in de Binnenstad, zouden zijn doorgegaan, dan was de situatie geworden als
MONNICKENDAM
de dikke stippelijn in bovenstaande plattegrond aangeeft
49
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau Deel 1: 1568-1795 Verbondenheid De geschiedenis van ons land is onlosmakelijk verbonden met het Huis van Oranje-Nassau. Ons volkslied (1) is er een voorbeeld van en de viering van Koninginnedag, nu Koningsdag, niet minder. In dit jaarboek leest u hoe de relatie tussen het Huis van Oranje en Monnickendam vanaf de 16e eeuw is geweest en beleefd. Meerdere vertegenwoordigers van de Oranje-familie hebben de stad bezocht, zij het om verschillende redenen en onder verschillende omstandigheden. Bronnen Monnickendam heeft een sterke betrokkenheid bij het Huis van Oranje gekend, een enkele periode uitgezonderd. Maar er was wel sprake van een grote afstand tussen het Koninklijk Huis en de gewone man. Wat zich achter de paleismuren afspeelde bleef veelal verborgen. Dat had verschillende oorzaken. -Berichtgeving over de Oranjes bereikte slechts mondjesmaat het volk. -In de eerste helft van de 19e eeuw bestond er geen persvrijheid. Wat geschreven werd moest altijd in het voordeel van de vorst uitvallen. -Het archief van het Koninklijk Huis is jarenlang beperkt of zelfs geheel ontoegankelijk geweest. De ene Oranje was ook wat “bewaarderiger” dan de andere. Er zijn echter ook stukken verkwanseld of, vanwege de schokkende inhoud, verbrand, om al te veel ‘onthullingen’ te voorkomen. Desondanks zijn er nog vele meters archiefmateriaal beschikbaar (2). Voor Monnickendam zijn we aangewezen op bronnen in het Waterlandsarchief te Purmerend, berichtgeving in kranten van Noord-Holland en de regio en een enkele keer een landelijke krant. Ik heb getracht een zo objectief mogelijk beeld te scheppen van de Oranjevertegenwoordigers als persoon, hun tijdsomstandigheden en hun relatie tot Monnickendam. Ruim vier eeuwen geschiedenis, die aangeven hoe onze voorouders het Huis van Oranje-Nassau hebben ervaren en gewaardeerd. Drie periodes Om het verhaal overzichtelijk te houden, is het in drie periodes verdeeld. De eerste periode loopt van prins Willem van Oranje (1568) tot de Franse revolutie (1795), de tweede van koning Willem I (1813) tot het huwelijk van koningin Wilhelmina (1901). De derde periode omvat het grootste gedeelte van de twintigste eeuw. Elke periode begint met een overzicht van de familierelaties van het Huis van Oranje. 50
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
De bronverwijzing aan het einde van dit eerste deel geldt voor het gehele, uit drie delen bestaande, verhaal. De noten zijn een verwijzing naar de bron, maar geven ook veelal aanvullende informatie. Aparte aandacht is er voor de betrokkenheid van Monnickendam bij de Slag rond Waterloo (1815) en de Belgische opstand (1830/31). De Dillenburg omstreeks 1540
Het Huis van Oranje-Nassau Het geslacht ‘Oranje-Nassau’ gaat terug tot in de 12e eeuw. De oudste generaties heb ik in dit overzicht weggelaten. De personen met een * achter de datum van overlijden, zijn bijgezet in de Koninklijke grafkamers in de Nieuwe Kerk te Delft. Tot op heden zijn dat er zesenveertig. 1. Willem de Rijke van Nassau-Dillenburg (Dillenburg 10.4.1487- Dillenburg 6.10.1559) tr. (1) Koblenz mei 1506 Walburga van Egmont (29.10.1490- Dillenburg 7.3.1529) tr. (2) Kasteel Königstein 29.9.1531 gravin Juliana van Stolberg-Wernigerode (Stolberg 15.2.1506Dillenburg 18.6.1580). Zij was eerder, in 1523 te Hanau, Duitsland getrouwd met graaf Filips II van Hanau-Münzenberg (1501-1529). Juliana van Stolberg is de moeder van: – Prins Willem van Oranje-Nassau (Dillenburg 24.4.1533-Delft 10.7.1584*), zie 2A – Graaf Jan van Nassau (Dillenburg 22.11.1536-Dillenburg 18.10.1606). zie 2B – Graaf Lodewijk (Dillenburg 10.1.1538-Mook 14.4.1574), ongehuwd – Graaf Adolf (Dillenburg 11.7.1540-Heiligerlee 25.5.1568), ongehuwd – Graaf Hendrik (Dillenburg 15.10.1550-Mook 14.4.1574), ongehuwd 2A Willem van Oranje-Nassau is vier keer getrouwd geweest: (1) Buren 8.7.1551 met Anna van Egmont, gravin van Buren, bijnaam Tanneke (Grave, maart 1533-
51
Breda 24.3.1558, begraven Breda); drie kinderen. (2) Leipzig 24.8.1561 met Anna van Saksen (Dresden 23.12.1544- Dresden 18.12.1577), scheiding van tafel en bed, maar niet officieel vastgelegd) 14.12.1571. Zes kinderen, waaronder Maurits (3A). (3) Den Briel 12.6.1575 met Charlotte de Bourbon (een voormalige non), Montpensier (1546/47– Antwerpen 5.5.1582); zes dochters. (4) Antwerpen 12.4.1583 met Louise de Coligny (Chatillon-sur-Loing 23.9.1555-Fontainebleau 13.11.1620*), éen zoon, Frederik Hendrik (zie 3AA). 3A Prins Maurits Prins Maurits (Dillenburg 14.11.1567-Den Haag 23.4.1625*). Maurits is niet getrouwd geweest, maar heeft wel een reeks kinderen verwekt bij meerdere vrouwen. 3AA Prins Frederik Hendrik Prins Frederik Hendrik (Delft 29.1.1584-Den Haag 14.3.1647*) tr. Den Haag, 4.4.1622 met Amalia van Solms (Braunfels, Duitsland 31.8.1602-Den Haag 8.9.1675*). Uit dit huwelijk 9 kinderen, waaronder: 4AA Stadhouder Willem II (Den Haag 27.5.1626-Den Haag 6.11.1650*) tr. Londen 2.5.1641 Maria Henriette Stuart (Londen 4.11.1631-Londen 24.12.1660) Uit dit huwelijk 1 zoon: 5AA Stadhouder Willem III (Den Haag 14.11.1650-Kensington Palace Londen 19.3.1702, bijgezet in de Westminder Abbey, Londen), tr. Londen, 4.11.1677 Mary Stuart (Londen 30.4.1662-Londen 28.12.1694, bijgezet in de Westminster Abbey, Londen).Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Deze Oranjetak is in 1702 uitgestorven! Volgt nu de lijn van opvolging van Graaf Jan van Nassau, de broer van Willem van Oranje. 2B. Jan VI de oude (= Jan van Nassau) van Nassau-Dillenburg (Dillenburg 22.11.1536- Dillenburg 8.10.1606). Hij is een jongere broer van Willem van Oranje en stamvader van de huidige Oranjes. Ons huidige koningshuis stamt dus niet in rechte lijn af van Willem van Oranje, maar van zijn broer Jan van Nassau. tr. (1) slot Dillenburg 16.6.1559 Elisabeth van Leuchtenberg (maart 1537- Dillenburg 6.7.1579). tr. (2) slot Dillenburg 13.9.1580 Cunegonde Jacoba van de Palts (Simmern 9.10.1556- Dillenburg 16.1.1586) tr. (3) Berleburg, Duitsland 14.6.1586 Johannetta van Sayn-Wittgenstein (Berleburg 15.2.1561-Dillenburg 13.4.1622) Uit het eerste huwelijk o.a: 3B. Prins Ernst Casimir van Nassau-Dietz (Dillenburg 22.12.1573- Roermond 2.6.1632) Tr. Gröningen (bij Halberstadt) 8.6.1607 Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel 20.2.1592 Arnhem 23.1.1642). Uit dit huwelijk negen kinderen, waaronder: 4B. Stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz (Arnhem 7.8.1613- Leeuwarden 31.10.1664)
52
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795 tr. Kleef 2.5.1652 zijn achternicht Albertine Agnes van Oranje-Nassau (Den Haag 9.4.1634 Oranjewoud, Friesland 24.5.1696). Zij was een dochter van stadhouder Frederik Hendrik (1584 1647, 3AA), de zoon van Prins Willem van Oranje 1 (1533-1584). Met wat ‘gegoochel’ zou je kunnen zeggen, dat de huidige koninklijke familie, via Albertine Agnes, toch afstamt van Willem van Oranje. De afstamming werd tot eind 19e eeuw echter altijd genoteerd via de mannelijke nazaten. Uit dit huwelijk twee kinderen, waaronder 5B. Prins Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz (Den Haag 18.1.1657- Leeuwarden 25.3.1696) tr. Dessau, Duitsland 16.11.1683 Henriette Amalia van Anhalt-Dessau (Kleef 16.8.1666-Slot Oranienstein bij Dietz a.d. Lahn 18.4.1726), was zijn nicht. Uit dit huwelijk negen kinderen, waaronder 6B. Prins Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (Dessau 4.8.1687- Strijensas/Moerdijk 14.7.1711) tr. Kassel 26.4.1709 Marie Louise van Hessen-Kassel (Kassel 7.2.1688-Leeuwarden 9.4.1765). Uit dit huwelijk twee kinderen, waaronder 7B. Stadhouder Willem IV Carel Hendrik Friso (Leeuwarden 1.9.1711-Den Haag 22.10.1751*) tr. Londen 25.3.1734 Anna van Hannover (Kasteel Herrenhausen bij Hannover 2.11.1709 DenHaag 12.1.1759*) Anna was de dochter van George II van Groot-Brittannië en Caroline van Brandenburg-Ansbach. Uit dit huwelijk vijf kinderen, waaronder 8B. Stadhouder Willem V (Den Haag 8.3.1748- Brunswijk, Duitsland 9.4.1806*) tr. Berlijn 4.10.1767 Frederika Sofia Wilhelmina van Pruisen (Berlijn, Duitsland 7.8.1751 Apeldoorn 9.6.1820*). Frederika was de dochter van August Willem van Pruisen en Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel. Uit dit huwelijk vijf kinderen, waaronder de latere koning Willem I
Enkele koninklijke wetenswaardigheden – De Oranjevertegenwoordigers werden vaak op een voetstuk geplaatst, de minpunten van hun leven zoveel mogelijk verzwegen. Geschiedschrijvers en biografen hebben echter aangetoond, dat niet alle Oranjes, de mannen in het bijzonder, zich altijd even vorstelijk hebben gedragen, met name op het terrein van de huwelijkstrouw. Veel wat vandaag over hen bekend is, werd destijds met de mantel der (Oranje)liefde bedekt. – Kijken we naar hun behuizing, dan was en is dat, in vergelijking met het Duitse, Spaanse, Belgische, Zweedse of Engelse vorstenhuis, tamelijk bescheiden. Geen enorme paleizen met schitterend aangelegde tuinen, zoals bijvoorbeeld Buckingham Palace in Londen, Schloss Schönbrunn in Wenen, het Palacio de Oriente in Madrid of Slot Ludwigsburg ten noorden van Stuttgart. De paleizen die de Oranjes in gebruik hebben - paleis Noordeinde, paleis Huis ten Bosch en het Koninklijk Paleis in Amsterdam - zijn eigendom van de Nederlandse Staat. Drakensteyn is eigendom van prinses Beatrix. Van een militaire erewacht, zoals de Guards in Londen, is echter geen sprake, alleen bewaking door de Marechaussee. – Anders dan bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, werd er door de Oranjes, buiten het 53
moment van de inhuldiging, nooit een kroon gedragen. Wij kennen alleen de inhuldiging die plaatsvindt in een openbare vergadering van beide Kamers van de Staten-Generaal, o.l.v. de voorzitter van de Eerste Kamer. Plaats van handeling is de Nieuwe Kerk naast het paleis op de Dam. Het staatshoofd draagt dan voor de eerste en tegelijk laatste keer in zijn of haar leven de roodfluwelen, met hermelijn afgezette, koningsmantel. Die werd in 1815 gemaakt voor de inhuldiging van Willem I in Brussel, de eerste koning der Nederlanden. – Waren Oranje-vertegenwoordigers in het verleden nog wel eens wat afstandelijk in de ontmoeting met hun onderdanen, dat is veranderd sinds het defilé bij paleis Soestdijk heeft plaatsgemaakt voor een bezoek aan steden en dorpen, waarbij de leden van de koninklijke familie zich tussen de mensen begeven. – In de 16e en 17e eeuw waren de Oranjes (denk bv. aan de prinsen Maurits, Frederik Hendrik en Willem III) vooral aanvoerder van het Staatse leger, bestaande uit huursoldaten die afgedankt konden worden als het een tijdje ‘rustig’ was. Koning Willem I had tot de grondwetsherziening in 1848 een belangrijk aandeel bij de opbouw van de Koninklijke Landmacht. Prins Bernhard was tijdens de oorlog enige tijd bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten. – De drie koningen uit de 19e eeuw spraken onze taal maar zeer beperkt. Dat had te maken met hun opvoeding of jarenlange verblijf elders in Europa. Zowel Willem I als Willem II waren halve Pruisen. Hun moeders waren prinsessen uit het Duitse geslacht Hohenzollern. Willem III was een halve Rus. Zijn moeder was de dochter van de tsaar. Koning Willem II correspondeerde gewoonlijk in het Frans en sprak een mengeling van Duits en Nederlands. Koning Willem III, getrouwd met koningin Emma, sprak geen Duits en daarom werd er in het Frans gecommuniceerd, vele jaren de hoftaal in ons land. Het was Wilhelmina die de Nederlandse taal als symbool van nationale eenheid propageerde. Zij prees ‘onze wonderschone taal’ en ‘de bezielende kracht die er van uitging’. Of, zoals ze zei bij haar erepromotie in de letteren aan de Groningse Universiteit op 1 juli 1914: ‘Onze moedertaal, wij hebben haar lief, omdat wij haar allen gebruiken als wij het gelukkigst zijn: aan eigen haard; wij hebben haar lief bovenal, omdat zij uiting is van onze nationale eenheid’ (3). Geschiedenis van het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ in vogelvlucht Om het verhaal over de Oranjes in relatie tot Monnickendam te begrijpen, is enige kennis van de Vaderlandse geschiedenis onmisbaar. Op 20 november 1813 riepen Leopold, de graaf van Limburg Stirum (1758-1840), Gijsbert Karel, graaf van Hogendorp (1762-1834) en graaf Frans Adam van der Duijn van Maasdam (1771-1848) de Nederlandse onafhankelijkheid (4) uit en namen het bestuur van ons land voorlopig op zich. Het was dit trio dat de, in Engeland verblijvende prins Willem Frederik van Oranje-Nassau, een zoon van stadhouder Willem V en Wilhelmina van Pruisen, per brief uitnodigde om naar ons land te komen. Deze 54
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
nam de uitnodiging aan en maakte op 26 november, begeleid door enkele schepen met munitie, wapens en soldaten, de oversteek met het Engelse fregat ‘The Warrior’. Na flink oponthoud vanwege tegenwind, kwam de 41-jarige Willem Frederik op dinsdag 30 november 1813, tijdens een halfduistere herfstmiddag, tussen vier en vijf uur in Scheveningen aan land, niet ver van de plek, waar zijn vader in 1795 overhaast met een Scheveningse vissersboot was vertrokken. De volgende dag werd er in de Haagse Grote Kerk een dankdienst gehouden, waarna prins Willem op 2 december in Amsterdam de soevereiniteit over de Noordelijke Nederlanden aanvaardde. Zijn komst naar ons land was mogelijk, omdat de felle republikeinse en anti-orangistische gevoelens van vóor de Franse Revolutie in Holland en de overige gewesten sterk waren afgenomen of geheel waren verdwenen. Men had schoon genoeg van de financiële en militaire uitbuiting door de Fransen, gedurende de jaren 1795-1813. De komst van Willem Frederik naar ons land betekende het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, zoals we dat tot op vandaag kennen. Geschiedenis van ons land in vogelvlucht Voor de geschiedenis van de 16e tot de 18e eeuw moeten we nog wat verder terug in de tijd. Ons huidige grondgebied werd, voor de Christelijke jaartelling begon, bewoond door Germaanse en Keltische stammen. Het gedeelte ten zuiden van de grote rivieren maakte deel uit van het Romeinse Rijk, maar in de vijfde eeuw ging het Romeinse Rijk ten onder en kregen de Germanen het voor het zeggen (5). Tijdens de Middeleeuwen was ons land verdeeld in autonome gewesten met een groot aantal landeigenaren. De leenheer, een man van adel, had grondbezit met daarop een kasteel of versterkt buitenhuis. Hij gaf stukken van zijn grondgebied in gebruik aan zogeheten leenmannen. In ruil daarvoor kreeg hij van deze leenmannen militaire bijstand en belastinginkomsten, veelal in natura. Er was dus sprake van wederzijdse afhankelijkheid. Stadsvorming In de elfde en twaalfde eeuw begon de stadsvorming, waardoor handel en nijverheid groeiden. Via week- en jaarmarkten fungeerden de steden als verzamelplaatsen van producten, die door het omringende platteland waren voortgebracht. Zo ontstond in de Zuidelijke Nederlanden (België, Luxemburg) en de Noordelijke Nederlanden, met Holland (Zuid- en Noord-Holland samen) als belangrijkste gewest, de stedelijke burgerij. Dat gold ook voor Monnickendam, dat in 1355 stadsrechten kreeg, hoewel het aantal inwoners uiterst bescheiden was, tussen de twee à drieduizend. Naast de adel en de geestelijkheid werden de steden bestuurd door vroedschappen, bestaande uit vertegenwoordigers van de rijkere families. Zij vormden een steeds grotere en machtiger factor, voor wat betreft de politiek en de economie. Van een nationaal besef was echter geen sprake. Het persoonlijk en plaatselijk belang stond voorop. 55
In 1548, tijdens het Verdrag van Augsburg, werden de ‘Zeventien Verenigde Nederlanden’ (graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden), samen met het huidige België en Luxemburg onder de naam ‘Lage Landen’ tot één geheel verenigd en toegevoegd aan het Bourgondisch-Habsburgse Rijk, met aan het hoofd keizer Karel V (1500-1558). In 1555 erfde zijn zoon Philips II (1527-1598) een deel van dat grote Duitse rijk, waaronder Spanje en de Lage Landen. Prins Willem van Oranje en de koning van Hispanje In de tweede helft van de 16e eeuw begon de geschiedenis van ons land in bestuurlijk opzicht. De gewestelijke Statenvergaderingen, bestaande uit vertegenwoordigers van de clerus (kerkelijke leiders), adel en gedelegeerden van de steden van Holland (pensionarissen, aangesteld door de vroedschap, ook wel ordinaris gedeputeerde genoemd), ontwikkelden zich in de loop van de 16e eeuw tot belangrijke tegenspelers van het centrale gezag, dat de Bourgondiërs en Habsburgers in Europa probeerden te vestigen. (U ziet, pogingen om te komen tot Europese eenheid zijn al van oude datum!). In 1568 kwamen een aantal Gewesten, o.l.v. prins Willem van Oranje, bijgenaamd de Zwijger (in complexe zaken liet hij nooit het achterste van zijn tong zien), in opstand tegen ‘de koning van Hispanje’, Philips II. Deze was, net als zijn vader, voorstander van een absolute regeringspraktijk. Ook wilde hij ketterij met alle beschikbare middelen uitbannen. De inquisitie, een kerkelijke rechtbank die afvalligen van de Rooms-katholieke kerk moest opsporen en berechten, is er het (wrede) voorbeeld van. We kennen de geschiedenis van de Monnickendamse Wendelmoet Claesdochter, de eerste vrouwelijke martelares, die op 20 november 1527 haar vasthoudend geloof in Christus met de dood op de brandstapel moest bekopen. Het jaar 1568 betekende het begin van de Tachtigjarige oorlog, waarbij in de eerste jaren de Watergeuzen een belangrijke rol speelden. Rauwe klanten die vaak ongedisciplineerd optraden en nodeloos geweld niet schuwden. 56
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Wat Monnickendam betreft denken we aan die roemruchte slag op de Zuiderzee, waar burgemeester en admiraal Cornelis Dirksz (1542-1583) zondag 11 oktober 1573 een klinkende overwinning behaalde op de Spaanse vloot o.l.v. admiraal Bossu (6). Botsende opvattingen Goed beschouwd stonden er twee bestuursvormen en twee beginselen tegenover elkaar. Het strenge katholicisme met daarbij de onbeperkte vorstelijke alleenheerschappij, zoals Spanje die kende, tegenover de meer godsdienstige verdraagzaamheid in de Noord-Nederlandse gewesten met een landsregering, waarin vooral de adellijke families het voor het zeggen hadden. Een belangrijke stap in de richting van verbondenheid was het sluiten en ondertekenen van de Unie van Utrecht op 23 januari 1579. Een overeenkomst tussen een aantal Nederlandse Gewesten waarin werd overeengekomen, dat men zich gezamenlijk zou inzetten om de Spanjaarden het land uit te jagen en waarin een aantal staatkundige zaken werd geregeld op het gebied van verdediging, belasting en godsdienst. Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en de Groninger ommelanden (de gebieden buiten de stad Groningen) waren bij deze overeenkomst betrokken. Op 22 juli 1581 werd door de Staten-Generaal in Den Haag, via het zogeheten ‘Placaat van Verlatinge’, de gehoorzaamheid aan Philips II opgezegd. De soevereiniteit over de Nederlanden werd eerst aan de Hertog van Anjou, een broer van de Franse koning en daarna aan Robert Dudley, graaf van Leicester, een vertrouweling van koningin Elizabeth I van Engeland, aangeboden. Beide pogingen liepen echter op 57
een mislukking uit. Het had voor de hand gelegen om het Huis van Oranje als nieuwe, regerende dynastie te aanvaarden, maar dat gebeurde niet. En dat, terwijl prins Maurits al sinds 1559 stadhouder van Holland, Zeeland en Overijssel was en dat vanaf 1587 ook werd van Utrecht en Gelderland. De stadhouder De stadhouder was oorspronkelijk de plaatsvervanger van de landsheer van het Bourgondisch-Habsburgse Huis. Maar omdat de gehoorzaamheid aan Philips II was opgezegd, trokken de Staten van Holland deze positie in 1588 naar zich toe. Daarmee creëerden zij de bevoegdheid om zelf een stadhouder aan te stellen en hem opdrachten te geven. Verschillende leden van het Oranjehuis hebben die afhankelijkheid ervaren, er mee geworsteld en er zich uiteindelijk ook aan ontworsteld. De (Oranje) stadhouder op zijn beurt, had een taak bij het benoemen van de vroedschap in de steden en de bevoegdheid om zo’n college geheel of gedeeltelijk te vervangen. Hij was ook de opperbevelhebber van het leger en de vloot. Dat is de situatie als we nu kijken naar de Oranjes in hun relatie tot Monnickendam. Prins Willem van Oranje Onze huidige koning Willem-Alexander is geen rechtstreekse nakomeling van Willem van Oranje. De tak ‘Willem van Oranje’ is namelijk in 1702 uitgestorven, zoals u eerder hebt gelezen. De afstamming loopt via Willems broer, Jan de Oude, beide zonen van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg (7). Er is dus wel verwantschap, maar geen rechtstreekse afstamming via de mannelijke lijn. Toch begint dit verhaal bij de ‘Vader des Vaderlands’, prins Willem I van Oranje-Nassau (Dillenburg 1533-Delft 1584), door erfenis en huwelijk een machtig man geworden. Hij is de Oranje met de meeste huwelijken – vier - en de meeste kinderen – vijftien - waarvan er drie jong zijn overleden. Prins Willem van Oranje was de leider van de opstand tegen de Spaanse koning Filips II, waardoor er uiteindelijk een onafhankelijk Nederland zou ontstaan. Vanuit het familiebezit, de Dillenburg, in de deelstaat Hessen, gaf de prins leiding. Dat ging lange tijd goed, maar eindigde abrupt, toen hij in de zomer van 1584 in het Prinsenhof te Delft werd doodgeschoten door de Fransman Balthasar Gerards. 58
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Een Doopsgezinde medestander: Pieter Willemsz. Bogaert Monnickendam had op 26 juni 1572, een week na de eerste Vrije Statenvergadering te Dordrecht, de kant van Oranje gekozen. Sinds 1565 was de Doopsgezinde Leraar Pieter Willemsz. Bogaert (ca. 1540-augustus 1606) werkzaam in de stad. Zijn vader was Baljuw van Waterland en woonde op het Noordeinde. Vanwege de komst van Alva was Pieter Bogaert in 1572 naar Emden (Noord-Duitsland) gevlucht. Daar ontving hij op 5 mei een brief van de prins met het verzoek, of de Doopsgezinden geld zouden kunnen opbrengen ten dienste van het algemeen welzijn. Dat geld had de prins hard nodig in verband met de strijd tegen Spanje. Bogaert zag kans om 1060 Carolus guldens onder zijn geloofsgenoten in te zamelen ‘tot vorderinghe van dezelve gemeijne zake’ en leverde het geld in juli 1572 bij de prins af, die met zijn leger in de buurt van Roermond verbleef. Hij liet de prins weten dat zijn geloofsgenoten er niets van terug wilden hebben, niets dan zijn vriendschap als God hem eens het bestuur over de Nederlanden mocht verlenen. Bogaert kreeg op 29 juli een bewijs van ontvangst mee en de verzekering dat de prins deze bijdrage in gedachten zou houden, wanneer hij het bestuur over de Nederlanden zou hebben verkregen. Dat kwam Bogaert later van pas, want toen hij in 1606 weer in Monnickendam was (hij woonde tegenover de huidige Beestenmarkt, op de plaats waar nu de Vermaning staat) schreef hij dat jaar een brief aan de burgemeester van Amsterdam Cornelis Pietersz Hooft, waarin ‘eenige klagten over kwade behandeling van de Regering te Monnikendam’ met het verzoek om voorspraak en beroep op hetgeen de prins hem vroeger beloofd had’ (8). Of dat verzoek wat opgeleverd heeft, vermeldt de geschiedenis niet. Het kan te maken hebben met het overlijden van Bogaert dat jaar. Prins Willem van Oranje en Monnickendam In 1577 was Willem van Oranje enige tijd in Monnickendam (9). Dat kan te maken hebben gehad met zijn pogingen om de stadsregering aan zijn zijde te houden in de strijd tegen de Spanjaarden. Een andere mogelijkheid is dat de prins strijd heeft gevoerd met de bezetting van de stad door Spanjaarden. Willem van Oranje heeft in vijfendertig jaar naar schatting tussen de dertien en veertien duizend brieven geschreven! In ongeveer twintig daarvan wordt Monnickendam genoemd (10). Zo was er een schrijven d.d. 9 augustus 1577 waarin het stadsbestuur de prins vraagt om, vanwege grote verarming van de stad en haar inwoners door de oorlogvoering, gedurende twee jaar vrijgesteld te worden van betaling van de gemene lands imposten, het betalen van belasting dus. Toen in oktober 1580 de Schellingwouderdijk doorbrak en Waterland maandenlang onder water kwam te staan, was het Willem van Oranje die zich het lot van de zwaar getroffen Waterlanders aantrok en besloot om gedurende drie jaar uit de algemene middelen te putten voor het herstel van de vernielde Waterlandse dijken.
59
Prins Maurits en Monnickendam Prins Maurits (1567-1625) was een zoon uit het tweede huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen (1544-1577). Een man met een degelijke opleiding, die door zijn afkomst aanzien en prestige bezat. Hij trad, zeventien jaar oud, op de voorgrond, toen zijn vader was vermoord en had de reputatie de beste veldheer van Europa te zijn. De prins is nooit getrouwd maar had wel heel wat minnaressen en dito kinderen. Prins Maurits is tenminste twee keer in Monnickendam geweest, de eerste keer onofficieel. In de vroedschapsresolutie van 14 augustus 1594 werd genotuleerd dat ‘sijne Excellentie den Prince Mauritius hier ter stede comende ten huijse van Admiraels kinderen sullen logeren ende ’t selve huijs daarop sulle toegerust’. Die kinderen woonden op de Groote Noord, ter hoogte van het huidige nummer 13. Het heeft er alle schijn van dat prins Maurits de kinderen van admiraal Cornelis Dirksz. (hij had vijf meisjes en drie jongens) heeft bezocht. De oud-burgemeester van Monnickendam, geboren rond 1542, die in 1561 al in de stad woonde (7e huis vanaf de hoek van de Gooische kaai), was op 13 juli 1583 overleden en in een eigen graf (rij 51 nr. 19) in de Grote Kerk begraven. (11). Hij was door Maurits vader, via een zogeheten kaperbrief, rond 1572/73 aangesteld als vlootvoogd van de Watergeuzen. Ik kwam een bericht tegen dat prins Maurits, op verzoek van de Staten-Generaal, op 27 februari 1588 met o.a. enige gewapende burgers uit Monnickendam naar Medemblik is vertrokken en daar tot 29 april die stad heeft belegerd. Dat wordt bevestigd door de geschiedenis van Medemblik, waarbij de opstandige bevelhebber Diederik Sonoy, de slotvoogd van het kasteel, zich moest overgeven en de stad bij verdrag over ging naar de belegeraars. Voorbede De betrokkenheid van prins Maurits bij de stad kreeg ook nog op een andere manier gestalte. In de acta van de Nationale Synode van de Gereformeerde Kerk van 1586 werd genoteerd: ‘Dat men gedencke inde alghemeene ghebeden haerer Maiest. van Engelandt, zyne Excell. Den Graef van Leicester ende Graef Maurits ende t huijs van Nassauwen’ (12). Prins Maurits voor de tweede keer in de stad Vierentwintig jaar na zijn eerste korte bezoek was prins Maurits opnieuw in Monnickendam, maar nu om een heel andere reden. Op 29 augustus 1618 had hij 60
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt (Amersfoort 1547-den Haag 1619) gevangen laten nemen. Nota bene de man die hem destijds bij de Staten van Holland had voorgedragen als stadhouder en hoofd van het leger. Maar Maurits zag hem later meer als een bemoeial, die geen verstand van oorlogvoeren had. Die gevangenschap (hij werd op 13 mei 1619 in Den Haag terechtgesteld) zou een al enige tijd bestaande verdeeldheid in de Staten van Holland aan het licht brengen. Amsterdam en nog vijf andere steden waren voor zijn arrestatie, de overige dertien tegen. Er gingen twee commissies van de Staten van Holland naar de prins. De ene om te protesteren tegen de gevangenneming, de andere om hem te feliciteren met dit krachtdadig optreden. De wet verzet De prins had de bevoegdheid om in de steden vroedschapsleden te ontslaan en aan te stellen. Daar maakte hij nu volop gebruik van. In de herfst van 1618 ging hij alle steden van Holland langs die Oldenbarnevelt gesteund hadden of waar zich aanzienlijke Arminiaanse facties (een factie is een politieke groepering) bevonden. In het Zuiderkwartier (Zuid-Holland) waren Schoonhoven, Brielle, Delft, Schiedam, Gorinchem, Oudewater en Woerden al ‘gezuiverd’ toen Maurits op 30 september 1618 in Monnickendam elf van de eenentwintig vroedschapsleden ontsloeg. Een dag later werden de nieuwe vroedschapsleden geïnstalleerd. Er zou geen sprake zijn van een jaarlijkse herbenoeming, de nieuw aangestelden zouden levenslang hun ambt uitoefenen. ‘In deeze kleine Steden was de prins genoeg beschermd door zyne Lyfwagt, die onlangs, ter gelegenheid van een los gerugt wegens een ‘toeleg op ’s Prinsen leeven, merkelyk vergroot zijnde, toen hij den dertigsten van den Herfstmaand binnen Monnikendam kwam, uit driehonderd soldaten bestond. Tegen welke menigte niemant het hert hadt zig te verzetten. De verandering geschiedde derhalve hier en in grooter sterker Steden waar bezetting lag, zonder eenige moeite’ (13). Het vervangen van niet Oranje gezinde vroedschapsleden staat bekend als ‘de wet verzetten’. De voorgeschiedenis Er was wel een en ander aan voorafgegaan. Tijdens een Statenbijeenkomst werd op 4 augustus 1617 een resolutie aangenomen, die door Oldenbarnevelt persoonlijk 61
was ontworpen en bekend werd als ‘de scherpe resolutie’. Daarin waren vier besluiten vastgelegd: 1. Iedere wijziging van het kerkelijk beleid werd radicaal van de hand gewezen. Er zou geen synode komen, noch nationaal, noch provinciaal. (Er was een kerkelijke twist gaande tussen Arminius en Gomarus, zie onder). 2. De stedelijke magistraten konden naar eigen behoefte soldaten in dienst nemen, zogeheten waardgelders, om met hun hulp de orde te handhaven zoals zij dat zelf wensten. 3. De bestaande krijgsmacht zou moeten gehoorzamen aan de Staten van Holland en aan de regering van de steden waar ze was gelegerd. 4. Wie meende zich te moeten beklagen over de handelingen van de plaatselijke autoriteiten diende zich te wenden tot de Staten van Holland en niet tot de gewone organen van justitie ter plekke. De hulp van prins Maurits werd ingeroepen bij het uitvoeren van deze wet, die rechtstreeks tegen hem gericht was! Je moet maar durven. De edelen en de meeste steden, waaronder Hoorn en Alkmaar, hadden deze resolutie aangenomen. Dordrecht, Amsterdam, Enkhuizen en Purmerend waren tegen. Van Medemblik en Monnickendam was de positie niet bekend, omdat hun gedeputeerde, bij de stemming over deze resolutie, al op weg naar huis was. Naar aanleiding van deze ‘scherpe resolutie’ schreef prins Maurits een reeks brieven aan verschillende stadsbestuurders en kerkelijk leiders. Op 21 september 1617 kreeg Ds. Samuël Bartholdi, van 1599 tot 1640 Gereformeerd predikant in Monnickendam, een brief Brief van prins Maurits uit 1617. waarin Maurits de dominee vraagt om een gezant van Hij schreef er vele en soms met de prins, Roeloff Roeloffsz, alle steun te verlenen als zeer prozaïsche teksten zoals die deze naar Monnickendam komt. En dat niet alleen, de aan de Monnickendamse dominee wordt ook gevraagd er bij de vroedschap op predikant Bartholdi: aan te dringen, de resolutie van 4 augustus niet te on‘Weerde, wijse ende discrete dertekenen. De brief begint met de woorden: ‘Weerde, lieve besundere...’ wijse ende discrete lieve besundere...’ Wat een aanhef! Ook aan stadsregeringen, waaronder Hoorn, Medemblik en Monnickendam (21 september) schreef de prins een brief om hen te bewegen niet in te stemmen met de voornoemde resolutie. Op 9 oktober ontving de magistraat van Monnickendam opnieuw een brief, met nogmaals het verzoek om zich niet voor deze resolutie te verklaren. Maar blijkbaar had dat niet geholpen, gelet op de zuivering van de vroedschap een jaar later (14). 62
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Daar waar stadsregeringen Oldenbarnevelt hadden gesteund of waar aanzienlijke Arminiaanse facties waren, vond in het Noorderkwartier een soortgelijke ‘zuivering’ plaats, zoals in Hoorn (5 oktober). Medemblik (8 oktober) en Alkmaar (10 oktober). In Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerend hoefde de prins niet in te grijpen, want die steden waren al op zijn hand. Bij genoemde zuivering was soms sprake van machtsvertoon van beide kanten. De plaatselijke schutterijen, als verdedigers van de stadsbelangen, lieten zich nadrukkelijk zien, maar konden de ‘zuivering’ niet tegenhouden. Remonstranten en Contraremonstranten Het optreden van prins Maurits had alles te maken met zijn gegroeide wantrouwen ten aanzien van de politieke opstelling van Oldenbarnevelt. Daaraan gekoppeld was de strijd tussen de Remonstranten (Arminius) en de Contraremonstranten (Gomarus), een kerkelijke kwestie over de zogeheten ‘predestinatie’ (voorbeschikking, uitverkiezing, caeg) die voor veel onrust zorgde en voor- en tegenstanders kende onder alle lagen van de bevolking. Een neutrale opstelling in het conflict was niet mogelijk, want religie en politiek waren in die tijd met elkaar verweven. In verschillende steden en dorpen werd door deze strijd het plaatselijk bestuur dan ook behoorlijk ontregeld. Het waren in belangrijke mate de Remonstrantse regeerders die uit hun ambt werden gezet en vervangen door prinsgezinde Contraremonstranten. Ook de schutterijen als bewakers van de openbare orde werden ‘gezuiverd’, evenals kerkenraden, scholen en universiteiten. De achterliggende gedachte daarbij was, dat het conflict tussen Remonstranten en Contraremonstranten niet alleen de kerk en het onderwijs had beïnvloed, maar het geheel van politiek en samenleving. Zuivering van de schutterijen had echter de hoogste prioriteit, maar was niet altijd toereikend. In maart 1619 bijvoorbeeld was er sprake van een oproer in Alkmaar en moest prins Maurits daar een overste op afsturen om de orde te herstellen en de schutterij opnieuw te zuiveren. De soldaten moesten daarna nog maandenlang in de stad blijven, om een oogje in het zeil te houden.
De Alkmaarse Schutterij vroeg in de 17de eeuw
63
Gevolgen op het bestuurlijke vlak Maurits was op een niet erg fraaie manier te werk gegaan, maar kreeg achteraf het fiat van de Staten-Generaal. Volgens zijn instructie had hij de Staten vooraf moeten raadplegen, maar hij beriep zich op ‘de nood der tijden’ om zijn acties te verdedigen. De ‘zuivering’ van al die stadsbesturen had echter wel gevolgen. Regenten met ervaring in regering en bestuur, opgeleid en getraind voor publieke functies, die bovendien over voldoende vrije tijd beschikten om hun krachten te kunnen wijden aan de zaken van de vroedschap, werden vervangen door onervaren en minder goed opgeleide mannen. Die hadden vaak hun eigen zakelijke beslommeringen en waren geneigd om minder tijd en aandacht te besteden aan de stedelijke en provinciale aangelegenheden dan hun voorgangers. Het betekende in de praktijk een verminderde rol van de Hollandse Steden bij het landsbestuur. Tot zover het verhaal van prins Maurits, die dus twee keer in Monnickendam is geweest. Stadhouder prins Willem II op bezoek in Monnickendam Ruim zestig jaar later bezocht een andere Oranjevertegenwoordiger de stad: prins Willem II in 1641 getrouwd met de Engelse koningsdochter Maria Henriëtte (Mary) Stuart. Hij was een zoon van Maurits broer, Frederik Hendrik, bijgenaamd ‘de Stedendwinger’ en Amalia van Solms. Na het overlijden van zijn vader was Willem in 1647 tot stadhouder aangesteld. Vader Frederik Hendrik had voor deze zoon vooral een militaire carrière op het oog. Al op vierjarige (!) leeftijd werd hij benoemd tot generaal van de cavalerie en op zijn elfde vergezelde hij zijn vader op diens veldtochten. Op donderdag 23 juni 1650 werd de prins van Oranje door de vroedschap en de burgemeesters op het Stadhuis ontvangen. Hij vroeg enige spreektijd in de vergadering te mogen hebben om ‘sekere proposities’ (voorstellen) te mogen doen die betrekking hadden op het landsbelang. Die proposities bleken voornamelijk over militaire zaken te gaan. Het bezoek werd door secretaris Pranger heel zakelijk weergegeven. Geen sprake van een grootse ontvangst, zoals dat andere vertegenwoordigers van Oranje-Nassau ten deel zou vallen (15). 64
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
De reden van zijn bezoek Op 15 mei 1648 was de Vrede van Münster gesloten. Daarmee was er een einde gekomen aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de ‘Opstandelingen in de Republiek der Verenigde Provinciën’ zoals ze werden genoemd. Vanaf die dag was de Republiek een soevereine staat. Dat vredesverdrag zat de prins echter niet lekker. Hij probeerde de steun, die zijn vader in de drie gewesten Utrecht, Gelderland en Overijssel had opgebouwd, te mobiliseren en gedaan te krijgen dat de Staten-Generaal het leger op oorlogssterkte zou houden. Daarom trok de stadhouder langs de steden van Holland om de stadsbesturen te overtuigen van zijn visie. En dat lukte. De Staten van Holland en de steden hielden de sterkte van het leger op peil: 28.000 manschappen en 3000 ruiters. De daarmee gepaard gaande oorlogsbegroting werd nauwelijks aangetast. Maar toen Willem II naar een gelegenheid zocht om de strijd met Spanje te hervatten (hij wilde meer macht en een nog vorstelijker positie van het Huis van Oranje) kreeg hij nul op het rekest, zowel van de Staten als van de Oranjegewesten. Hij had trouwens geen uitvoering aan zijn plannen kunnen geven, want op 6 november 1650, nog maar 24 jaar oud, overleed de jonge prins, acht dagen voor de geboorte van zijn zoon, de latere stadhouder Willem III. Hij stierf aan pokken zeiden de artsen, maar niet iedereen geloofde dat het de doodsoorzaak was. Hoe dan ook, met uitzondering van de adel, de predikanten en een kleine groep Oranjegezinden, was er bij velen sprake van opluchting, omdat de onverantwoordelijke dwingeland dood was. Hij was de Oranjevertegenwoordiger die het kortst heeft geleefd. Zijn overlijden betekende het begin van het eerste stadhouderloze tijdperk dat tot 1672 zou duren. Het gaf de vroedschap alle gelegenheid om nu zelf hun zaakjes te regelen en mensen aan te stellen zoals het hen goed dacht. En dat kwam hen best goed uit. Stadhouder Prins Willem III (1650-1702) Acht dagen na het overlijden van zijn vader werd op 14 november 1650 Willem Hendrik geboren. Hij zou de eerste bewoner van de hofstede aan de Zoestdijck worden, een jachthuis tussen Soest en Baarn, rond 1650 gebouwd door de Amsterdamse burgemeester Cornelis de Graaff. Zijn zoon verkocht het in 1674 aan de prins. Prins Willem moest tot 1672 wachten voor hij als stadhouder in beeld zou komen. Dat jaar staat in de geschiedenis bekend als het ‘rampjaar’ (16). Ons land werd van alle kanten bedreigd, door Frankrijk en Engeland in het bijzonder. Zoals we op school leerden, het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. In die precaire situatie werd er na tweeëntwintig jaar opnieuw een stadhouder uit het huis van Oranje aangesteld. Het land had het tot die tijd moeten doen met Raadspensionaris, Johan de Witt (1625-1672). Deze was voorstander van gewestelijke soevereiniteit en had maatregelen genomen om de invloed van het Huis van Oranje zoveel mogelijk te beperken. Daartoe had hij het zogeheten ‘Eeuwig Edict’ geschreven, een besluit van de Staten van Holland d.d. 5 augustus 1667, waarbij het 65
stadhouderschap werd afgeschaft. De overige gewesten stemden op 31 mei 1670 met de beslissing in, dat het stadhouderschap onverenigbaar was met de functie van Kapitein-Admiraal-Generaal. Toen echter de nood aan de man kwam, stelde de vroedschap van Amsterdam voor om de prins tot Kapitein-Generaal te benoemen. Dertien steden waren er voor, zes tegen, waaronder Monnickendam en Hoorn. De vroedschap van Monnickendam vond het wel prettig om ‘eigen baas’ te zijn en was toen meer Staats- dan Oranjegezind. Die keus zou de tegenstemmers echter duur komen te staan. Op 27 augustus 1672 werd door de Staten van Holland het besluit genomen, dat de prins van Oranje, op verzoek van de magistraat, van de burgers of uit eigen beweging mocht ingrijpen in een stadsbestuur. ‘Den Princen van Oraingen als Stadhouder deser provintie sal werden versocht ende geauthoriseert om sich in soodanige Steden inde welcke diffidentie (wantrouwen) ende murmuratie (mopperen) alberijts is ontstaen, aenstonts ende sonder aff te wachten, dat de saken aldaer tot eenige timulte, disordre (wanorde) ofte confusie (verwarring) comt uijt te bersten, op het versoeck van Burgemrn ende Regeerders ofte van Burgeren en Ingesetenen vandien (…) om haer van de bedieninge van haere magistrature te ontslaen ende andere in haer plaetsen aen te stellen’. Zo konden ongewenste personen uit een stadsbestuur worden verwijderd. Stad na stad vroeg om tussenkomst van de prins bij het vervangen van bestuursleden, zoals in 1618 ook prins Maurits had gedaan. Het betekende dat in het vervolg elke nieuwe aanstelling of vervanging van een lid van de vroedschap de goedkeuring van de prins van Oranje moest hebben. Die afhankelijkheid zal de nodige irritatie hebben gegeven, maar in de notulen merk je daar weinig van. De vroedschapsresoluties van Monnickendam maken jaarlijks melding van briefverkeer tussen het stadsbestuur en de prins van Oranje over die aanstellingen. Onenigheid in het stadsbestuur In Monnickendam was sprake van tweespalt in het stadsbestuur en als gevolg ook tussen de burgers, zo blijkt o.a. uit de verslagen van de burgemeestersvergaderingen. Geprobeerd werd om de eensgezindheid te bewerken en de verschillende partijen bij elkaar te houden ‘ende overwegen wat tot herstellinge van de vereijschte liefde en eenigheijt, mitsgaeders ruste ende vrede soo tusschen de Heeren van de Regeeringe als goede Burgeren ende Ingesetenen deses Stadt behoort te worden gedaen’. Het was tevergeefs. Ook probeerde men de prins mild te stemmen, getuige een brief waarvan ik een klein gedeelte overneem: ‘Wij kunnen Uwe Hoogheijt verseeckeren, dat wij eenparighlijck genegen sijn ende altoos blijven de autoriteit, hoogh aansienlijck gesagh, luister, interesse ende welstand van U Hoogheijts persoon ende des selfs illustre huijs bij alle 66
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
occasien (gelegenheden) naer ons geringe vermoogen te zullen maincteneren (in stand houden), voorstaen ende voortsetten ende ons gelukkigh achten als wij de eere sullen hebben van U Hoogheijts commandementen (opdrachten) te mogen ontfangen, die wij seer bereijtswillighlijck ende met een groote genegenheijt sullen trachten optevolgen ende voldoen’. Wat een onderdanigheid. Waren de heren bang voor hun positie in de vroedschap? Het lijkt er op. Dit ‘nederige’ schrijven zou echter niet helpen. Vanwege het ondersteunen van het ‘Eeuwig Edict’, werden er in oktober 1672 twaalf leden van het stadsbestuur (vroedschap, burgemeesters en schepenen) afgezet en vervangen door mannen waar de prins meer vertrouwen in had en die hem steunden bij zijn binnenlandse en buitenlandse politiek (17). Onder de afgezette vroedschapsleden was Claes Dirksz Admiraal (1601-1675) een kleinzoon van de beroemde vlootvoogd, Cornelis Dirksz. Admiraal, de held van de Slag op de Zuiderzee in 1573 en een vriend van prins Maurits (18). Tja, het kan verkeren. ‘De Prins kreeg de mogelijkheid de hopeloze structuur van de Republiek te verbeteren, maar heeft zich er mee vergenoegd de regeringslichamen, waaronder de stedelijke besturen, te vullen met zijn creaturen, die blindelings zijn bevelen opvolgden. Hij sloeg daarbij geen acht op hun vaak corrupte praktijken. Het was hem er slechts om te doen steun te verwerven voor zijn buitenlandse politiek’ (19). U kunt zich voorstellen dat het ontslag van de twaalf heren nogal wat onrust en irritatie in de stad met zich mee bracht. Je ziet het terug in de verslagen van de vergaderingen en besluiten van de vroedschap en de burgemeesters. Nee, er was toen in het stadsbestuur van Monnickendam bepaald geen sprake van eensgezindheid. De ruzie bijgelegd Maar een aantal jaren later zou de situatie verbeteren. In maart 1685 ontving het stadsbestuur een brief van de prins van Oranje: ‘Wij hebben niet willen naelaten U.Ed. bij desen bekent te maken dat Mr. Nicolaes Houtingh, voor desen Vroedtschap der Stadt Monickendam, toen inden Jaere 1672 vande Regeeringe geexcuseert (ontslagen), ons heeft doen verthoonen dat U Ed. niet ongenegen soude sijn hem wederom inde voorsz Vroedschap te assumeren (op te nemen) als zulcx met ons goedtvinden soude cunnen geschieden. Dat wij hem Mr. Nicolaes Houtingh in dat sijn versoeck wel willende believen, niet alleen toegestaen hebben, maar oock geerne sullen sien, dat hij wederom inde voorsz Vroedtschap werde geassumeert’. Er zouden meer voormalige vroedschapsleden in genade worden aangenomen. U las het zojuist, vanaf 1679 was er tussen de stadsregeerder veel wrijving en narigheid geweest. Deze ‘onenigheid’ die ook speelde rond benoemingen op bepaalde posten, had een aantal jaren geduurd, toen in februari 1688 een resolutie van burgemeesters en vroedschap werd aangenomen, waarin de regeerders van de stad 67
besloten, dat zij elkaar bonden aan de belofte, om de talrijke onderlinge ruzies, die bovendien zeer nadelig uitwerkten op het welzijn van de stad, te beëindigen. Van deze resolutie werd ook de prins van Oranje in kennis gesteld, onder aanbieding van verontschuldigingen over alles wat er in het verleden (bijna tien jaar!) was voorgevallen (20). Koning van Engeland Prins Willem III, getrouwd met Mary Stuart, was stadhouder maar werd in 1689 ook koning van Engeland, waar hij ‘King Billy’ en ‘Dutch William’ werd genoemd. Hij stierf vrij plotseling op 8 maart 1702 in een paleis te Londen, als gevolg van een val van zijn paard op de 4e maart. Het bericht was, gelet op de reacties in het stadsbestuur, blijkbaar pas eind van die maand ontvangen. Of men er rouwig om was? Formeel waarschijnlijk wel, maar feitelijk? Willem III was er namelijk verantwoordelijk voor, dat Engeland een dominante rol in Europa ging spelen en dat werd hem in de Republiek niet in dank afgenomen. Men was van mening dat hij de Nederlandse belangen ondergeschikt had gemaakt aan die van Groot-Brittannië, dat steeds meer de zeeën ging beheersen. Toen de prins stierf bleek hoe groot de onvrede was. In de vijf Oranjegewesten werd vijfenveertig jaar lang geen nieuwe stadhouder benoemd. Dat Tweede stadhouderloze tijdperk zou tot 1747 duren. De 18e eeuw De achttiende eeuw wordt gezien als een eeuw van verval. De handel en de nijverheid gingen zienderogen achteruit. De 18e eeuw is ook vol opstanden en revoluties, zowel in Europa vanaf 1740 als in eigen land, het Pachtersoproer in 1748 bijvoorbeeld. De rechtspraak was vaak corrupt (klassenjustitie). Een belangrijke factor was de stem van het volk. Die ‘stem’ was tijdens oproerigheden vaak doorslaggevend. Men was het bestuurscentrum van regenten die elkaar de bal toespeelden meer dan zat. Men had genoeg van de terreur van de belastinggaarders. De corruptie en het machtsmisbruik hadden om zich heen kunnen grijpen, omdat regenten een levenslange ongecontroleerde macht hadden. Daar moest een einde aan komen door invloed van het volk op de verkiezing van regenten en controle door het volk op hun handelen via te verkiezen volksgecommitteerden. U merkt het, we hebben het over de beginselen van de democratie, maar de realisatie ervan zou nog heel wat jaren op zich laten wachten. 68
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Prins Willem IV De volgende vertegenwoordiger van het Huis van Oranje-Nassau was stadhouder Willem IV (Leeuwarden 1711-Den Haag 1751). Hij werd twee maanden na de dood van zijn vader, Johan Willem Friso, geboren. Deze stadhouder van Groningen en Friesland was 14 juli in het Hollands Diep bij Moerdijk verdronken, toen zijn boot waarmee hij de overtocht maakte, in het zicht van de haven, tijdens een storm verging. De jonge prins, die vanwege een val op vijfjarige leeftijd, een scheve rug had (andere berichten spreken over een bochel), was goed onderlegd, prettig in de omgang en rijk bovendien. Politiek gezien stond hij echter lange tijd aan de kant. Tot 1747, toen er weer een penibele oorlogssituatie was ontstaan, omdat de Fransen ons land waren binnengevallen. De vernederende zwakte van de Nederlandse verdediging riep pijnlijke herinneringen op aan het rampjaar. In Veere keerde de schutterij zich tegen de vroedschap en waarschuwde voor oproer, tenzij de regenten toegaven aan de wens van de burgerij en de schutterij dat Veere moest ijveren voor het herstel van het stadhouderschap. Dat gebeurde. De Staten van Zeeland kondigde op 28 april het herstel van het stadhouderschap af. Er kwam een reactie in Holland en rond het midden van mei was Willem IV stadhouder van alle provincies van de Unie geworden, waaronder ook Utrecht en Overijssel. Amsterdam volgde met tegenzin als laatste. Een aantal republikeinen en katholieken in deze stad, die weigerden oranje emblemen te dragen, werden in de gracht gegooid. De meerderheid koos voor de prins van Oranje. Anders dan bij zijn voorgangers werd geregeld, dat het ambt van stadhouder in de Oranje dynastie voortaan erfelijk zou zijn. Groningen en Friesland weigerden dat in eerste instantie te erkennen, maar ook hier werd de vroedschap, onder druk van het volk, geen keus gelaten. Vreugde in Monnickendam Dat ons land bepaald nog geen eenheid was, blijkt wel uit de berichten in de Amsterdamse Courant d.d. 4 mei 1747. Een aantal stadsregeringen afzonderlijk melden, dat zij prins Willem IV als stadhouder accepteren. Onder de regeerders van Gorinchem, Den Haag, Haarlem, Amsterdam en Edam komen we ook die van Monnickendam tegen. De secretaris van de vroedschap noteerde het volgende: ‘Monnikendam 30 April. De magistraat dezer stad des namiddags na de predicatie (op zondag dus) extraordinair vergadert zijnde, heeft uit eigen en vrije beweging met eenparige stemmen besloten de doorlugtige hoogstgeboren Vorst, den Heer WILLEM CAREL HENDRIK FRISO, Prince van Oranje en Nassau etc. etc te verklaren, so veel hun stad aangaat, tot Stadhouder Admiraal en Capitein-Generaal van deze provincie, en met die aangename tijding hun ordinaris Gedeputeerde naar den Haag afgezonden; zijnde vervolgens die eenparig genomen resolutie door hun Ed. Groot Agtbaarheden, de heren Burgemeesteren onder een grote toeloop van mensen, met het uitsteken van ’t Oranje vaandel en klokkengelui van de Puij van het stadhuis openlijk aan de 69
burgerij bekent gemaakt, waar op wijders ’t spelen der klokken en het trommelgeluid met ongemene blijdschap en vreugde door de ganse stad gehoord werd’. Maar Willem IV bleek echter niet geschikt voor zijn nieuwe functie. ‘Geensints bequaem tot soo groote post’, was het oordeel van zijn omgeving. Hij was wel een harde werker maar had geen eigen oordeel en raakte tijdens kwesties, waar een beslissing van hem werd verwacht, nogal eens verstrikt in bijkomstigheden. De grote problemen van zijn tijd, zoals de lucratieve verkoop van baantjes (ambten), de verpachting van de belastingen, waarbij door de pachters veel geld in eigen zak werd gestoken en de machtsposities van de bestuurders durfde hij niet aan te pakken, omdat hij iedereen te vriend wilde houden. Nee, Willem IV was geen sterke persoonlijkheid. Maar de stedelijke overheden hadden, vanwege oorlogsdreiging, geen keus. Wat een ‘gerugt’ teweeg kan brengen! Tijdens de vroedschapvergadering van 10 mei 1747 maakte burgemeester Minnen melding van een ‘gerugt’. Hem was ter ore gekomen dat men zich in Hoorn en Edam voorbereidde op de eventuele komst van prins Willem IV als hij ‘op Enkhuijsen quam te landen en alsoo de Steden zou passeren’ (21). Dat gerucht bracht met zich mee dat ook Monnickendam zich voorbereidde op een mogelijke aanwezigheid van de prins in of bij de stad. Het geschut aan de zuidkant bij de kerk en aan de noordkant bij de Noorderpoort werd in gereedheid gebracht om, wanneer hij zou arriveren, hem ‘met alle de Presente leden benevens de Secretaris Bruijn buijten de Noorderpoort te gaan opwagten, derselve aldaar te complimenteren en feliciteren met seven schoten uijt het Canon te verwelkomen, voor ’t stadhuijs door de burgers met drie salvo uijt de Musquetterij te begroeten en wanneer gepasseerd is met nogh seven schoten uijt het Canon te salueren, de Clock aant stadhuijs te laten spelen, de kerkklok te laten luijden en verders alle eere aen te doen wat mogelijk is’. Dat saluut van het kanon (het moest er speciaal voor in orde gemaakt worden) en een groet met musketten zou gedaan worden door de leden van de schutterij, dienend onder het Oranje vaandel. Daartoe werd een nieuw Oranjevaandel gemaakt en 70
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
werden er dertien spontons (een sponton is een korte lans, caeg) en twaalf hellebaarden gekocht. Kosten ruim 189 gulden. Van burgemeester Dirk Boon werd een grote ‘prince vlagh’ geleend die op de kerktoren zou worden geplaatst en eenzelfde vlag op de stadhuistoren (22). Dat een en ander ook metterdaad is uitgevoerd blijkt uit verschillende betalingen van de thesaurier. En nog meer. Met het oog op de gespannen internationale situatie werd er nog veel geld aan oorlogstuig uitgegeven, om de stad, indien nodig, goed te kunnen verdedigen. Zo bv. de uitgavepost op 22 juli 1747: ‘het verstellen van 20 oude snaphanen en de levering van 100 nieuwe snaphanen met bajonetten en schilden a 5 gulden ieder; item 200 patroontassen met riemen en kruithoorns à 32 stuivers ieder. Het totaal bedrag aan uitgaven bedroeg die maand 834 gulden en 13 stuivers. Omgerekend naar vandaag een kleine 8000 euro. Helaas, alle voorbereidingen waren vergeefse moeite. De prins ging vanuit Lemmer rechtstreeks naar Amsterdam. Bij Durgerdam moest zijn schip enige tijd voor anker om hoog water af te wachten. Bij het opvaren van het IJ, de 11e mei, klonken 99 saluutschoten. Langs de route naar het centrum stonden dertig burger-compagnieën opgesteld. Tegen de middag zette de prins voet aan wal aan de Singel, ter hoogte van de Ronde Lutherse Kerk. Het werd een groots welkom. Het stadhuis was van boven tot onder verlicht, de huizen geïllumineerd en de klokken luidden urenlang. Er werd vuurwerk afgestoken, muziek gemaakt en vreugdevuren aangestoken. In een klein vaartuig voer de prins ‘s avonds door de stadsgrachten om de verlichting te bewonderen. Na overnacht te hebben bij koopman Volkert van Jever (1706-1774), vertrok hij de volgende ochtend negen uur naar Den Haag, waar hij rond half acht ’s avonds aankwam. Ook in Den Haag werd hij met groot enthousiasme ontvangen. Uren van te voren stonden duizenden mensen langs de route, die de prins zou nemen. Hij werd uitbundig begroet en toegezongen. In de residentie werd hij beëdigd en geïnstalleerd als stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal van de provincie Holland. Deze Oranje prins was in de ogen van toen de man die het volk zou kunnen verlossen van vijand Frankrijk (23). Monnickendammers naar Den Haag Toen in Monnickendam bekend werd dat de prins, via Amsterdam naar Den Haag was gegaan, ging er een delegatie van de stad naar de residentie om Willem IV te feliciteren als stadhouder-admiraal en kapitein-generaal van het gewest Holland. Een kostbare aangelegenheid, want pas na twee weken keerde het zestal naar Monnickendam terug. Het had hen aan niets ontbroken, hetgeen blijkt uit het bedrag dat het de stadskas kostte: 196 gulden, 13 stuivers en 8 penningen. En dan te bedenken dat ze terugkwamen met de boodschap, dat de prins vanuit Den Haag naar Zeeland was vertrokken ‘sonder audiëntie te verlenen’! In november van dat jaar kreeg het stadsbestuur een vraag van de prins voorgelegd, 71
met hoeveel cavaleristen hij in de stad zou kunnen logeren en of men een compagnie (een compagnie bestond uit zo’n honderd tot honderdvijftig manschappen) zou kunnen ontvangen. Na enig overleg was het antwoord dat men niet meer dan een halve compagnie of 25 tot 30 dertig cavaleristen zou kunnen herbergen, ‘omdat alhier geen stadsstallen zijn als in andere steden’. Op 6 december 1748 maakte de prins opnieuw de reis naar Friesland. De tocht ging via Alkmaar, Haarlem, Hoorn en Enkhuizen en vandaar met de boot naar Lemmer. Ook toen dus geen bezoek van de Koninklijke Hoogheid aan de stad. Het logement in Den Haag (24) Prins Willem IV kreeg wel op een andere manier met de stad te maken. Samen met Hoorn, Edam, Medemblik en Purmerend had Monnickendam in Den Haag een logement. Een huis waar de vertegenwoordigers (Gedeputeerden) van deze steden konden verblijven, wanneer zij de vergaderingen van de Staten-Generaal in de residentie bijwoonden. Zo’n logement was vanaf 1670 verplicht, omdat er teveel geheime staatszaken uitlekten. In de herbergen waar men voorheen logeerde, werd er overnacht, en dan zijn er altijd wel luistervinken! In 1740 werd besloten om een huis aan de Hofsingel te kopen, voorheen eigendom van de afgevaardigden van Rotterdam: kosten f 25.000,- Daarvan betaalde Hoorn 1/3 en de overige vier steden elk 1/6 deel. De kamers werden via loting verdeeld. De eetzaal, spreekkamer, het ‘cabinetje bij ’t secreet’ en de geschilderde kamer waren voor gemeenschappelijk gebruik. Aan de voorgevel werden de wapens van de vijf steden in natuursteen aangebracht. De vertrekken hadden geschilderde plafonds, schoorsteenstukken, kostbaar behang en tapijten. Een kastelein zorgde voor het onderhoud en de maaltijden. In een reglement was vastgelegd wie er mochten logeren: de burgemeesters, de vroedschappen, pensionarissen en de secretarissen van de vijf steden, met hun vrouwen en kinderen. Domestieken (bedienden) en stadsboden die met de hoge heren meereisden, kregen er eveneens een onderkomen, zij het heel wat minder luxueus. Op 24 juni 1747 werd dit huis de prins van Oranje aangeboden. De Staten van Holland vonden namelijk dat Zijne Hoogheid ruimer moest wonen Het pand aan de Kneuterdijk in Den Haag dat na 1747 de gedeputeerden uit Medemblik, Hoorn, Purmerend, Edam en Monnickendam als logement diende ten tijde van zittingen van de Staten Generaal.
