informal
- INFORM ALL ABOUT INFORMAL ARCHITECTURE -
Nr. 1
april-mei-juni
2013
informal
- INFORM ALL ABOUT INFORMAL ARCHITECTURE -
EDITORIAAL Onze huidige leefwereld is een complex systeem van sociaal, economische, politieke, en culturele patronen. Deze patronen zitten vandaag de dag vol van problemen. Beproevingen die, als we de media mogen geloven, weleens de grootste in de geschiedenis van de mensheid zouden kunnen blijken. “Drastische klimaatveranderingen, exponentieel groeiende overbevolking, de ‘bedreiging’ van de islam, de nakende crash van de euro en de dollar, de grondstoffen die opraken, dematerialisatie bij een generatie die alleen maar deugt als consument en belastingbetaler, ontbossing, ... Het lijstje is eindeloos en groeit dagelijks.” Als we onze huidige opleiding mogen geloven ligt het binnen het takenpakket van de architect om al deze problemen op te lossen. De tijd dat de architect enkel huisjes tekent lijkt voorbij te zijn, als die er al ooit geweest is. Maar de grens is vaag. Is een architect die een economisch model uittekent voor de lokale middenstand op dat moment wel een architect? Maar ook omgekeerd; kan je een dakloze die een dak boven z’n hoofd timmert dan ook gaan categoriseren als architect? Want net zoals de architect zich elk wereldprobleem lijkt aan te trekken, zoeken individuen naar eigen architecturale oplossingen voor hun persoonlijke noden. In deze magazinereeks springen we heen en weer over deze vage grens. Op zoek naar de rol die elk individu kan vervullen wanneer deze zich binnen het veld van de architectuur beweegt. Of de rol die de architect vervult wanneer hij buiten de lijntjes kleurt. Dit nummer concentreert zich op de architect die zich niet enkel toespitst op het uitbundige maar door de crisis beïnvloed wordt en wat dichter naar de ‘basics’ van de gebruiker toewerkt. En daarnaast de niet-architect die aan zijn eigen noden wil voldoen en daardoor de rol van de architect overneemt, zij het alleen of als community.
5 curatoren
Jasper Van der Linden
Lieze Vergauwe
Jonathan Vandebeek
Alexander Verbeke
Amy Menu
inhoudstafel 1. GAFPA Floris de Bruyn 2. Vlaamse architectuur in de koterijcultuur 3. Barrow cabins (fotoreportage) 4. Favela Painting 5. Life inside the Kowloon walled City 6. Hong Kong’s human battery hens (fotoreportage) 7. Informal inputs 8. Rabot revisited 9. Veel voor weinig: Lacaton & Vassal 10. Case study: building community/ community building 11. WikiHouse 12. Marjetica Potrc 13. Informal settlements 14. Het ABC-huis
5
1. GAFPA Floris de Bruyn p8
2. Vlaamse architectuur in de koterijcultuur p14 Een jong eigenwijs bureau uit het gentse.
Koterijen, een oervlaams fenomeen.
3. Barrow cabins p20
Simpele noden, simpele oplossingen.
4. Favela painting p24
5. Life inside the Kowloon walled city p30
Wanneer een schilderwerk over zoveel meer gaat
Een enorme expansie buiten de lijnen.
6. Hong Kong’s human battery hens p32 7. Informal inputs p38 Living on the border of humanity. Over de onbepaaldheid van de ruimte.
8. Rabot revisited p42
9. Veel voor weinig: Lacaton & Vassal P52 Wanneer je huis een toren is.
10. Case study: building community/ community building p58
Participatiearchitectuur nader bekeken.
12. Marjetica Potrc p70
Fransen die zichtbaar onzichtbaar zijn.
11. Wikihouse p64
Een nieuwe definitie voor bouwen.
Ontwerpend met de armen, voor de armen.
13. Informal settlements p73 14. Het ABC-huis p78 de opkomst van de gemeenschapsarchitect
Toegankelijke educatie ontworpen in eenvoud.
7
GAFPA - FLORIS DE BRUYN
BUREAU VOOR ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW door Jasper Van der Linden
Gafpa is een jong architectentrio uit het Gentse, die met een frisse kijk op architectuur en -in mindere mate- stedenbouw een visie van heel wat jonge architecten vertolken. Het is een soort van architectuur die intuïtief, simpel en goedkoop is. Ingetogenheid zonder in te boeten aan kwaliteit. Een stijl die evengoed door de niet-architect gemaakt kon zijn, maar wel met de meerwaardevisie van de architect. De architect die uitgaat van het standpunt van de nietarchitect.
CRISIS Zoals vaak gequoted is architectuur een kind van zijn tijd. Randvoorwaarden eigen aan een bepaalde tijdsperiode komen tevoorschijn in de bouwwerken van de periode. Een thema dat binnen de huidige generatie sterk naar voor komt is, naast duurzaamheid, de crisis. “De tijd van spektakelarchitectuur is voorbij. Er is flink gekort in begrotingen en imponerende projecten worden in de ijskast gezet. Een positieve verandering, waarbij architecten worden gedwongen oplossingen te bedenken voor problemen waar ze zelf gedeeltelijk debet aan zijn, aldus Ole Bouman, directeur van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi)” [3] Vandaag de dag is ingetogen architectuur een keurmerk. Een keurmerk dat ook door Gafpa gehanteerd wordt. En hoewel deze benadering naar eigen zeggen geen bewuste keuze is als antwoord op de hedendaagse economische voorwaarden, is het toch een manier van werken die aanslaat. Dit des te meer bij het jonge publiek, die nood hebben aan een frisse aanpak die toch betaalbaar blijft. EIGEN BUREAU, GENT Niet in het minst zijn de idealen van Gafpa zichtbaar in de aanpak van hun eigen bureau te Gent. Een industriële ruimte wordt zonder gigantische ingrepen getransformeerd tot een aangename, functionele werkplek. Om ruimtes te creëren heeft men gekozen voor twee ‘zachte’ toevoegingen. Enerzijds is er een zwevend paneel net achter de inkomdeur die ervoor zorgt dat je niet onmiddelijk de grote werkruimte ingetrokken wordt. Maar net het feit dat hier niet gekozen is voor een banale tussenhal of een volle
muur werkt de subtiliteit van deze ingreep in de hand. Wanneer je door de deur gaat krijg je al een gevoel van de achterliggende ruimte via de boven- en onderkant van het paneel, maar toch is er een scheiding. Ook de wijze waarop deze scheiding in de ruimte wordt verankerd, met twee simpele kabeltjes aan de bovenliggende ligger, helpt mee aan de structurele zachtheid van deze ingreep. Naast dit paneel is er nog een tweede scheiding toegevoegd, dewelke een functioneler doel heeft. Binnen de grote ruimte wordt namelijk een wand toegevoegd zodat er een kleinere ruimte ontstaat die in de winter verwarmd kan worden. Een duidelijke keuze tegen onnodig stoken, die zowel het milieu als de eigen portefeuille ten goede komt. Maar het interessantste aan deze wand is de mogelijkheid tot verdwijnen. Wanneer een thermische scheiding niet nodig is, in de zomermaanden dus, kan hij op eenvoudige wijze weggehaald worden. Hiervoor werd een eenvoudig schrijnwerk besteld met standaardafmetingen. In plaats van het schrijnwerk in te vullen met glas en vervolgens dicht te kitten wordt gebruik gemaakt van vilten en wordt het schrijnbaar gemonteerd op dergelijke wijze dat het later makkelijk demonteerbaar is. Dergelijke fragiliteit is typerend voor de gehele ruimte. Simpele toevoegingen zorgen voor een maximaal effect. Het resultaat is een ruim gebouw met veel openheid en licht dat zowel aan ruimtelijke, energetische als praktische vraagstukken een oplossing biedt.
EIGEN BUREAU, Gent
9
WONINGUITBREIDING, GENT Wanneer we enkele woninguitbreidingen, ook te Gent, onder de loep nemen blijkt deze eenvoud en fragiliteit een rode draad te zijn. Voor de bematingen wordt gekozen voor repetitieve standaardmaten om de opbouw niet te complex te maken en het resultaat zo zuiver mogelijk te laten overkomen. Ook worden eenvoudige, eerder ingetogen materialen ingezet die het bouwproces niet te complex maken. Hierbij is hout een logische keuze, het kan voor meerdere doeleinden ingezet worden en is makkelijk te bewerken. Door zowel materialen als opbouwmethode op een dergelijke zuivere manier te gaan orkestreren behoeft het gebouw achteraf ook niet te veel opsmuk. De materialen werden eenvoudig gehouden en mogen dus ook in hun eenvoud getoond worden, net als de nodige verbindingselementen. Zo wordt ervoor gekozen in de geïmpregneerde balken, met hun kenmerkende groene kleur op deze wijze zichtbaar te houden. Hetzelfde geldt voor de metalen balkschoenen in volle glorie worden gehouden. Deze eerlijkheid zorgt direct
voor de eigenheid van de woning, het geeft karakter, huiselijkheid. Dit soort van ontwerpen lijkt een combinatie te zijn van gezond verstand met een basis aan voeling voor een esthetisch geheel.. Het is een architectuur die in de leefwereld van zijn bewoners ligt. Geen extremiteiten in vorm, geen conceptuele verantwoording, wel leefbare ruimtes, compact, economisch. Doordat dergelijke ‘folliekes’ weggelaten worden lijkt de stijl eerder aan te leunen bij de wijze waarop iemand zonder architecturale achtergrond het project zou aanpakken. En dit is nu net de sterkte van een dergelijke aanpak. Men start met de intuïtieve werkwijze van een leek; je kijkt wat je nodig hebt, hoe je dit makkelijk een toch stabiel in elkaar krijgt voor een betaalbare prijs. Maar de architect levert de meerwaarde van ervaring met materiaal en up-to-date-constructiemethodes, lichtinval, kostprijs, overzicht over het geheel,... waar deze leek vermoedelijk minder weet over heeft.
“Geen extremiteiten in vorm, geen conceptuele verantwoording, wel leefbare ruimtes, compact, economisch.”
G1017 WONINGUITBREIDING, Gent
G0906 WONINGUITBREIDING, Gent
11
“Gafpa werkt in een reëele wereld, in een volgebouwd Vlaanderen waar verbouwing eerder aan zet is dan nieuwbouw. ”
VERBOUWING, BRAKEL Ook volgend beeld willen we jullie niet onthouden. Het gaat hier om een computertekening van een toekomstige verbouwing te Brakel. Het lijkt een bewuste keuze om niet de blije mensen en het mooie weer te tonen die we gewend zijn op computertekeningen in de architectuurwereld. Deze manier van representatie leunt beter aan bij de architectonische werkwijze. In plaats van een ‘shiny world’ te creëren wordt gebruik gemaakt van wat reeds aanwezig is. Hier worden minimale toevoegingen aan gedaan, of zelfs elementen weggehaald om een beter resultaat te bekomen. In de achtergrond zien we een muurtje dat het terrein afbakent, enkel door hier een deel uit weg te laten wordt een compleet nieuwe, maar toch nog gekadreerde ruimtelijke link gemaakt. Ook het weglaten
G1211 VERBOUWING, Brakel
van de achtergevel op het onderste verdiep resulteert in een aangename vernieuwende ruimtewerking. Er wordt gespeeld met de onduidelijke grens binnen/buiten zonder hiervoor een nieuwe structuur voor te moeten creëren. Optimalisering van het bestaande door minimale ingrepen. Gafpa werkt in een reëele wereld, in een volgebouwd Vlaanderen waar verbouwing eerder aan zet is dan nieuwbouw. Waar jonge mensen een huis aankopen en geen grootse budgetten meer overschieten om het huis naar hun hand te zetten. Het antwoord hierop met een architectuur waar deze mensen iets aan hebben, zonder banaal te worden.
13
Vlaamse architectuur in de koterijcultuur door Alexander Verbeke
België het lelijkste land ter wereld. Dit bekende manifest door Renaat Braem is niet bepaald flatterend voor het architectenberoep. Voor een modernist als Braem is de Vlaamse bouwcultuur natuurlijk een verschrikking. Geen samenhang, geen grote organiserende structuren, geen efficiëntie. We kunnen bijna niet anders dan hem gelijk geven als hij zegt dat het allemaal meer doordacht kon. We leven in een landschap, gekenmerkt door verspreiding en versnippering. Ieder zijn eigen huis als heiligdom, ieder zijn eigen tuin als territorium. De Belg lijkt geboren met een baksteen in de maag, zo gaat het spreekwoord. Er heerst een “koterijcultuur”, die onze achtergevels kenmerkt. De term “lelijk” is echter subjectief, en het grootste deel van de Belgische bevolking bestaat niet uit modernistische denkers als Braem. Het Vlaamse landschap is nu eenmaal wat ze is geworden, en kan door verschillende buitenlandse architecten toch gewaardeerd worden. Zo is het grote Nederlandse bureau West8 bijvoorbeeld gecharmeerd door de chaos in Vlaanderen, wat natuurlijk in contrast staat met de Nederlandse uniforme wijken. Dit artikel gaat echter in op hoe enkele Vlaamse architecten door de jaren heen beïnvloedt worden door deze versnippering. meer bepaald door de koterijen die op kleinere schaal een vertaling is van wat de Vlaamse stedenbouw op grote schaal is. De Vlaamse architectuur We hebben het dus over Vlaamse architectuur. Maar bestaat er eigenlijk wel zoiets? Men zou kunnen stellen dat het Vlaamse oeuvre bijna net zo versnipperd is als de stedenbouw ervan. Hieronder foto’s die genomen zijn in een straal van honderd meter, in de omgeving van Brugge.
Moest je dezelfde werkwijze herhalen in andere stedelijke gebieden in Vlaanderen zou je veelal een gelijkaardig resultaat tegenkomen. Uiteraard de rijwoning die overal aanwezig is, maar ook de alleenstaande fermette komt steeds terug. Een meer hedendaags ogend project, die naast de fermette neergezet is. Nieuwe appartementen naast oude appartementen, zoals overal. Sociale woningen, een school, alles door elkaar. Tegen beter weten in zoeken naar “de Vlaamse architectuurstijl” is dan ook niet nodig. Het tweejaarlijks Architectuurboek Vlaanderen wordt bijvoorbeeld te koop aangeboden met vier compleet verschillende omslagfoto’s. Alle vier zijn het foto’s van werken uit de periode 20102012. Het zijn allen werken van hedendaagse architecten, die een grote invloed hebben op de representatie van de architectuur in Vlaanderen. Deze vier verschillende foto’s zijn dus een gevolg van de versnipperde realiteit in onze architectuurwereld. Hoe is het zo ver kunnen komen? Iedereen wordt beïnvloedt door de tijdsgeest waarin men leeft, maar ook door de omgeving waarin men leeft. Deze omgeving is dan weer dikwijls een vertaling, of een verstening van de vroeger regerende tijdsgeesten. Hoewel tegenwoordig de katholieke denkwijze niet meer zo bepalend is voor de tijdsgeest als vroeger, blijven de gevolgen ervan nog steeds nazinderen.
Vlaanderen is altijd katholiek geweest, en de christelijke cultuur zit heel diep ingeburgerd. Hoewel het Christendom natuurlijk goede waarden heeft opgelegd aan onze maatschappij, zitten er ook mindere kantjes aan. Een sterk doordrongen denkwijze in onze manier van leven, die ook aan de basis ligt van veel ecologische problemen, is de volgende: “vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!” De katholieke denkwijze waarbij iedereen een eigen stuk land heeft om over te heersen is altijd sterk aanwezig geweest in de Vlaamse mentaliteit. Bijna alle beslissingen die vroeger gemaakt werden op stedenbouwkundig vlak waren katholiek getint, waarbij de bouw van een eigen woning altijd werd gepromoot. Een stukje geschiedenis Het begon reeds bij de eerste wetten van koninkrijk België. In 1836 bijvoorbeeld werd de gemeentewet ingevoerd, waarbij het onderscheid stad - platteland verdween. Dit kwam erop neer dat elke gemeente besliste over waar er mocht gebouwd worden, waardoor iedereen eigenlijk deed wat hij wou. Deze wet is natuurlijk al zeer lang geleden, en is al lang vervangen door andere wetten. Toch is deze, bij wijze van spreken, slechte start niet onbelangrijk. Je zou het kunnen vergelijken met een leraar die voor het eerst voor de klas komt. Als hij een slechte, zwakke eerste indruk maakt zal het zeer moeilijk zijn het gezag te verkrijgen. Dan zal er veel strafwerk uitgedeeld worden verder in het jaar, om zich trachten sterker te maken. Op een zelfde manier zijn er na 1836 nog andere wetten gemaakt, herstelwetten, om de orde terug te handhaven. Doch de toon werd gezet, de mentaliteit werd gecreëerd waarbij iedereen kan doen wat hij wil. Andere belangrijke wetten in de evolutie waren de Wet Moyersoen (1922), en Woningfonds van de Bond van Kroostrijke Gezinnen (1928). In beide gevallen werd het bouwen van een eigen woning gestimuleerd. Waar het echter serieus fout ging was na de tweede wereldoorlog. Voor de heropbouw van het land moest iedere gemeente een plan van aanleg opmaken, maar de niet-naleving ervan werd helemaal niet gesanctioneerd. Nog meer als in 1836 was het hek dus helemaal van de
dam, en kon iedereen bouwen waar hij wou. Opnieuw werd nog eens een katholiek getinte wet ingevoerd, de Wet de Taeye (1948). Deze wet moedigde wederom de bouw van een eigen woning aan, door een premie in te stellen voor de bouw of aankoop van een nieuwe woning. Pas in 1962 werden nieuwe stedenbouwkundige plannen gemaakt die wel van dwingend karakter waren. Nu was het natuurlijk al te laat. Vlaanderen was een stedenbouwkundig versnipperd geheel geworden. De koterijen Het idee “ieder baas op zijn grond” was op en top aanwezig. Dit leidde uiteraard tot een onsamenhangend geheel. Dit geheel werd gevormd door een verzameling van op zich staande elementen, die door elk individu anders werden ontworpen. Elke opdrachtgever kon zijn architect laten doen wat hij wou. Echter elke opdrachtgever kon zijn woning dan ook nog eens zelfstandig uitbreiden door allerlei koterijen er aan te bouwen. Deze koterijen zijn op vlak van architectuur informeel. Ze worden niet gebouwd door een deskundige, en al zeker niet volgens de regels van de kunst. Meer nog, ze zijn dikwijls illegaal. Vlaams begrip Het illegaal bouwen van deze koterijen werd ook in de hand geholpen door een andere wet, die ik als laatste wou aanhalen. Deze was de opvulregel (1978). In niet-woonzones mocht de ruimte tussen twee woningen op minder dan 70m afstand opgevuld worden met woningen. Deze regel leidde lintbebouwing sterk in de hand en werd in 1993 afgeschaft. Lintbebouwing helpt het bouwen van illegale koterijen in de hand op twee manieren. Ten eerste ontstaan er steeds lange, smalle percelen, om zoveel mogelijk woningen naast elkaar te krijgen, en toch iedereen een eigen woning te kunnen geven, met bijhorend stuk grond. Ten tweede wordt er een scherm gecreëerd tussen de straat en de tuin. Hierdoor wordt de tuin afgesloten van de blik van voorbijgangers, of eventuele controleurs, waardoor men het gevoel krijgt volledig te kunnen doen wat men wil op zijn terrein. De katholieke denkwijze en de lintbebouwing kunnen dus als twee grote factoren beschouwd worden waarom koterijen in Vlaanderen een begrip zijn en in het buitenland niet. 15
Filip Dujardin: een Vlaamse fotograaf geïnspireerd door de Vlaamse koterijen, fotoreeks ‘Sheds’.
