Bron:www.uefa-euro-history.skyrock.co
Bron: www.deondernemer.nl
Bron: www.vorige.nrc.nl
Masterscriptie Geschiedenis/Duitslandstudies Student: Kim Molendijk St.nr.: 10220593 Voltijd Geschiedenis Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: Dhr. Dr. M.J. Fรถllmer Inleverdatum: 28 juni 2012 Kimmolendijk88@gmail.com
Inhoudsopgave
Inleiding
4
Hoofdstuk 1. Anti-Duits na de oorlog, een must?
10
o De jaren ‘50: gedomineerd door een oorlogstrauma
10
o Nuancering van het negatieve beeld
12
o Weinig vertrouwen
13
o De jaren ‘60: revival van de bezettingstijd
15
o Een Duitse Prins der Nederlanden
18
o Nederlands-Duitse relatie nog steeds moeizaam
20
Hoofdstuk 2. Nederland gaat houden van Oranje
22
o Op weg naar de finale
22
o Het Oranjelegioen krijgt vorm
25
o Benaderbaar en nonchalant
26
o Een zwembad, mooie meisjes en een verloren finale
29
o Voetbal is oorlog
30
Hoofdstuk 3. Nederlandse sportkaterns en anti-Duitse berichtgeving
34
o Wielenga’s golfbewegingen
34
o Veiligheid voor alles
35
o Altijd weer die Duitsers
37
o Wraak en vergelding
41
o Anti-Duits?
44
Hoofdstuk 4. De ontknoping waar Nederland op had gewacht
46
o De mythe van ’74
46
o Een nationale hobby
48 2
o Een elftal heerlijk om te haten
49
o Koude Oorlog
51
o Een tweede Bevrijdingsdag
54
o Nationalistische golf
57

Conclusie
59

Bibliografie en bronnenlijst
64
o Primaire bronnen
64
o Videofragmenten
66
o Websites
67
o Secundaire literatuur
67
3
Inleiding Over het ontstaan van collectieve beelden van andere sociale groepen, volken of staten dan waartoe men zelf behoort is nog niet veel bekend. Wanneer men zich de vraag stelt hoe in het ene land een beeld over een ander land ontstaat, kan naast persoonlijke en gemeenschappelijke ervaringen uit het verleden vooral worden gewezen op het belang van de media in dit proces van sociale beeldvorming. Via radio, televisie, de pers en tegenwoordig ook internet vindt een voortdurende informatiestroom plaats, die op bestaande beelden in de publieke opinie inspeelt en deze bevestigt of eventueel licht verandert. Zo kunnen de media worden beschouwd als de centrale factor in het beeldvormingsproces. Inherent aan berichtgeving over het buitenland is dat deze altijd beperkter is dan de berichtgeving over het eigen land. Door gebrek aan ruimte, in bijvoorbeeld een krant of nieuwsbulletin, vindt er een noodzakelijke selectie plaats van ontwikkelingen en gebeurtenissen waarover kan worden bericht. Hierdoor kan er nooit een volledig beeld van het buitenland ontstaan. Hoe onvolledig zo’n beeld daadwerkelijk is hangt af van de ruimte die een bepaald medium aan buitenlands nieuws ter beschikking wil stellen, maar zelfs in een krant waarin het buitenlandse nieuws centraal staat zullen de landsgrenzen als informatiezeef dienen. Hoewel in het laatste geval de grote lijnen wel zichtbaar worden, zal het beeld toch steeds gefragmenteerder worden naarmate het om details gaat. Ook regionale ontwikkelingen in het buitenland ontsnappen vaak aan de aandacht.1 Daarnaast is ook de politieke kleur van een medium in het selectieproces van grote betekenis, omdat de selectie en beoordeling nauw samenhangen met politieke sympathieën. Hieruit kun je vaststellen dat in elk land meerdere beelden over een ander land bestaan die, hoewel variërend van onbezorgd tot kritisch, allen noodgedwongen incompleet zijn. Tevens is van belang op te merken dat deze beelden samenhangen met maatschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen in beide onderzochte landen. Hierdoor kunnen deze beelden beschouwd worden als veranderlijk. Op de vraag of in korte tijd nieuwe beelden kunnen ontstaan moet echter een ontkennend antwoord worden gegeven. In zijn studie over het Franse Duitslandbeeld in de jaren zeventig en tachtig wijst de Franse politicoloog Henri Ménudier op het feit dat zo’n eenmaal in het bewustzijn vastgelegd beeld slechts langzaam verandert en dan alleen maar onder bepaalde omstandigheden.
1
Jürgen C. Hess en Friso Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers – altijd een probleem? Drie dagbladen over de Bondsrepubliek 1969-1980, (’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1982) 7.
4
“Wir reagieren nur in Funktion dessen, was wir schon in uns tragen. Veränderung tritt nur dann ein, wenn ein auffälliger Widerspruch sichtbar wird zwischen unseren Bildern und der Wirklichkeit, oder auch wenn sich ein spektakuläres Phänomen zeigt. Viele Fachleute meinen, dass sich die Hälfte unserer Bilder nicht mehr ändert und die andere Hälfte (…) nur sehr langsam (…).”2 Toegespitst op de Nederlandse kijk op de Bondsrepubliek Duitsland, de BRD (hierna ook wel gewoon Duitsland genoemd, waarmee dus niet de DDR bedoeld wordt), betekent dit dat de aanwezige Duitslandbeelden worden gekarakteriseerd door een stabiele basis. Dit wil echter niet zeggen dat er binnen korte tijd geen nuanceringen en wijzigingen kunnen optreden. Als gekeken wordt naar de ophef binnen Nederland over de intern-politieke ontwikkelingen in de Bondsrepubliek tijdens de periode van 1974 tot 1978 (met betrekking tot maatregelen tegen de Rote Armee Fraktion, de RAF) en het ontbreken van zo’n kritische houding vanuit Nederland in de vroege en late jaren zeventig, dan kan worden geconstateerd dat veranderingen op korte termijn wel degelijk een rol spelen bij de beeldvorming over een land. In het midden van de jaren zeventig bevond Nederland zich bijvoorbeeld in één van haar meest linkse periodes. Politiek links staat voor weinig overheidsbemoeienis en dit kan van invloed zijn geweest op de kritische houding ten opzichte van het Duitse beleid van midden jaren zeventig.3 Deze veranderingen op korte termijn, alsmede de uiteindelijke verandering van het Nederlandse Duitslandbeeld op langere termijn, staan in dit onderzoek centraal. Daarbij zal, gezien het belang dat hiervoor werd toegekend aan de meningvormende functie van de media in het beeldvormingsproces, vrijwel uitsluitend worden ingegaan op de stellingname van verschillende Nederlandse dag- en weekbladen. Hoe verleidelijk het ook is om generaliserend over het Nederlandse Duitslandbeeld te spreken, men zal zich er toch van bewust van moeten zijn dat dit een versimpeling is en dat er vele verschillende beelden en meningen naast elkaar bestaan. Deze zijn afhankelijk van persoonlijke ervaringen, maar ook van iemands achtergrond. Toch zal ik, wegens gebrek aan betere begrippen, het begrip Nederlands Duitslandbeeld in het vervolg blijven gebruiken.
2
H. Ménudier, ‘Das Deutschlandbild der Franzosen in der 70er Jahren’, in Onze buren rechts, nr. 1 (Amsterdam, 1977) 21. 3 Jacco Pekelder, Sympathie voor de RAF. De Rote Armee Fraktion in Nederland, 1970-1980, (Amsterdam: Mets & Schilt, 2007) 92-101.
5
Opvallend is dat onderzoek naar de wijze waarop buiten Duitsland over Duitsland wordt gedacht meer in Duitsland zelf wordt verricht dan in de landen waar de beeldvorming daadwerkelijk plaatsvindt. Ménudier constateert een grote gevoeligheid in de BRD waar het de Duitslandbeelden van de buren betreft. “Kein Land ist so um die Fortentwicklung des eigenen Bildes zum Ausland bemüht wie gerade die Bundesrepublik Deutschland. So, als ob sie sich – nach den Verbrechen der Hitlerzeit – vergewissern wolle, dass die eigene Politik richtig verstanden wird, dass zwischen Selbstdarstellung und Erscheinungsbild ausserhalb der eigenen Grenzen keine allzu grosse Kluft besteht.”4 Historicus en journalist Peter Bender wijst in zijn artikel in het Deutschland Archiv op het “ungeheure Kompensationsbedürfnis”, dat niet alleen de DDR, maar ook de BRD kenmerkte. Eveneens concludeert hij dat de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) communistischer, en de West-Duitse partijen democratischer, liet optreden dan ergens anders.5 Dit streven van de West-Duitsers om zich als democratische Musterknaben te gedragen maakte hen bijzonder gevoelig voor reacties van buitenaf op hun politieke handelen. In het kader van de Nederlands-Duitse betrekkingen is ook het geestelijk klimaat in Nederland ten opzichte van haar oosterburen van belang. Vooral gezien de indruk van een bijzondere gevoeligheid van de betrekkingen tussen Nederland en Duitsland (bijvoorbeeld op 4 mei, wanneer in Nederland de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden herdacht) lijkt beeldvorming een belangrijk aspect om op de voorgrond te plaatsen. Met dit onderzoek wordt dan ook een aanzet gedaan een deel daarvan te onderzoeken. Tot nu toe is alleen gesproken over het belang van de media in het algemeen met betrekking tot de beeldvorming over Duitsland. Dit onderzoek beperkt zich echter tot het Duitslandbeeld dat zich in de periode 1974 tot 1988 liet afleiden uit drie Nederlandse dagbladen en enkele weekbladen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de sportverslaggeving van deze bladen rondom de wedstrijden waarin het Nederlandse ‘Oranje’ voetbalt tegen de Duitse Mannschaft. Voor deze periode is gekozen, omdat de nationale voetbalploegen van zowel Nederland als Duitsland in deze veertien jaar een belangrijke rol speelden op de grote voetbaltoernooien. Duitsland was zo goed als altijd al een goede 4
Ménudier, ‘Das Deutschlandbild der Franzosen’, 7. P. Bender, ‘Europa und die Deutschen. Die Entschärfung einen Problems’, Deutschland Archiv, Vol. 6 (juni 1981) 251-264. 5
6
toernooiploeg, maar voor Nederland was het wereldkampioenschap van 1974 het eerste grote toernooi sinds lange tijd. Het Nederlands elftal speelde mooi voetbal, haalde de finale en verloor deze van Duitsland. In 1988 won Nederland op het Europees Kampioenschap in de halve finale van Duitsland en zegevierde uiteindelijk ook op het toernooi. De drie onderzochte dagbladen zijn het NRC Handelsblad, de Telegraaf en de Volkskrant. De keuze voor deze drie kranten komt voort uit het belang om een zo representatief mogelijk onderzoek op te zetten, in zowel kwantitatief als kwalitatief opzicht. Met het oog op het kwantitatieve aspect blijkt dat de Telegraaf en de Volkskrant respectievelijk de eerste en derde plaats innemen op de lijst van landelijke dagbladen, terwijl het NRC Handelsblad het met een wat lagere oplage moet doen.6 Wat het kwalitatieve aspect betreft is bewust gekozen voor bladen die verschillende groepen in de Nederlandse maatschappij aanspreken. Het NRC Handelsblad is een liberaal Nederlands dagblad dat ook wel de ‘kwaliteitskrant’ van Nederland wordt genoemd. De krant is nooit het grootste dagblad van Nederland geweest, maar geldt als de invloedrijkste krant voor hoogopgeleiden, met name in de sectoren economie, politiek en cultuur.7 De Volkskrant is een dagblad met een van oorsprong rooms-katholiek stempel. Vanaf de jaren zestig is de krant zich meer gaan richten op de hoogopgeleide lezer links van het midden van het politieke spectrum, maar tegenwoordig is die positie minder uitgesproken. De krant is al sinds lange tijd de derde betaalde krant van Nederland, maar beklede in de jaren negentig ook even de tweede plek boven het Algemeen Dagblad.8 De Telegraaf is het grootste Nederlandse dagblad en wordt ook wel getypeerd als een ‘populaire krant’ vanwege het relatief grote gehalte amusement, bestaande uit veel ‘sensatieberichten’ uit het roddelblad Privé en een groot sportkatern. De krant kan echter niet worden gezien als een Boulevardblad zoals het Duitse Bild of het Engelse The Sun. De toon van de Telegraaf is gematigder en er wordt minder gebruik
6
Deze plaatsing op de lijst van landelijke dagbladen geldt voor zowel 1975 als 2011. De oplagecijfers van 1975 waren, zoals genoemd in Jürgen C.Hess en Friso Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers – altijd een probleem? Drie dagbladen over de Bondsrepubliek 1969-1980, (’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1982) 9: de Telegraaf 652.141, de Volkskrant 244.900 en NRC Handelsblad 105.830. De oplagecijfers van 2011 komen van Cebuco, ‘Oplage- en bereikcijfers’, http://oplagen-dagbladen.nl/: de Telegraaf 626.943, de Volkskrant 263.747 en NRC Handelsblad 200.381. 7 Wikipedia, ‘NRC Handelsblad’, http://nl.wikipedia.org/wiki/NRC_Handelsblad, laatst bewerkt 4 april 2012, bekeken 10 juni 2012. 8 Wikipedia, ‘De Volkskrant’, http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Volkskrant, laatst bewerkt 28 april 2012, bekeken 10 juni 2012.
7
gemaakt van afbeeldingen. Het blad richt zich op een breed publiek, met name door het gebruik van een populistische stijl. Politiek gezien heeft deze krant een tendens naar rechts. 9 De onderzochte weekbladen zijn onder andere de Haagse Post (HP) en de Voetbal International. Aan eerstgenoemde wordt niet extreem veel aandacht besteed, maar het was een opinieblad dat in de jaren zeventig goed liep. De Haagse Post werd opgericht als een weekblad met een liberale signatuur en verzette zich in de Tweede Wereldoorlog tegen het nationaalsocialisme. In de jaren zeventig ontwikkelde het blad steeds meer een linksintellectuele en kritische signatuur en afficheerde met ‘links en toch leesbaar’.10 Voor het in 1965 opgerichte weekblad Voetbal International is gekozen, omdat het blad zich puur op voetbal richt. Het is het langstlopende voetbaltijdschrift van Nederland. Het blad heeft niet echt een politieke kleur, maar staat wel vol met meningen. In de vele columns spreken journalisten recht uit het hart en verwoorden daarmee vaak wat in de Nederlandse samenleving speelt.11 Vanzelfsprekend is hier slechts sprake van een zeer vluchtige schets van de onderzochte kranten en tijdschriften. Het is ook niet de bedoeling om nu uitgebreider in te gaan op hun ontwikkeling en stellingname. Belangrijk is te constateren dat met deze bladen een keuze is gemaakt voor een kwantitatief en kwalitatief zo representatief mogelijke vertegenwoordiging van de Nederlandse schrijvende media uit de periode 1974 tot 1990. Het onderzoek naar de achtergronden van het Nederlandse Duitslandbeeld en de invloed die de voetbalverslaggeving daar op had op wordt opgedeeld in vier verschillende subthema’s. Het eerste hoofdstuk behandelt het Nederlandse Duitslandbeeld voor de rivaliteit van het voetbal haar intrede maakte in Nederland. Hoe waren de betrekkingen tussen Nederland en Duitsland in de jaren vijftig en zestig en speelde het oorlogsverleden hierin nog een belangrijke rol? In het tweede deel wordt ingegaan op de revival van ‘Oranje’. Nederland plaatste zich voor het eerst in lange tijd weer voor een groot toernooi, maar zag in Duitsland, dat ook gastland was, meteen al de grootste uitdaging. Dit hoofdstuk gaat dan ook dieper in op de achtergrond van het Nederlandse voetbalelftal. Hoe deed het land het op het toernooi? Wat voor instelling overheerste bij de spelers? Was er iets te merken van een negatief of positief Duitslandbeeld? Veel achtergrondinformatie dus, maar wel essentieel om eventuele spanningen tussen Nederland en Duitsland op voetbalgebied te begrijpen. Bij het schrijven 9
Wikipedia, ‘De Telegraaf’, http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Telegraaf, laatst bewerkt 1 juni 2012, bekeken 10 juni 2012. 10 Wikipedia, ‘Haagse Post’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Haagse_Post, laatst bewerkt 29 mei 2012, bekeken 11 juni 2012. 11 Wikipedia, ‘Voetbal International’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Voetbal_International, laatst bewerkt 6 juni 2012, bekeken 11 juni 2012.
8
van dit hoofdstuk wordt teruggegrepen op het werk van historicus en journalist Auke Kok die boeken heeft geschreven over 1974 en over 1988. Beide jaren zijn zeer belangrijk voor de Nederlandse voetbalgeschiedenis. In zijn boeken gaat Kok diep in op de gebeurtenissen in en om het Nederlands elftal en interviewt hij iedereen die ook maar enigszins betrokken was bij ‘Oranje’, van de spelers tot de buschauffeur. Hiermee geeft hij een zeer goed beeld van wat er in het Nederlandse kamp speelde en hoe het was om erbij te zijn. Kok gaat ook in op het verschil in voorbereiding tussen het Nederlandse en Duitse voetbalelftal en concludeert dat er van Duitse kant toch wel sprake is van enige jaloezie ten opzichte van de vrijheid die de Nederlandse spelers kregen in de voorbereiding.12 Vervolgens komt het krantenonderzoek meer aan bod. Historicus Friso Wielenga constateert in zijn boek Duitsland in de Nederlandse Pers dat er in de jaren zeventig een golfbeweging kan worden waargenomen in het Nederlandse Duitslandbeeld.13 Hoewel Wielenga zich vooral richt op economische, politieke en maatschappelijke kwesties om de verandering in ons beeld van Duitsland te verklaren, wil ik zijn boek als leidraad gebruiken voor mijn derde hoofdstuk. Wielenga maakt in zijn onderzoek gebruik van dezelfde dagbladen als ik, dus ik hoop in dit hoofdstuk aan te tonen dat de door hem geconstateerde golfbeweging ook te constateren is in de voetbalverslaggeving van de onderzochte kranten. In het laatste hoofdstuk wordt voornamelijk ingegaan op het Europees Kampioenschap van 1988. In de halve finale van dit toernooi trof Nederland de Duitsers, en won. De nadruk in dit hoofdstuk zal liggen op de mythevorming rond het verlies van ‘74. Waardoor nam de verloren WK-finale van 1974 mythische vormen aan en hadden de onderzochte kranten en weekbladen invloed op de mythevorming? Tot slot sluit ik af te met het antwoord op de vraag wat de achtergronden van het, negatieve, Nederlandse Duitslandbeeld zijn en of de Nederlandse voetbalmedia überhaupt invloed op dit beeld heeft gehad? Was de verslaggeving rond de wedstrijden NederlandDuitsland van essentieel belang in de vorming van ons Duitslandbeeld of waren er andere redenen voor veranderingen in dit beeld en eventueel blijvende vooroordelen over de Duitsland?
12
Auke Kok, 1974: Wij waren de besten, (Amsterdam: Thomas Rap, 2004); Auke Kok, 1988: Wij hielden van Oranje, (Amsterdam: Thomas Rap, 2008). 13 Hess en Wielenga, Duitsland in de Nederlandse, 13.
9
Hoofdstuk 1 Anti-Duits na de oorlog, een must? Tot op de dag van vandaag verlopen de Nederlands-Duitse betrekkingen op emotioneel gebied moeizaam. Het kost dan ook weinig moeite om een lijst met incidenten op te stellen die duiden op een belaste relatie. Om er een paar te noemen: de verloving en het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg, hoogoplopende gemoederen over de in Duitsland ingevoerde Berufsverbote en het anti-terreurbeleid, maar ook de nog steeds actuele discussie over de aanwezigheid van Duitsers bij de Dodenherdenking op 4 mei. Bij het Europese Kampioenschap voetbal in 1988 (EK 1988) leek het winnen van Duitsland in de halve finale belangrijker te zijn dan de gewonnen finale tegen de Sovjet-Unie. In het begin van de jaren negentig publiceerde het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’ de resultaten van een enquête onder Nederlandse jongeren, waaruit bleek dat zij nog steeds negatief over Duitsland en Duitsers dachten.14 Negatieve gevoelens ten aanzien van Duitsers lijken dus niet te verminderen, maar om de rol van de media, en met name die van de voetbalverslaggeving, op de beeldvorming van Duitsland te onderzoeken wordt in dit hoofdstuk eerst in gegaan op de jaren vijftig en zestig. Voetbal speelde, zoals in het tweede hoofdstuk te lezen valt, toen nog geen rol vanwege het geringe succes van het Nederlands elftal. Waar uitte het negatieve Duitslandbeeld zich dan echter wel in? De jaren ‘50: gedomineerd door een oorlogstrauma De Duitse Bezettingstijd heeft een zware stempel gedrukt op het Nederlandse Duitslandbeeld. Dit lag niet alleen aan de periode zelf, maar ook aan de Nederlandse frustratie over het geringe Duitse schuldbesef na 1945. Het uitblijven van een serieuze Duitse schuldbekentenis hield de rancune over het veroorzaakte leed in stand en bemoeilijkte de toenadering tot de voormalige bezetter. In de jaren vijftig was de atmosfeer in Nederland doordrongen van ontgoocheling over het uitblijven van de Duitse knieval. De voormalig bezetter had niet eens een geste ter verontschuldiging gemaakt. Dit paste niet in het Nederlandse verwachtingspatroon. Friso Wielenga stelt dat dit verwachtingspatroon in Nederland sterker aanwezig was dan in andere voormalige bezettingslanden zoals België, Denemarken en Frankrijk en dit zou ook de moeizame normalisering tussen Duitsland en Nederland kunnen 14
Lútsen B. Jansen, ‘Bekend en onbemind. Het beeld van Duitsland en Duitsers onder jongeren van vijftien tot negentien jaar’, http://www.clingendael.nl/publications/1993/19930300_paper_bekend_en_onbemind.pdf, maart 1993, bekeken 15 juni 2012, 47-49.
