De korte maar miraculeuze liefde van Nellie Waldfeucht en Karel Innemee deel 2
Jo Hendriks
1 Jaren later zag hij zijn aangenomen naam, althans zijn initialen, gespoten op de achterwand van een bushokje. In vuil lichtblauw stonden de letters op het glas. Ze vielen niet erg op tegen het groen van de heg achter de abri. Ze waren vluchtig gespoten, haastig waarschijnlijk. Achter de twee letters van zijn naam waren een paar vage vegen in dezelfde kleur zichtbaar. Andere letters? Waarschijnlijk, maar welke was niet te herkennen. Hij wilde er niet over nadenken welke letter of letters dat geweest hadden kunnen zijn. Hij was tevreden met het beeld zoals het was. Zijn naam op een bushalte in een plaats die hij nog nooit had bezocht. Hij overwoog een foto te maken van zijn vondst. Maar zijn telefoon zat diep verstopt in zijn volgepropte tas. En hij had geen tijd. Hij had een afspraak. In het gebouw schuin achter de bushalte. Nou ja, eigenlijk zou het best kunnen, zo lang zou het niet duren voor hij zijn telefoon gevonden had. Hij had er de rust niet voor, dat was het. Hij was zenuwachtig. Hij had een afspraak met de directeur van de school die in het gebouw gevestigd was. Het ging om een grote opdracht. Een opdracht die hij dringend nodig had, simpelweg omdat zijn geld op raakte. Twee jaar geleden was hij zijn baan kwijtgeraakt, zijn baan als docent aan een school in zijn woonplaats en tegenwoordig maakte hij zichzelf en
de wereld wijs dat hij niet werkeloos was, maar ZZPer. In die twee jaar had hij een aantal opdrachten gehad, redactiewerk vooral. Vooral in het begin en vooral van zijn vorige werkgever. Niet onaardige, maar perspectiefloze opdrachten, die zijn uitkering redelijk aanvulden, maar niet tot het niveau van zijn inkomen als leraar. Het kleine bedrag dat hij in vroeger tijden opzij had gezet, was opgegaan aan investeringen. Zo noemde de KvK het tenminste: hij had de nieuwste notebook van Apple aangeschaft en een bureaustoel. Daarmee had hij zich in zijn studeerkamer gevestigd, waar hij door niemand gestoord werd dan door een van zijn katten. Hij had zich ook in zijn huiskamer kunnen vestigen. Ook daar zouden enkel Saar en Strega hem storen. Of in de kleine slaapkamer. Hij besloot dat hij de foto ook kon maken na het gesprek. Maar dat vergat hij natuurlijk. Het gesprek was redelijk goed verlopen. De directeur waarmee hij gesproken had, beloofde weliswaar niets, maar toonde veel interesse in zijn project: een digitale methode algemene IT-vaardigheden voor het VMBO. In de loop van de volgende week zou hij uitsluitsel krijgen. Over die belofte dacht hij na toen hij wachtte op de bus die hem zou terugbrengen naar het station. In de abri aan de overkant zaten en stonden een paar mensen een sigaret te roken. Werknemers van de school die last hadden van het rookbeleid van
hun werkgever. Hij wist er alles van. Hij voelde er wel voor, maar bedacht zich dat het waarschijnlijk geen zin zou hebben, nu nog een praatje te gaan maken. Die kans had hij voor het gesprek moeten hebben. Nu zou hij hooguit ontdekken waarom hij de opdracht niet zou krijgen. Hij stak een sigaret op. Pas vlak voor de trein in zijn woonplaats aankwam, herinnerde hij zich de letters op de abri. Had hij die foto nou toch maar gemaakt. Waarschijnlijk zou hij nooit meer op die plek komen. Ondanks zijn overvloed aan tijd. Stom. Begrijpelijk, maar stom. Hij wist het antwoord, maar toch vroeg hij zich af waarom hij niet had gedaan wat hij had moeten doen. Nou ja, had kunnen doen. Of ging het toch verder? Had het niet te maken met het gesprek? Had het te maken met zijn verleden, met zijn liefde, zijn alleen zijn? Had het te maken met die letters, die oude letters, vergane letters. Had het te maken met Nellie? Nellie Waldfeucht was zijn eerste liefde. Lang geleden, toen hij nog thuis woonde, bij zijn vader, en eenzaam was. Nellie Waldfeucht was, dacht hij tegenwoordig, de oorzaak van zijn ellende. Zij had hem hoop gegeven. Valse hoop. maar dat was logisch, want elke hoop was vals. Is vals. Dat kon hij haar niet kwalijk nemen. Ergens in zijn geboorteplaats, in een bos stond er een boom, een beuk, met de letters erin gekrast. N.W. en K.I. Hij
herinnerde zich de gladde bast nog. Gladde huid met letters. Die boom kon er niks aan doen. Die stond daar ook maar. Had nergens om gevraagd. Niet om krassen, letters, berichten. Niet om leugens. Hij kon teruggaan. De volgende dag. Een foto maken en denken over het waarom. Waarom die letters daar stonden. Nee, dat was onzin. Die letters stonden er om heel andere redenen. Redenen die hij niet kende of zag. Jawel, wel zag, maar hij kon er geen namen aan vastknopen. Behalve zijn eigen.
