UZ Letters

Page 1

113 belgie – Belgique PB – PP

letters

Afzendadres: De Pintelaan 185 – 9000 Gent | Toelating gesloten verpakking nr. 03/60 | Afgiftekantoor Gent X

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent uz gent

3961

Driemaandelijks tijdschrift jrg 22, nr 113 december 2012 – januari – februari 2013


advertentie


advertentie

Alias Artifort Artemide Arco Arper Baleri Bloom Carl Hansen Cassina Classicon Colect De Sede Driade Emu Extremis Fermob Fontana Arte Fiam Flexform Flos Foscarini Gelderland Geneva Giorgetti Joli Jori Kartell Kundalini Lago La Palma Leolux Ligne Roset Lumina Luceplan Magis MDF Italia Minotti Molteni Montana Moooi Pastoe Pallucco Porada Porro Poliform Poltrona Frau Rolf Benz Quinze & Milan Senses Swedese Vitra Walter Knoll Zanotta

advertentie

ALGEMENE AANNEMER

DE KRACHT VAN EENVOUD

Intern a tion a le topmer ken V i jf ver d iepin g en d esig n

Pro fiteer n u r eed s va n d e

SOLDE N PRI JZE N O p e n a lle d a g en v a n 1 0 to t 1 8 u u r Zo n d a g g e s l o t e n

Opgeëistenlaan 2 • 9000 Gent Tel 09 225 24 48 info@dedirekteurswoning.be www.dedirekteurswoning.be

RENOVATIE VAN UW LEEFWERELD Dendermondesteenweg 333/B001 9070 Destelbergen. T +32 9-244 00 90 E-mail: info@builthings.be

W W W . B U I L T H I N G S . B E www.argus-photo.be


E

edito Multi­ disciplinaire innovatie In dit nummer bieden wij u inzicht in een aantal vernieuwende behandelingen binnen medische specialismen zoals oncologie, neus-, keel- en oorheelkunde, gynaecologie voor jongeren en farmacologie. Prof. dr. Simon Van Belle en prof. dr. Veronique Cocquyt stellen fier dat de dienst Medische Oncologie hét referentiecentrum voor Oost- en West Vlaanderen is geworden. Hematologen prof. dr. Lucien Noens en prof. dr. Tessa Kerre beschrijven dan weer het gunstige effect van mesenchymale stamcellen op de afweer bij stamceltransplantaties. Prof. dr. Ingeborg Dhooge illustreert hoe slechthorenden verder kunnen genieten van de geneugten van muziek dankzij gehoorsparende chirurgie. En professor Martine Cools vertelt hoe het UZ Gent voortaan gerichte gynaecologische consultaties voor jonge meisjes en adolescenten organiseert. Ten slotte benadrukken prof. dr. Robert Vander Stichele en prof. dr. Mirko Petrovic het belang van therapietrouw, vooral bij oudere patiënten. Aansluitend komt ook het gebruik van antipsychotica bij dementerenden aan bod. Het multidisciplinaire karakter van de aanpak van de pathologie en de holistische zorg voor de patiënt staan hierbij centraal. Het klinkt vandaag vanzelfsprekend, maar het is ooit anders ­geweest… Veel leesgenot.

Prof. dr. Norbert Fraeyman Hoofdredacteur


5

Helihaven in het nieuw. Op het terrein achter K12 is een vernieuwde helihaven in gebruik genomen. De site is voortaan nog beter verlicht en de verantwoordelijken kunnen met één druk op de knop een automatische blusinstallatie activeren. Het UZ Gent ontvangt zowel voor patiënten- als voor organenvervoer heli’s.


I

IN DIT NUMMER

zorg

08 Medische oncologie. 20 jaar geleden ontstond dit multidisciplinaire specialisme in het UZ Gent.

14

16

Elektroakoestisch horen. Hoe nieuwe cochleaire implantaten ­ervoor zorgen dat patiënten ook lage frequenties blijven horen.

Gynaecologie en jongeren. Waarom er in het UZ Gent voortaan een aparte polikliniek is voor kinderen adolescentengynaecologie.

20 dialoog

Wat is de ­verborgen impact van ­therapieontrouw? Colofon UZ Letters driemaandelijks medisch-wetenschappelijk magazine van het Universitair Ziekenhuis Gent Hoofdredacteur Prof. dr. Norbert Fraeyman redactie­ coördinatie Marie-Laure Solie, T 09 332 46 47, communicatie@uzgent.be Advertenties Stefaan Roelens, T 09 267 64 60, stefaan.roelens@jaja.be Fotografie Philip Vanoutrive, Christophe Vander Eecken, Thomas Verfaille, Shutterstock ­Illustratie Sarah Wouters


IN DIT NUMMER 7

onderzoek

opleiding

24

26

Innovatie in stamceltherapie. Mesenchymale stamcellen blijken een goed middel om omgekeerde afstoting te beperken.

Antipsychotica bij dementie. Bewoners van rusthuizen krijgen in 3 op de 4 gevallen overbodige antipsychotica toegediend.

Opleiding seksuologie. Alles over de nieuwe tweejarige opleiding seksuologie die u voortaan aan de Universiteit Gent kunt volgen.

zoom

agenda

en ook…

19

01/03

Symposium Chronisch ­zieke ­jongeren 33

Concept, redactie en realisatie Jansen & Janssen Creative Content, T 09 267 64 60, www.jaja.be V.U. Norbert Fraeyman, De Pintelaan 185, 9000 Gent De inhoud van de advertenties valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van het UZ Gent.

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers

28

04 highlight 12 scan 30 campus kort


Z

Prof. dr. Cocquyt, Patrick Lannoye, prof. dr. Van Belle, Filip Dejager, Johan Martens


ZORG 9

In oktober 1992 werd aan het UZ Gent de dienst Medische Oncologie opgericht. ­Twintig jaar later kijken medewerkers van het eerste uur terug op de afgelegde weg.

20 jaar dienst Medische Oncologie

‘ We hebben ­ gepio nierd!’

T

wintig jaar geleden was medische oncologie nog geen erkend specialisme’, zegt prof. dr. Simon Van Belle. ‘Wij hebben het mee op de kaart gezet. Intussen is het een erkende beroepskwalificatie geworden, zowel in België als in de Europese Unie – zodat de beroepskwalificaties internationaal uitwisselbaar zijn.’ Intensieve samenwerking

De medische oncologie is een specialisme in de inwendige geneeskunde dat zich bezighoudt met de diagnostiek, de medicamenteuze behandeling en de opvolging van kankerpatiënten. Alleen kinderkanker en hematologische kankers

behoren niet tot haar actieterrein. Terwijl andere disciplines zoals chirurgie en radiotherapie de kanker lokaal behandelen, biedt de medische oncologie een systemische behandeling met geneesmiddelen – chemotherapie, hormonen, antilichamen enzovoort. Het spreekt vanzelf dat die verschillende disciplines intensief samenwerken. ‘Wij waren een van de eersten die multidisciplinaire stafvergaderingen organiseerden’, zegt prof. dr. Van Belle. ‘Hier stond de wieg van het MOC, het Multidisciplinair Oncologisch Consult, een formule die intussen in bijna alle ziekenhuizen wordt gehanteerd. Artsen van verschillende disciplines overleggen op het MOC om voor iedere

oncologische patiënt een op maat gemaakt behandelingsplan op te stellen.’ Bij het MOC zijn naast medisch oncologen onder meer ook chirurgen, radiotherapeuten, radiologen, anatoom-pathologen en orgaanspecialisten betrokken. Ook de huisarts wordt uitgenodigd en krijgt in elk geval een verslag van het overleg. Precisiewapens

‘Twintig jaar geleden hadden we als medisch oncologen eigenlijk maar één behandeling: chemotherapie’, zegt prof. dr. Van Belle. ‘Intussen hebben we ons arsenaal flink uitgebreid.’ Een chemotherapiekuur wordt vaak vergeleken met een tapijtbombardement: het ruimt zo veel mogelijk kankercel-


Al 15 jaar geleden hadden we een psycholoog in ons team. Dat was toen opzienbarend.

