UZLetters 2

Page 1

111 belgie – Belgique PB – PP

letters

Afzendadres: De Pintelaan 185 – 9000 Gent | Toelating gesloten verpakking nr. 03/60 | Afgiftekantoor Gent X

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent uz gent

3961

Driemaandelijks tijdschrift jrg 22, nr 111 juni –  juli – AUGUSTUS 2012


advertentie

Het gebaar dat LEVENS REDT...

Š B. De Cock

ligt ook in UW HANDEN www.azg.be

BE73 0000 0000 6060 Bedankt voor uw waardevolle steun


advertentie


E

edito Over het muurtje Het UZ Gent profileert zich almaar duidelijker als centrum waar derdelijnsspitsgeneeskunde wordt bedreven. In dit nummer komen daarvan een aantal sprekende voorbeelden aan bod. Denk maar aan de moeilijke diagnose en behandeling van psychische aandoeningen van het zeer jonge en kwetsbare kind. Ook de rol van de oncologisch verpleegkundige als gids tijdens de moeilijke en complexe weg van de behandeling van kankerpatiënten en de sprekende successen bij de behandeling van ovariumcarcinomen worden voorgesteld. Het kernwoord is telkens multidisciplinariteit. De samenwerking tussen verschillende disciplines mag dan al theoretisch vanzelfsprekend en nodig lijken, in realiteit vergt dat voor de partners in het samenwerkingsverband een nauwkeurige planning en afstemming van inzichten, principes, behandelingsmethoden, enz… Uit alle resultaten blijkt dat het voor de patiënten cruciaal is om ‘over het muurtje’ te kijken. De groepen die dat binnen het UZ Gent als uitgangspunt hebben genomen kunnen hiervan getuigenis afleggen. Ik wens u veel leesplezier.

Prof. dr. Norbert Fraeyman Hoofdredacteur


5

Beter bereikbaar Het UZ Gent blijft investeren in een toegankelijke campus. Denk maar aan de recente opening van de nieuwe hoofdingang aan de Corneel Heymanslaan. In de toekomst zal de tram (lijn 4) tot op de campus van het UZ Gent rijden. De werken starten in het voorjaar 2014.


I

IN DIT NUMMER

zorg

08 Infant Mental Health of de mentale gezondheid van kinderen van 0 tot 5.

14 Verpleegkundig spreekuur biedt kankerpatiënten een betere begeleiding.

16 Baarmoederhals- en ovariumtumoren kunnen voortaan beter behandeld worden.

20 dialoog

Is het voorschrift op stofnaam gekaapt? Prof. dr. Robert Vander Stichele, vakgroep Farmacologie Universiteit Gent

Colofon UZ Letters driemaandelijks medisch-wetenschappelijk magazine van het Universitair Ziekenhuis Gent Hoofdredacteur Prof. dr. Norbert Fraeyman redactie­ coördinatie Marie-Laure Solie, T 09 332 46 47, communicatie@uzgent.be Advertenties Imke Vanderlinden, T 09 267 64 47, imke.vanderlinden@jaja.be Concept, redactie en realisatie Jansen & Janssen Creative Content, T 09 267 64 60, www.jaja.be Fotografie Philip Vanoutrive,


IN DIT NUMMER 7

beleid

onderzoek

24

26

opleiding

28

De Medische Raad als stem van de artsen in het ziekenhuisbeleid.

Nachtelijk plassen: een probleem met vele gezichten.

Stadsbewoners bewegen meer. Wat kunnen we daarvan leren?

zoom

agenda

en ook‌

19

21/06

Colloquium inwendige geneeskunde 32

Christophe Vander Eecken, Thomas Verfaille, Shutterstock Ill ­ ustratie Sarah Wouters V.U. Norbert Fraeyman, De Pintelaan 185, 9000 Gent De inhoud van de advertenties valt niet onder de redactionele verantwoordelijkheid van het UZ Gent.

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers

04 highlight 12 scan 30 campus kort


Z Infantpsychiatrie – zo heet de tak van de kinderpsychiatrie die zich buigt over kinderen van 0 tot en met 5 jaar. Hebben de allerkleinsten echt al psychiatrische hulp nodig? Hoe stel je bij baby’s en peuters een diagnose en een behandelplan op? En hoe betrek je daar de ouders bij?

Infant Mental Health in het UZ Gent

Zorg kwetsbare

voor

het

kind


ZORG 9

I

n het UZ Gent is het Infantteam ingebed in de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie. We gingen praten met kinderpsychiaters dr. Eric Schoentjes en dr. Celia Van Zandweghe en orthopedagoog dr. Isabel De Groote. Waarom heeft de Dienst Kinder- en Jeugdpsychiatrie een Infantteam opgericht?

Eric Schoentjes: ‘Jonge kinderen ontwikkelen zich in nauwe interactie met de ouders en de omgeving. Die interactie is de motor van hun ontwikkeling. Psychiatrische ziekte­ beelden kunnen die ontwikkeling beïnvloeden. Door vroegtijdig te interveniëren, voorkom je misschien dat een verstoorde ontwikkeling nefaste langetermijngevolgen heeft. Je hebt daarom mensen nodig die jonge kinderen kunnen observeren, symptomen van stoornissen kunnen herkennen en gepast kunnen interveniëren. Het UZ Gent wil ook in dat domein topklinische zorg aanbieden. Daarom hebben we ex-

perts aangetrokken met een solide wetenschappelijke en klinische bagage.’ Naast infantpsychiatrie hoor je

zich specifiek op de meer complexe problematieken. Daarom is het een erg transdisciplinair domein: experts bekijken het kind vanuit hun vakgebied, maar toch samen.’

ook soms de term Infant Mental Health. Wat is het verschil?

Verwevenheid

Isabel De Groote: ‘Infant Mental Health is iets breder: het gaat over de hele mentale gezondheid van het kind. Het heeft dus ook raakpunten met pediatrie, neonatologie, logopedie, opvoedingsondersteuning … Infantpsychiatrie richt

Waarom hebben de allerklein-

Een diagnose kan, en moet ook – maar niet als hardnekkig etiket.

sten een specifieke aanpak nodig?

Celia Van Zandweghe: ‘Een peuter of een kleuter stapt nooit alleen bij ons binnen – letterlijk en figuurlijk. Om een diagnose te stellen, moet je het kind samen met zijn ouders observeren. Dat betekent niet dat het “allemaal aan de opvoeding ligt”, zoals men wel eens denkt. Een kind kan een aangeboren probleem meekrijgen, waardoor zijn ontwikkeling anders verloopt. Maar dat “andere” komt tot uiting in de interactie met de ouders. Het heeft er ook een impact op. Denk maar aan een baby met een medisch onverklaarbare reflux: dat kan voor veel stress zorgen, zodat de ouders niet adequaat kunnen reageren en het probleem misschien nog ver-


Het Infantteam · ingebed in de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van de Universitaire Dienst Psychiatrie · bundelt psychiatrische, psychologische, medische en therapeutische expertise

· voor kinderen van 0 tot en met 5 jaar · brengt competenties en kwetsbaarheden in kaart, rekening houdend met de ontwikkeling en de interactie met ouders en omgeving · zowel diagnose als therapie

· poliklinisch, ook intensieve dagobservatie en thuisbegeleiding (outreach)   09 332 48 74, kinderpsychiatrie@ uzgent.be.

v.l.n.r. Annelien Merckaert, Christina Symons, Eric Schoentjes, Ilse Van Beversluys, Celia Van Zandweghe, Isabel De Groote

andere verzorgers, school enz. – in kaart kunnen brengen.’ Diagnose?

Welk model hanteren jullie in

Aanleg en omgeving grijpen op elkaar in. sterken. Zo komen het ouderschap en de ontwikkeling nog meer onder druk te staan.’ De discussie over nature tegenover nurture is dus geen of-of-verhaal?