2 Aan de muur hing een klein houten lijstje, zo'n 20 bij 15 cm, dat een donker, groengrijs stuk beukenbast tegen een witkartonnen achterkant drukte. Er waren letters uit gesneden: K.I. x N.W. Er zat geen glas voor. Bij elke verhuizing - en dat waren er veel sinds het begin van haar studie in N.- had ze het ding weer meegenomen. Vaak hadden bezoekers haar gevraagd waarom die letters daar hingen. Ze snapten de betekenis natuurlijk wel en ze herkenden natuurlijk haar initialen, maar op de vraag wie K.I. dan wel was, gaf Nellie Waldfeucht nooit een duidelijk antwoord. 'Ik weet het niet.' zei ze dan en: 'Hij bestaat niet meer.' Haar ouders vroegen er na een aantal vruchteloze pogingen de waarheid te achterhalen niet meer naar. Haar vriendinnen bleven het van tijd tot tijd proberen. Haar vriendjes - en dat waren er veel sinds het begin van haar studie in N.- kregen meestal maar een keer de gelegenheid het te vragen. 'Ik ga me niet binden. Niet zolang ik hier in N. ben, niet zolang ik studeer.' De eerste vriendin knikte, ze begreep precies wat Nellie bedoelde. Zelf zat ze al een aantal jaren in een relatie zonder veel vooruitzichten. Haar vriend was niet onaardig, maar daarmee was alles dan ook wel over hem gezegd. Vriendin twee was net als Nellie single en had veel
one-night-stands, maar zij deed dat in de hoop die ene te ontmoeten. De ridder. Zij was voortdurend teleurgesteld. Ze hadden elkaar in het eerste jaar in N. leren kennen. Een keer per week aten ze bij een van de drie en dronken de nodige flessen wijn. Bij die gelegenheden werd de vraag regelmatig gesteld. 'Wie is die K.I. nou, Nellie, vertel nou!' 'Was je erg verliefd op hem?' Maar Nellie gaf geen antwoord. Meestal gaf ze letterlijk geen antwoord, ze keek alleen en glimlachte. Soms - om Nellie te stangen - begonnen de vriendinnen dan aan speculatieve verhalen. Nellie luisterde daar altijd geamuseerd naar, maar ze deed niet mee, ze luisterde en lachte, maar liet uit niets blijken of een fantasie dicht bij de waarheid kwam of net niet. 'Het is natuurlijk de vent die je heeft ontmaagd, dat kan niet anders, want die blijft je altijd bij natuurlijk,' zei vriendin een, 'en dat was natuurlijk een vent bij jou uit het dorp, bij jou uit de straat waarschijnlijk. Je buurjongen. Die had al een tijd een oogje op je, en jij vond het leuk dat een jongen die zoveel ouder was (een jaar of tien) jou leuk vond. Dus liet je hem binnen, toen hij op een avond onder je raam stond. Jullie zijn stiekem naar je slaapkamertje gegaan en daar hebben jullie het gedaan. Maar hij kwam een andere vrouw tegen, meer van zijn leeftijd en die
heeft hem van je afgepakt.' 'Nee nee,' zei vriendin twee, 'jullie zagen elkaar voor het eerst op de soos bij jullie in het dorp. Hij kwam uit de stad en hij zag er nogal stoer uit natuurlijk. Heel anders dan die knullen uit U. Hij heeft op je staan inkletsen, en je drank gegeven en na een uurtje nam hij je mee naar buiten. En hij heeft je genomen tegen de muur van de kerk! Dat weet ik zeker!' Ze gierde het uit. 'Wie zat er het dichtst bij de waarheid?' vroegen de meiden na hun verhaal, maar ook daar gaf Nellie geen antwoord op. 'Weet je wie laatst hier was?' vroeg Nellie dan vaak en dan doelde ze op de jongen waarmee ze het een of twee dagen eerder gedaan had. 'Vertel!' Dan noemde ze zijn naam en ze beantwoordde de vragen van de meiden naar waarheid en tot in detail. Maar op de vraag 'En nu?' was het antwoord altijd: 'Niks.' Toen Nellie haar studie had afgerond, verhuisde ze naar A. Daar deed ze haar werk, consciĂŤntieus, goed, maar zonder passie. De etentjes met haar vriendinnen werden minder (een keer per maand, een keer per half jaar) maar doorstonden de tijd. Haar liefdesleven bleef gevarieerd. Iets blijvends kwam er niet uit voort. Haar vriendinnen vroegen naar haar kinderwens. Zelf hadden ze er nu twee en drie, zonder dat er verder iets wezenlijks aan hun situatie veranderd was. 'Ooit, misschien,' zei ze. '
K.I. zeker,' riepen de meiden dan, 'want een vent wil je toch niet.' Als ze dan weer alleen was en thuis nam ze het 'schilderijtje', zoals ze het noemde, wel eens van de muur. Dan ging ze aan tafel zitten en zette haar laptop aan. Ze deed dopjes in haar oren en koos meestal Orrori dell'Amore van Nicholas Lens: Was hast du mit meinem Herz getan? Dan stelde ze zelf de vragen en beantwoordde ze ook, voor zover ze dat kon.
