2040+
van campi naar moedercampus Kevin Claeys
2040+
van campi naar moedercampus
Promotor Copromotor
Karel Wuytack Rob Ragoen
Mentors
Dag Boutsen Piet Van Cauwenberghe
Student
Kevin Claeys
Opleidingsonderdeel Universiteit Opleiding
A34432 Masterproef KU Leuven | Faculteit Architectuur | Campus Sint-Lucas Gent Master of Science in de stedenbouw en de ruimtelijke planning
Datum
29.05.2016
Academiejaar
2015 - 2016
KU LEUVEN 2040+
van campi naar moedercampus
Kevin Claeys
Dankwoord
Verschillende mensen hebben toegedragen aan de totstandkoming van deze masterproef. Van deze gelegenheid wil ik graag gebruik maken om hen te bedanken voor hun steun, inzet en vertrouwen. Deze masterproef was niet mogelijk zonder de inhoudelijke begeleiding van mijn promoter Karel Wuytack, co-promotor Rob Ragoen en mentors Dag Boutsen en Piet Van Cauwenberghe. Daarnaast wil ik graag ook alle geïnterviewde personen bedanken en in het bijzonder Marc Leroy die altijd ter beschikking stond in navraag van informatie. Ten slotte ook dank aan Bruno De Meulder voor de geboden kans om deel te mogen nemen aan de workshop ‘Le(u)vens Ader’ en tevens voor de mogelijkheid tot voorleggen doorheen het traject van de masterproef betreffende enkele kritische reflecties. Uiteraard was de combinatie tussen deze opleiding en een job niet mogelijk zonder steun van enkele mensen rondom mij. Daarvoor dank aan mijn collega’s van het eiland stedenbouw en de vennoten van Abscis Architecten om mij van de nodige flexibiliteit te voorzien doorheen drukke perioden van de opleiding. Ook dank aan familieleden en vrienden om in de nodige middelen en steun te voorzien, en met name aan mijn vriendin die altijd klaarstond en het nodige geduld had binnen deze intensieve periode. Tenslotte wens ik mijn collega studenten te danken voor de permanente steun en reflecties op mijn werk. Het document dat voor u ligt kon enkel door medewerking van voorgaande personen op deze manier tot stand gekomen zijn. Kevin Claeys Mei 2016
Kevin Claeys
5
6
KU Leuven 2040+
Voorwoord
Met dit sluitstuk van mijn Master of Science in de Stedenbouw en Ruimtelijke Planning kijk ik met voldoening terug op een intense en uitdagende opleiding die ik combineerde met een baan bij Abscis Architecten. De opleiding werd gevolgd in aanvulling van het behalen van mijn bachelor Landschapsen tuinarchitectuur aan de Hogeschool Gent, waarbij de relatie tussen Landschapsarchitectuur en Stedenbouw en de Ruimtelijke Planning voor mij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De opleiding heeft daarin mijn beeld en visie op beiden verbreed. Ook de mogelijkheid tot participatie aan de publicatie ‘Strategische projecten voor de Stadsregio Gent’ en de internationale workshop ‘Le(u)vens Ader’, dat tevens aan de oorsprong van deze masterproef ligt, vormden een verrijking die enkel door deze opleiding tot stand kon komen. Een ander belangrijk moment tijdens de opleiding was de summerclass in Istanbul ‘The big reset on neighborhood design’. Een zestal universiteiten uit Europa vormden een groep van meer dan 50 studenten om na te denken over de complexiteit in Istanbul en dit op schaal van de buurt. Tijdens die ervaring werd mijn interesse in het onderzoek naar grootschalige stedelijke enclaves en de relatie tot het omliggende stedelijke weefsel aangewakkerd. Gedurende de summerclass gingen we op zoek naar synergieën en relaties die een alternatief boden voor de gated communities. Tevens werd gekeken hoe universiteiten zich daarin positioneren, waarbij we zagen dat enkelen zich volledig distantieerden van het stedelijke weefsel, terwijl de Bilgi university een zeer interessante strategie toepast dat zowel de buurt als de universiteit ten goede komt. De universiteit van Bigli wordt in deze bundel besproken als casus. In deze masterproef ga ik op zoek naar een ontwikkelingsvisie voor de KU Leuven met een tijdshorizont op 2040. Op welke manier moet het patrimonium van de universiteit zich ruimtelijk herprofileren om te voldoen aan de uitdagingen van de toekomst. Uiteraard hangt een dergelijke ruimtelijke visie in nauwe samenhang met de uitdagingen en ambities van de stad en wordt gezocht naar elementen die voor beide partijen kwaliteiten oplevert. Een gelaagd discours dat uiteindelijk resulteert in een visieplan, waarbinnen aan de hand van verschillende micro-stories ruimtelijke potenties worden getoond die een antwoord bieden op de uitdagingen van de universiteitsstad.
Kevin Claeys
7
Methodiek en leeswijzer
De masterproef bestaat uit vijf delen die elk, zowel in tijd als in opbouw van het verhaal, een eigen focus hebben en in relatie staan met één of meerdere methodieken. De globale aanpak bestaat uit een kruisbestuiving van verschillende methodieken (cartografie, literatuurstudie, cases, gesprekken met experts en ontwerpend onderzoek) die al dan niet simultaan worden aangevangen. DEEL 1: INLEIDING Dit deel vormt de context waarbinnen de masterproef tot stand gekomen is. Daarnaast kadert het de uitdagingen, wordt de hypothese en de drie onderzoeksvragen uiteengezet die aan de basis liggen van het uiteindelijke resultaat. DEEL 2: (KU) LEUVEN EN ZIJN TERRITORIUM Cartografie als methodiek voor bewustwording Om een inzicht te krijgen in het ruimtelijk territorium van de stad wordt een stadsbrede analyse gevoerd op drie sporen: hardscape (bebouwing), softscape (landschap) en movement (transport). Deze analysefase stelt daarbij de relatie tot de universiteit telkens voorop en zoekt tegelijk naar de uitdagingen van de stad. Via een fotoreportage wordt elk analysespoor visueel inzichtelijk gemaakt. Ten slotte worden de analysekaarten tegenover het huidige structuurplan Leuven geplaatst om enerzijds de ambities van de stad te duiden en anderzijds deze tegenover de ruimtelijk realiteit te plaatsen. DEEL 3: HET KADER - WENSBEELDEN EN TENDENSEN Literatuurstudie Voor het achterhalen van de te verwachten tendensen werd beroep gedaan op de conferentie ‘Next generation Learning Space’ van maart 2016 te London, alsook de twee publicaties ‘Campus and the city’ en ‘School in de stad, stad in de school’. Bij de drie infromatiebronnen is het opmerkelijk dat men experts vanuit verschillende disciplines aan het woord laat, om elk vanuit hun perspectief de uitdagingen van de toekomst voor de universiteit te formuleren.
8
KU Leuven 2040+
Gesprekken met experts Waar de literatuur eerder sprak over globale tendensen, kon uit de vele gesprekken met sleutelpersonen, betreffende de ontwikkeling van de stad en/ of de universiteit, een beter inzicht verkregen worden op de specifieke context binnen Leuven. Zo was o.a. de visie van de studie- en vastgoedcel KU Leuven onmisbaar om te achterhalen wat de huidige initiatieven vanuit de universiteit zijn, maar even belangrijk is de visie van de huidige burgemeester Louis Tobback en kandidaat burgemeester Mohamed Ridouani, waarbij een inzicht verworven wordt in de ruimtelijke ambities van de stad. Deze gesprekken hebben geleid tot het verwerven van kennis, innemen van een kritische positie en het poneren van een suggestie voor de toekomstige ontwikkeling van de universiteit op lange termijn. DEEL 4: DE CASES & DE ZOEKTOCHT NAAR RUIMTELIJKE MOMENTEN Cases Aan de hand van relevante cases wordt een voedingsbodem gecreëerd om het ontwerpend onderzoek aan te vatten. Bij elke case wordt geëxpliciteerd hoe deze in relatie staat tot de globale tendensen die vanuit de literatuur naar voor kwamen, alsook tegenover de conclusies die voort kwamen uit de bevoorrechte gesprekken met de experts. Ontwerpend onderzoek Vanuit ontwerpend onderzoek worden de mogelijkheden van het gebied afgetast. Een zoektocht naar potenties en de afweging van pro’s en contra’s hebben geleid tot een beter begrijpen van de ruimtelijke situatie om op die manier te komen tot het visieplan. Procesmatig wordt het ontwerpend onderzoek in die zin niet geweerd tot de laatste fase, maar wordt deze van meet af aan mee opgenomen in het proces zodat inclusie wordt bekomen en het de andere methodieken kan sturen en beïnvloeden. DEEL 5: VISIEPLAN De kaart - het beeld Als eindresultaat wordt een visieplan naar voor geschoven. Daarbij liggen vier deelfiguren aan de basis die als kader fungeren en richting geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de universiteit. Uiteindelijk zullen micro-stories en annotaties de gewenste ingrepen duiden, bij wijze van het inzichtelijk maken van de ruimtelijke potenties.
Kevin Claeys
9
Dankwoord Voorwoord Methodiek en leeswijzer Abstract
DEEL 1: INLEIDING I Aanleiding II Uitdaging III Hypothese
005 007 008 012 017 019 021
IV IV I IV II IV III IV IV IV V
DEEL 2: (KU) LEUVEN EN ZIJN TERRITORIUM KU Leuven - een ruimtelijk-historisch perspectief Van lakenhal tot Vlaanderen De Leuvense binnenstad als één grote campus Suburbanisatie van de KU Leuven The next big step, Vlaanderen! Conclusie
031 031 033 035 037 039
V VI V II V III V IV VV V VI
Typo-morfologische ontwikkelingsstrategieën KU Leuven Beelden en denkbeelden Kolonisatie Het campusmodel Verpreiding Leuven en zijn universiteit als beeld en denkbeeld voor LLN Conclusie
041 041 043 045 047 049 051
VI VI I VI II VI III VI IV VI V VI VI VI VII VII VII I VII II
Mapping de ruimtelijke realiteit vs. Structuurplan Leuven Over cartografie Over de atlas Hardscape: de bebouwing Softscape: het landschap Movement: de verplaatsing Synthesekaart Conclusie
053 053 057 059 093 119 141 146
DEEL 3: HET KADER - WENSBEELDEN EN TENDENSEN Realiteit versus wensbeeld Precedenten & voorgaande studies In gesprek met het territoriaal krachtenveld
153 153 163
VIII VIII I VIII II VIII III VIII IV VIII V VIII VI VIII VII
De universiteit, een toekomstperpectief Situering binnen een maatschappelijke ontwikkeling De netwerkmaatschappij, ‘the Net’ en ‘the Self’ Wat is de rol van de universiteit in de netwerkmaatschappij? Een veranderend universiteitslandschap Binnenstedelijke campussen als troef ‘Greenfield’ campussen als magneet Conclusie
169 169 171 173 173 176 179 181
IX IX I IX II IX III IX IV
DEEL 4: DE CASES & DE ZOEKTOCHT NAAR RUIMTELIJKE MOMENTEN De cases Cambridge Walks - Allison and Peter Smithson Breathing space for the Bowtie - AMO Bocconi - Milaan - OMA Bigli university - Istanbul
191 192 194 196 198
X
Ruimtelijke momenten - een zoektocht
203
DEEL 5: VISIEPLAN XI Uitdaging XII 6 urbane figuren XIII Strategie van de visiekaart en micro-stories XIV 3 deelfiguren - 1 sequens van ontmoetingen XV KU Leuven 2040+ XVI De sequens in beeld XVII Visiekaart; een concluderende ruimtelijke vertaling XVII I Vier deelgebieden, vier condities XVII II Vier deelgebieden en hun relatie tot ‘hardscape’, ‘softscape’ en ‘movement’
247 251 257 258 261 283 293 293 297
XVIII
302
Conclusie; KU Leuven 2040+
XIX Reflectie Literatuurlijst Lijst van afbeeldingen Bijlagen
305 306 309 319
Abstract (English) The international workshop ‘Le(u)vens Ader’, d.d. 29/06/’15 - 08/07/’15 investigated the role of the university in the redevelopment of the Dyle valley in Leuven. In addition to this workshop, the thesis ‘KU Leuven 2040+’ was carried out. This thesis develops a strategic masterplan that starts from the existing forces, namely the heritage of the Catholic University of Leuven. The university has already plans for the necessary extensions in the next decade, but what happens after those 10 years stays an open question. This thesis will give a long-term vision for the university, whereby it will not only include their own future challenges, but also respond to the challenges that the city of Leuven is facing. The connection university–city and city-university will have a key role in this research. From a typo-morphological research and a clarification of the spatial strategies of KU Leuven, the historical relationship between the city and university will be determined. To analyse the data, a detailed mapping of the territory of Leuven was created. At one hand it will expose some of the city’s challenges such as lack of inner city green spaces, mobility congestion, pressure on the housing market, mono-functional tendency of the city and many more. Secondly it will provide insight into the condition of the university in relation to the city, the landscape and the mobility. In the next step these maps are being placed next to the structure plan of Leuven (2004) in order to assess the current urban vision towards the spatial reality. In addition, from several studies, interviews with experts and conferences, tendencies are recognized. These visions implement that a university in the near future will need a different kind of urban space (physical encounter platforms), that the main focus will lay on the development of spin-offs and postgraduate programs and that the spatial relationship between the university and the city becomes supremely relevant. As a result of previous mindset, research by design shall develop the strategic vision plan. The vision starts from the property of the University of Leuven and recognizes / develops four areas. Each area has its own quality and logic and is in a specific way related to the urban environment, the landscape and the mobility. The areas are Arenbergpark, the inner city, Gasthuisberg and the new to be developed district Leuven North. The university will fully develop its relationship with the city and will create an urban environment with the associated clashes, frictions and synergies. The city, however, needs the university to develop ‘Leuven North’ as well, in order to effectively create a new and vital district of the city. To achieve an inclusive and qualitative urban planning, university and city will have to cooperate actively in the future.