72
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
dan zijn voorgangers. Of dat ‘aanbieden’ spontaan gebeurde of onder een zekere ‘dwang’ vertelt de geschiedenis niet. Het gebeurde op voorstel van mr. Joan Abbekerk Crap uit Hoorn (1706-1778), lid van de vroedschap aldaar. Als compensatie werden twee naast elkaar gelegen panden met tuin en koetshuis aan de Kneuterdijk gekocht die, op kosten van de Staten van Holland, tot éen logement werden verbouwd. In éen van die panden had destijds Johan van Oldenbarneveldt gewoond. Feestelijkheden rond het Huis van Oranje Toen op 8 maart 1748 in Den Haag prins Willem Batavus werd geboren, de vijfde en laatste stadhouder van Oranje, ging dat in de stad niet zo maar voorbij. De burgemeesters deelden de leden van de vroedschap mee ‘dat haar ter ooren was gekomen dat binnen dese Stadt verscheijdene Persoonen sigh in gereetheijt maakten om op den dagh van den Doop van den Jongh gebooren Prins van Oranje illuminatien te doen, of men sulks mede soude doen dan niet, en ook of men op dien Dagh het geschut als voor dezen bij de geboorte van gemelde prins is gedaan, weder soudt lossen en de Vlagh van de Toorn laten waijen’. Besloten werd om geen illuminatie te doen en voor wat betreft het lossen van het geschut en het waaien van de vlaggen, dat moesten de burgemeesters maar beslissen (25). Dat er geen ‘illuminatie’ zou plaatsvinden was blijkbaar bij een aantal inwoners niet goed gevallen. Op 10 april werd genotuleerd dat ‘huijden morgen een billet onder de Beurs (de Waag, caeg) was aangeslagen, ’t geen juijst niet in ordre was, ’t welk uijt ordre van de Heren Burgemeesteren daar af is gehaalt, behelsende een soo genaamd versoek dat alle goede burgers van Monnickendam op Donderdagh den 11 April wilde illumineren op de Naamdagh van de jonge Graaf van Buuren ter eere van Sijne hoogheijt in het Doorlugtige huijs van Orange’. Na beraad werd besloten om de eerdere beslissing van 23 maart in te trekken. Burgemeesters en vroedschappen maken ‘aan alle goede burgers en ingesetenen bekent dat van desen avont van de Clocke agt tot twaalf uren illuminatie sal werden gedaan’ (26). Uit die berichtgeving valt op te maken, dat er in de stad verschillend werd gedacht, met name in het stadsbestuur, over het Huis van Oranje. Alleen onder ‘druk’ van een deel van de bevolking werd blijkbaar tot illuminatie overgegaan. Het bevestigt de partijvorming die gaandeweg de 18e eeuw in ons land is ontstaan, Patriotten contra Oranjegezinden, ook in Monnickendam, zoals aan het eind van die eeuw zou blijken. Bezoek van prins Willem IV in 1749 Op 27 april 1749 deelde kapitein Houting van de schutterij mee, dat de prins van Oranje eerstdaags de stad hoopt aan te doen ‘of men niet eenige vaandels behoorde in de wapenen te laten komen om hem te verwelkomen’. Dat werd goedgevonden en vervolgens werd er geloot welk vendel waar zou staan. Het Oranje vaandel aan de Noorderpoort, het Groene vaandel bij het stadhuis en het Gele vaandel bij de Doelen. 73
Op 24 mei 1749 werd vanuit Medemblik een brief van de prins ontvangen, waarin werd meegedeeld dat hij een paar dagen later, via Edam naar Monnickendam zou komen. Of het stadsbestuur ‘ons de Rijtuijgen ’s Morgens bij tijts tot Edam te willen laten toekomen om met den selve voor den Maaltijt na Monnickendam te komen’. Besloten werd om op de genoemde dag ‘twee Coetsen ieder met vier paarden bespannen na Edam te senden om haar Ed. Mog. af te haalen en verders de drie Compagnieen burgers weder onder wapenen te stellen en met negen schoten uijt het Canon als bevoorens op den 28e April laatstleden is gedaan, weder te verwelkomen. Of de prins daadwerkelijk in de stad de maaltijd heeft gebruikt? De vroedschapsresoluties maken er geen melding van (27). Was dat wel het geval geweest, dan zou dat ongetwijfeld genotuleerd zijn. Rouwkleding Toen burgemeesters en vroedschap op 3 november 1751 vergaderden, was kort daarvoor (22 oktober) stadhouder Willem IV (zijn volledige naam was: Willem Carel Hendrik Friso) overleden. Saillant detail, op de dag dat de prins overleed, was de gedeputeerde van Monnickendam, mr. Hubert Gerard Nahuijs (1725-1771) nog bij hem op audiëntie geweest, vanwege een geschil met Amsterdam over de invoer van groene zeep (28). Op zondag 14 november zou, net als in de andere steden, de publieke rouw aangenomen worden. Door het hof was voorgeschreven welke kleding er die dag gedragen moest worden. Voor de mannen swarte lakense Rokken en Cammisoolen (wollen mannenjas) met saye (satijn) voeringh gemonteert, met lakense knoopen tot aan de kneep (sluiting), geen knoopen op de opslagen off sakken. Pleureuses (zakdoeken) onder aan den opslagh, swarte wollen kousen, camoeskleeren, schoenen en handschoenen, effen Camerijksdoeken, manchetten, swarte degens en gespen. Poeder in de Pruijken en een lamfer (rouwsluier) om de hoed, dogh aangaande de vrouwe sal werden gerouwen soo een ieder dat komt goet te vinden’ (29). Voorschriften bij rouw Verbondenheid met het Huis van Oranje bleek ook als de kerkklok bij bijzondere gebeurtenissen werd geluid. Zo bijvoorbeeld toen weduwe prinses Anna, Vrouwe Princesse Douarière van Nassau, de gouvernante van erfstadhouder prins Willem V, op 12 januari 1759 was overleden. Vanuit de Staten van Holland en West Friesland werd bepaald dat er gedurende acht dagen, drie keer per dag de kerkklok een uur lang moest worden geluid. Gedurende die dagen mocht het orgel niet spelen. Pas op 3 maart, toen het lichaam van Hare Koninklijke Hoogheid ter aarde was besteld, kon organist Adam Modeus (1703-1762) weer achter het toetsenbord plaatsnemen. De begrafenis was van dien aard, dat een biograaf opmerkte, dat de aankleding van haar lijkstaatsie en begrafenis duidelijk de monarchale (een bestuursvorm waarbij de macht bij één persoon berust) ambities van het stadhouderlijke hof weerspiegelden.
74
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Betrokkenheid van de stadsbevolking Bij vrijwel alle bijzondere gebeurtenissen met betrekking tot het Huis van Oranje, zoals geboorte, doop, huwelijk, overlijden en begraven, zie je vanaf die tijd in de archieven de betrokkenheid van het stadsbestuur en de bevolking vermeld. Wij houden dus met koningsdag al een oude traditie in stand. Met dit verschil, dat er in achttiende eeuw nog geen grote feesten werden gehouden. Illuminatie, vlagvertoon, klokgelui en saluutschoten, dat waren de belangrijkste ingrediënten van de vieringen voor 1800. En in geval van overlijden schriftelijke condoleanties. Plichtsgetrouw werden, bij gebeurtenissen in het Huis van Oranje Nassau, de voorschriften in acht genomen. Toen er in Den Haag op 24 augustus 1772 een prinsje werd geboren, de latere koning Willem 1, gingen de vlaggen uit en luidden de klokken. Hetzelfde gebeurde in februari 1774. ‘In Monnickendam zal de geboorte van deze prins (prins Frederik 1774-1799) met enig vreugdebetoon worden gevierd door de vlag van de stadhuistoren te laten waaien en door de klok te laten spelen van tien tot elf uur en als dan om elf uur de burgerij op de hoogte is gesteld van deze gebeurtenis, dan zal de klok opnieuw worden geluid’. Stadhouder Willem V (1748-1806) Biografen zijn het er wel over eens dat deze prins van Oranje niet geschikt was om leiding te geven aan een landsbevolking. Hij luisterde zelden naar adviseurs, want hij meende het altijd beter te weten. En het nemen van besluiten stelde hij zo lang mogelijk uit. Tijdsomstandigheden Willem V had ook zijn tijd niet mee. Er was sprake van ernstig verval van koopvaardij en nijverheid en een sterke afname van de stadsbevolking. Als gevolg van inkrimping van de stedelijke economie werden de middelste lagen van de samenleving, zoals de winkeliers, de molenaars, de bakkers, alsmede de ambachtslieden en arbeiders bedreigd met onzekerheid (werkgelegenheid), verlies van bezit met armoede als gevolg. De brouwers werden dubbel getroffen door een verandering in consumptiegewoonten. Koffie, thee en jenever namen de plaats van bier in. De ‘Verlichting’ won veld. Nieuwe vormen van filosofie en wetenschap bloeiden op, de invloed van theologie en geloof verminderde gaandeweg. De scheidslijnen tussen de verschillende kerken werden minder scherp, waardoor ‘gemengde huwelijken’ steeds vaker voorkwamen. 75
Het Regentenstelsel werd gaandeweg de 18e eeuw veel burgers een doorn in het oog. De bestuurders zorgden er voor dat de belangrijke posten en lucratieve baantjes binnen hun kring en zo mogelijk binnen hun familie bleven. In een aantal steden probeerden daarom welgestelde burgers, die van bestuurlijke functies uitgesloten waren, meer macht voor zich op te eisen. Berichten over de Vrijheidsstrijd in Amerika met de Engelsen (1775-1783) zal daarbij ongetwijfeld een rol hebben gespeeld (30). Dit conflict vormde ook een bedreiging voor de Nederlandse overzeese handel. Daarom werden er twintig oorlogsschepen uitgerust om de handelsvloot te beschermen. Maar tijdens de Vierde Engelse Oorlog, die in december 1780 uitbrak, werd door een oppermachtige Engelse vloot de Nederlandse handel een bijna onherstelbare schade toegebracht. Stadhouder Willem V kreeg de schuld van dit debacle, omdat de zeestrijdmacht te veel verwaarloosd was geworden, ten behoeve van het landleger. Partijvorming Gaandeweg de 18e eeuw kwamen twee partijen steeds meer tegenover elkaar te staan: de Oranjegezinden tegenover de Staatsgezinden (Patriotten). Het zou in de jaren tachtig escaleren, waarna de Fransen de leiding in ons land aangeboden kregen (31). In Monnickendam was de relatie met de erfstadhouder, de prins van Oranje, dubbel. Men was van 1751-1766 in de gelegenheid geweest om zelf de aanstelling van burgemeesters en schepenen te regelen. Maar nu zou men, net als destijds onder de zeggenschap van zijn vader, stadhouder Willem IV voor elke aanstelling weer de goedkeuring van de prins nodig hebben. Aan de ene kant erkende men de door God gezonden soeverein, aan de andere kant probeerde men hem letterlijk en figuurlijk buiten de poort te houden. Binnen de stad wilde men het zelf voor het zeggen hebben. Dat is het beeld wat uit de notulen van de vroedschap naar voren komt (32). De prins meerderjarig: groot feest Toen de prins van Oranje op 8 maart 1766 meerderjarig werd en daarmee zelfstandig regerend erfstadhouder, werd daar ook in Monnickendam op feestelijke wijze aandacht aan geschonken. Het stadsbestuur moest wel, al was het alleen maar om de Oranjegezinden in de stad tegemoet te komen. ‘Met zonsopgang zullen 21 schoten uit het kanon worden gelost, de vlaggen worden gehesen op de torens en er een uur op de klokken zal worden gespeeld. ’s Middags om twaalf uur opnieuw 21 schoten en een half uur klokkenspel. 76
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Ook om acht uur ’s avonds werden 21 schoten afgevuurd en de klokken nog eens een uur bespeeld. En om de dag af te sluiten werden van half twaalf tot twaalf uur de klokken gespeeld en de dag om twaalf uur afgesloten met 21 saluutschoten uit het kanon. ‘Wijders is geresolveert om met die dag van onze stadhuijs en kerktoorens ieder een vlag te laten waaijen en de illuminatie van stadsweegen te doen met 36 lantaarnen van de brandspuijten aan de stadhuijstooren, te weten op de blauwe of onderste omgang 6 aan ieder der vier zijden, is 24 en een omgang hoger 3 aan ieder der vier zijden, is 12 en dus samen 36 lantaarns van 8 tot 12 uur branden’ (33). Het mocht wat kosten! Maar er gebeurde nog meer. Voor deze bijzondere dag waren zeven aria’s gecomponeerd, die door organist Jacob Reijnders (Zutfen 1725-1789) ten gehore werden gebracht (34). Grote onenigheid in de vroedschap In datzelfde jaar 1766 ontstond er in de vroedschap grote onenigheid tussen mr. Hubert Gerard Nahuijs en mr. Arent van Sanen, die jarenlang naast elkaar in de Kerkstraat hadden gewoond, respectievelijk op nr. 34 (nu gebouw Samuël) en nr. 32 (de latere Lutherse pastorie). Het ging over het steeds meer baantjes naar zich toe trekken van mr. Nahuijs. Dat gebeurde, zoals u eerder las, op grote schaal en zou uiteindelijk mede leiden tot partijschappen: Oranjegezinden tegenover Patriotten, in de stad ‘vertegenwoordigt’ door respectievelijk van Sanen en Nahuijs. Het probleem kort samengevat: ‘Te Monnickendam, een dier kleine steden, waar de stadhouder steeds invloed op de samenstelling der regering had kunnen uitoefenen, ontstond in 1766 een hevige twist over de vraag der verkiezing van burgemeesters uit of buiten de vroedschap, waarbij sommige leden der stadsregering eenvoudig de gehele magistraatsbestelling en de vergeving van ambten en commissies onderhands 77
aan de prins wilden afstaan, maar anderen beriepen zich tot handhaving der verkiezing uit de vroedschap op de Staten. De Staten handhaafden de verplichte verkiezing uit de vroedschap als overeenkomstig de privilegiën der stad en verzochten haar zich voor het vervolg met een verzoek tot wijziging der privilegiën tot de souverein te wenden’ (35). Bij de twist werd ook de prins van Oranje betrokken. Maar hij (of zijn adviseur) had onvoldoende inzicht in de ontstane situatie, gelet op de ‘oplossing’ die hij aanreikte. Niet zo vreemd, want wat kun je verwachten van een jongeman die net achttien is geworden (36). Het leidde er toe dat stadhouder prins Willem V pas in december 1767 een nieuwe stadsregering kon aanstellen. Aanhef van een 18de-eeuwse brief aan de prins Prins Willem V bezoekt Monnickendam Toen Willem V vijfentwintig jaar oud was, bezocht hij Monnickendam: woensdag 21 juli 1773. Vermoedelijk heeft hij met een zeilboot de oversteek van het IJ bij Amsterdam gemaakt, want door windstilte en laag water was hij pas ‘s morgens half tien bij het Tolhuis (Amsterdam-Noord) aangekomen. Twee uur later arriveerde hij in de stad, nadat hij eerst vijf kwartier in Broek in Waterland was geweest (37). De twee secretarissen van de stad stonden ter begroeting bij de Kerkpoort. Toen hij uit het rijtuig was gestapt werd hij door de baljuw en de president burgemeester van dat jaar (de twee hadden hem in Broek in Waterland opgehaald), door de stad geleid, met voorop de twee secretarissen en de twee stadsboden (38). Zijne Hoogheid was in z’n nopjes met de zeven sierlijke jongedochters, keurig in het wit. Zij hadden in de ene hand een speer met een hoedje van de vrijheid er op en een bloemenmandje, in het midden vastgemaakt met afhangende schildjes, die de zeven steden van het Noorderkwartier moesten voorstellen. De dames stonden opgesteld bij de kerk en bestrooiden de grond met verse bloemen, terwijl de vertegenwoordigers van de stad een gepast vers, heel netjes op een groot vel geschreven, onder de afbeelding van de poort, aanboden. Terwijl het orgel speelde, werd de Grote kerk bezichtigd. Daarna wandelde het gezelschap tussen twee rijen gewapende burgerwachten door, die vanaf de Doelen tot voorbij het Raadhuis (toen nog naast de Speeltoren) stonden opgesteld. Keurig naar rang en stand - eerst het groene vaandel, daarna het gele, terwijl het oranje vaandel de rij sloot. Onderweg liep het gezelschap onder erebogen en poorten door, die door de burgerij waren opgericht. De klokken luidden, trompetten en andere muziekinstrumenten werden bespeeld, terwijl de heren officieren het saluut brachten, ondersteund door spontons (een korte lans die gebruikt werd als onderscheiding van officieren en onderofficieren) en vaandels. De vorst van Oranje werd de hele weg toegejuicht en daarna de Raadskamer 78
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
binnengeleid, waar hij op een speciale, deftige stoel kon plaatsnemen. Hij vroeg op zijn beurt de regenten plaats te nemen waarna de ordinaris Gedeputeerde, de man die de stad in Den Haag bij de Staten vertegenwoordigde, de burgemeesters en de vroedschappen aan de vorst voorstelde en een welkomsttoespraak hield. Deze werd door Zijne Hoogheid beantwoord met een dankwoord. Vervolgens werd hij van de vroedschapskamer, via de trap, naar beneden gebracht. De twee oudste schepenen begeleidden hem naar de rechtbank (kamer), waar de schout en schepenen in vergadering bijeen waren. Daar werd hij met een gepaste toespraak verwelkomd door de hoofdofficier, mr. Hendrik Jan Nahuijs. Toen de kennismaking daar was beëindigd, ontmoette de vorst in de hal de vertegenwoordigers van de Krijgsraad en de kerkenraden van de Gereformeerde, Lutherse, Mennonieten en Rooms-Katholieke gemeenten. Vervolgens ging Zijne Hoogheid naar het huis van vroedschapslid Jan Kloek (Alkmaar 1741-Alkmaar 1804) tegenover het stadhuis om twee compagnieën (het groene en het gele vaandel) voorbij te zien marcheren, onder de klanken van trompetten en pijpers van het Oranje vaandel. Er werd een kleine wandeling gemaakt over de Dam, de Langebrug, door de Wijdesteeg naar de Oude Zijds Burgwal en van daar weer naar het Stadhuis aan het Noordeinde, waar een ‘dejeuner’ (lunch) was voorbereid. Met een glas wijn werd op het welwezen van de stad Monnickendam gedronken. Verder werd het Gulden Vlies van Bossu bekeken, veroverd bij de slag op de Zuiderzee en de bonenzak, die elk jaar op 9 augustus (de dag voor St. Laurentius) werd gebruikt, als er nieuwe burgemeesters gekozen moesten worden. Omringd door de gehele Raad, vroedschap en hoofdofficier, voorafgegaan door de twee stadsboden en de twee secretarissen werd Zijne Hoogheid uitgeleide gedaan tot buiten de Noorderpoort, waar hij met zijn gevolg in de rijtuigen stapte en om half twee, via de Purmer naar Edam vertrok (39). ‘De achtergebleven heren hebben het overschietende op het Stadhuis vriendelijk geconsumeerd en sijne Hoogheijdt met een glaasje wijn nog ten goede bedagt tot negen uur in de avond’. Het bezoek zou echter nog een vervelend staartje krijgen, zie noot 36. Op 1 september 1788 was de prins, dit keer met zijn gezin, opnieuw in Noord-Holland en bezocht hij opnieuw Broek in Waterland. Voor dat bezoek waren ook de dominees van Landsmeer, Holysloot en Monnickendam (J.C. ten Ham en J.F. de Roock) uitgenodigd. Waarom zij alleen heb ik niet kunnen achterhalen. De notulen van de kerkenraad zwijgen er over. Scheiding der geesten De 18e eeuw, volgend op de 17e – Gouden – eeuw, staat bekend als een eeuw van economisch verval, met grote werkeloosheid en andere tekorten tot gevolg. U las het al eerder. Bovendien ontstond er een steeds groter worden kloof tussen de burgers in de steden van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het patriciaat, een 79
rijke bovenlaag van de bevolking, had alle zeggenschap aan zich getrokken en daar kwam niemand tussen. Ook op godsdienstig gebied werd een groot contrast zichtbaar. De Gereformeerde Kerk was staatskerk. De andere geloofsgemeenschappen, Rooms-Katholieken, Luthersen, Dopersen en Joden werden geduld, maar hun vertegenwoordigers mochten geen stads- of staatsambten bekleden. Het gevolg was een grote ontevredenheid onder de bevolking. En helaas, stadhouder Willem V deed niets om verbeteringen aan te brengen. Toen in 1780 een ongunstig verlopen oorlog tegen Engeland tot grote ellende leidde, sloeg de onvrede om in actief verzet. Ontevreden burgers, zichzelf patriotten noemend, gaven de stadhouder en zijn aanhangers de schuld van alles en eisten ingrijpende hervormingen. Patriotten en Oranjegezinden Het gevolg was dat Monnickendam zich meer en meer een verlichte, patriottische stad toonde, opstandig tegen het oude, wat men noemde, conservatieve stadhouderlijke bestuur. De zaak escaleerde toen op 15 april 1784 door het stadsbestuur werd besloten om geen voorstel meer aan de prins te doen, voor wat betreft de verkiezing van nieuwe bestuurders. Ze zouden dat voortaan zelf regelen. Daar overheen kwam van hogerhand – de Staten van Holland – het verbod om nog Oranje kledingstukken en versierselen te dragen of een Oranje vlag uit te steken. In diverse plaatsen werden Oranjegezinde regeerders vervangen door meer democratisch denkende Patriotten. De situatie werd dusdanig bedreigend, dat prins Willem V met zijn gezin naar Nijmegen vluchtte. Zijn vrouw, Wilhelmina van Pruisen, vroeg haar broer, Frederik Willem, om te helpen. En inderdaad, de Pruisen kwamen naar ons land om ‘orde op zaken te stellen’. Het had tot gevolg, zoals ook al twee keer eerder het geval was geweest, een ‘zuivering’ van vroedschapsleden. Van de vijftien Monnickendamse vroedschapsleden mochten er slechts vijf aanblijven. De andere tien werden vervangen door Oranjegezinde bestuurders. U begrijpt, de onderlinge verhoudingen in de stad werden er bepaald niet beter door. Nadat de Patriotten (tijdelijk) het onderspit hadden moeten delven, werd de verjaardag van stadhouder Willem V door de Oranjegezinde stadsbestuurders uitdrukkelijk gevierd. Op 8 maart 1788 was het stadhuis geïllumineerd en de speelklok verlicht met zesendertig lantaarns, die men van de brandweer had geleend. Ter ere van de verjaardag van de prins moest de klokkenist die dag spelen, ’s middags van drie tot vier en ’s avonds van half acht tot negen. De vlaggen gingen uiteraard uit en men vierde feest. Hetzelfde gebeurde de daaropvolgende jaren (40). De omkering Na de revolutie in 1795 waren de rollen echter omgekeerd en werden de klokken geluid om de revolutie en de daaruit voorvloeiende gebeurtenissen te gedenken (41). Het spelen van het carillon en soms het gebruik van het kanon, stonden vanaf dat 80
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
jaar allemaal in het teken van de Bataafse Republiek. Er was vlagvertoon bij het vieren van de verjaardag van de keizer en zijn broer Lodewijk Napoleon. Willem V vluchtte naar Engeland. Hij zou ons land niet meer terugzien, want hij stierf in april 1806 te Brunswijk, Duitsland. Het zou een kleine twintig jaar duren voor er weer een Oranjevertegenwoordiger bij het landsbestuur betrokken zou worden. Daarover leest u in deel II. Eerst nog het bijzondere verhaal van een vurige Oranjeklant. Oranjelintjes met gevolgen Toen de Patriotten het voor het zeggen kregen, was het dragen van oranje absoluut verboden. Maar dat verbod werd in november 1795 door de negenendertigjarige scheepstimmerman Cornelis Klaasz Kater genegeerd. Hij heeft het geweten! Patriottische Monnickendammers hadden gezien dat De acte van garantie van het stadhouderschap Cornelis Kater twee van zijn kinwordt verbrand, 1795 deren naar school had laten gaan, met om hun hoed een oranje zijden bandje. Zo hadden ze over straat gelopen. Het was gemeld bij het nieuwe stadsbestuur. En dat was niet het enige. Cornelis Kater had aan een aantal inwoners verteld dat hem door een Militaire Officier was verzekerd, dat er binnenkort een tegenomwenteling zou plaatsvinden. De scheepstimmerman werd gearresteerd maar dat ging niet zo maar. ‘Hij had op een seer brutale wijse geweijgerd meede te gaan en hun (de bode en dienaar van justitie) bedreijgd dat hij de eerste donder, die hem uit zijn huijs wilde halen met een bijl, welke agter de deur (waarschijnlijk voorbedagtelijk) geplaatst was, den kop soude inslaan’. Het was met zeer grote moeite uiteindelijk gelukt om hem in de boeien te slaan en hem op de gijselkamer gevangen te zetten. De uitspraak van het proces op 12 november was, dat zijn gehele bezit werd geconfisqueerd. Dat leverde voor die tijd het behoorlijke bedrag van f 1557,10 op. Cornelis 81
zelf werd gegeseld en zou ergens in de provincie gevangen worden gezet om vervolgens gedurende vijftig jaar uit de provincie Holland te worden verbannen. Alle kosten van het proces en de gevangenschap kwamen voor zijn rekening. Die gevangenschap is niet doorgegaan, de verbanning wel. De kinderen van Cornelis Kater Hoe ging het verder met zijn gezin? Wel, De vlag van de Bataafse Republiek: rood wit zijn echtgenote Sijbrich Cornelisd. Hoen blauw, met een leeuw, een strijdlustige maagd, was kort daarvoor overleden en op 19 en uiteraard geen oranje wimpel! juni van dat jaar in de Grote kerk begraven. Er waren zes kinderen geboren, waarvan de oudste tijdens het proces bijna twaalf was, de jongste nog geen twee. De kinderen zijn niet in het weeshuis terecht gekomen, maar ondergebracht bij familieleden of kennissen. Klaas, geboren op 4 december 1783, is bij zijn oom Tijmen opgegroeid. Hij werd sluismeester op de Grafelijkheidssluis. Klaas had een gouden horloge dat voorzien was van een heel duidelijk hoorbaar speelwerk, dat hij geregeld in werking stelde in de kerk als de preek hem wat lang duurde. Een seintje voor de dominee zullen we maar zeggen. Uit de familiegegevens blijkt dat alle kinderen in de 19e eeuw zijn getrouwd. Van de op éen na oudste zoon, Cornelis Cornelisz Kater, geboren op 29 oktober 1785, weten we wat meer. Hij is na de dood van zijn moeder naar een adres te Zuiderwoude gebracht. Maar zijn hart lag in Monnickendam. Dat blijkt uit een door Cornelis geschreven gedicht uit april 1827, toen hij inmiddels 42 jaar was en twintig jaar getrouwd (42). ‘Toen ik was een kind van negen jaar, verliet ik mijne stad, Omdat ik van mijn oom, zo ’t scheen, ’t geluk verkregen had, Terzijde van mijn vader af, te nemen naar hem toe Met genoegen van mijn vader, maar ras was ik het moe, Omdat ik met mijn kindsverstand maar al te dikwijls dacht: Ach, zou ik maar naar Monnickendam, al was het in de nacht. ’t Gemis dat was voor mij zo groot, terwijl mijn moeder pas, Door Godes hand en wijs bestuur van mij ontoogen was. Mijn vader, zuster en mijn broers zag ik vooreerst niet meer. Altijd getreur, dat in mij was, ‘k zat in de Belmermeer. Maar in Novembermaand van ’t zelfde jaar, trof mij nog groter slag, Door wraak en nijd al van de mensen, ik mijn tranen niet meer zag. Daar zat het vijf getal gebroers en zuster aan ons zij, 82
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795
Maar God die ons een Vader was, had met ons medelij. Die heeft gezorgd voor ’t Katerkroost dat er wel rede zij Te zeggen, God, wij danken U, ik wil Uw dienaar zijn. Maar na verloop van 12 jaar, toen dacht ik om een vrouw, Om mij zo door de Echtenband, te verbinden in de trouw, Met een meisje, Grietje Karnekamp, die nog zit aan mijn zij, Met zeven kinderen in getal, éen zoon, zijn naam als mij. Op Zuiderwou was toen mijn plaats tot heden op deez’ dag. Maar na verloop van 20 jaar mijn werk daar nederlag. Nu Monnickendam, daar ben ik weer, als vader, man en broer Op hoop van zegen van de Heer, tot dorselzaad van mijn vloer, Te wachten met mijn huisgezin, teneinde ik mijn brood Mag eten op een zuivere wijs, tot ’t einde van mijn dood. En als ik dan voor ’t laatst verhuis, ik meen naar ’t donkere graf, Dat dan mijn zonden zijn geboet als eens die groote dag Zal wezen, die van God bestemd, ik zalig vieren mag’. (Dit gedicht is o,a. te vinden in het boek over Ida Gerhardt (43). Het lot van vader Kater Vader Cornelis Kater is op 23 februari 1796 met het schip ‘Vrouwe Maria’ onder leiding van kapitein Engelbertus Lucas (Schiedam 1747-Schiedam 1797, hij overleed als gevolg van een fataal ongeluk aan de Kaap), voor de VOC-kamer van Hoorn, vanaf de Reede van Texel, uitgevaren naar Oost-Indië. Het schip maakte deel uit van een eskader van negen schepen met 2000 koppen aan boord. Zes maanden later is het schip ter hoogte van Kaap de Goede Hoop door de Engelsen aangehouden. Nog voor dat Lucas, bedreigd door een Engelse overmacht, zich op 16 augustus definitief aan de Britse admiraal Elphingstone had overgegeven, sloeg zijn scheepsvolk aan het muiten en molesteerde hun officieren onder kreten als ‘Oranje boven’ en ‘dood aan de patriotten’. Het overgrote deel van de bemanning nam na de capitulatie dienst op de Engelse vloot. Cornelis Klaasz Kater is op 17 september van dat jaar, ergens in Zuid-Afrika overleden. De gegevens daarover zijn verkregen van de mensen, die naderhand uit krijgsgevangenschap naar het Vaderland mochten terugkeren (44). Dit verhaal geeft haarscherp aan hoe de politieke verhoudingen in die fase van de stadsgeschiedenis lagen. Dat blijkt ook uit veel meer bronnen die bewaard zijn gebleven. De haat tegen het Oranjehuis had eind 18e eeuw de overhand. De leidinggevenden, Representanten van het Volk genoemd, kozen er voor om te leven onder de vernederende invloed van een vreemde mogendheid – Frankrijk – in plaats van onder de regering van een Oranjevertegenwoordiger. Die Frans gekleurde Bataafse Republiek 83
zou in de volgende eeuw echter het onderspit delven en een andere ‘Oranje’ Kater zou van zich laten horen. Tijmen Cornelis Kater Hoe bijzonder. Terwijl zijn vader Cornelis werd veroordeeld vanwege zijn Oranje-gezindheid, was het zijn zoon Tijmen, geboren in april 1787, die eind 1813, toen bekend werd dat de Fransen Amsterdam hadden verlaten, de toren van de kerk van Monnickendam beklom en de nationale vlag ophing. Dat kwam pas vijftig(!) jaar later aan het licht, toen op maandag 30 november 1863 door enkele voorname burgers een voorstelling werd gegeven, hoe de aankomst van de prins van Oranje in Scheveningen had plaatsgevonden. Het waren de heren Tijmen Cornelisz Kater (hij stelde de prins voor), J(an) Kater (hij was van Limburg Stirum) en P(ieter) Kater, hij speelde de persoon van de graaf van Hogendorp (45).
18 januari 1795, Willem V vertrekt naar Engeland met een visserspink vanaf het strand van Scheveningen, om nooit meer in Nederland terug te keren.
84
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795 Noten Oranje I 1. Het ‘Wilhelmus’ is sinds 1932 officieel ons volkslied. Daarvoor werd het typisch nationalistisch lied gezongen: ‘Wien Neêrlands bloed door d’ aderen vloeit, van vreemde smetten vrij, Wiens hart voor land en koning gloeit, verheff’ de zang als wij’’. Bij haar inhuldiging in 1898 gaf koningin Wilhelmina echter aan het Wilhelmus de voorkeur, mede ook vanwege het zesde couplet. Ons volkslied, vanouds een geuzenlied en het oudste volkslied voor wat betreft de combinatie tekst en muziek, heeft vijftien coupletten, waarvan de eerste letter van elk couplet de naam ‘Willem van Nassov (v=u)’vormen. Een zogeheten acrostichon. Meestal wordt echter alleen het 1e en het 6e couplet gezongen. De vermoedelijke schrijver is de hofdichter en goede vriend van Willem van Oranje, Filip Marnix van Sint-Aldegonde. Het zou ontstaan zijn in 1572 tijdens het beleg van Haarlem. Anderen denken aan de 16e-eeuwse psalmberijmer Petrus Datheen als dichter. 2. Alle bronnen, boeken, brieven etc. die het Koninklijk Huis betreffen, worden sinds 1896 bewaard in de archiefruimte van paleis Noordeinde. Dat pand heeft koningin Emma daar speciaal voor laten bouwen. Sinds 1993 is het beheer in handen van de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje Nassau. Enkele voorbeelden van wat er bewaard wordt: van Willem van Oranje, 8 strekkende meter, prins Maurits 2 meter, van stadhouder Willem V 68 meter, van koning Willem I 30 meter, Willem II ruim 42 meter, Willem III 25 meter, van Wilhelmina 100 meter. Het archief wordt nog steeds aangevuld door schenkingen. 3. Biografie Wilhelmina, C. Fasseur. 4. JOM 2013 blz. 172 vv. 5. Germanen, een verzameling volkeren en stammen, die rond het begin van onze jaartelling een Germaanse taal spraken.
De Saksen woonden in het Oosten, de Friezen in het Noorden, de Franken in het Zuiden en de Kaninefaten langs de Noordzeekust. 6. ‘De slag op de Zuiderzee’ L. Appel, uitgegeven door de Vereniging in 1973. De graaf van Bossu leefde van 1542-1578. 7. Van Juliana van Stolberg zijn twee uitspraken bewaard gebleven: ‘Men moet in alles meer hechten aan het eeuwige dan aan het tijdelijke’ en ‘De zegen des Allerhoogsten is meer waard dan goud of zilver’. 8. JOM 1979 blz.42, Biografisch Portaal van Nederland, E. Geudeke, ‘De Classis Edam 1572-1650’. In een huis aan de Niesenoort woonde in juli 1609 nog zijn weduwe Griet Alberts. Not. Archief 3406 d.d. 12.7.1609. Ze is in 1610 overleden, gelet op het begraafregister zo rond februari/maart. 9. Parochiekerk blz. 59 10. Deze brieven zijn o.a. te vinden in het Waterland-archief, oud-Archief Monnickendam. Al deze brieven zijn ook gedigitaliseerd en opgeslagen in de data- en beeldbank van het Stedelijk Museum van Delft, ‘de Prinsenhof’. De oudste brief aan de magistraat van Monnickendam dateert van 7.12.1572, de laatste van 24.2.1584. De prins heeft nog een brief geschreven aan de schout van Monnickendam, d.d. 19.6.1584, vijf dagen voor zijn dood waarin hij aandringt om alle kwaadwillende en ‘suspecte’ (verdachte, caeg) personen uit de stad te verwijderen! 11. JOM 1976 blz. 47. Een biografie van Cornelis Dirks in JOM 2008 blz. 69-78. Zijn vrouw Claesgen Heijns overleed 17 april 1603. 12. Acta van de Ned. Synoden der zestiende eeuw, F.L. Rutgers blz. 55. 13. Vaderlandsche Historie deel X, J. Wagenaar 1754. De namen van deze vroedschapsleden vind u in JOM 1995 blz. 96 en 97. De Vroedschapsresoluties vanaf 1595-1623 ontbreken helaas, zodat er geen informatie uit de eerste hand van het stadsbestuur is, t.a.v. hun reactie. Notities over de verhoudingen tussen beide groepen in Monnickendam vind u in ‘De classis Edam 1572-1650’, blz. 381vv, E. Geudeke.
85
14. Prins Maurits en de goede zaak. Brieven van Maurits uit de jaren 1617-1619, bewerkt door J.G. Smit. Ned. Hist. Bronnen I. Zie ook ‘De last van veel geluk’, A. Th. van Deursen, blz. 210 en De Republiek, J.I. Israël, blz. 476vv. Over de strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten, zie ‘Bavianen en slijkgeuzen’. Dr. A. Th. van Deursen. 15. Vroedschapsresoluties 1650, Oud-Archief Monnickendam 5. 16. Dhr. Appel heeft deze periode uitvoerig beschreven in JOM 1980 blz. 17vv. 17. Hun namen vind u in JOM 1980 blz. 43 en 44. 18. Begraven in de kerk op 25 april. 1,5 uur werd de klok geluid, JOM 1977 blz. 54. 19. Idem. 20. Vroedschapsresolutie 2.2.1688 21. Prins Willem IV was vanaf zijn geboorte stadhouder van het gewest Friesland, bracht er zijn jeugd door, studeerde talen, economie en rechten aan de universiteit van Franeker (1926) en Utrecht (1928), sprak Fries en woonde in een paleis te Leeuwarden. 22. Toen in maart 1939 ene heer J. de Graaf uit Eefde het stadhuis bezocht, werd zijn aandacht getrokken door twee erg versleten crèmezijden doeken van 1.40 meter lang en breed. In een daarvan bevond zich een wapen met als randschrift ‘Honi soit qui mal y pense’, de wapenspreuk van Willem III; betekenis –‘schande over hem die er kwaad over denkt’ en het onderschrift ‘Je maintiendrai’ (Ik zal handhaven, de wapenspreuk van her Koninklijk Huis en de Koninklijke Landmacht) en het jaartal 1747. Het bleek het wapen en de wapenspreuk van de prins van Oranje te zijn. De doeken waren bestemd geweest om dienst te doen bij dat verwachte bezoek, de ene op de kerktoren, de andere op de stadhuistoren. Deze ‘Princevlaggen’ hadden 106 gulden gekost! Bron: PNHC 11.3.1939. 23. De notitie van mevr. drs. A. Mewe-Reekers, in haar overigens prima verhaal, in het Jaarboek
86
2005 blz. 94, is niet juist als zij schrijft dat de prins bij de Noorderpoort aan land kwam, waar hij werd ontvangen door de burgemeesters. De prins is met zijn vrouw en dochter Carolina rechtstreeks naar Amsterdam gezeild. Ook in de notulen van de schutterij wordt geen melding gemaakt van een bezoek van de prins. Wel is er veel aandacht voor versterking van manschappen en materiaal. Navraag in Edam en Enkhuizen over een bezoek van de prins aldaar bevestigden de rechtstreekse reis van Lemmer naar Amsterdam over zee. De Leidse courant van 12.5, de Amsterdamse Courant van 13.5 en de Haagse Courant van 15.5.1747 bevestigen dat. De prins arriveerde met zijn ‘Jagt’, op de Singel tegenover de Lutherse Kerk. De data en tijden die in de krantenberichten worden genoemd, laten geen ruimte voor een bezoek aan de genoemde steden, waaronder dus Monnickendam. 24. Zie ook Oud Edam jg. 28 nr. 1 april 2004, blz. 509. 25. Vroedschapsresoluties 23.3.1748 26. Vroedschapsresoluties 10.4.1748 27. Notulen van de Schutterij 1747; zie ook JOM 1994 blz. 44. 28. JOM 1985 blz. 77. 29. Vroedschapsresoluties, Oud Archief Monnickendam 16. De prins werd overigens pas maanden later bijgezet in de kerk te Delft. 30. De strijd van Groot-Brittannië met de latere Verenigde Staten, het gebied dat voordien een Engelse kolonie was. 31. JOM 1999 blz. 41. 32. JOM 2005 blz. 94. 33. JOM 1987 blz. 48, JOM 1999 blz. 42vv. 34. In Verloop III blz. 48 t/m 57 vind u er een paar afgedrukt. Meer over zijn leven in Verloop III blz. 34vv en JOM 1984 blz. 109v. 35. ‘Geschiedenis van het Nederlandse volk, deel III, P.J. Blok 1925. 36. Mr. H.G. Nahuijs heeft een boekje geschreven met als titel: ‘Berigt aangaande de onenigheid tusschen regenten der stadt Monnikendam’. Het had 16 pagina’s en 21 bijlagen. Om die af te
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau 1568-1795 drukken waren 61 pagina’s nodig! Het is zelfs in druk verschenen. Ook mr. van Sanen heeft zijn bevindingen in druk uitgegeven bij T. Tjalingius, boekverkoper in de stad. 28 pagina’s en 13 bijlagen die 49 pagina’s omvatten. De kwestie kreeg landelijke bekendheid. Zie uitgebreid JOM 1980 blz.26vv. Zie ook JOM 1981 blz. 75 en JOM 1985 blz. 77 37. Broeker Bijdragen 2 blz. 153vv. De extreem rijke vrouw uit Broek in Waterland, Neeltje Pater (1730-1789) was een vurig aanhangster van het Oranjehuis. Toen stadhouder Willem V in 1773 naar Broek kwam, gaf zij grote sommen geld om het feest te zijner ere te doen slagen, PNHC 5.10.1935. 38. Stadsboden: Jan Cornelis Moens en Willem Balck. Secretarissen: Frans van Daalen en Nicolaas Bruijn. Pres. burgemeester: Mr. Arent van Sanen. Schout (hoofdofficier: Hendrik Jan Nahuijs. 39. De prins had nog een hele reis voor de boeg: Edam, Purmerend, Midden-Beemster, Hoorn (daar overnachtte hij), Medemblik en Enkhuizen. In Enkhuizen sliep de prins een paar uur aan boord van zijn jacht en voer ’s morgens om half vier (23 juli) terug naar Amsterdam. Deze reis is uitvoerig beschreven door Nicolaas Hoefnagel, zie JOM 2007 blz. 49vv. Zie ook PNHC 16.12.1933, een verslag van W. van Engelenburg 40. JOM 2003 blz. 129. U kunt het lezen in het jaarboek 1995, blz. 65vv. 41. JOM 1999 blz. 41vv. 42. Verloop IV 74-76. 43. Trots en in zichzelf besloten, het leven van Ida Gerhardt, blz.29, geschreven door M. v.d. Berg en D. Idzinga. 44. JOM 1975 blz. 23vv, 1976 blz. 53v en JOM 1988 bl. 66v. Er is een heleboel informatie over deze reis bewaard gebleven, te vinden op Internet bij het intikken van de naam van de kapitein. 45. Utrechts Prov. Stedelijk dagblad 27.11.1863. Tijmen Kater (15.4.1787-26.2.1864), getrouwd met Annetje Dirks Slot (Edam 18.5.1773-M’dam 29.2.1864, drie dagen na haar man!).
Bronnen: Vroedschapsresoluties Monnickendam (tot 1795) Besluiten representanten van het volk (Franse tijd) Rondom het grote orgel van Monnickendam, G. Verloop, meerdere deeltjes Jaarboekjes Oud-Monnickendam (afgekort JOM + jaar) De classis Edam, 1572-1650, blz. 381vv, E. Geudeke Geraadpleegde boeken: De Republiek 1477-1806, Jonathan I. Israël, van Wijnen, Franeker De last van veel geluk, A. Th. van Deursen, B. Bakker, Amsterdam De prijs van het bloed, 1584-1625. De kinderen van Willem van Oranje, hun rol en hun lot, J. Doorn, 1984 Europese bibliotheek, Zaltbommel Stadhouders en Koningen. De Oranjes en de Nederlanders, P.J. Rietbergen, Bekking & Blitz, Amersfoort/Brugge Geschiedenis van Oranje, de canon van ons Koninklijk Huis, G.G. Hellinga, Walburg Pers. Van kintsbeen aan ten staatkunde opgewassen’, K.W.J.M. Bossaers, Stichting Hollandse Historische Reeks 25. De tijd van burgers en stoommachines, B. Speet, Waanders, Zwolle De drie Oranje koningen, J.G. Kikkert, uitg. Aspekt De gekroonde republiek, C. Fasseur, uitg. Balans Oranje op de bres, C.M. Schuiten en B.Schoenmaker Rusland en Oranje, tragiek en glorie van overgrootmoeder Anna Paulowna, J. Doorn, Europese bibliotheek, Zaltbommel 1974. Willem III, Emma en Sophie, J. Doorn, Europese Bibliotheek, Zaltbommel 1977 Herinneringen aan Oud Monnickendam, J. Veltrop, 1975 Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel, 1998 Van Monnikenwerk naar Parochiekerk, Parochiebestuur Monnickendam 2000.
87
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau Deel 11: Drie Koningen en een Regentes-Koningin Het huis van Oranje Nassau 9B . Koning Willem I - Willem Frederik (Den Haag/Wassenaar 24.8.1772- Berlijn 12.12.1843*). tr. (1) Berlijn 1.10.1791 Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen (Potsdam, Duitsland 18.11.1774-Den Haag 12.10.1837*) tr. (2) Berlijn 17.2.1841 Henriette Adriana Flora Ludovica, gravin van Oultremont de Wégimont (Maastricht 28.2.1792- Laurenberg bij Aken 26.10.1864). Frederika was de dochter van Frederik Willem II van Pruisen (1744-1797) en Frederika van HessenDarmstadt (1751-1805) Uit het huwelijk van Willem I en Frederika van Pruisen werden vijf kinderen geboren: -Willem Frederik George Lodewijk, zie 10B -Willem Frederik Karel (1797-1881*) -Wilhelmina Frederika Louise Pauline Charlotte (1800-1806) -Levenloos geboren zoon 30.8.1806 -Wilhelmina Frederika Louise Charlotte Marianne (1810-1883) 10B. Koning Willem II – Willem Frederik George Lodewijk (Den Haag 6.12.1792-Tilburg 17.3.1849*) tr. St. Petersburg, Rusland 21.2.1816 Anna Paulowna Romanov (St. Petersburg 18.1.1795- Den Haag 1.3.1865). Anna Paulowna was de dochter van tsaar Paulus I Petrovitsj (1754-1801) en Sophia Dorothea Augusta Louisa von Württemberg, beter bekend als Maria Fjodorovna (1759-1828). Uit het huwelijk van Willem II en Anna Paulowna werden vijf kinderen geboren: -Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, zie 11B -Willem Alexander Frederik Constantijn Nicolaas Michiel (2.8.1818-20.2.1848*) -Willem Frederik Hendrik (Hendrik de zeevaarder, 13.6.1820-13.1.1879*) -Willem Alexander Frederik Ernst Casimir ( 2.5.1822-20.10.1822*) -Wilhelmine Marie Sophia Louise (8.4.1824-23.3.1897) 11B. Koning Willem III - Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk (Brussel 19.2.1817- Apeldoorn 23.11.1890*) Koning Willem III, bijnaam ‘Koning Gorilla’. tr. (1) Stuttgart 18.6.1839 Sophia Frederika Mathilda van Württemberg (Stuttgart 17.6.1818- Den Haag 3.6.1877*). De trouwdatum – 18 juni - was bewust gekozen, ter herinnering aan de slag bij Waterloo in 1815. Sophia was de dochter van Willem Frederik Karel van Württemberg (1816-1864) en Catharina Paulowna van Rusland (1788-1819) Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, die voor hun vader zijn overleden: -Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik, roepnaam Wiwill, (Den Haag 4.9.1840-Parijs
88
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin 11.6.1879*). Hij was bestemd als troonopvolger en niet getrouwd. -Willem Frederik Maurits, Alexander, Hendrik, Karel, roepnaam Maurits, (Den Haag 9.1.1843- Den Haag 4.6.1850 (zeven jaar). - Willem Alexander Karel Hendrik Frederik, roepnaam Alexander, (Den Haag 25.8.1851-Den Haag 21.6.1884*). Ongehuwd. Koning Willem III tr. (2) Arolsen, Duitsland 7.1.1879 Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont (Bad Arolsen 2.8.1858- Den Haag 20.3.1934*). Leeftijdsverschil veertig jaar. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren, Wilhelmina Helena Paulina Maria, de troonopvolgster, zie 12B Emma was de dochter van Georg Victor, vorst van Waldeck-Pyrmont (1831-1893) en Helena, prinses van Nassau (1833-1888). Vanwege minderjarigheid van prinses Wilhelmina was Emma van 1890-1898 koningin-regentes.
Het Koninkrijk der Nederlanden Toen Napoleon in 1815 voorgoed van het wereldtoneel was verdwenen, behoorde de Franse periode (1) definitief tot het verleden. Het Huis van Oranje kwam op een nieuwe manier in beeld. Was er in de voorgaande eeuwen steeds sprake geweest van stadhouders, nu kwam de titel ‘koning’ in gebruik. Drie koningen en een koningin-regentes hebben in de 19e eeuw voor een belangrijk deel de geschiedenis van ons land bepaald. Een eeuw waarin ons land veranderde van een tamelijk gesloten, in zichzelf gekeerde agrarische samenleving, in een geïndustrialiseerde maatschappij. Er gingen treinen en trams rijden. In fabrieken kwamen stoommachines. Uitvindingen zoals de telefoon en de telegraaf gaven een nieuwe dimensie aan het dagelijks leven. De veranderingen gingen wel minder snel dan bijvoorbeeld in Engeland, België of Frankrijk, want veel bedrijven bleven aanvankelijk bij hun vertrouwde ambachtelijke (handmatig dus) productiewijze. Een Engelsman bracht het in 1847 zó onder woorden: ‘Alle zaken worden door de Hollanders behandeld met zulk een tijdverspilling, dat men zou geloven dat ze hun leven niet met jaren maar met eeuwen tellen’. Maar rond 1870 kwam de technische ontwikkeling in ons land goed op gang. De 19e eeuw bracht ook nieuwe ideeën over hoe de maatschappij moest worden ingericht en de macht, politiek gezien, moest worden verdeeld. Gaandeweg ontstond er een versnipperde samenleving, die de ons bekende verzuiling van de 20e eeuw zou opleveren (2). De bevolking nam toe van twee miljoen in 1800, via drie miljoen in 1850 naar vijf miljoen in 1900 (cijfers afgerond). Een heel verschil met de ongeveer zeventien miljoen vandaag. Koning Willem I (1772-1843) De kaart van Europa werd in maart 1815 door het ‘Weener Congres’ (september 1814-juni 1815) opnieuw ‘ingedeeld’. Prins Willem Frederik werd op 30 maart 1814, precies vier maanden na zijn terugkomst in ons land, benoemd tot soeverein vorst 89
van de ‘Gezamentlijke Nederlanden’: Holland, België en het groothertogdom Luxemburg. In België, Luxemburg en Limburg, dat toen nog bij de Zuidelijke Nederlanden hoorde, woonden ongeveer twee keer zoveel mensen als in de Noordelijke Nederlanden. Toen Willem I koning werd, had hij al een heel leven achter de rug. Geboren in Den Haag op 24 augustus 1772 trouwde hij in 1791 met zijn nicht Wilhelmina van Pruisen en kreeg met haar vijf kinderen, waaronder een levenloos geboren zoon. In 1799 had hij deelgenomen aan de mislukte Engels-Russische invasie bij Den Helder, waarvan het doel was geweest om, via de verovering van Amsterdam, een antirevolutionaire opstand in Nederland te ontketenen, de Bataafse Republiek ten val te brengen en het Huis van Oranje in ere te herstellen. In 1806 had Willem I bij Jena meegevochten tegen Napoleon, met wie hij eerst bevriend was geweest. Op 30 november 1813 (de overtocht vanaf de kust van Kent met het schip de ‘Warrior’ had door tegenwind vier dagen geduurd!) zette hij in Scheveningen vaste voet op Nederlands grondgebied. Bepaald niet ongevaarlijk want diverse steden waren nog in Franse handen. Een dag later werd hij uitgeroepen tot soeverein vorst, wat op 2 december in Amsterdam officieel bevestigd werd en waar hij door een enthousiaste menigte werd toegejuicht. Een oproep om geld te doneren voor de wederoprichting van het land en aan (jonge)mannen hun land te dienen, om het vrij te houden van vreemde overheersing, was op 6 december één van de eerste proclamaties van de soeverein. Een boodschap die op zondag 12 december op alle kansels moest worden voorgelezen. (Van een scheiding tussen kerk en staat was in die tijd nog geen sprake). Op 16 maart 1815 nam Willem I in Den Haag de titel ‘Koning der Verenigde Nederlanden’ aan, waarna op 30 maart in Amsterdam de eed op de gloednieuwe grondwet (het ontwerp was van Gijsbert Karel van Hogendorp) werd afgelegd. Nadat de grote Europese mogendheden, de Pruisen, Russen en Engelsen, in Wenen bepaald hadden, dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden samen een krachtige staat moesten vormen naast en vooral tegen Frankrijk, volgde op 21 september in Brussel de inhuldiging. Het Driemanschap
90
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Links: prins Willem Frederik kwam op uitnodiging van ‘het Driemanschap’ van Hogendorp, van der Duyn van Maasdam en van Limburg Stirum naar Nederland om vier maanden later tot souverein vorst te worden benoemd. Links de mannen aan het ‘werk’ aan de grondwet...
Autoritair Willem I die, vanwege zijn langdurig verblijf buiten ons land, nauwelijks de Nederlandse taal sprak, regeerde nogal autoritair. Hij bepaalde het beleid, nam besluiten en hij alleen was verantwoordelijk voor de financiën van het land. Ook benoemde en ontsloeg hij ministers, die aan hem verantwoording schuldig waren. Delegeren zat niet in zijn aard. De koning kreeg het opperbevel over leger en vloot en stelde gezanten en consuls aan. Ook had hij de leiding over de overzeese koloniën. Hij bepaalde de bevoegdheden van de nieuwe Staten-Generaal. Deze volksvertegenwoordiging diende slechts het beleid van de koning te steunen. Voor oppositie was geen plaats. De ministers zag hij als zijn persoonlijke dienaren. Overleg vond alleen plaats met de afzonderlijke ministers. Er liep alleen een lijn van boven naar beneden. De koning was een ondoorgrondelijk en eenzelvig mens, die zich als vorst opsloot in een absolutistische regeeropvatting. Dat verhinderde hem in contact te komen met het volk dat hij regeerde. En dat zou niet zonder gevolgen blijven. Maar Willem I had het beste met het land voor. Een land dat door historicus en schrijver Jan Romijn (1893-1962) getypeerd werd als ‘een natie De eerste trein in 1839: Amsterdam-Haarlem van renteniers en paupers’, met vooral een gebrek aan initiatief. Dat laatste was niet zo vreemd na een vreemde overheersing van rond de twintig jaar. Een aantal veranderingen die tijdens de Franse overheersing hadden plaatsgevonden, zoals de invoering van het wetboek van strafrecht, de burgerlijke stand, het kadaster en het metrieke stelsel (maten en gewichten), bleven gehandhaafd. 91
Willem I had een helder verstand, een enorme werkkracht en kende zijn plichten. Zijn bijnaam ‘koopman-koning’ maakte hij waar, door het bevorderen van de handel en de industrie. Hij stond aan de wieg van de Staatscourant (januari 1814), de Nederlandse Bank (maart 1814) en de Nederlandse Handelsmaatschappij (1824). Ook stimuleerde hij de aanleg van spoorwegen (1839), waarbij spoorbruggen gefinancierd werden met geld dat, via het Cultuurstelsel, uit Indië kwam (3). Er werden verharde, tolvrije wegen aangelegd, want voor de handel was een goede infrastructuur nodig. Een andere bijnaam ‘kanalenkoning’ deed hij eveneens eer aan. Onder zijn bestuur werden er allerlei kanalen gegraven, waaronder in 1824 het Noord-Hollandskanaal. Tot op vandaag kennen we in ons land nog enkele ‘Willems-vaarten’. Ook scheepsbouw, stoomschepen en rederijen hadden ruimschoots zijn aandacht. Voor alles wat het vervoer over water diende maakte hij geld vrij. Ook kwam er meer en meer aandacht voor kunsten en wetenschappen. In het Zuiden werd de Algemene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de volksvlijt opgericht, de latere Société Générale. Ondanks deze vernieuwingen maakte de koning bijna overal vijanden, omdat hij geen rekening hield met de gevoelens van de mensen, die met zijn besluiten moesten leven. Dat speelde vooral in de Zuidelijke Nederlanden, waar diverse bevolkingsgroepen geheel verschillende belangen hadden. Denk daarbij aan de taal (Frans, Vlaams) en de religie (Rooms-Katholicisme). Nee, zijn relatie met de Zuidelijke Nederlanden was bepaald niet geweldig en dat zou in de jaren dertig verregaande gevolgen hebben (4). Maar ook in het Noorden kwam geleidelijk oppositie, o.a. veroorzaakt door een grote werkeloosheid. Een derde van alle Amsterdammers moest van de bijstand leven. De Nederlands Hervormde Kerk kreeg in 1816 een algemeen reglement opgelegd, waardoor de koning zijn invloed op de leiding van de Kerk sterk vergrootte. Het zou leiden tot een kerkscheuring, de Afscheiding in 1834. Monnickendam en de koning Hoe er in Monnickendam over de nieuwe vorst werd gedacht verschilt niet met wat elders in (Noord)-Holland het geval was. In de nieuw op te bouwen samenleving na de Franse periode, werd het Huis van Oranje als de bindende factor gezien (5). Een bericht (geen datum, maar vermoedelijk eind 1813) dat door het 92
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
provisioneel (voorlopig) stadsbestuur van Monnickendam werd verspreid, spreekt duidelijke taal: ‘Mede ingezetenen, toen wij U de afgelopen week bekendmaakten het vrij en onverlet dragen van Oranje en tegelijk de vlaggen van de stadtorens werden opgehesen, verbonden wij ons voor Nederland en Oranje. Het sprak dus van zelf dat wij alle Franse invloed uit ons hart verbannen en wij als ware Nederlanders alles tot de herstelling van het geluk van ons dierbaar Vaderland behoren in het werk te stellen’ (..), dat eensgezindheid en vredelievendheid meer en meer bevorderd wordt, alle partijschappen vernietigd en elke burger, van welke godsdienstige gezindheid hij zijn moge, zal dezelfde rechten genieten’. 1814 De nieuwe situatie, kerkelijk verpakt De nieuwe politieke situatie werd vanaf het begin omgeven door gebeden in de kerken, ook in Monnickendam. Op 26 december 1813 gaf de koning het voorschrift ‘dat op de 5e Januari 1814 en voorts tot wederopzegging toe, iedere eerste Woensdag van elke Maand, des avonds van zes tot zeven uur zal worden gehouden een plechtig dank- en bede-uur, geschikt naar de omstandigheden van tijden en zaken. Op de avonden waarop die bede-uren zullen worden gehouden, mogen er van half zes tot half acht geen publieke vermaken plaatsvinden, alle neringen en handteringen moeten stilstaan en de winkels gesloten zijn’. Ook op donderdag18 juni 1814 moest er, na een besluit van de Majesteit, een Danken Bededag worden gehouden, ‘waarbij alle winkels en tapperijen zullen moeten zijn gesloten, alle neringen, handwerken, openbare bedrijven en vermakelijkheden zullen moeten stilstaan opdat alle stoornis van de Godsdienstige aandacht op die plechtige dag voorkomen worde’. Een maand later, woensdag 20 juli, was er alweer sprake van zo’n dankdag. De heren predikanten werd verzocht de oproep daartoe op zondag 17 juli van de preekstoel aan de gemeente voor te lezen. De reden voor deze dank/bededagen werd niet genotuleerd, maar was voor de toenmalige bewoners duidelijk. Het zal te maken hebben gehad met politieke ontwikkelingen, zowel in binnen- als buitenland (Europa), als ook met de vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Vieringen in Monnickendam In de notulen van B&W en de Raad van Monnickendam lees je vanaf de omwenteling eind 1813 een vrijwel kritiekloos volgen, wat van hogerhand werd voorgeschreven. 93
Ook in de stad keek men op tegen het ‘van God gegeven Huis van Oranje’ (6). Alle steden kregen uitgebreid aanwijzingen, hoe te handelen bij gebeurtenissen, die het Huis van Oranje betroffen (7). De vele geboorten, huwelijken, verjaardagen, jubilea, overlijdens, ze gingen niet buiten het stadsbestuur en de burgers van Monnickendam om. Integendeel, het was dikwijls reden om verschillen in opvattingen opzij te zetten en samen feest te vieren in een verder wat ‘dode’ stad aan de Zuiderzee. Anders dan in de twintigste eeuw, bleef dat ‘feestvieren’ toen beperkt tot het uitsteken van de driekleur, illuminatie van gebouwen, het luiden van de klokken en bij tijden saluutschoten met het kanon. De kosten daarvan werden uit de stadskas betaald. – Toen koning Willem I op 24 augustus 1814 zijn verjaardag vierde, werd ‘geresolveerd (besloten) om op alle Publieke gebouwen des morgens de vlaggen te hijsen en de klokkenist aanzegging te doen om drie maal op die dag het carillon te bespelen en wel ’s morgens om 8 en 12 uur en ’s middags om 4 uur’. Zulk eerbetoon zou er tijdens zijn regeerperiode elk jaar plaatsvinden. De traditie van de tijd voor de Franse revolutie werd daarmee voortgezet. Burgemeester Arbman (Monnickendam 1766-1842) riep de Monnickendammers op om de dag zo luisterrijk mogelijk te vieren. Hij nodigde de inwoners uit tot ‘het ontsluiten Uwer harten voor die blijdschap en uitoefening van alle zodanige vreugde betoningen als aan de mate der voorrechten, welke wij thans genieten, eenigzins kunnen beantwoorden en aan de gevoelens gene andere palen te stellen dan de voor de handhaving van goede orde en openbare rust worden voorgeschreven’. – Op donderdag 17 en vrijdag 18 november 1814 was het al weer feest. De zeventiende was het een jaar geleden dat het driemanschap van Hogendorp, van der Duyn van Maasdam en van Limburg Stirum had besloten de prins van Oranje te vragen, om als soeverein vorst naar ons land te komen. Naast een dankdienst in de kerken, vlaggen aan de huizen, het luiden van de klokken en illuminatie, werd door de gouverneur van de Provincie ook gevraagd ‘de behoeftigen daarin te doen delen, op zodanige wijze als de lokale omstandigheden en financiële toestand uwer gemeente zulks het meest raadzaam zullen doen zijn’. Aan deze eerste herdenking werd menig gedicht en lied gewijd. Een dag later was de vrouw van de koning, Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen
94
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen (1774-1837), jarig. Ook dat werd uiteraard gevierd, ‘waarbij op die dag van twaalf tot een uur een plechtig dankuur plaats zal hebben op de wijze bij de kerkgenootschappen gebruikelijk’. Via een aparte kennisgeving werd de bevolking gezegd dat alle nering moest stilstaan en de winkels gesloten. ‘De ingezetenen worden ‘ernstig gewaarschoud om geen voetzoekers, swermers of andere of dergelijke vuurwerken afte steken, terwijl bij ondervinding van dien zulks ten strengste zal worden gestraft’. Ook de behoeftigen in de stad zouden in de vreugde delen. Er werd brood, kaas en bier uitgedeeld. ‘Eindelijk daar wij vaststellen dat liefde voor het Vaderland en hartelijke genegenheid voor het Vorstelijke Huis van Oranje de gevoelens zijn, welke onze ingezetenen bezielen, vlijen wij ons, dat gij uw onderling zult vereenigen om dit Plegtig feest op de meest gepaste wijze te gedenken’. Het jaar daarop werd op 18 november opnieuw in herinnering gebracht ‘de groote gebeurtenis, welke voor twee jaaren geleden heeft plaatsgehad, een gebeurtenis waaraan wij de verlossing van ons Vaderland van het juk der dwingelandij zijn verschuldigd. Dat gelijktijdig op dien dag de verjaaring van Hare Majesteit, onse geliefde Koningin invalt’. Beide evenementen zullen feestelijk worden gevierd. Ook nu weer het uitdrukkelijke verbod om vuurwerk af te steken en schoten te lossen met pistolen en geweren. – Als op 28 februari 1816 Prins Frederik, de tweede zoon van de koning, zijn verjaardag viert gaan de vlaggen uit en paradeert de schutterij door de stad. – Ook de verjaardag van de moeder van de koning, Frederica Sophia Wilhelmina, prinses van Pruisen (1751-1820), weduwe van stadhouder Willem V (1748-1806) werd gevierd. Het carillon speelde die dag – 7 augustus 1816 - drie keer. – Toen op 19 februari 1817 Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk werd geboren, de latere koning Willem III, ontving het stadsbestuur van zijn vader een brief ‘dat de gebeden, die in de verschillende kerkelijke gemeenten plaats gehad hebben voor een gelukkige verlossing van de Princes van Oranje, kunnen ophouden, omdat die gebeden verhoord zijn en de verlossing op de meest gewone wijze heeft plaatsgevonden’. De gebeden mochten ‘vervangen worden door een plegtige dankzegging aan den Allerhoogste’. – Wanneer de zuster van de koning, Frederica Louisa Wilhelmina, in oktober 1819 overlijdt, negen maanden voor haar moeder, is er sprake van rouwbetoon. Op zondag 17 oktober moeten van twaalf tot een uur de klokken luiden ‘om daar door een blijk te geven van de droefheid en deelneming welke door haar afsterven bij ieder weldenkende plaats heeft’ (8) – Toen de vrouw van de latere koning Willem II, Anna Paulowna, in juni 1820 zou bevallen, werd aan de Leraren der Roomse Genootschappen gevraagd ‘om op de 95
eerste zondag na het ontvangen van dit schrijven het ‘Te Deum’ te laten zingen voor de spoedige en gezegende verlossing van H.K.H. de Princesse van Oranje’ (9). En zo ging het maar door. Het leven van alle dag werd onderbroken door aandacht te schenken aan gebeurtenissen in en rondom het Huis van Oranje-Nassau. Alle activiteiten werden keurig in de notulen van de Raad vastgelegd. Hoe anders was dat eind 18e, begin 19e eeuw, toen alles wat met Oranje te maken had, taboe was. ’t Kan verkeren’ zei de dichter Brederode (1585-1618) al in de 17e eeuw. In november 1825 waren twee leden van de Raad op audiëntie geweest bij de koning en zijn zoon Prins Frederik der Nederlanden. De laatste was in mei van dat jaar getrouwd. ‘Aldaar de gewone felicitaties en plichtplegingen hebben afgelegd, tegelijk als Hoofdingelanden van de drie Waterlandsche Meeren Z.M. bedankt voor de verleende subsidie voor deze Meeren toegestaan en dezelven verder in hoogst deszelfs protectie aanbevolen’. De koning ‘in’ Monnickendam Koning Willem I heeft de stad niet officieel bezocht (10), maar is er wel een keer geweest, zij het kort. Dat was op zaterdag 15 oktober 1814. De avond daarvoor werd een brief van de gouverneur van Noord-Holland voorgelezen: …’dat Zijne Koninklijke Hoogheid, onze geëerbiedigde Soeverein op morgen, zijnde den 15 dezer, des namiddags circa 2 uuren door den Stad zal passeren, dat Hoogst dezelve niet zal vertouven en er dus alleen gelegenheid zal wezen om een compliment aan het rijtuig af te leggen, dat het evenwel gepast zoude zijn, dat men de huizen versierde met groen, het uitsteken der vlaggen, spelen en luiden der kerkklokken en het wapenen der Landstorm’ (een voorloper van het Nederlandse leger, ontstaan vanuit de schutterij). De brief werd aan de ingezetenen bekend gemaakt, zodat de huizen met groen konden worden versierd en iedereen, voor zover mogelijk, een vlag kon uithangen om op die manier de hulde aan de Geliefde Vorst te bewijzen. Het stadhuis zou versierd worden en de officieren van de Landstorm kregen bericht om met hun manschappen present te zijn. Het publiek kreeg ook te horen ‘dat die avond alle publieke gebouwen geïllumineerd zouden worden en het de 96
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Raad niet onaangenaam zou wezen wanneer de Burgerij, welke zich zo klaar hun verknochtheid aan onze Soeverein aan de dag had gelegd, ook mede wilde werken om zodoende deze avond een Generale (algemene) illuminatie binnen deze Stad te hebben’. Een dag later. ‘Nagenoeg half vier uuren zag deze Stad zich vereerd met Hoogst Deszelfs tegenwoordigheid en is als toen een korte gepaste aanspraak door den Heer Burgemeester van de Stad en Vrederechter van het kanton Monnickendam aan Z K.H. gedaan, hetgeen door Hoogstderzelve zeer gracieus gelijk is aangenomen en heeft daarna onder het luiden en spelen der klokken en het gejuich van de Ingezetenen van ‘Eere de Souverein’ deze Stad verlaten’, aldus de notulen. De Staatscourant van 16 oktober schreef er dit over: ‘De dag van gisteren was voor deze stad eene der aangenaamste, dewijl zij (hoewel zeer onverwachts) haren geliefde Souverein binnen hare muren ontving. (..) Als in een ogenblik waren alle de huizen met vlaggen en groen versierd en de burgemeester en Raad vergaderd, tot ontvangen van den beste aller Vorsten, terwijl de Landstorm, te wapen geloopen, de goede orde bewaarde. Ten 3 uren namiddag naderde de Vorst. Binnen de stad gekomen zijnde, werd dezelve door een algemeen hoezee, leven onze Souverein, leve de beste aller Vorsten! ingehaald. Voor het raadhuis hield Z.K.H. stil en veroorloofde den heer burgemeester en raad, mitsgaders den heer vrederegter dezes kantons, de gevoelens en belangen der burgerij aan Hoogstdenzelve kennelijk te maken en deze stad in deszelfe hooge protectie aan te bevelen, hetgeen met die minzaamheid, aan dat edel karakter eigen, werd beantwoord zoodanig, dat wij zeker vertrouwen, dat deze dag in deszelfs gevolgen, éen der gedenkwaardigste voor deze stad zal zijn. Nadat de heer burgemeester Z.K.H. bedankt had voor de eer, welke wij genoten hadden, verliet ons de Vorst, terwijl hem de zegeningen en loftuitingen van de burgerij, tot ver buiten de poort vergezelden. Des avonds was de gehele stad verlicht en een ieder betoonde door blijken van tevredenheid, de zuiverste gehechtheid aan zijn geliefden Souverein’. Gedurende zijn vijfentwintig jarige regeerperiode zou het de enige keer zijn, dat de inwoners van Monnickendam hun koning van dichtbij hadden gezien en bejubeld. Maar de betrokkenheid bij het Huis van Oranje bleef onverminderd van kracht. De koning treedt af In 1840 kwam de koning met een grondwetsherziening. Die had weliswaar niet zo veel om het lijf, maar liet wel de eerste tekenen van verandering zien. Ministers 97
werden nu zelf verantwoordelijk voor hun beleid en moesten in het vervolg besluiten van de koning mee ondertekenen. Toen er in het land, met name vanuit de Hervormde Kerk, na het overlijden van Willems echtgenote Frederika Louise Wilhelmina van Pruisen in oktober 1837, ernstig bezwaar werd gemaakt, tegen zijn voorgenomen huwelijk met nota bene een Belgische, katholieke vrouw (zij was hofdame geweest van zijn overleden echtgenote), trad de koning af. Zijn plotselinge abdicatie bracht in het land een schok teweeg. Een koning regeerde toch normaliter tot zijn dood? De staatsman Groen van Prinsterer (18011876) zei het heel typerend: ‘Smartelijk einde van een regering onder daverend vreugdegejuich van het geredde Vaderland begonnen’. De 68-jarige Willem I trouwde op 17 februari 1841 in stilte te Berlijn met de knappe, maar trotse, zevenenveertigjarige gravin Henriette d’ Oultremont (1792-1864). Door het volk werd haar naam al snel verhaspeld tot Jetje Dondermond. Een bekende straatdeun uit die dagen begon met de woorden: ‘De Koning die gaat trouwen, al met een muiterswijf’. Dat zegt wel iets over de gevoelens van velen. Gravin Henriette d’Oultremont Zijn laatste jaren bracht hij, als graaf van Nassau, in een vrijwillig gekozen ballingschap, te Berlijn door. Willem I was 71 jaar toen hij op 12 december 1843, in de werkkamer van zijn paleis ‘Unter der Linden’, tijdens het schrijven van een brief aan zijn dochter Marianne, aan een hersenbloeding overleed. Zijn Belgische vrouw ontbrak toen hij op 2 januari 1844 werd bijgezet in de Nieuwe kerk te Delft. Begrijpelijk gelet op de reacties m.b.t. haar huwelijk. Ze was genereus in konings testament bedacht. Iets waar zijn wettige kinderen al bang voor waren geweest. Henriette d’ Oultremont heeft Willem I twintig jaar overleefd. Ze overleed in oktober 1864 op kasteel Rahe bij Aken. Typering van het leven van deze koning Gaandeweg waren de gevoelens van de Noord-Nederlanders ten aanzien van hun koning en zijn manier van besturen veranderd. In het bijzonder toen het volk tot de ontdekking kwam, dat de staatsschuld, als gevolg van zijn geheimhouding, bedenkelijk was opgelopen. Bij zijn aftreden in oktober 1840 (acte getekend op het Loo) liet de koning een staatschuld achter van 228% van het nationale inkomen. Zijn eigen 98
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
vermogen daarentegen was flink gegroeid. Die staatsschuld was vooral veroorzaakt door het negen jaar lang in stand houden van het leger, dat hij nodig meende te hebben in de strijd tegen het opstandige België (1830/31), waarover elders in dit jaarboek meer. Koppig als hij was gaf hij niet toe aan de Belgische eisen. Na zijn aftreden leende hij de staat tien miljoen gulden tegen 3% rente, om een bankroet te voorkomen. Eén van de drie mannen die hem in 1813 uitgenodigd hadden om naar ons land te komen en koning te worden, was Graaf van der Duyn-van Maasdam. Na een ontmoeting met Willem I kort voor de ‘Tiendaagse Veldtocht’ in 1831 (11) schreef hij: ‘Een toevallig en onverwacht gesprek, dat ik heden met dit onbegrijpelijk en verfoeyelijk wezen gehad heb, deed mij die dwaasheid, of liever dien afgrond van kwade trouw en van onbekendheid met menschen, met zaken en met de geest des tijds ontdekken’. In zijn woorden klinken boosheid en teleurstelling door over de persoon en het beleid van de koning Willem I. Daar valt begrip voor op te brengen, als je diens leven overziet. De graaf zal nog wel eens gedacht hebben aan zijn uitnodiging, november 1813, om hem naar Nederland te halen. Biografen kijken heel verschillend naar deze eerste Oranje koning. Maar over één ding zijn ze het eens. Zijn leven was een jarenlange, zeer ingewikkelde zoektocht naar geld. In Monnickendam was dat echter niet bekend. In de stad zag men alleen de bijzondere, vaak feestelijke gebeurtenissen in het koninklijke gezin, wat niet wegneemt dat men zeker ook wel eens teleurgesteld zal zijn geweest over zijn beslissingen. Maar dat werd niet hardop uitgesproken of in de openbaarheid gebracht. Koning Willem II (1792-1849) Hij werd het ‘Sinterklaaskindje’ genoemd, omdat hij op 6 december ter wereld kwam. Zijn naam was voluit Willem Frederik George Lodewijk, roepnaam Guillot. Hij was een zoon, van koning Willem I en prinses Wilhelmina, gewoonlijk Mimi genoemd. We hebben het over koning Willem II, geboren in Den Haag, op z’n tweede meegenomen naar Engeland, om korte tijd later in Duitsland terecht te komen, waar hij als een Duitse prins werd opgevoed. Op jonge leeftijd zag hij al veel van Europa: Londen, Berlijn, Oxford, Spanje. Hij sprak Frans, Duits, Engels, een beetje Nederlands en een paar woorden Pools. 99
In 1815 vocht hij bij Quatre-Bras mee in de slag bij Waterloo, raakte gewond aan zijn linkerarm, maar bleek een moedig militair, wat hem de bijnaam ‘Held van Waterloo’ opleverde (12). Deze koning hield van bouwen. Tijdens zijn studie in Oxford had hij kennis gemaakt met de Gothiek als bouwstijl en gebruikte die kennis hier ter lande. De zijvleugels van paleis Soestdijk, waar hij met zijn gezin woonde, werden in zijn opdracht gebouwd. Door de ministers werd hij wel onze ‘Gothische koning’ genoemd.