Eric Schoentjes: ‘Aanleg en omgeving spelen beide een rol. Maar ze staan niet naast elkaar, ze grijpen op elkaar in. In ons model houden we daar rekening mee. Als een kind in aanleg kwetsbaar is, hoe zorgen we er dan voor dat de omgeving op zo’n manier op

het kind is afgestemd dat ze zijn ontwikkelingspotentieel vrijwaart? Kijk maar naar de risicogroep van de prematuren. Vroeggeboren kinderen lopen risico op ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen, schoolachterstand. De prognose hangt sterk af van de manier waarop de omgeving op het kind is afgestemd: dat is de hefboom om die kinderen te helpen. Daar heb je dan wel de betrokkenheid voor nodig van experts die de relationele verwevenheid van het kwetsbare kind met zijn omgeving – ouders,

het Infantteam?

Isabel De Groote: ‘Ons model houdt rekening met de brede ontwikkeling van het kind, de relatie met de ouders en de relatie met de bredere sociaal-culturele context. In welke ontwikkelingsfase bevindt het kind zich? Welke mogelijkheden heeft het? Hoe zit het met zijn medische geschiedenis, met zijn motorische, cognitieve, zintuiglijke, talige ontwikkeling? Hoe ziet de interactie van dat specifieke kind met de omgeving eruit? Zijn er stressfactoren in het gezin of in de bredere context – armoede, psychische of psychiatrische problemen bij een van de ouders enzovoort? Dat soort vragen hanteren we als leidraad bij observatie, diagnostiek en behandeling.’ Kan dat wel, een psychiatrische diagnose stellen bij een peuter?


ZORG 11

We proberen ook de kennis en de vaardigheden van huisartsen te vergroten.

Celia Van Zandweghe: ‘Het kan, en het moet soms ook – je hebt een diagnose nodig om te kunnen interveniëren, om kwetsbaarheden op te sporen waar je misschien iets aan kunt doen. Maar bij zo’n jong kind is de diagnose nooit een stellige, onwrikbare uitspraak. Het is geen etiket dat het kind zijn hele leven met zich mee moet dragen. De diagnose kan veranderen, meegroeien, haar relevantie verliezen. Als denkkader voor de diagnostische classificatie gebruiken we het Zero-to-three-handboek. Ook voor de leeftijdscategorie 0 tot 5 jaar is dat veel rijker en fijnmaziger dan de bekende DMSclassificatie: het houdt rekening met de capaciteiten en kwetsbaarheden van het jonge kind en met zijn relationele verwevenheid.’

achterstand, een ontwikkelingsstoornis zoals autisme, gedragsproblemen – driftbuien, druk of juist erg teruggetrokken gedrag …’ En wie verwijst door?

Isabel De Groote: ‘Huisartsen, kinderartsen, psychologen, Kind en Gezin, crèches, scholen, revalidatiecentra… Voor huisartsen is het vaak een moeilijke afweging: heeft de baby een medisch probleem of is er meer aan de hand? Gaat het om een voorbijgaande fase of is er gespecialiseerde hulp nodig?’ Eric Schoentjes: ‘Daarom leveren wij in het UZ Gent inspanningen om de kennis en de vaardigheden van de eerste lijn te vergroten, zodat ook huisartsen al stevig onderbouwde adviezen kunnen geven.’ Stel: een jongetje van twee

Aanpak

met onverklaarbare driftbuien

Met welke symptomen worden

wordt naar jullie doorverwezen.

jonge kinderen bij jullie aange-

Wat doen jullie?

meld?

Celia Van Zandweghe: ‘Eerst praten we met de ouders en eventueel ook de verwijzers. We bekijken of wij wel de juiste instantie zijn

Isabel De Groote: ‘Voedings- en eetproblemen, slaapproblemen, vermoedens van ontwikkelings-

om met het probleem om te gaan. Misschien gaan de ouders verkeerd met de driftbuien om en hebben ze vooral opvoedingsondersteuning nodig? Misschien spelen andere stressfactoren in de omgeving een rol? We brengen de cognitieve, motorische, communicatieve ontwikkeling van het kind in kaart. Soms halen we er een andere discipline bij, om te bekijken of er een medisch probleem meespeelt.’ Isabel De Groote: ‘En we observeren het kind, zowel in interactie met zijn ouders als in interactie met ons. Dat doen we hier – poliklinisch of samen met de ouders in dagobservatie – of thuis. Daarna proberen we alle puzzelstukjes samen te leggen: ons eigen beeld van het kind, maar ook de beleving van de ouders. Dat levert een gedeeld verhaal op over het kind en zijn omgeving, waarin zowel de ouders als wij zich kunnen herkennen. Dat verhaal levert dan aanknopingspunten op voor verdere begeleiding en behandeling.’


S scan

Patiënten reageren soms geschokt als ze met lage rugpijn naar de psycholoog moeten. Dr. Erwin Crombez, pijnarts Pijnkliniek – Multidisciplinair Pijncentrum UZ Gent

Specialisatie in gehoor- en spraakrevalidatie Al bijna 20 jaar kunnen patiënten met gehoor-, spraak-, taal- en slikstoornissen terecht in het Centrum voor Gehoor- en Spraakrevalidatie ‘Ter Sprake’ in het UZ Gent. Sinds 2011 kunnen artsen die zich op deze pathologieën willen toeleggen, een aangepaste specialisatie van 2 jaar volof 4 jaar halftijds volgen en stage lopen in het centrum. Ze maken daarbij kennis met de meest actuele gespecialiseerde medische en paramedische aanpak én met het bredere kader waarbinnen het revalidatiecentrum actief is. Tijdens de stage gaat veel aandacht

naar de functionele consequenties van de pathologieën voor de patiënt. Wat betekent een therapie voor zijn of haar sociale leven? Hoe kan hij of zij weer meedraaien in een professionele of schoolse context? Daarnaast is er aandacht voor wetgeving: bijvoorbeeld voor criteria voor inclusie of voor de samenwerking tussen centra en het Riziv. Er wordt ook dieper ingegaan op de financiering van een revalidatiecentrum, op de afhandeling van administratieve zaken.

Leverpatiënt krijgt nieuwe linkerkwab Het UZ Gent heeft als eerste ziekenhuis in Europa een chronische leverpatiënt geholpen door via een kijkoperatie een linkerkwab van een levende donor te transplanteren. Een 50-jarige vrouw kreeg van haar 29-jarige dochter een stukje lever en is daardoor verlost van haar chronische leverziekte. De ingreep werd uitgevoerd door een team onder leiding van prof. dr. Roberto Troisi. ‘Bij levertransplantaties wordt doorgaans de – grote – rechterkwab gebruikt. Hier ging het om de lin-


scan 13

UZ

jaaroverzicht

2011

Bekijk het UZ-jaaroverzicht 2011 op www.uzgent.be en ontdek welke nieuwe stappen het ziekenhuis heeft gezet op het vlak van patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, opleiding en dienstverlening.

TERUG NAAR INHOUD

kerkwab, die slechts een derde van de lever uitmaakt. Het donororgaan

Baanbrekend onderzoek naar rol junk-DNA bekroond

was dus kleiner en daardoor konden we het via een laparoscopie of kijkoperatie lossnijden.’ ‘Het donororgaan werd via een kleine horizontale snede in de onderbuik verwijderd. We spaarden dus de verticale buikspieren, waardoor de donor na de ingreep minder pijn heeft. Hij of zij revalideert ook sneller en de rest van de lever groeit weer normaal aan. Bij de moeder werd het donororgaan ingeplant via een incisie onder de ribben. Na zes weken had ze opnieuw een lever met een normale grootte en optimale werking,’ aldus prof. dr. Troisi. De patiënte moet voor de rest van haar leven wel een medicijnencocktail nemen tegen afstoting, ook al was het in dit geval een transplantatie tussen bloedverwanten.