3 Toen vriendin twee voorstelde om met zijn drieĂŤn een weekendje weg te gaan, reageerde Nellie Waldfeucht in eerste instantie enthousiast. Toen de beoogde bestemming werd bekendgemaakt, krabbelde ze meteen terug. Ze zouden in een boerderij verblijven van vrienden die een aantal weken in Frankrijk op vakantie waren. De boerderij stond in K., een dorpje op nog geen 10 kilometer van U., haar geboortedorp. 'Wat moet ik daar nou,' zei ze. 'Je weet toch dat ik daar nooit meer kom sinds mijn moeder dood is. Ik heb daar met niemand meer contact. En dat vind ik prima zo.' 'Wonen er familieleden in dat dorp? In K.?' ' Ik geloof het niet, nee.' 'Nou dan, dan maakt het toch niet uit. En het is mooi daar hoor.' 'Ja, dat weet ik,' lachte Nellie. Haar vriendin had gelijk. De kans dat ze er iemand uit het verleden zou tegenkomen, die iemand, was erg klein. Als hij nog in die streek woonde, dan vast en zeker in de stad. Zeker niet in een dorp als K. Ze stemde in. Ze verheugde zich op het weekend. De vage onrust overviel haar pas op de woensdag voor het vertrek. Overviel haar nadat ze haar gebruikelijke bad had genomen. Een uur lang had ze in te warm water gelegen, ze voelde hoe rood haar hoofd was. Ze had een glas wijn gedronken en op haar laptop twee oude afleveringen van 'Friends' bekeken. Ze liep naakt door haar appartement, zoals
gebruikelijk. Het was er warm, de cv stond op 25 graden hoewel het al mei was. Niet gebruikelijk was, dat ze nog een glas wijn nam. Morgen was een werkdag, tenslotte. 'Ik kom wel bij in het weekend' beloofde ze zichzelf. Ze wist dat het niet goed was, maar ze bedacht ter plekke de argumenten het toch te doen. Ze nam het schilderijtje van de muur. De letters, zoals ze het ook wel eens noemde. Ze nam ook haar laptop mee en zette die naast haar op het bed. Ze kroop onder de dekens en koos op Youtube een detective die ze al eerder had gezien. Dat deed ze wel vaker, daar viel ze gemakkelijk bij in slaap. Maar nu niet. Ze keek afwisselend naar het scherm met de detective en naar het schilderijtje. Ze had zin in seks, bedacht ze. Eigenlijk zou het komende weekend deels daaraan besteed worden. Eigenlijk was dit een van de weekenden waarin ze naar de kroeg zou gaan, aan de praat zou raken en (als de kandidaat niet al te zeer tegenviel) seks zou hebben. Dat zou er het komend weekend niet van komen. Dat was gevaarlijk, bedacht ze, terwijl ze naar de letters keek. Je wist maar nooit. 'Onzin!' zei ze hardop. 'Maar waarom heb ik dat stomme ding dan ook meegenomen.' Ze overwoog het schilderijtje terug te hangen op zijn plek naast de deur. Ze deed het niet, schoof het achter de laptop en viel halverwege de detective in slaap. De donderdagavond verliep op de zelfde manier.
Toen Nellie Waldfeucht op vrijdagochtend wakker werd, besloot ze te masturberen. Voor zover de spanning voor het weekend te maken had met geilheid, wilde ze die nu, vooraf, zover mogelijk reguleren. Geen nieuwe gedachte, ze was haar weekenden vaker zo begonnen. Wat haar verontrustte, was dat ze eigenlijk meteen al wist, dat het haar onrust niet zou verhelpen. 'Misschien,' dacht ze, 'wordt het er alleen maar erger door.'
4 De volgende dag bleef hij thuis. Wachten op het telefoontje van de directeur, ook al had die gezegd dat het zeker een week, misschien wel langer zou duren. Maar misschien had hij nog aanvullende informatie nodig. En die kon K. alleen maar geven als hij alles bij elkaar had. Zijn aantekeningen over wat er besproken was. Bij het eerste telefoongesprek en tijdens het gesprek van gisteren. Hij had verder geen verplichtingen, hij hoefde zelfs niet echt boodschappen te doen. Hij kon zich redden met het spul dat hij in huis had. Gewoonlijk hield hij wel van dit soort dagen. Hij hield dan de gordijnen de hele dag dicht en liep rond in zijn ondergoed. De telefoon zette hij uit. Hij werkte in kleine porties, keek af en toe een filmpje op Youtube of speelde een of andere game. Aan het eind van de dag had hij dan meestal vrij veel werk verzet. Als hij aan een opdracht werkte tenminste. Als hij alleen met planning en dat soort zaken bezig was, kwam hij meestal tot zo goed als niets. Behalve dan wat pornofilms. Maar deze dag was anders. Ook vandaag opende hij de gordijnen niet, maar hij douchte en kleedde zich meteen aan. Hij installeerde zich achter zijn bureau, legde de benodigde papieren naast zijn laptop en keek of zijn telefoon was opgeladen. Daarna pas nam hij zijn eerste kop koffie. Toen hij terugkwam uit de keuken lag Strega op de papieren. Saartje, de
andere kat, lag nog op bed. Dit zou geen productieve dag worden. Hij wist het al na twee minuten. Hij las zijn aantekeningen door, zette hier en daar een streep onder een belangrijk woord, maar stopte daar weer snel mee toen hij bedacht dat daardoor zijn netjes uitgetikte aantekeningen te rommelig, te onleesbaar misschien, zouden worden. Hij zocht op Youtube naar een filmpje. Een aflevering van Get Smart, een nogal melige, maar toch wel grappige serie uit de zestiger jaren. Maar na twee minuten stopte hij het weer. Dit was niks. Hij overwoog een andere serie, maar besloot tenslotte dat Youtube voorlopig taboe was. Gamen leek hem ook geen goed idee en porno was natuurlijk helemaal not done. Hij moest geconcentreerd blijven. Hij printte zijn aantekeningen opnieuw. Het blaadje met de eerste print draaide hij om en op de blanco achterkant krabbelde hij onachtzaam met zijn pen. Pas een paar minuten later viel hem op dat hij zijn naam had getekend, althans zijn fictionele initialen uit vroeger tijden: K.I. Toen pas herinnerde hij zich het bushokje weer, de letters van een dag eerder. De K en de I, maar ook de vegen die erachter stonden: slecht uitgewiste letters. NW? Nee, natuurlijk niet. Een M was waarschijnlijker. Hij stelde zich een jongen voor die de drie letters van de naam van zijn geliefde op het bushokje spoot. Waarschijnlijk had ze op de dag van
zijn actie, die ochtend, voor het eerst iets tegen hem gezegd. 'Hallo!' Meer niet, waarschijnlijk. De jongen had de rest van de dag gedroomd, geen wiskunde geleerd, geen Duits en geen geschiedenis. Hij had gedroomd dat hij had durven antwoorden. En misschien wel van een kus. Nee, geen kus. Hij had zichzelf gezien naast haar, op een bankje in het park naast de school. Meer niet. Meer was niet nodig. Maar wat nou, als er wel NW had gestaan, als het wel een directe verwijzing naar zijn jeugdliefde was geweest, op dat bushokje, in die stad? Karel Innemee vroeg zich af of hij dan wel in wonderen zou hebben geloofd. Of hij de tekst dan meer dan nu als teken had gezien en niet als toevallige trigger van een herinnering. Want dat was het natuurlijk als je het helder wilde houden. Er bestonden geen 'wondere tekenen', geen betekenissen. Vroeger wel misschien, nu niet. Nu niet. Toch liep hij een klein uur later over het bospad naar de Beukenkoel. De plaats waar hij ooit letters gekerfd had. De letters. Hij had zijn camera bij zich en zijn telefoon. Hij kon dus foto's maken. Van de oude letters. Zijn wandeling was een feest der herkenning. Na zijn avontuur met Nellie Waldfeucht was hij nog ĂŠĂŠn keer op die plek geweest. Met zijn vader, twee jaar voor diens dood. 'Hier kwamen we vroeger altijd met onze scharrels.' 'O ja? Ik ben hier ook wel eens geweest.
