LEREN LEREN BIJ KLEUTERS
Naam: Dorinda der Kinderen Studentennummer: 0742260 Opleiding: PABO Datum: 4 juli 2011
Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie over het leren leren bij kleuters. Onze maatschappij verandert en wordt steeds sneller. Vaardigheden zoals plannen, reflecteren en denkvaardigheden worden hierdoor steeds belangrijker. Dit geldt niet alleen voor volwassenen, maar ook voor kinderen. Leren leren omvat de studievaardigheden die kinderen toepassen om competenties te verwerven tijdens het werken of opdoen van ervaringen. Kleuters zijn echter niet in staat om deze studievaardigheden helemaal zelfstandig toe te passen. Met een goede begeleiding zullen kleuters wel in staat zijn om diverse studievaardigheden toe te passen. Volwassenen spelen dus een belangrijke rol om kleuters in staat te stellen deze vaardigheden te verwerven. Mijn onderzoek gaat over de manier waarop leerkrachten deze begeleiding kunnen bieden zodat kleuters deze studievaardigheden zo goed mogelijk binnen hun eigen capaciteiten kunnen opdoen. Heel veel leesplezier, Dorinda der Kinderen PABO juni â€&#x;11
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 2/49
Inhoudsopgave 1
Inleiding .......................................................................................................... 4 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
Afstudeeronderwerp ................................................................................................... Onderzoeksvraag ...................................................................................................... Praktijkvraag ............................................................................................................ Uitsluitingen ............................................................................................................. Mijn hypothese .......................................................................................................... Mijn theorie en praktijkdoelen ........................................................................................
4 4 4 4 4 5
Theorie als achtergrond ...................................................................................... 6 2.1 Spelend Leren en Leren Leren ....................................................................................... 6 2.1.1 Inleiding ............................................................................................................ 6 2.1.2 Wat is spelend leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen? ................................ 6 2.1.3 Wat is leren leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen? ................................... 7 2.1.4 Leren leren versus Basisontwikkeling ....................................................................... 10 2.2 Theorie verloop ontwikkeling van het leerproces bij kleuters .................................................. 12 2.2.1 Piagets visie op de cognitieve ontwikkeling ................................................................. 12 2.2.2 Vygotsky‟s visie op de cognitieve ontwikkeling ............................................................. 12 2.3 Theorie hersenontwikkeling ......................................................................................... 12 2.3.1 Hersenen en ontwikkeling van het zenuwstelsel ........................................................... 14 2.4 Theorie plannen en organiseren bij kleuters ...................................................................... 15 2.4.1 Welke vaardigheden worden toegepast bij het organiseren van werk? ................................ 15 2.4.2 Denkvaardigheden .............................................................................................. 15 2.4.3 Ontwikkeling van deze vaardigheden ........................................................................ 15 2.4.4 Begeleiding van deze vaardigheden ......................................................................... 15 2.5 Theorie Reflecteren met kleuters ................................................................................... 16 2.5.1 Wat is reflecteren? .............................................................................................. 16 2.5.2 Waarom is reflecteren belangrijk bij kinderen? ............................................................. 17 2.5.3 Ontwikkeling van het zelfbeeld ................................................................................ 17
3
Het onderzoek ................................................................................................ 19 3.1 Kiezen van mijn onderzoeksmethode .............................................................................. 19 3.2 Uitvoering en analyse van het onderzoek ......................................................................... 19 3.2.1 Uitvoering ......................................................................................................... 19 3.2.2 Analyse ........................................................................................................... 20 3.2.3 Discussie ......................................................................................................... 22
4
Conclusie ...................................................................................................... 23 Bronvermelding ................................................................................................................. 24 Bijlagen Bijlage 1. Uitwerking resultaten onderzoek naar het spelend leren en lerend leren in de onderzoeksgroep .... 25 Bijlage 2. Gesprek directrice St. Jan Baptist ............................................................................... 27 Bijlage 3.1 Onderzoek naar gedragingen van kleuters tijdens de werklessen ........................................ 29 Bijlage 3.2 Onderzoek naar gedragingen tijdens de werklessen in de hoeken ....................................... 31 onder gerichte opdrachten .................................................................................................... 31 Bijlage 3.3 Onderzoek naar gedragingen tijdens de werklessen in de hoeken met gerichte opdrachten. .. 32 Bijlage 4 artikel “Organiseren valt te leren”door Pek A. (2011) ......................................................... 33 Bijlage 5: Gerichte opdrachten (woordjes leggen) zonder reflecteren en met reflecteren .......................... 35 Bijlage 6.1 Observatielijst ..................................................................................................... 38 Bijlage 6.2. Uitslag observatie met behulp van de observatielijst ....................................................... 40 Bijlage 7 Symbolisch gebruik van het leren leren in de onderbouw .................................................... 43 Bijlage 8. Visie en reflectie .................................................................................................... 47 1.2 Ontwikkeling leerkrachtgedrag ....................................................................................... 47 1.3. Visie ..................................................................................................................... 47
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 3/49
1
Inleiding
Tijdens de inleiding ga ik dieper in op mijn afstudeeronderwerp. Daarna zal ik achtereenvolgens mijn onderzoeksvraag, praktijkvraag, hypothese en tot slot mijn theorie- en praktijkdoelen toelichten.
1.1
Afstudeeronderwerp
Ik ga het leren leren bij kleuters onderzoeken. In de huidige maatschappij spelen de denkvaardigheden een steeds belangrijkere rol. Het onderwijs bij kleuters is veranderd. Er wordt steeds meer van hen verwacht. Deze verwachtingen hebben te maken met hoe kleuters leren en dat ze kritisch kunnen kijken naar hun handelen. Vaak wordt er op HBO niveau gekeken naar de denkstappen die worden gemaakt voor, tijdens en na het werken. Maar kunnen kleuters wel een doel bedenken, een plan op stellen en achteraf reflecteren? Uit de theorie blijkt dat kleuters dit niet zonder begeleiding kunnen realiseren. Het is dus belangrijk om te bestuderen hoe de ontwikkeling van het zelfbewustzijn verloopt om van daaruit de vorm van begeleiding te bepalen.
1.2
Onderzoeksvraag
Op welke wijze kunnen leerkrachten kleuters van de groepen 1 en 2 voor en tijdens de werklessen stimuleren om de volgende studievaardigheden binnen hun eigen capaciteiten aan te leren: een doel formuleren; het plannen van dit doel; en het reflecteren van het resultaat? Daarmee bereik ik als leerkracht de ontwikkeling van spelend leren naar leren leren bij kleuters, zodat kleuters bewuster om gaan met hun leerprocessen.
1.3
Praktijkvraag
Hoe kan ik kleuters de bedoelde studievaardigheden tijdens het werken aanleren?
1.4
Uitsluitingen
Begeleiding door andere volwassenen dan leerkrachten zal ook bijdragen aan de ontwikkeling van studievaardigheden bij kleuters. Denk hierbij aan de ouders, door begeleiders van verenigingen, sportbegeleiding, naschoolse opvang etc. In mijn onderzoek heb ik deze begeleiding niet betrokken. Mijn onderzoek richt zich uitsluitend op de begeleiding door leerkrachten op school. Het onderzoek beperkt zich tot de kleuterjaren van de basisschool. Ik heb geen conclusie getrokken of het stimuleren van deze vaardigheden in de kleuterjaren op hogere didactische leeftijd nog invloed heeft op het bewust omgaan met deze leerprocessen.
1.5
Mijn hypothese
Ik ben van mening dat kleuters verschillende studievaardigheden onder de knie kunnen krijgen door een gestructureerde begeleiding door ĂŠĂŠn of meerdere leerkrachten. Het opstellen van het doel, een plan bedenken en daarop reflecteren vallen onder de studievaardigheden van kleuters volgens het ministerie van het Vlaams onderwijs. Ik ben ervan overtuigd dat 80% van de kleuters onder begeleiding een doel kan formuleren. Ze weten namelijk duidelijk wat ze willen tijdens de werkles. Een plan bedenken om dit doel te bereiken zal meer organisatorische vaardigheden vereisen en meer begeleiding vragen van volwassenen. Ik verwacht dan ook dat maar 40% van de kleuters dit
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 4/49
daadwerkelijk onder de knie kan krijgen. Kleuters zijn in staat om zichzelf te identificeren met anderen. Daarom verwacht ik dat kleuters bijna allemaal in staat zijn om onder begeleiding te reflecteren.
1.6
Mijn theorie en praktijkdoelen
In dit hoofdstuk belicht ik de doelen die ik specifiek wil behalen. Wat wil ik graag te weten komen? Dit heb ik in theoretische doelen en in praktijkdoelen verwoord.
Theoretische onderzoeksvragen 1. Wat is spelend leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen? 2. Wat is leren leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen? 3. Hoe verloopt de ontwikkeling van het leerproces bij kleuters? 4. Welke ontwikkeling vindt zich in de hersenen plaats als kleuters naar het leren leren overgaan? 5. Hoe stimuleer je de planvaardigheden bij kleuters tijdens de werklessen? 6. Hoe stimuleer je de reflectievaardigheden bij kleuters?
Praktijkdoel 1. Wat zijn goede didactische werkvormen bij groep 1/ 2 die de ontwikkeling naar het leren leren stimuleren? 2. Hoe kun je de juiste vakinhoudelijke didactische werkvormen organiseren die het leren leren bij kleuters stimuleren? 3. Is het aan te raden om kleuters die moeilijkheden vertonen tijdens hun leerproces van de studievaardigheden extra stimulans te bieden?
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 5/49
2
Theorie als achtergrond
2.1
Spelend Leren en Leren Leren
2.1.1
Inleiding
Omdat mijn onderzoeksvraag is: “Op welke wijze kunnen leerkrachten kleuters van de groepen 1 en 2 voor en tijdens de werklessen stimuleren om de volgende studievaardigheden binnen hun eigen capaciteiten aan te leren: een doel formuleren; het plannen van dit doel; en het reflecteren van het resultaat?” is het belangrijk om het verschil en de overeenkomsten tussen spelend leren en leren leren te herkennen. Met leren leren wordt bedoeld de studievaardigheden die men toepast om informatie in zich op te nemen Elk kind leert of speelt op een andere manier. De één leest graag, de ander luistert graag, de ander experimenteert graag of werkt graag samen en zo zijn er nog talloze manieren om te leren. Maar wat is nou precies het verschil tussen spelend leren en leren leren? 2.1.2
Wat is spelend leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen?
De fase voorafgaand aan het leren leren is het spelend leren. Peuters en kleuters hebben veel behoefte aan het spelen. Door spelen leren kleuters. Spelend leren is doen (ervaren, bewegen, ondernemen) Spelend leren is voelen (betasten, gevoelens beleven) Spelend leren is observeren (kijken, luisteren, volgen) 1 Spelend leren is fouten maken (falen, herstellen, bewust worden) Het spelen bij kleuters is niet een middel om een doel te bereiken en het gaat ook niet om presteren. Spelen heeft als doel plezier te ervaren en jezelf ontspannen voelen. Het spel gebeurt vrijwillig en het gebeurt vanzelf. Dit kan samen met andere kinderen of alleen, spel kan met behulp van echt speelgoed of met gebruiksvoorwerpen. Bij het spel blijft het kind actief en is in beweging. Spel is ontzettend belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Met spel leert het kind wat het ergens mee kan doen. Hij kan dingen naast elkaar zetten, dezelfde kleur of grootte bij elkaar, een toren maken of met blokjes gooien. Hierdoor leert het kind sorteren en ordenen. De waarde die aan spel en speelgoed gegeven wordt, is persoonsgebonden; volwassenen en kinderen zien dit verschillend. Het is een natuurlijke drang voor kinderen om te leren. Dit doen ze alleen anders dan volwassenen. Kinderen leren namelijk door spelen. Ze ontdekken hiermee de wereld door te doen. Kleuters hebben niet in de gaten dat ze bezig zijn met leren, maar doen dat wel. Dit noemen we spelend leren. In groep 1/ 2 wordt er vaak gebruik gemaakt van het spelende leren. Spelend leren is leuk voor kinderen omdat ze bewegingsvrijheid hebben. Volgens de Duitse gedragsbioloog Sachser (2006) is spel een ontspannend veld. “Dit is de directe leefomgeving, leefwereld van het kind. Spel gaat vergezeld door positieve emoties” (Boekaerts & Simons, 2007)
1
Linda Duin, Directeur Kind Centraal, sept. 2009 Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 6/49
In welke hoeken hebben kinderen het idee dat ze spelen?
Schrijfhoek Knutselhoek Kleihoek Bouwhoek Poppenhoek Rekenhoek Taalhoek Boekenhoek Krijthoek
Zo ziet spelend leren er in de onderzochte klas uit. De kinderen hebben hier het idee dat ze aan het spelen zijn. De kenmerken van spelend leren in de diverse hoeken door Sachser (2006) komen hier duidelijk in terug. Bewegingsvrijheid en ontspanning. In de bijlagen (1.1. & 1.2) zit het gehele onderzoek naar het spelen en het leren bij kleuters.