Prof. dr. Elfride De Baere heeft de prestigieuze InbevBaillet-Latour Prijs voor Klinisch Onderzoek 2012 gewonnen. De prijs bekroont haar onderzoek naar de rol van de niet-coderende portie van het genoom – vroeger ook ‘junk-DNA’ genoemd – via genetische spitstechnologie, met erfelijke ziekten zoals dominante en recessieve oogaandoeningen als model. ‘We hebben onbekend terrein van het menselijk materiaal onderzocht en daarin veranderingen gevonden die van belang zijn bij zeldzame erfelijke ziektes’, legt prof. dr. De Baere uit. ‘Die

vaststellingen kunnen ook een rol spelen bij een brede waaier aan andere erfelijke, multifactoriële en verworven aandoeningen zoals suikerziekte, darmziektes en kanker.’ Elfride De Baere studeerde in 1996 af als doctor in de Geneeskunde aan de UGent. In 2002 behaalde ze er haar doctoraat in de Medische Wetenschappen en in 2009 haar diploma Specialisatie Klinische Biologie. Op dit moment staat zij aan het hoofd van het DNA-Laboratorium in het UZ Gent en is ze als hoofddocent verbonden aan de UGent.


Z

Gids, coach en case manager Verpleegkundig spreekuur in de oncologie Wie de diagnose kanker krijgt, gaat een turbulente periode tegemoet, vol verwarrende vragen, angsten en problemen. Op het oncologisch verpleegkundig spreekuur vinden patiënten een gids op wie ze het hele zorgtraject kunnen rekenen.

K

ankerpatiënten krijgen in het UZ Gent topzorg. Die is multidisciplinair: oncologen, chirurgen, radiotherapeuten, radiologen en andere specialisten werken samen rond de medische zorg, verpleegkundigen, psychologen en sociaal werkers bieden psychosociale ondersteuning. ‘Dat betekent dat de patiënten tijdens hun traject door het ziekenhuis

met veel verschillende mensen en diensten te maken krijgen,’ zegt prof. dr. Veronique Cocquyt, coördinator Zorgprogramma Oncologie. ‘Natuurlijk overleggen die met elkaar over de juiste behandeling en opvolging – maar voor de patiënt krijgt het traject al gauw iets onoverzichtelijks. Ze misten een rode draad.’ Rode draad

In diverse afdelingen is daarom

een oncologisch verpleegkundig spreekuur opgezet. Tijdens zo’n spreekuur kunnen de patiënten – maar ook hun familieleden – met al hun vragen, zorgen en praktische problemen terecht bij een team van oncologisch verpleegkundigen. Dat kan ook telefonisch. De verpleegkundig consulent beantwoordt vragen over de ziekte en de behandeling, biedt emotionele ondersteuning, coördineert contacten met andere zorgverleners, zowel binnen als buiten het UZ Gent, en helpt praktische en administratieve problemen op te lossen. Net doordat de consulent de patiënten en hun familiecontext door en door kent en het hele zorgtraject overziet, is het verpleegkundig spreekuur een waardevolle aanvulling op de medische en psychosociale consulten.


zorg 15

oncologie. ‘Ze hebben iemand nodig die voor continuïteit kan zorgen, die samen met hen het hele zorgtraject bewandelt, hun ziektegeschiedenis kent en bijvoorbeeld ook op de hoogte is van hun thuissituatie. Bij zo iemand voelen ze zich veilig genoeg om zelfs hun negatieve emoties te ventileren.’ De rol van de verpleegkundig consulent begint al meteen na de diagnose. Elsie Decoene: ‘Patiënten staan ontredderd in de gang en voelen de grond onder hun

‘Kankerpatiënten krijgen een tsunami aan informatie te verwerken’, zegt prof. dr. Cocquyt. ‘Soms zie je ze verward achterblijven. Maar je kunt onmogelijk voor elke patiënt een uur uittrekken om op zijn of haar vragen in te gaan. Als arts bekijk je het zorgtraject toch ook vooral vanuit je eigen specialisme. Op het spreekuur met de oncologisch verpleegkundigen vinden de patiënten iemand die tijd voor hun vragen en problemen heeft – en die hen het hele traject lang terzijde staat, van diagnosestelling over opname en behandeling tot ambulante nazorg.’ Ook de huisarts

‘Dat laatste is voor de patiënt een grote meerwaarde’, zegt Elsie Decoene, verpleegkundig specialist

De patiënten misten een rode draad in het zorgtraject. Prof dr. Veronique Cocquyt

voeten wegzakken. Dan hebben ze vooral emotionele ondersteuning nodig. Ze hebben meteen ook al veel vragen over hun behandeling, maar het is niet altijd het juiste moment om hen met nog meer informatie te overladen. Na dit eerste contactmoment gaan de patiënt en de verpleegkundig consulent samen op weg.’ Vaak neemt de verpleegkundig consulent ook contact op met de huisarts, om de behandelplannen mee te delen. ‘Dat wordt erg geapprecieerd. De huisarts blijft belangrijk voor de patiënt. Daarom proberen we hem optimaal te betrekken.’ Lage drempel

De verpleegkundig consulent speelt een verbindingsrol. ‘Wij zijn een laagdrempelig aanspreekpunt’, zegt Elsie Decoene, ‘maar achter ons zit het hele multidisciplinaire team klaar. Heeft de patiënt een pijnprobleem? We leggen het voor aan de arts. Krijgt hij of zij iets niet geregeld met het ziekenfonds? We halen er een sociaal werker bij. Dreigt hij of zij in een depressie te verzanden? We polsen bij de psycholoog. Je zou ons een soort case manager kunnen noemen. Voor de patiënten heeft dat een duidelijke meerwaarde: ze hebben iemand die “er is” voor hen, iemand die hen door een moeilijke periode loodst en hen helpt om de moed erin te houden.’


Z

Spectaculaire sprongen Baarmoederhalsen eierstoktumoren In de behandeling van baarmoederhalsen ovariumtumoren heeft het UZ Gent de jongste jaren baanbrekende vernieuwingen gerealiseerd. Die zijn vooral te danken aan de nauwe samenwerking in een multidisciplinair team van gynaecologen, radiotherapeuten, medisch oncologen, nucleair geneeskundigen, pathologen en radiologen.

1

Uitgebreide baarmoederhalstumoren: boogtherapie

Zodra de baarmoederhalstumor groter dan vier centimeter is of het weefsel aan weerszijden van de uterus heeft geïnfiltreerd, kan hij nog moeilijk chirurgisch worden verwijderd. Daarom werden gevorderde tumoren vroeger standaard behandeld met uitwendige en inwendige radiotherapie, gecombineerd met chemotherapie. De klassieke bestralingstechnie-

ken slaagden er wel in om de tumor te verkleinen, maar bij 30 procent van de patiënten werd bij biopsiename toch nog overblijvend tumorweefsel aangetoond. Binnen drie jaar na de behandeling herviel een flink deel van de patiënten, met vaak fatale afloop. ‘De conventionele radiotherapie had nog een ander nadeel’, zegt gynaecoloog prof. dr. Rudy Van den Broecke. ‘Ze tastte ook omliggende organen aan, wat vaak tot ernstige darm- en plasklachten en uro-gynaecologische problemen leidde. En doordat ook het ondersteunende weefsel mee werd bestraald, was het onhaalbaar om de verkleinde tumor chirurgisch weg te halen zonder risico op zware complicaties.’ Chirurgie blijft mogelijk

Dat is anders met een nieuwe uitwendige bestralingsmethode:


