Bouwhistorisch rapport 'De Molengebouwen'

Page 1

Bouwhistorisch onderzoek: De Molengebouwen Meelfabriek ‘de Sleutels’ te Leiden


Bouwhistorisch onderzoek: De Molengebouwen Meelfabriek ‘de Sleutels’ te Leiden

Verantwoordelijke deelonderzoek: Jerin Emmen 1593271

-

jerin.emmen@gmail.com

Onderzoeksgroep: Luuk Borremans Aad-Jan Gagestein Sjoerd Janssen Joris Kolman Sybren van Olderen

1587677 1590002 1564210 1591790 1580463

-

luukborremans@hotmail.com aad-jan@hotmail.com sjoerd.janssen@me.com joko@live.nl sybren.vanolderen@student.hu.nl

A.01.11

-

kees.geevers@hu.nl

-

Onder begeleiding van: Kees Geevers Onderzoekssubject: Meelfabriek ‘de Sleutels’ Oosterkerkstraat 18, Leiden

Hogeschool Utrecht Datum: 09-01-2014

2


Voorwoord De Meelfabriek te Leiden is meer dan een eeuw zeer aanwezig binnen de singels van Leiden. Het complex is al jaren onderwerp van heftige discussies. Elk Leidenaar heeft er een mening over. De ĂŠĂŠn vindt het een doorn in het oog, de ander een waardevol object. Volgens de Rijksdienst zijn de meeste gebouwen van de Meelfabriek waardevol en daarom opgenomen in de Rijksmonumentenlijst. Naast datgene wat de Rijksdienst weet over het complex is er niet veel bekent. Daarom is er vraag naar een bouwhistorisch onderzoek. Wat zijn, per gebouw, de waardevolle aspecten? Dit onderzoek zal zich richten op een selectief gebouwdeel van het complex. Aan de hand van waarnemingen, literatuur- en archiefonderzoek zullen bouwhistorici de feiten vast leggen.

3


Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 Samenvatting en conclusies .................................................................................................................... 5 Belangwekkende waarden .................................................................................................................. 7 1.

2.

3.

4.

5.

6.

Algemene beschrijving objecten ..................................................................................................... 8 1.1

De Molengebouwen ................................................................................................................ 8

1.2

Bouwfases ............................................................................................................................. 10

1.3

Monumentenstatus ............................................................................................................... 11

Architectuurhistorische structuur ................................................................................................. 13 2.1

Architectuurhistorische structuur Riffellokaal ...................................................................... 13

2.2

Architectuurhistorische structuur Molengebouw ................................................................. 13

Bouwhistorische structuur ............................................................................................................ 15 3.1

Bouwkundige structuur Riffellokaal ...................................................................................... 15

3.2

Bouwkundige structuur Molengebouw................................................................................. 16

3.3

Overige structuurkenmerken ................................................................................................ 17

Gebruikshistorie ............................................................................................................................ 18 4.1

Functie binnen ensemble ...................................................................................................... 18

4.2

Expansie van het bedrijf ........................................................................................................ 18

4.3

Gebruikshistorie Riffellokaal ................................................................................................. 19

4.4

Gebruikshistorie Molengebouw ............................................................................................ 19

Referentieonderzoek ..................................................................................................................... 20 5.1

Meelfabriek Latenstein, Rotterdam ...................................................................................... 20

5.2

Voormalig meelfabriek de Heus, ’s-Hertogenbosch.............................................................. 20

Waardestelling .............................................................................................................................. 21 Waardestelling Riffellokaal (1931) en molengebouw (1947)............................................................ 21

Bronnenlijst ........................................................................................................................................... 24

4


Samenvatting en conclusies In dit deelrapport, onderdeel van het bouwhistorisch onderzoek van de meelfabriek ‘De Sleutels’ in Leiden wordt een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd naar de molengebouwen die onderdeel zijn van het complex. Het complex net buiten de historische vestingwallen en -singel valt vanaf een afstand al te onderscheiden van de rest van de omgeving, met name door de opvallende bouwvolumes van de hoogbouw. Dit zijn in het bijzonder de molengebouwen en silo’s. De molengebouwen uit 1931 en 1947 zijn ontworpen door Dhr. B. Buurman, van het B.N.A. architectenbureau in Leiden en ten uitvoering gebracht door HollandscheBetonMij N.V. De stijl heeft kenmerken van de nieuwe zakelijkheid en het nieuwe bouwen. Het materiaalgebruik heeft zich niet enkel tot baksteen en beton beperkt. De hoofddraagconstructie bestaat uit een stalen casco welke met klinknagelverbindingen is verbonden en toegang verschaft tot een flexibele en aanpasbare indeling. De groei-intervallen van expansie en uitbreidingen vallen samen met gebruikshistorie en de ontwikkelingen op het gebied van het productieprocessen, industrialisatie en schaalvergroting. In dit deelonderzoek zal worden ingegaan op de specifieke kenmerken, structuur en historie van de molengebouwen en hoe deze zich tot elkaar verhouden in relatie tot de algemene geschiedenis en complexstructuur. Dit onderzoek is opgebouwd aan de hand van de methodologie die overeen komt met de methodologie richtlijnen uit ‘richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’.1 Het onderzoek kent daarom een bottom-up onderzoeksstructuur waarmee alle relevante onderzoeksresultaten en informatie zo efficiënt mogelijk gekanaliseerd kunnen worden om een gestructureerd, informatief en neutraal onderzoek te verkrijgen.