Spel creëert hierdoor een veilige omgeving. Een onveilige omgeving belemmert het leren van kinderen (Hunter, 2006). De omgeving moet vertrouwen en veiligheid aan lerende kinderen bieden. Dit is essentieel voor het leren. Door spel worden hersenen geactiveerd. “Hersenen zetten van nature aan tot nieuwsgierigheid”. (Jolles e.a. 2004; Herman, 2006) Deze nieuwsgierigheid brengt het kind ertoe noodzakelijke ervaringen voor zijn ontwikkeling in zijn directe leefomgeving op te zoeken en ook 2 werkelijk te doen. “Tijdens dat spel is de rol van de leerkracht erg belangrijk. De begeleider moet beschikbaar zijn bij conflicten, gevoelens herkennen en helpen benoemen en vragen stellen. Het stellen van de juiste vragen is bepalend voor de motivatie en inzet” (Duin, 2009) “Vanaf de leeftijd van drie jaar leert een kleuter heel wat. De kleuter ontwikkelt zich van een vrij spelend kind tot een kind dat klaar is om bewust te gaan leren in de lagere school. Dit heeft alles te maken met de ontwikkeling van zijn hersenen en zijn mogelijkheden om bewuster, realistischer en 3 abstracter te denken” (Wikipedia , 2011). In hoofdstuk 4 – hersenontwikkeling gaan we hier dieper op in. 2.1.3
Wat is leren leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen?
Het leren leren wordt langzaam gesignaleerd vanaf de leeftijd van 4 jaar. Het leren leren is de manier waarop men bewust leert. Met andere woorden men gebruikt studievaardigheden. Omdat de ontwikkeling van het leren leren bij kleuters wordt onderzocht is het belangrijk om het verschil en de overeenkomsten tussen spelend leren en leren leren te herkennen. Leren is denken (overwegen, afwegen, bedenken, vergelijken) Leren is lezen (kennis vergaren, beleven, een andere wereld) Leren is praten (vragen, overleggen, uitleggen, uitwisselen) 4 Leren is fouten maken (falen, herstellen, bewust worden) ( (Duin, 2009) Iedereen heeft een andere opvatting over leren. “Volgens Vermunt (1992) zijn er drie verschillende opvattingen over leren. Sommigen zien leren (Vermunt 1992) als het opnemen van informatie (opname- leerconceptie). Zij leggen het accent op het van buiten leren, memoriseren, kennis opdoen 5 die ergens in een buitenwereld kant en klaar ligt te wachten om overgenomen te worden. Anderen daarentegen zien leren vooral als het construeren van kennis en het komen tot inzicht (constructie- leerconceptie). Zij accentueren de actieve rol die een leerling moet spelen om tot een 2
De Munnik, Cees en Kees Vreugdenhil (2007). Kennis over onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kleuter 4 Linda Duin, Directeur Kind Centraal, sept. 2009 5 Boekaerts M. & Simons P.R. (2007). Leren en instructie; Psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Koninklijke van Gorcum. 3
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 7/49
vorm van kennis en inzicht te komen door relaties te leggen door een eigen kleur te geven aan informatie die men bij elkaar moet rapen. In de derde opvatting wordt leren gezien als het opdoen van bruikbare en toepasbare kennis (toepassingsleer conceptie). Hierin vinden we in de antwoorden veelvuldig verwijzingen naar toepassingen, nuttigheid en gebruikswaarde”. (Vermunt, 1992) Deze drie typen opvattingen over leren (leerconcepties) corresponderen volgens een onderzoek van Vermunt (1992) met de drie typen van leeruitkomsten (verwerven, verwerken en toepassen). Leren is het verwerken van informatie die wij tegenkomen, die tot veranderingen of tot een verhoging van onze kennis en capaciteiten leidt. (Boekaerts & Simons, 2007) Er is duidelijk een verschil tussen het leren leren en het leren om kennis en vaardigheden op te doen. Volgens Wikipedia (2010) is leren leren hoe je moet leren. “Het is daarmee een metavaardigheid; een vaardigheid in het vaardig worden. Het gaat meer om studeervaardigheden, studieplanning, geheugentechnieken, gebruik van naslagwerken, samenvatten en schema‟s opstellen” (Wikipedia, 6 2011).
In welke hoeken hebben de kinderen het idee dat ze aan het werken zijn?
2.1.3.1
Schrijfhoek Knutselhoek Kleihoek bouwhoek Poppenhoek Rekenhoek Taalhoek Boekenhoek Krijthoek
Zo ziet werken in de onderzochte klas uit. De kinderen hebben zelf aangegeven door middel van een enquête dat ze het idee hebben dat ze aan het werken zijn. In de bijlagen (1.1. & 1.2) zit het gehele onderzoek naar het spelen en het leren bij kleuters.
De acht dimensies van leren door Bolhuis en Simons (1999)
Bolhuis en Simons hebben in het boek “Leren en werken” acht dimensies onderzocht in het leren. Categorieën/ dimensies van verschillen: “de plaats van leren, het bewustzijn van het leren door de lerende zelf, de sturing van leren, de inhoud van het leren, de aansluiting bij referentiekaders, de aanzet voor het leren, door wie en voor wie wordt geleerd. Deze dimensies / categorieën hebben (op de eerste na) ook betrekking op het werkend leren. Werkend leren kan zowel bewust, halfbewust als impliciet gebeuren. Het kan van buiten af worden aangestuurd, door de lerende zelf worden aangestuurd of via gedeelde sturing. Het kan betrekking hebben op relatief gestructureerde inhoud waarover consensus bestaat of over onduidelijke ongestructureerde inhoud. Ook kan de aansluiting bij bestaande referentiekaders verschillen, alsmede 7 de aanzet tot het leren, door wie wordt geleerd en voor wie wordt geleerd”. (Bolhuis & Simons, 1999)
6 7
http://nl.wikipedia.org/wiki/.Leren leren, (2010). Leren leren. Wikipedia Bolhuis, S.A.M., en P.R.J. Simons (1999). Leren en werken. Deventer: Kluwer. Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 8/49
Dimensie / categorie
Loopt van:
Via:
Naar:
PLAATS
School, opleiding
Werkplek
Elders
BEWUSTZIJN (bij de lerende)
Onbewust leren, impliciet leren
Bewust van werkdoel, alleen vagelijk bewust van leren
Bewust van leerdoelen en leerprocessen
STURING
Externe sturing
Gedeelde sturing door lerende en externe instantie
Zelf-sturing
INHOUD
Gestructureerd en er bestaat consensus over
Half gestructureerd, half ongestructureerd
Niet / slecht gedefinieerde,
AANSLUITING REFERENTIEKADER
Leren als aanbouwen bij
Leren als verbouwen
Leren als afbreken en opbouwen
AANZET tot leren
Uit eigen beweging
Vanuit de sociale omgeving, vanuit problemen
Door een sturende instantie
DOOR WIE
Individu
Groep
(Deel)organisatie
VOOR WIE
Persoon (leren als tool of personal development)
Organisatie en persoon zelf
Organisatie (leren als tool of management)
ongestructureerde problemen
Figuur 1: Verschillende verschijningsvormen van leren (Bolhuis en Simons, 1999) 2.1.3.2
Leren leren in Vlaanderen
In Vlaanderen staat leren leren in de vakoverschrijdende eindtermen. Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming heeft deze eindterm verwerkt in het basisonderwijs en het secundair onderwijs (middelbare school). “Het gaat hierom dat de (vak-)leerkrachten niet alleen aandacht besteden aan het overdragen van leerstof maar ook aan de manier waarop leerstof wordt verwerkt door de leerlingen”. (Wikipedia , 2011) Het Vlaams onderwijs is van mening dat het kleuteronderwijs voornamelijk gericht is op het verwerven van sociale vaardigheden. Door deze visie is in verschillende ontwikkelingsdoelen het leren leren opgenomen. Leren leren wil met andere woorden zeggen dat kleuters in staat zijn om activiteiten te 8 kunnen plannen/organiseren en daarna de desbetreffende activiteit kunnen reflecteren/evalueren. Casus plannen/organiseren: Kleuter Pim (4 jaar) wil in de bouwhoek en bedenkt alvorens wat hij wil gaan doen daar. Hij wil een groot kasteel bouwen. Pim bedenkt daarna een plan om het doel (kasteel bouwen) te bereiken. Hij heeft blokjes nodig en planken om het kasteel stevig te maken. Pim gaat enthousiast met zijn plan aan de slag. Casus reflecteren/evalueren: Kleuter Pim (4 jaar) is klaar met zijn kasteel. In de kring bespreekt de juf het werken. Omdat Pim van te voren een plan had, kan hij makkelijker zeggen hoe hij heeft gewerkt. Het kasteel staat in de bouwhoek en Pim laat het trots zien. Hij vindt dat hij goed heeft gewerkt, omdat hij klaar is met zijn plan. 2.1.3.3
Leren leren in Nederland
“In het Nederlandse onderwijs is leren leren een populaire term. Het is in de meeste gevallen geen apart schoolvak, maar het wordt bij de verschillende vakken impliciet behandeld. Leonardoscholen zijn scholen voor hoogbegaafde leerlingen. In deze scholen wordt leren leren als een vak apart gezien. 8
De Vlaamse onderwijssite: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/kleuter/uitgangspunten/index.htm Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 9/49
Doordat er weinig uitdaging is geboden aan meerbegaafde leerlingen in het reguliere basisonderwijs 9 hebben de kinderen afgeleerd hoe ze moeten leren” (Wikipedia , 2011). 2.1.4
Leren leren versus Basisontwikkeling
Basisontwikkeling is één van de belangrijkste aspecten die worden toegepast in het kleuteronderwijs. Het is de leidraad tussen diverse activiteiten en vormt zo de manier waarop we les geven in de onderbouw. In dit hoofdstuk van leren leren versus. basisontwikkeling wordt leren leren vergeleken met basisontwikkeling. Volgens Frea Janssen Vos (2008) gaat basisontwikkeling (de uitwerking over ontwikkelingsgericht onderwijs) over een ontwikkelingsgerichte opvoeding van en onderwijs aan jonge kinderen van drie tot acht jaar. Tegenwoordig zie je basisontwikkeling ook voor peuters en in de midden- en bovenbouw 10 terug komen . De drie B‟s staan centraal in de basisontwikkeling: B1 – Kinderen hebben betekenisvolle, gezamenlijke activiteiten nodig om tot ontwikkeling te komen en te leren. B2 – Hun leerkrachten bemiddelen. Ze zoeken naar een aanbod dat voor de kinderen zelf interessant en van betekenis is en bevorderen dat ze zich goed ontwikkelen en veel leren. B3 – Het doel is een brede ontwikkeling – basiskenmerken, persoonsontwikkeling en kennis en vaardigheden in samenhang. Want ontwikkeling is een samenhangend geheel. “Het gaat om hoofd, hart en hand”. (Vos, 2008 ) 2.1.4.1
Doelen van basisontwikkeling
Een brede persoonsontwikkeling is het hoofddoel van opvoeding en onderwijs. De kennis en vaardigheden die daarbij komen kijken, behoren ook tot de doelen. En dan zijn er nog basiskenmerken; voorwaarden voor ontwikkeling en leren.
9 10
http://nl.wikipedia.org/wiki/.Leren leren, (2010). Leren leren. Wikipedia Janssen Vos F (2008). Over basisontwikkeling voor peuters en kleuters. Assen: Koninklijke van Gorcum, p.2.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 10/49
Deze drie gebieden staan geordend in een cirkelschema (zie cirkel basisontwikkeling blz. 10). In de kern staan de basiskenmerken, daaromheen een ring met de brede persoonsontwikkeling. Daar weer omheen een ring met specifieke vaardigheden en kennis. 2.1.4.2
Basiskenmerken
“De basiskenmerken zijn voorwaarden voor ontwikkeling en leren. Emotioneel vrij zijn heeft te maken met de gemoedstoestand waarover een kind beschikt en met zijn welbevinden en de betrokkenheid. Zelfvertrouwen sluit hier nauw bij aan; verwachtingen van zichzelf en zich geaccepteerd voelen door anderen. Hieruit komt de behoefte om de wereld te begrijpen – nieuwsgierigheid (Vos, 2008 )“. 2.1.4.3
De drie basisbehoeften van Luc Stevens versus Basiskenmerken
De drie basisbehoeften van Luc stevens staan nauw verbonden aan de basiskenmerken van basisontwikkeling. Stevens, hoofdleraar orthopedagogiek, is een van de stimulerende krachten achter Adaptief onderwijs. (Meer dan onderwijs – 2006 – van Gorcum). Onder Adaptief onderwijs verstaat Stevens: “Onderwijs dat elke leerling tot zijn recht laat komen, onderwijs waarin elke leerling zich op zijn plaats voelt. Maar 11 ook onderwijs dat leraren beter past, waarin leraren zich beter thuis voelen” (Stevens, 2006) . “Ontwikkeling is een proces. Ontwikkeling wordt in het onderwijs vaak beoordeeld op basis van vergelijking van prestaties van leerlingen. Deze wijze van beoordeling verhult de eigenlijke betekenis van ontwikkeling; deze ligt in het proces. Het belangrijkste kenmerk van ontwikkeling noemt Stevens het actief streven van elk mens om zijn omgeving te leren kennen en beheersen. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en leergierig. In de motivatiepsychologie komt dit tot uitdrukking in drie basisbehoeften van de mens: De behoefte aan relatie; De behoefte aan competentie; De behoefte aan autonomie en onafhankelijkheid” (Alkema, Dam, Joanneke, Lindhout, & Tjerkstra, 2006) 2.1.4.4
Doelen op het gebied van de brede ontwikkeling
“Bij een brede persoonsontwikkeling gaat het om doelen op een langere termijn; ze zijn niet in een bepaalde periode te bereiken. Eigenlijk bouwen mensen er hun hele leven aan. Je hebt ze nodig om op een zinvolle manier aan de samenleving deel te kunnen nemen en om aan de toekomst bij te dragen” (Vos, 2008 ) Hieronder vallen o.a. actief zijn en initiatieven tonen: deelname aan gezamenlijke activiteiten, zelf ideeën inbrengen en contacten leggen en vooraf over activiteiten nadenken (het plannen) en zelfsturing en zelfreflectie: activiteiten en opdrachten (zelf gestuurd) uitvoeren op basis van een zelfgekozen plan; nadenken over de activiteit, over het eigen handelen, over het gebruik van taal en over het eigen denken.