ZORG 17

De nieuwe aanpak voor uitgebreide cervixtumoren is naar onze mening een betere aanpak dan de klassieke radiotherapie. prof. dr. Rudy Van den Broecke

de Intensiteitsgemoduleerde Arcof boogtherapie (IMAT). Daarin beschrijft het bestralingstoestel continu een boogvormige beweging rond de patiënt. Om de 8 graden optimaliseert het toestel zijn bestralingsbundel, aangepast aan de te bestralen tumor. De tumor en de lymfeklieren krijgen hoge dosissen, terwijl de dosis bij risico-organen zoals de dunne darm of de blaas minimaal wordt gehouden. Dat is mogelijk doordat radiotherapeuten met de hulp van radiologen de tumor en de omliggende organen heel precies kunnen aflijnen. De para-aortische lymfeklieren kunnen met IMAT preventief worden bestraald, wat theoretisch de overleving gunstig beïnvloedt, zonder extra bijwerkingen te veroorzaken. Met de oude technologie was dat wel anders. Doordat ook het ondersteunende weefsel ontzien wordt en

dus soepel blijft, kan de – fors verkleinde – tumor achteraf zonder gevaar worden verwijderd. Prof. dr. Van den Broecke: ‘Bij hysterectomie of zelfs uitgebreidere chirurgie hoeven we niet meer bang te zijn voor complicaties. Als dat nodig is, nemen we met behulp van beeldvorming heel gericht klieren weg, van het bekken tot de buikholte. Dat doen we om de kans op lokale en locoregionale controle te maximaliseren. Die lokale en locoregionale controle is erg belangrijk om eventuele uitzaaiingen te vermijden of in elk geval uit te stellen.’ Spectaculaire resultaten

De resultaten van de boogtherapie – aangevuld met chemotherapie en chirurgie – zijn spectaculair, vertelt radiotherapeut prof. dr. Gert De Meerleer. ‘Zelfs zo spectaculair dat we eerst problemen hadden om ze

in internationale tijdschriften gepubliceerd te krijgen. Het was alsof andere experts ze niet geloofden … Intussen hebben we de behandeling toegepast op 40 patiënten met een uitgebreide en niet meer te opereren baarmoederhalstumor. Bij alle patiënten kon de tumor fors worden verkleind en bij meer dan 80 procent bleek hij zelfs niet meer waar te nemen, behalve met de microscoop. Bij alle patiënten kon nadien chirurgie worden toegepast. Op één patiënt na is de lokale controle 100 procent. Bijwerkingen deden zich niet voor en de levenskwaliteit van de patiënten is excellent.’ ‘Als derdelijnscentrum vragen wij niet liever dan dat uitgebreide cervixtumoren naar ons verwezen worden’, vult prof. dr. Van den Broecke aan. ‘Wij vinden het de enige juiste behandeling omdat ze veel betere resultaten biedt dan klassieke radiotherapie.’


We hopen dat wij op basis van wetenschappelijke data onze collegae kunnen overtuigen tot meer samen­­werking ten bate van de patiënt. Prof. dr. Gert De Meerleer

Ovariumcarcinoom: WAPRT

2

Opmerkelijke winst heeft het UZ Gent ook geboekt in de palliatieve behandeling van patiënten met gevorderde ovariumtumoren. Prof. dr. Van den Broecke: ‘Vaak hebben die patiënten metastasen ter hoogte van het buikvlies en komen ze niet meer in aanmerking voor chemotherapie of chirurgie. Ze zijn quasi uitbehandeld en hun levenskwaliteit is flink aangetast: als gevolg van darmobstructies hebben de meeste patiënten een maagsonde of een stoma. Andere klachten zijn pijn, bloedingen en ascites.’ Acht maanden levenskwaliteit

Sinds enkele jaren worden die patiënten in het UZ Gent behandeld met de zogenoemde Whole Abdominopelvic Radiation Therapy (WAPRT). Met die boogtherapie worden hoge dosissen gericht op het buikvlies en

de buikvliesinhoud, zodat obstructies opgelost worden. Prof. dr. De Meerleer: ‘Met boogtherapie kunnen we het hele buikvlies zeer intensief bestralen en kunnen we ook de inhoud ervan een voldoende dosis geven. Tegelijk gaan we om de nieren heen, laten we het ruggenmerg ongemoeid, en sparen we de lever. De therapie is zeer arbeidsintensief en voor de patiënten tijdelijk erg zwaar – wat hun ook duidelijk wordt uitgelegd. Al een week na de behandeling voelen de meesten zich beter. Gemiddeld kunnen ze nog acht maanden overleven, klachtenvrij. Ze kunnen nog op reis gaan en van hun kleinkinderen genieten: hun levenskwaliteit is weer goed. Patiënten die een maagsonde hadden, zie je een paar maanden later weer op restaurant gaan.’ ‘Sinds 2007 hebben we al 44 patiënten met die WAPRT-techniek behandeld. Ons onderzoek is gepubliceerd in vooraanstaande Amerikaanse oncologische tijdschriften. We hopen dat wij op basis van wetenschappelijke data onze collegae kunnen overtuigen tot meer samen­­werking ten bate van de

patiënt. De visie die we in het UZ Gent ontwikkeld hebben op basis van een multidisciplinaire aanpak, is – zo tonen de resultaten – een valabel alternatief voor de traditionele combinatie van externe radiotherapie en brachytherapie.’

Een hecht netwerk De vernieuwende therapieën werden ontwikkeld in het Gynaecologisch Pelvien Oncologisch Netwerk (GYPON) van het UZ Gent. In dat netwerk werken gynaecologen, radiotherapeuten, medisch oncologen, nucleair geneeskundigen, radiologen en pathologen hecht met elkaar samen. ‘Zonder die samenwerking gaat het niet’, zegt prof. dr. Gert De Meerleer. ‘Als radiotherapeuten kunnen wij wel nieuwe technologieën voorstellen, maar ook de gynaecologen en de andere collega’s moeten mee in het verhaal willen stappen. Alles draait om onderling vertrouwen, goodwill en loyaliteit.’ ‘Geen enkel ander referentiecentrum in België kan resultaten als de onze voorleggen’, zegt prof. dr. Rudy Van den Broecke. ‘Dat is te danken aan de multidisciplinaire samenwerking. Iedereen brengt zijn expertise in, in het belang van de patiënt.’


zoom 19

Z

1

De nieuwe kinderpolikliniek. Jonge patiënten kunnen in de polikliniek van het Kinderziekenhuis Prinses Elisabeth op één plaats terecht voor al hun onderzoeken en consultaties. De nieuwe multidisciplinaire eenheid is makkelijker voor de patiënt én zorgt voor een efficiëntere workflow.

2

Hydrogel vervangt kraakbeen. In het UZ Gent zijn recent verschillende patiënten geholpen met een nieuwe aanpak voor kraakbeenletsels in de knie. Prof. dr. Fredrik Almqvist: ‘Door gaten te maken in het onderliggende bot kan uit het letsel nieuw kraakbeen groeien. We vullen het letsel op met een hydrogel die verhardt en het bloed op zijn plaats houdt.’

1

2

3

4

3

Tolkenservice voor patiënten. Wist u dat het UZ Gent taalbijstand aanbiedt voor het Turks, het Russisch en de Vlaamse gebarentaal? Voor de andere talen staan video- en telefoontolken ter beschikking. Momenteel loopt ook een project om de tolkenservice stap voor stap naar eerstelijnszorg uit te breiden en zo de continuïteit van de zorg te garanderen.

4

Nieuwe receptie in glas. Tussen de gebouwen P3 en P4 is een nieuw glazen atrium in gebruik genomen. In het gebouw kunnen patiënten zich aanmelden voor consultaties bij het Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek, bij de afdelingen Gynaecologie, Verloskunde en Reproductieve Geneeskunde van de Vrouwenkliniek, en vanaf oktober ook bij de dienst Urologie.


