‘Nederland houdt van Oranje'

Page 1

‘Nederland houdt van Oranje’ Televisie, commercie en politieke cultuur bij de opkomst van de Oranjegekte (1970-1988)

Masterscriptie Nieuwste Geschiedenis (Geschiedenis, UvA) Martijn van Zijtveld (0563897) Martijn.vanZijtveld@student.uva.nl 06-13422963 Docent-begeleider: Dr. J.J.B. Turpijn Tweede lezer: Drs. D. Damsma Datum: 4 augustus 2011 Aantal pagina’s: 114


Afbeelding titelblad: Paul Nieuwendijk, Hommage Oranjelegioen 3 (acrylverf op paneel). Zie ook: www.artprojects.nl


Voorwoord

Voetbal. Voor velen de belangrijkste bijzaak van het leven. Zo ook voor mij. Vanaf zeer jonge leeftijd heb ik een voorliefde voor deze sport. Ik herinner mij vele wedstrijden van het Nederlands elftal, waarbij ik met vrienden of familie, gehuld in oranje prullaria, vol spanning naar de televisie keek. Ook geschiedenis is al geruime tijd één van mijn grote liefdes. Vooral tijdens mijn middelbare schooltijd is het (onder aanvoering van twee bevlogen docenten met prachtige verhalen) uitgegroeid tot het vakgebied waarin ik verder wilde. En zo geschiedde. Ik ben dan ook zeer verheugd dat ik twee van mijn grootste hobby’s en liefdes heb kunnen en mogen combineren in deze afstudeerscriptie. Het idee om dat een keer te doen speelde al sinds het begin van mijn studie, maar ik denk dat ik pas in de masterfase genoeg ‘bagage’ had om het tot uitvoering te brengen. In de zomer van 2010 was ik voor het eerst zelf getuige van een verloren WK-finale van het Nederlands elftal. Nu begrijp ik hoe mensen die in 1974 en 1978 hetzelfde hebben meegemaakt zich moeten hebben gevoeld. Ondanks deze persoonlijke en nationale teleurstelling verbaasde het mij toch weer hoe bezeten Nederland kan zijn van voetbal en Oranje. De beelden van het Museumplein voorafgaand aan die finale zorgen nog steeds voor kippenvel. Die zomer is dan ook de kiem gelegd voor deze scriptie. Bovendien hoopte ik dat dit onderzoek een goede manier zou zijn om het ‘trauma van Johannesburg’ van mij af te schrijven. Het bestuderen en bekijken van het legendarische EK in 1988 heeft daarbij inderdaad geholpen. Ik ben een aantal mensen zeer dankbaar voor hun hulp bij dit onderzoek. Speciale dank gaat uit naar Jouke Turpijn, die mij heeft geholpen het vage idee voor een dergelijk onderzoek uit te werken tot een concreet plan. En die ondanks een voor hem drukke zomer uitgebreid de tijd en het geduld had mij te begeleiden. Ook Patrick Ouwens, Shishir Bestebreur en Kees Bouwman van Beeld en Geluid wil ik graag bedanken. Zij hebben er voor gezorgd dat ik de beschikking had over een aantal televisieprogramma’s die normaal alleen tegen zeer hoge kosten te bekijken waren. Verder is Paul Ruigrok van Andere Tijden Sport zeer behulpzaam geweest met het opzoeken en aanleveren van een logboek met fragmenten over Oranje. Erna Verkerk van het Kijk- en Luisteronderzoek van de Publieke Omroep heeft mij met veel geduld de nodige kijkcijfers toegestuurd. En kunstenaar Paul Nieuwendijk was zo vrij om een afbeelding van zijn schilderij (titelblad) ter beschikking te stellen. Ten slotte ben ik mijn vader Cees van Zijtveld zeer dankbaar voor het regelmatig herlezen en controleren van de tekst.

Allen dank


Inhoudsopgave

Inleiding

1

Historiografie en theorie

3

Sportgeschiedenis als wetenschappelijke discipline

9

Werkwijze, bronnen en indeling

11

I – 1974: Televisie, commercie, nationale identiteit en Oranje.

17

Veertig jaar niks: sportieve achtergronden

17

Televisie, voetbal en samenleving in de jaren zestig

19

Televisie en Oranje: een moeizaam begin van de jaren zeventig

22

Oranje in de huiskamer

27

Identificatie

30

De viering van een verloren finale

34

De afgang van 1976

37

II – Op weg naar 1978: Politieke cultuur, protest, televisie en Oranje

44

Op weg naar Argentinië

44

Politieke achtergronden

47

Oranjeliederen

49

Bloed aan de paal: voetbal en politiek

51

Het WK

55

III – Voetbal en samenleving in de jaren tachtig

62

De ‘Dutch Disease’

62

De ‘Dutch Disease’ in het voetbal

64

Voetbalvandalisme en ‘het bomincident’

67

Licht in de duisternis

70

‘Captain Dread’

72

Voetbal en samenleving: een ‘Dutch Miracle’?

74


IV – 1988. Hoogtepunt van Oranjegekte als uiting van nationale identiteit

76

Nederland houdt van Oranje

76

Supportersgeweld

79

De Oranjegekte als voorbeeld voor Nederland en de wereld

81

Televisieverslaggeving

83

Eternalisatie: de wraak voor 1974

86

Commercie en supporters: op weg naar de finale

91

De finale

94

Nederland viert feest

95

Conclusie

100

Bijlage

103

Tabel 1: ‘Kijkcijfers tijdens grote toernooien van het Nederlands elftal 1970-1988’

Bronnenoverzicht en toelichting

104

Overzicht van geraadpleegde literatuur

111


Inleiding

‘Er is op dit moment helemaal geen belangstelling voor het Nederlands elftal. Zowel het bedrijfsleven als het publiek denkt momenteel zeer negatief over het Nederlands elftal’. Dat zei Frits Braun van de supportersvereniging Oranje toen het Nederlandse voetbalteam zich in 1974 opmaakte om die zomer naar het WK in West-Duitsland te gaan.1 Het Nederlandse clubvoetbal had in de jaren daarvoor met Ajax en Feyenoord een ongekende succesperiode gehad. Op 26 mei speelde ‘Oranje’ als voorbereiding een oefenwedstrijd tegen het grote Argentinië. Maar het Nederlands elftal kon nauwelijks op belangstelling van het Nederlandse volk rekenen. Tot verbazing van enkele spelers, waaronder Arie Haan: ‘Zo weinig als het lééft. Als ik door Amsterdam loop en ik begin over de wedstrijd tegen Argentinië, dan weten ze niet waar ik het over heb.’ Bij de laatste wedstrijd die er gespeeld was (tegen België) had de supportersvereniging bovendien een stickeractie gehouden. Het resultaat: op een capaciteit van 65.000 mensen werden er 30 (!) stickers verkocht.2 Hoe anders is het tegenwoordig. De Oranjegekte begint al maanden voor aanvang van ieder toernooi en stijgt binnen korte tijd naar grote hoogte, met compleet oranje straten, oranje artikelen en niet in de laatste plaats een ongekend aantal televisiereportages.3 Met name sinds 1988, toen de Oranjegekte tot een absoluut hoogtepunt kwam na de eindoverwinning op het EK. Het Nederlandse publiek, de media en het bedrijfsleven verheugen zich tegenwoordig al ver van tevoren op een EK of WK. Zo rekende de KNVB voor het EK van 2008 in Zwitserland en Oostenrijk op ongeveer 30.000 Oranjesupporters die naar Bern zouden gaan. Hiervan had overigens maar een klein deel ook daadwerkelijk toegangskaarten voor de wedstrijd. Nog voor de tweede groepswedstrijd waren er al 50.000 supporters afgereisd naar ‘de huiskamer van Oranje’ in Zwitserland. Uitgedost in de meest uiteenlopende oranje kostuums bewogen zij zich voor iedere wedstrijd als een waar oranje lint naar het stadion. ‘Overal zie je oranje’, zo vertelde Lloyd Vandenberg van de supportersvereniging.4 En bij de meest recente ‘uitzwaaiwedstrijd’ van Nederland, tegen Hongarije voor het WK 2010, waren 50.000 supporters aanwezig. Er is dus duidelijk iets veranderd in de voetbalbeleving van de Nederlander. Dat ‘Oranjegevoel’ was er niet van de ene op de andere dag, maar heeft zich geleidelijk

1

‘De Andere Kant van de Medaille’, VARA (24 januari 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 2 ‘Voetbal WK 1974: documentaire over het Nederlands Elftal’, NOS (26 mei 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Zie ook: Auke Kok, 1974: Wij waren de besten (Amsterdam 2004) 26. 3 Bij dit onderzoek is er voor gekozen om Oranje met een hoofdletter te schrijven wanneer het direct betrekking heeft op het Nederlands elftal (Oranjegekte, Oranjesupporters). Wanneer het uitsluitend de kleur oranje betreft is geen hoofdletter gebruikt. 4 ‘Bern overspoeld door 50.000 Oranje-fans’, Volkskrant (13 juni 2008).

1


ontwikkeld. Het kan gezien worden als een bijzondere uitdrukking van nationale identiteit. Vooral wanneer zich eens in de twee jaar een groot voetbaltoernooi aandient, treden zaken als nationaal gevoel en nationale identiteit ineens sterk naar buiten. Een vaak gehoorde klacht de laatste jaren is dat ‘de Nederlandse identiteit’ niet bestaat, zoals Maxima bijvoorbeeld in 2007 opperde. Of zich op zijn minst in een crisis bevindt. Ook historici verbazen zich regelmatig over het ontbreken van een sterk nationaal besef: ‘Opmerkelijk is, in contrast daarmee (i.e. de grote museumdichtheid in Nederland), het ontbreken van een breed gedragen nationaal besef’.5 Het enthousiasme voor Oranje lijkt hier iedere twee jaar weer een uitzondering op te vormen. Een zeker ‘wij-gevoel’ neemt dan bezit van nagenoeg alle lagen van de Nederlandse bevolking. Voetballiefhebber of niet. Mensen die normaal nooit om voetbal geven, zetten ineens een gekke oranje hoed op, nodigen de hele buurt uit voor een barbecue en roepen na afloop: ‘wat waren we goed hè!’ Dit is een uiterst interessant maatschappelijk en cultureel verschijnsel. Het is bovendien ook een vrij uniek verschijnsel in een samenleving waarin het individu steeds belangrijker is geworden: het behoren tot een ‘groep’ (bijvoorbeeld de natie) speelt een steeds minder grote rol. Waarom voelen Nederlanders tegenwoordig dan juist bij voetbalwedstrijden een ‘Oranjegevoel’, een nationaal besef? Uit het voorgaande is immers duidelijk geworden dat dit niet altijd in deze mate aanwezig is geweest. Het ontstaan en de groei van het Oranjelegioen lijken daarmee, historisch gezien, symbool te staan voor een verandering in de Nederlandse cultuur. Een verandering in de beleving van nationale identiteit en het nationaal besef. Het Oranjelegioen lijkt de uitzondering op de regel die stelt dat deze zaken in Nederland ver te zoeken zijn. Daarmee dient zich de vraag aan, wanneer en hoe deze uitzondering is ontstaan. Hoe kan de relatief snelle geboorte en de ontwikkeling van het ‘Oranjegevoel’ tussen grofweg 1970 en 1990 verklaard worden? Welke rol was daarbij weggelegd voor de televisie, een medium dat juist in deze periode opkwam? En welke politieke en maatschappelijke achtergronden speelden daarbij een rol, en in welke mate? Dit onderzoek zal proberen antwoord te geven op deze vragen. Het ontstaan van het ‘Oranjegevoel’ als bijzondere uitdrukking van nationale identiteit zal onderzocht worden in relatie tot de rol van televisie, de Nederlandse (politieke) cultuur en maatschappelijke achtergronden. De bovenstaande perioderisering volgt uit het feit dat het begin van het moderne Oranjelegioen bij het WK van 1974 lijkt te liggen. Toen stak er voor het eerst een ‘Oranjekoorts’ op.6 Terwijl de belangstelling voor het Nederlands elftal voorafgaand aan dat WK zeer gering was, leidden twee verloren finales in de jaren zeventig voor het eerst tot uitzinnige taferelen. Het kon kennelijk snel gaan met het Oranjegevoel. Met een aanloop van 5 6

Piet de Rooy, Republiek van rivaliteiten: Nederland sinds 1813 (Haarlem 2002) 291. Auke Kok, 1974: Wij waren de besten.

2


enkele jaren vormt 1974 daarom een uitstekend beginpunt van dit verhaal. Het eindpunt of breekpunt is 1988. In dat jaar lijkt het Oranjegevoel een hoogtepunt te bereiken met de winst van het EK. Velen zullen zich de beelden van bijna een miljoen Nederlanders in en rondom de Amsterdamse grachten herinneren, vrijwel allemaal gehuld in oranje of rood-wit-blauw. In retrospectie worden deze gebeurtenissen in 1988 vaak gekenmerkt als een ‘spontaan’ volksfeest.7 Maar was het inderdaad wel zo spontaan en onverhoeds? Op de achtergrond lijkt er meer gespeeld te hebben. In ieder geval stijgt de Oranjekoorts sindsdien om de twee jaar naar ongekende hoogten. En dat begint al voor aanvang van een groot toernooi. Daarom is de veronderstelling dat deze Oranjekoorts afhankelijk is van sportief succes, zoals dat onder meer door Jeff Pinkster in zijn onderzoek naar voetbal en nationalisme naar voren is gebracht, mijns inziens ontoereikend en onterecht.8

Historiografie en theorie

Speciale aandacht zal in dit onderzoek uitgaan naar de rol van televisie en commercie. Twee zaken die vaak hand in hand gaan, en die vermoedelijk een voorname rol hebben gespeeld bij het creëren en het versterken van het Oranjegevoel. In de weinige bestaande onderzoeken naar de relatie tussen voetbal en ‘nationalisme’ zijn deze factoren onderbelicht gebleven. Terwijl juist vanaf de periode rond 1970 televisie een steeds belangrijkere plaats in de samenleving heeft ingenomen. Zo verscheen in 2001 een doctoraalscriptie Media van André den Boer: In het hol van de leeuw: een onderzoek naar de relatie tussen nationalisme en voetbalcultuur in de periode 1950-2000.9 Op basis van twee historische theorieën, de Lieux de memoire (‘plaatsen van herinnering’) van Pierre Nora en de invented traditions van Eric Hobsbawn, onderzoekt Den Boer de relatie tussen voetbalcultuur en nationalisme. Hij baseert zich daarbij op Nederlandse dagbladen, waarmee het onderzoek in feite neerkomt op nationalisme in de voetbalverslaggeving van deze dagbladen. Den Boer komt tot de conclusie dat de voetbalsport in de jaren zestig langzaam een ‘nationalistische dimensie’ kreeg. Drie factoren waren daarbij volgens hem van invloed: professionalisering, de opkomst van televisie en de ontzuiling.10 Het onderzoek besteedt echter geen aandacht aan de inhoud van televisie7

Michiel Kruijt en Ellen de Visser, ‘Op zijn Oranjest doen we het beter dan de rest’, De Volkskrant (13 juni 1998). Ook bij Auke Kok, 1988: Wij hielden van Oranje (Amsterdam 2008) en in andere literatuur komt dit ‘spontane’ naar voren. 8 Jeff Pinkster, Nationalisme in het voetbal: nationalisme in de voetbalverslaggeving van vier landelijke dagbladen (Amsterdam, ongepubliceerde scriptie 2007) 18-19. 9 Andre den Boer, In het hol van de leeuw: een onderzoek naar de relatie tussen nationalisme en voetbalcultuur in de periode 1950-2000 (Rotterdam 2001). 10 Ibidem, 60.

3


uitzendingen en het lijkt uitsluitend te gaan om het uitzenden van wedstrijden. Opvallend is verder is dat de meeste aandacht uitgaat naar Engeland. Het grootste deel van het onderzoek bestaat uit het schetsen van ‘herinneringsplaatsen’ in het Nederlandse en Engelse voetbal, waaruit vormen van ‘hard’ (hooligans) en ‘zacht’ (Oranjegekte) nationalisme ontstaan. Toch wordt de verhouding tussen herinneringsplaatsen, invented traditions en nationalisme nooit geheel duidelijk. De belangrijkste conclusie voor dit onderzoek is waarschijnlijk dat ‘de sportcultuur in het algemeen en de voetbalcultuur in het bijzonder hand in hand gaan met nationalistische sentimenten’.11 Daarbij is er kennelijk een rol weggelegd voor televisie, maar over wat deze rol dan precies inhoudt heeft Den Boer het niet. Het onderzoek zegt mede daarom veel meer over de berichtgeving in kranten, en weinig over de ontwikkeling van Oranjegevoel als uitdrukking of onderdeel van de Nederlandse identiteit. Ook in een ander onderzoek dat zich op dit gebied begeeft speelt krantenonderzoek een belangrijke rol. Het is een masterscriptie politicologie van Jeff Pinkster, getiteld Nationalisme in het voetbal: nationalisme in de voetbalverslaggeving van vier landelijke dagbladen.12 De auteur onderzoekt de inhoud van de krantenberichten aan de hand van twee hypotheses, welke beiden in de conclusie onderschreven worden. Ten eerste: ‘Nationalisme is een alledaags, maar latent verschijnsel. Het komt tot uiting wanneer een land zich op een specifiek terrein succesvol kan profileren. Interlandvoetbal is een dergelijk terrein. Succes verklaart in hoge mate het nationalisme dat we aantreffen tijdens grote interlandtoernooien.’ En ten tweede: ‘Het zogenaamde multiculturele drama is aan het nationale voetbal voorbij gegaan’.13 Maar als succes in hoge mate het nationalisme bij interlandvoetbal zou verklaren, dan zou men pas bij het bereiken van de tweede ronde of desnoods bij het winnen van de eerste wedstrijd uitbarsten in Oranjegekte. Dat is niet het geval: al voorafgaand aan toernooien worden straten oranje versierd en roept iedereen dat ‘wij’ gaan winnen. Wat betreft het multiculturele drama hoeven we alleen maar te denken aan het zogenaamde ‘kabelincident’ bij het EK van 1996 en het daaropvolgende wegsturen van Edgar Davids.14 En ook aan het begin van de jaren negentig was er veel opschudding over de uitspraken van de politicus Hans Janmaat. Het Nederlands elftal kreeg toen wel degelijk een multiculturele dimensie, maar Janmaat vond dat Surinaamse voetballers zoals Gullit en Rijkaard niet thuishoorden in het Nederlands elftal. Hij noemde het zelfs een schande dat iemand als Gullit aanvoerder was. Van de bewering dat Janmaat de Surinamers zelfs ‘kakkerlakken’ zou hebben genoemd heb ik geen bewijs kunnen vinden. In een uitzending van NOS Laat Mondiale kwamen deze uitspraken aan bod. Het leidde onder meer tot een antiracistisch voetballied van dichter Willem Wilmink (‘Koning voetbal geeft geen fluit, om 11

Ibidem, 106. Pinkster, Nationalisme in het voetbal. 13 Ibidem, 18-19. 14 Zie hiervoor onder meer: ‘Andere Tijden Sport: EK 1996. Het conflict’, NPS (25 mei 2008). 12

4


de kleur van iemands huid’).15 Bovendien stelt Pinkster dat maatschappelijke factoren geen invloed hebben gehad op nationalisme rond interlandvoetbal.16 Dat is zeer onwaarschijnlijk. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van de televisie en daarmee samenhangend de toename van commerciële belangen. Of aan de ‘Europeanisering’ en globalisering, die wellicht geleid hebben tot meer aandacht voor de eigen nationale identiteit. Bovendien is ook multiculturaliteit zelf al een maatschappelijke factor. Vermoedelijk zal op zijn minst toch één van deze voorbeelden een rol hebben gespeeld bij de opkomst van het Oranjegevoel. Televisie wordt bijvoorbeeld wel genoemd als factor in het geheel, maar wordt in beide studies nauwelijks als bron benaderd. Terwijl het juist een belangrijke rol kan spelen bij het creeëren of versterken van een nationaal gevoel. Dat blijkt onder meer uit het boek Sport and National Identity in the European 17

Media. De inzichten in hoofdstuk drie, over de beleving van het EK van ’88 bij de Engelsen en de Ieren, tonen onder meer aan dat televisie de mogelijkheid heeft om ‘verbale interpretatie’ van beelden te beïnvloeden. Beelden zijn geen ‘window on the world’, maar helpen ook gevoelens van nationale identiteit en nationale trots te creëren en te versterken.18 Bijvoorbeeld door grote schermen kan het groepsgevoel nog meer versterkt worden, en kan televisie een belangrijke rol spelen. Er wordt gebruikt gemaakt van een aantal interessante begrippen, die volgens Blain e.a. allemaal te maken hebben met de manier waarop nationale identiteit zowel door als op de televisie tot uitdrukking komt. En zelfs versterkt wordt. Eén van die begrippen is unificatie (‘unification’). Daarbij gaat het om ‘a form of unity which embraces individuals in a collective identity, irrespective of the differences and divisions which may seperate them’. Dit komt dicht in de buurt van het idee van een groepsgevoel. Het gezamenlijk kijken naar en juichen voor het nationale voetbalelftal kan als een dergelijk groepsgevoel gezien worden. Tevens van belang is de term ‘eternalisation’, vrij vertaald als eternalisatie. Bepaalde sociaalhistorische gebeurtenissen worden uit hun historische context gehaald en gepresenteerd als ‘permanent, onveranderlijk en steeds terugkerend’. Dat kan ook op bepaalde nationale sportwedstrijden van toepassing zijn.19 In het geval van Nederland lijkt dat vooral op te gaan voor de ‘eeuwige’ strijd met (West) Duitsland, zoals onder meer blijkt uit het onderzoek van Maarten van Bottenburg naar de rivaliteit tussen deze twee landen. 20

15

‘NOS Laat Mondiale’, 16 juni 1990, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Pinkster, Nationalisme in het voetbal, 56-58. 17 Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media (Leicester 2003). 18 Ibidem, 37. 19 Ibidem, 10-11. 20 Maarten van Bottenburg, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Goliath-Komplex: Warum Deutschland und die Niederlande sich gegenseitig das Fußball-Leben unmöglich Machen’, in: Markus 16

5


Ook daarin komt de relatie tussen voetbal en nationale identiteit aan de orde. De ‘koude oorlog’ tussen beide landen kwam volgens hem op gang in 1974, nadat het Duitse Bild een artikel schreef over de escapades van de Nederlandse spelers met een aantal prostituees en nadat Nederland de finale verloor van West-Duitsland.21 De haatgevoelens bereikten aan Nederlandse zijde een hoogtepunt tijdens de halve finale op het EK van 1988. Daarmee valt deze opkomende rivaliteit in dezelfde periode als de opkomst van het Oranjelegioen. Ook dat zal daarom meegewogen worden in dit onderzoek. De begrippen unificatie en eternalisatie hangen samen met een bepaalde vorm van identificatie. Vandaar dat Blain en zijn collega’s concluderen dat televisie er in slaagt om sport te presenteren in de vorm van een bepaald ‘ritueel’. Dit ritueel verhoogt het gevoel van een gemeenschappelijke band tussen individuen en het stimuleert ook de collectieve identificatie van dergelijke individuen met de politieke en culturele gemeenschap van ‘de natie’.22 Een onderdeel van die identificatie is ook het ‘wij-zij’-gevoel: het afzetten tegen andere (nationale) identiteiten. Dit alles concluderen de auteurs na als één van de weinigen gekeken te hebben naar de televisieverslaggeving in Engeland en Ierland rondom het EK van 1988. Op basis daarvan stellen zij dat wanneer een natie een ‘imaginal political community’ is, zoals Benedict Anderson heeft gesuggereerd, sport op televisie er in kan slagen om individuen die elkaar nog nooit hebben ontmoet te verbinden in een breder gemeenschapsgevoel.23 Dat idee komt, in een ander perspectief, ook terug bij een onderzoek dat zich niet in het bijzonder richt op sport. In Ideology and modern culture stelt de Britse socioloog John Thompson dat de bestaande benaderingen en analyses van ideologie in moderne samenlevingen niet toereikend zijn. Volgens hem schieten deze benaderingen tekort omdat zij geen aandacht besteden aan de rol en het belang van massacommunicatie of massamedia in moderne samenlevingen. ‘I shall argue that the mediazation of modern culture – that is the way in which symbolic forms in modern societies have become increasingly mediated by the mechanisms and institutions of mass communication – is a central feature of modern social life.’24 Deze mediatisering van de moderne cultuur lijkt vanaf de jaren zestig en zeventig een nieuwe vlucht te nemen met de komst van de televisie. En juist dat is van belang voor dit onderzoek. Het Oranjegevoel kunnen we zien als een dergelijke symbolische vorm, waar ook een bepaalde vorm van ideologie in schuilt. Niet ideologie in de strikt politieke zin van het woord, maar meer een culturele ideologie. Een Oranje-ideologie om het zo maar even te

Hesselmann & Chris Young ed., Der Lieblingsfeind. Deutschland aus Sicht seiner Fussballrivalen (Gottingen 2006) 23-50. 21 Ibidem, 35. 22 Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media, 45. 23 Ibidem, 51. 24 John B. Thompson, Ideology and Modern Culture (Oxford 1990) 75.

6


noemen. In Nederland heeft vooral de cultuurhistoricus Herman Pleij geprobeerd een vinger te leggen op het wat hij het ‘orangisme’ noemt. Hoewel het maar een klein onderdeel is van zijn beschrijving van Nederlandse ‘nationale eigenaardigheden’ brengt hij een aantal zeer interessante aspecten samen.25 Een aantal van deze aspecten zullen in dit onderzoek aan bod komen. Zo noemt ook hij in de eerste plaats de mogelijkheid tot identificatie. Mede omdat sportfiguren staan voor de ‘gewoonheid’ van Nederland ziet men ze zo graag als ‘exponenten van alles wat deugt in ons volk’. De nationale ‘Oranjeverering’ is daar voor een groot deel op gebaseerd. Bovendien is het volgens hem niet vreemd dat dit zich op het terrein van de sport profileert: dat is immers één van de weinige gebieden waarop Nederland mondiaal nog mee kan doen.26 Toch onderstreept Pleij het vermoeden dat succes en Oranjegekte geen noodzakelijke koppeling vormen. Als voorbeeld noemt hij de Tour de France. Sinds de jaren negentig is ook daar sprake van massale uitingen van oranje (wellicht onder invloed van de voetbaluitbarsting in 1988?) terwijl wielersuccessen al jaren uitblijven. Een andere mogelijke oorzaak is volgens Pleij het ontbreken van tradities, wat heeft geleid tot het ‘creëren of opwaarderen van een groot aantal non-events tot sprekende oranjemanifestaties’, zoals Sail of de Elfstedentocht.27 Ten slotte is ook zijn constatering van belang dat de algemene behoefte aan ‘nieuwe religies’ in het Westen is toegenomen nu de oude systemen van Kerk en Staat op hun einde lopen. Ook hier vinden we een koppeling aan rituelen en symbolen terug, zoals dat ook door Blain en Thompson naar voren is gebracht. Religie en (behoefte aan) rituelen zijn twee zaken die vaker met het Oranjegevoel in verband worden gebracht. Zo ook in een publicatie van historicus Jan de Bas. Volgens hem is voetbal één van de persoonlijke invullingen van nieuwe religie.28 Net als religie heeft voetbal immers een samenbindende functie, of het nu om interlandvoetbal of om clubvoetbal gaat. Dat is zeer belangrijk voor een bepaald groepsgevoel. Daarbij baseert hij zich onder meer op het betoog van de socioloog Herman Vuijsje, die in 1992 stelde dat ‘de onstuitbare ontkerkelijking aan de ene kant’ leidt tot ‘de toenemende behoefte aan rituelen aan de andere kant’.29 Bovendien werd religie volgens Vuijsje steeds persoonlijker. In dit onderzoek zal onder meer geprobeerd worden al deze ideeën en theorieën (nog verder) te koppelen aan de opkomst van het Oranjegevoel. Het bestaan van orangisme, Oranjegevoel of hoe men het ook wil noemen wordt door bijna iedereen erkend. Maar voor het ontstaan is de aandacht zeer gering. Mediatisering, identificatie, rituelen en voetbal als nieuwe religie zijn daarbij interessante hulpmiddelen. Al zal nog moeten blijken in hoeverre zij daadwerkelijk opgaan 25

Herman Pleij, Hollands welbehagen (Amsterdam 1998). Ibidem, 25. 27 Ibidem 26. 28 Jan de Bas, ‘De Oranjereligie is even vergankelijk als het dorre gras’, Volkskrant (14 juni 1996). 29 Herman Vuijsje, ‘Ieder mens draagt nu zijn eigen hel met zich mee’, Trouw (24 januari 1992). 26

7


bij het ontstaan van het Oranjegevoel. Ook Pleij weet overigens niet zeker wanneer het ‘orangisme’ ontstaan is. Hij vermoedt ergens bij het schaatsen in de jaren tachtig. Het lijkt er echter wel degelijk op dat het voetbal al eerder met dergelijke uitingen te maken had. Op 8 april 1934 speelde het Nederlands elftal, dat toen nog uitsluitend uit amateurs bestond, tegen de profs van Ierland (toen ‘Ierse Vrijstaat’). Het Olympisch Stadion van Amsterdam was het decor, plaatsing voor het WK van 1934 in Italië de inzet. Na een zinderende wedstrijd won Nederland uiteindelijk met 5-2. Het leidde tot een incidentele maar bijzondere opleving van enthousiasme bij de Nederlandse bevolking. De eerste voetbalhit (‘We gaan naar Rome’ van Willy Derby) werd geboren, en enkele duizenden Nederlanders reisden met de ploeg mee naar Italië. Sommigen zelfs op de fiets.30 Zowel de kranten als de bioscoopjournaals droegen hun steentje bij aan het Oranje-enthousiasme. De omstandigheden en achtergronden waren toen echter zo anders, dat nauwelijks van een voorloper van het Oranjelegioen gesproken kan worden. Het ‘moderne’ Oranjelegioen stak echter ook ruim voor het schaatsen in de jaren tachtig voor het eerst de kop op: in 1974. Toen werden wedstrijden rechtstreeks uitgezonden, waardoor men met familie, vrienden en de buurt de verrichtingen kon volgen. Zo werd onder meer de ‘thuissupporter’ geboren. Juist tegen de hierboven geschetste achtergronden zal dit onderzoek proberen een verband te leggen met de bredere, politiek-maatschappelijke omstandigheden (of politieke cultuur) van de jaren zeventig en tachtig. De jaren zestig waren voor Nederland een periode van ongekende welvaart geweest. De werkloosheid bevond zich beneden de één procent en de vondst van lucratieve aardgasvoorraden zorgde voor een enorme economische ‘boost’. Het bracht onder meer de televisie in bijna elke Nederlandse huiskamer. Aan het eind van de jaren zeventig werd juist gesproken van de ‘Dutch Disease’, met twee oliecrises en een werkloosheid die op het dieptepunt in 1982 tot twaalf procent was gestegen.31 Vervolgens herstelde de economie zich in de tweede helft van de jaren tachtig snel. Nu werd er juist gesproken van ‘The Dutch Miracle’. Politiek gezien was er volgens Piet de Rooy sprake van ‘ideologische onderkoeling’: een periode waarin politieke en maatschappelijke tegenstellingen snel vervaagden. Het Nederlandse volk was in 1988 in ieder geval ‘één in euforie’. ‘De bekroning van deze eenheid lag in het voetbaloranje. Na op het wereldkampioenschap voetbal in 1974 door Duitsland te zijn uitgeschakeld, zorgde het Nederlands Elftal in 1988 voor een absoluut feest door het verslaan van Duitsland in de halve finale van het Europees Kampioenschap’.32 Een tweede ‘Dutch Miracle’ dus eigenlijk.

30

Matty Verkamman, Het Nederlands Elftal. De historie van Oranje 1905-1989 (Amsterdam 1989) 62-63. 31 De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 265-268. 32 Ibidem, 275-276.

8


Sportgeschiedenis als wetenschappelijk discipline

Het feit dat er zo veel verschillende factoren een rol lijken te spelen heeft er ook toe geleid dat dit onderzoek naar het ‘Oranjegevoel’ zich in of tussen verschillende onderzoeksvelden begeeft. Zo is daar in de eerste plaats de sportgeschiedenis. Toen sportsocioloog Ruud Stokvis eind jaren zeventig een gerenommeerde boekhandel binnenliep, vroeg hij de verkoper of hij wellicht ook ‘iets op sportgebied’ had. Het antwoord van de verkoper: ‘mijnheer, wij zijn een wetenschappelijke boekhandel’.33 Het was tekenend voor de situatie waarin de Nederlandse sportgeschiedenis zich als wetenschappelijke discipline op dat moment bevond. Nog altijd is het een vaak gehoorde klacht dat dit vakgebied in Nederland in de kinderschoenen staat. Toch is dit, gezien de ontwikkelingen in de afgelopen decennia, moeilijk vol te houden. Langzaam onttrekt de discipline zich aan de kinderschoenen: steeds vaker is het onderwerp van gedegen historisch, sociologisch of economisch onderzoek. Dat is niet zo gek, gezien de belangrijke plaats die sport in de wereld inneemt. Dat geldt misschien nog wel het meest voor voetbal: zowel actief (met het aantal beoefenaars) als passief (met het aantal toeschouwers en televisiekijkers) is het de grootste sport ter wereld. Sportgeschiedenis is dus nog een relatief jonge wetenschappelijke discipline. Niet alleen in Nederland, maar ook in landen als de Verenigde Staten, Engeland en Duitsland is de sportgeschiedenis een fenomeen van de twintigste eeuw, en kwam de discipline eigenlijk pas echt van de grond na de Tweede Wereldoorlog. De achterstand die Nederland op dit gebied lijkt te hebben is enigszins verbazingwekkend. ‘Al’ in 1938 verscheen het inmiddels wereldberoemde werk van Johan Huizinga, getiteld Homo Ludens.34 Huizinga gaat vooral in op de relatie tussen spel en cultuur, waarbij spel voor hem iets heel anders is dan sport. Sport valt voor Huizinga buiten het cultuurproces, onder andere omdat het volgens hem een spel is ‘dat tot ernst verstijft’. De socioloog en hoogleraar Sportontwikkeling Maarten van Bottenburg beschouwt de aristocratische visie van Huizinga op sport dan ook terecht als een voorbeeld van de ‘Sportfeindlichkeit der Intellektuellen’ (een begrip van de Duitse historicus Ulrich Pabst), waarmee het een groot deel van zijn waarde voor historisch of sociologisch sportonderzoek verliest.35 Toch is Huizinga met dit werk wel een belangrijke inspiratiebron geweest voor wetenschappelijk sportonderzoek in binnen- en buitenland. Zo vond Eric Dunning, de eerste en waarschijnlijk belangrijkste onderzoeker van sport en voetbal in Engeland, Homo Ludens

33

Wilfred van Buuren en Theo Stevens, ‘Inleiding sportgeschiedenis’ in: Wilfred van Buuren en Theo Stevens ed., Sportgeschiedenis in Nederland (Amsterdam 1998) 7-12, aldaar 7. 34 Johan Huizinga, Homo Ludens. Proeve eener bepaling van get spelelement der cultuur (Groningen 1938). 35 Maarten van Bottenburg, ‘Historiografie van de sportgeschiedenis in Nederland’, Theoretische geschiedenis 25 (1998) 12-24, aldaar 16.

9


één van de weinige werken die hem hielpen (en inspireerden) bij het schrijven van zijn eerste artikel, ‘Football in its Early Stages’ in 1963.36 Werd in Groot-Brittannië dus in 1963 het eerste wetenschappelijke werk over voetbal gepubliceerd, in ons land was dat een aantal jaren eerder al het geval. Ik doel hierbij op Voetbal in Nederland van Cees Miermans, over de ontwikkeling van voetbal in ons land vanaf 1870.37 Het was min of meer de eerste keer dat sport als serieus onderwerp van een wetenschappelijke studie werd benaderd. Het is een zeer uitgebreide en tevens goed onderbouwde geschiedenis van het voetbal in Nederland. Vooral interessant is de schets die Miermans biedt van de opkomst van het publiek: ‘aanvankelijk in kleinen getale opkomend, maar na 1910 aangegroeid tot massa’s met een eigen geluid, een eigen oordeel, is het via de entreegelden een onmisbare factor geworden voor de clubs’.38 Het gaat hierbij weliswaar om clubsupporters, maar zij kunnen als voorloper worden gezien van de latere Oranjesupporters. Helaas behandelt het werk van Miermans slechts de periode tot 1955. Het voetbal heeft daarna nog vele veranderingen ondergaan, maar zijn werk is onmisbaar indien men de situatie van het voetbal en het publiek tot aan de Tweede Wereldoorlog wil begrijpen. Het aantal wetenschappelijke studies over voetbal is sindsdien steeds verder toegenomen: een ontwikkeling die alleen al vanwege de culturele en commerciële waarde van sport valt toe te juichen.39 Wel is het van belang om een idee te geven van wat over het algemeen wordt verstaan onder een wetenschappelijke benadering van voetbal. Een analyse (of verslag) van één of meerdere wedstrijden van Ajax in de jaren 1920 kan leuk zijn, maar heeft nauwelijks historische waarde. Hetzelfde geldt voor de geschiedenis van een voetbalclub in zijn algemeenheid. Het is daarom noodzakelijk om deze geschiedenis in een breder historisch of sociologisch perspectief te plaatsen. Deze ‘eis’ gaat natuurlijk niet alleen op voor de geschiedschrijving over voetbal, maar voor de hele discipline van sportgeschiedenis. Welk soort onderzoeksvragen en invalshoeken zijn dan wél van belang voor een gedegen historische benadering? In dit opzicht zijn de inzichten van Maarten van Bottenburg in zijn historiografisch overzicht van de Nederlandse sportgeschiedenis verhelderend.40 Samen met onder meer Wilfred van Buuren, Theo Stevens en Peter-Jan Mol is Van Bottenburg één van de wetenschappers die deze discipline op de kaart hebben gezet. Hij promoveerde in 1994 als

36

Iwan Waddington en Dominic Malcolm, ‘Eric Dunning: This Sporting Life’ in: Dominic Malcolm en Iwan Waddington ed., Matters of sport: Essays in Honour of Eric Dunning (Abingdon 2008) 1-3. 37 Cees Miermans, Voetbal in Nederland (Assen 1955). 38 Ibidem, 214-215. 39 Voor een uitgebreid en gecatagoriseerd overzicht van alle literatuur omtrent sportgeschiedenis tot 2006 zie: Wilfred van Buuren , Peter Los en Nico van Horn, Bibliogafisch apparaat voor de Nederlandse sportgeschiedenis (Nieuwegein 2006) 56-64. 40 Van Bottenburg, ‘Historiografie van de sportgeschiedenis in Nederland’, 12-24. Van Bottenburg is hoogleraar Sportontwikkeling aan de Utrechtse School voor Bestuur- en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht en directeur van het W.J.H. Mulier-instituut voor sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek.

10


een van de weinigen in ons land op een proefschrift over sport. Verborgen competitie (internationaal bekend als Global Games) gaat over de wereldwijde verspreiding en uiteenlopende populariteit van sport, en is nagenoeg onmisbaar bij studies over sport in een globaal perspectief.41 Als voorbeeld voor een goede historische benadering van voetbal geeft hij de eerste interland tussen Nederland en België. Dat deze wedstrijd op 30 april 1905 werd gespeeld en door Oranje met 4-1 werd gewonnen is geschiedwetenschappelijk totaal niet interessant. ‘Het wordt echter wel belangwekkend als de opkomst van de derby der lage landen wordt geanalyseerd tegen de achtergrond van de staats- en natievorming die Nederland en België in die tijd doormaakten. Kan de opkomst van interlands in het algemeen worden gezien als een van de “invented traditions” die de staats- en natievorming heeft bevorderd?’.42 Met dit soort vragen onderscheidt de historicus zich volgens hem van de voetbalfan en gemiddelde journalist, omdat deze vragen ‘een ruime kennis van de geschiedenis van Europese landen in de negentiende en twintigste eeuw veronderstelt’. Bovendien wordt de kwestie zo ‘opgehangen’ aan een vooraanstaande historische theorie, in dit geval de invention of tradition van Eric Hobsbawn. En aangezien de voetbalwereld (en de sportwereld in het algemeen) bol staat van ‘uitgevonden tradities’, vergroot een dergelijke werkwijze de mogelijkheden tot interessant onderzoek aanzienlijk. In het nog beperkte aantal bestaande historische onderzoeken naar voetbal worden dit soort inzichten de laatste tijd steeds vaker en beter gebruikt.

Werkwijze, bronnen en indeling Net als de sportgeschiedenis verkeren ook de televisie- en mediageschiedenis nog altijd in een ontwikkelingsfase. Het gebruik van televisie- of radio-uitzendingen als historische bron is zeldzaam, ondanks het recente pleidooi van mediahistoricus Huub Wijfjes.43 Mediageschiedenis lijkt vooral een terrein waarop sociologen en mediawetenschappers zich begeven, terwijl het juist voor historisch onderzoek interessante inzichten kan opleveren. Bovendien lijkt Nederland ook hier minder ver te zijn dan de Verenigde Staten, Engeland of Duitsland. Behalve enkele onderzoeken op het gebied van sportgeschiedenis en mediageschiedenis zijn er ook nog de talloze nostalgische en/of journalistieke werken die zich bezighouden met het ‘Oranjegevoel’. In dat opzicht kleeft er ook een deel publiekgeschiedenis aan dit onderzoek. Het is uitermate lastig om bij een dergelijk gediversifieerd onderzoek vast te houden 41

Maarten van Bottenburg, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten (Amsterdam 1994). 42 Maarten van Bottenburg, ‘Is de homo ludens het eindpunt?’, Historisch Nieuwsblad 3 (1994) 34-36. 43 Huub Wijfjes, Uit de ban van goede en slechte smaak (Amsterdam 2010).