12
KU Leuven 2040+
Abstract (Nederlands) In navolging van de internationale workshop ‘Le(u)vens Ader’, d.d. 29/06/’15 - 08/07/’15, waar de rol van de universiteit onderzocht werd binnen de herontwikkeling van de Dijlevallei, wordt binnen deze masterproef een strategisch ruimtelijke ontwikkelingsvisie uitgebouwd die vertrekt vanuit de bestaande krachten, namelijk het patrimonium van de KU Leuven. Voor de eerstkomende tien jaar heeft de universiteit plannen klaarliggen voor de nodige uitbreidingen, wat daarna volgt blijft een open vraag. De masterproef ‘KU Leuven 2040+’ gaat op zoek naar een langetermijnvisie voor de universiteit, waarbij enerzijds de eigen toekomstige uitdagingen worden opgenomen en het tegelijkertijd zijn maatschappelijke rol opneemt en een antwoord tracht te bieden op de uitdagingen waar de stad Leuven voor staat. Vanuit een typo-morfologisch onderzoek en het achterhalen van de ruimtelijke strategieën van de KU Leuven wordt de historische relatie met de stad geduid. Vervolgens wordt analyse gevoerd via een gedetailleerde mapping betreffende het territorium Leuven. Hieruit komen enerzijds de uitdagingen van de stad naar voor (nood aan groenruimten, mobiliteitscongestie, druk op de woningmarkt, monofunctioneler worden van de stad etc.) en anderzijds wordt de conditie van de universiteit in relatie tot de stad, het landschap en mobiliteit inzichtelijk gemaakt. Deze kaarten worden geplaatst tegenover het structuurplan Leuven (2004), zodat de huidige stadsvisie getoetst wordt ten opzichte van de ruimtelijke realiteit. Daarnaast worden vanuit verschillende studies, gesprekken met experts en congressen tendensen herkent. Deze stellen dat een universiteit in de nabije toekomst nood heeft aan een andere soort ruimtebehoefte (fysieke ontmoetingsplatformen), dat er sterk zal worden ingezet op het ontwikkelen van spin-offs en postgraduaatopleidingen en dat de ruimtelijke relatie tussen universiteit en stad terug zeer pertinent wordt. Vanuit voorgaand denkkader wordt door middel van ontwerpmatig onderzoek gekomen tot het strategisch visieplan. De visie vertrekt vanuit de urbane figuur van de eigendommen van de KU Leuven en erkent/ontwikkelt daarin vier deelgebieden die elk hun eigen kwaliteiten en logica’s kennen en telkens op een bepaalde manier zich verhouden ten opzichte van de stedelijkheid, landschappelijkheid en mobiliteit. Het gaat hier om Arenbergpark, de binnenstad, Gasthuisberg en het nieuw te ontwikkelen stadsdeel Leuven Noord. De universiteit gaat terug ten volle zijn relatie met de stad aan en creëert een klimaat dat de bijhorende stedelijke confrontaties, fricties en synergieën in zich opneemt. De stad heeft op zijn beurt voor de ontwikkeling van ‘Leuven Noord’ de universiteit nodig wil het er effectief een nieuw en vitaal stadsdeel ontwikkelen. Universiteit en stad zullen actief moeten samenwerken om tot een inclusieve en kwalitatieve universiteitsstad te komen.
Kevin Claeys
13
DEEL 1 INLEIDING
Figuur 1. Eigendomsstructuur KU Leuven, situatie 2015 1km
16
KU Leuven 2040+
I Aanleiding De ambitie van de KU Leuven is om naast de oudste universiteit van de Lage Landen, de oudste katholieke universiteit van Noord-Europa en de grootste Vlaamse universiteit, tot bij de toonaangevende Europese universiteiten te behoren. Binnen de internationale workshop ‘Le(u)vens ader’, d.d. 29/06 - 08/07, werd de Dijle ‘als vloek en zegen’ bestudeerd via ontwerpmatig onderzoek. De output bestond uit zes ruimtelijke scenario’s, telkens vanuit een andere hypothese, voor de ontwikkeling van de Dijlevallei. Een opmerkelijk gegeven vormde de kaart waar de eigendommen van de KU Leuven op aangeduid staan (zie figuur 1). Het is duidelijk dat het patrimonium van de universiteit een enorme impact heeft op de (toekomstige) ruimtelijke ontwikkeling van Leuven, gezien hun groot aandeel in eigendom en de strategische ligging van deze sites. Indien we daarnaast het Structuurplan van Leuven bekijken zien we dat slechts sporadisch ruimtelijke uitspraken worden gedaan omtrent de universiteit. De resultaten van deze internationale workshop werden gebundeld in het boek ‘De Dijle aan het woord - Stadsdebat Leuven’. Het boek is bedoeld als aanzet voor een stadsdebat over de toekomst van Leuven en reikt daarbij negen vragen aan. Eén van de vragen vormt de aanleiding van deze masterproef en luidt als volgt: “Weerom universiteitsstad. Het wonen vertrok destijds geruisloos uit de stad. De universiteit deed het met grote schreden en zorgt nu voor erg bijzondere leegstand. Terwijl het wonen nu terug binnenstroomt - maar waarom toch niet voor iedereen? blijft de unief haar groene campussen - massieve en gespecialiseerde molochs zijn ze ondertussen - volstouwen omwille van zogenaamde schaalvoordelen. Wat dan wel weer mobiliteitsproblemen creëert. De stad - is ze wel nog alma mater? - is verweesd achtergelaten. Is het dat dan? Zijn die op hol geslagen campussen de uitgelezen omgeving waar vorming, experiment, zorg, vinding en onderzoek bloeien in interactie met de leuvense stad die ze ondersteunt, bevraagt, inspireert en stimuleert? De universiteit, wegbereider van de toekomst, vindt zich vroeg of laat heruit, al is het maar omdat ze ondertussen een regionale associatie werd en kwaliteit niet zomaar voortspruit uit kwantiteit en zogenaamde functionaliteit. Wellicht neemt ze dan de draad weer op en draagt ze opnieuw bij tot de kwaliteit van de stad.” (De Meulder, et. al., 2016:126)
Kevin Claeys
17
“(...) de KU Leuven [is] het aan zichzelf en aan de nationale en internationale gemeenschap verplicht hoge ambities te koesteren. Zowel op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs als op het vlak van maatschappelijke dienstverlening wil zij tot de groep van toonaangevende Europese universiteiten behoren.� - KU Leuven
II Uitdaging De typo-morfologische structuur van Europese universiteiten is een fenomeen waarbij de relevantie binnen de stedenbouw en de ruimtelijke planning sterk is toegenomen. Hun positie in de huidige kennismaatschappij en de daarmee gepaard gaande groei zorgen dat universiteiten zich fysiek gaan reorganiseren. (Christiaanse K., 2007:45). Dit herpositioneringsproces zien we momenteel, meer dan ooit, ook gebeuren bij de KU Leuven. Recent trad de universiteit uit de voegen van de provinciale metropool Leuven en onderging ze een schaalsprong op Vlaams niveau.1 Door het territoriaal verspreide aanbod aan opleidingen in Vlaanderen herkennen we een verandering qua denkbeeld over het universitair patrimonium binnen de stad Leuven. Een evolutie die de verschillende campi omvormt tot ĂŠĂŠn moedercampus. De noodzaak dringt zich op om binnen het multicampusmodel zowel het interconnectieve van de campussen, inclusief de moedercampus, als de eigenheid van deze campi te versterken, zodat op een bewuste manier het gebouwd patrimonium opnieuw kan ingezet worden als antwoord op de virtuele cloud van de netwerkmaatschappij. Uit afgenomen interviews blijkt dat de universiteit voor de eerstkomende tien jaar een ruimtelijke ontwikkelingsvisie heeft dat afgestemd is met het huidige structuurplan Leuven. Wat daarna volgt is echter nog niet duidelijk en het is net daar waar de grote uitdaging ligt. Als we nadenken over het ruimtelijk functioneren van een universiteit, op lange termijn (met een scope van 25 jaar), dan zien we uit verschillende studies tendensen waarbij er nood is aan een andere soort ruimtebehoefte2 (cfr. netwerkwerkmaatschappij), dat er sterk zal worden ingezet op het ontwikkelen van spin-offs en postgraduaatopleidingen3 en dat de relatie tussen universiteit en stad terug zeer pertinent4 wordt. Deze relatie en de interactie met het stedelijk weefsel zal daarin van cruciaal belang zijn. In die zin kan en zal de KU Leuven fungeren als incubator voor stedelijke ontwikkelingen en dient het tevens deze stedelijke uitdagingen en doelstellingen mee op te nemen in samenhang met de universitaire uitdagingen.
1
conclusie uit hoofdstuk IV
2
conclusie uit hoofdstuk VIII II conclusie uit hoofdstuk VIII III conclusie uit hoofdstuk VIII IV
3 4
Een universiteit moet in staat zijn zichzelf te herontwikkelen en vernieuwen om actueel te blijven. Wil de KU Leuven ruimtelijk in staat zijn om aan de behoeften van de in ontwikkeling zijnde netwerkmaatschappij te voldoen, dan zal het actualiserings- en vernieuwingsproces vanaf vandaag moeten beginnen om klaar te staan tegen 2040+.
Kevin Claeys
19
Figuur 2. Hypotheseschets urbane universiteitsfiguur met bovenaan Leuven Noord, centraal de binnenstad en onderaan campus Arenberg
III Hypothese
“Leuven staat in de nabije toekomst voor erg belangrijke veranderingen. De nieuwe ontwikkelingsgolf die door de stad trekt zal een structurele impact hebben op de identiteit en de kwaliteit van de binnenstad. (...) Maar er is meer mogelijk dan wat vandaag gebeurt. We staan op een kruispunt om een ander soort stad te maken, geen eenheidsworst, geen stad alleen voor consumptie, maar een stad van tegenstellingen, frictie en creatie.� (De Meulder, 2016:10) Als gevolg van de recente schaalsprong op Vlaams niveau1, de nieuw te verwachten tendensen2 van de netwerkmaatschappij, de uitdagingen van de stad3 en de ambities van de KU Leuven om zich als toonaangevende Europese universiteit te profileren, vereist het patrimonium van de KU Leuven een herdenken, waarbij een duidelijke en heldere toekomstvisie naar voor moet worden geschoven dat alle voorgenoemde uitdagingen mee opneemt.
conclusie uit hoofdstuk IV conclusie uit hoofdstuk VIII 3 conclusie uit hoofdstuk VI 1 2
Als hypothese wordt gesteld dat; wenst de KU Leuven binnen 25 jaar klaar te staan voor de uitdagingen die het nieuwe universiteitslandschap stelt, zal ze nu intenser moeten samenwerken met de stad zodat beiden hun troeven optimaal kunnen inzetten. Dit wordt uitgewerkt aan de hand van de volgende drie onderzoeksvragen: 1: Wat zijn de internationale tendensen en de toekomstige uitdagingen voor universiteiten (incl. KU Leuven)? 2: Wat is momenteel de relatie tussen en zijn de ambities van de universiteit en de stad? 3: Wat is de impact van de internationale tendensen en uitdagingen op zowel de universiteit als de stad Leuven? Deze masterproef focust aan de hand van een visiekaart op de ruimtelijke impact van Leuven en zijn universiteit en biedt zo een kader voor een gezamelijke positionering, dialoog over mogelijke ruimtelijke samenwerkingen en fysieke ingrepen.
Kevin Claeys
21
DEEL 2 (KU) LEUVEN EN ZIJN TERRITORIUM
Figuur 3.
