WO NEN Wonen in middeleeuwse donjons en kastelen Dr. Sc. FRANS DOPERÉ,
auteur van
het boek ‘De
DE FEODALITEIT
donjon in
Voor een goed begrip van de fenomenen “donjon
een turris en een capella (kapel). De camera was de woning van
Vlaanderen,
of woontoren” en “burcht of kasteel” is het nodig
de kasteeleigenaar. De aula was een relatief grote zaal die werd
architectuur en
om eerst enkele woorden te wijden aan de princi-
gebruikt voor plechtigheden, voor rechtspraak, voor politieke
wooncultuur’
pes van de feodaliteit. Feodaliteit was een systeem
bijeenkomsten. De turris of toren behoorde eveneens tot het
Karolingische tijd bestaat een kasteel uit een camera, een aula,
dat ontstond in de 8ste-9de eeuw na de verde-
normale gebouwenbestand van een middeleeuwse burcht. Hij
ling van het Rijk van Karel de Grote (Verdrag van Verdun, 843)
kon de woning van de burcht vormen of eerder een militaire of
en dat is blijven bestaan tot het einde van het ancien régime
symbolische functie vervullen.
(1789). De basis van het feodaal stelsel is het leen, een soort
van contract tussen de leenheer of suzerein en zijn leenman of
WONEN IN EEN DONJON OF WOONTOREN
vazal. Dit contract kwam er meestal als gevolg van bepaalde
De donjon is de torenvormige woning van een plaatselijke
door de leenman bewezen diensten. Daarvoor ontving deze
machthebber. Hij kan ook worden beschouwd als de meest
een grondgebied, waarover hij zelf zijn heerschappij kon uit-
gecondenseerde vorm van de middeleeuwse burcht. In deze
oefenen. Anderzijds was de leenman ook bepaalde diensten
turris vindt men dan ook alle kamers (camera op de tweede
verschuldigd aan zijn leenheer. In de eerste plaats was er het
verdieping) en functies die een normale bewoning moeten
leenverhef, een officiële erkenning van de leenheer als feitelijke
toelaten. Tegelijk kon de donjon ook dienen voor politieke acti-
eigenaar van het leen. Wanneer de leenman op het hem toege-
viteiten (aula op de eerste verdieping). Als gecondenseerde
kende gebied een burcht bouwde, dan moest hij dit kasteel in
burchtvorm moest de donjon ook zekere militaire karakteris-
geval van oorlog openstellen, dus ter beschikking stellen van
tieken vertonen en minstens een passieve veiligheid garan-
zijn leenheer. Het contract bepaalde meestal ook over hoeveel
deren. Aangezien de kasteelheer in zekere mate aan comfort
manschappen de leenman in dergelijke omstandigheden moest
moest inboeten door voor een torenvormig woonhuis te kiezen,
beschikken. Het voorwerp van een leen was echter niet alleen
moeten we ook aannemen dat men in de middeleeuwen niet
een grondgebied, het kon ook gaan om het recht om recht-
ongevoelig bleef voor de symbolische uitstraling van macht die
spraak te mogen voeren, om munt te mogen slaan of om het
uitging van een torenvormig gebouw.
banrecht (de verplichting om graan
te doen malen in de heerlijke molen). In tegenstelling tot het leen was het allodium een vrij gebied, waarvan de eigenaar geen enkele verplichting had tegenover een leenheer. Het bestaan van het feodaal stelsel, en
vooral van de veelvuldige lenen, verklaart ook waarom en waar donjons en kastelen werden gebouwd. De leenman bouwde op zijn leen eerst een hoeve, nadien een donjon of een groter kasteel, deels als eigen woning, deels als zetel van zijn politieke macht. Sedert de
Kasteel van Horst, Sint-Pieters-Rode: donjon in witte kalkzandsteen (laatste kwart 14de eeuw) met een ophoging voor de nieuwe weergang (einde 15de eeuw) Doorsnede AA van de donjon van het Kasteel van Horst [Frans Doperé en William Ubregts]
1
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007
WO NEN
Torenhof, Kobbegem:
Torenhof, Kobbegem:
donjon en woonhuis
doorsnede van de
[© A.C.L. Brussel]
donjon [Frans Doperé
A.