D

Veel logistieke en therapeutische problemen Apotheker Geert Heungens, ledeberg

Vo rschrift op stofnaam: pro & contra

‘Sinds 1 april moeten wij bij een voorschrift op stofnaam een geneesmiddel kiezen dat in de korf van de goedkoopste specialiteiten zit. De geneesmiddelen die erbuiten vallen, krijgt de patiënt niet terugbetaald. En sinds 1 mei moeten we voor antibiotica en antimycotica het goedkoopste middel afleveren, zelfs wanneer de arts geen VOS voorschrijft. Een uitzondering is er wanneer de arts ‘niet substitueerbaar wegens therapeutisch bezwaar’ of ‘allergie voor stof x’ vermeldt, of als de voorschrijver specificaties (bijvoorbeeld: bruistablet) heeft opgenomen. Dan mogen we de voorgeschreven specialiteit wél afleveren, tegen remgeld.


dialoog 21

Is het voorschrift op stofnaam gekaapt? Prof. dr. Robert Vander Stichele, vakgroep Farmacologie Universiteit Gent, huisarts

Welke geneesmiddelen in de goedkope korf zitten, maakt het RIZIV één maand vooraf bekend. Dat is al meteen een probleem. Stel dat antbioticum of antimycoticum x deze maand in de korf zit, en volgende maand niet meer, dan wordt onze stock van x onverkoopbaar. Als volgende maand het middel y in de korf zit, moeten we dat zo snel mogelijk geleverd krijgen. Als de voorschrijver specificaties vermeldt, zal de patiënt het doosje pas later kunnen ophalen, ondanks acute pathologie. Leg hem dat maar eens uit. Kortom: er zijn allerlei praktische en logistieke problemen aan verbonden. Vooral voor oudere en chronisch zieke patiënten zijn er nog andere bezwaren. Overschakelen kan tot verwarring en dubbel gebruik leiden, doordat het geneesmiddel een andere benaming, kleur of smaak heeft. Zo komen de zorgcontinuïteit en de therapietrouw in gevaar. Geen bezwaar tegen VOS – en de besparingen – op zich, wel tegen de koppeling aan loodzware administratieve verplichtingen.’

‘Als een arts een geneesmiddel voorschrijft, kan hij een voorschrift op stofnaam (VOS) maken. Dan vermeldt hij op het voorschrift geen merkgeneesmiddel, maar de actieve bestanddelen die in het geneesmiddel zitten. In België kan dat wettelijk sinds 2001. En het heeft vele voordelen. Het helpt de arts om naar de essentie te gaan, om abstractie te maken van merken, verpakkingen en prijzen. Dat is zeker didactisch nuttig in de opleiding, omdat studenten zo beter vertrouwd raken met de nomenclatuur. Er kunnen ook budgettaire voordelen aan verbonden zijn. De praktische invoering ervan verliep moeizaam. Dat had onder meer te maken met obstakels in verband met medische software en het medisch elektronisch dossier. Om de wetgeving praktisch werkbaar te maken, stelde de overheid een werkgroep van experts samen. Daarin hebben we onder meer ‘VOS-clusters’ gedefinieerd: een groep van specialiteiten die hetzelfde actieve bestanddeel hebben, dezelfde toedieningsweg en dezelfde sterkte. Daarnaast kwamen er afspraken over geneesmiddelen waarvoor het VOS niet zo geschikt is. Dat werk was bijna rond, toen de federale regering het VOS eind vorig jaar koppelde aan besparingsmaatregelen. Als de arts een voorschrift op stofnaam maakt, moet de apotheker sinds april 2012 het goedkoopste geneesmiddel afleveren. Elke maand stelt het RIZIV daarvoor een lijst op. De maatregel is overhaast ingevoerd en bevat constructiefouten. Maar de wrevel zit dieper. Voorstanders van het VOS hebben het gevoel dat de regering het ‘gekaapt’ heeft om het exclusief aan besparingen te koppelen.’


Om praktische redenen: liever generieke geneesmiddelen dr. Lily Willems, huisarts in gent

‘Als huisarts besef ik dat we zuinig moeten omspringen met het geld voor de gezondheidszorg. Ik heb er dan ook geen enkel probleem mee om goedkope geneesmiddelen voor te schrijven. We krijgen daarvoor trouwens een quotum opgelegd, dat ik – net zoals de meeste van mijn collega’s, vermoed ik – moeiteloos haal. Alleen doe ik dat niet door voorschriften op stofnaam (VOS)

af te leveren, maar vooral door generieke geneesmiddelen voor te schrijven. Dat doe ik eigenlijk bij de meeste patiënten. De generieke middelen worden in mijn medische software automatisch gegenereerd. Als ik op stofnaam wil voorschrijven, is dat wat omslachtiger – al is dat vooral een kwestie van gewoonte, denk ik. Bovendien vind ik het toch wel belangrijk dat mijn patiënten

De apotheker kan patiënten optimaal begeleiden prof. dr. Jan De Maeseneer, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, huisarts

Welke rol spelen artsen en apothekers in een kwaliteitsvolle en kosteneffectieve gezondheidszorg? Daar hoort het debat over te gaan. Artsen stellen de diagnose en koppelen daar een voorschrift met de juiste stofnaam aan. De snel wisselende merken en verpakkingen hoeven ze niet op te volgen – nu de patiëntenpopulatie steeds internationaler wordt, is voorschrijven op stofnaam zelfs een veilige oplossing. Een probleem voor de huisarts is de gebrekkige integratie van VOS in medische software. Door alleen

softwarepakketten te homologeren die VOS wél ondersteunen, kan de overheid dat veranderen. Ook het voorschrift bij ontslag uit het ziekenhuis is bij voorkeur VOS. Apothekers worden opgeleid om patiënten deskundig te begeleiden. Ze zetten het voorschrift om in een geneesmiddel en begeleiden de patiënt om dat adequaat en trouw in te nemen. Ze kunnen bijvoorbeeld verpakkingen afleveren die perfect overeenstemmen met de behandelingsduur – wat ons miljoenen euro’s aan ongebruikte producten in de medicijnkastjes

geneesmiddelen krijgen waarmee ze vertrouwd zijn. Ik werk in een buurt waar nogal wat analfabete patiënten wonen, en voor hen zijn de kleur en het uitzicht van het doosje zeer belangrijk. Anders bestaat bijvoorbeeld het risico dat ze een dubbele dosis innemen. Dat is ook de reden waarom ik vind dat de overheid de verplichte substitutie van antibiotica en antimycotica wat overhaast heeft ingevoerd. De apotheker moet verplicht een middel afleveren dat tot de groep van de goedkoopste geneesmiddelen behoort, maar die groep kan elke maand veranderen. Dat zorgt voor verwarring bij de patiënt en brengt de therapietrouw in gevaar.’

zou besparen. Opdat ze hun rol optimaal zouden kunnen spelen, zou elke patiënt bij de apotheek een globaal farmaceutisch dossier (GFD) moeten hebben. De patiënt bepaalt dan zelf wie toegang krijgt tot dat GFD – spoeddiensten en huisartsenwachtposten kunnen dan bv. een synopsis consulteren. De farmaceutische industrie beweert dat goedkope generieke medicijnen de innovatie in het gedrang brengen, maar het is geen of-ofverhaal: hoe kosteneffectiever de apotheek aflevert, hoe sneller we innovatieve en dus vaak dure middelen kunnen vergoeden. En de medische vertegenwoordigers van de farmaindustrie – die artsen veel tijd kosten en merkproducten duurder maken – kunnen we omscholen tot onafhankelijke voorlichters voor artsen en apothekers.’


advertentie

Online agendabeheer voor artsen www.medici.be www.afspraken.be

advertentie


B Op 1 januari van dit jaar hebben de 17 verkozen leden van de Medische Raad hun mandaat opgenomen. Welke rol speelt die Medische Raad in het UZ Gent eigenlijk?

‘Bouwen aan een samenwerkingscultuur’ Wat doet de Medische Raad?

I

n zijn nieuwe samenstelling is de Medische Raad relatief jong’, zegt prof. dr. Piet Hoebeke. ‘Dat is niet onbelangrijk om de betrokkenheid van alle artsen bij het ziekenhuisbeleid te waarborgen. En daar gaat het ons om. Wij zijn de gesprekspartner van de directie:

dr. Steven Rimbaut, prof. dr. Sabine Van daele, prof. dr. Piet Hoebeke, prof. dr. Mirko Petrovic

als wettelijk adviesorgaan zorgen wij ervoor dat de ziekenhuisartsen inspraak krijgen in beheersbeslissingen, aanstellingen en ontslagen, verloning, bestaffing, kostenafspraken, de geldstroom van de honoraria, begrotingen, investeringen in infrastructuur en apparatuur enzovoort. We kunnen ook zelf initiatieven nemen, bijvoorbeeld om de rechtspositieregeling – het statuut – te screenen.’

De Medische Raad staat dus tegenover de directie?