Het gezin van Koning Willem II en Koningin Anna Pauwlona
Koning Willem II had ook een kostbare collectie schilderijen verzameld. Maar hij was toch vooral een militair officier. Toen hij in 1849 stierf was zijn kist bedekt met een zwart kleed, waarop in zilveren letters de namen van de twaalf strijdtonelen waren aangebracht, waarop de koning zich tijdens zijn leven had vertoond en onderscheiden. In februari 1816 trouwde hij met de Russische prinses Anna Pauwlona Romanova (zij had een huwelijk met Napoleon geweigerd), een zuster van tsaar Alexander I van Rusland. Zij kregen vijf kinderen waarvan een zoon na enkele maanden overleed. Willem werd in oktober 1840 koning. Hij was toen 48 jaar oud en leed aan een hartkwaal, als gevolg van een onmatig leven. Ook was hij verslaafd aan tabak (hij rookte zware havanna’s) en maakte zich dagelijks schuldig aan alcoholmisbruik. Voeg daarbij zijn ontuchtige leven, dan is het niet zo vreemd dat deze koning niet oud is geworden, allerlei kuren in het Belgische Spa ten spijt. Maar opnieuw, in Monnickendam keek men tegen de buitenkant van het koningschap aan, waarbij vooral zijn heldhaftig optreden bij Waterloo tot de verbeelding sprak. 100
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Monnickendam feliciteert de koning Het stadsbestuur was paraat om de nieuwe koning geluk te wensen. Wethouder Frans Nooij en vrederechter Antony Göckel waren in de hoofdstad op audiëntie geweest. Tijdens de vergadering van het stadsbestuur op 23 oktober 1840 noteerde de secretaris dat ‘deze audiëntie in tegenwoordigheid van alle, ter audiëntie afgevaardigde commissies en particulieren had plaats gevonden en dat dhr. Nooij Z. M. met de volgende woorden had aangesproken: ‘Sire, afgevaardigd uit het bestuur der stad Monnickendam in NoordHolland brengen wij Uwe Majesteit onze nederige en eerbiedige hulde, wij wenschen Uwe Majesteit geluk met hoogstdesselfs Kroon beklimming (hij zal vermoedelijk troonsbeklimming hebben bedoeld). Wij wenschen dat Gods beste zegen op Uwer Majesteits regering moge rusten en dat dezelve gekenmerkt blijve door vrede en voorspoed. Wij bevelen onze Stad, hare ingezetenen, onze persoon en de onzen aan Uwer Majesteits goede gezindheid en wij betuigen bij deze vergadering van gehegtheijd dat wij zijn en dat wij zullen blijven Uwe Majesteits getrouwe onderdanen’. Waarop het Z.M. goedgunstig behaagde te antwoorden dat hij gevoelig was voor de hulde van welke men hem de betuiging deed, dat hij te meer gevoelig was omdat dezelve hem zo legaal geschiedde, dat hij alles voor onze stad doen zoude wat in zijn vermogen lag en drukkende het voetspoor van zijn vader onze belangens zou behartigen, dat wij daar van de vergadering aan onze regering zoude overbrengen (en wijders bijvoegende de voor ons aangename verklaring) dat onze stad altijd de zijde van zijn huis zo zeer was toegedaan geweest, waarop door ons nogmaals de verzekering wierd gegeven van de gehegtheid welke ons van Zijne Majesteits persoon bezield’. Als voorheen werden ook de verjaardagen van dit koninklijke gezin in ere gehouden en gevierd op de bekende wijze, die door Oranje was voorgeschreven. De Koning bezoekt Monnickendam! In 1842 bracht koning Willem II een bezoek aan Monnickendam. Omdat het zo’n bijzondere gebeurtenis was, is er veel informatie over bewaard gebleven, waaronder een minutieus verslag van de secretaris dat vele pagina’s omvat, waaronder een lijst met namen van Monnickendammers die een bijdrage voor de feestelijke ontvangst hebben gegeven. Die memorabele dag voor de stad was op zaterdag 6 augustus 1842, dit jaar dus 175 jaar geleden. De ‘hoogst vereerende gebeurtenis’ was tot in de puntjes voorbereid. Iedereen was op de hoogte wat hij of zij moest doen. Er was een commissie van ontvangst. De notabelen moesten zich vertonen met o.a. degen en punthoed. De bruggen waren versierd en de straten Noordeinde, Kerkstraat en de Zarken omgetoverd tot een allee van groen. Op het Noordeinde, ter hoogte van de Wijdesteeg, stond een ereboog. Enkele dames hadden een banier van bloemen gemaakt in de kleuren van de stad, groen en wit. Overal hingen vlaggen 101
aan huizen en gebouwen en voor de inwoners die geen vlag hadden werd een vlag ter beschikking gesteld. De inhoud van de toespraken werd nauwkeurig voorbereid. Er waren bloemenmeisjes en een erewacht van eenenveertig manschappen. Het stadhuis was versierd met groen, bloemen, grote en kleine vlaggen. Men had ook schilden gemaakt met afbeeldingen ‘van de merkwaardigste veldslagen waarin Z.M. zowel in desselfs prille jeugd als op meergevorderde jaren zijnen heldenmoed als krijgsman aan den dag heeft gelegd’. Een korps muzikanten bestond uit de volgende twaalf heren: Kleine fluit, Hoppe; Kleine klarinet, Wiedemeijer; Eerste klarinet, Luder; Tweede klarinet, van Lier; Hoorn, Eckhof; Hoorn, Beethoff;
Trombone, Schoonhoven; Cornet en piston, Valk; Fagot, Scheffer; Trom en bekkens, Vlier; Roffeltrom, Vlicken; Triangel, Blom
En als we het dan toch over namen hebben, dit waren de bloemenmeisjes op die dag, met achter de naam hun geboortejaar: Niesje Göckel, 1819 Brandina Göckel, 1824 Sijtje Beezem, 1823 Elisabeth Beezem, 1825 Saartje Kater, 1824 Sientje Kater, 1822 Antje Boerlage, 1823 Philipina Boerlage, 1825
Louise Wijndels de Jongh, 1822 Annemietje Wijndels de Jongh, 1825 Trijntje Bakker (1826) Dorothea Schuurman (1823?) Elisabeth Nooij, 1823 Titia Kuitert, 1826 Antje Costerus, 1821 Celia Budding, 1822
Gelet op de namen waren het meest jongedames uit de wat ‘betere’ kringen. Hun kleding bestond uit een witte neteldoekse japon, witte glacé handschoenen, een wit satijnen lint om het lichaam, zwarte stoffen schoenen, gouden ketting, oorbellen en speld. In het haar aan de linkerkant een boeketje. De bloemenmandjes waren met lintjes versierd. Kribdam Het stadsbestuur had tijdens het bezoek een belangrijk punt op de agenda, want vanwege de aanleg van een kribdam in de Gouwzee in 1828, ter hoogte van Katwoude, was de bereikbaarheid over zee, door ernstige verzanding, minimaal geworden. Men hoopte dat de koning daar oor voor zou hebben en de situatie zou willen verbeteren (13).
102
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Het bezoek Het bezoek van de koning maakte deel uit van een vier dagen durende rondreis door de provincie, te beginnen in Alkmaar en Den Helder op woensdag 3 augustus, waarbij de koning de eerste twee dagen overnachtte op zijn jacht, de ‘Batavia’ (14). Nadat de koning de nacht van vrijdag op zaterdag in Hoorn had geslapen, vertrok hij om zes uur ’s morgens, via Oosthuizen, naar Edam, waar hij om acht uur aankwam. Daar vertrok hij om negen uur om een half uur later in Monnickendam aan te komen. Dat was althans de bedoeling, maar het zou een kwartiertje later worden. 13 De koning kwam dus van Edam en werd om kwart voor tien bij de Noorderpoort welkom geheten door wethouder Frans Nooij. Burgemeester Arbman (1766-1842), inmiddels 76 jaar oud, was fysiek niet in staat naar de poort te komen, maar zou de koning in het Stadhuis ontvangen. De dochter van wethouder Nooij (zijn vrouw was al overleden), mej. Elisabeth Margaretha Nooij (Monnickendam 1823-1911) had een gedicht gemaakt, dat zij uitsprak richting de koning: Wij groeten u, geliefde vorst, Wij groeten U, beminde Koning, Neem aan de hulde, de dank, de lof, en onze nederige eerbetoning. Driewerf geluk, de wens U toegebracht O, Koning, Held en Vader tevens, dat roos en palm en lauwerblaan bedekke altoos het pad des levens. Het juichen om Uw komst, het jubelen in Uw heil, dat klinkt hier luid uit ieders woning en aller zin smelt in die bee O, God, bewaar den Koning’ Daarna nam burgemeester Arbman, al 32 jaar hoofd van de stadsregering, het woord. Hij vroeg aan het einde van zijn speech op nederige manier of de koning zich wilde inzetten om te voorkomen dat de bronnen van het bestaan van veel ingezetenen werden bedreigd door de kribdam die in 1828 was gelegd, hét probleem van de stad in die tijd, met als gevolg verzanding van de Gouwzee en de haven. Het zou de laatste belangrijke speech van de burgemeester zijn, want hij overleed vier maanden later, op 27 december. Onderscheidingen De koning was niet met lege handen gekomen. Een lid van de Raad (hij volgde Arbman als burgemeester op) dhr. Embertus Joachim van Rooij (1779-1857), werd door de koning benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw en dhr. Pieter Leonard Thierens (1810-1886), commandant van de erewacht, kreeg een briljanten 103
ring. Van Rooij was overigens niet de enige in Noord-Holland die gedecoreerd werd. De koning was daar nogal gul mee. Ook tijdens de gesprekken met diverse raadsleden hoorde de koning wat de aanleg van de kribdam voor de stad nadelig had betekend. Het Monnickendammergat was verdroogd en feitelijk niet meer te gebruiken. De koning adviseerde de bestuurders een petitie te maken, hetgeen bij de Raad de hoop wekte, dat er mogelijk op korte termijn maatregelen genomen zouden worden. De koning bezocht ook enige tijd de Grote kerk en bekeek daar het grafpaneel van Jan Nieuwenhuizen. Daarna ging het gezelschap naar de R.K. Kerk waar Johannes Lambertus Bekker, pastoor in Monnickendam van 18361844, zijn gastheer was. De weeskinderen zongen voor de koning De weeskinderen deelden ook in de feestvreugde (15). ‘Op uitnodiging van het bestuur van het RK-weeshuis hebben de kinderen van beide weeshuizen plaatsgenomen op een soort platform op de stoep van het RK-weeshuis waar de koning voorbij zal komen. De route is echter op het laatste moment gewijzigd, waardoor de koning het RK-weeshuis niet aandoet. Hij bezoekt wel de Hervormde en de Rooms-Katholieke kerk. Onder begeleiding van de regenten en regentessen begeven alle wezen zich vervolgens naar de RK-kerk 'en begroetten aldaar, in bijzijn der Leraren van beide gezindheden, den koning en hadden de wezen het genoegen de onderstaande dichtre-gels (welke hen door den Moeder waren ter hand gesteld) op de wijze van het bekende volks¬lied op de tekst van Hendrik Tollens 'Wien Neerlandsch bloed' toe te zingen. Luidende deze regels aldus': 'Der wezen lied klinkt thans omhoog tot aan des hemels trans, al bieden zij geen ereboog geen kostb’re bloemenkrans, ons hart toch wenscht U 't heilrijkst lot bevrijd van ramp en druk, en doet een vuur'ge beê tot God, o, vorst voor Uw geluk’! (bis). 'Zeer minzaam beantwoordde de koning dezen heilwensch en verliet zeer voldaan, omtrent de goede verstandhoudingen tussen dezer beide gezindthe¬den, dit kerkgebouw, betuigende later aan het gemeente¬bestuur hoogst deszelfs genoegen aldaar gesmaakt hebbende het wenschelij¬k te kennen te geven dat zulke voorbeelden navolging zouden vinden'. 104
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
'Regenten, als boven gezegd, oordelende dat een buitengewone passage als deze de vergetelheid niet zoude ten prijs gegeven wor¬den, besloten dezelve in het notulenboek te insereren' (inlassen). Ondertekening door secretaris/penningmeester Dirk Nooij. Na het vertrek van de koning Na twee uur in de stad te hebben doorgebracht (er was in het oorspronkelijke reisschema een uur voor uit getrokken!) vertrok Zijne Majesteit via de Purmer richting Purmerend, de achterblijvenden in verrukking en bewondering achterlatend. De stadsregering begaf zich naar het stadhuis waar de erewacht werd bedankt voor bewezen diensten. In de Doelen konden ze wat gaan drinken. Daar zal ruimschoots gebruik van zijn gemaakt, want het was die dag ruim boven de dertig graden! De heren bestuurders kregen in het logement een diner voorgezet, terwijl de jonge dames om zes uur op een dessert werden onthaald. Na het diner ging het stadsbestuur naar het huis van de kersverse Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, waar de gelukwensen aan zowel dhr. de Rooij als zijn vrouw werden aangeboden. De erewacht bracht voor het huis van het echtpaar een serenade. In de Doelen werd daarna door de raadsleden, de jonge dames, de erewacht en de muzikanten een genoeglijke avond doorgebracht. ‘Zo is dan deze voor ons belangrijke dag ongestoord ten einde gebracht, terwijl nog laat in de nacht alle de ingezetenen op een gepaste wijze zich verheugden over de dag van heden die nimmer uit de gedachten van allen, welken dit feit hebben kunnen bijwonen, zal verdwijnen’. De dag daarop –zondag - was de stad nog steeds in feesttooi en mochten de ingezetenen in het stadhuis de zaal bekijken waar Z.M. had plaatsgenomen. Een paar dagen later kwam er een bedankbrief van de Gouverneur van Noord-Holland voor de bijzondere manier waarop de koning in Monnickendam was ontvangen. 105
Kostenplaatje In het kasboek van de stad was vermeld wat een en ander had gekost. Er was een bedrag van f 1200,- begroot, maar het werd f 1473,10. Dat is omgerekend naar vandaag ongeveer 14.000 euro. Maar ja, zo’n hoog bezoek krijg je meestal maar één keer en dus was er alles aan gedaan om zo goed mogelijk voor de dag te komen. Gebouwen waren opgeknapt en geschilderd, verzakkingen in straten geëgaliseerd en vlaggen gekocht om uit te delen aan de minderbedeelden. Er waren de kosten van het diner en de bijbehorende wijn, er moest een tafelkleed worden gerepareerd, de paarden gestald etc. Kortom, een tiptop voorbereiding die wat had gekost. Maar men keek er trots op terug. Een hoogtijdag in de geschiedenis van de stad. Dompers Helaas bleek een half jaar later, dat het nederige verzoek omtrent de haven en de kribdam niets had opgeleverd. Een grote teleurstelling. Ook nieuwe verzoeken om steun bleven onbeantwoord. Een tweede teleurstelling volgde. Er zou een nieuwe spoorlijn Amsterdam-Den Helder aangelegd worden. Men had een goed onderbouwd voorstel: of de lijn door Waterland gelegd zou kunnen worden, met een overbrugging van het IJ. Maar een brief aan de koning om het verzoek te ondersteunen werd niet gehonoreerd. De spoorlijn is overigens pas in de jaren zestig gerealiseerd. Of het enthousiasme voor het koningshuis er door verminderd is geworden? Het lijkt er niet op. Overlijden van koning Willem II U las het al eerder, de koning had geen gezonde leefstijl. Na een periode van verzwakking overleed hij op 17 maart 1849 te Tilburg, in het huis van lakenverver J.M. Frankenhoff, aan een hartaanval. Koningin Anna Paulowna heeft enkele dagen urenlang geknield gezeten bij zijn dode lichaam. Willem II werd op woensdag 4 april bijgezet in de Nieuwe kerk te Delft. Er waren slechts enkele vertegenwoordigers van Europese vorstenhuizen. De familie bleef achter met een grote schuldenlast. Dat leidde er toe dat in mei 1850, middels een openbare veiling, alle schilderijen, prenten en tekeningen van de koning moesten worden verkocht. Het huis in Tilburg van lakenverver Frankenhoff waar koning Willem II in 1849 overleed.
106
Standbeeld Na zij dood werd er ‘een commissie tot oprigting van een ruiterstandbeeld’ binnen de stad Amsterdam voor de overleden koning gevormd. In Monnickendam werd een subcommissie samengesteld. Om geld in te zamelen zouden er o.a. bustes van wijlen Z.M. Willem II verkocht worden, in Monnickendam door stadsdrukker P. de Boer Pzn. (Wormerveer 1819-Edam 1859). Op 9 augustus 1849 meldde het Algemeen Handelsblad dat Monnickendam, via de heer Meijnard Cornelis Merens, f 150,25 had overhandigd. Echter in mei 1850 meldde de landelijke commissie, dat er slechts 12.000 gulden was binnengekomen, te weinig om een waardig monument neer te zetten. Het plan werd vervallen verklaard en het ontvangen geld teruggegeven aan de vertegenwoordigers van de plaatselijke commissies. Voor Monnickendam dus notaris Merens. In Tilburg kwam wel een standbeeld voor de overleden koning. De voetbalclub Willem II (eerder Tilburgia geheten) is naar de koning genoemd, die daar zijn militair hoofdkwartier had gevestigd en er, als gezegd, ook overleed. Koning Willem III (1817-1890) Werd zijn vader de ‘Held van Waterloo’ genoemd, koning Willem III kwam niet verder dan ‘waterheld van het Loo’. Die bijnaam kreeg hij vanwege het bezoeken van overstroomde gebieden, zoals die in het Land van Maas en Waal en de Bommelerwaard in 1861. Onder aansporing van de koning werd toen gul gegeven om de schade van de slachtoffers te herstellen. Hetzelfde was in 1854 gebeurd bij een overstroming van de Rijn, waardoor de Gelderse Vallei onder water was komen te staan. Het zou ook gebeuren toen in 1880, vanwege hoog water in de Maas, in Limburg een aantal dorpen ondergelopen waren. Kwam er bij de collecte in 1854 ruim een half miljoen binnen, in 1861 was dat het drievoudige. Een meisje uit Leeuwen, Johanna van Beek, had haar vader en moeder met vier kinderen en een dienstbode verloren. De koning nam de zorg voor haar opvoeding op zich (16). Bij het zilveren jubileum van koning Willem in mei 1874 werd er bij Beneden-Leeuwen een gedenknaald onthuld met de tekst: 107
‘Een traan in ’t manlijk oog, een troostwoord in den mond, Stond Neerlands Vorst ons bij in dezen bangen stond’. Ook bij het Loo kwam een herdenkingsteken. ‘De faam, bijeengebracht door enige dames, zal achter het paleis in het park op het Loo geplaatst worden, waartoe Z.M. de koning bewilliging heeft verleend, zodat het bewijs van erkentelijkheid voor ’s konings nimmer te vergeten opofferende liefde bij de jongste watersnood betoond, op dat koninklijke lusthof een plaats zal vinden’(17). Betrokkenheid bij catastrofes is één van de weinig goede dingen die van deze koning te vertellen zijn. Zijn meest gebruikte bijnaam was de ‘Gorilla’, vanwege zijn postuur, maar meer nog, vanwege zijn vaak grove, lompe manier van optreden. Bij intochten en ontvangsten van burgemeesters speelde de alcohol hem menigmaal parten. Nee, de koning was bepaald geen man van onbesproken gedrag, maar daar werd in de persorganen van toen over gezwegen. Het huwelijk op 18 juni 1839 (bewust gekozen vanwege de slag bij Waterloo), met zijn nicht Sophie van Württemberg was buitengewoon slecht. Het leidde tot een geheimgehouden scheiding van tafel en bed in 1855. Ze zagen elkaar alleen plichtmatig bij officiële gelegenheden. Willem woonde op het Apeldoornse Loo, Sophie op Huis ten Bosch in Den Haag. De twee waren door grootvader Willem I gekoppeld, maar pasten totaal niet bij elkaar. Sophie was in veel opzichten de meerdere van haar echtgenoot, zowel moreel als intellectueel. Ze wist bijvoorbeeld veel meer af van de historische achtergronden van het huis van Oranje-Nassau dan de Oranjes zelf. In 1854 schreef iemand over het echtpaar: ‘De Koning en Koningin hebben veel overeenkomst met de zon en de maan: als men de ene ziet is de ander onzigtbaar’. 108
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Nadrukkelijk was de koning echter aanwezig in 1863, toen het feest van de vijftigjarige onafhankelijkheid werd gevierd. Anders dan zijn onderdanen koesterde hij veel waardering voor de Bonapartes. De meeste Nederlanders waren echter anti-Frans. Woorden uit toespraken op die dag als ‘de Fransche dwingelandij’, de ‘godtergende tirannie’, de ‘toomeloze Gallische schraapzucht’ spreken duidelijke taal. Ook bij het groots gevierde feest in 1865, vijftig jaar na de slag bij Waterloo, was de koning het middelpunt van veel activiteiten. Het waren de spaarzame momenten dat hij in de schijnwerpers stond. Biografen typeren hem als een buitengewoon eigenzinnig persoon. Hij was faliekant tegen de grondwet van Thorbecke in 1848. Hij was tegen de invoering van de bisschoppelijke hiërarchie. Hij was tegen de uitbreiding van het kiesrecht, wat toen aan een betrekkelijk kleine groep was voorbehouden, met name de aanzienlijken en rijken. Hij was tegen de emancipatie van de vrouw. Hij was tegen de afschaffing van het dagbladzegel, want dat zou een gevaarlijk concessie zijn aan allerlei raddraaiers, die zo in de gelegenheid werden gesteld om gevaarlijk opinies te ventileren, aldus de koning. Hij was tegen de afschaffing van het cultuurstelstel in Nederlands Oost-Indië, wat ons land zoveel inkomsten opleverde. Een prins van Oranje laat zich meten in Monnickendam Koning Willem III, die in 1849 de kroon van zijn vader overnam, is tijdens zijn regeringsperiode nooit in Monnickendam geweest. Zijn oudste zoon, prins Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik (troetelnaam Wiwill), wel. Deze jongen was op 4 september 1840 in Den Haag geboren. Toen hij elf jaar was kwam hij, in gezelschap van zijn gouverneur, jonkheer baron Eduard August Otto de Casembroot (1812-1883) in juli 1851 naar Monnickendam. Hij bekeek de Grote kerk en een gedeelte van de stad, waarna hij door de De jonge prins Willem, 1851 en 1855 Burgemeester en de Wethouders op het stadhuis werd ontvangen. Nadat hij enkele verversingen had gebruikt, kreeg de prins de ketting van Bossu te zien en de gouden ring van Cornelis Dirksz Admiraal, de man van de ‘Slag op de Zuiderzee’. De jonge prins mocht daarna het stadhuis bekijken en zo kwam hij ook op de Secretarie. Daar zag hij de maatlat die gebruikt werd bij de keuring voor de dienst der Nationale Militie. Hij gaf aan ook gemeten te willen worden, met als uitkomst: één el, vier palmen, zes duimen en vijf strepen, dat wil zeggen 1 meter 46 half. Nog maar een klein manneke dus. 109
De notulen van 2 augustus 1851 sluiten af met: ‘Na nog eenige genoeglijke ogenblikken met Z.K.H. en de Heer de Casembroot doorgebracht hebbende, verlieten zij de stad, hun reis nemende naar Edam, om zo vervolgens het overige gedeelte van Noord-Holland te bezoeken, latende Z.K.H. de getuigenis van ieder Ingezetene na, van Hoogstderzelfs vriendelijkheid, minzaamheid en voorkomendheid’. Dat minzame van de elfjarige is helaas niet gebleven, zo blijkt uit wat we van zijn verdere leven weten. Vanwege een slechte verhouding met zijn vader, koos hij voor een leven in ‘ballingschap’ te Parijs, waar hij in juni 1879 zou overlijden. Zijn leven was gevuld met drank, biljarten en vrouwen. Zijn leermeester de Casembroot typeerde hem als grillig, egoïstisch, slecht gehumeurd, leugenachtig, halsstarrig, ongehoorzaam, banaal en vadsig. Klinkt niet erg koninklijk! Bijzondere gebeurtenissen in het Huis van Oranje-Nassau U las het al eerder, sinds het koningschap van Willem I werd er in Monnickendam, evenals elders in het land, aandacht besteed aan geboorte, huwelijk, jubileum en overlijden van een vertegenwoordiger van het Huis van Oranje. Bij het stadsbestuur kwam dan een gedrukte bekendmaking binnen. Ging het om een overlijden, dan zat er een zwarte rouwrand omheen. De Raad betuigde vervolgens in een schrijven haar medeleven. Van hogerhand – voorschrift van de Commissaris van de Koning in Noord-Holland - werd aangegeven hoe er in die situatie gehandeld moest worden. Moederlijke weldadigheid In oktober 1851 meldt een krant, dat de koningin-moeder (Anna Pauwlona) aan de dames-bestuursleden van de genootschappen der Moederlijke Weldadigheid, waaronder die te Monnickendam, de gewone jaarlijks gift had doen toekomen. Deze instelling, die in 1838 was opgericht en pas in 1965 werd opgeheven, had als doel behoeftige kraamvrouwen te ondersteunen met kleding en versterkend voedsel. De koningin was beschermvrouwe van deze landelijke instelling en daarmee dus ook van de Monnickendamse afdeling. 1863 Vijftig jaar vrijheid Ter nagedachtenis aan de bevrijding van de Franse overheersing in 1813 en de komst van Willem I naar ons land, werd er in Den Haag een monument opgericht. Het staat er nog steeds, op Plein 1813. Ook Monnickendam betaalde mee aan de uitvoering. Op 2 november werd gemeld dat de collecte voor het monument in de stad ongeveer f 150,- had opgebracht, ruim 5 ct. per hoofd. De 17e november werd bovendien een groot feest georganiseerd, waaronder een optocht van oud strijders onder koning Willem I. Onder hen de leden van de afdeling van het ‘Metalen Kruis’, waarover meer in het verhaal over Waterloo en de Belgische opstand, elders in dit jaarboek. Daarnaast muziek en volksvermaken zoals mastklimmen, boegsprietlopen, lopen om prijzen door geblinddoekte en gemaskerde vrouwen, poppenkast en nog veel meer. Het raadhuis zou die avond verlicht worden. Groot feest dus. 110
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Zilveren huwelijksfeest juni 1864 Het koninklijk paar was op 18 juni 1864 vijfentwintig jaar getrouwd. Dat werd op het Loo in Apeldoorn in huiselijke kring gevierd. De Raad stuurde een felicitatie waar op 31 juli een antwoord kwam van de adjudant van de koning: ‘De koning en koningin hebben mij opgedragen de Raad der Gemeente Monnickendam de betuiging van Hoogstderzelver dank over te brengen voor de, ter gelegenheid van de viering van hun 25-jarige echtvereniging, de koning en de koningin aangeboden hulde en gelukwensen, welke door hen met welgevallen zijn ontvangen en aangenomen’. Een soort standaardbriefje wellicht. Dat het zilveren echtpaar al jaren gescheiden leefde, zal in de stad hoogstwaarschijnlijk niet bekend zijn geweest. 1865 Anna Paulowna In de middag van woensdag 1 maart 1865 overleed de koningin-moeder Anna Paulowna. Ze was afkomstig uit het zeer rijke gezin van de tsaar van Rusland. Twee maanden nadat ze Willem had leren kennen waren ze op 9 februari 1816 getrouwd in de tuin van het paleis in St. Petersburg. Er volgde een half jaar van feestvieringen en buitengewoon luxe diners. Anna hield erg van etiquette en haar hof straalde rijkdom en luxe uit. Ze doste zich altijd zo weelderig mogelijk uit. Voor haar vijf kinderen was Anna een zorgzame moeder, al verschilde ze met haar echtgenoot van mening over de opvoeding. Toen haar echtgenoot Willem II in 1849 plotseling was gestorven, had haar dat erg aangegrepen. Ze moest zich terugtrekken uit het openbare leven en er volgde een betrekkelijk eenzaam en armoedig bestaan, want haar echtgenoot had bij zijn over-
111
lijden een gokschuld van vierenhalf miljoen gulden. De koningin-moeder moest haar juwelen en kunstcollecties (dure schilderijen) verkopen om te kunnen (over) leven. Anna Paulowna overleed aan een longziekte. Vanaf de dag van de bekendmaking (3 maart) moesten gedurende acht dagen de tonelen gesloten zijn en de klokken drie keer per dag een uur worden geluid: van 8 tot 9, van 12 tot 1 en van 4 tot 5 uur. Hetzelfde moest gebeuren op de dag voor de begrafenis en de dag van de begrafenis zelf. Na een rouwdienst op 17 maart, uitgevoerd op typisch Russisch-Orthodoxe wijze, werd ze bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe kerk te Delft (18). Toen de gebeurtenis achter de rug was, ontving de Raad op 20 maart een bedankje met de volgende inhoud: ‘De Koning, gevoelig voor de betuiging van deelneming, Hoogstderzelve door de Raad der Gemeente Monnickendam aangeboden bij de gelegenheid van het overlijden van H.M. de Koningin-Weduwe, heeft mij opgedragen genoemde Raad deswegen Zijne Majesteits opregten en welgemeende dank over te brengen’. Daaronder de handtekening van de particulier secretaris van de koning. 1874 Zilveren kroningsfeest van Willem III Toen Willem III in mei 1874 zijn vijfentwintig jarig koningschap vierde, ging dat gepaard met het aanbieden van een Nationaal geschenk in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Een geldbedrag van 183.000,- gulden waar Monnickendam 218,96 gulden aan had bijgedragen. De koning had besloten het geld te besteden voor het fonds ‘ten behoeve van de invaliden van de land- en zeemacht in Nederland en in Indië, tot nut der dapperen die hun leven voor Nederland veil hebben gehad en in de strijd verminkt zijn geworden’. In een proclamatie, die het stadsbestuur ter gelegenheid van deze dag ontving, schreef de koning aan zijn ‘Geliefde landgenooten en onderdanen in Nederland en zijne Overzeesche gewesten’: (..) ‘Is er één tijdperk in de geschiedenis van ons Vaderland, dat op meer ontwikkeling, meer vooruitgang, grooter vrijheid in elke rigting, grooter welvaart en bloei kan bogen dan dat, waarop wij heden terugzien! Op mijn vijfentwintig jarig feest zie ik Mij aan het hoofd van een trouw en gelukkig Volk, en de hechte band, door onze geschiedenis geweven, die heden zoo innig als ooit te voren, Mijn Huis en Mijn Volk verbindt, boezemt allerweg eerbied in (..) De blijde toonen die alom in den lande zich jubelend doen hooren getuigen van een diepgevoelde erkentelijkheid. Ook uit 112
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
onze eenstemmige vreugde spreekt luide de eendragt die onze magt maakt! Spannen wij, elk in zijn kring, onze krachten in, om de belangen van het Vaderland dat ons dierbaar is, te bevorderen, om het op de plaats, die het te midden der beschaafde volken inneemt, met eere te handhaven’, Amsterdam 12 Mei 1874. Hij sprak bij die gelegenheid ook de veel geciteerde woorden ‘Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor het Nederlandse volk doen’. Het leverde hem de gewenste toejuichingen op. Op verschillende plaatsen in het land werd het feest uitbundig gevierd, zo bijvoorbeeld in Purmerend en in de Purmer. In Monnickendam waren het notaris Adolph Hoefman en hoofdonderwijzer Albert Hendrik Cramer die op 9 mei aan het stadsbestuur het programma overhandigden ter gelegenheid van het 25-jarig koningschap van Willem III. Beiden waren bestuurslid van het “Monnikendams Mannenkoor”. Ik maak er uit op, dat er sprake zal zijn geweest van een zanguitvoering. Socialisme wint terrein Het contrast tussen rijk en arm is iets van alle tijden. Terwijl in Amsterdam dat koninklijke jubileum werd gevierd, waren er drieduizend werkelozen in deze stad. Ook elders in de provincie zullen er heel wat mensen zonder werk hebben rondgelopen. Werkeloosheid was trouwens niet alleen een Nederlands, maar ook een Europees probleem. Het verklaart voor een deel de opkomst van het socialisme. Een politiek-maatschappelijke stroming, ontstaan vanuit een reactie op het kapitalisme. Socialisten vinden dat alle mensen gelijk zijn. De koning en de minister-president zijn net zo belangrijk als de bakker en de slager. Er mag geen verschil zijn tussen rijke en arme mensen, aldus haar vertegenwoordigers. De wortels van deze denkwijze (onvrede) ontstonden al in de 18e eeuw, maar vanaf 1870 won het socialisme in ons land steeds meer terrein. Het betekende dat voor het eerst een deel van de bevolking niet meer, zoals voorheen, onvoorwaardelijk de monarchie en dus het Oranjehuis steunde. Nee, de socialisten waren niet in de meerderheid, maar toch…. Willemina Juliana Storm Harms en Trijntje Visser Koning Willem III beschikte over fondsen voor liefdadigheidsdoeleinden. Behoeftigen konden een aanvraag indienen voor steun of een periodieke gratificatie. In Monnickendam was het de gebrekkige Trijntje Visser (1834-1906), die daar van profiteerde. Dat blijkt uit een brief van de thesaurier (penningmeester) van de koning d.d. 9.9.1879, waarin hij aan de burgemeester Frans Nooij inlichtingen vraagt over genoemde Trijntje Visser. De koning stelde behoorlijke bedragen ter beschikking, maar het moest wel bij de juiste mensen terechtkomen. De 22e september antwoordde de burgemeester dat Trijntjes moeder Willemina Juliana Storm Harms (1792-1865), weduwe van Siebe Attes Visser, in leven alhier woonachtig, gedurende tal van jaren van Z.M. de koning een jaarlijkse gratificatie ontving ‘en deze behoeftige persoon destijds niet zelden te kennen gaf dat zij de toekenning dezer gratificatie hoofdzakelijk aan Z.M. te danken had door haar afkomst, 113
doordien zij uit een Nederlandse adellijke familie, verwant aan het Huis van Nassau gesproten was, dat deze bewering evenwel door mij als niet officieel kan worden medegedeeld, veel minder dan dat de waarheid daarvan door mij kan worden erkend’ (19). Haar dochter Trijntje was in juni 1870 getrouwd met Adriaan Kwakman en had een zoon en een dochter gekregen. Maar haar lichamelijke en maatschappelijke toestand was onveranderd gebleven. Trijntje hoorde gebrekkig en was behoeftig. Burgemeester Nooij pleitte ervoor dat de bestaande toestand (de jaarlijkse gratificatie dus) gecontinueerd zou mogen worden. Of dat metterdaad het geval is geweest, heb ik niet kunnen achterhalen. 1877 Overlijden van koningin Sophia Als op 3 juni 1877 H. M. koningin Sophia Frederica Mathilda is overleden, volgt hetzelfde ritueel als eerder werd genoemd: acht dagen geen toneelvoorstellingen en dagelijks drie keer klokgelui, ook in Monnickendam. Als gebruikelijk ging er weer een bericht van deelneming naar het paleis. Sophia was een goed onderlegde vrouw, de enige koningin die ooit een wetenschappelijk artikel heeft geschreven. In een destijds zeer bekend blad ‘Revue des Deux Mondes’ publiceerde zij in 1875 een interessante, filosofisch getinte verhandeling over de loop der geschiedenis. Ze was haar tijd ver vooruit! U las het al eerder, er was geen sprake van een gelukkig huwelijk met koning Willem III. Sophia werd op haar verzoek begraven in haar trouwjapon, want zoals ze zelf ooit schreef, ze was al gestorven op de dag dat ze trouwde! Hoe geliefd deze vrouw was blijkt uit de kranten van die week. Vele tienduizenden landgenoten trokken naar Den Haag en Delft. Treinen reden af en aan. Zelfs transport en veewagens werden ingezet om de enorme massa mensen te vervoeren. Een trein van bijna 100 wagons werd door drie locomotieven getrokken en door twee geduwd (20). Nationaal gedenkteken voor Sophia Om haar leven in herinnering te houden werd besloten tot het stichten van een Nationaal Gedenkteken. Geen monument maar een Kinderziekenhuis in Den Haag. De overleden koningin had daartoe eerder een poging gedaan, maar die was 114
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
mislukt. Nu werd er een Sophia Stichting opgericht en in 1880 te Scheveningen, naast het Badhotel, het eerste zeehospitium geopend, bedoeld voor revalidatie van ernstig zieke kinderen. In Purmerend was een commissie die geld inzamelde. Of Monnickendam bijgedragen heeft, heb ik niet bevestigd gevonden. Koningin Emma van Waldeck-Pyrmont (1858-1934) Koning Willem III was weduwnaar geworden. En omdat zijn zoons niet getrouwd en/of overleden waren, moest hij een tweede huwelijk aangaan, om de Oranje dynastie voor uitsterven te behoeden. Het werd een vrouw van Duitse afkomst, die wij kennen als koningin Emma, geboren in het Duitse Arolsen. Koning Willem III was oud genoeg om Emma’s vader of zelfs haar grootvader te kunnen zijn. Welkomstgeschenk Vanwege dat tweede huwelijk van koning Willem III kreeg de burgemeester van Monnickendam een uitnodiging van ambtsgenoten, om in de hoofdstad te komen praten over een Nationaal Huldeblijk om ‘de gehechtheid van het Nederlandsche Volk te tonen aan Z.M. onze geëerbiedigde koning, bij gelegenheid van het Doorluchtige Huwelijk dat Z.M. eerlang te Arolsen zal sluiten met Hare Doorluchtige Hoogheid Mevrouw de Prinses Adelaïde Emma Wilhelmina Therèse van Waldeck-Pyrmont’. Koningin Emma dus. De koning zou het zeer op prijs stellen ‘dat zoodanig huldeblijk aan H.M. de Koningin zal worden aangeboden, omdat Hoogstderzelve er prijs op stelt, dat H.M. de Koningin bij haar komst in het Vaderland, blijken van hulde en liefde van het Volk, zoo hoogen prijs zelfs, dat Z.M. deze blijken wil beschouwen als aan zich zelven te zijn gebracht’. Dat aan te bieden geschenk zou bestaan uit een Hals- of Lijfsieraad, van goud of zilver, bezet met edelgesteenten, naar gelang het bedrag der gestorte gelden (21). Op 16 december 1878 maakte burgemeester Nooij bekend dat ‘al degenen die niet in de gelegenheid zijn geweest in te tekenen op een lijst voor bijdragen aan een Geschenk aan H.M. de aanstaande koningin van Nederland, alsnog in de gelegenheid worden gesteld hun bijdragen te storten in een Bus die tot dat doel is geplaatst op de Secretarie dezer gemeente vanaf heden tot Zaterdag den 21 December a.s. van des voormiddags 10 tot ’s namiddags 1 ure’. Monnickendam bracht het bescheiden bedrag van f 31,02 bijeen, waarvoor in mei 1879 een bedankbrief werd ontvangen (22). Huwelijk Het huwelijk vond plaats in Duitsland, op 7 januari 1879 in Schloss Arolsen. De koning was 61, de koningin 20 jaar. 115
Op 21 april werd in Amsterdam het Nationaal geschenk aan de koningin overhan-digd. Een halssieraad van diamanten, waarin alleen al de 54 karaats breloque (hangsieraad) 365 vlakken had. ‘Voegt men daarbij de facetten van al de 180 stenen en steentjes waaruit de collier bestaat, dan moet men erkennen dat de straalbreking een betoverend effect oplevert’. Dat die aanbieding pas drie maanden na de huwelijkssluiting plaatsvond, had een reden. Het huwelijk overschaduwd door overlijdens De festiviteiten rond het huwelijk werden overschaduwd door het overlijden van een broer van de koning op 14 januari, Prins Willem Frederik Hendrik der Nederlanden (1820), bijgenaamd Hendrik de zeevaarder, omdat hij diverse grote zeevaart-ondernemingen stichtte en bij de marine als schout-bij-nacht een hoge functie had. Als gebruikelijk werd er een periode van rouw afgekondigd. In hetzelfde jaar, op 11 juni 1879, overleed in Parijs de oudste, ongehuwde zoon van de koning, Willem Nicolaas, roepnaam Wiwill (1840). Een jongen die gewend was om de ‘bloemetjes flink buiten te zetten’, zoals u eerder las. Maar in de kranten niets dan lof over deze prins van Oranje. ‘Met U, Sire, betreurt geheel het Nederlandsche volk een Vorst, wiens uitstekende gaven de verwachting wettigden dat Hij, eenmaal tot den Troon geroepen, het heil des lands krachtig zou helpen bevorderen en die thans in den vollen bloei des levens is weggerukt’ (23). De feestelijkheden rondom het huwelijk van de koning met prinses Emma werden er enige tijd voor uitgesteld en de gebruikelijke rouwbetuigingen - geen openbare vermakelijkheden - waren ook in Monnickendam van kracht. 27 Naar aanleiding van dat tweede overlijden kreeg de Raad van de gemeente op 19 juni een bedankbrief: ‘Ik heb De intocht van het bruidspaar in Amsterdam, april 1879 de eer U te berigten dat Z.M. de Koning zeer gevoelig zijnde aan uw deelneming in het smartelijk verlies door Hem geleden mij opdraagt, U Zijnen welgemeenden dank deswege te betuigen’. Ondertekend door de particulier secretaris van de Koning. 116
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Geboorte van Wilhelmina (1880-1962) Er waren ook blijde gebeurtenissen. Op dinsdag 31 augustus 1880 werd prinses Wilhelmina geboren, door haar moeder ‘Wimmy’ genoemd. Bij de oudere lezers is ze vast nog wel bekend, al was het alleen al vanwege haar bijzondere begrafenis op 8 december 1962. Geheel in het wit, vanwege haar geloof in de wederopstanding. Bij haar geboorte schreven sommige kranten ‘het is maar een meisje’. Dat werd hen later bepaald niet in dank afgenomen. Wilhelmina heeft laten zien uit welk hout ze gesneden was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht het de Engelse premier Churchill tot de uitspraak: ‘de enige man in de Nederlandse regering'! Met de geboorte van Wilhelmina begon er een nieuw tijdperk in de geschiedenis van ons vorstenhuis. Immers zij zou, na drie koningen, de eerste koningin van ons land worden, het regentes zijn van haar moeder niet meegerekend. De dokters waren zeer tevreden, getuige het korte bulletin van de artsen: ‘H.M. de Koningin heeft redelijk wel geslapen en bevind zich in bevredigende toestand. De jonggeboren prinses is zeer rustig’, aldus dr. C.W. Vinkhuijzen (24) en accoucheur dr. A. Hoek, in de taal van vandaag de gynaecoloog. Ook nu weer de gebruikelijke gelukwensen van het stadsbestuur, gevolgd door een brief van de directeur van het Kabinet der Koning waarin de koning bedankt ‘voor de betoonde deelneming ter gelegenheid van de gelukkige bevalling van Hare Majesteit de Koningin’ (25). Doop van Wilhelmina Wij hebben het over ‘Wilhelmina’, maar in de eerste maanden van haar leven werd ze door haar ouders Paulientje genoemd. Haar vier namen zijn Wilhelmina (de vrouwelijke vorm van de traditionele Oranje voornaam Willem) Helena Paulina Maria, namen van drie zusters van haar moeder Emma. De doop vond plaats op 12 oktober 1880 in de Willemskerk te Den Haag en werd bediend door hofprediker Ds. C. E. van Koetsveld (1807-1893). Wilhelmina droeg toen een witte doopjurk van Brussels kant waarin ook Juliana, Beatrix en jawel, Willem Alexander zijn gedoopt. 117
Moeder Emma hield de kleine Wilhelmina zelf ten doop. Dat was nieuw, want in de geschiedenis voor haar, was de moeder van de dopeling niet aanwezig, vanwege het tijdstip van de doop, enkele dagen na de bevalling. Er is sprake dat het prinsesje gedoopt zou zijn met water uit de Jordaan. ‘Een paar vreemdelingen, onlangs uit Palestina gekomen, hebben bij ene Eichter te Den Haag een prachtige etui doen maken, waarin de fles met water uit het Heilige Land is besloten en die H.M. is aangeboden’ (26). Of dat water ook metterdaad is gebruikt? Ik heb het niet bevestigd gevonden. Maar toen de drie kinderen van koning Willem Alexander en koningin Maxima werden gedoopt – Amalia, Alexia en Ariane - werd daarbij (ook) water uit de Jordaan gebruikt. Koningin Emma Hoewel van Duitse afkomst, leerde Emma vlot de Nederlandse taal. Zodoende was zij in staat om al vrij snel korte gesprekken te voeren, zij het haar hele leven, net als prins Bernhard later, met een Duits accent. Emma was de eerste vrouw die, na het overlijden van haar gemaal, de troonrede voorlas. Zij was het ook die haar dochter Wilhelmina, vanaf haar vierde jaar, grondig voorbereidde op haar taak als koningin. Een eenzame, geïsoleerde opvoeding, zonder broertjes, zusjes of vriendinnetjes, dat wel. Tussen 1891 en 1898 nam koningin Emma, tijdens officiële bezoeken aan elk van de elf provincies, haar dochter mee. En zo werd Wilhelmina klaargestoomd om haar taak op zich te nemen. Waarschijnlijk was zij toen de meest universeel opgeleide achttienjarige van Nederland. 118
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Twee prinsen van Oranje overleden Gebeurtenissen in het leven als geboorte en overlijden, ze wisselen elkaar af. Zo ook in het Oranjehuis. Op 8 september 1881 overleed op vierentachtigjarige leeftijd Prins Frederik, de zoon van koning Willem I en Wilhelmina van Pruisen, geboren te Berlijn in 1797. Sinds 1870 was hij weduwnaar van Prinses Louise van Pruisen. Prins Frederik was een man die zijn sporen had verdiend in de krijgsmacht. Hij was o.a. de oprichter van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Een man op de achtergrond, maar zeker niet onbelangrijk in zijn tijd. De gebruikelijke rouw moest weer in achtgenomen worden, zo ook in Monnickendam. Over deze prins is het volgende bekend. Een voormalig predikant in de gemeente Wassenaar, waar de Prins woonde gaf hem eens zijn verwondering te kennen dat Zijne Hoogheid zo weinig ter kerke kwam. ‘Dat is uw schuld, dominee’, antwoordde de Prins. ‘Als ik ter kerke kom, prijst ge mij altijd, terwijl gij uw andere hoorders veel kwaad verwijt. Ik ben niet beter dan de anderen. Spreekt gij waarheid tot hen, dan vleit gij mij met onwaarheid en dat wil ik niet en daarom kom ik niet meer bij u ter kerke’ (27). 1884. Drie jaar later was het de laatste, beoogde troonopvolger van koning Willem III, Z.K.H. Willem Alexander Karel Hendrik Frederik, geboren in 1851, die op 21 juni aan tyfus overleed. Dat kwam hard aan bij de koninklijke familie, ja in heel het land. Het hof bepaalde een periode van drie maanden rouw, te weten vier weken zware, vier weken middelbare en vier weken lichte rouw. Omdat zijn vader, die met koningin Emma en hun dochtertje Wilhelmina een vakantiereis naar Duitsland en Zwitserland maakte, niet van zins was om zijn verblijf aldaar te onderbreken, werd de begrafenis als maar uitgesteld. De koning kwam pas op 15 juli terug, waarna prins Alexander op de 17e werd bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe kerk te Delft. De begrafenis van deze kroonprins trok enorme belangstelling uit het hele land. Op die dag vervoerde de Spoorwegen 30 à 35.000 mensen en de stoomtram Scheveningen-Den Haag bracht 20.000 mensen naar de Residentie. ‘Zijn heengaan is een zware slag voor de Koning, voor het Vorstenhuis, voor heel ons Vaderland. De koning verliest zijn derde en laatste zoon, de stamhouder en het Nederlandse volk, zo innig aan het Huis van Oranje-Nassau verbonden, treurt met zijn koning en deelt met bezorgdheid de toekomst’ (28). Ook deze prins was ongehuwd en daarmee kinderloos. De Raad van Monnickendam kreeg het bekende bedankbriefje voor hun deelneming in het verlies. Troonopvolging In de kranten werd druk gefilosofeerd over de troonopvolging. ‘Binnen een betrekkelijk korte spanne tijds zal Oranje-Nassau opgehouden hebben te regeren over Nederland en zal, tenzij het volk andere bepalingen omtrent het bekleden van het hoogste gezag in de Staat wenselijk acht, een vreemd Vorstenhuis het tegenwoordige 119
vervangen hebben. Dat zal een ramp voor Nederland zijn, zo groot als het nimmer trof. Met Oranje-Nassau is Nederland opgegroeid; met Oranje-Nassau heeft Nederland geleden gestreden, gezegevierd, heeft het lief en leed gedeeld en zich in vele opzichten een achtenswaardige naam in de Europese Statenrij verworven. Zonder Oranje-Nassau geen Nederland, al staat daar tegenover, geen Oranje-Nassau zonder Nederland. Arm Nederland, eenmaal zó machtig en zó gevierd. Uw lot staat op een keerpunt. Wie zal redding verschaffen in zo’n benarde toestand? Wel, de grondwet bood ruimte voor wijzigingen in de erfopvolging als de omstandigheden daartoe aanleiding zouden geven. ‘Dank zij deze bepaling heeft Holland een achterdeur die het kunnen onttrekken aan de bemoeiingen van zijn machtige buurman (Duitsland). Maar daarom wordt het vooruitzicht niet vermeden de thans regerende nationale dynastie door een Duitse te zien vervangen’ (29). Een aparte constructie Eeuwenlang werd de lijn der geslachten bepaald via de mannelijke vertegenwoordigers. Maar om te voorkomen dat de Oranjes, met de dood van koning Willem III, van het toneel zouden verdwijnen, werd er een constructie bedacht. De familielijn zou ook in de vrouwelijke lijn voortgezet mogen worden. Dat was de redding van het koningshuis, ook al was de toekomst zelfs toen nog enige tijd zeer onzeker. Ter gelegenheid van het huwelijk van koningin Wilhelmina met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, kreeg de laatste de titel ‘Prins Hendrik’ en daarbij het Nederlanderschap. Toen Juliana werd geboren, ging de Oranjefamilie via haar verder (30). Wat bloedbanden betreft maakt het niet zo veel verschil of je van vaders of moeders zijde afstamt. Nederland heeft nog steeds een Oranje-familie, maar om die te bewaren voor uitsterven, waren er dus wel bijzondere, wettelijke maatregelen nodig. Paarden op hol Op zes mei 1884 maakte H.M. de koningin een rijtoer door de Betuwe. Bij de opgang van de hoge Rijndijk bij Heteren schrokken de paarden van twee aan de weg liggende zakken. H.M. en de haar vergezellende hofdame hadden het geluk het rijtuig spoedig te kunnen verlaten, terwijl de koetsier de paarden weldra tot staan wist te brengen. H.M. was weldra van de schrik bekomen en vervolgde haar rijtoer over Randwijk naar het landgoed Oranje-Nassau bij Renkum (31). Twee arbeiders van de steenfabriek te Heteren kregen namens de koningin een geldelijke beloning, daar zij op de Rijndijk behulpzaam waren geweest om de paarden tot staan te brengen. Tentoonstelling over Prins Willem van Oranje Begin juni 1884 ontving het stadsbestuur van Monnickendam een brief uit Delft ‘of zij tijdelijk willen afstaan de voorwerpen die zich in het gemeentearchief bevinden en uitsluitend betrekking hebben op het leven en de tijd van prins Willem van Oranje voor een te houden tentoonstelling op 10 juli dat jaar’. Het was namelijk 120
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
driehonderd jaar geleden dat de Prins daar -10 juli 1584- werd vermoord. Het enige wat het stadsbestuur kan hebben gehad, waren enkele brieven van Willem van Oranje. Maar of ze die afgestaan hebben? Konings zwakke gezondheid Koning Willem III is geruime tijd ziek geweest, met soms een wat betere fase. De kranten die in Waterland werden gelezen, deden er regelmatig verslag van. Zijn zwakke gezondheid zorgde er voor, dat er in verschillende plaatsen geaarzeld werd, of de herdenking van vijfenzeventig jaar onafhankelijkheid in 1888 wel doorgang zou moeten vinden. Maar omdat de toestand van de koning in november redelijk was, werd besloten om op plaatselijk niveau (het was dus geen Nationale feestdag) het feest toch te vieren. Zo ook in Monnickendam. De burgers van de stad werden uitgenodigd om die dag de vlag uit te steken om van hun vaderlandsliefde blijk te geven. Het zou echter een bescheiden feest worden (32). Overlijden van Koning Willem III Het huwelijk met Emma heeft elf jaar geduurd als koning Willem III op zondag 23 november 1890 op paleis het Loo overlijdt. Het officiële bulletin luidde: ‘Zijne majesteit DE KONING is heden morgen te 5 uur 45 minuten zacht en kalm ontslapen. Doctor Roessingh (hij kwam uit Deventer) heeft bij zijne komst op het Koninklijk Paleis te circa half twee het bestaan der uraemie (niervergiftiging) bij Zijne Majesteit den Koning insgelijks geconstateerd. Alle door de beide geneesheren aangewende pogingen om verbetering in den toestand te brengen hebben helaas niet mogen baten’. Wat niet vermeld werd was dat zijn geestelijke vermogens in de laatste fase van zijn leven, ernstig waren aangetast. Hij had een suikerziekte en leed aan syfilis. En op de woorden ‘een rustige dood’ valt nog wel wat af te dingen. Zijn laatste woorden waren gericht tot een zorgzame dienaar, die hem kwam toedekken en luidden: ‘Wie beveelt hier, gij of ik?’ Willem III werd 73 jaar. Chaotische begrafenis In Monnickendam werd het bericht van zijn overlijden, zoals het was verschenen in de Staatscourant, voorgelezen in de Raadsvergadering van 25 november. Tot op de dag van de begrafenis – 4 december – moesten de klokken drie keer per dag worden geluid. Die vierde december was een ijskoude dag. Dochter Wilhelmina, tien jaar oud, was niet in staat de begrafenis mee te maken. Het transport van de kist liep allesbehalve vlekkeloos. Daarnaast was er een tekort aan rijtuigen voor het vervoer van de gasten. In Delft was veel te weinig parkeerruimte voor al de rijtuigen, 121
waardoor er opstoppingen ontstonden. Nadat de lijkwagen bij de Nieuwe Kerk was gearriveerd, werd de kist met het lichaam van koning Willem ‘als een piano door rauwe verhuizers’ (aldus een Britse krant) het gebouw in gezeuld. Hofprediker ds. C.E. van Koetsveld was al lang en breed met zijn preek begonnen toen er, door de file buiten, nog steeds genodigden de kerk binnen stommelden (33). Zo stierf ‘Willem de Laatste’ zoals de socialisten hem noemden. Enfin, kijk maar eens op internet wat er allemaal is misgegaan bij de begrafenis van koning Willem III, de koning met de meeste – ruim veertig - regeringsjaren. De koning in herinnering De indruk die deze koning achterlaat is niet erg gunstig. Nu en dan werd hij onderworpen aan vlijmscherpe spot, toen bepaald niet ongevaarlijk. Een aantal schrijvers, redacteuren en uitgevers belandde in vochtige kerkers of was genoodzaakt naar het buitenland te vertrekken. De socialistische voorman Domela Nieuwenhuis, voormalig Luthers predikant, kreeg een jaar gevangenisstraf wegens majesteitsschennis. Het kon ook anders. Een welwillend schrijver zei het heel netjes: ‘Willem III gebruikte niet alle mogelijkheden die de grondwet en de politieke verhoudingen hem boden om het hoogste ambt in de staat nuttig uit te oefenen’. Een paar van zijn uitspraken zijn bewaard gebleven. ‘Neêrlands volk kan in de nood op zijn Koning rekenen’. ‘Als de nood aan de man is, zijn wij altijd bij elkander’. Zijn bekendste woorden, uitgesproken bij het vijftigjarig bestaan van het Oranjekoninkrijk, zijn echter: ‘Het zal zijn zoals het in vroeger dagen was, zoals het onder Gods zegen zal blijven, dat Oranje nooit, neen nooit genoeg kan doen voor het volk van Nederland’. Totdat prinses Wilhelmina 18 jaar zou zijn, was haar moeder Emma de regentes-koningin. 122
Koningin Emma legt de dubbele eed af, die van koningin-regentes en als voogdes.