1

Hendriks L. & v.d. Hoeve J. (2009). Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek

5


Algemene gegevens: Hierin wordt de situering, bouwjaren en de gegevens die bekend zijn bij de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed besproken; Architectuurhistorische structuur: Hierbij worden onderdelen behandeld zoals de architect en de bouwperiode, de architectuurstijlen waarin het gebouw is gebouwd, wordt gedetermineerd welke onderdelen van het gebouw het deze stijl geven en of dit behouden is gebleven. Hierbij wordt ook gekeken naar het interieur van de molengebouwen en hoe dit zich verhoudt tot de architectuur en historie; Bouwhistorische structuur: Het onderdeel bouwhistorische structuur beschrijft wat de voornaamste kenmerken van de huidige en voormalige bouwkundige structuur zijn en onderstreept het belang van het onderzoeksobject in de bouwhistorie. De toepassingen van bepaalde bouwtechnieken, de historische gelaagdheid en het materiaalgebruik zullen worden geanalyseerd; Gebruikshistorie: Dit hoofdstuk zal zich richten op gebruiksgeschiedenis van het onderzoeksobject en het productieproces waarbij de molengebouwen betrokken waren. Het complex van de meelfabriek maakte voor het voornaamste interne proces gebruik van bijna alle gebouwen die op het terrein waren. Welke rol hier was weggelegd en waar in de keten dit zat geïntegreerd wordt duidelijk en er kan zodoende geconcludeerd worden welke onderdelen meer belang bij behoud hebben en waarom. Na deze hoofdstukken wordt het resultaat vergeleken met meerdere referentie meelfabrieken/ molengebouwen. Hier wordt onderzocht of er elementen in het meelpakhuis van de Sleutels uniek zijn, of juist niet. Tot slot worden alle gebouwspecifieke elementen na een vergelijking met soortgelijke gebouwen uit die tijd in Nederland, verwoord in de waardestelling van het meelpakhuis. Dit zal aan de hand van drie thema’s worden gedaan: -

Architectuur- en bouwhistorische betekenis. Typologische betekenis, Betekenis van het gebouw als onderdeel van het fabriekscomplex

Dit wordt gepresenteerd aan de hand van waardestellingen afgetekend op tekeningen.

6


Belangwekkende waarden De onderstaande beknopte beschrijvingen geven de waarden weer die aan de hand van dit bouwhistorisch onderzoek zijn bevonden. Deze waarden worden in ieder onderdeel van het onderzoek aan de hand van de bevindingen onderbouwd. Architectuurhistorische waarden Belang vanwege: - Voor de geschiedenis van de architectuur; - Voor het oeuvre van een bouwmeester of architect. Bouwhistorische waarden Belang vanwege: - Voor de geschiedenis van de bouwtechniek; - Wegens het materiaalgebruik. Waarden vanuit de gebruikshistorie Belang vanwege: - Ordening, samenhang of inrichting van gebouwen of ruimten, passend bij een (historische) functie, gebruik of productie in het object/complex; - Een (historische) functie, gebruik of productie in het object/complex. Algemene historische waarden Belang van de gebouwen als uitdrukking van: - Culturele, sociaal-economische en/of geestelijkeontwikkeling(en); - Geografische, landschappelijke en/of bestuurlijke ontwikkeling(en); - Technische en/of typologische ontwikkeling(en); - Innovatieve waarde of pionierskarakter.

7


1. Algemene beschrijving objecten 1.1

De Molengebouwen

Het molengebouw of maalgebouw deed dienst in het proces van het vermalen van graan tot meel. Het eerste is bouwdeel gebouwd in 1931 en na de bouw van het tweede molengebouw in 1947 zijn de functies onderling enigszins gewijzigd. Daarbij heeft het nieuwe molengebouw onder andere de functie van het riffellokaal overgenomen. Er wordt in dit onderzoek gesproken van het Riffellokaal en het Molengebouw, omdat deze ook los van elkaar zijn opgenomen in het monumentenregister. De twee gebouwen hebben dit als zodanig vanaf respectievelijk 1931 en 1947 als hoofdtaak gehad tot aan de sluiting van de fabriek in 1988.2 Er wordt in dit onderzoek ondanks de grote overeenkomsten tussen beide een scheiding gemaakt tussen deze twee afzonderlijk gebouwde gebouwen waar dit nodig wordt geacht om een scherpe visie op beide gebouwen te ontwikkelen. Het gebouw huisvestte verwerkingsmachines voor het vermalen van de aangebrachte ruwe producten tot meel op stoomkracht. De onbewerkte producten werden hier schoon aangeleverd om na dit maalproces en de laboratoriumtesten naar de silo’s en magazijn te worden getransporteerd. Het hoofdgebouw uit 1931 kreeg een toevoeging in 1947 omdat de productie enorm steeg in de tussenliggende jaren. Beide constructies zijn opgetrokken uit een hoofddraagconstructie van staal. Dit is ongebruikelijk is voor de tijd waarin de gebouwen zijn gerealiseerd. De stijl waarin de gebouwen zijn opgetrokken is hoofdzakelijk modernisme, met kenmerken uit de nieuwe zakelijkheid en het nieuwe bouwen. .