Elementaire stijl Er is natuurlijk nog een vraag: vanwaar de drang om ze te bouwen? De meeste Vlamingen hebben dus een eigen woning . Deze woning kijkt uit over straat en vormt een soort visitekaartje. Hierdoor heeft men meestal wel wat kapitaal opzij gezet om een architect te raadplegen en een mooie, eigen woning neer te zetten. Deze woningen werden ontworpen naar de levensstandaarden, en ruimte-eisen op dat moment. Echter het leven staat niet stil, en een woning ontworpen naar de actuele noden van de gebruiker is niet zo flexibel en veranderlijk als de gebruiker zelf. Sommige nieuwe noden kwamen erbij, die nieuwe ruimte vroegen. Voorbeelden zijn nieuwe hobby’s zoals de duivensport of tuinieren; het stockeren van kolen voor de verwarming; evolutie van de technologie zoals de uitvinding van de wasmachine en dergelijke,… Door de smalle percelen werd het huis uitgebreid naar achteren toe, verstopt achter het echte huis. Deze uitbreidingen dienden dus als elementair antwoord op de vraag naar extra ruimte. Aangezien ze verstopt zijn, en het grootste kapitaal reeds in de bestaande woning zit, zijn ze dikwijls geïmproviseerd uit goedkope en hergebruikte materialen. Men zou zelfs in deze “non-architectuur”, elementen kunnen herkennen die steeds wederkerend zijn, en bijgevolg op zich een soort architectuurstijl kunnen vormen. Inspiratiebron Deze stijl werd door verschillende Vlaamse architecten ook opgemerkt. Sommigen raakten zelfs gecharmeerd door het intuïtieve en het eerlijke ervan. Bob Van Reeth omschrijft ze als volgt: “De geplogenheid van de Belgen om achter hun huizen in de meest bizarre aanbouwsels te gaan leven, die ze er zelf sluiks hadden neergezet, als een spiegel van hun ware verlangens en niet gehinderd door enige vorm van deskundigheid.” Hij pleitte voor de strategie van het toeval en het opzettelijk verkeerd gebruiken van materialen en objecten, alles wat hen uit de vastgeroeste patronen van het architecturale discours kon bevrijden. Deze denkwijze kwam vooral naar voor bij de bouw van zijn eigen woning in Mechelen. Het betonnen skelet van het huisje die hij hiervoor transformeerde, gaf de structuur aan waarbinnen naar hartelust kon worden geïmproviseerd. Deze open structuur legt geen functies vast maar maakt activiteiten mogelijk. Het huis stelt een bepaalde dynamiek
voor, die door een geïmproviseerde manier van bouwen tot stand kwam. Deze improvisatie gebeurt volgens een geleidelijke inbezitname en toe-eigening, en zonder een vooropgezet beeld. Een werkwijze die steeds leidt tot een informele architectuur als resultaat. Deze opvattingen door Bob Van Reeth hadden in de vroege jaren ’70 een sterke invloed op de jonge Jo Crepain. Voor Crepain, op wie Van Reeth in het geheel overigens een grote invloed had, was het huis zowat de enige plek waarin je nog ongeremd je eigen emoties kon tonen. In het begin van zijn carrière moest hij het stellen met klanten die een zeer beperkt budget oplegden. Er kon dan ook niet worden geëxperimenteerd met dure concepten als zwevende of uitkragende volumes. De experimenten moesten hun uiting op andere vlakken vinden. Hij stelde zijn klanten letterlijk de keuze: “op de traditionele wijze, maar klein, of groter en experimenteel”. Dit leidde bij het gezin Francken tot een huis, die bestaat uit grijze betonblokken afgewerkt met een dak uit golfplaten. Dit huis was een soort manifest. Het zorgde dan ook voor veel misnoegdheid, in de traditionele villawijk waarin het zijn inplanting vond. Toch waren de bewoners uitermate tevreden met het geheel. Het was goedkoop, maar toch groot. Het bestond uit een cluster van cellen, die op echte koterij-wijze aan elkaar werden geschakeld. Om het koterij-gevoel compleet te maken, werden dan nog eens een moestuin en kippenhok voor de gevel gezet.
“De geplogenheid van de Belgen om achter hun huizen in de meest bizarre aanbouwsels te gaan leven, die ze er zelf sluiks hadden neergezet, als een spiegel van hun ware verlangens en niet gehinderd door enige vorm van deskundigheid.”
17
Nog steeds actueel We hoeven echter niet zover terug in de tijd te gaan om de inspiratie uit de koterijcultuur in bepaalde werken te herkennen. Het hedendaagse architectenbureau BARAK bijvoorbeeld, bestaande uit Carl Bourgeois en Tijl Vanmeirhaeghe. In dit bureau wordt ook dikwijls op informele wijze tegenover projecten gekeken. In hun ontwerp “Dedain Garden House” bijvoorbeeld werden door middel van een simpele en goedkope houtstructuur een terras en opslagruimte gecreëerd. Op deze achtergevel wordt dus een beeld gevormd die perfect zou passen tussen van koterij voorziene achtergevels.l kunnen vormen. Pas op voor kitsch! Deze voorbeelden zijn alledrie projecten die op een zo goedkoop mogelijke manier toch een bepaalde ruimtelijkheid willen creëren, wat ze
wel interessant maken. Er is echter een dunne grens tussen dergelijke projecten, waarbij het ruimtelijke resultaat primeert boven de vormentaal, en architectuur die enkel poogt een spontane indruk op te wekken. Zo was er in de jaren ’70 een opmerkelijk ontwerp voor een studentenhuisvesting in Leuven. La Mémé door Lucien Kroll werd ontworpen in samenspraak met de studenten. Het idee van de participatieve architectuur is natuurlijk niet mis te praten. Doch het onafgewerkte, spontane beeld die dit project tracht op te wekken kan opgevat worden als een formalisme. De middelen waren er, en het kost bij wijze van spreken evenveel, of zelfs minder om het gebouw efficiënt en eenvoudig af te werken. Hier wordt er extra moeite gedaan, om een beeld te scheppen van iets wat op nonchalante wijze in elkaar werd gestoken.
Een “spontaan” beeld “maken”, is een contradictie, waardoor het spontane en het eerlijke van de “echte” geïmproviseerde koterijen afwezig blijft. Het maken van een beeld die spontaan lijkt, is nog niet gelijk aan iets wat echt spontaan is! Als architect kan je natuurlijk overal inspiratie uit halen. Een goede architect wordt dan ook gekenmerkt door links en verbanden te zien in dingen die anderen niet zien. Het is interessant te zien hoe architecten inspiratie halen uit bouwsels die veelal verafschuwt worden. Het is echter belangrijk verder te kijken dan louter de esthetische aspecten van dergelijke koterijen. Het is vooral de filosofie en visie die erachter zit, die voor ons interessant is.
19
Barrow cabins - Eirik Johnston door Jasper Van der Linden
De fotoreeks, door mixed-media artiest Eirik Johnston, toont jachthutten gebouwd door de lokale I単upiat bewoners van Barrow, Alaska. Alaska gezien door de extremen van de arctische zomer en winter. De cabines zijn gesitueerd aan de meest noordelijke zijde van de United States. Zomer en winterserie als een geheel bekeken geven een reflectie van de passage van tijd en seizoenen. Elke structuur is opgebouwd uit allerhande materiaal dat ter plaatse gevonden werd; van verweerde houtplaten tot oude transportpaletten verzameld aan de verlaten scheepsbasis.
21
Architecture without architects Deze simpele constructies zijn ineengeknutseld uit lokaal recyclagemateriaal. Ze spelen in op de weersomstandigheden en houden rekening met de windrichtingen. Dit klinkt als een voorbeeldproject voor sustainable structures. Maar in plaats van jaren te studeren en ervaring op te doen gaat de I単upiatbevolking van Barrow vooral af op logisch verstand, problem-solving en ervaring opgedaan door vorige generaties. De puurheid en eerlijkheid van dergelijke eenvoudige bouwwerken heeft een charme. Een charme die niet eenvoudig is over te brengen door een architect in een regulier project. Authenticiteit en goede technische eigenschappen samenbrengen in een gebouw zonder vals over te komen. Het is een uitdaging die eens geslaagd zeker tot goede architectuur kan leiden.
23
FAVELA PAINTING door Jonathan Vandebeek
Haas en Hahn is de naam van het artistieke duo Jeroen Koolhaas en Dre Urhahn, deze kunstenaars zijn hun samenwerking gestart in 2005, wanneer ze een documentaire aan het filmen waren over hip hop in de favelas van Rio de Janeiro en in São Paulo voor de muziekzender MTV. Geïnspireerd door hun bezoek zijn ze aan een reis begonnen om buitengewone kunstwerken te leveren aan onverwachte plaatsen, startend met het schilderen van enorme muurschilderingen in de sloppenwijken van Brazilië, dit doen ze in samenwerking met de lokale jeugd uit die sloppenwijken.
Omorro project Het initiële idee van het favela painting project is altijd geweest om de hele bergkam die bestaat uit de favela te midden van Rio, te beschilderen en deze zichtbaar te maken voor alle bewoners en bezoekers van Rio. De Portugese vertaling van berg is omorro en is tevens de titel van het werk, omorro is ook een synoniem voor sloppenwijk, zij hebben hiervoor gekozen als naam voor de derde fase van het favela painting project. Praca Cantao is het plein aan de ingang van de gemeenschap, Santa Marta is de plek geweest waar de spectaculaire kunstinterventie heeft plaatsgevonden en is een levendig kunstwerk op monumentale schaal geworden. Vierendertig huizen van de sloppenwijk op de gigantische bergkam, gelokaliseerd in het centrum van Rio de Janeiro zijn beschilderd met een ontwerp van kleurrijke stralen, die glanzend tot in de stad te zien zijn. Dit is een muurschildering van zeven duizend vierkante meter en is een deel van het favela painting project door Haas en Hahn, het is een project dat zich richt op het transformeren van gemeenschappen tot
inspirerende monumenten als deel van Rio’s beeld, net zoals het gekende beeld van Christus de verlosser op Sugar Loaf Mountain. Het omorro kunstwerk kan een kleurrijke verandering teweegbrengen in de levens van de lokale bewoners, de gemeenschap en Rio als stad. Het kunstwerk heeft het potentieel te werken al katalysator in de processen van sociale vernieuwing en verandering zei Dre Urhahn een van de favela painting artiesten. Realisatie van het kunstwerk is grotendeels gedreven door de inwoners van Santa Marta, zij hebben het project gedreven en gestuurd. Vijfentwintig van de lokale jongeren zijn opgeleid als schilder, verzorgend voor hun eigen inkomsten en er tevens verantwoordelijk voor hun eigen buurt te veranderen in een kleurrijk monument. Deze methode van werken is bewezen succesvol te zijn in eerder gerealiseerde projecten, het geeft de lokale gemeenschap vertrouwen, trots en kleur. Het lokale team is gecomplementeerd door drie ervaren schilders van een andere favela, Villa cruzeiro, waar twee van de vorige projecten van Haas en Hahn gesitueerd zijn.
Catastrofale regens Het project was stopgezet tijdens de catastrofale regens die Rio zo hard getroffen hadden dat er duizenden inwoners van de favela dakloos zijn geworden en honderden gestorven zijn. Het schilders team was naar de getroffen regio’s gestuurd om er te helpen en het steengruis op te ruimen. De kwetsbaarheid van deze gemeenschappen en de situaties waarin de bewoners soms verkeren, maakten het duidelijk dat ze alle aandacht konden gebruiken. Zij zien het kunstproject niet enkel als een esthetisch gegeven maar vooral om aandacht te trekken naar hen en hun buurt op een positieve manier. Financiering Het project was voor zover gefinancierd door donaties en giften, maar een cooperatie met het Nederlandse verfbedrijf Akzo Nobel opent misschien nieuwe deuren, een ontmoeting met hun managing director Tex Gunning, liet zien dat ze een gelijkaardige visie hadden. Zij wilden de gemeenschap kleur geven, en wouden tevens kunst naar de gemeenschap brengen. Zij zien geen reden waarom ze niet het idee naar driehonderd of zelfs drieduizend huizen kunnen brengen ook al is het in Rio, in Johannesburg of elders in de wereld. Maar de eerste plannen zijn om terug te keren naar Rio om hun droom
25
Philly paiting Haas en Hahn blijven zich niet enkel focussen op de favela, ze hebben een nieuwe uitdaging gezocht namelijk philly paintig, dit project is in 2012 voltooid. Het muurschilderingsproject van de stad Philadelphia is het meest complexe project tot nu toe. Haas en Hahn hebben het straatbeeld heruitgevonden met grootschalige muurschilderingen die hele muren inwikkelen in kleur. Deze opwindende kunstwerken zijn gerealiseerd op meer dan 50 winkelgevels tussen de 2500 en 2800 huizenblokken van German Town avenue in noord Philadelphia, deze transformeren de gevel van een selectie van gebouwen langs de laan die geschilderd zijn door ingehuurde lokale leden van de gemeenschap evenals artiesten met ervaring. Ontwikkeling Om het kunstwerk te ontwikkelen hebben de artiesten honderden foto’s van de gebouwen en de straten uit noord Philadelphia genomen, deze hebben ze gebruikt om het kleurenspectrum te inspecteren. Dit onderzoek heeft hun geleidt tot het creëren van een kleurenpalet van meer dan 50 kleuren waarvan de buurt zijn rijkdom en complex karakter reflecteert. De eigenaars van de winkels op German Town avenue hebben zelf hun kleuren mogen kiezen die de artiesten dan in het ontwerp hebben geïntegreerd. In het ontwikkelen van de ontwerpen hebben ze de stalen van lokale kleuren opnieuw vormgegeven en verschaald om een metamorfose te bekomen van de architectuur van de individuele gebouwen en zo uniformiteit verleend aan een levendig maar visueel onsamenhangend geheel. Philly painting is deel van een grotere economische ontwikkelingsstrategie geleidt door de gemeenteraadspresident Darrel Clark, de Philadalphia stad handelsdepartement en de planningscommissie. Het handelsdepartement heeft het potentieel van dit enorm project erkent om positiviteit uit te stralen en tevens te dienen als katalysator van positieve veranderingen , en om potentieel een commerciële vooruitgang te boeken. Het volledige team dat aan het project heeft meegewerkt houdt naast grote stadsbeleggers, het team van partners en individuelen in, tevens ook meer dan een dozijn van lokale bedrijven, buurt representatieve en bewoners die zijn ingehuurd voor de schilders crew.
“ Dit schilders project is een eerste stap – en een belangrijke mijlpaal- in het transformeren van “the ave” tot een veilig, gezond en levendig commerciële plaats. Het commerciële departement is diep begaan met het project; we hebben meer dan driehonderdduizend dollar geïnvesteerd in het actieplan the philly-painting project en we verwachten tegen de drie en een half miljoen dollar te investeren in het behouden en verbeteren van het straatbeeld.” - Allan Greenberger afgevaardigde burgemeester van economische vooruitgang en directeur van commercie. Uiteindelijk wilden Haas en Hahn de mensen helpen om in de gemeenschap te komen. Klanten van de lokale winkels zorgen voor meer transacties op straat en meer lokale mensen worden aangenomen die door zowel de inspanningen en de resultaten van de transformatie. Gedurende het 16- maanden project woonden de twee artiesten in het hartje van noord Philly in twee rijhuizen die ontwikkeld waren voor bezoekende artiesten op de campus van de village of arts and humanities. Door ervoor te kiezen om te leven in de gemeenschap die ze wilden revitaliseren, Haas en Hahn waren er goed in van het ontwikkelen van oprechte relaties met de schilder crew en de buurt bewoners. De kunstenaars hebben ook een projectlogo ontwikkeld en werken samen met de lokale handelaren om koopwaar te creëren met het logo.
Artiesten Jeroen Koolhaas en Dre Urhahn leggen uit,“ we geloven er sterk in dat de positieve resultaten die we zien er zijn door deze unieke samenwerking waar alle belanghebbenden akkoord zijn gegaan om hun grenzen af te tasten zowel in de praktijk als op sociaal vlak, we werken samen om het begrip te testen dat kunst verandering in de gemeenschap kan bevorderen. Hoewel het proces complex is geweest kan iedereen die mee heeft gewerkt zien dat de uitkomst groter is dan elk gebouw apart. We hebben opvallende veranderingen gezien langs de straat, de mensen zijn meer met handel drijven bezig dan vroeger en de jeugd wordt opgeleid om hun regio te veranderen. Bovendien is elk van de entiteiten ( de mural arts program, de kunstenaars, het departement van de commerce en de gemeenschap) er wijzer en meer geïnspireerd uitgekomen, het gaat dan niet over het kunstwerk maar over de kracht van de samenwerking in de gemeenschap.” Philly painting is gelokaliseerd in de commerciële hoek tussen Aldar en Silver street, gekarakteriseerd door kleine winkels, leegstaande gebouwen wild variërend op schaal
van belangrijkheid, stijlen en oppervlakten; verkrottende gevels en kroonlijsten en opgaande raampartijen. De bewoners van de gebouwen en de handelaars hebben een voorspellend brede waaier aan kleuren. Ontwerpvoorkeuren die gebaseerd zijn op hetgeen dat ze verkopen, waar ze vandaan komen, en hoe ze passen in het grotere designconcept. In bijkomstigheid heeft German Town een variëteit aan verschillende infrastructuur uitdagingen, SEPTA’S kwetsbare “route 23” en de relikwieën die gerelateerd zijn aan de route van de trolley bus , die met deze weg geassocieerd wordt. Zo complex als de uitdagingen waren was het potentieel tastbaar. Wanneer de artiesten en de projectleiders wekelijks terugkeerden naar het canvas om de goedkeuring te krijgen van de handelaren uit de buurt, kreeg het enthousiasme voor het potentieel van het project meer samenhang door de groei van de kunst. Zo wilden meer handelaren meedoen aan de muurschilderingen. Het project bleef zich transformeren door de buurt op vele manieren. Naast de kleurrijke blokken in de straat, repareerde iemand van de lokale staf de gevels van de winkels en huizen om het geheel er beter uit te laten zien.
