s
t
Jongeren en media
Jongeren en media
November 2011
u
d
i
e
Agenda 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Doelstellingen Methodologie Media-uitrusting (thuis, in eigen kamer) Kijkgedrag (individueel of sociaal gebeuren) Ouderlijk toezicht TV Bioscoop: frequentie en initiatief bioscoopbezoek, filmkeuze Conclusies en aanbevelingen
2
Doelstellingen • Het doel van deze studie bestaat er in zicht te krijgen op de media-uitrusting waarin jongeren opgroeien en na te gaan welke plaats oude favorieten als televisie en bioscoop nog innemen in hun leefwereld. • Concreet belicht de studie: media-uitrusting (thuis, in eigen kamer) waarmee jongeren opgroeien TV kijkgedrag (individueel of sociaal gebeuren) ouderlijk toezicht met betrekking tot TV frequentie en initiatief bioscoopbezoek, filmkeuze
3
Methodologie • 2.862 kwantitatieve interviews, door het OIVO afgenomen in de klas met behulp van een schriftelijke vragenlijst, bij Franstalige en Nederlandstalige leerlingen van het lager en secundair onderwijs (10-17 jaar) in heel België. • Field : oktober-december 2010 en januari 2011. • Aselecte gelaagde gecorrigeerde steekproef. • De resultaten hebben de gepaste statistische verwerkingen ( 2, Student en normale wet) ondergaan. • De maximale foutmarge op de totale steekproef bedraagt 1,9%. • Enkel de betekenisvolle resultaten worden voorgesteld.
4
Bezit van media-instrumenten 99%
Een tv
50%
Een computer
52%
Een dvd-speler
56%
Een radio Een spelconsole (Playstation)
46%
Een mp3-speler
64% 72% 63%
Een mp4-speler
41%
Een smartphone
21% In je kamer
De jongeren leven in een multimediale omgeving. Haast
95%
37%
Een internetverbinding
96%
Bij jou thuis heb je…
In je huis
94% 86%
alle bevraagde jongeren beschikken thuis over tv, computer, dvd-speler en internetverbinding. Ook radio is nog ruim verspreid. Ook spelconsoles, mp3- en mp4-spelers kennen ruime verspreiding. 7 op 10 jongeren beschikken erover. Ook op hun eigen kamer hebben jongeren heel wat mediatechnologie ter beschikking. 1 op 2 heeft een tv, computer, internetverbinding en/of spelconsole. Ook de kleine mp3- (6 op 10) en mp3-spelers (4 op 10) en – zij het in mindere mate – de smartphones (2 op 10) zijn in het bezit van heel wat jongeren.
Basis: alle respondenten 5
Bezit van media-instrumenten Vergelijking volgens leeftijd. Bij jou thuis heb je… 100% 80%
Gezinnen met kinderen hebben een indrukwekkende
60%
40%
media-uitrusting, ongeacht de leeftijd van de kinderen. De computer met internetaansluiting is intussen haast even ingeburgerd als de tv en meer dan de radio.
20% 0% 10 j Een tv
11 j
Radio Een spelconsole
12 j
13 j
14 j
15 j 16 j 17 j Een computer met internet Een dvd-speler Basis: alle respondenten.
6
Persoonlijk bezit van media-instrumenten Vergelijking volgens leeftijd. In je kamer heb je... 80%
Veel jongeren hebben een televisietoestel op hun kamer
60%
40% 20%
0% 10 j 11 j 12 j Een tv Een radio Een spelconsole Een mp4-speler
13 j
14 j
15 j 16 j 17 j Een computer met internet Een dvd-speler Een mp3-speler Een smartphone
(4 tot 6 op 10, afhankelijk van de leeftijd). Vanaf de middelbare schoolleeftijd zijn er echter meer jongeren die op hun kamer over een computer met internetverbinding beschikken dan over een tv (6 op 10 op 13 jaar; 7 op 10 op 15 en 16 jaar; en 8 op 10 op 17 jaar). De mp3-spelers blijken ook vaak persoonlijk bezit te zijn. Vanaf 13 jaar is dit het meest verspreide mediatoestel in de jongerenkamer. Spelconsoles blijken minder populair vanaf 13 jaar.