2.1.4.5
Leren leren versus de brede ontwikkeling
Deze leerdoelen staan ook wel bekend als het leren leren in het Vlaams onderwijs. Zie hoofdstuk 2. Wat is leren leren en hoe kun je deze manier van leren herkennen? Dit betekent dat er in de basisontwikkeling aandacht wordt geschonken aan het leren leren. De buitenste cirkel, in het cirkelschema op bladzijde 13, heeft te maken met de specifieke vaardigheden en kennis die de leerlingen opdoen met behulp van de vaardigheden die gestimuleerd zijn door de doelen van de brede ontwikkeling.
11
Stevens L. (1997). Over denken en doen; een pedagogische bijdrage aan adaptief onderwijs. Veghel: Faces Reclame & Communicatie, p.6. Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 11/49
2.2
Theorie verloop ontwikkeling van het leerproces bij kleuters
In dit hoofdstuk wordt het leerproces bij kinderen volgens Piaget en Vygotsky belicht. Zij hebben kritisch gekeken naar de ontwikkeling van het leren bij kinderen. Volgens Piaget is symboolgebruik één van de belangrijkste aspecten tijdens de kleuterperioden. Volgens Vygotsky ligt de nadruk van het leren bij kinderen vooral op de sociale aspecten van ontwikkeling en leren. Deze belangrijke theorieën die vaak worden toegepast in het basisonderwijs worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet. De ontwikkelingsgerichte leerpsychologen zijn vooral bezig geweest met de ontwikkeling van het denken van kinderen op grond van prikkels of informatie van buiten. 2.2.1
Piagets visie op de cognitieve ontwikkeling
“De Zwitserse psycholoog Jean Piaget, zag de peuter- en kleutertijd zowel als een tijd van stabiliteit als van een grote verandering. In zijn ogen bestrijken de peuter- en kleuterjaren een stadium van cognitieve ontwikkeling – het preoperationele stadium – dat duurt van twee jaar tot ongeveer zeven jaar. In het preoperationele stadium groeit het gebruik van symbolisch denken, ontstaat het vermogen om te redeneren en neemt het gebruik van begrippen toe. Het vermogen tot innerlijke representatie wordt beter en kinderen worden minder afhankelijk van directe sensomotorische activiteiten om de wereld om hen heen te begrijpen. Toch hebben ze nog niet de beschikking over operaties: georganiseerde, formele, logische mentale processen. Pas aan het einde van het preoperationele stadium komt het vermogen om operatie uit te voeren in beeld. Dit noemen we symboolgebruik. Symboolgebruik is volgens Piaget een van de belangrijkste aspecten van preoperationeel denken. Kleuters begrijpen bijvoorbeeld dat een speelgoed autootje representatief is voor een echte auto. Door dit vermogen om symbolen te gebruiken hoeven kinderen geen directe ervaringen te hebben met een echte auto” (Feldman, 2009) 2.2.2
Vygotsky’s visie op de cognitieve ontwikkeling
Volgens de Russische Lev Vygotsky (1896 – 1934) moet de nadruk bij de cognitieve ontwikkeling op de sociale en culturele wereld van een kind liggen. “In plaats van zich te concentreren op individuele prestaties, zoals Piaget en vele anderen doen, richt Vygotsky zich op de sociale aspecten van ontwikkeling en leren” (Feldman, 2009) Hij beweert dat cognitieve ontwikkeling meer gebaseerd is op sociale interacties waarbij partners gezamenlijk problemen oplossen. Door begeleiding van volwassenen kunnen kinderen intellectueel gezien geleidelijk groeien en zelfstandig worden. Dit wordt grotendeels bepaald door culturele en maatschappelijke achtergronden. Ook maatschappelijke verwachtingen spelen een rol in de manier waarop kinderen inzicht verwerven in de wereld. Vygotsky‟s benadering verschilt drastisch met die van Piaget. “Piaget zag kinderen als junior wetenschappers die individueel proberen een onafhankelijk inzicht in de wereld te verwerven. Vygotsky zag kinderen als cognitieve leerlingen die de vaardigheden die in hun cultuur van belang zijn van andere overnemen” (Feldman, 2009). Volgens Vygotsky is de cognitieve ontwikkeling afhankelijk van de omgeving en interactie met anderen. Vygotsky ging ervan uit dat de cognitieve vaardigheden beter werden ontwikkeld doordat zij worden blootgesteld aan informatie die binnen hun zone van de naaste ontwikkeling ligt. De zone van de naaste ontwikkeling is het niveau waarop een kind een taak bijna onafhankelijk kan uitvoeren, maar hem kan voltooien met behulp van een competenter persoon. 12 Door de juiste instructie vergroten kinderen hun vaardigheden.
2.3
Theorie hersenontwikkeling
De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar het brein. Met de informatie uit deze onderzoeken zijn veel leervisies ontwikkeld. In dit hoofdstuk wordt de kant van de ontwikkeling van de hersenen beschreven, waardoor er wordt verklaard waarom kleuters deze leerontwikkeling doormaken. De belangrijkste theorieën wat betreft het leren zijn gebaseerd op hoe de gemiddelde hersenen een ontwikkeling doormaken.
12
Robert S. Feldman ontwikkelingspsychologie 2007 Pearson education benelux, Amsterdam Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 12/49
“Vanaf de leeftijd van drie jaar tijd leert een kleuter heel wat. Hij ontwikkelt zich van een vrij spelend kind tot een kind dat klaar is om bewust te gaan leren in de lagere school. Dit heeft alles te maken met de ontwikkeling van zijn hersenen en zijn mogelijkheden om bewuster, realistischer en abstracter te denken” (Wikipedia , 2011). “De ontwikkeling van de hersenen verloopt niet lineair, maar is tijdsafhankelijk en ruimtespecifiek” (Stikshoorn, 2008). In de eerste twee levensjaren van de mens worden de bestaande hersencellen volwassen en worden er steeds meer verbindingen met andere hersencellen gemaakt. Het brein ontwikkelt zich door de groei van synapsen. Een synaps is een ruimte in de verbinding tussen zenuwcellen. In deze ruimte vindt het 'doorgeven van de boodschap' plaats door de overdracht van neurotransmitters. “De ruimtes in de verbinding tussen zenuwcellen is tegen het derde levensjaar opgelopen tot een maximum van zowat 15.000 per cel. Door deze toename zijn de hersenen in de jeugd het meest gevoelig voor leren. Dat is een vorming van netwerken tussen neuronen. Doordat in de eerste jaren van een mensenleven niet veel verbindingen zijn gemaakt tussen hersencellen denken kleuters nog basaal. Daarom worden er in het onderwijs thema‟s aangeboden en e daarin activiteiten verwerkt. Deze verbinding ofwel groei blijft doorlopen tot het 20 levensjaar. Hoe meer verbindingen, hoe bewuster, realistischer en abstracter het kind gaat denken. In groep 3 worden activiteiten al los van elkaar gegeven en niet in thema‟s verwerkt. Het brein kan door ervaringsonafhankelijke plasticiteit groeien. Dit is een spontane werking van onze genen of ervaringsverwachte plasticiteit. Kinderen reageren op prikkels uit de buitenwereld. Het brein kan zich ook door onze eigen unieke ervaringen uit de buitenwereld ontwikkelen. Dit noemen we ervaringsafhankelijke plasticiteit. Het episodisch geheugen van kleuters is ontzettend belangrijk. Het geheugen slaat bewust opgedane ervaringen op. Kleuters leren namelijk door te doen en te ervaren. (Boekaerts & Simons, 2007) “Ontwikkeling van de hersengebieden gebeurt grosso modo in deze volgorde: 1. primaire sensorische gebieden (waarneming) 2. motorische gebieden (voorbereiding en uitvoering van bewegingen) 3. associatiegebieden (integratie van verschillende zintuigeninformatie) 4. prefrontale gebieden (motivatie, redenering, oordeelsvermogen, langetermijnplanning) 13 ontwikkelen in de puberteit” (Stikshoorn, 2008) “Neurowetenschappers hebben de laatste tijd belangrijke ontdekkingen gedaan over de relatie tussen de hersenontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. Er zijn bijvoorbeeld perioden in de kindertijd waarin de hersenen ongebruikelijke groeispurts doormaken, en die periodes zijn gekoppeld aan vorderingen op cognitief gebied. Een onderzoek, waarin de elektrische activiteit in de hersenen gedurende een mensenleven werd gemeten, wees uit dat er ongebruikelijke spurts plaatsvinden tussen de 18 en 24 maanden, een tijd waarin de taalvaardigheid van een kind snel toeneemt. Fischer en Rose (1995) ontdekte ook andere spurts die plaats vonden op momenten dat kinderen grote cognitieve sprongen maakten” (Feldman, 2009) “Uit ander onderzoek komt naar voren dat de toename van de hoeveelheid myeline, dat een beschermlaag vormt om de delen van de neuronen, wellicht verband houdt met de groeiende cognitieve vaardigheden van kleuters. De myelinetoename in de reticulaire formatie, een deel van de hersenen dat geassocieerd wordt met aandacht en concentratie, is bijvoorbeeld voltooid tegen de tijd dat kinderen een jaar of 5 zijn” (Feldman, 2009) “Dit kan te maken hebben met het groeiende aandachtsbetoog van kinderen als ze de schoolgaande leeftijd naderen. De verbetering van het geheugen die in de kleuterjaren optreedt kan verband houden met de toegenomen myeline in de hippocampus, een gebied dat geassocieerd wordt met herinnering (Rolls, 2000). Myeline zorgt ervoor dat boodschappen sneller worden doorgestuurd “ (Feldman, 2009)
13
S i t s k o o r n , M . Het maakbare brein, 2006, uitgever Bert Bakker, Amsterdam Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 13/49
In de afbeelding hiernaast zijn de groeispurts van de hersenen bij kleuters in een grafiek afgebeeld door Fisher en Rose (1995). Vooral tijdens de kleuterjaren en in de puberteit zijn duidelijke groeispurts in de hersenen waarneembaar.
2.3.1
Hersenen en ontwikkeling van het zenuwstelsel
Hersenen en het zenuwstelsel blijven zich ontwikkelen tijdens de midden kindertijd. Complexe gedrags-en cognitieve vaardigheden worden mogelijk gemaakt als het centrale zenuwstelsel rijpt Tijdens de kleuterperiode treedt er een groeispurt op in de hersenen zodat de hersenen (orgel) bijna volwassen zijn qua formaat. Met name de frontale kwabben maken deze groei mee. Deze kwabben zijn verantwoordelijk voor o.a. planning en redeneren. Ze liggen aan de voorkant van de hersenen net onder de schedel. Schade aan het frontale kwab resulteert in emotionele uitbarstingen, onvermogen om te plannen en slechte beoordelingsvermogen. Het is afhankelijk van de grootte van de frontale kwabben hoe kinderen deelnemen aan moeilijkere cognitieve taken, zoals het plannen van activiteiten.14 Lateralisatie betekent de fase in de neuronmotorische ontwikkeling waarbij de linker-of 15 rechterhersenhelft zijn dominantie of specialisatie krijgt. Deze ontwikkeling in de twee hemisferen (hersenhelften) blijft groeien tijdens de kindertijd. Bij kinderen rond de leeftijd van 7 jaar krijgen ontwikkelen zich in de hersenen en het zenuwstelsel een bepaalde hoeveelheid neurale verbindingen. Deze ontwikkeling in de hersenen stimuleert kinderen tot het uitvoeren van concrete activiteiten. Tegelijkertijd ontwikkelt/ rijpt het corpus callosum. Dit is het ontstaan van banden tussen de zenuwvezels en de twee hersenhelften. Wanneer deze banden voldoende zijn ontwikkeld waardoor er genoeg verbindingen zijn tussen de zenuwvezels en de twee hersenhelften kan een kind instaat zijn om concreter en een systematischere manier te denken. De ontwikkeling van onze hersenen beĂŻnvloed de manier waarop kleuters objecten zien. Deze ontwikkeling heeft invloed over de manier waarop hun ogen bewegen als ze figuren waarnemen (Zaporoshets, 1965). Kleuters zien samengestelde objecten anders dan volwassenen. Tot hun derde of vierde levensjaar kijken ze vooral naar de binnenkant van tweedimensionale objecten die ze 16 waarnemen. Ze concentreren zich op innerlijke details en gaan grotendeels voorbij aan de omtrek van een figuur. Vier- en vijfjarigen daarentegen beginnen meer naar de buitenste grenzen van figuren te kijken en op zes- en zevenjarige leeftijd kijken kinderen systematisch naar de buitenkant en staan ze veel minder lang stil bij de binnenkant. Ook het gehoor wordt scherper. “Omdat het gehoor aan het begin van de peuter- en kleutertijd echter al beter ontwikkeld is, is de verbetering niet zo significant als bij het gezichtsvermogenâ€? (Feldman, 2009). Een van de gebieden waarop het gehoor van kleuters nog hiaten vertoont is hun vermogen om specifieke geluiden te isoleren als ze meerdere geluiden tegelijk 14 15 16
http://www.cliffsnotes.com/study_guide/Physical-Development-Age-711.topicArticleId-26831,articleId-26781.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Lateralisatie Robert S. Feldman ontwikkelingspsychologie 2007 Pearson education benelux, Amsterdam Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 14/49
horen (Moores & Meadow-Orland, 1990). Dit kan een reden zijn waarom sommige kleuters in klaslokalen snel zijn afgeleid.