27
Kwaliteit van het werk De initiatieven die Haas en Hahn nemen om overal ter wereld van deze mooie projecten te realiseren vind ik prachtig. Deze publieke schilderijen werken op verschillende niveaus, de kunstenaars beginnen als eerste met de buurt te verkennen, ze leven er een tijd voor ze aan het ontwerp beginnen. Op die manier leren ze de buurt kennen en weten zo wat de buurtbewoners nodig hebben en wat er wel en absoluut niet kan een voorbeeld hiervan is een bepaalde kleur blauw die lijkt op de kleur van de politie, een buurt bewoonster kwam in paniek buiten en vroeg of ze haar huis geen andere kleur konden geven omdat haar gevel anders vernield zou worden. De volgende stap in het proces is om al de buurt bewoners te leren kennen en ze mee te pakken in het verhaal van de muurschildering, sommige handelaars zien het niet zitten om hun gevel te laten beschilderen. Wat zeker een pluspunt is van deze aanpak is dat ze de kleuren van het schilderij afstemmen op de kleuren van het logo van de winkel, zo komt dit kleurenpallet tot zijn recht en laten ze zo ook merken wat deze winkel verkoopt. Handelaren hebben ook inspraak in de kleur die hun winkel zal krijgen. Door zo te werken kan het niet anders dat de buurt er positiever van wordt. Door de beschildering van de gevels krijgt de buurt meer samenhang. Deze samenhang is er visueel maar ook sociaal, het heeft een positief effect op de leefwereld in deze wijk. Op sociaal
vlak krijg je de samenwerking van de bewoners, voor dit project worden lokale mensen ingezet. Haas en Hahn spitsen zich meer toe op de jeugd, ze zorgen ervoor dat de jongeren een opleiding tot schilder kunnen krijgen, op deze manier worden de jongeren van straat gehouden en zal dit een positieve input hebben op hun leven. De projecten die deze kunstenaars verwezenlijken werken op deze verschillende niveaus die elk op hun manier een positieve boost aan de gemeenschap bieden, en deze “verloederedeâ€? buurt terug doet opleven. Mural arts program Het mural arts programma is het grootste muurschildering project van Amerika. Sinds 1984 heeft dit programma meer dan 3600 muurschilderingen en publieke kunstwerken gecreĂŤerd waardoor Philadelphia internationale erkenning heeft als stad van de muurschilderingen, het programma betrekt meer dan 100 gemeenschappen elk jaar in de transformatie van buurten door het muurschildering proces. Terwijl prijswinnend gratis kunstles-programma nauwelijks 1800 jongeren bereikten. Het mural arts programma helpt ook volwassenen misdadigers in lokale gevangenissen en rehabilitatie centrums waar ze de opbouwende kracht van kunst gebruiken om de criminele cyclus te doorbreken. Elk jaar wordt de muurschildering door ongeveer 18000 mensen bezocht.
29
LIFE INSIDE THE KOWLOON CITY door Lieze Vergauwe
Kowloon Walled City is een ommuurde stad die door een onduidelijke territoriale status in twintig jaar kon groeien tot de plek met het hoogste bevolkingsaantal ter wereld. Het was een toevluchtsoord voor krakers, criminelen en druggebruikers. De stad is opgebouwd door de bevolking die in armoede, op het randje van de maatschappij leefde. Het geheel groeide tot een 33000 tal families in 300 woontorens waar geen enkele architect of ingenieur aan te pas is gekomen...
De Kowloon Walled City was een deeltje van Hongkong. Het was in de jaren ‘70 een plaats waar vluchtelingen, prostituees, armen en immigranten naartoe trokken. Het was de ideale vluchtplaats door de onduidelijke territoriale status van het gebied. De regering van China had er geen gezag en het gebied was ook geen deel van het Britse Hongkong. Daardoor konden de inwoners zich onttrekken aan de regelgeving en de wetten van Hongkong. Voordien was het een ommuurd dorpje met een aantal torens dat enkel een ambassade, een rechtbank, een politie en enkele tempels bezat. Maar in de loop van de 20ste eeuw werd het volgepropt met flatgebouwen van wel 14 verdiepingen. (Hoger bouwen ging niet want dan kwamen ze terecht in de opstijgzone van het nabij gelegen vliegveld.) Het waren bouwvallige constructies die steeds dichter bezet kwamen. Vele passerelles vormden de straatjes op hogere niveaus, het gebeurde vaak dat mensen in geen dagen met een voet op de begane grond kwamen. De stad bestond uit een hoop gestapelde entiteiten met allerlei functies in verweven. Schooltjes, winkels, tandartsen, dokters en zelfs gokruimtes en bordelen hadden in het gehele netwerk elk hun plaatsje. Er was geen sprake van gemeentelijke diensten of dergelijke dus het afval belandde gewoon op de daken. Maar de daken waren de ‘place to be’ in het gehele zootje. Het waren de enige oppervlaktes met voldoende licht en zicht. De speelplaats van de kinderen en de rustzones voor de volwassenen bevonden zich op het dak, afwisselend met de afvalzones. Vele handelaars settelden zich in een van de hokjes om zo de strikte wetten te ontduiken. Met als gevolg dat op de plaatsen waar er dan
dieren (voornamelijk honden) werden geslacht en bereid, er vaak niets was van sanitaire of hygiënische voorzieningen. Dit zorgde uiteraard voor gezondheidsproblemen. Ingrijpen ging moeilijk want de politie durfde niet naar binnen wegens de openlijke anti-Britse sfeer. Daar bovenop kon je in dat warnet van smalle steeg jes snel verdwalen. De stad was van de jaren ‘50 tot ‘70 in handen van de Chinese maffia. In die tijd was Kowloon City het middelpunt van de internationale drugshandel. Maar desondanks bleef de criminaliteit op een behoorlijk laag pitje. Maar het Kowloon complex was voor de BritsHongkongse autoriteiten een doorn in het oog. De levensomstandigheden waren te min en de gehele situatie werd ondragelijk. In 1993 hebben ze de daad bij het woord gevoegd en hebben alle bewoners moeten evacueren. Na de sloop is de Kowloon City omgetoverd tot een park waarin niets meer van de dense, onhygiënische stad te merken is.
Greg Girard and Ian Lambot
Greg Girard and Ian Lambot
31
Greg Girard and Ian Lambot
Greg Girard and Ian Lambot
HONG KONG’S HUMAN BATTERY HENS door Jasper Van der Linden
SoCo
SoCo
Claustrophobic images show how slum families squeeze their lives into the tiniest apartments. Bird’s-eye images released by social group documenting plight of poorest in one of world’s richest cities.
SoCo
SoCo
SoCo
SoCo
33
35
37
INFORMAL INPUTS door Lieze Vergauwe
Een architecturale ingreep gaat niet enkel om hetgeen dat ergens verwezenlijkt wordt. Die “ergens” slaat op een specifieke locatie met een eigen identiteit. De omgeving en hoe die wordt beïnvloedt moet minstens evenwaardig in de kijker worden gezet. Woningen worden niet enkel verweven tussen een fysische omgeving maar ook tussen een sociale en culturele omgeving vol van relaties en voorzieningen. De kern van het informele wonen wordt niet bepaald door de huizen maar door hetgeen de huizen verbindt. In de’ inter’-zones of de tussenruimtes ontstaan de wortels voor de omwonenden. De informaliteit van de private sfeer zit hem in het gebruik van de openbare ruimte. Ruimtes die niet ontworpen, bedoeld of zelfs geacht zijn voor bepaalde functies of doeleinden, zijn de meest vruchtbare bodem voor het ontstaan van het informele. Maar dergelijke processen zijn dynamisch en vereisen een voortdurende investering van de omwonenden. Het zijn situaties die leiden tot een interactiepatronen waarin wederzijdse communicatie vereist is. Een publieke ingreep doet discussies ontstaat en beïnvloedt de buurtbewoners enorm. Het is niet altijd zicht- of voelbaar maar een plaats vlakbij is vaak van sentimentele waarde voor een persoon of zelfs voor de buurt. Daarom is het nodig om doordacht om te gaan met exacte formele ingrepen in een publiek domein. Om het informele te laten ontplooien moet er voldoende tussenruimte voorzien worden in het infrastructurele raster. Ook is het voornaam te beseffen dat zo een informeel netwerk de buurten weer kan doen opleven maar helaas ook ten onder kan doen gaan. Op een grotere schaal wordt er veel onderzoek gedaan naar de restruimtes. Maar die ruimtes moeten niet als ‘waste land’ worden aanschouwt. Als het omgekeerd wordt bekeken kan de restruimte ook een plek van weerstand symboliseren ten opzichte van een maatschappelijke structuur. Het geeft een contradictie tegenover de gevestigde orde. Dergelijke gebieden maken juist ruimte voor ervaringen en gebeurtenissen die ergens anders niet kunnen plaats vinden en daardoor in de marge vallen. Het is belangrijk met marges rekening te houden in een geprogrammeerde ruimte. Plekken met een open karakter zijn nog vrij voor experiment en informele ontwikkeling. Naast een ‘vergeten’ ruimte om te ontdekken, kan de restruimte een motor zijn voor
creativiteit en vernieuwing. Een restruimte wordt maar als dusdanig gedefinieerd als er een zekere gradatie van onbepaaldheid aan gekoppeld is. Door deze gesteldheid draagt het ook potenties in zich. Het kunnen plekken zijn in afwachting van iets wat kan komen of kan zijn. Om verder te gaan op het experimentele van de informele ruimte, wil ik enkele voorbeelden aanhalen van kunstenaars of architecten die een ingreep doen op dergelijke plekken. Door hun ontwerpen wordt de ruimte niet 100% gedefinieerd, maar het lokt wel reactie van bewoners of bezoekers. Zo kan een onbepaaldheid een betekenisvolle identiteit krijgen. Vito Acconci is geboren in Amerika in 1940 en is een kunstenaar die de publieke ruimte bespeeld. Hij is een designer, landschapsarchitect en installatie artiest. In de jaren 1970 bewerkt hij expositieruimtes in publieke ontmoetingsplaatsen met video en audio-installaties. 10 jaar later maakt hij zelf ruimtes door middel van sculpturen voor het publiek. De stap van zijn performances en installaties naar zijn werken voor openbare ruimtes is relatief klein. Hij onderzoekt daarmee constant de grens tussen het collectieve en het persoonlijke. De relatie tussen het menselijk lichaam en de publieke ruimte wordt constant in het licht gezet. Dit leidt tot de oprichting van Acconci Studio, een groep kunstenaars die projecten ontwerpen voor parken en tuinen, plaza’s en andere publieke ruimtes.
Een goed voorbeeld van Acconci Studio is Mur Island in Graz. Dit is een paviljoen verwezenlijkt op water. Daar die inplanting wordt die buurt plots interessanter. Het paviljoen kan gebruikt worden als theater, maar wanneer er geen voorstelling plaats vindt, wordt het een soort plaza. De sculptuur vormt zitplaatsen en meubels. Het is allemaal ge誰ntegreerd en maakt de rivier toegankelijk als publieke ruimte.
Mur Island 2003
39
Dan Graham is een Amerikaanse artiest die door zijn werken een grote interactie creëert met de omgeving. Vooral zijn paviljoenen hebben een grote betekenis voor de publieke ruimtes rondom. Van Dan Graham zijn paviljoenen wordt gezegd dat ze de lijn tussen architectuur en beeldhouwkunst vervagen. Graham heeft een hele reeks van deze sculpturale objecten ontworpen sinds de jaren 1980. Ze functioneren als een soort installaties die bepaalde verwachtingen en percepties vervullen. Zijn walk-in paviljoenen zijn sculpturen uit glas en staal die een soort desoriëntatie veroorzaken eens je er in staat. Hij speelt met spiegelvlakken afgewisseld met glas of half-spiegelend glas. Ook door gebruik van convexe en concave delen, door fisheye lenzen en bepaalde weerspiegelingen
brengt hij de omgeving tot een interessantere compositie. Met een uitgedokterde optiek bereikt hij gunstige effecten in de beleving van de bezoeker. Zijn paviljoenen combineren architectuur met kunst. Qua schaal is dit een kleine ingreep, maar vaak van grote betekenis voor de buurt. Het is dus belangrijk de ongedefinieerde ruimte niet strikt te bepalen en plaats te laten voor de ontplooiing ervan. Inputs kunnen een sociale dimensie ontwikkelen veroorzaken of juist blokkeren. De interferentie met de bezoekers of omwonenden blijft daarom van uiterst belang. En op die manier kan een betekenisloze plaats een sterke identiteit krijgen.
“Where there is nothing everything is possible, where there is architecture nothing (else) is possible.” (Koolhaas 1985)
Pavilion Dan Graham
Pavilion Dan Graham
41
RABOT REVISITED door Amy Menu
‘ You wear your old age in a comfortable seat, overlooking the city. In your personal microcosm everything has its fixed place, while the city is slowly changing. And then suddenly, the change for your door. Someone tells you - gently but firmly - that your seat and your closet can no longer stand. That you also need to relocate. From now on, every glance at the familiar landscape outside the window frame to the last.’ De afbraak van drie woonblokken in de 19de-eeuwse ringgordel van Gent start dit jaar. Een nieuw voorstel werd al reeds geaccepteerd door de stad maar wordt in deze verhandeling in twijfel genomen. Het artikel beschrijft de zoektocht naar de specificiteit van de woonblokken in relatie met zijn omgeving. Het onderzoek start bij de intieme sociale dimensie van de architectuur en breidt langzaam uit naar de gehele omgeving. Met de vraag wat het begrip ‘context’ betekent voor architectuur van begin de jaren ‘70 in zijn hedendaagse dynamiek wordt gezocht naar een strategie voor het territorium in het stedelijke. Bij een herwaardering van het begrip context, die verandert in tijd en gedachtegang, wordt niet enkel gekeken naar de fysieke omgeving maar ook naar de culturele en programmatische relaties. Daardoor wordt er een nadruk gelegd op de vergelijking van de rationele formalistische architectuur tegenover het informele gebruik van de ruimte. ‘Informal architecture’ wordt hier benaderd vanuit de informele, vaak persoonlijk gecreëerde ruimte en het gebruik hiervan in tegenstelling met de formalistische inbreng van de stad, de planner en de architect.
Ten noord- oosten van de stad Gent gaan drie sociale woonblokken tegen de vlakte. De Rabottorens gaan verdwijnen wegens hun zo beweerde lelijkheid. Honderden kleine entiteiten, één voor één netjes op en naast elkaar gestapeld volgens de essentie van de naakte brute betonnen structuur, zijn rijp voor de sloop. Het verhaal van zijn bewoners zal beginnen voor het te laat is. Met een grote liefde voor brutalisme begint dit verhaal bij een wandeling op de 19de-eeuwse gordel van Gent. De wijk Rabot-Blaisanvest is een gebied van 0.86km2 en wordt begrensd dor het verbindingskanaal, de Brugsevaart en de Opgëeistenlaan. De bevolkingsdichtheid van de wijk bedraagt 9.465 inwoners per km2 en behoort daardoor tot de dichtst bevolkte wijk van Gent. De drie residentiële torens tellen een totaal van 572 appartementen. De bewoners zijn van de lagere bevolkingsklasse met een zeer laag inkomen. Daarnaast heeft elk appartement vaak meer dan 2 inwoners wat leidt tot een gemiddelde van ongeveer 1400 inwoners op
een oppervlakte van 1000m2. Volgens de stad Gent voldoen de torens niet meer aan de voorwaarden van brandveiligheid, woonkwaliteit en energieprestatie. Daarom wordt geopteerd om de torens te slopen en ze te vervangen met lagere woningblokken met een lager aantal appartementen (350) en een duurdere huurprijs. Onze vraag was meteen of dit het correcte antwoord is voor een nieuwe transformatie van de regio en of er geen betere oplossing voor bestaat? Vandaag bestaat er een lijst van meer dan 20 000 kandidaat- huurders voor sociale huisvesting in Gent. Wordt deze lijst nog eens verlengd met 1400 kandidaten of wat gebeurd er met deze huurders? Hoe kunnen deze torens van de jaren ‘70 opgenomen worden in de hedendaagse context? De huidige context wordt daarom eerst geanalyseerd om daar dan verdere conclusies van te maken. Het nieuwe masterplan wordt in vraag gesteld en vervolgens wordt een tegenvoorstel gedaan om de torens te behouden.
RABOT 4-358 “one year ago I wandered from door to door in the Rabot Towers. In the apartments of the Towers live, unlike many might think, colourful, warm and sincere characters. People with a special story and their own network. The Towers where they have lived in, many during their whole life, will be replaced by new modern, smaller & more expensive blocks. And so this year the demolition begins.� Jef Boes
43
45 Jef Boes
47 Jef Boes
‘Onvormelijk voorlopig, vrijblijvend, zonder strakke regels’ ; zo verwoord de online encyclopedie de definitie van informeel. Een definitie die volgens mij volledig tegenstrijdig is met de gedachtegang van de naoorlogse modernistische architecten. Strakke vormen, rechte lijnen, geometrie en pragmatische visies van het nieuwe toekomstig denken. Deze vormentaal is dan ook meteen leesbaar in de gevels van de strakke torens. Wat ik hier net interessant vind is precies dat, in tegenstelling tot het zeer formeel gegeven modernisme, er zich binnenin deze strakke structuur een zeer informeel gebruik van de ruimte bevindt. De foto’s van Jef Boes geven deze contradictie mooi weer in een zeker contrast tussen de twee. Wanneer vele Gentenaars de torens associëren met marginaliteit en armoede gaat Jef Boes precies dat onschuldige gaan opzoeken. De fotograaf heeft een jaar lang verschillende bewoners op de voet gevolgd en had samen met enkele kunstenaars plaatselijk een studio gehuurd in één van de torens die dit jaar wordt afgebroken. Hij slaagde er in om bewoners van de torens die voor betreurende feiten staan tijdens een zeer gevoelige periode in een mooie fotoreeks vast te leggen. In de reeks legt Jef Boes vaak de nadruk op huishoudelijke producten die precies dat informele huiselijke gedrag in beeld brengen.