11


aan één enkele theorie of allesomvattende term. In de weinige bestaande wetenschappelijke onderzoeken voert met name de term nationalisme de boventoon. Nog afgezien van het feit dat dit een erg brede en lastige term is, wordt bijna uitsluitend verklaard dat er sprake is van ‘voetbalnationalisme’. Hoe dit zo is gekomen lijkt men zich niet af te vragen. Er is bewust voor gekozen om het begrip nationalisme te vermijden, in het bijzonder als het gaat om een betekenis in de context van politieke mobilisatie. In die context was het vooral in de jaren negentig van de vorige eeuw een populaire term. Nationalisme kent bovendien nog vele andere betekenissen. Daarmee wordt het zeker voor dit onderzoek een te breed en onduidelijk begrip. Ook het werk van Blain e.a. onderstreept deze problemen.44 In navolging daarvan is daarom vooral gebruik gemaakt van termen als nationaal (groeps)gevoel en nationale identiteit. Dat wil overigens niet zeggen dat zij volledig los staan van nationalisme. Integendeel, vaak zijn zij er een onderdeel of uitvloeisel van. Zo stelt de bekende socioloog Anthony Smith onder meer dat nationalisme juist nationale identiteit creëert.45 Het betekent ook niet dat nationale identiteit dan geen problematisch begrip is. De historicus E.H. Kossmann heeft het al eens bestempeld als een ‘kwal op het strand’, waar men binnen de geschiedschrijving met een grote boog omheen moet lopen.46 Zo ver wilde ik het niet laten komen. Nationale identiteit gaat immers voor een groot deel over het gevoel te behoren tot een bepaalde nationale gemeenschap. Daarbij kunnen identificatiepunten, zoals nationale symbolen en kleuren (oranje!), een belangrijke rol spelen. Juist dat lijkt van toepassing te zijn op de Oranjegekte. Een andere term die wellicht toch enige houvast kan bieden is het begrip politieke cultuur. Politieke cultuur heeft niet uitsluitend een politieke dimensie. Het gaat in de tegenwoordige betekenis van het concept vooral om de samenhang tussen politiek en cultuur. Nationale identiteit is voor een groot deel iets politieks, maar heeft uiteraard ook een culturele dimensie. Sport is daarnaast hoofdzakelijk een cultureel verschijnsel. Dat geldt ook voor de televisie. Deze dingen komen samen in het Oranjelegioen. In dat opzicht past dit onderwerp dan ook in de constatering van historicus Henk te Velde, die zich uitgebreid heeft beziggehouden met het begrip.‘De aandacht voor cultuur en de brede opvatting van politiek vormen de achtergrond van een reeks studies over publieke feesten en rituelen’.47 Het is niet vreemd om het terugkerende Oranje-enthousiasme als een dergelijk publiek feest of ritueel te zien.

44

Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media, 16-17. Anthony D. Smith, National Identity (Londen 1991) 71-72. 46 W. Velema en H. Wansink, ‘Twee hoeraatjes voor ons verlichte vaderland’, Opinio 1 (januari 2008) 4-9. 47 Henk te Velde, ‘Politieke cultuur en politieke geschiedenis’, Themanummer Groniek 137 (1997) 391-401, aldaar 394. 45

12


Het interdisciplinaire karakter van dit onderzoek is enerzijds noodzakelijk bij een onderwerp dat uit zoveel verschillende dimensies lijkt te bestaan. Maar anderzijds is het volgens mij bij iedere vorm van historisch onderzoek een welkome aanvulling. Hoe ‘historisch’ een onderwerp ook is, andere wetenschappelijke disciplines kunnen altijd nieuwe of aanvullende inzichten bieden. Tot eenzelfde conclusie komt ook de historicus John Tosh: ‘history is a hybrid’.48 Het uitgangspunt van dit onderzoek blijft echter historisch, vooral als het gaat om de vraagstelling en het bronnenonderzoek. Dit bronnenonderzoek is vooral een case-study waarin de televisie als historische bron dient. De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek zijn dan ook televisie-uitzendingen rondom de grote toernooien (EK en WK), zoals die aanwezig zijn in het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum. Om te onderzoeken welke rol televisie heeft gespeeld bij de opkomst van het Oranjegevoel is gebruik gemaakt van zoveel mogelijk uitzendingen die inhoudelijk betrekking hebben op het Nederlands voetbalelftal en de Nederlandse supporters. Daarbij gaat het uiteraard niet alleen om sportprogramma’s. Zeker ook programma’s die geen sportieve grondslag hebben zijn in dat opzicht interessant. De lijst van gebruikte programma’s is daarmee even uitgebreid als divers. Enkele voorbeelden zijn AVRO’s Sportpanorama, sinds 1957 de eerste sportrubriek op de Nederlandse televisie. Maar ook Sport in Beeld, de voorloper van Studio Sport en sinds 1959 op de televisie. In 1966 veranderde de naam overigens in NTS Sport en in 1969 ging het onder de huidige naam verder. Het belangrijkste programma is misschien wel het NOS Journaal, omdat het sinds jaar en dag één van de best bekeken televisieprogramma’s is. Het bereikt daarmee een breed publiek, waarvan een groot deel bovendien niet bij uitstek sportliefhebber is. Verder zullen verschillende actualiteitenprogramma’s, praatprogramma’s en thema-uitzendingen aan bod komen. Een volledige lijst van gebruikte bronnen, met een toelichting op het archief, is opgenomen in het bronnenoverzicht op pagina 103. Hier zullen verder alleen kort de eisen en de ‘vragen’ die aan de bronnen gesteld zijn besproken worden. De belangrijkste en tevens enige eis voor de programma’s is dat zij op één of andere manier aandacht besteden aan het Nederlands elftal en de supporters. Het gaat daarbij enerzijds om de hoeveelheid aandacht en hoe deze zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Maar anderzijds gaat het uiteraard ook om de inhoud en de manier waarop het Nederlands elftal en de Oranjegekte werd neergezet. Op welke manier en in welke mate konden de Nederlandse supporters op aandacht rekenen? Was daarbij uitsluitend sprake van positieve aandacht? Kwamen de verschillende achtergronden op politiek en commercieel gebied ook tot uitdrukking bij de televisie-uitzendingen? En in hoeverre was er sprake van

48

John Tosh, The pursuit of history (Edinburgh 2006) 341.

13


het (bewust of onbewust) creëren en aanspreken van nationaal gevoel? Die aandacht werkt overigens twee kanten op. Enerzijds geeft het een beeld van de mate van Oranjegekte. Maar zeker ook zouden programma’s als het NOS Journaal kunnen hebben bijgedragen aan de collectieve Oranjebeleving, door het als een nationale gebeurtenis te benaderen. De programma’s kunnen dus mogelijkerwijs ook zelf ‘actief’ zijn. Als ondersteunende bronnen zijn verder cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt. Daarbij gaat het voornamelijk om statistieken over televisiebezit, inkomen en vrije tijd. In de meeste gevallen zijn daarvoor de historische reeksen gebruikt, zoals die zijn opgenomen in de online catalogus Statline.49 Sporadisch zijn ook enkele stukken uit het archief van de Tweede Kamer nuttig gebleken. Ten slotte is gebruik gemaakt van de kijkcijfers zoals die beschikbaar waren in het werk van H.T. Wentholt. Tot mijn grote blijdschap heeft deze oud medewerker van de publieke omroep een ongekend overzicht gepubliceerd van alle op televisie uitgezonden voetbalwedstrijden in de periode 1965-1977, inclusief de kijkcijfers.50 Voor de periode na 1977 zijn deze cijfers voor zover mogelijk persoonlijk opgevraagd bij het SKO (Stichting Kijkonderzoek) en het KLO (Kijk- en Luisteronderzoek van de Nederlands Publieke Omroep). Een onderzoek naar de opkomst van het Oranjelegioen kan natuurlijk niet zonder de informatie van enkele werken over de geschiedenis van het Nederlands elftal. Het is zaak om niet te vervallen in het geven van te veel nodeloze achtergrondinformatie, met name over wedstrijden en spelers. Maar sommige ontwikkelingen met betrekking tot het Nederlands elftal zijn niet los te zien van de opkomst en de ontwikkeling van het Oranjelegioen. Het Nederlands voetbalelftal vormt immers het onderwerp van hun ‘aanbidding’ en enthousiasme. In zekere zin zijn de hier volgende boeken op zichzelf ook een uitdrukking van de commerciële kant van het Oranjegevoel. Ook dat maakt ze, naaste de geboden informatie, interessant. Voor deze achtergronden is onder meer gebruik gemaakt van de boeken van historicus en publicist Auke Kok. In 1974: Wij waren de besten, in de inleiding al even kort genoemd, maakt hij een levendige en prettig leesbare reconstructie van het wereldkampioenschap voetbal.51 Daarbij komen ook verschillende achtergronden over economie en politiek aan bod, maar zij voeren niet de boventoon. Het ontbreken van voetnoten is voor historici natuurlijk jammer, maar wel begrijpelijk. Het boek is immers bedoeld voor een breed publiek en is in die hoedanigheid dan ook geen historisch onderzoek. Het is eerder een op de geschiedenis van het Nederlandse voetbal gebaseerd verhaal. Desalniettemin is het werk zeer bruikbaar, vooral om een beeld en een ‘gevoel’ te krijgen bij 49

CBS Statline is beschikbaar op: http://statline.cbs.nl H.T. Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal. Een inventaris van alle sinds 1 januari 1965 uitgezonden integrale reportages van voetbawedstrijden op de Nederlandse televisie (Hilversum 1977). 51 Auke Kok, 1974: Wij waren de besten. 50

14


de gebeurtenissen rondom 1974. Ook over 1988 schreef Kok een soortgelijk boek.52 Het heeft in grote lijnen hetzelfde karakter en voor dit onderzoek dezelfde waarde als zijn voorganger. Daarbij moet aangetekend worden dat het boek over 1988 een nog sterker element van persoonlijke herinnering (en beleving) bevat. Verder is in mindere mate ook gebruik gemaakt van de Voetbal Internationaluitgave Het Nederlands elftal, de historie van Oranje 1905-1989. De twee vooraanstaande sportjournalisten Matty Verkamman en Johan Derksen geven daarin met foto’s, verhalen en cijfers een mooi overzicht van de gehele onderzoeksperiode. Ook dit werk is in grote mate een commerciële uiting of beantwoording van het Oranje-enthousiasme, maar daardoor niet minder nuttig. Tot slot dient ook Het lied van Oranje genoemd te worden.53 De publicisten en muziekarchivarissen Paul Groenendijk en Jimmy Tigges trachten daarin een zo volledig mogelijk overzicht te geven van alle liederen die rondom het Nederlands elftal zijn gecomponeerd en uitgebracht. Dit is zeker voor de commerciële aspecten van het Oranjegevoel een interessant naslagwerk, omdat het een duidelijk overzicht geeft van enkele ‘trends’ op het gebied van het Oranjelied. In het hoofdstuk over 1978 zal dit wat uitgebreider ter sprake komen. De indeling van dit onderzoek staat in het teken van de drie ogenschijnlijk cruciale jaren waarin het nationale Oranjegevoel naar ongekende hoogten steeg: 1974, 1978 en 1988. Deze jaren vormen de hoofdmoot van het onderzoek. Dat betekent overigens niet dat de tussenliggende jaren, waarin het Oranjegevoel soms even leek af te zwakken, buiten beschouwing gelaten kunnen worden. In het eerste hoofdstuk staat het jaar 1974 centraal. Ondanks de scepsis van de Nederlandse bevolking en de moeizame ‘relatie’ met het Nederlands voetbalelftal zou de nationale Oranjegekte zich in dat jaar voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog openbaren. Daarbij was met name de rol van het nieuwe medium televisie en de steeds verder opkomende commercie interessant. Voor een goed begrip van deze periode is het nodig om een beeld te hebben van de gebeurtenissen in de jaren zestig. Vooral de ontstaansgeschiedenis van de televisie in relatie tot de sport is belangrijk voor de positie en de invloed van het medium bij de ontwikkelingen in het volgende decennium. Het hoofdstuk begint daarom met een korte voorgeschiedenis. Er is bewust voor gekozen het teleurstellende EK in 1976 aan het eind van dit eerste hoofdstuk te behandelen, en niet in een apart hoofdstuk. De reden hiervoor is dat het EK van 1976 in grote mate samenhangt met de gebeurtenissen van twee jaar eerder. Het tweede hoofdstuk concentreert zich op het wereldkampioenschap van 1978. De televisie had toen zijn plaats in de Nederlandse huiskamers gevonden en had niet meer de nieuwigheid van vier jaar eerder. Maar de televisie speelde wel een rol bij het feit dat bij dit 52 53

Auke Kok, 1988: Wij hielden van Oranje (Amsterdam 2008). Paul Groenendijk en Jimmy Tigges, Het lied van Oranje (Amsterdam 2004).

15


WK meer dan ooit tevoren sport en politiek met elkaar in verbinding kwamen. De commotie liep aanvankelijk hoog op omdat het WK in het door een ‘Junta’ geregeerde Argentinië werd gehouden. Toen het Nederlands elftal eenmaal succes had, bleek dat de verhouding tussen politiek en sport ook net zo snel weer naar de achtergrond kon verdwijnen. Na de sportief gezien succesvolle jaren zeventig en de eerste oplevingen van het nationale Oranjegevoel veranderde de Nederlandse sportieve, economische en politiek-culturele situatie vanaf het eind van dat decennium in rap tempo. Vanwege het belang van deze ontwikkeling is er voor gekozen deze gebeurtenissen in een afzonderlijk hoofdstuk (drie) even kort als krachtig te behandelen. Na deze in meerdere opzichten teleurstellende periode kwam de Oranjegekte in 1988 tot een absoluut hoogtepunt bij het winnen van het EK in West-Duitsland. Het vierde en tevens afsluitende hoofdstuk staat dan ook geheel in het teken van deze ‘climax’. Opmerkelijk genoeg kwam het nationale Oranjegevoel, ondanks de sportief gezien teleurstellende tussenliggende jaren, toen al vóór het succes van het voetbalelftal op gang. Opnieuw speelden televisie en niet in de laatste plaats ook de commercie daarbij een belangrijke rol. Speciale aandacht ging daarbij uit naar (het gedrag van) de Nederlandse supporters, die in de voorgaande jaren door het opkomende hooliganisme steeds meer in de schijnwerpers waren komen te staan. Bovendien kwam de eternalisatie van de strijd tussen Nederland en Duitsland in dat jaar tot een hoogtepunt. Uiteindelijk zal op deze manier hopelijk een duidelijk beeld ontstaan van de ontwikkeling die het ‘Oranjegevoel’, als onderdeel van de nationale identiteit en de (politieke) cultuur van Nederland, in ruim twintig jaar heeft doorgemaakt. Niets is immers zo interessant als de grote hoeveelheid ‘Oranjegekken’ die zich om de twee jaar massaal naar alle uithoeken van de wereld begeven, om het nationale elftal van kleurrijke steun te voorzien. En ook in eigen land schaart men zich bij de buren, in het café of op een plein massaal achter het scherm, uitgedost in de meest vreemde oranje hoofddeksels of oranje pakken. Wij hielden en houden van ‘Oranje’. Maar hoe, sinds wanneer en waarom eigenlijk?

16


I – 1974: Televisie, commercie, nationale identiteit en ‘Oranje’

In meerdere opzichten zijn de jaren zeventig belangrijk voor de opkomst van het Oranjelegioen als uitdrukking van nationaal gevoel. Er kwam een eind aan een lange reeks van slechte prestaties van het Nederlands elftal. Voor het eerst sinds 1938 deed het land in 1974 eindelijk weer mee aan de eindronde van een WK en haalde bovendien de finale. En vier jaar later werd die finale wederom gehaald. Het betekende niet dat het nationale voetbalelftal ineens onvoorwaardelijke steun had van het Nederlandse volk. Vaak speelden er in de voorbereiding allerlei problemen, zoals het gezeur om geld in 1974 en de politieke situatie in Argentinië in 1978. Toch kwam het ‘Oranjegevoel’ langzaam de harten (en de huiskamers) van de Nederlandse bevolking binnen. Succes speelde daarbij deels een rol: men had immers weer iets om trots op te zijn. Maar dat was zeker niet de enige factor. Juist door de opkomende (kleuren)televisie kon men in aanraking komen met het Nederlands elftal, meer dan ooit tevoren. Oranje kwam letterlijk de huiskamer binnen. Niet eerder hadden zoveel mensen het Nederlands elftal letterlijk zien presteren, waren zoveel mensen het nationale voetbalelftal achterna gereisd en hadden zo velen gejuicht en zich in oranje gehuld. De aandacht op televisie an sich en het feit dat men de wedstrijden rechtstreeks thuis, bij vrienden of in de kroeg kon kijken waren al een belangrijke stap in de richting van een nationaal Oranjegevoel. Maar op de achtergrond speelden nog andere dingen mee. Zo waren er de lastige economische omstandigheden van de oliecrisis, al leken die voor de meeste Nederlanders uiteindelijk nog wel mee te vallen. Zij hadden in ieder geval geld over voor een kleurentelevisie of zelfs een kaartje voor een WK-wedstrijd. Ook lijkt het karakter van het Oranje-enthousiasme te maken gehad te hebben met de aanwezige politieke cultuur van die periode. Nederland was links, en gelijkheid en vrijheid waren groot goed. ‘Een sterke hang naar gezellig en informeel’, aldus Auke Kok.54 In het Nederlands elftal leken al deze zaken zich te verenigen. Terwijl dat begin jaren zeventig nog lang niet het geval was, want in de aanloop naar het eerste WK waren het Nederlandse publiek en de voetballers nog mijlenver van elkaar verwijderd.

Veertig jaar niks: sportieve achtergronden Na de korte opleving in 1934 was het enthousiasme rondom ‘Oranje’ in de tussenliggende veertig jaar bijna tot een nulpunt gedaald. Dat had voor een deel te maken met de slechte prestaties. Voor het WK van 1938 kwalificeerde men zich nog wel, maar ook toen werd in de eerste ronde verloren. In 1942 en 1946 werden vanwege de Tweede Wereldoorlog en de 54

Auke Kok, 1974: Wij waren de besten, 13.

17


nasleep daarvan geen WK’s gehouden. Aan de kwalificatie voor de twee daaropvolgende WK’s (1950 en 1954) werd niet deelgenomen. Deels omdat de Nederlandse bond bleef vasthouden aan de amateurstatus, deels omdat het land in de jaren na de oorlog wel andere zaken aan het hoofd had. Vele goede voetballers waren in die jaren naar het buitenland getrokken om daar hun brood te verdienen. Uitgerekend een nationale ramp zou de aanzet geven tot veranderingen. Dat was de watersnoodramp van 1953.55 De Nederlandse professionals wilden namelijk een benefietwedstrijd spelen tegen Frankrijk, maar de KNVB wilde niets met deze profs te maken hebben. Zo gebeurde het dat er twee benefietwedstrijden gehouden werden. Een officiële van het Nederlandse amateurelftal tegen Denemarken, en een ‘illegale’ tussen Frankrijk en de Nederlandse profs in Parijs. Vooral voor die laatste wedstrijd was de belangstelling groot, getuige het feit dat er tussen de vijf- en tienduizend supporters op een doordeweekse dag naar Parijs waren afgereisd. Dat was overigens meer als steunbetuiging aan de slachtoffers dan uit ‘Oranjeliefde’. En misschien ook wel een beetje als protest tegen de conservatieve houding van de KNVB. Die verbood het dragen van Oranje en het zingen van het Wilhelmus, omdat het hier immers geen officiële interland betrof. Het uitstekende spel van de Nederlandse profs (Frankrijk werd met 2-1 verslagen) leidde tot een lofzang in de vaderlandse pers.56 Het zou de aanzet vormen tot de invoering van het betaald voetbal in Nederland. Een jaar later, op 25 november 1954, fuseerden de net opgerichte NBVB (Nederlandse Beroeps Voetbalbond) en de KNVB na de zogenaamde ‘Vrede van Utrecht’. De eredivisie was geboren. Het betekende echter allerminst dat het Nederlands elftal, nu het haar amateurstatus had afgeworpen, mee kon doen op internationaal niveau. Men ging wel deelnemen aan de kwalificatietoernooien voor het WK (en vanaf 1964 ook het EK) maar tussen 1958 en 1972 werd geen enkele eindronde bereikt. In tegenstelling tot het nationale elftal kenden de Nederlandse clubs begin jaren zeventig wel grote successen. Vier jaar lang was de Europa Cup I, het belangrijkste Europese voetbaltoernooi, een prooi voor Nederlandse clubs. Feyenoord in 1970, Ajax in de drie daaropvolgende jaren. Daardoor kwam er ook weer een beetje aandacht en hoop voor het Nederlands elftal. Toen Nederland zich op 18 november 1973 ten koste van rivaal België kon kwalificeren voor het WK was het belang van deze wedstrijd dan ook groot. In een volgepakt Olympisch Stadion ‘vergaten Joop den Uyl en 67.000 andere toeschouwers alle olieperikelen’.57 Nederland kroop door het oog van de naald. Met een 0-0 gelijkspel

55

Matty Verkamman, Het Nederlands Elftal. De historie van Oranje 1905-1989 (Amsterdam 1989) 162. 56 Ibidem, 167-169. 57 ‘Nederland – België (1973)’, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, te raadplegen op http://www.youtube.com/watch?v=6cWwulNygvs (Deze fragmenten heb ik niet in het archief zelf kunnen vinden).

18


kwalificeerde Oranje zich voor het WK, dankzij de Russische scheidsrechter die vlak voor tijd een zuiver doelpunt van de Belgen wegens vermeend buitenspel afkeurde. Het volle stadion en de kwalificatie verbloemden echter de werkelijke situatie: het enthousiasme voor het Nederlands elftal was maar zeer gering in de aanloop naar het WK. Er was veel kritiek op het Nederlands elftal. Vanwege het negatieve spel, maar ook vanwege het gezeur over premies van de spelers. ‘De afstand tot de voetbalfans was zo groot dat het publiek, een koele afwachtende houding aannam. Er heerste allerminst een stemming op de tribunes zoals het Nederlands elftal die voor de oorlog had meegemaakt, een sfeer van gezamenlijkheid en aanmoediging’.58 En dat terwijl het publiek via een steeds verder oprukkend medium nog meer had kunnen zien van de nationale voetbal‘trots’.

Televisie, voetbal en samenleving in de jaren zestig Televisie en voetbal waren vanaf het begin met elkaar verbonden. Om de verkoop van televisietoestellen te bevorderen was Philips’ Experimentele Televisie in 1948 begonnen met het uitzenden van programma’s. Deze waren in een straal van veertig kilometer rond Eindhoven te ontvangen, maar het aantal mensen dat daadwerkelijk kon kijken was beperkt. Het waren vooral medewerkers van Philips zelf: verder had nog bijna niemand een televisie. Op zondagmiddag 10 september 1950 volgde de eerste openluchtreportage op televisie. Niet geheel toevallig betrof het een voetbalwedstrijd, de derby tussen PSV en FC Eindhoven. De beelden werden via drie camera’s naar de bestuurskamers gestuurd, alwaar enkele genodigden op een televisie bijgenaamd ‘het hondenhok’ de wedstrijd konden volgen. Het was een groot succes: ‘het is 10-1 voor de televisie’, aldus Anton Philips.59 Tussen 1948 en 1951 verzorgde Philips in totaal 264 experimentele televisie-uitzendingen, met televisiepionier Erik de Vries als grote regisseur. De politiek was echter nogal terughoudend over de (officiële) invoering van de televisie.60 De toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, Dirk Spitzen, had in 1949 weliswaar toestemming gegeven voor een introductie. Maar op dat moment werden ook de tegenstanders wakker. Vooral minister-president Drees verzette zich tegen een al te grootschalige introductie. Hij vreesde een ongewenste aanzet tot het doen van onverantwoorde uitgaven: mensen zouden volgens hem op afbetaling televisies gaan kopen.61 De prijs van een televisie werd toentertijd geschat op zeshonderd gulden. Vele 58

Auke Kok, 1974: Wij waren de besten (Amsterdam 2005) 31-32. Ed van Westerloo, We hoeven er niet aan te verdienen: de geschiedenis van de miljoenendans om de uitzendrechten van voetbalwedstrijden (Nieuwegein 2004) 11. 60 Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes ed., Omroep in Nederland: Vijfenzeventig jaar media en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle 1994) 77-103, aldaar 82-83. 61 Ibidem, 82. 59

19


discussies en een heuse Televisieraad later werd uiteindelijk in 1951 de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) opgericht. Op 2 oktober volgde de eerste officiële televisieuitzending vanuit Studio Irene in Bussum. Een echte studio was dit niet: het was een leegstaand kerkje waar op het dak een straalzender werd geplaatst. Al vrij snel daarna, op 14 mei 1952, werd bij wijze van experiment de eerste voetbalinterland op de televisie uitgezonden door de NTS. Omdat nog bijna niemand een televisie thuis had, nestelden enkele tienduizenden kijkers zich in cafés en bij winkeletalages om de wedstrijd Nederland – Zweden te volgen. Het belang van voetbalwedstrijden voor (de ontwikkeling van) televisie werd door een handelaar in toestellen al in 1952 erkend: ‘Als er geen wedstrijden worden uitgezonden wordt het met de televisie in ons land helemaal niets’.62 Er bleef echter wel onduidelijkheid over de precieze invulling van Nederland Een, toen het eerste en enige Nederlandse televisiestation. De Televisieraad, bestaande uit zevenentwintig leden, moest de regering adviseren over het invoeren en inrichten van het televisiebestel. Terwijl deze raad van mening was dat een ‘vorming van vier afzonderlijke televisiestaven moest worden vermeden’, zou de regering besluiten dat de bestaande verzuilde omroepen (weliswaar gebundeld in de NTS) de regie letterlijk in handen zouden krijgen.63 In december 1955 zou er met het Televisiebesluit een einde komen aan de experimentele periode en was het bestel in ieder geval voor de komende tien jaar gelegaliseerd. Dat was ook het moment dat de overheidsfinanciering ophield en er kijkgeld zou worden geheven. Het ‘verzuilde’ systeem met verschillende omroepen bestaat bij de Publieke Omroep overigens nog steeds. Kort na het Televisiebesluit bleek minder dan één procent van de huishoudens een televisie te hebben: er werden in 1956 in totaal 26.000 toestellen geregistreerd, waarvoor slechts drie uur per week programma’s werden verzorgd.64 Uit één van de eerste kijkonderzoeken in opdracht van de NTS kwam naar voren dat de achthonderd ondervraagde kijkers ontspanning en ‘vooral sport’ belangrijk vonden. Het onderzoek werd gehouden naar aanleiding van de Eurovisie-uitzendingen door de European Broadcasting Union.65 Deze had in 1954 rechtstreeks het wereldkampioenschap voetbal uitgezonden. Het belang hiervan voor de televisie blijkt wel uit het feit dat het aantal toestellen in Nederland tijdens dit WK steeg van 2800 naar 9500 stuks.66 Hoewel voetbal en televisie dus al snel met elkaar verbonden waren, betekende dit niet dat de samenwerking altijd vlekkeloos verliep. Zo speelde het Nederlands elftal op 25 oktober 1953 in Rotterdam tegen België. Hoewel de KNVB resoluut vasthield aan de amateurstatus van het voetbal 62

Henk van Gelder, ‘De regen op de bal zien vallen’, NRC Handelsblad (10 juni 2010) 22. Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, 84. 64 Jan Bank, ‘Televisie in de jaren zestig’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 101 (1986) 52-75, aldaar 57. 65 Verslag van de verrichtingen van de Nederlandse Televisie Stichting over de periode 1 October 1953 t/m 31 December 1954 (Hilversum 1955) 8-9. 66 Van Westerloo, We hoeven er niet aan te verdienen, 14. 63

20


wilde men wel dat de NTS betaalde voor het uitzenden van de wedstrijd. Vooral Pater Kors, voorzitter van de KRO, vond geld betalen voor een voetbalwedstrijd ‘principieel onaanvaardbaar’. Door deze strijd werden tussen 1951 en 1953 vier interlands niet uitgezonden. Uiteindelijk stemde ook Kors in en betaalde de NTS vijfhonderd gulden om de wedstrijd uit te zenden. Het was de eerste rechtstreekse uitzending van een voetbalwedstrijd waarvoor een rechtenbedrag betaald werd.67 Maar ook op internationaal niveau was er zo nu en dan onduidelijkheid over het uitzenden van voetbalreportages. Daar werden zelfs Kamervragen over gesteld. Zo kon de televisiereportage van de wedstrijd Nederland – Ierland op 10 mei 1956 geen doorgang vinden omdat nota bene de Belgische voetbalbond hier bezwaar tegen had gemaakt. Aan minister Cals van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (die ook de allereerste televisieuitzending in 1952 had geopend) werd door kamerlid Peters van de KVP gevraagd of hij iets te maken had met het verbieden van de uitzending en of hij hierover opheldering kon geven. De regering, de KNVB en het Televisiebesluit konden hier volgens hem niets aan doen, omdat de Europese Voetbalbond (UEFA) op het Congres van Wenen nu eenmaal had bepaald dat een ander lid van de bond bezwaar kon maken tegen uitzending. De Belgen maakten overigens bezwaar omdat op die dag ook enkele Belgische amateurwedstrijden werden gespeeld, waardoor men vreesde voor minder stadionbezoekers.68 Ondanks alle problemen werd voetbal op televisie steeds populairder, onder meer door het succes van de WK-uitzendingen in 1954 en de ontwikkeling van het (semi-) profvoetbal in Nederland. In september 1957 startte de AVRO met de eerste sportrubriek op televisie, Sportpanorama. Een jaar later volgde ook de KRO met Van onze sportredacteur. Beide programma’s mochten slechts eens per maand uitzenden, maar konden mede door de populaire presentator Jan Cottaar rekenen op veel positieve reacties.69 In april 1959 werd de zendtijd uitgebreid en kwam er steeds meer behoefte aan een vast sportjournaal op zondag. Na enig gesteggel tussen de AVRO en de NTS volgde op zondag 5 april de eerste uitzending van Sport in Beeld, de voorloper van Studio Sport. Het werd steeds duidelijker dat voetbal en televisie elkaar nodig hadden: de KNVB voor het geld, de NTS voor de kijkers. Toen in 1965 voor het eerst de kijkdichtheid werd gemeten scoorde Sport in Beeld dan ook uitzonderlijk hoog.70 De jaren zestig betekenden de definitieve doorbraak van de televisie als massamedium. In 1960 was het aantal uitzenduren gestegen tot twintig uur per week, en het aantal geregistreerde televisietoestellen bedroeg toen 585.000. Dat stond gelijk aan twintig procent van de Nederlandse huishoudens. Vanaf dan gaat het snel. Op 1 januari 1964 stond 67

Ibidem, 31. ‘Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Kamer’, 1955-1956 (nummer 2015). 69 Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, 250. 70 Van Westerloo, We hoeven er niet aan te verdienen, 47. 68

21


in meer dan de helft van alle huishoudens een televisie; in 1968 is dit percentage opgelopen tot tachtig procent (dat zijn ongeveer drie miljoen televisietoestellen). Bovendien werd op een gemiddelde, doordeweekse avond door 87 procent van dit publiek naar de televisie gekeken.71 Een nieuwe technologische ontwikkeling kwam in 1968 met de introductie van de kleurentelevisie. Op 10 maart 1968 kon de eerste voetbalwedstrijd in kleur worden uitgezonden, de topper tussen Ajax en Feyenoord. Langzaam maar zeker steeg het aantal uitzendingen in kleur: van ongeveer elf procent bij de introductie, tot 87 procent in 1974. In dat opzicht passen de ontwikkelingen die de televisie en de maatschappij in de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig doormaakten moeiteloos in wat de socioloog John Thompson ‘the mediazation of modern culture’ noemt.72 Opvallend is de vooraanstaande rol die sport en voetbal bij de opkomst van de televisie speelden. De mediatisering van cultuur kende in Nederland in deze periode zijn beginfase en zou pas in de jaren tachtig zijn hoogtepunt bereiken, toen onder meer kabeltelevisie ingang vond in bijna iedere huiskamer. Maar de ontzuiling, die tegelijkertijd zowel in als dankzij omroepland zijn intrede deed, stond symbool voor een verandering in de cultuurbeleving. Zo bood de steeds kleiner wordende plaats van religie meer ruimte aan een persoonlijk invulling van ‘geloof’ en rituelen in de daaropvolgende decennia. Ook historicus Hans Righart benadrukt het belang dat de jaren zestig in dit opzicht hebben gehad. Verzuilde wereldbeelden maakten deel uit van een ‘groepsisolement’. De televisie brak dit isolement open. ‘Dankzij de televisie zag iedereen vanaf het midden van de jaren zestig alles’.73 Daarmee kwam er ook meer ruimte voor een Oranjegevoel in de jaren zeventig. De verspreiding van de televisie en de komst van de kleurentelevisie speelden daarbij met name op het commerciële vlak een belangrijke rol.

Televisie en Oranje: een moeizaam begin van de jaren zeventig Bij het bestuderen van de televisie-uitzendingen met betrekking tot het Nederlands elftal valt ten eerste de beperkte aandacht voor ‘Oranje’ in het begin van de jaren zeventig op. Een eerste indicatie daarvan is het NTS Sportjaaroverzicht van 1969.74 De uitzending duurde bijna een uur, maar het enige wat van het Nederlands elftal te zien was, betrof een kort stukje over de verloren kwalificatiewedstrijd tegen Polen van nog geen drie minuten. Nederland ontbrak op het WK van 1970 in Mexico. In november 1970 was er wel aandacht voor de finale van datzelfde WK in een uitzending van NOS Studio Sport. Na een samenvatting van 71

Jan Bank, ‘Televisie in de jaren zestig’, 57. Thompson, Ideology and modern culture, 75. 73 Hans Righart, ‘De wereldwijde jaren zestig: Groot-Brittanië, Nederland, de Verenigde Staten’, Utrechtse Historische Cahiers 24 (Deel 2, 2003) 74-75. 74 ‘Sportjaaroverzicht 1969’, NTS (1 januari 1970), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 72

22


die finale van een kwartier volgde nog een kort item over de wedstrijd Oost-Duitsland – Nederland ter kwalificatie voor het EK van 1972, toen al een rivalenstrijd.75 Het is een zeer zakelijk verslag van slechts vier minuten. Zo was eigenlijk de hele verslaggeving begin jaren zeventig rondom het Nederlands elftal zakelijk en bondig. Zowel visueel als verbaal zijn er geen pogingen te ontdekken om de kijkers massaal deel te laten uitmaken van de politieke of culturele gemeenschap van de natie. Terwijl juist dat dus een belangrijke manier is om nationaal gevoel te articuleren.76 Van ‘unificatie’ via de media was dus nog geen sprake. Nederland verloor overigens met 1-0 en was ook voor het EK nagenoeg uitgeschakeld. Het bovenstaande betreft uitsluitend sportprogramma’s. Het NOS Journaal had kennelijk helemaal geen aandacht voor het Nederlands elftal in deze periode. Dat de sportprogramma’s dit wel hadden was te verwachten: het viel immers binnen hun genre. Maar het feit dat de aandacht zo beperkt was, zeker vergeleken met de latere en huidige interesse in het Nederlands elftal, is op zijn minst opvallend. Een Oranjegevoel van nationale trots kon op die manier natuurlijk nooit van de grond komen. Voor die beperkte aandacht zijn wel een aantal oorzaken aan te wijzen. Zo waren er de slechte prestaties van het Nederlands elftal. Hierdoor ging de aandacht vooral uit naar het (Europese) clubvoetbal, waarin Feyenoord en Ajax zeer succesvol waren. Het Nederlands elftal werd dus een beetje overschaduwd door het succesvolle clubvoetbal, in plaats van dat het er van kon profiteren. In dat opzicht speelde succes nog wel een rol. Maar er was nog een niet te onderschatten oorzaak die zich vooral vanaf medio 1972 liet voelen: het gedoe over geld. De Nederlandse spelers wilden simpelweg verdienen aan hun optreden in het nationale elftal. En daar besteedde het NOS Journaal nu net wel aandacht aan. Voor zover ik heb kunnen vinden was dit bovendien één van de eerste keren dat het NOS Journaal aandacht besteedde aan het Nederlands elftal. In september 1972 ging het derde item over de overeenstemming die de KNVB had bereikt met de spelers, over betaling uit reclamegelden.77 Dat was dus redelijk vooraan in de uitzending, en positief was die aandacht niet. De spelers zouden 60.000 tot 65.000 gulden krijgen, een bedrag dat uit verschillende ingewikkelde componenten bestond. Het behalen van het WK in 1974 zou een bonus van 20.000 gulden opleveren, aldus voorzitter betaald voetbal Jos Coolen. Maar het geheel was nog niet opgelost, want bij het behalen van de eindronde zou men opnieuw met de spelers om de tafel gaan. Hierdoor ontstond bij het publiek een negatief beeld van de Nederlandse spelers. Het was de tijd waarin de grote bedragen in het voetbal hun intrede deden. Vooral het ‘gezeur’ over geld zorgde ervoor dat er een zekere afkeer ontstond van de spelers, die als geldwolven 75

‘Studio Sport’, NOS (november 1970), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. N.B.: in het archief staat als datum 01-01-1970, dit klopt niet. 76 Blain e.a., Sport and national identity, 45. 77 NOS Journaal (18 september 1972), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

23


en zeurkousen gezien werden.78 De bedragen die genoemd werden als premies stonden in schril contrast met het gemiddelde netto jaarinkomen in 1972: ongeveer 6900 gulden.79 Mede daardoor was het voor het grote publiek waarschijnlijk moeilijk om zich te identificeren met de voetballers van het Nederlands elftal. Als de prestaties dan ook nog eens achterblijven, kan er van enthousiasme weinig sprake zijn. Dat enthousiasme ontbrak niet alleen bij het publiek, maar ook bij de media en in het bijzonder bij de televisie. Wedstrijden van het Nederlands elftal werden lang niet allemaal (rechtstreeks) uitgezonden, terwijl de mogelijkheden hiervoor dus al sinds de jaren zestig aanwezig waren. Alleen via de radio werd vrijwel altijd verslag gedaan van kwalificatiewedstrijden. De KNVB deed af en toe nog wel een verwoede poging het Nederlands elftal meer te ‘laten leven’. Zo was er in oktober 1972 een ‘actie ter begeleiding van het Nederlands elftal’, zoals de verslaggever van AVRO’s Sportpanorama het noemde. Men kon een mascotte (een konijn) inzenden, en uiteindelijk werden enkele honderden beestjes ingezonden. Wellicht had dit aantal meer te maken met het gegeven dat de winnaar kaarten voor de WK-finale zou krijgen. Het was toen namelijk nog niet eens zeker of het Nederlands elftal wel zou deelnemen. Het winnende konijn, luisterend naar de illustere naam Ko Nijn de Tweede, werd door een jury van onder andere Johan Cruijff en bondscoach Fadrhonc gekozen. Doorslaggevend was ‘de eenvoudige opzet met alle factoren die de talisman van het Nederlands elftal moet hebben: oranje en rood-wit-blauw’.80 Het lijkt één van de eerste commerciële initiatieven rondom Oranje geweest te zijn, waarbij kleur als representatie dus al een belangrijke rol speelde. Met veel geluk plaatste Nederland zich eindelijk weer voor een WK: de beslissende wedstrijd tegen de Belgen werd gewonnen. Toch was de stemming onder het publiek niet al te best. Het spel was wederom matig geweest. ‘De mensen mopperden dat zij voor hun dure kaartjes, maximaal 37 gulden vijftig, geen voldoende waar kregen’.81 Dat is waarschijnlijk ook een reden dat het gezeur over geld de Nederlandse voetbalvolgers niet lekker zat. Terwijl het hele land in een ‘crisis’ verkeerde, mekkerden de toch al goedbetaalde profspelers over te lage premies en contracten. In de aanloop naar het WK van 1974 nam het gedoe over geld namelijk steeds grotere vormen aan. Vooral Johan Cruijff moest het ontgelden; hij was nog geen schim van de volksheld die hij later werd. Samen met spelers als Suurbier en Krol was hij één van de eersten die sprak over zoveel mogelijk geld verdienen. Al in 1966 had hij een sponsorcontract gesloten met Puma voor 1500 gulden per jaar. Inmiddels was dat omgezet in een contract van enkele tonnen. De broodvoetballers konden 78

Kok, 1974: Wij waren de besten, 30-31. ‘Totaalinkomen natuurlijk persoon met inkomen in 1972’, Central Bureau voor de Statistiek (Statline). 80 ‘Sportpanorama’, AVRO (28 oktober 1972), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 81 Kok, Wij waren de besten, 32. 79

24


op weinig sympathie onder het Nederlandse volk rekenen. Een ‘uitslover’ en een ‘kapsoneslijer’, noemde een paar Amsterdamse jongens de aanvoerder van het Nederlands elftal.82 Een belangrijke rol bij Cruijffs’ streven naar (financiële) erkenning was weggelegd voor zijn schoonvader en zaakwaarnemer Cor Coster. Hij had Cruijff in 1973 al een zeer lucratief contract bij FC Barcelona bezorgd, hetgeen hem onder meer op dreigtelefoontjes van de Nederlandse (Ajax-)aanhang kwam te staan. Bovendien speelde Coster een belangrijke rol bij de strijd tussen Cruijff, de overige spelers en de KNVB aan de vooravond van het WK. Niet alle negativiteit was overigens toe te schrijven aan de spelers. De KNVB had in deze periode nog weinig van een professionele voetbalorganisatie. Zo had de bond voorgesteld om de schulden over het jaar 1973 te dichten met de inkomsten van het WK van 1974. Tevergeefs had men in de aanloop naar het WK geprobeerd om op alle mogelijke manieren geld binnen te halen. Daarom werden flinke toegangsprijzen gevraagd voor de oefenwedstrijden in de aanloop naar het WK. Het resulteerde in 40.000 lege plekken in De Kuip bij Nederland-Roemenië.83 Het bedrijfsleven was niet geïnteresseerd in het Nederlands elftal. Als gevolg daarvan kwam de KNVB in geldnood. De spelers kregen een ‘lage’ premie aangeboden voor hun prestaties tijdens de eindronde: negenduizend gulden voor drie wedstrijden. Na veel gedoe zou de kwestie uiteindelijk opgelost worden met een ‘jointventure’ tussen de spelers, hun clubs en de KNVB. Bij het vertrek van de Nederlandse bus naar Duitsland was het Cruijff die voor de televisie uitlegde dat deze constructie nodig was geweest. Opnieuw werd duidelijk dat geld een grotere rol speelde dan loyaliteit aan het vaderland. Ook dat kwam het beeld dat bij het Nederlandse volk was ontstaan van Oranje niet ten goede. Verslaggever Henk Terlingen (bijgenaamd ‘Apollo Henkie’ vanwege zijn commentaar bij de maanlanding in 1969) eindigde met de kritische woorden: ‘Er is lang strijd gevoerd om de Nederlandse selectie voldoende geld in handen te stoppen, zodanig dat ze bereid zijn op de WK straks een bal te raken’.84 Ondertussen was de aandacht voor het Nederlands elftal op televisie na de definitieve plaatsing voor het WK wel toegenomen. In het voorjaar was de winnende mascotte ‘Ko Nijn de Tweede’ omgetoverd tot een immens opblaaskonijn van zes en een halve meter. Dat was gebeurd in opdracht van ABN AMRO, als ‘grote supporter van het Nederlands elftal’. Het kreeg uitgebreid de aandacht in een reportage van AVRO Sportpanorama.85 Kennelijk was ABN AMRO een van de weinige bedrijven die wel iets zagen in het Nederlands elftal. Uit deze reportage blijkt overigens een kleine wijziging in de manier van verslaggeven. Het is een veel meer ‘speelse’ reportage dan de zakelijke 82

TROS Sport (14 juni1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Kok, Wij waren de besten, 41. 84 Ibidem, 45. 85 AVRO Sportpanorama (23 maart 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 83

25


berichtgeving in de jaren daarvoor. De konijnen werden getoond met het liedje ‘In een groen, groen knollenland’, en daarmee ging het in wezen niet over voetbal. Voorzichtig werd zelfs een extra ‘nationaal’ tintje toegevoegd: ‘de konijnen staan in slagorde opgesteld om de Oranjeleeuwen tijdens het WK te ondersteunen’. Dit was meer uitzondering dan regel, en pas later zou er van dergelijke verslaggeving vaker sprake zijn. Bovendien ligt het ook aan het karakter van het programma: dat was in ieder geval al speelser dan bijvoorbeeld een NOS Journaal of Studio Sport. Het was in ieder geval een opvallend positieve en commercieel ingestelde benadering van het Nederlands elftal in die periode. Want in de televisie-uitzendingen ging het nog steeds erg vaak over geldkwesties. In februari 1974 zond NCRV Sport een interview uit met een Duitse speler, waarin het vooral ging over betaald krijgen in het nationale elftal.86 Duitse spelers kregen geen geld voor het spelen in de nationale ploeg, alleen de clubteams kregen een vergoeding. Voor die spelers was het vooral een eer om in het nationale team te spelen en men hoefde daar niet zo nodig geld voor te krijgen. Dit leek een beetje een sneer naar het Nederlandse team. Het werd in ieder geval door de televisiemakers maar wat graag benadrukt. Overigens is deze informatie strijdig met een recente documentaire over de Duitse aanvoerder Beckenbauer, waarin blijkt dat ook Duitsland wel degelijk problemen had met premies (en veiligheid) in de aanloop naar het WK van 1974.87 In april was er een uitgebreide vooruitblik van de NOS op het aankomende WK. Daarin werd onder andere teruggekeken op de laatste keer dat Nederland aanwezig was op het WK (in 1934), waarbij ook de hit ‘We gaan naar Rome’ van toentertijd van stal gehaald werd. Het merendeel van de uitzending ging echter niet over Oranje. Van de 42 minuten die de uitzending duurde gingen er welgeteld 3(!) minuten over het Nederlands elftal.88 Bovendien ging het in die paar minuten toch weer een beetje over geld: in een interview vertelde oud-international Bep Bakhuys dat hij indertijd maar 600 gulden per maand verdiende, overigens nog steeds een behoorlijk bedrag voor de jaren dertig. Een maand later verklaarde diezelfde Bakhuys op de radio dat ‘de belangen bij de vereniging nu zo groot zijn, dat het Nederlands elftal niet meer zo belangrijk is’.89 In januari ging TROS Sport op bezoek bij het Waldhotel in Düsseldorf, waar het Nederlands elftal zou verblijven. De uitzending is helaas niet meer beschikbaar, maar uit de beschrijving weten we dat het ging om beelden van het interieur en exterieur van het hotel. Ook werd de eigenaar geïnterviewd over de komst van het Nederlands elftal.90 Het zou overigens zomaar kunnen dat de beelden ook bedoeld waren om te laten zien in wat voor

86

NCRV Sport (09 februari 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘De Beste Voetballers Ooit’, RTL/Pitch International, uitgezonden op 4 april 2011. 88 ‘Wereldkampioenschappen voetbal 1974’ (14 april 1974), NOS, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 89 Stoomradio, VARA (22 mei 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 90 TROS Sport (21 januari 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 87

26


luxe de spelers zouden verkeren. De aandacht voor het Nederlands elftal nam in ieder geval wel toe in de loop van 1974, zeker naarmate het WK dichterbij kwam. Kennelijk zagen de televisiemakers van de publieke omroep in dat er voor hen mogelijkheden lagen in een WK voetbal met het Nederlands elftal. De groepswedstrijden zouden in ieder geval rechtstreeks op de televisie gebracht worden. En de televisie stond inmiddels in bijna elke huiskamer: in 1973 beschikte 77 procent van de huishoudens over een zwart-wit televisie en twintig procent over een kleurentelevisie.91 Steeds vaker was het Nederlands elftal nu op televisie te zien. Enkele weken voor het begin van het WK zond de NOS een documentaire van een half uur uit over het Nederlands elftal. Er waren diverse interviews met Nederlandse en Duitse spelers, functionarissen van de bond en beelden van trainingen.92 Hoewel van een hosannastemming geen sprake was, was de toon in ieder geval niet negatief. Ook het NOS Journaal begon meer aandacht te besteden aan het Nederlands elftal en het steeds dichterbij komende WK. Op 11 juni was er een item over de laatste oefenwedstrijd van Oranje tegen de amateurs van Vaassen, toch niet echt een aansprekend duel.93 Een dag later ging het derde item (dat is redelijk aan het begin) over het vertrek van de Nederlandse bus naar München. Verder was het een niet heel bijzonder item, of het moet de bus van het Nederlands elftal met een grote Nederlandse vlag er op zijn. Maar naar mijn weten had elk land een dergelijke bus.94 Bij de televisiemakers begon het Nederlands elftal en het WK dus steeds meer te leven. Dit gebeurde wellicht met het oog op de aanstaande live wedstrijden, en dus uit een zeker eigenbelang. Het zou niet lang duren voordat ook het Nederlandse publiek enthousiast zou raken voor Oranje.