10
verklaren. In tegenstelling tot deze landen had Nederland al sinds de negentiende eeuw geen buitenlands leger meer op eigen grondgebied gehad. Zo’n betrekkelijk lange periode van rust scheen daarnaast ook het Nederlandse zelfbeeld te rechtvaardigen dat zich in een wereld van machtspolitiek een neutrale status had toegeëigend. Nederland had zich als voorvechter van het internationale recht geprofileerd en moest niets hebben van machtspolitiek. De Duitse inval maakte een eind aan deze illusie.15 Bovendien werden Nederlanders tijdens de bezetting gedwongen een kant te kiezen en het resultaat van deze keuze was geenszins zo heldhaftig als na 1945 vaak werd beweerd. Ongetwijfeld drukte dit bij velen op de gemoedsrust en wat is dan makkelijker dan de schuld op iemand anders af te schuiven? Natuurlijk waren anti-Duitse gevoelens gebaseerd op het leed van de bezettingsjaren, maar ook de psychologische druk veroorzaakt door het afschuiven van schuld speelt een belangrijke rol bij de vorming van dit Duitslandbeeld van goed en fout.16 Hoe werden deze Nederlandse gevoelens van Duitse zijde waargenomen en geïnterpreteerd? De Duitse ambassadeur werd voor zijn aantreden al gewaarschuwd voor de Kriegsatmosphäre in Nederland die Den Haag nog steeds tot één van de zwaarste buitenlandse posten maakte. In Nederland zou nog steeds buitenproportioneel gevoelig worden gereageerd op alles wat met de slechte ervaringen in het meest recente NederlandsDuitse verleden in verband kon worden gebracht. Dat gold volgens de Duitsers ook voor de Nederlandse pers. Deze zou haast geen aandacht besteden aan Duitsland, behalve bij gebeurtenissen die konden dienen om oude wonden open te rijten. Deze constatering is echter onjuist. De Nederlandse pers bestede juist veel aandacht aan Duitsland en niet alleen aan kwetsende gebeurtenissen. Wat dit duidelijk maakt is dat er in de jaren vijftig sprake was van een ernstige miscommunicatie tussen beide landen. Een voorbeeld hiervan is dat er bij de Duitsers sprake was van ‘oude wonden’, terwijl hier voor Nederlanders na acht jaar nog geen sprake van was. De wonden waren zelfs nog vers. Artikelen die door Duitsers werden gezien als haatoproepende sensatieberichten werden door Nederlanders gezien als artikelen die de onrust uitten over het kortetermijngeheugen van de Duitsers. De Duitse berichten uit Den Haag waren dan ook doordrongen van tegenstellingen over Nederlanders. Aan de ene kant zagen zij met genoegen dat de economische en Europese betrekkingen snel hechter werden, 15
Friso Wielenga, Vom Feind zum Partner. Die Niederlände un Deutschland seit 1945, (Münster: Agenda Verlag, 2000) 302-304. 16 Guillaume van Gemert, ‘Abgrenzung – Annäherungen. Zum Niederländischen Deutschlandbild in Literatur und Leben’, in: G. van Gemert en D. Geuenich, Gegenseitigkeiten. Deutsch-niederländische Wechselbeziehungen von der frühen Neuzeit bis zur Gegenwart, (Essen: Verlag Peter Pomp, 2003) 26.
11
maar aan de andere kant leken Nederlanders op politiek en emotioneel vlak onwillig in het zoeken van toenadering tot de Duitsers.17 Vereenvoudigd is de politiekemotionele atmosfeer van de wederzijdse waarnemingen van Duitsers en Nederlanders samen te vatten als: twee volken, waarvan het ene volk niet kan vergeten wat het andere hem heeft aangedaan en erkenning van het lijden verwacht. Het Duitse volk zag hierin een anti-Duitse halsstarrigheid en was niet in staat om het Nederlandse oorlogstrauma volledig te begrijpen. Tenslotte lag de oorlog al weer vele jaren in het verleden en rechtvaardigde de nieuwe politieke, maar vooral de nieuwe economische situatie een andere houding. Dit verschil in waarneming maakt duidelijk hoever beide landen op politiekpsychologisch niveau eigenlijk nog van elkaar verwijderd waren.18
Nuancering van het negatieve beeld Het bovenstaande lijkt erop te wijzen dat er in de jaren vijftig sprake was van een grote antiDuitse consensus onder Nederlanders. Hoe moeilijk de relatie ook was, de meningsvorming over Duitsland was gevarieerder dan men zou vermoeden. Zo liet bijvoorbeeld de Koude Oorlog al snel sporen achter in de Nederlandse samenleving. De angst voor de Russen overtrof al snel de slechte relatie met de Duitsers. Ook is het opmerkelijk dat de personen die slachtoffer van de nazi’s waren geworden pleitten voor een genuanceerder Duitslandbeeld. Dit komt sterk naar voren in het boek Lotgenoten. Europese verhalen, van W.L. Brugsma. Hoe groot de haat bij velen van hen net na de oorlog ook was, het besef was er dat toen zij het concentratiekamp werden binnengevoerd, daar al vele Duitsers jaren vastzaten. Alleen dit besef maakte het al moeilijk om in een collectieve schuld te geloven. Juist deze mensen wisten na 1945 al snel contact te leggen met Duitse tegenstanders van het nationaalsocialisme.19 De eerste naoorlogse contacten kwamen vooral langs de verzuilde lijnen tot stand. Partijvrienden en geloofsgenoten van beide zijden van de grens vonden elkaar in hun wens tot wederopbouw en verwerking. Dit sloot wrijvingen in de omgang met Duitse gesprekspartners niet uit, maar belangrijker is dat er door zulke contacten van gelijkgestemden een eerste nuancering van de anti-Duitse gevoelens ontstond. Behalve ideologische en persoonlijke factoren speelde ook de sociale context van deze contacten een grote rol in de beeldvorming. 17
Geschiedenis 24, ’50 Jaar diplomatieke betrekkingen Nederland-Duitsland’, http://www.geschiedenis24.nl /ovt/afleveringen/1999/Ovt-23-05-1999/50-jaar-diplomatieke-betrekkingen-Nederland-Duitsland.html, 23 mei 1999, bekeken 12 juni 2012. 18 Wielenga, Vom Feind zum Partner, 304-304 en 307-308. 19 W.L. Brugsma, Lotgenoten. Europese verhalen, (Amsterdam 1987) 12.
12
Voor vertegenwoordigers van handel en industrie waren het de economische belangen en niet de politieke gevoeligheden die een bepalende rol speelden in de vorming van het Duitslandbeeld.20 Tenslotte dient ook nog te worden gewezen op de verschillen in waarneming van Duitsland in de regio’s. In Rotterdam ging men al snel na 1945 weer over tot de orde van de dag. Natuurlijk, het centrum was weg, maar de Rotterdammers lieten zich leiden door een nuchtere handelsgeest en die zag in dat het Duitse achterland enorm belangrijk was voor Nederlands grootste haven. Hetzelfde gold voor de grensstreek. Landschappelijke, linguïstische en culturele verschillen waren hier altijd al kleiner geweest en contacten met de Duitsers vanzelfsprekender. Ook hier vertoonde de wederzijdse verhouding tekenen van een snellere ontspanning dan ergens anders. In Amsterdam daarentegen was het in bepaalde kringen nog lang normaal om anti-Duits te zijn. Het werd zelfs als een karakterfoutje gezien als je Duitsers vriendelijk gezind was. In veel huishoudens werd het beeld van de ‘mof’ (genoemd naar de handschoenen van de Duitse bezetter) aan de volgende generatie doorgegeven. Het woord mof werd het nationale scheldwoord voor de lawaaierige, arrogante en oorlogszuchtige Duitser. Deze reactie was voornamelijk te wijten aan het grote aantal joden dat uit Amsterdam werd weggevoerd.21 Uit deze gegevens kan aan de ene kant worden geconstateerd dat er al snel na 1945 sprake was van een uiteenlopende beeldvorming over de Duitsers en hun land. Aan de andere kant mag de invloed van de Nederlanders die aanstuurden op hernieuwde contacten tussen beide landen niet overdreven worden. Het was geen groot aantal en het aantal personen dat werd bereikt bleef slechts kleinschalig. Daarnaast bevatte de Nederlandse berichtgeving in bijvoorbeeld kranten genoeg stof ter bevestiging van de het negatieve Duitslandbeeld. Gedurende de jaren vijftig bleven waakzaamheid en wantrouwen voor het grootste deel van de bevolking nog steeds de vanzelfsprekende pijlers van waaruit zij hun mening vormden over Duitsland en de Duitsers.
Weinig vertrouwen Zo op het eerste gezicht was de Nederlands-Duitse relatie tot aan het eind van de jaren vijftig te karakteriseren als anti-Duits. Onder politici, journalisten en diplomaten leek een consensus 20
Hermann von der Dunk, ‘Die Niederlande und die Konfrontation mit dem nationalsozialistischen Deutschland’, in: Ursula A.J. Becher, Grenzen und Ambivalenzen. Analysen zum Deutschlandbild in den Niederlanden und in niederländischen Schulbüchern, (Frankfurt/Main: Verlag Moritz Diesterweg, 1996) 25-44, waarvan 27-28. 21 Friso Wielenga, Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945, (Amsterdam: Boom, 1999) 295298.
13
te bestaan over het negatieve en statische Duitslandbeeld. Vrijwel voortdurend werd generaliserend over het Duitse volk geschreven. Duitsers zouden autoritair, ambitieus en militaristisch zijn. Zinnen als ‘de Duitser is weinig veranderd’ domineerden de kranten. In mijn onderzoek wil ik nagaan of zulke zinnen ook werden gebruikt in de voetbalverslaggeving in de jaren zeventig en tachtig rond de wedstrijd Nederland-Duitsland. Zulke zinnen kleuren een beeld waarin de herinneringen aan het Derde Rijk altijd aanwezig zijn. Ook de Duitsers merkten de anti-Duitse houding in Nederland op. Deze houding duurde in Nederland langer dan in andere Europese landen. Wel constateerden de Duitsers halverwege de jaren vijftig een verbetering in de betrekkingen tussen beide landen. Dit leek de hoop op normalisering op psychologisch vlak te rechtvaardigen, maar herhaaldelijk moest worden geconstateerd dat dit slechts ijdele hoop was geweest.22 Toch leek er op den duur verbetering op te treden. De heftige anti-Duitse emoties van de naoorlogse jaren ebden langzaam weg en met de Sovjet-Unie, die als nieuwe tegenstander op het toneel verscheen, werden deze gevoelens nog meer op de achtergrond gedrongen. Bovendien moest men met de oprichting van de Bondsrepubliek in 1949 de West-Duitse staat als bondgenoot accepteren. De BRD werd een partner en collectieve negatieve gevoelens kon men hier niet bij gebruiken. Daarnaast veranderde de Nederlandse omgang met de bezettingstijd. De belangstelling voor de vervolging van nazimisdadigers nam af en aan de fase van herbeleving en het afleggen van getuigenissen kwam een einde.23 Natuurlijk lagen de herinneringen aan de bezettingstijd nog vers in het geheugen en deze werden (en worden) op jaarlijkse herdenkingsbijeenkomsten collectief zichtbaar. In het maatschappelijke klimaat voerden het wederopbouwdenken en het vooruit willen de boventoon. Daarin lag het meer voor de hand om zo min mogelijk met Duitsland van doen te hebben dan om de anti-Duitse gevoelens hoogtij te laten vieren. Deze gevoelens bleven echter, dicht onder de oppervlakte, wel bestaan.24 Dat het verleden nog steeds gevoelig lag kwam ook tot uiting in het geringe vertrouwen in de Duitse democratie. De meerderheid van de Nederlanders was het er wel over eens dat de BRD bij West-Europa hoorde, maar was ook van mening dat in de Bondsrepubliek een andere politieke cultuur heerste die nog niet als democratisch stabiel kon worden gezien. Geheel ongelijk hadden zij daarin overigens niet. In veel politicologische literatuur wordt erop gewezen dat Adenauers regeerstijl niet volledig democratisch was, maar 22
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 301-302. Frank van Vree, In de schaduw van Auschwitz. Herinneringen, beelden, geschiedenis, (Groningen: Historische Uitgeverij, 1995) 55. 24 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 303. 23
14
meer een combinatie van een democratische en autoritaire stijl.25 Het schijnt zelfs zo te zijn dat Adenauer geld uit de staatskas gebruikte om de macht van zijn partij en zichzelf te verstevigen.26 Wat echter opvalt is dat veel Nederlanders totaal geen oog hadden voor de democratische tradities die in Duitsland al langer bestonden en waar velen op wilden voortbouwen. Dit Nederlandse waarnemingspatroon had tot gevolg dat alleen de gebeurtenissen die nare gevolgen voor Nederland zouden kunnen hebben werden belicht, en dat de positievere zaken onderbelicht werden. Een direct gevolg hiervan was dat de politieke stabiliteit van Duitsland in de jaren vijftig door Nederlanders slechts werd gezien als een labiel evenwicht. In de jaren zestig zou weinig aan dit beeld veranderen, behalve dat de vooroordelen nog heviger werden.27 De jaren ’60: revival van de bezettingstijd Rond 1960 bleek in veel Europese landen de Tweede Wereldoorlog nog dichterbij dan velen in de jaren vijftig gedacht hadden. De fase van wederopbouw was voorbij, internationale verhoudingen leken gestabiliseerd en langzaamaan ontstond er meer ruimte om de vragen te stellen die niemand had willen of durven stellen. In Duitsland werd steeds meer over het naziverleden gesproken. Er werd een federale instantie opgericht met als taak het onderzoeken van nazimisdaden buiten de grenzen van de BRD, de Zentrale Stelle der Landesjustizverwaltungen zur Aufklärung nationalsozialistischer Gewaltverbrechen.28 Door het werk van deze instantie kwam de, na de jaren vijftig, vrijwel tot stilstand gekomen vervolging van nazimisdadigers weer op gang. Tussen 1961 en 1965 was er zelfs sprake van een verdubbeling in het aantal veroordelingen ten opzichte van de jaren vijftig. Met het Frankfurter Auschwitz-proces van 1964/65, de Bondsdagdebatten van 1965 en 1969 over verjaring van moord en daarnaast ook de kritische vragen van de naoorlogse generatie aan hun ouders, waren de jaren zestig ongetwijfeld een periode waarin Duitsland de confrontatie met het verleden aanging. Voor de beeldvorming van Duitsland betekende dit echter niet perse een verbetering. Veel Nederlanders bleven de Duitse omgang met het verleden maar
25
W. Röhrich, Die Demokratie der Westdeutschen.Geschichte und politisches Klima einer Republik, (München: Beck, 1988). 26 Frank Bösch, Macht und Machtverlust. Die Geschichte der CDU, (Stuttgart München: Deutsche VerlagsAnstalt, 2002) 159-170. 27 Von der Dunk, ‘Die Niederlande und die Konfrontation’, 28-29 28 Michael Greve, ‘Die bundesdeutsche Strafverfolgung von NS-Verbrechen’, http://www.michaelgreve.de/strafenbrd.htm, 7 mei 2002, bekeken 14 juni 2012.
15
halfslachtig vinden. Zij voelden zich in hun mening gesterkt door groepen in Duitsland zelf die spraken van een verdringing van het naziverleden.29 Ook in Nederland groeide omstreeks 1960 de belangstelling voor de bezettingstijd. Als startpunt van deze ontwikkeling wordt over het algemeen genomen de televisieserie ‘De Bezetting’30 beschouwd. De eerste aflevering werd op 6 mei 1960 uitgezonden. In de serie werd een nationaal geschiedbeeld over de aanranding van een onschuldig volk dat echter door zijn geestelijke kracht en onverzettelijkheid, onder bezielende leiding van zijn vorstin, het kwaad overwint en in wezen ongebroken en gezuiverd uit deze worsteling tevoorschijn komt, gepresenteerd.31 Dit beeld was niet nieuw, maar met dit beeld leverde ‘De Bezetting’ een geschiedbeeld dat veel Nederlanders graag bevestigd zagen. Dit beeld zou het Nederlandse collectieve historische bewustzijn nog lang domineren.32 De groeiende belangstelling voor de bezettingstijd had tot gevolg dat deze periode weer een belangrijke rol ging spelen in het Nederlandse Duitslandbeeld. In Nederland groeide de gevoeligheid ten opzichte van de Bondsrepubliek en de Duitse ambassade in Den Haag berichtte in deze periode herhaaldelijk over de groeiende anti-Duitse stemming in Nederland. Ook werd duidelijk dat de BRD slechts een dun laagje vertrouwen had opgebouwd in de heersende Nederlandse opinie. De Duitse bezorgdheid over de ontwikkelingen in de jaren zestig op psychologisch vlak zijn dan ook begrijpelijk.33 Daarnaast nam de Nederlandse kritiek op Adenauers optreden in de binnenlandse politiek al sinds de jaren vijftig toe. De wijze waarop Adenauer enkele antisemitische voorvallen in Duitsland had gebagatelliseerd was bij de Nederlanders niet goed gevallen. Het feit dat hij de daders als lummels omschreef die een pak slaag verdienden deed in Nederland het vermoeden rijzen dat de Duitse bondskanselier minder scherp werd. Door deze negatieve aspecten in het Nederlandse beeld van Adenauer werd de waakzaamheid jegens Duitsland vergroot. Door het verslechteren van de stemming in Nederland baarden vooral 4 en 5 mei zorgen bij de Duitsers. Aan Duitse zijde werd gevreesd dat nietsvermoedende Duitse toeristen nog wel eens het slachtoffer konden worden van de spanning die toch rond zulke herdenkingsdagen hing. In Duitsland werd er dus een campagne gestart ter voorlichting van 29
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 305-307. Marnix Koolhaas, ‘TV-serie De Bezetting op internet te zien. Niet alleen zijn boeken, maar ook de serie staat online’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2011/December/Bekijk-De-Bezetting-van-Loe-de-Jong.html, 12 december 2011, bekeken 14 juni 2012. 31 Van Vree, In de schaduw van Auschwitz, 64. 32 Chris Vos, Televisie en bezetting. Een onderzoek naar de documentaire verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, (Hilversum: Verloren, 1995) 76-80. 33 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 308. 30
16
het Duitse volk over deze herdenkingsdagen. Het werd toeristen afgeraden in deze dagen Nederland te bezoeken, omdat er gebeurtenissen werden herdacht die voor bijzonder negatieve gevoelens tegenover Duitsers zorgden. Wilden Duitsers toch graag in mei naar Nederland dan werd hen dringend verzocht geen herdenkingsbijeenkomsten of bevrijdingsactiviteiten bij te wonen en op de avond van 4 mei niet het plaatselijke café te bezoeken.34 Bij deze maatregelen ging het slechts om pogingen de onderlinge betrekkingen niet te verslechteren, maar voor de daarop volgende periode werden activiteiten geïntroduceerd om deze betrekkingen juist een positieve draai te geven. Het Duitse Bundespresseamt (BPA) koos Nederland in 1962 als testgebied voor een actiever beleid ter verbetering van het Duitse imago in het buitenland. Nederland was een goed proefkonijn, omdat in dit land nu eenmaal zeer sterke anti-Duitse gevoelens aanwezig waren. Het BPA voerde in december 1962 en januari 1963 een onderzoek uit, genaamd de Holland Studie. Uit dit onderzoek bleek dat er inderdaad anti-Duitse gevoelens aanwezig waren in Nederland, maar bracht ook enkele nuanceringen in dit beeld aan. Nederlanders vonden Duitsers, van alle volken die hen werden voorgelegd in de enquête, het sympathiekst. Het probleem is echter dat bij de vraag welk volk Nederlanders het minst sympathiek vonden de Duitsers ook bovenaan eindigden.35 Het belemmering voor de onderlinge betrekkingen was dan ook niet zozeer dat de Duitsers geen ‘vrienden’ hadden in Nederland, maar dat er nog teveel Nederlanders negatieve gevoelens koesterden jegens de Duitsers. Vergeleek men deze anti-Duitse Nederlanders in sociale context met de sympathisanten van het buurland, dan bleek dat de Duitsvriendelijke Nederlander vooral afkomstig was uit een lager, katholiek, milieu in de grensprovincies. De anti-Duitsers daarentegen kwamen uit protestantse, toonaangevende, kringen en woonden in de grote steden in het westen van het land. Dit maakte de situatie voor de Duitsers er niet veel beter op. De anti-Duitsers waren immers de opinion-leaders. Door anti-Duits te zijn bewees je een oprechte en goede Nederlander te zijn.36 De onderzoekers van het BPA constateerden ook dat Nederlanders zich tegen Duitsland afzetten vanwege het verschil in omvang en politiek-economisch gewicht. Als Nederlanders dit combineerden met het feit dat zij economisch voor een groot deel afhankelijk waren van Duitsland, kon dit voor eventuele onzekerheid, en misschien wel jaloezie, jegens de rijkere, grotere en machtigere buurman zorgen. Met als gevolg dat 34
Geschiedenis 24, ‘Duitsers bij 4 en 5 mei, mag dat?’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2010 /mei/Duitsers-bij-4-en-5-mei-mag-dat.html, 5 mei 2010, bekeken 14 juni 2012. 35 Jansen, ‘Bekend en onbemind’, 18. 36 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 311-313.
17
Nederlanders altijd op hun hoede waren als er Duitsers bij betrokken waren. Je zou het soort van Calimero-complex kunnen noemen. Calimero is een tekenfilmfiguur en staat bekend om zijn beteuterde uitspraak: ‘Zij zijn groot en ik is klein, en da’s niet eerlijk, oh nee’. Wanneer een partij, of dit nu een persoon, een organisatie of een land is, het gevoel heeft door zijn kleine omvang ten opzichte van een andere partij niet serieus te worden genomen dan wordt dit ook wel het Calimerocomplex of Calimero-effect genoemd.37 De mate van argwaan ten aanzien van het grote buurland vergroot wanneer er in het verleden sprake was van pogingen tot bemoeienis of bezetting. Hierdoor reageren de kleine landen nogal gevoelig op alles wat het grote land doet. Deze gevoelens kunnen ook tot negatieve stereotypes leiden in bijvoorbeeld tijden van crises of bij speciale gebeurtenissen, zoals voetbaltoernooien. Ik ben van mening dat Nederland, met haar oorlogsverleden, hier zeker voor in aanmerking komt.38 Volgens de Duitse onderzoekers zouden deze anti-Duitse gevoelens ook nog eens gevoed worden door het calvinistische denken van de meeste Nederlanders. De calvinistische termen ‘uitgekozen’ en ‘verworpen’ zouden Duitsland tot een ideaal voorbeeld maken van de tweede categorie. Hoewel dit een vergezochte verklaring is, stelt Wielenga dat zij wel een punt hadden. Het Nederlandse verwachtingspatroon van Duitsland was immers doorweven met het schuld-en-zonde-denken, waardoor er pas na berouw van Duitsland sprake kon zijn van Nederlandse vergeving en later verzoening. Na deze Hollandstudie volgde een naïeve poging om door middel van een reclamecampagne het imago van Duitsland in Nederland te verbeteren. De campagne had maar weinig succes en mag in Nederland als mislukt worden beschouwd. In Italië daarentegen was de actie, door een samenwerking met vooraanstaande Italiaanse kranten, een succes.39
Een Duitse Prins der Nederlanden Op 6 mei 1965 publiceerde de Britse Daily Express een foto van prinses Beatrix en haar Duitse geliefde. Een dag later volgde de Telegraaf met een tweede foto. Niemand wist echter de naam van deze mysterieuze man. De Duitse Bild-Zeitung wist uiteindelijk als eerste de naam aan de foto te koppelen.40 De geliefde van de kroonprinses bleek een Duitse diplomaat 37
Wikipedia, ‘Calimero’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Calimero, laatst bewerkt 8 juni 2012, bekeken 21 juni 2012. 38 Maarten van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Goliath-Komplex. Warum Deutschland und die Niederlande sich gegenseitig das Fussball-Leben unmöglich machen’, in: Markus Hesselmann & Chris Young, Der Lieblingsfeind. Deutschland aus Sicht seiner Fussballrivalen, (Göttingen: Verlag die Werkstatt, 2006) 23-50, waarvan 2. 39 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 314. 40 Ad van Liempt, ‘De verloving van Beatrix en Claus’, http://www.geschiedenis24.nl/anderetijden/afleveringen/2000-2001/De-verloving-van-Beatrix-en-Claus.html, 15 februari 2001, bekeken 14 juni 2012.