24
Bird’s-eye view Territorium Leuven
KU Leuven 2040+
Kevin Claeys
25
(KU) Leuven en zijn territorium
Vanuit een typo-morfologisch onderzoek wordt de ontstaansgeschiedenis van het Multicampusmodel KU Leuven inzichtelijk gemaakt. Per schaalsprong / sleutelmoment in tijd, in termen van ruimtelijke veruitwendiging, worden de specifieke kenmerken en veranderingen geduid omtrent de relatie tussen universiteit en stad en wat de maatschappelijke verhouding telkens inhouden. De focus ligt binnen dit deel op een analyse via cartografie, dat ondersteund wordt door literatuur. Een tweede hoofdstuk behandelt diverse discoursen omtrent universitaire ideaalmodellen, waarbij de relatie tussen universiteit en het stedelijk weefsel wordt uitgeklaard. Hoe veruitwendigd een bepaalde ruimtelijke strategie van een universiteit zich tot zijn ruimere omgeving. Binnen dit deel ligt de focus op ideaalmodellen, los van de context binnen Leuven, waarbij gewerkt wordt aan de hand van referenties. Ten derde wordt via mapping het huidige territorium van Leuven in kaart gebracht. Dit gebeurt op drie sporen: hardscape (gebouwd), softscape (landschap) en movement (verplaatsingen). Elk spoor wordt ingeleid met een fotoreportage, zodat de reĂŤle ruimtelijke conditie tastbaar wordt. De synthesekaarten van elk spoor worden ten slotte tegenover het structuurplan Leuven geplaatst, waar gereflecteerd wordt over de visie van de stad ten opzichte van de ruimtelijke realiteit.
“We menen dat bepaalde evoluties pas begrijpbaar worden indien we ze in het licht van de geschiedenis plaatsen.� - Maarten Van Den Driessche
Figuur 4. Eigendomsstructuur KU Leuven binnen stad Leuven, situatie 2015 1km
30
KU Leuven 2040+
IV KU Leuven - een ruimtelijk-historisch perspectief IV I Van lakenhal tot Vlaanderen
“(...) KU Leuven is (...) de oudste universiteit van de Lage Landen, de oudste katholieke universiteit van Noord-Europa en de grootste Vlaamse universiteit. De KU Leuven staat aan de top van universiteiten wereldwijd: haar colleges, haar faculteiten en haar onderzoekscentra trekken de beste academische geesten en de meest getalenteerde studenten aan”, aldus Baron Frans van Daele (van Daele, F., 2015). De kaart die u hiernaast ziet is in functie van de workshop ‘Le(u)vens ader’ gemaakt. Dit beeld toont de impact van de universiteitseigendommen op de stad Leuven. In dit hoofdstuk wordt deze relatie onderzocht vanuit een ruimtelijkhistorisch perspectief dat terug gaat naar 1425. Het was op 9 december 1425 dat via een pauselijk bul door Paus Martinus V, op vraag van de stad Leuven, de KU Leuven een feit werd (KU Leuven, zes eeuwen geschiedenis, 2013).
Figuur 5. Paus Martinus V stichter KU Leuven
Vanuit het perspectief van de schaalsprong die de KU Leuven momenteel op Vlaamse schaal maakt, wordt het onderzoek naar de relatie tussen de universiteit en haar moedercampus terug pertinent. We kunnen hier opmerken dat het erfgoed van de universiteit een stabiele structuur vormt binnen de stad Leuven en tot op vandaag een groei kende. “ (...) not all universities have the same spatial or development relationships within the town in which they lie” (Larkham, P., 2000). Dit hoofdstuk is opgebouwd uit drie delen die elk één specifieke relatie tussen universiteit en stad weergeven. Bij de stichting nestelde de KU Leuven zich in het stedelijk weefsel van de binnenstad, vervolgens zien we ontwikkelingen buiten de stad en vandaag bestaat de KU Leuven uit diverse campussen verspreid over Vlaanderen. Het uitgangsbeeld, de eigendomskaart, zal in dit hoofdstuk gedisecteerd worden in functie van de schaalsprongen. In het rood wordt de actuele eigendomsstructuur, die representatief is voor de specifieke schaalsprong, weergegeven op de historische onderlegger.
Kevin Claeys
31
De oude Lakenhal
Figuur 6. Eigendomsstructuur de Oude Universiteit (1425-1797), geschatte situatie rond 1797 1km
32
KU Leuven 2040+
IV II De Leuvense binnenstad als één grote campus
“Een middeleeuwse universiteit was in essentie een corporatie van meesters en studenten (universitas magistrorum et scolarium) met grote autonomie, maar in de regel zonder patrimonium” (De Maesschalck, E., 1976). Door toedoen van de stad Leuven werd de Lakenhal bij de oprichting van de universiteit oorspronkelijk deels, en later volledig, ter beschikking gesteld (KU Leuven, zes eeuwen geschiedenis, 2013). De universiteit werd ontwikkeld naar het model van de universiteiten te Keulen, Parijs en Wenen. Vier faculteiten, namelijk de Artes (onderverdeeld in vier pedagogieën: de Lelie, de Valk, de Burcht en het Varken), Kerkelijk- en Burgerlijk Recht en de Geneeskunde, vormden de oorsprong. In 1432, werden deze aangevuld met de faculteit Godgeleerdheid.
Figuur 7. Gravure van de Oude Lakenhal te Leuven, uit 1317; in 1432 deels ingenomen door de universiteit (Leuven, Universiteitsbibliotheek).
Naast de Lakenhal werd het Sint-Pieterskapittel en verschillende kloosters der bedelorden gevrijwaard ten voordele van de onderwijsinstelling. Het overige aandeel van het patrimonium (voornamelijk pedagogieën en colleges met eigen bibliotheken en bezittingen) werd verworven vanuit particulier initiatief met private financiële middelen. Vele leslokalen en auditoria, afkomstig van deze weldoeners, leken daardoor op omgebouwde slaapkamers. Uiteindelijk werd, vroeg of laat, de eigendom van deze gebouwen overgedragen aan de KU Leuven. Aan het eind van de 18e eeuw telde KU Leuven zo’n 40 colleges (Roegiers, J., 1976). Door deze talrijke kleine ingrepen en inbezitnemingen transformeerde de binnenstad van Leuven tot één grote campus, dat zich innestelde in het bestaand stedelijk weefsel en was er sprake van een universiteitsstad (Roegiers, J., 1976). J. Roegiers (1976) beschrijft de stedelijke ervaring, inclusief de spanningen tussen studenten en burgers door drinkpartijen en rumoer, waarbij studenten werden verplicht om te wonen in de stad. Zij namen hun intrek in één van de vier pedagogieën (verplicht bij eerstejaarsstudenten Artes), in de talrijke colleges (voornamelijk beursstudenten) of bij de private burgerij. Het verblijven en les volgen in de binnenstad bevorderde hierdoor de relatie met de stad, waardoor studenten en proffen onderdeel werden van het stedelijk leven.
Kevin Claeys
33
Campus Gasthuisberg
Campus Arenberg
Figuur 8. Campussen buiten de binnenstad, situatie rond 2013 1km
34
KU Leuven 2040+
IV III Suburbanisatie van de KU Leuven
The postwar university campus as; an isolated community of scholars, a monofunctional campus of quietness and concentration, a well connected car-oriented campus, where inside everything is on walking distance (naar Christiaanse, K., 2007:45). Door maatschappelijke ontwikkelingen werd de vraag naar bepaalde studierichtingen binnen het wetenschapsdomein in sneltempo groter. Het zijn tevens net deze studierichtingen die voldoende ruimte vereisen om zich efficiënt te organiseren, terwijl de groeimogelijkheden in de binnenstad beperkt waren. Dit gegeven, gepaard gaande met de idee van een optimale connectiviteit, door o.a. de voormalige stadswal te transformeren in een ringweg en de nieuwe snelweg E40 aan te leggen, werd een nieuw gebied ten zuiden van Leuven aangesneden om een nieuwe campus te ontwikkelen, de zogenaamde campus Arenberg. De strategische ligging van deze campus en de gewenste directe interactie tussen de universiteit en hightech bedrijvigheden zorgde begin 2000 voor de aanleg van het wetenschapspark Arenberg (Cosemans, M., 2004). De eerste grote spin-off was een feit.
Figuur 9. Campus Arenberg Arenbergkasteel Heverlee
Vanuit de noodzaak om het departement Geneeskunde efficiënter te organiseren werd gekozen voor de site Gasthuisberg. Op de heuvelkam verrees een geheel nieuw medisch centrum met ziekenhuis en de daarbij horende onderwijsinstelling. Door deze nieuwe clustering kon alles fysiek en organisatorisch beter op elkaar afgestemd worden. In beide naoorlogse monofunctionele campusontwikkelingen wordt duidelijk dat men zich intrinsiek wil specialiseren binnen hun domein. Net door distantiëring van de stad, met een ideaalbeeld van een dorpsgemeenschap, zoekt men rust en stilte op ten behoeve van de innerlijke zelfontwikkeling.
Figuur 10. Campus Gasthuisberg
In de tekst ‘The Valley - One creed in twelve verses for an extraordinary place’, die geschreven werd voor dezelfde workshop als het uitgangsbeeld, duidt Bruno De Meulder ons hoe de Dijle een nieuwe rol kan vervullen in de relatie tussen de binnenstad, de suburbanisatie en het patrimonium van de universiteit. “The valley being the collector of abnormal figures is by definition also the collector of different programmes. As such it is the great mixer of Leuven that breaks the monotonous residential realm with other, non-resi functions (...) this valley blends all and everything in a way the tissue cannot: functions, scales, styles and formats, in time and space” (De Meulder, B., 2015).
Kevin Claeys
35
Antwerpen
Oostende Brugge
Geel
Gent
Sint-Katelijne-Waver Diepenbeek
Kortrijk Brussel
Figuur 11.
Leuven
Multicampusmodel KU Leuven, situatie 2015 50km
36
KU Leuven 2040+
IV IV The next big step, Vlaanderen! “In the decade up to 2020 European higher education has a vital contribution to make in realising a Europe of knowledge that is highly creative and innovative... Europe can only succeed in this endeavour if it maximises the talents and capacities of all its citizens and fully engages in lifelong learning as well as in widening participation in higher education” (Bolognaprocess, 2009). Waar de twee voorgaande hoofdstukken een gevolg zijn van een groeimodel, ligt hier een fusie aan de oorsprong. De enorme schaalsprong is het gevolg van een politieke beslissing op Europees niveau. Vanuit de Bolognaverklaring werd een duidelijk onderscheid vooropgesteld tussen bachelor- en masteropleidingen. De ‘godfather’ van het Vlaamse onderwijs, André Oosterlinck zag dat er hieromtrent in Vlaanderen een probleem was, gezien er namelijk masteropleidingen onder de vleugels van Hogescholen gevestigd waren. Opleidingen die noch universitair, noch hogeschool waren. Dat vormde de aanleiding om het multicampusmodel van de KU Leuven te ontwikkelen. Op een slimme strategisch-politieke wijze kon Oosterlinck, via de pas opgerichte associatie KU Leuven waarmee ze hun positie binnen het Vlaamse en Europese hoger onderwijs willen versterken, quasi alle katholieke Hogescholen in Vlaanderen d.m.v. principeakkoorden verbinden met de KU Leuven, de zogenaamde partnerhogescholen. Hierdoor is de KU Leuven in staat om in totaal zestien faculteiten met vijftien campussen verspreid over Vlaanderen aan te bieden en zo een groter aandeel studenten te rekruteren.
Figuur 12. Multicampusmodel KU Leuven
Figuur 13. Kaart multimodale campussen.
Het hogeschool- en universitaire patrimonium vormt een grote uitdaging van deze fusie. De KU Leuven beschikt nu niet alleen over het patrimonium van zijn moedercampus, maar ook over veel gebouwen van de partnerhogescholen die in erfpacht zijn gegeven. “Dit wil zeggen dat de KU Leuven niet zomaar (...) die gebouwen [kan] overnemen. (...) De KU Leuven leent die gebouwen van de hogescholen (...). Dat maakt dat de KU Leuven dus gebonden is, afhankelijk is van die partnerhogescholen”, aldus Dag Boutsen. Op termijn tracht KU Leuven dit om te buigen, steeds met behoud van de lokale identiteit van de campussen (Dag Boutsen, 2015). Het is dan ook noodzakelijk dat de moedercampus samen met de geïntegreerde campussen goed verbonden zijn, zodat ze elk hun eigen troeven kunnen uitspelen en zich samen kunnen profileren ten opzichte van andere universiteiten. Kevin Claeys
37
Figuur 14. Eigendomsstructuur de Oude Universiteit (1425-1797), geschatte situatie rond 1797
38
Figuur 15. Campussen buiten de binnenstad, situatie rond 2013
Figuur 16. Multicampusmodel KU Leuven, situatie 2015
KU Leuven 2040+
IV V Conclusie De ambitie van de KU Leuven is om naast de oudste universiteit van de Lage Landen, de oudste katholieke universiteit van Noord-Europa en de grootste Vlaamse universiteit, in zijn ranking tot de beste Europese universiteiten te behoren. De grote uitdagingen waar de KU Leuven vandaag voor staat is om binnen het multicampusmodel zowel het interconnectieve van de campussen, inclusief de moedercampus, als de eigenheid van deze campi te versterken, zodat op een bewust manier het gebouwd patrimonium opnieuw kan ingezet worden als antwoord op de uitdagingen van de toekomst.