Molengebouw (Uitbreiding 1947)

Riffellokaal (1931)

De Zijlsingel

Ingang terrein Overzicht complex (Bron: Google Maps i.c.m. Adobe Photoshop)

2

http://www.demeelfabriek.nl/nl/geschiedenis/

8


Zuid- en westgevel (Bron: Janssen, S)

Noord- en westgevel (Bron: Emmen, J)

Noord- en westgevel, luchtbrug toont een zichtbare relatie (Bron: Emmen, J)

9


1.2

Bouwfases

De gebouwen zijn in de compositie in feite geleidelijk aan ontstaan met de groeiende vraag naar meel en productie die opgeschroefd werd. Dat betekent dat er in de geschiedenis weinig punten zijn waarop de samenstelling van het complex hetzelfde is gebleven. In 1884 bestond er al een molengebouw, welke voornamelijk van hout was gemaakt.3 In 1931 is het molengebouw vervangen door het gebouw wat er nu staat, volledig in staalconstructie. De techniek om te malen, met behulp van de stoommachine de Mühlermeister kwam uit Duitsland. De innovaties zoals de maalmachine betekende een enorme capaciteitstoename en voorsprong op de concurrenten. Met de overname van de meelfabriek Bots in Leiden en de meelfabriek van Rijswijk in 1922 nam de omvang van het bedrijf nog een toe. In 1931 werd de fabriek in Rijswijk gesloten en de productie verplaatst naar het nieuwe gebouw. De alsmaar groeiende vraag noodzaakte het om een nieuw gebouw te plaatsen, wat in 1947 vlak na de oorlog gebeurde. Ondanks de kaalslag en tekorten door de bezetter en de oorlog kende het bedrijf in de jaren ’50 nog een groeiperiode, waarin een nieuwe en efficiëntere Zwitserse molen van het merk Bühler werd geplaatst en onder andere een schoepentransportsysteem werd geïnstalleerd.

Molengebouw van 1931 (Bron: Van Loenhout, M.)

Traditionele molen van de meelfabriek, afgebroken in 1931. (Bron: Leids Archief, Inv. Nr. 59.) Uitbreiding van 1947 (Bron: Van Loenhout, M.)

Luchtfoto omstreeks 1950. (Bron: www.nationalebeeldbank.nl) Molengebouwen linksvoor gepositioneerd

3

Luchtfoto omstreeks 1950. (Bron: www.nationalebeeldbank.nl) Molengebouwen rechtsachter gepositioneerd

http://www.archiefleiden.nl/home/collecties/uw-verhalen/verhaal/id/233

10


1.3

Monumentenstatus

In 1988 is het complex verlaten en naar lange leegstand in 1996 de sloopvergunning alsnog geweigerd toe te kennen. Na lang overleg over de mogelijkheden tot het hergebruik, herontwikkeling of slopen is besloten 10 van de 13 gebouwen in het complex de rijksmonumentenstatus toe te kennen in het jaar 2000. De karakteristieken van de twee gebouwen zijn als onderstaand beschreven; Riffellokaal

Beschrijving Meelfabriek De Sleutels - riffellokaal Inleiding RIFFELLOKAAL (of miagmolen), onderdeel uitmakend van het complex meelfabriek 'De Sleutels', gebouwd in 1931. Het riffellokaal/miagmolengebouw is uitgevoerd in een aan het Nieuwe Bouwen ontleende bouwstijl. Het gebouw vormt mede de westelijke begrenzing van de fabrieksstraat. Tegen de noordelijke kopgevel werd in 1947 het molengebouw geplaatst, dat ten opzichte van de centrale as van beide gebouwen iets westelijker ligt. Het riffellokaal bezit een globaal rechthoekig grondplan en is begane gronds in rode baksteen en boven, gescheiden door een omlopende waterlijst in gele baksteen (noords verband) opgetrokken. Omschrijving De gevels van het acht bouwlagen tellende fabriekspand worden ingenomen door door stalen roeden ingedeelde lintvensters gevat tussen uitkragende vensterdorpeltegels en kunststenen latei. De vensters bevatten geschakelde kantelraampjes. De tweede bouwlaag is ten opzichte van de overige in hoogte afwijkend. Aan de zuidzijde van de oostgevel is een grotendeels beglaasde luchtbrug geslagen naar het tegenoverliggende silogebouw uit 1931. In deze oostgevel komt ook per verdieping een hijsluikopening voor onder een in het midden van de gevel geplaatste hijsbalk onder de borstwering van de dakrand. De in de zuidelijke eindgevel aangebrachte luchtbrug, is van ondergeschikte betekenis voor de bescherming. Het interieur van het riffellokaal bevat een volledig geklonken staalskelet met gewalste kolommen bestaande uit versterkte breedflensprofielen, waarop kinderbinten en een houten planken vloer en een afdekvloer. Deze samenstelling en materiaalkeuze stond vrijelijk het verplaatsen van machines en onderdelen als drijfriemen toe, als het (verdiepingsgewijze) productieproces daarom vroeg. Waardering Riffellokaal (miagmolen, 1931), van algemeen belang als historisch functioneel onderdeel van het complex Meelfabriek 'De Sleutels' en vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde als representatief voorbeeld van een fabrieksgebouw met kenmerken van onder meer het Nieuwe Bouwen en vanwege zijn unieke constructieve en functionele samenstelling van de dragende vloeren. Van stedenbouwkundige waarde vanwege de markering van een voor een fabriekscomplex zo kenmerkende fabrieksstraat. Van ensemblewaarde in relatie met de overige complexonderdelen van de meelfabriek. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