18
te zijn, genaamd Claus von Amsberg. De Nederlandse kranten reageerden meteen. Het was onverdraaglijk dat een Duitser prins der Nederlanden zou worden en als Beatrix echt met hem wilde trouwen zou ze net als haar jongere zus, prinses Irene, afstand moeten doen van haar troonopvolgingsrechten. Ook uit kringen van het voormalig verzet kwamen reacties, al waren deze gemengd. Vervolgens stroomden de lezersbrieven binnen op de redacties van de Nederlandse dagbladen. Veel van de brieven waren negatief van toon.41 In de politiek was men de draad ook volledig kwijt. In de zomer van 1965 werd er in de ministerraad gediscussieerd over de noodzaak om de voornamen van Claus-Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd von Amsberg te vernederlandsen. Zover kwam het na overleg met koningin Juliana echter niet. Zijn roepnaam bleef Claus, maar de andere voornamen werden wel vernederlandst.42 De belangrijkste vraag die Nederlanders op dat moment bezig hield was welke rol Claus von Amsberg had gespeeld in het Derde Rijk. In opdracht van het kabinet voerde historicus Lou de Jong, die door zijn serie ‘De Bezetting’ als een Tweede Wereldoorlog-autoriteit werd beschouwd, een onderzoek naar de achtergrond van Von Amsberg uit.43 De Jong bevestigde de geruchten dat Von Amsberg aan het einde van de oorlog inderdaad nog was ingezet in het Duitse leger. In mei 1945 was hij naar een pantserdivisie van de Wehrmacht in Italië gestuurd, maar van een front was daar ondertussen geen sprake meer. Enkele weken later belandde hij, zonder ook maar een schot te hebben gelost, in handen van Amerikaanse soldaten. Na een korte periode van krijgsgevangenschap werd hij naar München gebracht en daar ingezet als tolk voor de Amerikanen. Dit was een vrij onschuldig oorlogsverleden en ontkrachtte het gerucht dat Von Amsberg lid was geweest van de SS.44 Het onderzoek van De Jong bracht de gemoederen echter niet volledig tot rust. Voor sommigen was alleen de nationaliteit van de toekomstige Nederlandse prins al een onoverkomelijk probleem. Anderen, en voornamelijk de pers, toonden hun waakzaamheid door zijn politieke moraal op de proef te stellen. Dit gebeurde met name op 28 juni 1965, de dag dat de verloving bekend werd gemaakt. Vragen over zijn verleden in de Hitlerjugend en het Duitse verleden werden massaal gesteld, maar er werden ook luchtigere onderwerpen besproken. Op de videobeelden straalt Beatrix als naar haar ring wordt gevraagd en Claus 41
‘Van vijand tot volkslieveling’, http://www.nu.nl/claus/64132/van-vijand-tot-volkslieveling.html, 9 oktober 2002, bekeken 12 juni 2012. 42 Zijn Nederlandse naam werd: Claus George Willem Otto Frederik Geert von Amsberg. Tijdens het huwelijk werd ‘von’ ook als ‘van’ uitgesproken. 43 Wikipedia, ‘Claus van Amsberg’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Claus_van_Amsberg, laatst bewerkt 31 mei 2012, bekeken 14 juni 2012. 44 M.G. Schenk, Prins Claus, (Baarn: De Boekerij, 1972) 21-22.
19
wordt bij veel mensen al in de harten gesloten als hij al een woordje Nederlands blijkt te spreken. De reacties in de pers waren overwegend positief. Prinses Beatrix en Claus von Amsberg hadden de krachtmeting waardig doorstaan en Claus had zelfs een sympathieke indruk gemaakt.45 Nu duidelijk was dat de toekomstige prins geen oorlogsverleden had, verschoof de aandacht naar de vraag of hij zich na 1945 wel genoeg had gedistantieerd van het nationaalsocialisme. Toen dit inderdaad het geval bleek te zijn, Claus had zich onder andere ingezet voor joodse oorlogsslachtoffers, werden de emoties geleidelijk aan minder. Maar toch bleven zij onderdeel van de aanloop naar het huwelijk dat op 10 maart 1966 in Amsterdam werd voltrokken. Degenen die op de dag van het huwelijk het meest van zich lieten horen waren de zogenaamde provo’s. Provo was geen politieke protestbeweging met een programma en wilde dat ook niet zijn. Hun doel was provoceren, verwarring zaaien en de autoriteiten angst aanjagen met anarchistische plannen en leuzen. Het huwelijk was voor hen dan ook een godsgeschenk. Dankbaar maakten de provo’s gebruik van de Duitse nationaliteit van de toekomstige prins en gaven hun provocaties een symboliek mee die aansloot bij de bezettingstijd. Hun eigen beweegredenen hadden echter weinig met de diepgewortelde gevoelens tegen de Duitsers te maken. De nationaliteit van Von Amsberg was niet meer dan een aanknopingspunt voor hun provocaties, die op de dag zelf niet verder kwamen dan enkele relletjes en een rookbom.46
Nederlands-Duitse relatie nog steeds moeizaam De betrekkingen met Duitsland in de jaren vijftig kunnen als bewust gedistantieerd worden beschreven. Op economisch en veiligheidsvlak werd bewust toenadering gezocht, maar de meerderheid van de Nederlandse bevolking had de Duitsers de rug toegekeerd. De Bondsrepubliek was als een noodzakelijke partner geaccepteerd en openlijk anti-Duitse gevoelens pasten niet in dit plaatje. In de jaren zestig veranderde dit. Met de hernieuwde interesse in de bezettingstijd verslechterde de stemming ten opzichte van Duitsland. Dit uitte zich onder andere in opwinding rond de verloving en het huwelijk van prinses Beatrix en de Duitser Claus von Amsberg. De jaren zestig zijn eigenlijk in twee verschillende stromingen te verdelen. Enerzijds zorgde de herontdekking van de vroegere vijand voor hevige reacties op personen en gebeurtenissen die met het naziverleden in verband konden worden gebracht. 45
NOS Nieuws, ‘Verloving Beatrix en Claus’, http://nos.nl/video/5946-verloving-beatrix-en-claus.html, 25 augustus 2008, bekeken 14 juni 2012. 46 Koninklijke Bibliotheek, ‘Dossier Koningshuis: Huwelijk Beatrix en Claus in 1966’, http://www.kb.nl/dossiers /huwelijkbeatrixclaus/index.html, 17 november 2010, bekeken 14 juni 2012.
20
Anderzijds was er sprake van een toenemende normalisering, van een inmiddels grote meerderheid die de Duitsers vriendelijk gezind was. Toch is de Nederlands-Duitse relatie van de jaren zestig als moeizaam te karakteriseren. De scepsis tegenover Duitsers was nog niet verdwenen, maar verloor wel de permanent wantrouwende ondertoon van de periode daarvoor. Aan het begin van de jaren zestig werd de onderlinge relatie nog overschaduwd door het als gering beschouwde Duitse schuldbesef, maar tien jaar later had de Bondsrepubliek contouren gekregen die het voor veel Nederlanders makkelijker maakte om ‘vrede’ met Duitsland te sluiten. West-Duitsland begon eruit te zien zoals velen in Nederland het graag zagen.
21
Hoofdstuk 2 Nederland gaat houden van Oranje Hieronder zal worden ingegaan op de sportieve geschiedenis van het Nederlands elftal. In het vorige hoofdstuk is gebleken dat het Nederlandse voetbal in de jaren vijftig en zestig nog geen rol speelde als uiting van ongenoegen over de oosterburen. Vanaf de jaren zeventig werd dit echter radicaal anders. De reden hiervoor was dat het Nederlandse voetbalelftal opeens goed ging draaien en zich zowaar plaatste voor een groot toernooi en het ook daar goed deed. Alleen de Duitsers konden nog voorkomen dat het Nederlandse ‘Oranje’ de beker van het Wereldkampioenschap Voetbal 1974 (WK ’74) aan het eind van het toernooi in de lucht hield. Die verrekte Duitsers, waar we toch al zo min mogelijk mee te doen wilden hebben, stonden in de weg. In dit hoofdstuk komen vragen aan de orde als waarom ging het voetbal opeens zo leven onder de Nederlandse bevolking en waarom hadden Nederlanders zo’n negatief beeld van het Duitse voetbal en het Duitse elftal?
Op weg naar de finale Het Nederlandse voetbal stelde voor 1974 internationaal gezien niet zoveel voor. Met 300.000, bij de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) geregistreerde, voetballers sloeg Nederland in de jaren vijftig, internationaal gezien, geen slecht figuur. De organisatie van het Nederlands elftal bleef echter uitermate amateuristisch. Tot beroepsvoetbal in 1954 officieel werd ingevoerd, weigerde de KNVB professionele voetballers die in het buitenland speelden te selecteren voor het Nederlands elftal. Na de invoering van het betaald voetbal schoot het niveau van de Nederlandse clubteams omhoog.47 Vanaf 1970 werden er door clubteams, zoals Ajax en Feyenoord, wel allerlei Europese bekers gewonnen, maar Oranje presteerde heel matig met hier en daar een verrassende zege. In het buitenland had men voor het wereldkampioenschap voetbal van 1974 echter hoge verwachtingen van Nederland. De kern van het team bestond uit gelouterde Ajax- en Feyenoord-spelers en Johan Cruijff zou volgens de buitenlandse pers wel eens de grote ster van het WK kunnen worden. In Nederland zelf zag men het somber in. Oranje nam in 1938 voor het laatst deel aan een WK en de laatste keer dat het team zich voor het EK plaatste was in 1964 geweest. Oranje had geen toernooi-
47
Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 4.
22
ervaring en al helemaal niet op een wereldgroot toneel. Met het WK van 1974 in Duitsland veranderde dit allemaal.48 Het Nederlands elftal had door het geringe succes voor 1974 haast geen aanhang meer. De supporters die voor de kwalificatiewedstrijden naar het stadion gingen klaagden meer dan dat zij hun ploeg aanmoedigden. Een oefeninterland tegen het grote voetballand Argentinië werd haast ongemerkt afgewerkt. Spelers klaagden over de geringe belangstelling van het publiek en het totaal niet leven van het nationale voetbal. Het gebrek aan publiek had niet alleen te maken met de traditioneel zwakke prestaties van het Nederlands elftal. Het publiek stoorde zich zeer aan de commercialisering van het Nederlandse voetbal. Onder leiding van Johan Cruijff, die met Ajax succes na succes boekte, eisten spelers betere contracten van hun werkgevers en hogere premies van de KNVB. Tegenover een goede prestatie op het wereldkampioenschap mocht volgens de voetballers best een leuke beloning staan.49 De commercialisering van het voetbal paste prima in de tijdsgeest van dat moment. In 1970 werd het WK in Mexico al gedomineerd door sponsors en West-Duitsland moest daar in 1974 natuurlijk overheen. Het thuisland had een goede deal met schoenenfabrikant Adidas en werkte ook innig samen met een aantal frisdrankmerken. Daarnaast had de televisie een ongekende invloed op het toernooi. De Duitsers pakten ook muzikaal groots uit. De WKhymne ‘Fussball ist unser Leben’ werd door de spelers hoogstpersoonlijk ingezongen en werd een grote hit in voetbalstadions en bierkelders. Tegenwoordig geldt het als de ‘Mutter aller WK-Songs’.50 Zoals al eerder gezegd deed Nederland voor het eerst sinds 1938 weer mee aan de eindronde van een wereldkampioenschap. Niemand in Nederland verwachtte dat ze zouden presteren. Nederlanders konden zich niet met het nationale elftal identificeren en zagen het team slechts als een paar bij elkaar gezette clubvoetballers die niet eens met elkaar konden opschieten. Het mooie voetbal dat Nederland speelde maakte echter indruk op iedereen. Wat het Nederlands elftal onder leiding van trainer Rinus Michels en aanvoerder Johan Cruijff liet zien was nog nooit vertoond. Oranje speelde niet alleen het beste en het meest vrijzinnige spel van iedereen. Nederland verklaarde zichzelf ook maar gelijk tot gidsland. Overeenstemmend met de tijdgeest (het linkse kabinet-Den Uyl, lang haar, abortus en drugs) droegen we de, onuitgesproken gebleven, boodschap uit dat ons ‘totaalvoetbal’ de redding van de wereld, en
48
‘WK Voetbal 1974’, http://www.voetbalhistorie.net/wk-voetbal/1974.htm, bekeken 20 januari 2012. Kok, 1974, 40-47. 50 Joris Smeets, ‘WK West-Duitsland 1974. Commercie, Oranjegekte, voetballied’, http://www.geschiedenis24.nl /nieuws/2004/juni/WK-West-Duitsland-1974.html, 17 juni 2004, bekeken 21 januari 2012. 49
23
zo niet, dan in ieder geval die van het voetbal was.51 Aanvallers verdedigden mee, maar verdedigers konden ook zomaar voorin opduiken. Iedere speler moest op elke plek kunnen spelen om daarmee een zo groot mogelijke verwarring te stichten bij de tegenstander. En het werkte! Tegenstanders wisten inderdaad niet wat zij met het Nederlandse spel aan moesten. Nederland speelde een ijzersterk toernooi.52 Vrijwel iedereen was het erover eens dat Oranje het mooiste voetbal van het toernooi speelde. In tegenstelling tot het Duitse elftal dat volgens velen gewoon vaker won, omdat zij doorzettingsvermogen en de typisch Duitse Kampfgeist boven creativiteit en genialiteit stelden.53 Siegfried Drach, verslaggever voor de Kölner Express, verbaasde zich over het gemak waarmee het Nederlands elftal leek te spelen. In een interview met het televisieprogramma Andere Tijden zegt hij: “Auch beim Training. Da wurden also Spielformen eingeübt aber dann hat man auch mal gelacht und man hat gewettet wie oft der Wim van Hanegem aus 16 Meter die Latte trifft. Und das mitten im Training. Das war für mich alles volkommen neu.” 54 De Duitser bewonderde niet alleen het attractieve, aanvallende totaalvoetbal van de Nederlanders, maar vooral de informele sfeer die rond het Waldhotel Krautkrämer hing.De wereld keek verbaasd naar wat de Nederlanders lieten zien op dit WK. Wie waren deze voetballers en hoe kwam het dat we ze nog nooit op een groot toernooi gezien hadden? Tegen alle Nederlandse verwachtingen in won Oranje de eerste wedstrijd in Hannover van Uruguay. Steeds meer mensen gingen het Nederlands elftal volgen. Dit was voor de Nederlandse supporters ook goed mogelijk, omdat het wereldkampioenschap dit jaar naast de deur was. Nederlanders kenden op dat moment meer welvaart en vrije tijd dan ooit tevoren. De treinverbindingen waren uitstekend en er waren steeds meer mensen met een auto. Dit lokte veel mensen toch naar het Nederlands elftal en door het goede spel volgden er steeds meer. Op 19 juni werd er nog gelijk gespeeld tegen Zweden, maar op 23 juni liet Oranje zien waartoe het in staat was. Het elftal liep met 4-1 over Bulgarije heen, met vijf Nederlandse doelpunten. Het enige tegengoal werd gemaakt door de Nederlandse speler Ruud Krol. Het 51
Auke Kok, ‘Lessen voor Oranje’, http://www.vn.nl/Archief/Samenleving/Artikel-Samenleving/Lessen-voorOranje.htm, 15 juni 2010, bekeken 20 juni 2012. 52 Fer Schroeders, De Wereld voetbalt. Wereldkampioenschappen voetbal 1930-1990, (Dronten: Stichting Het Nederlands Sportmuseum, 1990) 28-29. 53 Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 15. 54 Andere Tijden, ‘Oranje 1974’, http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2003-2004/Oranje1974.html, uitzending 24 april 2004 (min. 13:06-13:30), bekeken 15 januari 2012.
24
Nederlandse publiek stroomde toe en vond er genoegdoening in de wereld te laten zien hoe losjes, informeel en frivool Nederlanders konden zijn. Het gedrag van het Oranjelegioen werd als karakteriserend gezien voor het liberale klimaat dat in Nederland hing en op internationaal vlak zoveel aantrekkingskracht uitoefende op jongeren.55 In de tweede ronde ontmoette Oranje de DDR en voetbalreuzen Argentinië en Brazilië. In de stromende regen won Oranje in Gelsenkirchen met verbluffend spel van de Argentijnen. De Argentijnen wisten na de wedstrijd niet meer wat ze moesten zeggen, nu ze met 4-0 hadden verloren van een underdog. Daarna werd de DDR, waarvan West-Duitsland eerder nog verloor, met 2-0 aan de kant gezet en wachtte de wedstrijd tegen wereldkampioen Brazilië. De titelhouder durfde, na het spel van Oranje in de eerste ronde te hebben gezien, niet meer echt te voetballen in deze wedstrijd. Brazilië speelde met een strakke mandekking en gaf geen ruimtes weg. In deze wedstrijd liet Nederland zien dat het niet alleen mooi, maar ook hard kon spelen. Na enkele levensgevaarlijke aanslagen over en weer stond na negentig minuten toch de eindstand 2-0 voor Nederland op het bord. Deze uitslag zorgde ervoor dat Oranje voor het eerst in een WK-finale stond.56
Het Oranjelegioen krijgt vorm Na de eerste wedstrijd tegen Uruguay begon de kaartverkoop al uit de hand te lopen. De voor het geschiedenisprogramma Andere Tijden geïnterviewde kaartverkoper Han Stork heeft de ontwikkeling van de Oranjegekte van dichtbij meegemaakt. Zijn reisbureau, Maduro, was door de KNVB aangewezen als het officiële verkooppunt van kaarten voor het WK ’74. Voor het toernooi was er nog weinig aan de hand, maar Stork kwam al snel in de problemen naarmate het toernooi vorderde. Hoe verder Oranje kwam in het toernooi, hoe meer vraag er was naar kaartjes. Op den duur oversteeg de vraag naar kaartjes het aanbod. Bussen vol met in oranje uitgedoste supporters stonden in de rij voor de Duitse grens, waar toen nog controle was. Afgeladen treinen vol met Oranjesupporters vertrokken vanaf de Nederlandse stations richting Duitsland. Een wereldkampioenschap voetbal praktisch om de hoek kon men niet voorbij laten gaan. Het was voor het eerst dat het Nederlandse volk zo massaal achter Oranje aanreisde.57
55
Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 11-12. Thomas Snyder, Voetbal van Oranje. Geschiedenis van het Nederlands elftal in feiten en cijfers, (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1997) 42-46. 57 Paul Ruigrok en Rob Bruins Slot, ‘Oranje 1974’, http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/ afleveringen/2003-2004/Oranje-1974.html, 20 april 2004, bekeken 15 januari 2012. 56
25
Stork moest ondertussen meer kaarten regelen, maar in Nederland was niets meer verkrijgbaar. Hij moest ervoor naar Duitsland om ze daar persoonlijk af te halen. Als het erop leek dat Nederland de volgende ronde ging halen stapte hij op het vliegtuig naar Frankfurt. Daar stond een huurauto klaar met dozen met wedstrijdkaarten erin. Hij reed diezelfde avond nog terug, terwijl hij onderweg nog even de politie van Zeist belde, omdat hij misschien te snel zou rijden. De politie deed hier niet moeilijk over en bood hem zelfs een escorte tot aan Den Haag aan. In Den Haag aangekomen lagen de mensen al praktisch met slaapzakken voor de deur om nog een kaartje te bemachtigen. De politie was zelfs aanwezig om alles in goede banen te leiden.58
Benaderbaar en nonchalant De verhalen over de gebeurtenissen die zich afspeelden in het hotel waar de Nederlanders tijdens het toernooi verbleven zijn berucht. Historicus Auke Kok beschrijft ze stuk voor stuk in zijn boek 1974. Wij waren de besten.59 Aan de hand van interviews met iedereen die ook maar een beetje te maken had met de Nederlandse selectie in dat jaar reconstrueert hij alles wat zich in de zomer van 1974 afspeelde in het Waldhotel Krautkrämer in Hiltrup. Wat vooral opvalt is dat de spelers niet onder een streng regime gebukt gingen. Tijdens hun verblijf in het hotel gingen er grote hoeveelheden sigaretten en drank doorheen. Niet alleen de spelers, maar ook de meegereisde bondsbestuurders maakten het ’s avonds laat. Er zijn meerdere verhalen bekend over bondsbestuurders die na een avondje doorhalen de weg naar hun kamer niet meer wisten te vinden. Dit in tegenstelling tot de Duitse bondsbestuurders die juist bekend stonden om hun conservatieve houding. Kok beschrijft de spelers als een soort popsterren. Misschien zelfs sekssymbolen, die deden wat zij wilden en zich zo gedroegen als hen uitkwam. Trainer Rinus Michels was vaak afwezig. Naast bondscoach was hij namelijk ook trainer van Barcelona en deze club speelde op hetzelfde moment in het toernooi om de Spaanse beker. De ‘Generaal’ was er dus niet altijd om orde te houden, met een nogal ongedisciplineerde verzameling heren als gevolg.60 In het Waldhotel leken spelers, begeleiders en de pers wel één grote familie. Eddy Poelman en Kees Jansma, tegenwoordig persvoorlichter van Oranje, waren beiden verslaggevers van het weekblad De Tijd en hadden veel contact met de spelers. Die benaderbaarheid maakte de Nederlanders zo bijzonder. Ze waren ontzettend populair bij de 58
Ruigrok, ‘Oranje 1974’. Kok, 1974. 60 Idem, 50-52 en 185-211. 59
26
buitenlandse pers, omdat veel andere landenteams zich achter gesloten deuren voorbereidden en de pers slechts sporadisch te woord stonden. De bewondering was ook van toepassing op de houding van de Nederlandse spelers. Ze gedroegen zich niet als sterren met de daarbij behorende sterallures, maar bleven met beide voeten op de grond.61 Daarnaast stonden veel spelers de pers in hun eigen taal te woord. Bondscoach Michels sprak Spaans, veel spelers Duits, Engels of zelfs Frans. Veel spelers spraken verschillende talen, vanwege het spelen bij buitenlandse clubs. Dit in tegenstelling tot de spelers van het Duitse nationale elftal, die bijna allemaal bij Bayern München, of een andere club in de Bundesliga, speelden. De Nederlandse spelers waren eenvoudig te benaderen en zeker, in vergelijk met het ingestudeerde perspraatje van tegenwoordig, gewillig in het beantwoorden van vragen. In Hiltrup hadden journalisten bijna onbeperkte toegang tot Oranje.62 De journalistieke afstandelijkheid die verslaggevers wordt aangeleerd, schoof tijdens het toernooi steeds verder naar de achtergrond. Journalisten wilden deel uitmaken van Oranje. Op één na. Ben de Graaf, al elf jaar in dienst van de Volkskrant, vond de moderne sportjournalistiek onzin. In de kleedkamer of bij spelers thuis had je als journalist niets te zoeken. De Graaf bereidde zich voor, las zich in en na de wedstrijd trok hij zich terug om een wedstrijdverslag te schrijven. Spelers hoefden hem niet te kennen en hij de spelers niet. Hij wilde een objectieve journalist blijven en uitblinken in de onafhankelijkheid van zijn analyses. Van het begin af aan hekelde hij het overdreven harde voetbal dat Nederland speelde. Zijn artikelen maakten hem niet bijzonder populair bij de spelers. Hoewel hij vaak het mooie spel en individuele acties loofde, was de rode draad in zijn verslagen toch het harde spel en de ongedisciplineerdheid van Oranje. De spelers van Oranje hadden hier genoeg van en besloten maatregelen te nemen. Op de dag van de wedstrijd Nederland-Argentinië vond een gesprek plaats tussen Ben de Graaf, Rinus Michels en aanvoerder Johan Cruijff. Aanleiding hiervoor was de boycot van de Volkskrant, waartoe de spelers aan het begin van de week waren overgegaan. Ben de Graaf maakte het niet uit, maar alle verslaggevers van de Volkskrant waren hier de dupe van.63 Cruijff en Michels geboden De Graaf te stoppen met zijn zure berichtgeving over het Nederlands elftal. Iedereen stond achter Oranje, dus hij moest zich maar aanpassen. De journalist wees hen erop dat hij zelf wel uitmaakte wat hij opschreef. Met de mening van de Oranjespelers had hij niets te maken. Zolang hij zich aan de wet hield konden ze hem niets 61
Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 11. Ruigrok, ‘Oranje 1974’. 63 Kok, 1974, 206-207. 62
27
maken. Ze kwamen er niet uit en De Graaf beende weg. Wat volgde, zou één van de meest vertelde anekdoten uit de Oranjegeschiedenis worden. Hieruit blijkt echter ook wat voor losse sfeer er in het Oranjekamp hing en hoeveel de spelers eigenlijk wel in te brengen hadden. Bij de lift werd De Graaf opgevangen door enkele reservespelers. Ze pakten hem beet en lieten hem niet meer los. De lift ging naar beneden en vervolgens werd hij meegetrokken door enkele gangen tot zij aan de rand van het hotelzwembad stonden. De spelers gooiden hem zonder pardon in het water en Ben de Graaf was woest. De actie van de Nederlandse spelers past in het tijdsbeeld van de jaren zeventig. Rebellie tegen zaken waarmee men het niet eens was werd een trend in Nederland. De sluiting van abortuskliniek Bloemenhove bracht veel vrouwen op de been en ook de discussie rond de vrijlating van oorlogsmisdadigers viel niet in goede aarde. Dit alles deed niet af aan de woede van De Graaf. Hij noemde het geen ludieke actie, maar intimidatie. Een bedreiging van zijn journalistieke objectiviteit. Niemand viel hem echter bij. Later bleek dit te zijn omdat het Nederlands elftal voor veel kranten en tijdschriften natuurlijk geld in het laatje bracht. Ben de Graaf ging overigens gewoon door met aan de ene kant het prijzen van het goede spel en aan de andere kant het hekelen van het grove spel. Hij schreef dat hij tenminste ook nog wat had bijgedragen aan het succes van Oranje als deze gebeurtenis de groepsmoraal had versterkt.64 Om de spelers toch nog een beetje rust te geven zorgden Michels en de KNVB ervoor dat de pers niet in hetzelfde hotel sliep als de spelers. Ze dachten tenminste dat zo geregeld te hebben. De Nederlandse pers sliep dan misschien wel niet in het hotel, maar een aantal van hun Duitse collega’s wel. Eén van hen was de al eerder genoemde Siegfried Drach die voor de Kölner Express schreef. Samen met twee collega’s verbleef hij in een appartement dat tegen het hotel was aangebouwd. Hij sliep dus niet direct in het hotel, maar nam wel gewoon deel aan de maaltijden. Ze golden als normale hotelgasten. Een aantal spelers van Oranje had hem wel herkend, omdat hij ook vaak verslag van de wedstrijden van Ajax deed. Niemand zei er echter iets over. “Bovendien,” stelt Drach cryptisch, “kom je verder als 120% weet en 70% schrijft dan als je meer schrijft dan je weet.” Dat bleek.65 Auke Kok beschrijft dat één Duitse journalist zich onder een valse naam en zogenaamd als vertegenwoordiger in het hotel wist in te checken. Dit is ook degene die het beruchte zwembadincident zou verklikken. Het Duitse Boulevardblad Bild schreef een paar dagen voor de finale over het feest waarbij een aantal Nederlandse spelers, waaronder Johan Cruijff, met naakte, Duitse, vrouwen in het hotelzwembad was beland. Drach vertelt dat 64 65
Kok, 1974, 208-209. Ruigrok, ‘Oranje 1974’.