Oranje in de huiskamer ‘Hier kunt u zien dat Oranje in Duitsland feller is’. Zo adverteerde een winkel in televisietoestellen in de etalage voor kleurentelevisies, vlak voor de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal.95 Ook dergelijke winkels begrepen heel goed dat zij konden profiteren van het feit dat Oranje weer eens mee zou doen aan een groot toernooi. De winkel in de reportage van Brandpunt was dan ook geheel in de voetbalsfeer gebracht. ‘Het is ongelofelijk wat we verkocht hebben de laatste tijd. In vergelijking met verleden jaar is er 250 tot 300 procent meer verkocht’, stelde de eigenaar van de winkel. Uit de beschikbare statistieken blijkt dat dit geen grootspraak van een enthousiaste winkelier was. Van 1972 tot

91

‘Duurzame goederen, bezit naar huishoudskenmerken, 1973’, Centraal Bureau voor de Statistiek (Statline). 92 ‘Voetbal WK 1974: Nederland’, NOS (26 mei 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 93 NOS Journaal (11 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 94 NOS Journaal (12 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 95 Brandpunt, KRO (14 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

27


1975 kwamen er per jaar gemiddeld vijf procent aan kleurentelevisies bij: behalve in 1974, toen was dit ineens tien procent.96 Volgens een andere winkelier werd dit vooral gefinancierd door persoonlijke leningen, vakantiegeld (uitbetaald in mei) of desnoods spaargeld dat werd opgenomen. Met de crisis leek het daarom mee te vallen. Of men had het weinige beschikbare geld juist wel over voor het voetbal. In de reportage werd ook verslag gedaan van de bezorging en installatie van de kleuren-tv bij een ouder echtpaar: ‘Het is toch iets heel bijzonder om mee te maken, zo’n WK, en de kleur die spreekt natuurlijk wel meer’. 97 Maar een (kleuren)televisie alleen was niet voldoende voor het volgen van de wedstrijden. Daarvoor was ook een zogenaamde Duitslandantenne nodig, omdat het nog niet zeker was of de NOS alle wedstrijden zou uitzenden. Bovendien kon men daarmee ook de andere wedstrijden volgen via de Duitse zender ZDF. Uiteindelijk zou de NOS wel alle wedstrijden van Nederland rechtstreeks uitzenden, evenals veel van de overige wedstrijden tijdens het WK. Het feit dat de antennes kolossaal en foeilelijk waren maakte het Nederlandse publiek kennelijk niet uit. Al heeft menigeen dus voor niets een lelijke antenne aangeschaft. Of gekregen, want veel mannen kregen voor Vaderdag in plaats van sokken nu een Duitslandantenne van het merk Rover. Hier was sprake van een lucratieve handel. Volgens een ondernemer in dergelijke antennes werden er per week normaliter ongeveer veertig antennes geplaatst. In de weken voorafgaand en tijdens het WK waren dat er ongeveer zestig of zeventig.98 Ook draagbare televisies werden steeds vaker verkocht, zodat men op de camping of op het strand gezamenlijk de wedstrijd kon volgen. Het Nederlandse volk begon dus eindelijk een beetje warm te lopen voor het Nederlands elftal en het WK. Ook het bedrijfsleven begon in te zien dat er geld te verdienen viel aan een groot toernooi met Nederland op de televisie. Bovendien was er de mogelijkheid om ‘gezellig’ met de hele familie of de hele buurt naar de wedstrijden te kijken. Zeker omdat niet iedereen nog een kleurentelevisie had, is het goed voor te stellen dat men ervoor koos om gezamenlijk ergens te kijken waar wel ‘kleur’ was. Dat kan een belangrijk element zijn in de versterking van het groepsgevoel rondom Oranje. En gekeken werd er. Daarvan zijn de beschikbare kijkcijfers een goede indicatie. De eerste wedstrijd tegen Uruguay had een kijkdichtheid van 46,9 procent.99 Dat percentage staat voor het gemiddeld aantal kijkers ten opzichte van het totale aantal mogelijke kijkers. Dit lijkt niet bijzonder hoog, maar dat komt hoogstwaarschijnlijk ook door het tijdstip van de wedstrijd: zaterdagmiddag om vier uur. Voor veel Nederlanders was de zaterdag nog een reguliere werkdag, en de prestaties vormden ook (nog) geen aanleiding om massaal vrij te nemen of de winkel dicht te gooien. 96

‘Duurzame goederen, bezit naar huishoudskenmerken, 1972-1975’, Centraal Bureau voor de Statistiek (Statline). 97 Brandpunt, KRO (14 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 98 Ibidem. 99 Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 21-22.

28


Naar de tweede wedstrijd tegen Zweden keken al een stuk meer mensen. Deze wedstrijd had een kijkdichtheid van 65,1 procent, wat gelijk staat aan iets minder dan zeven miljoen kijkers.100 Daarvoor zijn twee redenen aan te wijzen: het feit dat Nederland in de eerste groepswedstrijd goed had gepresteerd tegen een topland als Uruguay, en het feit dat de wedstrijd op deze woensdagavond op ‘prime time’ werd uitgezonden (half acht). Na de derde en laatste groepswedstrijd tegen Bulgarije zouden de percentages alleen maar toenemen, met als hoogtepunt de 7,7 miljoen kijkers naar de halve finale. Zie tabel 1 voor een volledig overzicht van alle kijkcijfers tijden het WK.101 Oranje had definitief de weg naar de huiskamers gevonden. Nog voor de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal had TROS Sport het belang van het economisch effect van de WK-uitzendingen benadrukt.102 Zonder dat er een wedstrijd was gespeeld leefde het Nederlands elftal toch. Zo vertelde een verkeersagent over het vervroegde spitsuur en een handelaar in tv-toestellen over zijn verhoogde omzet. Ook Han Stork, directeur van het gelijknamige reisbureau en verantwoordelijk voor de kaartverkoop, kwam aan het woord over het aantal kaarten. Hij was in zijn nopjes, want veel supporters kozen er voor om de reis richting Duitsland te maken. Kennelijk viel het met de crisis voor deze mensen dus nog wel mee. Het belang van het feit dat het WK zo dichtbij huis werd georganiseerd mag overigens niet worden onderschat. Dit verlaagde de eventuele reiskosten aanzienlijk en het was voor velen bovendien de eerste keer dat zij de kans kregen een dergelijk mondiaal evenement bij te wonen. In het NOS Journaal van 15 juni 1974 was te zien hoe Nederlandse supporters per trein en auto richting Hannover trokken.103 Dat was overigens nog voor de eerste winstpartij van Nederland. De nabijheid van het WK kwam de populariteit ten goede. Het toont tevens aan dat de ‘Oranjebereidheid’ van de Nederlanders niet alleen afhing van het succesgehalte van het nationale voetbalelftal. De supporters in het NOS Journaal waren immers zeer uitgelaten en de meesten hadden zich al in het oranje gestoken. Het enthousiasme leek een vlucht te nemen toen Nederland zich eenmaal had geplaatst voor de tweede groepsfase. Zo was er in de aanloop naar de wedstrijd tegen Argentinië sprake van grote drukte bij het Amsterdamse ABN-AMRO kantoor vanwege de verkoop van kaarten voor het WK.104 Ook op dat gebied viel er geld te verdienen aan Oranje. Daarbij lijkt ABN AMRO steeds nadrukkelijker aanwezig te zijn bij de commerciële gang van zaken rondom het Nederlands elftal. En ook bij de ‘thuisblijvers’ nam het enthousiasme steeds verder toe, zoals onder meer blijkt uit de kijkcijfers. Dit steeds massaler kijken naar de wedstrijden was 100

Ibidem. Tabel 1, ‘Kijkcijfers tijdens grote toernooien van het Nederlands elftal 1970-1988’ , 103. 102 TROS Sport (14 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 103 NOS Journaal (15 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 104 NOS Journaal (24 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 101

29


ook voor de televisie zelf iets nieuws. Dit blijkt uit het feit dat er op televisie aandacht was voor het kijken naar televisie. Dat klinkt wellicht een beetje krom, maar voor zowel de supporters als de televisiemakers in de jaren zeventig was dit allemaal nog een nieuw fenomeen. Een mooi voorbeeld hiervan is een reportage van de AVRO waarin verschillende kijkers naar een wedstrijd van het Nederlands elftal in beeld worden gebracht.105 Mensen keken in een kapperszaak, in de sauna, bij de patatkraam, bij het hoofdbureau van de Amsterdamse politie en zelfs bij de tandarts tijdens de behandeling. Met name uit dit soort beelden blijkt het toegenomen enthousiasme. Zo konden zelfs blinden en slechtzienden het WK volgen, zo bleek we uit een reportage van Brandpunt.106 Het leek wel of iedere Nederlander, waar dan ook, naar het nationale voetbalelftal keek. Steeds meer en ook steeds vaker keken mensen samen in een café of bij de patatkraam. Bovendien lijkt het erop dat dit door de programmamakers bewust benadrukt werd. Het is goed voor te stellen dat het ‘met zijn allen’ of ‘samen’ kijken een positieve invloed heeft gehad op het nationale gevoel. Een nationaal gevoel dat steeds sterker leek te worden.

Identificatie Het Oranje dat de huiskamers binnenkwam sprak tot de verbeelding van menig Nederlander. Identificatie is een belangrijk onderdeel in het creëren van een saamhorigheidsgevoel.107 Voor veel Nederlanders was het moeilijk geweest om zich in de aanloop naar de WK te identificeren met de zeurende ‘broodvoetballers’ van het nationale voetbalelftal. Dat had deels te maken met de politieke cultuur van Nederland in de jaren zestig. Naarmate het toernooi vorderde veranderde de verhouding tussen Nederlanders en ‘Oranje’. Deze verandering had ook zijn weerslag op, en voor een deel zijn oorsprong in, de media. In de jaren zestig had het land een ongekende welvaartsstijging gekend. Halverwege het decennium was de werkloosheid tot beneden de één procent gedaald en was er onder meer uitzicht op een enorme aardgasvoorraad. Het besteedbaar inkomen was tussen 1960 en 1970 bijna verdubbeld, van 2700 naar 5300 gulden.108 Een belangrijk ideaal werd het streven naar gelijkheid, en wel op zoveel mogelijk fronten. ‘Spreiding van kennis, macht en inkomen’ werd min of meer de lijfspreuk van het kabinet Den Uyl, dat in mei 1973 aantrad als het meest linkse kabinet in de geschiedenis.109 Hoewel de oliecrisis een flinke deuk in het zelfvertrouwen gaf, vielen de gevolgen voor de Nederlanders nog mee als men naar de 105

Televizier Magazine, AVRO (24 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Brandpunt, KRO (22 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 107 Pleij, Hollands welbehagen, 24-25. 108 ‘Historie inkomen, vermogen en consumptie, 1960-1976’, Centraal Bureau voor de Statistiek (Statline). 109 De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 262-265. 106

30


cijfers kijkt. Toch pasten midden in de crisistijd van autoloze zondagen en bezuinigingen (de beslissende kwalificatiewedstrijd tegen België werd overigens op een dergelijke autovrije zondag gespeeld) de Nederlandse broodvoetballers niet in dit plaatje. Die wilden zoveel mogelijk geld verdienen, ook bij het nationale elftal, en speelden daarnaast ook nog eens niet best. Deze indruk begon tijdens het WK te veranderen. Naarmate het toernooi vorderde kwam er steeds meer bewondering voor het ‘totaalvoetbal’ van het Nederlands elftal. De tactische aspecten van dit voetbal even buiten beschouwing latende ging het om mooi voetbal, en vooral om een eigen (‘Hollandse’) spelopvatting die uniek was in de voetbalwereld. Deze constatering was niet helemaal uit de lucht gegrepen, maar de Nederlanders wilden dit maar wat graag benadrukt hebben. In de loop der jaren zou deze speelwijze een bijna mythische vorm krijgen met de term ‘totaalvoetbal’, waarvan bondscoach Michels volgens velen de grote schepper was. Ook het uiterlijk van de Nederlandse spelers was eigenwijs en uniek: bijna alle spelers hadden lange haren en ongeschoren koppen en zagen er uit als ‘gewone Hollandse jongens’ uit die tijd.110 Vrijgevochten en gewoon, dat leken de kernwoorden te zijn. Kennelijk kon de indruk die het Nederlandse volk had van de voetballers snel veranderen. Het voetbalelftal symboliseerde Nederland. Uiteraard speelde het succes daarbij wel een rol. Eindelijk konden we weer meedoen met de besten van de wereld. Dat is één belangrijke factor in het ontstaan van Oranjegekte of ‘nationale eigenaardigheid’ zoals de publicist en cultuurhistoricus Herman Pleij het noemt. Maar daarnaast speelt identificatie een grote rol.111 De voetballers zijn jongens uit hetzelfde land die, ondanks hun focus op geld, ook maar gewone jongens zijn. ‘De sportheld is de dochter van de buren of de zoon van de melkboer’. ‘De triomf van de gewoonheid’ aldus diezelfde Pleij. Aardig in dat opzicht is misschien wel de keeper Jan Jongbloed, die in Amsterdam nog ‘gewoon’ een sigarenwinkel had. Op televisie was er dan ook aandacht voor deze sigarenhandel na de gewonnen wedstrijd tegen Uruguay.112 Mevrouw Jongbloed werd in deze reportage via de telefoon gefeliciteerd, en Amsterdamse buurtbewoners vertelden over het enthousiasme waarmee ze gekeken hadden. Zo kon heel Nederland ook daadwerkelijk zien dat de meeste voetballers ook maar gewone jongens waren, en dat heel Nederland er bovendien over mee wilde en kon praten. ‘Daarin wil men ook de grootheid van Nederland zien: eenvoud, gewoonheid, nuchterheid, doorzettingsvermogen (..)’.113 Naarmate het WK vorderde traden dit soort aspecten steeds meer op de voorgrond. In vergelijking met andere teams waren de Nederlandse spelers buitengewoon ontspannen en 110

Interview met Chris Willemsen, Andere Tijden Sport (20 april 2004). Pleij, Hollands welbehagen, 25. 112 Televizier Magazine, AVRO (24 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 113 Ibidem. 111

31


open richting de pers. Zo wilden de spelers van Uruguay in de aanloop naar de eerste wedstrijd niet geïnterviewd worden door de Nederlandse televisie. Alleen tegen betaling van tweehonderd dollar wilden zij de pers te woord staan.114 Het item in de uitzending van Brandpunt dat dit benadrukte was misschien ook een beetje bedoeld om de aanstaande tegenstander zwart te maken, maar een openheid zoals die bij het Nederlands elftal heerste was niet gewoon. Die openheid en het ontspannen karakter blijken goed uit een interview met spelers aan de vooravond van de wedstrijd tegen Argentinië. Tijdens het interview kreeg de speler aan het woord een plens water over zich heen van een balkon op drie hoog.115 Na wat gelach en een goedbedoeld scheldwoordje naar de daders ging het interview weer verder. Ook hieruit bleek de ‘gewoonheid’ van de Nederlandse voetballers. Het was een zeer uitgebreide reportage van bijna vijftien minuten, maar wederom was het karakter erg zakelijk. Deels door het succes, maar ongetwijfeld ook door de toegenomen aandacht voor het voetbalelftal op televisie, was de verhouding tussen de Nederlandse bevolking en het nationale elftal in vrij korte tijd honderdtachtig graden gedraaid. Dit alles had ook zijn weerslag op het karakter van de items op televisie over het Nederlands elftal. Nog altijd waren die relatief zakelijk, maar wel kwam er steeds meer een speels of ludiek karakter naar voren. Bovendien werden de reportages steeds uitgebreider. Het is de vraag in hoeverre de televisiemakers dit bewust gedaan hebben. Het lijkt er niet op dat zij via beeld en taal hebben geprobeerd om een nationale eenheid te vormen bij de kijkers, een mogelijkheid die de televisie als medium wel heeft.116 Die mogelijkheid zou men pas later gaan gebruiken. In dat opzicht lag het dus niet zozeer aan het visuele of verbale karakter van de reportages, waarin weinig nationale sentimenten naar boven kwamen. De hoeveelheid aandacht en vooral de inhoud van die aandacht lijken wél een rol gespeeld te hebben bij de veranderende verhouding tussen het Nederlandse volk en het voetbalelftal. Die verhouding werd positiever, waardoor men zich een stuk beter met het elftal kon identificeren. Dat werkt overigens ook andersom: door de betere identificatiemogelijkheden werd de houding positiever. Het feit dat men via reportages en zeker ook rechtstreekse verslagen van de wedstrijden met het succes en het karakter van het Nederlands elftal in aanraking kon komen is daarbij van belang. Ook in dat opzicht bood de televisie, puur als relatief nieuw medium, dus mogelijkheden. Wedstrijden van het Nederlands elftal werden desondanks (nog) niet benaderd als een zaak van nationaal belang. Dat blijkt onder meer uit de beperkte aandacht in het NOS Journaal. Kennelijk was het nog geen nieuws van nationale omvang voor de journaalmakers. Pas toen Nederland de finale haalde, kwamen er in de dagen voor de 114

Brandpunt, KRO (14 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Studio Sport, NOS (26 juni 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 116 Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media, 45. 115

32


wedstrijd een aantal items over het nationale voetbalelftal. Het was de eerste keer dat Nederland op voetbalgebied enigszins succes had. In dat opzicht gaat de ‘succesthese’ misschien wel voor een klein deel op, maar er was nog niets gewonnen. Op de dag van de halve finale was er opnieuw een reportage waarin het (massale) televisiekijken centraal stond. Er werden beelden getoond van een vrijwel lege kermis in Laren tijdens de wedstrijd, en vakantiegasten die gezamenlijk op een camping in Bussum de wedstrijd volgen.117 Zeker naarmate het Nederlands elftal verder kwam op het toernooi namen dergelijke items toe. Vooral in het NOS journaal waren dit reportages waarin televisiekijken en de daarmee samenhangende commercie centraal stonden, misschien nog wel meer dan het voetbal zelf. Een goed voorbeeld is een interview met de platenproducent Karel Hille over de verkoop van grammofoonplaten rondom het Nederlands elftal.118 Daarbij ging het vooral om radioverslagen van de wedstrijden. Ook de commercie begon zich steeds meer te identificeren met Oranje. Een mooi voorbeeld waarin televisie en commercie samenkomen is een reportage van TROS Sport op de dag voor de finale tegen West-Duitsland.119 Deze reportage begint met beelden van een hele rij krantenknipsels over het Nederlands elftal. Een soort ‘road to the final’, waarbij opvalt dat het merendeel van deze krantenartikelen een vrij negatieve lading had. Daarentegen klinkt zachtjes op de achtergrond wel een publiek dat ‘Holland wint de Wereldcup’ zingt. Het meest interessante onderdeel van de reportage is echter een interview met Henny Cruijff (de broer van Johan). Hij vertelde over de enorme populariteit van Oranjeshirtjes. Deze werden volgens hem door jong en oud gekocht, ‘zelfs door vrouwen van 55 of 60’. Daar had Henny handig op ingespeeld met speciaal ontworpen Oranjejurken. Van deze jurken volgde een kleine modeshow, waarbij onder meer het ‘Keizermodel’, het ‘Suurbiermodel’ en de ‘Victorylook’ getoond werden. Niet alleen door de kleur, maar ook door de naam werden zij dus gekoppeld aan het Nederlands elftal. Ook dit interview was wederom een stuk minder zakelijk, en eindigde met de veelzeggende woorden ‘En zo is Oranje mode’.120 Diezelfde avond werden er door de TROS beelden getoond vanuit het Waldhotel in Hiltrup. Daar was een feestavond ter gelegenheid van het huwelijk van Rinus Michels en zijn vrouw Wil. Het was voor een groot deel ook een ode aan de inmiddels zo populaire trainer. Daarbij moest het kennelijk vooral gezellig zijn, want er waren diverse optredens van onder meer Willy Alberti, Rita Corita en Johnny Jordaan. Ook Lenny Kuhr bracht haar lied over Michels (‘De Generaal’) toen voor het eerst ten gehore. Het was geschreven op de melodie

117

NOS Journaal (3 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (5 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 119 TROS Sport (6 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 120 Ibidem. 118

33


van ‘de Troubadour’, waarmee ze in 1969 mee had gedaan het Eurovisie Songfestival.121 Dat er van een dergelijke avond beelden werden getoond was nieuw. Het geeft tevens blijk van de ‘openheid’ van het Nederlands elftal, en trainer Michels in het bijzonder, dat hierbij camera’s aanwezig mochten zijn. De relatie met de pers was goed. Dit soort feestavonden zouden later nog vaker plaatsvinden. Regelmatig zou de TROS daarbij een prominente rol spelen.122 Ondertussen nam het optimisme steeds verder toe. Zo ver zelfs dat een Nederlandse ondernemer besloot om een duizendtal munten met het opschrift ‘Nederland wereldkampioen 1974’ te laten slaan. De beste man vreesde na het verliezen van de finale met al deze munten te blijven zitten, maar tot zijn eigen verbazing was hij een week na de finale ‘helemaal los, die duizend munten zijn weg’.123 En hij was niet de enige. Uit de reportage van Brandpunt, die opnieuw de (televisie-aandacht voor) commercie illustreert, blijkt dat veel ondernemers hetzelfde overkwam. Of het nu om shirts of grammofoonplaten ging: de Nederlandse ‘Oranjeklant’ wilde ze ondanks het verlies maar wat graag hebben. Zo nam ook de commerciële belangstelling voor het Nederlands voetbalelftal steeds verder toe. De verhoogde verkoop van televisies en Duitslandantennes, de belangstelling voor kaarten en ‘Ko Nijn de Tweede’ gaven daar al blijk van. Na de finale zette deze trend zich voort.

De viering van een verloren finale Nederland zou de finale niet winnen. Op zondagmiddag 7 juli dolven de Nederlandse voetballers het onderspit tegen rivaal West-Duitsland. Over die finale is al genoeg gezegd, en dit is niet de plaats om dergelijke oude wonden weer open te halen. Wel interessant is wat er na de finale zou gebeuren: ondanks het verlies zouden de Nederlandse voetballers als nationale helden onthaald worden. Het eerder zo sceptische Nederlandse volk was in vervoering geraakt door het inmiddels beroemd geworden ‘totaalvoetbal’. De Nederlanders hadden een aantal weken mee kunnen genieten van het WK en waren trots op de Nederlandse prestatie. In vrijwel elk ander land zou een handjevol toeschouwers op het vliegveld hebben gestaan om het team eens flink uit te jouwen. Op Schiphol stonden daags na de WK-finale de mensen rijendik om het Nederlands elftal toe te juichen. Ook dat is een opvallend, en misschien wel typisch Nederlands verschijnsel. Direct na afloop van de finale was er op de Nederlandse televisie nog weinig

121

Brandpunt, KRO (24 juni 1988) en ‘Top 30 voor Oranje’, TROS (21 juni 2006), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Het lied is ook te zien en te beluisteren op: http://www.youtube.com/watch?v=zb9IYfYDBsg. 122 TROS Sport (6 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 123 Brandpunt, KRO (12 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

34


aandacht geweest voor het Nederlands elftal. Alleen een uitzending van de Internationale Nieuwsuitwisseling van de European Broadcasting Union (EBU) had een kort verslag gebracht na de finale. Natuurlijk was er wel een integraal verslag geweest bij de NOS met een aantal reacties na afloop, maar het NOS Journaal besteedde er bijvoorbeeld verder geen aandacht aan. Opvallend is trouwens dat er volgens de kijkcijfers 7,5 miljoen mensen naar deze live uitzending hadden gekeken: 200.000 minder dan naar de halve finale, terwijl toch bijna heel Nederland die zondagmiddag (om vier uur) vrij was.124 Met zekerheid valt het niet te zeggen, maar het zou goed kunnen dat het steeds vaker ‘samen kijken’ niet in deze kijkcijfers is opgenomen. Het werkelijke aantal kan dus best hoger zijn geweest. En 7,5 miljoen is natuurlijk al uitzonderlijk veel. Daarnaast waren er ook een behoorlijk aantal Nederlanders naar München gereisd. Die bevonden zich in oranje (of als bijvoorbeeld ‘klompenmeisje’) op de tribune. Ondanks het verlies waren de Nederlandse supporters de dag na de finale uitzinnig. Vaak is gesuggereerd dat de Nederlandse spelers dit maar niets vonden, maar ook de spelers hadden de avond na de finale een feestje gehad in hotel Bachmaier. Dit komt onder meer naar voren in een reportage van Televizier Magazine.125 Die reportage is misschien wel tekenend voor de plotselinge televisie-aandacht. Als men op de avond van de finaledag naar de televisie had gekeken dan had men ongetwijfeld de indruk gekregen dat Nederland bedrukt en gelaten was na het verlies. Een dag later bleek echter het tegenovergestelde: de Oranjegekte bleek zelfs na een deceptie nog te bestaan. In de uitzending werden de spelers onder meer gevolgd in het vliegtuig, en werden al vliegend diverse interviews afgenomen. Er was aandacht voor de spelersvrouwen op de tribune tijdens de finale en voor het feest na afloop van de finale. Daar klonk trouwens het toen in eigen land wereldberoemd geworden ‘Holland wint de wereldcup’ op de achtergrond. De tekst was inmiddels achterhaald, maar de spelers leek het niet te deren. Toen de spelers eenmaal uit het vliegtuig stapten waren ze wel enigszins verbaasd over de duizenden mensen die zich op Schiphol verzameld hadden. Ze waren de trap nog niet af of ze kregen door in oranje mantelpakjes gestoken bloemenmeisjes een enorme krans omgehangen.126 Het Oranjegehalte van de aanwezige supporters viel op zich nog wel mee, maar het feit dat ze er in zulke aantallen waren zegt genoeg. Het bleef echter niet bij Schiphol. Er volgde een lange rijtoer door Amsterdam, die uiteindelijk eindigde op het bordes van de Stadsschouwburg op het Leidseplein. Daar stonden nog eens vele duizenden mensen, in oranje gehuld en zwaaiend met Nederlandse vlaggen.127 Vervolgens werden de 124

Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 21-22. Televizier Magazine, AVRO (8 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 126 Kok, Wij waren de besten, 10. 127 Sport in Beeld, ‘En toch waren wij beter’, NOS (7 juli 1999), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 125

35


spelers ontvangen op paleis Huis ten Bosch door koningin Juliana, en trokken zij daarna naar het Catshuis voor een huldiging door het kabinet in de persoon van minister-president Den Uyl. In deze taferelen kwamen veel dingen samen die tekenend waren voor het Oranjegevoel dat zich geprofileerd had. Zo sprak Juliana met bondscoach Michels terwijl zij de mascotte Ko Nijn de Tweede in haar hand houdt.128 Ook het gedrag van de anders zo ingetogen Den Uyl was opvallend: hij hobbelde met de Nederlandse spelers in een polonaise door de tuin van het Catshuis. Daarmee symboliseerde hij in zekere zin de politieke cultuur waarin gelijkheid en ‘gewoon zijn’ centraal stonden. Dat kwam ook tot uitdrukking in de woorden van Willem van Hanegem in het vliegtuig naar Schiphol: ‘De koningin laat mij volkomen koud. Iedereen is voor mij gelijk’. De media namen dit gretig over, en het is goed denkbaar dat dit soort uitspraken de populariteit van Van Hanegem en andere spelers ten goede kwamen.129 De huldiging kwam tot een hoogtepunt toen de spelers met bussen van Den Haag naar Rotterdam trokken. Op de Coolsingel stonden daar nog eens vele duizenden mensen met Nederlandse vlaggen en oranje kleding om de spelers een teken van de nationale trots te geven. Het NOS Journaal had nu wel uitgebreid aandacht voor deze gebeurtenissen, misschien omdat het inmiddels duidelijk was geworden dat dit een zaak van nationale proporties was. Het journaal hield zich nog steeds wat op de achtergrond, want pas in het vierde item ging het over deze huldiging. Maar het was een heel verschil met enkele maanden eerder, toen het Nederlands elftal nauwelijks op belangstelling van de media en het Nederlandse volk had kunnen rekenen. De woorden van Den Uyl waren tekenend voor het nationale gevoel van trots dat was ontstaan: ‘De wereldvoetbalbeker is naar Duitsland gegaan, maar de glorie naar Nederland’. Om daar nog een karakterschets van Michels aan toe te voegen, die misschien wel alles zegt over het beeld dat van het gehele Nederlands elftal was ontstaan: het was het begrip geworden van ‘nuchterheid, onverzettelijkheid, niet opzij gaan, vechten’.130 Uit alles blijkt dat het zowel het Nederlandse volk, de media, het bedrijfsleven en in mindere mate ook de politiek zich vanaf het WK van 1974 steeds meer konden en ook gingen identificeren met het nationale voetbalelftal. Dat kwam mede doordat het Nederlands elftal steeds beter aansloot bij de heersende politieke cultuur. Daarbij lijkt sprake te zijn geweest van een lucratieve wisselwerking. Het had misschien wel iets weg van een perpetuum mobile: de Nederlanders konden door de aandacht op televisie steeds meer zien van het goed presterende Nederlands elftal. Het enthousiasme waarmee zij dit deden was voor de televisiemakers op hun beurt aanleiding om regelmatig reportages te maken over het 128

NOS Journaal (8 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Kok, Wij waren de besten, 15. 130 ‘Huldiging succesvol Nederlands team’ (8 juli 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. De exacte herkomst is niet bekend, beschikbaar op http://www.youtube.com/watch?v=S0y7pkznNoU . 129

36


naar het voetbal kijkende volk. Dit leidde steeds vaker tot reportages waarin het televisiekijken an sich en de daarmee samenhangende commercie centraal stonden. Vooral bij het NOS Journaal is deze trend goed zichtbaar. Het bedrijfsleven profiteerde op twee manieren van deze ontwikkeling: zowel door de televisie (met de verkoop van toestellen en antennes) als door de enthousiaste Nederlandse bevolking (met oranje shirts, jurken en andere artikelen). Het met zijn allen een WK volgen op televisie en het steeds groter wordende gevoel van nationale trots waren nieuw. Bovendien gebeurde dit grotendeels onafhankelijk van eventueel succes van het Nederlands elftal. Het lijkt er daarom sterk op dat het nationale (Oranje)gevoel van 1974 voor een niet te onderschatten deel door de televisie werd aangewakkerd. Dat gebeurde niet zozeer door ‘nationalistisch’ getinte beelden en taal. Maar deze ‘Oranje-ideologie’ werd wel doorgegeven via het nieuwe massamedium van de televisie. Dat was op zichzelf een nieuw verschijnsel. Voor het eerst kon men via de televisie in aanraking komen met het nationale voetbalelftal. Ook het televisiekijken zelf, en vooral het gezamenlijk televisiekijken lijkt een positieve invloed op het groepsgevoel te hebben gehad. Unificatie en identificatie hebben daarbij dus een belangrijke rol gespeeld. Via de televisie kon men in aanraking komen met de ‘nieuwe religie’ van het voetbal en Oranje. In dat opzicht was de televisie misschien wel een predikant. Dat het elftal bovendien succes had heeft natuurlijk meegeholpen, maar was (getuige het enthousiasme na de verloren finale) niet doorslaggevend. Want ook in de jaren die nog zouden volgen en waarin het voetbalelftal wisselende successen kende, zou dit gevoel in zekere mate blijven bestaan.

De afgang van 1976 Het zou niet lang duren voordat het Nederlands elftal opnieuw een podium zou krijgen om zich te etaleren. Eindelijk zou Nederland zich plaatsen voor de eindronde van het Europees Kampioenschap in 1976 in Joegoslavië. Dat was voor het eerst sinds de oprichting van dat toernooi in 1960. De verwachtingen waren, zeker na het succes twee jaar eerder, hooggespannen. Alles leek er op te wijzen dat de relatie tussen het nationale voetbalefltal en de televisie in 1974 zowel voor de omroepen als het publiek een vaste (en lucratieve) aangelegenheid was geworden. Maar de aandacht voor het Nederlands elftal verschrompelde bijna even snel als dat deze was opgekomen. Was de Oranjegekte van 1974 een eenmalig fenomeen? Was het Europees Kampioenschap niet belangrijk genoeg? Of had het wellicht te maken met nieuwe ‘problemen’ die opspeelden rondom het Nederlands elftal? De Oranjegekte bleek nog allerminst een blijvend verschijnsel te zijn geworden. Al in september 1974 speelde het Nederlands elftal de eerste kwalificatiewedstrtijd 37


voor het aankomende EK, in en tegen Finland. De aandacht op televisie voor deze wedstrijd was zeer beperkt. Gezien de sterk toegenomen aandacht op televisie in de maanden daarvoor is dat opvallend. In Studio Sport was er op 11 september wel een item over de voorbereiding van het elftal op de wedstrijd tegen Finland geweest, maar dat was dan ook alles.131 Het is ook niet heel bijzonder dat de wekelijkse zondaguitzending van een sportprogramma daar kort aandacht aan besteedde. Deze reportage werd al twee weken voor de wedstrijd gemaakt. De wedstrijd zelf werd niet rechtstreeks op televisie uitgezonden. De Oranjesupporters moesten even wachten voordat zij ‘de nationale trots’ weer konden zien. De eerste wedstrijd die wel rechtstreeks werd uitgezonden was de vriendschappelijke wedstrijd tussen West-Duitsland en Nederland, een ‘replay’ van de finale van 1974, in mei 1975.132 Daarvoor had het Nederlands elftal al twee kwalificatiewedstrijden gespeeld: in september tegen Finland en in november tegen Italië. Ook die laatste wedstrijd kon bij de televisie nauwelijks op aandacht rekenen. Alleen in de wekelijkse uitzending van Studio Sport werd een interview getoond met de Italiaanse trainer Bernardini en met de Nederlandse sterspeler en aanvoerder Johan Cruijff.133 Het is misschien wel tekenend dat van de acht items die er in de uitzending werden getoond, de laatste twee over het Nederlands elftal gingen. Onder meer karate, autorally en motorcross gingen voor. Hoewel dit toentertijd populaire sporten waren, was de aandacht die in 1974 was ontstaan niet direct voortgezet. De eerste drie kwalificatiewedstrijden verliepen voor Oranje overigens moeiteloos. Finland, Italië en nog eens Finland werden gemakkelijk verslagen. Maar in september 1975 volgde een onaangename verrassing: het Nederlands elftal verloor de kwalificatiewedstrijd van Polen met maarliefst 4-1. Deze nederlaag bleek meer te zijn dan alleen een sportieve terugslag: het betekende de uitkomst van een nieuwe ‘rel’ rondom het Nederlands elftal, die zijn oorsprong al had in 1974. De Barcelonaspelers Cruijff en Neeskens waren een dag later naar het trainingskamp in het Poolse Chorzow afgereisd. Toen de twee zich uiteindelijk meldden, legde bondscoach Knobel de training stil om het duo te verwelkomen. PSV-speler Willy van der Kuylen had toen iets gezegd in de trant van ‘de koningen van Spanje zijn gearriveerd’.134 Het was het ‘hoogtepunt’ in de toch al moeizame relatie tussen de Amsterdamse ‘clan’ van Cruijff en de Brabantse spelers als Van der Kuylen en Van Beveren. Het hele verhaal verscheen in de pers en vooral de recentelijk overleden doelman Van Beveren was volgens Cruijff de schuldige. Dat vooral Van Beveren het moest ontgelden had hoogstwaarschijnlijk te maken met 131

NOS Studio Sport (11 september 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 23. 133 NOS Studio Sport (17 november 1974), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 134 F. van den Nieuwenhof, ‘Eerherstel Van Beveren, ontmaskering Cruijff’, Eindhovens Dagblad (16 oktober 2007). Te raadplegen op: http://www.ed.nl/sport/article2021407.ece. Voor een uitgebreide biografie en beschrijving zie Ruud Doevendans, Klem! Jan van Beveren, vlinder in de zestien (Duiven 2007). 132

38


wat zich in 1974 had afgespeeld. Zoals gezegd was er veel gedoe over geld en met name reclame-inkomsten rondom dat WK geweest. Zo had de KNVB 150.000 gulden uitgetrokken om de persoonlijke sponsorcontracten van een aantal spelers (waaronder Cruijff en Van Hanegem) af te kunnen kopen. Maar dit geld kwam uit een gezamenlijke pot die voor alle spelers bestemd was. Van Beveren sprak zich als een van de weinigen tegen dit onrecht uit. ‘Toen moet er iets ontstaan zijn als: van die vent moeten we af’.135 Bovendien schijnt van Beveren geweigerd te hebben om begeleid te worden door Inter Football, het bedrijf van Cor Coster (de schoonvader van Cruijff). Uiteindelijk werd Van Beveren, die door velen als de beste doelman werd gezien, met een slap excuus door Michels naar huis gestuurd. Daarmee was de kous dus nog niet af, want in 1975 zou de onenigheid tussen Cruijff en Van Beveren weer oplaaien. Voorafgaand aan de returnwedstrijd tegen Polen liet Cruijff opnieuw zijn machtspositie binnen het Nederlands elftal gelden. Hij vertelde de bondscoach: ‘Meneer Knobel, u moet maar kiezen. Als u verder wil gaan met Van Beveren en Van der Kuijlen, dan stap ik nu op’.136 Niet geheel verrassend koos de bondscoach voor de wereldster Cruijff. De twee PSV-spelers verlieten het Nederlands elftal. En juist voor deze hele affaire had het NOS Journaal wél aandacht. Wat vooral opvalt in deze uitzending is dat er gesproken werd over terugtrekking van de twee spelers, niet over het hele conflict met Cruijff. Daarvoor zijn twee mogelijke redenen: of men wist niets van alle onderlinge conflicten, of men heeft het bewust achtergehouden om de ‘rust’ rondom het Nederlands elftal te kunnen bewaren. Het heeft ook te maken met het feit dat alleen bondscoach Knobel aan het woord werd gelaten om de situatie toe te lichten. Hij verbaasde zich (uiteraard) over de houding van de Nederlandse profvoetballers. Hij kon natuurlijk ook moeilijk toegeven dat hij min of meer tot deze beslissing gedwongen was. Het lijkt er vooralsnog niet op dat de televisie de rol die het tijdens het WK in 1974 vervulde heeft voortgezet in 1976. Laat staan uitgebreid. Het feit dat er voor dit ‘negatieve’ aspect wel aandacht was, doet een beetje denken aan de situatie voorafgaand aan het toernooi in 1974. Nederland won de wedstrijd tegen Polen en bleef daardoor in de race voor het EK van 1976. Doordat Polen en Italië niet lang daarna gelijkspeelden in hun onderlinge ontmoeting, was Nederland zo goed als zeker van kwalificatie. Voor de sportieve prestaties van het Nederlands elftal was op televisie echter weinig aandacht. Zoals gezegd werden de wedstrijden niet uitgezonden: alleen op de radio werd verslag gedaan. Vreemd genoeg was de wedstrijd tussen Finland en Italië op donderdagmiddag 5 juni 1975 (om vijf voor zes) wel door de VARA uitgezonden. Het mag een raadsel heten waarom deze wedstrijd wel werd uitgezonden en die van Nederland niet. Het zou goed kunnen dat het belang van de wedstrijd niet opwoog tegen de kosten die een rechtstreekse uitzending met zich mee droeg. Over 135 136

Ibidem. Ibidem.