Basis: alle respondenten 7
Persoonlijk bezit - verschil volgens profiel Televisie • Meer jongens hebben een tv op hun kamer (+9% vgl met het gemiddelde). Dit hangt misschien samen met de grotere aanwezigheid van spelconsoles in hun eigen vertrekken (+11%). Jongeren die beroeps(+20%) of kunstonderwijs (+13%) volgen, geven vaker aan een tv-toestel op hun kamer te hebben. Computer • Jongeren die deze studierichtingen volgen, geven ook vaker aan een eigen computer op hun kamer te hebben (+15% beroeps; +37% kunst). Internet • Toegang tot het internet vanuit de eigen kamer is wijder verspreid bij jongeren binnen het technisch (+17%), beroeps- (+16%) en kunstonderwijs (+28%). Lagereschoolkinderen beschikken minder vaak over een toegang tot het net vanuit hun kamer (-20%).
8
Tv-kijken en kiezen Kijk je thuis naar de televisie? Met wie? Wie kiest het programma?
100% 80%
Ondanks de berichten als zou de televisie bij jongeren
60% 40%
20%
0% 10 j 11 j Kijkt tv
12 j
13 j
14 j
15 j 16 j 17 j Kiest programma
kijkt alleen
kijkt met ouders
kijkt met broer/zus
kijkt met vrienden
grotendeels aan populariteit ingeboet hebben, blijkt dat zo goed als alle jongeren thuis nog tv-kijken. Enkel bij de oudsten zien we een daling (toch nog 9 op 10). Zij die kijken, doen dit iets vaker samen met andere gezinsleden dan alleen. Met vrienden wordt er minder vaak tv gekeken. Enkel bij de 15-plussers zien we een sterke toename van dit sociale kijkgedrag.
Basis: alle respondenten.
9
Het ouderlijk toezicht op het tv-kijken 27%
Leggen je ouders je regels op bij het tv-kijken?
Ruim 1 op 4 zegt dat zijn ouders regels opleggen in
73% Ja
Nee
verband met tv-kijken. Driekwart zegt totaal vrij te zijn op dit vlak. Er zijn verschillen volgens leeftijd. Lagereschoolkinderen krijgen vaker richtlijnen mee (+7%). Jongeren in het 3de en 4de jaar (-7%) en zeker in het 5de en 6de jaar (-14%) secundair minder. Jongeren in het technisch (-10%), beroeps- (-10%) en kunstonderwijs (-20%) ondervinden minder controle. Ook binnen eenoudergezinnen blijkt de controle beperkter (-20% bij vader alleen; -10% bij moeder) dan bij co-ouderschap of in tweeoudergezinnen.
Basis: alle respondenten 10
Het ouderlijk toezicht op het tv-kijken Opgelegde regels voor het TV kijken De duur wordt beperkt (uren per dag)
58%
Ik mag niet naar alles kijken wat ik wil
39%
De opgelegde regels hebben meestal betrekking op de
Ze controleren alles waar ik naar kijk
21%
kijkduur. Voor 6 op 10 jongeren die bepaalde richtlijnen krijgen, gelden restricties qua kijkduur. Opmerkelijk is dat dergelijk toezicht sterker aanwezig is bij de gecontroleerde jongeren van 3de tot 6de secundair (+14%). 4 op 10 jongeren die zich aan bepaalde voorschriften dienen te houden, kennen een beperking qua aanbod: zij mogen niet zomaar naar alles kijken. 1 op 5 jongeren geeft aan dat alles waar ze naar kijken gecontroleerd wordt. Een dergelijk doorgedreven toezicht komt vaker voor bij lagereschoolkinderen (+10%).
Basis: alle respondenten waarvan ouders regels opleggen i.v.m. TV 11
Bioscoop: bioscoopbezoek Ga je soms naar de bioscoop? Hoe vaak in de afgelopen vier weken? Wie beslist om te gaan?