28
hierna het hotel op slot ging. Er was minder mogelijk en de spelers waren minder benaderbaar.66 Tot op de dag van vandaag blijft Cruijff, die maar op nippertje zijn huwelijk wist te redden, het zwembadincident ontkennen. In zijn biografie schrijft hij: “Het overgrote deel van de pers is net in staat een wedstrijd voetbaltechnisch te analyseren. Daardoor zoeken ze graag naar randverschijnselen, zeker bij zo’n belangrijke wedstrijd als de finale van het wereldkampioenschap, en is de zwembadaffaire een eigen leven gaan leiden. Ik heb er nooit op gereageerd omdat ontkennen al een bepaalde vorm van toegeven is.”67
Een zwembad, mooie meisjes en een verloren finale De vraag zal altijd blijven of de onthullingen in Bild voor het fiasco van zondag 7 juli 1974 zorgden. Feit is wel dat Cruijff meteen na de publicatie van het stuk over de zwembadaffaire gebeld werd door zijn vrouw Danny, die verhaal kwam halen. Het gevolg was dat Cruijff bezig was met urenlange telefoongesprekken om zijn huwelijk te redden. Dit was te zien op de telefoonrekening die de KNVB na het WK aan het hotel moest betalen. De hotelrekening zelf was ca. DM 49.786,65, omgerekend zo’n 25.000 euro. Een vijfde van dit bedrag bestond uit de hoge telefoonkosten, gevoerd nadat het zwembadincident was uitgelekt. Ondanks de persoonlijke problemen moest er een aantal dagen later toch gepresteerd worden. Dit gold natuurlijk vooral voor Cruijff, aanvoerder en favoriet voor de titel van beste speler van het toernooi.68 De finale begon fantastisch, ook voor Cruijff. Nederland trapte af en na 14 passes zonder dat er ook maar een Duitser aan te pas was gekomen versierde Johan Cruijff een strafschop. ‘Versierde’, omdat later werd aangetoond dat de overtreding op Cruijff nipt buiten het strafschop plaatsvond. De Engelse scheidrechter Taylor kende Nederland echter een strafschop toe en Johan Neeskens schoot hem binnen. De wedstrijd was twee minuten oud en er was nog geen Duitser aan de bal geweest. Het vervolg is echter bekend. Nederland speelde wel goed, maar zeker niet zo effectief als in alle voorgaande wedstrijden. Duitsland scoorde twee keer. Het eerste doelpunt hiervan is de boeken ingegaan als een onterechte strafschop. De Duitse aanvaller Hölzenbein liet zich in het strafschopgebied vallen, een Schwalbe. De 66
Kok, 1974, 240-241. Marianne van Exel, ‘Seksschandaal van de week: Johan Cruijff’, http://www.isgeschiedenis.nl /nieuws/seksschandaal_van_de_week_johan_cruijff, 5 december 2011, bekeken 15 januari 2012. 68 Joris Smeets, ‘Cruijffs telefoonrekening tijdens het WK van 1974’, http://www.innl.nl/page/5375/nl, 30 maart 2012, bekeken 15 januari 2012. 67
29
tweede tegengoal was een echt spitsendoelpunt van Gerd Müller. Hoewel Duitsland dus wel wereldkampioen werd, werd Hölzenbein de schlemiel van het toernooi. Hij zou altijd bekend staan als der Schwalbenkönig.69 Het is ons grootste nationale sporttrauma, misschien onlangs benaderd door de verkeerde wissel van schaatser Sven Kramer op de Olympische Spelen. Voor het eerst trok een Oranjelegioen erop uit om het Nederlands elftal te steunen, voor het eerst stonden wij in de finale van een WK en voor het eerst waren wij de ploeg met het beste voetbal. Het mocht allemaal niet baten. Oranje baalde en het aan de buis gekluisterde Nederland huilde. De gedroomde wereldkampioen verloor de finale van West-Duitsland.70 Toch stonden honderdduizenden Nederlanders klaar om de morele winnaars, wij hadden immers het beste voetbal gespeeld, bij hun thuiskomst te verwelkomen. In de straten van Amsterdam werd en masse feest gevierd. Voor even deed dat de pijn van de nederlaag vergeten. Veel spelers beseften pas later hoe allesbeheersend de gemiste kans was en groot het verschil is tussen het winnen van de Wereldbeker en als tweede eindigen.71
Voetbal is oorlog In Nederland was er tijdens het toernooi niets te merken van een anti-Duitse stemming. Dit was niet vreemd, omdat beide landen op internationaal gebied steeds meer met elkaar te maken kregen. De wereldpolitiek werd beheerst door het oost-west-conflict en Nederland en Duitsland stonden hierin aan dezelfde kant. Zover er van spanningen kon worden gesproken werden die veroorzaakt door randzaken. De Duitsers ergerden zich aan de zelfingenomenheid van de Nederlanders en de Nederlanders waren op hun beurt boos over de plaatsing van het Bild-artikel.72 Na de publicatie van het dit artikel en nog voor de finale van het toernooi besloot bondscoach Rinus Michels, die tot dan toe de pers te woord had gestaan in het Nederlands, Spaans, Engels en Duits, de media nog maar in drie talen te woord te staan. En Duits behoorde daar niet meer bij. Hij sprak toen de woorden: ‘Wanneer de Duitse kranten een oorlog uitlokken dan is het ook totale oorlog.’ De opmerking was geen tijdelijke bevlieging geweest. Rinus Michels gebruikte de term oorlog wel vaker. Net als vele andere Nederlanders had hij de ontberingen van de Hongerwinter moeten doorstaan op een dieet van bloembollen. De volgende dag ging hij op dezelfde manier verder. De vele Duitse journalisten wisten niet 69
Dirk Kurbjuweit, ‘De rook van veel vuur’, in M. van Nieuwkerk, H. Spaan en C. Biermann (red.), Hard Gras. Zij waren beter, nr. 39 (juni 2004) 55-65, waarvan 63-64. 70 Rob Kemper, Oranje jaagt op wereldgoud! Alle informatie over de 24 landen die strijden om de Wereldcup Italia ’90, (Neerpelt: D.C.M. Pers, 1990) 194; Ruigrok, ‘Oranje 1974’. 71 Snyder, ‘Voetbal van Oranje’, 78. 72 Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 11-12.
30
wat hen overkwam. Telkens wanneer zij een vraag stelden antwoordde Michels in het Nederlands dat hij zijn Duits vergeten was. Vervolgens verklaarde hij dat er op dit moment oorlog tussen Nederland en Duitsland (of de Duitse pers) heerste, maar dat de vrede waarschijnlijk na de finale in München zou worden getekend. Toen een Duitse journalist vroeg waarom Michels iedereen strafte voor een artikel van de Bild-Zeitung, antwoordde deze dat hij ook uit andere zaken had afgeleid dat het oorlog was. Hiermee doelde Michels waarschijnlijk op het geringe aantal kaartjes voor de finale dat voor Nederlandse supporters beschikbaar werd gesteld. Het aantal voor Nederland bestemde kaartjes, 3400, werd in de laatste week zonder opgave van reden met duizend kaartjes verminderd. Voor Michels en de spelers leek het er inmiddels op dat alles en iedereen Oranje tegenwerkte. De Duitse media probeerde de moraal van de Nederlandse spelers te ondermijnen en de Duitse organisatie probeerde zoveel mogelijk Nederlandse supporters te weren. Duidelijk was in ieder geval dat er bij de WK-finale geen sprake kon zijn van een Oranjelegioen. In zijn boek voert Kok aan dat Michels de ‘hetze’ van de Duitse pers tegen het Nederlands elftal telkens opvoerde om de saamhorigheid binnen zijn elftal te optimaliseren.73 De, in Nederland opgegroeide, Duitse historicus Ingo Schiweck ondersteunt deze stelling. Op de website van het Algemeen Dagblad stelt Schiweck dat er, op voetbalvlak, pas een sfeer van vijandschap tussen beide landen ontstond toen Michels de term oorlog lanceerde. Hij ziet ook een duidelijk verschil tussen Michels Duitslandhaat als coach van Oranje en zijn eigen instelling later. Volgens Schiweck heeft Michels de Duitslandhaat binnen het team bewust opgebouwd om een gevoel van gemeenschap te realiseren. Zes jaar later ging hij echter wel aan de slag bij een Duitse club. Juist bij de jongere generatie, die vaak met deze anti-Duitse gevoelens was opgevoed, was de voedingsbodem voor haat wel aanwezig. De historicus denkt dat de Nederlandse Duitslandhaat vooral is ingegeven vanuit een minderwaardigheidscomplex. Terwijl Nederland het mooiste voetbal speelde, won Duitsland de titels. In 2006 zag Schiweck echter een ommezwaai. De Nederlandse Duitserhaat nam af en de Duitse Nederlandhaat nam toe. Als verklaring noemt hij het toenemende succes van Nederlandse voetballers in het buitenland. Bijna alle bekende Duitse voetballers speelden op dat moment in Duitsland zelf, maar bij elke topclub in Europa was wel een Nederlander te
73
Kok, 1974, 287-288 en 291.
31
vinden. Komt deze Nederlandse Duitslandhaat, maar dus blijkbaar ook de Duitse Nederlandhaat dan toch gewoon voort uit een vorm van jaloezie?74 Vraag een Duitser naar de WK-finale van 1974 en hij zal je raar aankijken. Voor hem is er maar één finale die telt, die van 1954: ‘Het Wonder van Bern’. De Duitse overwinning van 1974 was geen wonder, meer het vervullen van een verwachting. Het is maar de vraag hoeveel Duitse voetballiefhebbers dit elftal nog uit het hoofd kunnen opzeggen. Hoe anders is dit bij Nederlanders. Voor hen is de finale van 1974 nauwelijks bespreekbaar. Er zijn zelfs Nederlanders die de videobeelden telkens weer afspelen in de hoop dat Oranje één van de kansen in de tweede helft binnenschiet en de loop van de Nederlandse voetbalgeschiedenis verandert. Allemaal tevergeefs natuurlijk, maar hieruit blijkt wel hoeveel het Nederlands voetbal, en hiermee het vaak verbonden negatieve Duitslandbeeld, vanaf 1974 voor ons land betekende.75 Voor één van de spelers van Oranje had de finale van 1974 een extra beladen betekenis. Willem van Hanegem moest niets hebben van de Duitsers. In zijn eigen woorden: “Als ik al een fout heb gemaakt tegen de Duitsers is het dat ik ze wilde vernederen, ze totaal in het stof wilde laten bijten. (…) Wat mij betreft kun je Duitsers niet diep genoeg onder de zooien spitten. Ik heb niks persoonlijks tegen die mensen, maar hun houding staat me zo tegen. Als ze boven je staan, spugen ze op je kop en als ze onder je liggen, likken ze je zolen schoon.”76 In werkelijkheid ging er wel dergelijk iets persoonlijks schuil achter Van Hanegems vijandige houding tegenover de Duitsers. Hij omschreef het zelf als een Duitserhaat die er sinds een bepaalde periode altijd is geweest en waar iedereen de achtergronden van kent. Van Hanegem is geboren in 1944 en was pas zeven maanden toen zijn geboortedorp Breskens werd getroffen door een zwaar bombardement. Een groot aantal familieleden kwam om het leven, onder wie ook zijn vader en broer. Het is goed voorstelbaar dat hij de finale daarom anders beleefde. Het was alleen vervelend dat deze weerzin van de tegenstander door veel ploeggenoten werd gedeeld en juist contraproductief werkte. Hadden Van Hanegem en de 74
‘Duitslandhaat is minderwaardigheidscomplex’, http://www.ad.nl/ad/nl/4562/Voetbal/article/ detail/2332256/2006/05/02/Duitslandhaat-is-minderwaardigheidscomplex.dhtml, 2 mei 2006, bekeken 16 juni 2012. 75 Christoph Biermann, Matthijs van Nieuwkerk en Henk Spaan, Hard Gras. Zij waren beter, nr. 39 (juni 2004) 3. 76 Kok, 1974, 338 geciteert uit: Frénk van der Linden, De elleboogstoot. En andere bekentenissen uit de voetbalwereld, (Amsterdam: Veen, 1994).
32
andere spelers geweten dat de oorlog ook aan Duitse kant, onschuldige, slachtoffers had gemaakt, was de beladenheid misschien heel anders geweest.77 Een goede beschrijving van het Oranjegevoel onder de Nederlandse bevolking en de daaruit voortvloeiende Duitserhaat geeft Ingo Schiwecke in zijn boek Kicken beim Feind: “Vom verlorenen WM-Finale 1974 an treten die Duelle mit der Bundesrepublik )nicht die mit der kleinen “antifaschistischen” DDR) in den Niederlanden von der Bedeutung her an die Stelle des Kräftemessens mit der belgischen Mannschaft und werden “ideologisch” immer aufgeladener. Im Juni 1988 kann man in den Niederlanden die zweite “Befreiung” nach 4 Mai 1945 feiern: Im Hamburger EMHalbfinale besiegen die guten Niederländer (wie Gullit, van Basten, Rijkaard) die bösen Deutschen (darunter Matthäus, Völler, Klinsmann) und gewinnen danach ganz nebenbei auch noch den ersten und bisher einzigen Titel ihrer Verbandsgeschichte. Endlich besiegt niederländische Schönheit deutsche Zweckmässigkeit.”78
77
Kok, 1974, 339. Ingo Schiweck, Kicken beim Feind? Der ganz alltägliche Friede hinter dem deutsch-niederländischen Fussballkrieg, (Düsseldorf: MaveriX, 2006) 11. 78
33
Hoofdstuk 3 Nederlandse sportpagina’s en anti-Duitse berichtgeving In zijn onderzoek naar het Nederlandse Duitslandbeeld in de periode van 1969 tot 1980 constateert de historicus Friso Wielenga een golfbeweging in de waardering voor de Bondsrepubliek.79 In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de door Wielenga geconstateerde golfbeweging, maar wordt ook een vergelijking gezocht in de voetbalverslaggeving van deze periode. Wordt het maatschappelijke beeld dat Nederland in deze periode van Duitsland heeft ondersteunt door de voetbalverslaggeving rond de wedstrijden Nederland-Duitsland? Wordt het beeld van Duitsland in de sportbijlage van de Nederlandse kranten positiever als het maatschappelijke beeld van Duitsland positiever wordt of is hier geen samenhang? Aan de hand van diverse Nederlandse kranten en weekbladen wordt in dit hoofdstuk onderzocht of het beeld dat de Nederlandse voetbalverslaggeving geeft congrueert met Wielenga’s golfbeweging. Mijn onderzoek begint echter pas in 1974, omdat er voor dit jaar nog geen sprake was van voetbalverslaggeving rond de wedstrijden van het Nederlands elftal, zoals uit het vorige hoofdstuk gebleken is. Wielenga’s golfbewegingen Van 1969 tot 1973 is er, volgens Wielenga, sprake van een positiever Duitslandbeeld. Kenmerkend voor deze periode was dat alles in West-Duitsland nieuw leek te worden. De nieuwe bondskanselier Willy Brandt sprak over meer democratie en beloofde binnenlandse hervormingen op onder andere sociaaleconomisch terrein en onderwijs. Maar vooral de sinds 1969 gevoerde Ostpolitik leidde ertoe dat de BRD een nieuw internationaal prestige verwierf. Met deze vorm van politiek sloeg West-Duitsland een compleet andere weg in ten opzichte van de DDR. De relatie met het communistische Duitsland werd versoepeld en ook de betrekkingen met Moskou werden versterkt.80 In de periode van 1974 tot 1978 nam de waardering voor West-Duitsland af. Langzaamaan werd het opgebouwde prestige ondergraven door ontwikkelingen in de Duitse binnenlandse politiek. In deze vier jaar was er sprake van een toenemend wantrouwen ten aanzien van Duitsland. Nederlanders waren bang dat de Bondsrepubliek in een politiestaat veranderde. Deze angst kwam vooral voort uit de Radikalenerlass en de daarvan afgeleide 79
Hess en Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers, 13. Duitslandweb, ‘De ‘Ostpolitik’ van Willy Brandt’, http://www.duitslandweb.nl/naslagwerk/Geschiedenis/ BRD+Ostpolitik+en+RAF_x003a_+1966-1982/Ostpolitik.html, bekeken 18 juni 2012. 80
34
Berufsverbote. Deze maatregelen waren gericht tegen mensen met radicale opvattingen en sympathisanten van extreemlinkse bewegingen, partijen en actiegroepen. Met het Radikalenerlass werden ambtenaren met zulke ideologieën ontslagen en met de Berufsverbote werd het sympathisanten van linkse bewegingen verboden ambtenaar te worden. Deze maatregelen waren vooral bedoeld om acties van de terroristische, linkse, Rote Armee Fraktion en de Bewegung 2. Juni tegen te gaan. In Nederland was er echter veel kritiek op deze handelswijze. De BRD zou de liberale vrijheden en tolerantie in het land beperken en met haar ingrijpen de mensenrechten schenden. Voor Nederlanders was dit reden tot kritiek, omdat Duitsland hiermee precies tegen het Nederlandse zelfbeeld van tolerantie en zelfontplooiing inging. Het dieptepunt in de waardering voor Duitsland werd bereikt in 1977/1978. Nadat het Nederlandse Duitslandbeeld in de periode 1977/1978 een dieptepunt had bereikt kon in de jaren 1979 en 1980 weer een weg naar boven worden geconstateerd. De opgelaaide spanningen tussen Oost- en West-Duitsland en de bemiddelende rol van de nieuwe bondskanselier Helmut Schmidt daarin, deden het prestige van de Bondsrepubliek weer toenemen. Of het deed in ieder geval de kritiek vanuit Nederland afzwakken.81
Veiligheid voor alles Over het algemeen lijkt er uit de sportpagina’s van de onderzochte kranten niet af te leiden wat er in de Duitse binnenlandse politiek speelde. Slechts een enkele keer werd er een opmerking gemaakt die niet rechtstreeks met het voetbal te maken had. Wel werd er af en toe gewezen op het thema veiligheid. Veiligheid werd tijdens het wereldkampioenschap voetbal van 1974 met hoofdletters geschreven. Het gastland Duitsland was in 1972 ook al de organisator geweest van de Olympische Spelen, die de boeken in zijn gegaan als ‘het bloedbad van München’. Tijdens deze Olympische Spelen vielen Palestijnse terroristen het Israëlische onderkomen in het Olympisch dorp binnen. De terroristen doodden twee Israëliërs en gijzelden negen leden van het Olympisch team. Na lang onderhandelen vond er een mislukte reddingsoperatie plaats en geen van de gegijzelde Israëliërs overleefde het dramatische voorval. Dit was de reden dat de Duitse overheid in 1974 kosten noch moeite had bespaard om de veiligheid rond het WK te waarborgen. De stadions werden haast vestigingen en tijdens de openingsceremonie zorgden bijna 900 beveiligingsmedewerkers en meer dan 1100
81
Hess en Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers, 13.