Prof. dr. Hoebeke: ‘In ons ziekenhuis alvast niet: wij kiezen voor het samenwerkingsmodel. We proberen potentiële conflicten juist te ontmijnen voordat ze kunnen escaleren. In het UZ Gent bestaat een volwassen overlegcultuur. Tenslotte zetten artsen en directie zich samen in voor hetzelfde doel: efficiënte en klantvriendelijke


BELEID 25

Potentiële conflicten proberen we te ontmijnen.

kwaliteitsgeneeskunde aanbieden, in het belang van de patiënt.’ Dr. Steven Rimbaut: ‘De wet legt een zestal materies vast waarvoor de directie verplicht rekening moet houden met ons advies. Dat gaat van de benoeming van de hoofdarts tot de afzetting van een ziekenhuisarts, behalve als dat om dringende redenen is. Stemt twee derde van de Medische Raad tegen een besluit van de Directie, dan moet een externe bemiddelaar interveniëren. Zo ver is het in het UZ Gent nog nooit gekomen. We volgen natuurlijk de belangen van de artsen op, maar dat doen we collegiaal en constructief. Een permanent overlegcomité – met afgevaardigden van de Medische Raad en van de Directie – draagt

daar veel toe bij. Daarin proberen we een consensus te bereiken over materies die voor de ziekenhuisartsen belangrijk zijn.’ Hoe informeert u de ‘achterban’ van ziekenhuisartsen?

Prof. dr. Mirko Petrovic: ‘De notulen en de agenda van onze vergaderingen verspreiden we via intranet. En één keer per jaar lichten we op een algemene artsenvergadering toe wat we in de Medische Raad hebben ondernomen. Overigens kunnen de collega’s altijd bij ons aankloppen met een probleem of met de vraag discreet te willen bemiddelen bij een conflict. We zijn een open huis – de achterkamertjescultuur is voltooid verleden tijd.’

Wie? De Medische Raad in het

Bureau. Het bureau van

UZ Gent telt 17 leden. Hij vergadert twee keer per maand. De leden worden voor drie jaar verkozen door de ziekenhuisartsen. Afhankelijk van hun aanstellingsgraad beschikken die over één of meer stemmen. Het mandaat van de huidige leden loopt tot 31 december 2014.

de Medische Raad bereidt de vergaderingen voor. Het bestaat uit prof. dr. Piet Hoebeke (voorzitter), prof. dr. Sabine Van daele (ondervoorzitter), prof. dr. Mirko Petrovic (secretaris) en dr. Steven Rimbaut (financieel coördinator).

De Medische Raad wil ook de samenwerking met huisartsen en andere verwijzers bevorderen. Wat staat er op stapel?

Prof. dr. Sabine Van daele: ‘In zijn beleidsplan heeft de hoofdarts de samenwerking met huisartsen extra beklemtoond. Synchroon daarmee hebben wij in de Medische Raad een werkgroep opgericht die vooral de communicatie met de huisartsen moet verbeteren. In grote ziekenhuizen loopt dat wel eens spaak: daarom willen we er, samen met de hoofdarts, extra op inzetten. Hogeschoolstudenten Bedrijfsbeheer en Communicatie zullen in drie pilootdiensten de telefonische en schriftelijke communicatie tegen het licht houden en verbeterpunten aankaarten.’

Rol. Volgens het KB van 10 augustus 1987 moet de Medische Raad zich inzetten om de kwaliteit van de verstrekte zorg te bevorderen, de groepsgeest onder de ziekenhuisartsen en de samenwerking met het ander ziekenhuispersoneel en huisartsen te stimuleren en wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen.

Adviezen. Daarnaast somt het KB 18 materies op waarover de Medische Raad advies moet geven. Bij 6 van die materies mag de Directie het advies in geen geval negeren.


O

Een probleem

met veel gezichten Nachtelijke polyurie

N

achtelijke polyurie uit zich in bedplassen bij kinderen en bij volwassenen in nycturie – twee keer of meer moeten opstaan om te plassen’, zegt prof. dr. Karel Everaert, Urologie. ‘Dat heeft allerlei nefaste psychologische en fysieke effecten, van vermoeidheid overdag tot ochtendlijk urineverlies, pijn in de zij en blaasklachten. En bij rolstoelpatiënten leidt vochtopstapeling in de benen tot nachtelijke polyurie, met infecties, nierschade en nachtelijke katheternood tot gevolg.’

Johan Vande Walle, pediatrische Nierziekten. ‘We weten ook dat die kinderen frequent slaapstoornissen hebben – niet zoals vaak wordt gedacht omdat ze te diep slapen, maar omdat hun slaap oppervlakkig en gefragmenteerd is. En in het UZ Gent hebben we een samenhang ontdekt tussen bedplassen en ADHD-kenmerken.’ Langetermijnopvolging bij ex-bedplassers en bevraging van volwassenen met nycturie kan meer inzicht opleveren. Hebben exbedplassers vaak nycturie? Hangt dat samen met een overactieve blaas? Is er ook een verband met slaap- en concentratiestoornissen?

1 Bedplassen

‘We weten dat sommige bedplassers te veel urine produceren terwijl andere blaasfunctiestoornissen hebben’, zegt prof. dr.

2 Nycturie

‘Nycturie is een onderschat probleem’, zegt prof. dr. Everaert. ‘Het verstoort de slaap, tast de

levenskwaliteit aan, veroorzaakt vermoeidheid, concentratieverlies en depressies en ondermijnt de algemene gezondheid. Huisartsen moeten er zeker alert voor zijn.’ Nycturie is het gevolg van blaasstoornissen of van overmatige urineproductie algemeen (polyurie) of alleen ’s nachts (nachtelijke polyurie). Een studie probeert de kenmerken van de volwassen nycturiepopulatie in kaart te brengen. Dr. An-Sofie Goessaert, Urologie: ‘We vergelijken mensen met en zonder nycturie, onder meer aan de hand van bloedafname, uroflow- en urineanalyses en vragenlijsten over blaas- en slaapstoornissen, ADHD en depressies. De studie zou aanknopingspunten moeten opleveren om de screening, diagnose en behandeling te verbeteren.’


ONDERZOEK 27

Wie ’s nachts te veel urine produceert, heeft daar op allerlei manieren last van. Een reeks onderzoeken aan het UZ Gent probeert greep te krijgen op het complexe probleem.

Gezocht! Voor een studie naar nycturie is de dienst Urologie van het UZ Gent op zoek naar vrijwilligers (m/v) ouder dan 18. Gezocht worden zowel mensen die ’s nachts 2 keer of meer moeten opstaan

Als nycturie het gevolg is van nachtelijke polyurie, dan kan desmopressine eventueel helpen. Desmopressine vult tekorten van het antidiuretisch hormoon aan maar is niet zonder bijwerkingen. In twee farmacologische studies worden de effecten en bijwerkingen in kaart gebracht. 3 Rolstoelpatiënten

Dwarslaesiepatiënten hebben een sterk verminderde blaascontrole en moeten het nodige doen om incontinentie te vermijden. ‘Dat is ’s nachts een heel gedoe’, zegt dr. Annick Viaene, Revalidatiecentrum. ‘De wekker zetten, nog half in slaap jezelf katheteriseren … Een alternatief is er

helaas niet – verblijfskatheters zijn een bron van infecties. Wel willen we die patiënten bevragen om uit te zoeken of ze al voor hun ruggenmergletsel problemen hadden.’ Rolstoelpatiënten stapelen overdag in de benen vocht op. Gaan ze ’s nachts liggen, dan komt dat vocht in de blaas terecht – daardoor produceren ze ’s nachts meer urine dan overdag. In haar masteronderzoek probeert verpleegkundige Raina Ablorh dat probleem te objectiveren. ‘Door een groep rolstoelpatiënten te vergelijken met een groep bedlegerige patiënten probeer ik er meer zicht

om te plassen als mensen die niet moeten opstaan.   dr. An-Sofie Goessaert 09 332 67 47 ansofie.goessaert@uzgent.be

op te krijgen’, zegt ze. ‘Klopt het dat rolstoelgebruikers inderdaad meer vocht opstapelen en ’s nachts meer urine produceren?’ ‘Rolstoelpatiënten krijgen ’s nachts wel eens desmopressine’, zegt dr. Viaene. ‘We vragen ons af: hoe raken ze dan het opgestapelde vocht weer kwijt? Daarom zijn we erg nieuwsgierig naar de de farmacologische studies die dr. Goessaert hierover opzet. De hele reeks onderzoeken kan ons gegevens opleveren waarmee we vermoedens beter kunnen onderbouwen. En wie weet komen er onvermoede inzichten uit voort.’


