Wonderman en hockeybabe Genderverschillen in de Nederlandse sportjournalistiek tijdens de Olympische Spelen 2008
Manon Harms Studentnummer 1387782
Afstudeerscriptie Master Journalistiek Afstudeerrichting dagbladjournalistiek Rijksuniversiteit Groningen Begeleiders: Alexander Pleijter en Homme Wedman September 2011
Inhoudsopgave Voorwoord
6
1. Inleiding
7
1.1 Vraagstelling
7
1.2 Afbakening
7
1.3 Werkwijze
8
1.4 Opbouw
8
2. Een krant maken in Nederland
10
2.1 Inleiding
10
2.2 Nederland krantenland
10
2.3 Is er een journalist in de zaal?
11
2.4 De sportjournaliste
13
2.5 Hiërarchie op een redactie
14
2.6 Nieuwsselectie
15
2.7 Nieuwsselectie op de sportredactie
17
3. Sportjournalistiek in Nederland
19
3.1 Inleiding
19
3.2 Opkomst en ontwikkeling van sportjournalistiek
19
in Nederlandse dagbladen 3.3 De sportjournalist: liefhebber én professional?
20
3.4 ‘Je bent maar een sportjournalist’
22
3.5 Weinig visie
24
3.6 Concurrentie tussen verschillende media
25
4. Topsport: een media-evenement
27
4.1 Inleiding
27
4.2 Sport en media
27
4.3 Olympische spelen als media evenement
28
4.4 Ruim 4,3 miljard mensen keken naar Peking
30
4.5 Sporthelden
31
2
5. Gender en media
33
5.1 Inleiding
33
5.2 Discours in massamedia
33
5.3 Het beeld van de vrouw in topsport
34
5.3.1 Sport is een mannenwereld
34
5.3.2 Mannelijke en vrouwelijke sporten
36
5.4 Recente ontwikkelingen
37
5.5 Positie van vrouwen in de Olympische Spelen
38
5.6 Verandering op komst?
39
5.7 Eerdere onderzoeken
40
5.7.1 Artikelen
40
5.7.2 Foto’s
42
6. Methodologie en procedure
43
6.1 Inleiding
43
6.2 Inhoudsanalyse
43
6.3 Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
45
6.4 Keuze voor het onderzoeksmateriaal
46
6.4.1 Keuze voor de krantentitels
47
6.4.2 Profielschets Volkskrant: ‘Eigenzinnig en onconventioneel’
47
6.4.3 Profielschets Algemeen Dagblad: De neutrale krant?
47
6.4.4 Profielschets’De Telegraaf: De krant van wakker Nederland
48
6.4.5 Keuze voor de onderzoeksperiode: De Olympische Spelen 2008
49
6.5 Procedure
50
6.5.1 Voorwaarden
50
6.5.2 Werkwijze
51
6.6 Onderzoeksmateriaal
51
6.7 Codering
52
6.7.1 Codering artikelen
52
6.7.2 Nader onderzoek artikelen
54
6.7.3 Codering foto’s
55
6.8 Kwalitatief onderzoek
56
7. Resultaten artikelenonderzoek
58
7.1 Inleiding
58
7.2 Basisvariabelen
58
3
7.3 Nader kwantitatief onderzoek
65
7.4 Kwalitatief onderzoek
73
7.4.1 Judo
73
7.4.2 Turnen
75
7.4.3 Hockey
75
7.4.4 Zwemmen
76
7.5 Conclusie uit de analyse van de artikelen
78
7.5.1 Resultaten basisvariabelen
78
7.5.2 Resultaten gendergerichte variabelen
78
7.5.3 Resultaten kwalitatieve analyse
79
7.5.4 Verschillen tussen de kranten
79
8. Resultaten foto-onderzoek
81
8.1 Inleiding
81
8.2 Basisvariabelen
81
8.3 Nader kwantitatief onderzoek
87
8.4 Conclusie
97
8.4.1 Resultaten volledige foto-analyse
97
8.4.2 Verschillen per krant
97
9. Conclusie
98
9.1 Verschillen in hoeveelheid aandacht voor mannelijke
98
en vrouwelijke sporters 9.2 Verschillen in de manier waarop mannelijke
99
en vrouwelijke sporters beschreven worden in artikelen 9.3 Verschillen in de manier waarop mannelijke
100
en vrouwelijke sporters afgebeeld worden op foto’s 9.4 Onderling onderscheid tussen de kranten op
100
het gebied van de verschillen 9.5 Eindconclusie
101
9.6 Discussie
102
Bijlage I Introductie van vrouwensporten of disciplines in de Olympische Spelen
104
Bijlage II Deelname vrouwen in de Olympische Zomer Spelen
105
Bijlage III Inkomens topsporters
106
Bijlage IV Gendergeschiktheid Olympische sporten
107
Bijlage V Codeboek artikelen
108
4
Bijlage VI Codeboek foto’s
116
Literatuurlijst
121
5
Voorwoord Mijn nichtje belde me op of ik het WK schaatsen zou komen kijken bij haar thuis. “De vrouwen staan al op het punt te beginnen”, waarschuwde ze. Ik reageerde:“Ach, dat zijn de vrouwen maar.” Later stond ik nog eens stil bij deze impulsieve reactie. Waarom vond ik de vrouwelijke schaatsers niet belangrijk? Het lag niet aan de sport; vervang het schaatsen voor tennis, voetbal, hockey of wielrennen en mijn reactie was dezelfde geweest. Dus ik vond vrouwelijke sporters minder interessant dan mannelijke. Waar komt die voorkeur vandaan? Als fervent sportliefhebber lees ik veel over sport, kijk ik veel naar sport en praat ik veel over sport. Het overgrote deel van de tijd gaat het dan over mannelijke sporters. Op mijn kamer hingen vroeger alleen maar posters van mannelijke sporters waar ik naar op keek; Roger Federer, Mark Tuitert, Michael Schumacher en Thierry Henry. Geen Inge de Bruijn, Marianne Timmer of Leontien van Moorsel te bekennen. De vraag over mijn persoonlijke voorkeur voor mannensport is de basis geweest voor mijn keuze te onderzoeken of mannelijke en vrouwelijke sporters anders beschreven worden in de Nederlandse media. Het schrijven van deze scriptie is verlopen over een langere periode, waardoor ik twee hoofdbegeleiders heb gehad. Homme Wedman heeft voornamelijk de opstartfase en het theoretisch kader begeleid. Vervolgens heeft Alexander Pleijter mij bijgestaan met het methodologische gedeelte en de onderzoeksresultaten. Ik wil beiden hiervoor hartelijk danken. Ook ben ik dank verschuldigd aan Jasper Boon, die de testcodering heeft uitgevoerd.
6
1. Inleiding Uit internationaal onderzoek blijkt dat de media minder aandacht aan vrouwelijke sporters dan aan mannelijke sporters besteden. Hoewel hierin een enigszins nivellerende trend gaande is, zijn de kwantitatieve verschillen nog steeds aanwezig. Ook de manier waarop vrouwelijke sporters beschreven en besproken worden, blijkt op verschillende vlakken erg te verschillen met de manier waarop mannelijke sporters verbeeld worden. Er ligt nadruk op andere aspecten van het leven van de sporter en het woordgebruik verschilt. Ik ben benieuwd of dit in de Nederlandse schrijvende media ook het geval is. Daarom heb ik er voor gekozen om de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters op de Olympische Spelen van 2008 te onderzoeken. 1.1 Vraagstelling In hoeverre verschilt de verbeelding van vrouwelijke sporters ten opzichte van mannelijke sporters in de Nederlandse media tijdens de Olympische Spelen in 2008 in Peking? Deelvragen die beantwoord zullen worden zijn: -
In hoeverre zijn er verschillen in de hoeveelheid aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters in artikelen en fotografie?
-
In hoeverre zijn er verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters beschreven worden in artikelen?
-
In hoeverre zijn er verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters afgebeeld worden op foto’s?
-
In hoeverre wijken de kranten van elkaar af op het gebied van bovenstaande verschillen?
1.2 Afbakening Voor dit onderzoek wil ik gebruik maken van drie verschillende landelijke kranten. Ik heb gekozen voor de Telegraaf, Het Algemeen Dagblad en de Volkskrant. Deze dagbladen verschillen wat betreft signatuur sterk van elkaar. De Telegaaf heeft een redelijk sportkatern en is de meest gelezen krant van Nederland. Het Algemeen Dagblad staat bekend als dĂŠ sportkrant van Nederland en heeft daarmee ook het grootste sportkatern. De Volkskrant heeft van de zogenoemde kwaliteitskranten de meest uitgebreide sportsectie. De keuze voor deze
7
drie kranten is vooral gemaakt om een zo afgewogen mogelijke weerspiegeling van de berichtgeving te bereiken. De Olympische Spelen is één van de grootste sportevenementen ter wereld, waardoor er veel media-aandacht voor is. Ook zijn de Olympische spelen een korte, afgeronde periode van een wereldwijd evenement waar zowel mannen als vrouwen aan mee doen. Tijdens het evenement zijn er vele verschillende disciplines, zodat de resultaten van het onderzoek algemener kunnen gelden dan bij bestudering van één bepaalde sport. Daarnaast hebben de Olympische Spelen het voordeel dat ze iets minder verbonden zijn met sportmarketing dan andere grote sportevenementen. Financiële belangen zouden een invloed kunnen zijn op de berichtgeving. Natuurlijk zijn de Olympische Spelen niet vrij van economische banden, maar de belangen zijn iets kleiner. 1.3 Werkwijze Het theoretisch kader is vormgegeven na bestudering van Nederlandse en internationale primaire en secundaire bronnen. Dit zijn met name wetenschappelijke monografieën en artikelen. Voor informatie over de Olympische Spelen in Peking is gebruik gemaakt van de officiële website van het Internationaal Olympisch Comité. Het onderzoek is handmatig uitgevoerd. Eerst zijn de titels van alle artikelen verzameld door de drie geselecteerde kranten op microfilm door te nemen. Aan de hand van deze titellijsten zijn alle artikelen verzameld uit LexisNexis en genummerd. Vervolgens zijn de codeboeken opgesteld. De variabelen zijn opgesteld op basis van eerdere soortgelijke onderzoeken en eigen interesse opgesteld. Vervolgens zijn de eerste 50 artikelen door mijzelf en een testcodeerder gecodeerd. Onduidelijkheden zijn uit het codeboek gehaald en vervolgens zijn alle resterende artikelen gecodeerd. Dezelfde werkwijze is gehanteerd voor de foto’s. Deze zijn rechtstreeks vanaf de microfiches gecodeerd. De codering van de artikelen en foto’s is vervolgens geanalyseerd met SPSS, waarna de resultatentabellen zijn gemaakt.
1.4 Opbouw Na de inlleiding vormen vier hoofdstukken het theoretisch kader van deze scriptie. Hierin zet ik uiteen hoe de Nederlandse sportjournalistiek zich heeft ontwikkeld, welke rol gender speelt in de media, hoe de relatie tussen sport en media er uit ziet en wat de werkwijze op een sportredactie is. Ook worden eerdere soortgelijke onderzoeken besproken. Hoofdstuk 6 bakent de gebruikte methodologie af en geeft de verantwoording en procedure voor dit onderzoek.In hoofdstuk 7 en 8 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en geanalyseerd. Hoofdstuk 7 behandelt de resultaten van het artikelenonderzoek, hoofdstuk 8 bespreekt de
8
foto’s. Beide hoofdstukken hebben inhoudelijk hetzelfde gewicht; de volgorde had ook andersom kunnen zijn. De conclusie is te vinden in hoofdstuk 9.
9
2. Een krant maken in Nederland 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk heeft het maken van een krant in Nederland als centraal thema. De eerste paragrafen beschrijven het krantenlandschap en geven een karakterschets van ‘de journalist’ en de sportjournaliste. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op die hierarchie op een redactie. De laatste twee paragrafen geven inzicht in het proces van nieuwsselectie en hoe dit gebeurt op een sportredactie. De manier waarop een krant gemaakt wordt en hoe de redactie is samengesteld en werkt, zijn factoren zijn die invloed hebben op de inhoud die uiteindelijk in de krant verschijnt. Het geeft een beeld hoe de onderzochte inhoud, in vorm van artikelen en foto’s, tot stand is gekomen. 2.2 Nederland krantenland In Nederland worden relatief veel kranten gemaakt en verspreid. Nederland kent dertien verschillende krantentitels die minimaal vijf dagen per week landelijk verspreid worden. 1 Er zijn zeven betaalde ochtendkranten, drie betaalde middagkranten en drie gratis (ochtend)kranten. In totaal worden er dagelijks ruim 4,3 miljoen kranten gedrukt.2 Dat is een groot aantal in vergelijking met andere westerse landen. Uit de NOM Printmonitor 2010 blijkt dat ruim 66,5% van de Nederlanders dagelijks een gratis of betaalde krant leest.3 Daarmee is de krant nog altijd een van de meest populaire nieuwsbronnen. Wel laten de bereikcijfers een dalende lijn zien.4 Daarnaast kent het Nederlandse dagbladlandschap een groot aantal vaste abonnees; in 2009 had ongeveer de helft van de Nederlandse huishoudens een abonnement op een krant. Maar liefst 86% van de oplage van betaalde kranten wordt aan huis bezorgd, een aandeel dat uniek is in de wereld. Dit betekent dat veel lezers vaak dezelfde krantentitel lezen. Nederlandse lezers zijn in vergelijking met andere landen dus trouw aan hun krant. Elke krant heeft een eigen signatuur. In Nederland komen deze verschillen deels voort uit de verzuiling van het begin van de twintigste eeuw. In deze periode was de Nederlandse samenleving gescheiden in verschillende zuilen. Elke zuil had onder meer zijn eigen politieke
1 Vanaf 21 maart 2004 verscheen de Telegraaf ook op zondag. Dit is gestopt op 20 december 2009 door tegenvallende abonnements- en advertentieinkomsten. 2 HOI oplagecijfers 2009. 3 NOM Print Monitor 2009-I / 2009-II. Gemiddeld bereik 13+, aldaar 1. NOM Print Monitor 2010-I / 2010-II. Gemiddeld bereik 13+, aldaar 1. 4 Ibidem.
10
partij, geloofsovertuiging, omroep, school en krant. De verzuiling is in de jaren zestig van de vorige eeuw verdwenen. Desalniettemin houden veel dagbladen aan hun eigen profiel vast, zij het dat er natuurlijk wel een toevoeging of verschuiving in zwaartepunten heeft plaatstgevonden. Zo richt de van huis uit christelijke krant Trouw zich de afgelopen tien jaar naast religie en filosofie ook op duurzaamheid en onderwijs. Als een dagblad grote wijzigingen zou doorvoeren waardoor het signatuur verandert, bestaat de kans dat de abonnees zich niet meer kunnen identificeren met de krant en overstappen op de concurrent. 2.3 Is er een journalist in de zaal? Het is lastig in te schatten hoeveel journalisten er in Nederland werken. Naast de steeds wisselende samenstelling van redacties zijn er ook een groot aantal freelancers actief. Daarnaast kan iedereen zich journalist noemen, zonder een opleiding of ervaring te hebben opgedaan in het vak. Om toch een profielschets te kunnen geven van dÊ journalist in het algemeen, beperkt dit overzicht zich tot de journalisten die langere tijd werkzaam zijn in de nieuwsjournalistiek. Mark Deuze heeft onderzoek gedaan onder ruim duizend nieuwsjournalisten in Nederland. Daaruit bleek onder meer dat de Nederlandse journalisten ouder zijn dan hun collega’s in de rest van de wereld. Ze zijn relatief hoogopgeleid en hun politieke voorkeur ligt gemiddeld genomen iets links van het midden. Van belang voor dit onderzoek is dat er in de gehele Nederlandse nieuwsjournalistiek minder vrouwen dan mannen werken. In totaal is 34% van de werkzame journalisten vrouw. 5 Hiermee verschilt de journalistiek niet sterk van het gemiddelde van alle beroepen in Nederland.6 Per medium zijn er echter grote verschillen. Zo is bij de landelijke televisie de manvrouwverhouding in evenwicht en is bij opiniebladen 40% vrouw. De dagbladen hebben beduidend minder vrouwen in dienst. Bij de landelijke dagbladen is ruim een kwart (26%) vrouw. De regionale dagbladen hebben relatief de minste vrouwen in dienst, namelijk slechts 21% van de totale redactie. Tabel 1: Man-vrouw verhouding in de Nederlandse journalistiek7
Medium
Man
Vrouw
Percentage vrouw
Totaal
5 M.P.J. Deuze, Journalists in the Netherlands. An analysis of the people, the issues and the (inter)national environment (proefschrift) (Amsterdam 2002). 6 Sociaal en Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek (Ans Merens e.a.), CBS Emancipatiemonitor 2010 (Den Haag 2011). 7 Deuze, Journalists in the Netherlands, aldaar man/vrouw.
11
Landelijk dagblad Landelijke radio (publiek) Landelijke televisie (publiek) Regionaal dagblad Landelijke televisie (commercieel) Opinietijdschrift
96 50 51 191 17 21
34 33 48 50 17 14
26 40 44 21 50 40
130 83 99 241 34 35
De afgelopen jaren is er een flinke groei in het aandeel vrouwen te zien. Twintig jaar geleden liep de gehele dagbladjournalistiek nog verder achter op de andere media. Het aandeel vrouwen op alle dagbladen tezamen is gegroeid van 11 tot 23 procent. Op de journalistieke opleidingen is de verhouding zelfs in het nadeel van mannen; 60% van de studenten journalistiek is vrouw. Daarmee is er een grote kans dat er de komende tijd meer journalistes op de redactie terecht komen. Het aandeel vrouwen dat in de media werkt, is in de afgelopen vijftien jaar duidelijk toegenomen. Vooral bij de dagbladen is sprake van een flinke groei van het aandeel vrouwelijke journalisten. In vergelijking met andere hogere en wetenschappelijke beroepen in Nederland is het aandeel leidinggevende vrouwen in de mediasector iets lager, maar deze verschillen zijn gering. De redactionele beslissingen worden genomen door de leidinggevenden op een redactie. Het aandeel vrouwen onder alle leidinggevenden in alle media samen bedroeg 22% in 2000.8 Dat is een lager percentage dan de eerder genoemde 34% vrouwen in de media totaal. Echter, ook voor de hogere en wetenschappelijke beroepen in het algemeen geldt dat de verhouding tussen het aandeel vrouwelijke managers en het totale aandeel vrouwen ongeveer 2:3 is.9 Dus dat 22% van de 34% vrouwen in de media een leidinggevende functie bekleed, komt daar geheel mee overeen. Op de laagste niveaus (chefs, leden van redactieraden) blijken vrouwelijke journalisten bijna net zo goed vertegenwoordigd als hun mannelijke collega’s. Daarentegen is er op het hoogste besluitvormende niveau op redacties - hoofdredacties bij de dagbladen en omroepen duidelijk sprake van oververtegenwoordiging van mannen. Dit kan komen doordat de vrouwelijke journalist gemiddeld genomen jonger en minder ervaren is dan haar mannelijke collega.10 Uit recente onderzoeken blijkt dat vrouwen in dagbladen barrières tegenkomen om promotie te maken, het lastig vinden om een goede balans te vinden tussen werk en gezin en een gebrek aan mentoren, voorbeelden en professionele ontwikkelingskansen hebben. Veel vrouwen hebben plannen om een andere baan te zoeken, die meer voldoening oplevert. Het gebrek aan invloed en mogelijkheden voor vrouwen bij dagbladen heeft grote implicaties voor 8 Sociaal en Cultureel Planbureau (Ans Mertens), Midden in de media. Werkdocument (Den Haag 2003) 22. 9 Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek (Ingrid Beckers, Brigitte Hermans en Wil Portegijs), Emancipatiemonitor 2008 (Den Haag 2009) 97. 10 SCP, Midden in de media, 24.
12
de nieuwsindustrie en voor de maatschappij.11 De journalistiek kan daardoor langer een door mannen gedomineerde wereld blijven. 2.4 De sportjournaliste Uitgaande van de cijfers voor dagbladjournalistiek, werkt er in elk geval één vrouw op een redactie van vier mensen. Dit gaat echter niet op voor de sportredactie. Elke grote krant in Nederland heeft wel een vrouwelijke redacteur op haar sportredactie werken. Dit zijn De Telegraaf, Algemeen Dagblad, de Volkskrant, Het Parool, Eindhovens Dagblad. Maar de meerderheid is man. Uit huidige gegevens van de Nederlandse Sport Pers blijkt dat ‘de verhouding een beetje zoek is’.12 Naar schatting zijn er op een totaal van 800 sportjournalisten 50 vrouwen, dus ongeveer 6%. Uit cijfers van het NSP blijkt dat dit percentage vanaf 1995 al rond de 4 tot 5% ligt.13 Het merendeel daarvan werkt bij radio en televisie. Nederland is overigens geen uitzondering wat betreft deze verhoudingen. Ook in de Verenigde Staten bijvoorbeeld vormen vrouwen een fractie van de sportredacteuren en sportverslaggevers. 14 Op de sportredactie is de meest intense en historisch langst aanhoudende genderscheiding in de journalistiek te zien.15 Het is dan ook geen verrassing dat vrouwelijke sportjournalisten gezien worden als categorie en niet als individu. Omdat er zo weinig zijn, vallen ze veel meer op en moeten ze duidelijk laten zien dat ze kunnen presteren. De reactie van de vrouwelijke journalisten hierop kan zijn dat ze heel hard hun best gaan doen en zichzelf gaan bewijzen. Of ze benadrukken hun zichtbaarheid en ‘anders-zijn’ tot hun voordeel. Of ze passen zich aan om sociaal onzichtbaar te worden. 16 Ze proberen ‘one of the boys’ te worden. Uit onderzoek onder vrouwelijke sportjournalisten blijkt dat de eerste en derde strategie het meest wordt toegepast.17 Veel vrouwelijke sportjournalisten hebben negatieve gender-gerelateerde ervaringen gehad. De meeste van hen minimaliseerden deze ervaringen en zagen hun geslacht als een voordeel.18 Allen gaven aan te worstelen om zichzelf te bewijzen en vonden het moeilijk een balans te vinden tussen werk en privé. Dit was echter een noodzakelijk offer om een ideale sportjournalist te worden.19
11 Pamela J. Creedon en Judith Cramer, Women in mass communication (Londen 2007) 35. 12 Gegevens ontvangen van Marina Witte, directeur van NSP. 13 Susanne de Graaf, Vrouwen in de journalistiek (scriptie) (Nijmegen 2004). 14 Marie Hardin en Erin Whiteside, ‘Token responses to gendered newsrooms. Factors in the career-related decisions of female newspaper sportsjournalists’Journalism 10 (2009) 627–646, aldaar 630. 15 Deborah Chambers, Linda Steiner en Carole Fleming, Women and Journalism (Londen 2004) 111. 16 Rosabeth Moss Kanter ‘Men and Women of the Corporation’ in: R.J. Ely, E.G. Foldy and M.A. Scully ed., Reader in Gender, Work, and Organization (Oxford 2003) 34–48, aldaar 34. 17 Hardin en Whiteside, ‘Token responses to gendered newsrooms’, 637. 18 Ibidem 628. 19 Ibidem 635.
13
De structuur op een sportredactie is gebaseerd op mannelijke normen, standaarden en verwachtingen. Dit staat volledig los van huiselijke bezigheden. Totale beschikbaarheid is de standaard, waardoor ook de vrouwen zich verplicht voelen lange dagen te maken. De keuzes van de vrouwelijke redacteuren zijn zeer conformerend aan de norm van de ideale medewerker en van de mannelijke cultuur. Deze conformering is op de sportredactie sterker dan op andere redacties. 20 Het blijkt echter wel zo te zijn dat op alle redacties vrouwen dezelfde meningen te uiten als hun mannelijke collega’s. Wellicht voelen vrouwen zich genoodzaakt om de man-gedomineerde normen en waarden op de redactie over te nemen om serieus genomen te worden in hun vak.21 2.5 Hiërarchie op een redactie Het dagelijks verschijnen van een krant brengt een deadline met zich mee en er kan op elk moment groot nieuws binnenkomen. Dit maakt de daadwerkelijke invulling van het format in een krant onvoorspelbaar. Dit draagt bij aan het snelle, hectische karakter van dit medium. De hoge tijdsdruk heeft gevolgen voor de organisatiestructuur. Dagelijks worden er op een krantenredactie veel grote en kleine beslissingen gemaakt, wijzigingen doorgevoerd en aanpassingen gedaan. Vaak bestaat er een sterke hiërarchie om snelle en duidelijke besluiten te kunnen nemen. Een adjunct-hoofdredacteur of chef dag en avond/nacht 22 bepaalt de dagelijkse gang van zaken bij de landelijke dagbladen. Deze persoon besluit hoe de voorpagina eruit ziet qua inhoud, beeld en vormgeving. Deze chef kan tot laat in het proces de samenstelling van met name de voorpagina aanpassen, bijvoorbeeld in het geval van belangrijke nieuwe gebeurtenissen.23 Een stap lager in de hiërarchie staan de chefs van deelredacties. Een dagbladredactie is opgedeeld in deelredacties waar een aantal redacteuren werken. Dit loopt uiteen van twee parttimers tot een fulltime groep van enkele tientallen. De chefs van deze deelredactie bepalen wat er op de binnenpagina’s en in de katernen verschijnt. Zij hebben de expertise om de juiste keuzes te maken en vaak ook het overzicht wat er in de voorgaande periode al gepubliceerd is over een bepaald onderwerp. Logischerwijs is het de chef sport die bepaalt wat er op de sportpagina’s terechtkomt. De deelredactie sport wijkt van de andere katernen af door twee kenmerken; ten eerste gaat sport om uitslagen en resultaten. Daarmee wordt de inhoud van de sportkaternen zeer bepaald door de al vaststaande agenda van de verschillende sportevenementen. 20 Ibidem, 642. 21 Chambers e.a., Women and Journalism 120. 22 De benaming verschilt per krant, maar de bevoegdheden van deze personen komen sterk overeen. 23 SCP, Midden in de media, 14.
14
Maar een belangrijker onderdeel is de timing. De meeste topsportwedstrijden die in de krant verschijnen worden ‘s avonds of in het weekend gespeeld. Op die tijdstippen zijn de meeste mensen vrij en kunnen ze de wedstrijden bijwonen of op televisie volgen. Een winnende goal in de 93e minuut in een Champions League-finale betekent dat de sportjournalist wellicht ineens een compleet ander artikel moet aanleveren. De tijdsdruk is hoog, de chef sport maakt pas laat zijn definitieve keuze. Het is vaak al zo laat in het productieproces van de krant, dat er geen tijdsruimte is om over de keuze in discussie te gaan. Dat maakt de positie van een chef sport onafhankelijker dan andere deelredacties. Sportjournalisten in Nederland zijn ook vaak buitengesloten van het rotatiesysteem dat elke redacteur na een paar jaren moet overstappen naar een andere deelredactie. Ze blijven op hun plek en houden vast aan hun eigen werkwijzen. 2.6 Nieuwsselectie Het selectieproces van nieuws door journalisten wordt vaak onderzocht aan de hand van de theorie van gatekeeping. Deze theorie heeft als uitgangspunt dat de honderdduizenden berichten die in totaal beschikbaar zijn worden aangepast en ingekort tot honderden berichten die het grote publiek krijgt.24 Deze aanpassingen worden gedaan door ‘poortwachters’. Een belangrijke poortwachter is de journalist. Deze kiest bij elk bericht of hij of zij het gaat gebruiken en hoe. Iedereen die zich bezig houdt in communicatie is tot bepaalde hoogte een poortwachter. Het is namelijk onmogelijk om iets door te sturen of uit te zenden zonder dat het op een of andere manier is aangepast. Een bericht kan bijvoorbeeld wel één op één qua tekst worden overgenomen, maar de journalist giet het dan in een format of geeft het een podium waardoor het bericht ineens belangrijker geworden is dan als het alleen in de persoonlijk mailbox terecht is blijven hangen. Bij elk bericht zijn er meerdere keuzemomenten te herkennen. De schrijver of samensteller kiest de woorden, de journalist kiest of hij het gaat gebruiken en kiest ook hoe het gebruikt gaat worden. Maar ook de redactiestructuur of het beleid kan een gatekeeper zijn. Gatekeeping is een invloedrijke kracht in de maatschappij. De ontvangers zijn namelijk onder meer politici en economische elite die keuzes maken voor een heel land. De macht om controle uit te oefenen op de grote stroom van informatie is een grote invloed. Voor burgers de keuze maken welke informatie of ideeën gemakkelijk te bereiken zijn, is net zo belangrijk als het geven van keuzes in de politiek.25 Met andere woorden; de tekstschrijver van premier Mark
24 Pamela J. Shoemaker, ‘Introduction’ in: P. Shoemaker, Gatekeeping (Londen 1991) 1-18, aldaar 1. 25 Shoemaker, ‘Introduction’ 16.
15
Rutte en Rutte zelf heeft macht, maar ook de journalisten die kiezen wat ze uit de toespraak publiceren hebben invloed op de informatie of ideeën die het publiek krijgt toegereikt. Controle over de nieuwsverspreiding geeft ook de suggestie dat de journalist controle heeft over het denken van de maatschappij. De manier waarop we onze levens en de wereld om ons heen definiëren is dan grotendeels het product van het poortwachtersproces.26 Ondanks dat het verleidelijk is om één oorzaak of verantwoordelijke aan te wijzen voor de nieuwsselectie, blijkt uit de praktijk dat meerdere factoren invloed op elkaar uitoefenen. 27 We zien dat individuen niet volledige vrijheid hebben om te handelen naar hun overtuigingen en meningen, maar dat ze moeten werken binnen meerdere grenzen die aan ze gesteld worden door technologie, tijd, ruimte en waarden.28 De journalist is dus niet de enige die invloed uitoefent op de nieuwsselectie. Reese onderscheidt vijf niveaus die invloed hebben op wat uiteindelijk als ‘nieuws’ wordt gebruikt.29 Het eerste niveau is het individuele niveau. Dit is de journalist die zijn eigen voorkeuren, achtergrond en afkomst bewust en onbewust laat meewegen in zijn nieuwskeuze. Routine is het tweede niveau. De wijze waarop nieuws verzameld en vormgegeven wordt en een principe als hoor-wederhoor, zijn allemaal voorbeelden van gewoontes in de nieuwsvergaring. Deze gewoontes maken het gemakkelijker om aan nieuws te komen, maar beperken tegelijkertijd het brede scala van mogelijkheden voor nieuwsvergaring. Een journalist kiest namelijk meestal voor de wijze waarop hij of zij het gewoon is. Een derde niveau wat invloed heeft op nieuwsselectie is de organisatie. De organisatie is het uitgangspunt voor de eerder genoemde routines en vormt het beleid. Dit beleid wordt overigens niet met harde hand opgelegd, maar toch houden journalisten zich eraan. Een nieuwe medewerker komt er door socialisatie stap voor stap achter wat het beleid van de werkgever is. Het wordt niet uitgelegd als een nieuwe medewerker op een redactie binnenkomt. Door goed te kijken naar collega’s en naar de feedback op de artikelen, ontwaart een medewerker automatisch wat het beleid is.30 Journalisten worden veelal gezien als nieuwsgierige, eigenwijze mensen. Desondanks conformeren alle medewerkers op een redactie zich aan het beleid. Dit doen ze onder meer omdat ze op de eerste plaats denken aan het verkrijgen van nieuws, dat is hun prioriteit. Verder kijken ze naar hogergeplaatsen op of willen zelf hoger op komen en gaan daarom niet dwars liggen. Ook willen ze niet buiten de groep vallen. Journalisten vinden hun baan zo leuk, dat ze zich conformeren om deze te mogen uitoefenen.31
26 Ibidem, 18. 27 Stephen D. Reese, ‘Understanding the global journalist. A hierarchy of influences approach’ Journalism Studies, 2 (2001) 173-187, aldaar 179. 28 Reese, ‘Understanding the global journalist’, 180. 29 Ibidem, 180-183. 30 Warren Breed ‘Social control in the newsroom’ Social Forces (1955), 326-335, aldaar 328. 31 Warren Breed ‘Social control in the newsroom’, 329-331.
16
Daarnaast hebben ook factoren buiten de media invloed op de nieuwsselectie. Zij vormen het vierde niveau van Reese. Deze factoren zijn bijvoorbeeld de overheid, adverteerders, public relations, lobbygroepen en de concurrenten van andere media. Met name de systematische invloed hiervan is lastig te onderzoeken. Het laatste niveau dat invloed uitoefent op de nieuwsselectie is het ideologische. Alle nieuws past binnen de gevestigde orde of status quo. Het valt binnen de hegemonie die gezien kan worden als de systematische vorm van overeenstemming binnen de gevestigde orde. 32 Nieuws wordt dus als nieuws aangemerkt als de consensus het als nieuws aanmerkt. 2.7 Nieuwsselectie op de sportredactie De journalistiek en met name de sportjournalistiek is een mannenwereld. Op een nieuwsredactie zijn het niet de individuen die gender in de organisatie vormen, gender is integraal aan organisatorische processen in het algemeen. Een organisatie is ‘gendered’ door werkverdeling langs genderregels, de constructie van symbolen die deze regels uitleggen, versterken of betwisten en de interactie tussen individuen die dominantie en onderdanigheid vaststellen. Deze processen maken gender een onderliggend kader voor de logica en hiërarchie in organisaties.33 Sportjournalistiek is niet alleen in de content bepaald door gender; ook het proces dat de content maakt is genderbepaald.34 Sportjournalisten geven aan dat ze keuzes voor onderwerpen maken door structurele factoren in hun werk, zoals de beschikbaarheid van informatie, oplagecijfers en de toebedeelde ruimte. Maar ze zijn tegelijkertijd ook zelf sociale actoren. Journalistiek is niet alleen maar een structuur die in gebruik is, maar ook een activiteit van interpretatie.35 Elke journalist maakt keuzes, zowel bewust als onbewust. In het selectieproces gebruiken sportjournalisten grofweg drie criteria: objectiviteit, interesse van het publiek en conservatisme. De verschillen wat betreft de keuzes op het gebied van gender, zijn vooral te verklaren vanuit conservatisme.36 Daarnaast hebben ze natuurlijk persoonlijke voorkeuren die de keuze beïnvloeden. Objectiviteit is een uitgangspunt dat in de Nederlandse journalistiek erg hoog in het vaandel staat. In de sportjournalistiek wordt dit criterium vaak aangehaald als verantwoording en om het belang van de verslaggeving aan te geven. De sportredactie staat binnen een krant 32 Todd Gitlin, Whole World Is Watching (Berkeley 1980) 253. 33 Joan Acker, ‘Hierarchies, jobs, bodies. A theory of gendered organizations’ in: R.J. Ely, E.G. Foldy and M.A. Scully ed., Reader in Gender, Work, and Organization (Oxford 2003) 49-74, aldaar 51-52. 34 Annelies Knoppers en Agnes Elling, ‘We do not engage in promotional journalism’ International review for the sociology of sport 39/1 (2004) 57-73, aldaar 58. 35 M. Peterson ‘Getting to the story. Unwritable discourse and interpretive practice in American Journalism’, Antropological Quarterly 74 (2001) 201-211, aldaar 204. 36 Knoppers en Elling, ‘Promotional journalism’ 60.
17
niet in hoog aanzien.37 De ‘speelgoedafdeling’ van een dagblad voelt daarom wellicht meer meer de verplichting de keuzes te verantwoorden met ‘objectivteit’, het belangrijkste journalistieke criterium. In de sportjournalistiek betekent deze objectiviteit in de praktijk dat het gekozen onderwerp in elk geval een ‘topprestatie’ moet zijn. Dit lijkt een meetbaar en absoluut criterium. Echter, het belang van het onderwerp wordt ook gemeten aan de hand van de soort sport. Alle topsport is te verdelen in een hiërarchie. Er zijn A-, B- , en C-sporten. De Asporten in Nederland zijn voetbal, wielrennen, tennis, schaatsen en autosport. Deze sporten krijgen veruit de meeste media-aandacht; zij bepalen bepalen 75% van de zendtijd aan sport en 83% van de sportkijktijd.38 Ook in kranten vormen ze het leeuwendeel van de content. Dit zijn de sporten waar het publiek het meeste in geïnteresseerd is volgens de journalist. Voetbal, wielrennen, tennis en schaatsen worden door zowel mannen als vrouwen beoefend. Toch worden de mannelijke varianten van deze sport eerder gekenmerkt als ‘interessant’ dan de vrouwelijke. De Tour de France is een groot sportevenement waar veel aandacht aan wordt besteed, met een dagelijks urenlang liveverslag op televisie en in elke krant elke dag minimaal één artikel over de etappe. Deze wielerronde heeft sinds 1984 een vrouwelijke evenknie, Le Tour Féminin. De media-aandacht voor dit evenement is vele malen kleiner in Nederland. De routine in het selectieproces is echter het meest bepalend voor de genderkeuzes van de sportjournalisten.39 Het conservatisme binnen de sportredactie zorgt ervoor dat het normaal is dat de vrouwensporten weinig behandeld worden omdat deze ‘geen topprestatie’ zijn. Doordat vrouwensporten later de professionaliseringsslag hebben gemaakt, worden ze nu ook nog gezien als minder uitmuntend. Vrouwensporten zijn tot nu toe nooit uitvoerig behandeld en er is geen duidelijke aanleiding dit te veranderen. Daarbij zien sportjournalisten het niet als hun taak om onbekendere sporten te promoten. “Daar zitten de lezers toch niet op te wachten”, aldus geinterviewde sportjournalisten. 40 De vrouwelijke sportjournalisten kiezen ook vaak voor mannensport als onderwerp omdat ze bang zijn dat ze anders als minder of afwijkend worden gezien door hun collega’s. 41 De focus op mannensporten is een teken van objectiviteit, aangezien voornamelijk de verdiensten van de mannelijke sporters als ‘topprestatie’ gezien worden.