39


rechtenkwesties is helaas niets bekend. De belangstelling voor de wedstrijd tussen de twee groepsgenoten van Nederland was overigens zeer gering: de uitzending had een kijkdichtheid van ongeveer 27 procent, wat neerkomt op ongeveer 2,5 miljoen kijkers.137 Dat lijkt veel, maar kijken naar de televisie was voor veel mensen een vast onderdeel van de avond. En aangezien er nog altijd maar twee zenders waren, kwam men al snel aan deze aantallen kijkers. Ondanks het feit dat Nederland nu zo goed als zeker mee zou doen aan het toernooi in 1976, werd de laatste wedstrijd in en tegen Italië wel door de NOS uitgezonden. Of was het juist omdat Nederland mee zou doen aan het EK? Het zou heel goed kunnen dat men bij de NOS nu zeker was van het feit dat men dat EK kon gaan uitzenden, en dat men om die reden ‘de stemming’ weer wat wilde doen aanwakkeren. Aan de vooravond van die wedstrijd was er in ieder geval wel een redelijk uitgebreide reportage van Sportpanorama. Het was een sfeerreportage zoals die tijdens het WK van 1974 was opgekomen en zoals we die tegenwoordig veelvuldig zien.138 Het item begon met het oudste Oranjelied ‘We gaan naar Rome toe’. Opnieuw gingen de verslaggevers mee in het vliegtuig: er werden beelden getoond van spelers die een kaartje leggen of de krant lezen. Opvallend zijn verder de feloranje trainingspakken waarin het Nederlands elftal zich had gestoken. Naast diverse interviews werden ook beelden van de training getoond. Het was echter een van de weinige fragmenten met een dergelijk ‘lichtoranje’ karakter rondom (de plaatsing voor) het EK van 1976. Het toernooi had toen nog een andere opzet dan tegenwoordig. De winnaars van de kwalificatiepoules speelden tegen elkaar in een dubbele ontmoeting (uit en thuis). Dit gold al als de kwartfinale van het EK, maar maakte officieel geen deel uit van het toernooi. Nederland trof in deze ‘kwartfinale’ een oude voetbalrivaal: België. Op zondag 25 april 1976 werd de eerst wedstrijd in Rotterdam gespeeld. Het ging om plaatsing voor de eindronde van het EK, waar dan direct de halve finale gespeeld zou worden. Voorafgaand aan deze wedstrijd was er slechts in één item van het NOS Journaal aandacht voor deze toch wel belangrijke wedstrijd. Op 21 april was er een item over de training van het Nederlands elftal en een interview met bondscoach Knobel over de aanstaande wedstrijd tegen de Belgen.139 Het was wederom een vrij ‘standaard’ item, dat op geen enkele manier bedoeld leek als opwarmer of katalysator van het Nederlandse publiek. De wedstrijd tegen de Belgen werd door de NOS wel uitgezonden, maar de kijkdichtheid was opvallend laag: 29,3 procent.140 Nederland won de wedstrijd overigens gemakkelijk met 5-0, en dat was reden voor de NOS om de wedstrijd in België een maand later niet eens uit te zenden. 137

Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 23. AVRO Sportpanorama (21 november 1975), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 139 NOS Journaal (21 april 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 140 Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 24. 138

40


Zou de aandacht voor het Nederlands elftal dan toenemen nu het mee ging doen aan de halve finale van het EK? Op woensdag 16 juni speelde Nederland in Zagreb tegen Tjecho-Slowakije. Er is in het archief welgeteld één item te vinden over het Nederlands elftal en het EK voetbal, en dat item is veelzeggend. Op 14 juni sprak Frits Bom op Schiphol met leden van het Nederlands elftal voor het vertrek naar Joegoslavië. Eén van de eerste onderwerpen die aan bod kwam was de vraag of de vastgestelde premie van vijfentwintigduizend gulden genoeg zou zijn. Toch weer even oude wonden openhalen? De toon van de rest van het interview was ook vrij negatief. Terwijl de spelers vol vertrouwen leken te zijn, vroeg Frits Bom hoe het voelde om die aanstaande zondag weer van de Duitsers te moeten verliezen. ‘Dat hopen jullie misschien, maar dat gaat niet gebeuren’, was het antwoord van Van Hanegem.141 Het geeft niet echt blijk van een goede verstandhouding tussen spelers en media op dat moment. Ook dat kan een reden geweest zijn voor de beperkte aandacht. In een aantal opzichten dienden zich overeenkomsten aan met twee jaar eerder, toen de ‘sfeer’ rondom het Nederlands elftal ook al verstoord was door ‘gezeur over geld’. Ook toen was de toon, met name in de voorbereiding, hoofdzakelijk negatief. Naarmate het WK van 1974 vorderde kwam er zoals toen wel steeds meer (positieve) aandacht voor het Nederlands elftal. Dat werd mede ingegeven door de onverwacht goede prestaties. Dat zou in 1976 anders zijn. De meeste mensen leken nu al te rekenen op een finale tussen Nederland en West-Duitsland, om daarin vervolgens revanche te kunnen nemen voor de nederlaag van twee jaar eerder. Dat bleek tijdens het interview met de spelers op Schiphol, maar ook uit het feit dat direct na de plaatsing voor het EK in mei door Studio Sport een item werd uitgezonden waarin gesproken werd met de Duitse bondscoach (Berti Vogts).142 Het ging niet over de kwalificatie van Nederland, maar uitsluitend over een mogelijke ontmoeting tussen Nederland en West-Duitsland. De groeiende rivaliteit tussen Nederland en (West-) Duitsland is een goed voorbeeld van beginnende ‘eternalisatie’ waarover Thompson spreekt, in zijn analyse van ideologie in de moderne samenleving.143 Daarbij worden gebeurtenissen uit hun historische context gehaald en gepresenteerd als ‘terugkerend’. Hoewel het bij Thompson vooral gaat over sociaal-historische gebeurtenissen en niet direct over sport, speelt zijn analyse wel een rol in de relatie tussen sport en nationale identiteit of nationaal gevoel. Dat wordt ook erkend door Blain, Boyle en O’Donnell. Volgens hen speelt deze eternalisatie vooral een rol bij het verbeelden of creëren van nationale karakters.144 Wanneer we deze situatie op Nederland betrekken, dan was de vrije, gewone uitstraling die de Nederlandse voetballers bij het WK 141

NOS Journaal (14 juni 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Studio Sport (23 mei 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 143 Thompson, Ideology and modern culture, 65-67. 144 Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media, 11. 142

41


van 1974 hadden een goed voorbeeld. Vanzelfsprekend wordt dit karakter ook afgezet tegen andere ‘karakters’ (lees: landen). Zo werden in een reportage in 1974 Uruguayaanse spelers juist als gesloten neergezet: zij vroegen zelfs geld voor interviews. Wat betreft 1976 lijkt het er vooral op dat de strijd tussen Nederland en Duitsland geëternaliseerd werd. Niet zozeer op basis van nationale karakters, maar puur als terugkerende (wed)strijd tussen beide landen. Misschien dat daarom ook de wedstrijd tussen deze landen als een van de weinige wedstrijden wél werd uitgezonden in mei 1975. Deze eternalisatie zou een goede voedingsbodem voor een bepaalde mate van nationaal gevoel kunnen zijn. Maar de wedstrijd tussen Nederland en West-Duitsland zou er in 1976 niet komen. Want om tegen de Duitsers te mogen spelen zou Nederland eerst de halve finale tegen Tjecho-Slowakije moeten winnen. Vooral de spelers hadden verwacht dat dit wel zou lukken en keken al uit naar de finale, ook al verwachtte niet iedereen daarin de Duitsers als tegenstander.145 Het liep allemaal anders. In een spijkerharde wedstrijd verloor Nederland uiteindelijk na verlenging met 3-1. Waar de Nederlandse spelers in 1974 nog met het ‘totaalvoetbal’ de show en de harten van de supporters hadden gestolen, vervielen zij nu in harde tackles en gemopper op de scheidsrechter. De wedstrijd werd zowel op de radio als op de televisie rechtstreeks uitgezonden. Gezien de belangstelling van de media voorafgaand aan het EK mag de kijkdichtheid van rond de 64 procent nog hoog genoemd worden.146 Daarbij moet aangetekend worden dat de wedstrijd wel op prime-time (20.00 uur) werd uitgezonden. Opvallend genoeg liep de kijkdichtheid gedurende de tweede helft met ongeveer twee procent terug. Ter vergelijking: bij de halve finale van het WK twee jaar eerder lag de kijkdichtheid ongeveer tien procent hoger.147 Men kon voor het eerst in twee jaar weer een wedstrijd van het Nederlands elftal op een groot toernooi zien, maar heel enthousiast werd deze mogelijkheid dus niet aangegrepen. Het zou zo kunnen zijn dat de zeer beperkte aandacht op televisie er voor gezorgd heeft dat het Nederlandse volk ook daadwerkelijk wat minder enthousiast was. Feit is wel dat er rondom het EK van 1976 veel minder sprake was van een ‘wisselwerking’ tussen de televisie, de commercie en de Nederlandse samenleving zoals dat in 1974 het geval was. Het lijkt in ieder geval niet zo te zijn dat het Oranjegevoel in 1974 plotseling zijn intrede deed, om vervolgens voor altijd in dezelfde mate te blijven bestaan. Dat de belangstelling voor de televisie als medium na 1974 afnam is begrijpelijk, omdat het niet meer dezelfde nieuwigheid met zich meedroeg. Maar ook de commercie, die zo succesvol was geweest bij het WK, zou dit nieuwe toernooi niet met beide handen aangrijpen. Dat blijkt wel uit de geraadpleegde archiefbeelden. Het zou kunnen dat de verwachtingen erg hoog waren bij het 145

NOS Journaal (14 juni 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal, 24. 147 Ibidem, 23. 146

42


publiek. Dit verklaart echter nog niet waarom de commercie zich op het eerste gezicht zo terughoudend heeft opgesteld. Twee dagen na de verloren halve finale was er in Sportpanorama uitgebreid aandacht voor de deceptie. De teleurstelling was kennelijk groot, want er werd direct in een interview met D. Stoop van de KNVB gesproken over de ontslagaanvraag voor bondscoach Knobel.148 Deze uitzending toonde ook één van de mooiste interviews uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Willem van Hanegem was in de halve finale uit het veld gestuurd met een rode kaart wegens het ‘beledigen’ van de scheidsrechter Clive Thomas (alias ‘The Book’ wegens zijn strikte interpretatie van de spelregels). Direct bij het verlaten van het veld werd hij door de verslaggever gevraagd naar een reactie. Het gevolg was een even cynische als grappige oratie van Van Hanegem over de dienstdoende scheidsrechter. ‘Hij zeg kom hier. Dus ik zeg: waarom? Als ie wil noteren moet ‘ie bij mij kommen’. Er lagen op dit gebied dus wel mogelijkheden voor de televisiemakers, die zij in 1976 maar een enkele keer benut hebben. Zeker in 1974 speelde de televisie een belangrijke rol bij het versterken van het enthousiasme en het nationaal gevoel. Twee jaar later bleek het perpetuum mobile van televisie en supporters minder goed te werken. Vooral de televisiewereld had daarbij een minder actieve rol ‘genomen’ dan in 1974. Wellicht was de televisiewereld zich in 1976 nog niet helemaal bewust van de mogelijkheden die men op dat gebied had. Anders hadden de makers op zijn minst geprobeerd om het Oranjegevoel op te wekken en te versterken. Bijvoorbeeld door het EK als een nieuw nationaal evenement te benaderen, zoals dat in zekere mate ook in 1974 was gedaan.149 Bovendien is het goed om te bedenken dat het EK, zeker na het ongekende mondiale succes, toen een mindere ‘status’ had dan tegenwoordig. Voor een klein deel had dit alles ook te maken met het teleurstellende resultaat op het EK. Heel Nederland hoopte immers op een succes na de verloren finale van twee jaar eerder. Zowel bij de televisiemakers als bij de Nederlandse bevolking bevond het Oranjegevoel zich nog in de beginfase. Het had mede daarom nog niet het blijvend karakter waarmee het ook in mindere periodes fier overeind kon blijven.

148 149

AVRO Sportpanorama (18 juni 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Blain e.a., Sport and National Identity in the European Media, 45.

43


II - Op weg naar ‘78: Politieke cultuur, protest, televisie en ‘Oranje’

Na het teleurstellende EK van 1976 duurde het even voordat er op televisie weer aandacht was voor het Nederlands elftal. Maar in 1978 volgde een nieuwe stap in de ontwikkeling van het Oranjgevoel bij het omstreden WK in Argentinië. Dat gebeurde wel onder andere omstandigheden dan in de voorgaande jaren. In een klimaat waarin sociale en politieke protestbewegingen een belangrijke rol speelden kreeg ook het Nederlands elftal een politieke dimensie. Dat gold niet zo zeer voor de supporters, maar door alle politieke en sociale opschudding kwam het Nederlands elftal wel weer in de belangstelling van zowel de media als de samenleving. In zekere zin profiteerde het Nederlands elftal van de politieke discussie over Argentinië. Daardoor kende ook het Oranjgevoel een nieuwe opleving, zeker toen bleek dat het mondiale succes van enkele jaren eerder geen toevalstreffer was geweest. Het Oranjegevoel richtte zich ook steeds meer op een ‘nationale held’: dat was sinds 1974 Johan Cruijff. In de aanloop naar het WK speelde hij zowel positief als negatief een belangrijke rol op de televisie, bij de commercie en bij de supporters.

Op weg naar Argentinië In september 1976 was er een vergadering van het bondsbestuur. Die ging voornamelijk over het ontslag van bondscoach Knobel, maar voor een deel ook over een ‘regeling’ tussen de NOS en de KNVB. Het zou kunnen zijn dat de NOS en de voetbalbond er niet uit waren gekomen wat betreft de uitzendrechten. Maar waarschijnlijker is het dat de NOS er voor koos om alleen de meest belangrijke kwalificatiewedstrijden uit te zenden. Of zelfs alleen het eindtoernooi. Het lijkt er op dat dit beleid een groot deel van de jaren zeventig een rol heeft gespeeld. Dat is niet heel verrassend, aangezien het relatief erg duur was om (uit)wedstrijden rechtstreeks in beeld te brengen. Pas in oktober 1976 was er voor het eerst op televisie weer wat te melden over het Nederlands elftal. Of beter gezegd: over Johan Cruijff. Die leefde al enige tijd in onmin met de KNVB. Aanleiding voor Studio Sport om een interview te houden met Cruijff.150 Het werd afgenomen terwijl Cruijff op de behandeltafel lag bij de arts Salo Muller. Wederom ging het over financiën. De pers had gesuggereerd dat Cruijff om financiële redenen iemand niet bij het bestuur van de KNVB wilde hebben. Het was een ingewikkelde kwestie waarin de Nederlandse aanvoerder uiteraard zijn gelijk wilde halen. Het maakte duidelijk dat de verhouding tussen spelersgroep, pers en KNVB niet bijzonder goed was. Maar belangrijker was misschien wel 150

NOS Studio Sport (10 oktober 1976), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

44


de opzet van dergelijke reportages. Waren die enkele jaren eerder vooral erg zakelijk en droog, nu werden ze steeds aantrekkelijker gemaakt om naar te kijken. Iets soortgelijks was niet veel later ook te zien bij een interview met nieuwbakken international Hugo Hovenkamp. Tijdens het interview werden voornamelijk slowmotion beelden van de wedstrijd vertoond, begeleid met teksten van Hovenkamp of commentaar van een voiceover. Ze waren dus een stuk minder zakelijk en saai. De eerstvolgende wedstrijd die wel op televisie werd uitgezonden was die tegen België op 26 maart 1977. Opvallend is dat rondom deze wedstrijd ineens sprake was van een toename van de aandacht op televisie. Hier zijn twee verklaringen voor te bedenken. Enerzijds betrof het hier een aloude ‘derby’. Maar daarnaast zou het ook goed kunnen dat de NOS het aantal kijkers wederom wilde opvoeren door in sportprogramma’s in de periode voorafgaand aan de wedstrijd wat meer over het Nederlands elftal te spreken. Er werd een dag voor de wedstrijd zelfs een speciale thema-uitzending van het KRO-programma Het spel en de knikkers geprogrammeerd, met als titel ‘Holland-België’.151 In een half uur werd bijna de volledige geschiedenis van deze derby in beeld gebracht, met beelden uit het polygoonjournaal van 1905 tot aan een interview bij de toenmalige Belgische premier Tindemans thuis. Ook Studio Sport had aandacht voor de aanstaande wedstrijd tegen de Belgen door middel van diverse interviews met onder andere Cruijff en verschillende Belgische spelers.152 Het lijkt er op dat de NOS doelbewust de ‘Oranje-aandacht’ opschroefde wanneer zij een wedstrijd zou gaan uitzenden. Daaruit blijkt wel dat de publieke omroep niet volledig los stond van commerciële belangen. Er was veel te doen rondom de persoon van Cruijff in de aanloop naar het WK. Het lijkt er op dat de aandacht voor hem zo nu en dan de aandacht voor het Nederlands elftal wist te overschaduwen. Op dat moment was hij uiteraard één van de beste spelers van de wereld en aanvoerder van het Nederlandse team. Maar er lijkt wel sprake te zijn van een bepaalde heldenstatus, zeker bij de media. Een dergelijke heldenstatus leidt overigens nooit tot uitsluitend positieve aandacht; het in de schijnwerpers staan betekent ook dat negatieve kanten regelmatig door de pers worden uitgelicht. Dat was al het geval bij de financiële problemen en de moeizame relatie met de KNVB. Maar steeds vaker drongen ook de berichten door dat Cruijff besloten had om niet mee te gaan naar het WK in Argentinië, waarvoor Nederland zich zo goed als zeker zou gaan plaatsen. Het land wilde echter toch wel erg graag dat de sterspeler mee zou gaan. In de eerste aflevering van het nieuwe seizoen van Voor de vuist weg, met de inmiddels overleden Willem Duys, was er dan ook een

151

‘Het spel en de knikkers: Holland – België’, KRO (25 maart 1977), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 152 NOS Studio Sport (23 maart 1977), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

45


openhartig interview met Cruijff.153 Het is veelzeggend dat er in een dergelijk goedlopend programma (het was het veertiende seizoen voor het maandelijks terugkerende ‘huiskamerprogramma’) in de eerste uitzending aandacht was voor Cruijff. De voorzichtige manier waarop Duys probeerde enkele gevoelige onderwerpen met de aanvoerder te bespreken, gaf blijk van de status van Cruijff. Opnieuw was er overigens sprake van een buitengewone ‘setting’: het interview werd gehouden in de VIP-room van Schiphol, tien minuten voor Cruijff met het vliegtuig naar Barcelona zou vertrekken. Volgens Duys speelden er twee belangrijke kwesties. Allereerst de vraag of het klopte dat de Amerikaanse voetbalclub New York Cosmos interesse had om Cruijff voor een zeer lucratief contract vast te leggen, waartegen hij nee zou hebben gezegd. Volgens Cruijff was dit grotendeels juist en had dit onder meer te maken met het feit dat ‘geld een minder belangrijke rol is gaan spelen’ in zijn leven. Het ging dus toch weer even over geld, waarbij door Duys uiterst voorzichtig werd gerefereerd aan 1974. De belangrijkste vraag was echter: ‘gaat Cruijff mee naar Argentinië?’. Volgens Cruijff stond het zo goed als vast dat hij niet mee ging, en had alleen de pers nog gesuggereerd dat er een kleine kans was dat hij van gedachten zou veranderen. In typisch Cruijffiaans: ‘Ik heb dus altijd nee gezegd en het blijft nee. Hoofdzakelijk vanwege dat ik dus dit jaar stop, dus ik ga dus niet door, dat wil dus zeggen dat ik niet verder ga’. Hij kon het naar eigen zeggen niet meer opbrengen om te presteren, ook niet als de koningin, de Tweede Kamer of een volkspetitie hem eventueel zouden proberen over te halen. Opvallend is de wij-vorm waarmee Duys het gesprek eindigde. ‘Wij zijn je toch erg dankbaar’ (voor het spelen met een lichte blessure en het deelnemen aan de kwalificatiewedstrijden). Duys suggereerde dus even te spreken voor het hele Nederlandse volk. Lange tijd werd overigens gesuggereerd dat de vrouw van Cruijff hem had verboden om mee te gaan naar Argentinië vanwege het ‘zwembadincident’ in 1974. In 2008 kwam de werkelijke reden voor het afzeggen van de aanvoerder aan het licht, in een interview met Radio Catalunya. In 1977 was het gezin van Cruijff in Barcelona slachtoffer geweest van een beroving annex poging tot ontvoering, waarbij hij uiteindelijk een pistool tegen zijn hoofd kreeg. Cruijff wilde zijn gezin na dit alles niet vijf weken alleen achterlaten.154 Het niet meegaan van Cruijff werd dan ook een belangrijk onderdeel van de aanloop naar het WK in Argentinië. De TROS maakte er een missie van om Cruijff toch te bewegen om mee naar het WK te gaan. Dit bleek ook voor de commercie een bron van inspiratie te kunnen zijn. De actie ‘Trek Cruijff over de streep’ van de TROS is de meest bekende actie, maar was niet het enige initiatief. Na de gewonnen kwalificatiewedstrijd tegen België op 26 153

‘Voor de vuist weg’, AVRO (14 oktober 1977), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘Cruijff bleef uit angst thuis’, De Volkskrant (17 april 2008). Het zwembadincident refereert aan het verhaal dat door het Duitse Bild naar buiten was gebracht, en waarin de Nederlandse spelers werden beschuldigd van het uitnodigen van prostituees in het hotelzwembad.

154

46


oktober in Amsterdam was Nederland definitief geplaatst voor het WK. Direct na de wedstrijd werd door De Telegraaf en de AVRO een feest georganiseerd in het Hilton Hotel, waarvan enkele dagen later een uitgebreid verslag werd uitgezonden door Sportpanorama.155 571 prominente Nederlanders vierden samen met de spelers en hun vrouwen feest tot diep in de ochtend. Het is de eerste keer dat er vóór aanvang van een groot toernooi al sprake was van een zekere nationale trots. Het feest vond plaats tegen een knaloranje achtergrond waarop met grote letters ‘Argentina 78’ stond geschreven. Onder aanvoering van Cruijff, die deze avond natuurlijk een prominente rol had, kwamen de spelers op de melodie van ‘De Zilvervloot’ en ‘Hup Holland Hup’ de zaal binnen. De presentatie was in handen van Willem Duys, die de avond opende met de veelzeggende woorden: ‘Wat een vreugdevol moment in ons Nederlandse sportleven. Hier zijn de mannen die deze triomf hebben bewerkstelligd: Johan Cruijff en het Nederlands elftal!’. Let wel: die triomf bestond dus uitsluitend uit het bereiken van de eindronde. Dat voetbal en politiek steeds vaker samen leken te gaan werd, zij het op enigszins geforceerde wijze, door de verslaggever en demissionair minister van Sociale Zaken Jaap Boersma (ARP) bewezen. Op de vraag of hij nu de formatie achter de rug was meer ontspannen naar het voetbal had kunnen kijken, antwoordde de minister dat hij hoopte dat de nog niet voltooide formatie nu eens net zo snel voorbij was als een voetbalwedstrijd. En toen de verslaggever vroeg of het feit dat het enige doelpunt van links kwam tekenend was voor de politieke situatie in Nederland, antwoordde Boersma dat links en rechts elkaar nodig zouden hebben. Het doelpunt werd immers ingekopt door rechts. ‘Of je nu met zijn elven of met zijn zestienen bent, als je geen goed team vormt verlies je de wedstrijd’, daarbij doelend op de zestien ministersposten.156

Politieke achtergronden

Deze uitspraak staat misschien wel symbool voor de omslag in de politieke cultuur die in Nederland rond 1977 plaatsvond. Bij het aan de macht komen van het linkse kabinet-Den Uyl was in 1973 bewust gekozen voor een zogenaamde ‘polarisatiestrategie’ binnen de politiek. In het regeerakkoord met de inspirerende titel Keerpunt 1972 hadden de progressieve partijen (PvdA, PPR en D66) zich duidelijk afgezet tegen het regeringsbeleid in de voorgaande jaren. Maar juist daardoor kwam het tussen 1972 en 1977 veelvuldig tot conflicten en werd de regering bij geplande hervormingen tegengewerkt door de gebundelde krachten van liberalen en confessionelen in de Tweede Kamer. Vooral de drie confessionele 155 156

Sportpanorama, AVRO (29 oktober 1977), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ibidem.

47


stromingen (KVP, ARP en CHU) streefden naar vergaande samenwerking, wat uiteindelijk in 1980 zou leiden tot de oprichting van het CDA. Het was dan ook niet verrassend dat het kabinet-Den Uyl in 1977 sneuvelde op een wetsvoorstel over de grondpolitiek. De confessionele fracties kwamen met een groot aantal amendementen op dit inmiddels twee jaar oude wetsvoorstel, maar deze werden door de regering niet (voldoende) overgenomen.157 Dit was vooral tegen het zere been van Van Agt (KVP), die in een tv-programma van de NCRV verklaarde dat de progressieven concessies zouden moeten doen om een crisis te voorkomen. De relatie tussen Van Agt en Den Uyl was in de tussenliggende jaren überhaupt al tot een dieptepunt gedaald. Die crisis kwam er echter toch, en op 22 maart kondigde Den Uyl aan de Tweede Kamer de val van het kabinet aan. Bij de verkiezingen in datzelfde jaar haalde de PvDA met bijna 34 procent haar beste resultaat ooit, maar ook de samenwerkende confessionelen haalden onder Van Agt bijna 32 procent van de stemmen. Ook de VVD, onder leiding van de jonge Hans Wiegel, schoot omhoog van tien naar achttien procent.158 Samenwerking werd nu van groot belang, zoals minister Boersma al even memoreerde. Er kwam bij de regering inderdaad meer nadruk te liggen op samenwerking dan op de nagestreefde ‘polarisatie’ in de voorgaande jaren.159 Even leek het er nog op dat er een tweede kabinet-Den Uyl zou komen, maar deze formatie mislukte mede door de nog altijd polariserende houding van de PvDA. Uiteindelijk vormden het toekomstige CDA en de VVD de nieuwe regering na een formatie die 208 dagen had geduurd. Deze coalitie zou tot 1989 aan de macht blijven. Dries Van Agt werd de nieuwe premier en Hans Wiegel de vicepremier. Den Haag had een ‘Wende nach Rechts’ gemaakt. Volgens Van Agt was het feit dat de socialisten hun hervormingsplannen voor de maatschappij niet konden uitvoeren een keerpunt voor Nederland.160 De zo gewenste samenwerking verliep overigens zeer moeizaam, mede omdat het kabinet een zeer instabiele basis had met een meerderheid van slechts twee zetels. Maar een omslag was het zeker. Liberalen en sociaaldemocraten waren nu nog verder van elkaar verwijderd, en hadden in de volgende vijftien jaar altijd een samenwerking met het CDA nodig om invloed te kunnen uitoefenen. De politieke omslag kwam overigens niet volledig tot wasdom, mede door de tegenstellingen binnen het kabinet. Zo waren er de ‘loyalisten’ binnen het CDA, die een voorkeur voor links beleid hadden. Met het aantreden van het kabinet Van Agt begon mede daarom ook de bloeiperiode van de ‘nieuwe sociale bewegingen’.161 Zij richten zich op nationale maar ook op internationale kwesties. Dat

157

Herman de Liagre Böhl, ‘Conensus en polarisatie 1945-1990’, in: Aerts e.a. ed., Land van kleine gebaren (Nijmegen 1999) 263-342, aldaar 310-312. 158 De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 258. 159 Ibidem, 312. 160 Aerts, Böhl, Te Velde en De Rooy, Land van kleine gebaren, 317. 161 Ibidem, 335.

48


laatste kwam ook tot uitdrukking bij het voetbal. Opnieuw kwam een deel van de politieke cultuur naar voren binnen het voetbal.

Oranjeliederen

Eerst nog even terug naar de feestavond in het Hilton in oktober 1978. Er zijn een aantal dingen opvallend aan deze avond. In de eerste plaats het feit dat het feest georganiseerd werd op basis van een commercieel initiatief van de media, in dit geval de AVRO en De Telegraaf. Bovendien werd het grote publiek hiermee in aanraking gebracht door een reportage van een kwartier. Dit was nog niet eerder gebeurd, zeker niet bij het alleen maar kwalificeren voor een eindronde. Ten tweede werd er een ontspannen sfeer gecreëerd, met optredens van Patricia Paay, Jan Blaaser en Albert Mol. Laatstgenoemde bracht een smeekbede aan Johan Cruijff. Het lijkt er op dat de avond bedoeld was als een soort charmeoffensief, zowel van als aan het Nederlands elftal. Zo werden de shirts die de spelers die avond gedragen hadden beschikbaar gesteld voor een veiling ten behoeve van de actie ‘Geef om de natuur’ die enkele weken later gehouden zou worden. Ten slotte valt ook de speciale aandacht voor Cruijff op. De avond was kennelijk ook bedoeld als een charmeoffensief en ultieme poging richting Cruijff, om hem wellicht toch van gedachte te doen veranderen. Vandaar dat de Amsterdamse acteur en schrijver Albert Mol zijn speciaal geschreven single Johan, laat ons niet in de steek ten gehore bracht. Op de melodie van Oh Johnny van Tante Leen zong hij onder meer ‘heel het land is van streek, als jij straks ontbreekt’. Albert Mol was niet de enige die hiervoor een lied schreef, en de AVRO en De Telegraaf niet de enigen die een dergelijke actie hadden georganiseerd. De TROS-actie Trek Cruijff over de streep was zo mogelijk nog commerciëler opgezet. Er waren speciale T-shirts, en de Nederlandse samenleving werd opgeroepen om via briefkaarten handtekeningen op te sturen. Van dat laatste schijnt overigens alleen de PTT beter geworden te zijn, aangezien er ongeveer 40.000 handtekeningen werden verstuurd. Bovendien had Pierre Kartner (‘Vader Abraham’) een lied van de actieleus gemaakt, dat hij voor de TROS in een item over de actie ten gehore bracht.162 Pierre Kartner, toch een beetje de ‘schnabbelkoning’ van Nederland, heeft zich overigens regelmatig vergrepen aan liederen over voetbal. Zo had hij in 1974 al het lied Ze zijn toch om te zoenen opgenomen met ‘De vrouwen van het Nederlands elftal’. Het ging hier inderdaad letterlijk om de spelersvrouwen die meezongen op de single. Er zijn door de jaren heen een groot aantal liedjes over of rondom het Nederlands elftal gecomponeerd. De publicisten en muziekarchivarissen Paul Groenendijk en Jimmy

162

TROS Aktua (25 oktober 1977), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

49


Tigges hebben hier een erg boeiend en prettig leesbaar naslagwerk van gemaakt.163 Het is hier niet de plaats om al deze liederen te bespreken, maar indien er in de context van dit onderzoek bepaalde liedjes interessant blijken te zijn dan zullen deze uiteraard aan bod komen. Over het algemeen zijn deze liederen al sinds hun begin een uiting van een zekere commercie rondom Oranje, en proberen ze vrijwel altijd op een bepaalde manier bij te dragen aan het Oranjegevoel. Als we het hele scala aan Oranjeliederen bekijken zijn er bovendien een aantal kenmerken te onderscheiden. In de eerste plaats is er het ‘grenzeloze, aan arrogantie grenzende optimisme’.164 In de liedjes is Nederland bijna altijd bij voorbaat al wereldkampioen of haalt het op zijn minst de finale. Denk aan We gaan naar Rome van Willy Derby (1934), Rome we kome van De Havenzangers (1990) en In naam van Oranje, we hebben de cup van Vader Abraham (1974). Het kon trouwens nog erger: ‘we’ haalden de veronderstelde eindronde niet eens. Bijvoorbeeld Nu gaan we met z’n allen naar Parijs uit 1983 en We gaan naar Mexico uit 1985, beiden opnieuw van Vader Abraham. Volgens Groenendijk en Tigges is dit typisch Nederlands, aangezien onder meer de Duitsers en Belgen een stuk ‘voorzichtiger’ zijn in hun liederen.165 Voor wat betreft het optimisme lijkt dat inderdaad op te gaan. Maar ‘voorzichtige’ liedjes uit bijvoorbeeld Duitsland of Engeland zijn nog steeds een teken van commercie rondom het voetbal. Dat laatste hoeft dus niet typisch Nederlands te zijn. Een tweede kenmerk valt te ontdekken in de titels van de liedjes. Alleen al bij het bekijken van de kleine selectie hierboven valt op dat vrijwel elke titel het woordje ‘we’ of ‘wij’ bevat. Niet alleen de spelers gaan naar een WK of EK, het hele land gaat mee als we de teksten mogen geloven. Ze zijn dus niet alleen bedoeld om het enthousiasme aan te wakkeren, maar ook om een zeker gevoel van eenheid op te wekken. Niet elk lied was uiteindelijk even succesvol, maar als er helemaal geen brood mee te verdienen viel zouden er ook nooit zoveel zijn verschenen. Een laatste kenmerk is namelijk dat er in de loop der jaren steeds meer liederen zijn uitgebracht, zoals het overzicht in Het lied van Oranje duidelijk maakt.166 Overigens lag ook hier de eerste piek in 1974, toen er minstens zestien verschillende singles verschenen. Dat zijn er ongeveer even veel als in de veertig jaar daarvoor bij elkaar. De echte hausse kwam misschien niet geheel onverwacht na het succes in 1988. Vanaf toen verschenen er bijna steevast tussen de twintig en dertig titels rondom de grote toernooien. Ook dit geeft blijk van de toegenomen commerciële aandacht voor Oranje. Ondanks alle moeite van de media en het Nederlandse volk ging Cruijff (en uiteindelijk ook Van Hanegem) niet mee naar Argentinië. Regelmatig wordt de grap gemaakt dat de liedjes van Kartner en Mol juist een eventuele twijfel bij Cruijff hadden weggenomen 163

Groenendijk en Tigges, Het lied van Oranje, 15-16. Ibidem, 15. 165 Ibidem. 166 Ibidem, 155-165. 164

50


en dat hij daarom niet meeging. Vanwege het ietwat knullige karakter van deze liedjes is dat best voor te stellen, maar Cruijff had natuurlijk al lang zijn beslissing genomen. Op de feestavond in het Hilton verklaarde hij al dat de acties weinig zin zouden hebben. De acties van de TROS, de AVRO en De Telegraaf zijn wel interessant als het gaat om het nationale Oranjegevoel. Enerzijds tonen zij aan dat de media zich actief wilden inzetten voor Nederlands elftal en de nationale held Cruijff, al dan niet uit een zeker commercieel eigenbelang. Anderzijds bleek ook het Nederlandse volk voor een deel in de bres te springen voor het nationale voetbalelftal, en zeker voor Cruijff. Het werd een zaak van nationaal belang dat Cruijff mee zou gaan, zoals Vader Abraham in zijn lied ook min of meer duidelijk wilde maken. Dit was een nieuwe kant van het Oranjegevoel. Een kant waarin actieve participatie van de supporters, commercie en media samenkwamen.

Bloed aan de paal: voetbal en politiek Na de definitieve plaatsing, en nadat duidelijk werd dat Cruijff niet mee zou gaan, werd het op sportief gebied even rustig rond het Nederlands elftal. Maar in het gunstige politieke klimaat voor de sociale bewegingen speelde al snel een nieuwe kwestie op. Er gingen stemmen op dat het niet (politiek) correct was het Nederlandse team te laten voetballen in Argentinië: een land waar de mensenrechten vrijwel dagelijks geschonden werden. Met name het cabaretduo Neerlands Hoop in Bange Dagen (Freek de Jonge en Bram Vermeulen) trok zich de kwestie aan en startte daarom begin 1978 de ‘Actie Argentinië’. Ook de politiek begon zich mede door deze actie steeds meer te bekommeren om het voetbal. Het Nederlands elftal kreeg in 1978, vrij plotseling, een sterke politieke dimensie. Om dit te kunnen begrijpen is allereerst een korte schets van de situatie in Argentinië noodzakelijk. Na de Tweede Wereldoorlog had de Argentijnse bevolking bij de verkiezingen in februari 1946 gekozen voor Juan Domingo Perón als nieuwe president. Deze oud-minister van Oorlog voerde een autoritaire beleidsmix van populisme, nationalisme en sociale hervormingen, door hemzelf ook wel als ‘Peronisme’ bestempeld.167 Toen de Argentijnse economie echter mede door een boycot van de Verenigde Staten in problemen raakte viel zijn belangrijkste machtsbasis, de arbeidersbeweging, uiteen. In 1955 pleegde het leger een staatsgreep en werd Perón uit Argentinië verbannen. De periode die daarop volgde is te karakteriseren als een machtsvacuüm (Romero noemt het een patstelling) waarin zowel het leger als de regering nooit een periode van stabiel beleid wisten te voeren. In 1973 herstelde generaal Lanusse de democratie en werden vrije verkiezingen aangekondigd. De inmiddels 78-jarige Perón mocht niet meedoen, maar de bevolking koos massaal voor zijn stroman

167

Luis Alberto Romero, A History of Argentina in the Twentieth Century (Pennsylvania 2002) 187.

