Verleiding door pracht en praal
In de adellijke kringen zongen dichterscomponisten uit de riddertijd hun poëzie met als onderwerpen de hoofse liefde, ridderverhalen en heldendaden. Zij hadden hun invloed vanuit Frankrijk. Vanaf de 15de eeuw namen koningen en hoge edellieden professioneel geschoolde zangers in dienst. Deze hofkapellen zorgden van de productie en uitvoering van meerstemmige kerkelijke, maar ook wereldlijke muziek. Allerlei plechtigheden en feesten werden opgeluisterd. Kosten noch moeite werden gespaard om de festijnen de nodige allure te geven. Grote componisten reisden als kapelmeesters van het ene naar het andere hof. Na de renaissance bleven componisten in dienst werken van kunstbeschermers en schreven ze muziek in opdracht en met specifieke doelen. Een aantal hoven, steden en instanties waren bereid om muziek en andere kunsten onder hun hoede te nemen. De barok is een tijd vol pracht en praal. Imposant en groots, zodat er geen misverstand over kan bestaan: de koning is de absolute heerser, zijn gezag is onomstreden. Kunst moet de vorst verheerlijken.