37 Uitgebreidere toelichting in paragraaf2.3. 38 W.J.H. Mulier Instituut (Mark van den Heuvel), Sport op televisie in Nederland. Trendrapportage 1990-2002, (sHertogenbosch, 2003) 11. 39 Knoppers, 62. 40 Ibidem, 64. 41 Ibidem, 66.
18
3. Sportjournalistiek in Nederland 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de schrijvende sportjournalistiek in Nederland beschreven. In de eerste twee paragrafen staat de historische ontwikkeling hiervan centraal. In 3.4 wordt het aanzien van de sportjournalistiek beschreven. De volgende paragraaf concentreert zich op de huidige situatie en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Dit hoofdstuk sluit af met de positie van geschreven sportjournalistiek ten opzichte van andersoortige media. De manier waarop journalisten over hun vak denken en het aanzien van sportjournalistiek heeft invloed op de manier waarop de sportjournalisten hun werk doen. Ook de mate waarin de sportjournalisten zich als groep presenteren kan iets zeggen over al dan niet bestaande conventies. Daarnaast dwingt concurrentie van andere media de sportjournalist van een dagblad om bepaalde keuzes te maken wat betreft onderwerp en genre. Deze onderdelen zijn een set van externe factoren die de berichtgeving over sporters in dagbladen vormt. 3.2 Opkomst en ontwikkeling van sportjournalistiek in Nederlandse dagbladen Aan het einde van de negentiende eeuw was er in de nieuwsjournalistiek een ontwikkeling gaande van professionalisering. Redacties werden groter, de technische mogelijkheden groeiden en er kwam daarmee ook steeds meer ruimte voor specialisatie. Distributie werd gemakkelijker en daarmee was de krant voor steeds meer mensen bereikbaar. Het lezerspubliek groeide en werd divers. Daardoor richtte de krant haar inhoud op een breder publiek. De lezers waren niet alleen maar geĂŻnteresseerd in de grote politieke ontwikkelingen en het harde nieuws, maar wilden ook vermaakt worden. De kranten speelden daar op in door meer human interest-verhalen te schrijven. Deze ontwikkelingen gaven kranten ook de ruimte om meer aandacht te geven aan sport. Tot dit moment waren er alleen gespecialiseerde sportbladen. Vanaf 1882 verscheen De Nederlandsche sport, het blad van jachtvereniging Nimrod en van de Nederlandse Harddraverijen Renvereniging. Dit wordt gezien als het eerste ‘massamedium’ waarmee aan een algemener publiek met regelmaat verslag werd gedaan van sportevenementen. Het blad was in eerste instantie bedoeld om de uitslagen van de paardenrennen bekend te maken aan de mensen die op deze uitslagen wedden. Naarmate de jaren verstreken, werden er steeds meer sporten beschreven in dit blad. Eerste volgden het roeien en schaatsen. Later kwamen daar zwemmen, wielrennen, cricket,
19
biljart, kaatsen, tennis, atletiek en voetbal bij. De uitgever had één redacteur aangesteld, die zelf gegevens verzamelde en daar stukken over schreef. Deze redacteur maakte ook gebruik van de schriftelijke bijdrages van vrijwilligers. De doelgroep van De Nederlandsche Sport is op te delen in twee groepen: de mensen die zelf sport beoefenden en de mensen die op de uitslagen wedden. Voor beide bezigheden geldt dat het financiële middelen vereist. Er zijn dus vraagtekens te zetten bij de term ‘massamedium’. Toch was dit blad wel de eerste uiting die gericht was op een wat algemener publiek. In het begin van de twintigste eeuw, verschenen er andere sportbladen, die vooralsnog gericht waren op de lezers uit een van de drie grote steden. Deze waren allemaal algemeen van aard; de bladen gingen over verschillende sporten. Rond de eeuwwisseling nam de populariteit van sport, en met name voetbal, flink toe. Steeds meer mensen bezochten wedstrijden en betaalden daar ook voor. Deze toename in publieke belangstelling was de reden dat de kranten steeds meer aandacht gingen besteden aan sport. De eerste sportredacteur werd in 1902 aangesteld door De Telegraaf.42 De Nieuwe Rotterdamsche Courant en Het Algemeen Handelsblad volgden een paar jaar later. De dagbladen vormden een grote concurrent voor de algemene sportbladen. De kranten richtten zich op een groter en algemener publiek. D. Hans, de toenmalige voorzitter van de Nederlandse Journalisten-Kring (NJK) omschreef deze concurrentie in 1927 als volgt: “Wanneer de leiders van een groot dagblad eenmaal voor een uitvoerige sportrubriek waren gewonnen (.....) stond het vast dat, bij bekwame leiding, het dagblad met zijn technische, economische en journalistieke machten en middelen achter zich, veel meer geven kon dan de sportbladen.”43 In het eerste kwart van de twintigste eeuw namen de dagbladen de sportverslaggeving van de sportbladen stap voor stap over. Zij werden de voornaamste verspreiders van deze informatie. De redacties voelden zich gestuurd door de vraag van de lezers om de sportrubrieken voortdurend uit te breiden.44 3.3 De sportjournalist: liefhebber én professional? Het kleine groepje professionele sportjournalisten in het begin van de twintigste eeuw voelde zich verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van sport zelf. Zij identificeerden zich met de doelstellingen van de voornaamste bestuurders op sportgebied. De journalisten conformeerden
42 Ruud Stokvis, ‘Een genre in beweging’ in: Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree, Huub Wijfjes ed., Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2005) 195. 43 Ruud Stokvis, Sport, publiek en de media (Apeldoorn 2007) 149. 44 Ibidem.
20
zich aan de regels van de besturen. Dit conformerende handelen staat haaks op de toenmalige (en huidige) kernwaarden van de journalistiek: de kritische houding en de onafhankelijkheid.45 De rol van de sportjournalisten wijzigde na de Tweede Wereldoorlog. Nederlandse sportjournalisten traden meer op als vertegenwoordigers of opvoeders van de publieke opinie dan als steunpilaren van de organisatoren. De sportpers zag het in die tijd duidelijk als taak niet alleen informatie te verschaffen en daar commentaar op te leveren, maar streefde er tevens naar de publieke opinie ten aanzien van sport direct te beïnvloeden. De journalist moest ook leiden en vormen. Hij moest ‘voorlichten, opbouwen, critiseren’.46 De verslaggeving was vooral positief en promotend van aard. Onderwerpen werden geselecteerd aan de hand van het maatschappelijk aanzien en de invloed van de sportbestuurders. Het ging nog niet zozeer om de kijk- en oplagecijfers. De televisie en de verregaande mediatisering van de sport was nog niet aanwezig; hierdoor konden journalisten hun sportvoorkeuren laten voorgaan. De generaties hierna moesten veel meer rekening houden met commerciële overwegingen en hun aandacht beperken tot de sporten die het publiek interessant vindt. Tegelijk met de opkomst van de televisie, verschuift gedurende de zestiger jaren de aandacht van de sportjournalisten langzamerhand. Ze stellen zich minder sterk op als vertegenwoordigers van de bestuurders of als opvoeders van het publiek. Ze richten de aandacht steeds meer op de sporters zelf. De ‘quote’-journalistiek komt op, waarbij de mening van de sporters zelf het uitgangspunt voor de verslaggeving is. Dit kan gezien worden als positionering ten opzichte van de nieuwe televisiejournalsitiek. Maar het bleek tegelijkertijd ook dat het publiek erg geïnteresseerd was in de visie en reactie van de atleten. In dezelfde tijd verweten de journalisten van de Volkskrant hun collega’s van de Telegraaf dat ze hun sportverslaggeving inhoud gaven met het oog op het bereiken van een zo groot mogelijk aantal lezers. Met andere woorden: journalisten van De Telegraaf appelleerden aan het chauvinisme en de sensatiezucht van hun lezers. De journalisten van de Volkskrant vonden dit een gebrek aan distantie.47 De sportjournalisten van De Telegraaf waren hiermee juist de eerste die onderkenden dat vermaak een belangrijk deel van sportjournalistiek is. En dat vermaak goed te combineren is met verslaggeving. De Volkskrant wilde sport op gedistantieerde wijze in maatschappelijk verband plaatsen en kritisch stelling nemen tegen misstanden. Hierbij hoorde ook een sterke aversie tegen de vercommercialisering van (top)sport. “De clubs worden steeds meer geprostitueerd.
45 Ruud Stokvis, ‘Éen genre in beweging’, 197. 46 Ibidem. 47 Ruud Stokvis, ‘Een genre in beweging’, 199.
21
Ze moeten onwezenlijke namen dragen”, foeterde Volkskrant-redacteur Ben de Graaf in 1977.48 Veel journalisten zaten in deze periode nog vast in het idee dat sport een opvoedkundige taak had. Amateursport was de ware sport. Er was dan ook geen enkele journalist die kon begrijpen waarom het Internationaal Olympisch Comité (IOC) in 1984 de voorwaarde dat deelnemers aan de Olympische Spelen amateurs moeten zijn, liet vallen en professionele sporters toeliet. De professionalisering van sport heeft een groot gat geslagen tussen de ‘gewone’ amateursport en topsport. Het hedendaagse publiek wil de grootste sterren zien. Voor een journalist is het van groot belang om de juiste mensen te spreken te krijgen of toegang te krijgen tot de meest exclusieve plaatsen. Maar daarvoor is de journalist afhankelijk van pr-medewerkers, managers of coaches. Zij beslissen of en wanneer de journalist mag praten met de vedette, of exclusieve beelden krijgt van een besloten training. De journalisten zijn de afgelopen twintig jaar ‘starkisssers’ geworden, aldus Hans Kraay. 49 Wedstrijdverslagen zijn nog steeds de kern van de verslaggeving, maar deze worden omringd door de opinies van spelers, coaches, oudspelers en trainers. Met name in de uitdijende voor- en nabeschouwingen zijn de besproken onderwerpen lang niet altijd direct gelieerd aan de sportwedstrijd. Het is zo belangrijk geworden om sporters te vriend te houden dat journalisten niet meer kritisch zijn of durven te zijn.50 Dit heeft een kwalijke vorm aangenomen als het gaat om dopinggebruik. De wielrennerij vormt een sprekend voorbeeld. Een journalist moet echt in het wereldje zitten om de beste reportages te kunnen maken. Wielerjournalisten zijn in-crowd. Het is zeer waarschijnlijk dat zij ook informatie hebben over dopinggebruik. Toch is er nauwelijks een gedegen onderzoek naar buiten gekomen over de namen, de ploegen, de constuctie erachter. Geen enkele journalist waagt zich er aan, want dat is professionele zelfmoord. En de sportjournalistiek is als groep niet goed genoeg georganiseerd om grondig en tezamen verandering te brengen in deze kwestie.51 3.4 ‘Je bent maar een sportjournalist’ Een vaak gehoorde grap op een redactie: “Sportjournalistiek is de speelgoedafdeling van de nieuwsmedia.” Sportjournalisten worden vaak niet serieus genomen, ondanks dat het de grootste subdiscipline in de journalistiek is. 52 Ze behoren tot de meest gelezen journalisten van de redactie, maar hebben weinig aanzien. Zo zei oud-hoofdredacteur van het NRC Handelsblad
48 Ibidem, 200. 49 Onbekende auteur, ‘Je hebt in Amerika drie seconden geluk nodig’ NRC Handelsblad 13 juni 1994, 16. 50 Ruud Stokvis, ‘Een genre in beweging’, 202. 51 Ibidem. 52 David Rowe, Sport, culture and the media (Philadelphia 2001) 38.
22
H.W. Sandberg in 1979 in vakblad de Journalist: ‘Wie niets kan wordt journalist - wie ook dat niet kan wordt sportjournalist’. Dit gebrek aan aanzien komt onder meer door dat collega-journalisten sport als een gemakkelijk onderwerp zien, waar een redacteur weinig expertise en kennis voor nodig hebt. Daarnaast speelt de toekenning van de waarde die sport heeft in de maatschappij. Het is lastig om de populaire cultuur op juiste waarde te schatten en het serieus te nemen.53 Hoe belangrijk kan of mag je sport vinden? Een sporter die toevallig op het juiste moment het snelste zwemt, kan toch nooit net zo belangrijk zijn als het uitbreken van een oorlog waarbij slachtoffers vallen? Sport wordt voornamelijk geassocieerd met voetbal en dat was volgens veel intellectuelen tot in de jaren zeventig een aangelegenheid voor onontwikkelde ruwe mensen. Dit uitgangspunt vertaalde zich in grote onverschilligheid ten aanzien van het werk van sportjournalisten. Er speelt ook een praktisch punt: sportjournalisten zijn minder op de bureauredactie dan hun collega’s. De meeste werkzaamheden zijn buiten de deur, ’s avonds en in het weekend. De andere redacteuren zien de namen van hun collega’s in de krant, maar zelden iemand op de redactie. Deze afwijkende positie en gedeeltelijke onzichtbaarheid versterkt het beeld dat een sportredacteur een gemakkelijke baan heeft. Sportjournalisten hebben, meer dan in andere branches, te maken met de kritische blik van lezers. Het sportpubliek is niet alleen geïnteresseerd in het onderwerp; het is er vaak emotioneel bij betrokken. Sport gaat over emotie, over voorkeuren. Clubliefde is voor sommige lezers een van de belangrijkste onderdelen van hun leven. Onpartijdigheid is daarom een deugd voor een sportjournalist. Echter, een verslaggever raakt zelf snel te betrokken bij het onderwerp: ze kennen de sporters persoonlijk, zijn soms vrienden. Objectiviteit van de journalist zit in het gedrang, terwijl het publiek dit wel eist. Daarbij verwacht het publiek ook dat ze alle deelnemers kritisch onderzoeken, de sport een gezicht geven en een representatie van de achterban zijn. Of dit allemaal tegelijkertijd. 54 Daarbij zijn lezers vaak liefhebbers, die een grote expertise en zeer nauwkeurige feitenkennis over hun team of favoriete speler bezitten. De sportjournalist moet steeds bewijzen dat hij of zij echt genoeg weet van het onderwerp. Een klein foutje wordt snel opgemerkt en daarmee verslechtert de reputatie van de verslaggever direct. Naast deze externe invloeden, zijn de sportjournalisten zelf ook niet helemaal volledig overtuigd over hun belang en waarde. Het kost sportjournalisten moeite te onderkennen dat sport in de media in de eerste plaats een amusementfunctie heeft, maar dat dit een rationaliteitsfunctie niet uitsluit. Sportjournalisten bevinden zich in een spagaat, doordat ze de
53 Ibidem, 36. 54 Ibidem.
23
recreatieve functie van hun vak niet volledig aanvaarden en zichzelf en allerlei andere meer prestigieuze functies toeschrijven. Het resultaat daarvan is dat zij zich voortdurend conformeren aan de in een bepaalde periode heersende opvattingen over sport van zowel hun collega’s als het publiek.55 Dit is sterker van toepassing op de schrijvende sportpers dan bij de telvisiejournalisten. Televisie heeft het als medium intrinsiek in zich om de amusementswaarde te verhogen, omdat kijken een gemakkelijker handeling is dan lezen. Tevens is amusement meer een geaccepteerd onderdeel van het televisie-aanbod dan van het aanbod in een dagblad. Sport is een vorm van amusement. De journalistieke verwerking van sport in de media maakt het mogelijk dat veel meer mensen zich kunnen amuseren door zich te laten informeren. Maar ook het kennis nemen van de meeste andere onderwerpen via de media heeft voor het publiek tot op zekere hoogte een amusements- of recreatieve functie. Lezen, luisteren en kijken zijn, wat de media betreft, voornamelijk recreatieve activiteiten. Van belang is dat journalisten hun werk, of zij nu informeren of amuseren, in zekere mate van vrijheid kunnen uitvoeren. De tegenstelling tussen informatie en amusement zelf hoeft geen groot probleem te zijn. De combinatie is, zoals De Telegraaf als eerste aantoonde, prima mogelijk. Sportjournalistiek heeft weinig prestige. Dit komt zowel door het weinig exclusieve karakter van de kennis en vaardigheden die voor de sportjournalistiek nodig zijn, als door het geringe prestige van het gebied waarop sportjournalisten zich richten. Sportjournalist is geen duidelijk beroep met exclusieve rechten. Oud-topsporters treden op als analyticus in televisieprogramma’s, actieve sporters schrijven columns. De afgelopen jaren is de visie van deze ‘leken’ net zo’n groot deel geworden van de verslaggeving als de input en kennis van de journalist zelf. 3.5 Weinig visie Sportjournalisten hebben zich al sinds 1933 verenigd in de Nederlandse Sportpers (NSP). De distributie van perskaarten was een van de eerste zaken die deze vereniging aanpakte. Ook zorgde de vereniging voor verbetering van de arbeidsomstandigheden van het sportjournaille, zoals het laten maken van perstribunes. De organisatie van perskaarten en perstribunes is nog steeds de belangrijkste functie van de vereniging. De NSP heeft door bovengenoemde moeilijkheden met het prestige, nooit kunnen uitgroeien tot een machtig bolwerk dat in staat is hoge beroepsmaatstaven dwingend op te leggen vanuit een duidelijke visie op het vak. Een inhoudelijke lijn of strategisch beleid laat de 55 Bardoel, 192.
24
vereniging over aan de afzonderlijke kranten of journalisten. Op dit moment telt de NSP ongeveer 750 leden, maar er zijn veel meer sportjournalisten in Nederland actief. Vanuit de hoofdredacties van de belangrijkste media is lange tijd weinig sturende invloed uitgegaan.56 Toch zijn gedurende de laatste decennia van de twintigste eeuw de sportrubrieken van de media een van de belangrijkste wapens geweeest bij de onderlinge concurrentiestrijd om lezer en kijkers te binden.57 De rubrieken werden uitgebreid en daarmee nam ook het aantal journalisten toe dat er bij betrokken is. Denk bijvoorbeeld aan AD Sportwereld Pro, de losse sportkrant van het AD of de olympische abonnementen van de Telegraaf. Er zijn tal van wereldwijd beroemde sportevenementen ontstaan waarvoor grote aantallen lezers en kijkers belangstelling hebben. Mensen uit alle rangen en standen willen daar graag via de media op de hoogte van gehouden worden. Dat betekent dat de sportjournalistiek prestige kan winnen. Sport krijgt een steeds grotere en belangrijkere rol in de maatschappij. Daarnee wordt de sportjournalist ook belangrijker en groeit het aanzien. Deze situatie biedt kansen om tot een eigen journalistieke visie op de mediabehandeling van sport te komen. 3.6 Concurrentie tussen verschillende media Sport wordt in alle verschillende media weergegeven. Televisie heeft nu nog de overhand. Maar het internet speelt een steeds grotere rol, door bijvoorbeeld het aanbieden van livestreams met infographics en extra informatie. Omdat sport zo’n gewild onderwerp, heerst er sterke onderlinge concurrentie tussen verschillende mediatypes. Deze concurrentie vormt ook de manier waarop sport verbeeld wordt in Nederlandse dagbladen. Uit onderzoek van K. Schaapman blijkt dat in verloop van tijd de aandacht en nadruk van geschreven journalistieke sport verschoven is. Dit is (deels) door de opkomst van andere, concurrerende media, zoals radio en later de televisie.58 De ruimte en aandacht voor sport in de media is gedurende de twintigste eeuw enorm uitgebreid. Dit heeft te maken met twee samenhangende zaken. Ten eerste was er meer vraag naar vanuit het publiek. Daarnaast is het een manier om een plekje te behouden of te verkrijgen ten opzichte van de grote concurrentie van de andere media. De televisie heeft tot een enorme vermindering van het aandeel van de wedstrijdverslagen binnen de sportrubrieken in kranten geleid, van 59% in de jaren vijftig tot 25% in de jaren tachtig. Daarbij is er minder sprake van wedstrijdbeschouwingen maar veel meer van spelersbeschouwingen. Het gaat dus minder om het spel en meer om de personen die 56 Bardoel, 204. 57 Stokvis, Sport, publiek en de media 185. 58 Stokvis, Sport publiek en media, 149.
25
het spelen. De afzonderlijke spelers kregen veel meer aandacht dan de wedstrijd zelf. Dit komt volgens Schaapman doordat het mogelijk was voor een groot publiek om het optreden van de spelers zelf te zien. Hoe er gespeeld is, kan men vaak zien; de interesse ligt steeds meer in het verhaal erachter van de spelers, of hun onderlinge verhouding. Dat zijn zaken die niet (of moeilijk) te zien zijn. De televisie laat de prestaties van de verschillende spelers aan een groot publiek zien. De kranten haken daarop in door de uitblinkers in hun verslagen verder naar voren te halen. Socioloog Jay Coakley wijst nog op een andere verandering in de behandeling van sport bij kranten.59 Hij noemt de concentratie op de grote professionele publiekssporten. Elk land heeft daar zijn eigen selectie van. Voor Nederland bestaat er een focus op berichtgeving over voetbal, tennis, schaatsen, wielrennen en autosport. Dit zijn de sporten die door hun grote aantal sportieve of conventionele beoefenaren op grote belangstelling van televisiekijkers kunnen rekenen. Veel van deze kijkers behoren ook tot de lezers van kranten en tijdschriften. 60 In de concurrentiestrijd met de televisie en met de andere kranten worden redacties gedwongen zich meer te richten op de smaak van het grootst mogelijke lezerspubliek. Belangstellenden in bepaalde kleine sporten worden nu verwezen naar een specialistischer blad of het blad van hun club of bond.61 Daarnaast kunnen ze hun heil vinden op ĂŠĂŠn van de duizenden specialistische websites.
59 J.Coakley, Sport in society. Issues and controversies (Boston 1998) 394. 60 Stokvis, Sport publiek en media 152. 61 Ibidem, 153.
26
4. Topsport: een media-evenement 4.1 Inleiding In Nederland kan iemand nauwelijks ontkomen aan topsport. Het gaat niet alleen maar over het uitoefenen van sport op hoog niveau. Datgene wat zich afspeelt op de velden, banen of wegen is slechts het fundament van het grote geheel van sport kijken, marketing, sponsoring, presentatie en discourse. Sport is een medium dat vele taken uitvoert en verschillende berichten verzendt. Daardoor is het bijna niet te onderscheiden van sportmedia.62 Sport heeft een cultuur. Het komt niet alleen terug in berichtgeving in verschillende media; vele andere onderdelen van het leven zijn ge誰nfiltreerd door sport. Denk daarbij aan kleding, cosmetica, fastfoodketens en supermarkten. Sport is alomtegenwoordig en een vast onderdeel in onze populaire cultuur. Het heeft een eigen ritme, eigen taalgebruik en een uitzonderlijke positie in onze maatschappij. Dit hoofdstuk gaat in op de verhouding tussen sport en media. De eerste paragraaf geeft een algemeen overzicht, vervolgens volgen verdiepende paragrafen over de Olympische Spelen in Peking in 2008. Het hoofdstuk sluit af met de gevolgen van de mediatisering van sport voor de sporters zelf en hoe het publiek hen ziet. Het maatschappelijk belang van topsport en de verwevenheid van sport en media laat zien dat de sportmedia invloed uitoefent op de manier waarop het publiek over sport(ers) denkt. De manier waarop sporters verbeeld worden door de media, vormt gedeeltelijk de normen van de ontvangers. De populariteit van sport betekent dat grote delen van het publiek op regelmatige basis gestuurd worden in de beeldvorming die zij over sporters hebben. 4.2 Sport en media Topsport en media zijn in de afgelopen jaren zo sterk met elkaar vermengd, dat de scheiding tussen de twee nagenoeg verdwenen lijkt. Formule 1, de koningsklasse van de autosport, kan niet bestaan zonder de inkomsten van de televisierechten. De opzet van de sport is meermaals aangepast aan de wensen van televisie-adverteerders.63 Sport en media zijn zo naar elkaar toegegroeid dat men topsport bijna niet meer kan voorstellen zonder de media.64 Sport strekt zich uit tot onderdelen van de maatschappij die eerder immuun waren aan sport, bijvoorbeeld aan de politiek.65 Deze vermenging van sport en 62 David Rowe, Sport, culture and the media (Buckingham 2001) 2. 63 Tijdens de kwalificatiesessies werden in 2005 bijvoorbeeld pauzes ingelast voor reclameblokken. 64 Rowe, Sport, 13. 65 Raymond Boyle en Richard Haynes, Power play. Sport, the media and popular culture (Essex 2000) 3.
27
media is ontstaan door de opkomst van het kapitalisme en industrialisatie in het algemeen, en specifieker door de opkomst massaconsumptie en de groei van de hoeveelheid vrije tijd van het publiek.66 Een hedendaags groot sportevenement is automatisch ook een groot media-evenement. Media-evenementen hebben door hun zeldzaamheid de mogelijkheid het dagelijks leven te onderbreken. Ze zijn live en onvoorspelbaar. De datum van zo’n evenement staat al lange tijd vast; er is daardoor een aanlooptijd naar het nieuws. Het verschil met nieuwsverslaggeving is dat een evenement niet gemaakt wordt door media. Het wordt georganiseerd in een stad of land door een instelling of organisatie om gemeenschappelijke waarden uit te dragen. Bij de Olympische Spelen is dat bijvoorbeeld de promotie van sportdeelname en het behoud van sportethiek en het stimuleren en steunen van de ontwikkeling van sport.67 Bij een media-evenement is het medium de verteller, niet de maker van het verhaal. 68 De verhalen zijn gebaseerd op afspraken, die plaatsvinden in een vaste set van regels. In dit opzicht promoot een media-evenement geïdealiseerde of dominante waarden. Dit zijn namelijk de waarden waaraan vooraf al is afgesproken. Een evenement zoals een Wereldkampioenschap Voetbal of de Olympische Spelen laat mensen integreren en versterkt de nationale eenheid. Dit komt vooral doordat het door een enorm publiek beleefd wordt, zowel in kwantiteit als diversiteit. Werknemers mogen een wedstrijd van het Nederlands elftal tijdens werktijd bekijken en kinderen mogen op school de zwemfinales van de Olympische Spelen kijken. Hieruit is op te maken dat erkend wordt dat sport belangrijk is voor veel mensen. Grote sportgebeurtenissen zijn onderdeel van een collectief geheugen. Het kunnen meebeleven van dit soort wedstrijden draagt bij aan de eenheid en onderlinge verbondenheid in een land. 69 De Nederlandse publieke omroep ziet het daarom als noodzaak dat iedereen toegang heeft het bekijken van grote sportmedia-evenementen. In de missie van de publieke omroep staat dit ook beschreven.’Sport heeft betekenis voor de beleving van Nederland als natie waarin etnische minderheden moeiteloos geïntegreerd zijn. Het is een leerschool voor samenleven.’70 4.3 Olympische spelen als media-evenement De Olympische spelen worden eens in de vier jaar gehouden. Daarmee wijkt het evenement enigszins af van de andere mediasporten. De meeste grote sporten hebben een cyclus van een 66 Rowe, Sport, 13. 67 IOC, ‘Olympic Charter’ olympic.org 68 Nancy K.Riverburgh, ‘The Olympic Games. Twentyfirst centrury challenges as a global media event’ in: Alina Bernstein en Neil Blain ed., Sport, Media, Culture (Londen 2002) 31. 69 De missie van de publieke omroep http://www.publiekeomroep.nl/cbp/program.html 70 Ibidem.
28
jaar. Wielrenners rijden elk jaar de Tour de France, voetballers strijden jaarlijks om de Champions League en de tennissers spelen elke zomer op Wimbledon. Sinds 1992 zijn de Olympische Winterspelen en Zomerspelen gespreid. Daarvoor vond er in een jaar ’s winters eerst de winterspelen plaats en de daaropvolgende zomer de Zomerspelen. De twee grote media-evenementen zaten daardoor erg dicht op elkaar. Vanaf 1992 vallen de Winterspelen precies midden tussen de Zomerspelen, elk wordt nog steeds eens in de vier jaar gehouden. De Zomerspelen trekken wereldwijd een groter publiek.71 72Het is dan ook niet toevallig dat het WK Voetbal altijd tussen twee Zomerspelen plaatsvindt. Deze spreiding zorgt ervoor dat er minder ‘mediasport-moeheid’ optreedt bij het publiek. Een andere factor waardoor de Olympische spelen afwijkt van andere sportevenementen, is de sterkere aanwezigheid van nationalisme. Het presteren van sporters van de eigen nationaliteit is van nog groter belang dan bij andere sporten. Bij de opening- en sluitingceremonie komen de atleten met vlaggen binnenlopen. Alle atleten van een land vormen een Olympisch Team, terwijl ze buiten de Spelen meestal weinig met elkaar te maken hebben. Er is een medaillespiegel waarop de successen op land staan gerangschikt. Alle kranten in Nederland drukken de medaillespiegel gedurende het evenement dagelijks op de voorpagina af. Het is duidelijk dat deze landencompetitie belangrijk is. De Olympische Spelen onderscheiden zich verder nog door een grote maatschappelijke rol die zij innemen. Een van de hoofddoelen is het promoten van sport en beweging. De organisatie zet zich ook in voor het promoten van gelijkheid voor vrouwen, ontwikkeling van arme landen en ondersteunt het streven naar één wereld zonder oorlog. Het overkoepelende thema in 2008 was ‘One world, one dream’. Uitgangspunt van de Olympische beweging was bij de oprichting het amateurisme. ‘Meedoen is belangrijker dan winnen’, is de bekendste slogan van de Olympische beweging. Daarin onderscheidden de Spelen zich sterk van de commerciële sporten. Echter, door het loslaten van de eis dat de deelnemende atleten geen profstatus mogen hebben, is dit onderscheid vervaagd. De Spelen is sindsdien voor veel commerciële sporten het belangrijkste toernooi. Een uitzondering vormt het voetbaltoernooi. Daar houdt men vast aan de regel dat de spelers in het mannentoernooi onder de 23 jaar moeten zijn. Daarmee worden de (vaak oudere) sterspelers uitgesloten. Waarschijnlijk is dit besloten omdat de nadruk te veel op het voetbaltoernooi zou komen te liggen. Daarnaast vindt er in dezelfde zomer ook een Europees Kampioenschap voetbal plaats, waar de Europese vedettes zich op richten.
71 Ongeveer 4, 7 miljard mensen keken naar de Olympische Spelen in Peking in 2008. Auteur onbekend ‘Beijing Olympics attracts record 4.7 billion TV viewers’ China Daily (6 september 2008). 72 Ongeveer 3,5 miljard kijken naar de Olympische Winterspelen in Vancouver in 2010. IOC, ‘Vancouver 2010 Olympic Winter Games Global Television and Online Media Overview’ www.olympic.org, 2.
29
4.4 Ruim 4,3 miljard mensen keken naar Peking De populariteit van mediasport is de afgelopen twee decennia enorm gegroeid. Het aantal uitzenduren op de Nederlandse televisie is gedurende de periode 1990-2002 meer dan tweemaal zo groot geworden.73 In 2007 werd er 2876 uur sport op televisie uitgezonden. In 2008 is dit gestegen naar 3257 uur.74 Dit is 4% van de totale zendtijd. Gemiddeld kijkt een Nederlander 87 uur per jaar naar sport op de Nederlandse televisie, dat is 8% van de totale kijktijd. In jaren met een groot sportevenement groeit het aantal uren tot ruim 100 per jaar. Sportprogramma’s staan dan ook steevast in de top van best bekeken televisieprogramma’s. 75 De finale van het WK voetbal in 2010 is bekeken door een recordaantal van ruim 8,5 miljoen kijkers.76 Ook is in de meeste Nederlandse kranten een uitbreiding van het aantal sportpagina’s te zien. Aan grote topsportevenementen wordt vaak een aparte bijlage besteed. Op internet groeit het aantal websites over sport én ook aan de groei van het aantal bezoekers is het einde nog niet te verwachten. Ook de media-aandacht voor de Olympische Spelen groeit nog steeds. De Spelen van Peking hebben in totaal 40% meer televisie-uren gekregen dan de vooraande editie in Athene. In totaal was er een media-aanbod van 61.700 kijkuren. Ook de cijfers voor de winterspelen laten een vergelijkbare stijging zien.77 In 2008 had 63% van de wereldbevolking toegang tot de beelden van de Olympische Spelen (4,3 miljard mensen). Ongeveer 3,6 miljard mensen hebben langer dan een minuut gezien van de uitzendingen. Dat is 53% van de totale wereldbevolking. Gemiddeld genomen werd elke minuut van uitzendingen uit Peking bekeken door 160 milljoen kijkers. Wat betreft het profiel van het publiek wijken de Spelen ook af van andere grote sportevenementen. De man-vrouwverdeling is meer in balans; 53% van het publiek was man. Dat is een evenrediger verdeling dan andere evenementen, waarin uitgegaan wordt van een verdeling 60% mannen, 40% vrouwen. Het publiek is iets jonger dan de gemiddelde kijker naar het totale televisie-aanbod. Met de almaar groeiende vraag is het economisch belang toegenomen. Er valt steeds meer geld te verdienen aan sport. Het is een miljardenbusiness. De uitzendrechten voor bijvoorbeeld de Nederlandse Eredivisie zijn op dit moment in handen van de publieke omroep. Dit kost naar verluidt 21 miljoen euro per jaar. De uitzendrechten voor de Spelen in Turijn in
73 Mulier Insituut (Mark van den Heuvel), ‘Sport op televisie in Nederland. Trendrapportage 1990-2002’, in opdracht van het NOC*NSF (Den Bosch, 2003) 9. 74 Piet Bakker en Otto Scholten, Communicatiekaart van Nederland. Overzicht van media en communicatie (Amsterdam 2007) 165. 75 Sociaal en Cultureel Planbureau en het W.J.H. Mulier Instituut Factsheet rapportage sport 2008 (z.p.2009) 76 Stichting Kijkonderzoek, Jaarrapport 2010 (Amstelveen 2011) 8. 77 Deze stijging is niet alleen te wijten aan een groeiende aandacht; ook de verspreiding van de beelden is gemakkelijker en goedkoper geworden door technologische ontwilkkelingen.
30
2006 werden voor ruim 830 miljoen dollar verkocht. De uitzendrechten voor Peking leverden ruim 1,7 miljard dollar op.78 Het publiek besteedt een grote hoeveelheid tijd aan mediasport. Dit heeft als gevolg dat de beeldvorming en discours van sportmedia gebruikt een belangrijke factor is op de totale media-inname van het publiek.79 4.5 Sporthelden De aandacht voor de individuele sporter de is afgelopen decennia gegroeid.80 De dagbladen zijn hiermee begonnen om hun concurrentiepositie te bewaren. 81 Deze focus op een beperkt aantal ‘popsporten’ stimuleert het ontstaan van sporticonen. De populariteit van een selecte groep sportindividuen is zo groot geworden, dat de sporters helden of idolen zijn. Zij hebben dezelfde status als filmsterren en popartiesten en zijn regelmatig op de rode loper te vinden. In het populaire bewustzijn zijn sporthelden mannen en vrouwen die ‘larger than life’ zijn, iconen, speciale mensen met uitmuntende kwaliteiten die op zo’n manier geconstrueerd en gerepresenteerd worden dat het publiek gestimuleerd wordt om hen te idealiseren en bewonderen. Helden zijn sociaal geconstrueerd door discourse en betekenis en waarden die geleidelijk veranderen. Cultuur wordt herinnerd aan de hand van de helden en heldinnen van het tijdsvak. Sportmedia maken deze helden en beïnvloeden onze perceptie over hen continu.82 Misschien wel het belangrijkste onderdeel van sportmedia is het centraal stellen van de ster en de cultus rondom een bekende sporter om de fascinatie van het publiek te versterken. Sterspelers zijn karakters in een narratieve setting. Ze zijn niet alleen sporter, ze zijn ook publieke figuren, wiens leven onderdeel is van de verslaggeving. Sportsterren hebben een drieledige functie; ze zorgen voor entertainment met hun prestatie, ze verpersoonlijken een sport tot hun individu en ze zijn karakters in sportverhalen. Het publiek blijft hierdoor geboeid en leeft mee.83 De rol van sporthelden is heel zwart-wit. Ze zijn een modelburger die altijd sympathiek en vriendelijk is of een gevallen idool.84 Golfer Tiger Woods is van de ene rol in de andere gevallen, na bekendwording van meerdere buitenechtelijke affaires. Door de voorbeeldfunctie van sportsterren in de maatschappij, komt dit soort nieuws over het privéleven van een sporter op de voorpagina terecht. 78 IOC, ‘Peking 2008 Olympic Winter Games Global Television and Online Media Overview’ www.olympic.org, aldaar 24. NB: De cijfers voor Vancouver zijn nog niet beschikbaar omdat deze als pakket met de rechten voor 2012 verkocht worden. 79 Het discours wat gebruikt wordt in sportmedia heeft dus invloed op het publiek. Dit benadrukt het belang van onderzoek naar de inhoud van dit discours. 80 R.Stokvis, Sport, publiek en de media (Apeldoorn 2007) 149. 81 Zie Hoofdstuk 1. 82 Jennifer Hargreaves, Heroines of sport. The politics of difference and identity (Londen 2000) 1. 83 Gary Whannel, Media sport stars. Masculinities and moralities (Londen 1999) 122. 84 Boyle, Power play, 92.