35
politieagenten voor de veiligheid van de voetbalteams, eregasten en de toeschouwers. Speciaal getrainde commando’s hielden in de gaten of er enig teken van terroristische activiteit was. De Duitse overheid had geleerd van het drama van 1972 en stelde voor het WK een veiligheidscomité in. Het hoofd van de Duitse politie werd als hoofd veiligheid toegewezen aan de Duitse voetbalbond om daar alles in goede banen te leiden. De politie was bij alles betrokken. Ze moest de hotels bewaken waar de nationale elftallen verbleven. Ze moest bommeldingen nagaan. Kortom, de Duitse politie had het druk in de zomer van 1974. Richtlijn was echter wel dat ze altijd aanwezig moesten zijn, maar niet als een bedreiging mochten overkomen op het aanwezige publiek. Dit lukte de agenten in de meeste gevallen vrij goed. Het moest immers een wereldkampioenschap voetbal worden en geen feest ter ere van de politie.82 Ook het Nederland elftal werd op het WK van 1974 geconfronteerd met de strenge bewaking. Als gevolg van Nederlands pro-Israelische houding werd het team zelfs als het meest voor de hand liggende doelwit van terreur beschouwd. Rondom het complex lagen grote rollen prikkeldraad en binnen en buiten het Waldhotel Krautkrämer liepen zwaar bewapende agenten. De dag voordat de Nederlanders richting Duitsland gingen was het bos rond het hotel door honderden agenten uitgekamd. Minstens twintig agenten mochten de spelers geen moment met rust laten. Vanaf Zeist werd de spelersbus al door een Nederlandse politie-escorte begeleid en vanaf de grens nam de Duitse politie dit over. Voor Nederland gold ook nog eens dat Johan Cruijff internationaal bekend was en voor velen gold als de opvolger van de Braziliaanse Pele als beste voetballer van de wereld. Volgens de Duitse organisatie liep een bekende speler als Cruijff de kans om ontvoerd te worden. Het werd de Nederlandse spelers daarom verzocht zich buiten het hotel zoveel mogelijk in groepjes voort te bewegen. Alles werd formeel vastgelegd in ambtelijke procedures, bewakers, prikkeldraad en gebrek aan bewegingsvrijheid. Allemaal zaken die de spelers van Oranje deden huiveren van afschuw.83 Ook in de Nederlandse sportmedia bleef het Duitse veiligheidsbeleid niet onopgemerkt. In het voetbalweekblad Voetbal International (VI) werd opgemerkt dat het toernooi ten prooi viel aan overorganisatie. De Duitsers hadden uit angst voor incidenten alles zo tot in de puntjes geregeld dat er geen ruimte gelaten was voor eigen initiatief. Dit maakte het werk van journalisten erg moeilijk.84 Twee weken later plaatste hetzelfde tijdschrift een 82
Dieter Kürten, Fussballweltmeisterschaft 1974, (Stuttgart: Deutscher Bücherbund, 1974) 115. Kok, 1974, 62-65. 84 ‘Opinie.WK’, Voetbal International (VI), nr.26A, (25 juni 1974) 5. 83
36
opmerkelijk bericht over een VIP-gast op het WK. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, werd gespot op de tribune bij de wedstrijden Nederland-Brazilië, Polen-Brazilië en de finale Nederland-West-Duitsland. Tweemaal Nederland dus, en maar één keer West-Duitsland. Dat is opmerkelijk. Kissinger werd namelijk uitgenodigd door de Duitse organisatie. Polen-Duitsland lag daarom meer voor de hand dan Nederland-Brazilië. Volgens het voetbalweekblad zat hier meer achter: “Op deze wereldkampioenschappen, die noodzakelijkerwijs zijn ontsierd door veel wapengekletter, volgens het (vermeende) afwijkende Midden-Oosten-standpunt het meest kwetsbaar. Bovendien bezit Nederland in Cruijff, ster van het WK-toernooi, een kostelijk bezit voor wanhopige Palestijnen die aan gijzeling denken. Zou het kunnen zijn dat Henry Kissinger zijn invloed ter beschikking heeft willen stellen vooral ten behoeve van Nederland? Onder het toeziend oog van de man, die er een levenszaak en misschien wel een halszaak van heeft gemaakt om Arabieren en Israëli’s te verenigen, pleeg je immers geen terreurdaden?”85 Hieruit valt af te leiden dat journalisten van Voetbal International, en waarschijnlijk ook van de andere (dag)bladen, goed op de hoogte waren van de buitenlandse politiek. Uit het bovenstaande valt echter niets over het Nederlandse Duitslandbeeld op te maken. Wielenga stelt dat de verstandhouding met Duitsland vanaf 1974 verslechterde. Ook uit de voetbalverslaggeving is die verslechterde relatie op te maken. Of beide verschijnselen met elkaar in verband staan is echter niet zeker.
Altijd weer die Duitsers Na de publicatie van het beruchte Bild-artikel verklaarde de Nederlandse bondscoach Rinus Michels de Duitsers spreekwoordelijk de oorlog. Hij sprak niet meer in het Duits met de journalisten en wilde niets meer met hen te maken hebben. De Duitse pers begon, volgens Michels, immers een mediaoorlog tegen Oranje toen ze er niet meer onderuit kon dat niet alleen de Duitse Mannschaft, maar ook het Nederlands elftal een kandidaat voor de titel was. Dit moment stond ook voor een omslag in de Nederlandse berichtgeving over Duitsland. Tijdens de eerste ronde hadden de Nederlandse (dag)bladen nog redelijk neutraal geschreven over de sportieve prestaties van de Duitsers. Voetbal International had in de aanloop van het 85
‘Opinie. Kissinger’, VI, nr.28, (8-13 juli 1974) 5.
37
toernooi enkele interviews met Duitse topvoetballers, zoals Wolfgang Overath86, Günter Netzer87 en Berti Vogts88, en de Duitse bondscoach Helmut Schön.89 Zelfs aanvoerder Franz Beckenbauer werd gestrikt voor een interview.90 Een overeenkomst in al deze interviews is dat het Nederlands elftal en een eventuele concurrentie tussen beide landen nooit ter sprake komt. Ook in de kranten zijn voornamelijk objectieve analyses te vinden, waarin Duitsland op dezelfde wijze wordt geanalyseerd als andere deelnemende landen. Wel wordt in Voetbal International de Duitse sportjournalistiek grotendeels afgebrand. De Duitse sportverslaggevers zouden geen eigen mening hebben en daarnaast ook nog eens geen verstand van voetbal hebben. Het Duitse team werd de hemel in geprezen, terwijl het slechts op het nippertje gewonnen had van Chili. Volgens de Opiniecolumn bewees de Duitse sportjournalistiek hier maar weer eens dat “Deutschland über alles geht.”91 Daarnaast werd er een week later in hetzelfde blad nog een sneer uitgedeeld naar het Duitse oorlogsverleden. Joop Niezen, destijds hoofdredacteur bij VI, maakte in zijn column ‘WK Dagboek’ melding van de verveling onder de West-Duitse voetballers: “De Westduitse spelers klagen over gebrek aan vertier. En verdomd, de spelersvrouwen worden overgevlogen na de wedstrijd tegen de DDR. Helmut Schön stuurt kennelijk aan op een gigantisch orgasme. Massa-regie heeft de Duitsers altijd goed gelegen.”92 Hier bleef het echter bij wat betreft anti-Duitse opmerkingen in de Nederlandse pers. Tot aan de eerder genoemde persconferentie. Vele kranten en weekbladen volgden het voorbeeld van Michels en gooiden alles wat zij over de Duitsers kwijt wilden de wijde wereld in. De ‘kwaliteitskrant’ NRC Handelsblad trapte, niet al te fel, af. Correspondent S. van der Zee bleef zelf relatief neutraal over het feit dat Nederland Duitsland tegen zou komen in de finale. Wel noemde hij enkele voormalige spelers en managers uit de Engelse competitie die stuk voor stuk hoopten dat Oranje de Duitse Mannschaft “vermoord”. Ook zochten zij een wreker voor de smadelijke nederlaag die de Engelsen zelf in april in Wembley leden. De
86
John Linse, ‘De wederopstanding van Wolfgang Overath’, VI, nr.4 (21-26 jan. 1974) 30-31. Gert Jan Hoek, ‘Günter Netzer: eenzaam, maar niet alleen’, VI, nr.13 (25-30 mrt 1974) 16-17. 88 Kees van den Berg, ‘Berti Vogts: de Wimpie Jansen van de Duitsers’, VI, nr.23 (3-8 juni 1974) 30-31. 89 ‘Helmut Schön: we moeten een zware hypotheek inlossen’, VI, nr.22 (27 mei-1 juni 1974) 18-19. 90 Bert Nederlof, ‘Franz Beckenbauer: der Kaiser is terug’, VI, nr.24 (10-15 juni 1974) 8-9. 91 ‘Opinie. Pers’, VI, nr.25B, (21 juni 1974) 5. 92 Joop Niezen, ‘1974: WK-Dagboek’, nr.26A (25 juni 1974) 14. 87
38
Nederlanders bleken dus niet de enigen met anti-Duitse gevoelens te zijn.93 Na dit artikel had correspondent Van der Zee de smaak goed te pakken. In zijn volgende artikel prees hij het Nederlandse Oranjelegioen met het uitgebreide repertoire aan liedjes en aanmoedigingen op de tribunes. Maar zelfs op de manier waarop het Duitse publiek haar land aanmoedigde bleek iets aan te merken. De Duitsers zouden hun Mannschaft op bevelende toon met ‘Deutschland, Deutsch-land’ aanmoedigen. Zonder fantasie en speelsheid, zoals een echte Duitser betaamde. Voor veel Nederlanders was dit gebrek aan creativiteit niet te begrijpen. Het ging toch immers om mooi voetbal? Bij de Duitsers leek echter alles om resultaat te draaien en dat had het Duitse elftal, in tegenstelling tot het Nederlandse team, wel.94 Twee dagen later trok de krant van leer tegen de kranten van de Springerpers.95 Deze boulevardbladen voerden volgens het NRC een psychologische oorlog tegen het Nederlandse team. De publicatie van het geruchtmakende artikel ‘Cruyff, Sekt, nackte Mädchen und ein kühles Bad’ werd in het NRC dan ook afgeschilderd als een guerrillatactiek die Bild wel vaker toepaste. Nog geen maand eerder had het Duitse boulevardblad dezelfde berichten geplaatst, alleen met als mikpunt oud-kanselier Willy Brandt.96 Journalist Dick Ariese ging zelfs zover dat van de negen uren aan wedstrijd die de Duitsers tot dan toe in het toernooi gespeeld hadden, alleen de laatste twintig minuten tegen Polen meetelden. Alleen in die minuten kwamen het doorzettingsvermogen en de wilskracht van het Duitse team naar boven. In de overige minuten was er alleen sprake van saai gestructureerd voetbal. “Ordnung muss sein” was volgens Ariese dan ook het Duitse motto.97 Hoewel de journalisten van de Volkskrant veel vrijheid werd gegeven in de berichtgeving, was in de berichtgeving ten opzichte van Duitsland weinig van een ‘oorlog’ te merken. De krant ging wel in op de hetze van de Duitse kranten. De Volkskrant verdacht de Duitse boulevardbladen van het verzinnen van verhalen over de Nederlandse spelers. Zonder uitzondering zouden de Oranjespelers hebben gezegd dat ze geen kind aan Duitsland zouden hebben in de finale en dat de wereldtitel voor het oprapen lag. De Duitse bondscoach Schön gebruikte deze verhalen, naar eigen zeggen, om zijn spelers te motiveren. Ook al was hij ervan op de hoogte dat ze onwaar waren. De Volkskrant vond dit flauw van de Duitse bondscoach, maar Michels gebruikte met zijn oorlogvocabulaire natuurlijk precies dezelfde
93
S. van der Zee, ‘Britse coach: “Cruijff c.s. vermoorden de Duitsers”’, NRC Handelsblad, 3 juli 1974, 13. S. van der Zee, ´Wilhelmus de tophit in West-Duitsland’, NRC Handelsblad, 4 juli 1974, 12. 95 De Springerpers, opgericht door Axel Springer in 1946, is de uitgever achter de Duitse boulevardkrant BildZeitung en het boulevardblad Die Welt. 96 S. van der Zee, ‘Psychologische oorlog tegen Nederlands team’, NRC Handelsblad, 6 juli 1974, 8. 97 Dick Ariese, ‘Ordnung muss sein in Westduitse elftal’, NRC Handelsblad, 6 juli 1974, 9. 94
39
tactiek.98 Verder dan dit ging de krant niet. Nederland moest de schuld voor het verlies van de finale absoluut bij zichzelf zoeken.99 Ook de volkse Telegraaf, waarvan ik flink wat anti-Duitse uitingen verwachtte, verlaagde zich niet tot anti-Duitse uitingen met betrekking tot het oorlogsverleden. De krant, die in Nederland toch wel het meest in de buurt komt van een sensatiekrant, beperkte zich tot enkele opmerkingen ‘op de man’ en het zogenaamde ‘Duitsland als underdog’-grapje: “Toegegeven, de beste grap heeft West-Duitsland tot het laatst bewaard. Helmut Schön debiteerde haar in trainingskamp Grünwald persoonlijk: ‘Ik ben blij dat wij geen topfavoriet zijn. Dat is een voordeel’, zei hij met een uitgestreken gezicht tot de verzamelde sportpers, die zich verbaasd de ogen uitwreef. Wat nu? Had oom Helmut wel het goede bandje opstaan? Toch wel, want ook de spelers bleken ineens een anti-favorietinjectie te hebben gehad.”100 Wel was de Telegraaf wat milder in haar oordeel over het Nederlands elftal dan de Volkskrant. De Telegraaf plaatste na de verloren finale artikelen met koppen als “Oranje vechtend ten onder” en “Oranje verdiende hoogste eer.” Natuurlijk hadden de Nederlandse spelers met hooghartig voetbal de voorsprong, en uiteindelijk de winst, verspeeld. Maar zij hadden het mooiste voetbal van het toernooi gespeeld en dat was in Nederland ook erg belangrijk. Met mooi voetbal vul je stadions, was het motto. Nederland werd dan ook alsnog groots binnengehaald bij terugkomst in Nederland.101 De verloren finale had er in Nederland zo ingehakt, dat zelfs het opinieblad Haagse Post er ruimte voor maakte. Ook in dit artikel van (sport)journalist Henk Spaan viel een lichtelijk anti-Duitse toon te ontdekken. Zo schreef Spaan dat Duitsland wereldkampioen was geworden, omdat het dat land ontbrak aan Jordaan-sentiment. De arrogantie had gewonnen van het speelse element. Voor de wedstrijd had hij nog goede hoop, maar die bleek al snel een illusie:
98
‘Geen onderschatting’, De Volkskrant, 8 juli 1974, 9. Ben de Graaf, ‘Tol voor gebrek aan zelfdiscipline’, De Volkskrant, 8 juli 1974, 7. 100 Nico van der Zwet Slotenmaker, ‘Helmut Schön verbaast vriend en vijand’, De Telegraaf, 6 juli 1974, 27. 101 Jan de Deugd, ‘Oranje vechtend ten onder’, De Telegraaf, 8 juli 1974, 15;; Sjaak Swart, ‘Oranje verdiende hoogste eer’, De Telegraaf, 8 juli 1974, 17. 99
40
“M’n fiets mogen ze houden als we ze maar met 5-0 verpletteren. Kijken naar voetballen is het ontladen van agressie. (…) Dat het nou uitgerekend Duitsland moest wezen dat ons mooie ideaal van het verlichte despotisme een paar uur later de grond in zou boren.”102 Maar ook Henk Spaan schreef de zege van de Duitsers niet voor de volle honderd procent op het conto van Duitsland. Volgens Spaan had West-Duitsland de wedstrijd niet gewonnen op meer kwaliteit, maar werd er van Nederland gewonnen door ernstige tactische fouten aan Hollandse kant.103 Er is in 1974 dus wel dergelijk een overeenkomst in de golfbewegingen van Wielenga en de berichtgeving op de Nederlandse sportpagina’s. Bij beiden wordt het Nederlandse Duitslandbeeld nadrukkelijk negatiever. Berichten over Duitsland bevatten af en toe weer verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog en ‘typische karaktertrekken’ van de Duitsers. Hieronder zal onderzocht worden of dit beeld in de sportpers tijdens de rest van de jaren zeventig veranderde. Volgens Wielenga zou er richting het eind van de jaren zeventig een positievere toon in de berichtgeving moeten ontstaan.104
Wraak en vergelding Bijna een jaar na de verloren finale van het WK verscheen in Voetbal International een interview met Paul Breitner, speler van het Duitse nationale elftal. Met de Duitse international werd aan het eind van het vraaggesprek teruggekeken op de Nederlands-Duitse finale. Interviewer John Linse constateerde tijdens de finale dat de Nederlandse ploeg er (on)bewust alles aan deed om het Duitse elftal te vernederen en vroeg aan Breitner of dat volgens hem iets met het oorlogsverleden te maken kon hebben. Duidelijk wordt dat de speler dit zich ook wel eens heeft afgevraagd. Breitner kon zich voorstellen dat Nederlanders en Duitsers geen vrienden zijn. De afgrijselijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog kon een mens niet snel naast zich neerleggen. Ook na dertig jaar niet. Hiermee toonde de Duitse international begrip voor het anti-Duitse beeld in Nederland.105 Ook VI bleef professioneel en liet het antiDuitslandbeeld in de voetbalsport niet overheersen in haar artikelen. Slechts een enkele keer kwam er een opmerking voorbij die niet helemaal door de beugel kon, maar die was vaak
102
Henk Spaan, ‘Holland huilt waar het had horen te lachen’, Haagse Post, nr.28 (13 juli 1974) 49. Spaan, ‘Holland huilt waar het had horen te lachen’. 104 Hess en Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers, 13. 105 John Linse, ‘Paul Breitner: alleen een arme hond mag communist zijn’, VI, nr.20 (12-17 mei 1975) 2-3. 103
41
geciteerd en niet uit eigen mond. In het verslag van de vriendschappelijke wedstrijd tegen West-Duitsland citeerde redacteur Cees van Cuilenborg bijvoorbeeld de beide bondscoaches toen hij stelde dat een vriendschappelijke wedstrijd tussen deze landen niet mogelijk was.106 Na de anti-Duitse uitbarstingen rond de finale van het WK 1974 bleef het opvallend stil bij het NRC Handelsblad. Het dagblad richtte zich voornamelijk op het Nederlands elftal en objectieve wedstrijdverslagen. De woorden wraak, revanche of vergelding werden niet één keer in de mond genomen. Wel was er meer aandacht voor de wedstrijden van het Duitse elftal dan voor andere landen, echter niet in negatieve zin. Dit is te verklaren door het feit dat Duitsland nu eenmaal het buurland en een grote voetbalnatie is. Landen die het dichtst bij liggen krijgen vaak ook de meeste aandacht in de media. De Volkskrant voldoet van de drie onderzochte kranten het meest aan de golfbewegingstheorie van Wielenga. Waar de krant in 1975 nog kwam met koppen als “Duitsers irritant”107 en “Nederland joeg op revanche”108, nam de anti-Duitse toon in het begin van 1978 al snel af en verdween deze aan het eind van dit jaar zelfs volledig uit de wedstrijdverslagen. De revanchegedachte die in het begin van 1978 nog aan de orde van de dag was sloeg na de vriendschappelijke wedstrijd op 20 december zelfs om in bewondering voor het Duitse spel: “De Duitsers beheersten de wedstrijd, reageerden kwieker, bewogen zich gemakkelijker en vielen met overtuiging aan.”109 In tegenstelling tot in 1974 gebruikte de Telegraaf in de jaren daarna de woorden ‘wraak’ en ‘revanche’ in bijna ieder artikel. Ook de opiniestukken van verscheidene columnisten stonden er vol mee. In het dagblad werd ook bijna alles een wedstrijd met de Duitsers. De krant publiceerde zelfs een artikel over de Nederlandse bondscoach George Knobel die de West-Duitse sportpers zogenaamd aftroefde op de voorpagina.110 Waar het NRC helemaal het begrip revanche niet noemde en de toon bij de Volkskrant steeds positiever van aard werd, bleef de Telegraaf maar spelen met wraakgevoelens. Terwijl Oranje-speler Rob Rensenbrink in zijn dagboekcolumn duidelijk maakte dat hij nooit wraakgevoelens jegens de Duitsers had gehad, schreef columnist Nico van der Zwet Slotenmaker negen pagina’s verder een haatcolumn over de Duitse bondscoach. Schön zou een uiterst ijdele man zijn en na de finale hebben gesteld dat hij altijd al had geweten dat zijn spelers het van de frivole Nederlanders zouden winnen. Van tevoren had de Duitse 106
Cees van Cuilenborg, ‘Oranje talent Nederlands misvormd’, VI, nr.1 (1-6 jan. 1979) 30-33. ‘Duitsers irritant’, De Volkskrant, 20 mei 1975, 13. 108 ‘Nederland joeg op revanche’, De Volkskrant, 20 mei 1975, 13. 109 Ben de Graaf, ‘Aanval Oranje faalt’, De Volkskrant, 21 december 1978, 19. 110 ‘George Knobel troefde Westduitse sportpers af’, De Telegraaf, 18 mei 1975, 1. 107
42
bondscoach echter nog geprobeerd zijn titelfavoriet in een underdog-positie te manouvreren.111 Hoewel richting het eind van de jaren zeventig de anti-Duitse berichtgeving in de Telesport, het sportkatern van de Telegraaf, terugliep, was hier bij de vaste sportcolumnist Van der Zwet Slotenmaker nog niets van te merken. Na de oefenwedstrijd in december 1978 was hij in zijn column met de titel ‘Wraak’ teleurgesteld dat het Nederlands elftal had verloren, maar vooral dat de revanche weer zou moeten worden uitgesteld. Hij uitte zelfs al zijn angst voor de toekomst van de wedstrijd Nederland-Duitsland: “Straks moeten we ook de volgende generatie nog vertellen dat wel een keer door Abe Lenstra over West-Duitsland hebben gezegevierd en dan zal het volgende geslacht zonder twijfel vragen: ‘Abe, wie is dat nou weer?’ Zolang is het dan al geleden bedoel ik.”112 Ook de Haagse Post deed in de zomer van 1978 met een column van journalist H.J.A. Hofland nog een duit in het zakje. Hofland, die als twaalfjarige jongen het bombardement op Rotterdam meemaakte, verwees in zijn column ‘Wraak’ nadrukkelijk naar wat het gelijkspel, waarmee Oranje de Duitsers zo goed als uitschakelden op het WK van 1978, voor hem betekende. “Verlies zou betekenen: terug in de afgrond, zwijgend, onherstelbaar lijden. Winst wilde op deze zondagavond zeggen: een goddelijk gevoel, het onaantastbare besef dat aan het lawaai uit het oosten voor lange tijd een eind zou zijn gekomen, dat die muil daar eindelijk even dicht zou gaan. Een kleine maar buitengewoon genietbare compensatie voor alle last die we de laatste tientallen jaren hadden ondervonden, van Rotterdam tot de Bildzeitung, die over voetballen schrijft in de taal van het Führer Hauptquartier. (…) Het schot waarmee Arie Haan in Cordoba gelijk maakte (…) leek wel het schot van terechtstelling.”113
111
Rob Rensenbrink, ‘WK ’78: Rob’s Dagboek’, De Telegraaf, 17 juni 1978, 28; Nico van der Zwet Slotenmaker, ‘WK ’78. Zijlijnen: redt me’, De Telegraaf, 17 juni 1978, 37. 112 Nico van der Zwet Slotenmaker, ‘Zijlijnen: wraak’, De Telegraaf, 22 december 1978, 21. 113 H.J.A. Hofland, ‘Wraak’, Haagse Post, nr.25 (24 juni 1978) 17.