“Ik probeer soms het oog te lokken naar die voorwerpen, omdat ze veel zeggen over het leven van de mensen in de foto. Denk aan dat beeldhouwwerkje van een koppeltje dat elkaar omhelst. Dat weerspiegelt wie Frank en Linda zijn. Dat beeldje vertelt veel meer over die mensen dan een foto van hen.”
“Ook die foto van de lege kamer is sterker zonder personen. Het verhaal van Rabot gaat over de laatste bewoners. Men wil de torens slopen, er staat verhuizen op til en kamers worden leeggemaakt. Dat is natuurlijk essentieel en moet getoond worden in de fotoreeks.”
Herinterpretatie De verbetering van de kwaliteit van wonen is in dit project niet langer afhankelijk van de toekomstige economische groei. Met andere woorden de oplossing om de torens af te breken en te vervangen met een lagere hoeveelheid en ook nog duurdere appartementen is geen antwoord voor deze dense regio met lage inkomens. Het probleem ligt nu in de gemeenschap en hoe we met elkaar en de omgeving omgaan. De Rabot torens zijn een icoon van culturele waarde. gebouwen van de modernistische beweging zijn het meest gevoelig voor de sloop omdat ze het minst begrepen zijn en ze hebben de minste bescherming in de lijst van het cultureel erfgoed. Het idee van erfgoed verandert de hele tijd en het is iets dat nood heeft aan een hernieuwde gedachte onder de nieuwe generaties. Wat moet worden gevonden is de mogelijkheid om deze gebouwen te plaatsen in een nieuwe sociale context zodat ze de mogelijkheid krijgen om te worden herontdekt door deze nieuwe generatie omdat ze kunnen worden gerelateerd aan deze nieuwe context. De torens moeten eerder aanschouwd worden als een extra waarde in plaats van een last. Met deze mentaliteit gingen we eerst op zoek naar oplossingen in de intiemere relatie van het gebouw en zijn gebruikers. Precies door deze slechte connotatie van het gebouw gingen we gaan werken van binnen naar buiten omdat deze regio vaak wordt geassocieerd met de bewoners die hun omgeving niet respecteren en waar vaak veel afval wordt gevonden. Tegenwoordig krijgt de buurt de naam van sloppenwijk Rabot met de beschrijving van vuiligheid, verrotting, kwade geuren, etc... Spanningen worden vaak aangewakkerd door enkele maatschappelijke trends zoals individualisering en een verzwakkend sociaal weefsel. Hierbij praten groepen of mensen nauwelijks met elkaar, kennen ze elkaar niet en respecteren ze elkaars grenzen niet. Maar een groot deel van de onveiligheidsgevoelens hangen samen met de kwaliteit van de fysische leefomgeving. Allerlei zichtbare (en hoorbare) tekenen van buurtverval zoals zwerfvuil, verkrotting, vernieling, etc.. roepen gevoelens van onveiligheid op. Deze gevoelens worden soms versterkt door een ervaren onvermogen om er iets aan te doen. Wie in een propere woonomgeving woont, zal automatisch ook meer respect hebben voor zijn buurt en
zichzelf. Een betere leefkwaliteit speelt hier niet enkel een rol binnenin de torens maar is van groot belang rondom de buurt. Dat is een eerste zeer belangrijk punt waaruit we verder zijn gaan werken. Om de torens van binnen naar buiten en van buiten naar binnen te gaan beschouwen als icoon en symbool van een wijdere omgeving. Het is overduidelijk dat de torens toe zijn aan een renovatieproject om alleen de gevels al wat beter op te helderen en aan isolatiewaarden te voldoen. Een belangrijk gegeven is dat de constructie van het gebouw tot 10 keer te ruim gedimensioneerd is wat zorgt voor de mogelijkheid om het gebouw volledig te gaan strippen en grotere, meer kwaliteitsvolle appartementen te creëren. Maar naast een zuivere verfrissing van de torens is het belangrijk om precies die connectie te zoeken van het stadsweefsel, de wijk en de bewoners. De uitdaging is niet om te kijken naar de verschillen van de mensen uit deze buurt, maar te zoeken naar het gemeenschappelijke door het bouwen van een brug of dialoog tussen de bewoners, de wijk en de stad. Door middel van participatie en betrokkenheid door het uitnodigen van de bezoeker en de wereld te herkennen met een andere perceptie. De torens zijn trotse blikvangers in de stad, maar zoals men in de ruimtelijke planning verklaart dat ze het stedelijk landschap verbreken doordat ze te dicht tegen de stad zijn aangebouwd waardoor ze een breuk veroorzaken tussen de twee stadsdelen wordt hier ten zeerste in twijfel getrokken. In het voorstel worden de torens gezien als knoop van verschillende tastbare en ontastbare lagen. Dus vanuit de intiemere relatie met het gebouw verliep het onderzoek al snel verder naar de bredere context omheen de torens en de volledige wijk. Verschillende lagen worden uitgewerkt in de bredere context waarin het informele gebruik de grootste rol speelt. Maar hoe creëer je nu zo’n wereld van verschil terwijl toch dezelfde architectuur wordt gekoesterd en weinig ingrepen worden gedaan. hoe kun je nu door fragiele, kleine veranderingen, toch een andere mentaliteit opwekken. Wat betekent context hier? De architectuurfaculteit van de kunstacademie in Kopenhagen heeft in 2007 een conferentie georganiseerd met de veelbelovende titel ‘The complexity of the ordinary – context as a key
for architectural strategies’. In de conferentie werd vooral de bezorgdheid aangekaart over een manier van bouwen die weinig van doen heeft met het hier en nu, een architectuur die haar concepten, beelden en karakter niet ontleent aan een specifieke plaats en een specifieke tijd maar, in het beste geval, aan een vakintern, internationaal en daarmee weinig specifiek referentiekader. het gaat er niet om dat de architect met arbitraire oplossingen afkomt zoals situaties met een uitgesproken karakter als historische centra, stijlmerken of typologieën. Zoals men in de conferentie concludeerde, vertaalt context zich niet louter in de zin van de fysische omgeving, maar op een veel bredere manier. Als een complex van culturele, intellectueel en programmatische relaties die kunnen worden beïnvloed en opgehelderd door de architect zelf. Met een onlosmakelijke relatie van tijd en plaats werd hier eerst gezocht naar die laag waar het informele zijn inbreng doet. Tijdens analyse en observatie van de circulatie en de activiteiten van bewoners en bezoekers viel mij op dat er zich een groot contrast voor tussen formele en informele bewegingen. Als we kijken naar de torens en het park kunnen we ondervinden dat deze met strenge regels, pragmatische en geometrische lijnen de gebruiker tracht te domineren. Met een vooropgesteld ontwerp van rechte lijnen wou de ontwerper de gebruiker naar zijn hand leiden. Maar vaak is het toch zo dat de intuïtie van de mens zich zo leidt om iets snel en op korte afstand te kunnen bereiken. Vaak, en zeker in dit geval, gaat de intuïtie voor op het vooropgestelde grondplan. Zo kan worden gezien dat gebruikers hun eigen weg creëren in plaats van deze te volgen die hen opgelegd is. Dat is nu precies het informele op de laag van circulatie en activiteiten waar in dit project wordt mee gespeeld. Door kleine, fragiele ondernemingen wordt er gezorgd voor een lichte transformatie van de buurt. Hier gaan we dus gaan voorstellen om een nieuwe circulatie aan te leggen, één die zich richt naar het informele gebruik van de mensen eerder dan de machtige hand van de planner. Een andere laag waar we ook aandacht aan schonken is de herinterpretatie van de context in ‘tijd’. Om wat meer van deze laag te vertellen geef ik u eerst een woordje uitleg over de algemene geschiedenis van de buurt.
49
De naam Rabot komt in feite van de drie torekens en deed dienst als keersluis, De 3 torekens refereert naar de 2 historische ronde torens die lang een van de poorten van de stad voorstelden. Ze werden eerst gebouwd in 1480 als een vierkante sluis op de Lieve, geflankeerd door deze twee ronde torens en het maakte deel uit van de vestingen van Gent. Binnen de stadsmuren kwam er een uitzonderlijke concentratie aan textielbedrijven in de eerste helft van de 19de eeuw. Het landelijk gebied voorbij de stadsomwalling werd gebruikt als overstromingsgebied om de vijand op afstand te houden. In deze regio werd het mogelijk om plannen te maken voor urbanisatie zodra de octrooienbeperking van de baan was. Dit is de plaats waar nu de Rabotwijk plaats vindt. Door het dempen van de stadsgracht en de OudeLlieve werd het mogelijk om boulevards en de verbindingsvaart te realiseren. De wijk werd bestemd om de arbeiders te huisvesten, ook daarom bleven de textielbedrijven zich vestigen in het Rabot, met het verbindingskanaal en het nieuwe station als belangrijke aantrekkingspolen. In 1899 reed de eerste tram tot aan het Rabot. Al zeer snel werd het een knooppunt
van verschillende transportverbindingen. De hoge bevolkingsdichtheid, de vele bedrijven, het verbindingskanaal en het station zorgden voor heel wat leven in de wijk. De Gentse maatschappij voor de huisvesting koos in de vroege jaren ‘70 voor een radicaal project van Architect Jules Trenteseau. Hij ontwierp drie torens die elk 17 verdiepingen, samen 572 appartementen, tellen. De drie torens zouden diagonaal op het terrein ingeplant worden maar de stedenbouwdienst greep in en stelde voor om de centrale toren dwars te plaatsen om het effect op de historische Rabot-sluis te beperken. Nu, in de 21ste eeuw bemiddelt de stad om deze hedendaagse ‘dode’ plek terug wat leven in te blazen door het vestigen van het nieuwe gerechtsgebouw en een ‘wijkpark’ met een ondergronds jeugdcentrum. Daarnaast zorgt de fietsers -en tram brug over het kanaal voor een vlotte verbinding met Rabot-noord. Voor de interventie op het voorgestelde plan wordt deze geschiedenis herinterpreteert. De Oude Lieve die voorheen van de zee tot in de Rabot -sluis liep wordt terug geïmplementeerd
om de connectie met de stad via watertransport te bevorderen. Een ideale halteplaats voor kajakkers en toeristenbootjes die nu niet meer rechtsom moeten aan de rabot -sluis maar terug de historische route kunnen gebruiken. Dit geeft hen de mogelijkheid om verre afstanden te overbruggen via waterroutes en halte te nemen aan een belangrijk knooppunt van transport -en recreatiemogelijkheden aan de Rabottorens. Met de gedachte dat de drukke verkeersbaan wordt verlegt naar het kanaal creëren we terug plaats voor meer groen en wordt de voetganger de protagonist. Op deze manier wordt telkens gekeken naar verschillende lagen die een informele betekenis dragen. Zijnde van intuïtief gecreëerde paden, circulatiewegen, activiteiten en nieuwe connectiewegen die zich baseren op historische plannen, Het ontastbare wordt terug in zicht gebracht voor het leveren van een betere kwalitatieve omgeving die zich losmaakt van zijn isolatie en fungeert als een knoop in het stedelijke weefsel. Het ontwerp is niet alleen de reflectie van functionaliteit en rationele grenzen maar is bovendien het resultaat van een meer intuïtieve
benadering die de complexiteit tot eenvoud reduceert, rekening houdend met de identiteit en de context van de plaats. Alleen door erkenning van de grenzen en de kennis van de complexiteit van de omgeving , de toekomstige gebruikers, de toevallige waarnemer, etc.. is het creëren van een goede architectuur mogelijk. In plaats van de bovenhand te nemen en alle conclusies te nemen als architect is het vaak beter, zoals hier werd gedaan, om een stap opzij te zetten en tijd te spenderen aan een grondige analyse van de site. Volgens mij kunnen vele projecten een betere kwalitatieve output verwezenlijken door een diepe relatie aan te gaan met de fysische, contextuele en programmatische lagen van een omgeving. De conclusie van deze grondige analyse gaat er om dat de vinger op de wonde kan worden gelegd en door fragiele interventies een problematische site te kunnen herwaarderen en te revitaliseren. De sleutel tot een bewust coherent project is om de toegevoegde waarde te leveren aan de omgeving door het verwijderen van redundantie en het inbrengen van respectvolle contextuele interventies.
51
DE ROL VAN DE ARCHITECT: LACATON & VASSAL door Alexander Verbeke
Wat je zelf doet, doe je beter. Of het nu illegaal is of niet, voor veel mensen is dit een motto, die dikwijls geleid heeft tot interessante architectuur. Een architect, die veelal geassocieerd wordt met villa’s en ongrijpbare prestigeprojecten, past niet in dit plaatje. Men zou zich zelfs kunnen afvragen wat eigenlijk de rol van de architect nog is? Zijn mensen nog bereid een architect aan te spreken, in tijden van crisis? Wanneer we architecten echt eens hun gang laten gaan, zijn de reacties dikwijls zeer verdeeld. Naar nieuwe architectuurprojecten zoals de stadshal van Gent wordt bijvoorbeeld met argwaan gekeken. “En daar hebben ze dan wel geld voor”. De tijd van oneindige budgetten is voorbij, en dat laat zich zeker ook in ons vakgebied voelen. Het is belangrijk als student architectuur dit te beseffen. De meeste architecten werken niet op bureaus als Foster, OMA, Jean Nouvel of Snohetta, met klanten die baden in het geld. Deze bureaus vormen slechts een select groepje “sterren”. De rest bestaat uit een brede laag kleine spelers. In dit artikel belichten we echter een bureau, die theoretisch gezien ook bij deze sterren mag aansluiten. Het Franse bureau Lacaton & Vassal won immers bijna elke Franse architectuurprijs die er te winnen valt. Toch zijn ze gestart vanuit een zeer pretentieloze, nederige kijk op architectuur. Dit komt nu nog altijd terug in hun werk, en wordt gezien de vele prijzen toch geapprecieerd.
Goedkoop comfort Mensen leven graag comfortabel en ruim. Op enkele uitzonderingen na, gaat veel geld gepaard met een grote woning. Een ander feit is echter dat de meeste mensen helemaal niet graag geld uitgeven. De meeste mensen zijn niet direct gierig, maar gaan wel uit van de efficiënte gedachte om zoveel mogelijk voor zo weinig mogelijk te verkrijgen. Is het raadplegen van een architect dan wel een logische stap? Veel mensen zijn niet geïnteresseerd in architectuur. Men wil een groot en comfortabel huis, die niet te veel kost. Daarbij is geen architect nodig, meent men dan. Architecten zijn te duur, veroorzaken vertraging, zweven ergens met hun hoofd in de wolken, en worden dus beter achterwege gelaten. Als een particulier een huis wil, gaat die naar een catalogusbouwer en zoekt iets uit. Als een bedrijf een gebouw nodig heeft gaat het naar een industrieel bouwbedrijf en neemt de goedkoopste per m².
Daartegenover staat dan weer de architect, die het zich niet kan permitteren de ereloon nog te verlagen. Ondanks de kostprijs van een architect, is het beroep van een architect namelijk niet direct het best betaalde. Met zijn 1850 euro, ligt het gemiddeld inkomen van een beginnende architect lager dan een interieurarchitect, een sociaal assistent (2100 euro), een verpleegster (2300 euro), juristen (2500 euro) of werknemers in de farmacologie (3400 euro). Het zijn dus zware en dure studies die niet helemaal renderen in het begin. De studies zijn daarenboven ook zeer ontwerpmatig gericht, wat in de realiteit economisch niet altijd de meest interessante is. Voor nieuwbouw gaat het in de private sectoren zoals utiliteitsbouw en kantoren dan ook niet meer zo goed. Wel zorgt de overheid door investeringen in nieuwe zorgprojecten, scholenbouw en stadsvernieuwing nog steeds voor de nodige nieuwbouwopdrachten. De grootste markt is tegenwoordig echter te vinden in de renovatiemarkt.
De architect als creatieveling Het is belangrijk voor mensen te beseffen dat architectuur geen handelswaar is als alle andere. Het ontwerpen is nu eenmaal iets wat tijd vraagt, of je dit nu wilt of niet. Voor iemand die geen ervaring heeft met het ontwerpen vraagt dit natuurlijk enig begrip. Het ontwerpproces kan zich niet houden aan de grote regel van het kapitalisme: time is money. Deze kapitalistische denkwijze is echter eigen aan de Westerse leefwereld, dus moeten we er als architect wel degelijk rekening mee houden. De tijd waarbij elk ontwerp een ambachtelijk gemaakt kunstwerk van de architect was, is sinds het modernisme definitief voorbij. Dit betekent natuurlijk niet het einde van de architect als creatieveling, maar geeft er wel een grote wending aan. Dit vraagt dan weer enig begrip van de architect. Deze moet inzien dat architectuur niet als een autonoom object bestaat. Bij architectuur heeft men steeds een context, een verplichting om naar de mens toe te komen, en zich er niet boven te verheffen. Men bouwt niet voor architecten, maar voor de gebruikers. De architect als rationele planner Deze gebruikers nemen echter alsmaar toe in aantal. De grote groei van de wereldbevolking verplicht de architect anders te gaan denken. Een reactiebeweging kwam er in het
modernisme. Architecten begonnen zeer grootschalig te denken. Grote concepten als de “machine à habiter” leken het antwoord op alles. De geschiedenis leert ons echter iets anders… Toch leidde dit alles tot een grote industrialisering, en een zekere standaardisatie in ons dagelijkse leven. Gezien de tijdsgebondenheid van architectuur, kan men er als architect niet anders dan rekening mee houden. De architect moet echter meer zijn dan een rationele strateeg. Een huis ontwerpen is een gevoelige kwestie, en moet in overleg met de gebruiker gemaakt worden. Elke klant wil een groot huis, die liefst nog eens uniek is ook Het ligt dus dubbel. Een architect is meer dan een bouwpromoter, maar kan zich niet naar believen uitleven, wil hij zijn zaak draaiende houden. Architectuur mag niet gezien worden als een soort versiering, die pas tot uiting komt nadat alle ‘echte’ problemen vakkundig opgelost zijn door mensen met ‘echte’ kennis. De echte taak van een architect bestaat erin om binnen de marges van een bestaande situatie de speling te ontdekken om iets meer en anders te doen dan simpelweg functies te huisvesten. Men zou kunnen stellen dat het als architect dus van belang is als een “niet-architect” te denken, zonder daarbij te vervallen in “nietarchitectuur”!