Met een vriendin.' Maar hij kon het niet bewijzen. De inscriptie zou voor zijn vader onbegrijpelijk zijn geweest. Maar nu kon hij er naar toe gaan. De letters fotograferen en meenemen naar zijn huis in zijn stad. Hij zou er een afdruk op posterformaat van laten maken en een lijst kopen van koel aluminium. Hij zou de foto aan de muur achter zijn bureau hangen. Hij zou achterover leunen en ernaar kijken op momenten dat hij inspiratie zocht. Maar de letters waren er niet meer. Nellie Waldfeucht had ze lang geleden meegenomen. Maar dat wist Karel Innemee niet. Jarenlang had hij geleefd in de 'wetenschap' dat ze er stonden, dat hij ze kon bezoeken, als hij dat wilde. Nu zag hij alleen een vaag vierkant in de bast van een beuk. Hij kon niet weten dat de letters nu meestal aan de muur van een appartementje in A. hingen en er soms in een bed lagen. Hij kon wel vermoeden dat zij het was geweest, want wie anders dan Nellie Waldfeucht zou de letters hebben weggesneden? Karel Innemee bedacht een scenario waarin Nellie enkele jaren na hun ontmoeting onder de boom terug was gegaan naar de plek en er de letters had weggewerkt. Omdat ze een nieuwe vriend had? Of gewoon omdat een familielid of kennis de letters had ontdekt en erover gesproken of geschreven? 'Hoi Nellie, ik liep laatst door het bos‌'
5 Nellie Waldfeucht en haar vriendinnen zaten op eenvoudige keukenstoelen op de binnenplaats van de boerderij. Voor hun een omgekeerde veilingkrat die als tafel diende. Een halflege fles wijn en drie glazen. Het zou nog maar een half uurtje duren voor de zon achter het dak van het woongedeelte zou verdwijnen. Ze hadden de bovenste knoopjes van hun blouse losgemaakt, de rok tot boven de knieën opgetrokken. ‘Heerlijk.' De rit had ruim drie uur geduurd en was warm geweest. Nellie Waldfeucht voelde een laag klam zweet over haar hele lichaam. Ze had eigenlijk meteen al willen douchen, maar de vriendinnen en de wijn besloten anders. Ze voelde de loomheid in haar lichaam zakken. Drie paar schoenen lagen een halve meter achter het kratje in het stof. Vriendin één had daar een foto van gemaakt en die meteen op haar Facebook-pagina geplaatst. 'Weekendje weg met de meiden,' had ze erbij geschreven. De namen van Nellie en vriendin twee stonden erbij. Getagd. 'Wein, Weib und Gesang' had vriendin twee gereageerd. Nellie reageerde niet. Ze had niet eens op haar eigen telefoon gekeken. Ze had een beetje suffig gelachen toen ze de quasi-jaloerse reacties van achterblijvers uit A. las op het scherm van vriendin één. Nellie Waldfeucht hield niet van Facebook. De laatste
keer dat ze er iets op had geplaatst, was intussen ruim een jaar geleden. Daarvoor had ze het medium vooral gebruikt om in contact te blijven (en soms te komen) met mannen. Maar ze had zich van meet af aan al geĂŤrgerd aan de seksuele toespelingen die regelmatig in haar openbare ruimte geplaatst werden. Nou ja, niet eens zozeer aan de toespelingen als wel aan het slotzinnetje dat er meestal op volgde: tot gauw. Ze voelde dat als een claim die (ten onrechte) op haar werd gelegd. Ze was altijd heel duidelijk tegen de mannen waarmee ze een nacht ging doorbrengen: 'Vanavond, vannacht prima, daarna ga ik weer mijn eigen gang. Ik wil geen relatie.' De mannen knikten altijd, begrepen het soms en een enkeling was het er zelfs mee eens: 'Geen relatie'. 'Gratis seks' noemde een van hen het. Dat vond ze niet erg, maar het hoefde niet op internet te staan. De vriendinnen sliepen in het grote tweepersoonsbed van het bevriende echtpaar. Nellie Waldfeucht lag in de logeerkamer op zolder. Het was een zwoele avond en het raam stond open. Nellie keek uit op de drie stoelen en de kist op de binnenplaats. Ze vond het een wonderlijk beeld. Haar stoel stond iets verder weg en iets schuin ten opzichte van die van de vriendinnen. Ze nam het schilderijtje uit haar weekendtas en zette het tegen de halfvolle fles wijn die ze van beneden
had meegenomen. 'Jullie hebben elkaar,' had ze gezegd, 'ik heb alleen de fles.' 'Ik wil ook wel op jouw kamer slapen, hoor.' had vriendin twee gezegd. Maar Nellie weigerde: ' Mijn kamer, je zegt het al.' 'Ja nou, zo bedoel ik het niet.' 'Jawel, geef het maar toe.' 'Hou op zeg, je wilde het zelf,' zei vriendin ĂŠĂŠn. En dat was zo. Dus keek ze uit het raam, zag ze de daken van de schuur van de oude koeienstal aan de overkant en tuurde naar haar jeugd die een paar kilometer verderop begon. Nog twee kilometer verder stond de boom waaruit ze haar schilderijtje gesneden had. 'De cirkel is bijna rond,' dacht ze, terwijl ze haar route door het land overdacht. 'Cirkels zijn altijd rond,' dacht ze even later. En ze vatte die gedachte op als een aansporing de volgende dag naar het bos te gaan, naar de boom, de vage vierhoek. Alleen. Uiteraard.