len op, maar veroorzaakt ook heel wat collateral damage. De nieuwe doelgerichte geneesmiddelen daarentegen zijn sluip­schutters die het alleen op de tumor hebben gemunt. Denk maar aan de antilichamen die het ontwikkelingsproces van een tumor heel gericht kunnen stilleggen of ontregelen. Zulke doelgerichte geneesmiddelen vallen specifieke eigenschappen van specifieke type tumor aan. Prof. dr. Van Belle: ‘Hoe meer we bijvoorbeeld over abnormale ei­witten in een tumor weten, hoe ­efficiënter we doelgerichte middelen kunnen ontwikkelen en inzetten.’ Dat bekent meteen ook dat de behandeling van kanker steeds meer maatwerk wordt. De nieuwe behandelingen hebben de prognose van de meeste kankers duidelijk verbeterd. Prof. dr. Veronique Cocquyt: ‘Twintig jaar geleden had je gemiddeld 40 procent kans om een kanker te overleven – nu is dat 60 procent. Bij sommige kankers is de overleving gestegen van zes maan-

den tot 2 à 3 jaar – en tegelijk is de levenskwaliteit er flink op vooruitgegaan. De incidentie van borstkanker is toegenomen, maar de sterfte is de afgelopen 20 jaar met een derde gedaald. Dat is onder meer te danken aan nieuwe geneesmiddelen zoals herceptine.’ Dat antilichaam koerst doelgericht op tumorcellen af en hecht zich aan een eiwit dat bij 20 tot 25 procent van de patiënten aan de buitenkant van de tumorcel zit. De tumor kan zich niet meer uitbreiden en wordt door het ­immuunsysteem afgebroken. ‘De betere overlevingskansen van borstkanker zijn zeker ook te danken aan de screenings en aan de betere organisatie van de zorg’, zegt prof. dr. Cocquyt. ‘Het MOC is een flinke stap vooruit. Het garandeert je dat je geen enkele mogelijke behandeling over het hoofd ziet.’ Door beter gestructureerd en meer multidisciplinair te werken, heeft de oncologische zorg in België inderdaad een flinke impuls gekregen, beaamt prof. dr.

Van Belle: ‘Eind jaren ’90 zaten we in Europa zowat in de middenmoot. Nu zitten we aan de top.’ Kwaliteit gewaarborgd

De nieuwe therapieën hebben ook het werk van het verpleegkundig team veranderd, zeggen verpleegkundigen Filip Dejager, Patrick ­Lannoye en Johan Martens: ‘Het werk is drukker en complexer ­geworden. Zo’n twintig jaar geleden hadden we vier behandelingen per dag – nu 25 tot 30. We hanteren veel meer behandelingsschema’s en alles wordt nauwgezet geregistreerd. De patiëntveiligheid is flink verbeterd. Ook de chemotherapie is erop vooruitgegaan: vroeger braakten patiënten zich de ziel uit het lijf, nu heeft nog maar 10 procent daar last van, dankzij de nieuwe anti-emetica.’ Aan de ontwikkeling van die anti-emetica heeft de dienst Medische Oncologie overigens zijn steentje bijgedragen. Onderzoekers in de dienst focussen zich nu vooral op prostaatkanker en borstkanker. Ze proberen onder


ZORG 11 Prof. Van Belle en prof. Cocquyt.

meer merkers te identificeren die kunnen aantonen hoe agressief een kanker is en hoe hij op een bepaalde therapie zal reageren. Alle handelingen zijn uit­ geschreven in procedures volgens de kwaliteitsnormering ISO 9001-2008. Die ISO-norm haalde de dienst al in 2006. In het kwaliteits­handboek staan alle ­aspecten van de dienstverlening beschreven. ‘Ook het onthaal’, zegt secretariaatsmedewerker Sabine Siau. ‘We maken er een erezaak van om patiënten vriendelijk en professioneel op te vangen en om alle afspraken vlot te regelen.’ De dienst Medische Oncologie was ook een pionier in de psychosociale ondersteuning van kankerpatiënten. Prof. dr. Van Belle: ‘Al 15 jaar geleden hadden we een psycholoog en een sociaal verpleegkundige in ons team. In die tijd was dat opzienbarend, maar wij wilden zo patiëntgericht mogelijk werken en de patiënt zo goed mogelijk omringen.’ Als

eerste in België zette de dienst een nazorgprogramma op om de levenskwaliteit van de patiënten te verbeteren. Het programma bestaat onder meer uit fysieke training, psychologische en ­sociale begeleiding en advies over de juiste voeding en levensstijl.

Voor Oosten WestVlaanderen zijn we duidelijk het referentie­ centrum ­geworden.

Referentiecentrum

Hoe kijkt de dienst Medische Oncologie naar de toekomst? ‘Met veel vertrouwen’, zegt prof. dr. Van Belle. ‘Van één ding zijn we zeker: we krijgen het nog veel drukker. De afgelopen drie jaar kregen we ­telkens 8 procent meer patiënten over de vloer. De bevolking veroudert en het aantal kankergevallen stijgt. Wat opvalt, is dat we ook steeds meer jongere patiënten met zeldzame en complexe kankers op consultatie krijgen – voor Oost- en West-­ Vlaanderen is het UZ Gent duidelijk het referentie­centrum geworden.’   Dienst Medische Oncologie UZ Gent, De Pintelaan 185, 9000 Gent tel. 09 332 26 91 (polikliniek)


S scan

Sociaal werk in kaart Van psychosociale hulpverlening en crisisinterventies, over het uitwerken van preventiecampagnes, tot sociaal, financieel en juridisch administratieve ondersteuning voor patiënten en hun omgeving. In ziekenhuizen gebeurt heel wat uiteenlopend sociaal werk. ‘Dankzij ons onderzoek krijgen we een beter zicht op het takenpakket van sociaal werkers uit universitaire en algemene ziekenhuizen in België’, vertelt Griet De Bodt, stafmedewerker bij de S­ ociale Dienst Patiënten van het UZ Gent. Zij is de drijvende kracht achter het recente onderzoek, dat gesubsidieerd en erkend werd door de FOD Volksgezondheid en dat momenteel ook in ­psychiatrische ziekenhuizen loopt. Sociale werkers kijken uit naar een duidelijkere taakomschrijving, een beter wettelijk kader, een correctere financiering, en objectieve

­parameters voor de ­toewijzing van sociaal werk binnen zieken­ huizen, gaat Griet De Bodt ­verder. ‘Voor ons onderzoek hebben we een methodiek uitgewerkt om taken te inven­ tariseren, om de belangrijkheid, de frequentie en de duur van taken te bepalen, en om de factoren die een invloed hebben op de werklast na te gaan. Ook hebben we een beschrijving van de kerntaken en subactiviteiten opgesteld. Uit het onderzoek kwamen op de eerste plaats de verscheidenheid van het takenpakket en de complexe beïnvloedende factoren naar voren. In een vervolgonderzoek willen we de activiteiten ook linken aan de patiëntdoelgroep en de ziekenhuisafdeling. Dat moet het mogelijk maken om een instrument te ontwikkelen waarmee we het beleid beter kunnen sturen en dus het dagelijkse sociaal werk verder ­verbeteren.’

COPD diagnosti­ ceren redt

levens

De chronisch obstructieve long­ ziekte COPD, ook ‘rokerslong’ genoemd, is te weinig bekend bij artsen, patiënten en beleids­ makers. Volgens de Belgische Vereniging voor ­Pneumologie (BVP) is COPD de derde belangrijkste doodsoorzaak in onze westerse maatschappij. In ons land wordt het aantal COPD-patiënten op 680.000 geschat, waarvan minder dan de helft gediagnosticeerd is. ‘Nochtans is de ziekte, die in 90% van de gevallen rokers of ex-rokers treft, makkelijk te detecteren door middel van een spirometrie’, zegt professor Guy Joos, hoofd van de dienst Longziekten van het UZ Gent en voorzitter van de BVP. Hoewel de luchtwegvernau­ wing zo goed als onomkeerbaar is, is het volgens professor


scan 13

1 Vlaming op de 5 is chronisch geconstipeerd. Van deze patiëntengroep, die voor 90 procent uit vrouwen bestaat, kan meer dan de helft zichzelf helpen door meer vezels en fruit (vooral kiwi’s) te eten, voldoende te drinken en te bewegen, en vooral door voldoende tijd uit te ­trekken voor het bezoek aan het kleinste kamertje. Gastro-enteroloog Danny De Looze van het UZ Gent in Ook getest op mensen op één

Gentse ­beugel helpt al 1500 OSAS-­snurkers Joos belangrijk om de diag­ nose te stellen. ‘Hoe vroeger je COPD vaststelt, hoe meer kwaad je kunt voorkomen. Voor veel patiënten is COPD een sterke motivator om het roken te laten. De diagnose gaat ook vaak samen met andere ziektebeelden zoals hartproble­ men, osteoporose, spierziekten en diabetes. Patiënten die kortademig worden, hebben de neiging om nog minder te bewegen, terwijl ze hierdoor verder achteruitgaan. Door COPD te diagnosticeren en patiënten gezondheidsadvies te geven, kunnen huis- en longartsen dan ook het leven van heel wat Belgen redden of beter maken.’