De kelder
Alle donjons hadden een kelder, meestal overkluisd
naast de donjon, ook het oorspronkelijk middel-
en William Ubregts]
eeuws woonhuis, echter zonder kelder, omvatte.
met een stenen tongewelf of kruisribgewelf. De donjons in het
In de donjon van Rokkenborch (Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek)
oude graafschap Loon (ongeveer de huidige provincie Limburg)
bevond de hoofdingang zich ter hoogte van de kelder, die met
daarentegen hadden een kelder met een houten plafond. De
een kruisribgewelf met versierde sluitsteen was overkluisd om
kelder van een donjon was half-ondergronds of gelijkgronds.
van meet af aan indruk te maken op de eventuele bezoeker.
In de meeste gevallen was hij niet rechtstreeks toegankelijk
Meestal was de kelder toegankelijk van uit de ontvangstkamer
van buiten. Op deze regel zijn wel enkele uitzonderingen. De
op de eerste verdieping, ofwel rechtstreeks via een valluik, ofwel
donjon van het Kasteel van Horst te Sint-Pieters-Rode had een
via een wenteltrap. In een aantal donjons bevond de waterput
rechtstreekse toegang vanop de binnenkoer van
van de burcht zich in de kelder (Gestel, Hof van Rameyen) en
het kasteel. De eigenlijke verdedigingsgordel van
vindt men tevens grote muurnissen en kleine lampnissen. De
die burcht werd dan ook gevormd door de weer-
verlichting bestond er meestal uit één, soms uit twee smalle
Rokkenborch,
Onze-Lieve-Vrouw-
Lombeek: doorsnede AA van de donjon
[Frans Doperé en William Ubregts]
muur van het kasteel. In Kobbegem fungeerde
lichtspleten. Poortdonjons zijn in feite deels poortgebouwen
de half-ondergrondse kelder van de donjon als
en deels woontorens. De poortdoorgang bevindt zich op het
enige kelder voor het hele burchtcomplex, dat,
gelijkvloers en de kelder ontbreekt praktisch overal.
B. De ontvangstruimte op de eerste verdieping Meestal bevond de ingang van de donjon zich op de eerste verdieping. Deze deur was bereikbaar via een houten trap. Soms was het onderste gedeelte van de trap in steen (Rutten). In een aantal gevallen was er een kleine ophaalbrug vóór de deur (Oetingen, Rotselaar). De verdediging van de ingangsdeur kon nog verhoogd zijn door de aanwezigheid van één of twee houten schuifbalken in de muur (Horst, Rokkenborch). In
Kasteel van Male, Sint-Kruis: veldzijde van de poortdonjon (1390-97) [Frans Doperé en William Ubregts]
2
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007
WO NEN Donjon, Rutten: v.l.n.r.
gracht, waar het water van
doorsnedes AA, BB,
de slotgracht de schacht
CC, DD; boven voor-
gevel met ingang
kon spoelen via een kleine
[Frans Doperé en
opening in de muur.
William Ubregts]
Toch is het duidelijk dat
deze verdieping vaak meer was
dan alleen een woonkamer. Door de plaats van de ingang, die rechtstreeks
op
deze
verdie-
ping uitmondde, was dit ook de
plaats waar de eventuele vreemde
bezoeker werd ontvangen. Dat dit
zo was, wordt onrechtstreeks aangetoond door de bijzondere zorg
waarmee deze verdieping vaak
werd aangekleed: kruisribgewelf
met versierde consoles en sluit-
uitgetrokken toestand beletten die het openen van de deur van
steen (Groot-Bijgaarden, Horst, Sint-Ulriks-Kapelle), muurschil-
buiten af. De ruimte zelf was in de meeste gevallen uitgerust met
deringen (Betho, Horst). Dat deze uitstalling van een zekere
alle elementen die een bewoning moesten toelaten: voldoende
praal indruk moest maken op de bezoeker wordt onrechtstreeks
– weliswaar kleine – vensters met zitbanken, een schouw (in
aangetoond door de donjon van Rokkenborch. Aangezien de
de Maagdentoren te Zichem zelfs twee), soms een wastafel
deur daar niet uitmondt op de eerste verdieping maar op het
(Groot-Bijgaarden, Rutten), een latrine (ofwel op consoles aan
gelijkvloers, werd het kruisribgewelf precies op die plaats aan-
de buitenzijde uitkragend zoals te Rutten, ofwel uitgespaard
gebracht. De ontvangstruimte kan dus worden beschouwd als
in de muurdikte zoals in Groot-Bijgaarden, Grimbergen en
de kleine versie van de aula van de grotere kastelen.