Enkele overbekende werken van de ‘starchitects...’
...in contrast met enkele minder bekende werken van andere sterren
53
“Architectuur is altijd, vanaf de prehistorische grotten, vermenselijking van de aarde geweest, maar telkens in functie van de zin en structuur die de mens aan zijn leven gaf.� Geert Bekaert
Lacaton & Vassal Een bureau die zich hier van bewust is, en opvalt in zijn coherent oeuvre, is Lacaton & Vassal. Zij maken er een punt van dat architectuur echt een gebruiksvoorwerp is in dienst van de kwaliteit van het leven. tHet gaat erom simpelweg ruimte te creëren. Ruimte die moet gebruikt worden om betekenis te krijgen. Dit elementair gegeven keert steeds terug in de bouwkunst, en we kunnen er niet om heen.
Deze visie gaat met andere woorden terug naar de essentie, en zou dus kunnen tijd- of stijlloos genoemd worden. Ze zet de architect met de voeten op de grond. Deze visie hebben ze voor een groot deel ontwikkeld tijdens hun bezoeken in Niger. Hier zagen ze hoe mensen met kleine dingen toch zoveel mogelijk probeerden te doen. Kledij omhoog gehouden door takken kon bijvoorbeeld dienen als geïmproviseerde tent. Een tent die niet vanuit theoretische denkmodellen ontworpen was, of een bepaalde esthetiek tot doel had, maar toch zoveel betekenis heeft. Het besef groeide hier dat architectuur om veel meer gaat dan vorm en esthetiek.
Natuurlijk moeten we ons als architect niet beperken tot kleinschalige, alledaagse denkpistes, en moeten de grenzen van de discipline opgezocht worden. Toch mogen we uiteindelijk niet vergeten waar het feitelijk om gaat, als het om wonen gaat. Het resulteert in een architectuur die ten dienste staat van de bewoner, en die technisch te vertrouwen is, door de expertise van de architect. De architect is hier dus iemand die kennis van zaken heeft, en die toepast om pretentieloos de noden van de gebruiken te realiseren.
Wat Lacaton & Vassal echter allerminst wil doen, is terugkeren naar een geïdealiseerd verleden, of dergelijke derde-wereld-architectuur romantiseren. Hun werk vervalt niet in een soort ontworpen, vernaculaire architectuur (wat al een contradictie op zich is). Op een intelligente manier willen ze de opgedane kennis vertalen naar hun eigen, geïndustrialiseerd land. Lacaton & Vassal maakt er zelfs een punt van de industrie juist als bondgenoot te nemen en industriële productieprocessen te beheersen. Vooruitgang zit namelijk in de aard van de mens en dat beseft dit bureau zeer goed. Het is hier echter het standpunt, de visie tegenover vooruitgang die hier bevraagt wordt. De architectuur van Lacaton & Vassal is technisch hedendaags, met de nieuwste constructiemethoden en materialen. Deze worden echter gebruikt om op goedkope en interactieve wijze te acteren op kleine schaal, waardoor vooruitgang op grote schaal mogelijk kan worden. Een standpunt die architectuur oplevert die pragmatisch en duurzaam is.
De architect is hier dus niet meer de politici, activist, trendwatcher, kunstenaar, econoom, filosoof, antropoloog socioloog,… in 1 figuur. De architect is architect, en acteert op kleine schaal. Deze denkwijze is zodanig basic en bijna voor de hand liggend dat ze opvalt, in een tijdperk waarin namen als “BIG archtitects” en “Office for Metropolitan Architecture” de plak zwaaien. Deze bureaus vullen de voorpagina’s van architecuurtijdschriften, waardoor het werk van Lacaton & Vassal bij het brede publiek niet altijd bekend is.
55
Het is zelfs niet altijd duidelijk wat ze nu juist ontworpen hebben. Hun huis in Coutras bijvoorbeeld lijkt niet veel meer te zijn dan een serre die elders in de buurt al veel meer voorkomen. Het Latapie House lijkt dan weer gebouwd zoals er zoveel warenhuizen of schuren gemaakt worden. In beide gevallen echter, zijn ze er toch in geslaagd samen te werken met bouwheren die normaal nooit een architect zouden aanspreken. Ze creëren een ruimte die beantwoord aan de noden van de gebruiker. De ontwerpen bieden licht, intimiteit, bescherming, transparantie, ventilatie,… allemaal met een zeer beperkte bouwkost. Deze ontwerpen lijken op het eerste zicht niets speciaals. Ze zouden door de eerste de beste klusjesman ontworpen en gebouwd kunnen worden. Het is echter deze extreem doorgedreven simpliciteit, die ze net zo interessant maken. Voor het ontwerpen van dergelijke projecten, moet je intelligent zijn wanneer het moet, niet als het te laat is. Men
Huis Latapie
kan dergelijk project beginnen maken vanuit een architecturaal hoogstaand concept, waarna met zeer intelligent uit de hoek moet komen om er nog een betaalbaar iets van te maken. Hier is Lacaton & Vassal juist intelligent vanaf het begin. Waarom de concepten ver gaan zoeken als het efficiënt en goedkoop kan. Een structuur volledig in het teken van de ruimte en duurzaamheid, is wat deze twee ontwerpen typeert. Dit intelligent zijn van stap 1, komt ook in een groter project van het bureau sterk tot uiting. De vraag was een transformatie te realiseren van een zestien verdiepingen tellend woningblok in het 17e arrondissement van Parijs. Waar de meest voor de hand liggende oplossing was het oude flatgebouw, daterend van 1961, simpelweg te slopen, en een nieuw flatgebouw in de plaats te zetten, kozen ze voor een heel andere oplossing. Het slopen van het gebouw, om van nul te beginnen, zou kunnen resulteren in een mooi, hedendaags nieuw bouwwerk. Een groot nadeel ervan is natuurlijk
Huis in Coutras
de kostprijs. Wat Lacaton & Vassal echter nog meer aanspoorde een andere oplossing te zoeken, was het gemak van de gebruikers. Wat ze deden, was simpelweg een 3 meter brede nieuwe structuur aan de oude gevel hangen, waardoor iedereen een ruimer appartement kreeg, met afsluitbare terrassen en balkons. De oorspronkelijke gevel, die vrij gesloten was door kleine raamopeningen, werd vervangen door een transparante gevel met grote openingen voor beter zicht. Verder werden onnodige wanden verwijderd, zodat er 1 grote, flexibele ruimte ontstond. Dit gehele resultaat kon in 1 dag gerealiseerd worden. De bewoners gingen bij wijze van spreken ’s morgens naar hun werk, om ’s avonds terug te keren in een opgefrist, groter appartement. Dit project kan dus als een soort manifest gezien worden die ethische vragen doet opkomen over de rol van de architect. Is het wel verantwoord om ganse bouwwerken te slopen om nieuwe prestigeprojecten op te richten? Het komt natuurlijk voort uit onze
Huis in Coutras
consumptiemaatschappij: verbruiken en weggooien. Dit houdt de economie draaiende, en zorgt voor een bepaalde welvaart, want geld moet rollen. Toch is het niet slecht dat er dergelijke bureaus zijn, die vanuit een gezond verstand ontwerpen. Het is opmerkelijk dat men via een oeuvre getypeerd door eenvoudige metalen structuren en polycarbonaatplaten toch zo in de prijzen kan vallen. Het zijn materialen en ontwerpen die zo voor de hand liggend zijn. Totaal niet “speciaal”, extravagant of spectaculair. De prijzen en waarderingen tonen aan dat men in een hectische wereld, gedomineerd door prestige en concurrentie, toch op zoek gaat naar een soort eenvoud. De werken van Lacaton & Vassal zijn simpel, eerlijk en zonder franjes. Ze spelen perfect in op de gebruiker. Deze gebruiker is steeds een kind van zijn tijd, wat deze architectuur juist zeer hedendaags en actueel maakt.
Appartementsblok voor en na de verbouwing
57
building community COMMUNITY BUILDING door Jasper Van der Linden
Een architectuur waarbij de architect het als zijn rol ziet een frame te creeëren waarbinnen de bewoners hun eigen ontwerpen kunnen plaatsen. Eens het frame vorm en logica heeft gecreëerd nemen de toekomstige gebruikers de rol van de architect dus over. Hierdoor wordt de grens tussen de ‘denker’ en de ‘gebruiker’ geminimaliseerd. Waar het traditioneel de functie is van de architect een eindproduct af te leveren, krijgt deze nu de taak om een groter geheel te voorzien waarbinnen de toekomstige gebruikers zelf als architect/ bouwer aan de slag kunnen gaan.
Transformaties door de jaren heen Ter introductie laat ik jullie graag even kennismaken met het ‘carrières centrales social housing’ project. Het betreft een complex van appartementen ontworpen door Candilis en Bodiansky. Dit modernistisch geheel werd opgetrokken in 1953 te Marokko, Casablanca. Het moest een uniforme oplossing bieden voor de mensen die naar de stad kwamen wonen, en leverde een standaardappartement aan dat de nieuwe normen voor de marokkaanse gezinnen moest voorzien. Maar niet elk gezin is gebaat met dezelfde oplossing als zijn buur. Het verlangen en de nood om persoonlijke aanpassingen te doen binnen een groter geheel is mooi geïllustreerd in dit appartementencomplex. Wanneer we 50 jaar na de opbouw gaan kijken zien we een heel ander gebouw. Laag na laag getransformeerd door de bewoners, afhankelijk van de noden. Gegroeid samen met het gezin.
beeld na aanbouw (1955)
beeld na enkele decennia in gebruik (2008) Candilis, Bodiansky; Carrières centrales social housing, Sidi Othman settlement Casablanca,Marokko. 1953
Van zero-participatie tot volledige doe-het-zelf
Het appartementencomplex in Casablanca is uiteraard geen geïsoleerde case. Persoonlijke oplossingen, die kunnen veranderen in de tijd en waarin de bewoners hun eigen persoonlijkheid kunnen leggen, het is iets van alle tijden, van overal. Hiervoor kan je zelf de handen uit de mouwen steken of je laat het gewoon doen. In de gewone particulierbouw zijn er verschillende gradaties van participatie van de gebruikers -de toekomstige bewoner- binnen het bouwproces. Het ene uiterste is deze waarbij de architect en aannemer alles voor hun rekening nemen. De bouwheer vermeldt aan de architect zijn wensen en de randvoorwaarden zoals budget, termijn,... De architect werkt vervolgens een passende oplossing uit en zorgt dat deze correct wordt uitgevoerd. Hij levert het eindproduct af. Dit is een beproefde en voor veel mensen een interessante methode. Is het nu vertrekkende van een leeg stuk bouwgrond, de renovatie van een rijhuisje, de toevoeging van een achterbouw of de herwerking van een appartementje. De juiste architect heeft de kennis en het inzicht om het ontwerp en de opvolging van de uitvoering voor zich te nemen. Maar niet iedereen heeft er nood aan voor het volledig bouwproces in zee te gaan met een architect. De meest extreme tegenpool is dat de gebruiker volledig de rol van architect en aannemer op zich neemt. Zelf een ontwerp uitdenken en vervolgens de handen uit de mouwen steken, met als eindresultaat een zeer persoonlijk droomproject. Voor mensen met de goede ingesteldheid is dit zeker een mooie oplossing. Je bent namelijk expert in wat je zelf wilt, je leert er veel uit, het is goedkoper en tenslotte... wat je zelf doet doe je toch beter...? “Steden hebben de mogelijkheid om iedereen te voorzien, alleen omdat, en alleen als, ze gecreëerd werden door iedereen.” Zo wist Jane Jacobs het mooi te verwoorden.[11]
Doe-het-zelf binnen een groter geheel Deze doe-het-zelf werkwijze van bouwen en verbouwen is mogelijk voor wie een eigen brokje land, een eigen perceel of een eigen bestaande woonst onder handen wil nemen. Wanneer we op een verkaveling willen bouwen is het vrij eenvoudig. Je zet op je bouwplot wat je maar wil, je doet het zelf of je besteed het uit, zolang je aan de voorgeschreven regels voldoet is het ok. Maar wat doen de mensen met het verlangen om zelf projectjes in eigen handen te nemen wanneer ze in het stadscentrum terechtkomen, wanneer we als individu binnen een groter geheel willen werken? In een appartementsblok is het als doe-hetzelver al veel moeilijker om je eigen ding te gaan doen. Je toegangsdeur en raam zitten waar ze zitten, de technische kokers en leidingen werden reeds geplaatst, de materialen zijn bepaald voor het gebouw in z’n geheel. De flexibiliteit is beperkt tot de binneninrichting; kleur, materiaalkeuze en inrichting binnen de lijntjes van de omkaderende grenzen. Uitbreiding of inkrimping is quasi onmogelijk. Het is natuurlijk logisch dat in een appartementsblok dergelijke beperkende begrenzingen ontstaan. Het gebouw moet functioneren als geheel en de architect moet hier een bepaalde lijn in trekken om tot een logisch, functioneel, efficiënt,... gebouw te komen. Toch kan het misschien interessant zijn op zoek te gaan naar een oplossing die minder radicaal is dan deze waarbij het bouwteam het appartement uittekent en vervolgens aan de kopers enkel de mogelijkheid geeft welke type men wil en welk muurkleur daar bij mag horen. Ruimte geven aan spontaniteit, persoonlijkheid en flexibiliteit is een basistool die de natuurlijke drang van de mens vorm kan geven, maar deze moet wel met een bepaalde strategie gekadreerd worden.
59
Van zero-participatie tot volledige doe-het-zelf
Openstructure uitgetekend door de architect Het is binnen deze kadrering dat de strategie van openstructures naar voor komt. Het openstructures (OS) project is een constructiesysteem waarin iedereen de mogelijkheid heeft om ontwerpen te plaatsen binnen een voorgeschreven grid. [2] Het gegeven baseert zich op drie pijlers: -ontwerp zodat het uiteenhaalbaar is -ontwerp met recycleerbare materialen -ontwerp met het OS grid Op deze wijze wordt de tijdelijkheid van een oplossing ingecalculeerd en zijn alle onderdelen koppelbaar en inwisselbaar. Bovendien kan je een oplossing uitgedacht door iemand anders ook toepassen op je eigen situatie.
model 1: de architect tekent een gebouw uit voor de gebruikers
het OS grid, toepasbaar op meerdere schalen
model 2: de architect en de gebruikers creĂŤeren samen een gebouw
Vergelijk de werking van het systeem gerust met de online encyclopedie wikipedia. De traditionele werking is dat een bedrijf een boekenreeks uitschrijft en deze, indien alles goed loopt na een aantal jaren update. Maar bij wikipedia wordt een systeem uitgewerkt als encyclopedie. Binnen dit systeem kan iedereen vervolgens gegevens toevoegen of aanpassen. Zo kan het geheel veel breder gaan, inspelen op actuele feiten en aanpassingen en zich richten op de gebruiker zelf. Het is immers de gebruiker die het aanmaakt. Wat de makers van wikipedia hebben gedaan kan perfect toegepast worden door een architect binnen de context van een gebouw, een deel ervan of een complex van gebouwen. Een voorbeeld vinden we bij het recentelijk geïntroduceerde project wikihouse. [8] “Wikihouse is een open-source constructieset. Het doel is om aan iedereen toegang te geven tot het ontwerpen, downloaden en ‘printen’ van CNC-versneden onderdelen en huizen. Deze kunnen aaneengezet worden met minimale ervaring of training.” [12] Bij dit project worden voorgaande ontwerpen gedeeld via het internet. Deze kan je dan zelf aanpassen met het zeer eenvoudige programma SketchUp. Via de ontwikkelde plug-in kan je vervolgens platen snijden op een cnc-machine die jouw puzzelstukjes creëert. Het is niet zozeer de technologie van de door de computer gegenereerde productie die hierbij van belang is, maar eerder de sociale productie- en designvorm die erbij komt kijken. Met een dergelijke methode creëer je de potentie dat gebruikers een flexibele en dynamische puzzelstructuur opbouwen binnen het voorgestelde framework, eerder dan allemaal uniforme modulaire entiteiten. Er wordt variëteit geïntroduceerd binnen modulariteit en hergebruik van verscheidene onderdelen wordt gecombineerd. Samenwerking tussen de gebruikers wordt gestimuleerd met vernieuwing als resultaat. Dit alles is slechts mogelijk door het openstellen van beslissingen naar de gebruikers toe. In plaats van een architect te hebben die het totale eindresultaat bepaalt heeft hij nu enkel de regie van het systeem in handen. Deze strakke structuur met enkele basisregels zorgt in combinatie met de spontaniteit, de creativiteit en wisselwerking tussen de verschillende gebruikers voor een vernieuwend eindresultaat. 61
Openstructure toegepast Een zoektocht naar het toepassen van een flexibelere ontwerpmethode gebeurde ook tijdens een academische opdracht in 2012. Gegeven opdracht voor de studenten was het herwerken van een administratief centrum naar een nieuwe functie met de woning als hoofdinvulling. Het betreft een gebouw in Gent centrum, gelegen tussen de Savaanstraat en de Ketelvest, dat wordt omschreven als ‘een monster in de stad’. Over vier verdiepingen verspreid huisvest het 25000m² vloeroppervlakte aangevuld met twee ondergrondse verdiepingen. Er wordt gevraagd naar een duurzame aanpak waarbij slechts een beperkte afbraak gewenst is. Het gebouw heeft een rationele kolombalken structuur. Eens gestript kan het gebouw dus naar nieuwe noden heringevuld worden door het creeëren van een nieuwe huid en organisatorische indeling. Binnen de uitwerking van het project “building community//community building” wordt het gebouw naar analogie van een gewone verkaveling ingedeeld in kavels. Er ontstaan 84 kavels met variërende afmetingen. Zoals elke andere verkaveling ben je vrij er één of meerdere aan te kopen en hierop te bouwen wat je wenst, op de wijze dat je dit wenst. Factoren waar men aan vasthangt zijn de hoogte tussen twee vloerplaten en de locatie van de dragende kolommen. Dit is nu eenmaal de context van het bestaande gebouw. Een gezamelijke coördinatie is ook onvermijdelijk wat betreft technische voorzieningen. Deze factoren worden in rekening gebracht wanneer de architect het algemene grid van het project bepaald.