2.4
Theorie plannen en organiseren bij kleuters
Omdat onder het leren leren o.a. het plannen en organiseren van werk valt wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het plannen en organiseren bij kleuters. Onbewust plannen we een hele hoop op een gewone dag. We maken keuzes, beoordelen onze plannen en stellen deze na het evalueren bij. Ook voor kleuters geldt dit al. En dat is voor kinderen lastig. Bij alles wat we plannen en beslissen komen verschillende vaardigheden kijken. Al deze vaardigheden 17 bij elkaar worden de executieve functies genoemd. Deze vaardigheden hebben invloed op de ontwikkeling van kinderen. Deze executieve functies geven sturing aan onze denkprocessen, die weer invloed hebben op ons gedrag, zoals plannen, sturen en doelmatig te werk te gaan. Deze functies worden ook wel besturingsfuncties genoemd. Kinderen kunnen volgens Anne Pek (2011) niet zelfstandig plannen en organiseren. De prefrontale hersenkwab die verantwoordelijk is voor deze vaardigheden is pas uit ontwikkeld als we 22 jaar zijn of bij jongens 1 of 2 jaar later. Te concluderen is dat de doelgroep hier binnen valt. Dit is een gegeven waar rekening mee moet worden gehouden tijdens dit onderzoek. Maar we kunnen kinderen wel begeleiding bieden in het plannen, wanneer dit niet soepel loopt. 2.4.1
Welke vaardigheden worden toegepast bij het organiseren van werk?
Onder het organiseren van het leren vallen twee groepen vaardigheden. Ten eerst hebben we de denkvaardigheden. Hier valt onder dat kinderen gaan nadenken over wat ze willen gaan doen. Ze kiezen zelf hun doelen en bedenken hierbij de juiste oplossingen. Ten tweede moeten kinderen hun georganiseerde plan daadwerkelijk gaan uitvoeren. Hierbij vallen vaardigheden zoals doelgericht werken zonder afleiding. 2.4.2
Denkvaardigheden
Na het bedenken van een plan volgt nog een plan, namelijk het bedenken hoe het doel wordt bereikt. Hierbij komen vaardigheden kijken zoals het inschatten hoeveel tijd nodig is om een plan uit te voeren en in welke volgorde het te werk gaat. We noemen dit ook wel time-management. Tijdens managen van de werkjes speelt het werkgeheugen een belangrijke rol. Het werkgeheugen helpt vooruit te denken en terug te kijken. Door ervaringen leert het kind zijn gedrag bij te stellen. Het is daarom belangrijk dat het kind kritisch naar zichzelf durft te kijken om zo zijn gedrag aan te passen. Dit noemen we ook wel reflecteren of evalueren (zie verder hoofdstuk 7 – reflecteren met kleuters). 2.4.3
Ontwikkeling van deze vaardigheden
Kleuters kunnen werken met enige doelgerichtheid, want het werkgeheugen is in hun zesde levensjaar in de basis ontwikkeld. Na deze leeftijd blijft het werkgeheugen zich verder door ontwikkelen. In groep 3 (rond hun zevende levensjaar) zien we dat kinderen beginnen met rustig na te denken voordat ze aan het werk gaan. Dit noemen we ook wel reactie-inhibitie. Het echte organiseren en plannen wordt tijdens de jeugd steeds meer ontwikkeld. 2.4.4
Begeleiding van deze vaardigheden
Volgens een artikel in het leerpsychologie magazine van Anne Pek is een kleuter nog niet in staat zijn werk zelfstandig te organiseren (zie bijlage 4 voor het gehele artikel). Een kind van 11 jaar kan zelfs nog niet plannen. Als onderzoekster aan de universiteit deed Huizinga de afgelopen jaren een onderzoek bij kinderen naar de ontwikkeling van de executieve functies. De denkprocessen die je in staat stellen doelgericht en efficiĂŤnt werk te gaan. Daaronder vallen functies als impulsen te 17
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven – leren plannen en vooruit denken (2010) Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 15/49
onderdrukken (consenteren), informatie tijdelijk op te slaan en de langetermijngevolgen te overzien. Allemaal functies die zijn ondergebracht in de hersengebieden direct achter ons voorhoofd: de prefrontale hersenkwab. Zelfs in groep 7 en groep 8 is deze nog lang niet klaar, terwijl hersenhelften die te maken hebben met taal en motoriek wel ontwikkeld zijn. Op dat soort terreinen kunnen kinderen al behoorlijk volwassen overkomen. Als het om plannen gaat, is een 11 jarige nog echt een kind. De e e prefrontale hersenkwab is pas rond je 20 klaar met ontwikkelen. Bij de meisjes is dat rond hun 22 en de meeste jongens 1 of 2 jaar later. Kinderen zijn best in staat planmatig te leren. Door de leeromgeving gestructureerd in te richten 18 omzeilen we als het ware de prefrontale hersenkwab.
2.5
Theorie Reflecteren met kleuters
In de huidige maatschappij is het belangrijk dat we kritisch naar onszelf kunnen kijken. Er wordt namelijk veel gevraagd van je vaardigheden en kennis. Hiervoor is reflecteren erg belangrijk. Reflecteren is het „terugkijken‟ op eigen handelen en deze zo nodig bijstellen om hogere of betere vaardigheden of kennis op te doen. Reflecteren is al sinds de jaren ‟80 helemaal in! Het reflecteren staat in de einddoelen van het Vlaams onderwijs onder het leren leren bij kinderen. 2.5.1
Wat is reflecteren?
Reflecteren heeft vaak betrekking op het verwerven van competenties. Volwassenen zijn hier voortdurend mee bezig. Zij reflecteren echter op een andere manier dan kinderen op de basisschool, maar zij hebben eigenlijk wel hetzelfde doel voor ogen. Waarom zou je immers reflecteren? Om jezelf verder te ontwikkelen. Dit geldt voor zowel student als kleuter. Dr. Korthagen (2003) heeft het reflecteren onderzocht. Reflecteren betekent letterlijk beschouwen of 19 over nadenken. 2.5.1.1
De reflectiecirkel van Korthagen
“De Nederlandse onderwijskundige Prof. Dr. F. Korthagen ontwikkelde in 1993 een ideaaltypisch model, bevattende vijf fasen om het reflecteren te structuren naar analogie van leercyclus van David Kolb” (Wikipedia , 2011) Dit is een goede manier om te kunnen reflecteren en wordt daarom ook veel gebruikt in het onderwijs. 1. Handelen/ ervaringen opdoen Eerst doet men ervaringen op of handelt. 2. Terugblikken Tijdens deze fase wordt er teruggeblikt op fase 1, het handelen en ervaringen opdoen. Er zijn een aantal richtlijnen om deze fase te doorlopen. Wat wilde ik? Wat voelde ik? Wat dacht ik? Wat deed ik?
Wat wilden de leerlingen? Wat voelden de leerlingen? Wat dachten de leerlingen? Wat deden de leerlingen?
3. Formuleren van essentiële aspecten Tijdens deze fase wordt er nagedacht over welke veranderingen er plaats moeten vinden. 4. Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
18
Pek A. (April - 2011). Leerpsychologiemagazine – Organiseren valt te leren. Alkema E., van Dam, E., Kuipers J., Lindhout C, Tjerkstra W. (2006). Meer dan onderwijs – theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum, p.260. 19
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 16/49
Als uit fase drie de ontwikkelpunten zijn ontstaan, wordt er in fase 4 kritisch gekeken welke voornemens er voor de volgende keer toe doen. 2.5.2
Waarom is reflecteren belangrijk bij kinderen?
Wat kinderen leren, hoe kinderen leren en wanneer kinderen leren wordt bepaald door de leerkrachten. Uit recente leerpsychologische inzichten is bewezen dat kinderen dan niet betrokken zijn bij hun eigen leerproces. “Het sociaal-constructivisme stelt dat leren een sociaal en actief proces is dat 20 betekenis geeft in de context van het geheel” (Bod, 2009). Hiervoor is reflecteren erg belangrijk. Kinderen worden hierdoor uitgedaagd gerichter naar hun eigen werk te kijken, meningen te delen en te discussiëren over hun werk. Daarnaast leren ze om te gaan om feedback te geven en te ontvangen. Kortom: Kinderen worden eigen gemaakt met hun leerproces. Maar om eigen te worden gemaakt met het leerproces is inzicht hierin uiterst belangrijk. Als dit inzicht, door een gestructureerde omgeving, wordt ontwikkeld kunnen ze meer verantwoordelijkheid voor hun leerproces nemen, wat het leren ten goede komt. Kinderen reflecteren in het beginstadium oppervlakkig, omdat ze een dergelijke reflectie-ervaring nog niet hebben opgedaan. Hoe meer ze begrijpen wat ze hebben gedaan en waarom ze iets hebben gedaan, hoe gedetailleerder ze hierover kunnen vertellen. Door het opdoen van veel reflectie-ervaring leren kinderen langzaam belangrijke zaken te selecteren met onbelangrijke zaken. Vaak herinneren ze zich vooral gebeurtenissen waarbij zij zelf actief en emotioneel betrokken waren. Dit noemen we het episodisch niveau. “Dit is de persoonlijke of subjectieve kennis die het resultaat is van eigen ervaringen of episodes. Het episodisch niveau sluit nauw aan bij de belevingswereld van het individu” (Boekaerts & Simons, 2007) Reflecteren kan op verschillende wijzen. Er zijn kinderen die het fijn vinden om het te verwoorden, na te spelen of te tekenen. Bij kleuters is het belangrijk dat reflecteren door middel van symbolen gebeurt. Volgens Piaget is symboolgebruik één van de belangrijkste aspecten van preoperationeel denken. 2.5.3
Ontwikkeling van het zelfbeeld 21
Het beeld dat een individu over zichzelf heeft opgebouwd noemen we het zelfbeeld. Dit zelfbeeld wordt beïnvloed door ervaringen van buitenaf. Kennis heeft een belangrijke invloed op het zelfbeeld wat men heeft. Het is op een bepaalde manier geordend en opgeslagen in een georganiseerde eenheden- of geheugenschema. We beschikken o.a. over een episodische of persoonlijke kennis. Peuters zijn nog niet in staat om zichzelf te beschrijven als ze zichzelf in de spiegel zien. Dat zijn kleuters wel enigszins. Dit doen ze in de uiterlijk waarneembare en concrete vormen die kenmerkend 22 zijn voor het preoperationele denken. In hoofdstuk 3 “Hoe verloopt de ontwikkeling van het leerproces bij kleuters?” zijn we hier dieper op in gegaan. Kleuters zijn wel in staat om een goed beeld van zichzelf te geven. Dit noemen we zelfrepresentatie. De omgeving heeft veel invloed op zelfrepresentatie. Kleuters hechten namelijk veel belang aan meningen van bijvoorbeeld verzorgers of leerkrachten. De meeste kleuters denken positief over zichzelf. Dit is een weerspiegeling van een positieve hechtingsrelatie met de ouders. Dick Memelink is de ontwikkelaar van het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM). Hij heeft het domein zelfbeleving en zelfbesef uitgewerkt voor kleuters. Dit is van grote invloed op het leerproces. De basis is een positief zelfbeeld bij kinderen, waardoor het nieuwe dingen aandurft. Deze nieuwe ervaringen
20
Bod. E (2009), De ReflectieMeester. Is het mogelijk om kinderen te leren zelf te reflecteren op hun werk?
21
Boekaerts, & Simons, (2007). Leren en instructie: Psychologie van de leerling en het leerproces (4e druk) Assen: Van Gorcum. 22 Verhulst F.C. (2005), De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum. P. 104 – 105. Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 17/49
worden omgezet in leeraspecten. Het zelfbeeld van jongens is gevoelig als het gaat om prestaties, 23 meisjes ontwikkelen een competentiegevoel in relatie met anderen. Een kind van 4 jaar vergelijkt zichzelf met anderen. Hij zit op het niveau van het vergelijken. Het kan verschillen in gedragingen en basale emoties tussen anderen benoemen. Kinderen in deze leeftijdscategorie vergelijken hun eigen perspectief met dat van een andere kinderen, waardoor ze denken dat anderen hetzelfde voelen in die situatie. Ze proberen zich wel in te leven in anderen. Een kind van 4,5 benoemt concreet het gedrag van zichzelf en dat van anderen, maar kan niet uitleggen waarom dat gedrag zo is. Ze benoemen basale gevoelens bij zichzelf en bij anderen. Op deze leeftijd hebben kinderen nog geen reĂŤel beeld. Als het kind meer zelfvertrouwen krijgt , kan hij 24 een positief zelfbeeld ontwikkelen. Dit is nodig om te kunnen reflecteren.