Vier procent van alle Belgen tussen 20 en 70 jaar kampt met snurk­ problemen die veroorzaakt worden door het obstructief slaapapneu syndroom (OSAS). Ter vergelijking: de helft van alle Belgen snurkt, maar doordat de ademhaling tijdens hun slaap onderbroken wordt, kampen O ­ SAS-patiënten overdag met vermoeidheid of slaperigheid. Het UZ Gent begon tien jaar geleden met de tandheelkundige behandeling van dit soort klachten. De Eenheid Dentale ­Therapie voor OSAS o­ ntwikkelde zelfs een eigen mondapparaat dat intussen al meer dan 1500 patiënten helpt. ‘Wij gebruiken nu ruim 9 jaar ons zelfontworpen mond­apparaat bij patiënten die tot 20 slaapapneus per nacht doormaken of bij wie

andere therapieën tegen snurken niet helpen’, zegt tandarts Miche De Meyer, coördinator van de klinische eenheid Tand-, Mond-, en Kaakziekten in het UZ Gent, en bedenker van het mondapparaat. Patiënten die het Ghent Anti Snore System (GASS), ook titreerbaar Mandibulair R ­ epositie ­Apparaat of t-MRA g­ enoemd, gebruiken, geven aan dat ze 70 tot 100 ­procent minder snurken. Bovendien stelt 60 procent vast dat het aantal apneus per uur slaap tot minder dan tien daalt. In vergelijking met andere mondapparaten is het t-MRA vrij comfortabel, en kan de mond ook zijwaarts bewegen. Vooraleer een t-MRA wordt aanbevolen, moet de patiënt altijd eerst een uitgebreid slaaponderzoek ondergaan.


Z

(Weer) muziek in de oren Elektroakoestisch horen dankzij ­ gehoor­sparende chirurgie

1

Cochleaire

implantaten

Cochleaire implantaten (CI) zijn momenteel de standaardzorg voor ernstig slechthorende patiënten. In het slakkenhuis – de cochlea – wordt een elektrode ingeplant, gekoppeld aan een uitwendige spraakprocessor achter het oor. De spraakprocessor vangt het geluid op, zet het om in ­elektrische pulsen en stuurt die naar de elektrode. Die elektrode stimuleert rechtstreeks de gehoorzenuw. De cochlea heeft de vorm van een zich naar boven toe vernauwende spiraal. Hoge tonen worden aan de basis verwerkt, lage tonen in de top. Prof. dr. ­Ingeborg Dhooge, hoofd van de dienst Neus-, Keel- en Oorheelkunde: ‘Hoge tonen moet je kunnen horen om klinkers en vooral mede-

klinkers te kunnen onderscheiden en dus spraak te kunnen verstaan. Met een cochleair implantaat kunnen slechthorenden weer hoge toonfrequenties waarnemen.’

2

Restgehoor

Veel patiënten met ernstig gehoor­ verlies in de hoge frequenties beschikken nog altijd over meetbaar gehoor in de lage frequenties – tot 750 à 1000 hertz (Hz). Dat noemen we restgehoor. Laagfrequente tonen – die dus in de top van het slakkenhuis worden verwerkt – zijn belangrijk om intonatie, klankkleur en timbre te onderscheiden, en dus bijvoorbeeld ook om muziek­ instrumenten te herkennen. Prof. dr. Dhooge: ‘De klassieke elektrode van een CI die we in het slakkenhuis opschuiven is relatief lang en krult zich om de as van

het slakkenhuis. Bij die ingreep wordt het akoestisch horen opgeofferd. Na de implantatie kan de patiënt opnieuw spraak verstaan, maar door het wegvallen van de fijne temporele structuur van het geluidssignaal vallen klankkleur en timbre weg. Daardoor valt het beluisteren van muziek erg tegen. Voor sommige muziekliefhebbers was dat zelfs een reden om toch maar niet voor een CI te kiezen.’

3

Gehoorsparende

chirurgie

Intussen werden CI’s ontwikkeld met kortere en fijnere elektroden. De chirurg kan die op een niet-­ traumatische manier in het slakkenhuis inbrengen, zodat het restgehoor behouden blijft. Die ­gehoorsparende chirurgie wordt intussen ook in het UZ Gent ­aangeboden.


zorg 15

Nieuwe cochleaire implantaten kunnen chirurgisch op zo’n manier worden geplaatst dat het restgehoor gespaard blijft. Met dat restgehoor kan de patiënt lage frequenties blijven horen – en dus ook de volheid van muziek blijven appreciëren.

Wat?

4

Elektro­-

akoestisch horen

Doordat de nieuwste CI’s het restgehoor sparen, horen patiënten laagfrequente informatie akoestisch, dankzij hun restgehoor, dat eventueel versterkt kan worden met een klassiek gehoorapparaat. Voor hoge frequenties kunnen ze steunen op hun elektronisch CI. Ze horen dus elektroakoestisch: ze kunnen spraak verstaan en tegelijk kunnen ze ook muziek blijven appreciëren. Ook het spraakverstaan in rumoer is met deze techniek iets beter.

5

Voor welke

­patiënten?

De gehoorsparende CI’s zijn geschikt voor patiënten bij wie het restgehoor voor de lagere frequenties goed genoeg is om te worden gespaard. Prof. dr. Dhooge: ‘In de

lage frequenties tot en met 750 Hz moet het restgehoor tussen 20-25 en 60-65 dB liggen. Leeftijdsbeperkingen zijn er in principe niet, maar je moet wel beseffen dat het gehoorverlies in de meeste gevallen progressief is. Als het gehoor te snel achteruitgaat, overleggen we met de patiënt of gehoorsparende chirurgie wel de moeite loont.’ Een obstakel is de RIZIVregelgeving. Er zijn geen aparte terugbetalingscriteria voor de gehoorsparende CI. Die worden dus alleen vergoed bij patiënten die voldoen aan de criteria van een klassiek CI – gemiddeld gehoorverlies van 85 dB en zeer slecht spraakverstaan. ‘Dat is jammer’, zegt prof. dr. Dhooge. ‘In het UZ Gent werken we al een paar jaar met gehoorsparende implantaten, en de resultaten zijn

Cochleaire implantaten (CI) met kortere en fijnere elektroden kunnen gehoorsparend worden ingeplant.

Voordelen? Restgehoor blijft bewaard: patiënt kan lagere tonen akoestisch horen en hoge tonen elektronisch, met zijn CI

Voor wie? Patiënten met redelijk restgehoor: onder 750-1000 Hz gehoor van 20-25 tot 60-65 dB

erg goed. We zouden nog meer mensen kunnen behandelen, maar de meesten voldoen niet aan de RIZIV-criteria.’

Dienst Neus- Keel- Oorheelkunde Poli 1 eerste verdieping Universitair Ziekenhuis De Pintelaan 185, 9000 Gent Tel. 09 332 23 32 of 09 332 26 21 E-mail: nko@uzgent.be www.een-en-al-oor.be


Z Te vroege of te late puberteit, pijnlijke menstruatie, vaginale infecties, stoornissen in de geslachtsontwikkeling: voor jonge meisjes en adolescenten met dergelijke problemen organiseert het UZ Gent voortaan gerichte gynaecologische consultaties.