11


Molengebouw

Beschrijving Meelfabriek De Sleutels - molengebouw (of Bühlermolen) Inleiding MOLENGEBOUW (of Bühlermolen), onderdeel uitmakend van het complex meelfabriek 'De Sleutels', gebouwd in 1947 is uitgevoerd in een aan onder meer het Nieuwe Bouwen ontleende bouwstijl en vertoont architectonische gelijkenis met het riffellokaal (1931) waarmee het met de zuidelijke eindgevel is verbonden. Het gebouw vormt mede de westelijke begrenzing van de fabrieksstraat en ligt ten opzichte van de centrale as van beide gebouwen iets westelijker. Het molengebouw bezit een rechthoekig grondplan met een annex aan de noordwestzijde (trappenhuis). Omschrijving Het gebouw is begane gronds in rode baksteen en boven, gescheiden door een omlopende waterlijst, in gele baksteen (Noords verband) opgetrokken. De gevels van het zeven bouwlagen tellende fabriekspand worden ingenomen door door stalen roeden ingedeelde lintvensters gevat tussen uitkragende vensterdorpeltegels en kunststenen latei. De vensters bevatten geschakelde kantelraampjes en hijsluikopeningen. De oost- en westzijde is nagenoeg aan elkaar identiek De noordelijke eindgevel bevat alleen in de vier bovenste bouwlagen op elke verdieping een lintvenster. Het uitgebouwde trappenhuis bevat aan de blind-uitgevoerde noord- en zuidzijde siermetselwerk in ruitenpatroon. In de westzijde van het trappenhuis, is ter plaatse van elke verdiepingsvloer een staand in drieën gedeeld stalen raam opgenomen. In de oostgevel komt ook per verdieping een hijsluikopening voor onder een in het midden van de gevel geplaatste hijsbalk onder de borstwering van de dakrand. Het gebouw is vanuit een staalskelet opgetrokken bestaand uit schroefboutverbindingen. Waardering Molengebouw (1947), van algemeen belang als historisch functioneel onderdeel van het complex Meelfabriek 'De Sleutels' en vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een utiliteitsgebouw in bouwstijl met kenmerken van het Nieuwe Bouwen en vanwege zijn unieke constructieve en functionele samenstelling van de dragende vloeren. Van stedenbouwkundige waarde voor de instandhouding van de voor een fabriekscomplex zo kenmerkende fabrieksstraat. Van ensemblewaarde in relatie met de overige complexonderdelen van de meelfabriek. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

12


2. Architectuurhistorische structuur De molengebouwen uit 1931 en 1947 zijn ontworpen door Dhr. B. Buurman, van het gelijknamige B.N.A. architectenbureau in Leiden in een stijl met de kenmerken van de nieuwe zakelijkheid en het nieuwe bouwen. Het materiaalgebruik heeft zich niet enkel tot baksteen en beton beperkt maar maken veelvoudig gebruik van (constructief) staal en glas om de stijl te uiten in het ruimtelijk ontwerp. Het hoofdgebouw (huidig Riffellokaal) uit 1931 kreeg een toevoeging in een aansluitende architectuurstijl in 1947 om bepaalde functies over te nemen. De herkomst van de architectuurhistorische structuur is aan het oppervlak gezien niet moeilijk achterhaalbaar. Op beide gebouwen zijn stijltyperingen uit het modernisme van toepassing; het nieuwe bouwen en de nieuwe zakelijkheid spreken uit de bouwmassa en de industrieel vormgegeven zakelijke maar elegante vormentaal. Deze stijl is veel voorkomend op het type industrieel gebouw in dit tijdsbestek. De stijl leent zich bij uitstek voor de fabrieksbouw door het minimalistische, doelmatige en functionele materiaalgebruik.