6 'Als Karel Innemee ben ik een romanticus', zei hij tegen zichzelf. 'Als Karel Innemee kan ik zwelgen in verdriet en verlangen, kan ik me wijsmaken dat geluk zou kunnen (hebben) bestaan.' Met zijn wijsvingers tekende hij de haakjes in de lucht. Hij zat achter zijn laptop en bekeek de foto die hij die middag had gemaakt in het bos. Een vage vierhoek in een boombast. Hij stond op en liep ellipsen door zijn studeerkamer, van raam naar deur, van uitzicht naar uitweg. De enige plek waar zijn gedeelte van de letters nog te vinden was, was bij de school waar hij had gesolliciteerd. Hij wilde ernaartoe gaan, maar bedacht tegelijkertijd dat dat een volslagen zinloze onderneming was. Op zijn laptop tikte hij een lijstje van argumenten om niet te gaan. 1 Het is mijn naam niet eens. Karel Innemee is een naam die ik ooit voor mezelf heb bedacht. 2 Het is mijn naam niet eens. De graffiti op het bushokje betrof (waarschijnlijk) ene Kim, waarop een leerling van die school verliefd was. 3 Alleen 'mijn' naam staat er. Als ik daar een foto van ga maken, ben ik op zoek naar mezelf. Wil ik dat? 4 Nellie Waldfeucht was nooit meer dan een vervanging voor Marleen Verhoeven.
5 Nellie Waldfeucht bestaat niet meer, waarschijnlijk heet ze tegenwoordig Nellie Jansen of Nellie Hendriks of iets dergelijks. 6 Nellie Waldfeucht bestaat niet meer, althans, ik weet niet waar ik haar kan vinden. Maar dat laatste was zeker niet waar. Hij had wel eens bedacht dat hij voor zijn bedrijfje een Facebook-pagina zou moeten aanmaken. Dat was (ook volgens de KVK) een goede methode om in ieder geval in zijn eigen kring alvast wat reclame te maken voor zijn diensten. Maar ja, zijn eigen kring? Karel Innemee had geen eigen kring. Ook niet onder zijn echte naam. Hij kon natuurlijk wel een pagina aanmaken onder de naam Karel Innemee en zo op zoek gaan naar Nellie Waldfeucht. Probleem was dan natuurlijk dat Nellie Waldfeucht goed wist dat Karel Innemee niet Karel Innemee heette. Zou Nellie aan dat deel van hun kortstondige relatie herinnerd willen worden? Van de andere kant: als hij op zijn profiel een cryptische verklaring zou schrijven over zijn naamgebruik, een omschrijving die alleen voor Nellie begrijpelijk zou zijn? Die haar zou verklaren waarom hij geschreven had, wat hij had geschreven, jaren geleden‌ Dan zou hij moeten vertellen over Marleen Verhoeven. Over zijn verliefdheid op Marleen Verhoeven. Dat was natuurlijk geen goed begin voor een hernieuwde liefde.
Gewoon onder zijn eigen naam dan maar? Ach nee. Hij deed die dag nog twee dingen. Hij schreef een korte mail aan de directeur van de school in R. 'Het is niet dat uw school, uw aanpak me niet bevalt. Het ligt aan mij.' Verder niets. Op zijn nieuwe Facebookprofiel plaatste hij de foto van de vage vierhoek.