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Koninklijk telegram bij de inwijding van de synagoge In maart 1894 ontstond er brand in de synagoge aan de Havenstraat. Met hulp van de niet-joodse bevolking werd het godshuis binnen een half jaar herbouwd, met daar aan vast een stenen woonhuis. Op woensdag 26 september 1894 werd de nieuwe ‘sjoel’ ingewijd. Diezelfde dag ontving voorzitter Philip Witmond (Monnickendam 1862-Rotterdam 1934) een telegram van de koningin, waarop als volgt gereageerd wordt. ‘Aan Hunne Majesteiten Koningin en Koningin-regentes, ’s Gravenhage: ‘De Nederlands Israëlitische gemeente, verenigd ter inwijding harer synagoge, brengt Uwe Majesteiten eerbiedig hulde’, was getekend Ph. Witmond. Daarop kwam een bedankje van de adjudant van de koningin, van Tuyll: ‘Hare Majesteit de Koningin-regentes draagt mij op de leden der Israëlitische gemeente, ook namens Hare Majesteit de Koningin, hoogst derzelver dank te betuigen’. Voor de herbouw van de synagoge had de koningin f 100,- en de koningin-regentes f 50,- bijgedragen (34). Verjaardag van de 16-jarige Wilhelmina In Noord-Holland boven het IJ zijn de festiviteiten rond het koninklijk huis in de jaren negentig langzaam op gang gekomen. Maar niet overal werd de verjaardag van de a.s. koningin even uitbundig gevierd. Was er in diverse plaatsen sprake van groot enthousiasme en festiviteiten, elders bleef het bij het uitsteken van de vlag op de kerktoren. Maar dat zou gaandeweg veranderen. Een krant bracht het in 1895 zó onder woorden: ‘Wat de verjaardag van onze Koningin aangaat, geloof ik, dat ook in ons gewest op den duur belangstelling zal wekken. De meesten onzer hebben oprechte sympathie voor de jonge vorstin. Er is overigens zo bitter weinig waarover we het eens zijn. Kerkelijk en politiek zijn we verdeeld. Maar waar het Koningin Wilhelmina geldt, roepen protestant en katholiek, liberaal en antirevolutionair, rijk en arm, patroon en werkman (een 123
klein getal wellicht uitgezonderd) eenstemmig: ‘lang moge zij leven en gelukkig zijn zij’. (..). Koningin Wilhelmina is zowat het enige onzer volkseenheid. En naarmate nu de jonge Koningin dit toont te beseffen en zich er naar richten, naar die mate zal ook de sympathie voor haar toenemen en zal ook onder ons, Noord-Hollanders, haar verjaardag meer en meer als een feestdag gevierd worden’ (35). De man had een vooruitziende blik want de zestiende verjaardag van de toekomstige koningin werd in 1896 ruimschoots in het land gevierd. ‘Bloemen zijn er in augustus genoeg, van hitte of kou heeft men geen last en de avond is gewoonlijk voldoende donker om aan een vuurwerk succes te denken. Op het platteland is de drukste tijd voorbij, zodat men enige uren kan afstaan aan feestvieren. Doch de hoofdbron der feestelijke afstemming is de sympathie die de meeste Nederlanders voor hun jonge koningin in het hart dragen. Het overgrote deel van het volk ‘houdt groot’ van het jonge koninginnetje, om het eens op z’n plat Noord-Hollands uit te drukken; houdt groot van haar, hoewel velen haar wellicht nimmer van aangezicht tot aangezicht aanschouwd hebben. (..). Een bescheiden wens moet ons hierbij van het hart. Het moge de koningin behagen binnen niet al te lange tijd ook eens een bezoek te brengen aan het oostelijk deel van Noord-Holland, aan West-Friesland en Waterland, aan Purmerend en aan Hoorn en enkele plaatsen die wel eens de dode steden aan de Zuiderzee zijn genoemd. Moge haar al geen luid gejubel tegemoet gaan, gelijk in zuidelijker delen van ons land, de hartelijkheid der ontvangst zal niet minder zijn dan die haar betoond werd waar en wanneer ook. Wij NoordHollanders houden niet van luidruchtigheid, tenzij dan als we dronken zijn. En voor dit laatste zouden we ons wachten, wanneer H.M. in ons midden verkeerden. Overigens zonder grootspraak mogen we beweren, dat onze woonstreek het bezoek van zelfs vorstelijke personen wel waard is. Waar vindt men schoner weiden dan in Beemster en Purmer, waar keuriger boerenhoeven dan in de omgeving van Purmerend, Hoorn, Enkhuizen, waar mooier oude huizen dan in Hoorn, Edam, Monnikendam en Enkhuizen, waar opmerkelijker zeden en gebruiken dan te Volendam en op het eiland Marken?’ (36). U merkt, de schrijver is – terecht - trots op zijn provincie! Wilhelmina wordt koningin In september 1896 werd er een commissie samengesteld die, ter gelegenheid van de meerderjarigheid van koningin Wilhelmina in 1898, H.M. de koningin-weduwe een geschenk zou aanbieden. Uit dankbaarheid voor haar goede zorgen in het waarnemen van haar gewichtige betrekkingen van regentes en voogdes. Elke provincie had een eigen commissie. In Noord-Holland was de burgemeester van Edam, Hendrik Joan Calkoen (Sloten 1848-Edam 1923) er lid van. Elke stad of dorp kon een bijdrage leveren. Ook Monnickendam deed mee. 124
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
De inhuldiging van de achttien-jarige prinses Wilhelmina tot Koningin der Nederlanden. Zij zou tot 4 september 1948 op de troon blijven.
Abdicatie en Inhuldiging in 1898 In een buitengewoon nummer van de Staatscourant stond op 30 augustus 1898 de volgende proclamatie: ‘In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wij, EMMA, Koning-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, Landgenoten! De taak die Mij in 1890 werd toevertrouwd is weldra geëindigd. Mij valt het onwaardeerbaar voorrecht ten deel Mijne beminde Dochter den leeftijd te zien bereiken, waarop Zij naar het voorschrift der Grondwet tot de regering wordt geroepen. In dagen van smart en rouw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijk, thans schaart zich het gehele Volk in vreugde om den troon zijner jonge Koninging. God heeft Mij in deze jaren gesteund, Mijn dierbaarste wens is vervuld. Aan allen die Mij met raad en daad hebben ter zijde gestaan en die Mij gesteund hebben door hunne liefde en gehechtheid, breng Ik Mijnen dank. Moge het ons Land met zijne Bezittingen en Koloniën onder de regering van Koningin WILHELMINA wel gaan! Het zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Ik treed af van de hoge plaats, die Ik in ons Staatswezen heb bekleed, met den diepgevoelde wens dat op Koningin en Volk tezamen, door de nauwste banden verenigt, Gods zegen zal blijven rusten. Gedaan te ’s Gravenhage, op heden den 30sten Augustus 1898, EMMA’. De proclamatie werd aangeplakt overeenkomstig de ontvangen voorschriften. Van de nieuwe koningin werd op dezelfde datum eveneens een Proclamatie afgedrukt. 125
AAN MIJN VOLK Op deze, voor U en Mij gewichtige dag gevoel Ik Mij gedrongen enige woorden tot U te richten. Allereerst een woord van warme dankbaarheid! Sedert Mijne vroegste jeugd hebt Gij Mij omgeven met uwe liefde. Uit alle delen van het Koninkrijk, uit alle kringen der maatschappij, van ouden en jongen ontving ik steeds de treffendste blijken van gehechtheid. Nadat mijn beminde vader Mij was ontvallen werd al Uw aanhankelijkheid aan Mijn stamhuis op Mij overgebracht. Thans nu Ik gereed sta de schone doch zware taak, waartoe Ik geroepen ben, te aanvaarden, gevoel Ik mij als gedragen door Uw trouw.(...) Mijn innig geliefde Moeder, aan Wie Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten, die nu op Mij rusten. Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te volgen, te regeren zoals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan den Grondwet getrouw wens Ik den eerbied voor den Nederlandsche naam en de Nederlandsche vlag te bevestigen. Ik wens bij het Opperbestuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost en West rechtvaardigheid te betrachten en naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhoging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn. Ik hoop en verwacht dat U aller steun , in welke ambtelijke of maatschappelijk werkkring binnen of buiten het Koninkrijk Gij geplaatst zijt, Mij daarbij nooit ontbreken zal. Op God vertrouwende en met de bede, dat Hij Mij sterke, aanvaard Ik die regeering. Gedaan te ’s Gravenhage, op heden den 30sten Augustus 1898, WILHELMINA. Alle aandacht ging daarna uit naar de dag van de inhuldiging van de nieuwe koningin, Wilhelmina Helene Pauline Maria, prinses van Oranje-Nassau. Dat gebeurde een week na haar 18e verjaardag, op dinsdag 6 september 1898 in de Nieuwe Kerk op de Dam te Amsterdam. De inhuldiging werd voor het eerst op film vastgelegd. Bij haar ambtsaanvaarding kreeg Hare Majesteit Wilhelmina van de Amsterdamse bevolking de ‘Gouden Koets’ aangeboden (37). Koningin Emma kreeg als dank een Nationaal geschenk, een bedrag van f 300.000,Dat geld bestemde zij om een sanatorium voor TBC-patiënten te stichten: Oranje Nassau Oord onder Renkum. Feest in Monnickendam Op voorstel van een der leden van de Vereniging Olympia werd, ter gelegenheid van de inhuldiging, een feest-comité in het leven geroepen o.l.v. de directeur van het Post- en telegraafkantoor, dhr. Herman Cornelissen (Nijmegen 1843-Maartensdijk 1915). Dat comité stuurde een versierd vaartuig naar Amsterdam, waarvoor het stadsbestuur een subsidie van honderd gulden had gegeven. 126
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Ook in de stad zelf werd van alles georganiseerd. Op 2 augustus werd aan het Stadsbestuur toestemming gevraagd om, ter versiering van de Kerkstraat en de Zarken, langs de stoepen zestig masten (sparren) van ongeveer 6,5 meter hoog en op onderlinge afstand van zo’n tien meter te mogen plaatsen. De hoogte kon desgewenst aangepast worden. Die toestemming werd verkregen. De krant kondigde voor de 31e augustus het volgende programma aan: ‘’s Morgens godsdienstoefening in de verschillende kerken. Daarna optocht en gezang van de schoolkinderen, welke allen in de eigen scholen onthaald zullen worden; 7 September: ’s morgens koraalmuziek, daarna het planten van een koninginneboom, het houden van een feestrede, gevolgd door een veelzijdige, maar geen historische, optocht. ’s Avonds vuurwerk.’(38) Hoe het er die dag aan toe ging? Een verslag: ‘’t Was wel een aardige wandeling die ik op verzoek van de redactie door Monnikendam maakte. Nauwelijks de deur van het Bureau achter mij gesloten te hebben, ontwaarde ik reeds links en rechts de bewijzen van de liefde, die de burgers dezer stad Haar toedragen, wier naam in dezer dagen op de lippen van ieder rechtgeaarde Nederlander zweeft. ’t Waren de versieringen aan een tweetal woningen die mij in het oog vielen en dat die twee de bewondering der wandelaars met vele andere moest delen, bleek mij al spoedig. Grotere en kleinere gevelversieringen, te veel om ze te vermelden, betwisten elkaar de eer van de mooiste te zijn, doch vormden samen éen groot getuigenis van hulde aan H.M. Koningin Wilhelmina. Wat hebben de buurtcommissies tot stand gebracht? ‘k Liet me door het toeval leiden en volgde de Havenstraat. Daar waren lieden druk aan de arbeid. De poort op de hoek van de Langebrugsteeg met vier fronten, begon reeds te tonen wat en hoe zij worden zal. ’t Moet gezegd, de weinige bewoners van deze pakhuizen-buurt houden zich kranig (‘k Behoor er zelf toe). Nu de hoek om naar het Noordeinde. Sapperloot, van ’t begin tot het einde, paal aan paal, vol guirlandes van groen en bloemen en vlaggen en straks met lichten op de achtergrond de gevelversiering van het Stadhuis, dat moet een buitengewoon effect teweeg brengen. Ik kom eens kijken als alle lichtjes branden. Wat valt nu de Kerkstraat tegen. Maar wacht, daar zie ik wat; ’t is de boog van groen, even voorbij het Wagenpad en daar op de Kerkstraatbrug, hoed af, doe u best, gij allen in andere straten, hiertegen kunt ge niet op. De Fokkesteeg waarin de Gereformeerde Kerk zetelt, vond ik versierd met groen en bloemen en vlaggen, tesamen een eenvoudige, lieve ereboog vormende. Achterom gaande, zag ik op de Niessenoord Burgwal touwen gespannen. Daar komt wat aan te hangen. ‘k Kan er wel naar raden, maar dat doe ik niet voor de feestdagen aangebroken zijn. Een poort op de brug naar ’t Bloemendaal deed me de touwen vergeten. ‘k Liet haar staan en kwam in het Zuideinde. Bijna aan het einde een boog van groen, op de bocht weer 127
een erepoort, met een toren er op, alles van groen, bloemen en vlaggen. Daar kreeg ik zowaar ruzie. Ik prees de ‘Zuideinders’ om hun werk en …’k had het verbruid. Ze wilden van de naam ‘Zuideinders’ niets weten. ‘Vrijstadters’ moest het zijn. Goed, maar zo vrij zijn ze toch niet, of de optochten kunnen hen bereiken en wij zullen er komen om te zien, hoe groot hun liefde voor het Oranjehuis is. ‘k Kwam behouden weer thuis en droomde ’s nachts van groen en groen, groen aan de huizen, groen aan de poorten en ‘Vrijstadters’, groen van kwaadheid omdat ik ze ‘Zuideinders’ noemde’. (39) U merkt het, de buurtcommissies hadden zich geweldig ingespannen. Vandaar een dankbetuiging van de heer Cornelissen namens de feestcommissie aan allen die meegewerkt hadden, ‘om de feestdagen zo eenstemmig, zo geestdriftig te doen aflopen’. Op zoek naar een huwelijkspartner Toen Wilhelmina achttien jaar was geworden, werd er naar een geschikte echtgenoot gezocht. Zoals veel koninklijke huwelijken werd ook deze echtverbintenis gearrangeerd. De meest geschikte kandidaten waren toen in Engeland te vinden. Een sterke band tussen de Oranjes en de Windsors zou grote diplomatieke en politieke voordelen hebben. Maar er kwam een kink in de kabel: de Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902). Het Britse leger voerde strijd met de Boeren in Zuid-Afrika, die door veel Hollanders als ‘stamgenoten’ werden gezien (40). Onder de Nederlandse bevolking ontstond dan ook al snel een anti-Britse stemming en Monnickendam deed daar niet voor onder. In 1900 werd er in de stad een Transvaal-comité opgericht dat gelden inzamelde om de nood te lenigen van de gezinnen, waarin een man was gesneuveld. Ook gingen er mensen persoonlijk naar Zuid-Afrika om te helpen in de strijd. Zo bijvoorbeeld de zoon van de eerder genoemde Herman Cornelissen, dagbladschrijver Herman Anton Cornelissen (Veere 1873-Virginia, USA), die een aantal maanden in Engelse gevangenschap heeft doorgebracht en bij terugkeer in Nederland overal verslag deed van zijn bevindingen. Op 27 februari 1900 was er een huis-aan-huiscollecte, waarbij betrokken waren de dames H.W. Henschen, G. Verheus, B. Koerse, Th. Sistermans, G. van Zalinge, A. de Jong, en B. Nol. De opbrengst t.b.v. de krijgsgevangen Boeren was f 90,79. In Engeland werd woedend gereageerd op de partijkeuze voor de Boeren in Zuid-Afrika. Nederlanders die in Engeland woonden, moesten uit voorzorg deuren en vensters sluiten. De koningin had Paul Krüger, de man met de zware basstem en een onafscheidelijke pijp in de mond met het pantserdekschip Hr. Ms. Gelderland naar Nederland gehaald. Het Transvaal-comité stuurde hem in december 1900, namens de burgerij van de stad, een telegram met de woorden: ‘Moge het einde van de oorlog en Uw terugkeer als President der Transvaal nabij zijn’ (41). 128
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
Paul Krüger
Prins Hendrik Nee, een Britse echtgenoot voor Wilhelmina was geen optie. Dus ging de blik richting Duitsland. In verband met de troonopvolging moest er bovendien goed nagedacht worden over de status van de toekomstige echtgenoot. Het werd Heinrich, hertog van Mecklenburg-Schwerin, geboren in 1876. Hij kreeg de Nederlandse nationaliteit, waarbij hij zou afzien van zijn Duitse nationaliteit. Geen twee paspoorten dus. Mochten er geen kinderen komen, dan zou de Oranjekroon overgaan op de Duitse verwanten van het Nederlandse koningshuis. De belangrijkste taak van Prins Hendrik was dan ook om de troonopvolging veilig te stellen. En dat lukte maar ternauwernood.
Prins Hendrik
Qua huwelijks(on)trouw trad Hendrik in de voetsporen van de meeste van zijn voorgangers in de Oranje dynastie. Vanwege zijn buitenechtelijke escapades maakte hij veel schulden. Maar, anders dan Wilhelmina, was hij veel gemakkelijker in de omgang met het gewone volk. Hoewel daar in de berichtgeving niets van is te merken, had koningin Emma later spijt van haar ‘keus’ voor Prins Hendrik als echtgenoot voor haar dochter. Ook Wilhelmina zelf heeft het haar moeder achteraf kwalijk genomen, dat zij min of meer aan prins Hendrik was gekoppeld. Maar opnieuw, het volk zag alleen de zonnige buitenkant van het huwelijk. Huwelijk van Wilhelmina en Hendrik Koningin Wilhelmina en prins Hendrik trouwden op 7 februari 1901 in Den Haag (42). De koningin was die dag exact zo oud als destijds haar moeder bij haar huwelijk in 1879, namelijk 20 jaar, 5 maanden en 7 dagen. Dat zal geen toeval zijn geweest. Via de Russische tsaar Paulus I was er in de verte een gezamenlijke afstamming. Bij het huwelijk, dat met veel publiek vertoon gepaard ging, werd voor het eerst de Gouden Koets gebruikt. In paleis Noordeinde kwam een Indische Zaal, een geschenk van en ingericht door de bevolking van het toenmalige Nederlands-Indië. 129
Wilhelmina en Hendrik op hun trouwdag Links de foto gemaakt bij hun verloving
Nationaal geschenk Evenals bij de inhuldiging in 1898 was er ook nu weer sprake van een grote inzameling onder het volk. De aanbieding van het Nationaal geschenk vond plaats in Amsterdam (43). Hare Majesteit kreeg een diadeem, enkele armbanden en een halssieraad aangeboden. Daarnaast ontving het echtpaar een album, een meesterstuk van kunstnijverheid: honderdvijftig pagina’s zwaar Hollands papier met voorop het wapen van de koningin, een opdracht van de samenstellers, een aantal tekeningen, o.a. van slot Dillenburg en niet te vergeten, circa 15.000 namen van de leden van de provinciale en plaatselijke commissies die voor de inzameling hadden zorg gedragen. Het album was gemaakt door de Gebroeders Grevenstuk, hofkalligrafen en tekenaars in Amsterdam. Het stadsbestuur van Monnickendam had ook bijgedragen en kreeg in maart 1901 een uitgebreide beschrijving van de sieraden en het album toegezonden. Viering van het koninklijk huwelijk in Monnickendam Kranten in de regio Waterland schreven bijna niets over het huwelijk, terwijl er toch altijd ruimschoots aandacht was voor berichten, waarin het Oranjehuis centraal stond. In Purmerend was op de dag van het huwelijk, om twaalf uur in de Westerstraat een harddraverij met paard en wagen of arrenslee, waaraan geldprijzen waren verbonden. Het armere deel van de bevolking werd bedeeld, waaronder een extra turfuitdeling van kerkelijke kant. In Broek in Waterland was een tombola (verloting) met als 1e prijs een portret van de koningin en haar gemaal. Daarnaast een feestavond in het Broekerhuis met muziek, zang en toneel. Maar in Monnickendam bleef het rustig. De reden leest u in dit krantenbericht: 130
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koningen een een regentes-koningin
De Gouden koets voor het eerst gebruikt: voor de rijtoer bij het huwelijk van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik
‘Er ligt hoegenaamd niets vijandigs jegens onze koningin in het feit, dat er op veel kleine plaatsen zo goed als geen feest gevierd wordt naar aanleiding van haar huwelijk. De hoofdzaak is het ongeschikte seizoen dat al heel weinig tot feestvieren uitlokt (het was hartje winter, op 7 februari lag de temperatuur tussen de –10 en +2 graden!). Wat is het koud en hoe slecht begaanbaar zijn de straten. Men zou gevaar lopen door de gladheid armen of benen te breken, als men op straat eens een rondedansje wilde doen, gelijk dat past bij een Nationaal feest (..). We zouden allemaal nog eens een feest willen vieren als in 1898, maar het gaat niet. Het verschil in temperatuur en in uiterlijk van alles om ons heen is te groot (het feest in 1898 was in september met prachtige weersomstandigheden, caeg). In de tijd van de kroningsfeesten was er geld onder de boerenarbeiders. Geen overvloed weliswaar, maar toch genoeg om eens een paar dagen feest te vieren. Nu is er bij velen onder hen gebrek, zodat zij moeite hebben ieder het zijne te geven. Niet weinigen zijn al weer gedwongen om te borgen bij de bakker en de winkelier en het pleit voor de mensen, dat ze nu maar niet van feestvieren spreken (..). Nee, waarlijk, het is geen onverschilligheid die ons kalm doet blijven. We houden nog evenveel van koningin Wilhelmina als toen zij de regering aanvaardde, ja zo mogelijk nog meer, wijl ze zo’n mooie daad verrichtte tegenover president Krüger (44). En ik geloof niet, dat men ook iets tegen haar huwelijk zal hebben (..). Wie weet wat er nog gebeurt, als het jonggehuwde paar in Amsterdam komt. Dan zal het jubelfeest in de hoofdstad wellicht een echo vinden in de Noord-Hollandse kleine plaatsen. Laten we de feestliederen maar leren. Warm kloppen toch steeds de harten van de meesten onzer voor Wilhelmina. Schromen we niet daar uiting aan te geven, hetzij met, hetzij zonder feestbetoon’ (45). Koninklijke onderscheidingen voor Monnickendammers In de eerste helft van de 20e eeuw kreeg iemand een koninklijke onderscheiding – lintje – wanneer hij of zij een groot aantal jaren in een bepaalde functie of actief bij zijn werkgever was geweest. Er zijn een heleboel namen te noemen, ik noem er drie uit het begin van de eeuw: 42 *Pieter Snieder Szn (Monnickendam 1838-Ter Aar 1923) was in september 1901 vijftig! jaar
131
in dienst als pakhuisknecht bij de ansjoviszouterij van Theodorus Franciscus Boerlage. Het leverde hem een ‘lintje’ in brons in de orde van Oranje-Nassau. *Jan Schooneveld (Monnickendam 1838-Amsterdam 1915), was in september 1901 vijftig jaar scheepstimmermansknecht op de werf van Cornelis de Haas, voorheen de firma Klaas Kater. Ook voor hem een ‘lintje’ in brons in de orde van Oranje Nassau. *Pieter Ammeraal ((Monnickendam 18311919) was in september 1903 aan de beurt. Hij zou 23 december vijftig jaar in dienst zijn bij de firma wijlen P. Kater Jzn en kreeg daarvoor de bronzen medaille in de orde van Oranje-Nassau. Tot zover over de relatie tussen het Huis van Oranje en de stad Monnickendam in de 19e eeuw. In het derde, laatste deel een overzicht van de 20e eeuw. Bronvermelding Waterlandsarchief: Notulen van de B7W en de Raad; Ingekomen brieven Krantenarchief: Purmerender Courant (PC), Nieuwe Purmerender Courant (NPC), Schuitemakers Purmerender Courant (SPC), de Waterlander (WA), de Monnickendammer (MO). Internetpagina’s De boeken als genoemd in deel 1.
Noten 1. Over de Franse periode heeft dhr. Appel uitgebreid geschreven in de Jaarboeken 1999 en 2001. Zie ook mijn verhaal over het eeuwfeest, JOM 2013 blz. 172vv. Het Franse juk werd op maandag 15 november 1813 verbroken, te beginnen in Den Haag. Het ‘Oranje Boven’ klonk daarna in menig stad en dorp. Een verslag van dag tot dag over de periode 1 november- 31 december 1813 kunt u lezen in ‘Woelige weken’ van Willem de Clercq.
132
2. Verzuiling is de naam voor de ontwikkeling in de Nederlandse samenleving waarbij groepen mensen met verschillende levensbeschouwelijke of politieke opvattingen - katholiek, protestants, socialistisch of liberaal - naast en tegenover elkaar kwamen te staan. Die verzuiling werd zichtbaar in scholen, politieke partijen, vakbonden, woningbouwverenigingen, jeugdbewegingen, omroepen, organisaties, sportverenigingen, kranten, zang- en muziekverenigingen etc. 3. Het cultuurstelsel was een in 1830, door
noten bij: Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau deel II gouverneur-generaal Johannes van den Bosch (hij zou later de Koloniën in Drente stichten) opgezet belastingstelsel, waarbij de bevolking van Nederlands-Indië zo’n 20% van hun producten (koffie, suiker, specerijen etc) moesten afstaan voor de Europese markt. Tussen 1860 en 1880 was een derde tot een vijfde van de totale Nederlandse staatsinkomsten afkomstig uit dat toenmalige Nederlands Indië. 4. Meer daarover in het verhaal: ‘Monnickendam, de slag bij Waterloo en de Belgische opstand’ 5. Bedenk dat onze landgenoten van de 19e eeuw veel minder informatie hadden over het doen en laten van hun vorsten en vorstinnen dan wij vandaag. Vooral in de periode nadat Napoleon van het toneel was verdwenen, heerste er een euforische stemming omtrent de nieuwe koers en mogelijkheden van ons land. Die gebrekkige kennis had verschillende oorzaken waarover elders meer. 6. We kennen tot op vandaag de trits: God, Nederland en Oranje. 7. Voor die vieringen was vanaf 16 augustus 1815 een uitgebreid reglement van kracht, waarin exact werd aangegeven wat er op zulke feestdagen moest gebeuren. Saluutschoten met een kanon, ’s middags om twaalf uur, waren daarbij een belangrijk onderdeel. Daarnaast werden er vanuit het provinciebestuur (de gouverneur van Noord-Holland) schriftelijk aanwijzingen gegeven hoe te handelen bij het overlijden van een lid van de koninklijke familie. 8. Hoe er over het Huis van Oranje gedacht werd en opgekeken is te lezen in het boek over Frederika Louise Wilhelmina van Pruissen. Eerste koningin van Nederland. Uitgegeven in 1838 door Beijerink, A’dam. Integraal te lezen via Google. Het boek werd geschreven ‘als een voorbeeld ter navolging der Nederlandse meisjes aangeprezen’. 9. Anna Paulowna, geboren in 1795 te St. Petersburg, ging niet over tot de Nederlands Hervormde Kerk maar bleef lid van de RussischOrthodoxe Kerk, een kerkgenootschap verwant aan
de R.K. Kerk. Zij had in Den Haag en Brussel een speciale kapel om haar godsdienstige plichten te vervullen. 10. Broek in Waterland had die eer wel. Op 3 juli 1814 bezocht de Tsaar van Rusland, vergezeld van de koning en zijn gezin het dorp. Een gezelschap van 67 personen in 13 rijtuigen en een escorte van 25 huzaren. Blijkbaar was het bezoek zo goed bevallen dat het Oranjegezin, minus de koning zelf, opnieuw haar opwachting in Broek in Waterland maakte. Ook de dag dat de koning door Monnickendam kwam, 15 oktober, werd hij te Broek verwacht en gevierd. Men had een man te paard richting Monnickendam gestuurd, zodat wanneer de koning van verre zichtbaar was, men te Broek de klok zou kunnen gaan luiden. De bezoeken zijn uitgebreid beschreven door G. van Zeggelaar in zijn boek ‘Blikken in het verleden van Waterland’ blz. 380v 11. Een legerexpeditie in augustus 1831 om de Belgische Opstand met geweld te onderdrukken. Citaat uit ‘De drie Oranje koningen blz. 8. Zie verder bij noot 4. 12. Zie verder noot 4 13. Het verhaal van de kribdam en alles er om heen leest u in JOM 1989 blz. 24vv. 14. De reisroute van deze drie dagen (woensdag 3.8 tot zaterdag 6.8) werd opgenomen in de notulen van de Raad. Alle grotere steden, Alkmaar, Den Helder, Texel, Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Edam, Monnickendam, Purmerend en Zaandam, werden via een driedaagse rondreis door NoordHolland bezocht. Ook Texel kreeg bezoek van de koning. 15. JOM 2004 blz. 94 16. Haar bijzondere redding kunt u op internet lezen, via ‘overstroming 1861’. 17. Alg. Weekblad 30.9.1863. Een faam is een godin uit de Griekse mythologie die de daden van helden uitbazuint, afgebeeld als een vrouw met vleugels en een menigte ogen, oren en monden of met een bazuin (Van Dales woordenboek).
133
18. Op de kist was een plaat aangebracht met de data, de namen en de titels van deze vrouw en een met edelstenen versierd gouden kruis, door Z.M. de keizer van alle Russen daartoe toegezonden. 19. Het verhaal van Wilhelmina Juliana Storm Harms over haar afkomst is niet geheel onterecht. Via haar moeder Jacoba Juliana Eleonora Blom Storm kwam ik bij ds. Hendrik Storm terecht, predikant te Uitdam in de 18e eeuw. Hij was getrouwd met Christina Blom, wiens moeder afstamde van een Duits adellijk geslacht. Een directe lijn met koning Willem III heb ik echter niet kunnen vinden. 20. Prov. Overijselsche en Zwolsche Courant 22.6.1877. PC 24.6.1977. Zie ook het gedicht van J.J.L. ten Kate in PC 6.6.1877 21. PC 27.4.1879 22.De intekenlijst met namen en het bedrag dat zij hebben gedoneerd, meest kleine bedragen van f 0,25 of f 0,50, is bewaard gebleven. 23. NPC 26.6.1879 24. Dr. Vinkhuijzen was destijds betrokken bij de verdediging van de citadel van Antwerpen in 1832. Hij overleed november 1893. 25. Koningin Emma heeft voor haar kind een min, een voedster gevonden, zoals blijkt uit het volgende bericht: ‘Naar van vertrouwde zijde gemeld wordt, was de min reeds sedert enige dagen ’s nachts voor de bevalling van H.M. in het paleis aanwezig, waar zij drie kamers ter harer beschikking heeft. Zij is een flinke, gezonde, prachtige boerin uit Voorburg en heeft een blozend kind. Toen zij uit de 300 sollicitanten gekozen was, is zij met een hofdame naar Parijs gezonden, waar een garderobe van twaalf stel voor haar uitgekozen werd. Als er een prins ter wereld kwam zouden hare diensten met f 1000,- en bij de geboorte van een prinses met f 500,- extra beloond worden. De Koningin is bijzonder met haar – vrouw Oskam - ingenomen, zij zat menigmaal met H.M. samen, ook wel eens met haar zuigeling, waarin H.M. zelfs dol veel schik had en waarmee zij zich alleraardigst vermaakte,
134
zelfs zo dat zij het kind een enkele maal ongemerkt een gouden Willem (een gouden tientje) in de handjes wist te stoppen’ (PC 5.9.1880). Echter, deze min moest al vrij snel plaatsmaken voor een andere voedster. Vrouw Oskam was een echte Hollandse boerin die van hofetiquette en complimenten niets wist. Het verhaal gaat dat, toen de koning (de vader dus) het prinsesje een keer in de wangetjes had geknepen, zij Z.M. met een gemaakt glimlachje had toegevoegd: ‘dat moet je niet doen, papaatje, dat vindt de kleine prinses niet plezierig hoor’ (Leids Nieuwsblad 28.10.1880). Een ander minpunt was geweest dat ze de pasgeboren prinses tutoyeerde, maar vooral dat het prinsesje te weinig in gewicht aankwam. Vrouw Oskam moest het veld ruimen voor Evertje Schouten (Uddel 1852-Apeldoorn-1945), getrouwd met Reijer van der Zande, later de hoofdkoetsier van koningin Emma. Een jonkvrouw aan het hof schreef in een brief dat de oude min ‘in tranen heengezonden was’ en dat de zuigeling gulzig dronk bij de nieuwe voedster. Na afloop heeft het prinsesje ‘heel vriendelijk tegen de min gelachen’. Evertje Schouten heeft Wilhelmina twee jaar gezoogd en ontving daarvoor f 60,- per maand plus kost en inwoning. Zij maakte ook de reizen van het koninklijke paar mee, o.a. naar Arolsen, de geboorteplaats van koningin Emma. Gedurende elf maanden heeft Evertje, die zelf drie kinderen had, haar gezin niet mogen zien. Een schoonzus nam de borstvoeding van Evertje over, moedermelk die met koemelk werd aangevuld. Tussen deze zoogmoeder en koningin Wilhelmina is een hele speciale band ontstaan. De koningin had voor haar een modelboerderij laten bouwen, waar Evertje tot haar dood in heeft gewoond. Een van haar dochters, ook Evertje genoemd, werd door Wilhelmina als kamermeisje voor prinses Juliana aangenomen. Jaren later, in 1938, kwam een hofdame Evertje Schouten in Apeldoorn halen, om op paleis Soestdijk de pasgeboren Beatrix te zien.
noten bij: Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau deel II Het portret van Evertje Schouten hing in paleis het Loo in de speelkamer van prinses Wilhelmina. Op internet (omroep Max) staat een filmpje, waarop een nakomelinge van deze Evertje Schouten het verhaal van haar grootmoeder vertelt. 26. PC 19.9.1880 27. PC 28.8.1881 28. SPC 29.6.1884 29. SPC 3.2.1884, 25.6.1884, 29.6.1884 30. Dezelfde constructie zou in de twintigste eeuw nog twee keer gebruikt worden, met betrekking tot prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld en prins Claus von Amsberg. Niet onvermeld mag blijven dat de staatsman Abraham Kuijper daar op tegen was. Hij vond de gelijkstelling van man en vrouw in de dynastieke opvolging rechtstreeks in strijd met de goddelijke richtlijnen voor de menselijke verhoudingen. 31. SPC 11.5.1884 32. JOM 2013 blz. 188v 33. SPC 26.11.1890; B&W 25.11.1890; SPC. 10.12.1890. Het bericht in de SPC van 7.12.1890 ‘De uittocht van Z.M. de koning is in volmaakte orde afgelopen’ is volstrekt onjuist. 34. SPC 20.5.1894. Zie ook JOM 1996 blz. 74-76. 35. NPC 5.9.1895 36. NPC 3.9.1896 37. Een nauwkeurige beschrijving ervan in de Monnikendammer d.d. 10.9.1898. Hij is gemaakt door de bekende rijtuigmaker, de firma Spijker. 38. SPC 21.8.1898. 39. MO 1.9.1898 40. Misschien hebt u de boeken van L. Penning ooit gelezen, De Leeuw van Modderspruit, de Verkenner van Christiaan de Wet etc. Of ‘Pieter Marits’ van August Niemann’. 41. SPC 9.12.1900, NPC 24.2.1901 42. In dezelfde week werd in Engeland met groot vertoon koningin Victoria begraven 43. Uit uitgebreid verslag van het bezoek aan Amsterdam in de SPC 10.3.1901 44. Wilhelmina had de bejaarde president Paul
Krüger met de kruiser ‘Gelderland’ uit Zuid-Afrika laten ophalen. Hij wilde in Europa een laatste (vergeefse) poging doen om steun bij de grote mogendheden te vinden voor de vrijheidsoorlog van de Transvaalse Boeren tegen Engeland. Tijdens zijn bezoek aan Nederland werd Krüger door de twintigjarige koningin Wilhelmina op haar paleis ontvangen, waar hem een staatsdiner werd aangeboden. Daarbij zag de eenvoudige, onontwikkelde Boerenpresident een zilveren vingerkommetje voor een drinkbeker aan en zette het aan de mond. De hoge gasten aan het diner toonden zich diep geschokt over dit vergrijp tegen de etiquette. De lakeien wierpen elkaar veelbetekenende blikken toe en onder de hovelingen klonk duidelijk hoorbaar gelach, hetgeen Wilhelmina niet ontging. Met een vorstelijk gebaar schafte ze de overtreden etiquetteregel tijdelijk af, redde ze haar bejaarde gast uit de verlegenheid en beschaamde ze de gniffelaars: ze hief eveneens haar vingerkommetje op en dronk Paul Krüger daarmee toe. Het werd ineens doodstil – en alle andere gasten volgden het voorbeeld van de koningin! 45. NPC 10.2.1901
135
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau deel III: De twintigste eeuw Het Huis van Oranje Nassau 12B Koningin Wilhelmina Helena Paulina Maria, (Den Haag 31.8.1880-Apeldoorn 28.11.1962*) tr. Den Haag 7.1.1901 met Hendrik Wladimir Albrecht Ernst van Mecklenburg-Schwerin (Schwerin, Duitsland 19.4.1876-Den Haag 3.7.1934*), in de volksmond ‘Heintje’ genoemd. Hendrik was de zoon van Frederik Frans II von Mecklenburg-Schwerin (1823-1883) en Marie von Schwarzburg-Rudolstadt (1850-1922). Uit dit huwelijk 1 dochter, Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina, zie 13B 13B. Koningin Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina (Den Haag 30.4.1909-Baarn 20.3.2004*) tr. Den Haag 7.1.1937 met Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter van Lippe-Biesterveld (Jena, Duitsland 29.6.1911-Utrecht 1.12.2004*). Bernhard was de zoon van Bernard zur Lippe (1872-1934) en Armgard von Siersdorpff-Cramm (18831971). Uit dit huwelijk vier dochters, waaronder Beatrix Wilhelmina Armgard, zie 14B Juliana is via twee lijnen een afstammelinge van haar naamgenote, Juliana van Stolberg (zie 1). Juliana was – via koning Willem I - ook verwant aan de koning van België, Boudewijn Karel Leopold Axel, Maria Gustaaf (Laken, België 1830-Motril, Spanje, 1993). Hij was getrouwd met koningin Fabiola. 14B. Koningin Beatrix Wilhelmina Armgard, Baarn 31.1.1938 tr. Amsterdam 10.3.1966 met Claus George Willem Otto Frederik Geert von Amsberg (Hitzacker, Duitsland 6.9.1926-ZH Amsterdam 6.10.2002*). Claus was de zoon van Claus Felix von Amsberg (1890-1953) en Gösta vond dem BusscheHaddenhausen ( 1902-1996). Uit dit huwelijk drie zonen, waaronder 15B. Koning Willem Alexander Claus George Ferdinand Utrecht 27.4.1967 tr. Amsterdam 2.2.2002 Maxima Zorreguieta, Buenos Aires, Argentinië 17.5.1971 Uit dit huwelijk drie dochters: *Catharina Amalia, 7.12.2003 *Alexia, 26.6.2005 *Ariane, 10.4.2007 Koningin Maxima is de dochter van Jorge Zorrequieta (1928) en Maria del Carmen Cerruti (1944) Deze derde en laatste periode zal wel de meeste herkenning oproepen. Immers, de meesten van ons zijn geboren en/of grootgebracht in de twintigste eeuw.
136
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Koningin Wilhelmina
Koningin Juliana
Koningin Beatrix
Tijdsbeeld van moeder, dochter en kleindochter De drie koninginnen Wilhelmina (1898-1948), Juliana (1948-1980) en Beatrix (1980-2013) zullen hun mannelijke voorgangers snel hebben doen vergeten. Het waren toegewijde, plichtsgetrouwe vrouwen met een bijna moederlijke zorg voor het Nederlandse volk. En dat werd in veel gevallen erg gewaardeerd. Ook in hun privéleven ging soms wel eens wat fout, maar dat was niet bepalend voor hun positie in ons koninkrijk. De genoemde vorstinnen moesten hun taak uitoefenen in een eeuw met twee wereldoorlogen. Een eeuw waarin bovendien revolutionaire veranderingen en turbulente ontwikkelingen zich in rap tempo aandienden (1). De opkomst van de Arbeiderspartij, de oprichting van allerlei bonden ter bescherming van de werknemers, verzuiling van de Christelijke politieke partijen (A.R, C.H.U, K.V.P, in 1980 opgegaan in het CDA), het kiesrecht voor vrouwen, 1919, de Watersnoden van 1916 en 1953, de Soevereiniteitsoverdracht van de voormalige kolonie Indonesië (1949), de beurskrach in New York, 1929, gevolgd door een wereldwijde economische crisis, de invoering van het AOW- en pensioenstelsel door minister Drees in 1956, de ontwikkeling van vernietigingswapens zoals de atoombom, de uitvinding van de tv, van de pil, de ontdekking van de DNA-structuur, de technische revoluties, ook op het medische vlak en het ontstaan van een – zo lijkt het - allesbepalende communicatiemaatschappij met satellieten, computers, laptops en geavanceerde telefoons. De eerste mens op de maan, 1969, de koude oorlog, de bouw (1961) en afbraak (1989) van de muur in Berlijn, de strijd in het Midden-Oosten als gevolg van de erkenning van de staat Israël in 1948, de Korea- en Vietnam oorlog etc. etc. Het maakt allemaal deel uit van de 20e eeuw, ‘De eeuw van mijn vader’ om met Geert Mak te spreken. In die wirwar van gebeurtenissen moest ook het Huis van Oranje zijn weg vinden. 137
De Oranje-dynastie in gevaar Was het eerst koning Willem III, die op z’n oude dag nog een kind moest verwekken bij zijn jonge bruid Emma, hun dochter Wilhelmina op haar beurt was ook niet erg gelukkig op dit punt. Na haar huwelijk in 1901 werd zij het jaar daarop voor het eerst zwanger, maar die zwangerschap eindigde in een miskraam. In maart 1902 was ze opnieuw zwanger maar werd toen ernstig ziek (tyfus), waardoor haar leven gevaar liep. De ziekte nam echter een gunstige wending. Dr. Roessingh kreeg uit heel Europa felicitaties vanwege zijn medische hulp die mede voor de ommekeer had gezorgd. Het had ook anders kunnen aflopen. Er zouden nog echter nog twee miskramen volgen.
Botsing met de tram Tot overmaat van ramp werd in februari 1908 het rijtuig van prins Hendrik en koningin Wilhelmina, op de hoek van de Parkstraat en Oranjestraat in Den Haag, aangereden door een uit de richting Scheveningen komende tram van de H.T.M. De botsing was vrij hevig, maar als door een wonder bleef onze koningin op haar plaats zitten, terwijl de prins door de schok op zijn knieën terechtkwam. Hare Majesteit was nauwelijks geschrokken en verliet, geholpen door de prins, ongedeerd het rijtuig waar een wiel vanaf was gerukt. Beiden wandelden terug naar het paleis, waarna de koningin naar het paleis van haar moeder aan het Lange Voorhout ging om haar gerust te stellen. Prins Hendrik berichtte zijn moeder ‘Unkraut vergeht nicht’. In de Koninklijke Schouwburg werden beiden diezelfde avond door het publiek warm toegejuicht. Trambestuurder Cornelis Reder werd door de H.T.M. ontslagen. De prins was hier echter zo boos over, dat hij de directeur een brief stuurde, waarin hij de schuld van het ongeval op zich nam. Reder kreeg zijn baan terug en als beloning een gouden 138
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
horloge en vijfentwintig gulden. Hij werd bovendien geridderd in de Orde van Oranje-Nassau (2). Maar had het ongeval een verkeerde afloop gekregen, dan was er geen Oranjehuis meer geweest! Koningin-moeder Emma in Waterland Op maandag 8 juli 1901 ging het bericht door de stad, dat koningin-regentes Emma in de buurt van Monnickendam zou zijn. Men verwachtte haar doortocht op weg naar Marken, dat zij voor het eerst bezocht. En inderdaad, om drie uur verscheen de salonboot aan de sluizen langs de Buitendijk. Zij werd enthousiast toegejuicht. Een klein groepje Oranjeliefhebbers hieven het lied ‘Wien Neêrlands Bloed’ aan, van 1817 tot 1932 officieel ons volkslied, met een tekst van de eerste dichter des vaderlands, Hendrik Tollens (Rotterdam 1780-Rijswijk 1856). De koningin-moeder was in gezelschap van de vorstin van Bentheim en haar kinderen. Monnickendam werd niet bezocht. Marken wel en daar was het groot feest. Een prettige, zonnige feestdag, zoals ze die in jaren niet gekend hadden. De burgemeester kreeg f 250,- gulden voor de nieuw te bouwen Hervormde kerk en f 100,- voor de armen op het eiland. De terugreis ging via Monnickendam en de Broekertrekvaart naar Broek in Waterland, dat ook werd bezocht (3). De wens, de moeder der gedachte Twee weken later. ‘Men meende van officiële zijde te weten dat H.M. koningin Wilhelmina en de prins gemaal jl. maandag 22 juli 1901 een bezoek aan Marken zouden brengen en daarbij ook door Monnikendam zouden komen. Maar omdat prins Hendrik donderdag 18 juli naar Berlijn is vertrokken, hechtten we niet veel waarde aan het bericht. ’t Is merkwaardig hoe sterk de verbeeldingskracht in zulke gevallen werkt, want reeds de vorige week meende men het vorstelijk paar hier gezien te hebben, wijl er een dame met een vriendelijk uiterlijk, vergezeld van een jongeman, een paar winkels was binnengegaan en beide geweigerd hadden om hun naam in het vreemdelingen boek te zetten’ (4). Monnickendamse versiering in de Koninklijke trein - 1903 In het begin van de 20e eeuw woonde de bekende schilder Paul Rink (Veghel 1861Edam 1903) enige tijd in de stad. Hij had o.a. één van de traditionele gebruiken van de stad geschilderd en dat schilderij ‘Een bruiloft te Monnikendam’ was door de 139
directie van de Spoorwegmaatschappij aangekocht voor de salonwagen van de koninklijke trein, waarover de koninklijke familie eind 19e eeuw beschikte. Die trein bestond o.a. uit een rijtuig voor de koningin, een rijtuig voor de prins, een keuken en een bagagewagen. In de wagon van de prins was een gedeelte rooksalon, waar twee schilderijen hingen. Het ene was het stadhuis van Middelburg, het andere het zojuist genoemde schilderij van Rink (5).
Een rijtuig voor koningin Wilhelmina
De koninklijke trein ontspoort Over de trein gesproken. Op donderdag 7 juni 1917 deed zich een ongeluk voor. De personentrein uit Maastricht die om 4.17 uur in Utrecht moest aankomen, was tussen Houten en Schalkwijk gederailleerd. Aan deze trein waren twee koninklijke salonrijtuigen aangehaakt, waarin zich de koningin en haar gevolg bevonden. Beide rijtuigen ontspoorden. De koningin behield Eetsalon in het rijtuig van koningin Wilhelmina haar tegenwoordigheid van geest. Zij stapte onmiddellijk uit en liet de verbandtrommel uit het salonrijtuig aangeven. Daarmee was zij verschillende reizigers van dienst, die kleine verwondingen hadden opgelopen. Vervolgens liet ze een telegram naar het paleis sturen met de mededeling, dat zij ongedeerd waren gebleven. Het had erger kunnen aflopen, want door de schok en de val werden zesentwintig passagiers gewond, waarbij van ĂŠĂŠn een viertal vingers werd afgerukt. De koninklijke trein bij Houten ontspoord Anderen liepen kneuzingen en aangezichtswonden op. Maar er waren gelukkig geen doden of ernstig gewonden te betreuren. Een wonder op zich, want de trein reed op volle snelheid toen de ontsporing plaatsvond. Vermoedelijke oorzaak: uitzetting van de rails door de warmte (6). Het was die dag tussen de twintig en dertig graden. 140
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Koningin Wilhelmina en prins Hendrik passeren Monnickendam Het valt niet te ontkennen dat Broek in Waterland en vooral Marken meestal meer in trek waren dan Monnickendam. Zo ook maandag 31 juli 1905 rond de middag. De koningin en haar echtgenoot, in gezelschap van de moeder van de prins, de Groothertogin Marie van Mecklenburg, bezochten ‘s middags onverwachts Marken. Plotseling werd H.M. herkend en stroomden de mensen toe. Met de havenstoomboot van Amsterdam ging de reis, via Monnickendam en Broek in Waterland naar Amsterdam en vandaar met de trein naar Baarn. Monnickendam werd – opnieuw - niet aangedaan (7). Koninginnedag in Monnickendam De eerste vijf jaar van de 20e eeuw was er tijdens de verjaardag van de koningin in de stad weinig te beleven. Geen grote vieringen maar wel, zoals op 31 augustus 1903, in de Grote kerk een uitvoering van Vaderlandse en Oudnederlandse liederen, door het Christelijk zangkoor ‘De Lofstem’ o.l.v. dhr. Dirk Klut. Een soortgelijk optreden was er een jaar later, met ook medewerking van het door dhr. Klut opgerichte kinderkoor Tricordium. Ook in 1905 zat de kerk vol om de verjaardag van de koningin te gedenken. Onder de bezoekers burgemeester van Aken en het gemeentebestuur. De aanwezigen werden vooral geroerd door een eenvoudig zangeresje dat met een hele mooie en sympathieke sopraanstem was begiftigd, aldus de verslaggever (8). In datzelfde jaar was er voor het eerst ook iets te doen voor de kinderen. ‘Al is ons stadje niet rijk genoeg om van gemeentewege of uit het hart van de burgers een koninginnenfeest te organiseren, toch ging de dag niet ongemerkt voorbij. Het echtpaar Willem Blankevoort (Monnickendam 1859-Haarlem 1919) en Johanna de Moes (Monnickendam 1859-Haarlem 1937) legden donderdag een altruïstische (onbaatzuchtige, caeg) kinderliefde aan de dag. Ze stelden hun huis en erf aan het Noordeinde beschikbaar voor de kinderen van alle gezindten, die eerst in vrolijke optocht, ordelijk zonder geleide, door de stad trokken en toen naar het feestterrein wandelden, waar genoemde familie alles feestelijk in gereedheid had gebracht. Allerlei spelletjes werden er uitgevoerd en via verschillende vrijgevige burgers waren er prijzen en premies en was er ook wat voor de hap-hap aanwezig. De kinderen smaakten een groot genot en eerst elf uur in de avond legden ze onder feestgezang de terugweg af. De stoet werd nu gevolgd door een grote menigte volwassenen, die zich in het koor mengden. Enkele gekleurde lampions verspreidden een fantastisch licht en het scheen of ons stadje éen grote joelende mensenklomp bevatte. Zo aanstekelijk werkte de pret. Daarna keerde alles ordelijk huiswaarts. Ere het echtpaar dat zoveel kinderliefde blijkt te bezitten’ (9). Dat deze vorm van feestviering was aangeslagen, bleek de volgende jaren. In 1906 141
vergaderden twee keer per week afzonderlijk zes meisjes en jongens van 13 tot 15 jaar, om de verjaardag van de koningin feestelijk te gedenken door het organiseren van optochten, spelen etc. (10). Overal vlaggentooi, een optocht door de binnenstad met bij het stadhuis het zingen van een lied voor de burgemeester. Ook de kleintjes van de Jan Nieuwenhuijzen bewaarschool werden niet vergeten. Daarvoor had mevr. Hendrika Stam-Stam (Monnickendam 1873-1956) gezorgd. Zij was bij de ouders van de schoolgaande kinderen langs gegaan om een bijdrage te vragen. ’s Middags naar het terrein waar de volksspelen werden gehouden en ’s avonds vuurwerk. In de kerk opnieuw een uitvoering van ‘De Lofstem’ en kinderkoor ‘Tricordium’. De verjaardag onzer beminde vorstin is hier waardig gevierd’, aldus de verslaggever. (11) Vanaf dat jaar 1906 werd Koninginnedag goed voorbereid en ging ook de muziek een belangrijke rol spelen. Zo ook op 31 augustus 1907. Al vroeg in de morgen hingen de straten vol vlaggen en wimpels en trokken netjes geklede kinderen ordelijk op naar hun respectievelijke schoollokalen. Daar hadden enkel hulpvaardige handen voor gezorgd, want onder de kinderen waren er die eerst een metamorfose moesten ondergaan, waarbij zeep en warm water onmisbaar bleken. Daarna volgde de optocht met de twee fanfarekorpsen ‘Olympia’ en ‘Halleluja’ en gymnastiekvereniging ‘Brinio’.’s Middags spelletjes op het feestterrein en ’s avonds een schitterend feest in de buurt van de gasfabriek en de zeepziederij. Daar lagen vier geïllumineerde vaartuigen met in de grootste het Christelijk dameskoor ‘De Lofstem’, dat zich presenteerde met prachtige zang. In de drie andere boten zaten de damescommissie in Marker en Volendammer kostuum, voerde Brinio bij Bengaals licht allerlei oefeningen uit en werd door de muziekkorpsen, vooral door Olympia’s fanfarekorps, aardige, opwekkende muzieknummers ten gehore gebracht. ‘En hier had het feest uit moeten zijn..., maar zo was het niet. In schreeuwende, tierende horden trok men na middernacht door de straten en maakte Patertjes (een soort reidans, caeg) langs de kant of brulde liederen vlak voor het huis van sommigen, met opnoeming van de namen der bewoners. Zo iets verwacht men van Jordaan-bewoners in Amsterdam, maar niet van meisjes en jongens uit de beschaafde stand die voor intellectuele heren en dames willen doorgaan’ (12). De viering in 1908 kende enkele hoogtepunten. Voor het stadhuis werd door Olympia’s fanfare en honderd kinderen de ‘Kleppermars’ uitgevoerd, allemaal keurig op de maat van de muziek (Op Youtube kunt u zien en horen hoe de Kleppermars klinkt, caeg). Aan het eind van de middag een optocht met versierde handwagens en fietsen die alom bewondering wekte, want er was veel werk van gemaakt. Van de praalwagens kreeg Jacob van der Lingen de eerste prijs en bij de fietsen Manu Leuw. De afsluiting was een bioscoopvoorstelling naast de Doelen. De koningin in verwachting Toen Wilhelmina 28 jaar was, diende zich, na drie miskramen, eindelijk een gezonde 142
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
zwangerschap aan. In paleis Noordeinde werd op 30 april 1909 een dochter geboren: Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina. Het zou het enige kind blijven, met alle risico’s in een tijd, waar epidemieën voor hoge sterfcijfers zorgden en de medische kennis bepaald niet het peil had, zoals wij dat vandaag kennen. Feest ter ere van de geboorte Ter gelegenheid van Juliana’s geboorte werd er op woensdag 12 mei 1909 een groot feest georganiseerd, waarvoor een speciaal feestcomité was opgericht o.l.v. erevoorzitter Ds. Engbertus Pekema (Bolsward 1877-Enschede 1950). Hij was van 1907 tot 1909 Doopsgezind Leraar in Monnickendam. Ter gelegenheid van de blijde gebeurtenis was er geld ingezameld voor een geschenk aan de koningin. De dames Neeltje Verdam-Bart (Monnickendam1852-1932) en Elisabeth Neijzen-Groenewoud (Monnickendam 1861-1944) hadden de leiding van het inzamelingscomité. De schoolkinderen gingen in optocht door de stad, met voorop Olympia’s fanfare. Voor het stadhuis was er een aubade, waarbij de burgemeester de hulde voor het Oranjekind in ontvangst nam. In de Doelen werden de kinderen feestelijk onthaald. ’s Middags allerlei volksspelen en om half zes een gekostumeerde optocht, die ’s avonds met fakkellicht zou worden herhaald, maar waarbij helaas de neerstortende regen op een zeker moment de lichten doofde.
De geboorte van prinses Juliana liet even op zich wachten. En de tekenaar had, zonder echo’s, toch 50 % kans dat hij goed zat...
143
In de optocht trok een oranje wagen extra de aandacht. Daarin de kleine ‘kroonprinses’ waarboven een engel, met kunstig bedachte vleugels, een gouden kroon vasthield, alles zeer smaakvol en eenvoudig. De dag werd besloten met een uitvoering van gymnastiekvereniging ‘Brinio’ in het ‘Hof van Holland’, gevolgd door zang en dans. Een uitmuntend geslaagd feest, aldus de verslaggever. Maar er was al eerder sprake van feestelijkheden, namelijk toen op 30 april het nieuws van de geboorte van het prinsesje in de stad bekend werd. De vlaggen gingen uit en de klokken van zowel de Grote als de R.K. kerk beierden van elf tot twaalf uur. Enkele huizen waren snel versierd geworden. De kinderen van de scholen kregen vrij en ’s avonds maakte fanfare Olympia een rondgang door de stad. In de Grote kerk, die goed bezet was, zong de Christelijke zangvereniging ‘De Lofstem’ o.l.v. dhr. D. Klut enkele mooie liederen en spraken de predikanten van der Zwaal (Hervormd), Brüheim, (Luthers) en Ferwerda (Gereformeerd) een woord. Na afloop trok men in troepjes, onder het zingen van nationale liederen, hossend en joelend door de straten (13). Ook de doop van de kleine Juliana op zaterdag 5 juni in de Willemskerk te Den Haag, waarbij de Gouden Koets werd gebruikt, kreeg uitgebreid aandacht in de Purmerender kranten van 2 en 9 juni, inclusief een botsing tussen de rijtuigen van de koningin-moeder en het koninklijke paar. Zonder ernstige gevolgen overigens (14).