Kevin Claeys
Figuur 17. De ‘kokette’ Sleutel als symbool voor toegang tot kennis en wijsheid.
39
Figuur 18. Het model KU Leuven als beeld en denkbeeld voor Louvain-la-Neuve
40
KU Leuven 2040+
V In zoektocht naar ruimtelijke strategieën van de KU Leuven V I Beelden en denkbeelden
“The controversy over the desirability of openness and interaction with the urban environment versus the increasing popularity of the ‘gated community’ and restricted access, demonstrates the need for a radical debate on the shape and the position of the campus in relationship to its context” (Christiaanse K., 2007:45). In zijn artikel ‘Campus to city’ wijst Kees Christiaanse ons op het belang van het herdenken van de beelden en denkbeelden omtrent ‘urban design’, alsook op de ruimtelijke transformatiestrategieën van universiteiten in de netwerkmaatschappij. Dit hoofdstuk is opgebouwd naar de drie ruimtelijke strategieën omtrent universiteiten dat Peter J. Larkham beschrijft in zijn artikel ‘Institutions and urban form: the example of universities’, namelijk ‘the colonization model’, ‘the campus model’ en ‘the dispersed model’. De termen werden respectievelijk vrij vertaald tot ‘kolonisatie’, ‘campusmodel’ en ‘verspreid model’ zonder afbreuk te willen doen aan de inhoudelijke waarden van de woorden. Deze denkbeelden, die tevens voorkomen bij de ruimtelijke ontwikkeling van de KU Leuven worden apart behandeld en geïllustreerd met referentiebeelden. In realiteit zijn deze drie strategieën echter niet volledig exclusief. De ene strategie kan als gevolg van uitbreiding of reorganisatie transformeren in de ander of daardoor net een hybride gedaante aannemen (Larkham P., 2000).
Kevin Claeys
41
Figuur 19. Universiteit van Manchester met de kolonizatie van een residentiĂŤle bouwblok en het transformeren van straten. * geeft de voormalige publieke straten weer, die getransformeerd zijn in functie van de universitaire ontwikkeling 200m
42
KU Leuven 2040+
V II Kolonisatie
“(...) The LSE in London, occupies a historical city district. It consists of a network of alleys and squares and a collection of large and small, old and new buildings that are placed within the original allocation pattern. Over the years, premises have been joined together, enlarged or replaced. The result is a university nestling in the city district as if by mimicry. The formidable urban qualities of such an unplanned university raise the question as to whether we should actually design universities at all, or perhaps rather allow them to infiltrate and transform a city district through improvisation and embroidering existing structures” (Christiaanse K., 2007:50). De casus van de ontwikkeling van de universiteit Manchester illustreert hoe, wanneer de vergaarde sites en eigendommen voldoende groot zijn, kan overgaan worden tot een kolonisatie van het gebied. Op dat moment ontstaat de mogelijkheid om grootschalige complexen te realiseren die afgestemd zijn op de noden van de universiteit. Bij dergelijk ingrepen is het niet onontkomelijk dat een transformatie op het bestaande stratennetwerk en dus de morfologische structuur wordt verkregen onder invloed van de noden van de universitaire clusters. Enige vorm van privatisering wordt bekomen in het publieke domein. Straten voor gemotoriseerd verkeer en zones voor voetgangers worden geïmplementeerd (Larkham P., 2000).
Figuur 20. Universiteit van Manchester
Bij het ontstaan van de KU Leuven, in 1425, schreef de ontwikkelingsstrategie zich in bij die van de kolonisatie. Gezien de universiteit in zijn oorsprong niet over een fortuin beschikte, kon men zich niet beroepen op de aankoop van grotere percelen aan de rand van de stad om er de gewenste campussen te ontwikkelen. De KU Leuven was toegewezen op giften en punctuele aankopen van gebouwen in het stedelijk weefsel. (Roegiers, J., 1976) Resulterend in een patrimonium dat zich innestelt in de stad en er onderdeel van gaat uitmaken. De kolonisatiestrategie streeft naar een effectieve verankering met het stedelijk weefsel, alsook met het daarbijhorende stedelijk leven. Een symbiotische verstandhouding dat een verrijking voor beide partijen met zich meebrengt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt vormt dit één van de interessantere strategieën, gezien de universiteit onderdeel wordt van de stad en zich hiervan niet distantieert.
Kevin Claeys
43
Figuur 21. Patrimonium, voornamelijk bestaande uit campussen, van de universiteit Harvard 100m
44
KU Leuven 2040+
V III Het campusmodel “In 1930, (...), Le Corbusier declared that “each college or university is an urban unit in itself, a small or large city. But a green city. (...) The American university is a world in itself” (...) Rousseau gave an added didactic impetus to this view. The campus perfectly combined the idyll and the ideology of Modernism” (Delplazes A., 2007).
Figuur 22. Harvard university, MEOR
Het woord ‘campus’ is afkomstig uit het Latijn en betekend simpelweg “open ruimte” of “veld’. In de Van Dale wordt het omschreven als een ‘terrein waar studenten en medewerkers van een universiteit wonen’, waarbij de klemtoon mijn inziens foutief enkel op het wonen wordt gelegd. De case Oxford toont ons dat de oorsprong van het campusmodel terug te vinden is in Engeland rond het eind van de 12e - begin 13e eeuw. De universiteiten Oxford en Cambridge vormen daarbij de kiemen voor de fysieke constellatie van deze intellectuele omgeving. In de 16e eeuw groeide de campus uit tot een volwaardig collegiaal systeem waarbinnen proffen, personeel en studenten samenleven, onderzoek doen, studeren en werken. Dit diende later als model voor de oprichting van Harvard. De aanwezigheid van de kapel, een hal voor eten en samenkomsten, een bibliotheek en de accommodatie voor studenten en proffen, veelal gesitueerd binnen een afgesloten territorium, vormen de essentiële elementen om te kunnen spreken van een campus. De aanwezigheid van de educatieveen sociale factoren spelen hierin een cruciaal onderdeel (Larkham P., 2000). In Leuven vertaald dit zich in de transformatie van het kasteeldomein Arenberg tot een universiteitscampus en de bouw van campus Gasthuisberg. De strategie van campusmodellen berust op twee logica’s. Enerzijds wordt, vanuit een ideologisch standpunt, deze typologie ontwikkeld om een plek te creëren van contemplatie en ontmoeting tussen gelijkgezinden. Op die manier kan men zich volwaardig intellectueel ontplooien, zonder de storende factoren uit de buitenwereld. Een logica die sterk aan de basis lag bij het ontwerp van Jefferson’s ‘academical village’. Anderzijds vormt het financiële- en bestuurlijke aspect veelal de bepalende factor. Percelen gelegen aan de rand van de stad zijn veelal goedkoper en bieden voldoende ruimte voor de gefaseerde ontwikkeling van de desbetreffende universiteit. Het boeiende aan de morfologie van een campusmodel is dat de stad er veelal naartoe groeit, waardoor de campus de mogelijkheid heeft te transformeren tot een gekoloniseerde model (Larkham P., 2000).
Kevin Claeys
Figuur 23. Jefferson’s academical village
45
Figuur 24. Locaties van universiteit Birmingham, verspreid over de stad.
46
KU Leuven 2040+
V IV Verspreiding
“The UCE (University of central England) typifies the dispersed university, with sites scattered across the city, and is developing a property management system to rationalize space use, to bring property up to contemporary standards, and to develop new sites and buildings. Even so, the physical identity of the main Perry Barr campus, and its ‘landmarking’, are seen as important” (Larkham P., 2000:74). Dit fenomeen van het ‘dispersed model’ vond in 1992 plaats in het Verenigd Koninkrijk aan de Universiteit van Centraal Engeland, inmiddels veranderd van naam naar Birmingham stadsuniversiteit. In dit geval ging het over de promotie van de polytechnics naar een universitair statuut, op schaal van de stad (Larkham P., 2000).
Figuur 25. Birmingham Metropolitan College, één van de voormalige polytechnics en nu partnerhogeschool van de Birmingham staduniversiteit.
Binnen de KU Leuven merken we dat deze strategie toegepast is op twee schaalniveaus. Enerzijds bij het ontstaan ervan, op schaal van de stad en anderzijds, het huidige fenomeen, op schaal van de metropool. Deze laatste resulteert in het zogenaamde multicampusmodel. De KU Leuven biedt sinds kort opleidingen verspreid over Vlaanderen aan. Een fenomeen dat een totaal andere logica en kwaliteiten kent in vergelijking met voorgaande twee besproken strategieën. De strategie van het verspreid model bestaat uit het aanbieden van specialisaties, verspreid over een groter gebied. Voor de universiteit bestaat de complexe taak eruit om deze morfologisch verspreide leeromgevingen op beleidsmatig niveau samen te brengen door een algemeen gebiedsoverschrijdende identiteit te creëren. Deze dient tevens in staat te zijn om de lokaliteit van de plek te behouden. Het overkoepelend beheersysteem dient afgestemd te worden op de individuele schoolcomplexen. Diezelfde moeilijke taak valt momenteel samen met een toegenomen druk in aantal studenten, een verstrenging van de overheidsfinanciering als gevolg van de economische malaise en de druk om efficiënter om te gaan met de onroerende goederen en het bijhorende management (Larkham P., 2000). De verkregen en vaak gedeelde schoolcomplexen, veelal niet in eigendom van de universiteit, zijn daarnaast vaak samengesteld uit gebouwen van verschillende leeftijden, stijlen en condities, waardoor het beheer ervan enige complexiteit kent.
Kevin Claeys
47
Figuur 26. De academische bezetting van KU Leuven en Louvain-la-Neuve op eenzelfde schaal. Bovenaan KU Leuven, onderaan Louvain-la-Neuve.
48
800m
KU Leuven 2040+
V V Leuven en zijn universiteit als beeld en denkbeeld voor Louvain-la-Neuve In 1968 werd naar aanleiding van de taalstrijd binnen België de KU Leuven gesplitst in een Nederlandstalig- en Franstalig deel. Leuven bleef functioneren voor de nederlandstalige gemeenschap, terwijl de universiteit Louvain-laNeuve werd opgericht voor de franstalige collega’s. “Bij de vraag ‘Louvain-la-Neuve, stad of campus?’, lag er eigenlijk al een pleidooi klaar voor de stad. Al degenen die zouden moeten verhuizen kwamen uit het oude Leuven. Daar liepen studenten en burger één op één” (De Jonge D., 1979). De universiteitsstad werd daarbij o.a. ontwikkeld naar diverse denkbeelden (zie linker twee kolommen op pagina 40) die terug te vinden waren binnen de organisch gegroeide middeleeuwse universiteitsstad Leuven. De idyllische beelden trachtte men te implementeren of meer bepaald te hercreëren (zie rechter twee kolommen op figuur 16, p. 40) om Louvain-laNeuve te ontwikkelen.
Figuur 27. Louvain-La-Neuve
Terwijl men in Leuven volop aan de ontwikkelingen van campus Arenberg en Gasthuisberg bezig was, kiest men in 1972 voor het Franstalige deel van de universiteit, bij de oprichting van de new-town Louvain-la-Neuve voor een culturalistische aanpak. Daarbij werd gerefereerd naar de moedercampus KU Leuven. Bij de oprichting van deze nieuwe stad werd de geapprecieerde compactheid en menselijke schaal, die men terugvind in de historisch gegroeide stad aan de Dijle Leuven, als ideaalbeeld naar voor geschoven. Dit maal echter op een parkingdek, waarmee de vallei werd opgevuld (Lagrou E., n.b.). Met het voor ogen houden van een traditioneel, historisch gegroeide stad vormen de eigenschappen zoals kleinschaligheid, beslotenheid, compactheid, gebruik van ‘warme’ materialen, eenheid in de verscheidenheid van de bebouwing en een verweving van functies, essentiële uitgangspunten om te kunnen spreken van een culturalistische stedenbouw. Uitgangspunten die daarbij tevens moeten voldoen aan de moderne eisen van de samenleving. Hygiëne, technologische vernieuwingen etc., alsook de problematiek van het gemotoriseerde verkeer dienen geïntegreerd te worden. “Het culturalisme wil zich juist laten inspireren door de ‘organisch’ gestructureerde steden uit de klassieke Oudheid, de Middeleeuwen en de Italiaanse Renaissance. Dit leidt tot een conceptie van een betrekkelijk kleine, compacte stad met een alles omvattend stedelijk weefsel, waarbinnen verscheidenheid, onregelmatigheid en asymmetrie overheersen.” (De Jonge D., 1979)
Kevin Claeys
49
50
KU Leuven 2040+
V VI Conclusie Vanuit het multicampusmodel dienen de beelden en denkbeelden over de stad Leuven en zijn universiteit geherformuleerd te worden. Ze zijn zeker niet meer even eenduidig als toen ze geformuleerd werden in functie van de oprichting van Louvain-la-Neuve. De ruimtelijke vestigingsstrategie van de KU Leuven neemt duidelijk een hybride vorm aan tussen de strategie van het kolonisatie-, campus-, en verspreid model. Twee grote uitdagingen komen hier naar voor: enerzijds zal de volledige universiteit Leuven, net als ETH Zürich, zich moeten herpositioneren tussen de globale fluxen en het specifieke van de stad Leuven. “Contrary to the original intentions, (...) Zurich’s ETH Zentrum and the adjacent University are now being praised for their inner-city locations and their close interactions with the city. As a matter of fact, the city caught up with the university and eventually integrated it into the urban spatial structures” (Christiaanse K., 2007:46).