43
Anti-Duits? Het blijkt dus dat het sportkatern van de onderzochte kranten niet altijd hetzelfde beeld schetste als de maatschappelijke en economische pagina’s van dezelfde kranten. De golfbeweging die Wielenga in zijn onderzoek constateert gaat niet voor alle onderzochte sportkaternen op. Het NRC Handelsblad blijkt in de jaren na 1974 toch een echte kwaliteitskrant te zijn, door eigenlijk nauwelijks aandacht te besteden aan (internationaal) voetbal. Er viel hier dus geen vergelijking te trekken met de golfbewegingstheorie. Over het NRC kan alleen worden geconcludeerd dat zij in 1974 de meeste anti-Duitse berichtgeving rond het voetballen publiceerde. Dit komt overeen met de dip in het Nederlandse Duitslandbeeld die Wielenga vanaf 1974 waarneemt. Daarna was het echter over met de antiDuitse berichtgeving op het gebied van sport. Van de onderzochte kranten voldoet de Volkskrant het meest aan de kadertheorie. Hoewel het dagblad rond het wereldkampioenschap niet veel negatiefs over Duitsland te melden had, sloeg deze toon na het verlies van de finale om. In 1975 zijn er aardig wat artikelen te vinden waarin de Volkskrant-redactie speelt met revanchegedachten. Aan het eind van 1978 verdwijnen, geheel volgens Wielenga’s theorie, de anti-Duitse berichten uit de Volkskrant. In de Telegraaf worden de berichten gedurende de jaren zeventig steeds negatiever, met een piek in 1975. Op dat moment wordt bijna ieder artikel rond wedstrijden van Nederland tegen Duitsland ontsierd door woorden als ‘revanche’, ‘wraak’ en ‘vergelding’. Het lijkt wel alsof we niet meer normaal tegen de Duitsers kunnen spelen zonder onderbuikgevoelens. Toch neemt ook de Telegraaf een mildere toon aan naarmate de jaren tachtig dichterbij komen. Van de onderzochte weekbladen blijft Voetbal International opvallend objectief. Dit is relatief goed te verklaren, omdat dit blad zich nu eenmaal alleen op voetbal richt. Het hoeft zich niet bezig te houden met politiek of Nederlandse economische belangen. Hierdoor kan het blad voor voetballiefhebbers de sport in haar puurste vorm beschrijven. In het opinieblad Haagse Post daarentegen verschijnt maar zelden iets over voetbal. Maar als er in het blad voor de linkse intellectuelen, met een geschiedenis als anti-nationaalsocialistisch tijdschrift, een keer een artikel over voetbal verschijnt is het wel meteen flink anti-Duits. Een link is bijvoorbeeld ook te leggen met het in het eerste hoofdstuk besproken anti-Duitse sentiment onder de hoogopgeleide Nederlandse bevolking in de jaren vijftig en zestig.114 Dit is ook de
114
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 295-298.
44
doelgroep van een intellectueel opinieblad als Haagse Post. Hiermee is dus aantoonbaar dat het anti-Duitse sentiment in de jaren zeventig nog steeds een grote rol speelde in de hoogste kringen van Nederland.
45
Hoofdstuk 4 De ontknoping waar Nederland op had gewacht Langzamerhand veranderde in de jaren zeventig en tachtig de manier waarop in Nederland naar de Tweede Wereldoorlog werd gekeken. De aandacht voor de strijd, en vooral voor het verzet nam af, en die voor het joodse leed nam toe. Hierdoor werd het steeds gemakkelijker de Duitsers als het kwaad af te schilderen. Net als ‘de Bezetting’ in de jaren zestig had in de jaren tachtig de Amerikaanse serie ‘Holocaust’115 een grote invloed op het Nederlandse Duitslandbeeld. Nederland was bij nader inzien geen bolwerk van verzet geweest. De Nederlanders waren tussen 1940 en 1945 voornamelijk doorgegaan met de bezigheden van alledag en hadden passief, al dan niet actief, meegewerkt aan het afvoeren van onschuldige landgenoten. De schaamte hierover maakte het verlies van 1974 nog moeilijker te verteren.116 Het Nederlands elftal was in de jaren tachtig de functie van nationaal bindmiddel gaan vormen. In het tijdperk van ontzuiling was onder Nederlanders een verschuiving vast te stellen van het ‘wij’-gevoel van een ideologische zuil naar individualiteit en zelfontplooiing, maar toch ook het ‘Nederlander’-gevoel. Nederlanders waren voor het koningshuis en voor Oranje. Op Koninginnedag en als volger van het nationale team hoefde een nuchtere Nederlander zich niet te schamen voor zijn vaderlandsliefde.117 In dit hoofdstuk zal ik ingaan op het EK van 1988. De nadruk in dit hoofdstuk zal liggen op de mythevorming rond het verlies van ‘74. Waardoor nam de verloren WK-finale van 1974 mythische vormen aan? Hoe beïnvloedde dit het Nederlandse Duitslandbeeld en hadden de onderzochte kranten en weekbladen hier iets mee te maken? De mythe van ‘74 Het duurde na de succesperiode van het Nederlands elftal aan het eind van de jaren zeventig relatief lang tot Oranje weer eens kans maakte op een belangrijke titel. Toen het eindelijk zover was, leek de situatie verdacht veel op die van 1974. In 1988 werd het toernooi weer in Duitsland gehouden en weer was het Nederlands voetbal uit een diep gat opgeklommen. Weer stond Nederland garant voor een attractieve frivole wedstrijd en was de dominante aanvoerder 115
Wikipedia, ‘Holocaust (TV miniseries)’, http://en.wikipedia.org/wiki/Holocaust_(TV_miniseries), laatst bewerkt 19 juni 2012, bekeken 20 juni 2012. 116 Shirley Haasnoot en Bas Kromhout, ‘Tien grote Nederlandse verzetshelden’, Historisch Nieuwsblad, nr. 4 (2006). 117 Willem de Bruin, ‘Oranjegekte voor geglobaliseerde spelers’, http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/ article/detail/1010262/2010/07/14/Oranjegekte-voor-geglobaliseerde-spelers.dhtml, 14 juli 2010, bekeken 20 juni 2012.
46
tot beste speler van Europa uitgeroepen. Deze keer was het echter niet Cruijff, maar Ruud Gullit die de aanvoerdersband droeg. Om het feest compleet te maken was Rinus Michels dit toernooi weer de bondscoach van Oranje en had Franz Beckenbauer, de Duitse aanvoerder van 1974, deze taak op zich genomen bij het Duitse elftal.118 Normaal doen tegen Duitse voetballers leek in 1988 haast onmogelijk. Dat had met zowel maatschappelijke als sportieve achtergronden te maken. Een constante factor bleef echter 1974, het jaartal dat vanwege de verloren WK-finale als kauwgum in ieders geheugen was blijven plakken. De feiten rond dit wereldkampioenschap deden er al lang niet meer toe, de mythevorming des te meer. Volgens deze mythe, die onder meer door Auke Kok en socioloog Maarten van Bottenburg wordt genoemd, had Duitsland de finale op een haast illegitieme wijze gewonnen. Het Duitse boulevardblad Bild was een hetze gestart tegen het Nederlands elftal door een verhaal naar buiten te brengen over een nachtelijke zwempartij van de Nederlanders met Duitse meisjes. Als gevolg hiervan hing sterspeler Johan Cruijff dagenlang met zijn vrouw aan de telefoon om zijn huwelijk te redden. Daardoor was Cruijff in de finale, qua spel, niet zichzelf geweest. In diezelfde finale was Bernd Hölzenbein, die door de Nederlandse voetballiefhebber nog steeds symbool stond voor de ‘foute’ Duitser119, opzettelijk naar de grond gedoken in het Nederlandse strafschopgebied om zo een penalty uit te lokken. Toen de opkomst van de kabeltelevisie Nederlanders omtrent 1980 in staat stelde om Duitse programma’s te kijken zagen zij dat de actie van Hölzenbein een alledaagse bezigheid was in de Duitse voetbalcompetitie. Duitsers hadden er zelfs een naam voor, Schwalbe. Zonder dat soort trucs van de Duitsers, zo was de opvatting van veel Nederlanders, had Oranje deze wedstrijd nooit kunnen verliezen. In Nederland troostte men zich met de gedachte dat het Nederlands elftal, met het verfijnde technische voetbal, eigenlijk de bovenliggende partij en daarmee de morele winnaar was geweest. De finale van 1974 kan in een breder kader geplaatst worden: de naoorlogse generatie had, met voetballen, willen doen wat de ouderen tijdens de oorlog niet was gelukt. Winnen van de Duitsers. Na een vroege voorsprong waren sommige Nederlanders, zoals met Van Hanegem in het vorige hoofdstuk al bleek, alleen nog maar bezig met het vernederen van de Duitsers in plaats van met het daadwerkelijke verslaan van de spreekwoordelijke vijand. De Duitse spelers kregen hierdoor de kans om meer in hun spel te komen en uiteindelijk de twee cruciale doelpunten te maken. In de jaren zeventig, maar vooral in de jaren tachtig, evolueerde 118 119
Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 17. Kurbjuweit, ‘De rook van veel vuur’, 63-64.
47
de finale van ‘74 van een sportief verlies tot een gemiste kans van historische omvang. Nederlanders konden het niet verkroppen dat zij, de humanisten, alom bekend om het attractieve, artistieke en gedurfde aanvalsspel, de Duitsers niet hadden verslagen. In de mythevorming werden bepaalde gebeurtenissen van de verloren finale weggelaten en andere zaken werden benadrukt. De gemiste kansen en het doorzettingsvermogen van de Duitsers werden vergeten. Daarentegen kwam de nadruk te liggen op het superieure spel van de Nederlanders. Door de jaren heen werden de Duitsers van steeds meer beschuldigd. Het kon niet anders of Oranje was verslagen door wezens van een buitenaardse slechtheid.120
Een nationale hobby Het Oranjelegioen, flowerpowerachtig vredelievend en moreel superieur, was in de zomer van 1988 al helemaal klaar voor de strijd met West-Duitsland. De Oranjefans wilden lekker losgaan tussen die stijve Duitsers. Met zwermen tegelijk vielen ze neer op terrasjes en zongen ze ‘in 1940 kwamen zij, in ’88 komen wij’. De Nederlandse supporters hadden duidelijk het gevoel dat er in de zomer van 1988 nog een rekening openstond. Ze gedroegen zich als schuldeisers en waren van mening dat ze zich in Duitsland meer konden veroorloven dan een ander.121 Duitsland werd op economisch gebied steeds machtiger en het EK mocht dan wel in Duitsland worden georganiseerd, maar Nederland speelde op moreel gebied altijd een thuiswedstrijd. Het werd een nationale hobby om het Duitse oorlogsverleden steeds maar weer in herinnering te brengen. Het werd een manier om de grote buurman in onze ogen klein te houden. Nergens moesten oorlogsmisdadigers zo lang boeten als in het vrijzinnige Nederland. In andere Europese landen werden oorlogsmisdadigers na verloop van tijd weer vrijgelaten. Het werd inhumaan gevonden hen nog langer vast te houden. Maar juist Nederland, dat altijd zo vasthield aan de christelijke traditie, kon geen Bijbelse vergiffenis opbrengen. De laatste Duitse oorlogsmisdadigers zouden pas in 1989 worden vrijgelaten.122 Deze stugge houding gold ook voor het Nederlands elftal. Zij vormden het boegbeeld van een land dat iets kwam rechtzetten. De gastvriendelijke gebaren van het hotel- en vliegveldpersoneel, alsmede de blije gezichten van de Duitse kinderen toen zij een handtekening van een Nederlandse voetballer wisten te bemachtigen, veranderden niets aan de stemming waarmee de Nederlandse equipe het Hotel Intercontinental in het centrum van 120
Kok, 1988, 185-187; Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 15. Idem, 176-177. 122 Geschiedenis 24, ‘Twee van Breda exact twintig jaar vrij’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2009/ januari/Twee-van-Breda-exact-twintig-jaar-vrij.html, 27 januari 2009, bekeken op 20 juni 2012. 121
48
Hamburg betrad. Of het nu kwam door de fiets van opa, het verlies van ’74, of het succes van het Duitse voetbal ten opzichte van het Nederlandse, de sfeer onder de Nederlandse delegatie was grimmig.
Een elftal, heerlijk om te haten Jaloezie speelde een grote rol in de Nederlands-Duitse betrekkingen. Niet alleen economisch, maar ook sportief. Alleen al de Duitse voetbalsuccessen van de jaren tachtig waren genoeg om als Nederlander een steek van afgunst te voelen. Niet alleen hadden de Duitsers op het Europees kampioenschap voetbal van 1980 van de Nederlanders gewonnen, ze waren dat jaar ook nog eens als eerste geëindigd. Hoewel speler Johnny Rep van tevoren nog had gehoopt op een revanche voor 1974, hadden de Nederlanders het niet kunnen klaarspelen.123 Na de verloren wedstrijd, die ook de uitschakeling van Nederland op dit EK betekende, gaf de Telegraaf de schuld aan “altijd weer die Duitsers.”124 Het voetbalblad Voetbal International zocht de schuld bij Oranje. Het elftal zou in de wedstrijd tegen de Duitsers niet herkenbaar zijn geweest en niet als zichzelf hebben gespeeld.125 Het blad schonk door middel van een cartoon ook aandacht aan het supportersleed in Nederland. In de cartoon waren huilende spelers en supporters te zien die zich afvroegen of de Oranjeleeuw overleden was.126 Na de finales van 1974 en 1978 was de Nederlandse voetballiefhebber gewend geraakt aan goed voetbal, maar Oranje was in twee jaar tijd ver teruggevallen. Het werd zelfs nog erger. Nederland wist zich voor de volgende drie toernooien niet te kwalificeren, maar Duitsland haalde in twee van deze toernooien de finale. Dit gebeurde dan ook nog eens op een manier die veel Nederlanders als een standaard voor het Duitse voetbal waren gaan beschouwen: onverdiend en immoreel. Tijdens de WK-eindronde van 1982 was er sprake geweest van een schandalig akkoord tussen buurlanden Duitsland en Oostenrijk. Meer dan de helft van de wedstrijd hadden zij de bal rondgetikt zonder ook maar tot een aanval over te gaan. Toen het uiteindelijk gelijkspel werd, bleken beide landen met dit ene verdiende punt door te gaan naar de volgende ronde, ten koste van de verrassing van dit toernooi: Algerije. Een pact tussen Duitsers en Oostenrijkers, dat ging er wel in bij de Nederlanders.127
123
Charles Taylor, ‘Johnny Rep hoopt op revanche tegen Duitsers’, De Telegraaf, 13 juni 1980, 19. Hans Woudstra, ‘Altijd weer die Duitsers’, de Telegraaf, 16 juni 1980. 125 Cees van Cuilenborg, ‘Oranje. Dat is geen stijl’, VI, nr.25A (16-18 juni 1980) 21-23. 126 Rob Gorter, ‘Er werd de afgelopen week menig traan gelaten’, VI, nr.25A (16-18 juni 1980) 11. 127 Ron Westerhof, ‘West-Duitsland-Oostenrijk. De commercie gaat voor alles’, VI, nr.26 (28 juni-3 juli 1982) 24-25. 124
49
Vervolgens vergat de, Nederlandse, scheidsrechter in de halve finale tegen Frankrijk een rode kaart te geven aan de Duitse keeper die een Franse speler buiten westen sloeg. Het West-Duitse elftal zien winnen van het Franse elftal deed de Nederlanders pijn. Vooral omdat het Franse voetbal nogal Nederlands aandeed. Ook de Fransozen probeerden met mooi voetbal de finale te bereiken. De Franse schoonheid had verloren van de Duitse Kampfgeist. Het Franse elftal verloor van Duitsers voor wie geen achterstand, 3-1 voor Frankrijk in de verlenging, groot genoeg leek te zijn om zich terug te vechten en in de slotminuut de winnende treffer te scoren. In dit geval was het niet meteen de winnende treffer. Duitsland scoorde net voor het einde van de verlenging twee doelpunten, waarmee strafschoppen werden afgedwongen. Hiermee schakelde Duitsland het Franse team uit.128 Met voetbal dat nog defensiever en onaangenamer was dan de jaren daarvoor bereikte Duitsland in 1986 op het wereldkampioenschap in Mexico weer de finale. Hoewel Nederland niet gekwalificeerd was, werd de Nederlandse voetbalcultuur toen min of meer vertegenwoordigd door Denemarken. Veel Deense spelers speelden voor Nederlandse clubs of hadden dat gedaan. Ze spraken vloeiend Nederlands en speelden daarnaast ook nog eens op z’n Nederlands, aanvallend en aantrekkelijk. Tot vreugde van vele Nederlanders werden de Duitsers in de poulefase met 2-0 verslagen door Denemarken. Tot woede van vele Nederlanders zorgde de Duitse middenvelder Lothar Matthäus er vlak voor tijd voor dat Frank Arnesen, die zich tot favoriet van veel Nederlanders had ontpopt, met rood van het veld werd gestuurd. Toen beide spelers op de grond lagen na een duel, bleef Matthäus aanstellerig liggen, de suggestie wekkend dat Arnesen hem had nagetrapt.129 Nederlanders vonden de Duitse speler, in de woorden van radiocommentator Jack van Gelder, maar een naar mannetje. Hoewel Duitsland dus, ondanks dit verlies, wel de poulefase overleefde en uiteindelijk tot aan de finale kwam, verloren zij ook dit jaar de finale. Nederland was opgelucht, maar toch had het team waarvan Nederlanders hoopten dat het verloor weer veel te veel gewonnen dit toernooi.130 In 1988 was Lothar Matthäus de aanvoerder van een elftal dat heerlijk was om te haten. Als er ooit een Mannschaft had voldaan aan het stereotype beeld van het Duitse voetbal, degelijk en saai, dan was het wel dit elftal. Behalve Matthäus, Klinsmann en Völler en de nieuwe bondscoach Franz Beckenbauer bestond het elftal uit kleurloze figuren. Cees 128
Tim Pears, ‘My most beautiful game’, http://www.guardian.co.uk/media/2008/oct/26/world-cup-platini, 26 oktober 2008, bekeken 20 juni 2012. 129 RiisenSport, ‘Denmark-West Germany – World Cup 86 – Highlights’, http://www.youtube.com/ watch?v=RNaMSB8CZ24, 3 maart 2008 (min 4:55-5:30), bekeken 20 juni 2012. 130 Kok, 1988, 191-192.
50
van Cuilenborg, hoofdredacteur van Voetbal International, schreef al voor het toernooi: “Wel is een leuke Duitser ontmoet? Eentje die geestig is en origineel? Vrijwel uitgesloten.” Daardoor was de volksaard en dus ook het voetbal zo droog, saai en fantasieloos, gekenmerkt als het was door “opdracht is opdracht.” Duitsers waren “eenheidsworst”, dus vluchtten de artiesten onder de Duitse voetballers naar het buitenland. “Niet lullen, maar lopen” was het motto. “Verdient zo’n land het om favoriet te zijn?” vroeg Van Cuilenborg zich af. “Laat me niet lachen.”131 Kees Jansma schreef zijn column voor VI vanuit het perspectief van een trotse Duitser. Van journalistieke objectiviteit is in dit stuk absoluut geen sprake. Hij haalt in zijn stuk de Tweede Wereldoorlog aan, maar ook de Duitserhaat onder veel andere volken, en maakt het hele Duitse volk eenvoudigweg belachelijk. “Ik heb, vermoedelijk ingegeven door het verleden, altijd al ontroerd toegekeken hoe mijn jongens in het zwart-wit gehuld de grens overtrokken en talloze tegenstanders jarenlang hun wil oplegden. (…) En dáár komt die haat tegen ons elftal vandaan, wij zijn altijd beter, altijd sterker, eindeigen altijd hoger. Wij falen niet. (…) Ons voetbal zal zegevieren. De gefrustreerden, de afgunstigen en de vijanden zullen aan het eind van dit toernooi hun hoofd deemoedig dienen te buigen.”132
Koude Oorlog De meest gehoorde kreet in het Nederlandse kamp was ‘Koude Oorlog’. Alleen al de plek van het hotel werd hieraan toegeschreven. Eigenlijk had de KNVB gereserveerd in een hotel op de Lüneburger Heide, zo’n twintig kilometer buiten Hamburg. Maar die verdraaide Duitsers hadden hun reservering in het Intercontinental omgezet naar het hotel op de Lüneburger Heide en het Nederlandse gezelschap ondergebracht op de achtste etage van het Intercontinental. Michels was woest. Het Nederlands elftal was ondergebracht in een druk hotel en de reporters van Bild lagen alweer op de loer. Toen bleek dat de journalisten van de boulevardkrant zelfs in het spelershotel verbleven werden de Nederlandse spelers extra gewaarschuwd voor de omgang met de buitenlandse pers.133 Ruud Gullit noemde in zijn WK-
131
Cees van Cuilenborg, ‘Duitsland? Laat me niet lachen’, Voetbal International: extra EK Gids 1988, 7. Kees Jansma, ‘Deutschland geht nie K.O.’, VI, nr.25A (18 juni 1988) 41. 133 ‘Michels woest over nieuwe behuizing’, De Telegraaf, 20 juni 1988, 1. 132
51
dagboek in de Telegraaf het omboeken van de hotels ‘getreiter’ van Duitse kant.134 In werkelijkheid had de hotelkeuze echter niets te doen met getreiter van de aankomende tegenstander. De plaatsing van het Nederlandse team in dit immense hotel hield verband met de persoonlijke ambities van één van de KNVB-functionarissen, Jan Huijbregts. Deze was gebeld door de assistent van de secretaris-generaal van de UEFA, het controlerende orgaan voor voetbal tussen Europese teams, om wegens organisatorische redenen van hotel te wisselen. Huijbregts, die graag hogerop wilde in het internationale voetbal, stemde hier mee in en de reserveringen werden omgeboekt.135 Dat het ‘getreiter’ zich niet beperkte tot de hotelkeuze bleek wel toen Oranje wilde gaan trainen. Toen het Nederlandse team bij het veld aankwam, bleek er een amateurwedstrijd bezig te zijn. Dit werd door de Duitse organisatie toegeschreven aan slordigheid, maar de Nederlanders wisten wel beter. Duitsers en slordig, wanneer kwam dat dan voor? Toen de amateurs klaar waren bleek het veld ook nog eens vol kuilen te zitten. Ook dat was volgens de Nederlandse spelers met opzet. Dat de velden van amateurclubs niet altijd een strakke grasmat hadden ging er bij de professionals niet in. Vervolgens werd de situatie nog vervelender, omdat Nederland minder kaartjes toegewezen had gekregen voor de halve finale tegen Duitsland dan was gehoopt. Het Oranjelegioen moest dus voor een groot deel buiten de poorten van het stadion blijven. Het waren allemaal Duitse kunstjes. Toen de spelers voor de wedstrijd het veld opkwamen verbaasden zij zich over het grote aantal Nederlanders op de tribune. Hoewel er maar een bepaald aantal kaartjes voor Nederland beschikbaar was geweest hadden veel supporters via de zwarte markt nog kaartjes weten te bemachtigen. De opkomst was dan ook veel groter dan verwacht en versterkte bij de spelers het gevoel dat Nederland een klein, maar zeer vindingrijk en dapper land was. De Duitsers pakken in hun eigen land zou het mooiste doel op aarde zijn. Anderhalf uur gaven de Nederlandse spelers dan ook alles om dit doel te bereiken.136 In de eerste helft van de wedstrijd waren er kansen over en weer, maar Nederland leek sterker. Na twintig minuten lag de Duitse aanvaller Frank Mill op de grond. De Nederlandse keeper Hans van Breukelen was ervan overtuigd dat de speler een Schwalbe maakte en schold hem de huid vol.137 Van Breukelen wilde zich deze wedstrijd bewijzen. Hij wilde die revanche voor 1974. In zijn gastcolumn in VI schreef hij: “Wij voelen dat de revanche 134
Ruud Gullit, ‘Irritatie in Hamburg’, De Telegraaf, 20 juni 1988, 15. Kok, 1988, 181. 136 Ruud Gullit, ‘Gevoel van geluk’, De Telegraaf, 22 juni 1988, 1. 137 Matty Verkamman, Het Nederlands elftal: de historie van Oranje 1905-1989, (Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 1996) 334. 135
52
moet komen voor 1974. Als het ware een stuk gerechtigheid. Daarbij weten we dat we er miljoenen mensen een plezier mee doen als we onze oosterburen een pootje kunnen lichten.”138 Maar wat hij het liefste wilde was de generatie voetballers van 1974 aftroeven. De oudere generatie had hem op het EK van 1980 vernederd en nu zou de keeper bewijzen dat zijn generatie wel van de Duitsers kon winnen.139 Zo waren er wel meer irritaties tussen de Nederlanders en Duitsers op het veld. Een verontschuldigende hand van Van Breukelen werd geweigerd door de Duitse spits Völler en Van Basten claimde, na een botsing met de Duitse keeper Immel, een strafschop die hij niet kreeg. Geen van beide partijen kwam in de eerste helft tot scoren. In de tweede helft trok Oranje de wedstrijd naar zich toe, maar na 55 minuten spelen kwamen de Duitsers op voorsprong. De Duitse spits Klinsmann liet zich in een duel met Frank Rijkaard wel heel makkelijk vallen en dit werd door de Roemeense scheidsrechter Igna als een overtreding beoordeeld. Igna gaf een strafschop en aanvoerder Matthäus benutte de kans. Doelman Hans van Breukelen dook nog wel naar de goede hoek en raakte zelfs de bal nog aan. Dit was echter niet genoeg om de bal naast te tikken. Via zijn vingertoppen verdween de bal in het doel. De Duitsers begonnen steeds meer te provoceren. Na iedere overtreding rolden ze over de grond alsof de benen onder hun lijf vandaan waren geschopt. Een kwartier voor tijd kreeg ook Nederland een strafschop. Marco van Basten liet zich op zijn beurt ook wel erg makkelijk vallen na een sliding van de Duitse verdediger Jürgen Kohler. Scheidsrechter Igna legde de bal toch op de stip. Ronald Koeman schoot vervolgens de gelijkmaker binnen. Beide penalty’s zouden later door voetbalanalytici als onterecht gegeven worden beoordeeld. Twee minuten voor het eindsignaal, terwijl iedereen al op een verlenging rekende, bereikte een pass van middenvelder Jan Wouters de inglijdende Van Basten, die al vallend de Duitse doelman Immel in de verre hoek passeerde. De bal lag in het doel en het was 2-1 voor Oranje. Nederland plaatste zich voor de finale tegen de Sovjet-Unie.140 De schaamte van 1974 was gewroken.141Wat er daarna gebeurde werd groots in alle kranten beschreven.