51


Cámpora. Die nam enkele maanden later alweer ontslag, waardoor Perón bij de hernieuwde verkiezingen met gemak de nieuwe president werd.168 Veel kon hij echter niet bewerkstelligen. Hij kreeg vrijwel direct te maken met de wereldwijde oliecrisis en overleed een jaar later. Zijn derde vrouw, Isabel Perón, volgde hem als vicepresident op. Ondanks de populariteit van haar man was Isabel maar korte tijd aan de macht. De nieuwe legerleider Jorge Videla (nota bene door Isabel Perón zelf aangesteld) trok zijn steun aan haar regering in en pleegde in maart 1976 een succesvolle coup. Videla werd de leider van een nieuwe militaire dictatuur, ook wel Junta genoemd. Er werd direct een speciale wetgeving voor het ‘proces van nationale reorganisatie’ ingesteld. Dit proces hield ook de ‘chirurgische verwijdering’ van alle ‘tumoren’ in, die het de samenleving volgens Videla en zijn aanhangers in de jaren daarvoor zo moeilijk hadden gemaakt. De bevolking stond hier aanvankelijk gematigd positief tegenover, omdat het militaire regime uitzicht bood op het oplossen van de chaotische en gewelddadige periode daarvoor. Maar al snel werd duidelijk dat dit betekende dat tegenstanders van het regime (in het bijzonder linkse politici en journalisten) gemarteld, gearresteerd of vermoord werden. Mensenrechtenorganisaties spraken van dertigduizend ‘verdwijningen’ in de periode tussen 1976 en 1978.169 Dit alles was reden voor Bram Vermeulen en Freek de Jonge om als Neerlands Hoop het theaterprogramma Bloed aan de paal op te zetten, als onderdeel van de ‘Actie Argentinië’. Daarnaast hielden zij in het hele land diverse discussieavonden. In Nederland hadden zij in de PPR en het Solidariteitscomité Argentinië-Nederland twee grote medestanders, maar in Den Haag en zeker in de voetbalwereld konden zij op niet al te veel steun rekenen. Desondanks voerde de discussie over het wel of niet meedoen gedurende de hele voorbereiding op het WK de boventoon. Het kwam in februari 1978 zelfs zover dat er Kamervragen werden gesteld over de situatie in Argentinië. De discussie werkte eigenlijk twee kanten op. Door de politieke situatie werden er vraagtekens geplaatst bij Nederlandse deelname aan het WK, maar andersom werd door het voetbal ook de situatie in Argentinië bij de politiek aangekaart. In de Tweede Kamer ging het met name over de houding die de Nederlandse overheid ten aanzien van Argentinië zou moeten aannemen, en niet zozeer over het wel of niet gaan van de voetballers. Zo wordt duidelijk uit de bestudering van enkele Kamervragen. ‘De deelname op zichzelf van de Nederlandse elftallen (..) is een kwestie van de KNVB. Ik meen niet dat het op de weg van de overheid ligt hierin in te grijpen’.170 Wel werden er verschillende vragen gesteld over de mensenrechtensituatie en de manier waarop de Nederlandse regering daar mee om wilde gaan. Het Argentijnse bewind gebruikte de 168

Ibidem, 195-197. Ibidem, 216-219. 170 Minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw (VVD) aan de Kamer, 26e vergadering Tweede Kamer (donderdag 23 februari 1978), 1080. 169

52


organisatie van het WK vooral als een propagandamiddel. De voetbalbond werd de organisatie van het WK ontnomen. Die kwam in handen van de Ente Antárquico Mundial 78 (EAM), onder directe verantwoordelijkheid van Videla. Het Amerikaanse reclamebureau Burson-Marsteller werd voor 20 miljoen dollar ingehuurd ‘om het geschonden imago van Argentinië op te kalefateren’.171 Dat is overigens opmerkelijk, aangezien het bewind van Videla zich vaak juist tegen het Amerikaanse kapitalisme keerde. Het lijkt er op dat de Nederlandse regering vooral probeerde de sportieve situatie te scheiden van de politieke en economische relatie tussen Nederland en Argentinië. Ook de PPR was hier voorstander van, zo blijkt uit de woorden van het Kamerlid Waltmans. ‘Wat wij van Nederland vragen, is het neutraliseren van de niet-sportieve effecten. Als Argentinië de wereldkampioenschappen voetbal misbruikt voor politieke doeleinden, kan het een goede zaak zijn wanneer de Nederlandse Regering besluit, dit als een sportief element en niet meer dan dat te beschouwen.172 Dat zou in grote lijnen ook het beleid worden van de regering, die een Nederlandse deelname niet wenste te zien als een eventuele instemming met het regime van Videla. Vandaar ook dat men de Nederlandse ambassadeur gewoon als vertegenwoordiger aanwezig wilde hebben bij het evenement. Dat had overigens ook te maken met het feit dat Nederland betrekkelijk goede diplomatieke en economische banden onderhield met Argentinië. Dat was voor de Nederlandse regering onder meer reden om af te zien van financiële steun aan het Solidariteitscomité Argentinië-Nederland.173 Paradoxaal genoeg leidde de Nederlandse deelname aan het WK dus (onbedoeld) tot het politiek op de kaart zetten van de mensenrechtenkwestie in Argentinië, maar de politiek wilde sport en diplomatie wel zo veel mogelijk gescheiden houden. Dat lijkt voor een groot deel ook de publieke opinie geweest te zijn in de aanloop naar het WK. Dit was uiteraard tegen het zere been van Neerlands Hoop en zijn medestanders. Zij konden overigens wel rekenen op voldoende media-aandacht. Zowel op de radio als op de televisie, maar zeker ook in de kranten.174 Het is opvallend dat het grootste deel van die aandacht pas relatief laat tot stand kwam. Het NOS Journaal had in april een item over de WK-boycot van de twee cabaretiers. Freek de Jonge kwam in beeld met een doos met afbeeldingen van een doodshoofd, en samen met Bram Vermeulen bood hij de KNVB de verzamelde zestigduizend handtekeningen aan.175 In de maanden daarvoor had Neerlands Hoop echter weinig kunnen bereiken met de actie. De beslissing om deel te nemen 171

Vragen Kamerlid Waltmans (PPR), 26e vergadering Tweede Kamer (donderdag 23 februari 1978), 1079. 172 Ibidem. 173 Minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw (VVD), 26e vergadering Tweede Kamer (donderdag 23 februari 1978), 1080. 174 Ties Ramekers, Bloed en Spelen. Het WK 1978 in Argentinië en de Nederlandse Pers (Utrecht 2009) 61-68. 175 NOS Journaal (28 april 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

53


aan het WK leek al lang vast te staan. De actie had op zijn best de Nederlandse regering er aan herinnerd dat er voorzichtig te werk gegaan moest worden, met name wat betreft de rol van de ambassadeur. Ook de KNVB was niet van plan van deelname af te zien. Voor Vermeulen en De Jonge betekende dit dat de actie mislukt was.176 De bond bekommerde zich uitsluitend om de veiligheid van de Nederlandse spelers. Daarover was regelmatig contact met Buitenlandse Zaken. Toch verdween deze politieke dimensie toen het WK eenmaal was begonnen niet gelijk. Dat was wellicht ook de winst van de actie van de twee cabaretiers. Mensen werden bewust van het feit dat ‘deelnemen aan maar ook wegblijven van sportwedstrijden een politieke betekenis had’.177 Een goed voorbeeld daarvan is de schutter Eric Swinkels, die in 1981 als winnaar van een zilveren medaille op de Olympische Spelen in Montreal weigerde om naar de wereldkampioenschappen in Argentinië te gaan. Ook in de televisieverslaggeving rondom het WK bleef de politiek aanvankelijk een rol spelen. Zo toonde het NOS Journaal op 1 juni beelden van de openingsceremonie van het WK en een deel van de toespraak van Videla.178 In hetzelfde item werden echter ook beelden getoond van een anti-Argentijnse demonstratie in Parijs. Twee dagen later werd er een voetbalwedstrijd gespeeld tussen linkse politici en Argentijnse vluchtelingen, waarbij de aftrap werd verzorgd door Freek de Jonge. Ook hiervan werden beelden getoond in het NOS Journaal.179 In datzelfde journaal was ook aandacht voor een anti-Argentinië manifestatie in de Jaap Edenhal in Amsterdam. Beide keren was het geen ‘groot’ nieuws, getuige de plaats van de items achteraan in de uitzending. Maar kennelijk had het voetbal wel de aandacht gevestigd op de situatie in Argentinië. Het feit dat het WK nu was begonnen veranderde daar niets aan. Sterker nog, het leek een nieuwe impuls te geven. Een laatste opvallende uitzending was een reportage van de PPR in Politieke Partijen. Hoewel men in de Kamer niet had aangedrongen op onthouding van deelname, gebruikte de PPR het voetbal nogmaals om de misstanden in Argentinië aan te kaarten. In ‘De andere kant van de medaille’, zoals de aflevering officieel heet, werden Argentijnse gevangenen nagespeeld. Zij keken door tralies naar een voetbalwedstrijd en liepen één voor één uit beeld, waarbij een tekst in beeld vertelde wat er met hen gebeurd was. ‘Het sprookje van de WK voetbal en de wolf in schaapskleren’, zo eindigde de uitzending.180 Politiek en voetbal waren in 1978 dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het voetbal had de aandacht gevestigd op de situatie in Argentinië, met hulp van Neerlands Hoop, de PPR en voor een deel ook de media. Dat kan op zichzelf als een positieve

176

Frits Oppenoorth, Twaalf jaar Bram en Freek: in zes hoofdstukken en zes interviews (Amsterdam 1981) 114. 177 Ibidem. 178 NOS Journaal (1 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 179 NOS Journaal (3 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 180 ‘Politieke Partijen’, PSP (14 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

54


uitwerking gezien worden. Het had echter nauwelijks invloed op het voetbal zelf, in de zin dat er serieus werd nagedacht over het niet deelnemen aan het WK. Daarvoor was voetbal kennelijk te belangrijk. Het grootste deel van Nederland zag sport en politiek nog steeds als twee gescheiden werelden, ondanks het feit dat deze werelden op een bepaalde manier verbonden waren. In februari 1978 had 68 procent van de ruim duizend geënquêteerde Nederlanders al aangegeven dat Nederland volgens hen gewoon naar Argentinië moest gaan.181 Het lijkt er op dat dit percentage in de loop van 1978 nauwelijks is veranderd. Voor de televisie gold in feite hetzelfde. De aandacht voor de politieke kant van het verhaal leidde ook tot meer aandacht voor het Nederlands elftal. De politieke kwestie zorgde er waarschijnlijk wel voor dat er voorafgaand aan het WK minder uitbundigheid bij het Oranjelegioen was. Ook was er op de televisie even minder aandacht voor dit Oranjelegioen. Naarmate het toernooi vorderde nam het enthousiasme echter opnieuw grote vormen aan.

Het WK

Het toernooi begon voor Nederland op 3 juni met een wedstrijd tegen Iran die met 3-0 werd gewonnen. Opvallend is dat er tijdens de eerste groepsfase, tot 12 juni, op televisie niet al te veel aandacht voor de wedstrijden was. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Enerzijds was het erg duur om reportages vanuit Argentinië te maken. Het is goed denkbaar dat de NOS de kat uit de boom keek wat betreft de prestaties van het Nederlands elftal. Anderzijds waren die prestaties in het begin van het toernooi ook niet om over naar huis te ‘schrijven’. Na de overwinning tegen Iran volgde een saai gelijkspel (0-0) tegen Peru en tegen Schotland werd in de laatste poulewedstrijd zelfs met 3-2 verloren. Nederland ging met de hakken over de sloot (op doelsaldo) door naar de tweede ronde. Vooral in de beginfase van het WK lijkt de aandacht van de media, of beter gezegd de televisie, nog gericht op de demonstraties aan het adres van Argentinië. Op de radio werd wel uitgebreid verslag gedaan van de wedstrijden en was er bijna dagelijks een WK Journaal. Misschien was Nederland bang voor een vroege uitschakeling zoals dat tijdens het verwachtingsvolle EK van twee jaar eerder gebeurd was. Toen eenmaal de tweede ronde bereikt was begon het land, en ook de televisie, wederom tekenen van Oranje-enthousiasme te vertonen. Op 14 juni speelde Nederland de eerste wedstrijd van de tweede groepsfase tegen Oostenrijk. Aanleiding voor TROS Aktua om een dag voor de wedstrijd Johan Cruijff op te zoeken, en hem te polsen over het verloop en de kansen van Nederland op het WK.182 Een dag later bleek dat het WK en het Nederlands elftal toch wel begonnen te leven onder de 181 182

Enquête TNS Nipo (27 februari 1978). TROS Aktua (13 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

55


Nederlandse bevolking. In een uitgebreide reportage van Studio Sport kwamen verschillende aspecten van het Oranje-enthousiasme aan de orde.183 Zo was er een interview met dhr. Van Dam van het Amsterdamse waterleidingbedrijf, over de toename van het waterverbruik na WK-wedstrijden. Dat klinkt misschien raar, maar het is nog steeds zo dat bij belangrijke wedstrijden van het Nederlands elftal het watergebruik tijdens de rust en na afloop van de wedstrijd een flinke piek kent. Mensen stellen hun toiletbezoek of het zetten van koffie uit tot de wedstrijd stil ligt. Dat lijkt een goed voorbeeld van één van de rituelen die bij het Oranjegevoel een rol spelen. In dezelfde uitzending vertelde een woordvoerder van het Amsterdamse theater Tuschinski dat er toch echt wel minder bezoekers kwamen op wedstrijddagen. Ook taxichauffeurs klaagden in een straatinterview over het wegblijven van klanten tijdens wedstrijden. Zij mochten net als enkele voorbijgangers hun mening geven over de kansen van het Nederlands elftal. Het zal niet verrassend zijn dat men over het algemeen redelijk optimistisch was. Het land had na een moeilijke aanloopfase weer duidelijk de weg naar het Nederlands elftal en de televisie gevonden. Althans, als we de reportages mogen geloven. Voor de televisie gold hetzelfde, getuige de toename van items rondom het Nederlands elftal. Over de politieke situatie in Argentinië werd nauwelijks meer gesproken, met uitzondering van de genoemde aflevering van Politieke Partijen. Dat was de laatste keer dat er op televisie aandacht was voor acties tegen Argentinië. Naarmate de mogelijkheden voor een Nederlands succes toe leken te nemen, nam de Oranjegekte het over van de ‘bezorgdheid’. In dat opzicht kan men misschien wel spreken van een kleine mediahype.184 Het Nederlandse volk had zich eigenlijk nooit heel erg druk gemaakt om de situatie in Argentinië. Daar was het voetbal te belangrijk voor. Op het Oranjelegioen had het dus geen directe invloed. Wanneer Nederland de laatste wedstrijd in de tweede groepsfase (op 21 juni) van Italië zou winnen, dan was een tweede opeenvolgende finaleplaats op het WK een feit. Het enthousiasme werd nog verder aangewakkerd doordat Nederland in de wedstrijd daarvoor de eeuwige rivaal West-Duitsland op 2-2 had gehouden, waardoor het uitzicht bleef houden op de finale. Henk ‘Apollo’ Terlingen was ook in 1978 van de partij en hield een straatinterview met diverse vrouwen over de kansen van het Nederlands elftal. Kennelijk vormden niet alleen mannen de kern van de Oranjesupporters, getuige het enthousiasme waarmee de dames over het voetbal vertelden. Steeds meer raakte het land opnieuw in de ban van het Nederlandse voetbal. Voor de wedstrijd tegen Italië pakte Studio Sport flink uit, met een programma-aankondiging, een voorbeschouwing op de wedstrijd, een straatinterview met Italianen en een interview met de Italiaanse ex-voetballer Rivera.185 Het lijkt er op dat het 183

NOS Studio Sport (14 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ramekers, Bloed en Spelen, 80-81. 185 NOS Studio Sport (21 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 184

56


fenomeen straatinterview steeds populairder werd bij de televisiemakers. Daarmee konden ze aan het land laten zien dat bij wijze van spreke iedereen zich bezighield met Oranje. Ook dat was bewust of onbewust een belangrijk middel om het Oranje-enthousiasme en het nationale ‘gemeenschapsgevoel’ aan te wakkeren. Iedereen leek wel een mening te hebben over het voetbal. Het gezamenlijk naar de televisie kijken an sich kon op wat minder aandacht rekenen dan vier jaar eerder, toen dit nog een nieuw fenomeen was. Maar het was niet volledig verdwenen. Zo was er in het NOS Journaal op de dag van Nederland-Italië een reportage over een café waar Italiaanse en Nederlandse supporters gezamenlijk en enthousiast naar de wedstrijd keken.186 Een dag later, toen duidelijk was dat Nederland opnieuw een finale zou spelen, bediende ook het NOS Journaal zich van het populaire ‘genre’ straatinterview. Verschillende Nederlanders werden aan het woord gelaten. De algemene indruk is er een die het best te karakteriseren is als ‘tussen hoop en vrees’. Aan de ene kant was men toch wel een beetje bang voor de Argentijnen en een herhaling van het scenario in 1974, toen ook van het gastland werd verloren. ‘Er moet vooral niet te gek gedaan worden’, zo verklaarde een wat oudere man.187 Maar aan de andere kant was er ook sprake van het bekende Hollandse optimisme. Hoewel mensen zelf aangaven ‘weinig verstand’ van voetbal te hebben, zouden ze toch allemaal gaan kijken en gingen ze er stiekem van uit dat Nederland nu wél wereldkampioen zou worden. Net als in 1974 nam het Oranje-enthousiasme aan de vooravond van de finale grootse vormen aan. Dat blijkt wel uit de reportages in de dagen voor de finale, die op 25 juni gespeeld zou worden. Op Schiphol stonden vele Nederlandse supporters met grote borden met aanmoedigingsleuzen voor het Nederlands elftal. Velen droegen ook oranje petjes en oranje shirtjes. Het vliegtuig dat naar Buenos Aires zou vertrekken zat helemaal vol met supporters van Oranje.188 Die hadden flink in de buidel moeten tasten, want volgens de verslaggeefster ging het om prijzen van rond de 2800 gulden. En dan te bedenken dat het gemiddelde jaarinkomen in 1978 rond de tienduizend euro lag.189 Bovendien waren het echt niet alleen rijke of hooggeplaatste Nederlanders die op het vliegtuig stapten. Dat blijkt wel uit de bouwvakker die door het NOS Journaal aan het woord werd gelaten. Met een grote oranje hoed op zijn hoofd en een vlag om zijn schouders vertelde hij dat hij flink had moeten werken en sparen.190 Dat deze man naar Argentinië kon (er werd met geen woord gerept over de situatie daar) had hij te danken aan een slimme commerciële zet van een KLM-contact in

186

NOS Journaal (21 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (22 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 188 NOS Journaal (23 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 189 ‘Historie inkomen, vermogen en consumptie: totaalinkomen per natuurlijk persoon met inkomen 1977-1979’, CBS Statline (geraadpleegd op 28 juni 2011). 190 NOS Journaal (23 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 187

57


Buenos Aires. Deze had alle kaartjes op weten te kopen van de Brazilianen, die op doelsaldo achter Argentinië waren geëindigd. Dat kwam vooral door een zeer omstreden 6-0 overwinning van het thuisland in de laatste wedstrijd tegen Peru. Nog altijd wordt beweerd dat het Argentijnse regime deze wedstrijd ‘gekocht’ heeft. In ieder geval waren de Brazilianen nu zo teleurgesteld dat ze totaal geen behoefte meer hadden aan de finalekaarten. Uiteindelijk was het dus aan de KLM te danken dat er nog een groot aantal Nederlanders naar de finale kon. Zowel wat betreft pr als wat betreft inkomsten zal dit de luchtvaartmaatschappij geen windeieren hebben gelegd. Reizen naar Argentinië bracht het Oranjegevoel letterlijk een stapje verder. Het WK lag nu niet zoals vier jaar eerder naast de deur, maar toch namen velen de moeite en de kosten voor lief. Dat had uiteraard ook te maken met de toenemende globalisering vanaf de jaren zeventig. Niet alleen op economisch of politiek gebied, maar ook op technologisch gebied. Goedkopere vliegreizen en wereldwijde televisie-uitzendingen zijn daar goede voorbeelden van. Eén van de andere passagiers van het vliegtuig was de moeder van Johan Neeskens, die bij de NOS een hoofdrol speelde in de verslaggeving rondom de finale. Dat kwam ongetwijfeld omdat men op zoek was naar een nieuw ‘icoon’ of nieuwe held, nu Johan Cruijff thuis was gebleven. Neeskens was toen één van de populairste en bekendste spelers van het Nederlands elftal. Voor het grote publiek was het dan ook leuk om zijn moeder te horen vertellen. Ook de reportage van Sportpanorama op de dag voor de finale stond bol van de straatinterviews, waarin zo veel mogelijk de ‘gewone’ Nederlander aan het woord werd gelaten. Mannen, vrouwen en kinderen, autochtoon of allochtoon, kregen allemaal de kans om hun mening over de aanstaande wedstrijd te geven. Ook op deze manier kon een gevoel van nationale saamhorigheid aangewakkerd worden. Een Amsterdamse taxichauffeur, die kennelijk toch al zag aankomen dat de klandizie niet al te hoog zou zijn, verklaarde doodleuk dat zijn baas ‘de kolere kon krijgen’ en hij zondag niet naar zijn werk zou gaan. Het was een veel speelser of meer ludiek item dan de reportages van vier jaar eerder. Dat gold eigenlijk voor alle reportages in de week voorafgaand aan de finale. Daar is ook het interview in een Argentijns restaurant een goed voorbeeld van. Uiteraard waren de Argentijnen er van overtuigd dat zij de finale gingen winnen, hetgeen met de nodige (ironische) hoon werd ontvangen door de cameraploeg en de aanwezige gasten.191 En opnieuw werd er met geen woord meer gerept over de politieke situatie. De NOS pakte groot uit rondom de finale. Er werd een verslaggever naar Argentinië gestuurd die plaatsnam tussen de Nederlandse supporters op de tribune. Samen met de moeder van Johan Neeskens en de vader van Jan Poortvliet voorzagen zij de wedstrijd van

191

AVRO Sportpanorama (25 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

58


commentaar.192 Hoewel het item van ruim acht minuten pas twee dagen na de finale werd uitgezonden, zegt het wel iets over de bereidheid van de televisiemakers. Kennelijk was het ook financieel gezien mogelijk om voor een ‘achteraf’-reportage naar Zuid-Amerika af te reizen. Dit was in 1974 ook al gebeurd, maar toen was de afstand die men moest overbruggen een stuk kleiner, en waren de kosten daardoor ook een stuk lager. Ook de ‘oranjebereidheid’ van de media was dus wel degelijk toegenomen. Maar getuige de in het stadion aanwezige supporters en de kijkcijfers van de finale was dit ook bij het Nederlandse publiek het geval. Naar de finale keken gemiddeld 8,1 miljoen mensen.193 Dat kunnen er best meer zijn geweest, want het betrof hier volgens het meetsysteem van SKO alleen de mensen die thuis de gehele wedstrijd hadden gezien. Mensen die in een kroeg of bij vrienden keken zaten daar dus niet bij gerekend. Toch waren het er bijna een half miljoen meer dan vier jaar eerder, toen de rivaliteit misschien nog wel groter was. Het aantal kleurentelevisies was overigens verdubbeld in de periode 1974-1978: nu had bijna zestig procent van de Nederlanders de beschikking over een kleuren-tv. En opnieuw was er sprake van een piek in 1978, in de aanloop naar het WK.194 Er zat trouwens wel degelijk een ‘nationaal tintje’ aan de vertoonde beelden. Men zat midden in het Nederlandse vak, waar de meesten mensen in oranje of rood-wit-blauw waren gestoken. Dat was vier jaar eerder ook al het geval geweest, maar nu had men de Oranjeprullaria meegenomen naar de andere kant van de wereld. Het volkslied werd door de aanwezige Nederlanders uit volle borst meegezongen. De beelden vanuit het stadion werden afgewisseld met beelden vanuit een Nederlandse huiskamer, vermoedelijk huize Neeskens. Er was verder uitgebreid ruimte voor het bewogen en plat Amsterdamse commentaar van moeder Neeskens. Daaruit bleek dat Neeskens de heldenrol van Cruijff min of meer had overgenomen. De Argentijnen waren ‘viezeriken’ (wellicht ingegeven door de antiArgentijnse sentimenten) en er werd gehuild om de schoppen die haar zoon kreeg. Ook hier werd dus niet gekozen voor prominenten om de wedstrijd van commentaar te voorzien, maar werd bewust gekozen voor het ietwat volkse commentaar van mevrouw Neeskens. Dat was een voortzetting van de trend die zich al enkele weken afspeelde. Het fanatisme en optimisme van moeder Neeskens en de rest van het Nederlandse vak mocht niet baten. Nederland verloor wederom de finale, nu met 3-1 na verlenging. Er was uiteraard sprake van teleurstelling na deze tweede deceptie in een paar jaar tijd. Zo werden er enkele ruiten ingegooid bij het Argentijnse consulaat en was er een taxichauffeur die na de nederlaag een zwarte rouwvlag op zijn dak zette.195 Het leek er op dat het andermaal 192

TROS Aktua (27 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Tabel 1, ‘Kijkcijfers tijdens grote toernooien van het Nederlands elftal 1970-1988’ , 103. 194 ‘Duurzame goederen: bezit naar huishoudkenmerk 1970-1980’, CBS Statline (geraadpleegd op 286-2011). 195 NOS Journaal (26 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 193

59


verliezen van een finale niet opnieuw zou leiden tot een uiting van ‘Oranjetrots’, maar niets bleek minder waar. Opnieuw stonden er tienduizenden mensen op Schiphol om de spelers feestelijk te onthalen. En dat op de ochtend van een gewone werkdag. Het nationale Oranjegevoel was toch weer opgelaaid, voornamelijk tijdens de laatste wedstrijden van het WK. Het trots zijn op Nederland sprong er uit bij de beelden van Schiphol: overal waren Nederlandse vlaggen te zien en werden oranje snippers gestrooid.196 In dat opzicht had de televisie een belangrijke rol gespeeld. Want het lijkt er op dat de Nederlanders dit laatste tijdens het WK hadden afgekeken van de Argentijnen. Die hadden zich tijdens het toernooi immers bediend van talloze vlaggen, en vooral ook van blauw-witte papiersnippers. Ook het toestel waarmee de Nederlandse spelers op Schiphol aankwamen was voorzien van twee Nederlandse vlaggen die uit de cockpit staken. Bovendien klonk er luid gejuich iedere keer dat een speler de moeite nam om zijn hand op te steken. Onder meer premier Van Agt en prins Bernhard waren aanwezig om de Nederlandse spelers ‘officieel’ te ontvangen. Na de aankomst op Schiphol was er de mogelijkheid om de spelersvrouwen in de armen te vallen. Dit was opnieuw een teken van het ‘gewone’ karakter van de voetballers, die het dit keer vijf weken lang zonder hun vrouwen hadden moeten stellen na de ophef die hier over geweest was in 1974. Vervolgens trok het elftal met een bus over de snelweg naar paleis Soestdijk. Ook daar stond een groot aantal supporters. Met het zwaaien van vlaggen en het scanderen van ‘Holland, Holland’ ontvingen zij de spelersbus bij het paleis.197 Daar was het tijd voor het officiële gedeelte van de huldiging. Uiteraard was er een praatje van de premier, die zich bediende van de opvallende termen ‘Mannen van ons Oranje’ en ‘ons Nederlands elftal’. Ruud Krol ontving voor het hele Nederlands elftal een lintje, hetgeen hij zelf maar niets vond en ook gelijk opdroeg aan het hele team. Daarna was er nog tijd voor een potje voetbal met de kleinkinderen van Juliana in de tuin van het paleis. Het was nog niet afgelopen met de festiviteiten, want er volgde ook nog een busreis naar Amsterdam. Opnieuw stonden daar duizenden mensen langs de kant van de weg om de spelers te laten zien dat zij wederom de harten van de Nederlanders veroverd hadden. Van dit alles werd uitgebreid verslag gedaan door het NOS Journaal van die dag. Diezelfde avond zond ook de TROS de terugblik op de finale uit, inclusief beelden van de aankomst op Schiphol.198 De Oranje-euforie had het overgenomen van de aandacht voor de situatie in Argentinië. Uit niets bleek dat het Nederlands elftal had meegedaan aan een omstreden WK. Voor aanvang van het toernooi was hier zeker bij de media nog wel aandacht voor, maar gedurende het WK steeds minder. Pas vele jaren later zouden media, spelers en publiek zich weer gaan realiseren dat het inderdaad omstreden was 196

NOS Journaal (27 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ibidem. 198 TROS Aktua (27 juni 1978), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 197

60


geweest. Had de regering zich enkele maanden eerder nog uitgesproken voor terughoudendheid wanneer men in Argentinië zou zijn, nu stond zij in de persoon van Van Agt vooraan bij de festiviteiten in eigen land. Die festiviteiten gingen gepaard met de nodige ‘nationale uitingen’, zoals de vele Nederlandse vlaggen, het alom aanwezige oranje en de woorden van de premier. Het Oranjelegioen had in 1978 een voorzichtig begin gekend, maar dat veranderde vrij snel. Juist door de aandacht voor de situatie in Argentinië kwam ook het Nederlands elftal letterlijk meer in beeld. Ook kwam op televisie gedurende het toernooi steeds meer een nationaal saamhorigheidsgevoel naar boven. Dat gebeurde wel op een andere manier dan vier jaar eerder. Er was vooral veel aandacht voor de mening van ‘het gewone volk’. Daarmee kon de identificatie opnieuw een rol gaan spelen. Niet zozeer met de spelers. Maar met elkaar, als Nederlanders. Bovendien werd men op televisie steeds minder geconfronteerd met de politieke dimensie van het WK, waardoor de aandacht kon verschuiven naar de Nederlandse sportieve prestatie. Het steeds meer ludieke of speelse karakter heeft daar ongetwijfeld ook aan bijgedragen. Vooral op de televisie bleef de Oranjegekte zich dus ontwikkelen. Daarnaast bleek wederom dat de aanwezige politieke cultuur en de manier waarop voetbal werd beleefd in zekere mate met elkaar te maken hadden. Bij de supporters viel dat uiteindelijk nog mee. In de jaren zeventig was met twee toernooien en ondanks twee verloren finales de toon van het Oranjegevoel gezet. Als de Nederlanders na verloren finales al zo ‘gek’ deden, wat moest er dan wel niet gebeuren wanneer het voetbalelftal daadwerkelijk een toernooi zou winnen? Het antwoord zou tien jaar later in Duitsland worden gegeven. Weliswaar niet op een wereldkampioenschap, maar dat leek niet te deren. De periode tussen 1978 en 1988 bleek sportief maar ook politiek en maatschappelijk gezien een moeilijke periode. Maar in de zomer van 1988 zou dit alles vergeten worden. Het Oranjegevoel zou toen een hoogtepunt bereiken en zich voor altijd een plek geven in de Nederlandse cultuur.

61


III - Voetbal en samenleving in de jaren tachtig In de jaren zeventig had het Nederlandse voetbal enkele grote successen gekend. Nota bene de verloren WK-finales van 1974 en 1978 hadden tot twee keer toe geleid tot een opleving van het Oranjegevoel. Nederland had zich bovendien redelijk weten te herstellen van de oliecrisis in 1973. Maar in de jaren tachtig zou het Nederlandse voetbal met een terugval te maken krijgen. Het EK van 1980 liep uit op een teleurstelling en het zou tot 1988 duren voordat het elftal weer aan een eindronde mee zou doen. Ook het land zelf kende vanaf het begin van het nieuwe decennium grote economische en sociale problemen, niet in de laatste plaats dankzij een tweede oliecrisis in 1979. Om te kunnen begrijpen waarom het Oranjegevoel tot een hoogtepunt kwam bij het EK van 1988 is het noodzakelijk een korte schets van de jaren tachtig te geven. Ook de manier waarop het Oranjegevoel zich in dat jaar uitte heeft voor een groot deel te maken met verschillende achtergronden in de jaren tachtig.

De ‘Dutch Disease’ Allereerst waren er de sociale en politieke problemen. In het begin van de jaren tachtig kwam het sociale protest tot een hoogtepunt. Het verzet tegen kruisraketten leidde tot de twee grootste demonstraties die ooit in Nederland zijn gehouden. Eind 1981 waren er 400.000 mensen op de been om te protesteren, in 1983 een half miljoen.199 Steeds vaker werden door de activisten echter meer agressieve vormen van protest gehanteerd. Zo was er in oktober 1980 nog een vreedzame bezetting van de kerncentrale bij Dodewaard geweest. Een jaar later, in september 1981, liep een bezetting van dezelfde kerncentrale door enkele tienduizenden actievoerders uit op een massale confrontatie met de politie.200 Een absoluut dieptepunt vormden verder de krakersrellen rondom de Vondelstraat in Amsterdam in februari 1980. De grote woningnood in Amsterdam in de jaren zeventig had geleid tot een steeds beter georganiseerde kraakbeweging. Nadat de krakers de eerste veldslag met de Mobiele Eenheid hadden gewonnen (tientallen agenten raakten daarbij gewond) zouden uiteindelijk ruim duizend man ME, vier tanks van het leger en de dreiging van scherpschutters een einde maken aan de ‘Vondelvrijstaat’.201 Deze gebeurtenissen zouden twee maanden later bij de kroning van prinses Beatrix nog een vervolg krijgen. De kroning was misschien wel symbolisch voor de situatie waar Nederland zich in bevond. Daarbij was sprake van twee gezichten. Aan de ene kant was er

199

De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 274-275. Zie hiervoor ook: ‘Plaats van herinnering’, VPRO GeschiedenisTV, te raadplegen op http://geschiedenis.vpro.nl en bij Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 201 Aerts e.a., Land van politieke gebaren, 336. Voor beelden zie o.a.: NOS Journaal (3 maart 1980), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 200

62


het enthousiasme waarmee de nieuwe koningin werd ontvangen. Op de Dam stonden die Koninginnedag duizenden mensen te zwaaien met oranje of rood-wit-blauwe vlaggetjes en werd ‘Oranje boven, leve de koningin!’ gezongen.202 Ook dit waren uitingen van Oranjeliefde en nationaal gevoel, die even deden denken aan de feestelijkheden in 1974 en 1978. Maar even verderop in de stad, met name bij de Blauwbrug en het Rokin, voerden krakers actie onder de leus ‘Geen woning, geen kroning’. Opnieuw liep het hierbij uit op fikse rellen met de politie, die ternauwernood kon voorkomen dat de demonstranten de Dam wisten te bereiken.203 Tegelijkertijd met het optimisme en het enthousiasme voor een nieuwe koningin werd duidelijk dat Nederland een moeilijke periode tegemoet ging. Met name de Nederlandse economie stond zwaar onder druk. Een belangrijke oorzaak was de tweede oliecrisis van 1979, waarbij vooral de energieprijzen flink stegen. Maar ook het daaropvolgende keynesiaanse economische beleid van de regering hielp niet mee. De extra overheidsuitgaven leidden niet tot het gewenste effect. Deze crisisperiode wordt door historicus Piet de Rooy gekarakteriseerd als de ‘Dutch Disease’.204 Het dieptepunt kwam in 1982. Toen bedroeg de werkloosheid ongeveer twaalf procent van de beroepsbevolking en was de economische groei teruggelopen naar iets boven de één procent. Een groot aantal bedrijven ging failliet. De tweede oliecrisis leidde tot een omslag in het sociaaleconomische regeringsbeleid, waarbij ook een nieuwe politieke cultuur om de hoek kwam kijken. Bij de verkiezingen van 1982 was er een ruime overwinning voor de centrumrechtse partijen CDA en VVD. Ruud Lubbers zou de daaropvolgende twaalf jaar de premier van drie kabinetten zijn. Lubbers stond symbool voor een nieuwe ‘consensusstijl’,‘no-nonsense’-beleid en samenwerking. Hij werd bekend als de man die vrijwel alles op wist te lossen.205 Langzaam maar zeker raakte de Nederlandse economie uit het slop. Vanaf 1983 zorgden onder meer een lastenverlichting voor het bedrijfsleven en loonmatiging voor een lichte opleving van de economie. De massale werkloosheid bleek hardnekkig, maar vanaf omstreeks 1985 steeg het aantal banen gemiddeld met 1,6 procent per jaar. In dat opzicht wordt wel gesproken van een Dutch Miracle.206 Overigens werd ook de algemene arbeidsduur verkort door de opkomst van steeds meer deeltijdbanen. De Nederlander kreeg dus meer vrije tijd. Ook niet onbelangrijk is het feit dat de politieke tegenstellingen, die zo lang de boventoon hadden gevoerd, als sneeuw voor de zon verdwenen. De vervaging van sociale bewegingen en de opleving van de overlegcultuur zijn hier goede voorbeelden van.

202

Polygoon Hollands Nieuws (30 april 1980) en NOS Journaal (30 april 1980), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 203 Aerts e.a., Land van politieke gebaren, 337. 204 De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 267-268. 205 Aerts e.a., Land van politieke gebaren, 321. 206 De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 271.

63


De Rooy spreekt van ‘ideologische onderkoeling’. Deze ‘hernieuwde eenheid’ zou in 1988 uitgerekend bij het voetbal zijn bekroning krijgen.207

De ‘Dutch disease’ in het voetbal Ook het voetbalelftal had na een periode van opleving in de jaren zeventig te maken met een teruggang in de eerste helft van de jaren tachtig. De generatie voetballers die het land naar twee WK-finales had gebracht naderde simpelweg het einde van hun loopbaan. Het duurde even voordat het Nederlandse elftal zijn draai met een nieuwe generatie had gevonden. Het is niet nodig om hier alle wedstrijden en gebeurtenissen rondom het elftal in de periode tussen 1978 en 1988 te beschrijven. Van een nationaal (oranje)gevoel was door het ontbreken op vrijwel alle eindrondes vanzelfsprekend geen sprake. Daarvoor is immers wel een ‘podium’ nodig. Wel zullen een aantal symptomen van het Nederlandse voetbal in de tussenliggende periode besproken worden, die pasten in de ontwikkelingen van de jaren tachtig. Daarnaast is het interessant hoe de televisie-aandacht zich ontwikkelde in de aanloop naar het ‘gouden’ jaar 1988. Aanvankelijk leek er na de tweede plaats op het WK van 1978 weinig aan de hand voor het Nederlands elftal. De eerste drie kwalificatiewedstrijden voor het EK van 1980 in Italië werden zonder al te veel moeite gewonnen. In mei 1979 volgde de eerste teleurstelling: in en tegen Polen werd met 2-0 verloren. Ook de thuiswedstrijd tegen Polen werd niet gewonnen, en er kwam met name vanuit de spelersgroep steeds meer kritiek op bondscoach Jan Zwartkruis.208 In Oost-Duitsland werd na een 2-0 achterstand met 3-2 gewonnen. Daarmee slaagde Nederland er op het nippertje in om zich te plaatsen voor het EK in de zomer van 1980. Bij dat EK werden de problemen van het Nederlands elftal al snel zichtbaar. De eerste wedstrijd van dat toernooi werd ondanks matig spel nog wel gewonnen dankzij een onterecht gegeven strafschop. Dit had onder meer tot gevolg dat het in het Delle Terme hotel in Castellamare, waar Nederland verbleef, steeds drukker werd. Dat de supporters de weg naar het verblijf hadden gevonden was nog niet eens zo een grote ramp. Maar steeds meer liepen ook ‘ijverige makelaars en clubonderhandelaars’ vrij rond. Zij gingen met de spelers in onderhandeling over transfers en contracten.209 De vrijheid die in de jaren zeventig nog een groot goed was geweest begon nu zijn tol te eisen van het Nederlands elftal. De spelers leken meer met deze makelaars en zichzelf bezig dan met presteren. Het was een tijd waarin grote transferbedragen en vette contracten een steeds grotere rol gingen spelen. Tot overmaat van ramp werd van rivaal West-Duitsland verloren 207

Ibidem, 276. Verkamman en Derksen, Het Nederlands elftal 1905-1989: de historie van Oranje, 317. 209 Ibidem, 320-321. 208

64


en tegen Tjechoslowakije gelijkgespeeld. Nederland kon naar huis. Het zou tot 1988 duren voordat het elftal weer aan een groot toernooi kon meedoen. Zo werd het WK van 1982 niet gehaald door een 2-0 nederlaag in en tegen Frankrijk. Het EK van 1984 bereikte men niet doordat Spanje met 12-1 van Malta won, waardoor Nederland op doelsaldo het eindtoernooi misliep. En het WK van 1986 ging ondanks goede hoop aan de neus van Nederland voorbij, nadat tegen België in twee barragewedstrijden op doelsaldo werd verloren. Zo kan met recht gesproken worden van een sportieve crisis. Maar niet alleen op sportief gebied was er het nodige mis met het Nederlands elftal en het Nederlandse voetbal in het algemeen. Zaken als voetbalvandalisme en nieuwe commerciële belangen gingen een rol spelen. Maar ook de politieke dimensie die vanaf 1978 was ontstaan speelde nog een rol. Zo was het protest tegen de Nederlandse deelname in Argentinië inmiddels verstomd. In 1980 mocht het Nederlands elftal echter meedoen aan een vriendschappelijk mini-WK (‘Mundialito’) in het eveneens door een dictatuur geregeerde Uruguay. Dat Nederland hiervoor werd uitgenodigd kwam uitsluitend doordat Engeland had geweigerd om deel te nemen. In tegenstelling tot enkele jaren eerder reageerde het parlement nu wél negatief. Het verzet was dit keer in handen van het Comité Olympische Spelen en Mensenrechten (COSEM) onder leiding van Ed van Thijn. Het was aanleiding voor Freek de Jonge, die zich redelijk op de achtergrond hield maar uiteraard wel door de televisie opgezocht werd, om zijn lidmaatschap van de KNVB op te zeggen.210 Hoewel de Tweede Kamer voor een boycot was reageerde het kabinet niet op de stem van de meerderheid. Ook in het amateurvoetbal was er verzet. Dat paste grotendeels in de protestcultuur zoals die in de jaren zeventig was ontstaan. Zo ontving KNVB-voorzitter Meuleman vlak voor aanvang van het mini-WK een lijst van 125 amateurelftallen die in staking zouden gaan. Even daarvoor al had er bij de VVD een merkwaardige omslag plaatsgevonden.211 Die partij herzag haar eerdere standpunt, maar de Kamermeerderheid werd alsnog genegeerd. Nederland kon meedoen. Het elftal had in de periode na het WK van 1978 op niet al te veel aandacht bij de televisie kunnen rekenen. Ook voor de protesten tegen het mini-WK was er aanmerkelijk minder aandacht dan bij de protesten tegen Argentinië. Dat is op zichzelf vreemd, aangezien de Kamer zich nu wel meer met het protest bemoeide. Kennelijk was het ‘particuliere verzet’ interessanter voor het NOS Journaal. Wel was er in het NOS Journaal een korte reportage over de verklaring van de KNVB, waarin de bond stelde dat men toch naar Uruguay ging.212 Uit de beschikbare beelden bleek dat er bij de ingang van het KNVB Sportcentrum nog wel een kleine betoging was, maar die haalde weinig tot niets uit. De late beslissing om toch mee 210

‘Sport op zaterdag’, KRO (1 november 1980), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ibidem, 313. 212 NOS Journaal (13 december 1980), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 211

65


te doen leidde er toe dat de Nederlandse spelers onvoorbereid in Uruguay aankwamen. Twee dagen na de landing stond de eerste wedstrijd al gepland. Dat kwam ook doordat de ‘spelers en officials er weinig trek in hadden om hun gezinnen al vóór de kerstdagen te verlaten’. 213 Daardoor kon niemand zich aan de indruk onttrekken dat de omstreden trip uitsluitend voor het financieel gewin was ondernomen. Langzaam ontstond er opnieuw een steeds sterkere negatieve indruk van het Nederlands elftal. Nederland haalde één punt uit twee wedstrijden en kon een week later weer naar huis. Voor de terugkomst van het elftal was aandacht bij het NOS Journaal. Opvallend is dat het daarbij niet zozeer ging om de (teleurstellende) sportieve prestatie. Men wilde een reactie van reservedoelman Hans van Breukelen, volgens de verslaggever één van de spelers die zich had verdiept in de politieke situatie in Uruguay. Van Breukelen vond dat de propaganda die in Nederland was gemaakt, juist was gebleken. Volgens hem werden inderdaad mensen gemarteld en gevangen gezet. Waar de spelers van 1978 zich nog volledig stil hadden gehouden over Argentinië, daar was Van Breukelen nu zeer uitgesproken. Hij verklaarde zich verheugd dat de situatie in Uruguay nu ‘wereldwijd in de belangstelling’ was gekomen.214 Dit was een teken dat zich een nieuwe en wat meer uitgesproken generatie voetballers begon aan te dienen. Dat zou ook later nog wel blijken. De generatie van de jaren zeventig had zich destijds nooit echt duidelijk uitgelaten over de situatie in Argentinië. Politiek leek hen niet te interesseren, of ze deden in ieder geval alsof. De tweede plaats op het WK van 1978 had zowel de sportieve als de commerciële belangstelling voor de Nederlandse spelers doen toenemen. Ook hierover ontstonden conflicten, al haalden die niet altijd direct de media. Een goed voorbeeld is de oefenwedstrijd tussen Nederland en Spanje in januari 1980. In Vigo regende het zo hard dat het licht uitviel en het veld in een ware modderpoel veranderde. Nadat het licht weer gemaakt was werd er toch besloten om verder te voetballen. Het ‘probleem’ was echter dat door de modder de schoenmerken van de spelers niet meer te herkennen waren. De onenigheid hierover liep hoog op doordat een aantal spelers met schoenen van het merk Puma liepen, en zij er niets voor voelden om zich aan te sluiten bij het KNVB-contract met Adidas. Daarnaast had Kees Kist een eigen contract met het merk Quick. Het ging zelfs zo ver dat wanneer Hennie Warmenhoven (teambegeleider en ‘de onderkoning van Adidas in Nederland’) de schoenen ging poetsen, hij de Puma- en Quickdragers oversloeg. Toen Kees Kist hier wat van zei kreeg hij zijn schoenen de volgende dag geheel zwartgepoetst terug.215 Ook op ander gebieden was er steeds vaker sprake van bepaalde negatieve sentimenten. Twee zaken speelden daarbij een hoofdrol. Enerzijds was er de veronderstelling 213

Verkamman en Derksen, Het Nederlands elftal, 313. NOS Journaal (8 januari 1981), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 215 Ibidem, 318. 214

66


dat het Nederlandse voetbal in een identiteitscrisis verkeerde. Daarmee samen hing de teruglopende belangstelling bij het publiek. Anderzijds was er steeds meer aandacht voor het ‘vervelende’ randverschijnsel vandalisme. Deze zaken speelden in de televisieverslaggeving rond het (nationale) voetbal in de jaren tachtig regelmatig een hoofdrol. Ook al hadden zij niet altijd direct betrekking op ‘Oranje’. Vooral in de periode vlak na het mislopen van het WK in 1982 en het EK in 1984 spraken verschillende mensen van een crisis binnen het Nederlandse voetbal. Leo Beenhakker, in 1985 interim-bondscoach, sprak voorafgaand aan de kwalificatiewedstrijd tegen Oostenrijk over het belang van die wedstrijd. ‘Het voetbal leeft niet zo geweldig op nationaal niveau’.216 Zou deze wedstrijd gewonnen worden en plaatsing voor het WK veiliggesteld, dan zou dat volgens Beenhakker hopelijk zorgen voor een opleving bij het Nederlandse publiek. In augustus stelden verslaggever Jack van Gelder en de latere bondscoach Rinus Michels dat het Nederlandse voetbal op zoek was naar een eigen identiteit, zoals het dat in 1974 en 1978 zou hebben gehad. Een dergelijke constatering werd enkele maanden later ook gemaakt in het KRO-programma Brandpunt: ‘Het gaat niet echt goed met het Nederlandse voetbal’.217 Met enige weemoed werd dus teruggekeken naar de jaren zeventig. Opnieuw bleek dat het Oranje-enthousiasme van toen geen blijvend fenomeen was. Het was in de eerste helft van de jaren tachtig in ieder geval ver te zoeken.