O Doctoraatsonderzoek bewijst verband

Stadsbewoners bewegen meer Volwassenen die in de stad wonen, fietsen en wandelen significant meer dan wie in de stadsrand of op het platteland woont. Dat toont Delfien Van Dyck aan in haar doctoraatsonderzoek.

B

ewegen levert gezondheidsvoordelen op: daar twijfelt niemand nog aan. Maar waarom bewegen sommige mensen meer dan andere? Dat onderzoekt de vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen van de Universiteit Gent al meer dan 15 jaar. Inzicht in cruciale factoren kan helpen om doeltreffender in te grijpen en mensen ertoe te brengen meer te bewegen. Bewegingsvriendelijk

‘Vroeger zocht men de verklaring vooral in psychosociale factoren’, zegt prof. dr. Ilse De Bourdeaudhuij, vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen. ‘En die factoren helpen inderdaad verklaren waarom mensen al dan niet graag sporten

of fitnessen. Maar bewegen omvat veel meer: ook fietsen en wandelen – functioneel of recreatief – horen erbij. En daar blijken factoren zoals de woonomgeving zwaarder door te wegen dan psychosociale factoren.’ Welke rol speelt de omgeving precies? Bestaan er ‘bewegingsvriendelijke’ omgevingen? In haar doctoraatsonderzoek ontrafelde

Delfien Van Dyck de invloed van fysieke omgevingskenmerken op de mate van fysieke activiteit en sedentair gedrag. Dat onderzoek past in een internationaal project van het International Physical Activity and the Environment Network (IPEN), waarvan prof. dr. De Bourdeaudhuij een van de stichtende leden is. Eerdere studies hadden al kenmerken van bewegingsvriendelijke (high-walkable) omgevingen opgespoord: hoge woondichtheid, vlotte verbindingswegen en een mix van ruimtelijke bestemmingen – woningen, kantoren, scholen, diensten, winkels, groen – binnen fiets- en wandelafstand. Contra-intuïtief

FEIT Stadsbewoners fietsen en wandelen gemiddeld 2 uur per week meer Determinant: fysieke omgevingsfactoren Bewegingsvriendelijke omgeving: – woondichtheid – mix van ruimtelijke functies – vlotte verbindingswegen

Aan de hand van die objectieve kenmerken selecteerde Delfien Van Dyck in Gent 12 bewegingsvriendelijke en 12 minder bewegingsvriendelijke buurten. De buurten werden ook gerelateerd aan sociaal-demografische factoren. In elke buurt werden volwassenen (20-65 jaar) en jongeren (13-15 jaar) bevraagd. Ze kregen ook een week


OPLEIDING 29

Op het platteland moeten we sterker inzetten op individuele gedragsverandering. Delfien Van Dyck

lang een bewegingsmeter mee. De resultaten waren opvallend en duidelijk. Delfien Van Dyck: ‘Intuïtief beschouwen veel mensen vooral het platteland en de stadsrand als bewegingsvriendelijk: het is er rustig, groen en verkeersluw. Uit mijn onderzoek blijkt dat mensen in de stad – de Kuip van Gent, de Zuid, de stationsbuurt – veel meer fietsen en wandelen dan mensen in de rand, in Drongen of Sint-Denijs-Westrem bijvoorbeeld. Voor functionele verplaatsingen – naar het werk of de winkel – wandelen ze per week gemiddeld 80 minuten meer en fietsen ze ook gemiddeld 40 minuten meer. En verrassend: ook in hun vrije tijd wandelen en fietsen ze ongeveer 20 minuten per week meer.’ Het verband tussen bewegingsvriendelijke omgeving en gezond gedrag is stevig: het staat bijvoorbeeld los van sociaal-economische status. Maar wat voor volwassenen geldt, gaat niet op voor jongeren. Ook opvallend: mensen in bewegingsvriendelijke buurten vertonen toch meer sedentair gedrag – tvkijken, computeren enzovoort.

Inspirerend

Voor wie zijn deze resultaten interessant? ‘Zeker voor stedenbouwkundigen’, zegt Delfien Van Dyck. ‘Bij stadsvernieuwingsprojecten moeten ze de kenmerken van een bewegingsvriendelijke buurt in het achterhoofd houden. Omgevingsinterventies kunnen stadsbewoners ertoe aanzetten zich actiever te verplaatsen en actiever te recreëren. Dat is niet zo op het platteland. Daar moeten we sterker inzetten op individuele gedragsverandering. Dat geldt ook voor jongeren die in de stad wonen.’ Delfien Van Dyck, The built environment and its association with physical activity and sedentary behaviors in adults and adolescents. Promotoren: prof. dr. Ilse Bourdeaudhuij en prof. dr. Greet Cardon.


C

CAMPUS KORT In Vlaanderen  rookt  16% van de 15-jarige meisjes en 15% van de jongens wekelijks.

40% van de 15-jarige meisjes is  ontevreden  met haar lichaam, en 22% is op dieet terwijl slechts 10% overgewicht heeft.

UZ Gent is topwerkgever Opleidingscluster GynaecologieVerloskunde Met de snelle medische ontwikkelingen in het achterhoofd, besteedt de UGent heel wat aandacht aan de opleiding Gynaecologie-Verloskunde en haar subspecialisaties. ‘In 2010 hebben we het Gents opleidingscluster Gynaecologie-Verloskunde opgericht’, zegt prof. dr. Marleen Temmerman, diensthoofd Vrouwenkliniek. ‘Alle betrokkenen, universitaire en niet-universitaire stagemeesters en de artsenspecialisten in opleiding, denken voortaan in een vast kader na

over hun opleiding en de kwaliteitsbewaking ervan.’ Volgens prof. dr. Temmerman levert dat gezamenlijke overleg vruchtbare ideeën op: ‘In het forum wordt vlot samengewerkt voor allerhande facetten van de opleiding. Het hele jaar door zijn er contacten tussen stagemeesters in binnen- en buitenland. We houden ook jaarlijks een academische zitting waarbij dieper ingegaan wordt op de evoluties in ons vakgebied en waarbij de vorming van onze assistenten wordt verbeterd.’

Ook dit jaar is het UZ Gent een van de 45 bedrijven in België die het certificaat van Top Employer mogen dragen. Ons ziekenhuis kreeg het certificaat na een doorlichting door het CRF Institute. Tijdens de audit werden 5 factoren gescreend: 1 de primaire arbeidsvoorwaarden 2 de secundaire arbeids­ voorwaarden en werkomstandigheden 3 de training- & ontwikkelingsmogelijkheden 4 de carrière­ mogelijkheden 5 de organisatiecultuur


CAMPUS KORT 31

Hogere familiale rijkdom is geassocieerd met een  gezondere  levensstijl

Het UZ Gent scoorde het best op de training- en ontwikkeling- en carrièremogelijkheden. Mario Naeye, HR-manager UZ Gent: ‘De resultaten van de audit geven vertrouwen. We scoorden ook goed op het vlak van secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals verzekering, kinderopvang, eindeloopbaanbeleid en welzijn. Ook interne kennisdeling en permanente opleiding dragen we hoog in het vaandel. We zijn trots dat we opnieuw erkend worden als goede werkgever in Vlaanderen én daarbuiten.’

Verwondingen  komen meer voor bij jongeren in rijkere families.