Figuur 28. Hybridization, Manimal, UN-studio.
Figuur 29. Invloeden van de ETH Zürich op stad- en wereldschaal.
Anderzijds heeft de universiteit met zijn historisch patrimonium in Leuven een grote troef omtrent zijn positionering als moedercampus binnen de Vlaamse metropool. Figuur 30. Schematische weergave Multicampusmodel KU Leuven.
De uitdaging is groot! Leuven in transitie.
Kevin Claeys
51
VI Mapping de ruimtelijke realiteit vs. Structuurplan Leuven VI I Over cartografie
Cartografie en Leuven Als oud student van de KU Leuven stond Gerardus Mercator mee aan de ontwikkeling van de cartografietechniek. Een methode die toegepast wordt voor het analyseren, herkennen én voorspellen van ruimtelijke fenomenen. “The cartographic method is used to study the rules of spatial arrangement of phenomena and their interrelationships, dependence, and development” (Salishchev K. A., 1979). Volgens Salishchev vallen zes verschillende types te onderscheiden binnen de cartografie. De zogenaamde ‘visual analysis’, ‘graphic methods of analysis’, ‘cartometric work’, ‘mathematical and statistical analysis’, ‘mathematical simulations’ en ‘transforming maps to obtain derivative maps’ (Salishchev K. A., 1979). Elk type kent zijn specifieke kwaliteiten (en gebreken) en wordt daarbij ingezet om de gewenste gegevens te verkrijgen. In vele gevallen worden types gecombineerd om een uitgebreider resultaat te verkrijgen. Echter, in de analyse die hierna volgt wordt, naast data-onderzoek, louter de visuele analyse toegepast voor wat de cartografie betreft. Het gaat daarbij om een directe visuele studie van kaartmateriaal, en de reproductie hiervan, betreffende de ruimtelijke organisatie, combinaties, relaties en veranderingen binnen de KU Leuven en de stad. Dit stelt ons in staat om ruimtelijke fenomenen met elkaar te vergelijken en te analyseren, waardoor de mogelijkheid ontstaat om toekomstprojecties te genereren.
Figuur 31. Gerardus Mercator
Subjectiviteit van de kaart “A map becomes part of a story, to be created and enacted, rather than simply serving as a discourse for the powerful. It becomes a subjective imagining, instead of an objective tool” (Perkings C., 2003). De ‘Foolscap worldmap’ werd voor het eerst gepubliceerd in de jaren 1590. De kaart wordt tot op heden herhaaldelijk bovengehaald om te duiden dat kaarten het product zijn van menselijke representaties. Ze bevatten een persoonlijk ‘touch’ en zijn daarbij nooit 100% realiteitsgebonden. En dat hoeft ook niet. Bepaalde kaarten moeten in staat kunnen zijn om een specifiek verhaal naar voor te schuiven, waarbij ze een beeldvormende functie opnemen. “(…) any map is the product of human endeavor, and as such may be subject to unwitting errors, misrepresentation, bias, or outright fraud. In spite of these limitations, maps have proven to be remarkably adaptable and useful through several millennia of human civilization. Maps of all kinds are fundamentally important for modern society” (Aber J.S., 2008).
Kevin Claeys
Figuur 32. Foolscap worldmap
53
Ook de verwerkte kaarten in dezen masterproef geven een specifieke thematiek weer. Het accentueren van bepaalde elementen en het aanduiden van het patrimonium van de KU Leuven in zwarte stippellijn trekt de aandacht van de lezer in een bepaalde richting, waardoor zijn interpretatie wordt gestuurd. De kaarten werken met verschillende lagen om zo op zoek te gaan naar de specificiteit van de plek. Door de lagen samen te voegen, komen de onderlinge relaties naar voor. Deze vormen een fundamenteel onderdeel omtrent de bewustwording en de impact die de KU Leuven heeft op de stad Leuven en Vlaanderen. “The uses made of mapping, by artists emphasize the complex and nuanced ways in which the power relationship in mapping practices is exercised. In some contexts mapping practices may be used to subvert (Pinder, 1996), while in other it is the polyphonous potential of the map that is teased apart, with the same image representing many different views and used for many different purposes (Matless, 1998)â€? (Perking C., 2003). Kaart als legitimatie Cartografie speelt vanaf het ontstaan al een belangrijke rol in de maatschappij en is binnen onze huidige samenleving een onmisbare tool geworden. De kaart neemt, naast de mogelijkheid tot analyse, de rol op van het vastleggen van landgebruik, eigendom etc., waardoor het functioneert als machtsmiddel. In die zin wordt het gebruikt als een manier om te formaliseren en legitimeren. Het is in de logica van dergelijk instrumentarium dat onze huidige maatschappij functioneert en dus sterk afhankelijk is. Net door de cartografie was het mogelijk om het patrimonium van de KU Leuven te analyseren en hoe deze zich verhoud tot de andere geanalyseerde elementen. Dynamische kaarten: opgebouwd uit verschillende lagen Het produceren van kaarten kent recentelijk een nieuwe dimensie. Sinds de intrede van de computer, en de bijhorende BIG data, kent de cartografie een ware revolutie. Ontstaan vanuit het tekenen met pen en papier, zijn huidige technologieĂŤn in staat om kaarten virtueel te maken en een dynamische dimensie te geven. Ze worden eenvoudig gelinkt aan een reeks data via GIStoepassingen zodat interactieve kaarten kunnen geproduceerd worden, en de mogelijkheid tot eindeloze visualisatietechnieken ontstaat.
54
KU Leuven 2040+
Als gevolg van deze big data en het digitale tijdperk zien we in 2005 de nieuwe kaart in Nederland tot stand komen. Tot voor heen waren alle ruimtelijke ingrepen niet in één oogopslag zichtbaar. Gemeenten, provincies en ministeries deden hun ding, op hun niveau, zonder dat er effectief onderling een afstemming was omtrent de projecten. “Naast het in één opslag zichtbaar maken hoe Nederland zich ontwikkeld, is een van de voornaamste doelstellingen van de Kaart de ‘ontschotting’.” (Metz T. 1999:7) Door de aanmaak van deze kaart kan er gesproken worden van een nieuw nulpunt. Nulkaarten Een fenomeen dat we ook zien terugkomen bij Bernardo Secchi zijn nulkaarten. Bij aanvang van een project worden de toekomstige ontwikkelingen in de directe omgeving van het studiegebied in kaart gebracht om zodoende een inzicht te verkrijgen in de ruimtelijke ontwikkelingen, zodat daarop geanticipeerd kan worden. De Nulkaart zal ook in deze masterproef onder DEEL III ‘Realiteit versus wensbeeld’ terugkomen. Urbane figuren Cartografie stelt ons in staat om een bewustwording te creëren, om op een bepaald niveau analyse te voeren. De methode is uitermate geschikt om een inzicht te verwerven in de grotere ruimtelijke processen die spelen. Het zijn deze inzichten die ons in staat stellen om specifieke urbane figuren te extraheren waarop strategische plekken kunnen herkent worden. Hierop kan vervolgens dieper ingezoomd worden. Wanneer dat gebeurd is er echter nood aan diepgaandere onderzoeksmethodieken die in staat zijn de specificiteit van de plek te achterhalen, iets wat de toepassing van cartografie alleen ons niet toelaat. Aanvullende methoden, zoals Boeri die de morfo-typologische methode uitbreidt met diepgaande analyses omtrent het beeld van stedelijke ruimten en Kevin Lynch die door middel van fotografie en de directe beschrijving van de plek een extra dimensie geeft aan de analyse, vormen onontbeerlijk een verrijking voor de analyse. Denk daarnaast ook aan veldonderzoek, het afnemen van interviews etc. om op die manier een meerlagige analyse te bekomen. De creatieve en educatieve cartografie is een onmisbare verdieping om machtsverhoudingen en hun bestendiging te analyseren om na te gaan hoe velddemocratie zich kan organiseren. (Saey P., 1994).
Kevin Claeys
Figuur 33. De Nieuwe Kaart Nederland (overzicht ruimtelijke plannen en projecten 2005-2015)
An atlas of projects Source: RSA with Van de Velde School of Architecture, 2003
0
1
Figuur 34. Nulkaart SecchiVigano voor Strategisch Structuurplan Antwerpen
Figuur 35. Secchi-Vigano, kaart met strategische urbane figuren, Structuurplan Antwerpen.
55
2
3km
Synthesekaart
Synthese / spoor
Lagen / spoor HARDSCAPE
56
SOFTSCAPE
MOVEMENT
KU Leuven 2040+
VI II Over de atlas
In wat volgt wordt aan de hand van mapping een eerste ruimtelijk inzicht en begrijpen verworven inzake het territorium waarin de moedercampus van de KU Leuven zich vandaag beweegt. Hierbij werd de lagenmethode toegepast. In zoektocht naar de ruimtelijke kwaliteiten, knelpunten en kansen worden drie belangrijke sporen herkend die een diepgaandere analyse vereisen. Hardscape (bebouwd gedeelte), Softscape (landschap) en Movement (verplaatsingen) worden individueel gemapped, wat toelaat de huidige ruimtelijke conditie enigzins te ontrafelen. Elk spoor bevat een specifieke focus, laat daardoor verdieping toe en is samengesteld uit onderdelen die op verschillende schalen werken (S, M, L, XL). Het resultaat vormt zeer gelaagde synthesekaarten. Om die reden worden de onderdelen die samen één spoor vormen apart behandeld, zodat enerzijds de opbouw van het spoor duidelijk wordt en anderzijds het onderdeel zelf enige verduidelijking krijgt. In hoofde wordt de mapping toegepast op stadsschaal, waarbij gereflecteerd wordt op regionale schaal om de werking van de systemen in zijn context te kunnen situeren.
Figuur 36. De gelaagde stedelijke planningsmodellen van Heeling, Meijer & Westrik (2002).
De drie sporen worden daarnaast ook geplaatst ten opzicht van de visie uit het structuurplan Leuven, zodat de ruimtelijke realiteit geplaatst wordt tegenover het wensbeeld van de stad. Deze kaarten, of atlassen, zijn niet allesomvattend en werden gemaakt vanuit een bepaalde houding. “Atlassen nodigen voortdurend uit tot aanvulling en verbetering, en zijn steeds in ontwikkeling net als de streek zelf.” (De Meulder, B., Moulaert, F., et al, 2014:48). Door de lagen uit deze drie sporen samen te brengen tot één synthesekaart komen de onderlinge relaties en spanningsvelden naar boven en wordt de ruimtelijke conditie van de plek enigszins vatbaar. Als gevolg hiervan kunnen verschillende stedenbouwkundige vraagstellingen of anomalieën uitgelicht worden. Daarenboven komen diverse strategische plekken bovendrijven die potenties vormen om enerzijds de KU Leuven te ontwikkelen en anderzijds de stad ruimtelijk te optimaliseren. Elk spoor zal, vooraleer er dieper wordt ingegaan op de 2D kaarten, ingeleid worden door middel van een fotoreportage die de 3e dimensie weergeeft en zodoende enige voeling geeft met de ruimte.