Horst), muurnissen en lampnissen. Een boven de
burchtgracht uitkragende latrine functioneerde
Donjon, Groot-
in principe altijd zonder problemen; ingeval
Maagdentoren,
Bijgaarden: binnenzicht
één of meerdere latrines in de muurdikte waren
Zichem: ribgewelf
van niveau 1. V.l.n.r. een
lampnis, een lavabo, de
deur naar de spiltrap en
uitgespaard, liet men de intramurale schacht doorlopen tot beneden de waterspiegel van de
op niveau 1
[Frans Doperé en William Ubregts]
de deur naar de ingang [Frans Doperé en William Ubregts]
3
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007
WO NEN de eerste verdieping en een tweede, iets minder versierd, op de tweede verdieping. Bij woontorens met twee bewoonbare
vertrekken boven elkaar vindt men ook meestal een latrine op elke verdieping.
D. De slaapruimte op de derde verdieping
Bij de meeste woontorens is er een derde verdieping, die wellicht als slaapkamer kan worden geïnterpreteerd. Men komt tot
deze conclusie omdat men op deze verdieping een aantal elementen mist, wat een normale bewoning overdag onmogelijk
maakt: de schouw ontbreekt, de vensters zijn meestal kleiner
en ook de houten plafonds zijn lager. Toch moet men voor-
zichtig zijn met de interpretatie van de verschillende kamers
in een woontoren. Een torenvormige woning is uiteraard minder gemakkelijk te bewonen dan een huis met alle kamers op
het gelijkvloers. In de praktijk kennen we één voorbeeld waar
de slaapfunctie in de woonkamer moet worden gesitueerd: in
de donjon van Batsheers wijzen de kraagstenen van het dak er
inderdaad op dat de woonkamer de bovenste verdieping van de toren was.
E. De zolder of het defensief platform
Over de bekroning van de meeste donjons is weinig bekend.
Er zijn twee mogelijkheden: ofwel ging het om een woontoren zonder militaire ambitie, waarbij de bekroning uit een een-
voudig piramidaal dak bestond, ofwel had de donjon naast zijn
Maagdentoren, Zichem: doorsnede AA [Frans Doperé en William Ubregts]
woonfunctie ook een militaire betekenis, waarbij de bekroning uit een weergang met kantelen (openingen) en merloenen
(tanden), soms ook werpgaten of mezekouwen (Horst, Zichem)
C. De woonruimte op de tweede verdieping
In het licht van wat voorafgaat kan worden besloten dat men
bestond. Aangezien een defensief platform in de loop der tij-
den vaak in verval raakte en dus werd afgebroken, is de aan-
wezigheid van een dergelijk platform vaak
in een aantal woontorens twee bewoonbare verdiepingen had:
niet meer te achterhalen. Sporen van een
een eerste woonkamer die ook dienst deed als ontvangstka-
defensief platform bestaan vandaag nog te
mer en daarboven de eigenlijke woonkamer van de burchtei-
Goetsenhoven, Grimbergen, Horst, Meise
genaar. Deze laatste was de camera van de torenburcht. Men
(Bouchout), Turnhout, Zichem.