7 Nellie Waldfeucht keek vanuit het zolderraam naar de zon die van achter een lage heuvel in de richting van S. opkwam. Ze had een zwaar hoofd over-gehouden aan het afsluitende avondje uit in een plaatselijke kroeg. Ze hadden veel te veel gedronken allemaal. Gedronken en geflirt. Een van de aanwezige mannen was erg geïnteresseerd geweest in Nellie. Zij had ervan genoten haar oude dialect nog eens te kunnen spreken. Ook de vriendinnen kregen veel aandacht, maar zij maakten 'hun' mannen al snel duidelijk dat ze, hoewel flirterig en zoenerig, getrouwd (vriendin één) of net uit een relatie (loog vriendin twee) waren en dat ze hier met zijn drieën waren en niet geïnteresseerd in verdergaand contact. Dat was niet helemaal waar, want bij het eten die avond hadden ze net alle twee verteld best jaloers te zijn op Nellie, op haar mogelijkheden, haar vrijheid op seksueel gebied. 'Jij doet tenminste waar je zin in hebt, als je er zin in hebt. Je doet het wanneer je wil, met wie je wil. Dat zou ik ook wel willen. Ik doe het met mijn vent, vrijdagavond meestal. Best lekker hoor, maar weinig verrassend.' Vriendin twee vertelde dat zij het al minstens een jaar niet meer had gedaan. Ze was de (tijdelijk) goede man gewoon niet tegengekomen. Het leek wel of alle goede mannen bezet waren, of homo
natuurlijk. Ze piekerde er niet over het met een getrouwde vent aan te leggen. Ze wist waar dat toe leidde, en die ellende wilde ze niet. 'Maar jij, jij doet het gewoon.' Nellie had haar schouders opgehaald. 'Zo gewoon is het allemaal niet hoor. En geloof me, ik zou best wel eens willen ruilen met jullie. Gewoon een vent te hebben voor altijd, eentje waarmee ik saaie seks kan hebben. Eentje die er is, die bestaat. Of gewoon te kunnen hopen dat zo iemand bestaat, ergens, ooit.' Verder had ze er op dat moment niets over gezegd. Later, in het toilet van de kroeg, zeiden de vriendinnen dat Nellie haar vent van de avond best mocht meenemen naar de boerderij. ze wisten wel dat haar sex drive veel groter was dan de hunne. 'Wij slapen toch wel. Genoeg op, tenslotte.' Nellie had alleen verbaasd gekeken, niet geantwoord en was teruggelopen, de kroeg in. Ze was niet kwaad om de schijngenerositeit van haar vriendinnen. Ze had zelf al eerder overwogen of ze die vent zou kunnen meenemen naar haar zolderkamer in de boerderij. Ze had ook overwogen met hem mee te gaan naar zijn huis: een van de weinige nieuwbouwhuizen in het dorp. Ze wees de beide mogelijkheden (om verschillende redenen) af, maar ze realiseerde zich dat ze wel seks wilde. Ze vroeg de man of hij zin had in een korte wandeling, ze 'had behoefte aan frisse lucht'. 'Zo terug,' riep ze naar haar vriendinnen.
Even buiten het dorp stond een boom aan de rand van de weg naar U. Nellie wist niet wat voor boom het was, maar de wortels duwden barsten in de weg Ze trok de man achter zich aan en leunde met haar schouders tegen de gladde bast van de boom. Nellie Waldfeucht keek vanuit het zolderraam naar de zon die van achter een lage heuvel in de richting van S. opkwam. Ze dacht aan het onbevredigende avontuurtje, zo'n drie uur eerder, met de plaatselijke versierder. Waarschijnlijk was hij weer teruggegaan naar de kroeg om op te scheppen over zijn belevenissen onder de boom. Niet dat er veel op te scheppen viel, maar dat hoefden zijn vrienden niet te weten. Verder dan wat gezoen en gerommel was het niet gekomen. Al snel had Nellie Waldfeucht hem van zich af geduwd en sorry gezegd. Ze was teruggelopen naar de boerderij, maar die kon ze niet in omdat alleen vriendin ĂŠĂŠn een sleutel had. 'Wat is er nou?' vroeg de lokalo, maar Nellie antwoordde niet en belde haar vriendinnen. De man droop af toen hij de gehaaste voetstappen van de terugkerende vrouwen hoorde. En nu keek ze naar de opkomende zon. 'Ik ga gewoon eens kijken.' dacht ze. 'Dan loop ik die koppijn eruit. En slapen kan ik altijd nog in de auto straks, op de weg terug.'
De wandeling duurde langer en was vermoeiender dan ze had gedacht.
8 Tot diep in de nacht had Karel Innemee aan zijn Facebook-pagina gewerkt. Dat wil zeggen: aan de tekst die hij er op wilde zetten. Behalve het vierkant had hij er geen foto's op gezet, waardoor de bladzijde er vreemd leeg en rommelig uitzag. Facebook was een visueel medium, het hield niet van tekst. Toch plaatste hij die. 'Ik heet niet Karel Innemee. Mijn eigenlijke naam vertel ik hier niet. Degene voor wie deze pagina eigenlijk bedoeld is, weet hoe ik heet. Anderen hoeven hem niet te weten. 'Karel Innemee' is de naam die ik lang geleden aannam om in contact te komen (en blijven) met de enige liefde in mijn leven. Aan iedereen die op deze pagina komt, omdat hij of zij op zoek is naar een van de echte Karel Innemees, bied ik mijn excuses aan. Ik heb deze pagina aangemaakt in de vage en onwaarschijnlijke hoop dat ik kan herstellen wat ik jaren geleden verkeerd heb aangepakt. Ik wilde toen vooral geen verkeerde indruk maken. En daarom loog ik over iets dat de moeite van het liegen niet waard was. En zoals dat gaat: de ene leugen trok de andere achter zich aan. Ik heb er vrienden door verloren. En mijn liefde. Met 'mijn liefde' bedoel ik dan niet alleen de persoon waarvoor deze pagina bestemd is, maar ook de mogelijkheid van iemand te