31
Het belang van topsport is ook af te lezen aan de economische status van de steratleten. Tennisser Roger Federer is een van de grootverdieners in de topsport. De Zwitser verdient jaarlijks ongeveer 36 miljoen dollar aan prijzengeld. Daar komt nog 28 miljoen dollar bij aan sponsorinkomsten voor verschillende merken. Federers aanprijzen van een scheermesje of horloge moet bedrijven dus miljoenen opleveren én het imago versterken. De selecte groep van sporters die deze positie heeft – voetballers, tennissers, autocoureurs, basketballers en honkballers –is voor het merendeel mannelijk. Er zijn veel minder vrouwelijke helden of slechteriken. In de top-100 van meest verdienende Nederlandse sporters komen in de afgelopen tien jaar slechts acht vrouwen voor. In 2010 is Anky van Grunsven de enige vrouw op positie 77. 85 Helden zijn gemakkelijker te definiëren dan heldinnen en er is een groter sociaal belang toegekend aan het maken en vieren van mannelijke heldhaftigheid. De karaktertrekken die een held maken zijn makkelijker te meten en te herkennen dan de karaktertrekken van een heldin. Het sterkst, grootst en snelst is makkelijker te zien dan het vormen van een groep of samenwerken.86 Deze media-exposure van stersporters versterkt hun voorbeeldfunctie. De manier waarop er over de sporters geschreven en gesproken wordt heeft invloed op de beeldvorming van elke sportvolger. De mate van deze invloed is moeilijk te meten of berekenen. Daarvoor spelen er te veel andere factoren in de omgeving een rol.
85 Remco Regterschot en Bart Vlietstra, ‘Koning voetbal terug op de troon. De XIde Inkomens top 100’ Nusport 5 (1 februari 2010) 38-50, aldaar 48. Het overzicht van alle vrouwen en hun posities is te vinden in bijlage III. 86 Hargreaves, Heroines of sport, 1.
32
5. Gender en media 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft in de eerste paragraaf het begrip discours en legt uit wat genderdiscours inhoudt. Vervolgens wordt dit toegepast in de typering van topsport en de recente ontwikkelingen van genderdiscours in sport. Twee paragrafen gaan in op de ontwikkeling van de positie van de vrouw op de Olympische Spelen en de recente ontwikkelingen hierin. Tenslotte komen eerdere onderzoeken naar genderverschillen tussen sporters op de Olympische Spelen aan bod. Dit hoofdstuk laat zien dat de manier waarop er over vrouwelijke en mannelijke sporters geschreven wordt in de dagbladen, niet een losstaand fenomeen is. De manier waarop er over mannen en vrouwen gedacht en geschreven wordt, is terug te leiden naar algemene beeldvorming die in alle facetten van de samenleving voorkomt. De media beïnvloeden en benadrukken de genderverschilllen en tegelijkertijd worden de journalstsen zelf ook beïnvloed door het heersende discours. Het vaste genderdiscours is terug te vinden is in de artikelen en fotografie. De trend naar een gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke sporters kan een indicatie zijn dat de verschillen kleiner zijn dan dat er uit eerder onderzoek naar voren is gekomen. 5.2 Discours in massamedia De media hebben de macht om de normen en waarden van de maatschappij te beïnvloeden. Het vormt de zienswijze en waarden van individuen; mediateksten en beelden hebben invloed op ons. Mediabeelden geven ons een perspectief en normen over de wereld, de mensen om ons heen en over ons zelf.87 Naast de media zijn er nog vele andere factoren zoals familie, vrienden, school, kerk, enzovoort. Dat maakt het lastig om nauwkeurig aan te geven hoe sterk mediabeelden ons beïnvloeden. Maar dat ze op elk individu invloed hebben, is zeker. In de huidige massamedia zijn er vaste patronen en constructies te vinden van manieren waarop een verhaal verteld wordt. Dit gebeurt bijvoorbeeld door woordgebruik, zinsvolgorde en stijl. Deze vaste manier waarop over bepaalde onderwerpen gesproken of geschreven wordt, heet ook wel discours. 88 De Franse filosoof Michel Foucault definieert discours als ‘een groep van uitingen die op een of andere manier gereguleerd zijn en een soort onderlinge samenhang en invloed lijken te hebben.’ 89 Het is een sociale grens die aangeeft wat
87 Marian Meyers ed., Mediated women. Representations in popular culture (New Jersey 1999) 3. 88 Sarah Mills, Discourse (London 2004) 6. 89 Michel Foucault, The Archaeology of Knowledge (Londen 1972) 80.
33
er over een onderwerp gezegd kan worden. De discourstheorie gaat er vanuit dat discours onze blik op alles om ons heen beïnvloedt en dat niemand deze invloed kan ontwijken.90 Eén van die discoursconstructies is die van gender. Gender is de verzamelnaam voor de typeringen die de maatschappij aan iemand van een bepaald geslacht toeschrijft. Voorbeelden hiervan zijn typeringen als ‘mannen werken, de vrouw verzorgt de kinderen’, ‘mannen zijn rationeel, vrouwen emotioneel’ of ‘mannen zijn sterk, vrouwen zwak’. Mannelijkheid en vrouwelijkheid kunnen worden onderzocht als een set van sociale verwachtingspatronen, gemaakt en in stand gehouden door de patriarchale maatschappij.91 Uit onderzoek blijkt dat mensen zich veelal gedragen naar deze vaste genderconstructie. Veel onderzoekers gaan er van uit dat het gendergepaste gedrag van mensen volledig wordt aangeleerd en dat het niet iets is wat van nature in de mens zit.92 93 De media is een van de factoren die ons het gendergedrag aanleert en steeds bevestigt. Maar hoe wordt die gender dan ingevuld? Wat is vrouwelijk en mannelijk? Een precieze, sluitende invulling van gender is moeilijk te geven. Niet elk beeld of elke tekst bevat dezelfde genderfactoren. De media is zo pluriform dat er altijd uitzonderingen zijn. Teksten en beelden spreken elkaar soms tegen. In het werkveld van genderstudies is een aantal vaste kenmerken gedefinieerd, die vorm geven aan wat vrouwelijk en wat mannelijk is. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat het een de ander uitsluit. Iets wat vrouwelijk is, is dus niet mannelijk en vice versa. Beide categorieën worden gedefinieerd aan de hand van de ander. Factoren die als vrouwelijk gezien worden zijn onder andere familie, kinderen, verzorging, emotie, verbinden, schoonheid, vriendelijkheid, afhankelijkheid (van een man), besluiteloosheid en passiviteit.94 Mannelijke kenmerken zijn kracht, rationaliteit, onafhankelijkheid, agressie, prestatie, succes, activiteit en besluitvaardigheid.95 5.3 Het beeld van de vrouw in topsport 5.3.1 Sport is een mannenwereld De bovengenoemde genderfactoren zijn in te passen in (top)sport. Daarbij gaat het om kracht, presteren, beter zijn dan de concurrenten, om actie en succes. Sport is in al haar poriën een
90 Mills, Discourse 6. 91 Steve Craig ed., Men, masculinity and the media (Newbury Park 1992) 2. 92 Ibidem. 93 Hersenonderzoeker Dick Swaab stelt daar tegenover dat een deel van het gendergeschikte gedrag geprogrammeerd is in onze hersenen om ons voor te bereiden op de fase waarin mensen zich voortplanten. Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzheimer (Amsterdam 2010) 85-86. 94 Emma H. Wensing en Toni Bruce, ‘Bending the rules’, International Review for Sociology of Sport 38/4 (2003) 387396, aldaar 388. 95 Steve Craig ed., Men, masculinity and the media (Londen 1993) 3.
34
mannelijk terrein. Het is een forum dat de mythes van masculiniteit bevestigt.96 Mannen zijn actief, agressief, competitief, sterk, uitdagend, krachtig en dapper. En sport vormt voor mannen de bevestiging van deze kenmerken: zij kunnen in sport ook wedijveren, strijden en slagen. De arena van sport is gedefinieerd aan de hand van mannelijke referentiepunten en vrouwen zijn hierin aangewezen om deel te nemen op lagere posities.97 Sport geeft ons het overduidelijke bewijs voor de superioriteit van mannen ten opzichte van vrouwen. Mannen verslaan vrouwen met tennis, met voetbal, mannen rennen sneller, gooien verder dan vrouwen. Al deze voorbeelden bevestigen de natuurlijke orde van mannelijke dominantie.98 Bij sport is geen ruimte voor interpretatie. Iedereen kan zien dat de man sterker of sneller is dan de vrouw.99 Vrouwen die (top)sport bedrijven, begeven zich in een wereld die mannelijk is. Hun vrouwelijkheid staat haaks op wat zij doen; sporten. Dit levert een spanningsveld op want vrouwen doen iets wat niet voor hun ‘bedoeld’ is. Sterker gezegd: vrouwen infiltreren in een mannenwereld en gedragen zich mannelijk door te presteren, te concurreren en krachtig te zijn. Dit spanningsveld werkt door in de beschrijving van sportende vrouwen in de massamedia. In de eerste helft van de twintigste eeuw gaan steeds meer vrouwen sporten. In het begin werd dit door de media (geheel) genegeerd. De toename van vrouwelijke sporters blijkt uiteindelijk zo groot, dat negeren niet houdbaar is gebleken. Massamedia berichten nu wel over sportvrouwen, al zit er nog een groot verschil in hoeveelheid; uit vele recente onderzoeken blijkt dat er significant minder zendtijd of ruimte in kranten en tijdschriften aan sportende vrouwen wordt besteed.100 Het blijft niet alleen bij een kwantitatief verschil in aandacht; ook de manier waarop vrouwelijke sporters beschreven worden is anders. Een van de verschillen is dat vrouwelijke sporters worden bekeken als atleet en als vrouw, mannen grotendeels alleen als atleet. Bij vrouwelijke sporters worden vaak de lichamelijke seksualiteit of de schoonheid benoemd. De atletes zijn aantrekkelijk, gracieus of lichtvoetig. Of er is aandacht voor de andere rollen van een vrouw. Is de sportster een goede moeder of huisvrouw, is ze getrouwd? Hierin zit verborgen dat de atletes, ondanks dat ze sporten, ook nog hun vrouwelijkheid hebben behouden. Een goed voorbeeld hiervan is de nadruk die bij de comeback van tennisster Kim Clijsters lag op het feit dat ze moeder was. Of er wordt benadrukt hoeveel de vrouwen hebben opgeofferd en afgezien om mee te kunen doen aan topsport. Door veel te trainen en te reizen
96 Jennifer Hargreaves ed., Sport, culture and ideology (Londen 1982) 66. 97 Ibidem 67. 98 Ibidem 66. 99 Ibidem 117. 100 Hoofdstuk 5 bespreekt voorgaande genderonderzoeken in sport.
35
hebben de vrouwen hun essentiële vrouwelijkheid opgeofferd voor een onnatuurlijk doel: sportcompetitie en prestatie.101 Uit inhoudsanalyses van televisieprogramma’s en dagbladen uit verschillende landen uit de westerse wereld komen nog meer onderlinge verschillen aan het licht. Zo blijkt dat vrouwen vaker worden neergezet in combinatie met een vader, zoon, baas, echtgenoot of coach.102 Dit bevestigt het idee van afhankelijkheid van de vrouw; zonder de, vaak mannelijke coach was ze nooit zo succesvol geweest. Ook worden vrouwelijke sporters vaker bij hun voornaam genoemd dan mannelijke sporters.103 Dit geeft ze iets menselijks of zelfs kinderlijks. Ze worden ‘genormaliseerd’ en staan daarmee dichter bij de lezer. Verder worden er nog altijd meer grappen gemaakt over vrouwelijke sporten of sporters. In de voorbereiding van het WK Voetbal voor Vrouwen in 2009 zei een niet nader genoemde sportjournalist in de Volkskrant: “Vrouwenvoetbal? Zonde van het gras.”104 De vrouwelijke evenknie van een groot sportevenement voor mannen krijgt meestal beduidend minder aandacht.105 5.3.2 Mannelijke en vrouwelijke sporten Sporten zijn in te delen in mannelijke en vrouwelijke sporten. De gendergeschiktheid van een sport is een sociale constructie. Sporten die de traditionele vrouwelijke kenmerken zoals souplesse, gratie, balans en sierlijkheid benadrukken, worden gendergepast gevonden voor vrouwen. Uit onderzoek van Koivula blijkt dat sporten die gecategoriseerd worden in genderneutraal, vrouwelijk of mannelijk, onderscheiden worden op verschillende eigenschappen. Esthetiek wordt bestempeld als vrouwelijk. Bij sporten die gelabeld worden als vrouwelijk, hoeven de vrouwelijke deelnemers niet in te leveren op het stereotype verwachtingspatroon van vrouwelijkheid, zoals sierlijkheid en niet-aggressief gedrag. Het zijn de sporten die juist gaan om schoonheid en esthetiek, zoals turnen, ritmische gymnastiek en synchroon zwemmen. Het component schoonheid als element van de sport is een belangrijke factor om een sport gekenmerkt te laten worden als vrouwelijk. Dit komt waarschijnlijk omdat schoonheid een belangrijk aspect is van het algemene idee over vrouwelijkheid.106
101 Hargreaves, Sport, culture and ideology, 68. 102 Liesbeth van Zoonen, Feminist media studies (Londen 1994) 17. 103 M.A. Messner, M.C. Duncan en K. Jensen ‘Separating the men from the girls. The gendering of televised sports’. Rapport gepresenteerd bij een bijeenkomst van North American Society for the Sociology of Sport in Denver 1990. 104 Willem Vissers, ‘Langzaam groeit de erkenning’ Volkskrant 22 augustus 2009, 23. 105 Hoofdstuk 5 bespreekt voorgaande genderonderzoeken in sport. 106 Nathalie Koivula ‘Perceived characteristics of sports categorized as gender-neutral, feminine and masculine’ Journal of Sport Behavior 24 (2001) 377-393, aldaar 376.
36
Sporten waarin vanuit de regels van de discipline veel lichamelijk contact voorkomt tussen de deelnemers, worden als mannelijk gekenmerkt. Ook het bestaan van gevaar, snelheid, geweld en risico past bij mannen. Daarnaast zijn sporten waarin het de bedoeling is de tegenstander te overmeesteren door gebruik van het lichaam of waar zichtbaar veel kracht gebruikt wordt, getypeerd als mangeschikt.107 Ook agressiviteit, discipline, uithoudingsvermogen, kracht en toewijding aan een team zijn eigenschappen waardoor een sport als mannelijk gekenmerkt wordt. Op basis van het onderzoek van Koivula is er een volledige lijst opgesteld van gendergeschiktheid per sportdiscipline op de Olympische Spelen. Deze zal in het onderzoek gebruikt worden om inzicht te krijgen in een verband tussen de gendergeschiktheid van de sporten en het geslacht van de sporters.108 5.4 Recente ontwikkelingen In het algemeen valt te concluderen dat mediacontent een stereotype versie van gender laat zien.109 De grotere hoeveelheid media-aandacht die mannensport krijgt, brengt het idee over dat mannensport belangrijker is. Dit gendermediadiscours bevestigt en versterkt een statusquo in de westerse maatschappijen, waarin stereotypische kwaliteiten die geassocieerd worden met mannen over het algemeen meer positief worden gewaardeerd dan stereotype vrouwelijke kwaliteiten.110 Dit behoudt het idee dat de meeste mannen en vrouwen zich conformeren aan genderstereotypes en versterkt een hiërarchie waarin mannen in het algemeen een meer gewaardeerde positie in de maatschappij innemen dan vrouwen. 111 Hoewel deze verschillen nog steeds bestaan, lijkt het gat in kwantitantieve zin de afgelopen jaren wat te slinken. Dit komt enerzijds door de steeds maar stijgende deelname van vrouwen aan topsport en anderzijds door de voorzichtige groei van het aantal vrouwelijke sportjournalisten, met name in de televisiejournalistiek. Ook de manier waarop vrouwelijke sporters worden beschreven, wordt neutraler.112
107 Koivula ‘Perceived characteristics of sports’ Journal of Sport Behavior 377. 108 In bijlage IV is de indeling van de sporten in gendergeschiktheid te vinden. 109 Liesbeth van Zoonen, Feminist media studies (Londen 1994) 21-22. Er bestaat geen hard bewijs dat deze sterke stereotypes een direct effect hebben op het idee van mannelijkheid van een individuele man of van vrouwelijkheid van een individuele vrouw. 110 Jacco van Sterkenburg en Annelies Knoppers, ‘Dominant discourses about race/ethnicity and gender in sport practice and performance’ International Review of the Sociology of Sport 39/3 (2004) 301-321, aldaar 303. 111 J.A. Hall en J.D. Carter, ‘Gender-stereotype accuracy as an individual difference’ Journal of Personality and Social Psychology 77 (1999) 350-359. 112 Christopher King, ‘Media portayals of male and female athletes’ International Review of Sport Sociology 42 (2007) 187-200, aldaar 196.
37
5.5 Positie van vrouwen op de Olympische Spelen De verschillen in de manier waarop vrouwen en mannen beschreven worden in de sportmedia, zijn deels voortgekomen uit de positie die vrouwen vanaf het begin van de twintigste eeuw innemen in (top)sport. De ontwikkelingen in de positie van vrouwen in de Olympische Spelen vormen een goede graadmeter voor het verloop in de gehele topsport. De specifieke moeilijkheden van olympische sporten voor vrouwen vormen voorbeelden van problemen die in vrouwensport in het algemeen ook voorkomen.113 De moderne Olympische Spelen vormen voor veel sporten de meest prestigieuze competitie van alle internationale sportcompetities. De Spelen kunnen ook gezien worden als een microkosmos van onze maatschappij, waarin het verleden, heden en ook de te verwachten maatschappelijke en culturele veranderingen te zien zijn.114 Dit evenement wordt vaak geïdealiseerd. Ten eerste zou het een puurderere vorm van sport zijn omdat commerciële belangen een kleinere rol spelen dan bij grote voetbal-, basketbal- of tennistoernooien. Ten tweede is het meer bijzonder omdat het slechts eens in de vier jaar plaatsvindt. Een olympische titel is in veel takken van sport het hoogst haalbare. Baron Pierre de Coubertin richtte in 1894 de moderne Olympische Spelen op. In de dertig jaar die daar op volgden, stond hij aan het roer. Hij claimde dat vrouwensport tegen de natuurwetten indruist en de meest onesthetische aanblik is die het menselijk oog kan overkomen. Volgens hem moesten de Olympische Spelen gereserveerd blijven voor mannen, voor de hoogste vorm van mannelijke kracht en vitaliteit, het vrouwelijk applaus dient beloning.115 In 1900 en 1904 mochten vrouwen officieel niet meedoen aan de Spelen. Het Britse Olympisch Comité stond in 1908 toe dat vrouwen meededen aan boogschieten, tennis en kunstschaatsen. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) greep in 1912 in door evenementen voor vrouwen alleen buiten het officiële programma toe te staan. Pas in 1924 werden de vrouwenevenementen officieel onderdeel van de Olympische Spelen. De Française Alice Millat startte in 1921 een internationale sportfederatie voor vrouwen, de Fédération Sportive Féminine Internationale (FSFI). Deze federatie organiseerde drie maal de vrouwelijke variant van de Olympische Spelen, de Women’s World Games. Deze evenementen waren onverwacht een groot succes, met veel toeschouwers en deelnemers uit West-Europa, het Britse Gemenebest en Noord-Amerika.
113 Jennifer Hargreaves, Sporting females (Londen 1996) 209. 114 J. Vincent e.a., ‘A comparison of selected ‘serious’ and ‘popular’ British, Canadian and United States newspaper coverage of female and male athletes competing in the centennial Olympic Games’ International Review of Sport Sociology 37 (2002) 319-335, aldaar 320. 115 Janet Woolum, Outstanding woman athlete. Who they are and how they influenced sports in America (Phoenix 1998) 36.
38
Het IOC kon dit niet langer negeren. De aandacht voor de afwijkende positie van vrouwelijke sporters groeide gestaag. Het comité beriep zich vervolgens op de heersende overtuiging over biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Het vrouwelijk lichaam zou niet geschikt zijn om sport te beoefenen, het zou zelfs negatieve gevolgen kunnen hebben voor de vruchtbaarheid. Door op deze biologische verklaring te blijven hameren, werden de sociologische bezwaren weggemoffeld. Er was wetenschappelijk bewijs dat het belang aangaf om topsport voor vrouwen te beperken. De wereldatletiekbond, de International Association of Athletics Federations (IAAF), haalde het FSFI over zich aan te sluiten. Zo kregen vrouwen toegang tot een aantal onderdelen van het atletiekprogramma in de Olympische Spelen van 1928. In de daaropvolgende edities zijn er stapsgewijs meer evenementen bijgekomen. Rond de jaren veertig van de twintigste eeuw groeide de populariteit van sportevenementen voor vrouwen gestaag. Eén van de symbolen van deze periode is atlete Fanny Blankers-Koen, ook wel de ‘Vliegende Huisvrouw’ genoemd. Zij liet zien dat uitmuntende atletiekprestaties samen kunnen gaan met vrouwelijkheid en het moederschap. Ze won vier gouden medailles in Londen (1948). Tegelijkertijd had ze een gezin en was ze drie maanden zwanger. Dit verstomde de kritiek op sportende vrouwen niet. Vooral deelname aan niet-gepaste sporten werd wijdverbreid afgewezen. Ook in de Olympische Spelen gebruikte men deze genderstereotypering als bewijs dat vrouwen aan veel evenementen niet konden deelnemen. 116 Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw zijn er steeds meer evenementen bijgekomen waarin vrouwen mogen deelnemen. Een paar sporten zijn nog langer als ‘te gevaarlijk’ gemarkeerd; boksen en polstokhoogspringen. Overigens draaide het uitsluitingsmechanisme in 1984 met 180 graden; er werden twee sporten op het olympisch programma gezet die uitsluitend voor vrouwen toegankelijk zijn; ritmische gymnastiek en synchroonzwemmen. Dit bevestigt de verschillen tussen mannen en vrouwen, nu wellicht ten positieve voor de vrouwen gekeerd. 5.6 Verandering op komst? De positie van vrouwen in de Olympische Spelen is gedurende de gehele twintigste eeuw ondergeschikt geweest ten opzichte van de mannelijke atleten. Hét keerpunt in de geschiedenis van de Olympische Spelen voor vrouwen is het evenement van 1996 in Atlanta. In het Olympisch Charter van 1994 was namelijk voor het eerst de doelstelling opgenomen om te streven naar meer gelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Vrouwen vormden 100 jaar na het begin van de moderne Olympische Spelen 35% van de deelnemers. Ook deden ze 116 Hargreaves, Sporting females, 216.
39
mee in 35% van alle evenementen. De Spelen van 1996 lieten zien dat ook vrouwelijke sportprestaties de aandacht kunnen domineren en dat het meest prestigieuze sportevenement de talenten van mannen en vrouwen op dezelfde waarde schatte. Vervolgens zijn deze percentages gestegen. De meest recente Zomerspelen in Peking had een recordpercentage van 42% vrouwelijke deelnemers.117 Na een lange periode van controverse en problemen, is er nu een redelijke gelijkheid in het aantal programmaonderdelen voor vrouwen en het aantal deelneemsters. 118 5.7 Eerdere onderzoeken 5.7.1 Artikelen Vanaf de jaren zeventig zijn er veel vergelijkende studies gedaan naar de aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters in de sportkaternen van kranten in de gehele wereld. Deze onderzoeken gingen over zowel professionele internationale evenementen als over sport op regionaal, amateur- en schoolniveau. Uit deze studies van de afgelopen 35 jaar volgt de conclusie dat de artikelen en foto’s over vrouwelijke sporters een duidelijke minderheid van de aandacht krijgen. Er is over het algemeen sprake van onderrepresentatie van vrouwen in de sportmedia. 119 Daarnaast komt ook naar voren dat vrouwen op een andere manier beschreven werden dan mannen. Ze worden getrivialiseerd, gestereotypeerd, gedevalueerd en gemarginaliseerd. Deze trivialisatie van vrouwelijke atleten in de media is consistent aan de theorie over genderstructuren die er van uit gaat dat mensen gesocialiseerd worden door ouders, leraren, boeken, de media en andere factoren. Daardoor geloven ze dat genderverschillen belangrijk zijn en in stand gehouden behoren te worden.120 Deze onderrepresentatie maakt mannen sterker en laat het idee bestaan dat vrouwendeelname aan sport minder belangrijk, opwindend of nieuwswaardig is dan de deelname van mannen. Er zit ook een verschil in de verbeelding van vrouwen per sport. Vrouwen die aan sporten deelnemen die als vrouwgepast worden gezien krijgen meer aandacht dan andere sporten. Voorbeelden van vrouwgepaste sporten zijn gymnastiek en turnen. Deze vrouwen krijgen zelfs meer aandacht dan de mannen die in dezelfde sport actief zijn. Bij teamsporten 117 Auteur onbekend, ‘Beijing scores record women's participation’ Olympic.org (18 Augustus 2008). 118 In bijlage I staat een overzicht van de ontwikkeling van het aantal programmaonderdelen voor vrouwen. In bijlage II staat een overzicht van het aantal deelnemende vrouwen aan de Olympische Spelen vanaf 1896 tot 2008. 119 Liz Crolley en Elena Teso, ‘Gendered narratives in Spain. The representation of female athletes in Marca and El Pais’ International Review for Sociology of Sport 42/2 (2007) 149-166, aldaar 149. A. Knoppers en A. Elling Gender ‘We do not engage in promotional journalism’ International review for the sociology of sport 39/1 (2004) 57-73, aldaar 68. 120 Jane Crossman, John Vincent en Harriet Speed, ‘The times they are a-changin’. Gender comparisons in three national newspapers of the 2004 Wimbledon championships’ International review for the sociology of sport 42/1 (2007) 27-41, aldaar 28.
40
worden vaker de mannenteams beschreven. En in sporten waar kracht, uithoudingsvermogen en risico een rol speelt, komt naar voren dat er meer over de mannelijke variant geschreven wordt.121 Dit zijn sporten als gewichtheffen, boksen en de marathon. Ook ligt er meer nadruk op niet-sportgerelateerde onderwerpen. In de onderzochte artikelen over vrouwelijke sporters gaat het vaker over hun privéleven, hun familie, kinderen, en uiterlijk.122 In meerdere onderzoeken komt het proces van infantilisatie naar voren. De vrouwen worden als meisjes of kinderen benoemd of beschreven. In een Spaans onderzoek werden de vrouwen chicas (meisjes) of zelfs niñas (jonge meisjes) genoemd. Dit gebeurde niet bij de mannen.123 Verder worden vrouwen vaker met hun voornaam genoemd, of voornaam en achternaam samen. Voor mannelijke sporters gebruikt men vaker alleen de achternaam. Een ander verschijnsel in de betiteling is dat de evenementen voor de vrouwen vaak gekenmerkt worden door het voorvoegsel vrouwen-. Er wordt gesproken over de vrouwenmarathon en de ‘gewone’ marathon. Dat geeft het beeld dat sportende vrouwen niet gewoon zijn, of niet ‘echt’.124 Vrouwen die vrouwelijke sporten beoefenen zijn meer in de media te zien dan vrouwen die aan ongepaste sporten zoals voetbal, softball, hockey en volleyball deelnemen. Vrouwen die aan ‘mannelijker sporten’ meedoen worden ook minder aan de hand van hun prestaties en meer aan de hand van hun schoonheid en privéleven beschreven.125 Dit is overigens in de totale beschrijving van vrouwelijke sporters het geval. Hoe mannelijker de sport, des te meer nadruk er gelegd wordt op privézaken. 126 Al met al valt te concluderen dat vrouwen in de sportmedia weergeven worden als ‘zwakker’, ‘emotioneler’ en ‘afhankelijker’ dan mannen. 127 Deze stereotypering wordt in stand gehouden in de artikelen. Uit recent onderzoek blijkt wel dat het gat tussen de hoeveelheid aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters steeds kleiner wordt. 128 De verschillen in de wijze waarop vrouwen beschreven worden ten opzichte van mannen, zijn nog wel aanwezig.
121 L. Lee, ‘Media portrayals of male and female Olympic athletes. An analysis of newspaper accounts of the 1984 and the 1988 summer games’ International Review for Sociology of Sport 27(1992) 197-222, aldaar 198-201. 122 Emma H. Wensing en Toni Bruce, ‘Bending the rules’, International Review for Sociology of Sport 38/4 (2003) 387396, aldaar 388. 123 Liz Crolley en Elena Teso, ‘Gendered narratives in Spain. The representation of female athletes in Marca and El Pais’ International Review for Sociology of Sport 42/2 (2007) 149-166, aldaar 160. 124 Emma H. Wensing en Toni Bruce, ‘Bending the rules’, International Review for Sociology of Sport 38/4 (2003) 387396, aldaar 387. 125 R. Jones, , A.J. Murrell en J. Jackson, ‘Pretty Versus Powerful in the Sports Pages. Print Media Coverage of U.S. Women’s Olympic Gold Medal Winning Teams’, Journal of Sport and Social Issues 23 (1999) 183–192, aldaar 185. 126 Craig, Men masculinity and the media, 16. 127 G. von der Lippe, ‘Media Image. Sport, gender and national identities in five European countries’ International Review for the Sociology of Sport, 37 /3-4 (2002) 351-370, aldaar 354. 128 Alina Bernstein, ‘Is it time for a victory lap?’, International Review of the sociology of sport 37/3-4 (2002) 415-428, aldaar 416.
41
5.7.2 Foto’s Beelden zijn sterk. Ze vertellen een verhaal en beïnvloeden ons. In onderzoek naar de Olympische Spelen van 1984 en 1988 laat Duncan zien dat betekenissen geconstrueerd zijn in foto’s en hoe sportfoto’s patriarchale verhoudingen reproduceren. 129 Foto’s lijken weliswaar objectief – zo zag de gebeurtenis of sporter er echt uit – maar ze komen voort uit subjectieve keuzes van zowel de fotograaf als de redacteuren. Zij kiezen voor het onderwerp en waar de focus gelegd wordt. Beelden zijn net zo sterk als woorden in het beïnvloeden van de beeldvorming. Ze zijn een wapen in het versterken van verschillende en ongelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke sporters. Ze maken verschillen en versterken stereotypen, terwijl het lijkt alsof ze natuurlijk en biologisch zo zijn. 130 In onderzoek naar sportfotografie tijdens de Olympische Spelen van 2004 in Athene bleek dat er geen onderrepresentatie van vrouwen was.131 Er was zelfs meer aandacht voor vrouwen dan mannen in de onderzochte kranten NRC Handelsblad en Algemeen Dagblad. Wel was de manier waarop vrouwelijke sporters werden weergegeven duidelijk anders. Vrouwelijke sporters zijn vaker als lustobject weergegeven, waarbij grote aandacht uitgaat naar het geërotiseerde lichaam. Vrouwen werden als ‘zwakker’, ‘emotioneler’ en ‘afhankelijker’ dan mannen afgebeeld. Sterke vrouwen werden vaak als afhankelijk van hun mannelijke coach afgebeeld. Er was relatief veel aandacht voor het uiterlijk van vrouwelijke atleten en vrouwen werden vaker seksistisch afgebeeld. De schoonheid en vrouwelijkheid van de atletes werd benadrukt doordat vrouwen vaak in esthetische sporten zichtbaar waren. Verder blijkt dat foto’s met een seksuele connotatie alleen voorkwamen bij vrouwelijke sporters.132 Daarnaast worden mannelijke sporters vaker afgebeeld in atletische omgeving en in competitie. Ongeveer 75% van de foto’s van mannen was in een competitieve omgeving, terwijl dit bij 56% van de foto’s van vrouwen het geval was. 133 Wat betreft de selectie van foto’s van sporters, blijkt dat er vaak voor een afbeelding van mooie vrouwen gekozen wordt omdat dit het (mannelijke) publiek meer aanspreekt. 134 Ook kwam naar voren dat sportredacteuren bij een krant er naar neigden om foto’s te selecteren waarop vrouwen stonden in emotionele of hulpeloze momenten. Foto’s waarin de man in zo’n situatie was werden afwezen.135 129 M.C. Duncan, ‘Sports photographs and sexual difference. Images of women and men in the 1984 and 1988 Olympic Games’ Sociology of sport 7 (1990) 195-211. 130 Ibidem. 131 Roelien Luijt, Worstelen met het stereotype (doctoraalscriptie) (Utrecht 2005) 50. 132 Craig, Men masculinity and the media, 16. 133 John Vincent e.a., ‘A comparison of selected ‘serious’ and ‘popular’ British, Canadian, and United States newspaper coverage of female and male athletes competing in the centennial Olympic games’ International Review of the sociology of sport 37/3-4 (2002) 319-335, aldaar 329. 134 Daarbij is het natuurlijk ook de keuze van bijvoorbeeld tennisster Serena Williams om schaarsgekleed op de baan te verschijnen.
42
6. Methodologie, verantwoording en procedure 6.1 Inleiding In de eerste paragraaf wordt het begrip inhoudsanalyse uitgelegd. Paragraaf 6.3 gaat dieper in op het verschil tussen kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse. Vervolgens komt de procedure voor inhoudsanalyse aan de orde. Het tweede gedeelte van dit hoofdstuk behandelt de verantwoording en afbakening van het onderzoeksmateriaal, de categorisering van zowel artikelen als foto’s en de afbakening van de variabelen. 6.2 Inhoudsanalyse Het onderzoek is een inhoudsanalyse van een massamedium, te weten tekst en fotografische afbeeldingen uit drie nationale dagbladen. Maar wat is precies inhoudsanalyse? Klaus Krippendorff geeft de volgende definitie: ‘Content analysis is a research technique for making replicable and valid inferences from texts (or other meaningful matter) to the contexts of their use.’136 Het is dus een onderzoeksmethode waarmee de onderzoeker betrouwbare conclusies kan trekken uit teksten, in de context waarvoor ze gebruikt zijn of worden. Onder ‘texts’ verstaat Krippendorf niet alleen geschreven materiaal, maar ook andere vormen van data, zoals afbeeldingen, symbolen of geluiden. De voorwaarde is dat het materiaal betekenis moet hebben voor iemand en dat het gemaakt moet zijn door iemand die aan de tekst een betekenis heeft gegeven voor een ander. 137 Deze betekenissen zijn dus opzettelijk toegevoegd aan de tekst. Kimberly Neuendorf, een vooraanstaand onderzoeker en docent in inhoudsanalyse zegt het volgende over deze methode: ‘Content analysis is a summarizing, quantitative analysis of messages that relies on the scientific method (including attention to objectivityintersubjectivity, a priori design, reliability, validity, generizability, replicability and hypothesis testing) and is not limited as to types of variables that may be measured or the context in which the messages are created or presented.’138 Neuendorf geeft zes voorwaarden waaraan inhoudanalyse moet voldoen om binnen de wetenschappelijke methode te vallen. Zij is niet van mening dat de data die gebruikt wordt
135 Steve Craig ed., Men, masculinity and the media (zp 1992) 16. 136 Klaus Krippendorff, Content analysis. An introduction to its methodology (tweede druk; Thousand Oaks 2004) 18. 137 Krippendorff, 19. 138 Kimberly A. Neuendorf, The content analysis guidebook (Californië 2002), 10.