Kasteel van Horst, Sint-PietersRode: de weergang van de donjon met de kantelen en merloenen en eveneens goed zichtbaar, de mezekouwen
vindt er dezelfde uitrusting als
(einde 15de eeuw) [Frans
op de eerste verdieping. Terwijl
Doperé en William Ubregts]
de eerste verdieping overkluisd was met een kruisribgewelf en versierd was met muurschilderingen, vindt men die meestal niet terug op de tweede verdieping. Alleen de “koninklijke” Maagdentoren te Zichem heeft twee kruisribgewelven: één op
Donjon van Bouchout, Meise: het defensief platform heeft een bekroning van kantelen en merloenen [Frans Doperé en William Ubregts]
4
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007
WO NEN verdieping naar de derde verdieping telkens om de hoek draait.
Het komt eveneens voor dat tussen elke verdieping een hou-
Donjon, Groot-
Bijgaarden:
ten trap was opgesteld in de woonkamer zelf (Kobbegem).
plannen van de
Belangrijk om te vermelden is ook dat men vaak de latrines
drie niveaus
[Frans Doperé en William Ubregts]
aanbracht daar waar de trap vertrok of aankwam (Grimbergen,
Groot-Bijgaarden, Turnhout). Dat was duidelijk een hygiënische maatregel omdat er aldus geen rechtstreekse verbinding bestond tussen de woonvertrekken en de latrine.
G. Het onderscheid tussen een maison-forte en een maison-platte: middeleeuws vocabularium
Het woord donjon wordt vandaag door de castellologen
gebruikt om een torenvormige burcht aan te duiden, waarin
de woonfunctie primeert, maar waarin ook een variabel mili-
tair en representatief aandeel herkenbaar is. De historische
bronnen gebruiken, op een paar uitzonderingen na, nooit het
woord donjon. Woontorens worden in de leenboeken vermeld als huis of domus (Lat.). Zelfs een volledig militair uitgebouwde
toren als die van Bouchout (Meise) wordt in de leenboeken van
Brabant als domus of huis beschreven. Deze termen wijzen er dus ondubbelzinnig op dat het wonen de hoofdfunctie was van
deze gebouwen. Om een onderscheid te maken tussen een
versterkte en een onversterkte woning sprak men respectievelijk van een maison-forte of fortallicium en een maison-platte.
Dit onderscheid is vandaag niet altijd gemakkelijk te vatten, omdat wordt vastgesteld dat in de middeleeuwen een donjon
met gracht, ophaalbrug en deur op de tweede verdieping nog
steeds als maison-platte werd beschreven. Een typisch voorbeeld is de kleine, zeer goed voor bewoning uitgeruste donjon
te Rutten. Een poortdonjon is ook een maison-platte. De donjon van Meldert en het Kasteel van Horst werden in de 15de eeuw fortallicium genoemd. Voor het
Kasteel van Horst is dit vrij gemakkelijk te begrijpen, gezien de aanwezigheid van
Donjon van Meldert, Hoegaarden: v.l.n.r. de traptoren, de deur op niveau 1 en sporen van de ophaalbrug op de rechterhoek (tweede helft 14de eeuw) [Frans Doperé en William Ubregts]
F. De verticale circulatie tussen de kamers De verschillende verdiepingen van de woontorens waren verbonden door rechte steektrappen (Turnhout) of door wenteltrappen. Bij rechte steektrappen was één van de vier muren van de donjon daarvoor speciaal dikker gebouwd. Daarin werden de trappen tussen elke verdieping uitgespaard. Op elke verdieping was men verplicht om door de kamer te lopen alvorens de volgende trap te bereiken. Alleen de donjon van Horst maakt hierop een uitzondering, omdat de rechte trap van de eerste verdieping naar de tweede verdieping en die van de tweede
5
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007
WO NEN de ringmuur met gekanteelde weergang, een poortgebouw en
voor stuk bewoonbaar. Hun indeling beantwoordt bovendien
een donjon met gekanteelde weergang met werpgaten. Voor
volledig aan die van de geïsoleerde woontorens. Ook heeft elk
Meldert kan men zich de vraag stellen of de term fortallicium
van deze torens zijn eigen onafhankelijke verticale circulatie,
geen overdrijving was, aangezien dezelfde toren toen in de
meestal via wenteltrappen.