2.1

Architectuurhistorische structuur Riffellokaal

De architectuur maakt vooral gebruik van ruimtelijkheid en gevelelementen. De bouwstijl ‘het Nieuwe bouwen’ is af te lezen aan de verdeling in de gevels, waar veel licht wordt binnen gelaten door grote vensters met minimale kaders, stijlen en roeden. Naast het functionele dragen de luchtbruggen de uitstraling dat het gebouw niet op zichzelf staat maar een sterke band heeft met het complex en versterkt de architectuur van het geheel.

2.2

Architectuurhistorische structuur Molengebouw

Het in 1947 gebouwde Molengebouw is in een aansluitende stijl ontworpen. De stijlkenmerken sluiten aan op het toen al bestaande Riffellokaal en wekt niet de indruk dat er sprake is van een functioneel losstaand of later aangebracht gebouw. In het oog springt de enorme maar ruimtelijke opzet van de constructie in dit gebouw, waar meer gebruik is gemaakt van een in het zicht gelaten staalconstructie en doorlopende constructies over en achter de gevel.

Zuidgevel Riffellokaal (Bron: Emmen, J)

Noordgevel Molengebouw (Bron: Emmen, J)

Constructie en vliesgevel (Bron: www.demeelfabriek.nl op 6-12-2013)

13


B. Buurman - Voormalige kweekschool voor onderwijzers, 1935 (Bron: Wikipedia Commons)

B. Buurman - Voormalige produktiehal spinnerij Clos & Leembruggen, 1941 (Bron: Wikipedia Commons)

14


3. Bouwhistorische structuur Beide constructies zijn opgetrokken uit een hoofddraagconstructie van staal. Dit betekent dat alle wanden slechts een scheidende functie hebben en geen dragende functie, wat ongebruikelijk is voor de tijd waarin de gebouwen zijn gerealiseerd. De hoofddraagconstructie bestaat uit een staalskelet welke grotendeels in het zicht is gelaten. Door middel van klinknagelverbindingen zijn kolommen en liggers van DIN (HEA, IPE) en plaatstaal constructief verbonden. Met stijve schoorverbindingen zijn de vloeren en kolommen momentvast bevestigd. De schijfwerking van de vloeren op het gebied van torsie is niet doorberekend omdat deze rekenmethode niet bekend was.4 De trapkernen en windverbanden zorgen voor verdere constructieve stijfheid. Het bouwbedrijf HollandscheBetonMij N.V. heeft de gebouwen gerealiseerd.5

3.1

Bouwkundige structuur Riffellokaal

De oorsprong van dit gebouw was het huisvesten van stoommachines die het meel machinaal op rolbanken kunnen produceren. Voorheen gebeurde dit met de traditionele windmolen, welke als nadeel de lage productiesnelheid en afhankelijkheid van wind had. Dit proces gebeurde door gebruik te maken van de logica van het hoogteverschillen. De ruwe producten werden naar de bovenste verdiepingen getransporteerd, waar de ruwe bewerking met de rolmachines plaatsvond.6 De verschillende productielijnen leverden ook verschillende kwaliteits- en korrelsoorten. Constructie Het Riffellokaal heeft in totaal 7 etages met een totale hoogte boven maaiveld van 32 meter. De lengte is 28,5 meter en het gebouw heeft een breedte van 16,5 meter.

DwarsdoorsnedeRiffellokaal (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

Plattegrond Riffellokaal (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

4

Van Loenhout, M. - Renovation of the flour factory de Sleutels in Leiden Tekeninghoofd uitbreiding 1931 6 http://nl.wikipedia.org/wiki/Meelfabriek 5

15


Het staalskelet is met klinknagels bevestigd in de vorm van een dubbele portaal. Deze herhaalt zich zeven keer op een stramien van vijf meter. Voor constructieve sterkte zijn op de begane grond extra kolommen aangebracht, waardoor de houten vloer een minder lange overspanning hoeft te hebben. Het metselwerk is vrijdragend en is door middel van overstekken van de vloeren opgemetseld.

3.2

Bouwkundige structuur Molengebouw

Het molengebouw is in 1947 gebouwd om de capaciteitsproblemen in de toekomst op te lossen. Dit gebouw is pal tegen het Riffellokaal gebouwd met een verspringing van drie meter aan de westzijde en een beduidend slankere opzet tegen de zijde van de silo’s. Vanwege intern logistieke mogelijkheden is hier waarschijnlijk voldoende ruimte over gelaten om te laden en te lossen. De opzet van het gebouw zorgt voor een ruimtelijke en vrij indeelbare etages. De trappen en faciliteiten zoals toiletten en wasbakken zijn ook in de trappenhuizen ondergebracht zodat deze op een logische, bereikbare en vaste plek zitten. Constructie De uitbreiding bevat met zes etages ÊÊn vloer minder dan het Riffellokaal, en is qua opzet ook kleiner opgezet. Het plattegrond meet 9,8 meter bij 25 meter en is 26,5 meter hoog. De constructieve opzet is kleiner dan dat van het Riffellokaal maar gebaseerd op dezelfde constructiemethode met portalen. Het metselwerk is hier echter op metselwerkdragers direct bevestigd tegen de kolommen gemetseld, wat een meer moderne methode is om grote metselwerk overspanningen te verkrijgen.