Voetbalvandalisme en ‘het bomincident’

Bovenop de sportieve crisis kwam ook nog het feit dat vanaf het midden van de jaren tachtig het voetbalvandalisme (hooliganisme) de kop opstak. Dat bleek onder meer uit een campagne die in het voorjaar van 1987 werd opgezet en die op uitgebreide aandacht van het NOS Journaal kon rekenen. Er werd in Den Haag een videoclip gepresenteerd die bij zoveel mogelijk betrokkenen te zien zou moeten zijn. Aan de clip verleende onder meer de ‘oude’ held Johan Cruijff en de opkomende held Gullit hun medewerking.218 De reportage en de clip toonden diverse beelden van ernstige misdragingen, zowel op als rondom het voetbalveld. In datzelfde jaar werd ook het eindrapport van het Landelijk Overleg Voetbalvandalisme gepresenteerd.219 Het is goed denkbaar dat ook de opkomst van het vandalisme bij het voetbal een negatieve invloed had op de populariteit. Ook al had het zeker in het begin vooral betrekking op het clubvoetbal. Het was in ieder geval ‘hot news’. Zeker bij het EK van 1988 was er op de televisie voortdurend aandacht voor het supportersgeweld van

216

‘Bij Koos’, VARA (27 april 1985), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Brandpunt, KRO (10 november 1985), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 218 NOS Journaal (26 februari 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 219 G.W.B. Borrie, Bestrijding voetbalvandalisme: eindrapport van het Landelijke Overleg Voetbalvandalisme, vastgesteld in de vergadering van 10 juni 1987 (Den Haag 1987). 217

67


bijvoorbeeld de Engelsen. Het is in dat opzicht misschien ook wel illustratief dat vanaf de tweede helft van de jaren tachtig steeds meer (wetenschappelijke) studies over hooliganisme zijn verschenen. Het is hier niet de plaats om uitgebreid in te gaan op de achtergronden van het voetbalvandalisme. Daar zijn andere onderzoeken al uitermate goed in geslaagd.220 Maar het voetbalvandalisme had wel invloed op de gang van zaken rond het Nederlands elftal. Sterker nog: een individuele uiting van dit vandalisme zorgde er bijna voor dat het Nederlands elftal zich niet kwalificeerde voor het EK. Het voetbalvandalisme past dan ook grotendeels in de sociale onrust van de jaren tachtig. Het Nederlands elftal stond er goed voor toen het aan de kwalificatiewedstrijd tegen het nietige Cyprus moest beginnen, op 28 oktober 1987 in de Kuip in Rotterdam. Een overwinning zou volstaan om eindelijk weer naar een eindtoernooi te kunnen. Het uitzicht dat Nederland weer eens mee zou kunnen doen aan een EK had gezorgd voor een vleugje optimisme bij de Nederlandse voetbalvolgers. Bijna 58.000 mensen hadden zich in het stadion verzameld om ‘Oranje’ naar het EK te schreeuwen. Tegen Cyprus werden, voetballend gezien, weinig problemen verwacht. Het duurde dan ook niet lang of Nederland stond met 1-0 voor. Maar toen gebeurde het. Na een afgeslagen aanval van ‘Oranje’ ontplofte vlak bij de Cypriotische doelman een sinaasappel met daarin een rookbom. Een luide knal en een enorme rookontwikkeling waren het gevolg. Onmiddellijk werd de wedstrijd stilgelegd. De doelman werd per brancard afgevoerd om aan zijn ogenschijnlijk ernstige verwondingen geholpen te worden. In één ogenblik was de Nederlandse kans op plaatsing voor het EK in gevaar gekomen. Het was een ogenblik waarin de crisis van het Nederlandse voetbal symbolisch tot uitdrukking kwam. Het voetbalvandalisme was steeds meer in de belangstelling komen te staan, en de UEFA stond bekend om het strenge optreden tegen dergelijke voorvallen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de pers, en in het bijzonder de televisie, in de dagen daarna volop aandacht besteedde aan het incident. Het NOS Journaal en het radioprogramma Langs de Lijn stonden diezelfde avond nog in het teken van het Nederlands elftal. Maar dus niet in positieve zin.221 Het NOS Journaal opende er zelfs mee. De reactie van aanvoerder Ruud Gullit, die langzaam maar zeker het boegbeeld van het ‘nieuwe Oranje’ was geworden, was tekenend. Dat nieuwe Oranje bestond voor een groot deel uit ‘nieuwe Nederlanders’, voor een groot deel afkomstig uit Suriname. Gullit was met zijn opvallende uiterlijk en een

220

Bijvoorbeeld Eric Dunning, The roots of football hooliganism: an historical and sociological study (Londen 1988) ; Patrick J. Murphy, Football on trial: spectator violence and development in de football world (Londen 1990) en meer recent Ramón Spaaij, Hooligans, fans en fanatisme: een internationale vergelijking van club- en supportersculturen (Amsterdam 2008). 221 NOS Journaal (28 oktober 1987) en NOS Langs de Lijn (28 oktober 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

68


zekere politiek bewogenheid het gezicht van het nieuwe ‘multiculturele’ Oranje. Dit zal verderop uitgebreider ter sprake komen. Gullit stond vlakbij de plek waar de ‘bom’ neerkwam. Hij schrok zichtbaar, om zich vervolgens al vloekend en tierend naar de supporters achter het doel te wenden. In Sport op Vrijdag werd uitgebreid teruggekeken op het incident. Volgens het programma stonden binnen- en buitenlandse kranten vol met wat er die woensdagavond was gebeurd. De reactie van Gullit direct na het stilleggen van de wedstrijd verbeelde misschien wel het gevoel van alle Nederlandse voetballiefhebbers: ‘dit is om te janken’. In de studio waren bestuursvoorzitter Van Marle en bondscoach Rinus Michels aanwezig om hun visie op het incident te geven. Michels stelde dat het publiek juist zo goed bezig was geweest om al vóór de wedstrijd te helpen de wedstrijd ‘op te bouwen’. Volgens hem was dat juist het mooie van voetbal. Hij vertelde verder dat het publiek na jaren van ellende weer eens was gekomen om er een volksfeest van te maken bij eventuele plaatsing voor het EK. ‘Iedereen kon zich weer eens uitleven in het Oranjegebeuren’.222 Maar dat mocht dus niet zo zijn. ‘Het voetbal gaat naar de knoppen’, kopte De Volkskrant een dag na de wedstrijd.223 Ook de politiek was geschrokken en diverse ministers gaven hun mening. Minister Van Dijk van binnenlandse zaken sprak van ‘een schokkende gebeurtenis’ en drong aan op maatregelen tegen bestrijding van voetbalvandalisme. En minister Korthals Altes (Justitie) drong direct aan op een eventueel pasjessysteem bij interlandwedstrijden.224 De Nederlandse voetbalbond had bij de UEFA aangedrongen op het overspelen van de wedstrijd, maar die kans leek klein. Met spanning werd in de dagen en weken na het incident gewacht op de uitslag. Op 12 november kwam de uitspraak. Het NOS Journaal opende er wederom mee: ‘Oranje zwaar gestraft’ luidde de aankondiging. De 8-0 overwinning (de wedstrijd was uiteindelijk na een uur oponthoud uitgespeeld) werd omgezet in een reglementaire 0-3 nederlaag en de KNVB kreeg een geldboete van 14.000 Zwitserse Franc. Bovendien werd de Kuip tot de zomer van 1990 verboden terrein voor wedstrijden van het Nederlands elftal. Het item in het journaal was zeer uitgebreid. De Nederlandse delegatie werd gevolgd in het vliegtuig naar Zürich en bij aankomst in het hotel. Hugo van Rhijn bracht vanuit Zwitserland het laatste nieuws.225 Dat nieuws was weliswaar slecht, maar betekende dat Nederland nog wel een kans op het EK had. De laatste wedstrijd, in en tegen Griekenland, mocht echter niet verloren worden. Dat zou nog knap lastig worden, omdat de eigenlijk al uitgeschakelde Grieken nu ineens weer uitzicht hadden op plaatsing. Daar zat niemand bij de KNVB en de spelersgroep op te wachten. Hoewel Nederland in feite zijn handen dicht mocht knijpen bij de straf van de UEFA, tekende de 222

‘Sport op vrijdag’, KRO (30 oktober 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. De Volkskrant (29 oktober 1987). 224 ‘Hier en Nu’, NCRV Radio (29 oktober 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 225 NOS Journaal (12 november 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 223

69


voetbalbond alsnog beroep aan tegen de straf. Ook deze beslissing werd met veel aandacht gevolgd en geregistreerd door het NOS Journaal. De avond voor de definitieve uitspraak van de beroepscommissie bracht Pauline Broekema verslag uit Zürich. Opnieuw werden de Nederlandse delegatieleden gevolgd bij hun aankomst in het hotel. De verontwaardigde en schuldbewuste toon was omgeslagen in de richting van hoop. Er werd aandacht geschonken aan het feit dat de daden van één persoon Nederland toch niet mochten benadelen, en Griekenland bevoordelen.226 Daarmee werd het nationale belang nog eens benadrukt en het nationale gevoel (van onrecht) aangesproken. Een dag later kwam er tot ieders verbazing goed nieuws voor Nederland. Tegen middernacht had de UEFA toch besloten dat de wedstrijd overgespeeld moest worden. En wederom bracht het NOS Journaal uitgebreid verslag. Nu was er sprake van een lichte feeststemming. Er waren beelden van de delegatie die een glas champagne dronk op de goede afloop. Die goede afloop was volgens velen, waaronder Auke Kok maar ook het NOS Journaal, te danken aan het optreden van de Nederlandse chirurg dr. Co Greep. Hij was bij de wedstrijd aanwezig geweest en spoedde zich na het incident naar de kleedkamer van Cyprus. Hij verklaarde later aan de UEFA dat het met de verwondingen van de doelman wel mee was gevallen en dat hij eigenlijk gewoon verder had kunnen spelen.227 Kennelijk had dit geholpen: naar de verklaring van de Cypriotische dokter was namelijk niet geluisterd. Plaatsing voor het EK was daarmee zo goed als zeker. Nederland won de inhaalwedstrijd op 9 december in Amsterdam namelijk gemakkelijk met 4-0. Vooral de manier waarop de televisieprogramma’s, en vooral het NOS Journaal, deze gebeurtenis benaderden is opvallend. Zowel de hoeveelheid aandacht als de manier waarop de ontwikkelingen werden benaderd, laten zien dat het als een zaak van nationaal belang werd afgeschilderd. Wellicht dat daardoor het enthousiasme aan de vooravond van het EK door een zekere opluchting wat groter was dan bij een ‘normale’ kwalificatie. Het land kon zich in ieder geval weer opmaken voor een zomer met het Nederlands elftal op een groot toernooi. En dat zou het ook gaan doen.

Licht in de duisternis Ondanks alle problemen waren er in de jaren tachtig toch enkele aanwijzingen voor een toename, of misschien beter gezegd een herstel van het Oranjegevoel. Dat uitte zich in de eerste plaats in de toegenomen aandacht op televisie. Met name het NOS Journaal lijkt steeds meer en vooral ook consequenter interesse te hebben gehad in het Nederlands elftal. Oranje leek ‘nationaler’ te worden. Zo werden nu voorafgaand aan wedstrijden regelmatig 226 227

NOS Journaal (20 november 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (21 november 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

70


reportages gemaakt van een training, waarin ook de opstelling door de desbetreffende bondscoach gegeven werd.228 Dat was iets nieuws en is op zichzelf als een positieve ontwikkeling te bestempelen. Niet alle aandacht was positief, zoals in 1987 na het bomincident. Maar negatieve aandacht is ook aandacht. En zeker toen het NOS Journaal het ‘oneerlijke’ van de beslissing probeerde te belichten, kon daarmee een gevoel van nationale eenheid aangesproken worden. Interessant is ook een speciale uitzending van het programma Voetbal ’80 met de titel ‘Replay WK ’74’. Zoals deze titel zich al doet raden werd er een vriendschappelijke jubileumwedstrijd gespeeld tussen de elftallen van West-Duitsland en Nederland, zoals die ook in de finale van 1974 aan de aftrap waren verschenen. Ondanks (of misschien wel dankzij) de moeilijke periode van het Nederlandse voetbal stonden deze uitzending en het commentaar van Harry Vermeegen bol van de ‘nationale sentimenten’.229 Vooral de introductie van de wedstrijd is veelzeggend. ‘Het is een avond vol nostalgie. U weet het allemaal nog, die wedstrijd. Het gaat er in ieder geval om dat het allemaal teruggaat naar juli 1974. Toen verloren wij met z’n allen.’ Volgens de verslaggever hadden ‘we’ toen een collectief litteken opgelopen. Wellicht dat de uitzending als een soort goedmakertje voor het publiek moest dienen. Dat had immers in de weken daarvoor het Nederlandse team moeten missen bij het WK van 1984. Daarom bood de VARA naar eigen zeggen deze wedstrijd aan: om een beetje van de frustraties van tien jaar eerder af te komen. De VARA en Vermeegen presenteerden het als een Nederlands avondje. Het commentaar liep over van de nationale sentimenten, en daarmee ook een beetje van de anti-Duitse sentimenten. Het presenteren van voetbal als een Nederlands avondje was iets nieuws. Dit lijkt dan ook een goed voorbeeld van wat Blain e.a. eternalisatie noemen. Nationale karakters worden vooral in de media duidelijk naar voren gebracht. Of in dit geval vooral tegenover elkaar geplaatst. Nederland tegen Duitsland. Het zal ook geen toeval geweest zijn dat juist de wedstrijd tegen Duitsland en niet de verloren finale van vier jaar later tegen Argentinië werd uitgekozen. Die (wed)strijd tussen Nederland en Duitsland werd inderdaad uit zijn historische context gehaald en als ‘terugkerend’ gepresenteerd. Het was bovendien een opsteker voor het Nederlandse publiek dat er nu wel werd gewonnen met 2-1. Dat ‘geëternaliseerde gevoel’ zou ook tijdens het EK nog terugkeren.

228

Bijvoorbeeld NOS Journaal (12 november 1983) en NOS Journaal (13 december 1983), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 229 Voetbal ’80: Replay WK’74 (VARA 3 juli 1984), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

71


‘Captain Dread’

Een ander teken dat er in de jaren tachtig ook positieve ontwikkelingen met betrekking tot het Oranjegevoel waren, was de vondst van een nieuwe held. Voor een gevoel van nationale trots is het wenselijk, en misschien zelfs noodzakelijk, dat er een bepaald punt of een bepaald persoon is waarop dit gevoel zich kan richten. In 1974 was dit onherroepelijk Johan Cruijff geweest. Hoewel hij niet altijd positief in het nieuws kwam was hij het aandachtspunt en de hoop van het Nederlandse voetbal geweest. Bij dergelijke helden lijkt het overigens gewoon te zijn dat er sprake is van een zekere haatliefde verhouding. In 1978 moest er door het ontbreken van Cruijff een nieuwe held gevonden worden. Johan Neeskens kwam daarvoor het meest in aanmerking. Vandaar ook dat zijn moeder was gevolgd tijdens de finale in Argentinië. In de jaren tachtig was er sprake van een nieuwe generatie voetballers, zonder Cruijff of Neeskens. En dus moest er een nieuwe held gezocht worden waarop het Oranjegevoel zich kon richten. Na de Tweede Wereldoorlog trokken veel hoofdzakelijk goed opgeleide Surinamers naar Nederland. Zij hadden automatisch de Nederlandse nationaliteit. Een nieuwe toename kwam vanaf 1975, toen het land onafhankelijk werd. In de jaren tachtig volgde nog een impuls door de oorlog tussen rebellenleider Ronnie Brunswijk en Desi Bouterse. Hoewel velen van hen het bij aankomst niet gemakkelijk hadden, vertolkten voetballers als Humphrey Mijnals, Ruud Gullit en Frank Rijkaard kansen op succes en succesvolle integratie. Oranje werd dus een beetje oranjezwart, en kreeg steeds meer een multiculturele dimensie. Het is goed denkbaar dat daarmee bijvoorbeeld ook de Surinaamse bevolking steeds meer deel uitmaakte van, en zich verbonden voelde met, het Oranjegevoel. Ook dit is een vorm van unificatie die de Nederlanders ‘dichter bij elkaar’ kon brengen. Surinamers vormden dus een belangrijk onderdeel van de nieuwe generatie Oranjevoetballers. Het is daarom misschien ook niet verwonderlijk dat de nieuwe held van voetbalminnend Nederland Ruud Gullit werd. Gullit was vanaf 1983 zeer succesvol geweest. Eerst bij Feyenoord, later bij PSV. In 1984 en 1986 was hij Nederlands voetballer van het jaar geworden. Ook bij het Nederlands elftal nam hij een steeds prominentere rol in, om uiteindelijk zelfs aanvoerder te worden. Gullit werd het boegbeeld van het ‘nieuwe Oranje’, en misschien ook wel een beetje van het nieuwe Nederland. Dat het hier ging om een meer uitgesproken generatie blijkt overigens ook bij Gullit. Zo zette hij zijn bekendheid nog tijdens zijn carrière in voor de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika. En ook in de media speelde Ruud Gullit een hoofdrol. Het is daarom niet verrassend dat Brandpunt in november 1985 een reportage uitzond over de rol van Gullit in het nationale elftal. Kees Jansma bestempelde Gullit daarin al als ‘vandaag de dag de hoop van 72


het Nederlands elftal’.230 In de uitzending werden diverse slowmotion beelden van Gullit getoond onder begeleiding van melodramatische muziek. Verder was hij bij diverse programma’s te gast als er werd vooruitgekeken naar wedstrijden van het Nederlands elftal. Zo gaf hij in een uitzending van Sportpanorama samen met Hans Kraay een voorbeschouwing op de wedstrijd tegen Oostenrijk. Er werd gevraagd of hij het commentaar wilde geven bij de beelden van de eerdere wedstrijden.231 Een ander hoogtepunt is het gala rondom de verkiezing van Nederlands voetballer van het jaar, een door Adidas en Telesport gesponsord evenement.232 Dat dit overigens gebeurde vanuit de Philipshal is niet verbazingwekkend. Wanneer men de diverse beelden van het Nederlands elftal bekijkt, schitterde steeds vaker en prominenter de naam van Philips. Het Nederlands elftal kreeg steeds nadrukkelijker een commerciële dimensie. Dat was een ontwikkeling die in de jaren tachtig al in het clubvoetbal zijn intrede had gedaan. Maar nu speelde sponsoring en commercie ook bij Oranje een steeds grotere rol. Het gala werd overigens uitgezonden door Veronica, toen nog onderdeel van het publieke bestel. Uiteraard stond Gullit, die uitgeroepen werd tot voetballer van het jaar, volop in de belangstelling. Maar niet alleen op het gebied van voetbal. Gullit was een groot fan van het Amsterdams reggaebandje ‘Revelation Time’. Speciaal op zijn verzoek waren zij naar de studio gekomen. Zij zouden een speciaal lied over Gullit ten gehore brengen, en het was volgens de presentator de bedoeling dat Gullit mee zou doen. Het bandje bracht toen voor het eerst het lied ‘Captain Dread’ ten gehore, met Gullit die voor de show op de trommels meedeed.233 Op het WK zou dit lied, net als Gullit, uitgroeien tot een hit. De tekst is illustratief voor het beeld van Gullit: ‘He’s the first black captain of the national team’ en ‘he fights against apartheid’. Nederland had eindelijk weer een voetballer om trots op te zijn. Bovendien was hij met zijn opvallende verschijning (lange dreadlocks) een inspiratiebron voor de commercie en de verkleedpartijen van Oranjesupporters. Tijdens het EK vond onder meer de Oranje ‘Gullitpruik’ gretig aftrek. De pruik wordt tegenwoordig overigens nog steeds verkocht. In het voorjaar van 1987 was Gullit nogmaals groot nieuws. Het NOS Journaal bracht een reportage vanuit het KNVB Sportcentrum in Zeist. Daar was een fotosessie aan de gang met Ruud Gullit en Marco van Basten. Het grote nieuws was voornamelijk dat Gullit voor zeventien miljoen gulden (7,7 miljoen euro) was gekocht door het Italiaanse AC Milan. Dat was een recordbedrag voor die tijd, en het interview met Gullit ging dan ook vooral over

230

‘Brandpunt’, KRO (10 november 1985), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘Sportpanorama’, AVRO (29 april 1985), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 232 Voetballer van het Jaar 1986, Veronica (9 augustus 1986), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 233 Ibidem. Het lied is ook te bekijken op YouTube. Beschikbaar op http://www.youtube.com/watch?v=4kKB64TL1ew 231

73


geld. De nieuwe ster probeerde echter zo gewoon mogelijk te blijven door te stellen dat hij er zelf ‘niet zoveel om geeft’.234 De aandacht voor Gullit overschaduwde, zoals het een echte held betaamt, zelfs de voorbereiding op de wedstrijd tegen Griekenland. Al deed die wedstrijd er na de overwinning op Cyprus niet meer toe. Ondertussen was ook het lied van Revelation Time aan een opmars begonnen. Op 29 maart was er een speciale uitzending van Hollandse Nieuwe met aandacht voor een feest ter ere van Surinaamse sporters in Nederland. Opnieuw werd daar ‘Captain Dread’ ten gehore gebracht.235 Het feit dat Gullit naar Italië vertrok betekende ook dat hij afscheid moest nemen van zijn actieve rol bij Revelation Time. Daarom was er op de radio een soort afscheid georganiseerd, met onder meer een vraaggesprek over muziek met Gullit (‘Reggae is mijn muziek’). En uiteraard een optreden van de band. 236 Langzaam maar zeker begon het lied een begrip te worden. Uiteindelijk leverde de populariteit van Gullit de band zelfs enkele optredens in Italië op, en zou de band in 1988 een hit scoren. Opvallend genoegd wel met een ander nummer dan ‘Captain Dread’.

Voetbal en samenleving: een ‘Dutch Miracle’? Het is opvallend hoe de gebeurtenissen binnen de Nederlandse maatschappij en politieke cultuur gelijke tred hielden met het voetbal en het Nederlands elftal. In alle opzichten was de eerste helft van de jaren tachtig een periode van achteruitgang. Maar vanaf de tweede helft van het decennium kwamen er op beide fronten tekenen van herstel. Het Nederlands elftal leek een vorm van hoop te bieden die Nederland nodig had, en die ook op sociaal en economisch vlak zijn intrede deed. In dat opzicht is de toegenomen aandacht voor het Nederlands elftal op de televisie een teken aan de wand. Dat was misschien nog het meest zichtbaar bij het NOS Journaal. Steeds meer werd het Nederlands elftal benaderd als een zaak van nationale proporties. Bovendien vond Nederland een nieuwe ‘held’ in de persoon van Ruud Gullit. ‘Captain Dread’ werd de personificatie en het referentiepunt van de nieuwe hoop. Opnieuw breidde de televisie dus haar rol als ‘katalysator’ van nationaal gevoel en nationale identiteit uit. Daarbij kwam er een steeds sterkere visuele en verbale dimensie naar voren. Dit alles toont tevens aan dat de moeilijke periode van de jaren tachtig niet had geleid tot het verdwijnen van het Oranjegevoel. Kennelijk hadden de oplevingen van 1974 en 1978 toch een plek gevonden in het collectieve geheugen van Nederland, zoals ook blijkt uit de voortdurende referentie naar 1974. Op de achtergrond sluimerde het Oranjegevoel nog steeds. Het bomincident lijkt een punt geweest te zijn waarop alle maatschappelijke en 234

NOS Journaal (23 maart 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘Hollandse Nieuwe’, VARA (29 maart 1987), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 236 ‘De Rode Draad’, VARA Radio (23 mei 1985), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 235

74


sportieve problemen op het laatste moment nog een keer samenvielen. Bijna werd de ‘nieuwe hoop’ Nederland ontnomen. Deze gebeurtenis mag niet onderschat worden. Onder aanvoering van het NOS Journaal werd dit als een zaak van nationaal belang gepresenteerd. Zeker wanneer er gesproken werd over de ‘oneerlijkheid’ voor Nederland kon er sprake zijn van een zekere unificatie. Bovendien zorgde het vandalisme en het bomincident er voor dat de supporters bij het EK onder een vergrootglas kwamen te liggen. Na een periode van sociale, politieke en economische tegenstellingen begon Nederland zich steeds meer één te voelen. Daarbij speelde ook de nieuwe, multiculturele dimensie van het Nederlands elftal en het Oranjegevoel een rol. Er valt daarom wat voor te zeggen dat juist deze moeizame periode, de crisis van het Nederlandse voetbal als zijnde een nationale crisis en zeker het bomincident konden fungeren als punten van ‘unificatie’. Ook dat was in zekere zin een ‘Dutch Miracle’. Dit alles leidde er toe dat het Oranjeenthousiasme in 1988 al ruim voor het toernooi begon op te leven. Dat was een nieuwe ontwikkeling ten opzichte van de jaren zeventig. Het enige dat nog ontbrak was een (sportief) succes waarbij deze wonderlijke ontwikkelingen tot een hoogtepunt konden komen.

75


IV – Het hoogtepunt van de Oranjegekte als uiting van nationale identiteit

Het Oranjegevoel had de moeizame jaren tachtig dus overleefd. Misschien was het er zelfs wel sterker door geworden. In tegenstelling tot de voorgaande grote toernooien werd er in 1988 ruim van tevoren toegewerkt naar ‘Oranje’. Dat had voor een groot deel te maken met de gebeurtenissen die in het vorige hoofdstuk geschetst zijn. En dat gebeurde zeker niet alleen op een zakelijke en terughoudende manier. Integendeel, Oranje werd met beide handen aangegrepen. Zowel door de televisie, de commercie als door de supporters. Het leek Nederland niet uit te maken of er eventueel een succes gevierd kon worden. Na jaren van economische en politieke malaise had het land weer iets om naar uit te kijken. Zeker toen de ‘eeuwige’ rivaal West-Duitsland op het pad kwam. ‘Nederland was in de zomer van 1988 op een onvoorstelbare manier van Oranje gaan houden’.237

Nederland houdt van Oranje Het is tekenend dat het beste voorbeeld van dit oranje-enthousiasme, afgezien van de gekte na de uiteindelijke winst, voorafgaand aan het EK plaatsvond. Het gaat om een speciaal ingelast televisieprogramma van de TROS met de veelzeggende titel Nederland houdt van Oranje.238 Dat werd op 27 mei uitgezonden, een kleine drie weken voor de eerste wedstrijd van Nederland tegen de Sovjet-Unie. Het was een rechtstreekse uitzending van anderhalf uur vanuit hotel Huis ter Duin, en het programma stond bol van nationaal getinte sentimenten. Niet alleen de titel was daar een voorbeeld van. Alleen al de vormgeving sprak boekdelen. Zo bestond de titelbalk uit een rood-wit-blauwe vlag en streep, met daar bovenop een groot oranje hart. In de leader van het programma kwam steeds weer een oranje hart voorbij. ‘Wij gaan hier het feest vieren dat Nederland van Oranje houdt’, zo opende presentator Walter Thiemesen de avond. Naast het feit dat daarmee uitdrukking werd gegeven aan een nationaal gevoel van eenheid, was het ook de perfecte belichaming van de TROS-gedachte: de grootste familie van Nederland. Nederland en ‘Oranje’ werden zo verbonden in één nationale familie. Ook de inrichting van de zaal in het hotel stond volledig in het teken van Nederland. Zo waren er diverse haringkraampjes met rood-wit-blauwe luifeltjes, hingen er overal oranje ballonnen en waren de tafels voorzien van oranje servetten. Deze dingen hadden geen enkele praktische betekenis, maar lijken uitsluitend bedoeld om een ‘Oranjegevoel’ te creëren. Ook het logo van deze avond was overal te zien: de tekst Nederland, gevolgd door een groot

237 238

Auke Kok, Wij hielden van Oranje, 8. ‘Nederland houdt van Oranje’, TROS (27 mei 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

76


oranje hart, met daaronder de tekst Oranje (‘Nederland loves Oranje’). Dat zijn duidelijk visuele pogingen om een Oranjegevoel te creëren. Allereerst werd een overzicht getoond van ‘hoe we er ook alweer gekomen waren’. Daarin werden de hoogtepunten van de hele kwalificatiereeks nog eens getoond. Maar ook de dieptepunten. Zo verscheen er bij het bomincident tegen Cyprus een groot en verscheurd oranje hart in beeld. Dit suggereert overigens dat er ook tijdens de kwalificatie sprake was geweest van een universele en onvoorwaardelijke Oranjeliefde. Dat was niet het geval. Het zou kunnen dat het bomincident tegen Cyprus een deuk in de nationale trots had veroorzaakt. Misschien dat er daarom sprake was van opluchting en een hernieuwd enthousiasme. Toch het belangrijk om te bedenken dat de feestelijke avond en de live-uitzending een initiatief van de televisie en in het bijzonder de TROS waren. De publieke omroep zou de maand daarop het EK gaan uitzenden. Omdat de periode vanaf 1978 zo weinig succesvol was geweest is het goed denkbaar dat men een zeker enthousiasme wilde ‘kweken’, om zo verzekerd te zijn van een publiek dat in ieder geval een beetje mee kon leven. Dat had men in de jaren zeventig ook al gedaan, maar in 1988 werd dit nog serieuzer aangepakt. Ook hier speelden commerciële belangen van de publieke omroep dus een rol. Misschien dat daarom het evenement werd benaderd als een nationale gebeurtenis. Zo sprak Jack van Gelder (toen nog met haar) regelmatig in de wij-vorm. Naast de visuele uitingen van nationale identiteit, zoals oranje servetten, haringkraampjes en het logo, werd dus ook op een verbale manier ingespeeld op het nationale Oranjegevoel. Er werd uitgebreid vooruitgekeken naar wat er in juni allemaal stond te gebeuren. Elke groepswedstrijd van Nederland werd besproken, onder meer met bondscoach Michels. De tegenstander werd even genoemd en er kwam een kaartje in beeld met de speelsteden. Die speelsteden werden, hoe kon het ook anders, geïllustreerd met een oranje balletje. Nog niet eerder was er zo ruim van tevoren, zo uitgebreid en op zo een bijna chauvinistische manier vooruitgekeken naar een groot toernooi. Verder werden vanuit Duitsland beelden getoond van het hotel waar Nederland zou verblijven, compleet met beelden van het personeel dat straks zou zorgen voor ‘onze jongens’.239 Een dergelijke feestavond kon natuurlijk niet zonder het nodige entertainment. Opvallend is dat het Nederlands elftal deze keer actief meedeed aan dit entertainment. Dit had opnieuw alle tekenen van een charmeoffensief, misschien wel op instigatie van de televisiemakers. Eerst zong trainer Rinus Michels een soort operalied, tot verbazing en hilariteit van de spelersgroep. Vervolgens mocht ook Revelation Time weer op komen draven. Zij zongen nu eens een keer niet over ‘Captain Dread’, maar brachten hun lied ‘South Africa’ ten gehore. Dat ging niet over Gullit, maar de aanvoerder was wel gastmuzikant op deze single, die in datzelfde jaar de derde plek in de Top 40 zou bereiken.

239

Ibidem.

77


Misschien wel voornamelijk dankzij de medewerking van Gullit. Maar het hoogtepunt van de avond was de afsluiting door André Hazes. Samen met het Nederlands elftal, voor die gelegenheid omgedoopt door de presentatoren tot ‘Oranje All Stars’, bracht hij het inmiddels legendarische nummer ‘Wij houden van Oranje’ ten gehore. De spelers leken de tekst toen nog niet zo goed te kennen, maar zouden later samen met Hazes een single opnemen. 240 Zo was op die avond in mei de toon gezet voor de weken die nog zouden komen. Ook al gaf de avond op dat moment meer blijk van enthousiasme bij de publieke omroep dan bij de Nederlandse bevolking. Maar die bevolking werd nu wel ruim van tevoren ‘warm gemaakt’ voor het Nederlands elftal en het aanstaande EK. De televisie nam een actievere rol dan ooit tevoren. Deze rol zou in de weken van het EK nog verder uitgebreid worden. Dit leidde tot een ongekende hoeveelheid aandacht voor het Nederlands elftal. Maar ook de manier waarop er verslag werd gedaan van ‘Oranje’ veranderde. Daarbij kwamen onder meer de supporters steeds meer op de voorgrond te staan, en was er sprake van veel minder zakelijke en meer ludieke verslaggeving. Op 3 juni, nog altijd ruim een week voor het begin van het toernooi, was er in TROS Sport een reportage die blijk gaf van deze nieuwe manier van verslag doen. Er werd toen een livereportage (!) uitgezonden waarin Sierd de Vos verslag deed vanuit het hotel in Mettman. Daar was het Nederlandse team inmiddels aangekomen, en hadden ze volgens de verslaggever mogen genieten van tomaten-crèmesoep met een stukje tong.241 Ook bij de persconferentie van Michels was het volgens hem ‘lachen, gieren, brullen’ geweest bij de bespreking van het menu voor de volgende dag: crèmesoep, gesneden kip en kalfsoester. Dat is in feite natuurlijk totaal overbodige informatie, maar op die manier kon het publiek wel ‘meeleven’ met het Nederlands elftal. Men werd er als het ware bij betrokken. Na afloop van de reportage uit Duitsland volgde de leader (introductiefilmpje) van Nederland houdt van Oranje. Daarbij ging het behalve om het oranje hart ook om beelden van een wave in een stadion met Oranjesupporters, begeleid door het bombastische ‘The Final Countdown’ van Europe. Bij de feestelijke uitzending in mei was een prijsvraag uitgeschreven. Daarvan zou in het programma de uitslag volgen. De 200.000 briefkaarten die waren opgestuurd laten zien dat de actie met redelijk enthousiasme door het publiek was ontvangen. Vol trots werden de vele postzakken en brieven prominent in beeld gebracht. De prijzen waren dan ook niet verkeerd: een auto waarmee men naar de EK-wedstrijden kon, televisies en reizen. Aan het eind van het programma kwamen alle prijswinnaars in beeld. Dat gebeurde tegen een feloranje achtergrond, terwijl ‘Wij houden van Oranje’ van Hazes op de achtergrond klonk. Steeds meer en steeds nadrukkelijker nam de televisie een actieve rol bij de visuele, verbale 240 241

Ibidem. TROS Sport (3 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

78


en commerciële benadering van het Oranjegevoel.

Supportersgeweld Het leek er op dat het bomincident de aandacht voor het Nederlands elftal had vergroot. Oranje was op de beruchte woensdagavond in oktober letterlijk in één klap wereldnieuws geworden. Het leidde er echter ook toe dat in de weken voor en tijdens het EK de aandacht voor eventueel supportersgeweld groot was. Vooral voor de Engelse ‘hooligans’ werd gevreesd: in Engeland was in de jaren tachtig sprake geweest van een sterke toename van voetbalvandalisme. Een dieptepunt werd bereikt op 29 mei 1985 bij het zogenaamde Heizeldrama. Bij de finale van de Europa Cup I van een jaar daarvoor waren de Engelse supporters in Rome zwaar mishandeld door supporters van het Italiaanse Juventus. Zij waren uit op revanche. Op de dag van de finale was het al tot gewelddadige confrontaties gekomen tussen beide supportersgroepen. Het feit dat er in het stadion een vak voor neutrale supporters was vrijgemaakt, leidde er toe dat veel Belgen hun kaarten hadden verkocht aan supporters van Juventus. Slechts een dun hek scheidde de Engelse en Italiaanse supporters.242 Toen de Engelse supporters uiteindelijk door het hek braken konden de aanhangers van Juventus geen kant op. Een betonnen muur blokkeerde hun vluchtroute. De supporters raakten in paniek en verdrongen zich massaal tegen de muur. Dat kon zelfs het beton niet aan. De muur stortte in en diverse supporters werden onder het puin bedolven. 39 personen lieten het leven, enkele honderden raakten gewond. Uit angst voor verdere escalatie werd de wedstrijd uitgespeeld, net als later de wedstrijd Nederland tegen Cyprus. Maar niemand bekommerde zich nog om de uitslag. Dit soort zaken moesten tijdens het EK te allen tijden voorkomen worden. De KNVB had zich bediend van een streng systeem voor de kaartverkoop. Registratie was daarbij verplicht, zodat eventueel bekende relschoppers uitgesloten konden worden. Er was een zwarte lijst opgesteld van tweeduizend personen. Dit systeem verliep echter niet vlekkeloos. Vandaar dat er in een reportage van Hier en Nu uitgebreid aandacht was voor mogelijke problemen tijdens het EK.243 Er waren begin juni nog ongeveer zevenduizend kaarten te koop, maar het aantal belangstellenden was vele malen groter. Ook dat was natuurlijk een teken van het enthousiasme onder de Nederlandse supporters: inmiddels waren er al 72.000 kaarten verkocht. Maar in het verkoopsysteem was een lek opgetreden, waardoor volgens een politiewoordvoerder verschillende ‘risicosupporters’ aan kaarten 242

James Ducker en Tom Dart, ‘Night of mayhem in Brussel that will never be forgotten’, The Sunday Times Online (19 maart 2005). Beschikbaar op: http://www.timesonline.co.uk/tol/sport/football/premier_league/liverpool/article432169.ece 243 ‘Hier en Nu’, NCRV (7 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

79


hadden kunnen komen. In de reportage werden de jaren vijftig, toen je nog met je kind naar het voetbal kon, vergeleken met de huidige situatie. ‘Vroeger wisten we nog niet van het bestaan van voetbalvandalisme’. Daarna volgden beelden van supportersgeweld uit de jaren tachtig, en werd onder meer gerefereerd aan teksten als ‘We gaan op jodenjacht’. Ook werden beelden getoond van de wapens die voetbalvandalisten gebruikten. De meeste angst was er volgens het programma voor de Engelse ‘horden’ hooligans, daarbij opnieuw verwijzend naar het Heizeldrama. Het leek een waarschuwing aan het adres van de vele Nederlandse supporters die van plan waren naar Duitsland af te reizen. Mensen die dronken Duitsland of het stadion in wilden zouden zonder pardon geweigerd worden. Opvallend genoeg was er zelfs in het Jeugdjournaal aandacht voor de problemen met supportersgeweld. In plaats van de wedstrijd van het Nederlands elftal ging het op de dag van de eerste wedstrijd over de Engelse supporters. Daarvan waren er een aantal gearresteerd na openbaar dronkenschap en vernielingen. Er werden beelden getoond van diverse hooligans die werden afgevoerd. De reportage was overgenomen van het Engelse ITN (Independent Television News), maar het is toch wel verrassend dat het Jeugdjournaal daar op die manier aandacht aan besteedde. Dat werd kennelijk belangrijker gevonden dan de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal. Maar de uitgebreide aandacht voor de Engelse supporters had ook te maken met het feit dat Nederland het in de tweede groepswedstrijd moest opnemen tegen Engeland. Vandaar dat bij de voorbeschouwingen op deze wedstrijd de gang van zaken rondom de supporters een belangrijke rol speelde. Zo was er in TROS Aktua een uitgebreide vooruitblik op de wedstrijd, met naast de gang van zaken rondom het Nederlandse team ook veel aandacht voor het supportersgeweld van Engelse zijde.244 Er werd melding gemaakt van de arrestatie van ongeveer honderd Engelsen. Een dag later, op de wedstrijddag, besteedde ook het NOS Journaal hier aandacht aan. De Engelsen hadden immers weer ‘huisgehouden’ op het station in Düsseldorf, de stad waar de wedstrijd tussen Nederland en Engeland zou plaatsvinden. Er werden diverse beelden getoond van de aangerichte schade (onder meer van vernielde winkelruiten en auto’s) en het hardhandige optreden van de Duitse politie. Een flink aantal arrestaties was het gevolg.245 Men was bang voor een confrontatie tussen Nederlandse en Engelse supporters, getuige ook het NOS Journaal. Treinen met Nederlandse supporters stroomden binnen, maar werden via de zijkant geleid om de Britten aan de voorzijde te vermijden. Ook bij het stadion werden strenge veiligheidsmaatregelen genomen: bijna iedereen werd gefouilleerd en moest een blaastest afleggen. In hetzelfde journaal werden ook nog beelden getoond van Engelse supporters die in Hoek van Holland aankwamen.‘If England lose it could be big trouble’, zo wist één van de Engelse supporters 244 245

TROS Aktua (14 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (15 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

80


te melden. Tot grote problemen kwam het echter niet. Niet in Hoek van Holland, maar ook niet in Düsseldorf. Terwijl het Nederlands elftal de Engelsen daar trakteerde op een 3-1 nederlaag. Het was de tweede verliespartij voor de Engelsen, die daarmee zo goed als zeker uitgeschakeld waren voor de halve finale. Ook in de journaals van 16 en 17 juni was er opnieuw aandacht voor de problemen met Engelse hooligans. Er werd een item van bijna drie minuten getoond met een persverklaring van minister Douglas Hurd.246 Volgens hem was iedereen in Engeland verafschuwd door de gebeurtenissen in Duitsland. Het Engelse parlement drong aan op strenge maatregelen. De volgende dag waren er echter opnieuw problemen geweest met Engels supportersgeweld.247 Enkele dagen later echter was de uitschakeling definitief en konden de Engelse supporters niets anders dan huiswaarts keren. Dat was voor de Duitse politie en de Britse regering waarschijnlijk een hele opluchting. Het leidde er ook toe dat de aandacht op televisie voor het (hoofdzakelijk Engelse) supportersgeweld tot een einde kwam. Mede daardoor kon de Nederlandse televisie zich gaan richten op Oranje, dat inmiddels op sportief gebied vooruitgang boekte. Toch had de bijna dagelijkse aandacht voor het Engelse supportersgeweld de Nederlandse supporters niet overschaduwd. Sterker nog, regelmatig werden beelden van de agressieve Engelsen geplaatst tegenover beelden van feestende, in oranje gestoken Nederlandse supporters. Het leek er op dat Nederland, na het beschamende incident tegen Cyprus, wilde laten zien dat het een voorbeeld kon zijn op het gebied van voetbalsupporters. De aandacht voor de Engelse supporters leidde dus ook tot meer aandacht voor de Nederlandse supporters.