43
voor inhoudsanalyse per se mediamateriaal moet zijn. Elk onderzoek naar een afgebakende hoeveelheid tekst kan inhoudsanalyse zijn.139 Shapiro en Markoff geven een eenvoudige definitie: ‘The term (content analysis, MH ed.) refers to any systematic reduction of a flow of text (or other symbols) to a standard set of statistically manipulable symbols representing the presences, the intensity or the frequency of some characteristics relevant to social science.’ 140 Het kenmerkende van inhoudsanalyse is dat het waarnemingsobject bestaat uit communicatieproducten, zoals kranten, websites, folders, brieven en tijdschriften. 141 In andere onderzoeken in communicatiewetenschap wordt de focus juist gelegd op mensen, de makers van de communicatieproducten. Een inhoudsanalyse kan echter niet alleen gedaan worden door waarneming. Inhoudsanalyse is een vorm van empirisch onderzoek en houdt dus rekening met methodologische uitgangspunten, criteria en richtlijnen voor het verrichten van empirischwetenschappelijk onderzoek. De kern van inhoudsanalyse is dat een onderzoeker iets te weten wil komen, een vraag wil beantwoorden. Deze vraag maakt bepaalde kenmerken van het onderzoeksmateriaal relevant.142 De hoofdvraag van dit onderzoek is bijvoorbeeld: in hoeverre zijn er verschillen in de verbeelding van mannelijke en vrouwelijke sporters? Het onderzoek focust zich op hiermee samenhangende aspecten, zoals de hoeveelheid ruimte die elk geslacht heeft gekregen in het materiaal. Inhoudsanalyse gaat om het beantwoorden van onderzoeksvragen door specifieke waarnemingen te verrichten aan mediamateriaal.143 Er zit een verschil tussen het materiaal dat de onderzoeker bestudeert en het verschijnsel waar de onderzoeker uitspraken over wil doen. Mediamateriaal is tastbaar en concreet, terwijl in dit geval het verschijnsel gender een constructie is. Krippendorf noemt dit het ‘target’ van de inhoudsanalyse. Dit ‘target’ is een deel van de bestudeerde context van de media-inhoud. De context moet duidelijk beschreven zijn, zodat het duidelijk is waar de resultaten uit de analyse betrekking op hebben.144 Inhoudsanalyse kan zich richten op drie verschillende contexten. Dit zijn:
De context van de maker of zender van het bericht (de journalist of redactie). In dit soort onderzoek ligt de nadruk bijvoorbeeld op de waarden van een journalist of zijn journalisitieke gewoontes.
139 Neuendorf, 17. 140 Gilbert Shapiro en John Markoff, ‘A matter of definition’ in: Carl W. Roberts ed., Text analysis for the social sciences. Methods for drawing statistical interferences from texts and transcripts (Londen 1997) 9-31, aldaar 14. 141 A. Pleijter, Typen en logica van kwalitatieve inhoudsanalyse (proefschrift) (2006 Nijmegen) 14. 142 A. Pleijter, Typen en logica, 15. 143 Ibidem. 144 Pleijter, 9.
44
De context van de ontvanger van het bericht (het publiek). Hierbij wordt gekeken hoe een bepaalde set van berichten overkomt bij de lezers of kijkers.
De context van de mediaberichten zelf. Welk beeld vormt het geheel van mediaberichten over een bepaald onderwerp? Dit is de meest voorkomende categorie in inhoudsanalyse.
Inhoudsanalyse wordt met name gebruikt in de sociale wetenschappen. Onderzoeken naar de invloed van de media op de mening van het publiek worden vaak door middel van inhoudsanalyse gedaan. Een onderzoek over de invloed van propaganda kan bijvoorbeeld goed gedaan worden als de onderzoeker kijkt naar verschillende uitingen en de verschillen daartussen. Ook in onderzoeken naar de positie van minderheden wordt geregeld inhoudsanalyse gebruikt. Zo kan men in berichtgeving de manier onderzoeken waarop moslims beschreven worden. 6.3 Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Onderzoekers onderscheiden twee vormen van inhoudsanalyse: kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Er is discussie over de verschillen en voor- en nadelen van kwantitatief en kwalitatief onderzoek in de inhoudsanalyse. Neuendorf geeft in haar definitie aan dat alleen kwantitatief onderzoek binnen inhoudsanalyse valt. Ook Bernard Berelson meent dat inhoudsanalyse ‘for the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communication’ is.145 De twee vormen zijn als volgt kunnen onderscheiden: kwantitatief onderzoek is empirisch onderzoek waarin de data de vorm van cijfers heeft. Kwalitatief onderzoek is empirisch onderzoek waarin de data niet de vorm van cijfers heeft. 146 De kwantitatieve methode is er dus op gericht om numerieke gegevens te verkrijgen en te analyseren. In de kwalitatieve methode gaat het om het analyseren van beschrijvende gegevens. Elk van de twee methodes heeft een andere werkwijze tot gevolg. Pamela Shoemaker, een expert op het gebied van inhoudsanalyse, meent echter dat het zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek kan zijn. Zij onderscheidt twee stromingen van inhoudsanalyse, de gedragskundige benadering en de humanistische benadering. 147 In de humanistische benadering is mediainhoud integraal aan een bestaande cultuur. ‘Culture is manifested in many ways, of which media content is one’. 148 De gedragskundige benadering 145 Bernard Berelson, Content analysis in communication research (1952 New York)18. 146 Keith F. Punch, Introduction to social research. Quantitative and qualitative approaches (herziene versie; Londen 2005) 3. 147 Pamela J. Shoemaker en Jonathan D. Reese, Mediating the message. Theories of influence on mass media content (New York 1995) 28. 148 Shoemaker 28.
45
richt zich daarentegen meer op de effecten die berichten kunnen hebben op het publiek. Deze benadering richt zich meer op de toekomst en de toekomstige effecten van mediainhoud. De humanistische benadering kijkt terug vanaf de mediainhoud om er achter te komen wat de content vertelt over de maatschappij en de makers van de content. 149 Dit uitgangspunt van twee verschillende werkwijzen, geeft de mogelijkheid om zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek te doen in inhoudsanalyse. Kwantitatief onderzoek is meetbaar en controleerbaar. Het nadeel er aan is dat het geen context geeft. Bij kwalitatief onderzoek is het mogelijk meer zeggen over hoe een tekst over kan komen bij het publiek. En dat is het uiteindelijke doel van onderzoek naar inhoudsanalyse.150 De twee stromingen van Shoemaker en Reese geven een bruikbare werkwijze hoe de onderzoeker inhoudsanalyse kan gebruiken. Elk onderzoek dat media content onderzoekt voor zowel welke invloed het kan hebben op het publiek als wat het zegt over de maatschappij zou een combinatie van kwantitatief en kwalitatieve inhoudsanalyse moeten gebruiken. Ik ben er van overtuigd dat deze combinatie de meest waardevolle resultaten biedt. Het is in de praktijk erg lastig om een scheiding te maken tussen wat de maatschappij normaal vindt en hoe iets over komt bij het publiek. Beide dingen zijn sterk met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar continu. Met die reden is in voorgaande hoofdstukken zowel de werkwijze, de context van het maken van content en de heersende opvattingen over gender en mediasport behandeld. Met een combinatie van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek heb je ‘the best of both worlds’.151 6.4 Keuze voor het onderzoeksmateriaal Deze paragraaf vormt de verantwoording voor de keuzes voor het onderzoeksmateriaal. Mijn onderzoek is een vervolgonderzoek naar beelden van mannelijke en vrouwelijke sporters op de Olympische Spelen. Doel is om te achterhalen of er verschillen zitten in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters worden verbeeld. Dit onderzoek richt zich op de berichtgeving in drie Nederlandse kranten van de Olympische Spelen van 2008 in Peking. Dit is de meest recente editie van de Zomer Spelen. Deze paragraaf geeft een toelichting op de keuze van de titels, een korte profielschets van de onderzochte kranten en toelichting op de keuze van de onderzochte periode.
149 Shoemaker, 29. 150 Jim Macnamara, ‘Media content analysis. Its uses, benefits and best practice methodology. Whitepaper’ Carma International (2003) 1-24, aldaar 6. 151 Macnamara, ‘Media Content Analysis’ 6.
46
6.4.1 Keuze voor de krantentitels Uit het brede krantenlandschap van Nederland vormen drie titels de steekproef voor het onderzoek. Dit zijn De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en de Volkskrant. Deze drie zijn geselecteerd omdat deze drie kranten allen een grote landelijke oplage hebben. Een hoog lezersbereik maakt hun belang groot. Ten tweede verschillen ze wat betreft signatuur sterk van elkaar. De Telegraaf is sensationeel, het AD publieksgericht en de Volkskrant een serieuze kwaliteitskrant. De keuze voor deze drie kranten heeft het doel een zo afgewogen mogelijke weerspiegeling van de berichtgeving te bereiken. Alle drie de titels besteden een relatief groot deel van hun pagina’s aan sport. Het AD staat bekend als dé sportkrant van Nederland en heeft het grootste sportkatern. De Telegraaf heeft een uitgebreid sportkatern en is de meest gelezen krant van Nederland. De Volkskrant heeft van de kwaliteitskranten de meest uitgebreide sportsectie. 6.4.2 Profielschets Volkskrant:‘Eigenzinnig en onconventioneel’ De Volkskrant heeft in het eerste kwartaal van 2011 een totale oplage van ongeveer 260.000.152 Deze krant is op 2 oktober 1919 als weekblad opgericht en wordt twee jaar later een dagblad. Het is een van oorsprong rooms-katholieke Nederlandse krant. In de jaren zestig krijgt de Volkskrant steeds meer een uitgesproken progressief karakter en trekt het dagblad vooral jonge lezers aan. Het dagblad richt nu zich op de jonge, hoogopgeleide lezers. Hoewel de krant zich niet profileert in een politieke kleur, heeft het het label links van het politieke midden te staan. Paradepaardjes van de Volkskrant zijn de opinie en de buitenlandverslaggeving. Verder heeft de krant de bijlage VKBanen en wekelijks het Volkskrant Magazine op zaterdag. Sport is een volwaardig onderdeel van de krant. Op maandag heeft de Volkskrant dertien sportpagina’s, op andere dagen beperkt de sportverslaggeving zich tot twee of vier pagina’s.153 6.4.3 Profielschets Algemeen Dagblad: De neutrale krant? Het Algemeen Dagblad (AD) is sinds zijn oprichting een neutrale krant zonder politieke of religieuze binding. De krant is in 1946 gestart als zusje van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Onderzoek heeft uitgewezen dat de abonnees te vinden zijn in alle lagen van de bevolking.
152 HOI oplagemodule via ww.hoi-online.nl Totale oplage eerste kwartaal 2011. 153 Deze indeling geldt tot 29 maart 2010. Op die datum is de Volkskrant overgegaan op tabloidformaat.
47
Meer dan de helft van de lezers heeft een bovenmodaal inkomen. Het AD is sinds 2005 een fusie van zeven verschillende regionale dagbladen. De krant staat bekend om de consumentgerichte invalshoek. Dit uit zich bijvoorbeeld in de verscheidene tests, zoals de Oliebollen-, Haring- en Ziekenhuistesten. Daarnaast profileert het AD zich als dé sportkrant van Nederland. De oplage ligt rond 435.000.154 Sinds 2004 verschijnt het sportkatern AD Sportwereld als ingestoken bijlage op tabloidformaat. Dit katern bestaat uit 24 pagina’s, waarvan veertien gevuld met redactionele content. Vanaf de fusie wordt de hele krant op tabloidformaat gedrukt. Van 6 april 2008 tot eind augustus 2008 verschijnt de krant AD Sportwereld Pro, een dagelijkse sportkrant. Deze krant was als abonnement en los verkrijgbaar. Het is onduidelijk of Sportwereld Pro een vervolg krijgt. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het standaard sportkatern, met name door de afwezigheid van AD Sportwereld Pro op microfiche en de rommelige archivering van dit speciale katern. 6.4.4 Profielschets De Telegraaf: De krant van wakker Nederland De Telegraaf is de grootste krant van Nederland, met een oplage rond 610.000.155 De eerste editie verscheen op 1 januari 1893. Het dagblad heeft zowel binnen- als buitenlands nieuws, een sportkatern, de dagelijkse financiële sectie De Financiële Telegraaf en een aantal entertainmentpagina’s. De krant verschijnt op broadsheet. De krant staat bekend om sensationele berichtgeving. Het dagblad richt zich op een breed publiek en heeft een populistische stijl. De Telegraaf laat geregeld zijn kleur zien; het voert geregeld actie voor of tegen bepaalde ontwikkelingen in de politiek of samenleving. Een recent voorbeeld hiervan is de actie tegen de kilometerheffing. Hierbij stelde de krant een enquête op, waarbij de lezers voor of tegen het plan konden stemmen. Ook werd er veel aandacht besteed in de krant zelf, waarin vooral de tegenstanders aan het woord kwamen. In het algemeen heeft de krant politiek gezien een tendens naar de rechts heeft. Verder is de krant erg oranjegezind. Het sportkatern van de Telegraaf is Telesport. Deze bestaat maandag uit een los katern van twintig pagina’s. Op de andere dagen krijg sport drie tot vier pagina’s. Hiermee is het een van de grootste sportkaternen. Ook biedt de Telegraaf tijdens grote sportevenementen een speciaal abonnement aan. Zo bestaat er het Olympisch abonnement en het WKabonnement.
154 HOI oplagemodule. Totale oplage eerste kwartaal 2011. 155 Ibidem.
48
6.4.5 Keuze voor de onderzoeksperiode: De Olympische Spelen 2008 De Olympische Spelen reflecteren op het gebied van maatschappelijke en culturele veranderingen zowel het verleden als heden en ook de ontwikkelingen die in de nabije toekomst staan te gebeuren.156 Uit vele onderzoeken waarbij inhoudsanalyse gebruikt wordt, blijkt dat sportende vrouwen minder aandacht krijgen, maar dit verschil minder groot is bij de Olympische Spelen.157 In de media-aandacht tijdens de Olympische Spelen blijkt als eerste dat het gat tussen mannen en vrouwen kleiner wordt. Dit verschil zou versneld kleiner kunnen worden sinds de Olympische Spelen van 1996. Vanaf dit evenement mogen vrouwen meedoen aan bijna alle onderdelen van de Spelen en ligt het aantal mannelijke en vrouwelijke deelnemers meer in verhouding. Tijdens de Spelen in Peking werd zelfs een record gevestigd wat betreft het percentage vrouwelijke deelnemers met 42% van het totaal aantal atleten.158 Er deden in totaal 4746 vrouwen mee. Na een lange periode van controverse en problemen, is er nu een redelijke
gelijkheid in het aantal programma-onderdelen voor vrouwen en het aantal deelneemsters. 159 Daarnaast hebben de Olympische Spelen minder sterk een commerciële kant dan de andere mediasporten. Dit heeft als gevolg dat overwegingen uit commercieel oogpunt minder belangrijk zijn. De berichtgeving zou daardoor neutraler zijn. Verder vormen de Spelen een geheel van een dertigtal verschillende sporten. Hierdoor zijn er zowel mannelijke, vrouwelijke als neutrale sporten beschreven. 160 Deze diversiteit van sporten biedt een meer algemene weerspiegeling van de verbeelding van vrouwelijke en mannelijke sporters. Tenslotte is het evenement een afgebakende periode waarin veel aandacht van het publiek voor sport is, mede omdat het slechts eens in de vier jaar voorkomt. Dat maakt de impact van het evenement groot én geeft een methodologische afbakening van het te bestuderen materiaal. Het is de zomereditie van de Olympische Spelen, waar meer aandacht voor is en een grotere diversiteit aan sporten de revue passeert dan de Winterspelen.
156 John Vincent, Charles Imwold, Vandra Masemann en James T. Johnson, ‘A Comparison of selected ‘serious’ and ‘popular’ British, Canadian and United States newspaper coverage of female and male athletes competing in the centennial Olympic games’ International Review of the sociology of sport 37/3-4 (2002) 319-335, aldaar 320. 157 Christopher King, ‘Media portrayals of male and female athletes. A text and picture analysis of British national newspaper coverage of the Olympic Games since 1948’ International review of the sociology of sport 42 (2007) 187-202, aldaar 188. 158 Auteur onbekend, ‘Beijing scores record women’s participation’ www.olympic.org (28 augustus 2008). 159 In bijlage I staat een overzicht van de ontwikkeling van het aantal programma onderdelen voor vrouwen. In bijlage II is een overzicht van het aantal deelnemende vrouwen aan de Olympische Spelen van 1896 tot 2008 te vinden. 160 Zie bijage IV voor de indeling van de sporten in gendergeschiktheid.
49
Dit onderzoek richt zich op de meest recente editie van de Zomerspelen om te achterhalen of de trend van de vermindering van de verschillen in hoeveelheid aandacht zich doorzet. Soortgelijke onderzoeken over Peking 2008 zijn nog niet bekend. 6.5 Procedure 6.5.1 Voorwaarden Jim MacNamara heeft een aantal voorwaarden en handvaten benoemd voor het maken van een gedegen inhoudsanalyse.161 Bij een aantal van deze voorwaarden staat uitgelegd op welke wijze dit onderzoek daar aan voldoet.
Betrouwbaarheid van de codering
Een vriend heeft vijftig artikelen en vijftig foto’s gecodeerd. Deze artikelen en foto’s heb ik ook gecodeerd. De variabelen zijn zo opgesteld dat er een geen eigen normering gegeven hoeft te worden. Alleen de grootte van de foto’s geeft een kans op eigen interpretatie omdat de precieze formaten niet beschreven zijn, aangezien elke krant een eigen afmeting heeft. Omdat de codering nominaal is, is gekozen voor een berekening van overeenkomst in percentage.162 Uitslagen boven de 90% overeenkomst zijn acceptabel voor alle soorten inhoudsanalyse.163 De resultaten van deze codering kwamen bij de artikelen voor 97% overeen, bij de foto’s 95%. De meeste discrepantie kwam voort uit de variabelen ‘emotie’ en ‘lichaam’. De resultaten van deze variabelen zijn te vinden in tabel 11 en 12. Deze variabele bleken het meest vatbaar voor interpretatie. De coderingen zijn handmatig met elkaar vergeleken. Door het nauwkeurig beschrijven van de procedure is het mogelijk om hetzelfde onderzoek te doen met een nieuwe dataset, bijvoorbeeld over de Spelen van 2012 in Londen of over dezelfde Olympische Spelen met een andere dagbladen.
Validiteit
De resultaten uit eerdere, soortgelijke onderzoeken zijn als leidraad voor de categorisering en bepaling van de periode meegenomen.
Algemeniseringsmogelijkheid
161 Macnamara, ‘Media Content Analysis’, 10-13. 162 Matthew Lombard e.a.,‘Content analysis in mass communication. Assesment and reporting of intercoder reliability’ Human Communication Association 28(2002) 587-604, aldaar 591. 163 Ibidem, 600. Kimberly A. Neuendorf, The content analysis guidebook (Thousand Oaks 2002) 144.
50
Het onderzoek bestaat uit een representatieve hoeveelheid content in een afgebakende periode die relevant is voor de sportjournalistiek. Het zijn drie kranten met een grote oplage en er is een helder onderbouwde, inhoudelijke selectie gemaakt uit de beschikbare artikelen voor de basisvariabelen.Vervolgens is er op basis van resultaten uit de basisvariabelen een afgewogen selectie gemaakt in de verder te bestuderen artikelen. Motivatie daarvoor is in hoofdstuk 7 te vinden. Alle fotomateriaal is meegenomen in het onderzoek. 6.5.2 Werkwijze Het onderzoek is handmatig gedaan. Er is geen gebruik gemaakt van speciaal ontworpen software voor inhoudsanalyse. De voornaamste reden is dat de betrouwbaarheid van de resultaten niet altijd te onderschrijven is. Daarbij zijn door een beperkte ervaring met het uitvoeren van dit soort onderzoek foutieve resultaten lastig uit te sluiten. Een softwareprogramma kan werken als doos van Pandora, waar niet precies te achterhalen is of de resultaten wetenschappelijk verantwoord zijn. Natuurlijk is de codering van de artikelen en foto’s wel direct digitaal gedaan in Microsoft Excel. Er is voor de artikelen en voor de foto’s apart een Excel-bestand gemaakt waar alle data op verzameld is. Hierdoor is het mogelijk na de codering gemakkelijk de resultaten te berekenen. Bij het coderen kan er geen normering toegekend worden. Elk antwoord valt binnen een categorie, niet in meerdere per variabele. Bij het coderen is steeds uitgegaan van een beperkt aantal vaste antwoordmogelijkheden. Vaak is dat ‘ja’ of ‘nee’. De mate waarin iets voorkomt is ondervangen door subvariabelen hierin op te nemen. Alle resultaten zijn berekend in percentages. De resultaten zullen ter verantwoording ondersteund worden met een aantal voorbeelden van mijn bevindingen. Dit is voornamelijk gedaan omdat in het onderzoek een stuk interpretatieruimte zit. 6.6 Onderzoeksmateriaal Voor het onderzoek is gebruikt gemaakt van de alle artikelen langer dan 100 woorden en alle fotografie die verschenen zijn tussen vrijdag 1 augustus en dinsdag 26 augustus 2008 in De Telegraaf, de Volkskrant en het AD. De eerste dag is de vrijdag voorafgaand aan het toernooi omdat dat weekend de eerste voorbeschouwingen en olympische bijlages verschenen. De openingsceremonie van de Olympische Spelen in Peking 2008 is op 8 augustus. Dinsdag 26 augustus is twee dagen na de sluiting, zodat alle sportevenementen meegenomen zijn in het onderzoeksmateriaal.
51
De pagina’s die in de selectie zijn opgenomen zijn de voorpagina, voorpagina sportkatern en alle sportpagina’s. De gekozen artikelen zijn allen langer dan 100 woorden uit de drie bovengenoemde kranten in de periode van 1 augustus tot 26 augustus. De artikelen over sporters of sport zijn meegenomen in het onderzoek. Uitgesloten zijn de resultatentabellen en advertenties en artikelen die niet over sporters gaan. Dat houdt in dat de columns en commentaren alleen geselecteerd worden als ze over sporters gaan. De commentaren en artikelen over randgebeurtenissen zoals de beveiliging of mensenrechten zijn uit het onderzoek gelaten. Bij het tellen van de kranten van de artikelen bleek dat het aandeel van het AD qua frequentie groot is. Dit komt omdat het AD veel korte stukjes van rond de 50 woorden publiceert. Voor een meer gebalanceerd beeld heb ik besloten alle artikelen korter dan 100 woorden uit de resultaten te halen. Van de artikelen langer dan 100 woorden, komen er 172 uit de Volkskrant, 176 uit het AD en 233 uit De Telegraaf. Het totaal aantal geselecteerde artikelen komt daarmee op 581. De gemiddelde lengte van alle artikelen vanaf 100 woorden is 482 woorden. 6.7 Codering De taak van kwantitatieve inhoudsanalyse is om orde aan te brengen in berichten zodat er een betekenis aan gegeven kan worden. Een deel van dit proces gaat er om eenduidige onderdelen uit te lichten waarvan de onderzoeker denkt dat ze belangrijk zijn en waar de onderzoeker de aandacht op wil richten.164 6.7.1 Codering artikelen De codering van de artikelen bestaat uit twee delen. Ten eerste zijn de artikelen gecodeerd in basiskenmerken van de berichten. Daarnaast zijn er variabelen die betrekking hebben op de verschillen in typeringen van mannen en vrouwen. Voor de basis van het kwantitatieve onderzoek zijn de artikelen ingedeeld in de volgende coderingen:
Titel krant
Datum van publicatie
Lengte van het artikel in aantal woorden
Positie in de krant: voorpagina krant / voorpagina katern / sportpagina
Positie op de pagina: bovenste helft pagina / onderste helft pagina / midden op de pagina
164
Macnamara, ‘Media content analysis’ 4.
52
Onderwerp: mannen / vrouwen / beiden / neutraal
Sport of discipline: Badminton /Basketbal / Boksen / Boogschieten /Gewichtheffen / Ritmische gymnastiek / Trampolinespringen / Turnen / Handbal / Hockey / Honkbal /Judo / Kanovaren / Moderne vijfkamp (atletiek) / Paardensport / Roeien / Schermen / Schietsport / Softbal / Tafeltennis / Taekwondo / Tennis / Triatlon / Voetbal / Beachvolleybal / Zaalvolleybal / Baanwielrennen / BMX / Mountainbiken / Wegwielrennen / Worstelen / Zeilen / Schoonspringen / Synchroonzwemmen / Waterpolo
Gendergeschiktheid van de sport : mannelijke sport / vrouwelijke sport / neutrale sport165
Artikel met foto / artikel zonder foto
De gendergeschiktheid van een sport is een sociale constructie. Uit onderzoek van Koivula blijkt dat sporten die de traditionele vrouwelijke kenmerken zoals souplesse, gratie, balans en sierlijkheid benadrukken, gendergepast worden gevonden. 166 Esthetiek wordt bestempeld als vrouwelijk. Gevaar, snelheid en risico wordt gekoppeld aan mannelijkheid. Sporten die gelabeld worden als vrouwelijk, lijken de sporten te zijn waar het ook gepast is voor vrouwen om aan mee te doen. Dat zijn sporten waarin vrouwelijke deelnemers niet hoeven in te leveren op het stereotype verwachtingspatroon van vrouwelijkheid, zoals sierlijkheid en niet-aggressief gedrag. Het zijn de sporten die juist gaan om schoonheid en esthetiek.167 Sporten waarin vanuit de regels van de discipline veel lichamelijk contact voorkomt tussen de deelnemers, worden als mannelijk gekenmerkt. Ook sporten waarin het de bedoeling is de tegenstander te overmeesteren zijn mannelijk. Daarnaast worden sporten waarin zichtbaar veel lichamelijke kracht gebruikt moet worden ook gekenmerkt als mannelijk. 168 169 Wat betreft de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters zijn er in eerdere onderzoeken de volgende coderingen gebruikt:
Gebruik van voornamen
Bespreking van het uiterlijk
Nadruk op de emotie of het menselijk verhaal
Beschrijving van privéleven, zoals familie, ouders, kinderen, vriend(inn)en
Aangemerkt als vrouwen: ze doen mee aan het vrouwenbasketbal. De mannen doen mee aan het basketbal.
165 In bijlage IV is de volledige indeling van de sporten in gendergeschiktheid te vinden. 166
Nathalie Koivula ‘Perceived Characteristics of Sports Categorized as Gender-Neutral, Feminine and Masculine’ Journal of Sport Behavior, 24 (2001) 377-393. 167 Zie hoofdstuk 4.2. 168 Nathalie Koivula ‘Perceived Characteristics of Sports Categorized as Gender-Neutral, Feminine and Masculine’ Journal of Sport Behavior, 24 (2001) 377-393, aldaar 377. 169 Meer uitleg over gendergeschikte sporten is te vinden in Hoofdstuk 2.
53
Infantilisatie: vrouwen worden meisjes, meiden of jongedames genoemd; mannen jongetjes, knullen of ventjes.
Uit eigen mediagebruik heb ik het idee dat de coaches vaker benoemd, getoond of aan het woord gelaten worden bij vrouwelijke sporters. Dat komt onder meer doordat de coach bij vrouwentennis veel vaker in beeld is dan bij het mannentennis. Bij de dames mag zelfs de coach op de baan geroepen worden, bij de heren is dit niet toegestaan. Deze eigen codering benoemen of aan het woord laten van coaches – is daarom meegenomen in het onderzoek. 6.7.2 Nader onderzoek artikelen Uit het kwantitatieve onderzoek volgen resultaten. Hieruit is een selectie gemaakt van sporten waarvan de artikelen nader kwantitatief en kwalitatief worden geanalyseerd. Dit zijn:
Een mannelijk geschikte sport waarin voor Nederlands zowel mannen als vrouwen deelnemen en kans maken op eremetaal;
Een vrouwelijk geschikte sport waar met name aandacht is voor een mannelijke sporter;
Een genderneutrale sport waar zowel het heren- als damesteam kanshebber is.
Hierbij is per sport gewerkt, zodat per sport aangegeven kan worden op welke punten de media-aandacht van mannen en vrouwen verschilt. Dat laat ook zien in hoeverre de verbeelding van sporters samenhangt met de sportdiscipline of individuele sporters. Hierbij komt tevens terug of het verschil inderdaad groter is bij sporten die duidelijk gelinkt zijn aan een gender. Deze analyse richt zich op de volgende zaken:
Gebruik voornamen van de sporters
Sportrelevantie van de beschrijving
Nadruk op emotie
Beschrijving van privéleven, zoals familie, ouders, kinderen, vriend(inn)en
Gendermarkering: worden de sporters aangemerkt als vrouwen. Ze doen mee aan het vrouwenbasketbal. De mannen doen mee aan het basketbal.
Infantilisatie: vrouwen worden meisjes, meiden of jongedames genoemd; mannen jongetjes, knullen of ventjes.
Bespreking van het uiterlijk
Noemen of aan het woord laten van coach
Het volledige codeboek voor de artikelen is te vinden in bijlage V.
54
6.7.3 Codering foto’s Voor alle foto’s worden per krant het aantal foto’s, het formaat, de pagina en positie van de foto onderzocht. Alleen foto’s waarop één of meer sporters zijn afgebeeld, worden meegenomen in het onderzoek. Een nadere kwantitatieve analyse van de sportfoto’s richt zich op genderverschillen. De foto’s zijn ingedeeld in de volgende rubrieken:
Actief / passief
Geposeerd / in actie
Kijkobject lichaam / seksistisch / neutraal
Lachend / niet lachend
Emotie (blij, agressief, verdriet, gespannen of neutraal)
Camerastandpunt van boven / camerastandpunt van onder
In sporttenue / vrijetijdskleding
Alleen / samen (met teamgenoten, familie of coach)
Bij de samenstelling van deze rubrieken is onder meer uitgegaan van de variabelen die in het onderzoek van Knoppers en Elling werden gebruikt, te weten ‘actief/passief’, ‘emoties’, ‘kijkobject’ en ‘referentiepunt van de camera’. 170 Actief/passief gaat over de activiteit van de afgebeelde sporter. Als deze met de sportdiscipline bezig is, wordt dit gekenmerkt als actief. Dit geldt voor zowel tijdens de training als in wedstrijdverband. Passief is het wanneer de sporter niet in beweging is in de sportdiscipline. Dat kan voor de start, na de start of bij een medaille-uitreiking zijn. Een foto wordt als geposeerd gecodeerd als het duidelijk is dat de sporter bewust is van de fotograaf. Dit is meestal zichtbaar doordat de sporter in de camera kijkt of een houding aanneemt. In actie geldt voor alle foto’s waarin de sporter bezig is met de sport. In actie verschilt van actief op het punt dat actief daadwerkelijk in beweging is en in actie ook een rustmoment voor of na het sporten kan zijn. De rubriek kijkobject gaat er om of de foto nadruk legt op het lichaam van de sporter. Het tonen van het gespierde lichaam van de sporter, meer dan de handeling die hij of zij verricht, valt onder kijkopbject. Het is seksistisch als de focus ligt op erogene zones, zoals borsten, billen of het mannelijk torso. Een foto wordt gecodeerd met lachend op het moment dat de sporter duidelijk lacht. Daar zijn twee variaties in geplaatst; lachen met de mond open en glimlachen met de tanden op elkaar.
170 Knoppers, Annelies en Agnes Elling, Gender, etniciteit en de sportmedia. Een inventarisatie van ‘reguliere’ en Olympische berichtgeving (Utrecht 1999).
55
De emotie is alleen gecodeerd indien het zeer duidelijk zichtbaar was op de foto. Blij is bijvoorbeeld als een sporter echt lacht en juicht; glimlachen is als neutrale emotie meegenomen. Een beetje gespannen is gecodeerd als neutraal, want op zeer veel foto’s is er een spoor van spanning te herkennen. Alleen als de nervositeit goed te zien was, is de emotie als gespannen gecodeerd. Het camerastandpunt doet ter zake, omdat als een foto van bovenaf gemaakt wordt, de kijker neerkijkt op de persoon die afgebeeld is. De persoon is dan inferieur afgebeeld. Als de foto van onderaf is gemaakt, kijkt het publiek naar de afgebeelde sporter op. De afgebeelde sporter is dan superieur afgebeeld. In sporttenue is alle kleding waarin de sporter aan het sporten is; dit is zowel de trainings- als wedstrijdkleding. De andere variatie van sportkleding was het olympisch tenue van het NOC*NSF, dat de sporters bijvoorbeeld tijdens de opening of medailleceremonie droegen. Vrijetijdskleding is alleen gecodeerd als de kleding van de sporter niet bedoeld was om in te sporten en niet een voorgeschreven tenue was. Vervolgens is er berekend welke verschillen hier naar voren komen. Ook worden mogelijke factoren waardoor deze verschillen tot stand kunnen zijn gekomen besproken. De foto is als alleen gecodeerd op het moment dat de sporter alleen was of als enige het focuspunt van de foto vormde. Onscherp publiek op de achtergrond is derhalve niet gecodeerd als publiek, maar als alleen. De ‘ander’ op de foto moet herkenbaar zijn in zijn of haar functie om als samen gecodeerd te worden. Het volledige codeboek van de foto’s is te vinden in bijlage VI. 6.8 Kwalitatief onderzoek In het nader kwantitatief onderzoek zijn vier veelbeschreven sporten gekozen. Dit is ten eerste judo, een mannelijk geschikte sport waarin voor Nederlands zowel mannen als vrouwen deelnemen en kans maken op eremetaal. Voor een vrouwelijk geschikte sport waar met name aandacht is voor een mannelijke sporters is gekozen voor turnen en de twee genderneutrale sporten waar zowel het heren- als damesteam kanshebber is zijn hockey en zwemmen geworden. Deze vier sporten zijn ook het onderwerp van het kwalitatieve onderzoek. De artikelen over deze sporten zijn per discipline doorgelezen. Bij elke sportdiscipline zijn er een aantal sterren of grote kanshebbers te herkennen, waar het meest over gepubliceerd is in de dagbladen. Deze specifieke sporters zijn de leidraad geweest om te kijken naar verschillen in de manier waarop ze beschreven en geciteerd worden. Hierbij is per sport gewerkt, zodat per sport aangegeven kan worden op welke punten de media-aandacht van mannen en vrouwen verschilt. Dat laat ook zien in hoeverre de verbeelding van sporters
56
samenhangt met de sportdiscipline of individuele sporters. Hierbij komt tevens terug of het verschil inderdaad groter is bij sporten die duidelijk gelinkt zijn aan een gender. Bij de sportdiscipline zijn eerst de artikelen over mannelijke ster(ren) doorgelezen en vervolgens die over vrouwelijke. Dit had ook andersom gedaan kunnen worden; deze keuze berust volledig op toeval. Het eerste artikel dat tijdens het kwalitatief onderzoek gelezen werd, ging over de mannelijke turner Epke Zonderland. Tijdens de lezing is er specifiek gelet op gendergepaste en genderongepaste zaken, die ook in het nader kwantitatief onderzoek aan de orde zijn gekomen. Er is met name gelet op de beschrijving van de emotie, het lichamelijke en psychologische aspect en het noemen van concurrenten en collega’s. Uit het nader kwantitatief onderzoek kwamen er op deze onderdelen verschillen naar voren. Op deze onderdelen zijn er gedeeltes van artikelen ter illustratie geciteerd en vervolgens een duiding aan gegeven. Het kwalitatief onderzoek heeft ruimte voor eigen interpretatie en vormt daarom ook slechts een klein onderdeel van de resultaten van deze scriptie. De reden om desondanks ook een gedeelte kwalitatief onderzoek toe te voegen aan dit grotendeels kwantitatief onderzoek is dat juist dit gedeelte aan kan tonen dat de beschrijving per sportdiscipline verschilt door onder meer de unieke personen die per sport aan het woord zijn; de sporters zelf en de coaches. Dit laat zien dat de manier waarop journalisten een sport beschrijven niet alleen afhangt van de journalistieke gewoontes en de persoonlijke voorkeuren, maar dat het ook samenhangt met de manier waarop de sporters zich presenteren.
57
7. Resultaten artikelenonderzoek 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk bespreekt de resultaten van het onderzoek naar de artikelen. Alle 799 artikelen zijn gecodeerd in de categorieën A en B. Dit zijn de basiscategorieën waaruit een aantal frequenties naar voren zijn gekomen. Deze categorieën vormen de basis van het kwantitatief onderzoek en worden beschreven in paragraaf 7.2. Alle resultaten zijn zowel per krant als in totaal aangegeven. Hierdoor is het gemakkelijk te zien of er verschillen zijn tussen de beschrijving van mannelijke en vrouwelijke sporters en of er verschillen zitten in de beschrijving van de sporters per krant. De resultaten van de gendergerichte variabelen zijn te vinden in paragraaf 7.3. Een korte kwalitatieve analyse over vier sporten staat in 7.4. 7.2 Basisvariabelen Tabel 2. Herkomst van het artikel per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Maker
Frequentie
Percentage
Redacteur(en) met naam Niet genoemde redacteur Niet genoemde verslaggever Persbureau Onbekend Totaal Redacteur(en) met naam Niet genoemde redacteur Niet genoemde verslaggever Persbureau Onbekend Totaal Redacteur(en) met naam Niet genoemde redacteur Niet genoemde verslaggever Persbureau Onbekend Totaal Redacteur(en) met naam Niet genoemde redacteur Niet genoemde verslaggever Persbureau Onbekend Totaal
134 24 5 4 5 172 113 0 0 0 63 176 121 9 62 0 41 233 368 33 67 4 109 581
77,9 14,0 2,9 2,3 2,9 100 64,2 0 0 0 35,8 100 51,9 3,9 26,6 0 17,6 100 63,3 5,7 11,5 0,7 18,8 100
Veruit de meeste artikelen zijn geschreven door een redacteur met naam. Met name bij de Volkskrant is dit aandeel groot. De helft van de artikelen van De Telegraaf worden gepubliceerd onder naam. Het AD noemt een naam van de redacteur of geen bron.