Het gebouw wordt opgevat als een hightech favela; waarbij de toekomstige bewoner een kavel inpalmt en op eigen kracht de voor zichzelf nodige voorzieningen opbouwt. Op deze wijze wordt de doe-het-zelfbouw, onder een nieuw georganiseerd geheel bijeen gebracht. Elke koper krijgt de mogelijkheid en de vrijheid om zijn eigen wensen in te vullen en expressie te geven aan het betreffende plot. Een zeer persoonlijke ruimte-ontwikkeling is gegarandeerd. Bovendien wordt de mogelijkheid gecreëerd uitbreiding en inkrimping toe te staan. Maar tegelijk kan je ook voordeel halen uit het feit dat jouw plot zich in een groter geheel bevindt. Er wordt een omkadering voorzien van collectieve ruimtes zodat alle bewoners standaard over kwalitatieve en ruime ruimtes beschikken, met functies waarvan het voordelig is om deze te groeperen voor verschillende personen. Dergelijke gemeenschappelijke ruimtes zijn een element dat vaker wordt toegepast bij co-housing en mede de hand heeft in het opbouwen van een communitygevoel. Maar in dit project kan men dankzij de opzet om de bouwvoorbereiding en het bouwproces deels in de handen van de bewoners te leggen nog sterker de kaart trekken van het bouwen aan een community. Mensen leren elkaar kennen voordat ze echt gaan inwonen, ze kunnen gebruik maken van elkaars kwaliteiten en kunnen gezamelijk de gemeenschappelijke delen inpalmen volgens de noden van een bepaalde groep. Denk maar aan een speelhal, een creatief atelier of een wasbar. In de ontwerp- en bouwperiode, die wegens de nodige transformaties van doorlopende duur is, ondersteun je als groep elkaar in gemaakte beslissingen. Die kunnen op elkaar inspelen en zo tot een beter geheel komen.
Architectuur is het resultaat van een ontwerp van participatie Voorgaande voorbeelden hebben allen één gemeenschappelijk doel. Een woonplaats creëeren volgens de noden die er zijn, met de middelen die je voorhanden hebt. Een informeel zoeken naar de oplossingen voor de voorgeschotelde problemen. Het is een natuurlijke benadering van omgaan met bouwen, waarbij je als gebruiker de architect van je eigen woonst bent. Een benadering die binnen de stadscontext en binnen het formele systeem van bouwregels bijna verloren is gegaan. Een vernieuwde benadering combineert deze natuurlijke aanpak met het huidige systeem. De architect wordt regisseur van de basis, de gebruikers worden architect van de invulling.
63
WIKI HOUSE door Jonathan Vandebeek
Wanneer we het woord architect gebruiken bedoelen we een professional, iemand die betaald wordt voor zijn diensten. En we nemen aan dat deze professionals de grote problemen, die er nu op vlak van architectuur zijn gaan oplossen zoals klimaatsverandering , verstedelijking en sociale ongelijkheid. Alastair Parvin vindt deze stelling onjuist, in 2008 studeerde hij af van de architectuurschool en probeerde aan een job te geraken, maar net toen brak de crisis uit. Crisis paradox voor architectuur De crisis was een interessante paradox voor architectuur, namelijk dat de maatschappij de architect harder nodig had dan ooit tevoren, maar een architect inschakelen was veel te duur, dus kwamen de architecten zonder werk te zitten. Het viel hem op dat we zeer diep begaan zijn met het woord design. Er zit een economische kant achter architectuur waar we niet vaak over praten. Hij vind dat we het daar wel eens zouden moeten over hebben. Een goed startpunt is de loonbrief , als je naar zijn loon zou kijken zou je bij de hoogste 1,9% van de best betaalde beroepen zitten, dus wat wij nu architectuur noemen is eigenlijk ontwerpen voor de rijkste 1% van de bevolking. En dit is altijd al zo geweest, maar dat waren we vergeten. Dit komt omdat architectuur in het verleden de maatschappij het meest veranderde omdat dit altijd gedaan werd door de rijkste 1% voor de 99%. Voor verschillende redenen zoals het communisme in begin jaren 20 en meer recent de leeggelopen vastgoedmarkt, deze zijn allemaal op hun eigen manier ‘gestorven’ .
Rol van de hedendaagse architect En nu zitten we wéér in deze situatie waar de beste architecten ter wereld alleen in opdracht van de 1% kan werken, dit is niet enkel slecht voor de democratie maar het is tevens geen goede business strategie. Zo komen we bij de vraag hoe gaan de architecten van deze generatie hun klant van de 1% kunnen veranderen naar de klant van de 100%? Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat de burger zelf steden kan ontwikkelen en het recht hiervoor heeft . Zeker nu we in de 21ste eeuw zitten. We maken het allemaal mee, de ‘amateur’ die thuis zelf de klusjes opknapt, deze zou in dit geval ideaal zijn om aan dit project deel te nemen. Het probleem hierbij is dat enkel de bedrijven beschikken over alle gereedschap en infrastructuur. De oplossing kon te vinden zijn bij de open source software. Sinds kort is de open source hardware ook ter beschikking. Een voorbeeld hiervan is het fabriceren van onderdelen door een zelfgemaakte 3D printer of een CNC- machine die hetzelfde principe hanteert. Technologie heeft het mogelijk gemaakt om tijd en kosten te besparen door zelf onderdelen te printen. We begeven ons naar de toekomst waar ‘de fabrieken’ zich overal kunnen bevinden.
Derde industriële revolutie We zien nu het begin van de derde industriële revolutie, gedreven door het internet en ook door iedereen die toegang heeft tot het web, eenieder die toegang heeft tot goedkopere fabricatie methodes zoals 3d printen of een CNC- machine. In onze huidige economie sturen we de plannen van onze producten naar landen waar de loonkosten lager liggen om vervolgens de producten terug te verschepen naar het westen. We begeven ons naar een toekomst waar de potentiële fabriek overal kan zijn. Wanneer je iets nodig hebt moet je het niet per se gaan kopen maar kan je het gewoon downloaden en het thuis of ergens in de buurt gaan printen. John Maynard Keynes: “It’s easier to ship recipes than cakes and biscuits” Net zoals alle industriële revoluties is deze ook weer baanbrekend zowel op politiek, sociaal als economisch vlak. Van het ene moment op het andere worden je recepten je meest waardevolle bezit, maar tegelijkertijd willen ze vrij en open zijn en vervolgens gedeeld worden. Wanneer de fabrieken overal zijn is iedereen een designer en dan is “one size fits all” niet meer van toepassing. Het geeft ons de mogelijkheid om te doen voor design wat wikipedia doet voor kennis en wat Linux voor software doet. Ze waren gefascineerd voor wat dit ook kan doen voor architectuur en steden.
WikiHouse WikiHouse is een gemeenschapsbibliotheek voor 3d modellen die gewone designstandaarden hebben. Het doel is om voor iedereen de toegang te geven om de files te downloaden. Op dit moment gebruiken ze hiervoor sketchup omdat dit programma gratis en zeer gebruiksvriendelijk is. Ze kunnen de WikiHouse plugin gebruiken van het gekozen model evenals de bestanden en de informatie waarvan ze de snij bestanden genereren om het vervolgens te laten uitsnijden door een CNC machine, het geschikte materiaal dat hiervoor kan gebruikt worden is vezelplaat. Deze onderdelen zijn in tegenstelling tot een zeer groot IKEA model gemakkelijk samen te stellen zonder gebruik van huishuidelijke gereedschap. Men heeft hiervoor geen ervaring nodig noch elektrische gereedschap. Er wordt gebruik gemaakt van plugs en een hamer, die onderdeel uitmaken van de kit die je download. De lichte structuur wordt gemakkelijk omhoog gehesen in tegenstelling tot het construeren van een schuur, welke veel zwaarder en moeilijker recht te trekken is. Een team van twee of drie mensen kan een klein huisje recht trekken in ongeveer een dag. Waar je dan mee eindigt is dan een basisstructuur van een huis waar later ramen, electriciteit, isolatie en andere nutsvoorzieningen aan toegevoegd kunnen worden. Uiteindelijk kan de buitenkant bekleed worden met generische materialen of materialen die beschikbaar zijn. Het huis waar je mee eindigt is niet zozeer een statisch product maar een soort fabriek dat de mogelijkheid heeft om zelf nog onderdelen bij te maken om zichzelf uit te breiden of zelfs andere huizen te bouwen.
Wikihouse: een nieuwe definitie van bouwen
65
Enkele bedenkingen WikiHouse is een zeer intressante ingreep op het vlak van architectuur om deze toegankelijk maken voor de “gewone burger” die niets van bouwen of architectuur kent. Maar wat zal de rol van de architect in dit hele verhaal zijn en zal de architect en aannemer nog wel passen in deze manier van bouwen? Er word beweerd dat je perfect zal kunnen bouwen zonder beroep te doen op de profesionals maar zal de kwaliteit van de stad beter zijn als de personen in de komunities alle beslissingen zelf gaan nemen, zal hun gebouwde stad voldoende licht, lucht en kwaliteit hebben. Dit vind ik een zeer belangerijk aspect in het verhaal van WikiHouse, misschien krijgt de architect meer de rol van raadgever in de gemeenschap en ontwerpen zal voor een deel hierdoor vervangen worden. Er wordt gesproken over woningen creeren voor de 99% van de bevolking, maar zal dit effectief wel haalbaar zijn? WikiHouse is nu bezig met een atelier op te staren in de favela’s het is een prachtig initiatief. Dan rest weer de vraag hoe zullen ze het realiseren om deze personen van de slums te voorzien van een huis. Deze mensen hebben totaal geen budget om het gepaste materiaal aan te kopen voor de puzelstukken uit te snijden. Dit vormt nog een grote beperking omdat tot nu toe deze stukken enkel uit vezelplaten of andere houtplaten gesneden kunnen worden, het zou een stap vooruit zijn als er gemakkelijk locale materialen in deze CNC-machine geplaatst kunnen worden. Een andere beperking is de internetconnectie die vereist is, deze beperking is dan vooral van toepassing in de sloppenwijken. In het westen ontstaan er al blogs waar mensen deze nieuwe manier van bouwen proberen toe te passen, het is niet enkel van toepassing in de minder ontwikkelde gebieden. Deze open source kan even goed een hulpmiddel zijn voor de doe - het - zelver, omdat het zo een simpele manier van bouwen is en je er echt niet veel geld of een heel arsenaal aan materiaal voor moet hebben. Deze kits zijn met een hamer en klemmen in elkaar te zetten. Voor alleer men deze puzzelstukken in de CNC-machine of de 3d - printer kan steken moet men met de software over weg kunnen. Dit kan voor sommige mensen wel een hinderlijk zijn, jonge mensen die met deze technologie opgegroeid zijn zullen hier minder moeilijkheden mee hebben.
WikiHouse heeft al een paar basis modellen uitgewerkt, maar ik stel me de vraag hoe ze deze basismodellen kunnen toepassen op al de verschillende locaties in de wereld. In pricipe zou elk model voor elke omgeving aangepast moeten worden, want elke plek stelt andere eisen waar je gebouw aan zal moeten voldoen, in de favela’s zullen deze eisen totaal verschillend zijn dan hier in België. Deze bouwsels worden in hout vervaardigd dit zal niet het ideale materiaal zijn om in een vochtig klimaat toe gepast te worden. Een laatste struikelpunt dat ik wil aanhalen is dat we het delen van intellectueel eigendom maar eng vinden. Het idee dat iemand iets met bijvoorbeeld jouw ontwerp gaat doen. Dan raak je iets kwijt van jezelf. Maar je kunt het ook van een andere kant bekijken en je afvragen als je jouw informatie deelt, wat je ervoor terug krijgt. Stel je eens voor dat je een eigen huis gaat bouwen, je zoekt op wikihouse verschillende tekeningen voor het fundament van jouw huis. Hier en daar pas je het aan op basis van jouw wensen. Wat je gemaakt hebt, deel je weer online, zodat anderen het kunnen gebruiken, maar ook kunnen verbeteren. Vervolgens print je het uit en dan is het zelfs voor mensen die niets van bouwen kennen makkelijk om het in elkaar te zetten. Dan wordt het bouwen van huizen wel heel gemakkelijk. Deze bedenkingen zijn geen grote struikelblokken voor WikiHouse, deze organisatie bestaat nog niet lang en elk nieuw product of project vertoont kinderziektes die tijd vragen om opgelost te kunnen worden. WikiHouse zal een groot verschil betekenen in de architectuur maar zal de gebreken niet allemaal kunnen dekken.
67
Gemeenschappen Ondertussen word dit systeem al op een paar plaatsen in de wereld toe gepast, er ontstaan gemeenschappen die deze huizen produceren en zelfs verbeteringen aanbrengen. Zij zijn er nu ook één aan het opzetten in Rio’s sloppenwijken. WikiHouse is een klein antwoord op een verdomd grote vraag. Globaal gezien bestaan de snelst groeiende steden niet uit wolkenkrabbers maar zijn het de favela’s , zelf gemaakte steden. Als we de klimaatsverandering en de verstedelijking serieus willen nemen dan past het basismodel van de architectuur niet meer, het is buiten bereik van 99% van de wereldbevolking. Zoals Robert Nowerth zegt is er geen staat, bank of hulporganisatie die dit kan verwezelijken. Wat we moeten doen is tools en infrastructuur bouwen voor de sociale economie die het lange verhaal van mensen die een huis bouwen voor zichzelf om het radicaal gemakkelijker te maken om gezonde gebouwen te maken zonder vakmensen te moeten inschakelen. Stel je voor dat wij als gemeenschap een lage kosten, open source, aanpasbare, oplossing vinden voor structurele problemen zoals sanitair en zelf voorziening van stroom. Zo zien we de kiem die ontstaat als begin van een compleet open source, door de burgers geleid, stedelijk ontwikkelingsmodel. Dit ontwikkelings model geeft de burger de kans om toch kwalitatief te wonen tegen een fractie van de standaard kostprijs van een woning. Het idee was om het basisidee van de woning niet opnieuw uit te vinden maar om deze aan te passen zodat een basiswoning overal kan gerealiseerd worden. Ondanks alles wat je geleerd hebt op de architectuurschool is kopiëren toch goed. Deze benadering is niet nieuw want zo hebben we honderde jaren huizen gebouwd, zoals het optrekken van de schuur waarbij het hele dorp kwam helpen. Het enige maar zeer grote verschil tussen het bouwen van lokale noden vroeger en nu is de internetverbinding. Het design project van de 21ste eeuw is de democratisering van de productie. Dit is op vlak van architectuur en steden zeer belangrijk.
69
MARJETICA POTRC door Lieze Vergauwe
Marjetica Potrc is een kunstenares en een architecte, geboren in 1953 en woonachtig in Ljubljana (Slovenië). In haar werk interpreteert ze de hedendaagse architecturale praktijk en de manieren waarop mensen samenleven. Potrc haar werk is ontwikkeld op een doorsnede van beeldende kunst, architectuur en sociale wetenschappen. Ze vindt, als we kijken naar geïmproviseerde ontwerpen, naar DHZ (doe-het-zelf) objecten gemaakt van gerecycleerd materiaal, dat het u doet nadenken over hoe de gedachten van de mens werken. Het drijft hen naar inventieve, zelfs aantrekkelijke oplossingen. En dit is een manier van kijken en denken dat ze via haar werk aan de mensen wil overbrengen. In 2003 heeft Marjetica Potrc zes maanden door gebracht in Caracas, de hoofdstad van Venezuela. Daar deed ze onderzoek naar de informele stad. Dit soort onderzoeken vormen de basis voor latere getekende series en architectonische case studies. Haar bevindingen zet ze in een eenvoudige taal om, om aan een breder publiek te vertalen. Potrc construeert haar tekeningen zodanig toegankelijk dat de inwonenden die kunnen interpreteren. Via deze manier wil ze de gemeenschappen uitdagen tot het mee bedenken van andere strategieën om hun leefomstandigheden te optimaliseren. De informele stad is een zeer snel groeiend gedeelte van de global city: zeker de helft van de wereldbevolking leeft in deze gebieden. De bevolking van het informele stadsdeel van Caracas hebben een rurale achtergrond en hebben een levenswijze die gebaseerd is op gemeenschapszin. De stad Caracas strekt zich uit in een vallei. Daarrond ligt het hellende rode aardoppervlak van ‘de barrio La Vega’, de sloppenwijken in het randgebied. De twee gebieden zijn gescheiden door een dijk van schroot. In de vallei wonen vijf miljoen inwoners op tweeduizend vierkante meter. Daar wonen de oorspronkelijke koloniale gemeenschappen met een hedendaagse ontwikkeling. Het is een stad aan de rand van de afgrond, waarvan de architectonische structuren gedoemd zijn te eindigen als ruïnes van het moderne. De helft van de bevolking van Caracas woont daar, in de formele stad. De andere helft bezetten de barrios van de informele stad die zich bevinden op de heuvels rond de vallei. Daar bevindt zich de wereld van de illegaliteit en van de ‘survival’. Het is er een dagelijkse uitdaging om te overleven.