De ‘Oranjegekte’ als voorbeeld voor Nederland en de wereld Zo werd er in het NOS Journaal direct na de beelden over de Engelse vernielingen een item uitgezonden over de Nederlandse supporters.248 Die waren in vele busladingen op weg naar Duitsland: er werden ongeveer veertigduizend Nederlandse fans verwacht. Het enthousiasme was daarbij groot, ondanks de onverwachte en volgens velen onterechte nederlaag in de eerste wedstrijd tegen de Sovjetunie (op 12 juni). Volgens het journaal was er sprake van een goede sfeer. De positieve feestende Nederlandse supporters werden tegenover de hoofdzakelijk negatief in het nieuws komende Engelsen geplaatst. Ook na de nederlaag tegen de Sovjet-Unie was er aandacht voor de Nederlandse supporters, wederom in het NOS Journaal.‘De klap kwam hard aan bij de 40.000 (!)

246

NOS Journaal (16 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (17 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 248 NOS Journaal (15 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 247

81


Oranjesupporters in Keulen’.249 Dit bijna absurde aantal supporters toonde aan dat succes nauwelijks een rol speelde: de eerste wedstrijd was immers verloren. Er werden beelden getoond van afdruipende Nederlandse supporters. De verslaggeefster maakte melding van het feit dat de supporters zich volgens de politie goed hadden gedragen. Volgens haar vooral omdat zij zich afvroegen hoe het toch mogelijk was geweest: het Nederlands elftal had het Sovjetdoel immers negentig minuten lang bestookt, maar toch verloren.‘Maar in de kleine uurtjes kwam het optimisme toch weer naar boven’. ‘Het ziet er slecht uit? Ben je mal man! Woensdag winnen we!’, aldus een Nederlandse supporter aan de bar in een Duits café. Ook twee volledig in oranje gestoken huisvrouwen reageerden na de wedstrijd ondanks de teleurstelling optimistisch. Langzaam maar zeker werden de Nederlandse supporters het toonbeeld van ‘gezelligheid’ en optimisme. Niet in de laatste plaats doordat zij volop in de belangstelling van de televisieprogramma’s stonden. Uit die programma’s blijkt ook goed hoe ‘oranje’ de Nederlandse supporters waren. In het NOS Journaal van 15 juni werd verslag gedaan van Oranjesupporters in de binnenstad van Düsseldorf. Die waren gemoedelijk aan het feesten, met opvallend veel oranje en Nederlandse vlaggen. Ook de Gullitpruik was daarop te zien, en regelmatig werd er ‘Oranje boven’ gezongen. Ook in de stadions leek het zo nu en dan wel of het Nederlands elftal in eigen land speelde, zoveel oranje was er te zien. Wedstrijdverslagen waren voor dit onderzoek zoals gezegd niet beschikbaar. Maar het blijkt wel uit samenvattingen en beelden van wedstrijden in onder andere de journaals en sportprogramma’s. Ook tijdens reportages over de voorbereiding op een wedstrijd of over de Nederlandse supporters werden regelmatig beelden getoond uit het stadion. En dat leek weinig tot niets te maken te hebben met eventuele successen. Dat gold zowel voor de Oranjegekte zelf als voor de mediaaandacht. Zo waren er op 12 juni in het NOS Journaal al beelden van bussen vol met supporters die in colonne op weg waren naar Duitsland. Supporters waren gehuld in bijna aftandse rood-wit-blauwe gebreide truien, en droegen oranje petjes en shirts.250 Voor vertrek en onderweg werd ‘Olé, we are the champions’ veelvuldig gezongen. Ook de belangstelling voor kaarten voorafgaand aan het toernooi en het enthousiasme dat na de nederlaag in de eerste wedstrijd bleef bestaan, plaatsen vraagtekens bij de ‘succesthese’. Uiteraard werd het enthousiasme wel groter naarmate de kansen op succes toenamen. Dat is niet meer dan logisch. Maar succes was zeker in 1988 geen voorwaarde voor het enthousiasme. Ook de spelers verbaasden zich zo nu en dan over de sfeer in het stadion. Zo vond keeper Hans van Breukelen het ongelofelijk hoe oranjewit alles was geweest bij de wedstrijd tegen Engeland.251 In datzelfde EK Journaal sprak hij over de wedstrijd tegen Engeland als 249

NOS Journaal, (13 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (12 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 251 ‘EK Journaal’, TROS (15 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 250

82


‘een hele happening voor de supporters en mensen thuis’. Steeds meer werden beelden getoond waarin de Nederlandse driekleur en natuurlijk oranje de boventoon voerden. In dat opzicht werden het Nederlands elftal en het EK door de televisie ook via beeld steeds meer benaderd als een nationale aangelegenheid. Er was meer dan ooit sprake van een actieve rol bij de unificatie van Nederland rondom het voetbal. De supporters en hun positieve uitdossingen speelden daarin een hoofdrol. Het aantal programma’s dat aandacht besteedde aan de ontwikkelingen op het EK nam daarbij zienderogen toe. Ook de manier waarop verslag werd gedaan speelde daarbij een rol. Vooral het NOS Journaal belichaamde deze ontwikkeling, maar ook programma’s die specifiek over het Nederlands elftal en het EK gingen geven daar een goed beeld van.

Televisieverslaggeving Allereerst valt vooral de hoeveelheid aandacht die het NOS Journaal aan het Nederlands elftal besteedde op. Vanaf de eerste wedstrijd op 12 juni was er bijna dagelijks sprake van één of meerdere items over het Nederlands elftal. Dat blijkt alleen al uit de gebruikte bronnen voor dit hoofdstuk. Daarbij ging het niet alleen om een korte berichtgeving over een uitslag. Achtergronden, supporters en samenvattingen van wedstrijden kwamen uitgebreid aan bod. In het NOS Journaal van 15 juni zaten maar liefst vijf items over het EK en het Nederlands elftal. Ook binnenlandse aangelegenheden werden zelfs zo nu en dan gekoppeld aan de ‘EK-sfeer’. Zo was er volgens het journaal bij de blokkade die enkele binnenvaartschepen bij Woudrichem hielden (er waren felle ongeregeldheden binnen de binnenvaartwereld vanwege onenigheid over vergunningen) sprake van een goede sfeer tussen politie en actievoerders, omdat men gezamenlijk zou gaan kijken naar de wedstrijd tussen Nederland en Engeland van die avond. Naast de al genoemde items over de Engelse en Nederlandse supporters volgde aan het eind van dit journaal ook nog een samenvatting van de wedstrijd tussen Nederland en Engeland. Daarmee kwam het totaal aantal minuten dat over Oranje en het EK ging op tien: bijna de helft van de hele uitzending. Bovendien werd niet alleen verslag uitgebracht van verrichtingen van Nederland. Op 14 juni waren er ook beelden geweest van de wedstrijd tussen Denemarken en West-Duitsland.252 Daarbij ging het niet om de groep van Nederland. Het zou kunnen dat men dit deed vanwege het feit dat Duitsland het gastland was, maar het lijkt waarschijnlijk dat in het achterhoofd toch een eventuele ontmoeting met Nederland meespeelde. Een dag later volgden tevens beelden van de wedstrijd tussen de Sovjet-Unie en Ierland. Deze uitslag was uiteraard van belang voor het Nederlands elftal. Deze uitgebreide

252

NOS Journaal (14 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

83


aandacht voor wedstrijden en gebeurtenissen die niet direct betrekking hadden op ‘Oranje’ was door het NOS Journaal nog niet eerder vertoond. Ook al was het wellicht komkommertijd, er werd toch gekozen voor de gebeurtenissen in Duitsland. Het gehele EK werd geacht een zaak van nationaal belang te zijn. Ook de TROS hielp nog steeds actief mee aan deze uitgebreide Oranjebeleving op de televisie. Dat was al gebeurd met de thema-avond Nederland houdt van Oranje. Maar ook het wekelijkse actualiteitenprogramma TROS Aktua, dat normaliter niet in het teken stond van sport, bracht in iedere uitzending reportages. Vaak met een zeer hoog ‘Oranjegehalte’. In de voorbeschouwing op de wedstrijd tegen Engeland werd wederom rechtstreeks overgeschakeld naar verslaggever Sierd de Vos in Duitsland. Hij zat tegen een achtergrond aan van het ‘Nederland loves Oranje’-logo. De Vos sprak over ‘de dag van de waarheid, zowel voor de elftallen als voor de supporters’. Op een informele manier werd verslag gedaan uit het kamp van het Nederlands elftal. Men is zelfs tweehonderd kilometer gereisd om een item te maken over de Ierse ploeg, die in de eerste wedstrijd immers had weten te winnen van Engeland. De verslaggever sloot af met de woorden ‘De mannen die het moeten gaan maken morgen gaan nu slapen. En wij gaan voor ze duimen’.253 Daarnaast verzorgde de TROS ook het dagelijkse EK Journaal. Helaas is hier maar een enkele uitzending van opgenomen in het archief.254 Maar uit de enige uitzending die wel te bekijken is blijkt wel het karakter van dit nieuwe fenomeen. Daarin werd uitgebreid teruggekeken op wedstrijden van het Nederlands elftal, met interviews en beelden. Ook hier staat de TROS-leus ‘Nederland houdt van Oranje’ centraal. Opvallend is het grote aantal vertoonde beelden van Oranjesupporters in en rondom het stadion die tussendoor getoond werden. Het programma, dat een half uur duurde, was de eerste van zijn soort op televisie. Bij eerdere toernooien waren er bijvoorbeeld wel WK Journaals geweest, maar altijd op de radio. Bovendien was het karakter van de verslaggeving veel ‘informeler’ dan bij die radiojournaals. Ook televisieprogramma’s waren niet eerder zo duidelijk gericht op entertainment, en dan vooral op het EK als zijnde een nationale gebeurtenis. Het beste voorbeeld van deze nieuwe verslaggeving was het humoristisch ingestelde programma dat Henk Spaan en Harry Vermeegen voor Veronica maakten, onder de titel VeronEKa. In juni deden zij vijf uitzendingen lang verslag vanuit Duitsland.255 Daarbij is niet zozeer de inhoud van het programma interessant, al ging het wel vaak om extreem luchtige en ludieke interviews met spelers. Maar vooral de opzet en het uiterlijk van het programma zijn tekenend. Henk en Harry waren omgedoopt tot Heinz en Harry. Neem alleen al het openingslied: ‘Bitte, bitte…jaaa Bitte! Ja wij gaan naar Mofrika!’. Het programma 253

TROS Aktua (14 juni 1998), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘EK Journaal’, TROS (15 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 255 Veronica Sport/’VeronEKa’ (12, 15, 18, 22 en 25 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. De genoemde fragmenten komen uit de uitzendingen van 15 en 22 juni. 254

84


leek ook vooral bedoeld om de Duitsers een beetje belachelijk te maken. ‘Bitte bitte bitte bitte ja, knallen wij die Mannschaft plat, in hun eigen Heimat’. De titels die in beeld kwamen waren verder allemaal knaloranje, en tussendoor werden regelmatig sfeerbeelden getoond van feestende en uitgedoste supporters. Harry Vermeegen liep vrijwel altijd met een oranje zakdoek in zijn borstzakje en had regelmatig een ‘Gullitpruik’ op. Het was bij uitstek een programma dat gericht was op het nationale (Oranje)gevoel. Het programma’s paste daarmee overigens goed in het vernieuwende en jonge karakter van deze (toen nog publieke) omroep. Veronica en in mindere mate ook de TROS gaven blijk van de commerciële belangen en interesses van de publieke omroep. Waarschijnlijk werd deze verandering nog versterkt door de naderende komst van commerciële omroepen. Ondertussen was ook de nieuwe held Gullit nog even in het zonnetje gezet, in een speciale thema-uitzending die gerust als een epos voor de Nederlandse aanvoerder gezien kan worden. Bijna vanzelfsprekend had de VARA-uitzending van ruim een half uur de titel Captain Dread.256 De nadruk werd daarin gelegd op de ‘gewone’ kant van Gullit: de echte Ruud Gullit. Het programma werd geopend met het gelijknamige lied van Revelation Time. Die band speelde een voorname rol in de special, vooral omdat deze was gemaakt tijdens de opname van het anti-apartheidslied ‘South Africa’. Tijdens het openingslied werden beelden getoond van Gullit als voetballer bij Milan en het Nederlands elftal. Ook waren er slowmotion beelden van Gullit met een ‘stop apartheid’-shirt aan. Het was vooral een erg luchtige reportage, waarin een zo positief mogelijk beeld van Gullit geschetst werd. Men ging met hem terug naar zijn oude buurt en zijn oude school. Hoogtepunt was een tweegesprek met Winny Mandela, die hem bedankte voor het opdragen van zijn prijs (Europees voetballer va het jaar) aan de strijd tegen apartheid. Het is goed denkbaar dat een dergelijke reportage, niet geheel toevallig uitgezonden tijdens het EK, de populariteit van Gullit bij de voetbalsupporters nog een duwtje in de rug heeft gegeven. Het gaf nog maar eens aan dat Gullit de nieuwe, onbesproken held van Oranje was. De opgevraagde kijkcijfers van dit EK lijken overigens opnieuw een vertekend beeld te geven. Dat komt waarschijnlijk doordat nog meer mensen gezamenlijk naar de wedstrijden keken. Zo werden volgens het KLO de eerste twee wedstrijden door 4,6 miljoen Nederlanders bekeken. Dat is nog minder dan bij enkele kwalificatiewedstrijden in de jaren tachtig.257 Dit lijkt opnieuw te komen doordat alleen de ‘thuiskijkers’ (d.w.z. het aantal televisies dat op de wedstrijd stond afgestemd) werden meegerekend. Mensen die bij de buren, vrienden of in de kroeg keken vallen hier dus niet onder. In dat opzicht zijn de kijkcijfers niet heel betrouwbaar en bruikbaar als het gaat om het exacte aantal kijkers, en daarom moet er in dat opzicht niet te veel waarde aan gehecht worden. Het is wel mogelijk 256 257

‘Gullit-special Captain Dread’, VARA (16 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Tabel 1, ‘Kijkcijfers tijdens grote toernooien van het Nederlands elftal 1970-1988’ , 103.

85


om verhoudingen tussen verschillende wedstrijden te schetsen. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de wedstrijden steeds massaler bekeken werden in de aanloop naar de finale. Waarschijnlijk werd het steeds meer een zaak van nationaal belang, waardoor ook de normaal gesproken minder ‘fanatieke’ Nederlanders gingen kijken. Dat de Nederlandse televisie zoveel aandacht had voor Oranje had ongetwijfeld ook te maken met het succes van de Olympische Winterspelen op televisie, in februari 1988. Toen hadden zowel de televisiemakers als de Nederlandse supporters kunnen proeven van Nederlandse successen: bij het schaatsen haalde Nederland drie gouden, twee zilveren en twee bronzen medailles. Ook toen waren de kijkcijfers hoog geweest, en het is goed denkbaar dat met name de televisiemakers dit succes wilden voortzetten bij het EK voetbal. Uiteindelijk speelde Nederland op 18 juni de beslissende groepswedstrijd tegen Ierland. Een overwinning was nodig om zeker te zijn van een plaats in de halve finale. Door een gelukkig doelpunt (‘een lucky maar wat geeft dat’) won Nederland met 1-0. Het NOS Journaal gaf die avond een samenvatting, waaruit wederom de immense oranje massa in het stadion bleek.258 Regelmatig werd er geschakeld naar beelden van het grootste Oranjevak. Er was eveneens ruimte voor enkele korte interviews met de spelers na afloop van de wedstrijd. Dat was voor 1988 eigenlijk alleen aan sportprogramma’s voorbehouden. Na de wedstrijd tegen de Ieren zou het enthousiasme bij de Nederlandse supporters en zeker ook bij de televisie een nieuwe vlucht nemen. In de halve finale wachtte immers het gastland en eeuwige rivaal West-Duitsland. Heel Nederland leek op wraak te zinnen voor de verloren finale van 1974.

Eternalisatie: de wraak voor 1974 Ook de supporters kwamen daarmee opnieuw op de voorgrond bij de televisie. Uit het NOS Journaal van 20 juni bleek de grote drukte bij de kassa van het stadion van FC Utrecht, waar de kaarten voor de aanstaande halve finale werden verkocht.259 Ook daar hing overigens de ‘Nederland houdt van Oranje’-poster. Kennelijk was de TROS er in geslaagd deze slagzin door heel Nederland te verspreiden. De gekochte kaarten werden triomfantelijk getoond aan de camera. Een dag later stond de wedstrijd tegen de Duitsers gepland. Op die avond stonden TROS Aktua en het NOS Journaal dan ook grotendeels in het teken van Nederland tegen Duitsland. Ook bij eternalisatie van de strijd tussen Nederland en Duitsland nam de televisie een steeds actievere rol. Uiteraard speelde de reportage van de TROS zich opnieuw af met op de achtergrond het inmiddels welbekende logo. Er was een zeer uitgebreid sfeerverslag van de wedstrijddag. 258 259

NOS Journaal (18 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (20 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

86


Daarin werd de gang van zaken rondom de supporters en de wedstrijd gevolgd, van zes uur in de ochtend tot aan de aanvangstijd van de wedstrijd (kwart over acht ’s avonds). Dit soort sfeerreportages kwam steeds vaker voor, en vooral wat betreft lengte en Oranjegehalte waren zij een nog niet eerder vertoond verschijnsel op de Nederlandse televisie. Allereerst kwamen een aantal spelers aan het woord over de voorbereiding. Daarna volgden beelden van een leeg station, vroeg in de ochtend. Op de achtergrond van diverse beelden klonken de geluiden van supporters en dramatische muziek. Onderin verschenen teksten over de gebeurtenissen die op beeld te zien waren: ‘08.00u, handel in kaartjes begint op zwarte markt’. Over kaarten was wel het een en ander te doen geweest. Zo was de kaartverkoop aan de Nederlandse supporters al vanaf het begin zeer chaotisch verlopen. Reden voor Michels om nog voor de eerste wedstrijd te stellen dat ‘de KNVB zich weer eens onsterfelijk belachelijk had gemaakt’. De relatie tussen de voetbalbond en het Nederlands elftal was überhaupt ronduit slecht te noemen. ‘De bobo’s’ (de term stond voor bondsbonzen en was nota bene geïntroduceerd door Gullit) stonden voor alles wat er mis was gegaan rond het Nederlands elftal. Reden voor Auke Kok om te stellen dat ‘in de optiek van Gullit, dus in de optiek van heel Nederland, want zo waren de verhoudingen wel, vormden bobo’s een noodzakelijk kwaad dat je buiten de deur moest houden als je succes wilde hebben’.260 En ook Michels had niets met de bondsofficials. Een goed voorbeeld deed zich voor na de eerste wedstrijd. Dat Nederland deze wedstrijd verloren had hielp waarschijnlijk ook niet mee aan het humeur van de bondscoach. Die verklaarde aan een official dat hij het geen manier van doen vond dat de spelers maar werden lastiggevallen door medewerkers en sponsors, die er geld voor over hadden om af en toe in de aanwezigheid van de voetballers te mogen verkeren. Vanaf toen weigerde Michels om de spelers nog vaker af te staan aan bijeenkomsten met sponsors.261 Er was dus sprake van een zeker ressentiment tegen de elite binnen het voetbal. In de jaren voorafgaand aan 1988 waren sponsors een steeds grotere rol gaan spelen binnen het voetbal (het was de tijd dat de ‘skybox’ zijn intrede deed in Nederlandse stadions). Ook op het trainingspak van het Nederlands elftal prijkte met grote letters ‘Philips’. Uiteraard kenden spelers en trainer het belang van sponsoring. Maar deze moderne ontwikkeling botste met de traditionele werkwijze van de oude ‘Generaal’ Michels. Toch was ook hij niet weg van een geintje. Vandaar dat hij enkele uren voor een wedstrijd met de spelersbus langs het sponsorhotel reed. ‘Onder algehele hilariteit zwaaiden de spelers naar de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Die wilden de voetballers toch zo graag van

260 261

Auke Kok, Wij waren de besten, 10. Ibidem, 20.

87


dichtbij zien?’.262 Het zijn mooie anekdotes, maar het is opvallend dat op televisie nauwelijks aandacht was geweest voor dit soort ‘akkefietjes’. Daar hield men het liever bij de zo goed aanslaande positieve benadering van het Nederlands elftal. Ook bij de kaartverkoop voor de wedstrijd tegen Duitsland had de KNVB geblunderd. De bond had benadrukt dat er met zesduizend stuks veel te weinig kaarten waren geweest voor alle belangstellenden. In de persoon van Hugo van Rhijn koos het NOS Journaal de aanval, door te openen met het bericht dat er die middag nog volop kaarten aanwezig waren.263 Dat ging wel om kaarten op de zwarte markt, en daar wilde de KNVB natuurlijk niets mee van doen hebben. Het probleem lag voor de bond bij de veiligheid, want de politie en de KNVB hadden bij het verkopen van kaarten te maken gekregen met supporters uit verschillende landen in hetzelfde vak. Met het Heizeldrama nog in het achterhoofd wilde men dat uiteraard voorkomen. Maar de zwarthandel in kaarten teelde wierig, zo bleek uit de reportages van het NOS Journaal en TROS Aktua. Het sfeerverslag van de wedstrijddag toonde zo nu en dan ‘schimmige’ beelden van intensieve onderhandelingen tussen Nederlandse supporters en Duitse kaartverkopers. Sommige supporters betaalden tweehonderd Duitse Mark voor een kaartje (omgerekend ongeveer honderd euro).264 Het was wellicht een uiting van het herstel van de Nederlandse economie en het Nederlandse optimisme. Was tussen 1983 en 1985 het totale inkomen van Nederlanders nog met bijna tien procent gedaald, in 1988 was dat weer gestegen tot het oude niveau van rond 1983: ongeveer twaalf duizend euro.265 Of dat voor de supporters veel uitmaakte is de vraag, maar men kon het in ieder geval betalen. Iedereen wilde de wedstrijd tegen Duitsland natuurlijk meemaken. Vandaar dat ook de supporters het nodige commentaar op de KNVB hadden. Die klopte zichzelf wel op de borst over de prestaties en het gedrag van de Nederlandse supporters. Maar de ´heren met de strikkies en de hoge rekeningen zitten wel in het stadion, en de supporters staan buiten’, aldus een supporter die naarstig op zoek was naar toegangskaarten.266 De spelersgroep, de supporters en in mindere ook de media beschouwden de bobo’s dus als een kwade geest. Maar de grootste gemeenschappelijke vijand waren uiteraard de Duitsers. Ook die werden overigens beschuldigd van het wegnemen van (te) veel kaarten. Ondertussen bereidde iedereen zich voor op de wedstrijd. Althans, die indruk kreeg je als je naar de televisie keek. In het NOS Journaal werden die avond beelden getoond van Nederlandse supporters die zich al vroeg op de terrasjes in Hamburg hadden genesteld. De 262

Ibidem. NOS Journaal (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 264 TROS Aktua (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 265 ‘Historie inkomen, vermogen en consumptie, 1978-1988’, CBS Statline. 266 TROS Aktua (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 263

88


aandacht die zowel in het journaal als in TROS Aktua aan de supporters werd geschonken was overweldigend. Steeds meer bussen met supporters kwamen aan. Daaruit kwamen Nederlanders met oranje geschminkte gezichten of rood-wit-blauwe vlaggetjes op de wangen. Problemen hadden zich volgens de verslaggevers niet voorgedaan met de Nederlanders, om nog maar eens aan te geven hoe voorbeeldig de supporters zich gedroegen. De reportage van Aktua eindigde met beelden vanuit het stadion om kwart over acht. Kennelijk hadden grote groepen Nederlanders toch een kaartje weten te bemachtigen, want ondanks het thuisvoordeel van Duitsland was het stadion voor een groot deel oranje. Het hielp dat de prijs van een kaartje in de loop van de dag was gedaald naar 50 Mark. Ook voor de situatie in Nederland was volop aandacht. Daar was het die avond stil op straat, zo bleek uit een reportage van Willem Lust. ‘Er was iets belangrijkers aan de hand dan voetbal, namelijk Nederland-Duitsland’. Er waren beelden van supporters in een Utrechts café, die volgens de verslaggever doordrongen waren van het feit dat het ging om revanche voor de finale van 1974. Op Schiphol had de directie televisietoestellen neergezet, zodat ‘de ongelukkigen die tijdens de wedstrijd moesten wachten op hun vliegtuig’ ook de wedstrijd konden volgen. Ook daar ontbrak het overigens niet aan oranje attributen. De voorstelling in een Utrechts theater trok maar een handjevol bezoekers, en ook de bioscopen beleefden volgens het journaal een dieptepunt wat betreft bezoekersaantallen. Alleen twee oudere vrouwen waren het voetbal ontvlucht en naar de film gegaan. ‘Mijn man zit thuis voor de televisie, met de radio ook nog aan zijn oor’, verklaarde één van de dames.267 Was het voorafgaand aan en tijdens de wedstrijd al een speciale dag geweest, na de wedstrijd braken de Oranjegevoelens, en daarmee ook de anti-Duitse sentimenten, in alle hevigheid los. Nederland won de wedstrijd vlak voor tijd door een doelpunt van Marco van Basten met 2-1. Pas na de wedstrijd bleek hoe ‘geëternaliseerd’ de strijd tegen de Duitsers was. Het leek wel of de spelers de finale al hadden gewonnen, zo erg gingen ze uit hun dak. Sierd de Vos probeerde namens de TROS wanhopig om op het veld enkele reacties los te krijgen. Daar hadden de spelers op dat moment weinig zin in, maar de uitspraken die zij wel deden logen er niet om. ‘Eindelijk die Duitsers’, aldus Erwin Koeman. Er werd verwezen naar het feit dat voor het laatst in 1956 van de Duitsers was gewonnen. Bovendien was dit juist ‘op zijn Duits’ (vlak voor tijd) gelukt. Het was volgens diezelfde Koeman dan ook ´heerlijk voor het Nederlandse volk´. Ook Michels, die de WK finale van 1974 als enige had meegemaakt, stelde dat ‘we nog een rekening hadden te vereffenen’. Daarbij werd opgemerkt dat dit precies tegenovergesteld aan de wedstrijd van toen was gebeurd. Nu kreeg Duitsland de eerste penalty, en trok Nederland uiteindelijk aan het langste eind. Vrijwel alles werd

267

NOS Journaal (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

89


gekoppeld aan het eeuwige ‘trauma’ van veertien jaar eerder.268 Op het veld liepen de spelers inmiddels ook met de nodige Nederlandse vlaggen om hun nek en oranje petjes op het hoofd. In de samenvatting van de wedstrijd, die diezelfde avond in het NOS Journaal werd uitgezonden, bleek wederom hoeveel Nederlanders er in het stadion hadden gezeten. Bij beide doelpunten werden beelden getoond van een uitzinnige en volledig oranje tribune. Zelfs het commentaar bij de wedstrijd was een stuk enthousiaster en meeslepender geweest dan bij voorgaande toernooien en wedstrijden. Eddy Poelman ging behoorlijk uit zijn dak na de winnende treffer.269 Ook de volgende dag was het nog feest, ook op de televisie. Nieuwslijn zond een reportage uit onder de veelzeggende titel ‘de wraak van 1974’. Daarin werd vooral verslag gedaan van het feest na afloop van de wedstrijd.270 Opnieuw speelden de supporters een prominente rol in dit item. Een van de supporters sprak over ‘de gebeurtenis van je leven’. Het programma legde zoals de titel al doet vermoeden vooral de nadruk op de revanche. Het was een voorbeeld geweest van hoe voetbal hoorde te zijn, daarbij in het bijzonder doelend op de Nederlandse supporters. Ook Wim Kok kwam aan het woord, en verklaarde als leider van de oppositie ‘Ja, ook de oppositie is voor Nederland’. Maar treffend waren ook zijn woorden dat de overwinning en de supporters gezien konden worden als ‘propaganda voor het voetbal en voor Nederland’. Keeper Hans van Breukelen had naar eigen zeggen in 1974 in zijn oranje shirtje voor de tv gezeten, en vond deze overwinning in Duitsland mooier dan de recente Europacup winst met PSV. Volgens Gullit merkte je pas na afloop de emoties bij alle Nederlanders. Na afloop was er dan ook een groot feest, waarbij ook de ‘bobo’s’ aanwezig waren. Zelfs zij zongen ‘Oh wat zijn die Duitsers stil’. Daarmee hoefden zij overigens nog niet op sympathie te rekenen van de spelersgroep. Die had nog steeds een afkeer voor de bondsofficials. De reportage eindigde overigens met de schitterende kop van de Deutsche Morgenpost: ‘Hollands Revanche’. Ook de Duitsers begrepen kennelijk dat dit de belangrijkste drijfveer voor Nederland was geweest. Overigens maakte Ronald Koeman het na de wedstrijd wel heel bont. Hij presteerde het om bij de ereronde door het stadion voor het vak met het Nederlandse publiek zijn billen af te vegen met het shirt van zijn Duitse tegenstander Olaf Thon. In de kleedkamer verklaarde hij dat er onder de spelers sprake was van echte haatgevoelens. Later zou hij hier overigens zijn excuses voor aanbieden.271 Alle ontwikkelingen rond de wedstrijd Nederland-Duitsland zijn klassieke voorbeelden van de eternalisatie waarover met name Blain e.a. spreken. De wedstrijd van 1974 werd uit zijn historische context gehaald en gepresenteerd als altijd terugkerend, net zolang totdat Nederland een keer zou afrekenen met dit ‘trauma’. Op de achtergrond speelde 268

Ibidem. NOS Journaal (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 270 ‘Nieuwslijn’, Veronica (22 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 271 Maarten van Bottenburg, ‘Über das Calimero-syndrom und den Goliath-Komplex’, 18. 269

90


natuurlijk ook de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog mee. Daar werd ook regelmatig aan gerefereerd. Zo dichtte Jules Deelder in zijn bekende gedicht uit 1988: ‘Zij die vielen, rezen juichend uit hun graf’. En in het stadion waren, evenals bij de uiteindelijke huldiging, spandoeken te zien met teksten als ‘Oma, we hebben je fiets terug!’. Maar zeker de media, in het bijzonder de televisie, speelden een vooraanstaande rol. Want op televisie werd de wedstrijd, zowel visueel als verbaal en met de grote hoeveelheid aandacht, gepresenteerd als een gebeurtenis van nationaal belang. En de overwinning werd bijna uitsluitend benaderd als revanche voor veertien jaar eerder. Dat was al in 1984 begonnen met de genoemde revanchewedstrijd die door de VARA werd uitgezonden. Tijdens het EK van 1988 werd een einde gemaakt aan de eternalisatie van 1974. Maar aan de (eeuwige) rivalenstrijd tussen Nederland en Duitsland kwam daarmee nog geen eind, mede doordat de actie van Koeman in het geheugen van veel Duitsers gegrift stond. De wedstrijd tussen beide landen op het WK van twee jaar later zou dan ook ontsierd worden door onder meer het spuugincident tussen de spelers Rijkaard en Völler.

Commercie en supporters: op weg naar de finale

Even leek het er op alsof heel Nederland al tevreden was na de overwinning op WestDuitsland. Maar er moest, of er mocht, ook nog een finale gespeeld worden. Nota bene tegen de Sovjet-Unie, de ploeg waar Nederland de eerste wedstrijd van had verloren. Een Nederlandse supporter, volgeklad met oranje schmink, leek de gedachte van heel Nederland te belichamen: ‘winnen we niet, dan hebben we in ieder geval van die Duitsers gewonnen’.272 Toch wilde iedereen in Nederland na twee verloren finales nu wel eens keer winnen. Vandaar dat de ‘gekte’ in de dagen voor de finale alleen nog maar toenam. Ook de commercie profiteerde daarvan. Op televisie kwam er steeds meer aandacht voor deze kant van de Oranjegekte, zeker in de aanloop naar de finale. Niet dat dit tijdens de voorgaande weken niet het geval was geweest. De grote hoeveelheid Oranje-artikelen waarmee de supporters zich zowel in eigen land als in Duitsland hadden versierd moesten immers toch ergens vandaan zijn gekomen. Dat bleek een lucratieve handel te zijn. Zo stonden er zelfs bij aankomst van de Nederlandse bussen in Duitsland vaak verkopers met oranje petjes en shirtjes.273 Al hadden de meeste supporters zich natuurlijk al voor het vertrek versierd. In de aanloop naar de finale liep het helemaal storm. ‘Aan petjes en sjaaltjes is nauwelijks meer te komen’, aldus de verslaggeefster van het NOS Journaal. Winkeliers probeerden wanhopig om aan extra voorraden van Oranje-

272 273

Brandpunt, KRO (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. TROS Aktua (21 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

91


artikelen te komen. ‘Want het gaat verschrikkelijk hard’, zo vertelde een met de leverancier bellende winkeleigenaar.274 Ook winkels die niet direct in Oranje-artikelen handelden probeerden de klanten (voor zover dat nodig was) te lokken met oranje waar. Zo waren er beelden van een kaaswinkel die speciale oranje kazen had, en waarbij de winkel was versierd met ontelbaar veel oranje vlaggetjes. Bij een bakkerij vlogen de Oranjetaarten naar eigen zeggen de winkel uit. Ook normaal onverkoopbare oranje spullen, zoals een foeilelijk regenjack, bleken marktlui nu wel kwijt te kunnen.275 Ook wat betreft toegangskaarten, busreizen en consumpties in cafés en supermarkten had het Nederlandse bedrijfsleven niet te klagen. Vooral de reisbureaus hadden het voorafgaand aan de finale druk. ‘Het is hier een gekkenhuis’, aldus een medewerkster van een Amsterdams reisbureau waar voor de gelegenheid het gehele personeel met oranje hoedjes versierd was.276 Er waren volgens de medewerkster mensen die om duizend kaartjes vroegen. Die waren ongetwijfeld voor de doorverkoop bedoeld, want ook de zwarte handel in kaarten draaide op volle toeren. Vooral in Duitsland waren de meeste supporters nog op zoek naar kaarten. Ook dat was een nieuwe ontwikkeling: supporters die zonder kaartje toch af waren gereisd naar het gastland. Als je dan geen kaartje had, dan maar feestvieren met de andere Oranjeklanten. Een geïnterviewde supporter verwoordde deze gedachte goed. Hij was van plan de dag voor de finale nog met de auto naar Duitsland te gaan. Mocht het hem niet lukken een kaartje te krijgen, ´gaat ik toch lekker in een café zitten! Petje op, sjaal om, groot beeldscherm..Holland Holland!´.277 Dat deze supporter met de auto naar Duitsland ging was wellicht een verstandige keuze. Want de reisbureaus draaiden overuren. Naar het zich laat aanzien regelden de reisbureaus zowel de kaarten als de reis naar Duitsland. Volgens de woordvoerder van Lufthansa was het gehele aanvraagsysteem geblokkeerd. Alleen al in München waren 1600 aanvragen van Nederlanders binnengekomen. Bijna alle kaarten waren volgens hem uitverkocht.278 Volgens de KNVB-woordvoerder waren er geen kaarten meer: er waren 3300 kaarten beschikbaar op een belangstelling van minstens 33.000.279 Maar naar woordvoerders van de KNVB leek niemand te luisteren. Ondanks de vele mensen die naar Duitsland wilden en gingen, bereidden de cafés zich volgens het journaal ook in eigen land ‘voor op een topomzet’. De meeste cafés waren voor de gelegenheid dan ook volledig in het oranje gestoken. Dit alles (Oranjewaar, toegangskaarten en horeca) gebeurde op veel grotere schaal dan in 1974 en 1978. De commerciële dimensie van Oranje was sterker dan ooit. Dat was

274

NOS Journaal (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ibidem. 276 NOS Journaal (23 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 277 NOS Journaal (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 278 NOS Journaal (23 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 279 Brandpunt, KRO (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 275

92


ook op de televisie terug te zien. Ook die commerciële dimensie heeft ongetwijfeld een extra impuls gegeven aan de Oranjegekte van 1988. Overal waar je keek zag je Oranje. Deze Oranjekoorts op alle fronten steeg al voor de finale op zaterdag tot grote hoogte. Die zaterdag zouden het openbare leven en het bedrijfsleven vrijwel stil liggen. De finale werd immers om half vier in de middag gespeeld. Het NOS Journaal toonde beelden van verschillende winkels die zich via een briefje excuseerden voor het feit dat ze die zaterdagmiddag eerder zouden sluiten of helemaal niet open zouden gaan. Of zoals een andere winkelier het wist te brengen: ‘dicht gaan we niet, maar we helpen niemand’.280 Onder meer de TT van Assen zou volgens de verslaggeefster te lijden krijgen onder het voetbal, want veel bezoekers werden die dag niet verwacht. Iedereen leek naar ‘Oranje’ te gaan kijken: in het journaal verklaarde een jongeman dat hij eigenlijk niet van voetbal hield, maar toch wel ging kijken. Nederland stond geheel in het teken van het voetbalelftal. Dat was in 1974 en 1978 ook wel zo geweest, maar niet op een zodanig grootse en uitbundige manier in 1988. Het leek de meeste winkeliers niet te deren dat zij na dagen van verhoogde omzet een dagje of middagje dicht moesten. Er dient nog een laatste aspect van de Oranjegekte genoemd te worden. Mede door de tegenvallende prestaties van de voorgaande jaren was het aantal (optimistische) liedjes voorafgaand aan het toernooi van 1988 minimaal. Er was een drietal artiesten dat het aangedurfd had: De Dolemieten (‘Oranje dat kan je’), Spaan en Vermeegen als Harry und Heinz (‘Bitte, bitte, bitte, bitte, ja’) en de carnavalsband Hydra (‘Oranje is de kleur’).281 Deze artiesten profiteerden echter niet van de successen, misschien wel omdat hun platen te vroeg waren verschenen. Dat kon niet gezegd worden voor André Hazes en het Nederlands elftal met ‘Wij houden van Oranje’. Vooral na de gewonnen wedstrijd tegen West-Duitsland begon dit lied aan een opmars. Toen doken ook enkele andere artiesten nog snel de studio in om een graantje mee te pikken. Beiden overigens met pakkende namen: de groep Holland met de single ‘Aanvallen’ en De Hollanders met ‘Het Oranjelied’. Vooral na de finale konden deze artiesten op succes rekenen. Op 23 juli stonden Hazes, De Hollanders en Holland respectievelijk op de derde, zevende en negende plaats in de top-10 van de hitlijsten. Daarnaast hadden ook Ruud Gullit en Revelation Time de vierde plaats bereikt met hun lied over Zuid-Afrika. 282 Zo gaf de Oranjegekte een extra impuls aan de economie en de samenleving, die zich na jaren van moeilijkheden begon te herstellen. Misschien dat daarom de commercie deze successen met beide handen aan wilde grijpen. Het was niet voor het eerst dat de televisie aandacht besteedde aan deze commerciële kant van het Oranjegevoel. Maar vooral het feit 280

NOS Journaal (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Groenendijk en Tigges, Het lied van Oranje, 100. 282 Ibidem, 101. 281

93


dat het NOS Journaal zo veel aandacht had voor dit aspect van het Nederlands elftal was opvallend. Zo kon het hele land zien dat het een nationale gebeurtenis betrof. Het is goed denkbaar dat hierdoor het nationale (groeps)gevoel versterkt werd. Als je naar de televisie keek, zag je dat het hele land bezig was met ‘Oranje’.

De finale Met het bereiken van de finale explodeerde de aandacht op televise voor het Nederlands elftalwerkelijk. Veel meer dan in 1974 of 1978 het geval was geweest. Uit het voorgaande is al voor een deel gebleken dat met name het NOS Journaal de aandacht voor het Nederlands elftal opschroefde. ‘Oranje’ schoof daarbij steeds verder op naar de voorzijde van het NOS Journaal. Op 21 juni, de dag van Nederland – Duitsland, was er ruimte voor drie items over het Nederlands elftal. Een dag later was er weliswaar maar één reportage over het Nederlands elftal, maar die bedroeg wel bijna zes minuten, terwijl de overige nieuwsberichten allemaal slechts kort behandeld werden. Op 23 juni gingen de eerste drie items allemaal over het Nederlands elftal en de Oranjegekte. Weer een dag later waren dat er twee, respectievelijk het vijfde en het zesde item. Dat lijkt weinig, maar kwam wellicht omdat er die avond in andere programma’s al ruimschoots aandacht was voor het Nederlands elftal. Zo stond TROS Sport vrijwel geheel in het teken van het Nederlands elftal en de voorbereiding op de finale. Daarbij ging het vooral om het ‘sportieve’ gedeelte van die voorbereiding, wat bij een sportprogramma niet verrassend is. Er waren zeer veel interviews, onder meer met de bondscoach en verschillende spelers van de Sovjet-Unie. Aan het eind van de uitzending werden de archiefbeelden getoond van het optreden van Hazes en het Nederlands elftal, op de feestavond in mei.283 Ook Brandpunt stond met bijna twintig minuten bijna helemaal in het teken van het Nederlands elftal. Willibrord Frequin bracht verslag vanuit Moskou, waar hij sprak met verschillende Nederlandse en Russische zakenlieden. Die waren uiteraard flink in discussie over de te verwachten uitslag. Uit het tweede item bleek de heldenstatus die de bondscoach Rinus Michels inmiddels had verworven. Hij had besloten te stoppen in dienst van de KNVB, mede door de vele onenigheden die hij met de voetbalbond had. Ook dat kwam de populariteit van de KNVB niet ten goede. De spelers, de pers en de Nederlandse samenleving waren steeds meer van ‘de Generaal’ gaan houden.‘Nederland ligt vertederd aan zijn voeten. Hij is de man die het voor elkaar heeft gekregen, dat het openbare leven in Nederland morgen stil ligt’.284 Zijn populariteit bij de spelers bleek wel uit het feit dat de groep aan de vooravond van de finale, 283 284

TROS Sport (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Brandpunt, KRO (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

94


onder aanvoering van Ruud Gullit, een Cartierhorloge voor de trainer had gekocht. Toen hij het ‘klokje’ in ontvangst mocht nemen, was zelfs de anders zo nuchtere Generaal zichtbaar aangedaan.285 Die populariteit was ook reden voor Brandpunt om Lenny Kuhr nog eens op te zoeken, die in 1974 een ode had gebracht aan Michels met het lied ‘de Generaal’. Het lied werd aan de vooravond van de finale door Kuhr wederom ten gehore gebracht. Inmiddels was Michels nog veel populairder dan veertien jaar eerder. Het laatste deel van de uitzending was een reportage van Andre Nelis vanuit Duitsland. Ook daarin werd de eindstrijd als een gebeurtenis van nationaal belang benaderd. ‘Hier in München moet het morgenmiddag dus gaan gebeuren´. Er werd nog maar eens verwezen naar het feit dat Nederland in het stadion waaruit het verslag kwam in 1974 de finale had verloren. Opnieuw was de aandacht voor het Oranjelegioen groot: ‘Hoe staat het met de Nederlandse supporters?’, werd er gevraagd. Er volgden zeer veel beelden van feestende supporters, maar wel allemaal op zoek naar kaarten. Voor de ‘mindere’ plaatsen werd al zevenhonderd Mark gevraagd; prijzen voor de hoofdtribune liepen op tot duizend Mark. Ook in het NOS Journaal was er speciale aandacht voor de supporters in Duitsland. ‘De massa Nederlanders die in Duitsland is neergestreken heeft de eerste tienduizenden liters bier al op’, aldus Hugo van Rhijn.286 Om een beetje ‘feeling’ te creëren met de situatie in Duitsland werden sfeerbeelden getoond van het plaatsje waar Nederland verbleef. Inwoners werden gevraagd naar hun mening over de Nederlandse fans. Die mening was uiteraard zeer positief. Zo kon nog maar eens benadrukt worden dat het Oranjelegioen een voorbeeld was van supportersgedrag. Opnieuw vallen de vele ‘Oranjegetinte’ beelden op. Het mocht duidelijk zijn: de supporters in Duitsland waren klaar voor de finale, evenals de rest van Nederland. Het kon eigenlijk niet meer misgaan, en dat ging het ook niet. Nederland won de finale met 2-0, dankzij een doelpunt van de nationale held Gullit en een onwaarschijnlijk doelpunt van Marco van Basten. Het Nederlands elftal had eindelijk het zo langverwachte succes behaald.