Dwarsdoorsnede Molengebouw (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

Detail klinknagelverbinding Molengebouw (Bron: www.demeelfabriek.nl), 6-12-2013

16


3.3

Overige structuurkenmerken

Gevel De gevel bestaal uit metselwerk in halfsteensverband, wat op zich niet bijzonder is. Dit metselwerk wordt echter niet traditioneel dragend toegepast, maar met behulp van metselwerkdragers in de achterliggende gevel. Dit zorgt voor een ontwerpvrijheid in overspanningen, indeelbaarheid en aanpasbaarheid zoals de mogelijkheid tot het plaatsen van grote raampartijen. De kozijnen zijn gemaakt van gezet staal, waarbij het zo minimalistisch mogelijk is uitgevoerd. Het enkelglas is met stopverf aan de binnenzijde bevestigd. Enkele ruiten zijn door schade en gebrek aan onderhoud vervangen door kunststof exemplaren en vastgezet met kit. Deze geven zodoende het originele gevelbeeld een minder aangename en verstofte uitstraling. Zo goed als alle bovenlichten kunnen geopend worden met een staalkabel op een zwengel welke op de kolommen bevestigd zijn. Dit is een vooruitstrevende en vroege toepassing van gebouwtechniek om het klimaat beheersbaar te maken.

Detail metselwerk (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

Detail klinknagelverbinding liggers (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

Overige kenmerken De verdiepingsvloeren zijn flexibel ontworpen op een stramien met portaalafstanden van vijf meter. Hierdoor kan met de houten balklaag gevarieerd worden om de belastingen af te dragen naar gelang het gebruik en veranderende eisen of installaties. Het scheiden van de drager en inbouw is een opvallend kenmerk van de Molengebouwen. Dit maakte het onnodig permanent aanpassen van de draagstructuur overbodig en leverde tal van voordelen op tegenover de traditionele bouw. Samen met een vrij indeelbare verdiepingsvloer en grote overspanningen is deze constructie vooruitlopend ten opzichte van de technologische inzichten op het gebied van aanpasbaarheid en flexibiliteit.

17


4. Gebruikshistorie Door een constant groeiende bevolking en verstedelijking in het begin van de 20e eeuw was het nodig om de productieschaal te verhogen. Dit betekende concreet gezien dat de traditionele windmolen werd vervangen door stoommachines die een constante werking hadden. De aanzet tot het bouwen en dan voornamelijk in de hoogte was de noodzaak tot schaalvergroting en uitbreiding op het terrein binnen de beperkingen die de vestingstad Leiden oplegde, net buiten de historische vestingwallen. Dit bepaalde en bepaalt nog steeds het aanzicht van het terrein vanuit de historische stad.

4.1

Functie binnen ensemble

Binnen het complex waren de molengebouwen de spin in het web, waar de werkelijke productie plaatsvond. Na filtering om onkruid en onzuiverheden uit het graan te halen werd het graan vanaf de hoogste etages verder behandeld. Het schoonmaken gebeurde als eerst na de grove filtering, waar de tarwe met water werd behandeld. In het molengebouw werden daarna de schil, het eiwitrijke kiemwit en ziekteveroorzakers gescheiden door het zeven van het tarwe. Vervolgens kon dit gescheiden kiemwit in stoom aangedreven rollerbanen tot meel gemalen worden, waar ook weer verschillende productielijnen bestonden voor de soorten tarwe en kwaliteit. Aan de productie van hoogwaardig meel worden hoge eisen gesteld, daarom werd van iedere lading een monster in het laboratorium getest op onzuiverheden en ziektekiemen.

Routing binnen de Meelfabriek (Bron: Van Loenhout, M. renovation of the flour factory de sleutels)

Na deze laatste behandeling en laboratoriumtesten werd dit meel in jutezakken opgeslagen in de opslag. De zakken werden met transportbanden en stalen goten getransporteerd. Na verloop van tijd werd ook bulklading gebruikt door vanuit silo’s te storten in vrachtschepen en zo efficiënter op te slaan en te transporteren.

4.2

Expansie van het bedrijf

De aanleiding tot de bouwgolf in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw is de enorme productietoename en schaalvergroting in de industrie. Door verbeterde landbouwtechnieken en transportmogelijkheden werd het aantrekkelijk om op grotere schaal te gaan produceren en dit centraal te regelen in een gebied. 18


Dit hield in dat veel tot dan toe zelfstandige molenaars leverden aan bakkerijen in de streek, omdat de productie- en transportmogelijkheden niet toereikend waren om meel en daarmee vers brood vanuit een centraal punt aan te leveren. Door dit op een grote schaal uit te voeren kon een veel grotere hoeveelheid productie gedaan worden op eenzelfde locatie waarna de distributie plaats kon vinden met de binnenvaart en per vrachtauto. De Sleutels had hiermee een goede positie verkregen in de transport en het centraliseren en opschalen van de productie. De staat had ook haar belangen bij het centraliseren van de voedselvoorzieningen- en voorraden gedurende de wereldoorlogen. Hierdoor kon de voedselvoorziening beter inzichtelijk worden en zo nodig bijgesteld worden om tekorten te vermijden.