Prinses Juliana
Koninginnedag en kermis 1909 Omdat de kermis een week later dan anders was (24-29 augustus) kreeg de Raad van een dertigtal ingezetenen, waaronder meerdere neringdoenden, het verzoek om de kermis ook open te houden op Koninginnedag. Dat was echter tegen het zere been van de commissie, verantwoordelijk voor de viering van Koninginnedag. Omdat de indieners van het verzoek veel te laat waren, moest de Raad besluiten dat er op die dag geen kermisattributen en stalletjes meer zouden mogen staan. 144
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
De Koninginnedagcommissie, bestaande uit voorzitter Gerrit Rinses (Wanneperveen 1883-na 1937), de zoon van Ds. Tietse Rinses, secretaresse onderwijzeres Johanna Catharina Seigers (Schellinkhout 1889- Monnickendam 1976) en penningmeesteresse Maria Elisabeth Hengholt (Monnickendam 1890-1912), dochter van een manufacturier in het Zuideinde, kon opgelucht ademhalen. Opnieuw werd het feest gevierd, met ’s avonds een gondelvaart bestaande uit versierde en verlichte vaartuigen. De schouwers zagen langs de Binnendijk o.a. ‘De inneming van Den Briel door de watergeuzen’, de ‘Vrede van Munster’ en de ‘Eifeltoren’ voorbij varen. Triest was het bericht een paar jaar later, dat penningmeesteresse Maria Hengholt op 6 juli 1912 plotseling was overleden, 22 jaar oud. Zij was niet alleen de rechterhand van haar zwakke moeder, maar ook éen van degenen, die het feest van de schoolkinderen voorbereidde. ‘De andere leden van het jongedames-comité hebben gemeend dat zij zich niet door verslagenheid mochten laten overmeesteren en beter deden in de geest van de overledene te handelen, om de kinderen een teleurstelling te besparen’. Een jaar later overleed op 12 augustus, kort voor Koninginnedag dus, de ongehuwde voorzitster van het Koninginnedagcomité, Aaltje de Jong (zij had het voorzitterschap van Gerrit Rinses overgenomen), nog maar 30 jaar oud (15). 1914 De koningin rijdt door de stad Dank zij de tijdige ontvangst van het bulletin, waren op dinsdag 24 maart 1914 velen in afwachting van de komst van de koningin, die van fort Edam kwam. Om half zes was het zo ver. Langzaam en bijna geruisloos gleden de lichtgrijze, aan alle kanten doorzichtige voertuigen, door de straten. De eerste alleen met hooggeplaatste militairen in lichte, nieuwe uniformen met goud. In de tweede met de koninklijke standaard de vorstin, vergezeld van een hofdame en tussen legerautoriteiten zittend, minzaam naar alle kanten groetend. De koningin zag er fris en blozend uit en scheen geheel niet vermoeid van de lange tocht vanaf half een ’s middags, hoewel het bezoeken van de stelling Amsterdam met de omliggende forten veel van haar aandacht gevergd moet hebben. In Edam was één van de auto’s van Hare Majesteit in de berm terechtgekomen en deze moest, met behulp van omstanders, weer de weg op geduwd worden (16). De mannen die daarbij hadden geholpen kregen, via de adjudant van de koningin en de burgemeester van Edam, een bedrag voor hun vrijwillige hulp. Het Oranjehuis present bij calamiteiten Leden van de koninklijke familie lieten zich zien, als er sprake was van calamiteiten. Een watersnood was bij uitstek nationaal en dus vonden de Oranje-koningen en koninginnen dat zij persoonlijk blijk moesten geven van hun medeleven. Misschien 145
hebben zij zich daarbij laten inspireren door de Franse koning Lodewijk Napoleon, die van 1806-1810 het in ons land voor het zeggen had. Toen in 1809 de Lingedijk bij Gorinchem in gevaar was, stond hij urenlang, aanvankelijk anoniem, zandzakken te vullen, deelde hij met milde hand goede gaven uit en troostte hij de vluchtelingen in opvangcentra. Een hondje dat bij Tiel zijn koets binnenvluchtte, was lange tijd zijn beste vriend. Hij noemde het Thiel. Dit optreden gaf hem een geweldige populariteit. Zijn koosnaam was dan ook ‘vader der ongelukkigen’. Toen de Oranjes na hem al een generatie geregeerd hadden en hij eens een bezoek bracht aan zijn vroegere koninkrijk, stond er in Den Haag binnen de kortste tijd een grote mensenmassa voor zijn hotel. Telkens als hij bij het raam verscheen, klonk er gejuich en applaus en riep de menigte: ‘Leve koning Lodewijk de Goede’. Bij de watersnoodramp in 1825, die vooral Noord-Holland en Friesland teisterde (er verdronken vierhonderd mensen!), waren het koning Willem I en zijn zoon, de latere Willem II, die persoonlijk blijk gaven van hun betrokkenheid. Dat ging de zoon overigens beter af dan zijn vader, die zich bij zulke gelegenheden maar moeilijk een houding wist te geven. De jongste Willem werd peetvader van een kind, dat tijdens de dijkdoorbraak werd geboren. Toen Wilhelmina dat in een boek over haar grootvader las, was dat voor haar een reden zijn voorbeeld te volgen. Koningin Wilhelmina bezoekt Monnickendam tijdens de Watersnood van 1916 De eerste Wereldoorlog was in volle gang, toen in de nacht van 13 op 14 januari 1916 een groot deel van Noord-Holland onder water kwam te staan. Wilhelmina en haar echtgenoot bevonden zich dagenlang in de getroffen gebieden. Er was ongelooflijk veel materiele schade, maar erger, er verdronken negenentwintig mensen, waarvan zestien op Marken. Het koninklijke echtpaar klauterde over glibberige dijken en dobberde in bootjes van de ene, min of meer droog gebleven plaats, naar de andere, waar weer nieuwe autoriteiten en zorgvuldig geselecteerde klagende slachtoffers op hun beurt stonden te wachten. In ordeWilhelmina bezoekt het rampgebied Waterland lijke rijen daar neergezet door lokale veldwachters en vooruit gevaren hofdignitarissen. Tijdens één van die bezoeken priemde de rechter wijsvinger van de koningin venijnig naar voren, alvorens de burgemeester haar een hand mocht geven: ‘Meneer, waar is uw ambtsketen?’ 146
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Op 18 januari bezocht de koningin Monnickendam. Van 11 tot 12 uur onderhield ze zich met veel getroffenen in het overstroomde gebied Als een gewone dame schreed ze, minzaam groetend waar daar aanleiding voor was en vriendelijk sprekend met onze burgemeester Versteeg, naast deze voort die zich evenmin in het buitenissige onderscheidde. De samengepakte menigte, zo’n beetje de halve bevolking van de stad, bleef bescheiden op de achtergrond, vernam slechts wat de koningin sprak tegen deze of gene zwaarbeproefde. Maar toen de boot de haven uitvoer en zee koos, wuifde en zong men haar het Wilhelmus toe, waarvoor ze buigend bedankte (17). Een Joodse stem De burgemeester had H.M. ontvangen, doch in de Kerkstraat nam de oudste Israëliet van de stad, Mozes Monnickendam (Monnickendam 1847-Amsterdam 1942) de vrijmoedigheid om te zeggen: ‘Majesteit, ik dank U, dat U gekomen bent’, waarop de koningin hem de hand toestak en zich even met de heer Monnickendam onderhield. O, wat is het veel mooier dan in vroeger tijd, toen men de vorstin niet durfde naderen en slechts in eerbiedig vrezen tegen haar opzag’ (18). Watersnood 1916 - Marken Rond twaalf uur vertrok Hare Majesteit naar het zwaar getroffen Marken. Zestien mensen waren verdronken, waaronder de zusjes Stooker, Pietertje, 24, Jannetje, 22 en Wolmet, 14 jaar oud. Ook riep ze vanuit haar geloofsovertuiging alle kerkgenootschappen op, om de eerstvolgende zondag de nood van de getroffenen in de gebeden te gedenken. Toen er een grote hulpactie opgang kwam, gaf de koninklijke familie het voorbeeld. Wilhelmina stortte f 10.000,- Emma f 5000,- en prins Hendrik f 1000,- . Ook de zesjarige Juliana deed mee. ‘In het kinderhoofdje van prinses Juliana is het plan gerijpt ook iets te doen voor de ongelukkigen en zij heeft het ook uitgevoerd. Ze heeft haar spaarpotje en haar beursje geledigd en het bedrag ad f 20,13 met een briefje aan de Voorzitter der Commissie doen toekomen. Een doodgewoon kinderbriefje, waaruit echter het medelijdend hart reeds spreekt’, aldus de verslaggever van de krant. Een maand later ging het opnieuw mis. Driekwart van de stad liep onder water. Velen moesten vluchten, vee en huisraad werd zoveel mogelijk veilig gesteld. Opnieuw kwam de koningin naar de stad – 18 februari 11.00 uur -, dit keer in gezelschap van de zesjarige prinses Juliana. Om negen uur was ze met de motorboot ‘Dordt’ uit Amsterdam vertrokken. Het prinsesje werd echter zo aangegrepen door de menselijke ellende, de kou en de ontberingen, dat zij ziek werd en de rondreis in het overstroomde gebied abrupt moest beëindigen. Hoe de koningin de Watersnood heeft gezien en beleefd Koningin Wilhelmina heeft ruim dertig jaar later, in haar autobiografie, ruimschoots aandacht besteed aan de Watersnood van 1916. Ze schreef: 147
‘Noord-Holland liep verder onder dan iemand had kunnen berekenen of vermoeden. Tot aan de Zaan, ja hier en daar bijna tot aan de duinrand, was Noord-Holland éen watervlak. De stormvloed herhaalde zich meer dan eens en dat over het reeds ondergelopen land, dat geheel weerloos lag (..). Monnikendam bleef aanvankelijk gespaard en de ruime kerk ontving gastvrij paarden en vee, terwijl de bevolking, wonende om de door de watersnood getroffen gebieden, de vluchtelingen gul ontving en onderdak gaf (..). Onmiddellijk gingen mijn man en ik de toestand in ogenschouw nemen. Wij namen elk verschillende gebieden voor onze rekening, opdat het gehele rampgebied spoedig bezocht zou worden. Wij mochten daarbij geen geteisterde plaats of streek overslaan. Dat zou in het oog der bevolking een stempel hebben gedrukt van minder ernstig getroffen te zijn. Het is een algemeen menselijke trek dat, wanneer er een ramp gebeurt, ieder zich gaarne wil beschouwen als behorend tot de meest ernstig getroffenen. (..). In Spakenburg en Marken waren in de nacht der verschrikking op zolder kinderen geboren, terwijl de golven Wilhelmina opnieuw in het rampgebied, nu in met donderend geraas onder de gezelschap van de 6-jarige prinses Juliana hanenbalken van het dak spoelden. Ik bood aan peet te staan over deze jonggeborenen. In Marken was het Lijsje Wilhelmina (roepnaam Mina) van Riel. Toen ik dit voorstel deed, stond mij het voorbeeld van mijn grootvader (koning Willem II dus, caeg) voor de geest. Jaren tevoren had ik de levensbeschrijving van mijn grootvader door Bosscha gelezen, dat hij een moeder, die aan haar kind het leven schonk tijdens een dijkdoorbraak, had voorgesteld peet van dit kind te zijn (19). Ik houd veel van mijn peetkinderen en sta nog altijd in relatie met hen. Veel erger dan de eerste doorbraak en zijn gevolgen was de tweede stormvloed, die overal het water verder opjoeg. Het waren bange nachten, want de weerstand die geboden kon worden was slechts die van de in allerijl opgeworpen bekistingen gevuld met zandzakken, die natuurlijk niet tegen een zware stormvloed bestand waren. Purmerend hield het. Hierdoor kon de dam aldaar een iets steviger karakter worden gegeven. Monnikendam, ‘de vesting in de golven’ zoals toen deze Zuiderzeestad genoemd werd, bezweek echter. Ik ging voor de tweede keer naar Amsterdam en nam Juliana mee om de dijkbreuk van de eerste stormvloed bij Monnikendam te zien. Monnikendam, dat ik toen 148
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
nog veilig waande! Juliana kon het gelukkig nog niet beseffen, hoe benard en ellendig de toestand was. Ik zal nooit vergeten hoe ik, toen wij met het bootje naderden, reikhalzend uitzag naar de dam van zandzakken, die boven het water moest uitsteken, en maar niets dan water voor mij zag. Met ontsteltenis begreep ik ineens wat had plaatsgegrepen en voor mijn geest rees de nacht van verschrikking die de bevolking had doorgebracht. Ik beloofde de zwaar beproefden te bezoeken, nadat ik het grote, oude gat in de dijk zou hebben bezichtigd. Terug in Monnickendam liet ik Juliana op de boot om haar de droeve indruk te besparen en bezocht de bevolking, die onder gelui van de noodklok de nacht slapeloos en in angst had doorgebracht.(..). Het leed dat de mensen getroffen had, had diepe indruk op mij gemaakt. Iedere keer als ik thuiskwam, hoorde ik des nachts nog het ritme, waarmee de deinende golven deuren en ramen binnenstroomde om het volgende ogenblik weer terug te vloeien en het geklepper op die maat van de open- en dichtslaande deuren. Duizenden huizen was ik zo voorbijgevaren. Op wat eens de straten waren, dreef het huisraad troosteloos rond, ja, alle bezittingen van de bewoners. Met dat beeld voor de geest, ging men zich verwijten zelf in een goed bed en een mooi huis te liggen. Over die eindeloosheid van nacht en water, over al het leed dat deze duisternis in zich borg, gleed voor mijn geestesoog een zacht, vriendelijk Licht. Voor mij het teken dat er Eén is die de Zijnen nimmer vergeet’ (20). U merkt het, de overstroming heeft grote indruk op de toen 35-jarige koningin gemaakt! ‘Koninginnedag’ 1916 Ik schrijf ‘Koninginnedag’ tussen aanhalingstekens, omdat deze dag dat jaar niet gevierd werd als in andere jaren. Niet alleen de oorlog was daar debet aan, ook de nasleep van de Watersnood, begin dat jaar. Hoewel het dagelijks leven in de zomer weer genormaliseerd was, zag men toch af van een uitbundige viering van H.M. geboortedag. Dit tot groot verdriet van de kinderen. Jong Monnikendam zou dan wel op eigen houtje feestvieren. En zo begonnen ze dinsdag 29 augustus deze en gene te 149
vragen hen met een kleine gave te steunen. Sommige bewoners tastten flink in de beurs. Dat leidde er toe dat enkele dames zich inzetten om in hun eigen buurt een feestje te organiseren en de kleintjes te helpen bij het versieren van hun attributen. En zo waren er op Koninginnedag toch twee optochten te zien. Die van het Noordeinde en de Kerkstraat en die van het Zuideinde en de omringende grachten. Voor de eerste optocht had Johanna Milatz-Houwink (Meppel 1882-Oegstgeest 1974), de echtgenote van de Doopsgezinde Leraar Frederik Franciscus Milatz (21) zich ingespannen. Ze had haar huis beschikbaar gesteld om er poppenwagens, karretjes, hoepels, bloemenmandjes etc. te versieren en de kleintjes te onthalen. De tweede optocht kende een grote landauer-bokkenwagen, waarin het dochtertje van de heer Veltrop (22) als een koningin zat te buigen, alsof het H.M. in eigen persoon was. Ze was vergezeld van hofdames en een gouvernante. Een prachtige imitatie van een koninklijk defilé. Gelokt door een vrolijk oranjezonnetje kwamen velen naar buiten om de optochten gade te slaan en dat zorgde voor een opgewekte stemming. Om het feest compleet te maken gaf Olympia’s fanfarekorps voor het café/koffiehuis van de heer Hendrik Brinkkemper (Monnickendam 1849-1921) aan de ingang van de stad (De Zarken) nog een concert (23). Koninklijke onderscheidingen Een jaar later, 28 januari 1917, meldde de krant, dat onder het grote aantal eervol vermeldingen, wegens hulpverlening tijdens de Watersnood, Monnickendam een voorname plaats in nam. Hare Majesteit schonk een onderscheiding in zilver aan burgemeester Jan Versteeg, in zijn kwaliteit als secretaris van Waterland, de predikanten Frederik Milatz, Karel Hendrik Wallien, Johan Gerhard Ubbink en Adriaan v.d. Zwaal, de geneesheer Coenraad van Tijen, Jan Zeelte, de directeur van de Coop. Koekenfabriek en aan de opzichter van Waterland Cornelis Martens. Een bronzen onderscheiding kregen rijksveldwachter Jelle Hansma, tuinman Jacob van der Lingen en veehoudersleerling Nicolaas Bloem (24). Alcohol taboe op Koninginnedag Na Weesp was in Monnickendam het drankgebruik het hoogste in de provincie. De overlast die dat met zich mee bracht, krijgt in de kranten veel aandacht, met soms ook hele trieste verhalen. Namens de afdeling Monnickendam van de Nationale Christelijk Geheelonthouders Vereniging schreven Ds. Gerard E. Alers en secretaris Willem A. Noordzij een brief (datum ontbreekt maar vermoedelijk rond 1918/1919) aan het stadsbestuur: ‘Op 1 september a.s. zal in onze gemeente het koninginnefeest weer gevierd worden. Er zijn echter overal mensen die menen een volksfeest niet 150
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
beter te kunnen vieren dan door grote hoeveelheden alcoholhoudende drank te gebruiken.(..). Ondergetekenden verzoeken uw college maatregelen te willen nemen het alcoholgebruik op die dag zoveel mogelijk te beperken. Deze beperking kan o.i. bereikt worden door éen van de volgende middelen toe te passen: 1. het verbod van verkoop van sterke drank 2. het bepalen van een vervroegd sluitingsuur 3. de Raad oefent zijn invloed uit op de vergunninghouders, zodat zij zich verbinden die dag geen sterke drank te verkopen, mits de Raad zekerheid heeft dat dit dan ook geschiedt’. Het verzoek sloot aan bij een landelijke berichtgeving: ‘daar volgens krantenberichten de Regering des lands gaarne zou zien dat op koninginnedag a.s. naar beperking van drankgebruik gestreefd zal worden, hopen ondergetekenden dat de Raad aan dit verzoek zal voldoen en er zodoende toe zal meewerken dat ons volksfeest waardig gevierd worde’. Of het geholpen heeft? Een jaar na de oorlog Toen op 11 november 1918 de eerste Wereldoorlog voorbij was, kon in 1919 het koninginnefeest weer gevierd worden. Uit het onderwijzend personeel van de bestaande scholen werd een commissie gevormd van negen jonge dames, van elke richting drie, om het kinderfeest te organiseren. Er was wel een muziekprobleem. De oorlog had de twee fanfarekorpsen geen goed gedaan. De Christelijke fanfare ‘Halleluja’ was ontbonden en Olympia was ‘slapende’. Daarom werd het fanfarecorps ‘Eensgezindheid’ van Kwadijk te hulp geroepen (25). Driehonderd jaar Purmer en Koninginnedag In een tijd zonder tv, mobiele telefoon en computer vormden nationale of regionale feestdagen de hoogtepunten van het jaar. In augustus 1922 werd besloten om Koninginnedag dat jaar niet te vieren. Dat had twee redenen. Alle aandacht ging uit naar het driehonderd jarige bestaan van de Purmer, dat op 31 augustus en 1 en 2 september groots werd gevierd, met o.a. een schitterende erepoort en een historische optocht, voorstellende het bezoek van stadhouder Willem V aan de Purmer op 21 juli 1773. Dat was de dag dat hij ook Monnickendam had bezocht. Een tweede reden was de in 1923 geplande viering van de overwinning op de Spanjaarden, tijdens de slag op de Zuiderzee, onder aanvoering van Cornelis Dirksz, 350 jaar eerder. Maar enkele heren in Monnickendam vonden dat het koninginnefeest voor de 151
Herdenking Slag op de Zuiderzee: 1573 - 1923
Monnickendam klaar voor het jubileumfeest
kinderen niet zo maar voorbij kon gaan. Daarom werden er plannen gemaakt om de jeugd toch een prettige dag te bezorgen. En dat gebeurde, zij het een week later, op 6 september. ‘De feestgeest zit er hier wel in. Nadat de vorige week zo’n beetje de hele bevolking in de Purmer vertegenwoordigd was en er ’s nachts van de drukste dagen pret maakte, werd hier woensdag het koninginnefeest gevierd en met dezelfde geestdrift. Op het feestterrein waren honderden tegenwoordig om de spelen van de jongeren gade te slaan. De heren o.l.v. Jacob Stam (Monnickendam 1875-1959), die zich er voor ingespannen hadden om onze jeugd haar koninginnedag te laten behouden, toen de permanente damescommissie die vanwege de Purmerfeesten had afgesteld, hadden allerlei onderhoudende vermakelijkheden bedacht, die er de lach inhielden. Ere deze feestcommissie ad interim, bestaande uit huisvaders, wier ouderhart hun deze goede raad zeker wel heeft ingegeven’ (26).
Zilveren regeringsjubileum Op 6 september 1923 was het vijfentwintig jaar geleden dat koningin Wilhelmina in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de eed op de grondwet had afgelegd, waarmee haar regeerperiode was begonnen. Vijfentwintig bewogen jaren, waarbij in ons land vooral de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol speelWilhelmina leest een kerstboodschap den, met name economisch (27). Een oorlog die ook volk en vorstenhuis dichter bij elkaar had gebracht. ‘Nee, het was geen gemakkelijke taak in de bange oorlogsjaren het schip van staat te sturen. Wij wisten echter het roer bij koningin Wilhelmina in veilige handen’, aldus een publicist. Zij heeft waar gemaakt wat ze bij haar inhuldiging zei: ‘Ik acht het een groot voorrecht, dat het mijn levenstaak is, al mijn krachten te wijden aan het welzijn en de 152
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
bloei van mijn dierbaar vaderland’. Bij de rede, waarmee zij het koningschap in 1898 had aanvaard, herhaalde zij de woorden die haar vader ooit gesproken had: ‘Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen’. Zij had tijdens die vijfentwintig jaar elke provincie van ons land wel één of meerdere keren bezocht. Wilhelmina was de eerste koningin die in 1914 een kerstgroet op papier zette en vanaf 1931, via de radio, ieder jaar een kerstboodschap uitsprak. Zowel in het land als in de Overzeese gebieden hoorden velen toen voor het eerst de stem van Hare Majesteit. Nieuw Oranje-comité In 1924 werd er voor het eerst een Oranje-comité samengesteld, bestaande uit voorzitter Cornelis Jacobus Groenewoud, secretaris Gerbrand Karmelk en Jacob Stam penningmeester. Een overvolle Koninginnedag waarbij vooral de jeugd betrokken werd, was het gevolg. Tijdens het koninginnefeest in 1927 raakte, tijdens de drukte bij een openluchtvoorstelling, een dochtertje van de heer V te water. Zonder zich te bedenken sprong kantoorbediende Bernardus Ossebaard geheel gekleed in het water. Het lukte hem om de drenkelinge behouden op het droge te brengen (28). Koningin Emma zeventig jaar Koningin-moeder Emma werd op 19 juni 1928 zeventig jaar. Het landelijke Oranjecomité had het plan opgevat om geld in te zamelen voor een gedenkteken. Een plaatselijk damescomité haalde in de stad f 92,50 op en f 11,50 te Katwoude, zodat er f 104,- overgemaakt kon worden. In Monnickendam ging deze dag zonder specifieke feestviering voorbij. Haar verjaardag werd vooral in de grote steden met enige luister gevierd. Dat had ongetwijfeld te maken met het gouden jubileum dat voor 1929 op het programma stond. Het zou dan vijftig jaar geleden zijn dat koningin Emma, als jonge vorstin aan de zijde van koning Willem III, voor het eerst ons land betrad. Zij had zich de liefde en toegenegenheid weten te verwerven, zoals bij haar zeventigste verjaardag was gebleken en bij haar gouden jubileum nog duidelijker zou blijken. Als verjaardagsgeschenk kreeg de 153
koningin-moeder een gedenkboek aangeboden, waarvan de opdracht door haar dochter Wilhelmina welwillend was aanvaard. Een keur van mannen en vrouwen van de meest uiteenlopende politieke en godsdienstige richtingen had zich bereid verklaard een bijdrage voor dat gedenkboek te leveren. Bij de aanbieding waren ook koningin Wilhelmina en prinses Juliana aanwezig (29). Tijdens Koninginnedag 1929 waren er enkele ballonnen opgelaten, waaraan een berichtje was bevestigd met het verzoek, dat bij vinding van de ballon te willen terugsturen. Een paar dagen later kwam er bericht uit het Duitse Lingen a. d. Ems (het ligt tussen Reine en Meppen, ter hoogte van Zwolle) dat daar ’s avonds om zeven uur een ballon was gedaald. In 3,5 uur had de ballon ongeveer tweehonderd kilometer afgelegd (30). In een open auto langs Monnickendam Eind mei 1930 reed koningin Wilhelmina met haar dochter Juliana door het gebied boven het IJ. Daarbij werd Ransdorp, Zunderdorp, Durgerdam, Uitdam en jawel, Monnickendam aangedaan. Politie per motor ging aan de open auto vooraf. De meeste mensen hadden de hoge gasten echter pas in de gaten, toen de auto al voorbij was. De koningin ongezien in de stad ‘De koningin is gisterenochtend (zaterdag 27 september 1931) op haar rit aan de overzijde van het IJ doorgereden naar Monnickendam en Volendam. Te Monnickendam heeft H.M. een half uurtje gewandeld. Het bezoek aan het Zuiderzeestadje was geheel onverwacht en de meeste bewoners hebben niet gemerkt dat de koningin in hun midden was’ (31). Regeringsjubileum van Wilhelmina In de stad werd op grootse manier aandacht geschonken aan het vijfendertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Op vrijdagavond 8 september 1933 werd in een stampvolle kerk een herdenkings-samenkomst gehouden, geleid door de Hervormde predikant Ds. J.W. van der Does. Naast vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen waren ook de burgemeester en de beide wethouders present. Het Christelijk dameskoor o.l.v. dhr. L.G. Siemer zong enkele vaderlandse liederen, waarna Ds. W.J.J. Velders uit Rotterdam een rede hield over ‘Oranje en Joden’. Een uiterst actueel onderwerp vanwege het opkomend antisemitisme in (Hitler) Duitsland. Zijn historische schets werd met grote belangstelling gevolgd, waarbij humor niet ontbrak. De bijeenkomst werd afgesloten door een woord van Ds. Th. Scharten. ‘Het was een, 154
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
om zijn eenvoud, diep inslaande en schitterende rede, die velen aangreep’. Na nog enkele vaderlandse liederen gezongen te hebben, werd de bijeenkomst besloten met het staande zingen van de twee coupletten van het Wilhelmus. ‘Statig en innig-ontroerd zweefden de klanken van dit oude volkslied door het kerkgebouw’. Een enkel citaat uit de rede van ds. Velders: ‘Onze koningin is nu 53 jaar, waarvan zij 35 jaar ons land met beleid en tact heeft geregeerd. Het past ons daarom respectvol en eerbiedig jegens haar te zijn. Helaas zijn er velen, die andere gedachten koesteren. Zo zijn er ook velen die zich de goede verstandhouding tussen Oranje en de Joden niet kunnen verklaren’. Dan volgt een overzicht hoe de Oranjes vanaf Willem van Oranje zich hebben opgesteld tegen deze bevolkingsgroep. ’Is het een wonder dat de liefde voor de Joden zich bij onze koningin voortzet. Zij heeft deze liefde van haar voorvaderen geërfd. Het gaat om de vrijheid van godsdienst en ook de Joden hebben daar recht op. Maar het is aan ons om hen van de Waarheid te overtuigen, want ook der Joden heil is in de Messias’ (32). Defilé in de hoofdstad Ter gelegenheid van dit regeringsjubileum was er in het Olympisch Stadion te Amsterdam een grote manifestatie. Daar defileerden, tussen de 100.000 deelnemers uit alle oorden van ons land, ook dertien meisjes van de Christelijke meisjesvereniging uit Monnickendam, in hun bondskleding, een blauwe japon (33). Heel wat Monnickendammers waren naar het stadion getrokken om iets van de feestelijkheden te zien en mee te maken. De trammaatschappij had extra materiaal ingezet om het grote aantal passagiers te kunnen verwerken. Vooral in de ‘laatste’ trams heerste een vrolijke, uitbundige Oranjestemming. In Monnickendam werd de viering van het ambtsjubileum met vuurwerk afgesloten, afgestoken op het zogeheten ‘landje van Nienhuis’ even buiten de voormalige Noordeinderpoort (34). Een verslaggever typeerde het feest in Monnickendam als volgt: ‘Een niet opvallend druk bevlagde stad, een stad zonder erepoorten, guirlandes en gevelversieringen, zonder officieel eerbetoon en toch een stad waar de bevolking onmiskenbaar enthousiasme heeft getoond, hoezeer het in overgrote meerderheid meeleeft met en gehecht en verknocht is aan de Landsvrouwe, die haar 35-jarig regeringsjubileum binnen Amsterdamse muren heeft willen herdenken (..). De drang naar eenheid is sterk geworden. Dit is echter niet de fanatiek orangistische beweging van vroeger jaren met haar krenkende straatzangen en excessen, maar het ontwakend bewustzijn dat, waar op allerlei levensterrein in ons land de grootst mogelijke verdeeldheid bestaat, er behoeft is aan een vaste hand om te regeren. Niet aan de tirannieke persoonlijkheid van een verafgode ‘Führer’, maar aan de hand van een Vorstin, waarvan men weet dat de haar toevertrouwde belangen van land en volk veilig gaan’ (35).
155
Overlijden prinses Emma 1934 Koningin Emma zag er ouder uit dan ze in werkelijkheid was. Ze had een broze gezondheid. Begin 1934 werd ze verkouden en omdat er nog geen antibioticum bestond, ging de verkoudheid over in bronchitis en vervolgens in een longontsteking. Daaraan is ‘de liefste oude dame van Europa’, zoals ze wel werd genoemd, op dinsdag 20 maart 1934 overleden. Een week later volgde de bijzetting in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe kerk van Delft. Emma bleef in de volksherinnering o.a. voortleven als de koningin van de tuberculosebestrijding. De Emmacollecte was vanaf 1901 tot ver na de tweede wereldoorlog een begrip in ons land. In verband met haar overlijden werden er in diverse kerken van Monnickendam rouwdiensten gehouden die door zeer velen werden bezocht. Van alle officiële gebouwen, zoals het raadhuis, het postkantoor, de Grote kerk en van de meeste particuliere huizen waaide de driekleur halfstok, als bewijs van medeleven met de zwaar getroffen koninklijke familie. Via een telegram kreeg het stadsbestuur het verzoek om op woensdag 21 maart en op de dag van de begrafenis drie keer de klok te luiden en te bevorderen dat alle toneelvoorstellingen en openbare vermakelijkheden gedurende de rouwperiode achterwegen zouden blijven. Samen met een groot aantal collega’s was burgemeester Jan Versteeg uitgenodigd om de uitvaart van de koning-moeder bij te wonen (36). Een brief van betrokkenheid en meeleven van het stadsbestuur werd beantwoord met een dankzegging namens de koningin. Overlijden prins Hendrik 1934 Om bij te komen van de gebeurtenissen rondom het sterven van haar moeder, verbleef koningin Wilhelmina enige tijd in Brig, Zwitserland. Daar kreeg ze het bericht dat prins Hendrik op het kantoor van het Rode Kruis een zware hartaanval had
156
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
gekregen. Dochter Juliana was op dat moment in Londen. Een paar dagen later – 31 juli – volgde, tijdens een gesprek met een verpleegster, een tweede hartaanval, waaraan de prins stierf. Vrijwel hetzelfde protocol volgde. ‘Het Oranjehuis is wederom, door de plotselinge dood van de prins gemaal, in diepe rouw gedompeld. In deze zwaar beproefde ogenblikken gaan aller gevoelens van diepe deelneming uit naar onze Vorstin die, kort na het verscheiden van haar geliefde Moeder thans haar gemaal van haar zijde ziet weggerukt. Terwijl ook de gedachten uitgaan naar onze prinses, voor wie dit zo plotselinge heengaan van haar geliefde vader een onherstelbare slag betekent’ (37). Gedicht van Geertje de Moes ‘Liefde voor ons vorstenhuis vindt men in Nederland allerwege. Doch de onvervalste Oranjeliefde vindt men in de kleine steden die door banden van traditie en historie zo nauw met het Huis van oranje zijn verbonden’. Zo ook in Monnickendam. Het was de ongehuwde huishoudster van het Noordeinde 91, Geertje de Moes (Monnickendam 1865-Amsterdam 1942) een dochter van Klaas de Moes en Neeltje Kater en zus van beurtschipper Cornelis de Moes, die haar gevoelens in dichtvorm op papier zette. Aan H.M. Koningin Wilhelmina en H.K.H. Prinses Juliana; als deelneming van een medelevende landgenoote; Wat een goedheid in de harten Van Koninginne en Prinses In den geest van aller moeder Weldaadszin steeds op de bres.
Nu bij het heengaan van Prins Hendrik Harer Majesteits gemaal De ziekte had een keer genomen Plots was zijn werk afgedaan.
Dat de dooden blijven leven Op de aarde in de geest van heel het volk. Wat zullen velen dankbaar wezen Voor dien onzichtbare stille tolk.
Wij vragen nu, waarom die slagen Maar troost U nu; Wij krijgen geen slagen of kunnen ze dragen En hoop ik dat – ook nu voor U.
Dit rouwbeklag van één van haar onderdanen werd door de koningin en haar dochter op prijs gesteld, want Geertje kreeg via de post van het Koninklijk Huis een persoonlijk dankwoord. Ook het Gemeentebestuur werd bedankt voor hun bewijs van medeleven (38). Een stille Koninginnedag, Aldus de verslaggever van de Waterlander op 5 september 1934. ‘Vreemd stil is dit jaar het koninginnefeest in Monnikendam verlopen. Geen rondgang van vrolijke kinderscharen, geen kinder- en volksspelen en geen drukte van een publiek in feeststemming. Alleen ’s avond een concert van 157
het fanfarecorps en het Christelijk dameskoor waarvoor grote belangstelling bestond. Maar verder was er niet de echte oranjestemming, al probeerden enkele jeugdige elementen deze op te wekken. Zelfs was er in de café’s geen dansen’ (39). Het had alles te maken met het overlijden dat jaar van zowel koningin Emma als prins Hendrik. 1936 Verloving en huwelijk Juliana en Bernhard Maar net als in ieders leven wisselden vreugde en verdriet zich ook in het Oranjehuis af. Een week na Koninginnedag 1936, waarbij het Oranjegevoel weer volop getoond was geworden, ontving het stadsbestuur op 9 september een bericht van de Minister van Binnenlandse Zaken, met de mededeling: ‘Ik heb de eer U in kennis te stellen van de verloving van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana met Prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld’. Een dag later werd daar aan toegevoegd: ‘De regering heeft besloten Zaterdag den 12e September a.s. te beschouwen als een algemene gedenkdag van het feit der verloving. Alle Rijksgebouwen en Diensten zullen op die dag, voor zover de dienst het toelaat, gesloten zijn. De regering vertrouwt dat ook Uwerzijds zal worden meegewerkt, teneinde deze dag volkomen aan zijn bedoeling te doen beantwoorden’. Het bericht van de verloving werd in Monnickendam met grote vreugde ontvangen. Onmiddellijk na het bekend worden er van, staken verschillende bewoners de driekleur uit, gevolgd door anderen, toen de kranten het bericht bevestigden. Ondanks de korte voorbereidingstijd werd er van alles georganiseerd. ‘Er heerste een gezellige sfeer tijdens de ringstekerij per fiets op de Binnendijk (48 deelnemers), verhoogd door populaire muziek, waarvoor de Radiocentrale van de heer Stam zorgde. Men had voor de wedstrijdleiding in het gebouw ‘Hulpbetoon’ zelfs een eigen studio ondergebracht, waardoor het publiek met het gebeuren meeleefde. ’s Avonds om zeven uur stond het bij de Grote Kerk zwart van de mensen voor een Oranjeoptocht. Er waren tal van gekostumeerde groepen waarbij de jeugd voor het uitbeelden van min of meer prehistorische opa’s en opoe ’s een bijzondere voorliefde vertoonde. Ook waren er enkele versierde wagens, o.a. voorstellende de moderne tijd en vooral niet te vergeten enige jeugdige schonen, die op bevallige wijze het vorstelijke verlovingspaar voorstelden. De beeltenis van prinses Juliana en prins Bernhard, met 158
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
bloemen omhangen, werd door menigeen meegedragen. Het fanfarecorps zorgde voor de muziek, ditmaal geassisteerd door een auto met muziek-geluidsinstallatie. Bij het stadhuis waar burgemeester Heikens met echtgenote, wethouder Ubbels, leden van de Gemeenteraad en ook oud-burgemeester Versteeg stonden, werd stilgehouden. Na het zingen van het Wilhelmus bood voorzitter van het Oranjecomité Gerbrand Karmelk namens de burgerij de gelukwensen aan. Burgemeester Heikens zette vervolgens de betekenis van deze verloving uiteen, na de zware slagen die het Oranjehuis hadden getroffen. Hij beloofde de gelukwensen telegrafisch naar Den Haag over te brengen. Na het zingen van het 6e vers van het Wilhelmus trok de stoet verder door de stad. Een ware manifestatie van Oranjegezindheid’. Maar daar bleef het niet bij. Spontaan werd uit de burgerij een comité gevormd, bestaande uit de heren Gerbrand Karmelk, Jacob Lakeman, Piet Mars, Herman Metzlar, Jan Oosterveld en Klaas Snieder, twee Hervormden, twee Gereformeerden en twee Luthersen. Zij belegden in de kerk een Oranjeavond. En hoewel de uitnodiging pas ’s ochtends was uitgegaan, was het kerkgebouw die donderdagavond tot in alle hoeken gevuld. Wel een bewijs dat velen behoefte gevoelden om uiting te geven aan hun blijdschap en medeleven met de, voor het Huis van Oranje, zo gewichtige gebeurtenis. Het Wilhelmus werd door allen plechtig meegezongen, gevolgd door het ‘Wien Neêrlands bloed’. Drie predikanten schetsten vervolgens de innige band die er bestaat tussen ons volk en het vorstenhuis. Ds. P. Kuijper (Gereformeerd) sprak over GOD, Oranje en Nederland; Ds. J.W. v.d. Does (Hervormd) over God, ORANJE en Nederland en Ds. Th. Scharten (Evangelisch Luthers) over God, Oranje en NEDERLAND. Door de verschillende invalshoeken ontstond een zeer interessante beschouwing, die door de aanwezigen met grote aandacht werd beluisterd. De bijeenkomst werd met nog een Vaderlandslied afgesloten: (40). ‘Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland. Het bleef bij alle ellende ,Gods en der vad’ren pand. Zij zullen het niet hebben, de goden van de tijd Niet om hun erf te wezen heeft God het ons bevrijd (2x) Met al hun schone woorden, met al hun stout geschreeuw Zij zullen ons niet hebben, de goden dezer eeuw. Tenzij het woord des zwijgers, moedwillig werd verzaakt: ‘k Heb met de Heer der Heren een vast verbond gemaakt (2x) In de stad werd een uitgebreid plaatselijk comité, voornamelijk dames, aan het werk gezet om geld in te zamelen voor een geschenk ter gelegenheid van het vorstelijk huwelijk. Ik noem hun namen, want misschien zit er wel een familielid van u bij. Gerbrand Karmelk, de enige man en voorzitter. Verder de dames M.A. Borst-van 159
Baar, Overleekergouw; E. van den Brink-Bödeker, Noordeinde; C.N. ter Cock-Smit, Zarken; A. van der Does-Warmenhoven, Zarken, T. Doets-Hartog, Overleekergouw; W. van der Geer-Honingh, Nieuwe Zijds burgwal; A. Groot-Oly, Purmer Oosterweg; J.J. Heikens-Riemeijer, Middendam; M. Kaars-Snieder, Kerkstraat; T. Kuijper-Borst, Kerkstraat; A. Molenaar-Doornebal, Purmer Oosterweg; J.A.A Nagelhout-Vink, Nieuwpoortslaan; M. Neijzen-Out, Kerkstraat; J.M. Oosterveld-Visser, Noordeinde; M. Scharten-Schröder, Kerkstraat; M. Stallenberg-Tessel, Oude Zijds burgwal; A. Tuinstra-Rijkers, Noordeinde; Th. Versteeg-Sistermans, Zarken; T. Visser-Brommersma, Purmer Oosterweg; B. Witmond-Wolf, Kerkstraat; C. Wijchers-Martis, Kerkstraat. U ziet, alle gezindten en volksgroepen waren vertegenwoordigd. Er werd door deze 21 dames met gesloten bussen gecollecteerd. Opbrengst f 176,75. Dat lijkt weinig, maar omgerekend zou dat vandaag zo’n 1760 euro zijn. In een brief aan het bureau dat de gelden inzamelde werd vermeld dat, op een enkele uitzondering na, de gehele bevolking had bijgedragen (41). In juli van dat jaar ontving dhr. Versteeg officieel bericht dat hem eervol ontslag was verleend als burgemeester van Monnickendam en Katwoude. De koningin had hem benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De trouwdag Aan het eind van het jaar werd bekendgemaakt, dat de dag van het huwelijk – dinsdag 7 januari 1937 – een nationale feestdag zou zijn. Over de datum was nagedacht, want op die datum waren ook Willem III en Emma getrouwd! Net als bij de verloving zou het openbare leven op die dag stilliggen. Kerkelijk gezien waren er wat haken en ogen. Ouderling Ubbels stelde op 13 november 1936 voor om op de huwelijksdag, tien uur ’s morgens, een kerkdienst te houden. Hij zou graag zien dat de leden en predikanten van de Lutherse en Gereformeerde kerk ook meededen. De Doopsgezinden werden echter, vanwege hun moderne leer, niet gevraagd. Het plan ging niet door omdat de Gereformeerden liever afzonderlijk bijeenkwamen. De Hervormden belegden uiteindelijk op woensdagavond 6 januari 1937 een dienst met alleen hun eigen geloofsgenoten. Wat bij de verloving wel kon – een gezamenlijke dienst – bleek bij de huwelijksviering niet mogelijk. 160
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Monnickendam viert feest ‘Feest heeft het Oranjegezinde Monnikendam gevierd. Heel de stad was in prachtige feesttooi. Buurtverenigingen sloegen de handen ineen en maakten van Monnikendam een feeststad, die vooral ’s avonds, door de smaakvolle verlichting, een prachtig gezicht bood. De gevel van het Raadhuis werd door kunstlicht beschenen en was wel een der mooiste versieringen. ’s Morgens was er op de Binnendijk een ringrijderij voor fietsers. De winnaars waren, in deze volgorde: D. Stam, G. Bloem, N. Stam, J. Doornenbal. Om elf uur beierden de klokken en ging de radio aan, om mee te leven met de grote gebeurtenis in Den Haag. ’s Middags massazang voor het Raadhuis. Vaderlandse liederen spontaan meegezongen onder begeleiding van het fanfarekorps. De burgemeester hield een toespraak en bedankte de organisatoren van deze dag. Hoogtepunt was ’s avonds de gekostumeerde optocht met prachtige groepen, zoals de Transvaalse voortrekkers, compleet met huifkar. Boeren met baard te paard. Ook het koninklijk jacht, ‘Piet Hein’, was ‘aanwezig’. In de stad was het tot laat in de avond gezellig en vrolijk. In cafe’s dansten de paartjes op muziek van viool, piano, saxofoon en slagwerk. Ook de kinderen werden niet vergeten. Naast een traktatie van schokolademelk en koek en een poppenkastvoorstelling in het ‘Hof van Holland’, werd er in de voormalige Doelentuin een herdenkingsboom geplant. Het hoofd der school drukte de kinderen op het hart de boom steeds te sparen. Ook burgemeester Heikens sprak de kinderen toe: ‘Dat deze boom tot in lengte van dagen als een levende herinnering aan deze blijde gebeurtenis in ons vorstenhuis, temidden van de vrolijke kinderschaar, mag staan’. De feestelijkheden werden besloten met een groot vuurwerk op het landje van Nienhuis bij de Noordeinderpoort’ (42). Wilhelmus in de kerk Na de voltrekking van het huwelijk tussen Juliana en Bernhard nam de Hervormde kerkenraad 2 juli 1937, op voorstel van Ds. J.W. van der Does, het besluit om op 4 juli, de eerste zondag na de verjaardag van de nieuwe prins (29 juni), het volkslied te zingen. Een traditie die in diverse kerken nog steeds in ere wordt gehouden, maar dan wel na de zegenbede, want kerk en staat zijn strikt gescheiden. Het jacht ‘Piet Hein’ Een maand na het huwelijk kregen B&W bericht, dat de opbrengst van de inzameling in de Noord-Hollandse gemeenten buiten Amsterdam, een bedrag van f. 61.135,05 had opgebracht. Omgerekend zo’n € 615.000 vandaag. Vermeld werd dat de provincie het uitstekend had gedaan. Iedereen werd van harte bedankt. 161
Het Koninklijke paar kreeg als huwelijksgeschenk een jacht aangeboden, de ‘Piet Hein’. Een motorjacht van 31 meter, dat veel is gebruikt bij koninklijke vakanties en bij bezoeken in alle delen van het land. Vrijwel geen buitenlands staatshoofd verliet ons land, zonder een tochtje met de ‘Piet Hein’ te hebben gemaakt. In watersportkringen klonken geluiden dat de diepgang van het jacht – 1.54 mtr. – zou betekenen dat tal van havens, waaronder Monnickendam, niet aangedaan zouden kunnen worden. Scheepsbouwmeester Willem van Goor (Kampen 1870- Monnickendam 1957) reageerde met het bericht, dat z.i. de haven van de stad wel bereikt zou kunnen worden. De schippersalmanak van 1937 gaf aan dat de geul, die vanuit zee naar Monnickendam liep, te bevaren was voor schepen van 2.07 mtr. diep. De diepte van de haven zelf werd aangegeven op 1.87 mtr. Of de koninklijke familie wel eens met de ‘Piet Hein’ via de Gouwzee in Monnickendam is geweest, heb ik niet kunnen achterhalen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de ‘Piet Hein’ geconfisqueerd door de Duitsers. Pas na de capitulatie werd het jacht, sterk verwaarloosd, in Hamburg teruggevonden. Op de werf van de Vries en Lentsch in Amsterdam-Noord, waar de ‘Piet Hein’ in 1937 was gebouwd, werd het in 1946 in de oude staat teruggebracht.. Bij dat herstel was ook scheepstimmerman Steffen Klein uit Monnickendam betrokken (43). Hij woonde toen op Niesenoort 12. Voor zijn aandeel bij de reparatie kreeg hij op 30 december 1946 van prins Bernhard een bedankbrief. Een geste die in huize Klein zeer gewaardeerd werd. Auto-ongeluk prins Bernhard Aan het einde van het jaar waarin het huwelijk had plaatsgevonden en prinses Juliana al een maand of acht zwanger was, kreeg prins Bernhard een ongeluk. Op weg van Soestdijk naar Den Haag via Amsterdam was hij, op de wat heiige ochtend van 162
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
maandag 29 november 1937, met zijn Ford Cabriolet V8 op de Muiderstraatweg bij Diemen in botsing gekomen met een zandauto, bestuurd door Dirk Zweerus uit Zwanenburg. De prins die op dat vroege uur (circa kwart over zeven), 160 km. per uur reed, had dusdanig ernstige verwondingen aan hoofd, nek en rug, dat hij met een ambulance naar het Burgerziekenhuis in Amsterdam moest worden vervoerd. Daar namen de zwangere Juliana en koningin Wilhelmina hun intrek. De krant ‘De Drie Meren’ hield de Waterlanders op de hoogte van de weg naar herstel van de prins. Kerst moest in het ziekenhuis worden gevierd, maar in de eerste week van januari mocht hij het ziekenhuis verlaten, om op Soestdijk verder te herstellen. In Monnickendam werd de berichtgeving op de voet gevolgd. Geboorte van Beatrix De bevalling van het eerste kind van Juliana en Bernhard zou op paleis Soestdijk plaatsvinden. Dus was er een jaar na het huwelijk opnieuw reden voor een feest. En gelukkig, prins Bernhard was juist op tijd hersteld. Vanuit het buitenland kwamen prinses Armgard en prins Aschwin (de moeder en de broer van prins Bernhard) met de trein naar Baarn, waar ze werden afgehaald door koningin Wilhelmina. Op 31 augustus 1938 was het zo ver. Die dinsdagmorgen schonk prinses Juliana het leven aan een flinke dochter. Vreugde alom. Het radiobericht bracht op die regenachtige ochtend steden en dorpen in feestelijk rep en roer. Voor wie het radiobericht had gemist, het luiden van de torenklok zei genoeg. De schooljeugd werd getrakteerd op beschuit met muisjes en kreeg daarna vrijaf. Het rood, wit en blauw, sinds 19 februari 1937 officieel de kleuren van het Koninkrijk der Nederlanden, sierde de straten. Het bericht werd ook in Monnickendam met enthousiasme ontvangen. Niet alleen de kerkklokken luidden, ook de sirene van de Coöp. Boerenleenbank liet zich horen. In de stad heerste een juichstemming. De straten en café’ s waren vol jolijt, er waren optochten, iedereen sloeg aan het feesten. In het Noordeinde en Zuideinde verrezen erepoorten, waardoor de stad al snel een feestkleed aankreeg. ’s Avonds was bij het Raadhuis sprake van massazang, waarna Olympia’s fanfare de feestvreugde verhoogde met een muzikale rondgang door de straten. Ja, de geboorte van het prinsesje 163
werd intens gevierd. Onvergetelijke dagen voor wie er bij was (44). Om 11.58 uur bood het stadsbestuur de Koninklijke Hoogheden eerbiedig hun gelukwensen aan. Ondertekend door burgemeester Heikens en secretaris ter Cock. Geertje de Moes Toen het prinsesje gedoopt werd, stuurde de eerder genoemde Geertje de Moes, bekend vanwege haar uitingen van Oranjeliefde in menig gedicht, aan de koninklijke familie een gelukstelegram met de woorden: ‘Een gelukwensch voor Neêrlands toekomst’ ondertekend met ‘een meelevende landgenote’. Ook dit keer kreeg ze van de Particulier Secretaris van het Koninklijk Huis een bedankbriefje (45). Een regeringsjubileum Was er in 1933 aandacht geschonken aan het vijfendertig jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, in september 1938 werd het veertigjarig regeringsjubileum in de stad zo mogelijk nog uitbundiger gevierd. Ook deze dag werd aangemerkt als een Nationale Feestdag. Dat betekende de sluiting van Rijksdiensten, instellingen en bedrijven, zowel landelijk als plaatselijk. In Monnickendam was het feest over drie dagen gespreid. Namens de bevolking stuurde burgemeester Heikens een gelukstelegram met de woorden: De bevolking van Monnikendam jong en oud, in dankbare feeststemming bijeen ter herdenking van Uwer Majesteits 40 jarig jubileum, bieden Uw Majesteit eerbiedig hunnen gelukwenschen aan en bidden Uwe Majesteit Gods zegen toe’. Een bedankje volgde op 27 oktober. Er werd weer flink feestgevierd, meldde de krant. ‘De buurtvereniging ‘Kerkstraat’ heeft woensdagavond haar feestactie ter gelegenheid van het Regeringsjubileum van H.M. de Koningin besloten met een gemeenschappelijke feestavond in gebouw ‘Samuel’ die klonk als een klok. ‘Samuel’ was stampvol met buurtbewoners en genodigden toen voorzitter Scherrewitz iedereen begroette. Te gast waren burgemeester Heikens en zijn vrouw, gemeentesecretaris ter Cock en zijn echtgenote, Ds. Scharten en mevrouw Visser. Er was een feestcommissie samengesteld bestaande uit de dames Wijchers en Simons en de heren H. de Vries en J. Bakker. De laatste kreeg de leiding en liet de aanwezigen een door hem gemaakt welkomstlied zingen, waarin het wel en wee van de versieringen werd bezongen. Het lied had een enorm succes en bracht de zaal onmiddellijk in een stemming die de hele avond op hoog peil bleef. Voorzitter Scherrewitz sprak een herdenkingsrede uit over de afgelopen veertig jaar, waarna tal van buurtbewoners en bewoonsters hun talenten op het gebied van voordrachten en samenspraken ten beste gaven. Het gehalte van dit gebodene was van dien aard, dat welhaast het summum van gezelligheid werd bereikt. Zo kon het gebeuren dat deze feestavond eerst tegen drie uur in de nacht een einde vond. Voor velen kwam het nog te vroeg. 164
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Erevoorzitter burgemeester Heikens kon dan ook terecht zijn verrassing en blijdschap over deze avond uitspreken, die de band tussen de burgers en burgeressen van de Kerkstraat als goede buren op uitnemende wijze had versterkt’ (46). De verslaggever van de PNHC was ook laaiend enthousiast, toen hij schreef: ‘Monnikendam zag er weer zeer feestelijk uit. Van straat en huisversiering was zulk een werk gemaakt dat betwijfeld mag worden of andere gemeenten in de omtrek deze feestkledij hebben geëvenaard. Vooral ’s avonds boden Kerkstraat, Zuideinde en Noordeinde met tal van zijstraten, door hun prachtige verlichting, een feeëriek schouwspel’. Een woord van lof voor dhr. P. van ’t Hof, een ware artiest (47). ‘Een sensatie was het ’s avonds nog, toen een erepoort op het Noordeinde in brand vloog. Men bluste snel met eigen middelen, maar hield een gehavende poort over’. Een aparte vermelding verdient nog het fanfarecorps. Zij hadden zich verkleed als ouden van dagen. Oude moedertjes met hun antieke mutsjes, omslagdoeken en schorten bliezen en trommelden dat het een lieve lust was. Bij de ontbinding van de stoet op het plein van de Lingerie Industrie gaven deze ‘oudjes’ nog menig nummer ten beste, met het gevolg dat het een echte ouderwetse hospartij werd waaraan zelfs de brigadecommandant op gemoedelijk wijze een moment deelnam’. Ook de ouderen van de stad konden veel van het feest volgen door middel van de Radiocentrale. De rede van de burgervader kon tot in verre omtrek beluisterd worden (48). Opnieuw mej. G. de Moes Mej. Gé de Moes had een gedicht gemaakt dat op de melodie van ‘Wien Neerlands bloed’ door het publiek uit volle borst werd meegezongen. Het sloeg zo in dat het ’s avonds bij haar huis nog eens herhaald werd. Ze had dat lied ook, keurig ingelijst, toegezonden aan H.M. de koningin, als huldebetuiging. Maar ze was niet de enige die aan het dichten was geslagen. Ook de 79-jarige Piet Gras (Monnickendam 18591952) had n.a.v. het 40-jarig jubileum van de koningin een gedicht gemaakt (49). Zijt allen welkom, plaatsgenoten En treedt verheugd deez’ feestzaal in. Wij zullen hier een feestplan make Voor onze dierbare Koningin.
Driewerf hoera, o Koningin, Driewerf heil, o Wilhelmien. Als goede burgers komen wij U onze hulde biên
Zij regeerde ons veertig jaren Door Gods goedheid met verstand. Zowel in vreugde als gevaren Trouw aan God en haar land.
Al woedt de tweedracht nog zo fel Om Neêrlands eer te roven Weet, wij staan pal voor ’t vorstenhuis Oranje, Oranje Boven.
Van heel veel weet zij mee te praten, Van wereldoorlog en van vreê, Van watersnood en distributie Van drooglegging der Zuiderzee.
Wij eren U, o Koningin Een kroonprinses met Prinsgemaal, En ons prinsesje Beatrix Dat’ s Heeren zegen op U daal. 165
Prinses Irene Toen prinses Irene op 5 augustus 1939 werd geboren (het stadsbestuur werd via een telegram op de hoogte gesteld), werd ook dat in de stad gevierd, maar op minder uitbundige wijze dan de geboorte van Beatrix. De vlaggen gingen uit en ’s avonds gaf Olympia’s fanfarekorps in de muziektent aan de Nieuwe Zijds burgwal van acht tot tien uur een feestconcert. Uiteraard ging er ook nu weer een gelukstelegram richting Soestdijk en kwam er een bedankje. De jeugd gaf door middel van vuurwerk van haar vreugde blijk, waaraan echter spoedig door de politie een einde werd gemaakt, tot groot genoegen van meerdere burgers (50). Hoewel er allerlei plannen voor de viering van Koninginnedag 1939 waren gemaakt, besloot het Oranje-comité, met het oog op de gespannen internationale toestand, de aangekondigde Oranje-feesten tot een nader te bepalen datum uit te stellen. Prinses Juliana op de schaats naar Marken Tamelijk onverwachts vereerde H.M. de Koningin, in gezelschap van H.K.H. Juliana, dinsdag 23 januari 1940 rond half vier de Gouwzee tussen Monnickendam en Marken met een bezoek. Tegen de verwachting in bleken velen op de hoogte van het hoge bezoek. Het bestuur van de ijsclub Olympia had omstreeks één uur de mededeling ontvangen en voor een feestelijke versiering (vlaggen) van het havengedeelte van de Gouwzee gezorgd. De leerlingen van de scholen hadden Twee hofdames en rechts prinses Juliana toevallig ijsvrij en zo waren velen aanwezig om de gasten hartelijk toe te juichen. Vriendelijk wuivend groetten de koningin en de prinses terug. De hofauto reed direct door, de Gouwzee op. Met matige snelheid werd over de autobaan gereden tot nabij het Hemmeland. Daar stapte prinses Juliana uit en bond de schaatsen onder. Evenals haar moeder Zij baande zich een weg door de hoge sneeuwbarricade tussen de auto en schaatsbaan en schaatste met flinke slagen naar het eiland Marken, de baanvegers royaal bedenkend. Ook de koningin stapte uit en wandelde enige tijd over het ijs in de richting van Marken, terwijl de auto volgde. Bij Marken wachtte de Oranjes een grote verrassing. De gehele Marker bevolking had zich op het ijs begeven en luid werden de hoge gasten toegejuicht. Helaas begon 166
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
het toen juist te sneeuwen en begaf de prinses zich, na haar schaatsen afgebonden te hebben, meteen in de auto, die H.M. de koningin reeds had opgewacht. Marken zelf werd dus niet bezocht. De terugreis werd in vlot tempo afgelegd. In Monnickendam had zo’n beetje de hele bevolking zich opgesteld, die voor een hartelijk afscheid zorgde. Om zes uur werd via Broek in Waterland en Buiksloot het IJveer bereikt (51). De Tweede Wereldoorlog Vanwege de gespannen politieke situatie in Europa werd, op verzoek van de ouders, de tweede verjaardag van prinses Beatrix – 31 januari 1940 - zonder openbare feestelijkheden gevierd. Na een overzicht van de eerste twee jaar van haar prille leven en een blik op de toestand in Europa eindigt de verslaggever: ‘Op deze verjaardag van prinses Beatrix uiten wij van harte de wens, dat het haar gegeven moge zijn, die gelukkige samenleving tot stand te zien komen’ (52). De kleine zelf was zich echter nog nergens van bewust, waardoor ze als een echt kind vrolijk en onbezorgd kon genieten. Maar ondanks de druk van de tijd en de toen nog koude oorlog, vierde het Nederlandse volk de tweede verjaardag van de prinses in gedachten mee. Al was er geen uiterlijk vertoon, de warmte van gelukwensen was er niet minder om. Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei vertrok de koningin, op aandringen van het kabinet, op 14 mei naar Londen, terwijl Juliana met haar twee dochters naar Canada uitweek. Dat gebeurde nadat de koninklijke familie enkele dagen en nachten in de schuilkelder van paleis Noordeinde had gezeten en daarna met een geblindeerde en gepantserde geldauto van de Nederlandse Bank naar IJmuiden was gebracht. Daar gingen ze aan boord van de Britse torpedobootjager ‘Codrington’ die bij de Noordersluis lag te wachten. Acht uur later werden ze in Harwich aan wal gebracht. Vandaar ging de reis over de Atlantische oceaan en vestigde Juliana zich in Ottawa, 167
waar in een ziekenhuis op 19 januari 1943 prinses Margriet werd geboren. In Londen begon de koningin op 28 juli met toespraken, die via radio Oranje werden uitgezonden en gepubliceerd in verzetskranten als het Parool en Trouw. Ook in Monnickendam werd door velen illegaal naar de radio geluisterd (53). Bevrijding Na afloop van de Oorlog kon men in de stad zijn vreugde niet op. De bevrijding werd uitbundig gevierd, met uitzondering van de families die een gezinslid hadden verloren. De Joodse gemeenschap was gereduceerd tot éen man: Manu Leuw (54). De bevrijding schiep ook tijdelijk wat verbondenheid onder de kerkgangers. Tijdens de herdenkingsdienst in de Grote kerk sprak voor het eerst sinds eeuwen een Katholieke geestelijke. Hetzelfde gebeurde te Broek in Waterland. Nieuwe gehoorzaamheid Een oorlog brengt andere ‘wetten’ met zich mee. Na de bevrijding moest daarom een en ander worden hersteld. Met de woorden van het bevrijdingsnummer van Trouw: ‘Wij zullen er even aan moeten wennen, maar na vijf jaar waarin verzet, sabotage en ontduiking gepredikt werd, waarin ongehoorzaamheid plicht was, moet nu gehoorzaamheid het parool zijn. Geen zwarte handel, geen ontduiking der distributie mag meer voorkomen. Wat de Overheid beveelt, moet stipt worden uitgevoerd, niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest. Wij willen een nieuw Nederland doen verrijzen. Daarbij hoort ook hernieuwde gehoorzaamheid’. Het zou de moeite waard zijn om na te gaan hoe deze woorden in Monnickendam zijn uitgewerkt, maar dat valt buiten het bestek van dit verhaal. Koninginnedag 1945 Voor het eerst sinds de bevrijding werd er op 31 augustus en 1 september weer feestgevierd. De optocht van de kinderen en de aubade voor het Stadhuis. Ringsteken op de fiets en daarna kinderspelen op het terrein van de heer W. Krüse, veehouder aan 168
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
de Kloosterdijk, getrouwd met Bregje van Zalingen. Bij ‘Bellevue’ een demonstratie redding van drenkelingen. Om acht uur een gekostumeerde, gemaskerde rondgang zonder wagens. Zaterdag om 9 uur massazang door alle plaatselijke verenigingen. Opnieuw ringrijden, nu om prijzen. En tot slot ’s avonds om acht uur een muziekuitvoering op de N.Z. Burgwal door verschillende zang- en muziekverenigingen. Brief koningin Wilhelmina In 1946 kreeg de familie Greuter een brief van koningin Wilhelmina, waarin ze haar medeleven betuigt met de in december 1944 in een Jappenkamp omgekomen pater Greuter (55). Na de Tweede Wereldoorlog Er was veel werk te doen. De wederopbouw begon en die nam heel wat jaren in beslag. Op 18 februari 1947 werd de vierde en laatste dochter van Juliana en Bernhard geboren: Marijke, die later Christine genoemd wilde worden. Een oogaandoening zorgde helaas voor een bijna blindheid.