Kevin Claeys
57
58
KU Leuven 2040+
VI III Hardscape
Het gebouwd patrimonium vormt doorheen de tijd een vrij stabiele structuur. Hoewel Leuven voortdurend in steigers staat en er constant transformaties aan de gang zijn, vormt de rooilijn enige continuĂŻteit, waarbij de invulling verandering ondergaat. De ruimtelijke transformaties werden in voorgaand hoofdstuk alreeds uiteengezet, terwijl deze mapping net de huidige ruimtelijke conditie tracht te vatten in zijn gelaagdheid. Binnen dit spoor wordt het gebouwd patrimonium ontrafeld volgens de verschillende aanwezige functies. CommerciĂŤle activiteiten, kantoren, bedrijventerreinen, industrie & opslagplaatsen, sportfaciliteiten en medische voorzieningen worden in kaart gebracht en telkens geplaatst tegenover het patrimonium van de KU Leuven. De grootschaligheid en de impact van de universiteit op de stad komt binnen dit spoor het sterkst tot uiting. De voorgenoemde functies die gemapped worden zijn niet limitatief, maar werden geselecteerd omwille van hun impact op de stad, de socio-culturele invloed en de relatie tot de universiteit.
Kevin Claeys
59
IMEC als landmark.
Stadszicht vanuit Park van de Abdij van Keizersberg.
A.Z. St.-Pieters (UZ Leuven campus Sint-Pieters) wordt in de nabije toekomst getransformeerd tot een woonsite.
De Bondgenotenlaan vanuit het Martelarenplein. Een visuele verbinding tussen station en Sint-Pieterskerk dat op heden vooral bestaat uit commercieĂŤle activiteiten.
Transformatie van de stationsomgeving.
Stella Artois als het icoon van Leuven.
Sociale huisvestingsblokken naar ontwerp van Renaat Braem. Gerealiseerd tussen 1960-1971.
Centrum Leuven als commerciĂŤle trekpleister.
De omgeving van de vaartkom in volle transformatie. Tweewaters met de Balk van Beel als meest duurzame residentieel gebouw in Europa.
Vaartstraat met de ontwikkeling van wonen en een gigantisch studentenhuisvestingscomplex aan rechter zijde met het achterliggende CASCO gebouw voor startende creatievelingen.
Rector de Somerplein met centraal in beeld het stadhuis en rechts een deel van de Sint-Pieterskerk.
Gemengd complex van kantoren en wonen met een toegankelijk binnengebied, ter hoogte van Justus Lipsiusstraat.
EĂŠn van de vele historische steegjes in de binnenstad van Leuven. Mussenstraat.
De Centrale Bibliotheek - neorenaissancistisch gebouw Het gebouw was een gift van het Amerikaanse volk aan de stad en de Katholieke Universiteit Leuven.
Monseigneur Ladeuzeplein vanuit de Centrale Bibliotheek.
Pieter de Somer aula vanuit het stadspark.
Grens tussen het stadspark (links) en de Maurits Sabbebibliotheek KU Leuven en aanverwanten (rechts)
Het STUK museum met geĂŻntegreerde overbrugging van de steile topografie. Publiek toegankelijk.
Groot Begijnhof. 13e eeuw. UNESCO werelderfgoed.
XL
Hardscape
+
Mechelen
+
Leuven
+
Brussel
+
Louvain-L a-Neuve 1000m
80
KU Leuven 2040+
L
Hardscape
1000m
Kevin Claeys
81
Vaartkomt
+
+
Bondgenotenlaan
+
Kop van Kessel-Lo
+
Philipssite
1000m
Commercieel Deze laag toont duidelijk dat de handel zich voornamelijk concentreert in het centrum, op enkele uitlopers na. Het centrum met zijn zespotige wegenstructuur, en specifiek de historisch belangrijke Bondgenotenlaan, kent een zeer uitgesproken commerciële focus en is in die zin vrij monofunctioneel gezien het weinig ruimte laat voor andere functies. Momenteel worden de leegstaande ruimten boven de winkels vanuit de stad gepromoot om wonen e.a. functies in op te nemen.
82
Kantoren De kantoorcomplexen en -panden liggen eerder verspreid in de binnenstad en zijn nagenoeg niet aanwezig in de periferie, met uitzondering van campus Arenberg en enkele punctuele gebouwen. Opvallend zijn de concentraties ter hoogte van de nieuwe stadsontwikkelingen. De zone rond de Vaartkomt kent daarbij een toename aan kantoorcomplexen, alsook de ‘Kop van Kessel-Lo’ aan het station. Een ander opmerkelijk complex voor kantoren vormt de Philipssite, een erfenis van Aldo Rossi, dat ontworpen werd vanuit de idee om een nieuw homogeen stadsdeel op te richten
KU Leuven 2040+
+
Gasthuisberg
+
UZ Sint-Pieters
+
Campus Arenberg
+
Abdij van Park
+
Heverleebos
Medische voorzieningen Twee grote spelers zijn Gasthuisberg en het voorals nog bestaande UZ SintPieters. De doelstelling van campus Gasthuisberg is om alle medische dienstverleningen te bundelen tot één centrale HUB, waar men alles efficiënt op elkaar kan afstemmen. Overigens is een verspreid aanbod aanwezig van sociaal hulpverlenende diensten, dat sterk verweven zit in het stedelijk weefsel.
1000m
Erfgoed De binnenstad kent zijn oorsprong in de middeleeuwen en bevat een groot gehalte aan menselijke schaal, waardoor het voor vele bevolkingsgroepen attractief ervaren wordt. Het merendeel van de binnenstad is als erfgoed bestempeld en vormt het karakter van de stad. Een belangrijke as is de Bondgenotenlaan die de verbinding maakt tussen de Sint-Pieterskerk en het station. Op vlak van het landschap zijn tevens grote gebieden beschermd. Heverleebos, Abdij van Park, Kloosterbos en het noordelijk deel van campus Arenberg worden als historisch erfgoed gekwalificeerd.
Kevin Claeys
83
Oud industriegebied
+
+
+
OH Leuven Sportoase
+
Haasrode Research park
1000m
Sport De sportfaciliteiten zijn uitgebreid aanwezig binnen Leuven en kennen een gevarieerd programma. Leuven is tevens de eerste stad met een ‘fit-o-city’ dat drie parcours (3,26km, 5,55km en 6,67km) vormt doorheen de binnenstad. Een opvallende sportsite is het stadion van de vooralsnog eersteklasse voetbalclub OudHeverlee Leuven. Het aangrenzende deel van Arenbergpark speelt daar sterk op in en biedt een volwaardige sportcampus aan. Het complex Sportoase in de Philipssite vormt tevens één van de ankerpunten voor recreatie en sport.
84
Industrie & opslagplaatsen Twee grote complexen komen hier naar voor. Haasrode ‘Research park’ ten zuid-oosten en de industriezone in het noorden ter hoogte van de Vaartkomt en daarboven. Haasrode werd ontwikkeld met het oog op de ontsluiting vanuit de E40 en heeft tevens plannen om uit te breiden. De industriezone ten noorden heeft zich daarentegen ontwikkeld langs het kanaal en kent momenteel een gedeeltelijke metamorfose door de stadsvernieuwing ‘Vaartkom’ en de momenteel lopende studie ‘herwaardering van een oud industrieen infrastructuurgebied.’
KU Leuven 2040+
+
Hertogensite
1000m
Wonen1 Het wonen in de binnenstad komt steeds meer onder druk te staan door de hoge vastgoedprijzen. Dit is o.a. een rechtstreeks gevolg van het toenemend aandeel studentenhuisvestingen. De stadsvlucht binnen Leuven is hierbij een reëel feit. Daarbovenop kent Leuven ook een toenemende vergrijzing en een verdunning van het gezin. Het is pertinent dat hier een zeer grote uitdaging ligt voor de stad, maar eveneens voor de universiteit. De transformatie van de Hertogensite (van Sint-Pietersziekenhuis KUL naar woonwijk) vormt vanuit dit perspectief een stap in de juiste richting.
Kevin Claeys
KU Leuven in totaliteit Dat de KU Leuven een grote socioeconomische impact heeft op de stad is duidelijk (creatie van 18 000 jobs)2. Dat de stad en universiteit elkaar nodig hebben om zich te profileren ook. Beiden zijn inherent afhankelijk om hun ambities waar te maken, namelijk zich profileren op Europese schaal.3 De KU Leuven kent enerzijds een verweven / gekoloniseerd patrimonium in de binnenstad, waarbij de relatie met het stedelijk weefsel van uitermate belang is. Anderzijds kent het twee gigantische campussen aan de rand van de stad, waar de gebouwen ingepland staan in het landschap en daarbij een totaal andere logica kennen.
1 Op 1 januari 2015 telde Leuven zo’n 98466 inwoners (geraadpleegd op 21 mei 2015, op http://www. leuven.be/bestuur/leuven-in-cijfers/ bevolking/aantal-inwoners/). Meer info: zie BIJLAGE VII. 2 KU Leuven (2016, geraadpleegd op 11 mei 2016, op https://lrd.kuleuven. be/spinoff/oprichting#succes). 3 De KU Leuven heeft de ambitie om als toonaangevende Europese universiteit zich te ontwikkelen, de stad wil zich met ‘Leuven Mindgate’ profileren binnen Europa. In deel III wordt hierop verder ingegaan.
85
Campus Gasthuisberg Campus Binnenstad
Campus Arenberg
1000m
* De cijfers werden geĂŤxtraheerd uit de mapping en nadien vergeleken met kencijfers uit de Studie- en Beleidscel Vastgoed van de Technische dienst KU Leuven. In grootorde komen beiden overeen. Voor een volledig overzicht omtrent oppervlaktes van de KU Leuven: zie BIJLAGE VI.
KU Leuven - eigendomspercelen* In totaal heeft KU Leuven ca. 234,81ha in eigendom binnen de grootstedelijke contour van de stad Leuven, waarvan ca. 38,49ha bebouwd is (footprint).
Percelen Campus binnenstad 34,32 ha Campus Arenberg 138,16 ha Campus Gasthuisberg 55,80 ha Overige 6,52 ha TOTAAL 234,81 ha
Footprint gebouwen 16,72 ha 12,96 ha 8,49 ha 0,32 ha 38,49 ha
KU Leuven - educatie & research Terwijl de inplanting van de gebouwen in campus Arenberg eerder de logica van de Dijlevallei volgt, zien we in de binnenstad dat deze de Dijle loslaat en een geheel andere logica kent. Deze laatste past zich in de morfologie van het stedelijk weefsel in en vormt daar kleinere omsloten campussen. De urbane figuur kan met enige verbeelding herkent worden doorheen de verschillende fragmenten.
Opmerkelijk is de grotere V/T index van de eigendommen in de binnenstad (0,48) ten opzichte van campus Arenberg (0,09) en Gasthuisberg (0,15).
86
KU Leuven 2040+
+
+
UZ Leuven Campus Gasthuisberg wordt getransformeerd IMEC
+
+
Wetenschapspark Arenberg
+
Wetenschapspark Haasrode
KU Leuven - studentenhuisvesting De studentenhuisvesting situeert zich vooralsnog vooral in de binnenstad, hoewel het stadsbeleid hierin verandering wil brengen gezien de hoge druk op de woningmarkt. In situ werden woningen getransformeerd tot studentenkamers en was er een grotere verspreiding aanwezig. Momenteel worden grote studentenhuisvestingscomplexen voor meer dan 300 studenten ontwikkeld en tracht men hierdoor ruimte te vrijwaren om terug wonen in de binnenstad te realiseren.
Kevin Claeys
KU Leuven - spin-offs De KU Leuven heeft tot nu toe een 110-tal spin-offs gegenereerd (toestand 2016), waarvan het overgrote deel zich in Leuven heeft gevestigd. Samen bieden ze zo’n werkgelegenheid voor 4000 mensen.* Dit zonder alle afgeleide dienstverleningen in rekening te brengen zoals o.m. horeca, vastgoedmarkt, kinderopvang, ...
1000m
* bron: KU Leuven, geraadpleegd op https://lrd.kuleuven.be/spinoff/ oprichting#succes De volledige lijst met spin-offs is te raadplegen in BIJLAGE III.
Ruimtelijk worden zes gebieden gepromoot vanuit de KU Leuven om toekomstige spin-offs te huisvesten: het Innovatie -en Incubatiecentrum (I&I Leuven), de bio-incubator en de wetenschapsparken (Arenberg, Haasrode en binnenkort Termunck).
87
Synthesekaart Hardscape De levendige binnenstad van Leuven kenmerkt zich door een middeleeuws weefsel en een hoogwaardig voorzieningsapparaat, waardoor deze sterk in trek is voor de ruimere en lokale omgeving. De voorzieningen concentreren zich voornamelijk in het centrum en de volledige Bondgenotenlaan, en wordt hoe langer hoe meer een monofuntioneel gebied. De vastgoedprijzen van de gegeerde binnenstad staan enorm onder druk, waardoor het voor meerdere doelgroepen quasi onbetaalbaar is geworden. Een reëel spanningsveld is aanwezig tussen de studentenhuisvestingen en de woonmarkt. Een eigendom brengt namelijk meer op door één woning op te delen tot meerdere koten. Het beleid tracht de woningmarkt te stimuleren door de private koten uit te filteren en alles in grote studentencomplexen te concentreren. De bevolkingssamenstelling is daardoor vrij bijzonder, gezien de oververtegenwoordiging van jongvolwassenen als rechtstreeks gevolg van de universiteit. Jonge gezinnen trekken dan eerder weer uit de stad weg, op zoek naar een veilige, groene én betaalbare omgeving. De aanwezigheid van de KU Leuven heeft dus niet enkel een ruimtelijke impact, maar ook op socio-cultureel vlak zijn invloed op het functioneren van de stad.