100% 80%
84% van de jongeren zeggen dat ze naar de bioscoop
60% 40% 20%
0% 10 j vader
11 j
12 j
moeder
13 j ik
14 j
15 j broer/zus
16 j
17 j anderen
gaan. Gemiddeld gaan ze 2 keer per maand. Opmerkelijk is dat deze gemiddelde frequentie even hoog ligt binnen de verschillende leeftijdsgroepen. Het is dus niet zo dat oudere adolescenten vaker naar de film gaan. Bij de jongste kinderen nemen de ouders nog vaak het initiatief om naar de film te gaan. Eens de kinderen naar het secundaire gaan doen ze dit vaker zelf. Ook andere personen (vrienden, etc.) winnen aan invloed. Zeker bij de +16-jarigen. Sociale achtergrond of woonplaats maken geen verschil.
Basis: alle respondenten.
12
Conclusies en aanbevelingen •
•
•
•
•
Heel wat jongeren groeien op in multimediaal uitgeruste woningen en beschikken ook in hun eigen kamer over heel wat media-toestellen. Haast alle jongeren beschikken thuis over een tv, computer en internetverbinding. Op hun eigen kamer prijkt in 6 op 10 gevallen een eigen mp3-speler, en in 1 op 2 gevallen een computer met internetaansluiting. Zelfs onder de lagere schoolkinderen blijkt 1 op 3 een computer met internetaansluiting in zijn/haar eigen kamer te hebben. Ondanks de aanwezige diversiteit aan multimediale toestellen kent ook het oude gezinsmedium bij uitstek, televisie nog een plaats in het leven van jongeren. Zowat alle jongeren zeggen nog tv te kijken. Wie kijkt doet dit iets vaker met andere gezinsleden. 1 op 2 heeft ook een tv op de kamer. Zowat driekwart van de jongeren zegt geen regels mee te krijgen als het op het tv-kijken aankomt. Als er wel regels zijn, hebben die voornamelijk betrekking op de kijkduur. Vooral bij de jongeren vanaf het 3de middelbaar duiken hier restricties over op. Ondanks de vele mediadragers die ze voorhanden hebben, blijven jongeren nog de weg vinden naar de bioscoop. Zij het niet erg vaak: ze gaan gemiddeld 2 keer per maand. Lagereschoolkinderen gaan even vaak als de oudere adolescenten. Sociale achtergrond en woonplaats maken ook geen verschil. 13
Conclusies en aanbevelingen • Jongeren groeien vandaag – net als volwassenen – op in een multimediale omgeving. Diverse mediatechnologieën bieden hen potentieel toegang tot een rijkdom aan informatie, ontspanning en sociale contacten. Maar net zo goed kunnen ze in contact komen met media-inhouden en personen die hen potentieel schade berokkenen. Zowel ouders, onderwijs als media hebben een essentiële bijdrage te leveren in het vormen van ICT-competente en mediawijze jongeren. • De talrijke aanwezigheid van elektronische media in de jongerenkamers noopt ouders tot duidelijke afspraken omtrent gebruik. Jongeren die te veel of te laat op de dag nog intens bezig zijn met allerlei media-instrumenten, worden te sterk mentaal of emotioneel geprikkeld en dreigen minder goed of eenvoudigweg minder te slapen. Slaap is echter bijzonder belangrijk voor deze leeftijdsgroep: voldoende slaap is immers cruciaal bij het leren, voor het geheugen en voor de controle van emoties.
14
Auteurs: Marc Vandercammen, Kristel Vandenbrande Verantwoordelijke uitgever: Marc Vandercammen OIVO Stichting van openbaar nut – ON 417541646 Paapsemlaan 20 - 1070 BRUSSEL Tel. 02/547.06.11 - Fax. 02/547.06.01 www.oivo.be Uitgave 2011 D 2011-2492-124 ©OIVO Prijs: 15 € Reproductie voor niet-commerciële doeleinden toegelaten mits bronvermelding
15