De koningin in een ijszeiler op de Gouwzee 1947 kende een zeer strenge winter met veel sneeuwoverlast, waardoor de voedselvoorziening van Monnickendam zwaar te lijden had. Op 8 januari van dat jaar kwam koningin Wilhelmina en gezelschap met twee hofauto’s naar de stad, waarna een bezoek aan de dichtgevroren Gouwzee werd gebracht. Daar lagen twee ijszeilboten, ‘de Poolvos’ van scheepsbouwmeester Willem van Goor (Kampen 1878-Monnickendam 1958) en de ‘Fram’ van Matthijs Martis (Monnickendam 1896-Purmerend 1969). Met een bontmuts op en in een bontjas maakte H.M. met nog een lid van haar gevolg en haar secretaris een tocht over de Gouwzee met de negen meter lange ‘Poolvos’ die gezien werd als misschien wel de snelste ijszeiler van Nederland. Ondanks de tegenwind op de 169
heenreis werd over het spiegelgladde ijs een snelheid van meer dan vijftig kilometer bereikt. In het andere jacht kort daar achter zaten enkele leden van de hofhouding en burgemeester W.N. Kelder van Monnickendam. Hij was pas een half uur van tevoren op de hoogte van het Koninklijk bezoek! Hare Majesteit genoot zichtbaar van de tocht, ondanks de felle kou, zo’n tien graden onder nul. Ze vertelde Wim van Goor dat ze blij was dat ze deze tocht kon maken en was zeer enthousiast over de stuurkunst van de oudste zoon - Egbertus Johannes (Monnickendam 1908-1999) van de familie van Goor. Onder Marken werd gedraaid (een bezoek aan het eiland moest vanwege de kou worden afgezegd) en voor de wind werd een snelheid van zeker tachtig kilometer per uur bereikt. De reis had precies dertig minuten geduurd. Het nieuws dat de koningin op de Gouwzee aan het ijszeilen was, had zich snel verspreid. Bij haar aankomst in Monnickendam werd de Landsvrouwe dan ook door een flinke menigte toegejuicht, waarna het hoge gezelschap naar de hoofdstad terugkeerde (56). Een bedankje van H.M. volgde op 14 april van dat jaar. Koningin Juliana wordt koningin. In 1948 was het zover. Koningin Wilhelmina deed afstand van de troon ten behoeve van haar dochter Juliana. Wilhelmina deed dat met de volgende woorden: ‘Heden, den vierden September 1948 des voormiddags elf en een half ure op het Koninklijk Paleis te Amsterdam, heb ik, Wilhelmina, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau enz. enz. in tegenwoordigheid van mijn geliefde dochter en schoonzoon, bijeengeroepen (volgen de namen van 26 belangrijke mensen, betrokken bij de regering op divers niveaus) om in hun tegenwoordigheid in een plechtige verklaring uitvoering te geven aan het door mij op de twaalfden Mei j.l. aan land- en rijksgenoten medegedeelde voornemen, mijn langdurige regering te beëindigen en afstand van de kroon te doen ten behoeve van mijn dochter’. (..). Met vertrouwen zie ik uw toekomst tegemoet onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind. God zij met u en de koningin en ik acht mij gelukkig met u allen te kunnen uitroepen: Leve onze koningin, hoera, hoera, hoera’ (57). Prinses Juliana werd tot koningin ingehuldigd. Ook zij sprak een proclamatie uit, nadat zij zich eerst tot haar moeder had gericht: ‘Ik dank u, lieve moeder, dat gij mij op deze wijze hebt ingeleid. Ik voel het als een groot leed dat we uw wijsheid en uw ervaring en bovenal uzelf voortaan zullen moeten missen als onze koningin. Hoe moeilijk 170
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
het ook zal zijn hieraan te moeten wennen, ik weet dat allen u van harte hun beste wensen meegeven voor deze levensperiode, waarin ge als prinses Wilhelmina onder ons zal verkeren. Maar wij kunnen éen ding voor u doen: de ideeën waarvoor gij pal hebt gestaan blijven nastreven en ze verwerkelijken. (..) Te samen gaan wij moedig voorwaarts. Leve het Vaderland’. Vanuit Monnickendam ging het volgende bericht naar de nieuwe Majesteit: ‘De Raad en de ingezetenen van Monnickendam bieden uwe Majesteit, ter gelegenheid van Uwe Majesteits aanvaarding der regering, onder verzekering van hun trouw aan U en Uw Huis, hun eerbiedige hulde en gelukwens aan’. Ondertekend door burgemeester W.N. Kelder. Toen een jaar later Juliana en Bernhard 12,5 jaar getrouwd waren, ging er op 15 augustus 1949 opnieuw een gelukwens richting paleis Soestdijk. Tocht door Waterland We zijn wat jaren verder in de tijd, als op zondagmiddag 27 februari 1956 koningin Juliana en haar moeder, prinses Wilhelmina een tocht per auto door Waterland en langs een deel van de IJsselmeerkust maakten. Bezocht werden o.a. Volendam, Monnickendam en Durgerdam. Koningin Juliana heeft toen korte tijd op het ijs van de Gouwzee bij Monnickendam doorgebracht (58). Koningin Juliana vijftig jaar Met het oog op de vijftigste verjaardag van koningin Juliana op 30 april 1959, werd er door een landelijk comité een inzameling gehouden om haar een passend verjaardagsgeschenk aan te bieden. Alle burgemeesters werd om medewerking gevraagd. Het was niet de bedoeling om een straatcollecte te houden, maar als verenigingen, scholen of bedrijven groepsgewijs geld zouden inzamelen, was dat uiteraard welkom. Daartoe werden twee speciale, landelijke rekeningen geopend. In 1961 ging er op Koninginnedag een afvaardiging uit de stad naar Soestdijk: Mevr. Nienhuis, mevr. Middelbeek, dhr. Bootsman, burg. De Groot, dhr. Honing en mevr. Neijssen. 171
Juliana en Bernhard vijfentwintig jaar getrouwd Een jaar later, 7 januari 1962, waren koningin Juliana en prins Bernhard vijfentwintig jaar getrouwd en dat mocht niet onopgemerkt voorbijgaan. Opnieuw brieven aan alle besturen van steden en dorpen om bij te dragen. In de brief haalt het Nationaal Comité een woord van koningin Juliana aan, uit haar toespraak van 12 september 1953 in de Koopmansbeurs te Amsterdam: ‘Doen kunnen we alles, maar dan ook alleen samen’. Het geld dat binnenkwam werd besteed aan twee jeugdcentra, éen op het terrein bij de Hunneschans in Uddel en één op een terrein in de buurt van Veere. Koningin en prins stelden een aanvangskapitaal ter beschikking. Ook dit keer het advies om geen straatcollecte, te houden maar plaatselijke acties te ondersteunen, die de inzameling konden ondersteunen. Geadviseerd werd daartoe een plaatselijk comité samen te stellen. Prinses Wilhelmina overleden In hetzelfde jaar dat Juliana en Bernhard hun 25-jarig huwelijk vierden, overleed in de nacht van dinsdag 27 op woensdag 28 november 1962 op het Loo prinses Wilhelmina, 82 jaar oud en inmiddels 28 jaar weduwe. Aan een lang, bewogen leven was een einde gekomen. Het bericht kwam op 28 november per telegram bij het stadsbestuur binnen. Als teken van rouw moest vanaf de sterfdag tot de dag van de begrafenis elke dag van zonsopgang tot zonsondergang de vlag halfstok worden gehesen. Op de dag van haar overlijden moesten van 13-14 en 16-17 uur de klokken worden geluid. Haar petekind van de watersnood in 1916, Wilhelmina Lijsje Uithuisje-van Riel van Marken, was met haar man Jan op uitnodiging bij de begrafenis aanwezig. In september 1952 was prinses Wilhelmina nog een keer bij haar langs geweest, toen ze met de ‘Piet Hein’ in de haven van Marken lag.
172
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Wilhelmina, de ‘moeder des Vaderlands’, was heengegaan. Die erenaam kreeg zij na de Tweede Wereldoorlog waarin zij het boegbeeld van verzet-in-ballingschap was geworden. De begrafenis, geheel in het wit, is vastgelegd op film, waarvan de beelden op internet zijn te zien. Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat 150 jaar Een klein jaar na het overlijden van prinses Wilhelmina was er weer sprake van een feest. Het Koninkrijk der Nederlanden bestond in 1963 honderdvijftig jaar. Bij die gelegenheid schreef mevrouw Guurtje Visser-Groot (Purmerend 1916-1989), van de Oosterweg N 17 in de Purmer een brief aan Koningin Juliana, waarin zij ‘met verschuldigde eerbied te kennen geeft dat zij in het bezit is van een Oranje-lied, daterend uit 1813, dat zij meent dat de kennisneming daarvan door H.K.H. van belang zou kunnen zijn, in verband met de herdenking van het 150-jarig bestaan van het Koninkrijk, dat zij daarom het bedoelde vers hierbij aan H.K.H ten geschenke aanbiedt in de hoop, dat het haar moge behagen dit te aanvaarden ’t welk doende van uwe Koninklijke Hoogheid de onderdanige dienaresse’, Purmer, augustus 1963. Welk lied ze bedoelt blijft helaas ongenoemd. Rond het jaar 1813 zijn meerdere vaderlandse liederen ontstaan, waaronder het ‘Wij leven vrij, wij leven blij op Neerlands dierb’re grond’. Huwelijk van prinses Beatrix met dhr. Claus von Amsberg Velen zullen zich het huwelijk van prinses Beatrix met dhr. Claus von Amsberg nog wel herinneren. Al was het alleen al vanwege - vanuit provo-hoek - de relletjes rondom die dag. Op 17 februari 1966 gingen zij in ondertrouw, waarna op 10 maart het huwelijk volgde. Van alle Rijks- en gemeentegebouwen moest de vlag met oranjewimpel worden uitgestoken. Dat gold ook voor Monnickendam. Ruim te voren werd geld ingezameld voor een huwelijksgeschenk van de bevolking, waaraan ook de Monnickendam meedeed. In het archief is een lijst bewaard gebleven van de namen en adressen van een hele reeks vrouwen, compleet met hun adres, die zich hebben ingezet om geld bijeen te brengen voor dat geschenk. Op 16 februari meldde burgemeester mr. J.F. de Groot, in zijn kwaliteit als voorzitter van het Comité Huwelijksgeschenk prinses Beatrix, dat er door Katwoude (300 inwoners) f 82,- was geschonken en door de gemeente Monnickendam (4900 inwoners) f 1145,05, samen f 1227,05. Omgerekend naar vandaag, een kleine 2900 euro. 173
Aandenken Van zuster Ignatia, hoofd van de R.K. St. Jozefschool, ontving het stadsbestuur een brief waarin ze vroeg, of het in het voornemen van het stadsbestuur lag aan de leerlingen van de diverse scholen een herinnering uit te reiken m.b.t. het aanstaande huwelijk. ‘Van verschillende kanten worden ons aanbiedingen gedaan in de vorm van cahiers met een feestelijke omslag, bekers, tegels, medailles etc. Het komt mij voor dat een of ander aandenken hier wel op z’n plaats is en dat elk initiatief in deze van Gemeentewege zeer op prijs gesteld zal worden’. Drie weken later kreeg zij bericht, dat het niet in de bedoeling van het stadsbestuur lag om medewerking te verlenen aan het verstrekken van herinneringsgeschenken (59). Een reden werd niet opgegeven. Merkwaardig, omdat het in veel andere plaatsen wel gebeurde. Geplande feestelijkheden Ook voor deze gelegenheid werd er weer een Oranje-comité samengesteld die de feestelijkheden in de stad moest voorbereiden. Aan het stadsbestuur werden plannen voorgelegd, met daarbij het bedrag wat het ging kosten. Er bleek een tekort van f 3130,- op een totaalbedrag van f 4.630,-, aldus secretaris Stallenberg. Een paar van die plannen: Bazuingeschal vanaf de beide torens en een aubade voor het Raadhuis met massazang o.l.v. Olympia’s fanfare. Een officiële bekendmaking die daarna door herauten te paard in de stad omgeroepen zou worden. Optocht van schoolkinderen. Ringsteken met geldprijzen op de O.Z. Burgwal. Hardrijden voor bromfietsen om de Monnickendam-trofee. De brommer die de meeste herrie maakte kreeg een extra prijs. Fakkeloptocht met zo’n vijfhonderd fakkels. Alle schoolkinderen een beker of een glas met snoep. Groots vuurwerk op het kleiperk. In het Verenigingsgebouw de Tirolerband en de Monnickendammer Jazz band. In een ander gebouw (loods) beatband The Swabs. U merkt, na de oorlog was er, gelet op de muzikale presentaties, wel een en ander veranderd. Geboorte van Willem Alexander Het huwelijk van Beatrix en Claus kreeg uitbreiding. Op 27 april 1967 kwam Willem Alexander ter wereld. Groot feest natuurlijk met daarbij de gedachte, dat er in de toekomst weer een koning op de troon zou zitten, zij het met heel wat minder macht dan zijn illustere voorgangers uit de 19e eeuw. Het overheidspersoneel zou vrij krijgen als de bekendmaking van de geboorte voor 12 uur zou plaatsvinden. Was het er na, dan was men de rest van de dag vrij. Ook nu weer, zoals gebruikelijk, de gelukwensen van het stadsbestuur aan prinses Beatrix en haar echtgenoot, waarop op 6 juni, namens de koninklijke hoogheden, een schriftelijke dankbetuiging volgde van de commissaris van de koningin. 174
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Koninklijk echtpaar in Monnickendam Was prinses Beatrix in haar jonge jaren op het ijs van de Gouwzee verschenen, na haar huwelijk kwam het echtpaar op woensdag 22 augustus 1973 naar Monnickendam, waar ze, in gezelschap van burgemeester de Groot en de heer Jansen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, over o.a. de Middendam en langs de Waag liepen. Prins Claus was in gezelschap van de wethouders Stam en Abma. Karin Schouten, dochter van raadslid dr. J.A. Schouten, mocht een boeket bloemen overhandigen. De komst van het koninklijk echtpaar naar de stad maakte deel uit van een driedaags werkbezoek in Noord-Holland. De hoge gasten ontvingen twee boekwerkjes over Monnickendam in vroeger jaren en kregen uitgelegd hoe het gemeentebestuur dacht de historische schoonheid van de stad voor het nageslacht te bewaren.
175
Tijdens de wandeling verliet de prinses soms even het officiële gezelschap om enkele inwoners langs de kant de hand te drukken. Eén van de gelukkigen was mevrouw Grietje van Geemen-Poen (Watergraafsmeer 1899-Monnickendam 1979), die in haar invalidenwagen de wandeling van het prinselijk paar volgde. In de Havenstraat werd de rokerij van Cornelis de Groot bekeken, waarbij de prinses zich een gerookte aal goed liet smaken en een tonnetje mee naar huis mocht nemen. Na de wandeling, met een kort oponthoud bij de Lijnbaansbrug, bezochten prinses Beatrix en prins Claus de Grote Kerk, waarna afscheid werd genomen van het Monnickendamse gemeentebestuur. Per open auto, voorafgegaan door enkele motorrijders van de Rijkspolitie en enkele tientallen auto’s vol persvertegenwoordigers, vertrok het hoge gezelschap richting Broek in Waterland. 1973 Zilveren regeringsjubileum van koningin Juliana Op zes september 1973 was het vijfentwintig jaar geleden dat een oudere, maar in haar geestkracht nog ongebroken vrouw, de regering overdroeg aan haar dochter en direct daarna, vanaf het balkon van het Paleis op de Dam deze troonswisseling bekend maakte. Iedereen voelde dat op die dag een lange, moeilijke, maar ook grote regering werd afgesloten; de komende kon men zich nog moeilijk voorstellen. Nu, vijfentwintig jaar later wilden velen hun gevoelens van aanhankelijkheid doen blijken. Het was echter de wens van de koningin dat dat op bescheiden schaal zou gebeuren en dat daarbij zo mogelijk aan menselijke aspecten voorrang zou worden verleend. Haar wens werd ten dele vervuld, want er waren nog best wat activiteiten gepland. 176
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Koningin Juliana onthaald op Monnickendamse aal Tijdens de regering van koningin Wilhelmina werd er ieder jaar op haar verjaardag, op het Malieveld in Den Haag een militaire parade gehouden. Maar koningin Juliana brak met die traditie. Vanaf 30 april 1949 was er jaarlijks een defilé langs de koninklijke familie, die op het bordes van paleis Soestdijk stond. De eerste jaren was dat nog heel bescheiden en bedoeld voor de bevolking van Baarn. Alleen koningin en prins en de prinsessen Beatrix en Irene waren daar bij. Maar dat veranderde. Elk jaar kwamen er van heinde en verre mensen uit het land. Zij liepen in een lange stoet voorbij de koninklijke familie, die voor deze gelegenheid op volle sterkte aanwezig was. Dus ook met aangetrouwden, prinsjes en prinsesjes. Hare Majesteit werd gefeliciteerd door zwaaiend oud en jong, gehandicapten, oorlogsveteranen, padvinders, vrouwen in klederdracht, schoolkinderen en nog veel meer groepen. Zij trokken, onder muzikale klanken van een koninklijke kapel, al zwaaiend en zingend voor het bordes lang. Voor het laatst was dat het geval op 31 mei 1980, een maand na Juliana’s aftreden. Regelmatig werd de koningin iets aangeboden. Zo ook op 30 april 1974, toen het Monnickendamse Oranje-comité en het Comité bejaardentochten met enkele bejaarden in de paleistuin aanwezig was en bij het bordes halt hield. ‘Zoiets heb ik nog nooit gegeten’ riep koningin Juliana verrast uit, toen zij twee speten gerookte aal kreeg aangeboden. Wethouder Dirk Stam (Monnickendam 1915-2000), in zijn kwaliteit van voorzitter van het comité Bejaardentochten, droeg met ereburger Jan Bootsman (Monnickendam 1892-1977) en mevr. Neeltje Oostveen-Held (Monnickendam 1897-1984) de aal aan. Koningin Juliana riep een van haar hofdames erbij, die direct opmerkte: ‘Dat is Monnickendam, die komen met hun eigen product’. De voorzitster van het Oranjecomité, mevr. Geertje Martis-Lodder (Monnickendam 1925-1999), overhandigde koningin Juliana het felicitatieregister, dat ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig regeringsjubileum – het jaar daarvoor - ter tekening was neergelegd. Direct bladerde de vorstin het boek door en keek er van op dat zovelen de moeite hadden genomen naar het stadhuis te gaan om hun handtekening te plaatsen. Uitvoerig informeerde de koningin naar de leeftijd van de meegekomen bejaarden. Het Oranjecomité had voor de kleinkinderen van de koningin 177
zakagenda’s meegenomen en beloofd werd dat deze uitgereikt zouden worden aan de kleinkinderen die schrijven konden. ‘Dit maak je maar één keer mee, zo in alle eenvoud met de koningin staan te praten’ was de mening van een der deelnemers van deze tocht’. Het was niet de enige keer dat Monnickendam de koningin vis aanbood, zoals uit bijgaande foto blijkt, met daarop Adrie Stam, S. Haring, een onbekende, Dirk Stam en half zichtbaar Gré Karmelk. Laatste Koninginnedag in Monnickendam voor de regeringsoverdracht Traditiegetrouw viert Monnickendam de verjaardagen van de regerende koning of, zoals in het verleden, van de koningin. Een greep uit wat er gebeurde op 30 april 1979, de laatste keer dat Juliana koningin was, maar dat wist toen nog niemand. De dag werd nog uitbundiger gevierd dan voorheen. Overweldigend was het bloemendefilé op paleis Soestdijk. Het Monnickendams Oranjecomité – mevr. Geertje Martis-Lodder, dhr. A.P. de Weijze, mevr. P. Stolk-Haakma, de heren C. Uidam, A. Stam, A. Terburg, J. Bax en D. J. Meenks – had weer een heel programma samengesteld. De voorzitster mevr. Martis-Lodder en de heren Stam en Uidam werden apart genoemd omdat ze al 12,5 jaar de Oranjefeesten organiseerden. Vanuit Monnickendam ging er een fraai bloemstuk naar paleis Soestdijk, ter onderstreping van de felicitaties aan de koningin. De festiviteiten waren verdeeld over zaterdag 28 april en maandag 30 april. Die zaterdag was er voor de bejaarden een gezellige Oranjebijeenkomst in het Verenigingsgebouw. Maandag werd om kwart over acht door Pieter Buurs (1900-1978) het carillon bespeeld, waarna het jeugdtamboer- en trompetterkorps ‘Con Brio’ door de stad marcheerde. Om half tien de aubade, waarbij de tekst van de liederen ter plekke werden uitgedeeld. Burgemeester J.F. de Groot vertolkte de liefde van de Monnickendamse bevolking voor koningin Juliana. ’s Middags allerlei spelen voor de kinderen en verschillende bruggenlopen, waaronder één van tien kilometer, voor de wat oudere leeftijd, meisjes en jongens. Dat alles verzorgd door gymnastiekvereniging ‘Con Brio’. De tien-kilometerloop waar 33 atleten aan deelnamen werd gewonnen door Jacob Lambalk uit Monnickendam in de tijd van 33.19 minuten. Derde was J. Jurriaans, eveneens uit Monnickendam in 35.45 minuten. Op de Pierebaan was een Oranjekermis en een touwtrekwedstrijd. De krant meldde op 2 mei dat het Oranjefeest in Monnickendam was geslaagd. 178
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Van Juliana naar Beatrix De laatste regeringsjaren van koningin Juliana waren niet de gemakkelijkste. Op 7 januari 1977 vierden koningin Juliana en prins Bernhard, samen met hun kinderen en kleinkinderen in het Oostenrijkse Lech hun veertigjarig huwelijksfeest. Ver van huis en zonder veel openbaar vertoon, omdat de ophef over de Lockheed-affaire nog niet geheel voorbij was. Wel mocht de pers, traditiegetrouw, in het skidorp wat plaatjes schieten. Het was een jaar waarin veel gebeurde. In maart de vliegtuigramp op Tenerife met 581 doden en in mei de tweede treinkaping (de eerste bij Wijster in december 1975) bij de Punt in Drente, die zes Molukkers en twee passagiers het leven kostte. Tijdens de ‘3e dinsdag in september’, de opening van de Staten-Generaal in 1979 las H.M. voor het laatst de troonrede voor. Maar opnieuw, dat wist nog niemand. Juliana treedt af In 1980 vond koningin Juliana het genoeg. Op donderdag 31 januari 1980 om 20.00 uur kondigde zij, via een korte toespraak voor radio en TV, haar aftreden aan. De mededeling kwam als een verrassing, ook in Monnickendam. De abdicatie van koningin Juliana en de inhuldiging van haar oudste dochter Beatrix vond plaats op 30 april 1980. Verzetsherdenkingskruis Op vrijdag 10 februari 1984 was de uitreiking van de Verzetsherdenkingskruisen. Een late erkenning van de zeventig oud-strijders uit het verzet, waarvan velen al waren overleden. Prins Bernhard was naar Monnickendam gekomen en speldde in de Grote Kerk de verzetskruisen op. Na afloop werden twee coupletten van het Wilhelmus gezongen. 30 april: Koninginnedag De jaarlijkse vieringen van Koninginnedag bleven doorgaan. Met een aubade en een balonnenwedstrijd op de stoep van Noordeinde 5. Deze balonnen werden onder toeziend oog van burgemeester Diederen opgelaten in 1986. 179
Unicef-stand In januari 1987 bezocht koningin Beatrix in Den Haag een vrijwilligersbijeenkomst. Daar was ook een stand met poppen, gemaakt door de Unicef-werkgroep uit Monnickendam.
Tot slot nog enkele feiten Op 6 oktober 2002 overleed prins Claus von Amsberg. Op 20 maart 2004 overleed prinses Juliana. Op 1 december 2004 overleed prins Bernhard. Koning Willem Alexander 1967Koningin Beatrix heeft haar taak, die ze van 1980 tot 2013 heeft vervuld overgedragen aan haar oudste zoon Willem Alexander. Voor het eerst sinds 1890 was er weer sprake van een koning, een mannelijke Oranje nazaat. De inhuldiging van de nieuwe koning vond plaats op 30 april 2013. Prins Willem Alexander had in maart 1995 een werkbezoek aan de gemeente Waterland gebracht. Een bezoek dat te maken had met de gemeentelijke herindeling. Hij werd toen in Monnickendam ontvangen door de commissaris van de koningin, de Heer van Kemenade. Willem Alexander is op 2 februari 2002 getrouwd met Maxima. Er werden drie kinderen geboren. Net als het kenteken van de koninklijke vervoermiddelen – AA - beginnen de namen ook met een A: 2003 (Catharina) Amalia, 2005 Alexia, 2007 Ariane. Misschien nog aardig om te weten is, dat Willem Alexander en Maxima een gezamenlijke voorouder hebben. Dan moeten we wel terug naar de 13 eeuw en komen we uit bij een zekere koning Alfons III van Portugal (1210-1279). 180
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen
Koningsdag en Koninginnedag Tot slot. Sinds 2014 vieren we Koningsdag op 27 april, de geboortedag van Willem Alexander. Hoe ging dat eerder in de geschiedenis? In de 19e eeuw werd wel aandacht geschonken aan verjaardagen van leden van het koninklijk huis, maar de viering ervan was uiterst beperkt. Een min of meer nationale feestdag was 18 juni, de dag waarop keizer Napoleon in 1815 de veldslag bij Waterloo verloor. Er was ook aandacht voor de dag en het jaar dat het koningschap begon, 1813 en de daaropvolgende jubileumdagen 1863, 1913, 1963 in het bijzonder (60). Nadat op 31 augustus 1880 Wilhelmina was geboren, werd op initiatief van enkele liberale politici besloten om op die dag prinsessendag te vieren. Zij vonden dat Nederland een Nationale feestdag nodig had, met het Oranjehuis als bindende factor. Toen in november 1890 koning Willem III overleed, werd prinsessendag omgedoopt in ‘Koninginnedag’. Tussen aanhalingstekens omdat moeder Emma toen nog regentes voor haar dochter was. Vanaf 31 augustus 1898 toen Wilhelmina achttien jaar was geworden, werd Koninginnedag op 31 augustus gevierd, voor het laatst dus in 1948. In Monnickendam werd de viering van Koninginnedag pas vanaf 1906, 1907 een echte feestdag. Vanaf 1949, toen Juliana koningin van Nederland was geworden, vierde ons land Koninginnedag op 30 april, de geboorte dag van Juliana. Deze datum heeft ook koningin - nu prinses - Beatrix, aangehouden, als eerbetoon aan haar moeder. Het defilé bij paleis Soestdijk maakte plaats voor een bezoek aan twee steden in een provincie, waarbij de koninklijke familie zich ‘gewoon’ tussen het volk begaf en begeeft. Besluit We hebben een reis door de tijd gemaakt en gezien hoe gedurende vier eeuwen Monnickendam betrokken is geweest bij of verbonden was met het Huis van Oranje-Nassau. De Oranjewijk ten zuiden van de Bernhardlaan, houdt de herinnering aan enkele generaties Oranje levend. Ik eindig met een citaat van koningin Sophia von Württemberg (1818-1879), de eerste echtgenote van koning Willem III: ‘De Nederlanders zullen ons houden zolang wij nodig zijn, d.w.z. zolang onze naam Oranje een gemeenschappelijke basis vormt voor de verscheidene politieke partijen. Zodra dit niet meer het geval is, zullen zij ons wegsturen’. Dat is anno 2017 niet aan de orde, maar Republikeins denkende gezagsdragers zouden het graag anders zien. De tijd zal het leren! Ds. C.A.E. Groot caegroot@ziggo.nl Met dank aan: mevr. Van Geemen-Stam; mevr. N. John-Fockens, Holysloot; dhr. S. Verbeek 181
Noten 1. Een voorbeeld van die veranderingen is het fotoboek ‘Monnickendam in de twintigste eeuw’. Daarin naast elkaar afbeeldingen hoe Monnickendam er in het begin en aan het eind van de twintigste eeuw uitzag. Opvallend zijn de vele auto’s in het straatbeeld aan het eind van die eeuw. Wat minder in beeld komt zijn de maatschappelijk, sociale, economische en kerkelijke verschillen. Daarvoor zijn we aangewezen op de historische bronnen waarvan er nog heel wat bewaard zijn gebleven, merendeels opgeslagen in het Waterland Archief in Purmerend. Daaronder ook veel kranten. 2. GPC 1.3.1908. Zie ook de Leeuwarder Courant 2.2.1958 en Nieuwsblad van het Noorden 18.9.1963. Daarin vertelt de trammachinist uitgebreid wat er toen is gebeurd. Hij werd ruim tachtig jaar. Jaren eerder, in 1887 (29 februari) ontsnapte koningin Emma met de zevenjarige Wilhelmina in Den Haag aan een ernstig ongeval, vanwege het op hol slaan van de paarden. De 21-jarige koetsier Anton Kabelaar (overleden Den Haag juni 1937, 75 jaar) wist de paarden echter in toom te houden. ‘Huilend zat het jonge prinsesje toen op de schoot van haar moeder, beiden waren ongedeerd. Koning Willem III heeft die paarden laten doodschieten. 3. NPC 10.7 en 14.7.1901 4. NPC 24.7.1901 5. SPC 19.4.1903. Schilder Paul Rink was vermoedelijk vaker in de stad, want een krant meldt dat dhr. P. Blankevoort, die als amateur portrettekenaar al meerdere keren van zich had doen spreken, een zeer gelijkende afbeelding van de hier voorheen vertoevende kunstschilder Paul Rink had gemaakt, NPC 27.3.1901. (Paulus Philippus Rink (Veghel 1861-Edam 1903) maakte tussen 1887 en 1903 een groot aantal landschappen, portretten, historische voorstellingen en stadsgezichten. Hij vestigde zich in december 1901 in Edam, gegrepen als hij was door het vissersleven rond de Zuiderzeedorpen Edam en Volendam. In Volendam is een straat naar hem genoemd). Zie ook de
182
Schager Courant 12.4.1903 voor een uitgebreide beschrijving van de wagons. 6. SPC 10.6.1917 7. SPC 2.8.1905 en landelijk kranten. 8. SPC. 3.9.1905. Dat zangeresje was Philippina Elisabeth Sistermans (Monnickendam 1879-na 1939), een dochter van Gerardus Sistermans en Catharina Tool. 9. SPC 3.9.1905. Willem Blankevoort kwam uit een groot gezin en zelf had dit echtpaar ook zeven kinderen. 10. SPC 29.7.1906. Het waren leden van de jongensen meisjesvereniging ‘Oranje Nassau. Voorzitter en secretaris van de Jongensafdeling waren resp. Gerrit Blankevoort (5.7.1891) en Jan Bootsman (29.10.1892), van de Meisjesafdeling resp. Jannetje Blankevoort (22.5.1893) en Alberta Budding (2.9.1891). 11. SPC 5.9.1906 12. SPC 4.9.1907 13. GPC en SPC 16.5.1909. 14. Op internet bewegend beeld van de gebeurtenis. 15. SPC 10.7 en 1.9.1912 en GPC 17.8.1913 16. SPC 29.3.1914 17. SPC 19.1. en 23.1.1916 18. SPC 23.1.1916 19. Dat was toen de prins persoonlijk polshoogte kwam nemen van de gevolgen van de dijkdoorbraak bij Durgerdam in februari 1825. Tijdens een bezoek aan de slachtoffers, bijeengebracht in het Aalmoezeniershuis te Amsterdam, werd een hoogzwangere vrouw ongesteld. De prins en de burgemeester hielpen haar uit de bank, waarop zij naar het gasthuis werd overgebracht en van een dochter beviel. De prins zei tegen de burgemeester dat hij peter over het kind zou zijn en vroeg de vrouw uit zijn naam f 200,- ter hand te stellen met de verzekering dat hij ook voor haar andere kinderen zou zorgen, Utrechtse Courant 16.2.1825. 20. ‘Eenzaam maar niet alleen’, 1959, blz. 171vv. geschreven in 1955. De grootvader van Lijsje, Simon van Riel, verloor die nacht een dochter, zijn schoonzoon en drie van zijn kleinkinderen, terwijl
Monnickendam en het Huis van Oranje-Nassau: drie koninginnen er dus ook een kleinkind werd geboren. In april 1924 is de koninklijke familie op Marken geweest en heeft H.M. haar petekind bezocht. Zie uitgebreid verslag in PNHC 9.4.1924. 21. Hij diende de gemeente van 1910-1918. Geboren Kampen 1879, overleden Oegstgeest 1957. 22. Z.w.s. de zevenjarige Elisabeth, op twaalfjarige leeftijd overleden. 23. SPC 3.9.1916 24. SPC 28.1.1917 25. PC 19.7, 2.8, 6.9.1919; SPC 29.7. en 7.9.1919 26. SPC 9.9.1922; PNHC 29.7.1922 27. Met de woorden van een verslaggever over de oorlog: ‘Door zijn verwoestende kracht is veel heengegaan. Vorsten werden van de troon geworpen, naties vernietigd en volken tot de hongerdood gedoemd. Nog worden de naweeën van de rampzalige oorlog alom gevoeld. Ook in ons land voelt men de natrillingen van de schokken die de geweldige worsteling der volkeren tussen ’14 en ’18 veroorzaakte’. PNHC 5.9.1923. 28. GPC 10.9.1927 29. GPC 11.8.1928 30. WA 14.9.1929 31. AH 27.9.1931 32. PNHC 13.9.1933;WA 13.9.1933; SPC 12.9.1933 33. JOM 2013 blz. 83; WA 13.9.1933 34. Jan Nienhuis (Monnickendam 1871-1947) was grutter en wethouder, woonde in de Kerkstraat maar had diverse panden. Zie verder J. Veltrop, blz. 36 en H. Voogel, blz. 50,51. 35. PNHC 13.9.1933 36. SPC 27.3.1934 37. WA 4.7.1934 38. WA 25.7.1934 39. WA 5.9.1934 40. WA 2.9, 12.9 en 16.9.1936 41. WA 7.11.1936 42. WA 9.1 en 13.1.1937, zie ook noot 34 43. Steffen Klein (Monnickendam 1888-1966), gewoonlijk Steven genoemd, was een zoon van Johannes Klein en Zwaantje Molenaar. Hij trouwde
in 1913 met Neeltje Visser. Zij kregen vier kinderen waarvan er twee op jeugdige leeftijd zijn overleden. Zie ook Veltrop blz. 28. 44. WA 2.2.1938; Drie Meren 5.2.1938 45. PNHC 18.5.1938 46. PNHC 15.10.1938 47. Petrus Paulus van ’t Hoff was winkelier en schilder, in juli 1935 vanuit Haarlem in Monnickendam komen wonen, op adres Noordeinde 23. In Monnickendam werden drie kinderen geboren. In 1969 was hij lid van de RK-parochieraad, in 1977 van het oudercomité. 48. PNHC 10.9.1938 49. PNHC 3.9.1938 50. PNHC 12.8.1939 51. PNHC 24.1.1940 52. De drie meren 3.2.1940 53. In JOM 2015 ben ik uitgebreid ingegaan op de oorlogssituatie. 54. JOM 2015 blz. 191 55. JOM 2015 blz. 185. 56. De Tijd 9.1.1947 57. De gebeurtenis is via Internet te bekijken. 58. Nieuwsblad van het Noorden 27.2.1956 59. Merkwaardig, want het was al heel wat jaren gebruikelijk in het land, dat er bij bijzondere gebeurtenissen in het Koninklijk huis bekers en schalen werden gemaakt. Ik heb destijds op de lagere school tenminste twee bekers ontvangen. 60. JOM 2013
183
De schrijver stelt zich voor
De stad, de bewoners en de schrijver
A
l heel wat keren is me de vraag gesteld waarom ik, als niet Monnickendammer (ik ben er niet geboren en heb er ook nooit gewoond), artikelen schrijf over de geschiedenis van de stad en de mensen die er gewoond hebben, inmiddels al vijfentwintig jaar. Wel, in 1986 ben ik begonnen met het uitzoeken van mijn familiegeschiedenis. Daarbij stuitte ik, vanuit Amsterdam, eerst op Broek in Waterland. Nog verder terug in de tijd leidde het spoor naar Monnickendam. Rond 1750 kwam vanuit Avenhorn/Beets mijn, tot op heden oudste bekende, voorvader Jan Willems Groot naar Monnickendam. (Verder terug in de tijd lukt niet, omdat de daartoe benodigde bronnen in Avenhorn/ Beets ontbreken). Hij trouwde in de zomer van 1754 met Neeltje Adriaans Blauw, dochter van veerman Adriaan Cornelisz. Blauw en Eefje Claas Croos. Eefje stamt uit één van de oudste (Doopsgezinde) families in Monnickendam, waarvan leden in 1570/1580 al in de stad woonden. Jan en Neeltje woonden op het Noordeinde 29, het (nieuwe) huis met de rode haan als gevelsteen. Hun vijf kinderen zwierven uit, o.a. naar Buiksloot. Slechts één tak bleef in Monnickendam wonen, Hendrik Groot. Hij was stadsomroeper in de eerste helft van de 19e eeuw (Jaarboek 2016 blz. 185). Onderzoek naar mijn voorouders leidde naar het Rijksarchief in Haarlem en in het bijzonder naar het Waterlands Archief in Purmerend, waar ik sinds 1986 ‘kind aan huis’ ben. Kerk- en weeshuisarchief Omdat mijn voorouders tot de eenvoudige luitjes behoorden, stuitte ik op de kerkarchieven, waaronder de Diaconie-registers.
184
In Purmerend werd me verteld, dat er in de Grote kerk een uitgebreid archief van de Gereformeerde (de latere Hervormde) Kerk en het Weeshuis werd bewaard. Ik heb daarop contact gezocht met de toenmalige president-kerkvoogd, dhr. Dick Oosterveld. Van hem kreeg ik permissie om in de kosterij de boeken door te nemen en aantekeningen te maken. Op een later tijdstip mocht ik ze ook thuis doornemen. Met name het weeshuisarchief leverde zoveel bijzonderheden op, dat ik er in 1992 een verhaal over heb geschreven. Vanaf die tijd heeft de vereniging vrijwel elk jaar één of meer artikelen van mijn hand gepubliceerd over gebeurtenissen uit de stadsgeschiedenis en de mensen die er bij betrokken waren. Eigen archief Toen dhr. Appel in 2005 overleed, kon ik een deel van zijn werkmateriaal (kopieën) overnemen, waardoor ik nu, in combinatie wat ik zelf al had verzameld, thuis een archief van zo’n vijfentwintig meter aan ordners heb staan. En in de PC zitten zo’n beetje de gegevens van alle inwoners van Monnickendam die er, grofweg tussen 1600 en 1960, hebben gewoond. Door correspondentie en het jarenlang – als helpdesk - beantwoorden van vragen van familieonderzoekers uit binnen- en buitenland, heb ik bovendien een schat aan informatie opgeslagen, informatie die nog steeds wordt aangevuld. Predikant U denkt misschien, hebben dominees niets anders te doen? Jazeker, ik heb in de jaren zeventig/tachtig één gemeente gediend, maar ben daarna vooral actief geworden in bijbelonderwijs. In dat verband heb ik
De schrijver stelt zich voor
een aantal jaren meegewerkt aan de totstandkoming van een zestien-delige studiebijbel Nieuwe Testament. Daarnaast heb ik bestuursfuncties vervuld in enkele landelijke organisaties, zoals de Evangelische Alliantie en Tear Fund, het huidige TEAR. De laatste twintig jaar voor mijn emeritaat was ik als toerustingspredikant verbonden aan het Zendings-Diaconessenhuis te Amerongen. Tot op vandaag spreek ik in diverse kerken, waaronder enkele keren per jaar in de Dorpskerk te Aalsmeer. Sportief Op het recreatieve vlak heb ik vanaf mijn 12e tot mijn 63e op een behoorlijk niveau gevoetbald in competitie verband. In de latere fase van mijn voetbalcarrière ben ik vijftien jaar actief geweest als KNVB-scheidrechter, afdeling Oost in de tweede, derde en vierde klasse. Muziek Een belangrijk deel van mijn leven wordt gevuld met muziek. Ik heb een zestigtal liederen gecomponeerd en geschreven (of bewerkt), waarvan er verschillende landelijke bekendheid hebben gekregen en waarschijnlijk ook in de Kerk van Monnickendam wel worden gezongen. Na mijn theologische vorming ben ik betrokken geraakt als pianist, componist, tekstdichter en spreker bij de in de jaren zeventig zeer bekende gospelformatie The Lighters, waarmee ik van 1968 tot 1976 door Nederland en Europa ben getrokken. Ruim zeshonderd optredens, waaronder radio- en tv-programma’s van de EO en de NCRV. In Monnickendam zijn we nooit uitgenodigd, helaas. Ik was in die fase van mijn leven een aantal jaren werkzaam in de
medische sector. In januari 1977 werd ik in Enschede bevestigd als predikant. U ziet, een rijk gevuld leven, waarvoor ik mijn vrouw en mijn twee zoons zeer dankbaar ben. We waren in februari van dit jaar 50 jaar getrouwd. Jaarboek Vanaf 1992 schrijf ik artikelen voor het jaarboek, inmiddels zo’n 1750 pagina’s. Zolang de gezondheid het toelaat hoop ik daar mee door te gaan want de geschiedenis van de stad heeft nog steeds mijn belangstelling. Aan inspiratie en onderwerpen geen gebrek. De prijs de ‘Monnick’ die ik in 2015 voor mijn schrijfwerkzaamheden kreeg, herinnert mij dagelijks aan de stad aan het water. Verleden, heden, toekomst Kijk ik tot slot terug op mijn leven. -Theologisch gaat mijn belangstelling al heel wat jaren uit naar de woorden in de bijbel over de toekomst, het einde van de geschiedenis op aarde want die komt steeds dichterbij. -Het verleden heeft mijn aandacht via de geschiedenis van ons land vanaf 1550, in het bijzonder het wel en wee van deze stad aan het water, Monnickendam. -De liederen die ik vanuit geloofsperspectief heb mogen schrijven verbinden het verleden met de toekomst. Ze bemoedigen christenen vandaag om pal te blijven staan in de hectiek van het leven en de geschiedenis van deze aardbol. De inhoud vormt een onwankelbare basis, in leven en sterven! Via Youtube kunt u mijn liederen beluisteren. Ds. C.A.E. Groot, emeritus predikant Barneveld caegroot@ziggo.nl
185
Monnikendam tijdens de watersnood van 1916 Door Marten Horjus
Inleiding Mosterd na de maaltijd? Is er in het herdenkingsjaar 2016 nog niet genoeg over de watersnoodramp van 1916 gezegd en geschreven? Het is maar net hoe het is gezegd en geschreven. Ten behoeve van de thema-rondleiding heb ik me in 2016 verdiept in de watersnood. Daarbij kwam ik erachter dat de geschiedenis van Monnickendam belangrijk afwijkt van die van de ons omringende dorpen en steden. Een beschrijving van de plaatselijke geschiedenis voegt veel toe. Het gezegde en geschrevene over onze stad was daarnaast verspreid over tal van bronnen. De zaak moet maar eens inzichtelijk op een rijtje gezet. Wil de les van de geschiedenis goed vallen, dan moet die op maat gemaakt, op maat van de Monnickendammer in dit geval. De overkoepelende geschiedenis is zeer goed beschreven in het boek ‘De Waterwolf in Waterland’ door D. Aten en F. Wieringa. Waar dit relevant is, gebruik ik informatie uit dat boek met als bron vermelding (WW, blz. xy). Dit artikel dient als aanvulling op het boek te worden gezien met als focus de situatie in Monnikendam. Diederik Aten heeft met raad en daad advies gegeven bij het schrijven van dit artikel, waarvoor mijn dank. Ik heb er voor gekozen om de geschiedenis van dag tot dag te beschrijven. Doel hiervan is om de watersnood dicht op de huid van de lezer te brengen. Het boek van Hendrik Gras, ‘De dijk bezweken’, geeft als het ware een ooggetuigenverslag en is daarbij van grote dienst. Twee regionale kranten berichtten regelmatig over de toestand in Monnikendam. Vooral de correspondent van Schuitemakers Purmerender Courant schreef van tijd tot tijd zeer beeldend. De Goedkope Purmerender Courant was vaak wat zakelijker, maar gaf ook ruimte aan kritische geluiden. Waar ik uit die kranten put, wordt de krantennaam afgekort weergegeven met de datum: (SPC, 31 jan.) of (GPC, 21 jan.). Het lezen van de kranten was een grote bron van vreugde. Het taalgebruik en de context van de gebeurtenissen schetsen een prachtig tijdsbeeld. Via de krantenviewer van het Waterlands archief kan dat bovendien thuis van achter de keukentafel. De hele geschiedenis speelde zich af in 1916. Toen heette onze stad nog Monnikendam, zonder ‘c’. Waar passend, zal ik die naam gebruiken. Geciteerde taal uit 1916 en andere originele bronnen geef ik cursief weer. 186
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
10 januari 1916 Het stormt al een tijdje, maar niemand is ongerust. De Waterlandse zeedijk ligt er al sinds 1675 ongebroken bij. In 1825 was er wel een overstroming geweest, maar dat lag aan de ‘beer van Durgerdam’ , een gemetseld verdedigingswerk dat in de dijk was gemetseld en onderspoeld was. En ja, in Katwoude was de dijk toen ook gebroken. De dijk was in 1895 nog uitgebreid onderzocht en in prima staat bevonden. Jaarlijks wordt er onderhoud aan uitgevoerd door de vertrouwde, (voorheen) Monnikendammer aannemer W. Blankevoort. Als de dijk door klink is gedaald wordt die weer keurig op +3.20 m. boven NAP gebracht (WW, blz. 101). De normale vloedstand was 0,25+ NAP. Het oude record was +2,66 NAP uit 1883. (lezing D. Aten, 24 februari 2016) Dinsdag 11 januari en woensdag 12 januari 1916 Door het stormachtige weer van de laatste weken is het waterniveau in de Noordzee en Zuiderzee 60-70 cm hoger dan gebruikelijk. Toch blaast een zuidwestenwind op 12 januari het zuidelijke deel van de Zuiderzee nog droog. Het regent wel veel en daardoor zijn de dijken doorweekt. Donderdag, 13 januari 1916 Er steekt een storm op uit het noordwesten en die stuwt het water uit de zeer goed gevulde Noordzee zuidwaarts. Een kleine depressie in de zuidelijke Noordzee 187
verhindert de afvloed door het Kanaal. Normaal ontstaat er in diep water een onderstroming waardoor de stijging binnen de perken blijft, maar in de ondiepe Zuiderzee stelde dat nivellerende effect weinig voor. De afgelopen dagen was het water snel weg gestroomd, nu kwam net zo snel ook weer terug. In de avond stijgt het water dramatisch snel. Jan Veltrop (geb. 1898) schrijft: ‘Er werd verhoogde dijkwacht ingesteld. Mensen die aan de dijk werken werden er met ladders, touwen en dekzeilen op uitgestuurd. De materialen lagen in het dijkmagazijn opgeslagen.’ (een gebouw op de dijk aan het eind van het Zuideinde, MH). ‘In korte tijd was de kale kleiperk (tegenwoordig het Galgeriet, MH) onder gelopen. Het zeewater stroomde de buitenkant van Monnickendam binnen, de vloed kreeg geen gelegenheid in eb omgezet te worden en zo stapelde zich vloed op vloed. Om ’s avonds 10 uur kwam het water over het Zuideinde. Om kwart over 10 kwam het de winkel van mijn ouders binnen. (Zijn ouders hadden een slagerij op Zuideinde 14, nu slager Spronk. MH) Er waren die dag 3 varkens geslacht en binnen de kortst mogelijke tijd hingen die met de koppen in het water. We moesten het meubilair en de kachel naar de opkamer brengen.’ (Herinneringen aan oud Monnickendam, pag. 9) Hendrik Gras schreef beeldend in ‘De dijk bezweken’ over deze momenten: ‘Zuigend streek de wind door reten en kieren ; bulderend vlaagde hij door den schoorsteen. Het was een geloei en een getier om het kleine huisje, alsof het beslopen werd door groote troepen huilende wolven, en heel in de verte klonk het klagend gebrul van de zee, die in schelle wanhoopskreten haar doodsangst scheen uit te schreeuwen.’ (blz. 44, 45). Vrijdag 14 januari 1916 Na middernacht werd de hoogste waterstand in Monnikendam gemeten: +2,87 NAP, exclusief golfslag en golfoploop. En dan te bedenken dat het doodtij was. Bij springvloed zou het water nog veel hoger hebben gestaan! Het water liep in een 20 cm hoge vloed over de dijk de huizen in. Jan Veltrop’s vader had nota bene nog met een bezem geprobeerd het water weg te krijgen. In de huizen aan de ‘binnenkant’ van het Noordeinde en Zuideinde werden de voordeuren open gezet om het water binnen te laten en de achterdeuren om het te laten wegstromen. Tegenhouden had geen zin. Dat zou, door de druk van het water, schade aan de gevel kunnen geven. (De peilschaal waarop de stand is aangegeven staat in het Zuiderzeemuseum.) De correspondent uit Monnikendam in SPC van 16 januari geeft een ander moment voor de vloed: ‘Om twee uur in de nacht donderdag op vrijdag werden de bewoners van Monnickendam die zich, geen onheil vermoedende, aan de binnenzijde van de Noorder IJ- en Zeedijk, door hunne overburen gewekt, wegens gevaar van onderloopen, daar het water reeds boven noodpeil was gestegen.’ 188
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
De dijkvakken die richting oost-west lagen dwars op de richting van de stormvloed: in Katwoude bij de ‘hoek van de Noord’ (paal 18) en in Zuiderwoude vanaf de Gouw tot de hoek bij de Nespolder (paal 25-27). De dijkstukken zonder voorland hadden het meest te lijden. Het water stond tot aan de kruin van de dijk en de golven sloegen over de dijk. Aan de buitenkant waren de dijken bekleed met basaltblokken, maar aan de binnenkant was er een grastalud. Dat talud liep in één keer ongeveer 4,5 meter steil af naar de sloot erachter. De weg lag toen nog boven op de dijk en niet op een ‘berm’ achter de dijk. De steile binnenkanten van de dijk raakten verder doorweekt. Er werd geprobeerd om met ‘dijkzeilen’ de schade te beperken. Het was tevergeefs. De dijk scheurde vaak langs het soms wel een meter dikke grindpakket van de wegverharding Om 03.00 uur zakten in Katwoude de eerste stukken in de dijksloot. Alleen de buitenkant van de dijk stond nog overeind. Het was een kwestie van tijd voor die het zou begeven.
In Katwoude ontstond een doorbraak over een lengte van 120 meter.
Om 03.30 uur was de waterstand op zijn hoogst. In Katwoude werd 3.02m+ NAP gemeten. De hele dijk zag wit van de schuimende golven. (Dijkgraaf Doornenbal van Katwoude) ‘Een stortzee’ maakte dat de dijken definitief doorbraken. Het water stroomde met veel geweld het achterliggende land binnen. Dijkgraaf Doornenbal ging op weg naar Monnikendam om per telegram alarm te slaan. Onderweg kwam hij burgemeester Versteeg van Monnikendam en Katwoude tegen. Versteeg had Commissaris van de Koningin Roëll al gewaarschuwd.
189
Hendrik Gras beschrijft de doorbraak bij Zuiderwoude als volgt: ‘Een breede vloedgolf, als een met bovennatuurlijke kracht weggespoten waterstraal, stortte zich het land in. Door de grauwe opening van den dijk scheen een monster te kruipen, gestoken in de witgeschubde metalen rusting van een middeleeuwsch ridder. Een monster met breeden kop en een lang, smal lichaam, dat voorzien scheen van duizenden armen, die, helder afstekend tegen de zwarte aardklonten, om zich heen grepen als reuzenpolypen. Het siste naar beneden en gleed den polder in, wegpersend wat het ontmoette, uitzuigend den veenbodem, die in groote klonten opbolderde. Daar verdeelde het zich in een ontelbaar aantal slangen, die vooruitschietend met de snelheid van den bliksem, allen bezield schenen met dezelfde vernielingswoede van het groote monster, waarvan ze zich hadden losgemaakt. Kronkelend door slooten en greppels baanden ze zich een weg landwaarts in, zoodat het water bruiste en borrelde tegen de kanten der voetpaden en opstoof tot over de weilanden en over de wegen. En steeds hield het monster zijn zelfden vorm, zijn zelfde grootte, en steeds weer scheidden zich kronkelende slangen af, die alles overplasten. Groote brokken bazalt werden tegelijk met ontzaggelijke aardklonten en grintstukken weggeslingerd. Al breeder werd de dijkopening, al grooter werd het monster.’ (Blz. 58, 59) De dijk bij Zuiderwoude was ook om 03.30 uur bezweken onder ‘de stortzee’. Over een lengte van 2,3 km was ze zwaar beschadigd en er zaten 10 gaten in met een totale lengte van 350 meter. Op tal van andere plaatsen langs de dijk was het bij afschuivingen gebleven.
190
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Jan Veltrop beschrijft zijn tocht naar Katwoude die nacht: ‘Wij als jongens trokken een stuk Katwoude in. Een jonge boer reed op een los paard de erven van de boerderijen op, de man was Nanning de Vries. Ik hoor hem nog roepen: ’Nood, mensen, nood. Bij de hoek van de Noord is de dijk doorgebroken...’ ‘Bij volle maan zag ik het water als een witte mist opkomen.’ De SPC van 2 februari 1916 zingt op de voorpagina de lof over de heldendaden van Nanning de Vries, aanbevolen. In de loop van de nacht zou het water een beetje zakken. Het stond niet meer hoog genoeg om over de het Zuideinde en Noordeinde te spoelen, maar nog wel hoog genoeg om zich met kracht door de ontstane gaten in de dijk te persen. Het water in de grachten moet in de loop van de nacht zijn gaan stijgen. Jan Veltrop: ‘Morgens vroeg zagen we bij de brug van Tol de Monnickmeer onderstromen. Als een waterval stroomde het water de diepe polder in en in minder dan geen tijd stonden de boerderijen tot de dakgoten in het water.’ (blz. 10). ‘Toen het begon te dagen kwamen gansche kudden levend vee Monnikendam binnen, gevolgd door wanhopige eigenaren en huisgenooten. In één woord ’n hartverscheurende toestand.’ (SPC 16 jan). Voor zover te achterhalen valt, komen er die dagen zeker 300 vluchtelingen uit de omliggende dorpen de stad binnen. Ook zijn er volop evacués uit ‘laag’ Monnikendam. De droge delen van de stad moeten plaats bieden aan in totaal ongeveer 600 mensen extra. (Zie het overzicht hierna, vermeld bij 17 januari). Reddingbrigades maken zich op om naar Zuiderwoude te gaan om mensen van zolders te halen. En waar moesten de gevluchte boeren heen met hun koeien? Koeien kunnen in de kerk, dat wist men nog van 1825. De kerken liggen in heel Waterland vaak op een oude terp en blijven dus droog. Burgemeester Versteeg vroeg het kerkbestuur of de koeien in de Grote Kerk mochten staan. De kerkvoogden wezen zijn verzoek af. Het risico op grote schade aan de kerk was niet ondenkbeeldig. De burgemeester moest een oplossing bedenken en wilde tot vordering overgaan toen Korthals Altes, lid van Provinciale Staten, arriveerde. Hij stelde zich persoonlijk borg voor eventuele schade aan de kerk. De kerkvoogden gingen vervolgens akkoord. Er stonden in totaal maar liefst 1700 in de kerk! (WW blz. 60). In een kerk van 67 x 29 meter, 1863 m2 dus, kan je die nooit kwijt. Ze kunnen er dus nooit tegelijkertijd hebben gestaan. De relatief nieuwe Rooms Katholieke kerk (1900) bleef verschoond van koeienstalling. In de R.K. bewaarschool werden wel koeien gestald. 191
De koeien waren er niet best aan toe: ze stonden al een paar maanden op een warme stal en werden pardoes de stormachtige nacht ingejaagd, soms tot de buik in het ijskoude water. Sommige dieren waren al uren niet gevoerd of gemolken en loeiden door de kerk dat het oordeel was. Veel koeien hadden zout water gedronken en hadden buikloop. De ammoniakdampen tastten het stucwerk en het orgel aan. Alle beschikbare hooi moest naar de kerk om de beesten te voeren. (‘Doodmoede paarden voeren mestkarren met hooi aan.‘ SPC,19 jan). En de mest moest afgevoerd, daarvoor was stro nodig. Het moeten in de kerk heftige tijden zijn geweest. Veel dieren hebben de watersnood niet overleefd. In Waterland zouden 600 koeien verdrinken. Van schapen, kippen, varkens zijn geen cijfers bekend.
De R.K. begraafplaats lag op de rand van de Monnikmeer en was vooral aan die kant ten prooi gevallen aan het water. Tientallen lijkkisten uit de (lager gelegen) graven 2e klasse werden los gespoeld en dreven in de Monnikmeer. Ze werden met roeiboten opgehaald en op de droge algemene begraafplaats herbegraven. Maar toch vond men later afgedreven kinderkistjes terug bij Broek in Waterland. (lezing D. Aten; Brinkkemper, blz. 126). De eerste tram op 14 januari vanuit Amsterdam bracht het tot Broek in Waterland. Een passagier ging lopend verder en werd letterlijk door de dood bedreigd van het snel achter hem wassende water, waar hij uiteindelijk tot de knieën door waden moest. (SPC,16 jan). 192
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
De eerste tram vanuit Edam keerde halverwege terug. (GPC,16 jan). Om 12.00 uur in de middag begon het water vanuit de Katwouder doorbraak over de Lagedijk te stromen. Om 14.30 uur liep het water over de Kloosterdijk. De twee overstromingen bereikten elkaar. Monnikendam laag als een eiland in een zee van zout water. De gasfabriek viel door de overstroming direct uit. De vuren die de oven verhitten, werden door het water gedoofd. ’s Avonds is er geen straatverlichting en mensen kunnen niet meer op stadsgas koken. Niet iedereen heeft meer een petroleumlamp of petroleumkookstel. Er moest volop worden geïmproviseerd. Het duurde volgens de correspondent in de SPC van 19 januari nog tot de avond van de 14e januari tot de lagere delen van Monnikendam onder water kwamen te staan: ‘Wat we reeds Vrijdag schreven omtrent het dreigende binnenwater, werd tegen de avond een jammerlijk feit. Ditmaal was het niet door den stormwind uit het Noordwesten, want de wind was naar het Zuidwesten gedraaid, doch de ramp ontstond uit de in den dijk geslagen gaten….’ ‘Het duurde niet lang of de bewoners van de grachten en laaggelegen buurten, die van den vloed den vorigen nacht verschoond waren gebleven, moesten of vluchten of het bovengedeelte van hunne woning betrekken…..’ Welke delen waren droog gebleven? Dat waren uiteraard de hogere delen: Noordeinde, Zuideinde, Middendam, Kerkstraat en Zarken. Ook het Weezenland en de Niesenoort bleven droog. De hogere delen van het Zonnepad en Lindegracht. (Het water kwam in februari nog hoger te staan dan in deze januari nacht. De foto’s en waterpeilbordjes die in 2016 zijn neergezet geven de stand van februari 1916 aan. Daarover meer als we in februari zijn beland.). Het water nam bezit van Waterland. Een overzicht: 05.30 uur: de Belmermeer, Even voor 10.00 uur: de Broekermeer, 13.00 uur de Buikslotermeer. De Purmerringvaart lijkt ‘een stroom in het hooggebergte’ (WW, blz. 21). Om 15.30 uur bereikt het water de Overweersche polder. Het Hoogheemraadschap Waterland nam op 14 januari binnen enkele uren contact op met aannemer W. Blankevoort uit Haarlem, die was al belast met gewone onderhoud van de dijken. Ook het bestuur van de polder Katwoude deed dit. De opdracht was sluiting van de gaten in de dijk.(WW, blz. 83) Blankevoort nam het werk direct aan, zonder calculaties e.d.: de nood was acuut en zelf had de firma recent enkele financiële tegenslagen gehad. Pieter Blankevoort schrijft in zijn memoires: ‘Gelukkig bracht 1916 redding in den vorm van een watersnood.’……‘Ik zal niet bidden “geef ons heden ons dagelijks brood en zoo nu en dan een watersnood”, doch redding 193
bracht het ons elk geval.’ (Dagboek Pieter Blankevoort, pag. 42). Een donkere stad vol mensen, half overstroomd, bijna iedereen heeft evacués in huis, geen warm eten, loeiende koeien, mekkerende schapen. Er gingen geruchten over doden op Marken, over heldendaden, mensen met schapen samen op zolder. Er gingen verhalen over mensen die uitgeput neervallen in de hooiberg terwijl hun schapen ronddrijven in een schuit. Over koeien die de bedstee in zijn gevlucht. ‘Er was iets angstigs in die omgeving, met de gedachte dat het water wassende was, waartegen niets te doen viel. Te ontloopen is het niet; waar men zich wendde, overal het water.’ (SPC,16 jan) Zaterdag 15 januari 1916 De nacht verliep rustig, men ‘kon de vermoeide leden ter ruste strekken en de zenuwen ’n weinig kalmeren’. De volgende ochtend was het water een beetje gezakt. De Kloosterdijk was weer zichtbaar en ook aan de grachten viel enige daling van het water waar te nemen. (SPC,19 jan) Later die dag steeg het water weer en dat leverde een bruisende, schuimende watervloed op bij café Bellevue (aan het lage deel van het Noordeinde, tussen de twee sluizen). Het geraas was tot op honderden meters afstand hoorbaar. ‘Rond de kerk dringen vuile, morsige koebeesten samen, klagelijk loeiend. Dier-lijken spoelen aan. Ze worden op karren geladen. De karren blijven vervolgens staan, want waar moet men hen met de vracht? Alles staat immers onder water. ‘ ‘Langs de vestingbermen dwaalden kudden blatende schapen en moederzeugen met halfwassen biggen.’ (SPC,19 jan). De Amsterdamse Stadsreiniging zou op verzoek van burgemeester Versteeg liefst 13 reizen maken om kadavers af te voeren (WW, blz. 66) Er zijn boeren die tevergeefs in de Grote Kerk hun koeien zoeken, ‘want hun veestapel is geheel of gedeeltelijk verdronken. Menigeen staat voor z’n totalen ondergang.’ (SPC,19jan) Een bezoek door koningin Wilhelmina wordt afgelast vanwege het slechte weer. Medewerkers van Provinciale Waterstaat onderzoeken de rampplekken op 14 en 15 januari. W. Blankevoort neemt de opdracht om de dijken te dichten aan. Voor die in Katwoude voor een som van fl. 486.700 en voor de Waterlandse Zeedijk fl. 1.323.000. Hij krijgt opdracht rijshout en steen in te slaan. (WW, blz. 83) De firma Blankevoort zal morgen met 800 man aan het werk ‘tijgen’ tot herstel der gevaarlijke punten. De toon is niet bepaald vrolijk, gevreesd wordt voor nieuwe rampen. ‘Dan zijn we reddeloos verloren, tenzij er tal van stoomboten en andere vaartuigen aanwezig zijn.’ (SPC,19 jan) De polders bij Purmerland lopen onder. Het water staat tegen het Luijendijkje tussen Landsmeer en Oostzaan. 194
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Er volgt ‘Weer een lange, donkere, maar betrekkelijk rustige nacht, met nog voller, door vluchtelingen gevulde woningen’ (SPC,19 jan) Zondag 16 januari 1916 De nacht van zaterdag op zondag verliep rustig. ‘Bij het eerste morgengloren zijn de straten Zondagmorgen al weer gevuld met menschen. Het water is weer opgekomen en café Bellevue dreigt van zijn grondvesten te worden gelicht en weg te drijven’. Karrenvrachten vol zandzakken worden in de ondermijnde plekken gegooid. Bellevue wordt gered.