Meisjes worden groot Gynaecologische polikliniek voor kinderen en adolescenten

M

eisjes met gynaecolo­ gische problemen kunnen natuurlijk al langer in het UZ Gent terecht’, zegt prof. dr. Martine Cools (Pediatrie, Kinder- & Adolescenten Endocrinologie & Diabetologie). ‘Die problemen kunnen heel erg divers zijn. Denk maar aan hormonale stoornissen, de menstruatiecyclus bij meisjes met anorexia nervosa, soa’s, anatomische afwijkingen. Voor de diagnose en de behande-

ling hebben we in het UZ Gent een netwerk van experts uit diverse disciplines – gynaecologie, endocrinologie, urologie, chirurgie, dermatologie, beeldvorming, psychologie enz. Dat blijft onze grote kracht.’ Teams

Sommige aandoeningen ­worden in het UZ Gent trouwens al langer in multidisciplinaire teams aan­ gepakt. Dat geldt bijvoorbeeld voor aangeboren stoornissen in de ­geslachtsontwikkeling – in het ­Engels: disorders of sex develop-

ment, DSD. Kinderen met DSD ­worden geboren met niet-een­ duidige geslachtskenmerken. Prof. dr. Cools: ‘Van bij de geboorte vangen we ze op in een multidisciplinaire DSD-team. Dat omvat onder meer een kinderendocrinoloog, een kinderuroloog, een gynaecoloog, een klinisch geneticus en een kinderpsycholoog.’ Zo’n multidisciplinair team bestaat ook al voor het syndroom van Turner, waaraan 1 op 2000 meisjes lijden. Eén X-chromosoom ontbreekt of is


ZORG 17

Een brede waaier In de kinder- en adolescentengynae­ cologie komt een heel brede waaier van problemen en aandoeningen aan bod – van pijnlijke maandstonden en aangeboren stoornissen in de geslachtsontwikkeling tot tiener­ zwangerschappen en religieusculturele bekommernissen om het maagdenvlies. Enkele voorbeelden.

Vaginale infecties en wondjes. Bij prepuberale meisjes kunnen jeuk en irritaties allerlei oorzaken hebben. Schimmel komt in principe niet voor. Irritaties kunnen worden veroorzaakt door atopische allergie, overdreven zeepgebruik of door bacteriële neus-, keel- en oorinfecties. Kleine wondjes kunnen zijn veroorzaakt door ingebrachte voorwerpen (speelgoed).

Vroegtijdig oksel- en schaamhaar. Als dat erg

o­ nvolledig, zodat de eierstok­ functie vaak onvoldoende is en de puberteit uitblijft. Op kinderleeftijd is intensieve begeleiding nodig voor groeibevorderende behandeling en puberteitsinductie. Op gespecialiseerde Turnerconsultaties kunnen de patiënten in één keer alle specialisten raadplegen die voor hen van belang zijn. Setting

Ook in de Vrouwenkliniek is de multidisciplinaire aanpak van complexe pathologieën ­standaard,

uitgesproken is of zich op zeer jonge leeftijd voordoet, kan dat wijzen op een probleem van de bijnier. Dat moet verder worden onderzocht en even­ tueel behandeld door de kinder­ endocrinoloog.

Vroege puberteit. Bij tepelopzetting bij meisjes jonger dan 8 jaar is doorverwijzing nodig. Het kan immers wijzen op een complexe ­pathologie. Specialisten in het UZ Gent kunnen de onderliggende oorzaak uitklaren en eventueel beslissen om af te remmen.

Puberteitsinductie. Meisjes bij wie de puberteit uitblijft, kunnen gebrekkig functionerende eierstok­ ken hebben. In zo’n geval kan de puberteit medicamenteus worden geïnduceerd. Dat moet in elk geval in

een derdelijnscentrum gebeuren, door een gespecialiseerde endocrinoloog: als meisjes die nog niet volgroeid zijn hoge dosissen vrouwelijk hormoon toegediend krijgen, kan dat hun lichaamslengte fors beknotten.

Chronische buikpijn. Niet elke buikpijn is verontrustend, maar chronische pijn in het kleine bekken kan wijzen op eierstokcystes. Echo­ grafie, bloedafnames en extra beeld­ vorming zorgen voor duidelijkheid.

Menstruatieproblemen. Gemiddeld doet de eerste menstru­ atie zich twee jaar na het begin van de borstontwikkeling voor. Als ze langer dan drie jaar uitblijft, is het beter om door te verwijzen. In de eerste twee jaar kan de cyclus erg onregelmatig zijn – de vuistregel is dat die onregel­ matigheid toch een zekere regelmaat moet kennen, anders is er mogelijk iets aan de hand.

Chlamydia. Van de 15-jarige meisjes is 24 procent seksueel actief. Alertheid voor soa’s zoals chlamydia is dan ook nodig: 40 procent van de chlamydia-infecties doet zich voor bij 15- tot 19-jarigen. Een ­eventuele infectie kan gemakkelijk worden opgespoord met een urinetest of een slijmvliesstaaltje.

HPV. Het Humaan Papillomavirus veroorzaakt 70 procent van alle baarmoederhalskankers. Sinds het schooljaar 2010-2011 kunnen alle meisjes van 12 en 13 zich in Vlaande­ ren vrijwillig laten vaccineren. Tot de leeftijd van 18 is vaccinatie gratis. In de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar is nog niet iedereen gevaccineerd: een inhaaloperatie is nodig.


zegt gynaecologe prof. dr. Kristien Roelens: ‘Jonge meisjes konden ook in de Vrouwenkliniek terecht, tussen andere patiënten door. Dat was toch een drempel. Daarom hebben we besloten om gerichte consultaties voor kinderen adolescentengynaecologie te organiseren.’ Wat verandert er dan? De klemtoon ligt nog sterker op de multidisciplinaire aanpak. Voor adolescenten komt er wekelijks een apart consult in de Vrouwenkliniek, tenzij ze liever naar de poli Pediatrie komen. En voor meisjes jonger dan 12 is er voortaan wekelijks gynaecologisch consult op de poli Pediatrie. ‘De setting is inderdaad erg belangrijk’, zegt dr. Mireille Merckx, een zeer ervaren en gespecialiseerde kindergynaecologe. Zij verzorgt voortaan mee de gynaecologische

consultaties voor kinderen en adolescenten in het UZ. ‘Communicatie is erg belangrijk – zowel met ouders als met het kind. In een kindvriendelijke omgeving voelen meisjes zich meer op hun gemak. Terwijl je met hen praat over hun leefwereld doe je de nodige onderzoeken. Zoiets moet je leren – ik hoop dat ik geïnteresseerde jongere collega’s wat tips kan bijbrengen.’

Communicatie is erg belangrijk – zowel met de ouders als met het kind.

De gynaecologische consultaties voor meisjes en adolescenten vinden wekelijks plaats. Meisjes jonger dan 12 worden gezien op de poli Pediatrie in het Kinder­ ziekenhuis. Adolescenten ouder dan 12 kunnen terecht op de poli van de Vrouwenkliniek, tenzij ze liever op de poli Pediatrie blijven komen. Meer informatie en afspraken: - poli Pediatrie: tel. 09 332 24 30 - poli Gynaecologie (Vrouwenkliniek): tel. 09 332 37 83. Een patiëntenbrochure over kinderen adolescentengynecologie vindt u op de website van de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en ­Gynaecologie, www.vvog.be.


zoom 19

Z

1

Afdeling Eetstoor­ nissen in K12. Sinds eind oktober is de afdeling Eetstoornissen van de Universitaire Dienst Psychiatrie verhuisd. U vindt ze voortaan op het gelijkvloers van het vernieuwde K12F (en dus niet langer op de tweede verdieping van gebouw K4).

2

In de bloemetjes. Prof. dr. em. Herman Mielants, een van de drijvende krachten achter de afdeling Reumatologie van het UZ Gent, is tot ACR Master gekroond in Washington. Het American College of Rheumatology (ACR) beoordeelt hiermee zijn wetenschappelijke loopbaan als zeer uitmuntend, iets wat maar weinig Europeanen hem voor deden.

1

2

3

4

3

Inschrijven ­zonder wachten. Aan de ­e-kassa’s in K1 en K12 kunnen patiënten zich ­elektronisch aanmelden en betalen zonder tussenkomst van een ­onthaalmedewerker. Voorwaarde is dat ze al patiënt zijn in het UZ Gent en een afspraak hebben op een dienst waar ze gekend zijn. Het systeem werkt vandaag voor een twintigtal diensten, andere volgen.