23
Schipper S. (2009) Je kunt een kind niet dwingen om te leren, het leert zelf. Een gesprek met Dick Memelink. Tijdschrift: mensenkinderen, een tijdschrift voor en over jenaplanonderwijs. 24
Wijnen H (2010), scriptie: Reflecteren met kleuters. Christelijke hogeschool Ede (PABO) Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 18/49
3
Het onderzoek
3.1
Kiezen van mijn onderzoeksmethode
Ik heb onderzoek gedaan in groep 1 en groep 2 van basisschool St. Jan Baptist. Deze klas is gekozen omdat er nog veel spelend wordt geleerd (spelend leren). In groep 2 wordt er al meer geleerd hoe je moet leren. Allereerst ben ik begonnen met een theoretisch onderzoek waarin er antwoorden werden gezocht op de eerder geformuleerde vragen tijdens de inleiding. Met de achtergrond van deze theorie kan er praktijkonderzoek worden gedaan. Het eerste praktijkonderzoek is een onderzoek naar het spelend leren en leren leren in de onderzoeksgroep. Dit gebeurt door middel van een enquĂŞte, waarbij kinderen hun ervaringen tijdens de werklessen delen. Deze metingen heb ik geĂŻnterpreteerd met Sachser (2006). Op bladzijde acht is er dieper op deze metingen in gegaan. Als ik een goed beeld heb geschetst over het spelend leren in de onderzoeksgroep, worden deze resultaten vergeleken met de hoeken waarin de kinderen denken dat ze aan het leren zijn. Dit gebeurt in een periode van 2 dagen. Nadat ik een beeld heb gekregen van deze 2 manieren van leren heb ik een lange periode geobserveerd met behulp van observatielijsten tijdens de werklessen, waarin de gedragingen van de kleuters centraal staan. Hierdoor wordt er verduidelijkt wat en hoe kinderen werken tijdens de werklessen. Dit gebeurt in een periode van 2 weken. Na verduidelijking te hebben gekregen van de gedragingen van kleuters tijdens de werklessen kan ik met deze informatie periodiek vaststellen, alvorens de werklessen klassikaal gepland worden, hoe kinderen in de werklessen te werk gaan en na de werklessen gereflecteerd worden. Dit gebeurt in een tijdsbestek van 3 weken. Na deze 3 weken voer ik observaties met behulp van een observatielijst (zie bijlage 5.1 voor observatielijst) uit. De discrepanties tussen het werken zonder plannen en reflecteren en met plannen en reflecteren worden gebruikt in dit onderzoek.
3.2 3.2.1
Uitvoering en analyse van het onderzoek Uitvoering
Op 24 februari is het spelen en het werken onderzocht bij kleuters door middel van een enquĂŞte. De onderzochte klas heeft een aantal vragen moeten beantwoorden die te maken hebben met het spelen en het leren in de klas. Zo werd er een beeld geschetst hoe kleuters tegen het spelen en het werken zelf aankeken. De volgende vragen werden beantwoord: Hoe heet je? In welke hoek zit je nu? Vind je het leuk? Heb je er zelf voor gekozen? Zo ja, waarom? Zo nee, zou je er zelf wel voor kiezen? Vind je het werkplan fijn of niet fijn? Wat vind je van het werkplan? Welke hoeken vind je het leukst? In welke hoeken heb je het idee dat je aan het werken bent? In welke hoeken heb je het idee dat je aan het leren bent?
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 19/49
Deze resultaten zijn in een cirkeldiagram verwerkt (zie bijlage 1 ). Op 02-03-2011 is er een interview gehouden met mevr. M. Veenvliet, directrice basisschool St. Jan Baptist te Oerle, over het leren in Veldvest. (zie bijlage 2) De resultaten van dit interview hadden invloed op de manier waarop er onderzocht werd. Door deze positieve invloed is er op 02 – 03 – 2011 een observatie gedaan in de bouwhoek bij kleuters. (zie grafiek in bijlage 3.1, 3.2 en 3.3 – verloop bouwhoek). Met de informatie uit het interview met mevr. M. Veenvliet is er twee weken geobserveerd in de hoeken. Met daarbij nieuwe informatie uit het Vlaams onderwijs is de observatiemethode gewijzigd en is er op 23 mei een nieuw observatiemodel ontwikkeld. Deze is dezelfde dag toegepast, waardoor er meer duidelijkheid is ontstaan rondom het nieuwe leren. 3.2.2
Analyse
De onderzoeken naar het spel in de klas zijn uitgevoerd op 24 februari 2011. Met behulp van de vragenlijst hebben de kinderen, onder leiding van de leerkracht de vragen beantwoord. Het eerste onderzoek ging naar de voorkeur van de kleuters naar hoeken in de klas. De kinderen hebben keuzes kunnen maken tussen negen verschillende hoeken. De resultaten zijn in grafieken verwerkt (zie bijlage of hieronder voor grafieken). De voorkeur van deze groep kinderen gaat uit naar de bouwhoek en poppenhoek. Daar hebben ze het idee dat ze aan het spelen zijn. De onderzoeksgroep heeft daarnaast aangegeven het idee te hebben dat ze werken (het leren leren) in de reken- en taalhoek tijdens de werklessen. In de grafiek is te zien dat naar deze hoeken de minste voorkeur uit gaat. In de enquête hebben ze duidelijk aangegeven dat ze lang moesten stil zitten en echte werkbladen moesten maken. Tijdens het volgende onderzoek, dat uitgevoerd is met behulp van een observatielijst (zie bijlage 5.1 voor observatielijst) op 23 mei 2011, is de beginsituatie van groep 1 vastgelegd wat betreft het leren leren. Hierbij is het formuleren van een doel, plannen om dit doel te bereiken, concentratie en reflecteren geobserveerd tijdens de werklessen. De resultaten van dit onderzoek van de gedurende 2 weken zijn in een grafiek bewerkt.
In de resultaten is te zien dat 53% van de leerlingen het doel kan formuleren voor een werkles. 87% van de kleuters is niet in staat een plan te bedenken om dit doel te bereiken. 67% van de kleuters kan zich minstens 30 minuten concentreren. 67% kan na de les reflecteren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 20/49
In de onderstaande grafiek leest u de resultaten van een week consequent, elke ochtend voor de lessen, klassikaal het doel formuleren, plannen en reflecteren van de verschillende werkjes tijdens de werklessen. Dit onderzoek is op 26 mei 2011 uitgevoerd. In de resultaten is duidelijk een verbetering te zien in het plannen. Een gestructureerde omgeving heeft een positieve invloed op het plannen van activiteiten. Ook is bij de andere vaardigheden een groei te signaleren. Kinderen hebben behoefte aan structuur en begeleiding van de leerkracht tijdens deze ontwikkeling. Het opvallende is dat de concentratie langer is als kinderen werken met een plan en een doel.
Dit onderzoek is uitgevoerd op 2 juni 2011. Er is nu 2 weken begeleiding geboden aan de onderzoeksgroep. In de resultaten is duidelijk te lezen dat het reflecteren niet vooruit is gegaan. Het plannen is met 7% achteruit gegaan. Het doel formuleren is echter met 1% vooruit gegaan.
In totaal heeft het leren leren in de onderzoeksgroep een duidelijke vooruitgang gemaakt. De uitvoering en het reflecteren is op 80% blijven staan, ondanks de begeleiding van de leerkracht. Hieruit kunnen we concluderen dat 20% van de kinderen nog niet in staat is om zich 30 minuten te kunnen concentreren en te kunnen reflecteren na de les. Deze informatie uit dit onderzoek kunnen we koppelen aan groeispurts die zich in de hersenen plaats vinden (Fischer & Rose, 1995 - zie bladzijde 16 voor meer informatie). 80% van de kleuters kunnen meer informatie verwerken door deze groeispurts, waardoor ze makkelijker vaardigheden van het leren leren kunnen aanleren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 21/49
3.2.3
Discussie
Dit onderzoek is binnen een tijdsbestek van 5 maanden gedaan. Het is aan te raden om bij kleuters consequent elke dag voor het werken tijd in te plannen om symbolisch aan het leren leren bij kleuters te werken. In het eerste onderzoek naar spelend leren en leren leren in de klas is duidelijk te zien dat de voorkeur gaat naar het spelend leren. Spelen heeft als doel plezier te ervaren en jezelf te ontspannen. Kinderen ervaren hier een bewegingsvrijheid en ontspanning. Volgens Sachser (2006) is spel een ontspannend veld. Spel gaat vergezeld van positieve emoties. Spel creĂŤert hierdoor een veilige leeromgeving. In het onderzoek naar het stimuleren van het leren leren is duidelijk een vooruitgang gesignaleerd door het bieden van structurele klassikale kringactiviteiten over een doel formuleren, plannen en reflecteren van de werklessen (het leren leren). Kinderen kunnen volgens Anne Pek (2011) niet zelfstandig plannen en organiseren (zie bijlage 4 voor artikel). Maar we kunnen kinderen wel begeleiding bieden in het plannen, wanneer dit niet soepel loopt. Dit wordt bevestigd tijdens het onderzoek. De kinderen kunnen niet zelfstandig hun werk plannen en reflecteren op hun werk. Hiervoor is begeleiding nodig van begeleiders. Dit kan het beste symbolisch gebeuren volgens de ontwikkelingsfase van Piaget. Kleuters zitten namelijk in de preoperationele fase, waarin het symbolisch gebruik heel erg belangrijk is. Volgens Dick Memelink (ontwikkelaar van het Ontwikkelingsvolgmodel) zijn kleuters in de fase van het vergelijken. Kleuters vergelijken elkaars gedrag met elkaar of met hun zelf. Dit kan worden bevestigd in dit onderzoek. Tijdens de werklessen corrigeren kleuters elkaar vaak op zichtbaar gedrag als er discrepantie is tussen gedrag van hun of anderen. Volgens Fischer & Rose (1995) vinden er in de hersenen tijdens de kleuterperiode ongebruikelijke groeispurts plaats. Deze groeispurts zijn gekoppeld aan vorderingen op cognitief gebied. Het is daarom aan te raden om het leren leren niet te forceren bij kleuters die deze vaardigheden nog niet beheersen, omdat ze dit in deze periode ook niet kunnen beheersen. Dit leidt alleen tot frustratie en negatieve ervaringen voor zowel begeleider als kleuter.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 22/49
4
Conclusie
De onderzoeksvraag was: “Op welke wijze kunnen leerkrachten kleuters van de groepen 1 en 2 voor en tijdens de werklessen stimuleren om de volgende studievaardigheden binnen hun eigen capaciteiten aan te leren: een doel formuleren; het plannen van dit doel; en het reflecteren van het resultaat?” De kinderen wisten vanaf het begin af aan wat ze wilden tijdens de werklessen. Ook zonder begeleiding kunnen kinderen een globaal doel formuleren, zoals “Ik wil in de bouwhoek een toren maken”. Begeleiding is nodig om dit doel verder te concretiseren, bijvoorbeeld door kinderen te laten kiezen uit specifieke opdrachten die te maken hebben met het globale doel. Het ene kind heeft een intensievere begeleiding nodig dan het andere kind tijdens het aanleren van deze studievaardigheden. Dit heeft te maken met de groeispurts die zich in de hersenen plaats vinden. e
Uit het theoretisch onderzoek is gebleken dat kinderen tot hun 22 jaar of zelfs ouder niet in staat zijn hun eigen werk te plannen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat een consequente begeleiding geboden is aan de onderzoeksgroep met behulp van visueel materiaal (zie bijlage 9 voor symboolgebruik tijdens dit onderzoek). De keus voor visueel materiaal is gemaakt omdat volgens Piaget kinderen in het preoperationele stadium zitten, waarin het gebruik van symbolen belangrijk is. Dit bevestigt ook de theorie van de Psychologie Magazineredacteur Anne Pek (zie voor artikel, de bijlage 4). Een gestructureerde omgeving is zeer belangrijk voor kinderen als het om leren leren gaat. Deze omgeving geeft houvast aan kinderen om een structuur aan te brengen in hun studievaardigheden. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen een zeer intensieve en gestructureerde begeleiding nodig hebben als het om plannen gaat. In de cirkeldiagrammen op blz. 20 en 21 is te zien dat daar het minste vooruitgang is geboekt. Uit onderzoek (zie onderzoek bijlage 5) is gebleken dat het structureel reflecteren met symbolen (plaatjes, materiaal) een positieve invloed heeft op het leren leren (studievaardigheden van kinderen). Kinderen worden betrokken bij hun leerproces waardoor hun leermotivatie verhoogt. In een onderzoek naar het reflecteren (zie bijlage 5) na activiteiten zijn er de volgende gedragingen gesignaleerd. Door kinderen vaak met elkaar samen te laten werken (Coöperatief werken) zijn ze vaker aan het reflecteren en geven elkaar vaker feedback. Ze houden elkaar een spiegel voor. Dit blijkt een positieve invloed te hebben op het leren leren. Kinderen passen hun gedragingen aan door middel van invloeden van buiten. Deze informatie wordt opgeslagen in het episodisch geheugen. Omdat dit praktijkonderzoek in 2 weken heeft plaats gevonden is het aan te raden om op langere termijn de ontwikkeling van de studievaardigheden in groep 1 en groep 2 te onderzoeken. We kunnen concluderen uit dit onderzoek dat onder een intensieve begeleiding met symbolen er groei plaats vindt in de manier waarop kinderen leren. De vraag in hoeverre deze begeleiding van kleuters bij kan dragen aan het zelfstandig toepassen van de vaardigheden in hogere groepen van de basisschool kan met dit onderzoek niet vastgesteld worden. Daarvoor zou een langduriger onderzoek over meerdere schooljaren plaats moeten vinden. Onder bijlage 8 staat verder beschreven hoe mijn visie en leerproces zijn ontwikkeld tijdens dit gehele onderzoek.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 23/49