58
Tabel 3. Geslacht van de schrijver per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Geslacht maker
Man Vrouw Mannen Vrouwen Man en vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man en vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man en vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man en vrouw Onbekend Totaal
Frequentie
Percentage
103 29 5 0 2 33 172 111 1 1 0 0 63 176 103 23 5 0 0 6 233 317 53 11 0 2 198 581
59,9 16,9 2,9 0 1,2 19,2 100 63,1 0,6 0,6 0 0 35,8 100 44,2 9,9 2,1 0 0 43,8 100 54,6 9,1 1,9 0 0,3 34,1 100
De selectie van de maker op geslacht laat een overduidelijk zwaartepunt van mannelijke redacteuren zien. De totale verhouding is ongeveer vijf artikelen van manneljke redacteuren op één artikel van een vrouwelijke auteur. Uit onderzoek van Deuze naar journalisten bleek dat bij de landelijke dagbladen ruim een kwart (26%) vrouw is.171 De verhouding vijf op één die in dit onderzoek naar voren komt, laat dus meer discrepantie tussen mannelijke en vrouwelijke redacteuren zien op de sportredactie dan op een gemiddelde krantenredactie. 172 Er is een opvallend verschil tussen de kranten onderling. Bij het AD is er slechts één artikel waar een naam van een vrouwelijke redacteur vermeld staat. Daarbij is in deze krant een groot aantal artikelen ook onbekend wat het geslacht van de maker is, omdat de bron zelf niet vermeld is (zie tabel 2). Bij de Volkskrant ligt de verhouding het meest in balans, met
171 Hoofdstuk 2.2 172 Ervan uitgaande dat de productiviteit in aantal artikelen per redacteur gelijk ligt bij mannen en vrouwen.
59
ongeveer 60% van de artikelen geschreven door een man om 17% van de artikelen geschreven door een vrouw. Tabel 4. Geslacht van de sporter per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Geslacht sporter
Volkskrant
Man Vrouw Mannen Vrouwen Man, dan vrouw Vrouw, dan man Gemengd Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man, dan vrouw Vrouw, dan man Gemengd Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man, dan vrouw Vrouw, dan man Gemengd Totaal Man Vrouw Mannen Vrouwen Man, dan vrouw Vrouw, dan man Gemengd Totaal
AD
De Telegraaf
Totaal
Frequentie
Percentage
Gecombineerd Percentage*
51 38 31 20 4
29,7 22,1 18,0 11,6 2,3
47,6 33,7
1
0,6
27 172 71 27 36 17 5
15,7 100 40,3 15,3 20,5 9,7 2,8
1
0,6
19 176 77 37 51 38 4
10,8 100 33,0 15,9 21,9 16,3 1,7
3
1,3
23 233 199 102 118 75 13
9,9 100 34,3 17,6 20,3 12,9 2,2
5
0,9
69 581
11,9 100
18,6 100 60,8 25,0
14,2 100 54,9 32,2
12,9 100 54,6 30,5
15,0 100
* Dit is een optelling van de percentages per gender
Er zijn veel meer artikelen over mannelijke sporters verschenen dan over vrouwelijke sporters. In totaal gaan 54,6% van de artikelen over mannen, tegen 30,5% over vrouwen. Bij elke krant ligt het zwaartepunt van de artikelen bij de mannelijke sporters. Echter, de verhouding is bij
60
de Volkskrant duidelijk meer gelijk met ruim 47% over mannen en bijna 34% over vrouwelijke sporters. In het AD zie je de meeste uiteenlopende verhouding: ruim 60% van de artikelen gaat over mannelijke sporters en 25 % over vrouwelijke. In combinatie met de resultaten uit tabel 2 lijkt er een verband te kunnen bestaan tussen de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke redacteurs en de keuze om over mannelijke of vrouwelijke sporters te schrijven. Tabel 4.1 Aantal artikelen per geslacht van de schrijver en het geslacht van de sporter per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant
Katern
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Man Vrouw Overig* Totaal Man Vrouw Overig* Totaal Man Vrouw Overig* Totaal Man Vrouw Overig* Totaal
Man alleen
Vrouw alleen
Man team
37 6 8 51 42 0 29 71 43 3 31 77 122 9 68 199
21 11 6 38 15 0 12 27 17 2 17 37 54 13 35 102
16 3 12 31 23 1 12 36 17 6 28 51 56 10 52 118
Gender van de sporter Vrouw PercenPercenteam tage man tage vrouw 10 51,5 30,1 4 31,0 51,7 6 50,0 30,0 20 14 58,6 26,1 0 100,0 0 3 63,1 23,1 17 15 58,3 31,1 5 29,1 30,4 18 55,1 32,7 38 39 56,2 29,3 9 35,9 45,3 27 56,9 29,4 75
Gemengd **
Totaal
19 5 8 32 17 0 8 25 10 7 13 30 46 12 29 87
103 29 40 172 111 1 65 176 103 23 107 233 317 53 211 581
* ‘Overig’ zijn alle artikelen waarbij het niet duidelijk is welk geslacht de maker heeft. Dit is verslaggever, persbureau en onbekend samen. ** ‘Gemengd’ geldt als het artikel over zowel mannen als vrouwen gaat, ongeacht de volgorde waarin dit gebeurt.
Mannelijke redacteuren schrijven vaker over mannen dan over vrouwen. Dus als er meer mannelijke dan vrouwelijke sportredacteuren zijn, is de kans dat er meer over mannelijke sporters geschreven wordt, groter. Uit bovenstaaande tabel blijkt ook dat Marije Randewijk, de vrouwelijke sportredacteur van de Volkskrant, vaker over vrouwen schrijft dan over mannen. Bij de Telegraaf schrijft de Mascha de Jong, de vrouwelijke sportredacteur, evenveel over mannen dan over vrouwen. Bij beide kranten is er een verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke redacteuren in hun keuzes. Vanzelfsprekend spelen er meer factoren mee in de keuze van een sportredacteur dan alleen persoonlijke voorkeur en gewoontes. Tabel 5. Aantal foto’s op de voorpagina, sportpagina’s en in bijlages en aantal mannen en vrouwen op de foto’s (frequenties)
Krant
Katern Man alleen
Vrouw alleen
Gendersporter Man Vrouw team team
61
Gemengd
Totaal
Volkskrant AD
De Telegraaf
Totaal
Voorpagina Sportkatern Totaal Voorpagina Sportkatern Bijlage Totaal Voorpagina Sportkatern Bijlage Totaal Voorpagina Sportkatern Bijlage Totaal
0 51 51 2 68 1 71 3 73 1 77 5 192 2 199
2 36 38 2 25 0 27 2 34 1 37 6 95 1 102
0 31 31 0 35 1 36 1 49 1 51 1 115 2 118
1 19 20 0 17 0 17 4 34 0 38 5 70 0 75
1 31 32 2 22 1 25 1 25 4 30 4 78 1 87
4 168 172 6 167 3 176 11 215 7 233 21 550 10 581
Uit tabel 4 bleek dat er meer artikelen over mannelijke dan vrouwelijke sporters zijn geschreven. In tabel 5 is te zien waar deze artikelen gepubliceerd zijn. Wat aan deze resultaten opvalt is dat van de 21 artikelen die op de voorpagina verschenen zijn, er 11 over vrouwen gaan. De verhouding uit tabel 4 is wat betreft plaatsing dus niet in dezelfde lijn door te trekken. Er worden relatief meer vrouwen op de belangrijke voorpagina besproken dan in de sportkaternen in totaal. Een reden daarvoor kan zijn dat de Nederlandse vrouwen veel succesvoller zijn geweest dan de Nederlandse mannen. Dit laat zien dat als een sporter een topprestatie levert, het niet uitmaakt of dit een man of een vrouw is. Dit wordt als nieuws gekenmerkt en belangrijk gevonden. Succes is dus een maatstaf om een artikel op de voorpagina te plaatsen. Maar er spelen meer beweegredenen mee. De verhouding tussen het succes van de mannelijke olympiërs ten opzichte van de vrouwen is niet 1 op 1. Van de zeven gouden medailles zijn er zes voor vrouwelijke sporters of sportteams. Van de totaal zestien medailles zijn er drie voor mannelijke sporters. Er spelen dus andere factoren dan succes mee om een sportartikel op de voorpagina te plaatsen. De zes artikelen over mannen op de voorpagina’s zijn vier maal zwemmer Pieter van den Hoogenband, eenmaal judo-verrassing Ruben Houkes die de eerste Nederlandse medaille wint en eenmaal het voetbalteam, dat het spits afbeet als eerste Nederlanders die in actie kwamen op het evenement. Samenvattend zijn andere factoren om een sportartikel op de voorpagina te plaatsen dus verwachtingspatroon – Van den Hoogenband zou een legende worden bij winst van zijn derde goud op het koningsnummer - en de eerste keer in actie of eerste keer succesvol. Succes lijkt wel de belangrijkste factor; de verwachtingen bij wielrenner Theo Bos waren ook hooggespannen. Zijn falen bereikte de voorpagina niet, omdat de keuze op die dag viel op vrouwelijk succes bij Marianne Vos.
62
Tabel 6. Aantal artikelen per sportdiscipline totaal (frequentie en percentage)*
Sport Boksen Gewichtheffen Handbal Honkbal Judo Schietsport Triatlon Taekwondo Voetbal Worstelen Zeilen Paardensport Ritmische gymnastiek Schoonspringen Synchroonzwemmen Turnen Baanwielrennen Badminton Basketbal Beachvolleybal BMX Boogschieten Hockey Kanovaren Sprint Atletiek Mountainbiken Roeien Schermen Softbal Tafeltennis Tennis Trampolinespringen Waterpolo Wegwielrennen Zaalvolleybal Zwemmen Meerdere sporten Olympische sporters algemeen Totaal
Frequentie 2 3 0 9 39 2 0 3 56 0 36 27 0 1 3 20 24 3 9 16 4 0 45 2 5 63 3 19 5 5 4 15 0 12 20 3 73 48 0 581
Percentage 0,3 0,5 0 1,5 6,7 0,3 0 0,5 9,6 0 6,2 4,6 0 0,2 0,5 3,4 4,1 0,3 1,5 2,8 0,7 0 7,7 0,3 0,9 10,8 0,5 3,3 0,9 0,9 0,7 2,6 0 2,1 3,4 0,5 12,6 8,3 0 100
* De vetgedrukte sporten vormen de selectie waarmee nader onderzoek is verricht
Doorgaans wordt sportverslaggeving gedomineerd door vijf A-sporten, te weten voetbal, wielrennen, tennis, schaatsen en autosport. Gedurende de Olympische Spelen krijgen minder populaire sporten ineens veel aandacht, zoals zwemmen, judo en hockey. Uit tabel 5 blijkt dat een selectie van alle sportdisciplines van de Olympische Spelen aandacht krijgt. Deze selectie is noodzakelijk omdat niet alle sporten aan bod kunnen komen. Er zijn meerdere beweegredenen om een sport te bespreken.
63
Ten eerste is de aanwezigheid van nationale kanshebbers de belangrijkste motivatie. Het publiek leest graag over de successen en kent de succesvolle atleten. Zeilen is bijvoorbeeld een sport waarvan de reguliere evenementen nauwelijks media-aandacht genieten in Nederland. Toch blijkt er veel over geschreven te worden tijdens de Spelen omdat meerdere teams kans maakten op een medaille en deze verwachting ook waarmaakten. Daarnaast speelt de complexiteit en bekendheid van de sportdiscipline een rol. Ondanks het feit dat het Nederlands elftal geen kanshebber was in het voetbaltoernooi, kregen de voetballers veel aandacht. Dit vloeit voort uit de enorme bekendheid van deze sport.
Tabel 7. Mannen en vrouwen per gendergeschikte sport per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Gendergeschiktheid Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal
Totaal 36 19 117 172 50 14 112 176 62 19 152 233 148 52 381 581
Frequentie man 20 7 55 82 38 7 62 107 43 5 80 128 101 19 197 317
Percentage man 55,6 36,8 47,0 76,0 50,0 55,4 69,4 26,3 52,6 68,2 36,5 51,7
Frequentie vrouw 12 9 37 58 9 6 29 44 16 8 51 75 37 23 117 177
Percentage vrouw 33,3 47,4 31,6 18,0 42,9 25,9 25,8 42,1 33,6 25,0 44,2 30,7
Uit tabel 7 lijkt een verband naar voren te komen tussen de gender van de sporter en de gendergeschiktheid van de sportdiscipline. Als je de lijn van tabel 4 doortrekt, zouden in alle categorieĂŤn een hoger percentage mannelijke sporters naar voren komen. Dit is niet het geval. Zo is bij vrouwelijke gendergeschikte sporten in het AD en de Volkskrant de verhouding andersom, met meer artikelen over vrouwelijke sporters dan mannelijke sporters. Ook in de totale verdeling komt dit naar voren; 36,5% van de vrouwengeschikte sportdisciplines gaat over mannen, met 44,2% van de artikelen over vrouwen. Omgekeerd gebeurt hetzelfde; in vergelijking met tabel 3 is het aandeel van mannelijke sporters in de mannelijke sportdisciplines veel groter. Vrouwelijke atleten hebben dus meer kans om beschreven te worden als ze een vrouwelijke sport beoefenen. Hetzelfde geldt voor mannelijke sporters; die worden vaker beschreven in mannelijke sporten. Uit analyse van de positie van artikelen over mannelijke en vrouwelijke sporters kwam geen verband naar voren. Het grootste gedeelte van de artikelen begon boven de vouw. Er zijn
64
Gemengd 4 3 25 32 3 1 21 25 3 6 21 30 10 10 67 87
geen verschillen in de man-vrouwverdeling wat betreft positie. Er is dus geen verband tussen gender en de positie van het artikel op de pagina. 7.3 Nader kwantitatief onderzoek Op basis van de uitkomsten in tabel 5 is een selectie gemaakt van vier sporten waar nader kwantitatief onderzoek naar is gedaan. Dit zijn:
Judo; een mannelijk geschikte sport waarin voor Nederlands zowel mannen als vrouwen deelnemen en kans maken op eremetaal;
Turnen; een vrouwelijk geschikte sport waar met name aandacht is voor een mannelijke sporter;
Hockey; een genderneutrale sport waar zowel het heren- als damesteam kanshebber is;
Zwemmen; een genderneutrale sport waar zowel de heren als dames kanshebber zijn.
Deze vier sporten krijgen allen veel aandacht. Deze selectie vormt een gerichte steekproef van in totaal 177 artikelen langer dan 100 woorden. Dit is ruim 30% van het totale aantal onderzochte artikelen. Per tabel is zowel de frequentie per krant als de totale frequentie verwerkt, zodat zowel de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters als de verschillen tussen de kranten onderling per onderwerp te bekijken is. Tabel 8. Aantal artikelen per geselecteerde sport per krant en totaal (frequentie)
Krant Judo Turnen Hockey Zwemmen Totaal
Volkskrant 11 8 10 23 52
AD 12 7 14 24 57
De Telegraaf 16 5 21 26 68
Totaal 39 20 45 73 177
Tabel 9. Naamgebruik over mannelijke en vrouwelijke sporters per krant en totaal (frequentie en percentage
Krant Volkskrant
Gebruik naam Eerst volledig, dan achternaam Voornaam en achternaam Alleen voornaam Alleen achternaam
Frequentie man 27
Percentage man 87,1
Frequentie vrouw 19
Percentage vrouw 79,2
3
9,7
5
20,8
1 0
3,2 0
0 0
0 0
65
AD
De Telegraaf
Totaal
Totaal Eerst volledig, dan achternaam Voornaam en achternaam Alleen voornaam Alleen achternaam Totaal Eerst volledig, dan achternaam Voornaam en achternaam Alleen voornaam Alleen achternaam Totaal Eerst volledig, dan achternaam Voornaam en achternaam Alleen voornaam Alleen achternaam Totaal
31 31
100 88,6
24 19
100 82,6
3
8,6
3
13,0
1 0
2,8 0
0 1
0 4,4
35 42
100 95,4
23 27
100 93,1
1
2,3
1
3,4
1 0
2,3 0
1 0
3,4 0
44 100
100 90,9
29 65
100 85,5
7
6,4
9
11,8
3 0
2,7 0
1 1
1,3 1,3
110
100
76
100
In het overgrote deel van de artikelen wordt de journalistieke standaard gehanteerd om eerst de volledige naam te noemen en vervolgens alleen de achternaam. Met name de Telegraaf houdt hier aan vast; ander naamgebruik komt zeer sporadisch voor. Dit ligt anders bij de Volkskrant, waar 20,8% van de artikelen over vrouwelijke sporters voor- en achternaam samen genoemd wordt. Dit is bij 9,7% van de artikelen over mannen het geval. Ook bij het AD zie je een verschil tussen mannen en vrouwen, al is dit minder groot. In totaal gaat hier om kleine aantallen van artikelen die afwijken van de journalistieke standaard. Tabel 10. Benoeming van de sporters per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
AD
Benaming Mannelijke trivialisatie Vrouwelijke trivialisatie Zowel mannelijke als vrouwelijke trivialisatie Geen trivialiserende benamingen Totaal Mannelijke trivialisatie Vrouwelijke trivialisatie Zowel mannelijke als vrouwelijke trivialisatie Geen trivialiserende benamingen Totaal
66
Frequentie 4 5 1
Percentage 7,7 9,6 1,9
42
80,8
52 3 6 0
100 5,3 10,5 0
48
84,2
57
100
De Telegraaf
Totaal
Mannelijke trivialisatie Vrouwelijke trivialisatie Zowel mannelijke als vrouwelijke trivialisatie Geen trivialiserende benamingen Totaal Mannelijke trivialisatie Vrouwelijke trivialisatie Zowel mannelijke als vrouwelijke trivialisatie Geen trivialiserende benamingen Totaal
1 7 0
1,5 10,3 0
60
88,2
68 8 18 1
100 4,5 10,2 0,6
150
84,7
177
100
Tabel 10 geeft de resultaten van de aanwezigheid van trivialisatie van de sporter door kleinerende benamingen, bijvoorbeeld door de sporters als kinderen te benoemen. In het algemeen komt trivialisatie in bijna 15% van de artikelen voor. Dit gebeurt vaker bij vrouwelijke sporters dan bij mannelijke. In de Telegraaf is vrouwelijke trivialisatie het sterkst aanwezig, bij de Volkskrant is het bijna in balans. Voorbeelden van vrouwelijke trivialisatie zijn hockeybabes en meiden. Mannen worden jongens of ventjes genoemd. Het trivialiseren van sporters in 15% van de artikelen kan als gevolg hebben dat het publiek minder opkijkt tegen de atleten. Trivialisatie blijkt vaker te gebeuren bij vrouwelijke sporters. Dit kan deels voortkomen uit de machocultuur die er door het overschot aan mannen op een sportredactie heerst. Een net zo belangrijke verklaring is dat vrouwelijke sporters of hun coaches zelf ook het woord ‘meiden’ bezigt, waardoor dat ‘jargon’ overgenomen wordt door de journalisten. Tabel 11. Markering van mannen- en vrouwen- sportdisciplines per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
AD
Markering Ja, vrouwenJa, mannenNee, vrouwenNee, mannenJa, het is mannen- en niet vrouwenNee, het is vrouwen- en mannenTotaal Ja, vrouwenJa, mannenNee, vrouwenNee, mannenJa, het is mannen- en niet vrouwen-
Frequentie 7 5 14 23 0
Percentage 13,5 9,6 26,9 44,2 0
3
5,8
52 0 1 17 35 0
100 0 1,8 29,8 61,4 0
67
De Telegraaf
Totaal
Nee, het is vrouwen- en mannenTotaal Ja, vrouwenJa, mannenNee, vrouwenNee, mannenJa, het is mannen- en niet vrouwenNee, het is vrouwen- en mannenTotaal Ja, vrouwenJa, mannenNee, vrouwenNee, mannenJa, het is mannen- en niet vrouwenNee, het is vrouwen- en mannenTotaal
1
7
57 3 3 20 37 1
100 4,4 4,4 29,4 54,4 1,5
4
5,9
68 10 9 51 95 1
100 5,6 5,1 28,8 53,7 0,6
11
6,2
177
100
Het markeren van de sportdiscipline in gender gebeurt het meest in de Volkskrant. Verder zijn er geen opvallende verschillen te zien tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Tabel 12. Beschrijving van het uiterlijk van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant
Beschrijving uiterlijk
Volkskrant AD De Telegraaf Totaal
Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
Totaal frequentie
Totaal percentage
15 16 31 11 24 35 16 28 44 42 68 110
48,4 51,6 100 31,4 68,6 100 36,4 63,6 100 38,2 61,8 100
6 18 24 8 15 23 10 19 29 24 52 76
25,0 74,0 100 34,8 65,2 100 34,5 65,5 100 31,6 68,4 100
21 34 55 19 39 58 26 47 73 66 120 186
38,2 61,8 100 32,8 67,2 100 35,6 64,4 100 35,5 64,5 100
Het uiterlijk van mannelijke sporters wordt vaker beschreven dan dat van vrouwelijke sporters. Met name bij de Volkskrant komt dit duidelijk naar voren, bij de andere kranten is de frequentie van het beschrijven van het uiterlijk nagenoeg gelijk. In totaal wordt in ruim ĂŠĂŠn op de drie artikelen iets geschreven over het uiterlijk van een sporter.
68
Tabel 12.1 Sportrelevantie van beschrijving uiterlijk van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage)173
Krant Volkskrant
AD De Telegraaf Totaal
Relevantie uiterlijk Sportrelevant Sportirrelevant Totaal Sportrelevant Sportirrelevant Totaal Sportrelevant Sportirrelevant Totaal Sportrelevant Sportirrelevant Totaal
Frequentie man 14 4 18 8 3 11 13 3 16 35 10 45
Percentage man 77,8 22,2 100 72,7 27,3 100 81,3 18,7 100 77,8 22,2 100
Frequentie vrouw 5 3 8 6 3 9 7 4 11 18 10 28
Percentage vrouw 62,5 37,5 100 66,7 33,3 100 63,6 36,4 100 64,3 35,7 100
De beschrijving van de kleding is tijdens het onderzoek opgesplitst in kleding en lichaam. Daar bleken weinig verschillen naar voren te komen. De uitslagen van deze variabelen keken echter ook naar de relevantie van de beschrijving van het uiterlijk voor de discipline van de sporter. Uit die telling blijkt dat het merendeel van de beschrijvingen van het uiterlijk sportrelevant is. Zo is er veel gesproken over zwemkleding die de tijden sneller zou maken en de koelvesten van de hockeyers, zodat het lichaam sneller afkoelt en dus sneller herstelt. Ook uit tabel 12.1 komt een genderverschil naar voren; de beschrijving van het uiterlijk is bij mannen relatief vaker sportrelevant dan bij vrouwen. Voorbeelden van sportirrelevante opmerkingen zijn dat hockeyster Maartje Goderie een frĂŞle blondine is, Deborah Gravenstijn twee paardenstaartjes in heeft en Epke Zonderland een olijk gezicht heeft. Tabel 13. Beschreven emoties of drama van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Emotie
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
Totaal frequentie
Totaal percentage
Volkskrant
Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal
7 24 31 13 22 35 13 31 44
22,6 77,4 100 37,1 62,9 100 29,6 70,4 100
12 12 24 7 16 23 9 20 29
50,0 50,0 100 30,4 69,6 100 31,0 69,0 100
19 36 55 20 38 58 24 51 73
34,5 65,4 100 34,5 65,5 100 32,9 67,1 100
Algemeen Dagblad De Telegraaf
173 Tabel 11.1 is een combinatietabel die de relevantie van de beschrijving van het uiterlijk naar voren haalt. De input is het totaal van beschrijving van het lichaam en de kleding van de sporter. Vandaar dat de totalen in deze tabel ook twee maal de eerder genoemde totalen zijn.
69
Totaal
Ja Nee Totaal
33 77 110
30,0 70,0 100
28 48 78
35,9 64,1 100
61 125 186
32,8 67,2 100
In ongeveer een derde van de artikelen wordt er geschreven over de emotie van de sporter. Dit gebeurt iets vaker bij de vrouwelijke sporters dan bij de mannelijke sporters. Twee veelbeschreven persoonlijke verhalen zijn de periode van familiare tegenslagen van judoka Deborah Gravenstijn en de strijd tegen kanker van zwemmer Maarten van der Weijden. Beide verhalen eindigen met succes, namelijk een medaille. Alle drie de dagbladen leggen bij het bespreken van deze sporters de nadruk op deze persoonlijke emotie. In het algemeen zijn vrouwen opener over het persoonlijke drama en emotie. Dat zou een reden kunnen zijn dat het in de artikelen wat vaker aan de orde komt. Of het ook vaker voorkomt omdat topsport gaat om presteren, wat als mannelijk gekenmerkt wordt, is uit deze verschillen niet op te maken. De helft van de artikelen over vrouwen in de Volkskrant beschrijft de emotie. In andere kranten ligt dit rond de 30%. Tabel 13.1. Toon van de emotie van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Toon emotie
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
Totaal frequentie
Totaal percentage
Positief Negatief Geen emotie Totaal Positief Negatief Geen emotie Totaal Positief Negatief Geen emotie Totaal Positief Negatief Geen emotie Totaal
2 5 24 31 3 10 22 35 5 8 31 44 10 23 77 110
6,5 16,1 77,4 100 8,5 28,6 62,9 100 11,4 18,2 70,4 100 9,1 20,9 70,0 100
5 7 12 24 5 2 16 23 5 4 20 29 15 13 48 76
20,8 29,2 50,0 100 21,7 8,7 69,6 100 17,2 13,8 69,0 100 19,8 17,1 64,1 100
7 12 36 55 8 12 38 58 10 12 51 73 25 36 125 186
12,7 21,9 65,4 100 13,8 20,7 65,5 100 13,7 16,3 67,1 100 13,4 19,4 67,2 100
De mannelijke sporters hebben vaker negatieve emoties dan positieve die benoemd worden. Dit is te verklaren aan de hand van de grotere hoeveelheid teleurstellingen die er bij de mannelijke deelnemers te betreuren zijn geweest. Alleen bij de Volkskrant is het aandeel teleurgestelde vrouwelijke sporters groter dan de gelukkige sportsters. Tabel 14. Beschrijven van privĂŠleven van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Beschrijven
Frequentie
Percentage
Frequentie
70
Percentage
Totaal
Totaal
privéleven
Volkskrant AD De Telegraaf Totaal
Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal
man
man
vrouw
vrouw
frequentie
percentage
9 22 31 13 22 35 10 34 44 32 78 110
29,0 71,0 100 37,1 62,9 100 22,7 77,3 100 29,1 70,9 100
10 14 24 9 14 23 15 14 29 34 42 76
41,7 58,3 100 39,1 60,9 100 51,7 48,3 100 42,1 57,9 100
19 36 55 22 36 58 25 48 73 66 120 186
34,6 65,4 100 37,9 62,1 100 34,3 65,7 100 33,5 66,5 100
Het privéleven is een populair onderwerp. Er wordt in ruim 42% van de artikelen over vrouwelijke sporters iets verteld over het privéleven. Bij de mannelijke sporters is dit ruim 29%. Onder het privéleven valt alles wat niet direct sportgerelateerd is. Dit gaat om het noemen van partner, ouders, kinderen, vrienden en andere persoonlijke factoren in het leven van de sporter. De oma van Pieter van den Hoogenband, de man van Anky van Grunsven, de ouders van Marianne Vos, de vriend van Naomi van As, de hond van Edith van Dijk; factoren uit het privéleven die een invloed hebben gehad op het leven van de sporter, maar niet rechtstreeks met de prestaties van doen hebben. De coach die iets zegt over het karakter of privésituatie van de sporter, is hier ook meegeteld. De coach die eenmaal genoemd wordt of alleen spreekt over de sportieve prestaties is in tabel 15 meegenomen. Ondanks dat er in totaal minder artikelen over vrouwen zijn geschreven, zijn er meer artikelen waarin vrouwelijke sporters hun privéleven beschreven wordt. De Telegraaf heeft de meeste aandacht voor het privéleven van de vrouwelijke sporters. De omringende personen worden vaker aangehaald, er wordt verteld wie de vrouwelijke sporter geholpen heeft om te komen tot waar ze is. De echtgenoot van Edith van Dijk troost haar, Inge Dekker verbrak haar relatie en Suzanne Harmes mist haar zoontje. Dit gebeurt minder vaak bij mannelijke sporters. Met name in het AD kwam het privéleven van mannelijke sporters naar voren. Zo komen meerdere leden van de familie Van den Hoogenband in verschillende artikelen voorbij en wordt de relatiebreuk van Mark Huizinga en zijn vriendin genoemd. Tabel 15. Beschrijving van coach bij mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Volkskrant
Benoeming coach
Genoemd Aan het woord Niet genoemd of aan het woord
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
Totaal frequentie
Totaal percentage
10 6
32,3 19,4
7 6
29,2 25,0
17 12
30,9 21,8
15
48,3
11
45,8
26
47,3
71
AD
De Telegraaf
Totaal
Totaal Genoemd Aan het woord Niet genoemd of aan het woord Totaal Genoemd Aan het woord Niet genoemd of aan het woord Totaal Genoemd Aan het woord Niet genoemd of aan het woord Totaal
31 7 12
100 20,0 34,3
24 4 12
100 17,4 52,2
55 11 24
100 19,0 41,4
16
45,7
7
30,4
23
39,6
35 2 23
100 4,5 52,3
23 1 18
100 3,4 62,1
58 3 41
100 4,1 56,2
19
43,2
10
34,5
29
39,7
44 19 41
100 17,3 37,3
29 12 36
100 15,8 47,4
73 31 77
100 16,7 41,4
50
45,6
28
36,8
78
41,9
110
100
76
100
186
100
De coach is een veel genoemd en geciteerd onderdeel van de sportartikelen. Ruim 55% van de artikelen over mannelijke sporters en ruim 63% van de artikelen over vrouwelijke sporters bevat de naam, beschrijving of citaat van de coach. In het AD zijn coaches vaak aan het woord bij vrouwelijke sporters (52,2%). De Telegraaf laat de coach bijna altijd aan het woord als deze genoemd wordt. De coach komt in een artikel vaker aan het woord dan dat de coach in het geheel geen rol speelt. Bij mannelijke sporters komt de coach in het geheel minder vaak voor. Een veel genoemde coach is zwemcoach Jacco Verhaeren. Er zijn meerdere artikelen verschenen waarbij hij het hoofdonderwerp is. Hij komt ook in 30 van de 73 artikelen over zwemmers voor. Bij 9 van de 13 artikelen over turner Epke Zonderland wordt zijn coach Gerard Speerstra genoemd of geciteerd. Tabel 15.1 Lengte van de aandacht voor de coach bij mannen en vrouwen totaal (frequentie en percentage) Krant
Totaal
Lengte aandacht coach
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
Totaal frequentie
Totaal percentage
Meer dan de helft van het artikel Meermaals Eenmalig
9
8,1
5
6,6
14
7,5
24 27
21,8 24,5
30 13
39,5 17,1
54 40
29,0 21,5
72
Nee Totaal
50 110
45,6 100
28 76
36,8 100
78 186
41,9 100
In totaliteit blijkt dat de coaches bij mannelijke sporters even vaak eenmaal als meermaals genoemd of aan het woord is. Bij de artikelen over vrouwelijke sporters is de coach vaker meermaals aan het woord en speelt daardoor een grotere rol in het artikel. In het onderzoek zijn ook andere variabelen over het privéleven van de sporter opgenomen. Zo is er gekeken of er verschil was in de mate waarin partners, ouders, kinderen of vrienden genoemd werden in de artikelen van mannelijke en vrouwelijke sporters. De resultaten waren echter weinig significant te noemen. In alle variabelen was de maximum frequentie 5 en zat er nauwelijks verschil in de mannelijke en vrouwelijke sporters. Daarom zijn resultaten niet apart meegenomen. De verschillen in de frequentie van deze onderdelen van het privéleven van de sporter zijn niet significant te noemen. 7.4 Kwalitatief onderzoek Uit de artikelen over de vier geselecteerde sporten komen onderlinge verschillen naar voren. Deze paragraaf gaat in op opvallende aspecten van de manier waarop er over deze sporten geschreven is. Dit toont dat de beschrijving per sportdiscipline verschilt door onder meer de unieke personen die per sport aan het woord zijn; de sporters zelf en de coaches. Dit laat zien dat de manier waarop journalisten een sport beschrijven niet alleen afhangt van de journalistieke gewoontes en de persoonlijke voorkeuren, maar dat het ook samenhangt met de manier waarop de sporters zich presenteren. In deze beschouwing komen alleen de lijnen voor die in twee of drie van de onderzochte kranten voorkomen. Hiermee worden persoonlijke stokpaardjes van een individuele journalist zo veel mogelijk uitgesloten. 7.4.1 Judo In totaal verschenen er 39 artikelen over judo in de drie dagbladen gedurende de Olympische Spelen. Daarvan gingen er 22 over mannelijke sporters, 13 over vrouwelijke en 4 over beiden. Acht van de artikelen zijn geschreven door een vrouwelijke journalist. Belangrijke verhalen over het judo zijn Mark Huizinga’s jacht op zijn vierde medaille en de winst van zilver van Deborah Gravenstijn. De vrouwen wonnen eenmaal zilver en tweemaal brons, de heren tweemaal brons. Mark Huizinga wordt neergezet als stoere, rationele topsporter. In de Volkskrant van 14 augustus na zijn vroege uitschakeling: ‘Huizinga heeft lange tijd gedacht dat het leven maakbaar is. Hij is goed geweest in het creëren van succes. In het judo, bij defensie, zijn eigen
73
website, het vissen: als hij maar zijn best deed en structuur aanbracht, dan kwam het voor elkaar.’174 In het AD van dezelfde dag ligt de nadruk ook op zijn eigen handelen. ‘Huizinga: “Sinds Athene ben ik niet meer zo goed geweest als nu. Ik had de vorm, de energie en de kracht om heel ver te komen. Helaas heb ik dat amper kunnen laten zien. Dat is frustrerend.'' Alleen daarom lag hij even te janken op de mat, toen bleek dat er ook geen herkansing meer in zat.’175 De Telegraaf legt dit emotionele moment als volgt uit: ‘Maar nadat de eerste emoties over zijn verliespartij in de klasse tot 90 kilogram tegen de Zwitser Sergei Aschwanden waren weggeëbd, was Huizinga meteen weer de nuchtere en uiterst professionele sportman.’176 Het persoonlijke leven van Deborah Gravenstijn krijgt veel aandacht in alle kranten. De medaillewinst is redelijk onverwacht. De Volkskrant van 12 augustus opent het artikel met: ‘Deborah Gravenstijn kreeg zilver mee naar huis na een wedstrijd waarin alle verhaallijnen van haar leven samenkwamen in een eenvoudige sporthal in Peking. Liever had ze goud gehad, mooier vond de 33-jarige Rotterdamse het dat ze het deze keer allemaal alleen voor elkaar had gebokst.(...) Dat toernooi was het kantelpunt in haar leven en in haar carrière. Persoonlijk leed - haar moeder en haar zusje overleden - oversteeg de fysieke pijn die ze als topsporter kende.’177 Het voorpagina-artikel van het AD heeft dezelfde strekking. In het hoofdartikel staat vervolgens: ‘Het blijft hoe dan ook opmerkelijk dat Gravenstijn ondanks grote tegenslagen in haar leven als judoka tot bijzondere prestaties komt’. De Telegraaf noemt dit ‘ongelooflijk’. Gravenstijn had ‘alle regie in handen’, maar geeft zelf aan dat ze tot haar succes is gekomen door haar huidige coach Van Unen en eerdere coach Jan de Rooy: ‘Gravenstijn benadrukte (...) dat ze zonder de steun van De Rooy dit succes nooit had geboekt. "Hij heeft er altijd voor gezorgd dat ik met twee benen op de grond bleef staan. Zeker ook in de moeilijke periodes die ik heb doorgemaakt. Op de mat gooien de tegenstanders mij soms om, maar naast de mat ben ik altijd rechtop blijven staan".’178 Uit deze voorbeelden blijkt dat het karakter van de sporter, maar ook de bevestiging hiervan door de sporter zelf, een belangrijke factor is in hoe er over iemand geschreven wordt. In het geval van Gravenstijn is het een dermate opmerkelijke weg naar succes dat het logisch is dat er veel aandacht aan besteed wordt. Over de andere vrouwelijke judoka’s wordt ook meer gesproken over hun privéleven dan bij de mannelijke judoka’s (58,8% om 30,8), maar de aandacht voor het privéleven van Gravenstijn staat waarschijnlijk grotendeels los van haar geslacht. 174 Marije Randewijk, ‘Afscheidsfeest met ongewenste gasten’ Volkskrant 14 augustus 2008, 13. 175 Auteur onbekend, ‘Huizinga stelt teleur bij afscheid en duikt nu vol overtuiging in het zwarte gat’ AD 14 augustus 2008, 3. 176 Auteur onbekend, ‘Mark Huizinga verlangt naar het zwarte gat’ De Telegraaf 14 augustus 2008, 15 177 Marije Randewijk, ‘Dankzij judo op de been gebleven’ Volkskrant 12 augustus 2008, 13. 178 Dennis Galema, ‘Zilver met een lach en een traan’ de Telegraaf 12 augustus 2008, 13.