4

Belgische tumorbank. De Stichting Kanker­ register, het UZ Gent en alle andere universitaire oncologische centra in België houden sinds enkele maanden een virtuele tumorbank bij. De catalogus bevat al meer dan 12.000 gegevens. In de databank komt geen menselijk lichaamsmateriaal, maar wel technische en medische gegevens voor wetenschappelijk onderzoek.


D

Tips voor therapietrouw

‘ Monitoring geeft zicht op ­therapietrouw’ Prof. dr. Robert Vander Stichele, vakgroep Farmacologie Universiteit Gent, huisarts

‘Therapieontrouw komt naar schatting bij een derde tot de helft van alle patiënten voor. Jong en oud: ze aanvaarden het voorschrift niet, nemen het geneesmiddel anders in dan voorgeschreven of zetten de behandeling vroeger stop dan de arts had voorgeschreven. Patiënten weigeren wel eens een voorschrift omdat ze ontevreden zijn over de consultatie: ze kregen onvoldoende uitleg, vonden geen gehoor met hun onrust over risico’s en voelen zich “afgescheept”. Patiënten die hun medicatie onderbreken, doen dat niet altijd uit slechte wil: ze komen trouw hun voorschrift halen, maar vergeten hun medicijnen

wel eens of nemen om allerlei redenen een korte “­geneesmiddelenvakantie”. Zorgverleners ­kunnen dat opvangen door robuustere medicijnen voor te schrijven die een langere werkingsduur hebben, zodat een kleine vergetelheid geen consequenties heeft. Stopzetten van de medicatie komt vaak voor: 40 tot 50 procent van de patiënten die chronisch medicatie moeten nemen, houden daar na een jaar mee op. Dat is vooral bij ouderen een probleem. Ze zijn niet meer gemotiveerd, zien geen effect of schatten de risico’s en bijwerkingen hoger in dan de voordelen. Voor zorgverleners is het erg moeilijk


dialoog 21

‘ Vooral communi­ catie is cruciaal’ Therapieontrouwe patiënten volgen hun behandeling niet zoals de zorgverlener dat aanbeveelt. Vooral bij ouderen kan dat ernstige gevolgen hebben. Wat kunnen zorgverleners doen om therapietrouw te bevorderen?

om de therapietrouw van hun patiënten te meten. Nieuwe monitoringsystemen kunnen daarbij helpen. Eind oktober vond in Gent de jaarvergadering plaats van de European Society for Patient Adherence, Compliance, and Persistence (ESPACOMP). Veel aandacht ging naar ICT-toepassingen om de therapietrouw elektronisch te monitoren: denk maar aan medicijndoosjes met een chip die precies registreert wanneer en hoe vaak de patiënt het doosje opent. Elektronische monitoring is niet bedoeld om de patiënt als een soort Big Brother op de vingers te kijken, maar geeft wel een gedetailleerd beeld van de therapietrouw. Op basis daarvan kan de arts met de patiënt een open gesprek aanknopen: beseft hij wel dat hij wel een keertje overslaat, welke weerstanden en bedenkingen heeft hij, welke afspraken kunnen ze samen maken om de therapietrouw te verbeteren?’ www.espacomp.eu

Prof. dr. Mirko Petrovic, kliniekhoofd Geriatrie, UZ Gent

‘Het risico op therapieontrouw bij ouderen ligt hoger bij alleenwonenden, zeker als ze cognitieve p ­ roblemen hebben. Andere risicofactoren zijn slecht zicht en ­problemen met de motoriek. Ook financiële barrières ­kunnen een rol spelen. En als patiënten verschillende geneesmiddelen tegelijk voorgeschreven krijgen, stijgt het risico dat die niet correct worden gebruikt. Hoe kunnen zorgverleners de therapietrouw ­bevorderen? Voorlichting en communicatie zijn cruciaal. Zorgverleners moeten de patiënt – inclusief de familie en de mantelzorgers – duidelijk en volledig voorlichten over de voorgeschreven medicatie: de werking, de beoogde therapeutische effecten, de bijwerkingen; hoe frequent, in welke dosissen en in welke vorm ze moet worden in­genomen; welke gevolgen het kan hebben als ze niet correct wordt gebruikt, ook voor de interactie met andere geneesmiddelen; wat patiënten moeten doen als ze het middel per vergissing niet of verkeerd hebben genomen; welke leefregels ze moeten respecteren, bijvoorbeeld in verband met alcoholgebruik of dieet … Open communi­ catie houdt patiënten gemotiveerd – helaas hebben zorgverleners daar door de prestatiedruk niet altijd genoeg tijd voor. Als ze hun patiënten als partner beschouwen, zullen die ook meer geneigd zijn om bijvoorbeeld hun twijfels over het nut van een geneesmiddel te bespreken, of om eerlijk te bekennen dat ze het niet altijd correct innemen. Apothekers kunnen de patiënt desnoods een andere toedieningsvorm voorstellen. En zeker bij het opstarten van nieuwe medicatie moeten ze alert zijn voor eventuele interacties met andere geneesmiddelen. Ook in de driehoek geriater-huisarts-apotheker is goede informatiedoorstroming belangrijk om de zorgcontinuïteit te bewaken. Dat is bijvoorbeeld cruciaal bij ziekenhuisopname en -ontslag. Zulke scharniermomenten zijn ook geschikt om met de kam door de medicatielijst te gaan: misschien ­kunnen sommige middelen wel worden stopgezet?’


‘ Maak een ­duidelijk ­medicatie­schema dat ­regelmatig wordt herzien’ dr. Apr. Annemie Somers, adjunct-hoofdapotheker medicatiebeleid, UZ Gent

‘Therapieontrouw is een belangrijke oorzaak van medicatiegerelateerde opnames van ouderen in het ziekenhuis. Uit studies blijkt dat die therapieontrouw voortvloeit uit verschillende factoren: polyfarmacie, cognitieve functie en sociale context. Een duidelijk medicatieschema kan therapieontrouw bij ouderen helpen voorkomen. Dat schema bevat zowel de namen van de geneesmiddelen als de toedieningsmodaliteiten – dagfrequentie, weekfrequentie, tijdstippen van inname, startdatum van de therapie. Als ook de indicatie wordt genoteerd, onthoudt de patiënt beter waarvoor de medicatie dient. Huisarts en huisapotheker kunnen afspraken maken om dat schema samen aan te maken en te updaten. Het moet ook worden toegelicht aan de patiënt of eventuele mantelzorgers. ­ICT-systemen kunnen helpen om de schema’s op te stellen en uit te wisselen, zowel tussen huisarts en huisapotheker als tussen de eerste en de tweede lijn. Uit onderzoek blijkt immers dat bij ziekenhuisopname en -ontslag veel discrepanties

optreden, met onbedoelde therapieontrouw tot gevolg. Evoluties op het gebied van e-Health kunnen de communicatie helpen optimaliseren. Zo’n medicatieschema kan ook de basis vormen voor een zogenaamde medicatiereview. Daarin wordt voor elk geneesmiddel bekeken of er nog altijd een indicatie bestaat, of de dosis en de toedieningsmodaliteiten correct zijn en of zich geen ongewenste effecten en interacties met andere medicatie voordoen. Nog diepgaander kan worden nagegaan of het geneesmiddel voor de patiënt wel de juiste keuze is, in functie van de medische voorgeschiedenis en eventuele contra-indicaties. In een medicatiereview vraagt men zich dus af welke medicatie kan worden stopgezet, welke medicatie de patiënt moet blijven nemen en in welke dosis, en of er nog medicatie ontbreekt, ook indien de patiënt al veel medicijnen inneemt. Zo’n screening zorgt er meestal voor dat de medicatielijst korter wordt. Na communicatie met de patiënt of ­eventuele mantelzorgers zal dat de therapietrouw verbeteren.’


advertentie

advertentie

127-dlg bestekkoffer Mepra

actieprijzen meer dan

60% korting

NU AKTIE

1001 geschenkideeĂŤn

Uitzonderlijk open zondag 16 - 23 en 30/12 maandag 24 en 31/12 van 10u-18u doorlopend

Denen 6 9080 Lochristi T 09 326 02 59

(oude baan Gent-Antwerpen)

bezoek onze webshop

www.a-propos.be


B Een ernstig risico bij stamcel­transplantatie is de ­omgekeerde ­afstoting: afweercellen van de ­donor vallen gezonde weefsels van de ­patiënt aan. ­Mesenchymale stamcellen kunnen hen ontwapenen.