houden. Sinds die (bijna) eerste liefde heb ik nooit meer echt van iemand kunnen houden. Ik heb relaties gehad, dat wel, maar erg ver ging dat nooit. Liet ik het nooit gaan. Ik kende maar een liefde, mijn eerste, bijna eerste. En in dat 'bijna' zit het probleem. Echte liefde is altijd de eerste. De enige. Wat daarvoor was, was geen liefde. Dat was verliefdheid, behoefte aan aandacht, uit de hand gelopen geilheid. Wat later kwam, was nawee of poging tot herstel. Of - ook hier - uit de hand gelopen geilheid. Probleem bij dit alles is namelijk dat mijn echte liefde een afgeleide lijkt. Een afgeleide van iets eerders. Van een eerdere liefde, schreef ik bijna. Als je niet oplet, verraden de woorden je. Daarom wil ik hier voor eens en altijd opschrijven wat er gebeurd is, waarom ik ze heb geschreven, de letters, die initialen. 'K.I. x N.W.' stond er, voordat jij de letters wegsneed. Jaren geleden. Tenminste, ik denk dat het jaren geleden was, ik wĂŠĂŠt het niet. Toen ik kort geleden voor het eerst sinds 'onze' keer weer bij die boom was, zag ik alleen een vaag vierkant. Ik heb voor de zekerheid nog even gekeken op een paar bomen in de buurt, maar ik wist dat dat eigenlijk niet nodig was. Ik herkende de boom meteen, ik zag de
plek waar wij gelegen hebben. Waar we, wat mij betreft, nog steeds liggen. Althans ik. Ik lig daar nog, ben er nooit weggegaan, maar heb niet gemerkt dat jij er was, die ene keer en ze wegsneed, de letters. Jou en mij wegsneed en weggooide. In de struiken enkele tientallen meters verderop. Of in de open haard van je ouders: ik weet niet wat jij gedaan hebt om ons te vergeten. Ik niets.' De tekst stond vrij snel op het scherm van zijn laptop. Het vervolg kostte beduidend meer moeite: langzaam tikte hij haar voornaam in en zag haar verschijnen toen hij de derde letter van haar achternaam tikte. Nellie Waldfeucht. Snel klikte hij Facebook weg, sloot zijn laptop af en liep naar buiten, de straat op.
9 Intussen begon Nellie Waldfeucht aan de lange holle weg tussen haar geboortedorp en het bos waaruit ze de letters gesneden had. In haar stoffen schoudertas droeg ze haar telefoon, haar beurs, een tube lijm en haar schilderijtje. Ze had de beukenbast uit het lijstje gehaald en los in de tas gestopt. Het risico dat de letters beschadigd werden, was gezien de leeftijd vrij groot, maar gezien het doel van haar wandeling was dat geen echt probleem. Ze was net langs het huis gelopen waarin ze was opgegroeid, maar melancholie paste niet bij het fraaie ochtendlicht, de frisse lucht, haar bestemming. Want zo voelde het, alsof ze op weg was naar een nieuw leven. Geen gerotzooi meer onder bomen, geen gedoe meer met mannen die haar volslagen koud lieten en die haar alleen maar zagen als de geslaagde afsluiting van een avondje stappen. Ze moest maar eens op zoek gaan naar die ene man, waarmee ze kon samenwonen en rustig oud worden. Of misschien zelfs dat niet. Gewoon alleen oud worden. Maar dan zonder de terugkerende uitspattingen, zonder de fantasieĂŤn die haar daartoe dreven. Zonder K.I. Want dat realiseerde ze zich nu pas echt: haar leven was sinds K.I. niet meer wezenlijk veranderd. Behalve dan dat ze de teleurstelling sindsdien altijd was voorgebleven.
Ze herinnerde zich de eerste jongen waarmee ze in N. seks had gehad. Op een avond na een concert in Doornroosje was ze, na twee pilsjes en een praatje, met hem meegegaan naar zijn kamer in de buurt van Heyendaal. Ze hadden het gedaan. Ze hadden een paar sigaretten gerookt. En toen voelde ze de onrust. Ze wilde naar huis. Nou ja, naar haar kamer in het centrum die ze nog geen week eerder had betrokken. Ze gebruikte de onuitgepakte dozen nog als meubilair. Haar thuiskomst herinnerde ze zich nog goed, de naam van de jongen niet meer. Vaag zag ze lang vuilblond haar en een snor. En een veel te wit lijf. Ook de seks herinnerde ze zich nauwelijks. Ze wist nog dat ze die nacht thuis het stuk beukenbast uit haar tas had gepakt en op de tafel gelegd. Ze nam het lijstje met de foto van haar met haar ouders van de muur, haalde de foto eruit en legde de letters op het glas. Ze bevestigde het karton weer aan de achterkant en hing haar schilderijtje op. De volgende dag was het glasplaatje beslagen. Blijkbaar was de bast nog wat vochtig. Sindsdien hing haar schilderij zonder glas aan een van de muren van haar opvolgende woningen. Pas jaren later - al in A. - haalde ze het schilderijtje voor het eerst van de muur en legde het op het hoofdkussen naast het hare terwijl ze masturbeerde. Vreemd eigenlijk dat ze altijd aan een kant van haar tweepersoonsbed was blijven liggen. Rechts, altijd