De meesten leven in groep en werken in de formele stad aan andere bouwprojecten. Ze bouwen die dag per dag op. ‘s Nachts gaan ze dan terug naar hun eigen geïmproviseerde accommodatie in de barrios. Die ‘woningen’ zijn te equivalent aan de Braziliaanse favela’s. De barrios in Venezuela zijn steden die groeien zonder enige planmatige visie. De groei is overgelaten aan hun eigen individuele initiatieven. Ze bouwen op openbaar domein en er zijn geen vergunningen noch infrastructuur. De barrio La Vega heeft 200.000 inwoners en wordt gekenmerkt door een agglomeratie van onaangelegde wegen en precaire structuren. Hun woning, een ‘rancho’ genoemd, is een typische constructie dat is gebouwd met afvalmateriaal. Een paar houten palen houden een metalen plaat in de hoogte dat fungeert als dak . Oude tafels, karton en schroot dienen als muren. Om zich van water te voorzien vangen ze met een paar lege olievaten regenwater op. Juist in die regio, die is afgesloten van het waternet, zijn Potrc en de Israëlische architect Liyat Esakov er in samenwerking met de lokale gemeenschap in geslaagd een prototype voor een droge riolering uit te voeren. Deze installatie is volledig conform met de logica van zelforganisatie en participatie binnen deze leefomstandigheden. Ze hebben de ‘Dry Toilets’ ontworpen. Deze zijn het rechtstreeks gevolg van een tekort aan drinkwater en een verboden toegang tot de gemeentelijke watervoorziening. De enige optie om aan water te geraken, voor de bewoners van de barrio, was om gaten te maken in de waterleidingen die naar de stad beneden toelopen. Potrc richt haar interesse op zelf-duurzaamheid, innovatief ontwerpen en infrastructurele oplossingen. Vandaar
het idee van een ecologische, legale en onmiddellijke oplossing. Het droge toilet heeft geen water nodig en zet het menselijk afval om in meststoffen. Twee naast elkaar wonende families hebben een ruimte gedeeld. Op het gelijkvloers is er plaats voor een bedrijfje en een ‘dry toilet’ op het eerste verdiep. Het toilet neemt slechts zes vierkante meter in beslag. Het is een voorbeeldproject dat een nieuwe verbinding introduceert tussen architectuur en infrastructuur en ook op andere plaatsen kan worden ontwikkeld. Dit is slechts één voorbeeld van de reeks community-projecten van Potrc. Die projecten worden mede gerealiseerd door
een participatieve bevolking. Die duurzame oplossingen worden uitgevoerd en verspreid door de gemeenschappen zelf. Sinds het midden van de jaren 1990 voert de Sloveense kunstenares Potrc een tal van case studies uit in diverse delen van de wereld (van de sloppenwijken van Afrika tot het MiddenOosten, tot reconstructies in de Balkan tot de Latijns-Amerikaanse favela’s). Die case studies leiden er toe dat de gemeenschappen zelf een georganiseerde planning kunnen maken. Het leidt ook tot een uitbreiding van de capaciteiten van de individuen om de basisvoorwaarden in hun leven te beheersen en dan ook zelf te ontwerpen.
concept sketch ‘Dry Toilet’
71
INFORMAL SETTLEMENTS In Southeast Asië door Amy Menu
Sinds het begin van het ‘Nieuwe Tijdperk’ werd de stedenbouw en de architecturale planning in het bijzonder als ruimtelijke manifestatie van het menselijke leven in de stad gevormd. Een informele manier van leven ontwikkelde zich binnenin de formele bestaansvorm van een constant groeiende stedelijke ontwikkeling. Dit gebeurde in het algemeen, maar niet uitsluitend, in de vorm van nederzettingen van residentiële platformen aan de rand van steden. Het Informeel bestaan breidt zich uit over verschillende aspecten van onze bestaansvorm en manifesteert zichzelf bijvoorbeeld uit nature in de omgeving van tewerkstelling, door verplaatsing - en verkeerspatronen in de stad .
Stedelijke groeipatronen buiten de lijnen van formeel gecreëerde systemen is niets nieuw. De ruimtelijke vertaling hiervan wordt gevonden over de hele wereld en is tegelijkertijd ook een typisch plaatselijk fenomeen. De architecturale vorm die het dan ook aanneemt is een kind van zijn tijd maar is ook een ruimtelijke, technologische en politieke reflectie van zijn plaats. Het vertrekpunt van deze paper begint uit de gedachtegang dat een analyse van informele ontwikkeling in een specifieke plaats over een bepaalde periode van tijd verschillende inzichten geeft over de condities van bestaansvorm in de hedendaagse stad te kunnen opnemen om de mogelijkheid te vinden naar het zoeken van antwoorden voor een betere leefomgeving. Hiervoor moet veel belang worden gehecht aan een interdisciplinaire aanpak naar stedelijke planning die de professionele met de lokale kennis verbindt. Met het geloof dat dit een kritische en creatieve manier van denken naar boven haalt die vaak tekort schiet in het formele planningssysteem gepland door louter een ontwerper in samenwerking met de overheid. De relatie tussen de hogere en de lagere klasse,
zoals gemanifesteerd in informele architectuur, vinden we te regelmatig terug op een derde plaats. Het onderzoek streeft ernaar om een antwoord te kunnen geven naar de nood van de bevolking door ruimte te maken voor sociaal and politieke co-existentie en de mogelijkheid te geven voor onvoorspelbare ontwikkelingen. Dat beeld waar honderden kleine entiteiten naast en op elkaar zijn gestapeld,een broeinest van onaangename geuren en waar hygiëne mindere belangen kent, is ons allen bekend. De ‘favella’ -achtige sloppenwijken zijn uiteraard geen paradijs om in te vertoeven. Om dieper in te gaan op een de informele ontwikkeling wil ik mij eerst de vraag stellen waar de oorzaak ligt van deze constant groeiende bevolkingsgroep. Wat de fundamenten zijn is om zich precies daar te gaan vestigen en waar dit verhaal nu eigenlijk start? In het volgende kortverhaal wordt het duidelijker om hier een antwoord op te geven. In een korte reportage wordt het leven gevolgd van Indanina en haar familie die van inheemse afkomst zijn en leven met de natuur op een eiland van Sabah, Maleisië. Tot wanneer ze worden verplicht te vertrekken.
73
(stills van kortfilm geregisseerd en geproduceerd door Elena Zervopoulou )
“My name is Indanina. When I was younger I didn’t know my age. I have been living on an island for a long time since I was young, before my first menstruation. It used to be easy for us to find our daily food. As a Child I used to play a lot on the swing and I would go with my sister on our self made sailing boat to fish shells at low tide and bring them back to eat. We were happy. Back then, life was easier on the island. That was before the restrictions on fishing. Since the restrictions, we were not allowed to fish. We could hardly feed ourselves. The Sabah park guards came to the island. They built their house here. They use their boats to guard the waters around the island. If they catch you fishing they send you to prison. So we had no other choice. My elder sister decided we would all go to KK city to survive there. When I arrived in KK I was already pregnant. We didn’t have a place to stay. So I stayed under the bridge with my sister and the rest of the family. My baby died a week after the delivery under the bridge. It was hard there. Sometimes people would bring us some food. They would give us clothes and sometimes money. When we lived under the bridge we were not allowed to fish oysters in the river. They would arrest us for doing so. Two years later; That’s when I met Anuar, my husband. We got married. He’s helping us go to the river and fish oysters. One year later we had a daughter named Sity. I’m thinking a lot about this place and about the other place. I can’t stay too long in the city without going back to the sea. But the government doesn’t allow us to find our food there.”
Sommige leden van Indanina’s familie waren op het eiland gebleven. Ze werden uiteindelijk gedwongen te vertrekken en hun hutten werden afgebrand. Het eiland zal worden getransformeerd tot een toeristische trekpleister voor duikers. (kortfilm geregisseerd en geproduceerd door Elena Zervopoulou )
75
De ontwikkeling van de stedenbouw is een zeer complex gegeven die in een voortdurende metamorfose is van culturele, politieke, maatschappelijke en economische evoluties. Doorheen deze geschiedenis bestaat er nog steeds een bevolking, zoals deze Bajau groep, die lang geen invloeden van verandering heeft ondervonden. Een bevolking die door hun overheid is genegeerd vanwege hun autonome manier van leven, waar generaties ver een eigen gemeenschapskring werd gevormd en een unieke identiteit werd gecreëerd. Alleen nu, in een huidige periode van enorme stedenbouwkundige expansie en globalisering ontstaat er een transformatie van grote gebieden die worden volgebouwd en waar grootste plannen worden gemaakt voor toekomstige perspectieven. Dit kortverhaal vormt de spits van de ijsberg als we spreken over deze toekomstige ontwikkelingen in Zuidoost-Azië. Met de nadruk op informele inheemse nederzettingen in deze regio wordt architectuur herbekeken met een sociale en symbolische dimensie. Het uitgangspunt is niet het plaatje van een onschuldige gemeenschap te reduceren tot makkelijk te verkopen clichés maar een levendig beeld te geven van hoe mensen vorm geven aan hun gebouwen en de gebouwen hun mensen vormen, in een autonoom en minimalistische bestaansvorm. In het kortverhaal ondervinden we een verdringing van de zwakkere bevolking. Op vele gebieden over de wereld reflecteert dit verhaal zich op de burgers die zogezegd illegaal een gebied bewonen. Deze etnische groepen zijn op vele plaatsen terug te vinden in Zuidoost-Azië.
Zij leven op het land van hun voorvaderen en zijn daar opgegroeid. Een document met een verklaring van eigendom bezitten ze niet en daarom kunnen zij heel gemakkelijk worden verdrongen van hun land. In het kortverhaal zien we hoe drastisch hun leven veranderd wanneer restricties worden opgelegd tot ze uiteindelijk moeten vertrekken en ze geen andere uitweg vinden dan te overleven in de stad. Met nieuwe toekomstperspectieven trekken ze naar de bruisende stad met de gedachte daar hun brood te kunnen verdienen. Maar vaak is het wel meteen zo dat dit idealistische plaatje zich vertaalt naar de vestiging in de rand van de stad waar de zwakke bevolking terecht komt. Deze vestigingen blijven stijgen met een grote nood aan betere kwalitatieve sociale huisvesting. Ten koste van de ontwikkeling van toeristische trekpleisters voor duikers en verschillende vakantiebestemmingen zullen de sloppenwijken van de stedelijke randen er niet op verminderen. En het verzamelen van 1 rang van de bevolking in één bepaalde regio vormt geen directe oplossing. De grote uitdaging hier bestaat er echter in dat architecten en stedenbouwkundigen precies deze plaatsen met hun eigen identiteit en potenties met zorg behandelen. Hoe vertaald men deze identiteit in een huidig samenlevingscontext? Wat te doen met de unieke leefpatronen tussen de monumentale traditie van bouwen en wonen? Vormt deze gemeenschap en hun herkomst niet juist een inspiratie voor de futuristische eco-polis of blijft dit enkel een ideologische paradox?
herwaardering en revitalisatie Een mooi voorbeeld van het zoeken naar een betere oplossing wordt onderzocht door ‘CODI Bartlett Development Planning’. In Bangkok, Thailand doet zich een gelijkaardige expansie van informele nederzettingen voor aan de rand van de stad. De vraag voor stedelijk wonen is sterk toegenomen en vanwege de verwaarlozing van begeleiding en betrokkenheid van de overheid is er een dominerende woonsituatie van marktleidende bebouwing die de lagere klasse niet kan betalen. Door een grote ongelijkheid ontstaat er een natuurlijk proces van sociale en ruimtelijke clusters die bestaan uit deze dichtbebouwde sloppenwijken. Op deze twee factoren wordt veel aandacht gehecht in het onderzoek, namelijk de herwaardering van de gemeenschap, op sociaal vlak, en huisvesting, op ruimtelijk gebied. Het initiatief start hierbij om de bevolking als protagonist van het verhaal te beschouwen. Zij vormen de kern in het van een betere toekomst die kan worden verwezenlijkt met de hulp en het advies van professionelen die hen het startschot geven van een goeie uitwerking. De besluiten rond huisvestingsbeleid hebben te vaak de link tussen planning, ontwerp en werkelijke noden van de gemeenschap gemist. Macht word vaak misbruikt wat constant leidt tot een vicieuze cirkel van de segregatie van sloppenwijken. Het werk van CODI zoekt hiervoor naar nieuwe plannen van herstructurering van deze wijken in de stad door het herbekijken van de huisvestingsbeleid en door de gemeenschap in de kern van het werkingsproces te plaatsen.
De opkomst van de gemeenschapsarchitect De identiteit van deze professionele individuen is vandaag vaak enkel uitgebreid tot al diegenen die het proces van wonen vergemakkelijken tot een eentonige architectonische vormgeving in verschillende gebieden van Zuidoost-Azië. Hierdoor wordt de taak van de architect vaak sceptisch benaderd waardoor men nog de vraag stelt of de gemeenschapsarchitect werkelijk een gemeenschap helpt heropwaarderen of louter een genotzuchtige stempel wil plaatsen van hun eigen praktijk. Het gaat er eerder om in dit onderzoek te gaan zoeken naar de complexiteit van de architectuur in de stedenbouw en het evolueren naar een ontwerpmatige manier van werken van ruimte die de gemeenschap erbij betrekt en zo ook sociale rechtvaardigheid beoefent. Door het erkennen van participatie zal de architect met verschillende disciplines moeten te werk gaan. Deze disciplines of werkmethodes gaan buiten de grenzen die binnen de doorgaans praktijk in het bureau worden beoefent. De gemeenschapsarchitect gaat met verschillende gereedschappen en technieken op het veld te werk en haalt het bovenste van zijn waarden, creativiteit en kennis uit the kan. Als de vraag van getrainde architecten zal stijgen, dan zijn verschillende methodes van steun van architecten die participatie beoefenen essentieel. De uitdaging van dit soort van programma creëert veel vragen in de vormgeving van ruimte en de verantwoordelijkheid van architectuur en het ontwerp in een grotere schaal.
77
HET ABC-HUIS door Lieze Vergauwe
ABC = the first letters of the alphabet. ABC = ART BASICS for CHILDREN. The C not only refers to children, but also to critical, to curiosity: asking questions, to consciousness and to communication. The B of Basics is also the first letter of beauty, of building. And besides Art, the A can also signify Anthropology, and Anima, the soul of things. (Marianne Van Kerkhoven, ABC or the soul of things) ART BASICS for CHILDREN heeft sinds 2008 een eigen plek in Brussel: Het ABC-huis. Het is als het ware een interactieve studio die continu wordt aangepast afhankelijk van het thema. Intern organiseren ze er activiteiten voor scholen en groepen, vormingen voor leerkrachten en studenten, creatieve ateliers en vakantiestages. Extern ontwerpen ze tijdelijke installaties en studio’s die in musea, theaters of cultuurcentra als workshopplaats dienst doen. Die ruimtes worden via modulaire meubels gevormd. De ontwerpers zijn geen architecten van opleiding en worden geïnspireerd door een massa boeken waarin ABC dan ook zijn oorsprong vindt. ABC staat open voor iedereen die creativiteit, verbeelding en nieuwsgierigheid hoog in het vaandel draagt.
ABC (een non-profit organisatie) is een labo voor sensibilisering en esthetische ervaringen dat zich op de grens situeert tussen kunst en educatie. Ze creëren stimulerende projecten en omgevingen die kinderen en volwassenen bevorderen om te experimenteren en op die manier hun creatieve mogelijkheden te verkennen. ABC biedt de gelegenheid om anders te kijken en te bekijken. Dit gebeurt in kleine groepjes en dus in alle vertrouwen via interactieve werkstations, uitgerust met boeken, materialen en beelden. De ABC-gidsen gebruiken een creatief proces als aanzet tot dialoog en als een reflectief instrument om de bezoeker te ondersteunen in de zoektocht naar het integreren van kunst in het dagelijkse leven. Naast het impulswerk in het ABC-huis zelf en ook in de mobiele studio’s, zoeken ze naar bepaalde strategieën om met informele leerervaringen de toekomstige leerkrachten te inspireren tot een meer creatieve en artistieke manier van les geven. Architectuureducatie is een geïntegreerd onderdeel van hun werking. Dit is duidelijk merkbaar in hun ABC-studio’s. Dit zijn
werkstations ingericht met bankjes, tafels, kasten, .. Deze meubels zijn in elkaar getimmerd uit de meest elementaire materialen (voornamelijk multiplex). De minimalistische modules vormen de basis voor de in te richten ruimtes. Ook hun pand in Brussel is in de zelfde vormentaal ontworpen door HUB-architecten. Met minimale middelen werd een heterogeen pand verheven tot een intelligent werkend gebouw. Er zijn open hallen die dienst kunnen doen als tentoonstellingsruimte en op andere plaatsen is het gissen of het de architecten of de gebruikers zijn die aan de slag zijn gegaan. Het ABC-huis is een open onderzoekscentrum rond cultuur, kunst en educatie, dat zich op alle leeftijden richt. Het huis is opgevat als een artistiek en interactief labo voor onderzoek, werk, spel, ontdekking en expressie. Het gebouw bestaat uit verschillende ateliers, onder andere een crèche-café, een cinema-auditorium, een moestuin en buitenspeelruimtes. Het hart van het huis bestaat uit een resource-bibliotheek die voortdurend uitbreidt. De boekencollectie
bevat allerlei inspirerende boeken rond kunst en educatie. De ideeÍn daaruit vertalen zich in specifieke themastudio’s of in activiteiten rond natuur, architectuur, theater, grafiek, ... Ook nodigt het huis het publiek uit tot het realiseren van eigen projecten. De lopende programmatie bestaat voornamelijk uit
dagbezoeken van klassen, workshops op maat, vakantiestages, opleidingen en projecten voor specifieke doelgroepen.
Ilse Liekens
Not only how we can bring the arts to youth, but in which ways are the young already artists of their own lives. (Jennifer Williams)
79
ABC ontwikkelt, op basis van de eigen werkfilosofie, kwalitatieve mobiele studio’s voor een publiek van alle leeftijden. Deze meertalige en flexibele opstellingen zijn geschikt voor ruimtes van 100 tot 1000m². Het repertoire bestaat uit allerlei verschillende thema’s. Natuur en esthetiek, visuele poëzie, China, optische illusies, visuele muziek, renaissance en architectuur en vormgeving zijn er enkele voorbeelden van. Ook op vraag van het onderwijs, het culturele en andere sociale velden ontwikkelt ABC ateliers,
workshops en studiomodules. Deze studio’s kunnen tijdelijk of permanent ergens een creatieve omgeving bieden. In de studio’s kan iedereen vanaf 4 jaar een zelf samengesteld parcours afleggen. Via dat parcours van visuele kunsten en technieken kom je uiteindelijk terecht bij je eigen verbeelding en creativiteit. De studio’s zijn vormgegeven uit interactieve werkstations en installaties. Die zijn voorzien van boeken, dvd’s, cd-rom’s en thema-pakketten. Er is een schat aan materialen te vinden die leiden tot het creatief ontwikkelen van geest en
Ilse Liekens
In zo’n ruimte, waar experimenteerdrift beloond wordt via een dialoog tussen jong en oud, zou je je elke dag moeten kunnen bewegen. Voeg daar nog de boeken, de video’s en de cd-roms bij elk station aan toe, en je zit goed voor uren fantasierijk genot. (KNACK)
When the artist is alive in any person, whatever his kind of work may be, he becomes an inventive, searching, daring, self-expressing creature. He becomes interesting to other people. He disturbs, upsets, enlightens, and he opens ways for a better understanding. Where those who are not artists are trying to close the book, he opens it, shows there are still more pages possible. The world would stagnate without him, and the world would be beautiful with him; for he is interesting to himself and he is interesting to others. He does not have to be a painter or sculptor to be an artist. He can work in any medium. He simply has to find gain in work itself, not outside it. (Robert Henri from “The Art Song� / Philadelphia / 1923, p.5)
Ilse Liekens
81
Nu volgt er een interview met Lisa Detavernier. Zij is afgestudeerd aan Sint-Lucas Gent als interieurarchitecte en werkt nu in het ABC-huis.