74
7.4.2 Turnen Van de 20 artikelen over turnen gingen er 11 over mannelijke turners, 7 over vrouwelijke turners en 2 over beiden. Drie artikelen zijn geschreven door een vrouwelijke redacteur. Mannelijke kanshebber Epke Zonderland domineert de aandacht in deze sport. Dit is een man in een vrouwelijke gendergeschikte sport. Hij wordt neergezet als zeer sterk, rustig, stabiel. Er is relatief veel aandacht voor zijn fysieke gesteldheid, met name omdat hij zich in de eerste dagen niet fit voelt door jetlag. ‘Epke kent geen angst’ kopt de Volkskrant op 2 augustus. Ondanks zijn grote teleurstelling door de val in de finale, schrijft het AD: ‘Wie een Epke Zonderland in tranen had verwacht na zijn fatale val in de rekstokfinale, kwam bedrogen uit. Hij oogde gisteravond nauwelijks aangeslagen na zijn misser, die hem een olympische medaille kostte.’179 Het artikel in De Telegraaf opent met: ‘Niet eens een traan of een duidelijk hoorbare vloek.’180 De vrouwelijke kanshebber is het Chinese team. De deelneemsters worden vaak meisjes genoemd, maar dit is logisch; de gemiddelde leeftijd van het team lag rond de 17 jaar. Hier is geen sprake van infantilisatie. Het jong-zijn is dan ook een voordeel in de turnsport omdat het lichaam dan nog leniger is. De ophef over de vermoedelijk vervalste geboortedatum van He Kexin gaat om het voordeel wat het team heeft door een jongere turnster deel te laten nemen, niet om de prestaties van de atlete te trivialiseren. 7.4.3 Hockey Van de 45 artikelen over hockey gaan er 19 over de heren, 23 over de dames en 3 artikelen over beiden. 19 van de artikelen zijn geschreven door een vrouwelijke redacteur, relatief gezien een groot deel. In deze sport zijn de meeste verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters te herkennen. Ten eerste wat betreft de prestatie; de mannen falen aan het einde door een gebrek aan talent en groepsgevoel. Juist dat groepsgevoel, alles opzij zetten en gedisciplineerd leven krijgt nadruk bij de hockeyvrouwen. Zij zijn succesvol en winnen een gouden medaille. De mannen vallen elkaar na het verlies openlijk af. ‘Taeke Taekema: Ik denk dat zoiets met de houding van sommige jongens te maken heeft. Die is onvoldoende.’181 Er is veel onderlinge kritiek op elkaar. De vrouwen roemen juist het teamgevoel. Coach Lammers zegt: ‘Ze zijn niet alleen betere hockeyers, maar ook betere mensen geworden. Ze hebben veel voor 179 Pim Sedee, ‘Epke Zonderland: Ondanks die val is dit mijn mooiste toernooi’ AD 20 augustus 2008, 4. 180 Twan Boveé, ‘Gemiste kans Zonderland’ de Telegraaf 20 augustus 2008, 20. 181 Mascha de Jong, ‘Nederlandse hockeyers vervallen in bekende fouten tegen Australië’ de Telegraaf 24 augustus 2008, 13.
75
elkaar over.’182 De vrouwen hebben samen een ‘landkaart’ gemaakt met alle valkuilen en kansen, en zijn gezamenlijk het proces ingegaan. De vrouwen hebben er hard aan gewerkt. Dit vat het AD samen in de kop ‘hockeybabes leefden als nonnen’. Het voorpaginastuk opent met: ‘Ze trainden keihard, ook nog tijdens het toernooi. Ze lieten sigaretten, alcohol, kroketten en frikadellen staan. Ze leefden als nonnen.’183 Dat de heren ook veel voor opzij hebben moeten zetten om tot de halve finales te komen, wordt nergens genoemd. Hierdoor komt het over alsof topsport voor vrouwen een grotere opoffering zou zijn. In deze sport komt de meeste trivialistatie van de atleten voor: zo worden de hockeysters vaak meiden of meisjes genoemd, met name in het AD en De Telegraaf. Ook wordt de terminologie ‘hockeybabes’ geregeld gebruikt. De speelsters gebruiken in hun citaten zelf ook vaak ‘meiden’ om hun team aan te duiden. Opvallend is het meermaals opgetekende uitspraak dat herenhockey lichamelijker is dan vrouwenhockey. In een artikel in het AD van 14 augustus begint de alinea met een opsomming van gebeuk, geduw en getrek, waarna aanvaller Ronald Brouwer afsluit met: Ach, het mag best een beetje fysiek zijn, het is geen vrouwenhockey'.184 Daarentegen wordt de fysieke topfitheid van de dames ook uitgebreid beschreven, dus er wordt wel degelijk onderkend dat fysiek uithoudingsvermogen, met name in het warme Peking, een belangrijke factor voor succes is. 7.4.4. Zwemmen Met 73 artikelen is zwemmen veruit de meestbeschreven sportdiscipline van de Olympische Spelen. 47 gingen over zwemmers, 23 over zwemsters en 3 over beiden. Geen van de artikelen werd geschreven door een vrouw. De artikelen over zwemmen gaan over het grote succes van Michael Phelps en de damesestafette 4 x 100, en over de falende Pieter van den Hoogenband (vijfde) en Marleen Veldhuis (vijfde en zesde) en Inge Dekker (achtste). Als je een vergelijking trekt uit de artikelen over Van den Hoogenband, Veldhuis en Dekker, zie je veel overeenkomsten over hoge verwachtingen, teleurstelling en het al dan niet in vorm zijn. Bij alle drie de sporters speelt coach Verhaeren een duidelijke rol in het verhaal. Het enige verschil dat er in voorkomt is dat bij Van den Hoogenband meer nadruk gelegd wordt op zijn fysieke gestel, aangezien hij een ‘oudje’ is en daardoor niet meer snel herstelt van de inspanningen in de series. Terwijl bij Veldhuis en Dekker de verklaring van het 182 Mascha de Jong,‘Samen sterk naar goud; hockeysters maken zichzelf ondergeschikt aan olympische droom’ de Telegraaf 23 augustus 2008, 13. 183 Auteur onbekend, ‘Hockeybabes leefden als nonnen: Goud!!!’ AD 23 augustus 2008, 1. 184 Henk van der Sluis, ‘Wachten op die ene uithaal van Taekema’ AD 14 augustus 2008, 6.
76
falen gezocht wordt in de psychologische kant van topsport; het pieken op het juiste moment en faalangst. In de Volkskrant van 16 augustus: ‘Marleen Veldhuis zou graag de zelfverzekerde meid zijn die nooit meer, zoals vroeger bij hoogstaande finales, aan zich zelf twijfelt en elke situatie in de grote zwembaden van de wereld aankan. De werkelijkheid is dat haar vertrouwen van porselein is, en dat het servies snel van de kast dondert.’185 Pieter van den Hoogenband vindt het juist een kick om er te moeten staan op dat ene moment. ‘Het enige waar ik een kick van krijg, is die finale. De wedstrijd zelf. Het móéten. Die ene kans. Daarvoor ben ik in de weer.’186 De zwemsters die de estafette 4x100 wonnen, worden in alle kranten een collectief en vriendinnen genoemd. In de Volkskrant staat: ‘Vriendschap werkt in deze tak van de sport. Zijn meiden konden niet anders dan dat beamen.’187 Het AD kopt: ‘Golden girls zijn hechte vriendinnen’.188 In een indivuele sport als zwemmen is het bijzonder dat de deelneemsters het zo goed met elkaar kunnen vinden. Over de mannenestafetteploeg wordt helaas nauwelijks iets geschreven, dus een vergelijking tussen de geslachten is niet te maken. Bij de winnende Amerikaanse ploeg is alleen in De Telegraaf van 12 augustus deze opmerking over de onderlinge verhouding te vinden: ‘Dat de man (Phelps MH red.) wiens vege lijf hij zojuist had gered hem na afloop niet eens nadrukkelijk persoonlijk bedankte, deerde hem totaal niet. “Deze medaille zegt me genoeg”, aldus Lezak.’189 Michael Phelps kwam naar Peking met een missie en slaagde daarin; acht maal goud. De artikelen laten Phelps zien als koele kikker190, de man met de immense spanwijdte191, en de Amerikaanse wonderman192 en een 23-jarige jongeman met afstaande oren die je op straat achteloos voorbij zou lopen193. Zijn rust wordt ook meermaals gelauwerd. In de Volkskrant: '“Zijn grootste kracht is zijn vermogen te relaxen en zich te concentreren onder druk. Hoe hoger de druk, hoe beter hij presteert. Een zeldzame gave”, aldus zijn coach.’194 En in De Telegraaf: ‘Een vreugde-explosie waar Phelps nooit eerder op viel te betrappen.’ 195 Verder is er in de artikelen weinig informatie over zijn privéleven te lezen. Het andere verhaal in het zwemmen is de strijd tegen kanker van Maarten van der Weijden. Tamelijk onverwacht wint hij op 21 augustus de 10 km in open water. Alle artikelen roemen zijn doorzettingsvermogen en kracht. Zijn strijd tegen kanker vormt meer dan de helft van alle tekst die er over hem verschenen zijn. In 'Ik hoop dat men ziet dat kanker niet altijd 185 John Volkers, ‘Twijfel krijgt toch weer vat op Veldhuis’ Volkskrant 16 augustus 2008, 22. 186 Luuk Blijboom, ‘De kick van het moeten’ De Telegraaf 9 augustus 2008, 21. 187 John Volkers, ‘Teamgevoel aan basis van zwemsucces’ Volkskrant 11 augustus 2008, 15. 188 Martijn van Beeten, ‘Golden girls zijn hechte vriendinnen’ AD 11 augustus 2008, 2. 189 Luuk Blijboom, ‘Pokerspel redt Phelps. Eindsprint Jason Lezak goed voor goud op 4 x 100 meter vrije slag’ De Telegraaf 12 augustus 2008, 15. 190 Blijboom, ‘Pokerspel redt Phelps’ De Telegraaf, 15. 191 Luuk Blijboom, ‘Geef acht op Michael Phelps’ de Telegraaf 7 augustus 2008, 16. 192 John Volkers, ‘Nog één keer alles uit de kast’ Volkskrant 2 augustus 2008, 17. 193 John Volkers, ‘Achteloos op jacht naar een unicum’ Volkskrant 11 augustus 2008, 17. 194 Volkers, ‘Achteloos’ Volkskrant 11 augustus 2008, 17. 195 Luuk Blijboom, ‘Pokerspel redt Phelps’ de Telegraaf 12 augustus 2008, 15.
77
het einde betekent' in het AD staat één alinea over zijn race, de rest gaat over zijn ziekte en hoe hij daar mee om is gegaan.196 De Volkskrant kopt ‘Van der Weijden leert op ziekbed geduld te bewaren’. De eerste alinea luidt: ‘Het hoofd van de 27-jarige geweldenaar is voortaan het gezicht van de strijd tegen kanker, het smoel van nooit opgeven, altijd doorgaan. Maar ook de verpersoonlijking van het begrip 'grote kampioen'. Van der Weijden overwon een haast onverslaanbare ziekte, lymfatische leukemie.’197 De sportprestatie zelf is in dit succesverhaal slechts een illustratie van het grotere persoonlijke drama van Van der Weijden. Naast de ziekte wordt ook in meerdere artikelen de vriendschap van Van der Weijden met Pieter van den Hoogenband aangehaald. Dit is wellicht ingegeven door de bekroonde foto van de twee vrienden die in alle drie de kranten stond afgebeeld. 7.5 Conclusies uit de analyse van de artikelen 7.5.1 Resultaten basisvariabelen Uit het onderzoek van de basisvariabelen van alle 581 artikelen zijn meerdere conclusies te trekken. Wat betreft de maker van de artikelen is er een verhouding van 5 op 1. Er zijn weinig vrouwelijke redacteuren die met naam genoemd worden. Verder zijn er meer artikelen over mannelijke sporters dan over vrouwelijke. De onderlinge verhouding is iets gelijker tussen mannenteams en vrouwenteams. In zowel maker als geslacht van het onderwerp is het AD de krant waar de grootste verschillen optreden. Vrouwelijke redacteuren schrijven vaker over vrouwelijke sporters dan over mannelijke sporters. Mannelijke redacteuren schrijven vaker over mannelijke sporters. Er lijkt een verband te zijn tussen de man-vrouwratio op de redactie en de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Mannelijke sporters in een sport die gendergepast is voor mannen, worden vaker besproken dan mannelijke sporters in een vrouwgepaste sport. Vrouwen worden vaker dan mannen beschreven als het over vrouwgepaste sporten gaat. 7.5.2 Resultaten gendergerichte variabelen De nadere kwantitatieve analyse richt zich op de gendergerichte variabelen. Hiervoor zijn de artikelen over vier veelvoorkomende sporten geanalyseerd. Er komen een aantal dingen naar voren uit deze variabelen. Zo komt er bij vrouwelijke sporters vaker trivialisatie voor - al dan niet door eigen woordgebruik- en worden er iets vaker sportirrelevante zaken over het uiterlijk gemeld. Ook wordt het privéleven bij vrouwelijke sporters vaker beschreven. 196 Sjoerd Mossou, 'Ik hoop dat men ziet dat kanker niet altijd het einde betekent’, AD 22 augustus 2008, 4. 197 John Volkers, ‘Van der Weijden leert op ziekbed geduld te bewaren’ Volkskrant 22 augustus 2008, 15.
78
Bij mannelijke sporters wordt vaker ingegaan op het fysiek door beschrijving van het lichaam en de blessures. De hoeveelheid aandacht voor emotie is iets groter bij de dames. Bij de mannen wordt het meest negatieve emotie beschreven, bij vrouwen positief. De coach komt bij zowel mannen als vrouwen vaak voor, bij de vrouwen iets vaker. Ook krijgt de coach iets meer aandacht bij de vrouwelijke sporters. 7.5.3 Resultaten kwalitatieve analyse Uit de kwalitatieve analyse blijkt dat de verschillen per sport aanwezig zijn. Bij het mangeschikte judo is er meer aandacht voor het persoonlijke verhaal van de vrouwelijke deelnemers. Met name het verhaal van Gravenstijn springt er uit. Echter, als dit verhaal van toepassing geweest was op een mannelijke judoka, had dit ook veel aandacht gekregen. Het lichaam van Epke Zonderland is een belangrijk item in de turnartikelen. Een man in een vrouwgeschikte sport wordt geportretteerd als krachtig, rationeel en bestand tegen wedstrijdspanning. Hockey lijkt de meeste discrepantie tussen mannelijke en vrouwelijke sporten naar voren te brengen. Het is ook de enige sport waar het uitgangspunt geheel gelijk is: mannenteam en vrouwenteam die allebei kanshebbers zijn voor goud. De vrouwen worden vaker getrivialiseerd en lijken meer opgeofferd te hebben dan de mannen. De hockeysters zijn een collectief, terwijl de heren leunen op een paar individuen en elkaar afvallen als het team faalt. Beide teams zijn topfit, maar de heren zelf geven aan dat lichamelijk spel meer van belang is bij hun tak van sport dan bij de dames. De zwemmers laten een gemengd beeld zien. De psychologische kant wordt bij het falen van de dames naar voren gehaald, en de estafetteploeg is een vriendinnenteam. Daarentegen wordt ook het persoonlijke drama van Maarten van der Weijden breed uitgemeten en is er ook meermaals aandacht voor het feit dat hij goede vrienden is met Pieter van den Hoogenband. 7.5.4 Verschillen tussen de kranten In grote lijnen komen de verschilen tussen mannen en vrouwen in alle drie de kranten voor. Wel is er tussen de kranten onderling een onderscheid in de mate van de verschillen. Zo heeft AD slechts ĂŠĂŠn artikel dat met zekerheid geschreven is door een vrouwelijke journalist, terwijl bij de andere titels het aandeel rond de 20% hangt. Ook de verhouding tussen beschreven mannen en vrouwen ligt het verst uiteen bij het AD. In De Telegraaf en de Volkskrant is er het duidelijkst een lijn te herkennen dat mannelijke sporters vaker in mannelijke sporten worden beschreven en vice versa.
79
In de Volkskrant worden vrouwen het vaakst met voor- en achternaam beschreven. In de Telegraaf komt dit voor zowel mannen als vrouwen slechts één maal voor. Ook beschrijft de Volkskrant veel vaker het uiterlijk van mannelijke sporters dan de andere kranten. De helft van de artikelen over vrouwen in de Volkskrant beschrijft de emotie. In andere kranten ligt dit rond de 30%. En alleen bij de Volkskrant is het aandeel teleurgestelde vrouwelijke sporters groter dan de gelukkige sportsters. De Telegraaf heeft de meeste aandacht voor het privéleven van de vrouwelijke sporters. In het AD komt het privéleven van mannelijke sporters het meest naar voren. Tenslotte laat de Telegraaf de coach bijna altijd aan het woord als deze genoemd wordt, dit is in de andere kranten veel minder gebruikelijk.
80
8. Resultaten foto-onderzoek 8.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft en analyseert de resultaten uit het foto-onderzoek. De data in dit hoofdstuk is een selectie van de volledige foto-analyse. Alle 521 gepubliceerde sportfoto’s zijn meegenomen in dit onderzoek. In paragraaf 8.2 worden de uitkomsten van de basisvariabelen besproken. In 8.3 worden de resultaten gendergerichte variabelen beschreven. De keuzes in de data zijn gebaseerd op de volgende factoren:
Het verschil in een variabele tussen mannen en vrouwen is opvallend of;
Er zijn verschillen tussen de geselecteerde krantentitels of;
De resultaten wijken af van de lijn die in de resultaten in de artikelen te vinden is;
Een combinatie van bovenstaande factoren.
8.2 Basisvariabelen De basisvariabelen zijn de beschrijvende factoren van een foto. Het gaat hierbij om de herkomst, bron en wat er op de foto staat afgebeeld. In deze categorieën zijn drie gendergerelateerde variabelen meegenomen; het geslacht van de maker, het geslacht van de afgebeelde sporter en het geslacht waar de sport het meest geschikt voor is. Deze variabelen zijn in het codeboek terug te vinden in de categorieën A en B. 198 De meer specifieke variabelen over de manier waarop de beide genders weergegeven worden, staan beschreven in paragraaf 8.2. Tabel 16. Aantal foto’s per krant (frequenties en percentages) Krant
Frequentie
Percentage
101 185 235 521
19,4 35,5 45,1 100
Volkskrant AD De Telegraaf Totaal
In totaal zijn er 521 sportfoto’s gepubliceerd in de periode 1 tot 26 augustus 2008 in de drie geselecteerde dagbladen. Dit zijn 101 foto’s uit de Volkskrant, 185 foto’s uit het AD en 235 foto’s uit De Telegraaf. Het aandeel van de foto’s van de Volkskrant is laag omdat deze krant in totaal minder aandacht besteed aan sport. Daarnaast bevat de opmaak van de Volkskrant in het geheel minder afbeeldingen dan de andere twee titels. De Volkskrant kiest vaak voor één grote foto, terwijl De Telegraaf voor meer kleinere kiest. Het totaal aantal foto’s per pagina is daardoor 198 Het codeboek van de foto’s is te vinden in bijlage VI.
81
ook lager. Ook staat bij bijna elk artikel in De Telegraaf een afbeelding, waardoor het totale aantal foto’s groot is. Tabel 17. Herkomst foto per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Maker
Volkskrant
Fotograaf met Persbureau Onbekend Totaal Fotograaf met Persbureau Onbekend Totaal Fotograaf met Persbureau Onbekend Totaal Fotograaf met Persbureau Onbekend Totaal
AD
De Telegraaf
Totaal
naam
naam
naam
naam
Frequentie
Percentage
51 50 0 101 99 65 21 185 158 59 18 235 308 174 39 521
50,5 49,5 0 100 53,5 35,1 11,4 100 67,2 25,1 7,7 100 59,1 33,4 7,5 100
Bij bijna 60% van de foto’s staat de naam van de fotograaf vermeld. Ruim eenderde komt van een persbureau vandaan. De herkomst van de rest van de foto’s is onbekend. De Volkskrant noemt als enige krant altijd de bron van de foto. Hofleverancier van deze krant is Klaas Jan van der Weij. Het Algemeen Dagblad had fotograaf Pim Ras op de Spelen. De Telegraaf maakt het meest gebruik van eigen sportfotografen, te weten Hans van Tilburg en Glenn Wassenbergh. Tabel 18. Geslacht van de fotograaf per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Gender maker
Volkskrant
Man Vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Onbekend Totaal Man Vrouw Onbekend Totaal
AD
De Telegraaf
Totaal
82
Frequentie
Percentage
50 2 49 101 86 6 93 185 158 2 75 235 294 10 217 521
49,5 2,0 48,5 100 46,5 3,2 50,3 100 67,2 0,9 31,9 100 56,4 1,9 41,7 100
Ongeveer de helft van de foto’s zijn gemaakt door een mannelijke fotograaf. De andere helft komt van een persbureau, waarbij de gender van de maker onbekend is. In totaal zijn slechts 10 foto’s met zekerheid door een vrouwelijke fotograaf gemaakt. Het aandeel van mannelijke fotografen is een stuk groter, ervanuit gaande dat niet alle fotografen van persbureaus vrouwen zijn. De man-vrouwverdeling wat betreft de maker van de foto’s is dus erg ongelijk en slechts een klein aantal foto’s is door een vrouw gemaakt. Hierdoor zijn de eventuele verschillen tussen de foto’s in latere variabelen niet te toetsen aan de maker van de foto. Of een mannelijke fotograaf sporters op een andere manier op de foto zet dan vrouwelijke, is niet uit dit onderzoek op te maken. Tabel 19. Aantal foto’s op de voorpagina en sportpagina’s en aantal mannen en vrouwen op de foto’s (frequenties) Krant
Katern
Volkskrant
Voorpagina Sportpagina Totaal Voorpagina Sportpagina Totaal Voorpagina Sportpagina Totaal Voorpagina Sportpagina Totaal
AD De Telegraaf Totaal
Frequentie
Man
Vrouw
Gemengd
5 96 101 28 157 185 40 195 235 73 448 521
0 52 52 7 86 92 14 112 126 21 249 270
5 40 45 21 67 88 24 76 100 50 183 233
0 4 4 0 4 5 2 7 9 2 16 18
In totaal zijn 73 sportfoto’s op de voorpagina verschenen. Opvallend is het onderlinge verschil in kranten; de Volkskrant plaatste 5 foto’s op de eerste pagina, het AD 28 en De Telegraaf maar liefst 40. Dit heeft niet alleen te maken met het grotere belang dat De Telegraaf en het AD aan sport hechten. Het heeft ook te maken met de opmaakstijl die beide kranten hanteren. Deze twee titels gebruiken vaak meer foto’s op een krantenpagina dan de Volkskrant. De grotere aantallen van het AD en De Telegraaf maken het mogelijk om te kijken naar de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke sporters op de voorpagina’s. Op de voorpagina van het AD stond 7 keer een mannelijke sporter en 21 maal een vrouwelijke sporter of damesteam. Bij De Telegraaf was het 14 maal een mannelijke sporter of herenteam en 24 maal een vrouw of een damesteam, terwijl er in totaal meer foto’s met mannen zijn gepubliceerd. De meest waarschijnlijke verklaring is dat de dames veel succesvoller zijn geweest dan de heren. Het behalen van een medaille is nieuwswaardig en kan daarom op de voorpagina geplaatst worden. Toch zijn er, gezien de verdeling van de medailles, veel mannelijke sporters op de voorpagina afgebeeld. De vrouwen hebben namelijk 6 van de 7 gouden medailles gewonnen. De Volkskrant beeldde geen enkele mannelijke sporter op de voorpagina af.
83
De foto’s uit de olympische bijlage zijn niet meegenomen in dit onderzoek. De bijlage van de Volkskrant beeldt geen professionele sporters af, omdat het thema de Chinese (sport-) cultuur is. De olympische special van het AD is geplaatst in het vaste sportkatern AD Sportwereld en de afbeeldingen zijn als sportpagina meegenomen. De Telegraaf heeft de bijlage niet gearchiveerd en heeft niet gereageerd op het verzoek de bijlage toe te zenden of in te zien. Tabel 20. Grootte van de foto’s per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Grootte
Volkskrant
Zeer groot Groot Middel Klein Zeer klein Totaal Zeer groot Groot Middel Klein Zeer klein Totaal Zeer groot Groot Middel Klein Zeer klein Totaal Zeer groot Groot Middel Klein Zeer klein Totaal
AD
De Telegraaf
Totaal
Frequentie
Percentage
25 25 11 14 26 101 94 24 6 28 33 185 103 7 21 63 41 235 222 56 38 105 100 521
24,8 24,8 10,9 13,9 25,7 100 50,8 13,0 3,2 15,1 17,8 100 43,8 3,0 8,9 26,8 17,4 100 42,6 10,7 7,3 20,2 19,2 100
De meeste foto’s zijn groot of zeer groot. De Volkskrant maakt duidelijk de keuze voor één grote foto met één tot twee kleine foto’s per pagina. Het AD – in de onderzochte periode de enige krant op tabloidformaat – koos voor een zeer grote foto op een spread en daarnaast meerdere kleintjes aan de zijkant. De opmaak van De Telegraaf is minder strak, met meerdere foto’s met dezelfde grootte op een pagina, waardoor er niet gekozen wordt voor één hoofdfoto. Uit analyse van de groottes ten opzichte van het geslacht van de sporter bleek geen verband te zijn. Er worden relatief net zo veel grote foto’s van mannelijke sporters als van vrouwelijke sporters geplaatst. Het absolute aantal van de foto’s van mannelijke sporters ligt iets hoger, maar de verhouding is nagenoeg gelijk aan de verhouding van de foto’s in totaal.
84
Uit analyse van de positie van de foto’s van mannelijke en vrouwelijke sporters kwam geen verband naar voren. Het grootste gedeelte van de foto’s stond volledig of grotendeels boven het midden. Er zijn geen duidelijke verschillen in de man-vrouwverdeling wat betreft positie. Er is dus geen verband tussen gender en de positie van de foto. Tabel 21. Geslacht van de sporter per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant Geslacht Frequentie
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Man alleen Vrouw alleen Man team Vrouw team Gemengd Totaal Man alleen Vrouw alleen Man team Vrouw team Gemengd Totaal Man alleen Vrouw alleen Man team Vrouw team Gemengd Totaal Man alleen Vrouw alleen Man team Vrouw team Gemengd Totaal
44 34 8 11 4 101 69 62 24 26 4 185 104 53 22 47 9 235 217 149 53 84 18 521
Percentage
43,6 33,7 7,9 10,9 4,0 100 37,3 33,5 12,4 14,1 2,7 100 44,3 22,6 9,4 20,0 2,8 100 41,3 29,0 10,2 16,1 3,5 100
Mannelijke sporters worden vaker alleen afgebeeld dan vrouwelijke sporters. Op 41,3% van de foto’s staat een mannelijke sporter alleen afgebeeld. Op 29,0% staat een vrouwelijke sporter alleen. Van de foto’s waar alleen mannen opstaan, is 80,2% alleen. De vrouwen staan op 64,3% alleen. Zij staan absoluut en relatief vaker als team of groep op de foto. Dit past in de lijn van gendertypering; de man wordt gezien als onafhankelijk en levert als individu een prestatie. Vrouwen worden gezien als minder prestatiegericht en zijn sterker in een collectief. Uit de analyse van de artikelen bleek ook dat bij vrouwelijke sporters het groepsgevoel duidelijker naar voren werd gehaald dan bij mannelijke sporters. In totaal namen er meer mannelijke Nederlandse teamsporters deel aan de Olympische Spelen dan vrouwen. Het verschil kan daar dus niet uit verklaard worden. 199
199 Het aantal Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen van 2008 is 246, verdeeld over 20 sporten. De verhouding is 146 mannen om 100 vrouwen. Deze verhouding bij deelnemers aan teamsporten is 87 mannen om 62 vrouwen.
85
Per krant zie je hetzelfde patroon als in totaal, al zijn er grote verschillen tussen de kranten. Het AD heeft de meest gelijke verhouding tussen mannen en vrouwen alleen (37,3% om 33,5%) en samen met anderen (12,4% om 14,1%). De grootste verschillen in het afbeelden van mannen en vrouwen komt naar voren bij de foto’s van De Telegraaf. Op 43,2% van de foto’s staat een man alleen, om 22,8 % een vrouw alleen. Tabel 22. Aantal foto’s per sportdiscipline totaal (frequentie en percentage)
Sport Boksen Gewichtheffen Handbal Honkbal Judo Schietsport Triatlon Taekwondo Voetbal Worstelen Zeilen Paardensport Ritmische gymnastiek Schoonspringen Synchroonzwemmen Turnen Baanwielrennen Badminton Basketbal Beachvolleybal BMX Boogschieten Hockey Kanovaren Sprint Atletiek Mountainbiken Roeien Schermen Softbal Tafeltennis Tennis Trampolinespringen Waterpolo Wegwielrennen Zaalvolleybal Zwemmen Meerdere sporten Olympische sporters algemeen
Frequentie 3 6 0 1 55 4 1 3 35 3 21 22 0 2 0 22 33 1 10 8 3 0 47 3 12 44 2 24 6 0 1 7 0 22 24 2 84 9 1
86
Percentage 0.6 1,2 0 0,2 10,6 0,8 0,2 0,6 6,7 0,6 4,0 4,3 0 0,4 0 4,2 6,3 0,2 1,9 1,5 0,6 0 9,0 0,6 2,3 8,4 0,4 4,6 1,2 0 0,2 1,3 0 4,2 4,6 0,4 16,1 1,7 0,2
Net als bij de artikelen is er een aantal sporten populairder dan anderen op de Olympische Spelen. De meest afgebeelde sporten zijn zwemmen, judo, hockey, atletiek, voetbal en baanwielrennen. De variatie in de sportdisciplines is groter dan bij de artikelen. Dit heeft er mee te maken dat foto’s begrijpelijk voor iedereen zijn – een foto van schermen kan boeien zonder uitleg, een artikel over schermen minder – en onbekende sporten mooie illustraties kunnen opleveren. Schoonspringen, schermen en gewichtheffen zijn hier voorbeelden van. Tabel 23. Geslachtsgeschikte sport en afgebeelde mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Gendergeschiktheid
Volkskrant
Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal Mannelijk Vrouwelijk Neutraal Totaal
Algemeen Dagblad
De Telegraaf
Totaal
Totaal
Mannen Frequentie
Mannen percentage
Vrouwen Frequentie
Vrouwen percentage
Gemengd Frequentie
16 14 71 101 54 14 117 185 60 23 152 235 130 51 340 521
9 8 35 52 33 6 54 93 33 11 82 126 75 25 171 271
56,3 57,1
7 6 32 45 21 8 59 88 26 9 65 100 54 23 156 233
43,7 42,9
0 0 4 4 0 0 4 4 1 3 5 9 1 3 13 17
61,1 42,9 55,0 47,8 57,7 49,0
38,9 57,1 43,3 39,1 41,5
Uit tabel 22 blijkt geen verband te bestaan dat in mangeschikte sporten vaker mannen worden afgebeeld en in vrouwgeschikte sporten vaker vrouwen. De frequenties liggen dermate bij elkaar in de buurt dat de onderlinge verschillen op toeval kunnen berusten. Vrouwen in vrouwelijke sporten worden relatief iets vaker afgebeeld dan mannen in vrouwensporten en mannen in mannensporten worden daar vaker in afgebeeld dan vrouwen. Het patroon is het meest duidelijk in het AD, waar veel meer mannen in een mannensport zijn afgebeeld en iets meer vrouwen in een vrouwensport. 8.3 Nader kwantitatief onderzoek Het nader kwantitatief onderzoek gaat dieper in op de genderverschillen. Alle tabellen die hier volgen laten zien of er verschillen zijn in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters staan afgebeeld. Voor de betrouwbaarheid van de codering heeft een vriend 50 foto’s gecodeerd. Vervolgens zijn dezelfde foto’s ook gecodeerd door mijzelf. Uit de vergelijking komt naar voren dat de variabele ‘kijkobject’ de meeste discrepantie veroorzaakt. Deze
87
variabele is dus het meeste vatbaar voor interpretatie. Alle foto’s zijn meegenomen in het nadere kwantitatieve onderzoek. Tabel 24. Aantal foto’s per mate van activiteit van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage) Krant
Activiteit
Volkskrant
Sportend Net voor start of net na finish Bij medailleuitreiking Nee, anders Totaal Sportend Net voor start of net na finish Bij medailleuitreiking Nee, anders Totaal Sportend Net voor start of net na finish Bij medailleuitreiking Nee, anders Totaal Sportend Net voor start of net na finish Bij medailleuitreiking Nee, anders Totaal
AD
De Telegraaf
Totaal
Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
23 16
41,1 28,6
15 19
30,6 38,8
3
5,4
5
10,2
14 56 43 24
25,0 100 44,3 24,7
10 49 22 41
20,4 100 23,7 44,1
9
9,3
15
16,1
21 97 52 47
21,6 100 38,5 34,8
15 93 31 33
16,1 100 28,7 30,6
9
6,7
25
23,1
27 135 118 87
20,0 100 41,0 30,2
19 108 68 93
17,6 100 27,2 37,2
21
7,3
45
18,0
62 288
21,5 100
44 250
17,6 100
Deze categorie toont de mate van activiteit van de afgebeelde sporter. Uit tabel 23 blijkt dat ruim 41,7% van de mannelijke sporters en 27,1% van de vrouwelijke sporters actief bezig is in de discipline. Dit geeft aan dat mannelijke sporters beduidend vaker actief op de foto staan dan de vrouwelijke sporters. Bij vrouwelijke sporters zijn de foto’s vaker net voor de start of na de finish gemaakt dan gedurende een wedstrijd. Hierin is bij de verschillende krantentitels steeds dezelfde lijn te herkennen.Het onderscheid is bij het AD het grootst. Deze uitkomst ligt in de lijn van de gendertypering tussen activiteit en passiviteit.200 De mannen zijn veel vaker actief afgebeeld, de vrouwen vaak na afloop van een wedstrijd of bij een medaille-uitreiking. De man is in gendertheorie vaak getypeerd als actief en competitief. Dat lijkt bevestigd te worden door het afbeelden van mannelijke sporters terwijl ze aan het 200 Hoofdstuk 4.2.