1000m
88
KU Leuven 2040+
DIJLE
Extract structuurplan Leuven Gewenste nederzettingsstructuur Binnen dit spoor definieert het structuurplan Leuven zes E314 concepten: ‘een bijkomend woonaanbod concentreren in tien compacte kernen’, ‘de open ruimte stelt grenzen aan de kernen’, ‘de binnenstad herwaarderen als WILSELEstedelijk woonmilieu’, ‘de kernen gedifferentieerd verdichten en structureren’, ‘multifunctionele centra op maat van de kernen en woonfragmenten buiten de kernen afwerken’.
“Uit onderzoek blijkt dat de emigratie uit Leuven niet zozeer BENEDE uit een antistedelijke reflex gebeurt, maar eerder op basis van specifieke klachten over factoren die bepalend zijn voor de woonkwaliteit. De woonkwaliteit in algemene zin verbeteren, is daarom een doelstelling die nodig is om bepaalde bevolkingsgroepen (vooral gezinnen met kinderen) in Leuven te kunnen houden.” (Structuurplan Leuven, 2004, richtinggevend deel p. 91) Omtrent de universiteit worden quasi geen uitspraken gedaan binnen de concepten van de gewenste nederzettingsstructuur, hetzij een aanhalen van de studentenhuisvesting als toenemende druk op de woningmarkt.
E40 1000m
Kevin Claeys
89
KO
Synthesekaart Hardscape Om de kaarten naar ruimtelijke impact te kunnen vergelijken, wordt een abstrahering gemaakt van de synthesekaart ‘hardscape’ (deze zal onder geen omstandigheden de synthesekaart vervangen) en werd de kaart uit het structuurplan Leuven overgetekend. Dezelfde kleuren zijn toegepast om de kaarten op eenzelfde niveau te brengen.
Nederzettingen KU Leuven
1000m
90
KU Leuven 2040+
Extract structuurplan Leuven Gewenste nederzettingsstructuur
woonfragmenten buiten de kernen afwerken de open ruimte stelt grenzen aan de kernen
De gewenste nederzettingsstructuren van het structuurplan staan in vrij groot contrast tot wat de abstracte synthesekaart van ‘Hardscape’ toont. De reële structuren zijn in realiteit veel omvangrijker. Daarnaast is het vreemd dat er geen uitspraken worden gedaan omtrent de universiteit, gezien dit wel degelijk een nederzettingsstructuur vormt en structuurbepalend is voor de stad.
de kernen gedifferentieerd verdichten en structureren
multifunctionele centra op maat van de kernen
de binnenstad herwaarderen als stedelijk woonmilieu
een bijkomend woonaanbod concentreren in tien compacte kernen
Nederzettingen Uitbreidingszones
1000m
Kevin Claeys
91
92
KU Leuven 2040+
VI IV Softscape
Het natuurlijk en cultureel landschap is een vrij complex gegeven. Voorheen, en tot op heden nog steeds, wordt het maar al te eenvoudig geconsumeerd ten behoeve van verkavelingen. De waarde en het belang ervan komt gelukkig de laatste jaren terug sterk in de aandacht te staan. Ook binnen de stad Leuven zien we een toegenomen bewustwording vormen, zoals bij de workshop ‘Leuvens Ader’ en enkele politieke doelstellingen zoals ‘Leuven 2030 klimaatneutraal’. Willen we komen tot gezonde steden, dan zal er voldoende ruimte voorzien moeten worden voor het landschap, biodiversiteit, groen, het vegetale etc. Binnen dit spoor wordt het landschappelijk systeem geanalyseerd met zijn kenmerkende elementen als parken, recreatiedomeinen, natuurgebieden, belevingswaarden van de vegetale gebieden, landbouw, waterstructuren en overstromingsgebieden, traditionele landschappen, vogel- en habitatrichtlijngebieden. Uiteraard vormt het landschap een grotere complexiteit dan dit en kent het meer gelaagdheden. Deze elementen vormen desalniettemin een basis om een eerste voeling te verkrijgen van het systeem. Een inzicht in de ‘softscape’-structuur is van belang indien nagedacht wordt over een kwalitatieve ontwikkeling van de stad en de mogelijke potenties die de eigendomsstructuren van de KU Leuven daarin kunnen vervullen.
Kevin Claeys
93
Bakala Academy - Athletic Performance Center, KU Leuven.
Restgroen aan de fly-over Bodart.
Kapucijnenvoer en het omgaan met water- en groenaanleg.
Dijleterrassen.
De Dijle, vaak verdrongen tot de achtergrond.
Binnengebied bouwblok als parking en restgroen.
Herbert Hooverplein en de Centrale Bibliotheek op de achtergrond.
Toegang tot het stadspark (Sint-Donatuspark) vanuit de Tiensestraat met afsluitbare toegangen.
De opgevulde buitengracht van de stadsmuur als toegang tot het SintDonatuspark. Enkele restanten van de stadsmuur zijn aanwezig.
Het Sint-Donatuspark als groen fragment in de binnenstad. Omgeven door campussen van de KU Leuven met o.a. de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen.
De Dijle, opnieuw gevangen tussen steen.
Het Dijlepark.
De Dijle. Groot Begijnhof. Sociale woonblok.
XL
Softscape
+
Mechelen
+
Leuven
+
Brussel
+
Louvain-L a-Neuve 1000m
108
KU Leuven 2040+
L
Softscape
1000m
Kevin Claeys
109
Provinciedomein Kessel-Lo
+
Park van de Abdij van Keizersberg
+ +
De Bruul Dijlepark
++ Sint-Donatuspark Abdij van Park
+ +
Arenbergpark
1000m
Parken In totaal kent Leuven een zestal parken, waarvan het stadspark (Sint-Donatuspark) de grootste is in de binnenstad. Groen binnen de stadsring is vrij beperkt aanwezig, maar wordt wel degelijk intensief gebruikt door de Leuvenaar. Op dit vlak is er zeker ruimte voor uitbouw nodig, iets wat ook de huidige beleidsagenda aantoont. Het Arenbergpark, in bezit van de KU Leuven, is een beschermd erfgoed dat uitermate belangrijk is voor de stad. Hier liggen duidelijk kansen om een groene vinger door te trekken in de stad en daarbij de Dijle terug zijn nodige ruimte te geven.
110
Recreatiedomeinen Het Provinciedomein Kessel-Lo vormt zowat de trekpleister voor de ruimere omgeving. Het domein zet actief in op drie pijlers: recreatie, sport en educatie. Het domein ligt ten noorden van Kessel-Lo centrum en vrij ongelukkig ten oosten van het industriegebied Leuven, in functie van wind en vervuilende uitstoot. Op regionale schaal is het domein via het openbaar vervoer minder vlot bereikbaar (trein + overstappen op bus), waarbij het eerder een autogeorienteerde uitrusting kent.
KU Leuven 2040+
+
Sint Gertadisbos
+
1000m
Heverleebos
Natuurgebieden De twee grotere natuur- en bosgebieden zijn het Heverleebos ten zuiden en het Sint-Gertadisbos ten noorden van Leuven. Beiden bestaan overwegend uit loofhout en Heverleebos kent een beperkt aandeel uit naaldhout. Het landschap van Heveleebos is bestempeld als ankerplaats en daarbij beschermd. Het is tevens een biologisch zeer waardevol gebied, terwijl het Sint-Gertadisbos een spectrum kent van biologisch zeer waardevolle tot biologisch minder waardevolle zones.
Kevin Claeys
Belevingswaarde Deze kaart werd gemaakt naar het onderzoek ‘de waardering van de groene ruimte in Leuven’ dat binnen het structuurplan vorm kreeg. Op basis van vier criteria werd de waarderingskaart opgesteld, nl. ecologie, structureel, landschappelijkheid en publiek gebruik. Het is vrij duidelijk dat het vegetale dat grenst aan de Dijlevallei een hoge belevingswaarde kent. De meeste stadsparken zijn tevens sterk gegeerd. Dit wijst nog maar eens op het belang van groen in de stad en de waarde van de vallei.
111
Kanaal
+
+
Vijvers van Bellefroid
Vaartkom
+
Voer
Dijle
+
Gecontroleerd overstromingsgebied 1000m
1 La Rivière, J., (2015) De Dijle in Leuven, een vloek en een zegen. Michiel Van Peteghem: Aalst. 2 De Snijder, P., Avermaete, T., Mathijs, E. (2015) Studie Stadslandbouw Leuven, Departement Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling bio-economie, p. 22.
112
Waterstructuren en overstromingsgebieden1 Leuven kampt sinds zijn sterke verstedelijking met een serieuze waterproblematiek. De Dijle is dermate gekanaliseerd en ontdaan van zijn natuurlijke zomer- en winterbedding dat het meermaals uit zijn oevers trad op ongewenste plaatsen. Na een zoektocht gedurende de laatste 120 jaar kwam men uiteindelijk tot een oplossing door de natte valleigronden langsheen de Dijle als natuurlijke overstromingszone te herstellen. Geen grote waterbouwkundige oplossingen, maar teruggrijpen naar het natuurlijk systeem en functioneren van de rivier en dit weliswaar op de gewenste plaatsen.
Landbouw Historisch gezien heeft Leuven zich d.m.v. landbouw ontwikkeld op de vruchtbare gronden langs de Dijle. Op heden is landbouw in de binnenstad nagenoeg onbestaande en van stadslandbouw valt weinig te herkennen. De landbouwgronden bevinden zich in het perifeer gebied, en vooral in het noorden, oosten en zuiden. In totaal zijn er een 47-tal landbouwbedrijven gevestigd in Leuven. 1719ha wordt gebruikt als cultuurgrond, 1375,81ha door bouwland, een kleine 312,29ha voor grasland en 30,46ha voor boomgaarden.2
KU Leuven 2040+
Land van Merchtem
Kesselberg
Roesselberg
Hageland
Land van BertemKortenberg
Zwanenberg
Dijlevallei
Brabants plateau
ReliÍf Leuven profiteert van een unieke geologisch-landschappelijke conditie. Deze conditie zorgt voor een interessant spel tussen laagvlakte, heuvels en het plateau, wat aan de oorsprong ligt van de traditionele landschappen. Verschillende belvedères en vista’s zijn hierdoor aanwezig. Deze vormen interessante plekken buiten de stad, waar unieke zichten aanwezig zijn.
Kevin Claeys
Traditionele landschappen Leuven verleent zijn landschappelijke identiteit door het samenspel van vier traditionele landschappen. Aan de rand van Leuven komen drie landschappen samen, waarbij de Dijlevallei deze doorsnijdt. Dit resulteert in een hoge landschappelijke diversiteit van valleien, bossen, heuvels, landbouwgebieden etc. die enerzijds een natuurecologische functie hebben, maar anderzijds de aantrekkelijkheid en beleving voor de Leuvenaar verhogen en een hoge bijdrage levert aan de woonkwaliteit.
113
Synthesekaart Softscape Leuven kent een grote landschappelijke diversiteit door het samenspel van de vier verschillende traditionele landschappen die nog aanwezig zijn in de periferie. Het is net deze conditie die zorgt voor een grote aantrekkelijkheid en het aanbod aan een scala van verschillende leefmilieus. De kwalitatieve landschappen staan echter door de huidige uniforme uitbreidingen en verkavelingen onder druk, waardoor deze op termijn dreigen verloren te gaan. Op een bewuste en secure manier zal moeten omgegaan worden met deze kwaliteiten en duidelijke standpunten zullen moeten ingenomen worden om de ruimtelijke diversiteit in stand te houden. Het aandeel groen en meer bepaald de parken in de binnenstad zijn vrij beperkt en kennen een grote appreciatie bij de bewoners. Als dit samen bekeken wordt met de nood aan ruimte voor waterwegen, meer specifiek de Dijle, en alle eigendommen van de universiteit, dan ontstaan in dit denken potentiĂŤle kansen om aan de verschillende uitdagingen een antwoord te geven.