138
Hans van Breukelen, ‘De revanche voor 1974, een stuk gerechtigheid’, VI, nr.25A (18 juni 1988) 10. Gerda Telgenhof en Guido de Vries, ‘Ploeg van ’74 bevatte ‘halve moordenaars’’, NRC Handelsblad, 21 juni 1988, 1 en 9. 140 Cees van Cuilenborg, ‘Het ware gezicht van Oranje’, VI, nr.25B (25 juni 1988)13-19. 141 Snyder, ‘Voetbal van Oranje’, 100. 139
53
Een tweede Bevrijdingsdag Na de gewonnen halve finale publiceerde Voetbal International een uitgebreide wedstrijdreportage. Het anders vrij neutrale blad pakte deze keer goed uit. Niet zozeer met anti-Duitse teksten, maar vooral met chauvinistische woorden. “Uiteraard werd de vergelijking met 1974 getrokken toen een – ook al – beter Nederlands elftal in de WK-finale het hoofd moest buigen voor de Westduitsers van toen nog aanvoerder Franz Beckenbauer. Dezelfde die nu als bondscoach dienst deed en niet de grootheid kon opbrengen om na afloop te erkennen dat de winst van Oranje volkomen verdiend was. (…) Winnen van Duitsland is voor Nederland gevoelmatig iets bijzonders. Sinds 1956 was het niet meer voorgekomen. (…) Toen schreef Marco van Basten historie en verloste voetballend Nederland van een syndroom. De uitschakeling van de Duitsers maakt het winnen van de finale in feite overbodig.”142 De Nederlandse kranten waren in extase door de overwinning op Duitsland. De Telegraaf opende op de voorpagina met “Van Basten velt die Mannschaft”143 en in het katern Telesport met “Eindelijk wraak.”144 Uit een ander artikel bleek dat niet alleen de Nederlanders hadden geduimd voor een overwinning van Oranje. Telegraaf-correspondent Hans Woudstra werd op de perstribune aangetikt door een Israëlische journalist die ook voor Nederland bleek te zijn. Hij vertrouwde Woudstra toe: “U begrijpt wel waarom, hè.”145 Wat opvalt is dat er in de Telegraaf geen sprake was van negatieve berichtgeving. Naast de woorden ‘revanche’ en ‘wraak’ die gebruikt werden om het gevoel ten opzichte van 1974 uit te drukken, maar niet expliciet negatief waren bedoeld, werden er geen anti-Duitse opmerkingen gemaakt over spelers of de Duitse volksaard. Er waren in dit dagblad ook geen verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog meer te vinden. Zou de rivaliteit, de mythe van 1974, dan eindelijk ten einde zijn? Ook in de Volkskrant was in de artikelen geen anti-Duitse opmerking te vinden. Wel was er sprake van een definitief verjaagde kater. Of dat daadwerkelijk zo was, zou nog maar moeten blijken. Het was de Volkskrant-redacteurs echter wel opgevallen dat de buitenlandse 142
Van Cuilenborg, ‘Het ware gezicht van Oranje’, 13-19. ‘Van Basten velt die Mannschaft’, De Telegraaf, 22 juni 1988, 1 144 Jaap de Groot, ‘Eindelijk wraak’, De Telegraaf, 22 juni 1988, 23. 145 Hans Woudstra, ‘Show om te smullen’, De Telegraaf, 22 juni 1988, 25. 143
54
pers berichtte over een anti-Duitse uitbarsting in Nederland. Dus hoewel de kranten zich aardig inhielden, was daar onder de Nederlandse bevolking niet veel van te merken. Een correspondent van het Amerikaanse persbureau Associated Press (AP) schreef: “De Nederlandse respons op de wedstrijd gaf een beeld van de diep gewortelde antiDuitsland gevoelens, die zelfs geëtaleerd werden door veel mensen die nog niet oud genoeg zijn om de barre nazi-bezetting van 1940-1945 te hebben meegemaakt.”146 De anti-Duitse houding zou volgens de correspondent van het AP niet alleen door de gewonnen halve finale worden veroorzaakt, maar ook door de publieke discussie over de mogelijke vrijlating op humanitaire gronden van twee Duitse oorlogsmisdadigers die sinds het einde van de oorlog in een Nederlandse gevangenis verbleven.147 Geen enkele Nederlandse krant maakte hier echter melding van. Het NRC Handelsblad kwam met een artikel over de gevoelens van de Nederlandse spelers ten aanzien van de Duitsers. Ronald Koeman stelde dat er onder de voetballers sprake was van echte haatgevoelens. Koeman had dit na de gewonnen wedstrijd meteen al gedemonstreerd door voor het Duitse publiek zijn kont af te vegen met het shirt van de Duitser Olaf Thon. Volgens de Duitse Frankfurter Allgemeine Zeitung maakte de handeling van Koeman in één klap duidelijk welke rivaliteit en antipathie tijdens deze halve finale op het speelveld en in de hoofden van de spelers werden afgereageerd.148 Koeman excuseerde zich later nog wel voor zijn gedrag, maar de schade was al aangericht. De gebeurtenis staat bij veel Duitsers tegenwoordig nog op het netvlies gebrand.149 Kees Jansma, sportjournalist en verslaggever voor de NOS, nam het hem niet kwalijk. “Ons ‘Duitsland’-gevoel, het best wel verklaarbare maar totaal overtrokken anti-Oosterburengevoel, de gecultiveerde Duitslandhaat kwam immers tot uitbarsting.”150 In een interview met het NRC legde Koeman uit dat dit gebaar puur was bedoeld naar het Duitse volk. Er was sprake geweest van echte haatgevoelens onder de spelers. Ruud Gullit bestreed dit: “ik vind Duitsers geen enge mensen, maar ze hebben altijd zo veel geluk.” Toch was de aanvoerder van Nederland voor de wedstrijd op zijn scherpst.
146
Coen Verner, ‘AP signaleert anti-stemming’, De Volkskrant, 27 juni 1988, 20. Idem. 148 Rob Meines, ‘Duitsers zijn verbaasd over wrok’, NRC Handelsblad, 27 juni 1988, 7. 149 Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Goliath-Komplex, 18. 150 Kees Jansma, Waarom Oranje niet won en andere WK verhalen, (Neerpelt: D.C.M. Pers, 1990) 86. 147
55
“Vanaf het moment dat we in Hamburg zijn gearriveerd is er werkelijk van alles misgegaan. We werden in een rumoerig hotel gestopt, het trainingsveld zat vol gaten en de camera’s kregen overal kans ons te bespieden. Vannacht werd ik uit mijn bed gebeld door een Duitsers die vroeg bij welke clubs ik eigenlijk had gespeeld.”151 Hoewel de kranten en Ruud Gullit zich dus rustig hielden, volgden niet alle Nederlanders hun voorbeeld. Zelfs na het winnen van de finale waren de Nederlanders de halve finale nog steeds niet vergeten. Ondanks dat de halve finale alweer enkele dagen terug lag, heerste het anti-Duitse gevoel nog steeds onder de vele Oranjefans. Vooral onder de, naar Duitsland, meegereisde Oranjesupporters hing een vijandige sfeer. De Duitsers waren hier, volgens een stuk in het NRC, verbaasd over. Een groot deel van de Duitsers was in de finale NederlandSovjet-Unie voor de Nederlanders geweest. Zij hadden het Nederlandse spel bewonderd en het enthousiasme van de Nederlandse supporters leuk gevonden. Toen de anti-Duitse gevoelens bij Nederlanders echter bleven aanhouden, raakten steeds meer Duitsers geïrriteerd. De Duitsland-correspondent van het NRC Handelsblad, Rob Meines, beschrijft een ritje in de U-Bahn van München nadat Nederland Europees kampioen was geworden. Meines bevindt zich in de U-Bahn tussen een dertigtal jonge Oranjefans, bij wie duidelijk nog het winnen van de Duitsers de gevoelens domineerde. De Nederlandse jongeren zongen ‘Oh, wat zijn die moffen stil’ en het grammaticaal wat kromme ‘Da oben in Deutschland, da ist was pasiert, da haben die Deutschen von den Holländern verliert’. Volgens Meines glimlachten de in het treinstel aanwezige Duitsers om deze teksten, maar begonnen ze zich te ergeren toen de teksten een steeds vervelendere betekenis kregen. “Als de teksten veranderen in ‘Beckenbauer seropositief’ of in de even banale en smakeloze ‘het is een vrouw, het is een hoer, het is de vrouw van Beckenboer’ valt een jongeman met bodybuilder-schouders uit tegen de smalle voorzanger als deze per ongeluk een oudere vrouw aanstoot. De jonge Nederlander verontschuldigt zich tegenover de vrouw, maar hij scheldt de uit. ‘Als je nu je grote Duitse mond niet houdt, brengen we je naar de gaskamer’.”152
151
Erik Oudshoorn, ‘Ronald Koeman: “Er waren bij ons echte haatgevoelens”’, NRC Handelsblad, 22 juni 1988,
9.
152
Meines, ‘Duitsers zijn verbaasd over wrok’.
56
De woorden van deze jongen zijn een typerend voorbeeld van het primitieve anti-germanisme dat de Oranjefans had bevangen. Hoe kun je als jongere, geboren in de jaren zestig, nu een Duitse leeftijdsgenoot bedreigen met de gaskamer? Je zou toch zo een plaatsvervangend moment van schaamte beleven? Het blijft in de meeste gevallen ook onduidelijk waar de antiDuitse gevoelens eigenlijk op gebaseerd zijn. Is het de finale van 1974 of toch het oorlogsverleden? Toen de anti-Duitse golf die over Nederland trok werd opgemerkt door de internationale pers, schrokken veel Nederlanders wakker uit hun roes. De sfeer was veranderd en de media deed niet meer mee aan anti-Duitse uitlatingen. In plaats daarvan plaatsen kranten en tijdschriften meer terughoudende en analytische stukken.
Nationalistische golf De ontvangst van Oranje in Nederland groeide uit tot een nationale feestdag. Het volk liep uit om de aankomst van de nieuwe helden te vieren. In Eindhoven en Amsterdam ontstonden complete volksfeesten. Voetbal kan in ons land veel te weeg brengen. Maar de nationalistische golf die in 1988 Nederland overspoelde, toen we eindelijk wonnen van de Duitsers, nam toch wel zeer opvallende vormen aan. Natuurlijk maakten de Duitse reacties het leedvermaak goed. De anders zo correcte Franz Beckenbauer toonde zich een slecht verliezer en schopte en sloeg naar fotografen, klaagde over het harde spel en over de ten onrechte aan Nederland toegekende strafschop.153 Met de Tweede Wereldoorlog op de achtergrond bouwde ‘de mythe van ’74’ de spanning en het verlangen om te winnen op. De kranten waren hierin geen bepalende factor, want zij reproduceerden slechts wat zich al in het hoofd van de Nederlander bevond. Toen Nederland uiteindelijk won, bleef de berichtgeving in de onderzochte kranten een neutrale toon houden. De nadruk werd gelegd op het Nederlandse feest, niet de op de anti-Duitse uitlatingen. Ik ben dan ook van mening dat de kranten alleen een beeld ondersteunden dat al bestond en zeker geen anti-Duits beeld gecreëerd hebben. Toch heeft de mythevorming rond ‘74 bijgedraging aan een verslechtering van het Nederlandse Duitslandbeeld. Door middel van deze mythe werd er bij de generatie na het Nederlands team van 1974 een gecultiveerde Duitslandhaat ingeprent. Deze zou ook na 1988 nog voortduren. De wedstrijd NederlandDuitsland zou ook in de jaren negentig nog speciaal blijven, omdat zich in deze wedstrijden nu eenmaal vaak vreemde gebeurtenissen voordeden.
153
Johan Derksen, ‘Franz Beckenbauer krijgt een koekje van eigen deeg’, VI, nr.26 (2 juli 1988) 44-45.
57
Duitsland had bijvoorbeeld haar ‘revanche’ al vrij snel te pakken. In 1990 werd Nederland op het WK uitgeschakeld door Duitsland. Wat een triomftocht had moeten worden werd een roemloze aftocht. De betrekkingen tussen beide landen waren na 1988 op sportief vlak weer redelijk genormaliseerd, maar een incident in deze wedstrijd zorgde voor een terugval. De uitslag van de wedstrijd, 2-1 voor Duitsland, was niet de dooddoener, maar de rode kaarten voor Völler en met name Rijkaard wel. Frank Rijkaard spuugde tijdens de wedstrijd tot twee keer toe in de nek van Rudi Völler die hier natuurlijk woest op reageerde. Spugen naar je tegenstander is een van de laagste dingen die je op het voetbalveld kunt doen en voor de Duitsers was dit net zo erg als wat Koeman twee jaar eerder had gedaan. Of het uit irritatie in het spel was of uit Duitserhaat, Rijkaard heeft er, met zijn lama-incident, persoonlijk aan bijgedragen dat het Nederlandse anti-Duitse sentiment bleef voortbestaan. Hij heeft er echter met name voor gezorgd dat er in de jaren daarna ook sprake zou zijn van een Duits anti-Nederland sentiment.
58
Conclusie Het is dinsdag 12 juni 2012. De Duitse bondscoach Joachim Löw spreekt de perszaal toe en de journalisten hangen aan zijn lippen. Moeiteloos windt Löw de pers om zijn vinger. Hij ziet er goed uit, heeft altijd een antwoord klaar en neemt uitgebreid de tijd om met de journalisten van gedachten te wisselen. Zelfs wanneer hem de, in Nederland beroemde, vraag ‘Vindt u voetbal oorlog?’ wordt gesteld, blijft hij kalm. Hij antwoordt beheerst:
“Er spelen tegenwoordig heel veel Nederlanders in Duitsland en die zijn allemaal geaccepteerd door de supporters. Bovendien is er vanuit Holland tegenwoordig veel respect voor de manier waarop wij voetballen. Er is vandaag de dag alleen sprake van gezonde rivaliteit.”154 Tegenwoordig lijkt het tussen de Nederlanders en Duitsers dus wel goed te gaan. Maar wat waren de achtergronden van het kritische en zelfs negatieve Duitslandbeeld dat het grootste deel van de Nederlanders tot een aantal jaar terug nog had? En had de voetbalverslaggeving invloed op het ontstaan van dit beeld? In een poging tot het verklaren van het kritische Nederlandse Duitslandbeeld kunnen meerdere aspecten worden genoemd. Ten eerste kan gewezen worden op de tegenstelling klein-groot. Duitsland werd na de Tweede Wereldoorlog al snel weer een van de Europese leiders op economisch gebied. Het buurland is nu eenmaal groter en machtiger dan Nederland, maar Nederlanders kan ook een kleinheidsmanie niet ontzegt worden. Nederland doet zich vaak kleiner voor dan dat het is en overdrijft dan weer de macht van Duitsland. Deze hatelijkheden over en weer zijn wereldwijd tussen buurlanden waar te nemen. Of het nu gaat om Portugal en Spanje, Canada en de VS of Nederland en Duitsland, het is altijd de kleinere staat die de grote niet vertrouwt uit angst voor bemoeienis van de grote buurman. Dit wordt het Calimero-complex genoemd en is van groot belang bij de betrekkingen tussen Nederland en Duitsland.155 Maar niet alleen de tegenstelling klein-groot speelt een rol bij het vormen van het Nederlandse Duitslandbeeld. Ook een historisch trauma als de Tweede Wereldoorlog dient hier zeker genoemd te worden. De schok van de Duitse inval en de onderdrukking die daarop volgde kwam bij de Nederlanders hard aan. Ook het feit dat Nederland door haar 154 155
Johan van Boven, ‘Tegenpool van Van Marwijk’, Spits, 13 juni 2012, 21. Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 2.
59
neutraliteitspolitiek al relatief lang geen vijandige troepen meer op haar grondgebied had gehad speelde hierbij mee. Een Nederlands ideaal was omvergeworpen. Hierop volgde een periode waarin het buurland werd genegeerd, er sprake was van een nieuwe opleving van de bezettingstijd en dan ook nog ophef rond de verloving van prinses Beatrix. Naarmate de tijd vorderde normaliseerden ook de betrekkingen tussen Duitsland en Nederland Na 1974 kwam hier het verlies van de WK-finale bij. Deze bijzondere mijlpaal uit de voetbalgeschiedenis kan niet los gezien worden van de Nederlands-Duitse betrekkingen. De resultaten van beide nationale elftallen, of het tegen elkaar is of niet, functioneren als een uitlaatklep voor negatieve gevoelens en soms zelfs als een versterking daarvan.156 De feiten rond dit wereldkampioenschap deden er in de jaren tachtig al lang niet meer toe. De mythevorming des te meer. Volgens deze mythe had Duitsland de finale op een haast illegitieme wijze gewonnen. Het Duitse boulevardblad Bild was een hetze gestart tegen het Nederlands elftal, waardoor Johan Cruijff uit zijn normale doen was. In diezelfde finale was Bernd Hölzenbein met opzet naar de grond gedoken in het Nederlandse strafschopgebied, met als gevolg een strafschop voor de Duitsers. Zonder dat soort trucs van de Duitsers had Oranje, volgens veel Nederlanders, deze wedstrijd nooit kunnen verliezen. In de mythevorming werden bepaalde gebeurtenissen van de verloren finale weggelaten en andere benadrukt. De gemiste kansen en het doorzettingsvermogen van de Duitsers kwamen op een stoffige plank te liggen. Daarentegen kwam de nadruk te liggen op het superieure spel van de Nederlanders. ‘Wij’ hadden de finale onterecht verloren. Al deze frustraties, de fiets van opa en de mythe van ’74, culmineerden tot een moment in het jaar 1988. Tijdens het EK 1988, dat door Duitsland werd georganiseerd, versloeg het Nederlands elftal de Duitsers in de halve finale. Dat vervolgens de finale tegen de Sovjet-Unie werd gewonnen was natuurlijk ook belangrijk, maar de overwinning op de Mannschaft was de triomf van het toernooi. Een uitbarsting van vaderlandsliefde ging door het land. De straatfeesten leken het grootste nationale feest te zijn na de bevrijding van 1945. De euforie na het winnen van de halve finale was veel meer dan de revanche na de vernedering van 1974. Nederland was voor korte tijd verlost van het Calimero-complex. Heel even was Nederland groter, heel even was daar niet het gevaar van het machtigere Duitsland. Heel even had Nederland zich superieur getoond aan het machtige buurland. Weg waren de gevoelens van afhankelijkheid en het besef altijd de mindere te zijn. Daarin lag de oorzaak van die diepe bevrediging die in de zomer van 1988 over Nederland hing. Voor het oog van
156
Van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Golliath-Komplex’, 3.