volksmond blockhuys werd genoemd. Voor de opheldering van
het middeleeuwse architecturale vocabularium is nog zeer veel
Recent werd door Lode Declercq in het Kasteel van Horst de
onderzoek nodig, niet alleen in verband met de benaming van
grote aula van het kasteel naast de donjon gelokaliseerd. Van
de woontoren zelf, maar ook hoe deze benamingen voor een
de grootste aula’s die in ons land hebben bestaan, nl. die van
zelfde gebouw in de loop der tijden evolueerden.
Brussel en Tervuren, blijven nu nog enkel de kelders over. De
grote donjon van het Gravensteen te Gent heeft een evolutie
WONEN IN EEN MIDDELEEUWS KASTEEL
gekend van een bewoonbare rechthoekige woontoren met
Een groter middeleeuws kasteel omvatte naast de woning van
waarschijnlijk vier schouwen op de eerste verdieping en een
de kasteelheer en/of zijn verwanten, ook de grote aula of repre-
latrineblok (de huidige kelder) tot de huidige (weliswaar voor
sentatieruimte, de toren en de kapel. Aangezien het kasteel,
de helft wederopgebouwde) meer protocollaire torenvormige
naast zijn woonfunctie, dus ook de administratieve en politieke
aula van de graaf van Vlaanderen.
kern van het leen vormde, diende deze belangrijke kern te wor-
den beveiligd door een omheiningsmuur, torens en een poort-
gebouw. Deze militaire gordel was echter niet het belangrijkste onderdeel van een goed functionerend middeleeuws kasteel.
Bibliografie
DOPERÉ, F. en UBREGTS, W., De donjon in Vlaanderen, Architectuur en wooncultuur (Acta Archaeologica Lovaniensia-Monographiae, 3),
De woonfunctie van een middeleeuws kasteel was voornamelijk
Brussel-Leuven, 1991.
terug te vinden in de camera, een gebouw dat specifiek was
DOPERÉ, F. en UBREGTS, W., De woontoren van Aynchon de Hognoul
ingericht voor de bewoning door de eigenaar. Het zgn. Huis van
te Rutten op het einde van de 13de eeuw, in M & L, Monumenten en
de Graaf in het Gravensteen te Gent is wellicht de enige nog
Landschappen, 10 (4), 1991, p. 36-48.
bestaande woning in een middeleeuwse burcht. Het nu groten-
DOPERÉ, F. en CORENS, K., Huizen in torens, De Zichemse
deels verdwenen langwerpige woongebouw in de burcht van
Maagdentoren en andere donjons, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen,
Beersel werd volledig wederopgebouwd in het begin van de
2002.
16de eeuw. Het is belangrijk om te noteren dat de bewoning in
DE VOS, L. (red.), Burchten en Forten en andere versterkingen in
een groter middeleeuws kasteel niet noodzakelijk beperkt was
Vlaanderen, Leuven, 2002.
tot de camera, die wellicht meestal was gereserveerd voor de
kasteeleigenaar zelf, maar zich ook kon uitstrekken over andere
gebouwen, de torens en zelfs het poortgebouw. De aanwezigheid van schouwen, vensters met zitbankjes en latrines vormt,
Contactadres van de auteur voor elk probleem in verband met de
interpretatie van de bewoning in een middeleeuwse woontoren of burcht.
samen met eventuele historische beschrijvingen, een goede leidraad om de bewoonde zones te identificeren. Het is dus eveneens mogelijk dat de grote toren van het kasteel, zoals bij een
Dr. Sc. Frans Doperé Leopoldvest, 22, B-3300 TIENEN
geïsoleerde donjon, de belangrijkste woning was van de burcht.
T 016 81 37 33 (na 19 uur)
Ook de hoektorens van burchten als Beersel en Laarne zijn stuk
GSM 0476 20 44 01
6
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN – 2007