88
sporten zijn en vrouwelijke sporters als ze net klaar zijn met de wedstrijd. Het verschil kan voor een klein gedeelte verklaard worden doordat vrouwen vaker een medaille-uitreiking hebben meegemaakt, maar deze verklaring is niet afdoende voor het significante verschil in mate waarin mannen en vrouwen actief worden afgebeeld op sportfoto’s. Tabel 25. Aantal geposeerde foto’s van mannelijke en vrouwelijke sporters (frequenties en percentages) Krant
Pose Frequentie man
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Geposeerd, kijkt in camera Geposeerd, kijkt niet in camera Niet geposeerd Totaal Geposeerd, kijkt in camera Geposeerd, kijkt niet in camera Niet geposeerd Totaal Geposeerd, kijkt in camera Geposeerd, kijkt niet in camera Niet geposeerd Totaal Geposeerd, kijkt in camera Geposeerd, kijkt niet in camera Niet geposeerd Totaal
Geslacht van de sporter Percentage Frequentie man vrouw
Percentage vrouw
8
14,3
7
14,3
4
7,1
2
4,1
44 56 14
78,6 100 14,4
40 49 17
81,6 100 18,3
5
5,2
10
10,8
78 97 20
80,4 100 14,8
66 93 32
71,0 100 29,6
5
3,7
10
9,3
110 135 42
81,5 100 14,6
66 107 56
61,1 100 22,4
14
4,9
22
8,8
232 288
80,5 100
172 250
68,8 100
Vrouwen poseren vaker dan mannen op sportfoto’s. Van de 288 foto’s van mannelijke sporters is ruim 19% geposeerd. Van de 250 foto’s van vrouwelijke sporters is 31,2% geposeerd. Dit is een groot verschil, wat gedeeltelijk samenhangt met de resultaten van tabel 24. Poseren kan niet als je actief bezig bent in een wedstrijd. De grotere hoeveeelheid geposeerde foto’s bevestigt een andere stereotypering van vrouwen; de schoonheid of het uiterlijk wordt benadrukt. Een vrouw ziet er vaak vrouwelijker en mooier uit als ze poseert op een foto. Het benadrukt ook het idee dat vrouwen minder geschikt zijn om te sporten, want tijdens het sporten zien ze er niet vrouwelijk genoeg uit. Er zijn tussen de kranten nauwelijks verschillen te zien in de resultaten van de pose van mannelijke sporters. Dit ligt bij alle titels rond de 16%. De frequentie van poseren van
89
vrouwelijke sporters ligt wel uiteen. Bij de Volkskrant poseert de vrouwelijke sporter op 18,4% van de foto’s, dus dat is geen significant verschil in de frequentie van poseren van mannelijke sporters. Bij het AD poseert de vrouwelijke sporter op 28,7% van de foto’s en bij De Telegraaf ligt dit op 39,8%. Tabel 26. Mate van lachen van mannen en vrouwen per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant
Lach
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Lachend, met open mond Lachend, met glimlach Niet lachend Onbekend Totaal Lachend, met open mond Lachend, met glimlach Niet lachend Onbekend Totaal Lachend, met open mond Lachende, met glimlach Niet lachend Onbekend Totaal Ja, open mond Ja, glimlach Nee Onbekend Totaal
Frequentie man 4
Geslacht van de sporter Percentage Frequentie man vrouw 7,1 2
Percentage vrouw 4,1
10
17,9
10
20,4
34
60,7
30
61,2
8 56 7
14,3 100 7,2
7 49 23
14,3 100 24,7
19
19,6
31
33,3
66
68,0
33
35,5
5 97 10
5,2 100 7,4
6 93 31
6,5 100 28,7
22
16,3
35
32,4
98
72,6
38
35,2
5 135 21
3,7 100 7,3
4 108 56
3,7 100 22,4
51
17,7
76
30,4
198 18 288
68,8 6,3 100
101 17 250
40,4 6,8 100
Sportvrouwen lachen vaker op de foto dan mannen. Mannelijke sporters lachen op 25,9 % van de foto’s. Vrouwelijke sporters op 52,8% van de foto’s. Een deel van het hogere aantal
90
lachende vrouwen is te verklaren door de resultaten van tabel 11 over het poseren van de sporters. Maar ook na afloop van de wedstrijd is het gewoner om te lachen dan terwijl de sporter in actie is, dus ook de verhouding in activiteit uit tabel 24 speelt hier waarschijnlijk een rol. Daarbij lachen vrouwen over het algemeen überhaupt meer op foto’s dan mannen. Dat vrouwen vaker lachend afgebeeld worden past weer in de gendertypering van schoonheid. Lachende mensen worden aantrekkelijker gevonden. Desalniettemin hoeft deze uitslag niet te betekenen dat het alleen om de keuze van de journalist gaat om de sporter lachend af te beelden; het zijn de vrouwelijke sporters zelf die lachend poseren. Zij willen zelf dus ook aantrekkelijk gevonden worden. De journalist of fotograaf is uiteindelijk wel degene die de keuze maakt uit de beschikbare foto’s en blijkbaar dan vaker een lachende vrouwelijke sporter lachend kiest dan een lachende mannelijke sporter Tabel 27. Aantal foto’s van mannen en vrouwen als kijkobject afgebeeld (frequentie en percentage)
Krant
Kijkobject
Volkskrant
AD De Telegraaf Totaal
Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
17 39 56 18 79 97 28 107 135 63 225 288
30,4 69,6 100 18,6 81,4 100 20,7 79,6 100 21,9 78,1 100
11 38 49 9 84 93 14 94 108 34 216 250
22,4 77,4 100 9,7 90,3 100 6,0 40,0 100 13,6 86,4 100
Bijna 22% van de mannen die op de foto’s afgebeeld zijn een kijkobject. Een sporter wordt afgebeeld als kijkobject als het beeld de lezer uitnodigt het lichaam van de sporter te bekijken. De sporter is zo gefotografeerd dat de nadruk op het lichaam of uiterlijk ligt. Met name bij de zwemmers en turners wordt er nadruk op het lichaam gelegd. Turner Epke Zonderland neemt 10 van de 63 foto’s waarbij nadruk ligt op het lichaam voor zijn rekening. Bij 13,6% van de foto’s van vrouwen is het lichaam kijkobject. Dit komt het meest bij de hockeysters, waterpolosters en zwemsters voor. Bij 3,8% van de mannen heeft dit een seksuele connotatie, bij 2% van de vrouwen.201 De foto’s in de Volkskrant vormen een hoger percentage waarop de sporter een kijkobject is dan de andere kranten. Bij de Volkskrant ligt bij 30,0% van de mannelijke en 22,4% van de afbeeldingen van vrouwelijke sporters de nadruk op het lichaam. Bij de mannen is 201
De resultaten van de seksuele connotatie leverden dermate lage frequenties op, dat de resultatentabel en uitsplitsing per krant hier achterwege blijven.
91
dit 18,8% in het AD en 20,7% in De Telegraaf. Bij de vrouwen is dit 9,8% (AD) en 12,8 % in De Telegraaf. Tabel 28. Getoonde emoties door mannelijke en vrouwelijke sporters
Krant Volkskrant
Algemeen Dagblad
De Telegraaf
Totaal
Emotie
Gendersporter Frequentie Man
Blijdschap Verdriet / teleurstelling Agressie Spanning Neutraal Totaal Blijdschap Verdriet / teleurstelling Agressie Spanning Neutraal Totaal Blijdschap Verdriet / teleurstelling Agressie Spanning Neutraal Totaal Blijdschap Verdriet / teleurstelling Agressie Spanning Neutraal Totaal
Percentage Man
Frequentie Vrouw
Percentage Vrouw
11 7
19,6 12,5
14 6
28,6 12,2
5 1 32 56 14 17
8,9 1,8 57,1 100 14,4 17,5
6 3 20 49 52 5
12,2 6,1 40,8 100 55,9 5,4
2 5 59 97 22 30
2,1 5,2 60,8 100 16,3 22,2
3 4 29 93 53 3
3,2 4,3 31,2 100 49,1 2,8
10 9 64 135 47 54
7,4 6,7 47,4 100 16,3 18,8
7 5 40 108 119 14
6,5 4,7 37,0 100 47,6 5,6
17 15 155 288
5,9 5,2 53,8 100
16 12 89 250
6,4 4,8 35,6 100
Vrouwelijke sporters staan veel vaker blij of juichend op de foto dan mannen. Zo toont 46,8% van de vrouwelijke sporters haar blijdschap, tegen 16,8% van de mannelijke sporters. Een groot deel van dit verschil kan verklaard worden door de mate van succes die de vrouwelijke sporters hadden in verhouding tot de mannen. Van de 16 medailles die Nederlandse sporters behaald hebben, zijn twaalf behaald door vrouwen of vrouwenteams. Van de zeven gouden medailles ging er één naar een man, namelijk zwemmer Maarten van der Weijden. Er viel dus simpelweg relatief veel meer te juichen voor de vrouwelijke sporters dan voor de mannelijke. Overigens zijn foto’s waarop poserende, glimlachende sporters staan, hier meegenomen als neutraal.
92
De mannelijke sporters zijn op 19,2% van de foto’s teleurgesteld of verdrietig. De vrouwen zijn dat op slechts 6% van de foto’s. Ook dit zou te verklaren kunnen zijn door het grotere succes van de vrouwen op deze Spelen. Qua agressie en spanning zijn er geen significante verschillen tussen de genders. Het aantal foto’s waarop geen duidelijke emotie te zien is, ligt voor mannen op 52,8% en voor vrouwen op 35,7%. Vrouwen staan dus vaker met een emotie op de foto afgebeeeld. Het verschil tussen de genders wat betreft het lachen is het grootst in het AD. Tabel 29. Camerastandpunt van waaruit mannen en vrouwen afgebeeld worden per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant
Camerastandpunt
Volkskrant
AD
De Telegraaf
Totaal
Van boven Van onderen Zelfde hoogte Totaal Van boven Van onderen Zelfde hoogte Totaal Van boven Van onderen Zelfde hoogte Totaal Van boven Van onderen Zelfde hoogte Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
10 6 40 56 10 3 84 97 16 6 113 135 36 15 237 288
17,9 10,7 71,4 100 10,3 3,1 86,6 100 11,9 4,4 83,7 100 12,5 5,2 82,3 100
6 6 37 49 5 7 81 93 8 5 95 108 19 18 213 250
12,2 12,2 75,5 100 5,4 7,5 87,1 100 7,4 4,6 88,0 100 7,6 7,2 85,2 100
Het camerastandpunt is voor het overgrote gedeelte van de foto’s neutraal; dat wil zeggen, genomen vanaf dezelfde hoogte als de af te beelden sporter. De mannen is dat bij 80,9% van de foto’s het geval, bij vrouwen 85,9%. Bij 12,9% van de foto’s met mannelijke sporters is de foto van bovenaf genomen, tegen 7,1% bij de vrouwen. 5,2% van de foto’s waarop mannen staat is van onder af genomen. Bij de vrouwen is dit 7,1 %. Bij de Volkskrant is bij zowel de mannen als de vrouwen vaker gekozen voor een foto die van bovenaf gemaakt is. Tabel 30. Soorten van kleding mannen en vrouwen (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
Kleding Wedstrijd of trainingskleding
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
43
76,8
35
71,4
93
Algemeen Dagblad
De Telegraaf
Totaal
Olympisch tenue Vrijetijdskleding Onbekend Totaal Wedstrijd of trainingskleding Olympisch tenue Vrijetijdskleding Onbekend Totaal Wedstrijd of trainingskleding Olympisch tenue Vrijetijdskleding Onbekend Totaal Wedstrijd of trainingskleding Olympisch tenue Vrijetijdskleding Onbekend Totaal
6
10,7
7
14,3
1 6 56 71
1,8 10,7 100 73,2
0 7 49 72
0 14,3 100 77,4
20
20,6
19
20,4
3 3 97 110
3,1 3,1 100 81,5
2 0 93 81
2,2 0 100 75,0
22
16,3
26
24,1
1 2 135 224
0,7 1,5 100 77,8
1 0 108 188
0,9 0 100 75,2
48
16,7
52
20,8
5 11 288
1,7 3,8 100
3 7 250
1,2 2,8 100
Hetzelfde patroon geldt voor de kleding van de sporters. Ook hier is het grootste gedeelte sportkleding bij beide geslachten. 77,8% van de mannen en 75,0% van de vrouwen. Er is ook geen significant verschil tussen de genders als je kijkt naar de sportkleding die ze buiten de wedstrijden om aanhebben. Dit gaat om 16,0% van de mannen en 20,6% van de foto’s van de vrouwen. Het aandeel foto’s waarop sporters met vrijetijdskleding staan afgebeeld is verwaarloosbaar en hangt rond 1% voor beide groepen. Ook bij de kranten onderling liggen de resultaten dicht bij elkaar. Tabel 31. Aantal foto’s waarop mannen en vrouwen alleen zijn afgebeeld per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
AD De Telegraaf
Alleen Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal Ja Nee Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
31 25 56 45 52 97 62 73 135
55,4 44,6 100 46,4 53,6 100 45,9 54,1 100
22 27 49 34 59 93 31 77 108
44,9 55,1 100 36,6 63,4 100 28,7 71,3 100
94
Totaal
Ja Nee Totaal
138 150 288
47,9 52,1 100
87 163 250
34,8 65,2 100
Mannelijke sporters staan vaker alleen op de foto dan vrouwelijke sporters. Op 48,0% van de foto’s wordt een mannelijke sporter alleen afgebeeld. Dit is op 34,9% van de foto’s waarop vrouwen staan het geval. Deze resultaten sluiten aan bij de bevindingen van tabel 20; de man wordt gezien als onafhankelijk en levert als individu een prestatie. Vrouwen worden gezien als minder prestatiegericht en zijn sterker in een collectief. Tussen de kranten is er ook verschil. Vrouwelijke sporters staan in de Volkskrant relatief vaker alleen op de foto; in het AD is dit 36,1% en in De Telegraaf 29,3%. Het verschil tussen de twee groepen sporters is het grootst bij De Telegraaf. Tabel 32. Aantal foto’s van mannen en vrouwen afgebeeld met teamgenoten per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant
Teamgenoten
Volkskrant
AD De Telegraaf Totaal
Met team Zonder team Totaal Met team Zonder team Totaal Met team Zonder team Totaal Met team Zonder team Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
9 47 56 26 71 97 35 100 135 70 218 288
16,1 83,9 100 26,8 73,2 100 25,9 74,1 100 24,3 75,7 100
17 32 49 34 59 93 49 59 108 100 150 250
34,7 65,3 100 36,6 63,4 100 45,4 54,6 100 40,0 60,0 100
Als mannen niet alleen op de foto staan, staan zij 24,3% van de keren met een teamgenoot afgebeeld. Vrouwelijke sporters staan vaker met teamgenoten afgebeeld, namelijk 40,0%. In De Telegraaf is het verschil tussen de geslachten het grootst; bijna 20 procentpunt. Het AD laat het minste onderscheid zien wat betreft het afbeelden met teamgenoten. Tabel 33. Aantal foto’s van mannen en vrouwen afgebeeld met tegenstanders per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
Tegenstanders Met tegenstander Zonder tegenstander Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
14 42
25,0 75,0
9 40
18,4 81,6
56
100
49
100
95
AD
De Telegraaf Totaal
Met tegenstander Zonder tegenstander Totaal Met tegenstander Zonder tegenstander Totaal Met tegenstander Zonder tegenstander Totaal
20 77
20,6 79,4
10 83
10,8 89,2
97 27 108
100 20,0 80,0
93 16 92
100 14,8 85,2
135 61 227
100 21,2 78,8
108 35 215
100 14,0 86,0
288
100
250
100
Uit tabel 32 blijkt dat de man-vrouwverhouding zich omdraait als je kijkt naar de foto’s waarop de sporter met een tegenstander staat. Hier is het de man die vaker met de tegenstander wordt afgebeeld. In zijn totaliteit staan allebei de genders vaker met hun teamgenoten op de foto dan met tegenstanders. Alle kranten laten hetzelfde beeld zien, al is het onderlinge verschil het grootst in het AD. Aan de resultaten in tabel 32 en 33 kun je verbinden dat vrouwelijke sporters vaker als deel van een team worden afgebeeld om het collectief en de samenwerking te benadrukken. Mannen zouden iets vaker met een tegenstander op de foto staan zodat dit de ware strijd in een wedstrijd laat zien. Man tegen man komt vaker voor dan vrouw tegen vrouw. Tabel 34. Aantal foto’s van mannen en vrouwen afgebeeld met coach per krant en totaal (frequentie en percentage)
Krant Volkskrant
AD De Telegraaf Totaal
Coach Met coach Zonder coach Totaal Met coach Zonder coach Totaal Met coach Zonder coach Totaal Met coach Zonder coach Totaal
Geslacht van de sporter Frequentie man
Percentage man
Frequentie vrouw
Percentage vrouw
2 54 56 3 94 97 13 122 135 18 270 288
3,6 96,4 100 3,1 96,9 100 9,6 90,4 100 6,3 93,8 100
7 42 49 8 85 93 7 101 108 22 228 250
14,3 85,7 100 8,6 91,4 100 6,5 93,5 100 8,8 91,2 100
In totaal zijn er 40 foto’s verschenen waar ook de coach is afgebeeld. Dat is 7,6%. Er blijkt geen significant verschil te zitten in de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. Laatstgenoemde staan iets vaker met de coach op de foto, maar het gaat om een dermate klein verschil dat er geen verband aan te tonen is tussen gender en coach.
96
De andere meegenomen variabelen over het alleen of samen afbeelden van sporters waren familie en publiek. Uit beide tellingen kwamen kleine frequenties en de resultaten zijn daardoor niet relevant genoeg om hier te vermelden. 8.4 Conclusie 8.4.1 Resultaten volledige foto-analyse Alle resultaten samengenomen blijkt dat er een aantal verschillen zijn in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters afgebeeld worden op foto’s in de Volkskrant, het AD en de Telegraaf. De basisvariabelen tonen dat het merendeel van de fotografen mannelijk is. Mannelijke sporters staan vaker alleen op foto’s dan vrouwen. Vrouwelijke sporters staan daarentegen vaker als team afgebeeld. In totaal zijn er meer vrouwelijke sporters op de voorpagina verschenen dan mannelijke. Dit is te verklaren door het grotere succes van de vrouwelijke sporters op de Olympische Spelen. De specifiekere variabelen die zich richten op verschillen in gender geven de volgende resultaten. Mannelijke sporters worden vaker afgebeeld terwijl ze actief bezig zijn met hun sport. Ook ligt er meer nadruk op hun lichaam en laten ze het meest teleurstelling zien. De vrouwelijke atleten poseren en lachen vaker dan mannelijke collega’s. Tevens tonen zij vaker blijdschap dan de mannelijke sporters. In het algemeen laten vrouwelijke sporters vaker hun emotie zien op foto’s dan mannelijke atleten. Vrouwen staan vaker samen op de foto; zij staan vaker met hun team afgebeeld dan de mannen. De mannen staan dan weer vaker met tegenstanders op een foto. 8.4.2 Verschillen per krant In een groot gedeelte van de resultaten laten de kranten afzonderlijk dezelfde lijn zien als het totaal. De Volkskrant is meestal de krant waar de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters het kleinst zijn. De Telegraaf laat de meeste extreme uitslagen zien; bijvoorbeeld in de variabelen over pose en lachen, waar de vrouwelijke sporters dat veel vaker blijken te doen. Ook staan mannelijke sporters in De Telegraaf relatief het meest alleen op de foto en is ook het verschil tussen man en team in verhouding met vrouw en team het grootst. Het AD geeft de meeste verschillen in de emotie van de sporters en is de enige krant waar een voorzichtig verband te herkennen is tussen het afbeelden van sporters in hun gendergeschikte sport.
97
9. Conclusie In dit hoofdstuk zal ik antwoord geven op de hoofdvraag van het onderzoek. Deze luidt: In hoeverre verschilt de verbeelding van vrouwelijke sporters ten opzichte van mannelijke sporters in de Nederlandse media tijdens de Olympische Spelen in 2008 in Peking? Om tot deze conclusie te komen heb ik een inhoudsanalyse gedaan van de sportartikelen en sportfoto’s in de Volkskrant, het AD en de Telegraaf. Deze conclusie is gebaseerd op de resultaten die te vinden zijn in hoofdstuk 7 en 8. Om de hoofdvraag te beantwoorden, gebruik ik vier deelvragen. 9.1 Verschillen in hoeveelheid aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters Uit telling van de artikelen en foto’s van mannelijke en vrouwelijke sporters blijkt dat mannen meer aandacht krijgen dan vrouwen. Van de 581 artikelen gaat 54,6% over mannelijke sporters en 30,5% over vrouwelijke sporters. De resterende 15% gaat over zowel mannen als vrouwen. Er wordt dus meer over mannelijke sporters geschreven dan over vrouwelijke sporters. Bij de foto’s krijgen mannelijke sporters ook meer aandacht. Op 51,5% van de foto’s staat een man, op 45,1% een vrouw. Er staan dus meer mannen op de foto’s dan vrouwen. Echter, het verschil is lang niet zo groot als dat van de artikelen. Hier zou je aan kunnen verbinden dat mannen geschikter zijn om over te schrijven dan vrouwen. Bij het schrijven van artikelen ligt er een nadruk op de mannelijke sporters. Dit kan met traditie te maken hebben, omdat doen al langer aan topsport doen dan vrouwen. Of mannensport wordt belangrijker gevonden, omdat het niveau hoger is; het gaat sneller, hoger of harder. Het kan ook komen door dat er meer mannelijke sportredacteuren zijn dan vrouwelijke en mannelijke redacteuren liever over mannelijke sporters schrijven. Het afbeelden van vrouwen heeft een groter aandeel dan het schrijven over vrouwen. Vrouwen zouden geschikter zijn om af te beelden dan om over te schrijven. Dit ligt in lijn met de gendertypering dat schoonheid een belangrijk aspect is van vrouwelijkheid. Vrouwen zijn mooier om naar te kijken. Een voorkeur voor het fotograferen van de eigen gender kan hier niet als reden gegeven worden, aangezien het overgrote deel van de fotografen mannelijk is. Het verschil in hoeveelheid aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters kan als uitwerking hebben dat het publiek mannelijke sporters belangrijker acht. Het publiek wil het liefst lezen over de belangrijke sporten, dus de vraag om mannelijke sporters te beschrijven blijft daardoor in stand. Het is waarschijnlijk een wisselwerking tussen vraag van het publiek en conservatisme van de sportredactie, die het verschil in aandacht voor mannelijke en vrouwelijke sporters in stand houdt.
98
9.2 Verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters beschreven worden in artikelen Naast het verschil in hoeveelheid aandacht, zijn er ook meerdere verschillen te herkennen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters beschreven worden in artikelen. Zo komt er bij vrouwelijke sporters vaker trivialisatie voor. Benamingen als meiden en hockeybabes komen meermaals voor. Dit kan ook te maken hebben met het eigen woordgebruik van de sporters of coach. Daarnaast worden er iets vaker sportirrelevante zaken over het uiterlijk gemeld, zoals haarkleur. Dit is in te passen in de gendertypering dat het uiterlijk en schoonheid belangrijker wordt gevonden bij vrouwen. Daarbij kan het benoemen van irrelevante zaken het idee overbrengen dat de sportresultaten minder belangrijk zijn. Tevens speelt het privéleven van vrouwelijke sporters een grotere rol. Dit zou kunnen komen door het idee dat vrouwen minder geschikt zijn voor sporten en ze er dus meer voor moeten opofferen, waaronder hun privéleven. Maar het is ook uit te leggen dat het privéleven een belangrijker onderdeel van het leven van een vrouwelijke sporter wordt gezien. Of dat de sportsters zelf vaker over hun privéleven spreken. Ten laatste is de hoeveelheid aandacht voor emotie iets groter bij de dames. Dit kan samenhangen met de grotere aandacht voor het privéleven. Bij de mannen wordt het meest negatieve emotie beschreven, bij vrouwen positief. Het grotere succes van de vrouwelijke sporters kan dit verklaren. Bij mannelijke sporters wordt vaker ingegaan op het fysiek; zowel door beschrijving van het lichaam als de blessures. Dit benadrukt de lichamelijkheid van sport. De lichamelijke kant van sport wordt in de gendertheorie als mannelijk benoemd. De coach komt bij zowel mannen als vrouwen vaak voor, bij de vrouwen iets vaker. Ook krijgt de coach iets meer aandacht bij de vrouwelijke sporters. Hier zou je uit af kunnen leiden dat de coach een grotere rol in de prestatie van de vrouwelijke sporter zou spelen. Maar het is ook goed mogelijk dat er in de communicatie naar de pers is afgesproken dat de coach dit op zich neemt bij bijvoorbeeld de hockeysters en de waterpolosters. Veruit de meeste coaches zijn overigens man.
99
9.3 Verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters afgebeeld worden op foto’s Analyse van de foto’s toont ook een aantal verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters worden afgebeeld. Mannelijke sporters staan vaker alleen op foto’s dan vrouwen. Vrouwelijke sporters staan vaker als team afgebeeld. Dit past in de typering dat mannen onafhankelijk zijn. Zij presteren op eigen kracht. De vrouwen staan vaak met anderen afgebeeld, met name met hun teamgenoten. Het presteren met de groep komt uit deze foto’s naar voren. Samenwerking is een vrouwelijke factor. Maar wat ook in deze resultaten meespeelt is dat de vrouwelijke teams succesvol waren en wellicht daardoor meer zijn afgebeeld. De mannen staan vaker met tegenstanders op een foto. Dat legt nadruk op het mannelijke element van strijd. De directe confrontatie met de tegenstander wordt in de gendertheorie als mannelijk gekenmerkt. Hoewel er minder foto’s van vrouwelijke sporters in totaal zijn gepubliceerd, staan er beduidend meer vrouwelijke sporters op de voorpagina dan mannelijke. Waarschijnlijk ligt de verklaring hiervoor in het grotere succes van de vrouwelijke sporters op de Olympische Spelen. Mannelijke sporters staan vaker op een foto terwijl ze actief bezig zijn met hun sport, terwijl vrouwen meer na afloop van de wedstrijd of tijdens een medaille-uitreiking worden afgebeeld. Dit past in het idee dat mannen actiever zouden zijn dan vrouwen. In het verlengde van het moment van fotograferen, komt ook uit de resultaten naar voren dat de vrouwelijke atletes vaker poseren en lachen mannelijke collega’s. Dit kan ingepast worden in het idee dat schoonheid een typisch vrouwelijk kenmerk is. Deze resultaten kunnen deels voortkomen uit de keuze van de fotograaf en redacteur, maar bij het poseren spelen de vrouwelijke sporters zelf ook een rol in de manier waarop ze afgebeeld worden. Bij mannelijke sporters ligt er meer nadruk op het lichaam. De gespierdheid van het lichaam is vaker het onderwerp van de foto dan bij vrouwen. Net zoals bij de artikelen kan dit te maken hebben met het benadrukken van de fysieke kant van sport, waarbij die lichamelijkheid als typisch mannelijk wordt gezien. In het algemeen laten vrouwelijke sporters vaker hun emotie zien op foto’s dan mannelijke atleten. Dit past in de lijn van de emotie en het privéleven die in de resultaten van de artikelen bleek. 9.4 Onderling onderscheid tussen de kranten op het gebied van de verschillen In een groot gedeelte van de resultaten laten de kranten afzonderlijk dezelfde lijn zien als het totaal. De Volkskrant is meestal de krant waar de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters het kleinst zijn.
100
De Telegraaf laat de meeste extreme uitslagen zien; bijvoorbeeld in de variabelen over pose en lachen, waar de vrouwelijke sporters dat veel vaker blijken te doen. Ook staan mannelijke sporters in de Telegraaf relatief het meest alleen op de foto en is ook het verschil tussen man en team in verhouding met vrouw en team het grootst. De Telegraaf heeft de meeste aandacht voor het privéleven van de vrouwelijke sporters. Daarnaast laat de Telegraaf de coach bijna altijd aan het woord als deze genoemd wordt. Het AD geeft de meeste verschillen in de emotie van de sporters en is de enige krant waar een mogelijk verband te herkennen is tussen het afbeelden van sporters in hun gendergeschikte sport. Ook heeft AD slechts één artikel dat met zekerheid geschreven is door een vrouwelijke journalist, terwijl bij de andere titels het aandeel rond de 20% hangt. Ook de verhouding tussen beschreven mannen en vrouwen ligt het verst uiteen bij het AD. In het AD komt het privéleven van mannelijke sporters het meest naar voren van alle kranten. In de Volkskrant worden vrouwen het vaakst met voor- en achternaam beschreven. Ook beschrijft de Volkskrant veel vaker het uiterlijk van mannelijke sporters dan de andere kranten. Daarnaast beschrijft de Volkskrant het vaakst de emotie, met name van de vrouwelijke sporters. En alleen bij de Volkskrant is het aandeel teleurgestelde vrouwelijke sporters groter dan de gelukkige sportsters.
9.5 Eindconclusie Er blijken verschillen te bestaan in zowel de kwantiteit als in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters verbeeld worden. Er worden beduidend meer artikelen over mannen gepubliceerd en iets meer foto’s. In de artikelen worden vrouwen onder andere vaker getrivialiseerd en is er meer aandacht voor hun privéleven en persoonlijke emoties. Bij de foto’s komt onder meer naar voren dat mannen actiever zijn en er meer nadruk ligt op het lichaam. Vrouwen poseren en lachen vaker en er is vaker emotie zichtbaar op hun gezicht. In grote lijnen komen de verschilen tussen mannen en vrouwen in alle drie de kranten voor. Wel is er tussen de kranten onderling een onderscheid in de mate van de verschillen. Ondanks dat elke krant zijn eigen voorkeuren heeft in de wijze waarop de sporters verbeeld worden, is het patroon vaak gelijk aan het gemiddelde patroon. Dat geeft aan dat het niet zozeer alleen om persoonlijke keuzes van de sportredacteuren gaat; in de gehele breedte van de sportjournalistiek in Nederlandse dagbladen is dezelfde trend te herkennen. Er is niet één reden aan te wijzen die de verschillen tussen de sporters verklaart. Het is een samenkomst van verschillende factoren die dit beïnvloeden. De mannelijkheid van de schrijvende sportjournalistiek speelt een rol, net zoals het traditionele kader in de journalistiek in het algemeen. Daarnaast hebben genderopvattingen die in de maatschappij
101
heersen een invloed. Een individuele sportjournalist heeft zijn eigen voorkeuren, het publiek heeft een verwachtingspatroon waarin mannelijke sporters belangrijker en interessanter worden geacht. Dit wordt door de grote aandacht voor mannelijke sportevenementen bevestigd. De sporters zelf zijn ook onderdeel van de genderconstructies en gedragen zich daar bewust en onbewust ook naar. 9.6 Discussie Dit onderzoek is een vervolg op vele soortgelijke onderzoeken die gedaan zijn over genderverschillen in de beeldvorming van sporters op de Olympische Spelen. Deze onderzoeken hebben als basis gefungeerd voor dit onderzoek. Het overgrote deel van deze studies is gedaan niet-Nederlandstalige landen. Dit onderzoek laat zien in hoeverre patronen die in andere landen aanwezig blijken te zijn, ook te herkennen zijn in de Nederlandse dagbladjournalistiek. Daarnaast heeft dit onderzoek zich alleen op de genderverschillen tussen sporters gericht. Andere soortgelijke onderzoeken in het Nederlands taalgebied keken naast gender ook naar verschillen in ethniciteit en nationaliteit. De nadruk op ÊÊn soort discourse levert meer specifieke resultaten op. Dit onderzoek richt zich op de meest recente editie van de Olympische Zomerspelen. Hierdoor is het te zien als een peiling van de huidige status quo. Door deze resultaten te koppelen aan eerdere of toekomstige onderzoeken, is er een trend te ontwaren naar een groeiend of juist afnemenend verschil in verbeelding van mannelijke en vrouwelijke sporters. Elk onderzoek gaat om keuzes maken. En door keuzes te maken, worden waardevolle onderdelen van het onderwerp uitgesloten. In dit onderzoek ligt de nadruk op de kwantitatieve analyse en de resultaten hiervan. Deze resultaten geven een goed inzicht in kwantitatieve verschillen, maar is tegelijkertijd ook niet volledig tastbaar zonder voorbeelden. Door een klein gedeelte kwalitatief onderzoek toe te voegen, is een poging gedaan om dit toch te bewerkstelligen. Echter, kwalitatief onderzoek is een andere manier van onderzoeken en verdient veel meer aandacht dan in deze scriptie uiteindelijk het geval is. Een intensief kwalitatief onderzoek naar verschillen in beeldvorming over mannelijke en vrouwelijke sporters geeft tastbare handvaten voor de manier waarop journalisten, sporters zelf en de algemene tendens in de maatschappij met elkaar samenhangen. Daarnaast is er geen keuze gemaakt tussen artikelen en fotografie. Dit geeft een compleet beeld van de kwantitatieve verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters. De valkuil hiervan is dat de aandacht verdeeld is tussen deze twee typen van verbeelding. Een uitgebreider onderzoek naar de artikelen of naar de foto’s apart levert meer resultaten op. Om het onderzoek af te bakenen zijn een aantal variabelen uiteindelijk niet in het codeboek
102
opgenomen. De variabelen die nu niet meegenomen zijn, kunnen waardevolle informatie opleveren. Ook de terugkoppeling naar de journalisten die de artikelen geschreven hebben en de fotografen en fotoredacteuren die de foto’s gemaakt en geselecteerd hebben ontbreekt. Ik verwacht dat het voorleggen van resultaten aan de makers ten eerste inzicht geeft in de manier waarop keuzes gemaakt worden en informatie bij een journalist terecht komt. Ook kan de journalisten bewust maken van het proces waar zij dagelijks mee bezig zijn en welke rol zij daar in spelen en welke factoren er nog meer invloed op hebben. Vervolgonderzoek naar dit onderwerp kan verschillende kanten op. Er blijken verschillen te zijn in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke sporters beschreven en afgebeeld worden tijdens de Olympische Spelen in 2008 in de Nederlandse dagbladen. Op deze Spelen waren juist de Nederlandse vrouwen zeer succesvol. In hoeverre heeft dit invloed gehad op de manier waarop ze verbeeld zijn? Zijn de verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke sporters hierdoor kleiner of juist groter geworden? Dit zou onderzocht kunnen worden door de Spelen van 2004 en 2012 te onderzoeken en te bekijken of er een trend zichtbaar is. Uit een zelfde soort onderzoek naar de Olympische Spelen in Londen in 2012 kan een trend ontwaard worden in een groeiend of afnemend verschil in verbeelding van mannelijke en vrouwelijke sporters. In het verlengde hiervan kan ook de historische ontwikkeling onderzocht worden aan de hand van meerdere voorgaande edities van de Olympische Spelen. Daarnaast is het interessant te onderzoeken hoe de verbeelding in Nederlandse dagbladen verschilt van omringende landen. Zijn de verschillen in Nederland groter of kleiner dan in bijvoorbeeld Duitsland, Belgie en Engeland? En hoe is dit te verklaren? Een andere vraag die na het onderzoek opkomt is of de gevonden verschillen ook voorkomen bij andere soorten media, zoals televisie of radio. Heeft elk medium zijn eigen manier om mannelijke en vrouwelijke sporters verbeelden, of zijn dezelfde patronen te herkennen? Tenslotte kan een uitsluitend kwalitatief onderzoek naar verschillen in beeldvorming over mannelijke en vrouwelijke sporters tastbare handvaten voor de manier waarop journalisten, sporters zelf en de algemene tendens in de maatschappij met elkaar samenhangen.
103
Bijlage I Introductie van vrouwensporten of disciplines in de Olympische Spelen
Jaar
Sport
1900
Tennis, Golf
1904
Boogschieten
1908
Tennis, Kunstschaatsen
1912
Zwemmen
1920
Kunstschaatsen
1924
Schermen
1928
Athletiek, Gymnastiek
1936
Skieën, Gymnastiek
1948
Kanoën
1952
Paardensport
1960
Lange baan schaatsen
1964
Volleyball, Rodelen
1972
Boogschieten
1976
Roeien, Basketbal, Handbal
1980
Hockey
1984
Schieten, Wielrennen
1988
Tennis, Tafeltennis, Zeilen
1992
Badminton, Judo, Biathlon
1996
Voetbal, Softball
1998
Curling, IJshockey
2000
Gewichtheffen, Pentathlon, Taekwondo, Triathlon
2002
Bobsleeën
2004
Worstelen
Bron: IOC Factsheet http://www.olympic.org/Documents/Reference_documents_Factsheets/Women_in_Olympic_Movem ent.pdf laatste update December 2009.
104
Bijlage II Deelname vrouwen in de Olympische Zomer Spelen
202
Percentage202
Jaar
Sporten
Evenementen
Deelnemers
1896
-
-
1900
2
3
19
1.6
1904
1
2
6
0.9
1908
2
3
36
1.8
1912
2
6
57
2.2
1920
2
6
77
2.9
1924
3
11
136
4.4
1928
4
14
290
9.6
1932
3
14
127
9
1936
4
15
328
8.1
1948
5
19
385
9.4
1952
6
25
518
10.5
1956
6
26
384
16.1
1960
6
29
610
11.4
1964
7
33
683
13.3
1968
7
39
781
14.2
1972
8
43
1058
14.8
1976
11
49
1247
20.7
1980
12
50
1125
21.5
1984
14
62
1567
23
1988
17
86
2186
25.8
1992
19
98
2708
28.8
1996
21
108
3626
34.2
2000
25
132
4063
38.2
2004
26
135
4306
40.7
2008
26
137
4746
42.0
-
Percentage van het totaal aantal deelnemers
105
-
Bijlage III Inkomens topsporters Gemiddelde inkomens van de 100 bestbetaalde Nederlandse sporters
Jaartal 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Gemiddeld inkomen 1.542.853 euro 1.463.778 euro 1.556.178 euro 1.478.150 euro 1.414.500 euro 1.558.300 euro 1.744.670 euro 1.680.850 euro 1.714.300 euro 1.828.600 euro 1.860.461 euro
Bron: NUsport http://www.nusport.nl/inkomensspecial/2435504/psv-vormt-harde-kern-top100.html Vrouwen in de top van de 100 bestbetaalde Nederlandse sporters
Jaartal 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Sporter (positie) De Bruijn (66), Timmer (84) De Bruijn (94) De Bruijn (88), Timmer (98) Van Grunsven (23), De Bruijn (92), Van Moorsel (100) Van Grunsven (24) Van Grunsven (22), Krajicek (100) Van Grunsven (12), Wust (97) Van Grunsven (31), Moreira de Melo (85) Van Grunsven (37) Wust (100) Van Grunsven (77)
Bron: NUsport, de inkomens top 100, nummer 5, 1 februari (2011), 48.
106
Bijlage IV Gendergeschiktheid Olympische sporten
203
Mannelijk: Boksen / Gewichtheffen / Handbal /Honkbal /Judo/ Schietsport / Triatlon / Taekwondo / Voetbal / Worstelen / Zeilen Vrouwelijk: Paardensport /Ritmische gymnastiek / Schoonspringen / Synchroonzwemmen / Turnen Neutraal: Baanwielrennen / Badminton /Basketbal / Beachvolleybal / BMX / Boogschieten / Hockey / Kanovaren / Marathon / Atletiek / Mountainbiken / Roeien / Schermen / Softbal / Tafeltennis / Tennis / Trampolinespringen / Waterpolo / Wegwielrennen / Zaalvolleybal / Zwemmen
203 Nathalie Koivula ‘Perceived Characteristics of Sports Categorized as Gender-Neutral, Feminine and Masculine’ in: Journal of Sport Behavior, Vol. 24, (2001) 377-393. Tabel 2. Enkele sporten waren hierin niet meegenomen. Deze heb ik in neutraal geplaatst.