Bronvermelding Boeken: Boekaerts, & Simons, (2007). Leren en instructie: Psychologie van de leerling en het e leerproces (4 druk) Assen: Van Gorcum. Prof. Robert S. Feldman ontwikkelingspsychologie (2007) Pearson education benelux, Amsterdam Munnik, C. & Vreugdenhil, K. (2007). Kennis over onderwijs, pp.71-86. Groningen: WoltersNoordhoff neuropsychologe S I T S K O O R N , M . Het maakbare brein, 2006, uitgever Bert Bakker, Amsterdam e Frea Janssen-Vos (2008) Basisontwikkeling (1 druk), Van Gorcum Verhulst F.C., Prof. Dr. (2005), De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum Alkema E., van Dam, E., Kuipers J., Lindhout C, Tjerkstra W. (2006). Meer dan onderwijs – theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum Schipper S. (2009) Je kunt een kind niet dwingen om te leren, het leert zelf. Een gesprek met Dick Memelink. Tijdschrift: mensenkinderen, een tijdschrift voor en over jenaplanonderwijs. Bod. E (2009), De ReflectieMeester. Is het mogelijk om kinderen te leren zelf te reflecteren op hun werk? Bolhuis, S.A.M., en P.R.J. Simons (1999). Leren en werken. Deventer: Kluwer. Stevens L. (1997). Over denken en doen; een pedagogische bijdrage aan adaptief onderwijs. Veghel: Faces Reclame & Communicatie. Artikelen Pek A. “organiseren valt te leren” Leerpsychologiemagazine, april 2011. Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven “leren plannen en vooruit denken” 2010 Scriptie Wijnen H (2010), scriptie: Reflecteren met kleuters. Christelijke hogeschool Ede (PABO) Internetsites Wikipedia. Kleuter, hersenen, leren leren en Lateralisatie. Bekeken op 17 februari 2011, op http://nl.wikipedia.org/wiki/Hersenen; http://nl.wikipedia.org/wiki/Kleuter; http://nl.wikipedia.org/wiki/.Leren leren http://nl.wikipedia.org/wiki/Lateralisatie Linda Duin, Directeur Kind Centraal, sept. 2009. Spelend leren. Bekeken op 18 februari 2011, op http://www.kindcentraal.nl/index.php?menu=aanbodkinderen&id=2 De Vlaamse onderwijssite (2011). Geraadpleegd op 9 april 2011 op http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/kleuter/uitgangspunten/index.htm Engelse internetsites Physical Development . Geraadpleegd op 4 juli 2011, op http://www.cliffsnotes.com/study_guide/Physical-Development-Age-711.topicArticleId26831,articleId-26781.html
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 24/49
Bijlage 1. Uitwerking resultaten onderzoek naar het spelend leren en lerend leren in de onderzoeksgroep Hoe ziet spelend leren en leren leren eruit in mijn onderzoeksgroep?
Deze onderzoeken naar het spel in de klas zijn uitgevoerd op 24 februari 2011. Met behulp van een vragenlijst hebben de kinderen, onder leiding van de leerkracht de vragen beantwoord. Het eerste onderzoek ging naar de voorkeur van de kleuters naar hoeken in de klas. Het spelen bij kleuters is niet een middel om een doel te bereiken en het gaat ook niet om te presteren. Spelen heeft als doel plezier te ervaren en jezelf te ontspannen. Door deze ervaring hebben kinderen keuzes kunnen maken tussen negen verschillende hoeken. In de onderstaande grafiek is duidelijk te zien waar de voorkeur vooral naar uit gaat.
Naar welke hoeken gaat de voorkeur van de kinderen uit? Schrijfhoek Knutselhoek Kleihoek Bouwhoek Poppenhoek Rekenhoek Taalhoek Boekenhoek Krijthoek
Afb. 1. Grafiek voorkeur van de kinderen – onderzocht op 24 februari 2011 De voorkeur van de kinderen ging vooral naar de bouwhoek uit. Kinderen ervaren hier een bewegingsvrijheid en ontspanning. Volgens Sachser (2006) is spel een ontspannend veld. Dit is de directe leefomgeving, leefwereld van het kind. Spel gaat vergezeld door positieve emoties. Spel creëert hierdoor een veilige leeromgeving. In de onderstaande grafiek hebben de kinderen, onder leiding van de leerkracht de vraag moeten beantwoorden: “In welke hoek ben je het meeste aan het spelen?” Door deze vraag te stellen werd er inzicht gecreëerd waar de kinderen de meeste vrijheid, plezier en ontspanning ervoeren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 25/49
In welke hoeken hebben kinderen het idee dat ze spelen? Schrijfhoek Knutselhoek Kleihoek Bouwhoek Poppenhoek Rekenhoek Taalhoek Boekenhoek Krijthoek
Afb. 2. Kinderen zijn spelend aan het leren – onderzocht op 24 februari 2011 In Afbeelding 2 is te zien dat kinderen de bouwhoek en de poppenhoek echt als spelen ervaren. Leren is het verwerken van de informatie die we tegenkomen, die tot veranderingen of tot een verhoging van onze kennis en capaciteiten leidt. In de onderstaande grafiek zijn de resultaten verwerkt waar de kinderen hebben aangegeven dat ze moesten werken. Hier is vooral de rekenhoek en taalhoek naar voren gekomen.
In welke hoeken hebben de kinderen het idee dat ze aan het werken zijn? Schrijfhoek Knutselhoek Kleihoek bouwhoek Poppenhoek Rekenhoek Taalhoek Boekenhoek Krijthoek Afb. 3 Kinderen zijn aan het leren – onderzocht op 24 februari 2011 In de bovenstaande grafiek in afbeelding 3 is duidelijk te zien dat kinderen de rekenhoek en taalhoek ervaren als leren. Hierbij gaven ze aan dat ze lang stil moesten zitten en echt werkbladen moesten maken. Er is geen bewegingsvrijheid en geen vrije keuze in de opdrachten.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 26/49
Bijlage 2. Gesprek directrice St. Jan Baptist Vandaag heb ik een gesprek gehad over mijn scriptie. Dit ging over de inhoud en over de vormgeving (hoe toets ik dit in de praktijk?). M. Veenvliet (directrice bs. St. Jan Baptist) gaf mij de volgende tips: De drie ateliers corresponderen met de drie binnen Veldvest gangbare leertheorieën, te weten het cultureel leren, empirisme en constructivisme Cultureel leren
Empirisme is een filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit de ervaring voortkomt. Deze stroming is tegengesteld aan het rationalisme (en ook tegengesteld aan elk innatisme). Het empirisme wordt traditioneel beschouwd als een filosofie die tegengesteld is aan het rationalisme dat vasthoudt aan de zienswijze dat er fundamentele concepten zijn die niet een afspiegeling zijn van waarneembare dingen in de buitenwereld. Het empirisme gaat uit van de grondhouding dat we de dingen kennen door de ervaring. Ondanks het feit dat de meeste empiristen hier niet al te dogmatisch mee omgaan, meent Mill dat we zelfs de logische wetten uit de ervaring halen. Hij illustreert dit bijvoorbeeld door te stellen dat we in de werkelijke wereld nooit een situatie tegenkomen die tegelijkertijd wel en niet bestaat. De logica zou deze wet vervolgens simpelweg gekopieerd hebben vanuit de ervaring (niet A en niet-A). (Hij vergeet er overigens bij te vermelden dat buiten het denken zelf überhaupt nooit een ontkenning wordt waargenomen). Hume verdedigt het causaliteitsbeginsel met een verwijzing naar bliksem en donder. Het feit dat donder op bliksem volgt en dat na bliksem donder verwacht kan worden, kennen we dus uit de ervaring. Constructivisme In het onderwijs wordt het (sociaal) constructivisme gebruik als een moderne leertheorie. Ook als onderwijsstroming gaat het Constructivisme ervan uit dat mensen zelf betekenis verlenen aan hun omgeving en dat sociale processen hierbij een prominente rol spelen. Kennis wordt door ieder mens op een eigen wijze geconstrueerd, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en opvattingen in de sociale omgeving. Het constructivisme vindt zijn wortels in het werk van Piaget, de Gestaltpsychologen Bartlett en Bruner, en in de onderwijsfilosofie van John Dewey. Er is geen eenduidige constructivistische leertheorie. Sommige constructivisten leggen vooral nadruk op de sociale constructie van kennis, het sociaal constructivisme, andere vinden het sociale aspect minder belangrijk. Een van de belangrijkste name die hoort bij het sociaal constructivisme is Lev Semyonovich Vygotsky (1896 - 1934). Vygotsky was een Russische ontwikkelingspsycholoog, die pas in de jaren 60 in de Westerse wereld ontdekt werd. Pas in de 80er jaren werd Vygotsky's werk wijdverbreidt bekend onder andere door open gaan van de Sovjetunie door glasnost. Vygotsky zelf werd beïnvloed door de vroege werken van Piaget. Kennis wordt niet alleen individueel geconstrueerd, maar wordt ook steeds weer gespiegeld aan de opvattingen van anderen. Kennis komt tot stand door interpretatie van informatie. Omdat interpretatie afhankelijk is van de voorkennis en associaties van lerenden, is deze per definitie subjectief van aard. Door eigen kennis te spiegelen aan de kennis van anderen, wordt deze niet alleen verrijkt, maar bereikt deze een hogere mate van intersubjectiviteit. Een binnen een praktijkgemeenschap gedeelde opvatting, kan dan als objectieve waarheid worden ervaren. Belangrijke argumenten om leerlingen zoveel mogelijk hun eigen leren te laten vormgeven komen voort uit de constructivistische leertheorieën. Vanaf het begin van de mensheid hebben mensen zich sociaal en in gemeenschappen georganiseerd. In zogenaamde primitieve samenlevingen ziet men ook nu nog dat kinderen in hun gemeenschap leren door het observeren en imiteren van hun ouders en stamgenoten. Over wat zij doen, wordt met hen door middel van taal gecommuniceerd. Wat kennis is en dus als waarheid wordt ervaren, is afhankelijk van de normen, waarden en inzichten binnen die gemeenschap. Het is dus mogelijk dat kennis buiten een bepaalde praktijkgemeenschap geen waarde heeft. Het belang van een actieve rol wordt bevestigd vanuit de neurobiologie. http://www.jorkschellings.com/wp-content/leertheorieen-op-een-rijtje.pdf (leertheorieën)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 27/49
Mevr. M Veenvliet gaf als tip dat ik mijn onderzoek in de hoeken kon verwerken. Kinderen echt begeleiden en een opdracht (leerdoel) geven. Kleuters zijn dan onder begeleiding van de leerkracht aan het leren. Hierop kan ik mijn observaties los laten.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 28/49
Bijlage 3.1 Onderzoek naar gedragingen van kleuters tijdens de werklessen Onderzoek 02 – 03 – 2011 Met voorkennis en informatie uit het gesprek met de directrice is dit onderzoek vorm gegeven. Voorwaarden leren leren in groep 1/ 2: De leerkracht geeft sturing aan het doel. Het doel is gebaseerd op de kerndoelen van groep 1/ 2. De leerkracht lokt betrokkenheid uit door middel van materiaal. Kleuters leren door te doen en/of te manipuleren met materiaal. Bijvoorbeeld: In de bouwhoek legt de leerkracht bouwplaten met een meetlint. De leerkracht lokt hiermee het meten van objecten uit (kerndoel). In groep 1/ 2 is dit nog pure verkenning. Door sturing van de leerkracht wordt er een doel vormgegeven. Hiermee is de vraag of de kinderen het gevoel hebben dat ze spelen of leren op dat moment? Onderzoek: Ik leg in de bouwhoek meetlinten en observeer de gedragingen van de leerlingen. Hierbij let ik of de kinderen zelf op het doel komen. Wat kan ik bereiken met dit meetlint? Of dat er toch sturing nodig is? Als ik observeer dat er geen motivatie is om te meten met het meetlint, bied ik als leerkracht de begeleiding door gerichte opdrachten aan te bieden. Dit is een grote toren laten bouwen. Onderzoek/ observatie Vandaag heb ik in de bouwhoek het gedrag van lerend leren geobserveerd. Dit heb ik als volgt aangepakt: Uitlokken door middel van nieuw materiaal (nieuwsgierigheid prikkelen): ik heb materiaal (een meetlint) in de bouwhoek gelegd en afgewacht hoe de kinderen hierop reageerden. Leerling L en Leerling Jzaten in de bouwhoek. Leerling L had geen aandacht voor het nieuwe materiaal, maar pakte het materiaal wat voor haar bekend was. Ze is manipulerend bezig met materiaal. Ze haalt blokjes uit elkaar en zet ze weer in elkaar, zonder dat er een specifieke vorm ontstaat. Leerling J vroeg aan mij wat dit was. Begeleiding geboden door middel van instructie Als leerkracht heb ik de begeleiding geboden door uit te leggen wat dit meetlint was en wat je er mee kon doen (meten). Ook heb ik voor gedaan hoe je een object moest meten. Hiervoor heb ik een plank gepakt. Leerling Jwas enthousiast waardoor ze het zelf heel graag wilde doen. Ze nam vanzelf het doel over en vertelde dit door aan Leerling L en andere kinderen die in de buurt waren. “Ik ben aan het meten, kijk!”. Ze probeerde eerst allerlei blokjes uit. Hierbij was heel inspanning erg hoog. Na 3 minuten begon de inspanning te zakken. Ze werd minder betrokken. Leerling Jging met andere blokjes spelen (duplo). Begeleiding geboden door middel van een opdracht: Als leerkracht heb begeleiding geboden door een specifieke opdracht te geven, waardoor er meer uitdaging ontstond. Deze opdracht was een hele hoge toren bouwen en deze gaan meten. Na het geven van de opdracht: Leerling J begint blokjes op elkaar te stapelen. Af en toe pakte ze het meetlint en ging haar toren meten. Leerling J vertelde de maten door. 25 cm. Ze las het af van het meetlint. Zelfstandig werken: Na het geven van de opdracht ben ik verder van de bouwhoek gaan zitten en ben ik gaan observeren wat het effect was. Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 29/49
Na 1 minuut is er een hoge betrokkenheid. Leerling J meet de eerste verdieping en vertelt aan andere kinderen de maten. 17 cm. Ze kan zelf vertellen wat ze aan het doen is. Dat is meten. Na 2 minuten is er nog steeds een hoge betrokkenheid. Leerling J meet de eerste 2 verdiepingen en vertelt aan Leerling L en aan de leerkracht de nieuwe maten. 35 cm. Ze kan nog steeds zelf vertellen wat ze aan het doen is. Dat is meten. Na 3 minuten gaat Leerling J met andere blokken bouwen (duplo). Ze kijkt niet naar het meetlint. Haar betrokkenheid neemt af. Als ik vraag wat ze aan het doen is. Antwoordt ze met: “Dat weet ik niet meer”. Ik ga bij Leerling J zitten en bekijk haar toren, waarbij ik me afvraag: “Kan de toren nog hoger?”. Leerling J geeft aan dat ze alle dezelfde blokjes al heeft gebruikt. Ik verwijs naar de andere blokjes die ze zou kunnen gebruiken. Na 3,5 minuten gebruikt leerling J de andere blokjes en begint weer te meten. Haar motivatie is heel hoog en leerling J vertoont veel inspanning. Ze geeft de centimeters door aan de leerkracht en geeft weer aan dat ze aan het meten is. Na 4 minuten begint haar motivatie af te nemen. Ze bouwt weer met andere blokjes. Ook na mijn aanwijzingen, geeft ze aan dat ze wat anders wil. Ze pakt nog het meetlint op, maar legt het neer. Na 5 minuten is haar betrokkenheid weg. Ze is volledig bezig met duplo en heeft geen aandacht meer voor de blokken. De resultaten heb ik in het volgende schema verwerkt.