4.3

Gebruikshistorie Riffellokaal

Het Riffellokaal deed dienst om met stalen rollen de producten voor te bewerken naar een meer bewerkbaar product.7 De oorsprong van de naam,‘Riffel’, is dan ook afkomstig van het type rolwals, welke een geribbelde structuur in het staal heeft om het graan volledig te kunnen ontdoen van de harde schil en de fijnere delen ervan te scheiden. De bijproducten en soorten meel werden hier gescheiden en bijvoorbeeld hardere soorten werden ook weer gebruikt als basis voor macaroni en griesmeel. Dit werd dan op deze productielijn afgezakt en opgeslagen voor transport.

4.4

Gebruikshistorie Molengebouw

Na dit voorbewerken ging het tarweproduct door een rolwals in het molengebouw om tot fijn meel te worden gemaald. De techniek om hiervoor stoommachines in te zetten heeft grote betekenis gehad, omdat de voedselvoorziening hiermee minder arbeidsintensief en effectiever werd. De productie was op zijn top in 1959 met 420 ton bloem per dag. 8 Dat was op het hoogtepunt 30% van de Nederlandse productie. De machines welke hier hebben gestaan konden dankzij de indeelbaarheid van het gebouw gemakkelijk aangepast worden aan nieuwe technieken, installaties en vraag naar meer productie capaciteit.9

Maalmachine(Bron:http://www.stoommachine.info /meel_fabriek/meel_fabriek.pdf op 15-12-2013)

Oostgevel Riffellokaal, rond 1940 (Bron: Leids Archief Inv. No. 59)

7

http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/open_monumentendag_riffelen_in_een_monumentaal_landschap http://erfgoed.leiden.nl/geschiedenis/monumenten/meelfabriek/ 9 http://www.stoommachine.info/meel_fabriek/meel_fabriek.pdf 8

19


5. Referentieonderzoek Voordat de waardestelling opgemaakt kan worden moet er vergeleken worden met andere soortgelijke molengebouwen of meelfabrieken in Nederland. Hierdoor kan er gewogen worden of de unieke bevindingen in het gebouw ook uniek op een grotere schaal zijn. In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar twee van de weinige nog bestaande fabrieken, welke redelijk bekend zijn. Zijn er gelijkenissen te zien of zijn er onderscheidingen te maken waardoor de gebouwen van de meelfabriek de Sleutels een hogere waardering zou moeten krijgen? Daarop zal gelet worden tijdens het referentie onderzoek.

5.1

Meelfabriek Latenstein, Rotterdam

Meelfabriek Latenstein is ontworpen en gebouwd in 1948 bij de Rijnhaven in Rotterdam. De architect JJM Vegter heeft het complete bouwvolume aan het water gespiegeld en het gebouw gerangschikt op het meest optimale productieproces. In dit gebouw zijn alle functies gehuisvest met ieder Oostgevel Riffelgebouw (Bron: Leids Archief) een eigen uitstraling; dat zijn de reiniging, de malerij, de silo's en het magazijn. Daarboven zitten drie verdiepingen met kantoor, laboratorium, dienstwoning en kantine. Constructief gezien is het gehele gebouw van gewapend beton, inclusief de Meelfabriek Latenstein, Rotterdam gevels. Ondanks deze specialistische indeling is de (Bron: http://www.architectuurgids.nl/ op 09-12-2013) aanpasbaarheid maximaal gebleven door de onderdelen waar productie plaatsvindt flexibel in te delen en toekomstbestendig vorm te geven.

5.2

Voormalig meelfabriek de Heus, ’s-Hertogenbosch

Het fabrieksgebouw dat sinds 1948 in de handen is van de Heus-Koudijs B.V., is in 1909 gebouwd als meelfabriek en heeft tot 1948 onder Meneba gevallen, waaronder ook ‘de Sleutels’ in Leiden vielen. Het is ontworpen door F.C. de Beer welke meer industiële panden in deze omgeving heeft ontworpen. Karakteristiek is dak ook deze fabriek aan het water haar activiteiten heeft geconcentreerd. De fabriek heeft qua plattegrond een U-vormige vorm waarbij het trappenhuis en een wateropslag met sprinkler boven het dak uit steken. In het pand Voormalig meelfabriek de Heus, ’s-Hertogenbosch (Bron: http://www.meet-tekenwerk.nl/ op 09-12-2013) zaten een (insteek)haven, maalderij, wasserij, magazijnen, meerdere graansilo’s en kantoorruimten. De constructie bestaat uit gietijzeren kolommen en onderslagbalken waarop een houten vloer ligt. De kap is ook van hout en rust op geschoorde kolommen.