De aanvaller ontwapend Mesenchymale stamcellen nuttig bij stamceltransplantatie

A

cute myeloïde leukemie is een levensbedreigende bloedcelziekte. Bij hoog-risico­ gevallen is de standaardbehandeling stamceltransplantatie: de kwaadaardige cellen worden vervangen door cellen van een donor – een donor van wie het weefseltype goed lijkt op dat van de patiënt. Als hun weefseltype te sterk afwijkt, zullen de afweercellen van de donor niet alleen de nog resterende kwaadaardige cellen, maar ook gezonde weefsels van de patiënt – hun nieuwe gastheer – als vreemd herkennen en aanvallen. Dat staat bekend als omgekeerde afstoting of de graft-versus-hostziekte.

Zoektocht naar donor

Het weefseltype is erfelijk: de helft wordt van de vader geërfd, de helft

van de moeder. Daarom wordt een mogelijke stamceldonor altijd eerst gezocht bij broers en zussen, die elk 25 procent kans hebben op een identiek weefseltype. In ongeveer 60 procent van de gevallen moet een andere oplossing worden gezocht: stamcellen van een onverwante donor – met een sterk gelijkend weefseltype – genieten dan de voorkeur. Wordt die ook niet gevonden, dan is de volgende optie stamcellen uit navelstrengbloed. Een internationale databank – Bone Marrow Donors Worldwide (BMDW) – bevat het weefseltype van iedereen die geregistreerd is als stamceldonor. Hij bevat ook gegevens over stamcellen in navelstrengbloedbanken. ‘Een jonge vrouw met acute myeloïde leukemie onderging recent in het UZ Gent een ­geslaagde stamceltransplantatie’,

zegt prof. dr. Lucien Noens (dienst Hematologie). ‘Een donor vinden was bij haar niet gemakkelijk: de geschikte donor die we na lang zoeken hadden gevonden haakte af, en de geselecteerde navelstrengbloedzakjes bleken om technische redenen onbeschikbaar. Via de BMDW-databank hebben we dan twee andere bloedzakjes gevonden, in St. Louis en in Minneapolis – we hadden er twee nodig omdat één zakje te weinig stamcellen bevat voor een volwassen persoon.’

De innesteling van de stamcellen verliep snel, zoals bleek uit het vlotte herstel van de bloedwaarden.


BELEID 25 Prof. dr. Tessa Kerre en prof. dr. Lucien Noens.

‘Bij stamcellen uit navelstrengbloed hoeft het weefseltype niet helemaal te matchen met dat van de patiënt’, zegt prof. dr. Noens. ‘Deze jonge cellen zijn minder gevoelig voor verschillen in weefsel­type. Bovendien hebben we ter ondersteuning stamcellen van een derde persoon getransplanteerd – vanuit de universiteit Luik, volgens een protocol dat loopt binnen de Belgische stamcelcentra hebben opgespoord.’ Afweer onderdrukt

De stamcellen van de derde donor waren mesenchymale stamcellen. Dat zijn cellen die in het labo worden gekweekt, meestal vanuit het beenmerg. Die cellen hebben veel potentie: onder de juiste condities kunnen ze uitgroeien tot spierweefsel, levercellen, kraakbeen enzovoort. Hun toepassingen in de

regeneratieve geneeskunde zijn legio. Mesenchymale stamcellen ­hebben nog een andere kwaliteit: ze onderdrukken de immuniteit van zowel donor als patiënt. Daardoor maken ze het de getransplanteerde bloedstamcellen gemakkelijker om zich in te nestelen en remmen ze ook de gevreesde graft-versushost af’, zegt prof. dr. Tessa Kerre. ‘Een patiënt die een stamceltransplantatie ondergaat, heeft zware chemotherapie en bestraling achter de rug. Ook het immuunsysteem is uitgeschakeld. Met de getransplanteerde bloedstamcellen komen ook rijpe afweercellen van de donor in de patiënt terecht. Wat die in het lichaam van de patiënt als vreemd zullen herkennen, weet je nooit vooraf: hopelijk de resterende kankercellen, en bacteriën en virussen – maar als je pech hebt, vallen ze weefsels van de patiënt aan, vooral

op de huid, in de lever en in de darmen. Dat kan tot zeer ernstige complicaties leiden. Afweeronderdrukkende medicijnen helpen niet altijd. We vestigen onze hoop dus op de mesen­chymale stamcellen.’ Bij de jonge patiënte met acute myeloïde leukemie werden dus tegelijk stamcellen uit navelstrengbloed én mesenchymale stamcellen getransplanteerd. De innesteling van de stamcellen ­verliep snel, zoals bleek uit het vlotte herstel van de bloed­ waarden. Tot nog toe kunnen we dus spreken van een groot succes.   Dienst Hematologie – prof. dr. ­Lucien Noens en prof. dr. Tessa Kerre Cluster voor c ­ eltherapieën en ­immuundeficiënties bij ­volwassenen UZ Gent De Pintelaan 185, 9000 Gent Secretariaat tel. 09 332 21 25


O

‘ Probeer in elk ­geval af te

­bouwen’­

Langdurig gebruik van antipsychotica bij dementerenden

In België krijgen 40.000 bewoners van rusthuizen antipsychotica tegen gedragsproblemen bij dementie. Nieuw onderzoek suggereert dat die behandeling in drie op vier gevallen kan worden stopgezet.

I

n haar proefschrift nam Majda Azermai (Vakgroep Farmacologie) het gebruik van antipsychotica bij dementiegerelateerde gedragsstoornissen kritisch onder de loep.

symptomen kunnen belastend zijn voor de zorgverleners, maar zijn geen officiële indicatie voor anti­ psychoticagebruik.’

Als antipsychotica toch worden gebruikt bij dementerenden,

Waarom niet?

welk effect hebben ze dan?

‘Antipsychotica werden ontwikkeld in het kader van psychiatrische

‘Antipsychotica sederen en vlakken emoties af, zodat mensen met dementie niet meer in staat zijn om gedragsproblemen te uiten. Het centrale zenuwstelsel van ouderen is gevoelig voor de effecten van anti­psychotica – en dus ook voor de bijwerkingen. Bij ouderen gaat de sedatie sneller, zodat het risico op valpartijen toeneemt. Bovendien zorgen antipsychotica voor een

Waarom krijgen demen­ terenden antipsychotica ­voorgeschreven?

‘Vooral voor gedragsproblemen zoals agitatie, roepgedrag en doolgedrag. Die zitten in een ruime cluster van niet-cognitieve symptomen: de zogenoemde Behavioural and Psychological Symptoms of Dementia (BPSD). Die

ziektebeelden met uitgesproken wanen en hallucinaties. Bij mensen met dementie gaat het om diverse gedragsproblemen. Die kennen een fluctuerend verloop en kunnen worden uitgelokt door externe stimuli. De werkzaamheid en doeltreffendheid van antipsychotica voor de ruime cluster van BPSD is zeer beperkt – en de risico’s zijn groot.’

Antipsychotica zijn echt niet bedoeld voor langdurig gebruik!


ONDERZOEK 27

significant hoger risico op beroerte en mortaliteit.’ Ze worden ook veel te lang voorgeschreven, zegt u.

‘Dat is een groot probleem. Richtlijnen geven een maximale gebruiksduur van drie maanden aan, maar sommige patiënten krijgen ze jarenlang toegediend. Zorgwekkend is ook dat anti­ psychotica samen worden gebruikt met andere psychofarmaca zoals antidepressiva en hypnosedativa. Je moet weten dat 79 procent van de rusthuisbewoners in België psychofarmaca krijgt toegediend – 47 procent krijgt er zelfs twee of meer. Dat vergroot de kans op interacties en bijwerkingen.’ U hebt ook bekeken of het lukt om antipsychotica bij demen­ terenden af te bouwen?