Enkele opmerkelijke conclusies uit het recentste jeugdgezondheidsrapport van de WHO. De Vlaamse gegevens werden verzameld door de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde van de UGent.   ‘Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)’ op www.who.int

Chirurgisch reconstructief werk in Uganda Met de nieuwste technieken voor 3D-printing als ondersteuning helpt een medisch team van de Universiteit Gent Ugandese patiënten met goedaardige tumoren aan de kaak. ‘Wat we in Afrika doen, mag niet onderdoen voor wat hier de gangbare norm is,’ zegt prof. dr. Hubert Vermeersch, plastisch chirurg en diensthoofd Hoofd- en Halschirurgie in het UZ Gent. ‘Ook daar moeten we gaan voor topkwaliteit en het gebruik van de best beschikbare technieken. Dat is een win-winsituatie: per operatie maak je een patiënt beter en investeer je in lokale opleiding. Tegelijk investeer je in research en in praktijkervaring die over alle grenzen heen nuttig is.’ Het project in het CoRSUziekenhuis in Kampala werd mogelijk dankzij een beurs van

de VLIR, de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Het werd in 2010 opgestart en loopt 5 jaar. De goedaardige kaaktumoren waarvoor chirurgisch reconstructief werk wordt uitgevoerd komen in Uganda om nog onduidelijke redenen veel meer voor dan in Vlaanderen. Door lokale artsen op te leiden, investeert het project in een duurzame verbetering van de situatie. Binnen het project worden, onder meer door anaplastoloog Jan De Cubber, ook technologische mogelijkheden onderzocht om 3D-toepassingen betaalbaarder te maken.

Postoperatief


A

AGENDA

>

30

JUN 20

SEP

22

Beaufort aan zee

Orthopaedica Belgica

Met Beaufort04 is de Triënnale voor Hedendaagse Kunst aan haar vierde editie toe. Op een 30-tal locaties in 9 kustgemeenten kunt u opnieuw verrassende en poëtische kuntstwerken ontdekken die curator Phillip Van den Bossche en intendant Jan Moeyaert zorgvuldig hebben uitgekozen.

De Belgische Vereniging voor Orthopedie en Traumatologie (BVOT) en de Société Belge de Chirurgie Orthopédique et de Traumatologie (SOBCOT) organiseren in samenwerking met de Vereniging voor Orthopedisch en Gipsverpleegkundigen (VOGV) drie boeiende congresdagen in Brugge.

www.beaufort04.be

www.ob2012.be – Campus Brugge, Xaverianenstraat 10, 8200 Brugge, T 09 218 85 80

>

16

SEP

18

21

Kunst in de stad

Polydruggebruik en

Colloquium inwendige

met Track

psychische problemen

geneeskunde

Nog tot midden september loopt Track, de spraakmakende tentoonstelling die het SMAK buiten haar muren organiseert. In zes gebieden in de ruime binnenstad van Gent, van de wijk Macharius/Heirnis tot het historische centrum en de Rabottorens, kunt u verrassende trajecten volgen.

De vakgroep Orthopedagogiek van de UGent organiseert een studiedag over ‘Polydruggebruik en psychische problemen bij alcoholen druggebruikers in behandeling’. Op het programma staat onder meer een toelichting bij de resultaten van het recente POLYMEHonderzoek.

Specialisten van de afdeling Endocrinologie/Neurologie van het UZ Gent vertellen u meer over acute problemen bij diabetes, over het metabool syndroom, over obesitas/ anorexie, over cerebrovasculair accident (CVA) en transiënte ischemische aanval (TIA).

www.smak.be, T 09 240 76 01

www.orthopedagogiek.ugent.be

UZ Gent – Aud. B 16u00 T 09 332 21 51


agenda 33

congres symposium

JUL 05

AUG

14

SEP 01

04

Gent Jazz

European Elastin Meeting

Het vroegere Blue Note festival in de Bijlokesite in Gent brengt weer wereldtoppers naar België. Een greep uit de affiche: Brad Mehldau, Joe Lovano Quintet, Antony and the Johnsons, Rodrigo y Gabriela, Tindersticks en Paco de Lucia.

Het Centrum voor Medische Genetica organiseert zijn 7de European Elastin Meeting over extracellulaire matrix en biomaterials. U verneemt er alles over de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen aangaande de structuur en biologie van elastine en elastine-geassocieerde ziektebeelden.

www.gentjazz.com T 09 324 45 30

www.elastin2012.be elastin.2012@medgen.ugent.be

14

23

19

05

07

Gentse Feesten

Mr. T triatlon Gent

jaarlijkse meeting SIOPEN

in het ziekenhuis

Tijd om de vakantiekilo’s eraf te sporten: de Mr. T Sporta Triatlonclub Gent organiseert een toegankelijke triatlon. Op het programma staat zowel een ‘sprintversie’ (750 m zwemmen, 20 km fietsen en 5 km lopen), waaraan u ook in team kunt deelnemen, als een ‘just-for-funversie’ (250 m zwemmen, 10 km fietsen en 2,5 km lopen).

De International Society of Pediatric Oncology, European Neuroblastoma Group (SIOPEN) houdt haar jaarlijkse meeting dit keer in Gent. Kinderartsen, chirurgen, radiotherapeuten, pathologen, biologen, nucleair geneeskundigen, farmacologen en geïnteresseerde huisartsen uit de hele wereld komen hun inzichten met elkaar delen.

Het Gentse stadscentrum gonst 10 dagen van de bedrijvigheid: veel volk, gezelligheid en straattheater, maar ook een lange reeks culturele voorstellingen en allerhande kinderanimatie. Naar goede gewoonte verrast het Europees Figuren Theater Centrum overigens ook weer UZ-patiëntjes in de kinderkliniek op 19 juli.   www.gentsefeesten.be

www.triathlongent.be

www.siopen-r-net.org T 09 332 30 15

opleiding voordracht familie-uitstap


SEP 08

19

11

Het Ehlers-Danlos

Farmacotherapeutisch

Syndroom

bijblijven

Het First International Symposium over de diagnose, behandeling en pathogenese van het Ehlers-Danlos syndroom richt zich tot iedereen die bezig is met extracellulaire matrix en erfelijke bindweefselaandoeningen. Organisator van het congres in Gent is het Centrum voor Medische Genetica van het UZ Gent.

De vaste afspraak van de alumnivereniging van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de UGent. U leert er alles over nieuwe geneesmiddelen en andere actuele medische onderwerpen.   UZ Gent aud. E

www.eds2012.be

20.30 uur

EDS.Conference.2012@

alumni.geneesheren@ugent.be

medgen.ugent.be

13

15

26

Dag tegen kanker

Ode Gand

Samenwerking met Butare

De Vlaamse Liga tegen Kanker organiseert voor de 13de keer de Dag tegen kanker. In verschillende ziekenhuizen, waaronder ook het UZ Gent, worden allerhande infostands gebouwd en worden miniinformatiesessies gehouden. Om 16 uur kunt u een rondleiding op de afdeling Radiotherapie volgen.

Ook dit jaar brengt het evenement een ode aan Gent met een hele dag muziek in elke cultuurtempel. Muziek, animatie, kunst en spektakel overstromen de straten langs de waterwegen van Gent. Als afsluiter volgt een spetterend vuurwerk.

Tijdens deze bijeenkomst verneemt u alles over de samenwerking tussen de Gentse faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de universiteit van Butare in Uganda als voorbeeld van partnerschap in de medische opleiding. Het colloquium vindt plaats in de reeks Geschiedenis van de Geneeskunde.

www.gentfestival.be T 09 243 94 94

UZ Gent, K12, K1/2 en P7, 10.30 –

UZ Gent, aud. E, 20.30 uur,

16.30 uur, www.tegenkanker.be

alumni.geneesheren@ugent.be


advertentie

advertentie

TUIN DAGEN

speciale acties EXTREMIS

www.dedirekteurswoning.be

deDirekteurswoning OpgeĂŤistenlaan 2 - 9000 Gent - T 09 225 24 48 open alle dagen 10 - 18 uur zondag & maandag gesloten


advertentie


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.