20


6. Waardestelling Om een representatief beeld van de verschillende waardes van de gebouwdelen te geven zijn er waardestelling tekeningen gemaakt. Over het algemeen worden deze tekeningen gemaakt aan de hand van recente bouwtekeningen die van hoge kwaliteit zijn. Helaas zijn door de beperkte informatie en archief materiaal van het complex geen van deze tekeningen beschikbaar. Om toch een beeld te kunnen creëren is er gebruik gemaakt van een bestaande 3d model, geladen uit het programma Google Earth. Hiermee zijn de overige bouwdelen van de Meelfabriek verwijderd waardoor er geveltekeningen gegenereerd konden worden aan de hand van het programma Google SketchUp. Aan de hand van deze tekeningen hebben wij door middel van het programma’s van Adobe, kleuren toegekend. Hiervan zijn de afbeeldingen op de volgende pagina’s het resultaat. De kleuren die zijn toegepast op de tekeningen zijn gebaseerd op de waardes die zijn toegekend. Hiervoor zijn er drie waardes te onderscheiden; - Blauw - Groen - Geel

Hoge monumentenwaarde; Positieve monumentenwaarde; Indifferente monumentenwaarde/reeds gesloopt.

Waardestelling Riffellokaal (1931) en molengebouw (1947) Betekenis van het gebouw als onderdeel van het fabriekscomplex Het Riffellokaal, voormalig hoofdmolengebouw, is een van de eerste gebouwen van het complex en had een sleutelfunctie in de voormalige fabriek en het productieproces. Het molengebouw heeft deze functie gedeeltelijk overgenomen en heeft zodoende dezelfde betekenis binnen het complex gekregen. De molengebouwen tonen relatie met de omringende gebouwen door middel van luchtbruggen, welke voor die tijd innovatief waren en van betekenis voor het complex als geheel. Typologische betekenis De gevel en constructietechniek zijn van betekenis in deze uitingsvorm vanwege de weinig geziene verschijning hiervan, en tevens van het grootschalig gebruik van relatief modern constructief staal in de voedingsindustrie in het genoemde tijdsbestek. Van betekenis vanwege de verandering in denken over de openbare ruimte in combinatie met een historische omgeving en stedenbouw. Architectuur- en bouwhistorische betekenis Buiten de materiaaltoepassing is de architectuur van hoogstaande kwaliteit en getuigt van doordachte technieken met innovatieve materialen. Kenmerkend voor het nieuwe bouwen en de minimalistische opzet, waarbij maximale efficiëntie in het proces en aan klimaatvoorzieningen is gedacht.

21


Noordgevel (Molengebouw) (Bron: Google Sketchup i.c.m. Adobe Photoshop)

Oostgevel (Links Riffellokaal, rechts Molengebouw) (Bron: Google Sketchup i.c.m. Adobe Photoshop)

22


Zuidgevel (Riffellokaal) (Bron: Google Sketchup i.c.m. Adobe Photoshop)

Westgevel (Links Molengebouw, Rechts Riffellokaal) (Bron: Google Sketchup i.c.m. Adobe Photoshop)

23


Bronnenlijst Boeken Ir. JELLEMA,R., M.C.A.MEISCHKE & J.A.MULLER. - Bouwkunde voor het middelbaar technisch onderwijs. Delft, 1942/1959. Deel 1-4. 2e/4e druk. GUGEL, PROF. E. (VAN) EN J. H. W. LELIMAN - Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur. Eerste deel. Rotterdam, 1918. 4e druk Publicaties Van Loenhout, M. - Renovation of the flour factory de Sleutels in Leiden Hendriks L. & v.d. Hoeve J. (2009). Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek. Verkregen op 09-1-2014, www.rgd.nl. prof.ir. Rob Nijsse, 2012. Respectvolle herintegratie www.cementonline.nl/Respectvolle_herintegratie Krantenartikelen http://www.vanderwielbouw.nl/wp-content/uploads/6-januari-Leidsch-Dagblad.pdf Websites http://gemeente.leiden.nl/en/projecten/bouwenaandestad/meelfabriek/ http://dare.uva.nl/document/453658 http://creatievestadleiden.blogspot.nl/2010/04/zumthor-presenteert-plan-meelfabriek.html http://www.willemsmithistorie.nl/ http://www.demeelfabriek.nl/nl/geschiedenis/ http://www.archiefleiden.nl/home/collecties/uw-verhalen/verhaal/id/233 http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Meelfabriek http://www.envees.nl/meneba.html http://www.stoommachine.info/meel_fabriek/meel_fabriek.pdf http://www.architectuurgids.nl/project/list_projects_of_typeofbuilding/typ_id/24/prj_id/1494 http://www.bossche-encyclopedie.nl/panden/buitendijkstraat%2025.htm maps.google.nl maps.bing.com Overig Foto’s: van Olderen, S., Emmen, J. & Janssen, S.

24


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.