Verloop bouwhoek 6 5 4 3 2 1 Verloop bouwhoek
0 1 minuut + 2 minuten 3 minuten 3,5 4 minuten 5 minuten aanbieden + + minuten + + + nieuw zelfstandig zelfstandig aanbieden zelfstandig zelfstandig materiaal werken werken nieuwe aan de werken met het met het opdracht nieuwe aan de materiaal materiaal van de opdracht opdracht leerkracht werken Bijlage 3.1 Onderzoek naar gedragingen van kleuters tijdens de werklessen
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 30/49
Bijlage 3.2 Onderzoek naar gedragingen tijdens de werklessen in de hoeken onder gerichte opdrachten Observatie zonder gerichte opdracht in de hoeken Bouwhoek leerling J en leerling F spelen in de bouwhoek zonder gerichte opdracht. De eerste 10 minuten zijn ze echt aan het bouwen. Daar zijn ze al gauw manipulerend bezig met materiaal. Ze gaan op de blokken staan en proberen hun evenwicht te bewaren. Hun concentratieboog is niet groot. Ze blijven max. 2 minuten bezig met deze spelactiviteit. Dan gaan ze naar de rekenhoek om daar te kijken. Tijdstabel betrokkenheid
10 minuten Betrokkenheid erg hoog. Er wordt gebouwd
2 minuten Op blokken staan, evenwicht bewaren. Manipulerend bezig zijn
3 minuten Ze gaan in andere hoeken kijken. (rekenhoek)
5 minuten Ze spelen in de bouwhoek, maar gaan op blokjes staan. Manipulerend.
1 minuut Mogen we ergens anders in?
Ze zijn in totaal 10 minuten bezig geweest met bouwen. Rekenhoek Leerling J en B moeten voor hun werkplan tel-wel maken. Dit is een rekenspel waarbij ze moeten tellen. Leerling J en B hebben veel begeleiding nodig tijdens het maken van tel-wel. Kunnen niet aangeven wat ze aan het leren/doen zijn. “We zijn dit goed aan het doen”. Ze geven aan dat ze aan het werken zijn, omdat dit moest. Na 20 minuten willen ze ergens anders in. Hun leeropbrengst en betrokkenheid was minimaal, er was weinig activiteit.
5 minuten Bouwen een toren met de blokjes. Ze zijn niet aan het tellen. (ook niet na de uitleg)
1 minuut “Mogen we ergens anders in?”.
3 minuten Na de gerichte opdracht van de juf zijn ze aan het tellen. Dit duurt 3 minuten.
5 minuten Halen pinnetjes uit het spel en stoppen weer in het spel. Manipulerend bezig.
5 minuten Gooien blokjes op de grond en pinnetjes en rapen het weer op.
Ze zijn in totaal 3 minuten bezig geweest met tel-wel. Hun leeropbrengst is minimaal geweest.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 31/49
Bijlage 3.3 Onderzoek naar gedragingen tijdens de werklessen in de hoeken opdrachten.
met gerichte
Observatie met gerichte opdracht in de bouwhoek – het maken van kaartjes Datum: 21 maart 2011 Leerling JAS en leerling JAI maken met behulp van kaarten hun werkplan geheel zelfstandig in de bouwhoek. Hiervoor is geen begeleiding nodig. De betrokkenheid duurt op dit moment 20 minuten. Ze zijn volop met het bouwen met behulp van een opdracht bezig. Ik signaleer een langere spanningsboog. Leerling JAI drumt na 20 minuten even met stokjes. Ze overleggen ondertussen wel met elkaar welke blokken ze gaan gebruiken. Ze hebben het idee dat ze aan het spelen zijn. Dit geven ze aan. Ze vinden het leuk om deze opdracht te maken. Beide leerling zijn nog steeds betrokken, ook na 30 minuten. Ze lossen samen problemen (zoals ontbrekende blokjes) op! Hun betrokkenheid is tijdens het bouwen erg hoog geweest. Bij leerling JAI is de betrokkenheid tijdens het drummen, na 20 minuten even weggeweest. Leerling JAS is tijdens de 30 minuten volledig betrokken geweest bij de opdracht. Conclusie: Vooral leerling JAS is geheel deze opdracht (30 minuten) betrokken geweest. Hij heeft een langere spanningsboog. Leerling JAI is na 20 minuten heel even wat anders gaan doen, voordat hij verder ging met de opdracht. Hier was zijn betrokkenheid even weg. Deze leerlingen hadden nauwelijks tot geen begeleiding nodig, omdat ze het gevoel hadden dat ze aan het spelen waren. Ze waren wel bewust met een doel bezig, dus waren ze wel bewust met werken bezig (leren).
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 32/49
Bijlage 4 artikel “Organiseren valt te leren�door Pek A. (2011)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 33/49
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 34/49
Bijlage 5: Gerichte opdrachten (woordjes leggen) zonder reflecteren en met reflecteren
Werkje: woordjes leggen zonder reflectie
16 mei 2011
Doel: Woorden leggen met plaatjes. Aan het einde (donderdag) leggen ze minstens 2 woorden zonder de plaatjes. Samen leggen de kinderen letters bij de plaatjes. Dit doen ze elke dag een halfuurtje. Donderdag proberen ze zonder de plaatjes woordjes neer te leggen met de letters uit de letterdoos.
Y en J Ze overleggen veel samen. Lopen vaak naar de plaatjes en beschrijven of zeggen de letter. 10 minuten later hebben ze kikker, krokus, tulp, kuiken gelegd. F en J Leggen eerst “fout”. Kijken bij de buren (Y en J) en concluderen dat ze het fout hebben. J neemt de leiding door te zeggen dat alle letters terug moeten, omdat ze het verkeerd hebben gedaan. J zegt: Weet je hoe moeilijk dit is? Hij reflecteert zelf. Ook plant hij zelf hoe hij de opdracht gaat aanpakken. “Doe jij de letters? Dan doe ik de plaatjes!”. 10 minuten later hebben ze kikker gelegd. Na de pauze werken de 2 groepjes verder. Binnen 15 minuten hebben Y en J vlinder en rups gelegd. Ze werken minder snel. F en J hebben binnen 15 minuten 4 woorden gelegd. Ze werken nu sneller dan voor de pauze.
Opbrengst: Beide groepjes hebben de woordjes kikker, krokus, tulp, kuiken vlinder en rups gelegd.
Werkje: woordjes leggen zonder reflectie
17 mei 2011
Kinderen leggen de plaatjes opnieuw. Samen leggen ze de woorden met de letters uit de letterdoos. Ze moedigen elkaar aan of betrekken elkaar bij de activiteit. Ook corrigeren ze elkaar. De activiteit is uitdagend – ze geven aan dat het soms moeilijk is, maar erg leuk. Y en J beginnen opnieuw. Ze vinden het leuk.
20 minuten hebben F en J de woorden schaap, lam en nest gelegd. Jas gaat andere dingen doen. Y werkt door aan de letters. Na 30 minuten heeft Y alles gelegd. Opbrengst: Na 30 minuten heeft Y en J de woorden allemaal goed gelegd. Na 10 minuten hebben F en J 3 woorden goed gelegd.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 35/49
Werkje: woordjes leggen met reflectie
17 mei 2011
Het doel heb ik van te voren goed verteld zodat reflecteren mogelijk is. S en M Ze vergelijken veel letters hem hun namen of namen die ze kennen. Ze beschrijven de letters als ze ze niet kennen. Een streepje met een puntje erop bijvoorbeeld. Na 20 minuten hebben S en M kikker, vlinder, lam, schaap en kuiken gelegd. A en J “Cool om te lezen!”. A formuleert een eigen doel waardoor zijn motivatie verbeterd wordt. Na 20 minuten hebben A en J kikker, vlinder en kuiken gelegd. Reflecteren: Wat vond je moeilijk? Goed zoeken van de letters Wat vond je makkelijk? Het was leuk en er waren voorbeelden bij. Kuiken vond ik makkelijk omdat ik al die letters ken. Wat zou je anders doen voor de volgende keer? Alle letters bij elkaar opzoeken en dan het woord leggen. Wat hebben we eigenlijk gedaan net? Geschreven met J en goed gekeken naar letters. Opbrengst: Na 20 minuten hebben S en M kikker, vlinder, lam, schaap en kuiken gelegd. Opbrengst: Na 20 minuten hebben A en J kikker, vlinder en kuiken gelegd.
Werkje: woordjes leggen met reflectie
17 mei 2011
Van te voren had ik weer het doel duidelijk weergeven. M en S De kinderen vragen elkaar om hulp. Gaan zelf over naar synthese van woorden (door letters). Ze leggen in 20 minuten 4 woorden. J en A Geven aan dat ze er weinig zin in hebben. Als ik het doel nog een keer herhaal worden ze gestimuleerd. Ze leggen in 20 minuten 3 woorden. Zonder reflecteren
18 – 5 -2011
Letters liggen klaar. Kinderen geven zelf aan wat ze moeilijk vinden. Kinderen benoemen nu zelf meer letters. De letter “R”. Plannen zelf. “Eerste woordje is af. Nu deze”. 9:15u. Zijn ze afgeleidt. “Wanneer gaan we verven?”. Een ander kind geeft zelf feedback. “J, ga nu even doorwerken, alstublieft!”. Stimuleren elkaar door te vragen waar ze zijn. Maar ze kunnen elkaar ook demotiveren. Binnen 30 minuten hebben ze 3 woordjes gelegd.