60
de Duitsers, en de rest van de wereld, was nu voor altijd bewezen dat ‘Dutch’ niet ‘Deutsch’ is. Nederland was een zelfstandige trotse natie. Op de achtergrond van de festiviteiten speelden nog steeds de oorlogsherinneringen een rol. In de onderzochte kranten en weekbladen kwamen regelmatig de uitdrukkingen ‘mijn opa wil zijn fiets terug’ of ‘moffen’ voorbij. De kranten overdreven het echter niet. Deze gevoelens leefden vooral onder het volk en niet op de sportpagina’s. Hieruit blijkt dus wel dat de kranten niet feilloos publiceerden wat het volk wilde horen. Deze houding paste bij de Nederlandse belangen in Duitsland. Aan de ene kant wilde Nederland profiteren van de Duitse economie en was Duitsland de belangrijkste handelspartner. Aan de andere kant bleef de argwaan ten aanzien van het buurland bestaan. Een uiterst negatieve berichtgeving van de kranten had de Nederlandse belangen dus niet geholpen. Het onverwachte Oranjegevoel met de anti-Duitse ondertoon zou ook in de jaren na 1988 nog de voetbaltribunes beheersen. Gedeeltelijk werd dit ook in stand gehouden om 1988 te koesteren. Daarnaast had Nederland dit gewoon nodig om haar eigen identiteit zichtbaar te maken. De Nederlanders zetten zich op deze manier af tegen de grote machtige buurman en voetbalwedstrijden boden daar een uitstekende gelegenheid voor. 157 De afgelopen jaren tonen Nederlanders echter dat het ook anders kan. Nederlanders zijn hun Oosterburen het afgelopen decennium gaan liefhebben. Anti-Duits zijn is niet langer sociaal wenselijk gedrag in Nederland. De nieuwe Duitslandliefde bereikte een hoogtepunt tijdens het door Duitsland georganiseerde WK 2006. In de jaren daarna haalde Duitsland landen als Frankrijk en Spanje in als favoriete vakantiebestemming van Nederlanders. De Duitse hoofdstad Berlijn kreeg het stempel van een ‘hippe’ stad en feestwalhalla. Maar nu moest er gevoetbald worden. Op 13 juni 2012 was het zover. Voor het eerst sinds het EK van 2004 stonden beide teams weer tegenover elkaar op een groot toernooi. De media refereerden vol nostalgie aan de tijd dat Frank Rijkaard spuugde naar Rudi Völler en aan het moment dat Ronald Koeman zijn achterwerk afveegde met het voetbalshirt van de Duitsers. Het inspelen op de vijandige sentimenten tussen beide landen komt tegenwoordig een beetje geforceerd over. En toch gebeurt het heel vaak in Nederland.158 Kijk maar eens naar de reclames rond het EK van dit jaar. In de Heineken-rugnummerreclame komen het jaartal 1988 en Ronald Koeman prominent in beeld.159 Ook in de reclame
157
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 382-384. Sterre Lindhout, ‘We zijn Duitsers gaan liefhebben’, De Volkskrant, 13 juni 2012, 6. 159 HeinekenRugnummers, ‘Heineken Rugnummers-commercial’, http://www.youtube.com/ watch?v=ktGnqyL8ZgA, 27 april 2012, bekeken 21 juni 2012. 158
61
voor live tv op je tablet van KPN speelt het Duitse team een zichtbare rol160 en in de reclame van McDonalds schilderen Nederlandse schilders de Duitse ambassade oranje.161 Wat te denken van de reclame rond het Nuon-energieshirt van twee jaar geleden. In deze reclame besmeurde een Oranjefan, semi-expres, het shirt van een Duitslandsupporter. Die boos werd en vervolgens het shirt van de Nederlander kreeg. Wat de Oranjefan daar echter niet bij vermeldde was dat het zwarte shirt door warmte, van bijvoorbeeld het hossen op de tribune, oranje kleurde. Daar stond die arme Duitser dan, in het Duitse vak met een oranje shirt.162 Eigenlijk is Duitsland in reclames rond de grote voetbaltoernooien altijd de ideale tegenstander. Het zijn echter vaak grappige reclames en de Duitsers doen net zo vaak mee aan deze sportieve rivaliteit. Toen het Nederlands elftal eind vorig jaar met 3-0 van de Duitsers verloor, constateerde de Nederlandse pers verbluffend dat de Duitsers ons hadden verslagen met ‘Nederlands’ voetbal: aanvallend en attractief. En zo gemakkelijk als het was om Lothar Matthäus en Rudi Völler als foute Duitsers af te schilderen, zo moeilijk is dat met de huidige generatie, multiculturele, spelers.163 De wedstrijd van 13 juni 2012 eindigde overigens in een 2-0 overwinning voor de Duitsers. Geen enkele krant publiceerde anti-Duitse berichten na het verlies van Nederland. Ze oordeelden echter niet mals over het spel van de Nederlanders. Op de voorpagina van het Algemeen Dagblad stond groot “Blamage”164 en even verderop “Oranje faalt.” 165 De Telegraaf schreef op haar website niet eens uitgebreid over de wedstrijd maar ging meteen aan het rekenen voor eventuele scenario’s waarin Nederland de kwartfinales nog kon halen. In een artikel op diezelfde website stelde de spit van het Duitse team, Mario Gomez, dat hij niet uitbundig had gejuicht bij zijn twee doelpunten tegen Nederland, omdat hij de supporters niet wilde provoceren. Hieruit blijkt wel dat die rivaliteit die er ooit was, er nu niet meer zoveel toe doet.166 Wel legt de Duitse boulevardkrant Bild nog even de nadruk op het omstreden verleden van deze wedstrijd in het artikel “Darum ist
160
KPN, ‘Live tv op laptop en tablet’, http://www.youtube.com/watch?v=RiXbjObhCEw, 2 mei 2012, bekeken 21 juni 2012. 161 McDonaldsNederland, ‘Hap Holland Hap’, http://www.youtube.com/watch?v=zpnScQzxeFE, 25 mei 2012, bekeken 21 juni 2012. 162 NuonEnergie, ‘Iedereen Oranje met het Nuon WK Voetbal Energieshirt’, http://www.youtube.com/ watch?v=gyMJeYo5diE, 25 mei 2012, bekeken 21 juni 2012. 163 Lindhout, ‘We zijn Duitsers gaan liefhebben’. 164 ‘Duitsland is Oranje de baas. Blamage’, Algemeen Dagblad, 14 juni 2012,1. 165 ‘Oranje faalt’, Algemeen Dagblad, 14 juni 2012, Sport 1. 166 ‘Gomez wilde Oranjefans niet provoceren’, http://www.telegraaf.nl/telesport/voetbal/ek2012/12356086/__Gomez_wilde_niet_provoceren__.html, 14 juni 2012, bekeken 21 juni 2012.
62
Holland unser Lieblings-Rivale!”167 Hiermee slaat het boulevardblad voor één keer de spijker goed op de kop. Het Nederlandse Duitslandbeeld is ondertussen genormaliseerd. Alleen met voetballen zijn we nog elkaar lievelingsrivaal, zoals Bild al stelde. Gedurende negentig minuten zijn het grote en het kleine land vertegenwoordigd door elf spelers. Een overwinning geeft Nederlanders voor korte tijd het gevoel dat de bedreiging van de Nederlandse identiteit en zelfstandigheid kan worden weerstaan. Het gaat hierbij niet meer om diepzittende anti-Duitse sentimenten, maar om de bevestiging van het ‘Nederlander’-gevoel dat met de toenemende Europeanisering gewoon af en toe nodig is. Het is fijn om de tegenstander met gebogen hoofd het veld te zien verlaten. Het is iets wat je als volk nodig hebt. Zolang bij deze ontlading het aantal incidenten beperkt blijft is er ook geen reden tot bezorgdheid over de relatie tussen Nederland en Duitsland.168
167
‘Darum ist Holland unser Lieblings-Rivale!’, http://www.bild.de/sport/fussball-em-2012-polenukraine/nationalmannschaft-niederlande/deutschland-holland-erzrivalen-duell-lieblingsgegner24634954.bild.html, 13 juni 2012, bekeken 21 juni 2012. 168 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 385.
63
Bibliografie Primaire bronnen
Ariese, Dick, ‘Ordnung muss sein in Westduitse elftal’, NRC Handelsblad, 6 juli 1974.
Berg, Kees van den, ‘Berti Vogts: de Wimpie Jansen van de Duitsers’, VI, nr.23 (3-8 juni 1974).
Boven, Johan van, ‘Tegenpool van Van Marwijk’, Spits, 13 juni 2012.
Breukelen, Hans van, ‘De revanche voor 1974, een stuk gerechtigheid’, VI, nr.25A (18 juni 1988).
Cebuco, ‘Oplage- en bereikcijfers’, http://oplagen-dagbladen.nl/.
Cuilenborg, Cees van, ‘Duitsland? Laat me niet lachen’, Voetbal International: extra EK Gids 1988.
Cuilenborg, Cees van, ‘Het ware gezicht van Oranje’, VI, nr.25B (25 juni 1988).
Cuilenborg, Cees van, ‘Oranje. Dat is geen stijl’, VI, nr.25A (16-18 juni 1980).
Cuilenborg, Cees van, ‘Oranje talent Nederlands misvormd’, VI, nr.1 (1-6 jan. 1979).
‘Darum ist Holland unser Lieblings-Rivale!’, http://www.bild.de/sport/fussball-em-2012polen-ukraine/nationalmannschaft-niederlande/deutschland-holland-erzrivalen-duelllieblingsgegner-24634954.bild.html, 13 juni 2012.
Derksen, Johan, ‘Franz Beckenbauer krijgt een koekje van eigen deeg’, VI, nr.26 (2 juli 1988).
Deugd, Jan de, ‘Oranje vechtend ten onder’, De Telegraaf, 8 juli 1974.
‘Duitsland is Oranje de baas. Blamage’, Algemeen Dagblad,14 juni 2012.
‘Duitsers irritant’, De Volkskrant, 20 mei 1975.
‘Geen onderschatting’, De Volkskrant, 8 juli 1974.
‘George Knobel troefde Westduitse sportpers af’, De Telegraaf, 18 mei 1975.
Gorter, Rob, ‘Er werd de afgelopen week menig traan gelaten’, VI, nr.25A (16-18 juni 1980).
Graaf, Ben de, ‘Aanval Oranje faalt’, De Volkskrant, 21 december 1978.
Graaf, Ben de, ‘Tol voor gebrek aan zelfdiscipline’, De Volkskrant, 8 juli 1974.
‘Gomez wilde Oranjefans niet provoceren’, http://www.telegraaf.nl/telesport/voetbal/ek2012/12356086/__Gomez_wilde_niet_provoceren__.html, 14 juni 2012.
Groot, Jaap de, ‘Eindelijk wraak’, De Telegraaf, 22 juni 1988.
Gullit, Ruud, ‘Gevoel van geluk’, De Telegraaf, 22 juni 1988. 64
Gullit, Ruud, ‘Irritatie in Hamburg’, De Telegraaf, 20 juni 1988.
‘Helmut Schön: we moeten een zware hypotheek inlossen’, VI, nr.22 (27 mei-1 juni 1974).
Hoek, Gert Jan, ‘Günter Netzer: eenzaam, maar niet alleen’, VI, nr.13 (25-30 mrt 1974).
Hofland, H.J.A., ‘Wraak’, Haagse Post, nr.25 (24 juni 1978).
Jansma, Kees ,‘Deutschland geht nie K.O.’, VI, nr.25A (18 juni 1988).
Lindhout, Sterre, ‘We zijn Duitsers gaan liefhebben’, De Volkskrant, 13 juni 2012.
Linse, John, ‘De wederopstanding van Wolfgang Overath’, VI, nr.4 (21-26 jan. 1974).
Linse, John,‘Paul Breitner: alleen een arme hond mag communist zijn’, VI, nr.20 (12-17 mei 1975).
Meines, Rob, ‘Duitsers zijn verbaasd over wrok’, NRC Handelsblad, 27 juni 1988.
‘Michels woest over nieuwe behuizing’, De Telegraaf, 20 juni 1988.
‘Nederland joeg op revanche’, De Volkskrant, 20 mei 1975.
Nederlof, Bert, ‘Franz Beckenbauer: der Kaiser is terug’, VI, nr.24 (10-15 juni 1974).
Niezen, Joop, ‘1974: WK-Dagboek’, nr.26A (25 juni 1974).
‘Opinie. Kissinger’, VI, nr.28, (8-13 juli 1974).
‘Opinie. Pers’, VI, nr.25B, (21 juni 1974).
‘Opinie.WK’, Voetbal International (VI), nr.26A, (25 juni 1974).
‘Oranje faalt’, Algemeen Dagblad, 14 juni 2012.
Oudshoorn, Erik, ‘Ronald Koeman: “Er waren bij ons echte haatgevoelens”’, NRC Handelsblad, 22 juni 1988.
Rensenbrink, Rob, ‘WK ’78: Rob’s Dagboek’, De Telegraaf, 17 juni 1978.
Spaan, Henk, ‘Holland huilt waar het had horen te lachen’, Haagse Post, nr.28 (13 juli 1974).
Swart, Sjaak, ‘Oranje verdiende hoogste eer’, De Telegraaf, 8 juli 1974.
Taylor, Charles, ‘Johnny Rep hoopt op revanche tegen Duitsers’, De Telegraaf, 13 juni 1980.
Telgenhof, Gerda en Guido de Vries, ‘Ploeg van ’74 bevatte ‘halve moordenaars’’, NRC Handelsblad, 21 juni 1988.
‘Van Basten velt die Mannschaft’, De Telegraaf, 22 juni 1988.
Verner, Coen, ‘AP signaleert anti-stemming’, De Volkskrant, 27 juni 1988.
Westerhof, Ron, ‘West-Duitsland-Oostenrijk. De commercie gaat voor alles’, VI, nr.26 (28 juni-3 juli 1982). 65
Wikipedia, ‘Calimero’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Calimero.
Wikipedia, ‘Claus van Amsberg’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Claus_van_Amsberg.
Wikipedia, ‘De Telegraaf’, http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Telegraaf.
Wikipedia, ‘De Volkskrant’, http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Volkskrant.
Wikipedia, ‘Haagse Post’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Haagse_Post.
Wikipedia, ‘Holocaust (TV miniseries)’, http://en.wikipedia.org/wiki/Holocaust_(TV_miniseries).
Wikipedia, ‘NRC Handelsblad’, http://nl.wikipedia.org/wiki/NRC_Handelsblad.
Wikipedia, ‘Voetbal International’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Voetbal_International.
Woudstra, Hans, ‘Altijd weer die Duitsers’, de Telegraaf, 16 juni 1980.
Woudstra, Hans, ‘Show om te smullen’, De Telegraaf, 22 juni 1988.
Zee, S. van der, ‘Britse coach: “Cruijff c.s. vermoorden de Duitsers”’, NRC Handelsblad, 3 juli 1974.
Zee, S. van der, ‘Psychologische oorlog tegen Nederlands team’, NRC Handelsblad, 6 juli 1974.
Zee, S. van der ,´Wilhelmus de tophit in West-Duitsland’, NRC Handelsblad, 4 juli 1974.
Zwet Slotenmaker, Nico van der, ‘Helmut Schön verbaast vriend en vijand’, De Telegraaf, 6 juli 1974.
Zwet Slotenmaker, Nico van der, ‘WK ’78. Zijlijnen: redt me’, De Telegraaf, 17 juni 1978.
Slotenmaker, Nico van der Zwet, ‘Zijlijnen: wraak’, De Telegraaf, 22 december 1978.
Videofragmenten
Andere Tijden, ‘Oranje 1974’, http://www.geschiedenis24.nl/anderetijden/afleveringen /2003-2004/Oranje-1974.html, uitzending 24 april 2004.
HeinekenRugnummers, ‘Heineken Rugnummers-commercial’, http://www.youtube.com/ watch?v=ktGnqyL8ZgA, 27 april 2012.
KPN, ‘Live tv op laptop en tablet’, http://www.youtube.com/watch?v=RiXbjObhCEw, 2 mei 2012.
McDonaldsNederland, ‘Hap Holland Hap’, http://www.youtube.com/watch?v=zpnScQzxeFE, 25 mei 2012.
NOS Nieuws, ‘Verloving Beatrix en Claus’, http://nos.nl/video/5946-verloving-beatrixen-claus.html, 25 augustus 2008. 66
NuonEnergie, ‘Iedereen Oranje met het Nuon WK Voetbal Energieshirt’, http://www.youtube.com / watch?v=gyMJeYo5diE, 25 mei 2012.
RiisenSport, ‘Denmark-West Germany – World Cup 86 – Highlights’, http://www.youtube.com/ watch?v=RNaMSB8CZ24, 3 maart 2008.
Websites
www.ad.nl
www.bild.de
www.clingendael.nl
www.duitslandweb.nl
www.geschiedenis24.nl
www.guardian.co.uk
www.innl.nl
www.isgeschiedenis.nl
www.kb.nl
www.michael-greve.de
www.nos.nl
www.nu.nl
www.oplagen-dagbladen.nl
www.telegraaf.nl
www.voetbalhistorie.net
www.vn.nl
www.volkskrant.nl
www.wikipedia.org
www.youtube.com
Secundaire literatuur
Bender, P., ‘Europa und die Deutschen. Die Entschärfung einen Problems’, Deutschland Archiv, Vol. 6 (juni 1981).
Biermann, Christoph, Matthijs van Nieuwkerk en Henk Spaan, Hard Gras. Zij waren beter, nr. 39 (juni 2004).
Bösch, Frank, Macht und Machtverlust. Die Geschichte der CDU, (Stuttgart München: Deutsche Verlags-Anstalt, 2002). 67
Bottenburg, Maarten van, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Goliath-Komplex. Warum Deutschland und die Niederlande sich gegenseitig das Fussball-Leben unmöglich machen’, in: Markus Hesselmann & Chris Young, Der Lieblingsfeind. Deutschland aus Sicht seiner Fussballrivalen, (Göttingen: Verlag die Werkstatt, 2006).
Brugsma, W.L., Lotgenoten. Europese verhalen, (Amsterdam 1987).
Bruin, Willem de, ‘Oranjegekte voor geglobaliseerde spelers’, http://www.volkskrant.n l/vk/nl/ 2664/Nieuws/article/detail/1010262/2010/07/14/Oranjegekte-voorgeglobaliseerde-spelers.dhtml, 14 juli 2010.
‘Duitslandhaat is minderwaardigheidscomplex’, http://www.ad.nl/ad/nl/4562/Voetbal/article/ detail/2332256/2006/05/02/Duitslandhaatis-minderwaardigheidscomplex.dhtml, 2 mei 2006.
Duitslandweb, ‘De ‘Ostpolitik’ van Willy Brandt’, http://www.duitslandweb.nl/ naslagwerk/Geschiedenis/BRD+Ostpolitik+en+RAF_x003a_+1966-1982/Ostpolitik.html.
Dunk, Hermann von der, ‘Die Niederlande und die Konfrontation mit dem nationalsozialistischen Deutschland’, in: Ursula A.J. Becher, Grenzen und Ambivalenzen. Analysen zum Deutschlandbild in den Niederlanden und in niederländischen Schulbüchern, (Frankfurt/Main: Verlag Moritz Diesterweg, 1996).
Exel, Marianne van, ‘Seksschandaal van de week: Johan Cruijff’, http://www.isgeschiedenis.nl /nieuws/seksschandaal_van_de_week_johan_cruijff, 5 december 2011.
Gemert, Guillaume van, ‘Abgrenzung – Annäherungen. Zum Niederländischen Deutschlandbild in Literatur und Leben’, in: G. van Gemert en D. Geuenich, Gegenseitigkeiten. Deutsch-niederländische Wechselbeziehungen von der frühen Neuzeit bis zur Gegenwart, (Essen: Verlag Peter Pomp, 2003).
Geschiedenis 24, ’50 Jaar diplomatieke betrekkingen Nederland-Duitsland’, http://www.geschiedenis24.nl /ovt/afleveringen/1999/Ovt-23-05-1999/50-jaardiplomatieke-betrekkingen-Nederland-Duitsland.html, 23 mei 1999.
Geschiedenis 24, ‘Duitsers bij 4 en 5 mei, mag dat?’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2010 /mei/Duitsers-bij-4-en-5-mei-mag-dat.html, 5 mei 2010.
Geschiedenis 24, ‘Twee van Breda exact twintig jaar vrij’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/ 2009/ januari/Twee-van-Breda-exact-twintig-jaarvrij.html, 27 januari 2009. 68
Greve, Michael, ‘Die bundesdeutsche Strafverfolgung von NS-Verbrechen’, http://www.michael-greve.de/strafenbrd.htm, 7 mei 2002.
Haasnoot, Shirley en Bas Kromhout, ‘Tien grote Nederlandse verzetshelden’, Historisch Nieuwsblad, nr. 4 (2006). Hess, Jürgen C. en Friso Wielenga, Duitsland in de Nederlandse pers – altijd een probleem? Drie dagbladen over de Bondsrepubliek 1969-1980, (’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1982).
Jansen, Lútsen B., ‘Bekend en onbemind. Het beeld van Duitsland en Duitsers onder jongeren van vijftien tot negentien jaar’, http://www.clingendael.nl/publications/1993/19930300_paper_ bekend_en_onbemind.pdf, maart 1993.
Jansma, Kees, Waarom Oranje niet won en andere WK verhalen, (Neerpelt: D.C.M. Pers, 1990).
Kemper, Rob, Oranje jaagt op wereldgoud! Alle informatie over de 24 landen die strijden om de Wereldcup Italia ’90, (Neerpelt: D.C.M. Pers, 1990).
Kok, Auke, 1974: Wij waren de besten, (Amsterdam: Thomas Rap, 2004).
Kok, Auke, 1988: Wij hielden van Oranje, (Amsterdam: Thomas Rap, 2008).
Kok, Auke, ‘Lessen voor Oranje’, http://www.vn.nl/Archief/Samenleving/ArtikelSamenleving/Lessen-voor-Oranje.htm, 15 juni 2010.
Koninklijke Bibliotheek, ‘Dossier Koningshuis: Huwelijk Beatrix en Claus in 1966’, http://www.kb.nl/dossiers /huwelijkbeatrixclaus/index.html, 17 november 2010.
Koolhaas, Marnix, ‘TV-serie De Bezetting op internet te zien. Niet alleen zijn boeken, maar ook de serie staat online’, http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2011/December/Bekijk-De-Bezetting-van-Loe-deJong.html, 12 december 2011.
Kurbjuweit, Dirk, ‘De rook van veel vuur’, in M. van Nieuwkerk, H. Spaan en C. Biermann (red.), Hard Gras. Zij waren beter, nr. 39 (juni 2004).
Kürten, Dieter, Fussballweltmeisterschaft 1974, (Stuttgart: Deutscher Bücherbund, 1974).
Ad van Liempt, ‘De verloving van Beatrix en Claus’, http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2000-2001/De-verloving-vanBeatrix-en-Claus.html, 15 februari 2001.
Linden, Frénk van der, De elleboogstoot. En andere bekentenissen uit de voetbalwereld, (Amsterdam: Veen, 1994).
69
Ménudier, H., ‘Das Deutschlandbild der Franzosen in der 70er Jahren’, in Onze buren rechts, nr. 1 (Amsterdam, 1977).
Pears, Tim, ‘My most beautiful game’, http://www.guardian.co.uk/media/2008/ oct/26/world-cup-platini, 26 oktober 2008.
Pekelder, Jacco, Sympathie voor de RAF. De Rote Armee Fraktion in Nederland, 19701980, (Amsterdam: Mets & Schilt, 2007).
Röhrich, W., Die Demokratie der Westdeutschen.Geschichte und politisches Klima einer Republik, (München: Beck, 1988).
Ruigrok, Paul en Rob Bruins Slot, ‘Oranje 1974’, http://www.geschiedenis24.nl/anderetijden/ afleveringen/2003-2004/Oranje-1974.html, 20 april 2004.
Schenk, M.G., Prins Claus, (Baarn: De Boekerij, 1972).
Schiweck, Ingo, Kicken beim Feind? Der ganz alltägliche Friede hinter dem deutschniederländischen Fussballkrieg, (Düsseldorf: MaveriX, 2006).
Schroeders, Fer, De Wereld voetbalt. Wereldkampioenschappen voetbal 1930-1990, (Dronten: Stichting Het Nederlands Sportmuseum, 1990).
Smeets, Joris, ‘Cruijffs telefoonrekening tijdens het WK van 1974’, http://www.innl.nl /page/5375/nl, 30 maart 2012.
Smeets, Joris, ‘WK West-Duitsland 1974. Commercie, Oranjegekte, voetballied’, http://www.geschiedenis24.nl /nieuws/2004/juni/WK-West-Duitsland-1974.html, 17 juni 2004.
Snyder, Thomas, Voetbal van Oranje. Geschiedenis van het Nederlands elftal in feiten en cijfers, (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1997).
‘Van vijand tot volkslieveling’, http://www.nu.nl/claus/64132/van-vijand-totvolkslieveling.html, 9 oktober 2002.
Verkamman, Matty, Het Nederlands elftal: de historie van Oranje 1905-1989, (Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 1996).
Vos, Chris, Televisie en bezetting. Een onderzoek naar de documentaire verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, (Hilversum: Verloren, 1995).
Vree, Frank van, In de schaduw van Auschwitz. Herinneringen, beelden, geschiedenis, (Groningen: Historische Uitgeverij, 1995).
Wielenga, Friso, Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945, (Amsterdam: Boom, 1999).
70
Wielenga, Friso, Vom Feind zum Partner. Die Niederlände un Deutschland seit 1945, (Münster: Agenda Verlag, 2000).
‘WK Voetbal 1974’, http://www.voetbalhistorie.net/wk-voetbal/1974.htm.
71