rechts. Aan de linkerkant groeiden de contouren van het bos. Een kilometer nog, misschien twee. Nellie Waldfeucht kon geen afstand schatten. Vanaf de kasteelboerderij aan de westrand van het bos was het nog maar zo'n vijfhonderd meter. Toch ging Nellie Waldfeucht even zitten op de eerste bank die ze tegenkwam. De zon wierp de schaduw van takken en bladeren van de eerste bomen op haar lichaam, haar hoofd. Ze had het warm. Ze dronk een slokje water en keek over de velden en weilanden terug in de richting van haar geboortedorp. Ze herinnerde zich de tocht van jaren geleden. Dat bankje stond er toen ook al. Ook toen had ze erop gezeten. Ze had gepraat met een vriend, een wederzijdse vriend. Die had haar verteld over Karel Innemee en over diens eigenlijke naam. Hij had haar verteld over een kort gesprekje op een feest waarin K.I. zijn vriend had gevraagd hem als Karel Innemee aan Nellie Waldfeucht voor te stellen. 'Maar waarom?' had ze gevraagd, maar daar had de vriend geen antwoord op gehad. 'Maar waarom?' had ze ook later nog gevraagd aan hem die ze nooit meer had gezien. 'Het had zo mooi kunnen worden. Jij en ik. Het was zo heerlijk met je bij die boom. Die kloteboom. Je wist toch dat het zo nooit waar kon worden. Je kunt liefde niet liegen.' 'Maar waarom?' vroeg ze ook aan zichzelf. Waarom had die ene korte episode uit haar leven een zo grote
invloed? Waarom was ze nooit losgekomen van die ene keer? Het was niet eens de eerste keer dat ze seks had gehad. Dat was ruim een jaar eerder geweest, met een jongen uit het dorp, zoals dat hoorde, tegen de muur van de kerk. Veel onhandig gefrunnik en teleurstelling. Een anekdote die ze gisteren nog aan haar vriendinnen had verteld. 'Hoe heette hij?' had vriendin ĂŠĂŠn gevraagd. 'Peter. De achternaam weet ik niet meer.' 'Weet je het zeker? Was het niet K.I.?' 'Nee zeg, hoe kom je daarbij? Hoe kun je dat nou denken?' 'En waarom,' vroeg Nellie Waldfeucht zich af, 'waarom noem ik Karel Innemee nog steeds Karel Innemee en niet bij zijn echte naam? Als ik hem nu zou ontmoeten, zou ik hem aanspreken met Karel. Hij is Karel. Karel Innemee, niet die ander. Of zou ik het met die ander ook gedaan hebben, toen en daar? En zou het net zo fijn zijn geweest?' Ze stond op en liep verder in de richting van de boom. 'Misschien.' Maar haar hoofd schudde nee. Bij de boom pakte ze het schilderijtje uit haar tas, en de tube lijm en haar mobiel. Ze kneep de tube half leeg op de achterkant van het lettersjabloon en plakte dat in de rechthoek in de boombast. Ze maakte er een foto van. Ze liep verder met de telefoon aan haar oor. Ze beschreef de route naar een cafeetje dat ze wist aan de andere kant van het bos. Haar vriendinnen hadden haar spullen al ingepakt. Ze zouden haar zo
komen oppikken.
10 Hij liep naar het bos. Natuurlijk liep hij naar het bos. Waar had hij anders naar toe moeten lopen? Hij zag het al in de verte, bovenaan de heuvel in de zon. Zelf liep hij nog in de schaduw. Hij liep stevig door. Want hij wilde de hartslag verklaren die hij voor het eerst sinds jaren voelde. Het zou een mooie dag worden. De hemel blauw. Geen wind. Natuurlijk dacht hij aan die ene keer, jaren geleden. De keer dat Karel Innemee met Nellie Waldfeucht dezelfde route aflegde. Onwennig naast elkaar. Onhandig kletsend over het feestje waarop ze elkaar hadden leren kennen. Hij voortdurend op zijn hoede. Op zoek naar een veiliger onderwerp. Hij wist nog dat hij over veldleeuweriken had gepraat. Hij had omhoog gewezen, naar het donkere stipje dat in een spiraal steeds hoger vloog en zong. Hij wees. Zij luisterde. Ze keek. Soms raakten hun handen elkaar per ongeluk aan. Dan lachte(n) ze. Toen ze langs het cafeetje liepen, stelde zij voor daar later iets te gaan drinken. Dat hadden ze niet gedaan. Waarom niet eigenlijk? Moest ze op tijd thuis zijn? Hij wist het niet meer. Hadden ze er op de terugweg nog wel aan gedacht? Nee, nee. Ze hadden een andere route genomen. Een mooiere weg waardoor ze langer door het bos konden blijven lopen. En waardoor ze niet langs zijn huis hoefden. Eenmaal in het bos werd hij rustiger. Als hij straks
weer thuis was, zou hij via Facebook een berichtje sturen naar Nellie Waldfeucht. Het zou onder de naam Karel Innemee verschijnen op haar pagina, maar hij zou ondertekenen met zijn echte naam. Hij zou dat hele gedoe met die namen uitleggen als de puberale actie die het eigenlijk ook was geweest. Hij zou haar iets vertellen over zijn leven. (Maar wat?) En hij zou voorstellen elkaar te ontmoeten. Gewoon, for old times’ sake. Hij wist zeker dat hij een positief antwoord zou krijgen. Zijn zekerheid was meteen weer weg toen hij de letters zag. K.I. & N.W. Op de boomstam. Het stond er weer. Maar heel even dacht hij dat hij zich de vorige keer vergist had. Zijn tweede blik leerde hem dat het stuk bast pas kort geleden weer aan de stam bevestigd was. Hij zag zelfs vage sporen van lijm. Hij voelde eraan. Nog nat! Hij begreep het niet. Hij keek nog eens, voelde nog eens. Er was een vrij duidelijk kleurverschil tussen het stukje met de letters en de rest van de beukenbast. Hij keek rond door het bos. Niemand. Hij ging op de grond zitten. Onder aan de boom. Hij liet zijn hoofd op zijn knieÍn zakken. Uiteindelijk besloot hij hun letters aan de boom te laten zitten. Misschien, als de boom nog tijd van leven had - en waarom zou hij dat niet hebben -, zou de levende bast over de rand van de dode groeien. En een lichte verhoging vormen in het gladde vel.
Maastricht, 2014