Met reflecteren
18 – 5 – 2011
Voor de activiteit heb ik duidelijk het doel aangegeven. De letters liggen hier ook klaar.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 36/49
De kinderen reflecteren nu met smileys. Ze kunnen nu duidelijk aangeven wat ze denken en wat ze voelen bij de activiteit.
Binnen 30 minuten hebben ze 5 en 8 woorden (alle woorden) gelegd. Nu gaan we kijken wat het effect is van het reflecteren door de kinderen uit hun hoofd zoveel mogelijk de woorden te laten leggen. Zonder reflecteren: J en F Weten de lettercombinaties, maar niet welke volgorde. Lam hebben ze goed gelegd. Ze zijn van hun werkje afgeleid. J en Y Zij hebben lam, schaap, rups, kikker gelegd. Zij waren geconcentreerd bezig. Met reflecteren: S en M Zij hebben alleen kikker gelegd. A en J Kikk. Tijdens het reflecteren van deze activiteit hebben ze aangegeven dat ze het grappig vonden, maar toch wel moeilijk om alle letters bij elkaar te zoeken. Conclusie uit dit onderzoek: Effect op de leerresultaten: Het reflecteren na en tijdens de activiteit blijkt geen invloed te hebben op de leerresultaten. Effect op hun studievaardigheden (leren leren): Het reflecteren tijdens en na de activiteit blijkt een positief effect te hebben op hun studievaardigheden (het leren leren) en motivatie tijdens en vlak na het reflecteren. Herhaling: Geen herhaling van de regels, plannen kunnen kinderen zelf niet reflecteren op hun studievaardigheden. Herhaling in het aanbieden van het aanpakken van werkjes (studievaardigheden/ leren leren) stimuleert het leren leren. Conclusie: Door kinderen met elkaar samen te werken (Coรถperatief werken) zijn ze vaker aan het reflecteren en geven elkaar vaker feedback, waardoor dit stimulerend kan werken. Dit heeft daarom ook effect op hun studievaardigheden (het leren leren)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 37/49
Bijlage 6.1 Observatielijst
Observatieformulier werkhouding (leren leren in groep 1/ 2)
Naam: _____________________________ Groep: ________ Geboortedatum: ________ Ingevuld door: _________________________________ Datum observatie: ___________
Turven
concreet gedrag
Houding: Stelt het werken uit.
Houding: Wil direct beginnen.
Formuleert doel Bijvoorbeeld: “Ik ga nu een puzzel/scope maken”. Maakt een plan om dat doel te bereiken Bijvoorbeeld: “Dit doe ik door de puzzelstukjes op de juiste plaats te leggen”. Uitvoering: Van de plaats zonder toestemming Uitvoering: Praat of roept zonder toestemming Uitvoering: Draait op zijn stoel, maakt duidelijk hoorbaar geluid wat niks met de opdracht te maken heeft. Uitvoering: Gaat te lang door met toegestane activiteiten
Uitvoering: Let op en werkt (oogcontact met de taak of met de leerkracht gedurende 15 seconden of meer) Uitvoering: Dagdromen gedurende meer dan 5 seconden Reflecteren/ evalueren: Tijdens de activiteit. Corrigeert eigen fouten.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 38/49
Reflecteren/ evalueren: Na de activiteit: Wil zijn of haar werkje laten zien en er iets over vertellen. Reflecteren/ evalueren: Na de activiteit: Kan benoemen (met symbolen) hoe zijn of haar werkhouding is geweest en vertellen of hij of zij er tevreden over is. Reflecteren/ evalueren: Reactie op fouten: Ziet ze zelf en verbetert. Reflecteren/ evalueren: Reactie op fouten: Ziet ze zelf, kan niet verbeteren. Reflecteren/ evalueren: Reactie op fouten: Ziet ze niet, wil wel verbeteren
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 39/49
Bijlage 6.2. Uitslag observatie met behulp van de observatielijst
Uitslag observatie met behulp van het observatieformulier werkhouding (leren leren in groep 1/2 ) Zonder reflecteren en plannen. Datum: 23 mei 2011
e
Afbeelding 1. Resultaten onderzoek met behulp van het observatieformulier. 1 dag – 23 mei 2011 Zonder het doel formuleren en plannen van te voren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 40/49
Uitslag observatie met behulp van het observatieformulier werkhouding (leren leren in groep 1/2 )
Met reflecteren en plannen. Datum: 25 mei 2011
e
Afbeelding 2. Resultaten onderzoek met behulp van het observatieformulier. 3 dag – 25 mei 2011. Met behulp van het plannen van te voren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 41/49
Uitslag observatie met behulp van het observatieformulier werkhouding (leren leren in groep 1/2 ) Met reflecteren en plannen. Datum: 26 mei 2011
e
Afbeelding 3. Resultaten onderzoek met behulp van het observatieformulier. 4 dag – 26 mei 2011 Met behulp van het plannen van te voren.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 42/49
Bijlage 7 Symbolisch gebruik van het leren leren in de onderbouw
1. Wat ga ik doen/ wat wil ik bereiken? (doel)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 43/49
2. Hoe ga ik het doen? (Plan)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 44/49
3. Aan het werk (Uitvoering)
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 45/49
4. Hoe heb ik het gedaan? (reflecteren)
of
of
Waarom??? Wat ga ik de volgende keer anders of hetzelfde doen?
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 46/49
Bijlage 8. Visie en reflectie
Gedurende dit onderzoek in groep 1/2 van basisschool St. Jan Baptist te Oerle/Veldhoven heb ik mijn visie en leerkrachtgedrag ontwikkeld. Deze school heeft mij de vrijheid gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Dit vond ik erg fijn en hiervoor ben ik zeer dankbaar. 1.2 Ontwikkeling leerkrachtgedrag De volgende leerkrachtvaardigheden heb ik ontwikkeld tijdens mijn onderzoek: Consequent zijn om een positieve bijdrage te leveren aan de spanningsboog van leerlingen; (pedagogische competentie) Een rode draad door een theoretisch onderzoek kunnen laten lopen door relevante theorie op te zoeken; (reflectie en ontwikkeling) Bewuster worden van de recente ontwikkelingstheorieën en deze kunnen toepassen in de klas; (vakinhoudelijk en didactische competentie) Bewuster worden van je bijdrage binnen de schoolbeleid. (samenwerking met collega‟s) 1.3. Visie Ik liep stage in groep 1. In groep 1 zitten kleuters die pas op school komen en net de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt. Dit werkte enigszins belemmerend omdat deze jongste kleuters geen tot nauwelijks ervaring hadden met het zelfstandig uitvoeren van werkjes. Ik ben hier meteen aan gaan werken door ze gedurende een langere tijd materialen uit de kasten te laten kiezen. Hierdoor werd hun spanningsboog gerekt en hun zelfstandigheid gestimuleerd. Het vereiste van een zeer consequente houding van de leerkracht vond ik in aanvang erg moeilijk (zie SWOT nr 1). Ik ben zeer consequent van start gegaan waardoor we minstens 60 minuten met materialen uit de kasten gingen werken. Helaas werkte dit averechts. De spanningsboog van de kleuters moest langzamer worden opgerekt. Hieraan werken kostte tijd en ik heb geleerd dat dit langzaam moet worden opgebouwd.
Sterkten: Flexibel en improvisatievermogen
Zwakten: Niet consequent
Kansen: Flexibel omgaan met probleemsituaties
Bedreigingen: Niet consequent omgaan met regels en afspraken in de klas, waardoor kinderen niet weten waar ze aan toen zijn
Swot nr. 1 – flexibel zijn Voorafgaand aan het praktijkonderzoek heb ik veel relevant theoretisch materiaal opgezocht om de nodige diepgang in mijn onderzoek te creëren. Deze hoeveelheid nam nog toe door mijn enthousiasme over het beschikbare materiaal. Door de grote hoeveelheid materiaal moest ik zorgvuldig selecteren en dit werkte belemmerend. De rode draad raakte vaak zoek (zie SWOT nr. 2). Mijn onderzoeksvraag was aanvankelijk te ruim opgezet, wat een grote hoeveelheid theorie rechtvaardigde. Later heb ik besloten de onderzoeksvraag concreter te maken en alle theorie bij elkaar te voegen. Dit heeft zeker positief uitgepakt. Ik heb geleerd dat ik mezelf moet begrenzen omdat een teveel aan informatie niet leidt tot voldoende diepgang, maar juist tot oppervlakkigheid en het risico dat er geen lijn in het onderzoek zit.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 47/49
Sterkten: Veel theorie en diepgang willen in het werk. Een onderzoeker.
Zwakten: Teveel theorie, waardoor het niet overzichtelijk wordt voor anderen.
Kansen: Diepgang kunnen creëren in eigen of andermans werk, waardoor er nieuwe ontwikkelingstheorie kunnen worden ontworpen.
Bedreigingen: Teveel diepgang en/of te veel willen werken, waardoor de lijn zoek raakt. Dit kan als gevolg hebben dat de deadlines niet worden gehaald.
Swot nr. 2 – Theoretisch onderzoek doen Ook tijdens het praktijkonderzoek heb ik erg veel niet relevant onderzoek gedaan, dat ik uiteindelijk niet gebruikt heb. Mijn leerkrachtgedrag en leerkrachtvisie zijn in deze fase veranderd. Aanvankelijk liet ik de kinderen op het bord kiezen tussen diverse speel-/leerhoeken. Tevens konden ze wisselen indien ze dat wilden. Dit bleek niet bevorderlijk te zijn voor de studiehouding (concentratieboog). Om de concentratie te stimuleren ben ik consequent elke ochtend gaan werken uit de kasten. De kinderen kiezen in tweetallen een werkje en voeren deze uit (gebaseerd op theorie van Vygotsky). Volgens Lev Semyonovich Vygotsky ligt de nadruk van het leren bij kinderen vooral op de sociale aspecten van ontwikkeling en leren. Dit noemen we het sociaal constructivisme. De Stichting Veldvest benoemt dit tevens in haar visie op onderwijs. Omdat volgens Dick Memelink (ontwikkelaar van de ontwikkelingslijnen) kleuters leren door vergelijking, ging ik met kleuters bewust kijken naar het gedrag van anderen. Door hen dagelijks een spiegel voor te houden kregen kleuters langzaam een zelfbeeld en een beeld van hun functioneren in de klas is. Ik heb de ontwikkelingstheorieën rondom het onderwijs steeds breder ingezet in de klas. Na een maand was er vooruitgang geboekt op verscheidene vlakken van leren leren.
Sterkten: Bewust om kunnen gaan met de ontwikkelingstheorieën.
Zwakten: Teveel ontwikkelingstheorieën willen uitproberen waardoor er verwarring kan ontstaan.
Kansen: Theorie en kansen kunnen behalen in het onderwijs bij leerlingen. Diepgang en kennis kunnen opdoen.
Bedreigingen: Geen eigen stijl/visie kunnen ontwikkelen omdat er teveel ontwikkelingstheorieën zijn om uit te voeren.
Swot nr. 3 – Omgaan met ontwikkelingstheorieën Mijn visie op de manier van spelen en leren bij kleuters is ook veranderd. Ik zie spelend leren bij kleuters nu als een manier van veelal onbewust vaardigheden op doen. Ze ervaren plezier en ontspanning, wat enorm belangrijk is voor het pedagogisch klimaat. Daarom is het goed om het spelend leren en leren leren in elkaar te verweven. Voor dit onderzoek forceerde ik kleuters onbewust om langer te werken dan wat ze aankonden. Mijn leerkrachtgedrag is na dit onderzoek positief veranderd. Ik kijk nu meer naar de behoeften van de kleuters zelf. Jongste kleuters kunnen niet ineens hun leren leren aanpassen en forceren werkt zelfs averechts. Het opdoen van studievaardigheden is niet voor elke kleuter bestemd. Sommige jongste kleuters zijn nog zo onbewust bezig met leren dat ze niet in staat zijn om bewust te worden van hun leerprocessen. Als de groeispurts in de hersenen voldoende ontwikkeld zijn zullen kleuters in staat zijn Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 48/49
meer informatie en vaardigheden op te nemen. Het leren van diverse studievaardigheden mag niet geforceerd worden omdat dit een negatieve impact heeft op zowel de kleuter als de begeleider zelf. Dit wil niet zeggen dat je het aanleren van studievaardigheden niet klassikaal kunt aanbieden. Deze sterkte en zwakte analyses zijn gebaseerd op microniveau (zorg in de klas). Mijn zwakkere punten liggen in het samenwerken binnen de school (mesoniveau); te weinig hulp van buiten af vragen. Mijn sterke punten zijn zelfstandigheid en creativiteit (zie Swot nr. 4 – zelfstandigheid).
Sterkten: Zelfstandig werken Creativiteit
Kansen: Zelfstandig en creatief problemen kunnen oplossen.
Zwakten: Alles zelf willen doen, geen hulp vragen.
Bedreigingen: Zonder hulp meer kans op eigen falen en langdurige processen.
Swot nr. 4 – zelfstandigheid Tijdens het onderzoek naar leren leren heb ik veel bijgeleerd op het gebied van de ontwikkelingstheorieÍn en het toepassen ervan in de klas (klassenmanagement). Ik vond het onderzoek doen in de theorie en schrijven van de scriptie heel boeiend.
Dorinda der Kinderen Leren leren bij kleuters 4 juli 2011 49/49