‘In een pilootstudie hebben we – uiteraard in een zeer gecontroleerde

setting – een abrupte stoppoging ondernomen. Bij drie op vier patiënten is die ook gelukt: na één maand hoefden we de behandeling met antipsychotica niet opnieuw op te starten. Patiënten bij wie de stoppoging niet lukte, stelden voordien al zwaardere gedragsproblemen. Mijn conclusie: bij langdurige gebruikers van anti­psychotica moet je een ­systema­tische ­afbouwpoging ondernemen. Pas dan kun je zien bij wie de baten van antipsychotica groter zijn dan de risico’s.’ Waarom gebeurt dat niet?

‘Er is zeker niet altijd onwil in het spel: vaak gaat het om onwetendheid. Vooral in de rusthuissector is de kennis over effecten en bijwerkingen van antipsychotica nog ondermaats. Nieuwe inzichten ­sijpelen maar traag door. Anderzijds mag je de stress niet onderschatten die gedragsproblemen bij zorgverleners veroorzaken.’

Zijn er alternatieven om ­gedragsstoornissen af te zwakken?

‘Betere kwaliteit van zorg voor mensen met dementie is een belangrijk uitgangspunt. Nietfarmacologische alternatieven zoals aromatherapie, ‘pet therapy’ met huisdieren en muziek­therapie lijken een gunstige invloed te hebben op gedragsproblemen. In elk geval loont het de moeite om eerst alternatieven uit te proberen voor je naar antipsychotica grijpt. De drempel mag flink hoger: antipsychotica zouden het ultieme redmiddel moeten worden, die je alleen gebruikt als niets nog helpt.’

Majda Azermai, Psychofarmaca­ gebruik bij ouderen. Een ­focus op de antipsychotica voor dementie­gerelateerde gedrags­ stoornissen. Promotoren: prof. dr. Robert Vander Stichele, prof. dr. ­Monique ­Elseviers.


O

‘ Seksuele ­problemen ­blijven nog vaak ­onder­belicht’ Nieuw: permanente vorming seksuologie

Wie in Vlaanderen seksuologie wou studeren, kon daarvoor alleen terecht aan de KU Leuven. Voortaan kan het ook aan de Universiteit Gent. De tweejarige opleiding Seksuologie richt zich vooral tot artsen, psychologen en pedagogen.

‘Een extra impuls kwam ook door het Sexpert-onderzoek dat we in opdracht van het IWT doen – een bevolkingsonderzoek naar de seksuele gezondheid in Vlaanderen. Daarvoor werken we samen met de KU Leuven. Opnieuw merkten we dat we hier in Gent over heel wat expertise beschikken. Hoog tijd om er iets meer mee te doen.’ De opleiding is

W

ie seksualiteit liever vanuit een pluralistisch ­perspectief bekijkt, kon in Vlaanderen eigenlijk nergens terecht’, zegt ­endocrinoloog prof. dr. Guy T’Sjoen, die aan het hoofd staat van het Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek van het UZ Gent. ‘Daar wilden we iets aan doen.’ Was dat de enige reden?

‘De belangrijkste

geen ­masteropleiding?

reden is dat we de kennis en de expertise in huis hebben: aan de Universiteit Gent en aan het UZ Gent werken veel experts rond seksuologische thema’s, vanuit allerlei specialisaties. Veel ziekten gaan gepaard met seksuele disfuncties, en omgekeerd zijn zulke disfuncties vaak een signaal van een aandoening. Ze verdienen dus extra aandacht. Daarom hebben we trouwens de dienstverlening van ons Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek uitgebreid: naast transgenderpersonen behandelen we nu ook meer patiënten met andere seksuele problemen.’

‘Daar was helaas geen ruimte meer voor. We hebben daarom een permanente vorming seksuologie ingericht. Het wordt een twee jaar durende cyclus, met twee modules van telkens 120 uur. In de basismodule schetsen we het brede kader,

Elke groepspraktijk kan wel iemand met seksuologische expertise gebruiken.


OPLEIDING 29

in de uitbreidingsmodule gaan we onder meer nader in op therapeu­ tische begeleiding van seksuele disfuncties en op de relatie ziekte en seksualiteit. De meeste docenten komen uit de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Voor sommige thema’s – bijvoorbeeld seksverslaving – trekken we externe experts aan.’ Voor wie is de opleiding ­bestemd?

‘Voor klinisch psychologen, pedagogen en artsen. De opleiding legt de klemtoon op diversiteit en multidisciplinariteit. De opleiding respecteert uitdrukkelijk diversiteit in gender, levensfase, cultuur, seksuele voorkeur en relatievorm. De deelnemers krijgen een brede waaier modellen en praktijken aangeleerd. En ze worden getraind om in een multidisciplinair team zorg te verlenen.’ Hoe zit het met de ­accreditatie?

‘Wie slaagt, krijgt uiteraard een

universitair getuigschrift. Momenteel is de beroepstitel seksuoloog nog altijd niet wettelijk erkend. De voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Seksuologie, Ilse

Penne, ijvert ervoor dat onze afgestudeerden vermeld zullen worden in de doorverwijsgids van de VVS.’ Waarom zou je als huisarts een opleiding seksuologie volgen?

Boek over transgenderzorg In Vlaanderen en Nederland bestaan momenteel twee grote referentie­ centra voor transgenderzorg: aan het UZ Gent en aan de Vrije Universi­ teit Amsterdam. Experts van beide centra hebben een toegankelijk en wetenschappelijk verantwoord boek over transgenderzorg samengesteld. Daarin komen allerlei medische, psychologische, sociale en juridische thema’s aan bod. Guy T’ Sjoen, Mick Van ­Trotsenburg, Luk Gijs (red.), Transgender­ zorg, Uitgeverij Acco. Verschijnt ­december 2012.

‘Uit onderzoek blijkt dat 30 procent van de Vlamingen een seksueel probleem heeft – 10 procent daarvan lijdt er ook onder. Slechts een kleine minderheid klopt aan bij een hulpverlener. Als huisartsen seksuele problemen aankaarten, reageren patiënten misschien eerst wat gegeneerd, maar later zijn ze opgelucht. In de algemene artsenopleiding blijft de seksuele anamnese en problematiek onderbelicht. Ik vind het toch een meerwaarde als een groepspraktijk ook iemand heeft met seksuologische kennis en expertise.’

Afhankelijk van de interesse gaat de opleidingscyclus elk jaar of om de twee jaar van start. Meer informatie? Emma Van Keymeulen, Centrum voor Seksuologie en Gen­ derproblematiek, tel. 09 332 60 23, e-mail centrumsege@uzgent.be.


C

CAMPUS KORT

Gentse ­primeur ­ontrafelt Epstein-­ Barrvirus

W

etenschappers van de UGent hebben in samenwerking met collega’s in Duitsland en Frankrijk in beeld gebracht hoe virussen een eiwit dat belangrijk is voor de menselijke immuniteit, kunnen uitschakelen. Op gedetailleerde 3D-beelden hebben ze de strategie getoond die het Epstein-Barrvirus (EBV) daarbij hanteert. Het meest grensverleggende aspect van dit onderzoek, met beelden tot op een schaal van minder dan een miljoenste van een millimeter, is de ontdekking van het unieke ­mechanisme waarmee het ­menselijke eiwit cytokine, dat de immuniteit regelt, inactief wordt gemaakt door een viraal eiwit. ‘De ontdekking dat BARF1 een bindend eiwit is voor het

Verkeers­ hinder

rond hoofd­ ingang

eiwit hCSF-1 – dat essentieel is voor de aangeboren en verworven immuniteit tegen virale en bacteriële infecties en kanker – legde de link naar de rol die BARF mogelijk speelt op het vlak van immuniteit’, zegt doctor Jonathan Elegheert van de UGent Vakgroep Biochemie en Microbiologie. ‘Maar bijna 20 jaar lang bleef onduidelijk hoe BARF1 het CSF-1 afzondert en uitschakelt.’ De ontdekking toont aan hoe creatief virussen het menselijk immuunsysteem kunnen omzeilen en biedt de mogelijkheid om die inzichten op termijn voor therapeutische doeleinden te gebruiken. EBV veroorzaakt klierkoorts, maar wordt ook gerelateerd aan bepaalde vormen van kanker.