Nederland viert feest ‘Vandaag telt maar een ding’. Zo opende Joop van Zijl op 25 juni het NOS Journaal. Dat werd voorafgegaan door een speciale leader, met een voetbal tegen een knaloranje achtergrond.287 Hier had het anders zo serieuze NOS Journaal zich nog niet eerder van bediend. Vervolgens werden de beelden getoond van Gullit die de beker omhoog hield en 285

Auke Kok, Wij hielden van Oranje, 268. NOS Journaal (24 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 287 NOS Journaal (25 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 286

95


een bijna volledig oranje stadion, gevolgd door beelden van feestende Oranjesupporters. Uiteraard waren zij uitgedost in de meest uiteenlopende oranjeprullaria. ‘We are the champions’ klonk er op de achtergrond, en werd luidkeels meegezongen door de supporters. Het journaal stond die avond vrijwel geheel in het teken van de gewonnen finale, met uitzondering van een item over de diplomatieke banden tussen de EG en COMECON. Het aantal items is te veel om hier uitgebreid te bespreken. Wat over het algemeen opvalt, is de aandacht voor de Oranjegekte an sich. Alle elementen die een rol hadden gespeeld tijdens het EK en de verslaggeving van het EK en het Nederlands elftal, leken samen te komen in het feest na afloop. En daarmee ook in het bewuste Journaal. Zo was er het schetsen van het nationaal belang, een middel waarvan de televisie en zeker het NOS Journaal zich tijdens dit toernooi zo vaak hadden bediend. Dat begon al bij de introductie van Joop van Zijl. Er waren verder beelden van een uitgestorven Nederland (Haarlem) tijdens de finale. Er was bijna geen auto op de snelwegen en nagenoeg alle treinen waren leeg. Vrijwel alle winkels waren vanaf drie uur gesloten vanwege ‘landsbelangen’. Er waren supporters die naar eigen zeggen ‘eigenlijk helemaal niet van voetbal houden’, maar met oranje haar verkondigden dat het een ‘fantastische wedstrijd was’. Nederland was inderdaad één in euforie.288 Ook tekenend was de uitgebreide aandacht voor de supporters, die tijdens het toernooi zo onder een vergrootglas hadden gelegen door het voetbalvandalisme. Zij werden alom geprezen voor hun gedrag. Er werd verslag gedaan vanuit Duitsland, waar volgens Hugo van Rhijn het ‘grootste feest dat München in jaren gekend heeft’ aan de gang was. Volgens de UEFA waren er officieel 30.000 Nederlanders in het stadion geweest, maar daarbij waren de zwarte kaartjes niet meegerekend. Bovendien bevonden zich buiten het stadion enkele tienduizenden Nederlanders. Velen daarvan hadden zich met honderden tegelijk voor etalages van elektronicawinkels genesteld om daar alsnog de wedstrijd te kunnen volgen. Er waren vele complimenten voor de supporters, die als voorbeeld hadden gediend voor ‘hoe het wel moest’.289 En er was de aandacht voor de nieuwe held Gullit, die samen met Revelation Time een optreden gaf na afloop van de finale. Hiervan werden in het NOS Journaal beelden getoond, samen met het eerste doelpunt van Gullit in de finale. Daarmee samen hing ook de commercie, die tijdens het EK op verschillende terreinen hoogtijdagen had gekend. Er waren beelden vanuit Amsterdam, waar de horeca volgens de verslaggever ‘enorme omzetten’ draaide. Politiek, commercie, televisie en Oranje kwamen verder nog samen in het interview met premier Ruud Lubbers en zijn vrouw Ria. Bij aankomst in Duitsland verscheen Lubbers met een oranjeblauwe stropdas en een oranje strik uit zijn borstzak. Zijn vrouw zette (enigszins gênant) een oranje vouwhoedje van Heineken op. ‘De beste en leukste reclame die 288 289

De Rooy, Republiek van rivaliteiten, 276. NOS Journaal (25 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

96


ik ooit gezien heb’. Ook Wim Kok was, inclusief oranje stropdas, aanwezig bij de finale. Politieke tegenstellingen, als die er al waren, leken er even niet toe te doen.290 Dan was er ook nog het wraakgevoel ten opzichte van de Duitsers. Eindelijk was afgerekend met die ‘eeuwige’ aartsrivaal en kon Nederland eens een keer juichen. En dus waren er beelden vanuit Tilburg, waar met oranje vlaggen gezwaaid werd en ‘Oh wat zijn die moffen stil’ gezongen werd. Een Nederlandse supporter vertelde in München hoe hij aan zijn kaarten was gekomen: ‘geritseld bij die mof, en daarna weggegaan. Niet betaald natuurlijk!’. Nog steeds leek de overwinning op West-Duitsland meer los te maken dan de gewonnen finale tegen de Sovjet-Unie. Door sommige mensen werd zelfs gesproken van een ‘tweede bevrijding’. Die beker, dat was de kers op de taart. Ook de spelers hadden het zo beleefd, maar zij hadden geen idee van alles wat ze hadden losgemaakt in Nederland. Dat werd voor hen pas duidelijk bij terugkomst. Ook de twee dagen na de winst van het EK stond vooral het NOS Journaal nog steeds grotendeels in het teken van de ‘nationale trots Oranje’.291 De uitzending begon met beelden van de busreis van het Nederlands elftal van Eindhoven naar Amsterdam. Die duurde twee keer zo lang als op een normale dag, want de snelweg stond vol met uitzinnige Nederlanders. Op het Museumplein in Amsterdam werd door één grote oranje massa gewacht op de komst van het Nederlands elftal. De sfeer was gemoedelijk: politieagenten dansten in polonaise op de melodie van ‘Hup, Holland Hup’. Er was welgeteld één klein smetje te vermelden. Vlakbij het museumplein was een auto in brand gestoken. Maar dat was in al die weken het enige negatieve aspect rondom de Nederlandse supporters geweest. De beelden van de rondvaart die de Nederlandse spelers door de Amsterdamse grachten maakten zijn beroemd: woonboten met tientallenen mensen op het dak en supporters die in de grachten sprongen. Wat vooral opvalt, was de immense hoeveelheid oranje die overal te zien was. In Amsterdam hadden zich naar schatting een miljoen Nederlanders verzameld. Dat de bondsmedewerkers ook bij de Nederlandse supporters niet op sympathie hoefden te rekenen, bleek wel uit een spandoek langs de gracht: ‘weg met de bobo’s’.292 De Nederlanders hadden de antipathie moeiteloos overgenomen van Michels en Gullit. Het ongekend hoge Oranjegehalte was ook al gebleken bij de aankomst op het vliegveld. Uit de cockpit staken twee grote Nederlandse vlaggen, en op elke rugleuning in het vliegtuig hing een soort doekje met de tekst ‘Transavia loves Oranje’. Op de zijkant van het vliegtuig stond met grote letters het ‘Nederland loves Oranje’-logo. Nog in het vliegtuig werden diverse interviews afgenomen, waarbij Jan Wouters zich nog maar eens verbaasde over hoe vaak er naar 1974 werd verwezen. Zijn vermoeden dat er over het EK jaren later 290

Ibidem. NOS Journaal (26 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 292 Kok, Wij waren de besten, 24. 291

97


nog gesproken zou worden, blijkt juist te zijn geweest. Bij het verlaten van het vliegtuig werd het door de supporters en een blaaskapel ingestarte ‘Wij houden van Oranje’ ook door de spelers meegezongen. Na een huldiging in Eindhoven kon de reis naar het Museumplein in Amsterdam beginnen. Daar werd de beker getoond aan een uitzinnige oranje massa. Ook op het tot ‘Marco van Bastenplein’ omgedoopte Leidseplein was het feest.293 Opnieuw werd al deze Oranjegekte prominent en veelvuldig in beeld gebracht op de televisie. Al leek het er door de beelden soms op of niemand voor de televisie zat, en iedereen ergens aan het feestvieren was. Een dag later volgde ook nog de huldiging bij de koningin. Ook de tocht naar Den Haag werd langs de weg en bij het paleis begeleid door een paar duizend Oranjesupporters. Sommige mensen waren om vier uur in de ochtend vertrokken om een goed plekje te krijgen. In de bus verklaarden Van Basten en Gullit: ´Het houdt niet op´ en je ´deelt een vreugde met elkaar die oneindig is, en dat is het mooie´. Nederland was één. Toch ging dat die dag niet op voor het Nederlands elftal. Slechts negen spelers waren aanwezig, waarvan er slechts vijf basisspeler waren. De twee grootste ‘helden’ waren gelukkig wel aanwezig, en zij werden na een toespraak gehuldigd namens de koningin, dit keer door staatssecretaris van sport Dick Dees. Opvallend genoeg dus niet door de minister-president, zoals dat in 1974 wel was gebeurd. In de reportage van het NOS Journaal werd door Hans van Breukelen verteld dat de koningin op een boot had gezeten tijdens de finale. Zij had met klem verzocht een televisie mee aan boord te nemen, en ze had naar eigen zeggen op sommige momenten niet durven kijken. Oranje en Oranje werden dus met elkaar verenigd in dit item.294 Ondertussen was men die ochtend in alle vroegte begonnen met het opruimen van Amsterdam, getuige een ander item in het NOS Journaal. Het uitgebrande wrak was volgens de verslaggever de enige wanklank van de avond. De hekken hadden het ondanks de enorme drukte gehouden, net als het meeste straatmeubilair. Opnieuw dus nog even een pluim voor de Nederlandse feestvierders. Enkele Nederlanders werden nog geïnterviewd met de vraag of zij het niet vreselijk vonden om weer aan het werk te moeten. Dat werd uiteraard bevestigend beantwoord. Om de sfeer er toch nog een beetje in te houden, had een jong meisje het oranje strikje in het haar maar laten zitten. Tot slot werden beelden getoond van de reiniging van het Museumplein. De afsluitende woorden van de verslaggeefster zijn illustratief. ‘Met het uitwissen van alle sporen is de herinnering nog lang niet weg´.295 In 1988 was gebleken tot welke hoogte de Oranjegekte als uitdrukking van nationale identiteit kon stijgen. Daarbij speelde verschillende elementen en achtergronden een rol. Opnieuw was de televisie het belangrijkste middel om al deze verschillende dingen te 293

NOS Journaal (26 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. NOS Journaal (27 juni 1988), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 295 Ibidem. 294

98


verbinden, om zo de gang van zaken en uiteindelijke vreugde rondom het Nederlands elftal tot een nationale gebeurtenis te maken. De mediatisering had een hoofdrol genomen bij het creëren en versterken van de nationale identiteit. Zowel visueel als verbaal. Ook in 1988 was de politieke cultuur van het decennium van invloed geweest op de ‘beleving’ van het Oranjegevoel. In het bijzonder de supporters stonden daarbij in de schijnwerpers, vooral door de voorgeschiedenis van sociale onrust die ook in het voetbalvandalisme tot uitdrukking kwam. Langzaam maar zeker werden de supporters echter het toonbeeld van de ‘hernieuwde eenheid’. De televisie liet het dan ook niet na om hen zoveel mogelijk op een voetstuk te plaatsen. Dat heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de besmettelijkheid van de Oranjekoorts, waarvan uiteindelijk ook de commercie flink profiteerde. Het feest was van en voor iedereen. Behalve dan misschien voor de ‘bobo’s’. Naast ‘de Duitsers’ waren zij (weliswaar in mindere mate) de gemeenschappelijke vijand die zo gewenst kan zijn bij het vieren van de eigen identiteit en nationale trots. De basis voor het Oranjegevoel was al in 1974 en in 1978 gelegd. Toen speelden echter andere achtergronden mee. Pas aan het eind van de moeizame periode van de jaren tachtig kwam de Oranjegekte als een uiting van nationale identiteit tot zijn ultieme vorm, onder aanvoering van de televisie en de commercie. Die hadden hun rol wederom uitgebreid. Nederland had in de zomer van 1988 eindelijk (weer) iets gehad ‘om voor te juichen’. En dat had het massaal gedaan.

99


Conclusie

Het Oranjegevoel heeft niet altijd bestaan in de mate waarin het tegenwoordig vrijwel elke twee jaar de kop opsteekt. Het is ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. Bij het ontstaan en de ontwikkeling hiervan hebben verschillende factoren en achtergronden een rol gespeeld. Daardoor is het moeilijk vol te houden dat het, vooral in 1988, om een ‘spontaan’ volksfeest ging. De gebeurtenissen in dat jaar hadden een relatief lange voorgeschiedenis. De verklaring dat de Oranjgekte een succesgerelateerd fenomeen is, gaat maar voor een klein deel op. Dat lijkt met name in de jaren zeventig nog een rol te hebben gespeeld. Toen bevond het Oranjegevoel zich in de beginfase. Daarnaast is gebleken dat het karakter van het Oranjegevoel in zekere mate samenhangt met de aanwezige politieke cultuur: in de behandelde jaren speelde steeds een andere achtergrond mee. Ook het karakter van de televisieverslaggeving, zowel bij de berichtgeving over het Nederlands elftal als bij de berichtgeving rondom het supporterslegioen, is door de jaren heen veranderd. Commerciële belangen traden daarbij steeds meer op de voorgrond. De televisie heeft dan ook een constante en niet te onderschatten rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling van de Oranjegekte als uitdrukking van nationale identiteit. De basis daarvoor werd gelegd in de jaren zestig. Toen kreeg de televisie een steeds grotere rol in binnen de Nederlandse samenleving. In dat opzicht kan gesproken worden van de beginfase van de mediatisering. Dat kwam voor het eerst tot uitdrukking bij het WK van 1974. Een politieke cultuur waarin gelijkheid een grote rol speelde, leidde er toe dat de Nederlandse samenleving aanvankelijk weinig op leek te hebben met de ‘broodvoetballers’ van het Nederlands elftal. Maar vooral dankzij de televisie kon men zich steeds beter identificeren met het voetbalelftal. Dat bleken toch ook ‘gewone’ Nederlanders te zijn, en bovendien presteerden ze eindelijk eens iets. In de televisieverslaggeving werd vooral dat eerste benadrukt. Het televisiekijken, en dan vooral het samen kijken, speelden een belangrijke rol in de verslaggeving. Hetzelfde gold voor de opkomende commercie rond ‘Oranje’, waarvan Ko Nijn de Tweede één van de eerste voorbeelden was. Verder lag de nadruk vooral op de kleurentelevisie. Het waren allemaal nieuwe verschijnselen. Het ‘met zijn allen kijken’, en vooral het feit dat dit zo benadrukt werd op de televisie, kon leiden tot identificatie. Deze vormen van identificatie leidden daarmee op hun beurt weer tot unificatie rond een gemeenschappelijke, nationale identiteit. De ‘Oranje-ideologie’ werd als het ware doorgegeven via de televisie. Dat gebeurde (nog) nauwelijks op visuele of verbale wijze. Maar Oranje kwam wel letterlijk de huiskamer binnen. In 1978 was er sprake van een andere benadering van het Nederlands elftal. Toen speelden binnen de politieke cultuur sociale protestbewegingen een belangrijke rol. Dit kon 100


ook rond het Nederlands elftal tot uidrukking komen toen Nederland meedeed aan het omstreden WK in Argentinië. In de periode voorafgaand aan het toernooi ging het in de televisieverslaggeving dan ook vooral over die politieke dimensie. Sport en politiek leken ineens met elkaar verbonden te zijn. Dat leidde er toe dat de aandacht voor het Nederlands elftal na het teleurstellende EK van 1976 weer toenam. Na het begin van het toernooi verdween de aandacht voor de politieke dimensie echter net zo snel als dat deze gekomen was. Daardoor kwam de aandacht weer te liggen bij de sportieve prestaties van Oranje, en zeker ook bij de supporters. Reportages werden een stuk speelser en ludieker dan in de voorgaande jaren: de televisieverslaggeving, en daarmee ook de mediatisering, ontwikkelden zich. Steeds vaker ook werden op televisie ‘gewone’ mensen gevraagd naar hun mening over het voetbal. Het is goed denkbaar dat ook dit leidde tot een vorm van unificatie. Niet met spelers, maar met elkaar, als Nederlanders. De televisie gaf steeds meer vorm aan een actieve rol met betrekking tot Oranje. Vooral wanneer de publieke omroep een belangrijke wedstrijd of een toernooi zou gaan uitzenden leek de aandacht opgeschroefd te worden. Achter die actieve rol ging dus ook een zeker eigenbelang schuil. In de eerste helft van de jaren tachtig kende Nederland een crisis, zowel in de samenleving als op het gebied van voetbal. Daarbij was het opvallend hoe de politieke cultuur en het voetbal in zekere zin gelijke tred hielden. De sociale onrust vond ook zijn weg naar het voetbal, dat te maken kreeg met vandalisme. Tegelijkertijd was er op beide fronten vanaf de tweede helft van de jaren tachtig sprake van nieuwe hoop. De economie herstelde zich, de aandacht voor het Nederlands elftal nam opnieuw toe en er werd een nieuwe ‘multiculturele’ held gevonden. De betekenis van het bomincident in 1987 mag niet onderschat worden. Bijna werd daarmee Nederland de nieuwe hoop ontnomen. Zeker het NOS Journaal presenteerde de gebeurtenis als een zaak van nationaal belang. Helemaal toen er werd gesproken over de ‘oneerlijkheid voor Nederland’ was er opnieuw sprake van een poging tot unificatie. De moeizame eerste helft van de jaren tachtig leidde dus niet tot het verdwijnen van het Oranjegevoel. Dat sluimerde op de achtergrond voort. Juist die moeizame periode, met de crisis van het Nederlandse voetbal als zijnde een nationale crisis en het bomincident, fungeerde uiteindelijk als bron voor identificatie en unificatie. Vandaar dat het Oranjegevoel in 1988 al ruim voor aanvang van de eerste wedstrijd naar boven kwam. Dat was het geval bij de supporters, maar ook bij de televisiemakers. De gebeurtenissen rondom het voetbalvandalisme in de jaren tachtig hadden er toe geleid dat de supporters in de schijnwerpers stonden. Terwijl de Engelse supporters voortdurend negatief in het nieuws kwamen, werd over de Nederlandse supporters de loftrompet gestoken. Zij werden het toonbeeld van de hernieuwde eenheid van Nederland. Dat werkte aanstekelijk op de rest van het land, waardoor de Oranjekoorts ook op commercieel gebied steeds verder opliep. Het feit dat steeds meer mensen zich in ‘iets oranje’ staken kan gezien worden als een 101


ritueel van de Oranje-ideologie. Hierbij speelde de televisie opnieuw een belangrijke rol. Steeds vaker werden beeld en taal gebruikt om een nationaal gevoel te creëren of aan te wakkeren. De mediatisering bevond zich op een hoogtepunt, getuige ook de sterk toegenomen aandacht bij het NOS Journaal. Vermoedelijk heeft de komst van de commerciële televisie (vanaf 1989) een nieuwe impuls gegeven aan de mediatisering. En daarmee ook aan de Oranje-ideologie. De periode na 1988 biedt daarom nog voldoende mogelijkheden voor toekomstig onderzoek naar nieuwe ontwikkelingen en veranderingen in de Oranjebeleving van Nederland. Ondertussen was de eternalisatie van de finale van 1974 en de Duitsers als gemeenschappelijke vijand ook tot een hoogtepunt gekomen. Vandaar dat de ‘gekte’ al na de overwinning op West-Duitsland losbarstte. Ook eternalisatie kan een belangrijke rol spelen bij het versterken van nationale identiteit. Bij Nederland ging dat vooral om de (wed)strijd tegen de Duitsers. Daarmee werd de eigen identiteit tegenover die van een ander geplaatst. En ook daarin had de televisie een groot aandeel. Al deze achtergronden leidden uiteindelijk tot de enorme feestvreugde na de gewonnen finale. Nederland had inderdaad eindelijk weer wat ‘om voor te juichen’. Hoewel er telkens verschillende achtergronden doorslaggevend waren, zijn er toch een aantal constante factoren. Een groot internationaal toernooi is daarbij een podium. Door de mediatisering van de cultuur nam televisie een steeds grotere rol bij het creëren, versterken en uitdragen van cultuur (ideologie) in de moderne samenleving. De Oranjegekte kan wellicht gezien worden als het gevolg van een gebrek aan ‘traditionele’ ideologie. Maar het is ook niet vreemd om het te zien als een eigen ideologie, een ‘Oranje-ideologie’. Televisie kan verschillende factoren samenbrengen, met op de achtergrond de invloed van een bepaalde politieke cultuur. Televisie presenteert sport immers als een ‘vorm van ritueel’, waarmee mensen zich kunnen identificeren en waardoor ook een bepaalde unificatie optreedt. Daarmee is ritueel een belangrijk begrip. Daar komt ook het idee vandaan dat voetbal een nieuwe, persoonlijke vorm van religie zou kunnen zijn. Toch is dat een problematische constatering, niet in de laatste plaats omdat voetbalsupporters dat zelf niet zo lijken te beleven. Al deze factoren monden uit in het beleven en ‘voelen’ van een nationale identiteit. In het geval van Nederland gebeurde (en gebeurt) dat voornamelijk bij het voetballegioen van Oranje. Na 1988 lijkt het Oranjgevoel alleen maar sterker en bovendien blijvender te zijn geworden. Dat bleek nog maar eens in de zomer van 2010, toen naar de finale van het WK ruim twaalf miljoen mensen keken. Zij zagen Nederland voor de derde keer een WK-finale verliezen, waarmee opnieuw een klein nationaal trauma ontstond. Het is te hopen dat Nederland in de nabije toekomst een keer wereldkampioen wordt, alleen al omdat de Oranjegekte dan tot nieuw en ongekend hoogtepunt kan komen….

102


Bijlage

Tabel 1: ‘Kijkcijfers tijdens grote toernooien van het Nederlands elftal 1970-1988’

Datum

Tijd

Wedstrijd

Aantal kijkers in miljoenen

Kijkdichtheid* in procenten

WK 1974 zaterdag 15 juni 1974 woensdag 19 juni 1974 zondag 23 juni 1974 woensdag 26 juni 1974 zondag 30 juni 1974 woensdag 3 juli 1974 zondag 7 juli 1974

15.55u 19.25u 15.50u 19.20u 15.55u 19.20u 15.55u

Nederland - Uruguay Nederland - Zweden Nederland - Bulgarije Nederland - Argentinie Nederland - Oost Duitsland Nederland - Brazilie West Duitsland - Nederland

ca. 4,9 ca. 6,9 ca. 5,5 ca. 6,8 ca. 7,3 ca. 7,7 ca. 7,5

46.9% 65.1% - 65.2% 52.9% - 52.0% 63.4% - 64.9% 69.7% - 70.2% 73.0% 71.0%

EK 1976 zondag 25 april 1976 woensdag 16 juni 1976 zaterdag 19 juni 1976

14.30u 20.15u 20.15u

Nederland - Belgie (EK Kwal. Beslissing) Tjechoslowakije - Nederland (EK Halve Finale Nederland - Joegoslavie (EK Troostfinale)

n/b n/b n/b

29.3% 65.2% - 63.8% 57.1% - 58.4%

WK 1978 woensdag 26 oktober 1977 zaterdag 3 juni 1978 woensdag 14 juni 1978 zondag 18 juni 1978 woensdag 21 juni 1978 zondag 25 juni 1978

20.00u 16.45u 13.45u 16.45u 13.45u 15.15u

Nederland - Belgie (WK Kwal. Beslissing) Nederland - Iran (WK Groepsfase) Nederland - Oostenrijk (WK 2e ronde) West Duitsland - Nederland (WK 2e ronde) Nederland - Italie (WK 2e ronde) Argentinie - Nederland (WK Finale)

ca. 7,3 ca. 5,3 ca. 5,7 ca. 6,4 ca. 6,5 ca. 8,1

n/b 48.5% - 47.6% 51.5% - 52.3% 58.7% - 57.4% 58.8% - 59.8% 73.5% - 73.7%

1988 zondag 12 juni 1988 woensdag 15 juni 1988 zaterdag 18 juni 1988 dinsdag 21 juni 1988 zaterdag 25 juni 1988

20.15u 17.15u 15.30u 20.15u 15.30u

Sovjet Unie - Nederland Engeland - Nederland Ierland - Nederland West Duitsland - Nederland Sovjet Unie - Nederland

4,6 4,6 n/b 5,8 8,7

n/b n/b n/b n/b n/b

(WK Groepsfase) (WK Groepsfase) (WK Groepsfase) (WK 2e ronde) (WK 2e ronde) (WK 2e ronde) (WK Finale )

(EK Groepsfase) (EK Groepsfase) (EK Groepsfase) (EK Halve Finale) (EK Finale)

* De kijkdichtheid staat voor het percentage van het gemiddelde aantal kijkers ten opzichte van het totaal aantal mogelijke kijkers. Indien het aantal kijkers of de kijkdichtheid ontbreekt was deze informatie niet beschikbaar of niet te berekenen.

Bron: H.T. Wentholt, 12,5 jaar televisie-voetbal. Een inventaris van alle sinds 1 januari 1965 uitgezonden integrale reportages van voetbalwedstrijden op de Nederlandse televisie (Hilversum 1977) , aangevuld met door de auteur opgevraagde gegevens bij KLO (Dienst Kijk- en Luisteronderzoek) van de Nederlandse Publieke Omroep.

103


Overzicht van geraadpleegde bronnen

Toelichting op het archief en de bronnen Op de volgende pagina volgt een overzicht van alle bronnen die voor dit onderzoek gebruikt zijn. Aangezien er wat betreft sportgeschiedenis nog weinig gebruik is gemaakt van het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, voel ik mij geroepen om daarvan een kleine beschrijving te geven. Daarbij is het mijns inziens vooral nuttig om de (on)mogelijkheden aan te geven. De mogelijkheden liggen vooral in het feit dat er simpelweg ontzettend veel materiaal aanwezig is. Via een gebruiksvriendelijke online catalogus is het materiaal zeer goed te doorzoeken.296 Er is echter wel een onderscheid binnen het materiaal. Steeds meer programma’s en fragmenten zijn gedigitaliseerd, en zijn ter plaatse op de computer binnen een paar klikken kosteloos te bekijken. Het materiaal dat (nog) niet gedigitaliseerd vormt het grootste probleem. Dat geldt niet zozeer voor programma’s die op videoband (VHS) staan. Deze zijn ter plekke of via de mail aan te vragen en direct kosteloos te bekijken. Afgezien van enkele kinderziektes zoals verkeerde nummering of verkeerde tijdcodes werkt dat prima. Het probleem ligt bij het materiaal dat niet digitaal en ook niet op VHS te bekijken is. Het materiaal staat dan op magneetbanden, DAT-cassettes of andere dragers die alleen met hulp van een professional in speciale ruimtes afgespeeld kunnen worden. Dat kan alleen tegen zeer hoge kosten. Zo kost het bestellen en bekijken van een zestienmillimeterfilm ongeveer 270 euro per uur. Daarnaast lopen sommige aanvragen via de rechtmatige eigenaar (omroep of producent). Dat is ook de reden dat het niet mogelijk was om voor dit onderzoek archiefbeelden van wedstrijden op EK’s of WK’s aan te vragen. Dit kan alleen tegen hoge kosten bij Studio Sport zelf. Er lopen momenteel gelukkig wel diverse projecten om zo veel mogelijk materiaal te digitaliseren. De bruikbaarheid van het archief zal dus in de toekomst alleen maar toenemen. Dat is een goed vooruitzicht, maar ook nu al biedt het archief meer dan voldoende mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek.

296

Zie hiervoor: http://zoeken.beeldengeluid.nl/

104


Gebruikte bronnen van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum (in volgorde van verschijning)

Inleiding ‘De Andere kant van de Medaille’, VARA (24 januari 1974). ‘Voetbal WK 1974’ documentaire over het Nederlands elftal, NOS (26 mei 1974). ‘NOS Laat Mondiale’, NOS (16 juni 1990). ‘Andere Tijden Sport: EK 1996. Het conflict’, NPS (25 mei 2008).

Hoofdstuk I ‘NTS Sportjaaroverzicht 1969’, NTS (1 januari1970). ‘Studio Sport’, NOS (november 1970) (Archiefdatum 01-01-1970). ‘Journaal’, NOS (18 september 1972). ‘Sportpanorama’, AVRO (28 oktober 1972). ‘TROS Sport’, TROS (14 juni1974). ‘Sportpanorama’, AVRO (23 maart 1974). ‘NCRV Sport’, NCRV (09 februari 1974). ‘De Beste Voetballers Ooit’, RTL/Pitch International (4 april 2011). ‘Wereldkampioenschappen voetbal 1974’, NOS (14 april 1974). ‘Stoomradio’, VARA (22 mei 1974). ‘TROS Sport’, TROS (21 januari 1974). ‘Voetbal WK 1974: Nederland’, NOS (26 mei 1974). ‘Journaal’, NOS (11 juni 1974). ‘Journaal’, NOS (12 juni 1974). ‘Brandpunt’, KRO (14 juni 1974). ‘TROS Sport’, TROS (14 juni 1974). ‘Journaal’, NOS (15 juni 1974). ‘Journaal’, NOS (24 juni 1974). ‘Televizier Magazine’, AVRO (24 juni 1974). ‘Brandpunt’, KRO (22 juni 1974). 105


‘Andere Tijden Sport’, NOS (20 april 2004). ‘Brandpunt’, KRO (14 juni 1974). ‘Studio Sport’, NOS (26 juni 1974). ‘Journaal’, NOS (3 juli 1974). ‘Journaal’, NOS (5 juli 1974). ‘TROS Sport’, TROS (6 juli 1974). ‘Brandpunt’, KRO (12 juli 1974). ‘Televizier Magazine’, AVRO (8 juli 1974). ‘Sport in Beeld: En toch waren wij beter’, documentaire NOS (7 juli 1999). ‘Journaal’, NOS (8 juli 1974). ‘Studio Sport’, NOS (11 september 1974). ‘Studio Sport’, NOS (17 november 1974). ‘Sportpanorama’, AVRO (21 november 1975). ‘Journaal’, NOS (21 april 1976). ‘Journaal’, NOS (14 juni 1976). ‘Studio Sport’, NOS (23 mei 1976). ‘Sportpanorama’, AVRO (18 juni 1976).

Hoofdstuk II ‘Studio Sport’, NOS (10 oktober 1976). ‘Het spel en de knikkers: Holland – België’, KRO (25 maart 1977). ‘Studio Sport’, NOS (23 maart 1977). ‘Voor de vuist weg’, AVRO (14 oktober 1977). ‘Sportpanorama’, AVRO (29-10-1977). ‘TROS Aktua’, TROS (25 oktober 1977). ‘Journaal’, NOS (28 april 1978). ‘Journaal’, NOS (1 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (3 juni 1978).

106


‘Politieke Partijen’, PSP (14 juni 1978). ‘TROS Aktua’, TROS (13 juni 1978). ‘Studio Sport’, NOS (14 juni 1978). ‘Studio Sport’, NOS (21 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (21 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (22 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (23 juni 1978). ‘Sportpanorama’, AVRO (25 juni 1978). ‘TROS Aktua’, TROS (27 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (26 juni 1978). ‘Journaal’, NOS (27 juni 1978).

Hoofdstuk III ‘Journaal’, NOS (3 maart 1980). ‘Polygoon Hollands Nieuws’ (30 april 1980). ‘Journaal’, NOS (30 april 1980). ‘Sport op zaterdag’, KRO (1 november 1980). ‘Journaal’, NOS (13 december 1980). ‘Journaal’, NOS (8 januari 1981). ‘Bij Koos’, VARA (27 april 1985). ‘Brandpunt’, KRO (10 november 1985). ‘Journaal’, NOS (26 februari 1987). ‘Journaal’, NOS (28 oktober 1987). ‘Langs de Lijn’, NOS Radio (28 oktober 1987). ‘Sport op vrijdag’, KRO (30 oktober 1987). ‘Hier en Nu’, NCRV Radio (29 oktober 1987). ‘Journaal’, NOS (12 november 1987). ‘Journaal’, NOS (20 november 1987). ‘Journaal’, NOS (21 november 1987). 107


‘Journaal’, NOS (12 november 1983). ‘Journaal’, NOS (13 december 1983). ‘Voetbal ’80: Replay WK’74’, VARA (3 juli 1984). ‘Brandpunt’, KRO (10 november 1985). ‘Sportpanorama’, AVRO (29 april 1985). ‘Voetballer van het Jaar 1986’, Veronica (9 augustus 1986). ‘Journaal’, NOS (23 maart 1987). ‘Hollandse Nieuwe’, VARA (29 maart 1987). ‘De Rode Draad’, VARA Radio (23 mei 1985).

Hoofdstuk IV ‘Nederland houdt van Oranje’, TROS (27 mei 1988). ‘TROS Sport’, TROS (3 juni 1988). ‘Hier en Nu’, NCRV (7 juni 1988). ‘TROS Aktua’, TROS (14 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (15 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (16 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (17 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (13 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (12 juni 1988). ‘EK Journaal’, TROS (15 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (14 juni 1988). ‘VeronEKa’, Veronica Sport (12, 15, 18, 22 en 25 juni 1988). ‘Gullit-special, Captain Dread’, VARA (16 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (18 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (20 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (21 juni 1988). ‘TROS Aktua’, TROS (21 juni 1988). ‘Nieuwslijn’, Veronica (22 juni 1988). 108


‘Brandpunt’, KRO (24 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (23 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (24 juni 1988). ‘Top 30 voor Oranje’, TROS (21 juni 2006). ‘Journaal’, NOS (25 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (26 juni 1988). ‘Journaal’, NOS (27 juni 1988).

Overig beeldmateriaal (en muziek): ‘Huldiging succesvol Nederlands team’ (8 juli 1974). Beschikbaar op: http://www.youtube.com/watch?v=S0y7pkznNoU . ‘Plaats van herinnering’, VPRO GeschiedenisTV, beschikbaar op: http://geschiedenis.vpro.nl (en bij Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid). ‘Revelation Time – Captain Dread’. Beschikbaar op: http://www.youtube.com/watch?v=4kKB64TL1ew

Statistieken ‘Historie inkomen, vermogen en consumptie, 1960-1976: totaalinkomen per natuurlijk persoon met inkomen’, Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline. (Geraadpleegd op 4 juni 2011). ‘Duurzame goederen, bezit naar huishoudskenmerken, 1970-1980’, Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline. (Geraadpleegd op 28 juni 2011). ‘Historie inkomen, vermogen en consumptie, 1977-1988: totaalinkomen per natuurlijk persoon met inkomen’, Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline (Geraadpleegd op 6 juli 2011).

Kamerstukken: ‘Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Kamer’, 1955-1956 (nummer 2015). ‘Vragen Kamerlid Waltmans (PPR)’, 26e vergadering Tweede Kamer (donderdag 23 februari 1978), 1079. ‘Minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw (VVD) aan de Kamer’, 26e vergadering Tweede Kamer (donderdag 23 februari 1978), 1080.

109


Overige bronnen: ‘EnquĂŞte TNS Nipo’ (27 februari 1978). Verslag van de verrichtingen van de Nederlandse Televisie Stichting over de periode 1 October 1953 t/m 31 December 1954 (Hilversum 1955). Wentholt, H.T., 12,5 jaar televisie-voetbal. Een inventaris van alle sinds 1 januari 1965 uitgezonden integrale reportages van voetbalwedstrijden op de Nederlandse televisie (Hilversum 1977).

110


Overzicht van geraadpleegde literatuur

Aerts, Remieg e.a. ed., Land van kleine gebaren: een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Nijmegen 1999).

Bank, Jan, ‘Televisie in de jaren zestig’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 101 (1986) 52-75. Bank, Jan,‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes ed., Omroep in Nederland: Vijfenzeventig jaar media en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle 1994) 77-103. Bas, Jan de, ‘De Oranjereligie is even vergankelijk als het dorre gras’, Volkskrant (14 juni 1996).

Blain e.a., Neil, Sport and national identity in the European Media (Leicester 2003). Boer, Andre den, In het hol van de leeuw: een onderzoek naar de relatie tussen nationalisme en voetbalcultuur in de periode 1950-2000 (Ongepubliceerde scriptie, Rotterdam 2001). Böhl, Herman de Liagre, ‘Conensus en polarisatie 1945-1990’, in: Aerts e.a. ed., Land van kleine gebaren (Nijmegen 1999) 263-342. Borrie, G.W.B., Bestrijding voetbalvandalisme: eindrapport van het Landelijke Overleg Voetbalvandalisme, vastgesteld in de vergadering van 10 juni 1987 (Den Haag 1987). Bottenburg, Maarten van, ‘Historiografie van de sportgeschiedenis in Nederland’, Theoretische geschiedenis 25 (1998) 12-24.

Bottenburg, Maarten van, ‘Is de homo ludens het eindpunt?’, Historisch Nieuwsblad 3 (1994) 34-36.

Bottenburg, Maarten van, Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten (Amsterdam 1994).

Bottenburg, Maarten van, ‘Über das Calimero-Syndrom und den Goliath-Komplex: WarumDeutschland und die Niederlande sich gegenseitig das Fußball-Leben unmöglich Machen’, in: Markus Hesselmann & Chris Young ed., Der Lieblingsfeind. Deutschland aus Sicht seiner Fussballrivalen (Gottingen 2006) 23-50.

111


Buuren, Wilfred van en Theo Stevens, ‘Inleiding sportgeschiedenis’ in: Wilfred van Buuren en Theo Stevens ed., Sportgeschiedenis in Nederland (Amsterdam 1998). Buuren , Wilfred van, Peter Los en Nico van Horn, Bibliogafisch apparaat voor de Nederlandse sportgeschiedenis (Nieuwegein 2006).

Ducker, James en Tom Dart, ‘Night of mayhem in Brussel that will never be forgotten’, The Sunday Times Online (19 maart 2005). Beschikbaar op: http://www.timesonline.co.uk/tol/sport/football/premier_league/liverpool/article432169.ece

Dunning, Eric, The roots of football hooliganism: an historical and sociological study (Londen 1988). Gelder, Henk van, ‘De regen op de bal zien vallen’, NRC Handelsblad (10 juni 2010). Groenendijk, Paul en Jimmy Tigges, Het lied van Oranje (Amsterdam 2004).

Huizinga, Johan, Homo Ludens. Proeve eener bepaling van get spelelement der cultuur (Groningen 1938).

Kok, Auke, 1974: Wij waren de besten (Amsterdam 2004). Kok, Auke, 1988: Wij hielden van Oranje (Amsterdam 2008).

Kruijt, Michiel en Ellen de Visser, ‘Op zijn Oranjest doen we het beter dan de rest’, De Volkskrant (13 juni 1998).

Miermans, Cees, Voetbal in Nederland (Assen 1955).

Murphy, Patrick J., Football on trial: spectator violence and development in de football world (Londen 1990).

Nieuwenhof, F. van den, ‘Eerherstel Van Beveren, ontmaskering Cruijff’, Eindhovens Dagblad (16 oktober 2007). Beschikbaar op: http://www.ed.nl/sport/article2021407.ece. Oppenoorth, Frits, Twaalf jaar Bram en Freek: in zes hoofdstukken en zes interviews (Amsterdam 1981).

112


Pinkster, Jeff , Nationalisme in het voetbal: nationalisme in de voetbalverslaggeving van vier landelijke dagbladen (Ongepubliceerde scriptie, Amsterdam 2007). Pleij, Herman, Hollands welbehagen (Amsterdam 1998).

Ramekers, Ties, Bloed en Spelen. Het WK 1978 in Argentinië en de Nederlandse Pers (Ongepubliceerde scriptie, Utrecht 2009). Romero, Luis Alberto, A History of Argentina in the Twentieth Century (Pennsylvania 2002).

Rooy, Piet de, Republiek van rivaliteiten: Nederland sinds 1813 (Haarlem 2002). Smith, Anthony D., National Identity (Londen 1991). Spaaij, Ramón , Hooligans, fans en fanatisme: een internationale vergelijking van club- en supportersculturen (Amsterdam 2008).

Thompson, John B., Ideology and modern culture (Oxford 1990).

Tosh, John, The pursuit of history (Edinburgh 2006).

Velde, Henk te, ‘Politieke cultuur en politieke geschiedenis’, Themanummer Groniek 137 (1997) 391-401. Velema, W. en H. Wansink, ‘Twee hoeraatjes voor ons verlichte vaderland’, Opinio 1 (januari 2008).

Verkamman, Matty en Johan Derksen, Het Nederlands Elftal. De historie van Oranje 19051989 (Amsterdam 1989). Vuijsje, Herman, ‘Ieder mens draagt nu zijn eigen hel met zich mee’, Trouw (24 januari 1992).

Waddington, Iwan en Dominic Malcolm, ‘Eric Dunning: This Sporting Life’ in: Dominic Malcolm en Iwan Waddington ed., Matters of sport: Essays in Honour of Eric Dunning (Abingdon 2008) 1-3.

Westerloo, Ed van, We hoeven er niet aan te verdienen: de geschiedenis van de miljoenendans om de uitzendrechten van voetbalwedstrijden (Nieuwegein 2004). 113


Wijfjes, Huub ed., Omroep in Nederland: vijfenzeventig jaar media en maatschappij 19191994 (Zwolle 1994).

Wijfjes, Huub, Uit de ban van goede en slechte smaak. Perspectieven in televisiegeschiedenis (Amsterdam 2010). Overig:

‘Bern overspoeld door 50.000 Oranje-fans’, De Volkskrant (13 juni 2008). ‘Cruijff bleef uit angst thuis’, De Volkskrant (17 april 2008). ‘Het voetbal gaat naar de knoppen’, De Volkskrant (29 oktober 1987).

114


115


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.