107
Bijlage V Codeboek artikelen
Variabele
Aanwijzing
Codering
Identificatienummer artikel Naam krant
1,2,3
A2
Naam variabele Nummer artikel Krant
A3
Maker
Naam schrijver of herkomst bericht
A3.1
Maker (specifiek) Maker gender
Naam redacteur of persbureau Geslacht redacteur
A4
Dag
Dag van de week
A5 A6
Datum Pagina
A6.1
Katern
Datum Paginanummer in de krant Katern of rubriek in de krant
A1
A3.2
108
Toelichting
1 = De Volkskrant 2 = Algemeen Dagblad 3 = De Telegraaf 1 = redacteur(en) met naam 2 = niet genoemde redacteur 3 = niet genoemde verslaggever 4 = niet genoemde correspondent 5 = persbureau 6 = onbekend 1 2 3 4 5 6
= = = = = =
man vrouw man + man vrouw + vrouw man + vrouw niet van toepassing
Deze variabele helpt te achterhalen of er een verband bestaat tussen het geslacht van de auteur(s) en de inhoud van het artikel. Artikelen van vrouwelijke auteur(s)zijn te vergelijken met artikelen van mannelijke auteur(s).
1 = maandag 2 = dinsdag 3 = woensdag 4 = donderdag 5 = vrijdag 6 = zaterdag 7= zondag dd-mm-jjjj 1,2,3, etc 1 = voorpagina 2 = sportpagina 3 = losse olympische bijlage
Het sportkatern heeft in de drie geselecteerde kranten een andere naam en is ook niet in elke editie een los katern. De sportpagina’s van de Volkskrant en de Telegraaf zijn van dinsdag tot en met vrijdag onderdeel van het vervolgkatern en geen los katern. Deze pagina’s zijn ook gewoon doorgeteld vanaf de voorgaande pagina’s in het katern. De sportpagina van de
Volkskrant heet ‘Sport’, de Telegraaf noemt het ‘Telesport’. Alleen het Algemeen Dagblad heeft elke dag een sportkatern, ‘AD Sportwereld’. A6.2
Positie
Positie op pagina
1 = boven de vouw 2 = onder de vouw 3 = midden op de vouw
A7
Lengte
Totale aantal woorden
Aantal (nummeriek)
A8
Afbeelding
Afbeelding(en) bij het artikel
1 = nee 2 = foto(’s) 3 = andersoortige illustratie(s)
B1
Gender sporter
Geslacht van de beschreven sporter(s)
1 2 3 4 5 6 7
B2
Sport
Beschreven sportdiscipline
1 = Boksen 2 = Gewichtheffen 3 = Handbal 4 = Honkbal 5 = Judo 6 = Schietsport 7 = Triatlon 8 = Taekwondo 9 = Voetbal 10 = Worstelen 11 = Zeilen /windsurfen 12 = Paardensport 13 = Ritmische gymnastiek 14 = Schoonspringen 15 = Synchroonzwemmen 16 = Turnen
109
= = = = = = =
man vrouw man team vrouw team man en vrouw vrouw en man gemengd
1 = geheel of grootste gedeelte van het artikel boven de vouw 2 = geheel of grootste gedeelte van het artikel onder de vouw 3 = artikel gehalveerd door vouw Voor de bereking van het totaal aantal woorden neem ik de broodtekst als uitgangspunt. Dit doe ik omdat dit getal het merendeel van de kopij is. De kop, onderkop of bovenkop, chapeau of citaten zijn vaak tekstdubbeling. Onder andere illustraties vallen grafieken, tabellen en infographics Code 5 als eerste deel van artikel over man(nen) gaat en tweede deel over vrouw(en). Code 6 als eerste deel van artikel over vrouw(en) gaat en tweede deel over man(nen). Onder 26 vallen alle atletiek nummers. Dit zijn: alle hardloopnummers, hordenlopen, steeplechase, hoogspringen, verspringen, hink-stap-sprong polsstokhoogspringen, speerwerpen, kogelstoten, discuswerpen. Wegens de statusaparte van de sprint, heb ik deze los gecodeerd als 25. In de tellingen kan ik zo de verhouding berekenen tussen alle atletieknummers en de sprint.
17 = Baanwielrennen 18 = Badminton 19 = Basketbal 20 = Beachvolleybal 21 = BMX 22 = Boogschieten 23 = Hockey 24 = Kanovaren 25 = Sprint 26 = Atletiek 27 = Mountainbiken 28 = Roeien 29 = Schermen 30 = Softbal 31 = Tafeltennis 32 = Tennis 33 = Trampolinespringen 34 = Waterpolo 35 = Wegwielrennen 36 = Zaalvolleybal 37 = Zwemmen 38 = Meerdere sporten 39 = Olympische sporters algemeen 1 = mannelijk 2 = vrouwelijk 3 = neutraal
B3
Sportgender Gendergeschiktheid van de sportdiscipline
C1
Naam sporter(s) man
Naamgebruik van de beschreven sporters
1 = Eerst volledig, dan achternaam 2 = Voornaam + achternaam 3 = Alleen voornaam 4 = Alleen achternaam 5 = Niet van toepassing
C1A*
Naam sporter(s) vrouw
Naamgebruik van de beschreven sporters
C2
Benoeming sporter
Benaming voor de sporter
1 = Eerst volledig, dan achternaam 2 = Voornaam + achternaam 3 = Voornaam 4 = Achternaam 5 = Niet van toepassing 1 = mannelijke trivialisatie 2 = vrouwelijke trivialisatie 3 = zowel mannelijke als vrouwelijke trivialisatie 4 = geen trivialiserende
110
Onder 11 vallen alle watersporten waarbij gebruik gemaakt wordt van een zeil en de wind. Daarom is windsurfen in dezelfde categorie opgenomen. 38 houdt in dat het over meerdere sportdisciplines gaat binnen ĂŠĂŠn artikel. 39 houdt in dat het over de olympische sporters in het algemeen gaat.
Code 1-11 uit B2 is 1 Code 12-16 uit B2 is 2 Code 17-39 uit B2 is 3 Hierbij ga ik van een standaard uit die altijd in de journalistiek wordt gehanteerd bij het introduceren van een persoon: eerst de volledige naam met voornaam en achternaam, dan in het vervolg van het artikel alleen de achternaam (1). De andere drie coderingen zijn hier uitzonderingen op. Zie C1.
Variaties hierop mogelijk. Het gaat hier om infantilisatie of trivialisatie van sporters. Dit zijn benamingen die het onderwerp jonger of minder serieus maken dan
benamingen
C3
Markering
Aanmerken van gender van sportdiscipline
1 = ja, vrouwen- / dames2 = ja, mannen- / heren3 = nee, het is vrouwen4 = nee, het is mannen5 = ja, het is vrouwenen mannen6 = ja, het is vrouwenen niet ook mannen7= ja het is mannen- en niet ook vrouwen 8= nee, het is vrouwenen mannen-
D1
Uiterlijk (m)
Beschrijving uiterlijk van de mannelijke sporter(s)
1 = ja 2 = nee 5 = niet van toepassing
D1.1
Kleding (m)
Beschrijving kleding van de mannelijke sporter (s)
D1.2
Lichaam (m)
Beschrijving lichaam van de mannelijke sporter
1 = ja, kleding sportrelevant 2 = ja, kleding sportirrelevant 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, lichaam sportrelevant 2 = ja, lichaam sportirrelevant 4 = nee 5 = niet van toepassing
111
dat het is. Voorbeelden: meisjes, meiden, jongens jongedames, ventje, knul, mejuffrouw. Wellicht vind ik ook een seksuele connotatie zoals hockeybabes. Aangezien deze benoeming ook nietsportgerelateerd is, zet ik deze dan in deze variabele. Veel sporten hebben een mannelijke en vrouwelijke variant. Deze variabele telt of dit ook gespecificeerd wordt in een artikel. Bij 1 en 2 wordt het gespecificeerd (gemarkeerd), bij 3 en 4 niet. Codes 5 t/m 8 zijn te gebruiken als in een artikel het over zowel de mannelijke als vrouwelijke variant gaat. 5 als zowel de mannelijke als vrouwelijke variant wordt gemarkeerd, 6 als alleen de vrouwelijke variant wordt gemarkeerd, 7 als alleen de mannelijke variant wordt gemarkeerd. 8 Als het beiden niet wordt gemarkeerd. 2 betekent automatisch dat de onderliggende variabelen de codering 4 (nee) meekrijgen. Kleding is sportrelevant zijn als het de prestaties van de sporter beinvloedt. Kleding die geen invloed heeft op de prestaties is sportirrelevant. Lichaamsbouw kan in veel sporten een voordeel (basketbal, volleybal, hoogspringen) zijn en is dan relevant om te noemen. Andere lichamelijk eigenschappen zijn niet relevant voor de discipline waar een sporter aan deelneemt. Het maakt niets uit of iemand blond
D1A*
Uiterlijk (v)
Beschrijving uiterlijk van de vrouwelijke sporter (s) Beschrijving kleding van de vrouwelijke sporter (s)
D1A.1*
Kleding (v)
D1A.2*
Lichaam (v)
Beschrijving lichaam van de vrouwelijke sporter (s)
D2
Emotie (m)
D2.1
Toon emoties (m)
Beschrijving emoties of drama van de mannelijke sporter Positieve of negatieve emoties bij mannelijke sporters
1= ja 2= nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, kleding sportrelevant 2 = ja, kleding sportirrelevant 4 = nee 5 = niet van toepassing 1= ja, lichaam sportrelevant 2= ja, lichaam sportirrelevant 4 = nee 5 = niet van toepassing 1= ja 2 = nee 5 = niet van toepassing 1 = positief 2 = negatief 4 = nee 5 = niet van toepassing
D2A*
Emotie (v)
D2A.1*
Toon emoties (v)
D3
Priveleven (m)
Beschrijving emoties of drama van de vrouwelijke sporter Positieve of negatieve emoties bij mannelijke sporter(s) Beschrijving privĂŠleven bij mannelijke sporter(s)
1= ja 2 = nee 5 = niet van toepassing 1= positief 2 = negatief 4 = nee 5 = niet van toepassing 1= ja 2 = nee 5 = niet van toepassing
D3.1
Partner (m)
Benoemen partner bij mannelijke sporter(s)
D3.1.1
Partner lengte (m)
Hoeveelheid aandacht aan partner bij mannelijke sporter(s)
1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd
112
of bruin haar heeft. In deze variabele gaat het om het gehele lichaam, inclusief het gezicht. Zie D1. Zie D1.1
Zie D1.2
Bij 2 automatisch onderliggende variabelen codering 4. Positieve emotie is hier alle emotie die met succes en blijdschap te maken heeft. Voorbeelden zijn juichen, lachen, springen. Negatieve emotie is alle emotie die met falen en verdriet te maken heeft. Voorbeelden zijn teleurstelling, booszijn. Uit de context is op te maken of iemand huilt uit blijdschap of uit teleurstelling. Zie D2. Zie D2.1
Bij 2 automatisch onderliggende variabelen codering 4(nee of niet van toepassing).
D3.2
Ouder(s) (m)
Benoemen ouder(s) bij mannelijke sporter(s)
D3.2.1
Ouder(s) lengte (m)
Hoeveelheid aandacht aan ouder(s) bij mannelijke sporter(s)
D3.3
Kind(eren) (m)
Benoemen kind(eren) bij mannelijke sporter(s)
D3.3.1
Kind(eren) lengte (m)
Hoeveelheid aandacht aan kind(eren) bij mannelijke sporter(s)
D3.4
Vriend(inn) en (m)
Benoemen vriend(inn)en bij mannelijke sporter(s)
D3.4.1
Vriend(inn) en lengte (m)
Hoeveelheid aandacht aan vriend(inn)en bij mannelijke sporter(s)
D3.5
Coach (m)
Benoemen coach bij mannelijke sporter(s)
D3.5.1
Coach lengte (m)
Hoeveelheid aandacht aan coach bij mannelijke sporter(s)
D3.6
Overig (m)
Benoemen overige zaken in privĂŠleven bij mannelijke
113
3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee
sporter(s) Hoeveelheid aandacht overige zaken in privĂŠleven bij mannelijke sporter(s)
D3.6.1
Overig lengte (m)
D3A*
Priveleven van vrouwelijk e sporter(s) (v) Partner (v)
Beschrijving privĂŠleven bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.1.1*
Partner lengte (v)
Hoeveelheid aandacht aan partner bij vrouwelijke sporter(s)
D3A .2*
Ouder(s) (v)
Benoemen ouder(s) bij vrouwelijke sporter(s)
D3A .2.1*
Ouder(s) lengte (v)
Hoeveelheid aandacht aan ouder(s) bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.3*
Kind(eren) (v)
Benoemen kind(eren) bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.3.1*
Kind(eren) lengte (v)
Hoeveelheid aandacht aan kind(eren) bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.4*
Vriend(inn) en (v)
Benoemen vriend(inn)en bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.1*
Benoemen partner bij vrouwelijke sporter (s)
114
5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5= niet van toepassing 1= ja 2 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, noemen 2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing
2 betekent automatisch dat de onderliggende variabelen de codering 4 (nee of niet van toepassing) meekrijgen.
D3A.4.1*
Vriend(inn) en lengte (v)
Hoeveelheid aandacht aan vriend(inn)en bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.4.1*
Vriend(inn) en lengte Coach (v)
Hoeveelheid aandacht aan Benoemen coach vriend(inn)en bij bij vrouwelijke sporter(s)
Coach lengte Coach (v)
Hoeveelheid aandacht aan coach bij vrouwelijke Benoemen coach bij sporter(s) vrouwelijke sporter(s)
Coach lengte (v) Overig
Hoeveelheid aandacht aan coach Benoemen overige bij vrouwelijke zaken in privĂŠleven sporter(s) bij vrouwelijke sporter(s) Hoeveelheid aandacht overige zaken in privĂŠleven Benoemen overige bij vrouwelijke sporter(s)
D3A.5*
D3A.5.1* D3A.5*
D3A.5.1* D3A.6*
D3A.6.1* D3A.6*
Overig lengte Overig (v)
115
1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 1= = nee ja, meer dan de helft 5 = niet van toepassing van het artikel 1 = ja, noemen 2 meermaals 2 = ja, aan het woord genoemd 4 = ja, neeeenmalig 3 5 = niet van toepassing genoemd 1 = nee ja, meer dan de helft 4 van het artikel 5 = niet van toepassing 2 = ja, noemen meermaals 1 genoemd 2 = ja, aan het woord 3 = ja, 4 neeeenmalig genoemd 5 = niet van toepassing 4 1= = nee ja, meer dan de helft 5 = niet van toepassing van het artikel 1 = ja, noemen 2 meermaals 2 = ja, aan het woord genoemd 4 neeeenmalig 3 = ja, 5 = niet van toepassing genoemd 1 = nee ja, meer dan de helft 4 van het artikel 5 = niet van toepassing 2 = ja, noemen meermaals 1 genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing
D3A.6.1*
Overig lengte (v)
zaken in privéleven bij vrouwelijke sporter(s) Hoeveelheid aandacht overige zaken in privéleven bij vrouwelijke sporter(s)
2 = ja, aan het woord 4 = nee 5 = niet van toepassing 1 = ja, meer dan de helft van het artikel 2 = ja, meermaals genoemd 3 = ja, eenmalig genoemd 4 = nee 5 = niet van toepassing
* Bij alle Letter+cijfer+A-variabelen geldt dat ze alleen beiden worden gebruikt als er zowel
man(nen) als vrouw(en) worden beschreven. In geval dat slechts één gender besproken wordt, krijgen alle variabelen in de categorie die daardoor niet van toepassing is, autom atisch een 5.
116
Bijlage VI Codeboek foto’s
Variabele A1
Naam variabele Nummer foto
Aanwijzing Identificatienummer foto Naam krant
A2
Krant
A3
Maker
Naam maker of herkomst foto
A3.1
Maker (specifiek)
A3.2
Maker gender
Naam fotograaf of persbureau Geslacht fotograaf
Codering 1,2,3 1 2 3 1 2 3
= = = = = =
Toelichting
De Volkskrant Algemeen Dagblad De Telegraaf fotograaf met naam persbureau geen bron
1 = man 2 = vrouw 3 = niet van toepassing
Als code 2 of 3 in A3: A3.2 automatisch 3. Deze variabele helpt te achterhalen of er een verband bestaat tussen het geslacht van de fotograaf en de manier waarop de foto gemaakt is. De foto’s van een vrouwelijke fotograaf zijn te vergelijken met foto’s van een mannelijke fotograaf.
A4
Dag
Dag van de week
A5 A6
Datum Pagina
A6.1
Katern
Datum Paginanummer in de krant Katern of rubriek in de krant
117
1 = maandag 2 = dinsdag 3 = woensdag 4 = donderdag 5 = vrijdag 6 = zaterdag 7 = zondag dd-mm-jjjj 1,2,3, etc 1 = voorpagina 2 = sportpagina 3 = losse olympische sportbijlage
Het sportkatern heeft in de drie geselecteerde kranten een andere naam en is ook niet in elke editie een los katern. De sportpagina’s van de Volkskrant en de Telegraaf zijn van dinsdag tot en met vrijdag onderdeel van het vervolgkatern en geen los katern. Deze pagina’s zijn ook gewoon doorgeteld vanaf de voorgaande pagina’s in het katern. De sportpagina van de Volkskrant heet ‘Sport’, de Telegraaf noemt het
‘Telesport’. Alleen het Algemeen Dagblad heeft elke dag een sportkatern, ‘AD Sportwereld’. A6.2
Positie
Positie op pagina
1 = boven de vouw 2 = onder de vouw 3 = midden op de vouw
A7
Grootte
Grootte van de foto
1 2 3 4 5
A8
Apart
Losse foto of bij artikel
B1
Gender sporter
Geslacht van de afgebeelde sporter
B2
Sport
Afgebeelde sportdiscipline
1 = foto bij artikel 2 = losse foto met bijschrift 3 = losse foto zonder bijschrift 1 = man 2 = vrouw 3 = man team 4 = vrouw team 5 = man en vrouw 6 = meerdere mannen en vrouwen 1 = Boksen 2 = Gewichtheffen 3 = Handbal 4 = Honkbal 5 = Judo 6 = Schietsport 7 = Triatlon
118
= = = = =
zeer groot groot midden klein zeer klein
1 = geheel of grootste gedeelte van de foto boven de vouw 2 = geheel of grootste gedeelte van de foto onder de vouw 3 = als foto gehalveerd wordt door vouw. Werkt met waarden omdat de onderzochte kranten niet hetzelfde paginaformaat hebben. Een oppervlakte in van 10 cm is in een krant op tabloidformaat relatief groter en dus belangrijker dan dezelfde oppervlakte op broadsheet. 1 = zeer grote hoofdfoto van de pagina, horend bij hoofdartikel. 2 = hoofdfoto, hoort bij artikel met nog andere foto’s op een pagina 3 = middelgrote foto, geen hoofdfoto. 4 = kleine foto voor illustratie of inzet 5 = zeer kleine (pas)foto, alleen gebruikt als illustratie
Onder 26 vallen alle atletiek nummers. Dit zijn: alle hardloopnummers, hordenlopen, steeplechase, hoogspringen,
B3
Sportgender
Gendergeschiktheid van de sportdiscipline
C1
Beschrijving
Omschrijving van de foto
C2
Onderschrift
D1
Actief (m)
Volledig onderschrift van de foto Mannelijke sporter is actief bezig in de discipline
119
8 = Taekwondo 9 = Voetbal 10 = Worstelen 11 = Zeilen 12 = Paardensport 13 = Ritmische gymnastiek 14 = Schoonspringen 15 = Synchroonzwemmen 16 = Turnen 17 = Baanwielrennen 18 = Badminton 19 = Basketbal 20 = Beachvolleybal 21 = BMX 22 = Boogschieten 23 = Hockey 24 = Kanovaren 25 = Sprint 26 = Atletiek 27 = Mountainbiken 28 = Roeien 29 = Schermen 30 = Softbal 31 = Tafeltennis 32 = Tennis 33 = Trampolinespringen 34 = Waterpolo 35 = Wegwielrennen 36 = Zaalvolleybal 37 = Zwemmen 38 = Meerdere sporten 39 = Olympische sporters algemeen
verspringen, hink-stapsprong polsstokhoogspringen, speerwerpen, kogelstoten, discuswerpen. Wegens de statusaparte van de sprint, heb ik deze los gecodeerd als 25. In de tellingen kan ik zo de verhouding berekenen tussen alle atletieknummers en de sprint.
1 = mannelijk 2 = vrouwelijk 3 = neutraal
Code 1-11 uit B2 is 1 Code 12-16 uit B2 is 2 Code 17-39 uit B2 is 3 Hierbij beschrijf ik in 1 tot 2 zinnen wat er te zien is op de foto. Naam afgebeelde sporter(s), sport, actie worden hier bij elke afbeelding genoemd.
1 = ja, sportend 2 = nee, net voor start of net na finish 3 = nee, medailleuitreiking 4 = nee, anders
Onder 11 vallen alle watersporten waarbij gebruik gemaakt wordt van een zeil en de wind. Daarom is windsurfen in dezelfde categorie opgenomen. 38 houdt in dat het over meerdere sportdisciplines gaat binnen ĂŠĂŠn artikel. 39 houdt in dat het over de olympische sporters in het algemeen gaat.
D1A*
Actief (v)
Vrouwelijke sporter is actief bezig in de discipline
D2
Pose (m)
Mannelijke sporter poseert voor de fotograaf
D2A*
Pose (v)
Vrouwelijke sporter poseert voor de fotograaf
D3
Kijkobject (m)
Focus op lichaam van de mannelijke sporter
D3A*
Kijkobject (v)
D3.1
Seksueel (m)
D3.1A*
Seksueel (v)
D4
Lachen (m)
D4A*
Lachen (v)
Vrouwelijke sporter lacht
D5
Emotie (m)
Emotie zichtbaar op gezicht of lichaamshouding mannelijke sporter
1 = ja, sportend 2 = nee, net voor start of net na finish 3 = nee, medailleuitreiking 4 = nee, anders 1 = ja, kijkt in camera 2 = ja, kijkt niet in camera 3 = nee 1 = ja, kijkt in camera 2 = ja, kijkt niet in camera 3 = nee 1 = ja 2 = nee
Focus op lichaam van de vrouwelijke sporter Mannelijke sporter in seksuele connotatie
1 2 1 2
Vrouwelijke sporter in seksuele connotatie Mannelijke sporter lacht
1 = ja 2 = nee 1 = ja, duidelijk, open mond 2 = ja, glimlach 3 = nee 4 = onbekend 1 = ja, duidelijk, open mond 2 = ja, glimlach 3 = nee 4 = onbekend 1 = blijdschap 2 = verdriet / teleurstelling 3 = agressie 4 = spanning
120
= = = =
ja nee ja nee
Het beeld nodigt uit het lichaam van de sporter te bekijken. De sporter is zo gefotografeerd dat de nadruk op het uiterlijk of lichaam ligt. Het kan ook zijn dat de sporter hier zelf een rol in speelt door op een bepaalde manier te poseren. Als 2, dan D3.1 automatisch ook 2. Zie D3. Als de sporter kijkobject is, kan dit een seksuele connotatie hebben. Nadruk op billen, borsten of mannelijk torso valt hierin. Het kan ook zijn dat de sporter hier zelf een rol in speelt door uitdagend te poseren. Zie D3.1. 2 als de tanden op elkaar zitten.
Zie D4.
D5A*
Emotie (v)
Emotie zichtbaar op gezicht of lichaamshouding vrouwelijke sporter
D6
Camera (m)
Camerastandpunt vanuit fotograaf naar mannelijke sporter
D6A*
Camera (v)
Camerastandpunt vanuit fotograaf naar vrouwelijke sporter
D7
Kleding (m)
Kleding van de Mannelijke sporter
D7A*
Kleding (v)
Kleding van de vrouwelijke sporter
D8
Alleen
D8.1
Teamgeno(o)t(en)
D8.2
Tegenstander(s)
D8.3
Publiek
Mannelijke sporter alleen of samen afgebeeld Mannelijke sporter met teamgenoten Mannelijke sporter met tegenstander(s) Mannelijke sporter met publiek
D8.4
Familie
D8.5
Coach
D8.6
Overige mensen
D8A*
Alleen (v)
D8A.1*
Teamgeno(o)t(en)
Mannelijke sporter met familie Mannelijke sporter met coach Mannelijke sporter met overige mensen Vrouwelijke sporter alleen afgebeeld of samen Vrouwelijke sporter met teamgenoten
121
5 = niet van toepassing 6 = nee, neutraal 1 = blijdschap 2 = verdriet / teleurstelling 3 = agressie 4 = spanning 5 = niet van toepassing 6 = nee, neutraal 1 = foto van bovenaf 2 = foto van onderaf 3 = foto van zelfde hoogte 1 = foto van bovenaf 2 = foto van onderaf 3 = foto van zelfde hoogte 1 = sportkleding actie 2 = sportkleding passief 3 = vrijetijdskleding 4 = onbekend
1 2 3 4 1 2
= = = = = =
sportkleding actie sportkleding passief vrijetijdskleding onbekend alleen met anderen
1 2 1 2 1 2
= = = = = =
ja nee ja nee ja nee
1 2 1 2 1 2 1 2
= = = = = = = =
ja nee ja nee ja nee alleen met anderen
1 = ja 2 = nee
Het Nederlands Olympisch Team heeft een set sporten trainingskleding vanuit het NOC*NSF voor alle sporters. Hierin sporten ze niet, maar zijn ze wel gekenmerkt als sporter. 1 = in wedstrijd of sporttenue 2 = in (deel van) kleding van het Nederlands Olympisch team Zie D7.
Bij 2, alle onderliggende variabelen automatisch 2.
Als publiek zichtbaar maar geen onderwerp van de foto is heeft, hier 2.
D8A.2*
Tegenstander(s)
D8A.3*
Publiek
D8A.4*
Familie
D8A.5* D8A.6*
Vrouwelijke sporter met tegenstander(s) Vrouwelijke sporter met publiek
1 2 1 2
= = = =
ja nee ja nee
Als publiek zichtbaar maar geen onderwerp van de foto is heeft, hier 2.
Vrouwelijke sporter met 1 = ja familie 2 = nee Coach Vrouwelijke sporter met 1 = ja coach 2 = nee Overige mensen Vrouwelijke sporter 1 = ja met overige mensen 2 = nee * Bij alle Letter+cijfer+A-variabelen geldt dat ze alleen beiden worden gebruikt als er zowel man(nen) als vrouw(en) worden beschreven. In geval dat slechts ĂŠĂŠn gender besproken wordt, krijgen alle variabelen in de categorie die daardoor niet van toepassing is, automatisch een 5.
122
Literatuurlijst Literatuur Acker, Joan, ‘Hierarchies, jobs, bodies. A theory of gendered organizations’ in: R.J. Ely, E.G. Foldy and M.A. Scully ed., Reader in Gender, Work, and Organization (Oxford 2003) 49-74. Auteur onbekend, ‘Beijing Olympics attracts record 4.7 billion TV viewers’ China Daily http://www.chinadaily.com.cn/olympics/2008-09/06/content_7005208.htm (laatst bekeken op 30 juli 2011) Auteur onbekend, ‘Beijing scores record women's participation’ Olympic.org (18 Augustus 2008). Auteur onbekend, ‘Je hebt in Amerika drie seconden geluk nodig’ NRC Handelsblad 13 juni 1994, 16. Bakker, Piet en Otto Scholten, Communicatiekaart van Nederland. Overzicht van media en communicatie (Amsterdam 2007). Bardoel, Jo, Chris Vos, Frank van Vree, Huub Wijfjes ed., Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2005). Berelson, Bernard, Content analysis in communication research (1952 New York). Bernstein, Alina en Neil Blain ed., Sport, Media, Culture (Londen 2002) Bernstein, Alina, ‘Is it time for a victory lap?’ International Review of Sport Sociology 3-4 (2002) 415-428. Boyle, Raymond en Richard Haynes, Power play. Sport, the media and popular culture (Essex 2000). Breed, Warren, ‘Social control in the newsroom’ Social Forces (1955), 326-335. Chambers, Deborah, Linda Steiner en Carole Fleming, Women and Journalism (Londen 2004). Coakley, J., Sport in society. Issues and controversies (Boston 1998). Craig, Steve, ed., Men, masculinity and the media (Londen 1993). Creedon, Pamela J. en Judith Cramer, Women in mass communication (Londen 2007). Crolley, Liz, en Elena Teso, ‘Gendered narratives in Spain. The tepresentation of female athletes in Marca and El País’ International Review for the Sociology of Sport 42 (2007) 149162. Crossman, Jane, John Vincent en Harriet Speed, ‘The times they are a-changin’. Gender comparisons in three national newspapers of the 2004 Wimbledon championships’ International review for the sociology of sport 42/1 (2007) 27-41. Deuze, M.P.J. Journalists in the Netherlands. An analysis of the people, the issues and the (inter)national environment (proefschrift) (Amsterdam 2002). Foucault, Michel, The archaeology of knowledge (Londen 1972).
123
Gitlin, Todd, Whole world is watching (Berkeley 1980). Goffmann, E., Gender advertisements (New York 1979). Graaf, Susanne de, Vrouwen in de journalistiek (scriptie) (Nijmegen 2004). Hall, J.A. en J.D. Carter, ‘Gender-stereotype accuracy as an individual difference’ Journal of Personality and Social Psychology 77(1999) 350-359. Hardin, Marie en Erin Whiteside, ‘Token responses to gendered newsrooms. Factors in the career-related decisions of female newspaper sportsjournalists’ Journalism 10 (2009) 627–646. Hargreaves, Jennifer, Heroines of sport.The politics of difference and identity (Londen 2000). Hargreaves, Jennifer en Patricia Vertinsky ed., Physical culture, power, and the body (Londen 2007). Hargreaves Jennifer ed., Sport, culture and ideology (Londen 1982). Heuvel, Mark van den, ‘Sport op televisie in Nederland. Trendrapportage 1990-2002’, in opdracht van het NOC*NSF (Den Bosch, 2003). Jones, R., J.A. Murrell en J. Jackson, ‘Pretty Versus Powerful in the Sports Pages. Print Media Coverage of U.S. Women’s Olympic Gold Medal Winning Teams’, Journal of Sport and Social Issues 23 (1999) 183–192. King, Christopher, ‘Media portrayals of male and female athletes. A text and picture analysis of British national newspaper coverage of the Olympic Games since 1948’ International review of the sociology of sport 42 (2007) 187-202. Knoppers, Annelies en Agnes Elling, ‘We do not engage in promotional journalism’ International review for the sociology of sport 39/1 (2004) 57-73. Knoppers, Annelies en Agnes Elling, Gender, etniciteit en de sportmedia. Een inventarisatie van ‘reguliere’ en Olympische berichtgeving (Utrecht 1999). Koivula, Nathalie, ‘Perceived characteristics of sports categorized as gender-neutral, feminine and masculine’ Journal of Sport Behavior 24 (2001) 377-393. Krippendorff, Klaus, Content analysis. An introduction to its methodology (tweede druk; Thousand Oaks 2004). Lee, J., ‘Media portrayals of male and female Olympic athletes. An analysis of newpaper accounts of the 1984 and the 1988 summer games’ International Review for Sociology of Sport 27(1992) 197-222. Lippe, G. von der, ‘Media Image. Sport, gender and national identities in five European countries’ International Review for the Sociology of Sport, 37 /3-4 (2002) 351-370. Lombard, Matthew e.a., ‘Content analysis in mass communication. Assement and reporting of intercoder reliability’ Human Communication Association 28 (2002) 587-604. Luijt, Roelien, Worstelen met het stereotype (doctoraalscriptie) (Utrecht 2005).
124
Macnamara, Jim, ‘Media content analysis. Its uses, benefits and best practice methodology. Whitepaper’ Carma International (2003) 1-24. Messner, M.A., M.C. Duncan en K. Jensen ‘Separating the men from the girls.The gendering of televised sports’ (rapport) (Denver 1990). Meyers, Marian ed., Mediated women. Representations in popular culture (New Jersey 1999). Mills, Sarah, Discourse (London 2004). Moss Kanter, Rosabeth, ‘Men and Women of the Corporation’ in: R.J. Ely, E.G. Foldy and M.A. Scully ed., Reader in Gender, Work, and Organization (Oxford 2003) 34-48. Neuendorf, Kimberly A., The content analysis guidebook (Thousand Oaks 2002). Peterson, M., ‘Getting to the story. Unwritable discourse and interpretive practice in American Journalism’, Antropological Quarterly 74 (2001) 201-211. Pleijter, A., Typen en logica van kwalitatieve inhoudsanalyse (proefschrift) (2006 Nijmegen). Punch, Keith F., Introduction to social research. Quantitative and qualitative approaches (herziene versie; Londen 2005). Raney, Arthur A. en Jennings Bryant ed., Handbook of sports and media (Londen 2006) Lawrence Erlbaum Associates. Reese, Stephen D., ‘Understanding the global journalist. A hierarchy of influences approach’ Journalism Studies, 2 (2001) 173-187. Regterschot, Remco en Bart Vlietstra, ‘Koning voetbal terug op de troon. De XIde Inkomens top 100’ Nusport 5 (1 februari 2010) 38-50. Rowe, David ed., Sport,culture and the media (Londen 2004). Rowe, David, ‘Sports journalism. Still the ‘toy department’ of the news media?’ Journalism 8 (2007) 385-412. Shapiro, Gilbert en John Markoff, ‘A matter of definition’ in: Carl W. Roberts ed., Text analysis for the soial sciences. Methods for drawing statistical interferences from texts and transcripts (Londen 1997) 9-31. Shoemaker, Pamela J., Gatekeeping (Londen 1991). Shoemaker, Pamela J. en Jonathan D. Reese, Mediating the message. Theories of influence on mass media content (New York 1995) Sterkenburg, Jacco van, en Annelies Knoppers, ‘Dominant discourses about race/ethnicity and gender in sport practice and performance’ International Review of the Sociology of Sport 39/3 (2004) 301-321. Stokvis, R., Sport, publiek en de media (Apeldoorn 2007). Swaab, Dick, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzeimer (Amsterdam 2010).
125
Vincent, J. e.a., ‘A comparison of selected ‘serious and ‘popular’ British, Canadian and United States newspaper coverage of female and male athletes competing in the centennial Olympic Games’ International Review of Sport Sociology 37 (2002) 319-335. Vissers, Willem, ‘Langzaam groeit de erkenning’ Volkskrant 22 augustus 2009, 23. Wensing, Emma H. en Toni Bruce, ‘Bending the rules’, International Review for Sociology of Sport 38/4 (2003) 387-396. Whannel, Garry, Media sport stars. Masculinities and moralities (Londen 2002). Woolum, Janet, Outstanding woman athlete. Who they are and how they influenced sports in America (Phoenix 1998). Zoonen, Liesbeth van, Feminist media studies (Londen 1994). Overig HOI oplagecijfers zijn te vinden met de opvraagmodule op www.hoi-online.nl. http://www.hoi-online.nl/798/Opvraagmodule.html IOC, Olympisch Handvest, geldig vanaf 2007 http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_122.pdf (laatst bekeken op 9 augustus 2011). IOC, Marketingrapport van de Olympische Spelen in Peking 2008 http://www.olympic.org/Documents/Reports/EN/en_report_1428.pdf (laatst bekeken op 9 augustus 2011) IOC, Overzicht mediabereik Olympische Spelen in Peking 2008 http://www.olympic.org/Documents/IOC_Marketing/Broadcasting/Beijing_2008_Global_Broadc ast_Overview.pdf (laatst bekeken op 8 augustus 2011) IOC, Overzicht van het mediabereik van de Olympische Winterspelen in Vancouver 2010 http://www.olympic.org/Documents/IOC_Marketing/Broadcasting/Vancouver2010OlympicWint erGames-BroadcastCoverageAudienceOverview.pdf (laatst bekeken op 30 juli 2011) NOM Print Monitor 2009 http://www.nommedia.nl/docs/Bereikscijfers%20NPM%202009-I%202009-II.pdf (laatst bekeken op 8 augustus 2011) NOM Print Monitor 2010 http://www.nommedia.nl/docs/NOM-website%20gemiddeld%20bereik%20NPM%202010I%202010-II.pdf (laatst bekeken op 30 juli 2011) De missie van de publieke omroep http://www.publiekeomroep.nl/cbp/program.html (laatst bekeken op 30 juli 2011) Sociaal en Cultureel Planbureau en het W.J.H. Mulier Instituut Factsheet rapportage sport 2008 (Den Haag 2009). Sociaal en Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek (Ans Merens e.a.), CBS Emancipatiemonitor 2010 (Den Haag 2011). Sociaal en Cultureel Planbureau (Ans Merens), Midden in de media. Werkdocument (Den Haag 2003).
126
Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek (Ingrid Beckers, Brigitte Hermans en Wil Portegijs), Emancipatiemonitor 2008 (Den Haag 2009). Stichting Kijkonderzoek, Jaarrapport 2010 (Amstelveen 2011). W.J.H. Mulier Instituut (Mark van den Heuvel), Sport op televisie in Nederland. Trendrapportage 1990-2002, (s-Hertogenbosch 2003).
127