Een overzichtskaart van het overstroomde gebied
‘Vluchtelingen stromen de stad binnen, beladen met kinderen in dekentjes. Zware zieken worden aangevoerd op geïmproviseerde brancards. Een krankzinnige vrouw die vroolijk lacht bij het ongewone vervoer.’ ‘Zoo kan men zich voorstellen heerscht in ons stadje ’n desolate toestand; de bevolking is meer dan verdubbeld, zoo niet meer dan dat, geregelde maaltijden kunnen niet worden genuttigd, wijl velen van kookgelegenheid ontbloot zijn, nu er geen gas is.’ (SPC,19 jan) Deze dag werd besloten bij de dijkdoorbraken waar voorland aanwezig is, deze te 195
sluiten met ringkades. De gaten zonder voorland moeten worden gedicht met zinkstukken. Blankevoort start een samenwerking voor dit project met van M.J. van Hattum. (WW,83) De waterstanden uit groot-Waterland: Het water breekt met veel kabaal door het Luijendijkje achter Landsmeer. Het water heeft de oostzijde van de Zaan bereikt. De trein tussen Zaandam en Purmerend rijdt voor het laatst.’ ‘Zondagmiddag werd door de militaire wacht alarm geblazen, men vreesde dat de Purmerringdijk bij Monnikendam het zou begeven. De soldaten hielpen het vee uit dien polder naar hier (Purmerend) in veiligheid te brengen.’ (SPC,19jan) Maandag 17 januari 1916 Wilhelmina bezoekt op deze dag Monnikendam alsnog. Ze is tussen 11.00 en 12.00 uur in de stad. Burgemeester Versteeg wachtte Wilhelmina bij de Grote Kerk op. Die stond toen nog vol vee en de koningin nam een kijkje. Ook bezichtigde zij de katholieke bewaar- of kleuterschool, die eveneens als stal diende. ‘Een Marker vrouw vroeg H.M. het eiland te bezoeken. Uiterst minzaam toonde zij haar deelneming en richtte belangstellende vragen tot velen.’ (SPC,19 jan) . Bij de haven aangekomen, werd Wilhelmina attent gemaakt op een peil dat de waterstand tijdens de stormvloed van 1825 aangaf. En bij haar vertrek naar Volendam werd spontaan het Wilhelmus gezongen. Hendrik Gras verwoordt het in prachtige taal:
De Binnendijk
196
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
‘Als door twee rijen trouwe bewakers stapte de Koningin voort, plechtig groetend, naar links en naar rechts, gehuldigd zooals eenvoudige onderdanen hun Vorstin weten te eeren; maar, toen Ze zich zonder vertoon van vorstelijke waardigheid wendde tot dezen en tot dien, toen het diepe gevoel van belangstellende Vrouwe zich van haar meester maakte en haar woorden van troost op de lippen legde, zoo heerlijk van inhoud, daar ze voortkwamen uit het hart, toen ging de eerbied van de bevolking over in diepgevoelde liefde, toen spraken de oogen, en tranen vertolkten, wat er omging in de harten. Toen voelde ieder den band, die er bestond tusschen Vorstin en Volk, tusschen Moeder en Kinderen.’ (De dijk bezweken, blz. 122) In het Waterland Archief bevinden zich de stukken van de Watersnood Commissie Monnikendam (zie beschrijving woensdag 21 januari 1916). Daarin bevinden zich onder andere lijsten van aangekomenen in Monnikendam en de adressen waar deze mensen werden ondergebracht. Llijst aangekomenen in Monnickendam 17 januari 1916 Herkomst volw kinderen families totaal Zuiderwoude/dijk 90 32 9 Katwoude 12 5 12 Overleek 11 1 3 Broek 3 5 laag Monnikendam 19 3 1 Holysloot 1 herkomst niet vermeld 90 101 8 Anna Paulowna 1 Monnikmeer 2 3 4 Kloosterdijk 3 2 Haarlem (!) 1 Purmerend 2 39 Ă 5 pers. totaal 235 150 185 570 De tabel toont een inventarisatie. De lijsten noemen niet altijd de exacte gezinssamenstelling of herkomst van de aangekomenen. Om tot een globale schatting van het aantal personen te komen heb ik de gemiddelde familie begroot op 5 personen. Het gaat om circa 220 adressen. Niet niks voor een stad die in 1915 nog geen 2.400 inwoners telde en waarvan op het moment van telling de helft in het water stond. Het overgrote deel verbleef bij familie en vrienden, maar ik kwam ook als adres tegen het Ned. Hervormde Weeshuis (ruim 20 inwoners van Zuiderwoude), het diaconiehuis (de tegenwoordige Vriendschap, Kerkstraat 33), de Doopsgezinde kerk 197
Onder aan het Noordeinde werden de materialen aangevoerd en in de trein geladen. CafĂŠ Bellevue en de houtzaagmolen zijn rechtsboven op de achtergrond te zien.
en de Naaischool. De ene Haarlemmer in het overzicht zou natuurlijk heel goed aannemer Willem Blankevoort kunnen zijn. Er werden 33 Monnikendammers in Amsterdam opgevangen (WW, blz. 40). Dat scheelde weer een beetje. Op de 17e wordt door Blankevoort een begin gemaakt met de aanvoer van materialen om de dijk te herstellen. Dinsdag 18 januari 1916 Vandaag wordt begonnen met de eerste reparaties aan de dijk! Er wordt ook begonnen met de aanleg van een werkspoorlijn door Monnikendam heen naar de doorbraken De materialen voor dit alles lagen opgeslagen aan het eind van het Noordeinde. Het spoor liep door het Noordeinde, Zuideinde naar de Waterlandse Zeedijk. Eenzelfde spoor liep over de Nieuwendam naar de Hogedijk van Katwoude. Aanvankelijk werd er een rails bovenop de tramrails gelegd, later heeft men de bestaande tramrails verwijderd. (WW, blz. 83) Woensdag 19 januari 1916 In Monnikendam (en Katwoude) wordt een Watersnood Commissie gevormd onder voorzitterschap van burgemeester J. Versteeg jr.. Leden zijn verder: Ds. Milatz (doopsgezind predikant), Ds. Wallien (Luthers predikant), Ds. Van der Zwaal 198
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
(Nederlands Hervormd predikant), Dr. Van Tijen (huisarts), ds. Ubbink (gereformeerd predikant), pastoor Huiberts. Tijdens de eerste vergadering wordt o.a. besloten gratificaties toe te kennen aan K. Snieder (fl. 50,-) en W. Snieder (fl. 40,-) voor de verdiensten bij het verlenen van hulp! Wat hun inbreng was tijdens de hulpverlening wordt niet vermeld. U begrijpt, voor dit alles was geld nodig, veel geld. Bedenkt u dat veel vluchtelingen zo goed als niets mee hadden kunnen nemen. Heel veel mensen zaten door de watersnood bovendien zonder werk en dus zonder inkomen. Er was op korte termijn ook geld nodig om veevoer en ligstro in te kopen voor al die koeien in de kerken. Er was veel gesteggel over de kosten van het voer. Er maakten mensen misbruik van de regeling, want in de chaos van de eerste dagen was niet duidelijk wie precies hoeveel hooi had afgenomen. Gelukkig was er in de vorm van de ‘Algemeene Vereenigde Commissie ter Leniging van Rampen door watersnood in Nederland’, kortweg de AVC. De AVC was in 1861 ontstaan uit een fusie van twee oudere fondsen, was gevestigd in Amsterdam en had nog 300.000 gulden in kas. Die kas werd aangevuld door middel van collectes in het hele land, opbrengst bij elkaar 2,7 miljoen gulden. (WW, blz. 33) Donderdag 20 januari 1916 Een week na de watersnood zijn er al 800 man aan het werk om de dijk te herstellen. (WW, blz. 83) Monnikendam zit vol, dus waar laat je die mensen? Hendrik Gras beschrijft dat er tenten zijn opgericht zijn bij de dijk in Zuiderwoude om de dijkherstellers te huisvesten. Er is een tent om te slapen en een om te koken. Er lagen hele ‘straten’ van takkenbossen, 4 of 5 meter hoog. De takkenbossen waren nodig voor het vlechten van zinkstukken. (De dijk bezweken, blz. 151) Vrijdag 21 januari 1916 Heel belangrijk was ook het herstel van de verbindingen. De Waterlandse tram viel op 14 januari direct uit. De Tramwegmaatschappij organiseerde snel een stoombootdienst. Op 21 januari waren Monnikendam en Edam per stoomboot weer bereikbaar. (WW, blz. 46) Zaterdag 22 januari 1916 In de stukken van de Watersnood Commissie vinden we van deze datum een nieuwe lijst over wie zich waar bevind. In vergelijking met de lijst van 17 januari zijn veel mensen naar elders vertrokken. De lijst van 17 januari betrof naar schatting 570 ondergebrachte personen. Nu zijn het er 81 minder. Het was een heel gedoe om bij te houden waar mensen zich ophielden. Ik heb geen mededeling gevonden dat men verplicht was de verblijfplaats te melden aan de gemeente. De stad was daarentegen klein, de mensen kenden elkaar. Een adresvermelding werd niet altijd nodig geacht, een naam en straat volstonden. De lijst bevat 219 ‘adressen’. 199
Lijst 22 januari Herkomst volwassenen kinderen Families * totaal Zuiderw/Wl. Dijk 65 23 9 133 Katwoude 21 12 3 48 Overleek Oudelandsdijkje 12 6 1 23 Broek in Waterland 11 10 21 Laag Monnikendam 52 30 7 117 Militairen (+fam) 12 6 18 Kloosterdijk 6 3 2 19 Overig 8 1 9 Niet vermeld 57 39 1 101 Totaal 489 *Een familie begroot ik weer op 5 personen. Enkele bijzondere vermeldingen: de familie Blakborn uit Zuiderwoude woont, vader moeder en 8 kinderen, in de Doopsgezinde Vermaning. Er verblijven ook mensen in gebouw Samuel. Er werd financiële steun gegeven aan de verdrevene. De hoogte van het bedrag verschilde. Ik kwam meerdere tarieven tegen: – Fl. 0,50 per volwassene en fl.0,30 voor een kind per dag. Dat leverde een familie van vijf personen per week fl.14,30 op. – Fl.1,00 per volwassene per dag. Voor kinderen < 16 jaar fl. 0,75.Dat leverde liefst fl. 29,75 op voor een gezin. Er kon dus worden ‘geshopt’. Uiteindelijk besloot men in de hele regio één tarief te hanteren: – Fl. 3,00 voor het eerste gezinslid, het tweede f. 2,00 en verder fl.1,00 per week. Dus totaal fl. 8,00 voor een familie van vijf personen. Een alleenstaande kreeg fl. 3,00 per week. Op 22 januari was de Grote Kerk weer leeg. Met schuiten had men de koeien richting Amsterdam gebracht. In verband met de oorlog waren er eerder al plannen gemaakt voor de evacuatie van koeien. (De Hollandse Waterlinie bestond uit het onder water zetten van landerijen. Waar water stond moesten de koeien natuurlijk weg.) Veel koeien werden ondergebracht buiten de overstroomde gebieden. Een belangrijk deel werd verkocht aan Duitsland. In verband met de oorlog en de neutraliteit was het eigenlijk verboden om naar Duitsland vlees te exporteren. Voor de watersnoodramp werd een uitzondering gemaakt. Er werd uiteindelijk flink verdiend aan deze export! Per koe tot wel 30% boven de marktprijs. (WW, blz. 64,65). 200
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Martin Monnickendam tekende een koeientransport. (Stadsarchief Amsterdam)
De kerk was er niet best aan toe. Er hadden weliswaar geen 1700 koeien tegelijkertijd gestaan, maar veel zerken en het koorhek waren beschadigd. De ammoniakdampen hadden het stucwerk op de pilaren en drie gewelven aangetast. (WW, blz60). Schuitemakers courant: het orgel is bedorven. Gedeputeerde Statenlid Korthals Altes vergoedde de schade. Zondag 23 januari 1916 ‘Kalm en effen lag ze daar in den mildglanzenden zonneschijn van den rustigen Zondagmorgen, de groote zee rondom ons stedeke alsof ze der menschheid nooit eenig leed had berokkend, doch slechts ’n lust der oogen geboden van haar ontzagwekkende schoonheid... Velen danken God voor het levensbehoud’. (SPC 26 jan). De SPC van 23 jan meldt dat het water weer wat zakt door de Zuidwesten wind. Iedere editie van de krant maakt melding van de waterstand. Met was zeer beducht voor nieuwe overstroming. Terecht, zou later blijken. Men bezig is begonnen de grachten die door de vestingwallen lopen af te sluiten door er zakken met zand in te gooien. Als de dammen klaar zijn, kan men de stad droogpompen. De toestand begint enigszins ‘normaal’ te worden, melden de kranten. Er is ook optimisme: vooruitzicht op werk! ‘Voor langen tijd en voor vele, vele handen.’ 201
De koningin is weer langs geweest en heeft zich o.a. kort onderhouden met de oudste Israëliet ter plaatse: M. Monnikendam. ‘O, wat is het zoo veel mooier dan in vroeger tijden, toen men de Vorstin niet durfde te naderen en slechts in eerbiedig vreezen tot haar opzag’, schrijft de krant (SPC). ‘Er heerscht een buitengewoon druk verkeer in de straten’. Vrienden en familie komen met de boot hun naasten opzoeken. Er komen ook ‘officiële’ personen langs: de minister van Waterstaat, de opperbevelhebber van leger en vloot generaal Snijders, de commandant van de Stelling van Amsterdam generaal Ophorst , ‘enz. enz’. Ze moeten allemaal weer weg voor de avond, want plaats om te slapen is er niet! Maandag 24 januari 1916 Per telegram wordt de Watersnood Commissie kinderkleren aangeboden (3 – 10 jaar). Het Oranje Kruis stuurt: 70 lakens, 40 wollen dekens, 25 kussens, 60 ‘sloopen’. De Watersnood Commissie heeft een vaarverbod ingesteld voor de overstroomde gebieden. Er was namelijk sprake van plundering uit overstroomde huizen. Op overtreding van het verbod staat fl. 25,00 boete. In het archief zit een lijst met ontheffingen. Met name mensen uit de ondergelopen gebieden kregen een ontheffing. Er werden ook pasjes uitgegeven om zich in ‘door politie of militairen afgezette terreinen’ te begeven. De lijst van afgegeven pasjes bevat 424 namen. (Archief Watersnood Commissie). De herstelwerkzaamheden aan de dijk zijn volop begonnen. Blankevoort verwacht tweeëneenhalf tot drie maanden nodig te hebben voor herstel van de dijk, zo meldt de SPC. Woensdag 26 januari 1916 De grachten die door de vestingwallen lopen zijn afgesloten. In principe kan er begonnen worden met het leegpompen van de stad, maar het water stijgt dusdanig dat het over de vestingwallen stroomt. Daar worden nu kistdammen gemaakt om de vestingwallen op te hogen. De SPC van 26 januari: Bijna elke burger heeft vluchtelingen in huis. In het Weeshuis verblijven 38 verweesden bij Steffen Klein (de binnenvader); in het Luthers Weeshuis bij mej. A. Strooman (Zuideinde 33) drie mensen. Naast vluchtelingen zijn er ook soldaten en werklieden van aannemer Blankevoort in de stad. Jan Veltrop spreekt over grondwerkers uit Brabant en Gelderland. Er staan barakken op het ‘landje van Balk’ en voor Hulpbetoon. De barakken worden ‘volgestouwd’ met grondwerkers (Veltrop,blz11). De arbeiders slapen in ledikanten en hangmatten. Verscheidene van deze mensen kregen verkering in Monnickendam en bleven (getrouwd) hangen in de stad (‘Tempelmannen, Bultmannen, Geldermannen’, volgens Veltrop). Het ‘Landje van Balk’ stond blijkbaar niet onder water. De Watersnood Commissie stuurt een brief aan de Commissaris van de Koningin 202
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
met het verzoek een barak te leveren voor de verpleging van zieken. Door het slechte weer en de ontberingen waaraan de vluchtelingen, de bevolking en het werkvolk zijn blootgesteld, is het aantal zieken groot. Bij de doorbraken bestaat grote kans op ongelukken door het geïmproviseerde karakter en de niet in dit werk geschoolde arbeiders. Er wordt dankbaar gebruik gemaakt van de mogelijkheid patiënten naar Amsterdam te sturen, maar de meesten hebben slechts 1 à 2 weken verpleging nodig. De barak van het Witte Kruis staat buiten de ‘vestingwering’ en is door het hoge water onbruikbaar. Er zijn drie van dergelijke ‘gevallen’ (longontsteking), die bij particulieren zijn ondergebracht. Er wordt ook om verplegend personeel gevraagd. In de krant wordt voor het eerst melding gemaakt van toeristen. ‘De stad is overbevolkt’. Naast alle menselijke drukte wordt er ook nog materiaal voor het dijkherstel aangevoerd. Opgelucht en tevreden constateert de krant dat er geen voedselschaarste heerst. De boot uit Amsterdam voert voedsel aan. De bootdienst van de Moes (de Tijdgeest) en de Broeker melkboot (Antoinette) varen op Amsterdam naast die van de Noord-Hollandse Tramweg-Maatschappij. (Veltrop, blz. 11)
De draaibrug (nu ‘Bernardbrug’) met een van de stoomboten op de achtergrond.
203
Nu de eerste nood voorbij is, ontstaat er ook weer ruimte voor andere gedachten. In de krant staat een poëtisch verslag over het eerste sneeuwklokje en primulaatje in een droog gebleven tuin in Monnikendam. Stichtelijke woorden werden ook snel gevonden. ‘O, zeker, de ramp is ontzettend, maar ze heeft ook zoveel naastenliefde aan het licht gebracht, dat het haast een zegen lijkt en voor enkele stugge, niet te ontdooien gemoederen, een treffend voorbeeld.’ Donderdag 27 januari 1916 De Watersnood Commissie richt vijf sub Commissies in: huisvesting en registratie, Oranje Kruisarbeid, ziekenverpleging en verstrekking van bedden, sub Commissie voor verstrekken Burgemeester Jan Versteeg jr. van levensmiddelen, financiële vergoeding voor de opname van vluchtelingen, voor veevoer, registratie en schadevergoeding. (Uiteindelijk zou de Monnikendammer Watersnood Commissie 20.900 gulden krijgen van de AVC) . Blijkens de notulen werd het er in de Commissie van tijd tot tijd stevig gediscussieerd. Een enkele keer werd zelfs met opstappen gedreigd. (Notulen Watersnood Commissie). De Christelijke School is weer open. De kinderen moeten door de tuin van de ‘Diaconie’ om het gebouw te bereiken. Openbare school is nog niet open, daar zitten nog evacués in, net als in het ‘nonnenhuis’. (SPC) Zondag 30 januari 1916 Met centrifugaal pompen is het verwijderen van water uit de stad begonnen, de kistdammen staan. Maar de vestingdijkjes blijken poreus! Het water sijpelt er doorheen vanwege de vele boomwortels die er in de grond zitten. Een doorbraak wordt gevreesd. Herstel aan de dijkjes is nodig (SPC). De lagere delen van de stad zijn nog niet droog (GPC). De bevolking snakt naar goede verlichting. In het donker botsten op straat de mensen tegen elkaar. Veel mensen bezitten geen petroleumlamp meer. Noord- en Zuideinde krijgen ‘eerstdaags’ weer straatverlichting. Vanaf de doorbraken bij Katwoude tot aan die bij Zuiderwoude is er elektriciteit gekomen. In de krant wordt de locatie aan de Waterlandse zeedijk vaak aangeduid als ‘bij Uitdam’. Een grote 204
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
‘batterij’ staat bij de voormalige Noordeinderpoort. Er heerst grote drukte in de stad ‘alsof er kermis ophanden’ is! Vluchtelingen, werklieden (maar liefst 2000 man werken aan de dijk) , maar ook ‘Groote scharen’ belangstellenden bevolken de straten. Sommige families herbergen twaalf logees. In Zuiderwoude worden de ‘hardnekkigste veehouders’ gedwongen het dorp met hun vee te verlaten. Alle inwoners van Zuiderwoude (348) zijn er nu vertrokken. Zodoende komen er ruim twee weken na de dijkdoorbraak nog steeds nieuwe vluchtelingen de stad binnen. Anderzijds zijn er families uit Katwoude die weer naar huis trekken! Blijkbaar is het in het noorden iets droger. De burgemeester vaardigt het verbod af om over de Edammer Jaagweg te rijden. Men is blij met Burgemeester Versteeg. Van alle zijden wordt de loftrompet over hem gestoken. Dynamisch en in het eerste jaar van zijn burgemeesterschap al zo een moeilijke taak. Hij kende de gemeente goed; hij was gemeentesecretaris van 1900. Vorig jaar was er nog een 78 jarige burgemeester (H. van Aken, 1891-1915). ‘Want de ellende ware niet te overzien geweest’. ’Elk oogenblik klinkt het bekken van de omroeper door de stad, om nu deze en dan gene maatregel bekend te maken.’ (SPC, 30 jan).
Op deze krantenfoto trekt een stoomboot twee bakken (met zand?) door de Broekervaart.
Buiten de Noordeinderpoort ligt veel materiaal voor het aan te leggen spoorlijntje. De plaatselijke werkverschaffing vlecht rijshout voor de zinkstukken. De GPC plaatst op 30 januari een verslag van een correspondent van ‘N v d D’ (Nieuws van de Dag) van 26 januari. De correspondent voer naar het gat bij Zuiderwoude. Het was laag water op zee en het water stroomde met grote kracht door het gat in de dijk weer naar buiten. Bij vloed zal het water weer naar binnen stromen en het gat wordt alleen maar dieper en breder, meent de schrijver. Er wordt een spoor over de dijk aangelegd. Rijshout is al ter plaatse. In het Waterlands Huis op de Zarken is een ‘teeken- en administratiebureau’ ingericht door Blankevoort en het Hoogheemraadschap Waterland. Als hij wordt geïnterviewd vertelt Cornelis Blankevoort: bij Uitdam is 2000 meter dijk beschadigd en verzakt met in totaal 5 gaten. 205
Bij Katwoude is 800 meter beschadigd met een gat van 160 m. Er is direct begonnen met herstel, daags na de ramp. Een aanbesteding is niet afgewacht. Het opnemen van de schade alleen al zou een maand tijd nemen. Bovendien is niet in te schatten hoe diep de uitgespoelde gaten zijn. Het risico dat gedaan werk alsnog wegspoelt, maakt een begroting van het herstel heel moeilijk. Dinsdag 1 februari 1916 Een eerste zinkstuk is afgezonken in een van de gaten van de dijkdoorbraak bij Zuiderwoude. Aanvankelijk vlotte het werk maar moeizaam: koud weer en harde stroming in de diepe doorbraken. Soms ook was het zo laag water dat materiaal niet over zee kon worden aangevoerd! Door de mobilisatie is bovendien het moeilijk om ervaren dijkwerkers te vinden! De stenen voor het afstorten op de zinkstukken moeten uit Duitsland komen en door de oorlog gaat dat moeizaam. Woensdag 2 februari 1916 De trein naar de plaatsen van de dijkdoorbraken heeft voor het eerst gereden. De gemeente legde de maximum snelheid vast op 5 km/u en stelde regels in: als de trein door de stad reed moest er voor de trein uit een man met een rode vlag lopen. De machinist moest voortdurend bellen en op de hoek bij de Speeltoren moest ook steeds een man met rode vlag staan om het publiek te waarschuwen als de locomotief naderde. Gewoon verkeer over de dijk is nu niet meer toegestaan. Het bezichtigen van de doorbraak is dus veel moeilijker. Afgelopen week braken twee mensen een been: de vijftigjarige vrouw van J. van Dijk en het dochtertje van K. Kaars. Ze zijn naar Amsterdam vervoerd. De oorzaak ligt op straat: die is namelijk opgebroken om rails aan te leggen. Overal liggen losse stenen. Door het water zitten er gaten in de weg. Er liggen plankjes en trapjes om slechte plekken te omzeilen. Straatverlichting is er niet of nauwelijks, petroleumlampen en walmende toortsen bieden weinig soelaas. (SPC, 2 febr). ‘t Kan niet anders; ‘t is de risico van een dijkbreukramp’ , concludeert de lokale SPC correspondent. 206
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
De centrifugaal pompen van een stoommachine malen. Het water in de stad zakt. De bewoners van de lage delen van de stad beginnen weer hoop te krijgen dat ze naar huis kunnen. Een Franse handlezeres, M. de Thèbes, voorspelde op 11 januari 1915 al de watersnoodramp in Holland. De krant complimenteert haar met haar vooruitziende blik. (GPC,2febr) Zondag 6 februari 1916 De laaggelegen delen van Monnickendam zijn weer droog. De huizen hebben 20 dagen in het water gestaan. ‘De huisvrouwen kunnen aan het baggeren gaan.’ De krant spreekt haar verbazing uit over het vele, vieze ‘slip’! (SPC, 16 febr). Kerken raken weer leeg ‘Het vee is zo zachtjes aan vertrokken’. ‘De Ned. Herv. kerk zal weldra haar vuil kleed hebben afgelegd’, maar het orgel lijkt inderdaad fors beschadigd. De waterbak bij de Grote Kerk is nog intact (‘heeft glansrijk haar oude roem gehandhaafd’) en levert nog goed drinkwater. De waterbak op de Koemarkt (Beestenmarkt) is vervuild (‘door het intrappen van vee’). Ze wordt schoongemaakt en klaar gemaakt voor hergebruik. (SPC). Ene mevr. K. is door het huisvesten van vluchtelingen zo overspannen geraakt dat ze is afgevoerd naar het OLVG in Amsterdam. ‘We hopen dat ze haar liefdadigheid niet met de dood hoeft te bekopen.’ De gasfabriek is ook weer drooggevallen. Naar verwachting duurt het nog wel een tijdje voor die het weer doet.(SPC) ‘Het Noord- en Zuideinde verkeert in een ware revolutie-toestand. Overal liggen hooge zandbarricades voor het leggen der rails en ’t stratenherstel.’ De tramrails van de Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij worden verwijderd t.b.v. het leggen van de rails voor de werktrein. Basalt kan niet per boot naar de dijkgaten vervoerd, maar ligt bij stadseinden Noord- en Zuideinde. Dat moet per spoor en het is onduidelijk wanneer dat spoor klaar is. De correspondent van de SPC is kritisch: er is veel werkvolk van buitenaf aangetrokken, terwijl er hier genoeg werklozen zijn. ‘We hoopen echter dat er voor onze nu werkloze stadsgenooten ook bezigheden zullen gevonden worden, want het hemd is ons toch nader dan de rok.’ Het AVC stuurt op 8 februari een schrijven rond aan de Watersnood Commissie: f. 0,50 voor een volwassene. Fl. 0,30 voor een kind per dag is te veel. De nieuwe richtlijnen zijn: 1e gezinslid fl. 3, 00 per week, 2e gezinslid fl. 2,00 per week, verdere gezinsleden fl. 1,00 per week. 207
Woensdag 9 februari SPC: Uit Monnikendam komt het bericht van ‘strandvondst’. De correspondent vraagt zich af van welke verarmde Waterlander het ‘interessante materiaal’ afkomstig kan zijn . Het ging planken, deuren en alles wat verder rond dreef. ‘Reeds een week lang rijden de gansche dag bespannen karren aan’ die het spul aanvoeren. Het ligt opgetast bij de voormalige Noord- en Zuideinderpoorten. Nu de stad weer droog is kunnen regenputten worden leeggepompt, schoongemaakt en ontsmet. Ook de aanvoerende regenpijpen moeten een beurt krijgen! Er hadden kadavers rondgedreven, beerputten waren overstroomd, begraafplaatsen waren weggespoeld. Het was een smeerboel! Slib, vuilnis. Mensen die op bovenverdiepingen schuilden konden de po alleen legen door die uit het raam te kieperen. Ratten hadden ook hogerop een veilig heenkomen gezocht! Na verloop van tijd was daar niets meer voor hen te eten. Ze verhongerden. Dus lagen er verhongerde ratten. Voor het ontsmetten werd ‘creoline’ gebruikt, een teerderivaat dat ook gebruikt werd voor het ontsmetten van kippenhokken. De huizen moesten eerst flink worden droog gestookt en geventileerd. In sommige gevallen werd zelfs geadviseerd ook vloerplanken te verwijderen zodat de kruipruimte kon drogen. (WW,blz.89) GPC 9 febr.: in de gasfabriek is een ‘bovengrondse oven’ aangelegd waarvan men hoopt dat die binnenkort weer gas zal kunnen leveren.
Het Zonnepad
208
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Vrijdag 11 februari 1916 Vanuit Delft bezoeken 69 leerlingen, aanstaande ingenieurs, van de technische school met hun leraar en twee Amsterdamse hoogleraren de stad om naar het herstellingswerk te komen kijken. ‘In het Doelenhotel werd geluncht en eerst laat in den middag keerde het gezelschap terug.’(SPC,16febr). De SPC bericht verder. De poreuze vestingdijkjes blijven een punt van zorg. De heren Blankevoort en van Hattum doen al het mogelijke om een nieuwe overstroming van de stad te voorkomen. ‘Dag en nacht wordt er gepompt en de stoomcentrifugaal gonst je gedurig door de hersens als ’n zwerm bromvliegen in Juni. Het blijft pompen of...’ Dat de trein met materialen rijdt, wordt in de stad goed gevoeld: ‘In angst en beven voor ingestorte huizen zag men …… den materialentrein door de stad gaan, want alles schudde en wankelde. In sommige muren kwamen scheuren en van enkele gevels verzakten zichtbaar ramen en deuren.’ In het Zuideinde staan veel oude, kleine percelen. Als de trein gelijkmatig rijdt, gaat het beter, constateert de krant. Zondag 13 februari 1916 De SPC van 13 februari bevat geen nieuws uit Monnickendam. Was de rust weergekeerd in de stad? Maandag 14 februari 1916 De plaatselijke Watersnood Commissie stelt een nieuwe lijst op met tijdelijk gehuisvesten bevat slechts 31 regels. Dit maal werd de herkomst slechts enkele keren vermeld. Afgaand op de familienamen zaten er nog veel inwoners van Zuiderwoude tussen. De familie Blackborn (met ‘c’) met 8 kinderen wordt dit keer gelokaliseerd in de ‘Joodsche school’. Lijst 14 februari Herkomst volwassenen kinderen Families * totaal Zuiderw/Wl. Dijk 3 6 9 Katwoude Overleek / Oudelandsdijkje 3 6 9 Broek in Waterland 3 3 6 Laag Monnikendam Militairen (+fam) Kloosterdijk Overig 4 2 6 Niet vermeld 110 115 225 Totaal 255 Ter vergelijking: op 17 januari betrof het 570 personen, op 22 januari 489 personen. 209
Dinsdag 15 februari 1916 Inmiddels zijn er in de gaten van de dijk al 9 zinkstukken gelegd. Dat is bijna één zinkstuk per dag! Bij gebrek aan stortsteen gebruikte men ook ovenslakken, betonnen dorpels en neuten om de stukken af te zinken. (WW,blz.84) Woensdag 16 februari 1916 SPC:‘ Onder de Zuiderwouders die in Monnikendam zijn gehuisvest gaan stemmen op om voortaan ‘onderhoorigen’ der gemeente Monnikendam te zijn en niet meer van Broek in Waterland. Ze hebben hun en redding aan onze stadgenooten te danken, zeggen ze, en ook is de verbinding naar hier veel meer in hun voordeel’. Dr. van Tijen ontvangt van het Oranje Kruis 5 bedzeilen, 10 thermometers, 2 luchtringen, 4 ijsblazen, en 2 porseleinen ondersteken. De stad is nog steeds droog. Nog wel... De nacht van donderdag 17 op vrijdag 18 februari: DE TWEEDE VLOED! Tijdens een Noordwester storm in de nacht van 17 op 18 febr. breekt om half twaalf de noodkering op de stadswallen op twee plaatsen! Dit ondanks inspanningen van honderden burgers en 25.000 zandzakken. De stad kwam weer blank te staan. Het water staat 50 cm. hoger dan in januari. Veel huizen die in januari droog waren gebleven liepen nu wel onder: het Weezenland en de Niesenoort, de Zarken, de Lindegracht en het Zonnepad. De foto’s en bordjes in het centrum van Monnickendam (binnendijks) geven de waterstand van 18 februari aan. Alleen het Noordeinde, Zuideinde, ‘met Havenbuurt’ en het hogere deel van de Kerkstraat bleven droog.
De Zarken onder water
210
De Zarken was met bootjes bereikbaar. Het Waterlands Huis, hoofdkwartier van het Hoogheemraadschap en de firma Van Hattum en Blankevoort, was wel met droge voeten te bereiken: kruiwagens werden op hun kop in het water gelegd. Boven op de kruiwagens legde men een plankier. Heel vervelend was dat de grote drinkwaterbakken op
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Een foto genomen vanaf de toren van de Grote Kerk
de Zarken ook vervuild raakten met overstromingswater. Monnikendam moest, net als de rest van Waterland, aan het Amsterdamse leidingwater. Aanvankelijk daalde door een Zuidwesten wind het zeewater tot 0,50m -AP. Wel was er sprake binnendijks opstuwing. Later draaide de wind en steeg bij hoog water tot 1.60m +AP (buitendijks). Binnendijks bereikte het peil ongeveer 0,50m +NAP. Dit gegeven klopt met de hoogte die zijn aangegeven op de bordjes die in 2016 zijn opgehangen. Voorts meldt de krant dat ‘de telefonische gemeenschap’ is verbroken. (GPC, 20 febr) Hendrik Gras beschrijft de toestand van die avond en nacht beeldend in zijn boek: ‘Het zeildoek voor het gat (in de kistdam, MH) sloeg weg, aan flarden gerukt door den wind, aan rafels gescheurd door de golven. De planken knapten stuk. De zandzakken werden opgetild en weggesmeten, en een angstkreet steeg op, een angstkreet, die door de huilende windgolf overgebracht werd naar het stille stadje. Een geweldige watermassa schoot over de vesting heen, vernietigend in een enkel oogenblik alles, wat in die bange vijf weken tot stand was gekomen. Een breede vloedgolf baande zich met geweld een weg door de vest. Als een bruisende bergstroom golfde het water langs den binnenkant van de waterkeering naar beneden. Als een moker beukte het tegen de houten loods van de touwslagerij, zoodat het gebouw kreunde en kraakte. Het beefde als een onmachtige, die door een ijzeren vuist wordt aangegrepen. De planken bogen op zij, knapten af en lieten een gulp water door, dat als een dolle woesteling zich een weg baande naar de achterliggende tuinen. Borrelend en schuimend beukte het tegen de achtermuurtjes van de huisjes in de 211
Krim, stiet er de deuren open en golfde door de keukentjes de gangen in.’ (De dijk bezweken, blz199-200) Bovengenoemde situatie deed zich voor aan de Noordervesting. Gras beschrijft hoe de waterkering op de Zuidervesting bewust werd doorstoken. Een watervloed van één enkele kant zou veel schade berokkenen. Een tegenstroom moest dit voorkomen. SPC meldt dat in hun eigen drukkerij te Purmerend het water 30 cm hoog staat. De nood was blijkbaar zo hoog dat de Monnikendammer correspondent maar twee regeltjes kopij leverde! Op 23 februari wordt de schade ingehaald: ‘De worpel van het noodlot is opnieuw en erger dan te voren over ons gekomen.’ ‘Och wat ’n droeve optocht was het Woensdagavond toen de bewoners van Krim en Singeltje met zak en pak zwaar beladen de vlucht namen onder droeve verzuchting van “alle moeite tevergeefs, we zijn verloren”, dat sneed door je ziel.’
Het nagelnieuwe Singeltje, ‘de parel van de Jordaan’, werd niet gespaard
Het water stond in de Krim en op het Singeltje tot schouderhoogte, meldt de correspondent. Circa 200 inwoners moesten hun woning verlaten. Er bleken nog 150 stuks vee in de stad aanwezig! Boeren uit de stad hadden hun koeien stiekem weer teruggehaald! Ze wilden hun koeien weer in de Kerk stallen, maar die was net weer 212
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
schoon. De koeien werden daarom gestald aan palen en touwen in de Kerkstraat. Gras beschrijft de wanorde in het Zuideinde: ‘Alles vluchtte in de richting van de toren, het hoogste punt. Niets of niemand werd ontzien. Het was een geschreeuw of er markt werd gehouden. Den een versperde den weg voor den ander en niemand wist eigenlijk waarheen. Er werd geschreeuwd, gescholden, gevraagd en geantwoord. Plotseling werd het gansche stadje in een zwarte duisternis gehuld. Het van beide kanten binnen stroomende water had de oven van de gasfabriek bereikt. Voor den tweede keer was dit bedrijf, zo geriefelijk vooral in deze donkere nooddagen, stop gezet. Zoo hier en daar ontstond een paniek daar men geen meter voor zich uit kon kijken.’ (blz. 203). Te midden van deze ellende arriveerde op 18 februari om 11.00 uur Koningin Wilhelmina met prinses Juliana in de stad. Burgemeester Versteeg wachtte haar aan de steiger op waarna het werk aan de sluiting van de doorbraken werd bekeken. Tijdens dit bezoek drong Hare Majesteit op spoed aan. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana werden in een zandlorrie met het treintje naar de doorbraken gereden. ‘We waarderen wel dat de Koninklijke Moeder Haar kind zoo jong nog, reeds de nooden van Haar volk leert zien, maar onzen toestand is te treurig om opgewekt over het aardige, vlugge prinsesje te vertellen.’ (SPC) Woensdag 23 februari 1916 De nieuwe overstroming heeft de eerdere plannen flink overhoop gegooid. De Zarken, die vrijdag blank stond, is inmiddels weer droog gevallen.(GPC) Gas en elektra zijn weer uitgevallen. (Blijkbaar was het gelukt om de gasfabriek toch weer in productie te nemen, MH). Men vraagt zich af of de vestingwallen wel verstevigd hadden kunnen worden. De boomwortels maakten de dijkjes poreus en daar is niet zo veel aan te doen. Bij een poreuze dijk helpt verzwaren niet, constateert men. (SPC). De leiding die al eerder was aangelegd om (Fort) Edam van elektra te voorzien doet goede dienst. Er komt ook een kabel over de dijk vanaf Amsterdam met 10.000 volt. Probleem is dat het trafohuisje in Zunderdorp onder is gelopen. (GPC). De Kennemer Elektriciteits Maatschappij plaatst 1300 pk aan motoren om pompen van stroom te voorzien die de stad weer droog moeten malen. Bij Israëlitische begraafplaats komt een 400 pk pomp met 1.25 meter perspijp. (GPC). In de krant staat het die dag nog niet, maar op 22 en 23 februari breekt er een sneeuwstorm los! De weg voor aanvoer van materiaal raakt ingesneeuwd en moet weer worden vrijgemaakt.. Het ging echt winteren. Op 1 maart meldt de SPC dat er een halve meter sneeuw ligt. De GPC meldt op 5 maart dat het van Schellingwoude tot Oostzaan een grote vlakte van sneeuw en ijs is! Desondanks worden toch zinkstukken in de gaten afgezonken. De kranten berichten tegenstrijdig. Er zijn er klachten dat het werk aan de dijken maar niet vordert. Geruchten gaan dat er maar een handjevol mensen aan werkt! De 213
Een gemaal op de Zuidervesting met het Bloemendaal op de achtergrond
GPC plaatst op 27 februari een artikel ‘buiten verantwoordelijkheid van de redactie’ ondertekend door ‘Een der vele slachtoffer van den watervloed’. Volgens de schrijver zijn er maar 30 man aan het werk bij de dijk. In zes weken is er nog niets veranderd! Het werk vordert schandelijk langzaam! ‘Aannemers zet uw financiële belang opzij!’ In 1825 deden we het binnen enkele weken met schop en kruiwagen, waarom moet het nu dan zo lang duren? Stuur er 10.000 soldaten heen met ieder één zak zand en het gat is gevuld. Helemaal op zichzelf staat het lasterlijke stuk uit de GPC niet. Er is ook een klacht van 16 Zaanse gemeente- en polderbesturen dat het werk niet snel genoeg vordert. Bij een bezoek van een delegatie van hen aan de dijk constateerden die dat de stand van zaken ongeveer er zo slecht voorstond als het artikel in de GPC suggereert. Besloten werd de herstelwerkzaamheden op dinsdag 29 februari alsnog met z’n allen te bezoeken. Men zag dat het gat in Katwoude bijna dicht was. In de Waterlandse Zeedijk was het gat nog maar 3,50 meter diep. Iedere dag gingen er twee zinkstukken in met een dikte van 70 cm. (WW 84 , GPC 27 febr.). Hoe makkelijk komen de negatieve praatjes in de wereld?! Donderdag 24 februari 1916 De Watersnood Commissie Monnikendam stuurt een brief aan de Watersnood Commissie Waterland waarin het schrijft ‘getroffen’ te zijn door het feit dat 214
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
burgemeester Versteeg niet in de Centraal Commissie Waterland is opgenomen. Bij de instelling van het Commissie was hij niet uitgenodigd? In het Waterlands Archief is het papier van de brief waarin het staat op essentiële delen vergaan en dus niet geheel leesbaar. Er wordt geschreven over een te laat ontvangen telegram met daarin een wijziging van de vergaderplaats en het feit dat de burgemeester geen geschikt vervoer had. Hij kon moeilijk van zijn belangrijke post weglopen. Naast deze omstandigheden te vermelden wordt verder ingegaan op de bestuurlijke kwaliteiten van burgemeester Versteeg en zijn grote kennis van het gebied. Een antwoord op deze brief heb ik niet aangetroffen. (Archief Watersnood Commissie Monnikendam) Zaterdag 26 februari 1916 De Watersnood Commissie3 vraagt de Commissaris van de Koningin om de levering van een ziekenbarak. Zondag 27 februari 1916 Er is nog steeds geen elektrisch licht. Doordat er geen stroom is kunnen de gemalen nog niet in werking worden gezet! De dam in de Zuidervesting is weer hersteld, zodanig dat er geen water de stad meer binnen kan stromen. Door de sneeuw is de bootdienst op Amsterdam tot een boot per dag beperkt.(GPC). Het notulenboek van de Watersnood Commissie geeft de notulen van haar derde vergadering weer (eerdere notulen waren van resp. 21 jan, 27 jan en nu 27 februari). Werd er zo weinig vergaderd? Me dunkt dat er toch een hoop te regelen valt. Gesproken werd er over de vergoeding van aangekocht hooi en stro. Onduidelijk was wie hoeveel had afgenomen. De Watersnood Commissie vergoedt de kosten. Blijkbaar zijn er nog veel koeien te voeren. In Katwoude ligt het eerste zinkstuk boven de waterspiegel. Aan de Waterlandse Zeedijk liggen er nu drie lagen zinkstukken van de tien die er moeten komen! Ook op zondag wil men doorwerken, maar de helft van de rijswerkers maakt daar bezwaar tegen.(SPC citeert ‘het Nieuws van de Dag’). In de gaten bij Zuiderwoude staat nog 4,5 meter water. De zinkstukken zijn 20 meter lang en breed. Het grote gat in de dijk is ruim 60 meter breed. Dinsdag 29 februari 1916 De gaten in Katwoude zijn gedicht! Bij Zuiderwoude is het gat nog maar -3.50 m NAP diep. Woensdag 1 maart 1916 SPC: Er is al die tijd geen gebrek aan eten geweest, meldt de schrijver. Water wordt aangevoerd per schuit uit Amsterdam. Bij de schuit zelf en op de Middendam kan de bevolking vers water krijgen. Hulde aan de burgemeester. Er ligt inmiddels gemiddeld een halve meter sneeuw! Het water is wel belangrijk gezakt. 215
In de GPC wordt gemeld dat de Watersnood Commissie van Broek in Waterland een ‘adres’ (brief) heeft gestuurd aan de minister van Waterstaat. Daarin geeft ze aan dat het bestuur van het Hoogheemraadschap wordt samengesteld op basis van ‘landbuit’ en familierelaties en niet op basis van deskundigheid en geschiktheid. Ze beklagen zich erover dat rond 24.00 uur in de nacht van 13 op 14 januari duidelijk was dat de dijken het niet zouden houden. Toch duurde het nog tot kwart over zeven voordat de noodklok in Broek geluid werd. In Zuiderwoude stonden om zes uur de koeien te loeien op de dijk, terwijl men in de Belmermeer, 3 kilometer verderop, van niets wist en de koeien ging melken en voeren. Het water stortte zich op mens en dier. Veel koeien verdronken, onnodig! De mensen konden ternauwernood het vege lijf redden. Minister Lely wordt gevraagd in te grijpen. (GPC, WW blz. 102). In de SPC wordt de loftrompet gestoken over de burgemeester. In de GPC krijgt hij, diezelfde dag, als secretaris van het Hoogheemraadschap zeer zware kritiek! Het Oranje Kruis heeft vanwege de nieuwe overstromingen en de kou grote hoeveelheden hulpgoederen gestuurd (zeer grote partij matrassen, ondergoed, beddengoed etc.). Opvallend: Monnikendam komt niet voor op de lijst! (Vergelijk de zending die gemeld wordt op 19 februari aan dr. Van Tijen.) (GPC). Zondag 5 maart 1916 GPC: de stad is bijna weer droog. Van Schellingwoude tot Oostzaan is Waterland een sneeuw- en ijsvlakte. Scheepvaart is niet mogelijk. ‘De stoommachine heeft ons drooggehouden.’ Bij de gasfabriek stond wel een elektrisch gemaal, maar dat kon dus niet werken. De ’centrifugaal pompen’ konden zowel elektrisch als door een stoommachine worden aangedreven. Een inwoner van Monnikendam beklaagt zich. Op 17 februari brak de vestingwal waardoor de waterputten vervuilden. De gemeente zegde drinkwater toe. Pas op 22 februari kreeg de schrijver zijn eerste emmertje drinkwater! Vervolgens moest het bij de waterwagens worden opgehaald. (GPC). Iedere dag worden 3-5 zinkstukken van 70 cm hoog in de gaten afgezonken! Over 10 dagen alle gaten op NAP niveau, verwacht men. Desondanks citeert GPC de Telegraaf dat er nog steeds heel weinig werkvolk is. Er wordt te traag gewerkt. ‘het land staat nodeloos lang onder water’ ... ’het is u geen tijd om kostbaren tijd zoek brengen met het maken van kostbaren tekeningen’ ... ’alles dient zich te concentreren op het afsluiten, zij het dan met tijdelijke middelen’. Een bijzondere combinatie van nieuwsfeiten! (GPC). De gasfabriek werkt nog niet en wordt node gemist.(SPC). ‘Vanaf 1 maart hebben we eindelijk een goede verbinding met Amsterdam 3x daags vaart de Broeker melkboot op Amsterdam! De Broeker melkboot (kapitein de Best) vaart thans 216
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
3x daags van hier op Amsterdam.’ De tramwegmaatschappij heeft ons ‘schandelijk in de steek gelaten’: eerst was er niets, later 1x per dag een bootje, later 2x per dag een bootje. (GPC). Er wordt bijna dag en nacht gewerkt aan het herstel van de dijken door Van Hattum en Blankevoort. Men heeft veel pech gehad bij het dichten van de gaten. Vooral de stroming was een probleem. Er staat nog 6 meter water in het diepste gat! Door de oorlog is er ook materiaaltekort, geen basalt blokken. Dus wordt er ook puin op de zinkstukken gegooid. De toon van de berichtgeving wordt hoopvoller. Boten varen af en aan met materiaal: 20 vletten op zondag. (SPC). Maandag 6 maart 1916 Deze dag arriveerde een Rijksziekenbarak, een zogenaamde ‘Dockerse barak’ die op 26 februari was aangevraagd. Deze was o.a. vervaardigd van vilt. De barak had twee zaaltjes, een badkamer, een keuken, elf ledikanten en een badkuip. Hij heeft er tot in mei gestaan. Het Witte Kruis regelde toen een andere barak. Dinsdag 7 maart 1916 Dit is de dag waarop een nieuwe delegatie van Zaanse polder- en gemeentebesturen, vier man sterk, de dijkdoorbraken bezocht. Het diepste gat is op dat moment nog 3,50 meter diep. De noodkade in Katwoude is zo hoog dat binnenkort met droogmalen kan worden begonnen. De heren bestuurders zijn gerust gesteld. (SPC, 8mrt.; WW, blz. 85) Woensdag 8 maart 1916 Een kleine 300 ingenieurs van de ‘Koninklijke ingenieursorde’ bezoeken de stad. Ze gaat te voet naar de doorbraken, meldt de krant. Vreemd genoeg is wel deze foto met bovenschrift uitgebracht! (SPC). Er is weer elektra! Er is weer straatverlichting, de elektrische pompen kunnen draaien en er kan ook ’s nachts aan de dijk gewerkt worden. (GPC). En: Er zwemt een zeehond door Waterland!
217
Zaterdag 11maart 1916 Cornelis Lely is op bezoek samen met de inspecteur-generaal van Rijkswaterstaat Wortman, de commissaris van de Koningin Roëll en de hoofdingenieur-directeur van Provinciale Waterstaat Reigersman. ‘Zoo komen hier dagelijks verschillende autoriteiten en deskundigen.’ Waren ze maar eerder gekomen, dan was er ook niet zo veel gemopper. ‘Done the best, is done all.’ Zondag 12 maart 1916 De Witte Kruis barak buiten de vesting stond onder water. De nieuwe barak is inmiddels gearriveerd en is op het Wagenpad gezet. Doel is een afzonderingsmogelijkheid te hebben in geval er besmettelijke ziektes uitbreken. De stad is nog steeds overvuld met mensen. De krant meldt een hoog sterftecijfer. (SPC) Het grote gat in Zuiderwoude is nog maar 2 meter diep. De noodklei-dijken zijn 2.00 NAP. Men wordt er steeds geruster op, hoewel de vestingdijkjes behoorlijk papperig zijn. De krant haalt venijnig uit naar de technische medewerkers van de ‘Tel.’ die zeer tendentieus nieuws brengt (geciteerd in de GPC van 5 maart). (SPC). Dankzij elektrisch licht kan er ook weer ’s nachts worden gewerkt. Er rijden ’s nachts geen zandtreinen. Het slechte weer van de laatste tijd heeft het werken aan de dijk bemoeilijkt. Zowel in Katwoude als aan de Waterlandse Zeedijk zijn er afgelopen week 6 zinkstukken afgezonken. Het gat in Katwoude ligt op ‘A.P.’ (GPC). Woensdag 15 maart 1916 Het water in overstroomde gebieden gaat met het zeewater op en neer. De weg naar Edam stond eerder droog, maar is nu weer ondergelopen. Het water stroomde er zondag met een verval van 1 meter naar buiten. (GPC). Het heeft een tijd niet geregend, de vieze of schoongemaakte regenbakken staan droog. Amsterdams leidingwater wordt aangevoerd. Op de Dam staat een tank schoon water. De gasfabriek doet het weer! Ook de burgers hebben weer gas. (SPC). De GPC blijft kritisch naar het werk aan de dijken: ‘het werk wordt kalmpjes opgenomen. Sommige dagen vervoeren de zandwagens meer dames en heren , dan zand en grind! Terwijl des Zondags en ’s nachts, hoewel de verlichting goed is, geen zandtreinen rijden.’ SPC: Hoog sterftecijfer gemeld. Gewoon door de geleden ontberingen, vraagt men zich af. Vrijdag 17 maart 1916 Op deze dag werd het laatste zinkstuk neergelaten in de doorbraken bij Zuiderwoude. Daarna maakte men snel bovenop de zinkstukken een kleidijkje tot net boven de normale vloedstand.
218
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Zondag 19 maart 1916 Het leven neemt meer en meer zijn normale gang: bij een vechtpartij in ‘de Zwaan’ werden dertien stoelen stukgeslagen. De kroeg moet voorlopig om 9 uur ’s avonds sluiten op last van de burgemeester. Klein watersnoodleed wordt gemeld: een werknemer van van Hattum en Blankevoort is, toen hij zich ‘ter ruste wilde begeven in zijn hangmat van een bovenrij, misgestapt en terecht gekomen op een hard voorwerp, zoodat hij met enkele gebroken ribben werd opgenomen’. De hangmatten hingen dus nog steeds minimaal twee rijen hoog in de barakken! Woensdag 22 maart 1916 De nooddijken bij Katwoude en Zuiderwoude zijn gesloten! Vrijdag werd al met enige feestelijkheid het laatste zinkstuk afgezonken daarboven werd de laatste dagen een kleidijk gelegd. De Waterlandse Zeedijk is zodoende weer gesloten en begaanbaar. Het water staat buiten de dijk een halve meter hoger dan de inundatie, maar eb en vloed hebben door de afsluiting geen invloed meer op de stand van het binnenwater. Het droogmaken van het land kan beginnen. Er werd eerst zoveel mogelijk water afgespuid op het Noordzeekanaal. Maar daarmee kreeg je Waterland en Katwoude niet droog, dat ging niet zonder pompen. Met de bestaande gemalen zou dat veel te lang duren. Daarom werden er bij Uitdam en in Monnikendam snel grote elektrische hulpgemalen geplaatst, geleverd door de Werkspoor fabrieken. (WW, blz. 87)
Een nooddijk om een doorbraak bij Zuiderwoude
Vrijdag 24 maart 1916 Er wordt een opening gemaakt in de Kloosterdijk zodat ook Katwoude en de Zuidpolder kunnen profiteren van het afspuien op het Noordzeekanaal. Er kon zodoende 60 miljoen kubieke meter worden afgevoerd. 100 miljoen kuub moest weggemalen. (WW,blz.86) Zondag 26 maart 1916 Er komt weer volop verkeer over de weg uit Amsterdam: fietsers, auto’s en rijtuigen! Er staat nog een decimeter water op de weg, maar daar stoort men zich niet aan. Het heerlijke lenteweer helpt hier natuurlijk bij. ‘Hebben we in vroeger jaren, ook 219
internationaal, naam gemaakt door het ijs op de Zuiderzee, nu hebben we het waterrecord ook geslagen.’ (SPC). De GPC weet het nu ook: de Telegraaf en het Nieuws van de Dag zijn uit op sensatie! Woensdag 29 maart 1916 De treinen door het Zuideinde worden steeds langer en zwaarder. Verzakkingen en scheuren in de muren zijn het gevolg; gevreesd wordt voor instortingen. Dan moet de kleine man het weer bezuren. ‘Ons dagelijks bestuur zou er eens een bezoekje moeten afleggen’. (SPC) SPC: De correspondent blijft zich zorgen maken over het hoge sterftecijfer: afgelopen week weer twee mensen overleden en een groot aantal zieken. Er zijn weliswaar geen besmettelijke ziekten, maar ‘de geneesheer heeft het zo volhandig dat hij zo goed als geen uur van de dag vrij is.’
Zicht vanuit het zandtreintje op het onbebouwde Prooijen en de achterkant van het Zuideinde.
Vrijdag 31 maart 1916 De noodgemalen bij het Zuideinde (capaciteit 400 m3 per minuut) en bij Uitdam (capaciteit 1000 m3 per minuut) zijn allen bedrijfsklaar, evenals die bij Kadoelen, de Zuidpolder en Katwoude. Het grote droogmalen kan beginnen! (WW,blz 83). De elektriciteitsvoorziening is weer zo hersteld dat het gemalen met elektromotoren betreft. Woensdag 5 april 1916 Het grote elektrisch gemaal bij het ‘Israëlitisch kerkhof’ heeft voor het eerst gemalen! 220
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Het gemaal bij de Israëlitische begraafplaats pompte het water in het Prooijen. Op de achtergrond de ‘kleiperken’, nu Galgeriet. Aan de horizon ligt Katwoude.
De eerste bewoners van Katwoude en Zuiderwoude vertrekken om hun huizen schoon te maken. Met het vertrek geeft de Watersnood Commissie mensen ook weer het vrije gebruik van hun huis terug. Als ‘lichtpuntjes in het troostelooze’ van het ons omringende water, zo wordt het getypeerd.(SPC). Zondag 9 april 1916 De eerste landerijen vallen droog. De Broeker Jaagweg zal, verwacht men, komende week droog komen te liggen. Alleen in Katwoude stijgt het water weer (7 à 8 centimeter). Men vermoedt dat het komt door een wel, die moeilijk op te sporen is. Volgens enkele bejaarde zeelieden komt het door een aardbeving tijdens de stormvloed. Dat verschijnsel kennen ze van hun verre reizen. Zondag 16 april 1916 De Broeker Jaagweg staat weer onder water. Twee jongens zien een sloot over het hoofd en rijden daardoor te water. Dinsdag 18 april 1916 De polder Katwoude Lagedijk, dat wil zeggen het gedeelte ten westen van de trekvaart, valt als eerste droog. (WW,blz80). Woensdag 19 april 1916 De GPC-correspondent bezoekt de dijk bij Zuiderwoude. De hulpdijk die om het 221
Het gemaal bij de Israëlitische begraafplaats gezien richting Zuidervesting.
diepste gat ligt, lekt op twee plaatsen door, maar ongerust worden ze er niet van. Er zwemt zeespiering door de lekken, die kon makkelijk worden ‘opgevangen’. Zondag 23 april 1916 ‘In droge tijden wordt hier de laatsten Woensdag in April de groote jaarlijkse voorjaarskoemarkt gehouden; wat er nu van terecht zal komen? De datum is er, maar of er koopers en koeien zullen zijn?’ Dameszangkoor ‘Ons Genoegen’ zal een uitvoering geven in ‘het Hof van Holland’. ’n Welkome afwisseling in de mistroostige natheid. Mogelijk verlangen de vluchtelingen ook naar een opwekking, zoo de beurs het toelaat.’ Woensdag april 26 april 1916 De tram gaat bijna weer rijden. De trambaan heeft niet al te zeer geleden.(SPC). Zondag 30 april 1916 In Waterland is er weer sprake een normaal polderpeil. Veel sloten zijn dichtgeslibd en moeten gebaggerd worden om afvoer van weg te malen water mogelijk te maken. De tram tussen Monnickendam en Edam rijdt weer. (WW,blz.92). 222
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
Woensdag 3 mei 1916 Er is sprake van een muggenplaag; ‘myriaden’ van muggen die als rook- en stofwolken boven het land hangen! Mannen moeten gedurig een sigaar of pijp roken om ze weg te houden. Vooral Oostzaan moet het ontgelden. Gevreesd wordt voor malaria. Daar werd eerder ook al een rattenplaag gemeld! (SPC). De Monnikmeer en andere polders staan nog onder. Toch beginnen de bomen langs middenweg van de polder, ‘hoewel nog tot hun kruin in het water staande’, groen uit te lopen! De weg naar Broek in Waterland is weer begaanbaar, maar de draaibrug staat nog steeds ‘afgedraaid’. Er is wel een noodbrug, maar die is alleen bedoeld als toegang tot café Oud. Twee fietsen kunnen elkaar daar niet passeren. Men verwacht dat de dorpen ten oosten van het Noord-Hollands kanaal met twee dagen weer bereikbaar zullen zijn. Er worden veel belangstellenden verwacht. Er zijn wel pasjes nodig om toegang te verkrijgen. (SPC). Er wordt gemeld dat er haring zwemt in de Noordmeer. Door de lage waterstand bij het leegmalen springt de vis op het droge, sterft en ligt te rotten. Het verspreidt een stank die niet te harden is. De vis wordt zo veel mogelijk gevangen en afgevoerd naar Volendam, waar het tot eendenvoer wordt verwerkt. (‘Watersnood 1916 Broek in Waterland’, Dirk Wolff, uitgave Oud Broek 2016). Er zijn meldingen dat zoiets ook in de Monnikmeer plaatsgevonden zou hebben. Woensdag 10 mei 1916 Burgemeester Versteeg is benoemd tot heemraad van de Broekermeerpolder. Op 1 maart had de Watersnood Commissie nog zijn beklag gedaan over het bestuur van hoogheemraadschap Waterland waarvan Versteeg secretaris was. Blijkbaar betroffen de klachten niet onze burgemeester! (SPC). Het water zakt snel. Zondag 14 mei 1916 In de krant worden openbare veilingen van aangespoelde goederen: latten, planken, deuren aangekondigd. De trammaatschappij is in samenwerking met van Hattum en Blankevoort bezig met het herstel van de tramlijn door de stad. (SPC). Woensdag 24 mei 1916 SPC : In de straten wordt een schertsliedje gezongen: ‘Nog weer eens zoo’n watersnood en Monnikendam is uit de nood’. De correspondent: ’We gelooven er niets van.’Monnickendam had als centrum van de herstelwerkzaamheden een flinke cent verdiend aan huisvesting van werklieden en er was extra werkgelegenheid voor de eigen bevolking geweest. De krant spreekt er schande van, gezien het grote leed bij 223
de slachtoffers. De bewoners van de Monnikmeer worden hier met name genoemd. De krant geeft ook de resultaten van onderzoek naar het zoutgehalte dat de diverse gewassen kunnen verdragen (aardappels, bonen, kool etc.). Onderzoek van de grond in Monnikendam liet zien dat door de regen het zoutgehalte redelijk snel daalt! Mits men de juiste gewassen kiest is er nog wel een aardige oogst te verwachten. ‘Rijkstuinbouwleeraar’ N. Nobel raadt aan: koolsoorten, keukenbiet, stamslabonen (vooral variëteit ‘Vroege Wagenaar’), tuinwortelen en jong slaplanten In de maand mei vergadert de Watersnood Commissie meerdere malen om de aanvragen voor schadevergoedingen te behandelen. Op 17 mei werd er tot in de kleine uurtjes liefst 75 aanvragen behandeld. Veltrop (blz.12) meldt dat er veel mensen waren die de eerlijkheid van de aanvragen betwijfelden. Donderdag 1 juni 1916 De tram tussen Monnickendam en Broek in Waterland rijdt weer. Vooral op- en afritten van bruggen waren beschadigd. Rails hingen in de lucht vanwege weggespoelde grond. Bovendien waren er twee gaten in het traject gegraven om pompinstallaties naar de zeedijk te vervoeren.(WW,blz.90) Woensdag 7 juni 1916 Een SPC-correspondent doet verslag van zijn tocht per tram. ‘Verlaten, troosteloos
Een boerderij in een polder de omgeving van Monnikendam, tot de dakgoot in het water
224
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
verlaten, dor en kaal ging de weg langs den N.-H. Tramweg tot Edam. Groote, korstige, met verdroogd slib en zoutlagen overdekte plekken, die het geheel ’n woestenij doen gelijken en je het gevoel geven van leegte en eenzaamheid, drukkend en zwaar alsof je zelf eigenaar bent en bewoner dier geteisterde gronden. De droge, gebarsten aardkost, waarop de zonne brandt en de schrale noordenwind schrokig blaast, en waar geen vogel neerstrijkt, noch eenig ander dier zich legert, als ware het een woestijn…’ SPC citeert ‘de Tel.’ en (weer) betreft het een scherp geformuleerde klacht. De dijken zijn al sinds half maart dicht en de Monnikmeer staat zes weken later nog steeds onder water. Wordt er wel ernst gemaakt met het leegpompen? De elektrische pomp liet lang op zich wachten. Vervolgens was de afvoerbuis te kort en nam het de nodige tijd om die verlengen. Vervolgens bleek bij het zakkende waterpeil de toevoerbuis te kort. Gelukkig was de kas van het hulpfonds, de AVC, goed gevuld. Maar die deed alleen aan noodhulp, niet aan algehele schadevergoeding. Alleen personen die het echt niet zelf konden trekken mochten rekenen op een tegemoetkoming in de schade. Hoe werkte het? Men kon de schade opgeven bij de plaatselijke Watersnood Commissie. Die zette alles netjes in een staat en die ging naar inspecteur Faber van de AVC. Faber besprak vervolgens de schades geval voor geval met de betreffende Watersnood Commissie en noteerde het steunbedrag met rode inkt in de staat. Dat kwam dan meestal neer op een uitkering van 60 à 70 procent van de claim. Half juni stelde de AVC voor Monnickendam fl. 34.395 en voor Katwoude fl. 38.475 ter beschikking. De Watersnood Commissie regelde vervolgens de uitbetaling aan de gedupeerden. Dit is niet het hele verhaal, want in november keerde de AVC nog eens fl. 16.000 uit, hierin was onder andere een bedrag van fl.1200 voor het herstel van de schade die de kerk tijdens het gebruik als stal had opgelopen. (een meevaller voor Korthals Altes dus). Burgemeester Versteeg slaagde er ten slotte in nog eens fl. 9.000 los te praten voor de noodkering rond de stad. Blankevoort diende daarvoor een rekening in van fl. 22.000. De gemeente was overigens zeer tevreden over Blankevoorts werk en royale medewerking. (Lezing D. Aten). Ter vergelijking: Edam-Volendam kreeg fl. 105.000, Purmerend fl. 30.900, Zaandam kreeg fl. 55000. (WW,blz93) Vrijdag 23 juni 1916 De Monnikmeer was weer droog. Als laatste viel de (diepe) Belmermeer droog op 10 juli. Zaterdag 1 juli 1916 Ook de Broeker- en Buikslotermeer zijn drooggemalen en de tram kan weer helemaal tot Amsterdam rijden. De trammaatschappij hoopte op flink wat ramptoeristen, maar die kwamen niet. 225
Juni en juli 1916 Ze moesten er een paar onzekere maanden op wachten, maar in juni en juli kregen de boeren wier vee was verkocht aan Duitsland hun geld. Het was de moeite waard. Door de oorlog waren de vleesprijzen in Duitsland erg hoog. Men kreeg 30% boven op reeds uitgekeerde taxatiewaarde. (WW 63-65) De zomer van 1916 De hooioogst viel dat jaar geeneens tegen. Er was voldoende voor de (sterk gereduceerde) veestapel de volgende winter. Het water uit de sloten was uiteraard brak geworden, maar er werden geen gezondheidsproblemen bij het vee gemeld. In de Monnikmeer en de Belmermeer (dicht bij de doorbraken) was veel slib achtergebleven. Veel bloemen bloeiden normaal. Bomen die op hoger gelegen plaatsen stonden liepen uit, maar verloren in de zomer hun blad om vervolgens opnieuw te gaan bloeien en bladeren te krijgen. In september werd in Oostzaan een bloeiende kastanje gezien (WW,blz97,98). De zomer van 1916 werd benut om de dijken klaar te maken voor het nieuwe stormseizoen. Waar ze te laag waren, werden kistdammen aangelegd, soms meerdere kilometers lang. De dijken werden 0,55 – 0,75 meter opgehoogd, 3,75 boven NAP. In de loop van de eeuwen was erg veel puin in de dijken verwerkt: een groot puinpakket
De ‘Noordeinder poort’ in 1917. Er ligt een vers dijkje!