Alles wijst op een creatieve productiviteit binnen het ABC-huis. Worden alle meubels voor in de installaties dan ook intern vervaardigd? “In het begin werden alle meubels en dus ook de installaties door ABC zelf gemaakt in ons eigen atelier. Alle meubels zijn op elkaar afgestemd en zitten heel eenvoudig in elkaar. Dat is ook de kunst en het succes van de installaties van ABC. Naarmate de vraag naar de inrichting van totaalruimtes; zoals klassen, bibliotheken, crèches kwam werden de taken verdeeld. Ten eerste heb je de ontwerpfase waarin Gerhard en Wim onderzoeken hoe de ruimte en zijn indeling het best functioneert en welke materialen er zeker niet mogen ontbreken. Wat belangrijk is is dat de ruimte altijd vernieuwend is en de kinderen centraal staan. Een creatief-educatieve ruimte is wat we willen realiseren. Vervolgens wordt zowel de ruimte als de meubels uitgetekend en in plan gebracht door mij. De meubels worden zo ontworpen dat ze de ruimte volledig indelen en gaan bepalen hoe de ruimte werkt. Het is een modulair systeem. Als alles is goedgekeurd door de klant worden van elk meubel een zaagplan en stuklijst gemaakt. Deze worden dan aan het atelier van ABC doorgegeven, verzaagd, in elkaar gestoken en afgewerkt en geplaatst. Ofwel worden de meubels verzaagd door een aannemer en vervolgens in elkaar gestoken in ons eigen atelier. Sowieso wordt het grootste deel van het werk door het ABC-team gedaan. Het grootste werk is vooral het denk-werk. Wanneer we ontwerpen voor kinderen moet je er rekening mee houden dat een kind constant groeit en evolueert. Een peuterklas of een kleuterklas gaat er dus totaal anders gaan uitzien. Ook het verschil tussen maten van een kind uit het 1e leerjaar en 2e leerjaar is groot. Bij een ontwerp van een school krijgt elke klas dus de specifiek gerichte aandacht die het nodig heeft. Er wordt ook goed geluisterd naar de vraag van de juf, meester of opvoedster,…. Deze mensen zijn constant met kinderen bezig en weten dus wat zeker wel en zeker niet moet. Elk ontwerp is een nieuwe uitdaging.”
Ik heb vernomen dat de meeste ruimtes worden ingericht door niet-architecten. Hoe staat u daar als interieurarchitecte tegen over? “Alle ruimtes worden ontworpen door “niet-architecten”. Ik vind het eerlijk gezegd fantastisch op welke manier ABC te werk gaat. Vanuit hun eigen filosofie en gedachtegang rond hoe een kind zijn creativiteit gestimuleerd kan worden ontwerpen ze een ruimte. Eigenlijk ontwerpen ze geen ruimte. De ruimte is er meestal al, maar ze ondergaat een transformatie door middel van de specifieke meubels die er geplaatst worden. De meubels zijn heel minimalistisch en eenvoudig. Dat maakt het net zo interessant. De meubels komen als het ware tot leven door de activiteiten die er rond gebeuren en de boeken die erin geplaatst worden. Zo wordt nog maar eens bewezen dat interieurarchitectuur een vak apart is. Je kan een opleiding van 4 jaar achter de rug hebben en nog steeds niet de nodige kwaliteiten en creativiteit bezitten om tot een goed ontwerp te komen. En je kan door met iets heel anders bezig te zijn, zoals kunst en educatie voor kinderen, op iets boeiends terecht komen waarmee je super interessante ontwerpen kan maken. Zolang het maar gegrond is! Als onervaren (ondertussen al iet wat meer ervaren) interieurarchitect vind ik het zeker boeiend om het hele ontwerpproces mee te maken. Nooit gedacht dat ontwerpen voor kinderen zo boeiend kon zijn!”
Merkt u veel enthousiasme bij de kinderen en de ouders? Zal die vorm van educatie volgens u toenemen? “Over het enthousiasme van de kinderen en de ouders valt niet te twijfelen. Het succes van ABC groeit in stijgende lijn. De vraag wordt alsmaar groter en groter. Met de installaties en de workshops die ABC geeft willen ze een soort van nieuwe input geven hoe het ook anders kan in het onderwijs. Ze geven kinderen de kans kunst te ontdekken op allerhande creatieve manieren. Kookatelier, textielateliers, houtateliers, etsen maken, verhalen maken,‌.het gebeurt allemaal. Wanneer de kinderen uit ABC komen verwachten we niet dat ze de naam van die specifieke kunstenaar kennen uit die tijd, of welke schildertechniek er gebruikt werd in de renaissance. Nee, de bedoeling is dat kinderen in aanraking komen met kunst en literatuur op een creatieve manier en zo zelf kunnen bepalen wat ze wel en niet leuk vinden of boeiend. Zo worden ze geprikkeld. Ook komen er vaak studenten uit de lerarenopleiding langs, of leerkrachten die reeds jaren in het onderwijs staan. Zij worden dan een dag lang begeleid door een gids van ABC die hen allerhande manieren toont van het ook anders en creatiever kan. Wat we wel vaak merken is dat de leerkrachten en studenten altijd erg geboeid zijn, maar eens ze dan zelf terug les geven het moeilijk hebben die creativiteit in hun lessen te brengen. Het leerplan is in dit geval een beetje de boeman. Alles wordt veel te veel in hokjes en vakjes gestoken en leerlingen moeten elk jaar een einddoel behalen. Daardoor vinden leerkrachten het moeilijk om hun lessen aan te passen en zijn ze bang hun einddoel niet te behalen. Of die vorm van educatie effectief zal toenemen is een moeilijke vraag om te beantwoorden. Maar ik denk dat ze in elk geval begint binnen te sluipen in het onderwijs en alvast enkele leerkrachten en leerkrachten in spe geprikkeld zijn en zich geroepen voelen het creatieve terug in het onderwijs te brengen.â€?
Ilse Liekens
83
BRONNENLIJST
GAFPA Floris de Bruyn lezing
[1] De Bruyn Floris, floris@gafpa.net, lezing theorie en discours, 27april 2013
internet
[2] Gafpa, 2013, ‘http://www.gafpa.net/index.html’ [3] Henny de Lange, 6 april 2010, Architect weer met beide benen op de grond, ‘http://www.presseurop.eu/nl/content/article/225531-architectweer-met-beide-benen-op-de-grond’
Vlaamse architectuur in de koterijcultuur Internet
[1] Architectuurboek Vlaanderen °10, 2012, Christoph Grafe, http://www.cobra.be/cm/cobra/nog/1.1446901 [1] Sheds, 2012, Filip Dujardin, [2] Lintbebouwing, 2013, Hans Valk, http://moedwil-en-misverstand.blogspot.be/2013/02/een-baksteen-in-de-maag.html [3] Dedain Garden House, 2010, BARAK architecten, http://www.barak.cc/index.php?/project/dedain-gardenhouse/ [4] La Mémé, 1972, Lucien Kroll, http://www.domusweb.it/en/architecture/2010/06/30/lucien-kroll-utopia-interrupted.html
Boeken
[1] K. Van Herck, Tom Van Avermaete, 2004, Wonen in welvaart / druk 1: woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen, 1948-1973
Tijdschriften
[1] Bernard Hubeau, 50 jaar stedenbouwwet, Lexicon [2] Tom Vandromme, 50 jaar stedenbouwwet: ’s Lands Natuurschoon, Terrassen en tuinhuizen [3] Sven Boullart, 50 jaar stedenbouwwet: ’s Lands Natuurschoon, Weekendverblijven [4] Bernard Hubeau, 50 jaar stedenbouwwet: ’s Lands Natuurschoon, De Taeye-Woningen [5] Bernard Hubeau, 50 jaar stedenbouwwet: ’s Lands Natuurschoon, Lintbebouwing
Barrow cabins (fotoreportage) internet
[1] Eirik Johnson, 2013, barrow cabins, ‘http://eirikjohnson.com/barrowcabins/barrowcabins/barrowcabins’
Favela Painting Internet
[1] Dirk, 2012, Een dag in het leven van Haas en Hahn http://recentzie.nl/een-dag-in-het-leven-van-haas-hahn/ [2] Yohance Kyles,2012, Haas & Hahn Reinvigorate Rio Favelas With Community Murals http://dzithevoice.com/2012/05/07/haashahnreinvigorate-rio-with-community-murals-2/ [3] Steve Weinik, 2012, Philly Painting in Progress http://muralarts.org/phillypainting [4] Sally Williams, 2013, Ghetto fabulous: the murals of Haas en Hahn http://www.telegraph.co.uk/culture/art/art-features/9899749/Ghettofabulous-the-murals-of-Haas-and-Hahn.html [5] Keenan Jones, 2009, Haas en Hahn http://www.favelapainting.com/haas-hahn
Life Inside the Kowloon City internet
[1] Kowloon Walled City, 2013; http://nl.wikipedia.org/wiki/Kowloon_Walled_City [2] Rackard , Nicky. “Infographic: Life Inside The Kowloon Walled City” 18 Apr 2013, ArchDaily. Accessed 12 Jun 2013. ‘http://www.archdaily. com/361831’ [3] Pamela Owen, Inside the Kowloon Walled City where 50,000 residents eked out a grimy living in the most densely populated place on earth, 2012, ‘http://www.dailymail.co.uk/news/article-2139914/A-rare-insight-Kowloon-Walled-City.html’
Hong Kong’s human battery hens (fotoreportage) internet
[1] Simon Tomlinson, Hong Kong’s human battery hens: Claustrophobic images show how slum families squeeze their lives into the tiniest apartments, 2013; ‘http://www.dailymail.co.uk/news/article-2282764/Hong-Kongs-human-battery-hens-Claustrophobic-images-slum-familiessqueeze-lives-tiniest-apartments.html’
Informal inputs internet
[1] Erik Philippus, Het belang van een informeel netwerk, 2010; ‘http://www.agile-architecting.com/Articles/Informeel%20netwerk%20BC12-4.pdf’ [2] Ergun Erkocu, Concept0031, 2013; ‘http://concept0031.com/project/tranlab/’ [3] Het Vlaams restgebied, ontdekking van het andere landschap, 2007; ‘ http://www.vlaamsbouwmeester.be/files/43be43f9d37c472f8aee65 adb7754bf5.pdf’ [4] Vito Acconci, 2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Vito_Acconci [5] Acconci Studio, Mur Island, 2003; http://acconci.com/mur-island/
[6] Los Angeles proclaims John Lautner day. Dan Graham to discuss Lautner at art catalogues Lacma, 2011; ‘http://dianepernet.typepad.com/ diane/2011/07/jessica-trents-los-angeles-dispatch-la-proclaims-john-lautner-day-dan-graham-discusses-john-lautner-.html’ foto door ARCSPACE [7] Dan Graham, 2013; ‘http://en.wikipedia.org/wiki/Dan_Graham’
quotes
[8] Rem Koolhaas, 1985
Rabot revisited tijdschriften
[1] Dirk Van den Heuvel. OASE 76, Specificity. Een andere sensibiliteit - de ontdekking van de context. http://www.oasejournal.nl/en/Issues/76#
Thesis
[2] PhD student Henning Stüben and PhD student Anne Tietjen. Operation Context (january 2007) http://www.byforskning.dk/publikationer/~/media/Byforskning/doc/publikationer/working_papers/wp11.ashx [3] Gaultier Jonville. thesis ; Stadsontwerp ‘Het Rabot’. Onderzoek naar de stedelijke Reconversie van de rabottorens door densificatie http://lib. ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/732/RUG01-001418732_2010_0001_AC.pdf internet: [4] Samenlevingsopbouw, gent vzw. verslag ‘werken rond afval in sociale hoogbouw’ http://www.samenlevingsopbouwgent.be Datum van raadpleging: 2 juni 2013 [5]Jef Boes, fotograaf. foto’s en quotes van Jef Boes http://www.jefboesphotography.be/
De rol van de architect: Lacaton & Vassal Internet
[1] Opera House Oslo, 2007, http://thesuperslice.com/2011/11/14/oslo-cooking-spacegroup-jds-snohetta/ [2] CCTV, 2012, http://art-signal.org/en/a-return-to-techne-on-cecil-balmond/ [3] Swiss Re-Tower, 2003, http://design200tylerbick.blogspot.be/2011/04/designer-investigation.html [4] Work Lacaton & Vassal, 2013, www.lacatonvassal.com [5] Sleutel op de deur woningen, 2013, http://www.woningenblavier.be/kostprijs-nieuwbouw.aspx [6] Bloemenwerf, 1896, http://en.wikipedia.org/wiki/File:Bloemenwerf_-_Henry_Van_de_Velde_-_1896.jpg [7]Pruitt-Igoe, 1972, http://www.capitalnewyork.com/article/culture/2012/02/5195485/new-documentary-pruitt-igoe-myth-tells-rise-and-fallamericas-most-i [8] House Coutras, 2000, www.lacatonvassal.com [9] House Latapie, 1993, www.lacatonvassal.com [10] Transformation of Housing block – Paris 17°, Tour Bois le Pretre – Druot, 2011, www.lacatonvassal.com [11] O ARCHITECTS, WHERE ART THOU? GAME CHANGER: LACATON & VASSAL, 2013, http://032c.com/2013/o-architects-where-art-thougame-changer-lacaton-vassal/
Boeken
[1] Geert Bekaert, 2011, Dat is Architectuur: Standaardisering: architectuur en kapitalisme [2] Geert Bekaert, 2011, Dat is Architectuur: Architect en architectuur [3] Nicolas Pople, 2003, Small Houses
Tijdschriften
[1] Mechthild Stuhlmacher. OASE 67, After the party. Afterparty - Afterparasites
Case study: building community/ community building internet
[1], wordpress blog, 2012, portfolio website Jasper Van der Linden ‘http://sealsoul90.wordpress.com/2012/06/04/building-communitycommunity-building-bachelortask/’ [2] openstructures project, 2013, ‘http://www.openstructures.net’ [3] movingcities, 2012, , colonial modern book review, ‘http://movingcities.org/movingmemos/colonial-modern-book-review/’ [4] ontwerpjepakhuis, 2013, ‘http://www.ontwerpjepakhuis.nl/hetpakhuis/ontwerp’ [5] Wikaza, 2013, overkoepelende organisatie zelfbouwgroepen, ‘http://amsterdam.wikaza.nl/’ [6] wikihouse foundation, 2013, ‘http://www.wikihouse.cc/’ [7] architecture office 00, 2013, ‘http://www.architecture00.net’ [8] ted talk, februari 2013, ‘http://www.ted.com/talks/alastair_parvin_architecture_for_the_people_by_the_people.html’ [9] thecity2, 2013, a house and home for the 99, ‘http://www.thecity2.org/stories/a-house-and-home-for-the-99/’ [10] weburbanist, 2013, open source diy architecture, ‘http://weburbanist.com/2012/09/20/wikihouse-open-source-diy-architecture-you-canbuild/’
boeken
[11] Johan van Lengen, 2007, the barefoot architect, ‘http://books.google.be/books?id=AzUOx2kaQJMC&printsec=frontcover#v=twopage&q&f= true’ [12] Ryan E. Smith, 2011, prefab architecture: a guide to modular design and construction
85
WikiHouse internet
[1] wikihouse foundation, 2013, ‘http://www.wikihouse.cc/’ [2] ted, ted talk, 2013, http://www.ted.com/talks/alastair_parvin_architecture_for_the_people_by_the_people.html [3] Francesca Pick, lets build a wikihouse,2013, http://blog.ouisharefest.com/post/50238095503/lets-build-a-wikihouse [4] Helen walters, Parvin on the bright potential of community-led development, http://blog.ted.com/2013/03/04/wikihouses-alastair-parvin-onthe-bright-potential-of-community-led-development/
Marjetica Potrc tijdschrift
[1] Domus no. 891, Geo-Design, designing objects in the era of globalisation, 2006; ‘http://potrc.org/press/Potrc_Domus_no.891_april2006_ Marco_Scotini.pdf’
internet
[2] Marjetica Potrc, 2013; ‘http://en.wikipedia.org/wiki/Marjetica_Potr%C4%8D’ [3] Artists and Spatial Practice, 2010; ‘http://www.spatialagency.net/database/why/political/artists.and.spatial.practice’ [4] Caracas, Growing Houses With a Dry Toilet, 2013; ‘http://www.stuk.be/artefact12_expo/detail/60581’
Inheemse nederzettingen in Zuidoost Azië Monografiën:
[1] Roxana Waterson. The Living House, An Anthropology of Architecture in South-East Asia. Singapore, Tuttle publishing (2010) 263 p. [2] Datuk Anthony Ratos. Orang Asli and their wood art. Singapore, Marshall Cavendish editions international (Asia) Pte Ltd (2006) 183 p.
internet
[3] William Hunter. Decoding Bangkok’s Pocket-Urbanization: Social Housing Provision and the Role of Community Architects. Archinect Features (oct 2011) http://archinect.com/features/article/25485248/decoding-bangkok-s-pocket-urbanization-social-housing-provision-and-the-roleof-community-architects [4] Elena Zervopoulou, Sea gypsies, a shortfilm of the life of Indanina and her family. http://www.youtube.com/watch?v=Jqf_kfVgICc , Datum van raadpleging: 2 maart 2013 [5] Kate Hodal and Giorgio Taraschi, Moken nomads leave behind their ‘sea gypsy’ life for a modern existence Shortfilm http://www.guardian.co.uk/world/video/2012/sep/13/thailand-moken-sea-gypsies-video, Datum van raadpleging: zaterdag 1 juni 2013 [6] Filip Remunda en Vit Klusak, a documentary hyper-comedy ! A film about the hypermarket that didn’t exist… http://www.ceskatelevize.cz/specialy/ceskysen/en/index.php?load=aktualne , Datum van raadpleging: 12 mei 2013
Het ABC-huis internet
[1] Art Basics fot Children, 2013; ‘http://www.abc-web.be/nl/home’
quotes
[2] Marianne Van Kerkhoven, ABC or the soul of things [3] Jennifer Williams [4] Robert Henri from “The Art Song” / Philadelphia / 1923, p.5
interview
Detavernier Lisa, 1 juni 2013
Curatoren Jasper Van der Linden Lieze Vergauwe Jonathan Vandebeek Alexander Verbeke Amy Menu
Docenten Maarten Van Den Driessche Yves Schoonjans
MAR22 Theorie & Discours Luca, Sint-Lucas School of Architecture Ghent, KU Leuven faculty of architecture 18 juni 2013
87
89
â‚Ź 12,3
Nr. 1
april-mei-juni
2013