M

omenteel wordt een nieuwe rotonde aangelegd op 300 meter van de nieuwe hoofdingang van het UZ Gent op de C. Heymanslaan. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) startte in november met de bouwwerken aan de op- en afrit van de E17 richting Kortrijk. De rotonde is cruciaal voor de verdere ontsluiting van Gent. Ze moet er in de toekomst voor zorgen dat buurtbewoners, werknemers, patiënten, bezoekers en studenten vlotter hun bestemming bereiken. De komende maanden zullen de werkzaamheden echter lokale verkeers­hinder veroorzaken.


CAMPUS KORT 31

Poliklinieken verhuizen In januari 2013 starten renovatiewerken in de P-gebouwen op de campus. Dat betekent dat verschillende poliklinieken, al dan niet tijdelijk, verhuizen: Orthopedie & Fysische Geneeskunde, Radiologie & Medische Beeldvorming, Dermatologie, Inwendige Ziekten, Hoofd- en Halschirurgie, … De meest recente info over de verhuis vindt u op www.uzgent.be.

De werken aan de nieuwe rotonde verlopen in drie fases. Per fase wisselt de verkeerssituatie en zijn er andere omleidingsroutes. Patiënten en bezoekers kunnen het verloop van de werkzaamheden en de ­bijbehorende wegomleidingen volgen op de website www.uzgent.be en via affiches en flyers aan het onthaal en in de wachtzalen van alle diensten. Meer ­informatie over het project en de omleidingen vindt u op www.R4verbindt.be. Voor aangepaste dienst­ regelingen van de bussen surft u naar www.delijn.be.

Dienst Radiologie ­behaalt ISO-certificaat

D

e dienst Radiologie van het UZ Gent investeert in een nog betere dienstverlening naar patiënten en aanvragende artsen. Na een lange voorbereiding ontving de dienst op 1 augustus 2012 het ­ISO-certificaat BE12/223574670. ‘Hoe snel of traag krijgt een patiënt een afspraak? Wordt de aanvragende arts tijdig verwittigd? Krijgen patiënten voldoende uitleg? Zijn onze beelden van hoge kwaliteit? Al dat soort informatie houden we voortaan systematisch bij’, legt professor Rik Achten, hoofd van de dienst Radiologie, uit. ‘En we hebben een werkwijze bepaald om, waar nodig, met die gegevens aan de slag te gaan om de kwaliteit van de dienst­ verlening te optimaliseren.

‘Het certificaat is geen bewijs dat onze werking perfect is, maar het toont hoeveel belang we aan kwaliteit hechten’, vindt professor Achten. ‘Het is een hefboom die we met iedereen van de dienst, van secretaresse tot ­verplegers en artsen, geïnstalleerd hebben om de service omhoog te tillen.’ De dienst Radiologie komt hiermee in het rijtje van verschillende andere diensten van het UZ Gent die een ISO-kwaliteitscertificaat behaalden. Om dit soort kwaliteitsinitiatieven te vertalen in een ziekenhuisbrede aanpak, heeft het UZ Gent onlangs ook de accreditatieprocedure voor een overkoepelend NIAZ-certificaat opgestart (zie ook het artikel in de vorige editie van UZ Letters, nr. 112).


A

AGENDA

19

dec 21

DEC

DEC

Nierlijden en hepatitis C

Angio-CT bij bloeding

Tijdens deze middagsessie in het kader van de Journal Club Nefrologie wordt dieper ingegaan op hepatitis C-gemedieerd nierlijden.

In de reeks Oefeningen in Evidence Based Medicine gaat de dienst Gastro-enterologie/Hepatologie dieper in op het nut van angio-CT bij een acute digestieve bloeding.

UZ Gent – bib. afdeling Nefrologie

UZ Gent – bib. afdeling

0K12A, 12.30 uur, T 09 332 45 24

­Gastro-enterologie 1K12E, 12.30 uur, T 09 332 23 71

20

DEC

20

DEC

26

DEC

Inwendige geneeskunde

Internationaal

Winterdroom

Een namiddag lang kunt u de recentste medische inzichten in uw vakgebied bijbenen tijdens een theoretische opleiding Inwendige Geneeskunde.

­Symposium Hepatitis C

Tijdens de kerstvakantie ademt het Sint-Pietersplein een gezellige wintersfeer met de Winterdroomschaatsbaan en het kinder­ theaterfestival Spekken. Wie een voorstelling boekt, krijgt een gratis ticket voor de ijsbaan.

UZ Gent – Aud. B, 16 uur, T 09 332 21 51

Internationaal gerenommeerde specialisten buigen zich een dag lang over hepatitis C. Van wetenschappelijke fenomenen, over diagnose tot behandeling.   Marriott Hotel Gent, 9 uur, hepatitis@ugent.be

Sint-Pietersplein en Theater

T 09 332 36 58

­Tinnenpot, www.spekken.be T 09 233 77 88


agenda 33

jan 17

FEB

JAN

FEBMAA 28

FEB

Acneontstekingen

Plasmaceldyscrasie

In het kader van het postgraduaat en navormingsvergaderingen gaat het Labo Klinische Biologie dieper in op de bacterie Propionibacterium acnes, die prikkelende stoffen produceert en ontstekingsverschijnselen oproept onder de huid.

Het Labo Klinische Biologie gaat dieper in op de problematiek van slechte vermenging van ­plasma­cellen. Info: UZ Gent – Aud. P8, 20 uur, T 09 332 36 58

UZ Gent – Aud. P8, 20 uur, T 09 332 36 58

31

JAN

22

FEB

1

MAA

Annie, the musical

De Filharmonie

Chronisch

De klassieker over Annie, het kleine, brutale weesmeisje is terug. De tournee door Vlaanderen houdt van 31/1 tot 3 februari halt in Gent.

in de Bijloke

zieke ­jongeren

Het bekendste symfonieorkest van Vlaanderen brengt ‘Eclat Triomphal’ met violist Bart Vandenbogaerde en dirigent Edo De Waart. Beethovens 5de symfonie wordt voorafgegaan door filmmuziek van Erich Korngold.

Hoe kunnen we jongeren met een chronische ziekte of aandoening en hun ouders psychosociaal het best ondersteunen? Die vraag staat centraal op dit symposium voor alle geïnteresseerde collega’s.

Capitole, 19.30 uur, www.capitolegent.be, T 09 233 29 99

De Bijloke, 19.15 uur, www.debijloke.be, T 09 269 92 92

Het Pand, 8.30 uur, T 09 332 53 75, Linda.Reunis@UGent.be

congres symposium opleiding voordracht familie-uitstap


MAA 5

MAA

20

MAA

Kinderen van de zon,

Feminisme en

NTGent

seksuele vrijheid

Wat is het belang van de wetenschap tegenover de kunst, vragen NTGent en Toneelgroep ­Amsterdam zich af in deze bekroonde en internationaal gesmaakte voorstelling. De tekst is gebaseerd op werk van de ­Russische auteur Maxim Gorki.

Welke rol speelt het feminisme vandaag nog? Wat is de impact van seksuele vrijheid en porno­ ficatie? Francesca Vanthielen praat erover met verschillende experts.   Handelsbeurs, 19.30 uur, T 09 265 91 65

NTGent, 20 uur, www.ntgent.be, T 09 225 01 01

9

MAA

17

MAA

21

MAA

Seksuele gezondheid

Dag van de Zorg

Transfusie

Nu de complete renovatie van de poliklinieken van de dienst Vrouwen­kliniek en de dienst Urologie achter de rug is, nodigen de betrokken diensten u graag uit voor het symposium ‘Naar een holistische aanpak van urogenitale, reproductieve en seksuele gezondheid’.

Om de aantrekkelijkheid van zorgberoepen onder de aandacht te brengen, zet ook het UZ Gent de deuren open voor het grote publiek. Iedereen welkom!

In de reeks post-graduaat en navormingsvergaderingen focust het Labo Klinische Biologie op ­donderdag 21 maart op de ‘Trans­ fusie voor de klinisch bioloog’.

UZ Gent, auditorium C en D, 8.30 uur, T 09 332 39 66

UZ Gent, 9 uur, T 09 332 69 68

UZ Gent – Aud. P8, 20 uur, T 09 332 36 58


advertentie


advertentie

Het gebaar dat LEVENS REDT...

Š B. De Cock

ligt ook in UW HANDEN www.azg.be

BE73 0000 0000 6060 Bedankt voor uw waardevolle steun


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.