226
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916
aan de zeekant met daarop de steenbekleding. Destijds liep ook overal nog de weg op de kruin van de dijk. Die weg was verhard met grind en steenslag. Ieder jaar werden de in de weg gereden kuilen opgevuld met nog meer grind, allemaal poreus materiaal waar het water zo doorheen liep. De weg werd van de kruin verwijderd en onderlangs de dijk herlegd op een brede berm, die meteen de dijk steun gaf. Huizen en boerderijen die te dicht op of in de dijk stonden werden gesloopt. Deze enorme dijkverbetering werd in september 1920 voltooid. In de kom van Monnickendam was de dijkhoogte in 1935 2,70 +NAP. Aangezien de Afsluitdijk er nu ligt is dat geen reden tot ongerustheid...? Volgens AHN ligt in 2017 de dijk in Noordeinde / Zuideinde op 2,23 -2,40 m boven NAP. (site ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer). Zijn we sinds 1935 dus 30 cm gezakt? De herfst van 1916 De Watersnood Commissie is het resterende jaar 1916 nog druk met het afhandelen van de schadevergoedingen. In het Waterland Archief bevindt zich een hele dossiermap vol correspondentie daarover. De Nieuwe Rotterdamsche courant 25 januari 1917 / SPC 28 januari 1917: Bij Koninklijk besluit 23 dezer is: 1. Hr.Ms goedkeuring en tevredenheid betuigd aan allen, zowel ambtelijke als bijzondere personen, die zich, in welke betrekking ook, ter gelegenheid van den watersnood in 1916 verdienstelijk gedroegen en het hunne toebrachten hetzij tot herstel, hetzij tot leniging der geleden rampen, hetzij tot voorkoming van onheilen; 2. verleend het bij Kon besluit van 6 maart 1916 no.83 ingestelde eereteken ter erkenning van uitstekende daden bij den watersnood in 1916 verricht: a. in zilver aan: F.F. Milatz, Doopsgezind predikant te Monnikendam, C. van Tijen, arts te Monnikendam; J.G. Ubbink, Gereformeerd predikant te Monnikendam; K.H. Wallien Jr., Evangelisch-Luthers predikant te Monnickendam; J. Zeelte, directeur van de Koekenfabriek te Monnnikendam; mr. Dr. J. Versteeg, burgemeester te Monnikendam (in z’n kwaliteit van secr. van (hoogheemraadschap)Waterland’); A. van der Zwaal, Nederlandsch Hervormd predikant te Monnikendam; C. Martens, opzichter Hoogheemraadschap Waterland; H, Hansma, (Rijksveldw. brig. Tit. Volgens de SPC). In brons: N. Bloem, leerling veehouderij te Monnikendam; J, van der Lingen, tuinman te Monnickendam (Jaap van der Lingen was bode op het stadhuis, hield o.a. de begraafplaats bij als tuinman en speelde 30 jaar lang Sinterklaas in Monnikendam; grootvader van Mart ‘Patat’ Kelderman, hij woonde op de Haven in ‘de bonte koe’).
227
22 / 25 april 1917 Een bronzen medaille wordt alsnog uitgereikt aan: G. Nagelhout, gemeenteveldwachter te Monnickendam. 1970 De provincie sloot in 1916 grote leningen af om het dijkherstel te bekostigen. Het Hoogheemraadschap kreeg een belangrijke taak bij de afbetaling hiervan. De Waterschapslasten zijn daardoor jarenlang hoog geweest, er werd veel over geklaagd. Het duurde tot 1970 voordat de leningen waren afbetaald. ‘In dat jaar behoorde de stormvloed van 1916 pas echt tot het verleden.’ (WW,blz125) 2017 De dijken behoeven weer versterking. De firma van Hattum en Blankevoort is één van de uitvoerenden. Hopelijk herhaalt de geschiedenis zich alleen op dit punt.
Links de draaibrug, waar nu de Bernhardbrug ligt. In het midden, in de rug van dit boek, de toren van de Grote Kerk en rechts op het land onder water, staat nu de Oranjewijk...
228
Monnickendam tijdens de watersnood van 1916 Bronvermelding: De Waterwolf in Waterland; de overstroming van 1916 in Waterland en de Zaanstreek. Diederik Aten, Frouke Wieringa, uitgeverij Pirola, 2015. Herinneringen aan Oud Monnickendam. J. Veltrop, Uitgave van de Vereniging Oud-Monnickendam, 1975. Schuitemakers Purmerender Courant. Edities uit het voorjaar 1916. De Goedkope Purmerender Courant. Edities uit voorjaar 1916. Notulen van de Watersnood Commissie Monnikendam, Waterlands Archief Purmerend. Notulen Hoogheemraadschap Waterland 1916. Waterlands Archief Purmerend. Notulen Hoofdingelanden Waterland 1916. Waterlands archief Purmerend. Notulen Gemeenteraad Monnikendam 1916. Waterlands archief Purmerend. Nieuwe Rotterdamsche Courant, 25 januari 1917, via ‘Delpher’ zoekmachine. Van Monnikenwerk naar parochiekerk. D. Brinkkemper, Jaap Boon e.a. Uitgave Parochiebestuur van de H.H. Nicolaas- en Antoniusparochie Monnickendam, 2000. Tekst van de lezing van Diederik Aten 1916, 24 februari 2016. De dijk bezweken. H. Gras, Scheltens en Giltay, Amsterdam 1917. Het verdient aanbeveling de kranten van bijvoorbeeld 1916 te lezen: Google ‘krantenviewer Purmerend’ en kies uw krant. Het is ook mogelijk om een zoekterm in te voeren, uw familienaam bijvoorbeeld.
229
Monnickendam, de slag bij Waterloo en de Belgische opstand In de 19e eeuw vonden twee gebeurtenissen plaats, waardoor de kaart van Europa er anders kwam uit te zien. De ‘Lage Landen’ (Nederland, België, Luxemburg) waren er in het bijzonder bij betrokken. Ik heb het over 1. de Slag bij Waterloo in 1815 tegen Napoleon Bonaparte (1) 2. de Tiendaagse Veldtocht van 1831 in en tegen de Zuidelijke Nederlanden Bij Waterloo speelde koning Willem II een belangrijke rol, bij de opstand van België was koning Willem I de centrale figuur. 1 Hoe deze historisch belangrijke gebeurtenissen in Monnickendam werden beleefd, leest u in dit verhaal. Eerst wat achtergrond informatie.
230
I. De slag bij Waterloo
Tijdens de Volkerenslag bij Leipzig, oktober 1813, was Napoleon Bonaparte (17691821) verslagen en naar het Italiaanse eiland Elba verbannen. Hij mocht de titel ‘keizer’ behouden, kreeg twee miljoen francs om in zijn onderhoud te voorzien en had op het kleine eilandje een leger van twaalfhonderd man ter beschikking. In de nacht van 28 februari op 1 maart 1815 wist hij te ontsnappen en keerde met het schip ‘Inconstant’ terug naar Frankrijk. In Parijs greep hij opnieuw de macht. Lodewijk XVIII (graaf Talleyrand van de Provence) moest vluchten, omdat een groot deel van zijn leger zich (weer) bij Napoleon aansloot. Zijn vrijheid zou precies honderd dagen duren. Toen het nieuws van Napoleons ontsnapping Nederland bereikte, meldden veel vrijwilligers zich aan voor de krijgsdienst. Ze vormden compagnieën, werden door koning Willem I officieel erkend en uitgerust met professionele kledij en wapens. Omdat het proces van werving en voorbereiding echter geruime tijd in beslag nam, kwam de Slag bij Waterloo voor de meeste vrijwilligers te vroeg, waardoor ze er op het beslissende moment niet bij waren. Het congres van Wenen De coalitie van volkeren, waaronder Engeland en Pruisen, die Napoleon bij Leipzig een gevoelige nederlaag hadden toegebracht, belegden vanaf september 1814 te Wenen een congres over de toekomst van Europa. Dat congres staat bekend als ‘het congres dat danste’. Het was een miljoenen verslindend gebeuren, vanwege de vele feesten en grote banketten voor zo’n beetje alle vooraanstaande figuren in Europa. En dat maandenlang! 2 Maar na de nieuwe machtsgreep van Napoleon trokken de geallieerden in de Zuidelijke Nederlanden grote legers samen met als doel om op 1 juli 1815 Frankrijk binnen te vallen en hem te verjagen. Napoleon was hen echter voor. Op 14 juni trok hij met 120.000 man bij Charleroi de 231
grens van het Verenigd Koninkrijk over. Zijn doel was om de legers van Arthur Wellesley, beter bekend als de hertog van Wellington (1769-1852) en maarschalk von Blücher (1742-1819) uit elkaar te drijven, om ze vervolgens afzonderlijk te verslaan. Maar dat mislukte, mede door het op 15 juni standhouden van het Brits-Nederlandse bataljon bij Quatre-Bras. De prins van Oranje zag kans de Franse troepen zo lang op te houden, dat Wellington daar de volgende dag profijt van had. Toen Napoleon de grens overstak gaf de hertogin van Richmond in Brussel een veelbesproken bal, waar allhoge personages uit de Nederlanden aanwezig waren. Onder hen ook Wellington en de prins van Oranje. Maar tegen middernacht kwam een koerier de feestvreugde verstoren. De bevelhebbers werden verzocht zich onmiddellijk naar het front te begeven. Prins Willem had geen tijd meer om zich om te kleden en vergat in de haast zijn degen. Bepaald geen vlekkeloze start van een spoedig te verwachten veldslag. Dat Nederlandse leger (2) was in korte tijd uit de grond gestampt en kende een infanterie, bestaande uit vrijwilligers en dienstplichtigen door elkaar, bewapend met Engelse en Franse geweren en zelfs met buksen. ‘Het slechtst uitgeruste leger met de slechtste staf die ooit werd samengebracht’ aldus de hertog van Wellington, generaal van het Britse leger. Maar dat gold niet voor de aanvoerder, die op 11 juni 1811 was benoemd tot luitenant-kolonel bij het Engelse leger. 18 juni 1815 Op 18 juni 1815 vond de slag bij Waterloo plaats. Na vertraagd te zijn door een hevige regenval op 17 juni (Napoleon wilde eerst de grond goed laten drogen, zodat zijn artillerie meer verwoesting kon aanrichten) opende hij, met een grote massa Franse infanteristen, tegen het middaguur de aanval. De strijd ging lange tijd gelijk op, maar na een uur of acht moest Napoleon de strijd opgeven. Het Franse leger sloeg op de vlucht en Napoleon wist te ontkomen. Een paar dagen later werd de keizer in Parijs gedwongen afstand van de troon te doen. Een vluchtpoging naar Amerika mislukte en politiek asiel in Groot-Brittannië werd daar afgewezen. Door de Britten werd hij naar het eiland St. Helena verbannen. Daar is hij op 5 mei 1821 gestorven, nadat hij nog kans gezien had zijn memoires te schrijven. Na de slag kwam er een uitgebreide reddingsoperatie op gang voor de in totaal bijna 90.000 doden en gewonden (3). Deze veldslag was een echte volksstrijd, wat mede de grote belangstelling in ons land voor deze militaire confrontatie verklaart (4). 232
de slag bij waterloo
De prins van Oranje Tijdens de Slag bij Waterloo speelde Willem Frederik George Lodewijk, de latere koning Willem II een niet onbelangrijke rol. In 1814/1815 was hij, als rechterhand van Wellington, commandant van het Engels/Nederlandse leger in de Zuidelijke Nederlanden. Hij bleek een bijzonder moedig militair te zijn die steeds vooraan in de strijd was te vinden. Daar waar zijn troepen terugweken (hij had het bevel over zo’n 30.000 man) verscheen hij, om hen nogmaals tot een uiterste krachtsinspanning aan te sporen. Met zijn hoed in de hand wees hij de vijandelijke stukken aan, die de meest moorddadige uitwerking hadden. Tijdens het gevecht werd hij door een musketkogel in zijn linkerarm, dicht bij zijn schouder geraakt. In allerijl werd hij Wexy, een kogel in het linkerachterbeen op een uit de hengsels gelichte deur van het strijdtoneel weggevoerd (5). Even later werd zijn paard Wexy door een kogel in het linker achterbeen getroffen (6). De Prins schreef aan zijn ouders: ‘Ik ben gewond door een kogel in mijn linkerschouder, maar dat heeft weinig te betekenen’. Niet voldoende gerustgesteld ging zijn moeder ijlings naar Brussel om toe te zien op de verpleging van haar zoon. Ze bracht een brief mee van oma Wilhelmina (de vrouw van stadhouder Willem V) die schreef: ‘Gij zijt mij altijd lief geweest, maar nog nooit zo dierbaar als na die grote dagen van 16 en 18 juni’. Het herstel verliep voorspoedig, al moest er enkele weken later wel een chirurgische ingreep aan te pas komen, waarbij een aantal botsplinters uit de schouder Anna Pauwlona’s portret geschilderd door werden verwijderd, die zorgvuldig beCornelis Kruseman. dat Willem meenam op zijn waard werden. veldtochten Zijn gedrag in de strijd maakte hem zeer populair en leverde hem de bijnaam ‘Held van Waterloo’ op. ‘Krachtig 233
en roemvol’ had hij gestreden, zoals een krant in 1865 schreef. In binnen- en buitenland verwierf hij grote faam. De eerbewijzen waren bijna zonder einde. Het bleef niet alleen bij applaus en toejuichingen. Als dank voor zijn dapper gedrag in de oorlog kreeg hij van de Staten-Generaal het domein Soestdijk, in 1674 het eigendom van stadhouder Willem III, ten geschenke ‘als bijzondere verering van de moed, in de hardnekkige verdediging der positie bij Les Quatres Bras, zo luisterrijk ten toon gespreid’. Niet ver van dat paleis staat nog steeds de Monument, de leeuw van Waterloo Naald, die de Slag bij Waterloo in herinnering houdt. Een inscriptie in vier talen verheerlijkt het optreden van de koning. Napoleon over Willem II Hoe belangrijk het optreden van de prins was geweest, blijkt uit wat Napoleon in zijn memoires heeft geschreven: ‘Zonder het heldhaftig besluit van de prins van Oranje om met zijn kleine macht bij Quatre-Bras stelling te nemen, zou ik het Pruisische leger over de Rijn hebben teruggeworpen. Wanneer dit was gebeurd, had de kaart van Europa er waarschijnlijk anders uitgezien. Alle eer van de veldtocht komt alleen aan hem toe’. Stilzwijgen Anders dan in Groot-Brittannië, werd er in ons land niet of nauwelijks over deze Slag geschreven. De militairen die thuis kwamen kregen meestal geen heldenontvangst of een eremedaille, hoewel vaak gewond, getraumatiseerd en sommigen onderweg naar huis beroofd van al hun bezittingen. De kranten zwegen over hun thuiskomst en de soldaten zelf publiceerden in de eerste decennia na de slag vrijwel niets over hun oorlogservaringen. Er werd ook geen monument voor de gesneuvelde soldaten opgericht. En dat, terwijl de Slag bij Waterloo binnen veel Nederlandse gezinnen een geweldige impact had, aangezien er ook veel Nederlandse slachtoffers te betreuren waren. Hoe de nabestaanden met hun verdriet (verlies of invaliditeit van familieleden en de bijkomende financiële gevolgen) omgingen is een vraag, die niet te beantwoorden valt. Dat stilzwijgen had o.a. te maken met een verbod op persvrijheid. In 1815 was er een wet aangenomen die ‘persdelicten’ kon veroordelen. Daar had minister van justitie Cornelis Felix van Maanen (1769-1846) voor gezorgd. In 1818 werd het strafbaar om vreemde mogendheden te beledigen. Nee, kranten hadden voor 1848 (nieuwe grondwet) bepaald geen vrijheid om te schrijven wat ze wilden. Negatieve 234
de slag bij waterloo
berichtgeving kreeg geen enkele kans, behalve in het verborgene. Oplagen van kranten waren bovendien laag. En om te verhinderen dat de onderste lagen van de bevolking er verkeerde ideeën door zouden krijgen, werden ze duur gehouden, tot in de zeventiger jaren van de 19e eeuw toe. Voor de gewone man onbetaalbaar. Collecte De kranten maakten wel melding van een landelijke collecte ‘tot oprichting van een Fonds van vereering en onderstand onzer gekwetste Landgenooten en van de Weduwen en Weezen der Gesneuvelden’. Die collecte, gehouden op 18 juli 1815 bracht f 14.387,- op. Het merendeel van de strijders bleef jarenlang onbekend, maar er werd wel iets voor hen gedaan. In Leiden werd in 1817 een militair invalidenhuis opgericht en alle Nederlandse militairen, die konden bewijzen bij Quatre-Bras of Waterloo te hebben gevochten, kregen een eenmalige gratificatie uitgekeerd. Voor de gewone soldaat was dat f 29,10 (7). De Prins van Oranje geëerd Wie wel publiekelijk werd geëerd was de prins van Oranje. Er werden allerlei liedjes, gedichten over en schilderijen en prenten van hem gemaakt, waaronder het schilderij ‘De slag bij Waterloo’ (acht bij zes meter!) van kunstschilder Jan Willem Pieneman (1779-1853). Hij wordt gezien als de grondlegger van de 19e-eeuwse schilderkunst. De Prins kreeg allerlei eremedailles en er werden diverse monumenten voor hem opgericht, waaronder de Leeuwenheuvel bij Quatre-Bras, gebouwd op de plek waar hij destijds gewond zou zijn geraakt. De hertog van Wellington zei over Willem II, op wie hij zeer was gesteld: ‘dapper, maar onberaden, opvliegend, goedhartig, licht mee te slepen en altijd geneigd zich slachtoffer te laten maken van intriganten’ om te besluiten met: ‘too much is not to be expected from him’ (verwacht niet te veel van hem). Kortom, niet te veel eer voor een niet-Engelsman! Standbeeld voor koning Willem II Hoe zeer men op deze koning was gesteld bleek uit het plan om voor de ‘Held van Waterloo’ een ruiterstandbeeld op te richten. Toen hij in 1849 was overleden werd in allerlei plaatsen, waaronder Monnickendam, een commissie gevormd om dat mogelijk te maken. Om geld in te zamelen werden er o.a. bustes van de koning 235
gemaakt en verkocht. De netto-opbrengst daarvan zou ten goede komen aan dat op te richten standbeeld. In Monnickendam had stadsdrukker P. de Boer Pz (Wormerveer 1819-Edam 1859) de alleenverkoop van deze bustes. De ontwerper, Eduard Francois Georges (1817-1895), werd in april 1854 door koning Willem III, benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, nadat het standbeeld op 23 maart van dat jaar in Den Haag was onthuld. Waterloo-dag In de Lage Landen, met name in het zuiden, werd vanaf 1816 de slag tijdens de jaarlijkse Waterloo-dag herdacht. De vlag ging uit en van 12 tot 1 uur was er een herdenking. Daarna waren er activiteiten die per plaats verschilden. Eén van de festiviteiten was een harddraverij, met name in Friesland. Het was een dag waarop de overwinning op de Fransen in het hele land uitbundig werd gevierd. Maar als gezegd, de eerste jaren kwamen de gesneuvelde militairen niet of nauwelijks in beeld. Het was vooral een feestdag om de prins van Oranje en enkele beroemde officieren te eren. Het was ook een dag die de band tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden moest versterken. Maar vanwege een verschillend geschiedenis verleden lukte dat niet of nauwelijks, hetgeen in 1830 aan het licht zou komen. In Monnickendam noteerde de secretaris op 10 juni 1816: ‘Kennisgeving van de 2 Junij wegens het houden van eenen algemenen Dank- en Bededag op den 18 Junij aanstaande, daar bij overleggende een genoegzaam getal Exemplaren van de Biddagbrief voor de Christelijke en Israëlitische gezindheden met verdere informatie, dat in het vervolg jaarlijks op den 18 Junij zonder nadere aanschrijving een plechtige Dank- en Bededag zal gehouden worden’. De leraren van de onderscheidene gezindheden krijgen een exemplaar en de 17e Junij zullen de inwoners op de hoogste gesteld worden ‘dat op dien dag, ter vermijding van stoornis in de Godsdienstige aandacht, alle openbare bedrijven, winkels, handwerken 236
De slag bij waterloo
en vermakelijkheden zullen stilstaan en niet uitgeoefend mogen worden op poene (straf) als daartoe staande’. 10 Maar de echte belangstelling voor Waterloo kwam pas jaren later, in 1865. Deze vijftigste verjaardag van de overwinning werd die dag in het hele land groots gevierd. Niet op 18 juni (uitzonderingen daar gelaten), want die viel op een zondag, maar op maandag 19 juni. Er werden gedichten gemaakt, er verscheen een speciale Waterloo-krant, er werden giften ingezameld voor de invalide oud-strijders en ook eretekenen uitgereikt aan de oud-strijders. Zij kregen (toen pas!) het zilveren herdenkingskruis 1813-1815 (8). Het was ook min of meer de tijd dat Waterloo-veteranen hun ervaringen op papier gingen zetten. Onder hen Jan Rem uit Wormer (9). De Nederlandse militairen hadden de neiging zichzelf en hun kameraden nogal eens op een voetstuk te plaatsen, ook toen dit niet meer nodig was om officiële erkenning van hun daden te verkrijgen. Het is een bekend gegeven, herinneringen vervagen en worden nogal eens ‘bijgekleurd’. In de notulen van de gemeente kwam ik drie mannen tegen die destijds in Waterloo hadden meegevochten en de strijd overleefd hadden. Zij waren in staat om in mei 1865 naar Leiden af te reizen om ‘zich met andere Nederlandsche oud-soldaten in de maand juni e.k. feestelijk te verenigen’. De volgende personen, in Monnickendam geboren, worden genoemd: *Pieter de Wit (1790-1867). Hij diende van 18 maart 1811 tot 7 maart 1818 *Johannes Harms (1794-1866). Hij diende van 1814 tot april 1816 bij de landmilitie. *Adam Blankevoort (1794-1871). Hij diende van 10 februari 1814 tot 31 mei 1817. Er was nog een vierde Monnickendammer, Jan Cornelis Snabilie (1793-1876) maar die was vanwege ziekte niet in staat om naar Leiden af te reizen. De burgemeester schrijft op 9 mei 1865 aan de Commissaris van de koning dat de reiskosten van de genoemde mannen door de stad zullen worden gedragen en dat zij van onbesproken gedrag zijn. Was dat laatste niet het geval geweest, dan was er sprake geweest van uitsluiting. Het was voor deze drie mannen nog op tijd. Pieter overleed te Monnikendam in 1867, Johannes in 1866 en Adam in 1871 te Amsterdam. 1865 Waterloo in Monnickendam herdacht Ook in Monnickendam kreeg de vijftigste herdenking aandacht. De Oranjevereniging besloot om op 18 en 19 juni een grote gekostumeerde optocht te houden, met o.a. banierdragers, ruiters te paard en een rijtuig met daarin de ‘Helden van Waterloo’. Er zouden volksvermakelijkheden zijn, opgeluisterd door een korps muzikanten, want een fanfare had de stad toen nog niet. Het stadsbestuur werd om een bijdrage gevraagd om de vele onkosten te bestrijden, zoals die voor kostuums en uniformen. In de Raad zat o.a. Pieter Klaasz. Kater (Monnickendam 1820-Amsterdam 1869) die tevens lid van de Oranjevereniging was en dat vergemakkelijkte het 237
contact. Met de voorbereidingen werd vroegtijdig begonnen want de brief zojuist aangehaald, dateert van 20 mei 1864, ondertekend door secretaris Klaas de Haas (Monnickendam 1819-de Bilt 1894). Via de predikanten Groenevelt en Hoogvliet kwam er vanuit de Hervormde Kerk het verzoek om de volksvermakelijkheden niet op zondag maar op maandag te houden. Hoe die dag beleefd werd, leren ons de notulen van het stadsbestuur: ‘De overwinning van Waterloo waartoe ons volk en waartoe vooral onze Prins Willem II veel aan heeft bijgedragen, was voor ons een zegen. Wij gedenken dan ook die dag met dankbaarheid en ook het Huis van Oranje, waar deze telg liet zien dezelfde dapperheid en gehechtheid aan ons Vaderland te bezitten als zijn beroemde voorvaderen. Maar bovenal vervult ons die overwinning met dankbaarheid aan Hem die het lot van vele volken in Zijn Hand houdt en die met wijsheid bestuurt’. Jarenlang jaarlijkse feestdag Waterloo-dag was jarenlang in ons land een belangrijke feestdag. Vrijwel iedereen had wel een bekende of een familielid, die betrokken was geweest bij deze veldslag. Om de overwinning op Napoleon te herdenken werden er ‘s ochtends kerkdiensten gehouden. ’s Middags gingen de vlaggen uit en waren er volksfeesten en parades. Je zou het, met wat fantasie, de voorloper van onze 4 en 5 mei viering kunnen noemen. Ook in andere landen die destijds betrokken waren bij deze slag, werd deze dag in ere gehouden en de personele verliezen die waren geleden herdacht. De latere koning Willem III was bewust op de 18e juni getrouwd. Daarmee wilde hij zijn vader eren, die zich bij Waterloo zo had onderscheiden.
238
de slag bij waterloo
Historische herinneringen verflauwen In een koninklijk besluit van 12 december 1890 kende koningin Emma, handelende uit naam van haar minderjarige dochter, koningin Wilhelmina, aan de toen nog in leven zijnde dragers van het Zilveren Herdenkingskruis, een toelage van f 150,- per jaar toe. Dat waren er uiteraard nog maar zeer weinig. 13 De volgende Waterloo-overpeinzing van dat jaar spreekt voor zich: â&#x20AC;&#x2DC;Wij mannen en vrouwen van gerijpte leeftijd, die tijdens of voor de regering van Willem II het leven zijn ingetreden, herinneren ons, dat in onze jeugd de Waterloo-dag een bijzondere betekenis had. In meerdere of mindere mate gold hij als een feestdag, inzonderheid in de garnizoensplaatsen. De mannen die de grote slag hadden meegemaakt bewogen zich in onze omgeving. Velen van ons hebben op de knie van ĂŠen dier toen zo vreedzame helden het verhaal aangehoord van de prins van Oranje en zijn dapperheid te Quatre-Bras. En onze moeders kwamen telkens opnieuw onder de indruk van de spanning, die in de gedenkwaardige dagen van de volkerenstrijd het ganse land had vervuld, omdat men wist dat de allesbehalve onwaarschijnlijke zegepraal van de Corsicaan het pas herboren Vaderland wederom zou overleveren aan al de verschrikkingen der vreemde overheersing (..) De tijd heeft die indruk al flauwer en flauwer doen worden. De datum van de 18e Juni, toen onuitwisbaar in ons geheugen gegraveerd, is het merendeel van onze scholieren onbekend. En thans, nu driekwart van een eeuw ons scheiden van het historisch feit, wordt het hier en daar wel op enigszins feestelijke wijze herdacht, maar de echte geestdrift, die alleen in staat is tot een algemene viering op te wekken, ontbreekt. Historische herinneringen verflauwen. De langdurige vrede die wij hebben mogen genieten, die slechts werd onderbroken door de Belgische opstand, heeft nationale grieven doen verstommen. Diezelfde Fransen beschouwen we sinds lang als vrienden en misschien werd van hogerhand niet ongaarne gezien dat een jaarlijkse wederopleving van de vroegere afkeer langzamerhand in onbruik raakteâ&#x20AC;&#x2122; (10). 239
In januari 1894 werd het hoofdstuk van de Slag bij Waterloo definitief afgesloten. De laatste veteraan, die het Zilveren Herdenkingskruis mocht dragen, was gestorven. Dat betekende overigens niet meteen het einde van de viering van Waterloodag. In de provincie werd nog jarenlang in diverse plaatsen aandacht geschonken aan die historische gebeurtenis. Over vieringen in Monnickendam na 1900 kwam ik geen gegevens tegen. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat er geen aandacht aan werd geschonken. 1895 ‘De gedenkdag van Waterloo, zo schrijft een bejaard lezer, is evenals andere dagen voorbijgegaan. Hoe weinigen zullen er aan gedacht hebben dat wij voor 80 jaren het vreemde juk afschudden en onze vrijheid herkregen. In mijn jeugd hield men op die dag een dank- en bedestond; alle nering en hantering stond dan stil. Na afloop van de godsdienstoefening was er een parade en ’s avonds werd er geïllumineerd en vuurwerk afgestoken. En thans….?’ (11) Waterloo-dag 1915 Vanwege de 1e Wereldoorlog werd deze dag in 1915 – honderd jaar na dato - niet gevierd. Wel hadden een groot aantal vereerders van de helden van Waterloo een twee meter hoge krans aan de, in 1815 opgerichte, gedenknaald te Soestdijk bevestigd, versierd met de kleuren van de oude prinsenvlag oranje, wit en blauw.. De zijden linten droegen de woorden ‘Grata Patria’ (dierbaar of geliefd Vaderland (12). Van kerkelijke zijde werden er in diverse steden en dorpen dank- en bedediensten georganiseerd. Het algemene gevoelen werd onder woorden gebracht door het Rotterdams nieuwsblad: ‘Vrijdag a.s. is de honderdste gedenkdag van de volkerenslag bij Waterloo die voorgoed een einde maakte aan het Napoleontische tijdperk en het Koninkrijk der Nederlanden als zodanig in vrede bevestigde. Er zou in gewone omstandigheden voor het Nieuwsblad zeker aanleiding geweest zijn om tot een opgewekte viering van deze merkwaardige gedenkdag zijn getrouwen op te wekken. Doch thans bestaat die aanleiding niet. Men doe, terwijl de vreselijkste aller oorlogen om ons heen woedt, de gedenkdag aan een volkerenslag die vrede bracht onopgemerkt voorbijgaan. Waterloo-dag moet in 1915 vergeten worden’. Dat zou langzaam maar zeker in heel het land het geval zijn. Vanaf 1940 verviel Waterloo-dag als herinneringsdag. Er voor in de plaats kwam de 4 en 5 mei viering. 240
de belgische opstand
II. De Belgische opstand
Er vond in de negentiende eeuw nog een andere, ingrijpende gebeurtenis plaats. Het congres van Wenen had in 1815 de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden samengevoegd, om zo een bufferstaat te hebben tegen het verslagen Frankrijk. Er kwam een nieuwe grondwet en er werd een volksvertegenwoordiging geĂŻnstalleerd, een Eerste en een Tweede Kamer. Ook werd de rechtspraak, het bestuur en de belastingheffing gecentraliseerd. Koning Willem I behield het grootste deel van zijn macht als soeverein vorst. Maar de bevolking in de Zuidelijke Nederlanden was het niet eens met deze samenvoeging. Er waren te veel verschillen. Het Bourgondische leven van de Zuiderlingen verdroeg zich niet met de Calvinistische mentaliteit van het volk van boven de grote rivieren. Ook was er een groot verschil in religie. Het Katholieke Zuiden voelde zich niet thuis bij het Protestantse Noorden. Daarnaast waren er grote economische verschillen. In BelgiĂŤ was de industrie groter en beter ontwikkeld dan in Nederland. Het Zuiden voelde zich tekort gedaan. Ze werden geregeerd door de Noordelijke Nederlanden, die met hun aantal van circa twee miljoen inwoners de mindere waren van de Zuidelijke Nederlanden met zoâ&#x20AC;&#x2122;n drie en een half miljoen inwoners. Ook de verdeling van de Kamerzetels (Eerste en Tweede Kamer) en de ministersposten was niet in overeenstemming met het aantal inwoners. Er ontstond een economische crisis, waardoor vooral de Belgische inwoners bittere armoede leden en door de overheid ondersteund moesten worden. Dat gaf dan weer aan de Noordelijke Nederlanders de indruk, dat zij voor deze ondersteuning de benodigde gelden, in de vorm van belastingaanslagen, op moesten brengen. 241
Omgekeerd hadden de Noordelijke bewoners de vaste overtuiging dat de zware belastingdruk mede veroorzaakt werd door de hoge staatsschuld van de Zuidelijke Nederlanden. Ook de taal speelde een rol. Een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden sprak Frans en wilde dat zo houden, terwijl een ander deel Vlaams sprak, hetgeen dichter bij het Nederlands lag. Toen dus al de taalstrijd die het land tot op vandaag verdeelt! Helaas was de nieuwe koning, mede vanwege zijn stugge persoonlijkheid, niet de juiste man om als Hoofd van deze jonge natie te staan. Hij hield geen rekening met de gevoelens van mensen die met zijn besluiten moesten leven. Vooral het feit dat het Nederlands de officiële taal van het Zuiden moest worden, was tegen het zere been van de Franssprekende Belgen. Ook bemoeide hij zich met de opleiding van priesters, wat de R.K. Kerk niet accepteerde. Er was geen enkele inspraak van de mensen die in het verleden het beleid in het Zuiden hadden bepaald. Opstand In juli 1830 ontstond er in Parijs een revolutie die aanstekelijk werkte, met als gevolg, dat een opstand tegen het wettige gezag in de Zuidelijke Nederlanden niet uitbleef. De bom ontplofte toen in de Muntschouwburg een opera werd uitgevoerd, waarin de opstand van Napels in 1648 tegen de Spaanse overheersers werd uitgevoerd. Toen Brussel 1830: de onafhankelijkheid van België wordt op 18 het duet ‘Amour sacrée de la november uitgeroepen, Het zou nog tot 1839 duren Patrie’ werd ingezet, zong de voor België echt zelfstandig werd. zaal uit volle borst mee. Voor Rechts: Koning Willem I de vele aanwezigen buiten de schouwburg was dit lied ‘Heilige liefde voor het Vaderland’ het sein om de vrijheidsstrijd voor onafhankelijkheid van hun geliefde Vaderland te beginnen. Na een reeks schermutselingen tussen de soldaten van de koning en de opstandelingen in Brussel, werd op 18 november 1830 de onafhankelijkheid van België uitgeroepen. De grote mogendheden probeerden in het conflict te bemiddelen, maar tevergeefs. Het gevolg was een bloedige strijd, de Tiendaagse Veldtocht van 2 tot 12 augustus 1831, met aan beide zijden veel doden, gewonden en vermisten (13). Het Nederlandse leger won de beslissende slagen, maar moest zich terugtrekken toen in 1932 een groot interventie leger uit Frankrijk de Belgen te hulp kwam. De 242
de belgische opstand
veroverde citadel van Antwerpen moest worden teruggegeven, waarna er een jarenlange wapenstilstand ontstond. De legers van beide landen bleven gemobiliseerd om de landsgrenzen te bewaken en dat kostte handen vol geld. Pas in september 1834 kon, via een demobilisatie, een deel van de militairen met groot verlof naar huis worden gestuurd. Uiteindelijk gaf koning Willem I zijn verzet tegen de afscheiding van de Zuidelijke Nederlanden op en tekende in 1839 het eindverdrag met België. Beide landen gingen zelfstandig verder. Reactie in Monnickendam In het Noorden was men bepaald niet blij met de ontstane situatie in het Zuiden van het Koninkrijk. Wat verbeeldde dat ‘muitziek rot der Belgen’ zich eigenlijk wel? Die moesten met geweld tot rede worden gebracht. Op de wapenoproep van de koning meldden velen zich vrijwillig aan, ook vanuit de mindere standen. Wellicht ook aangetrokken door het handgeld, want in het Koninkrijk heerste heel veel armoede. Er werd in Monnickendam veel over de kwestie gesproken en dat leidde tot een schrijven aan de koning, waarin het stadsbestuur zich nadrukkelijk achter Z.M. stelde. ‘Sire, wij, ondergetekenden Uwer Majesteits getrouwe onderdanen, Burgemeester, Wethouderen en Raden der Stad Monnickendam, hebben met niet minder verontwaardiging en afgrijzen vernomen de gewigtige en bedroevende gebeurtenissen die deze dagen in onderscheidene steden van het Zuidelijke gedeelte van dit anders zoo gelukkig en gezegend rijk hebben plaats gehad. Dat niet de gedagten bij ons zoude zijn opgekomen om benevens andere onzer landgenoten eenstemmig onze gevoelens van eerbied en verkleefdheid, zoo voor ons zelven als vertegenwoordigers der gemeente aan wier hoofd wij ons geplaatst vinden, als voor Monnickendams ingezetenen wier tolken wij zijn, aan de voet des troons te komen overbrengen, opdat Uwe Majesteit zich zoude kunnen overtuigen van deze innige liefde en gehegdheid aan Uwe Majesteit en Hoogstdesselfs huis, en om onder deze onze welmenende uitboezemingen hier bij te voegen de plechtig betuiging dat de rampen welken ons Vaderland treffen ons insgelijks ter harte gaan en diep bedroeven. Maar ook hier is het, dat het plicht is onze gevoelens voor Uwe Majesteit aan den dag te leggen en derzelve niet te verbergen, gevoelens die ons moeten aansporen om onzen geëerbiedigde Koning en het Vaderland ter hulpe te snellen waar wij kunnen, en zoo veel onze geringe krachten zulks gedogen. Ja Sire, wij kunnen helpen door onze Medeburgers, door onze Onderhorige op te wekken tot orde, eensgezindheid en rust, om getrouw te blijven aan Vorst en Vaderland. Wij kunnen helpen om strijdbare mannen op te wekken en uit te nodigen om die orde en rust te helpen handhaven en ten dienste te staan, wij kunnen helpen om zoo veel mogelijk van ons vermogen veil te hebben 243
voor ons Vaderland en Koning, waardoor ook onze bezittingen gewaarborgd worden, maar voornamentlijk moeten wij helpen om aan onze Eed en Plicht getrouw te blijven. Wij hebben het derhalve onder onze duurste verplichtingen gerekend Uwe Majesteit deze, onze gevoelens kenbaar te moeten maken, onder betuiging dat, ofschoon Monnickendam gering in bevolking moge zijn, het haar daarom nog aan welwillendheid, nog aan ijver zal ontbreken om alles aan te wenden wat in haar vermogen is, om de pogingen Uwer Majesteit tot herstel en bevordering van rust en welvaart te onderschragen, daar hare Ingezetenen wegens gehegdheid aan Vorst en Vaderland voor geen Uwer Majesteits getrouwe onderdanen behoeven te wijken en zij ook daarom als Hoogstdesselfs getrouwe onderdanen die Hulde en Eerbied en Hoogachting blijven en zullen blijven toedragen die Uwe Majesteit in hare oogen zoo waardig is. Uwe Majesteit vergunne ons verder Hoogstdesselve te mogen de verzekering geven, dat wij allen op den eerste wenk zullen gereed staan en ons aanbieden om zoo de nood het mogt vereischen onzen Koning en het dierbare Vaderland bij te staan en te ondersteunen, zoo als zulk aan regtgeaarde Nederlanders en aan getrouwe handhavers der Grondwet door ons alle zoo plegtig bezworen betaamt, wanneer wij gezamentlijk als een eenig man ons zullen scharen en aansluiten om den Troon Uwer Majesteit, indagtig aan de Eerbiedwaardige Zinspreuk onzer vaderen ‘Eendragt maakt Magt’. De Almachtige schenke daar toe aan Uwe Majesteit en aan haare beide beminde Zoonen, welke nog gevaren nog vermoeijenissen ontzien, de nodige kragten en bekrone de pogingen door uwe Majesteit aangewend, om de rust in ons dierbaar Vaderland weder te herstellen, met zijne beste zegeningen’. Monnickendam 11 September 1830. Ondertekend door B&W, de leden van de Raad en secretaris J. Wijndels de Jongh. Om een en ander concreet te maken werd er in november van dat jaar een inzameling gehouden, die f 1397,01 opbracht. Daar waren een paar grote giften bij, zoals die van oud-burgemeester J.E. van Marle: f 100,-. Hij zou wel graag zien dat daar ‘afzonderlijk melding van zou worden gemaakt’. Ook apart vermeld werd de collecte in de Burgerschool die f 21,16 opleverde, met daarbij een brief van de onderwijzer en een gepast versje van de scholieren. Jonge Juffrouwen op de meisjesschool brachten vijf gulden bij elkaar (14) ‘En dit nadat deze koning in de voorgaande jaren alleen maar voorbarige besluiten had genomen, geld verslindende projecten die op niets uitliepen had doorgezet en ten leste de stad Monnickendam geheel aan zijn lot had overgelaten’ (15). Het bovenstaande geeft wel aan dat Monnickendam zeer op zijn Vorst was gesteld. Er blijkt ook uit, dat er bij de stadsbestuurders weinig informatie over het conflict bekend was. Maar dat was de heren toen niet kwalijk te nemen. Berichtgeving 244
de belgische opstand
duurde lang en oorlogspropaganda was, net als vandaag, dikwijls voordelig positief getoonzet. En zoals ik eerder aangaf, er was in die fase van de geschiedenis geen sprake van persvrijheid. Monnickendammers naar België Het bleef niet alleen bij mooie woorden. De schutterij van de stad maakte deel uit van het bataljon Noord-Hollandsche rustende schutterij’. Maar met die rust was het wel even gedaan. De 1e en 2e compagnie van de schutterij zeilden naar Muiden en marcheerde vandaar richting Naarden. Daar werden ze door het plaatselijke bestuur met groot enthousiasme ontvangen. Er was een grote menigte op de been en onder het spelen van het volkslied trokken de schutters de stad in. ‘De uitmuntende houding en edele geest dezer schoone manschappen verdient alle bewondering en doet allezins van de aloude trouw en liefde der NoordHollanders voor Vorst en Vaderland blijken’ (16). Ze zouden een bijdrage leveren aan de strijd m.b.t. de Belgische Opstand. Strijd en gevolgen Oorlog is nooit romantisch. Hoe de strijd in België werkelijk was verlopen werd pas veel later duidelijk. De verzorging en bewapening van veel militairen liet zeer te wensen over. Het marstempo was uiterst laag. Orders en tegenorders volgden elkaar in hoog tempo op. Jagers en schutters werden regelmatig van het kastje naar de muur gestuurd. De Tiendaagse veldtocht telde 1108 gesneuvelden, gewonden en vermisten. Een aanzienlijk aantal deelnemers aan deze veldtocht kwamen om het leven zonder ooit een vijand te hebben waargenomen. De mannen leden honger en dorst in de meest letterlijke betekenis en de verzorging was beneden elk peil. Maar of dat in Monnickendam breed bekend was? Later in dat jaar was er de strijd rondom de citadel van Antwerpen. Ook dat leverde doden en gewonden op. Op 27 februari 1833 meldt de Ned. Staatscourant: ‘Bij het Departement van Binnenlandse zaken is ontvangen een som van f40,47, zijnde het bedrag van hetgeen de heer E.J. van Rooij te Monnikendam, in zijn betrekking als lid van de Staten van Holland, wegens reis- en verblijfkosten, gedurende de jongste vergadering derzelve, toekomt en door zijn edele is afgestaan ten behoeve van onze landgenoten, die het kasteel van Antwerpen zo roemvol hebben verdedigd’. Willems populariteit in de noordelijk provincies was tijdens de Belgische opstand groot. De koning 245
maakte er gebruik van en sleurde zijn volk mee in een uitzichtloze onderneming. Dat aanzien zou echter gaandeweg de dertiger jaren snel afnemen, ondanks de regen aan lintjes, medailles, Willemsorden etc. De armen verpauperden en de rijken verarmden. Door het middel van verheffing in de adelstand, dat door de koning veel werd gebruikt, was er sprake van een groep getrouwen, maar het was niet genoeg. Thuiskomst van de schutters Kranten konden het in die tijd ‘mooi’ brengen. Hier het verslag van de terugkeer van degenen die deelgenomen hadden aan de strijd in België. ‘De dag van de 11den September 1834 zal voor Monnickendamse ingezetenen een duurzame, aangename herinnering zijn, daar dezelve in zich bevatte de blijde terugkomst van zoveel brave schutters, welke na een afwezigheid van bijna vier jaren, gezond en met roem overladen den grond hunner inwoning en geliefde geboorteplaats aanschouwden’. De stad was versierd met groen en linten. Van de torens en publieke gebouwen wapperden de vlaggen. ‘Des voormiddags negen uur trokken de met onbepaald verlof aanwezige schutters, alsmede die welke uit de dienst honorabel waren ontslagen, aan wier hoofd zich stelde de verdienstelijke kapitein J. Kater Pzn en de 2e luitenant J. S. de Vries, benevens een commissie uit de raad, de stad uit tot aan de limietscheiding in de Purmer. Aldaar vonden zij bij de brave Maarten Tromp (Broek in Waterland 1794-Monnickendam 1859), dat ook de landman vaderlandse verdiensten weet te waarderen. Deze opregte Hollander had zijn woning (aan de Oosterweg, caeg) en hek versierd met groen en vlaggen, terwijl deszelfs gansche woning opgevuld was met ververschingen ten dienste van de reeds aanwezige en alsnog te verwachten schutters’. De ontmoeting van beide groepen vond tegen de middag plaats. ‘Wapenbroeders, welke gedurende de tiendaagsche veldtogt gezamenlijk gestreden hadden, omhelsden elkaar en menige gevoelige traan glinsterde in hun ogen; het was alsof het broeders waren uit éen huisgezin.’ 1869 Hoe er bijna veertig jaar later over de tiendaagse veldtocht werd gedacht leert ons dit bericht: ‘Met een aangenaam gevoel herinneren wij ons de ijver der Noordelijke onderdanen van Willem I om goed en bloed op te offeren, de beledigingen hem en het Vaderland aangedaan te wreken, wij weten allen de loop der gebeurtenissen. Neerlands eerste koning verloor zijn zuidelijke provincies, doch vond in de liefde en gehechtheid zijner overgebleven getrouwen balsem voor die wond. Mochten de Belgen hun koning Willem I verlaten hebben, zij ondervonden bij meer dan éen treffen, dat de Hollanders niet bevreesd waren om zich pal te zetten, daar waar ’t gevaar noopte (17)’. 246
de belgische opstand
Gedecoreerden bij de herdenking van de Slag op de Zuiderzee Hoe de gebeurtenis bij Waterloo voortleefde, blijkt bv. uit de oproep van dhr. Pieter Leonard Thierens, voorzitter van het comité dat in 1873 het feest ter herdenking van de slag op de Zuiderzee van 1573 voorbereidde. Hij plaatste een grote advertentie met een oproep aan hen die gerechtigd waren tot het dragen van het Metalen kruis in de regio Waterland, om op die dag deel te nemen aan de historische optocht in Monnickendam (18). In 1891, zestig jaar na dato van de uitreiking van het herinneringskruis, kwamen er nog achthonderd dragers van het Metalen Kruis in Amsterdam bijeen. Bij overlijden werd regelmatig genoemd, dat de overledene drager was van dat Metalen kruis. Men was er blijkbaar heel erg trots op. Waterloo 1893 Dat ook in Monnickendam de slag bij Waterloo nog niet door iedereen vergeten was, blijkt uit een stukje in de Monnickendammer van 24 juni 1893. De verslaggever schrijft: ‘Bij een ingezetene in onze stad, wel bekend met een warm Oranjehart, stond zondag het volgende vers met het portret der jeugdige koningin rond in het groen, met bloemen versierd het volgende: God bescherme Nederland en Oranje. 1815 - 18 juni 1893. Gedenk den biddag op dees rustdag van den slag van Waterloo-helden, dat wij nu 78 jaar in rust en vrede door Gods zegen mogen leven, van des vijands magt verlost. En ik wensch dat God ons dierbaar vaderland met de Oranje Vorstinnen van ‘t stamhuis van Nassou voor oorlog zal bewaren. Leve onze Koningin en Regentesse die wij van harte gelukwenschen’. De man die dit bericht in zijn tuin had staan was koperslager Hendrik Nieuwenhuis (Nieuwendam 1822-Monnickendam 1911), sinds 1858 woonachtig in de stad, getrouwd met Maretje Schouten (Ransdorp 1819-Monnickendam 1879). Decoraties Met betrekking tot de slag bij Waterloo (1815) en de Tiendaagse Veldtocht (1831) werden er, zoals ik liet weten, enkele eretekens uitgereikt: de Militaire Willemsorde en het Metalen Kruis. (Zie noot 8). Die eretekens waren gemaakt van in België buitgemaakte kanonnen. 247
Militaire Willemsorde (19) Het kunnen er meer zijn geweest, maar ik heb slechts één Monnickendammer gevonden die gedecoreerd is met de Militaire Willemsorde: scheepsbouwmeester Jan Pietersz Kater, geboren 16 januari 1799 in Monnickendam en daar op 12 juli 1867 overleden. Hij was een zoon van Pieter Sijmonsz Kater en Geertje Raggers. Toen hij op 20 juli 1836 in Monnickendam trouwde met Charlotte Schmidt, een dochter van vroedmeester Lodewijk Schmidt en Lotte Pottenga, werd in de huwelijksacte vermeld, dat hij ridder was van de Militaire Willemsorde. Zijn Willemsorde, registratienummer 2151, was er een in de vierde, laagste, klasse. Jan Pietersz Kater kreeg deze Willemsorde op 12 oktober 1831 voor zijn inzet tijdens de Tiendaagse Veldtocht (2-12 augustus 1831). Hij was toen kapitein bij de landmacht van het 2e bataljon, 2e afdeling Noord-Hollandse Schutterij. Ook bij zijn overlijden in 1867 werd vermeld, dat hij drager was geweest van de Militaire Willemsorde. Ja, men was er trots op. Metalen Kruis (20) Daarnaast was J.P. Kater ook in het bezit van het Metalen Kruis. Toen hij stierf was hij President van de ‘Vereeniging Metalen Kruis, afd. Monnikendam en Waterlandsche Dorpen’. Ik vermoed, om redenen verderop vermeld, dat de heer Pieter Leonard Thierens het Presidentschap heeft overgenomen. Tot besluit Op 27 juni 1865, vijftig jaar na Waterloo, was er in Leiden een groot feest georganiseerd. Daar werd aan de nog ongeveer vijfduizend overgebleven veteranen van de bevrijdingsoorlogen het Zilveren Herdenkingskruis uitgereikt. Eén op de zes was dus nog maar in leven. Verschillende steden in Noord-Holland hadden een plaatselijke afdeling van de Vereniging Metalen Kruis, ook Monnikendam. Als een strijder van weleer, in het bezit van het Metalen kruis, overleed, dan werd hij door zijn nog levende makkers, uit respect en eerbetoon, ten grave gedragen. Zo bijvoorbeeld Jacob Malefijt (Broek in Waterland 1808) op 24 september 1882 te Broek in Waterland. Een andere oud-strijder van Broek in Waterland was Roelof Bierdrager (Broek in Waterland 1809), in 1882 vijftig jaar getrouwd en 10 maart 1884 overleden. Twee andere Broekers waren Wiebe Houtman (1807-1890) en Pieter Heijloo 248
de belgische opstand
(1811-1884). Over het ten grave dragen van, met het Metalen Kruis gedecoreerde, Monnickendammers heb ik geen berichten gevonden, met uitzondering van de eerder genoemde J. P. Kater. Als er in oktober 1890, vanuit de provincie gevraagd wordt om namen te noemen van of inlichtingen te geven over mensen die dragers zijn van het Metalen Kruis of de Citadelmedaille blijkt uit het antwoord, dat die er in dat jaar niet meer zijn. Toen niet meer, maar er zijn er een aantal geweest. Naamlijst dragers van het Metalen Kruis De namen die nu volgen zijn de mannen die in 1865 het Metalen kruis hebben verkregen. Het zijn voor een deel inwoners van Monnickendam, maar ook mensen uit de omringende dorpen die tot de afdeling Monnickendam werden gerekend. Daarnaast mogelijk mensen die in Monnickendam woonden, toen de decoraties werden uitgereikt. Een enkeling heb ik niet thuis kunnen brengen. Misschien zit er een voorouder van u bij. Hun namen op alfabet en rang en indien bekend de geboorteplaats en datum en de overlijdens plaats en datum. De letter vw betekenen â&#x20AC;&#x2DC;vrijwilligerâ&#x20AC;&#x2122;, N.H. staat voor Noord-Holland. Appel, Jan (Marken 1804-1868), soldaat infanterie Arnold, Theodorus Gerardus Petrus (Nijmegen 1805-Oosterhout 1884). Beek, A. J. van (onbekend), lancier (ruiter met een lans, caeg) Faassen, Harmanus van (Monnickendam 1800-Nunspeet 1882), kanonnier artillerie, N.H. Groenewoud, Cornelis (Monnickendam 1811-1869), soldaat 2e afd. infanterie Hoppe, Gerrit (Monnickendam 1799-1874), sergeant van de schutterij, N.H. 249
Humme, Hermanus (Monnickendam 1810-1868), soldaat 10e afd. infanterie Kater, C. de (onbekend), korporaal schutterij N.H. Kerbert, Coenraad (Koog a.d. Zaan 1796-Zaandam 1852), sergeant schutterij N.H. Klut, Pieter (Koog a.d. Zaan 1802-Buiksloot 1901), sergeant schutterij N.H, vw Kwakman, Willem (Monnickendam 1804-1867), tamboer schutterij N.H. Ligter, Pieter (Andijk 1804-Monnickendam 1863), schutterij N.H. Mark, Jan van der (Katwijk a.d. Rijn 1795-Noordwijk 1874), mandenmaker. Hij woonde een aantal jaren in de stad. Nannings, Hubertus (Haarlem 1810-Purmerend 1860), soldaat 9e afd. infanterie Oude, Christiaan de (Monnickendam 1811-1867), soldaat 2e afd. infanterie Sistermans, Rudolphus (Monnickendam 1808-1878), soldaat 10e afd. infanterie Snabilie, Jan Cornelis (Amsterdam 1793-1876) fouragier schutterij N.H. Swaanswijk, Johannes, (Haarlem 1804-Steenwijk 1886)sergeant 5e afd. infanterie Tinneveld, Johannes Hendrikus (Amsterdam 1812-Wormerveer 1865), soldaat 10e afd. infanterie Thierens, Pieter Leonard (Monnickendam 1810-1886), Jager NH jagers, vw Veersma, Frederik Willem (Warns 1811-Buiksloot 1871), sold, 18e afd. infanterie Vries, Jacob Simon de (Purmerend 1810-Nunspeet 1862), 2e luit. Schutterij N.H. vw Twee van hen, Hermanus Humme en Rudolphus Sistermans, hebben ook meegevochten bij de citadel van Antwerpen en hebben daarvoor een medaille gekregen. 25 Een derde die deze medaille van de citadel van Antwerpen mocht dragen was Hermanus Neijzen (Monnickendam 1808-1870), soldaat 9e afd. infanterie. 26 De in 1805 te Monnickendam geboren Adolf Ernest Thierens, overleden 29 augustus 1865 te Vlissingen, was in het bezit van de Militaire Willemsorde. Die had hij gekregen op 22 november 1830 vanwege zijn betrokkenheid bij het bombardement op Antwerpen, 27 oktober 1830. Hij was toen luitenant ter Zee 2e klasse. Een zoon van Adolf Thierens, Gregorius Cornelis Carolus Thierens (Schoonhoven 22.11.1830Den Haag 25.2.1891), kreeg later de Militaire Willemsorde vanwege zijn betrokken bij de strijd op Borneo in 1859, 1860. Net als zijn vader was hij luitenant ter Zee 2e klasse. Ds. C.A.E. Groot caegroot@ziggo.nl
250
noten bij de belgische opstand Noten 1. In juni 2015 werd deze slag met duizenden vrijwilligers nagespeeld. Beelden daarvan op Internet. Er werden bij de Koninklijke Nederlandse Munt speciale Waterloo-munten geslagen. 2. Op 9 januari 1814 had koning Willem I bepaald dat er een beroepsleger zou komen, de staande armee genoemd. Bij de organisatie van dat staande leger werd veelal gebruik gemaakt van de Franse legervoorschriften, zoals Lodewijk Napoleon die tijdens zijn regering (1806-1810) had ingevoerd. Het koste echter moeite om de manschappen van goede wapens en andere uitrusting te voorzien. En ook het aantrekken van officieren en onderofficieren was geen eenvoudige zaak. Zie verder ‘Oranje op de bres’ blz. 41v. 3. Er waren 23.700 doden en 65.300 gewonden te betreuren. 4. Gegevens: De Fransen waren met 120.000 de zuidelijke Nederlanden binnengevallen. Aan de beslissende slag bij Waterloo waren er daar nog 70.000 van over. Wellington had de beschikking over 100.000 man, waarvan er 90.000 meevochten bij Waterloo. Ongeveer een derde van Wellingtons troepen – 30.000 - bestond uit Belgisch-Nederlandse militairen, voornamelijk infanteristen. 33 bataljons van elk 750 infanteristen en 23 eskadrons van elk circa 150 ruiters. Op 18 juni hebben er zo’n 180.000 soldaten gevochten. Van hen waren er na afloop 77.800 gesneuveld, vermist, gewond of krijgsgevangen, het merendeel Fransen 43.700, ‘slechts’ 7000 Pruisen en 27.100 mannen van Wellington, onder wie de Prins van Oranje. De meesten van hen waren jong, onervaren en dienstplichtig. Het 1e legerkorps werd geleid door de prins van Oranje, de latere koning Willem II. Zie ook: ‘Onze slag bij Waterloo’. De beleving van de overwinning op Napoleon in Nederland, L. Sloos. 5. In de Staatscourant van 19.6.1815 stond het volgende: ‘Gisteren op den middag is de hertog
van Wellington in zijne positien boven Waterloo door de vijandelijke armee aangevallen. De slag is dadelijk allerbloedigst geworden en heeft den geheelen dag geduurd, Tegen den avond is de Prins van oranje, terwijl hij op veertig schreden van den vijand een bataillon Nassauers tegen Napoleons oude garde aanvoerde, door een geweerschot in de linker schouder gekwetst. De kogel is door en door gegaan, doch de chirurgijns verzekeren dat de wond niet gevaarlijk is en Z.K.H., die nog in den nacht naar Brussel zoude getransporteerd worden, bevond zich, volgens het getuigenis van twee hem vooruit gereisde adjudanten, naar de omstandigheid, zeer wel’. De Haagse Courant voegt daar op 21 juni het volgende aan toe: ‘Deze glorierijke dag is bekogt met het dierbaarst bloed van het Vaderland, daar Z.K/H. Den Prins van Oranje aan het hoofd der troepen strijdende, een wond bekomen heeft, die Hoogstderzelve ten minste voor enige tijd, aan een leger waar door hij met zo veel regt bemind wordt en dat hij door zijn voorbeeld zo zeer aanmoedigd, ontroofd worde. Dan hoe aangenaam is het niet tevens voor elk waar Nederlander te vernemen, dat zijn wond niet gevaarlijk is en die moedige Vorst weder in staat zal gesteld worden, het dappere leger van zijn beminde vader op de weg der eer te geleiden. Wij worden hierin te meer versterkt, daar Z.K.H. zich zo wel bevind, dat Hoogstderzelve in staat is aan zijn Koninklijke vader te kunnen schrijven’. In de GPC van 9.12.1930 is een dagboek afgedrukt van de vader van Pieter Beets, te weten Dirk Beets, die in 1815 heeft meegevochten en de gebeurtenissen op 16, 17 en 18 juni van dichtbij beschrijft. Indrukwekkend verslag! 6. Het paard overleefde de slag en bracht zijn oude dag door op het landgoed van de Prins in het Belgische Tervuren. Het beest werd 38 jaar oud en is in 1839 opgezet. Het geeft aan dat de prins bijzonder gehecht was aan zijn strijdros. Het is te zien in de tuigkamer van het Koninklijk
251
Staldepartement. 7. Zie op Internet de berichten over ‘Fonds 1815’ 8. Volgens de militair historicus L.P. Sloos kregen in dat jaar 1004 Nederlandse militairen de Militaire Willemsorde, waarvan 936 onderofficieren en gewone soldaten. Een klein percentage van de ca. 30.000 militairen die bij Waterloo hadden gestreden. Velen waren in die tussenliggende jaren al overleden. Het wekte bij de oorlogsveteranen een dubbel gevoel op. Enerzijds waren ze blij met de erkenning en met het feit dat ze enkele van hun kameraden weer terugzagen tijdens de feestelijke uitreikingsceremonie in Leiden. Anderzijds was er frustratie omdat de erkenning zolang op zich had laten wachten waardoor vele medestrijders het niet meer konden meemaken. Meer hierover in: ‘Het Nationaal feest te Leiden ter ere van oud-strijders van de jaren 1813-1815 en ter viering van het halve eeuwfeest der militaire Willemsorde op den 27e Juni 1865’, H. Hardenberg. Als bijlage een lijst van alle gedecoreerden met hun rang en wapen waaronder ze hebben gediend. Helaas geen plaatsnamen, waardoor het zoeken naar Monnickendammers vrijwel onmogelijk is. Slechts een paar namen zijn ons bekend, terwijl er die dag 390 personen uit Noord-Holland aanwezig waren. Van de circa 30.000 die aan Nederlandse zijde deelgenomen hebben aan de gevechten, was niet meer dan een zesde deel in 1865 nog in leven. Het Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 is een onderscheiding die door koning Willem III werd ingesteld op 10 mei 1865 ‘als beloning voor hen, die in de jaren 1813-1815 in Nederlandse dienst aan de krijgsverrichtingen ter herstelling van de Nederlandse zelfstandigheid hebben deelgenomen’. 9. In het Waterland Archief wordt het handgeschreven verslag bewaard (‘Dagboek van een veteraan’) van Waterloo veteraan Jan Rem uit Wormer (Wormer 1797-1870). Op Internet in te zien. Hij was veldwachter, maar gaf gehoor aan de
252
oproep van koning Willem I om zich te melden voor het Nederlandse leger om te strijden tegen Napoleon. Er is door zijn kleinzoon Paul Rem een documentaire gemaakt, die via Internet bekeken kan worden (Omroep Max). 10. SPC 18.6.1890 11. SPC 23.6.1895 12. GPC 20.6.1915 13. 1108 militairen waren gewond, vermist of gesneuveld. 14. Ned. Staatscourant 10.12.1830. 15. JOM 1989 blz. 37, zie ook blz. 45 16. Onafhankelijke Haarlemse Courant 16.12.1830). 17. PC 27.10.1869 18. PC 1.10.1873 19. De Militaire Willemsorde was en is een beloning voor daden van moed, beleid en trouw Het is de oudste en hoogste onderscheiding van het Koninkrijk der Nederlanden, ingesteld op 30 april 1815, herzien op 30 april 1940, en wordt toegekend door de koning. Er zijn vier klassen. Ridders der eerste klasse of Grootkruisen; Ridders der tweede klasse of Commandeurs; Ridders derde en ridders vierde klasse. De prins van oranje, de latere koning Willem II, was de eerste die in deze Orde is benoemd door zijn vader. 20. Het Metalen Kruis 1813-1815 was een onderscheiding die door koning Willem III werd ingesteld bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1865. Het was een ‘beloning voor hen, die in de jaren 1813-1815 in Nederlandse dienst aan de krijgsverrichtingen ter herstelling van de Nederlandse zelfstandigheid hebben deelgenomen’. Daaronder de veldslagen bij Quatre-Bras en Waterloo. Een aparte medaille was er voor hen die meegevochten hadden in de strijd om de citadel van Antwerpen. De kruisen waren, zo had koning Willem I besloten, gemaakt van het metaal van de kanonnen die bij de slag waren buitgemaakt.
VERENIGING OUD MONNICKENDAM
U
iteraard staan in dit Jaarboek 2017 alle verslagen van de Vereniging Oud Monnickendam en de aan de vereniging gelieerde stichtingen en werkgroepen over het jaar 2016. En verder: Sloten en grachten in Monnickendam Siem Koerse heeft aan de hand van oude kaarten elf kaarten getekend, die laten zien hoe sloten en grachten langzaam uit Monnickendam verdwenen. Monnickendam en Oranje Ds. C.A.E. Groot schreef drie verhalen over de Oranjes, over prinsen, stadhouders, koningen, een regentes en drie koninginnen. En over hun banden met Monnickendam. De Watersnood in Monnickendam Marten Horjus spitst de geschiedenis van de ramp toe op de gebeurtenissen in Monnickendam. Een chronologisch verslag van de gebeurtenissen in het eerste halfjaar van 1916. Waterloo en de Belgische Opstand Eenmaal aan het werk met het Huis van Oranje, stuitte ds. Groot op deze twee onderwerpen, die hij onmogelijk kon laten liggen...
JAARBOEK
2017