1000m
114
KU Leuven 2040+
LEFROID
AP
ROESELBERG KAREELVELD
Extract structuurplan Leuven Gewenste landschapsstructuur Binnen dit spoor definieert WIJGMAA het structuurplan Leuven negen concepten: ‘een gedifferentieerde maar continue Dijlevallei’, ‘de noordelijke laagvlakte als gevarieerd agrarisch landschap GASTHUISBOS met twee kernen’, ‘beboste VUNT heuvels en open beekvalleien, Heverleebos en Meerdaalwoud als één aaneengesloten landschap’, ‘de Vaart als drager van een KESSELBERG gevarieerd stedelijk landschap’, ‘de Koning Boudewijnlaan als representatieve toegang tot de stad’, ‘de binnenstad als homogeen SCHOOLBERGEN verstedelijkt landschap’, ‘de vesten als groene boulevard rond de A binnenstad’ en ‘gearticuleerde MOLENBEEK-ABDIJBEEK VL overgangen tussen verschillende landschappen’.
C
Ook in deze concepten zou een WERKP integratie of althans een visie omtrent de eigendommen van de CAS KU Leuven een plaats kunnen hebben binnen het groter kader van de landschapsstructuur. Dit TROLIEBERG blijkt helaas een gemiste kans te zijn.
L ZWANENBERG
RT
PH
ABDIJ V MOLENBEEKBIERBEEK
VOER
DIJLE
HEVERLEEBOS 1000m
Kevin Claeys
115
Synthesekaart Softscape Om de kaarten naar ruimtelijke impact te kunnen vergelijken, wordt een abstrahering gemaakt van de synthesekaart ‘softscape’ (deze zal onder geen omstandigheden de synthesekaart vervangen) en werd de kaart uit het structuurplan Leuven overgetekend. Dezelfde kleuren zijn toegepast om de kaarten op eenzelfde niveau te brengen.
Water Bos Open ruimte KU Leuven
1000m
116
KU Leuven 2040+
Extract structuurplan Leuven Gewenste landschapsstructuur
de noordelijke laagvlakte als gevarieerd agrarisch landschap met twee kernen
Gezien de KU Leuven een groot deel van Arenbergpark beslaat, wat binnen dit structuurplan als één van de belangrijkste groene vingers voor Leuven wordt aanzien, dient een dergelijk concept van de landschapsstructuur hier uitspraken over te doen. De eigendommen van de KU Leuven met de groenfragmenten in de binnenstad vormen potenties om mee op te nemen in het landschappelijk verhaal.
de Vaart als drager van een gevarieerd stedelijk landschap
beboste heuvels en open beekvalleien gearticuleerde overgangen tussen verschillende landschappen de binnenstad als homogeen verstedelijkt landschap
de vesten als groene boulevard rond de binnenstad
de Koning Boudewijnlaan als representatieve toegang tot de stad
een gedifferentieerde maar continue Dijlevallei De Vaartzone Water Heverleebos en Meerdaalwoud als één aaneengesloten landschap
Bos Open ruimte
1000m
Kevin Claeys
117
118
KU Leuven 2040+
VI V Movement
Binnen dit spoor kunnen twee soorten transportsystemen herkend worden. De eerste omvat de ‘harde’ mobiliteit; een autogerichte infrastructuur die zich vooral focust op het individuele vervoer en momenteel de bovenhand neemt. We merken daarentegen op dat, naast de grote individuele vrijheid, dit vervoerssysteem zijn limieten kent die de laatste jaren steeds meer zichtbaar worden. Het heeft er tevens voor gezorgd dat we momenteel in Vlaanderen één van de meest fijnmazige wegeninfrastructuur kennen en er dus gigantisch veel ruimte ingenomen wordt in functie van de wagen. Het tweede systeem vormt de ‘zachte’ mobiliteit. Dit omvat zowel het collectief transport met onder meer bus, trein, metro, ... als het fiets- en wandelverkeer. De schaal van Leuven leent er zich toe om deze zachte mobiliteit ten volle te benutten, zeker gezien een groot aandeel van de inwoners student zijn. Afhankelijk van de actieradius, eindbestemming, middelen en snelheid zal voor een bepaald systeem of een combinatie van systeemen gekozen worden. Omdat de KU Leuven zich op twee schaalniveau manifesteert - op schaal van Leuven en op schaal van Vlaanderen met zijn multicampusmodel - vormt het nadenken over deze ‘flows’ een essentie om een efficiënt functionerende universiteit uit te rusten. Het is duidelijk dat de KU Leuven een dergelijke uitdaging niet alleen op zich kan nemen en samenwerken met andere actoren essentieel is.
Kevin Claeys
119
Verkeersknooppunt omgeving Vaartkom.
De Fly-over aan de Vaartkomt met zicht op studentenresidentie ‘Waterview’.
Bondgenotenlaan voor auto, bus, fiets en wandelaar.
Maria Theresiastraat als belangrijke passage voor (kot)studenten richting station. Autoinfrastructuur domineert voetgangersinfrastructuur.
Fiets en trein.
Vuurkruisenlaan
Vuurkruisenlaan.
Tiensevest.
Naamsestraat met autovrij deel richting de Grote Markt.
De Fly-over aan de Bodart als verkeerskundig knelpunt roept om een herziening.
Ondergrondse doorsteek voor traag verkeer tussen binnenstad en Campus Arenberg.
XL
Movement
+
Mechelen
+
Leuven
+
Brussel
+
Louvain-L a-Neuve 1000m
132
KU Leuven 2040+
L
Movement
1000m
Kevin Claeys
133
Wegenstructuur Toestand op een donderdagavond rond 17u45 (bron: verkeersinformatie Google Maps)
+
E314
+
Stadsring R23
Intensiteit fietsverbindingen
+
Bodart
+
E40
Wegenstructuur Gelegen in de oksel van de E40 en E314 kent de binnenstad zes tentakels die Leuven in verbinding stelt met Tienen, Diest, Aarschot, Mechelen, Tervuren en Brussel. Op vlak van bereikbaarheid met het personenvervoer op regionale schaal treden er steeds meer filevormingen op. De ring R23 staat onder druk. Ook het wegennet in de binnenstad bereikt stilaan zijn maximale capaciteit en belast steeds meer de woonkwaliteit. Dit in samenhang met een maatschappelijk complexer wordend tijd-ruimtepatroon en de groeiende individualisering stelt dit gegeven ons voor nieuwe uitdagingen.
134
Fietsverbindingen Het is gekend dat Leuven niet de meest fietsvriendelijke stad is, terwijl het binnen het arrondissement het meeste fietsverkeer kent. Dat er op dit vlak heel wat uitdagingen liggen is een feit. Opmerkelijk is ook dat campus Arenberg een zeer hoge frequentie aan fietsverkeer kent, niet enkel van de studenten, maar ook het passageverkeer van werknemers. Ter hoogte van Bodart is er echter een hinderlijk verkeersknooppunt aanwezig. Alsook in de binnenstad zijn de wegen vaak niet degelijk uitgerust om zowel auto als fietser kwalitatief te faciliteren.
KU Leuven 2040+
Tweewaters
+ +
500m
+
Station Leuven
+
Sint-Maartensdal
+
+
Groot Begijnhof
Campus Arenberg
Station Heverlee
Trein Opvallend is het hoofdstation (ontwerp van Samyn and Partners) ten oosten van het stadscentrum, dat het begin vormt van de Bondgenotenlaan. Het station staat o.a. in verbinding via een directe lijn met Antwerpen (ca. 45min - 60min.) en Brussel (ca. 25min.). Station Heverlee kent een veel lagere frequentie en vormt een schakel tussen Ottignies - Louvain-la-Neuve en het hoofdstation Leuven. Het station is daarbij sterk afhankelijk van deze laatste.
Kevin Claeys
Bus Door het in kaart brengen van alle bushaltes (incl. de perimeter van 500m / halte) worden de zones die quasi niet bediend worden met de bus inzichtelijk. Hierin zien we enkele grote gebreken, niet alleen buiten het stadscentrum, als gevolg van de verspreide alleenstaande woningen, maar eveneens in het stadscentrum zijn grote zones onbediend. Campus Arenberg, het gebied Tweewaters - Sint-Maartensdal en het gebied van en rond het Groot begijnhof zijn punten die door hun functie (educatie, sociale huisvesting, ...) cruciaal zijn voor een goed functioneren en toch onderbediend zijn.
135
Synthesekaart Movement Mobiliteit is een spoor dat niet alleen in handen valt van de stad, maar een samenspel is van verschillende actoren (gewest, provincie, gemeente, ...). Het is in die zin een complex gegeven en samenwerken is noodzakelijk om te komen tot een efficiĂŤnt systeem. Vanuit voorgaande kaarten en annotaties wordt het duidelijk dat Leuven enerzijds voor heel wat uitdagingen staat omtrent het autogebruik, gezien het wegenapparaat des te meer verzadigt raakt. Anderzijds liggen er enorme kansen die moeten uitgespeeld worden voor wat het openbaar vervoer en fietsverkeer betreft. Het is bijna een evidentie vanuit een natuurlijk proces om een ommezwaai te maken van focus. Van een eerder autogerichte facilitering, naar een goed uitgerust en flexibel apparaat van alternatieve vervoersmiddelen. Een nieuw evenwicht dringt zich aan, wil Leuven zijn regionale functie blijven uitoefenen en attractief blijven. Door in het achterhoofd te houden dan minstens 1/3e van de inwoners uit studenten bestaat en deze een grote beweging maken vanuit het station naar de campus of studentenhuis, dan is het niet minder dan logisch om hier op een duurzame en gedegen manier mee om te gaan. 1000m
136
KU Leuven 2040+
WAKKERZEELSE BAAN
ROTSELAARSESTEENWEG
AARSCHOTSESTEENWEG
Extract structuurplan Leuven Gewenste verkeersstructuur Binnen dit spoor definieert het E314 Leuven negen structuurplan concepten: ‘multimodale knooppunten als motor voor de economische ontwikkeling’, ‘de aansluitingen op het hoofdwegennet beperken’, ‘selectieve autobereikbaarheid vanuit de regio’, ‘bezoekersparkeren opvangen aan de rand van de (binnen)stad’, van stadsring naar singels en vesten’, ‘de binnenstad met een lussensysteem ontsluiten’, een coherent netwerk van fietsroutes verbindt de deelen randgemeenten’, ‘webvormig netwerk met ontsluitende en verbindende buslijnen en hoogwaardige bereikbaarheid van DIESTSESTEENWE de agglomeratie met het GEN’.
VAART
MECHELSESTEENWEG
RUSSELSESTEENWEG
“De (inter)nationale en regionale bereikbaarheid van en naar Leuven moet behouden blijven, om haar taken, positie en ambities veilig te kunnen stellen. Een goede bereikbaarheid betekent tegelijk ook goede ontsluitingsmogelijkheden voor de Leuvense bevolking.” (Structuurplan Leuven, 2004, richtinggevend deel p. 228) TIENSESTEENWEG
SINGELS
NWEG
Ook hier wordt de impact van de GROENSTRAAT universiteit amper aangehaald, hetzij dat het autogebruik van studenten stijgt en daardoor de MEERDAALBOSLAAN parkeergelegenheden van de inwoners onder druk staat. Gezien 30% van de bevolking student is, dient dit zeker meer aandacht te krijgen naar impact toe.
SINTEENWEG E40
Kevin Claeys
NAAMSESTEENWEG
1000m
137
Synthesekaart Movement Om de kaarten naar ruimtelijke impact te kunnen vergelijken, wordt een abstrahering gemaakt van de synthesekaart ‘movement’ (deze zal onder geen omstandigheden de synthesekaart vervangen) en werd de kaart uit het structuurplan Leuven overgetekend. Dezelfde kleuren zijn toegepast om de kaarten op eenzelfde niveau te brengen.
Niet bereikbaar met bus Trein Wegen KU Leuven
1000m
138
KU Leuven 2040+
Extract structuurplan Leuven Gewenste verkeersstructuur Omtrent de impact en capaciteit van fietsverkeer en openbaar vervoer wordt in relatie tot de studentenstroom en medewerkers van de universiteit amper rekening gehouden. Grote delen van campus Arenberg en deels de binnenstad ter hoogte van het Groot Begijnhof zijn niet bereikbaar met openbaar vervoer.
hoogwaardige bereikbaarheid van de agglomeratie met het GEN een coherent netwerk van fietsroutes verbindt de deel- en randgemeenten webvormig netwerk met ontsluitende en verbindende buslijnen
selectieve autobereikbaarheid vanuit de regio
multimodale knooppunten als motor voor de economische ontwikkeling
de binnenstad met een lussensysteem ontsluiten van stadsring naar singels en vesten
Parking Wegen Fietswegen de aansluitingen op het hoofd-wegennet beperken, bezoekersparkeren opvangen aan de rand van de (binnen)stad
Kevin Claeys
Trein Lussen binnenstad
1000m
139
140
KU Leuven 2040+
VI VI Synthesekaart
Elk spoor kent zijn eigen logica en beïnvloed of wordt beïnvloed door een ander spoor. Net door het samenbrengen van deze drie sporen tot één concluderende synthesekaart worden de onderlinge ruimtelijke relaties zichtbaar. Dit stelt ons in staat, in samenhang met voorgaande analyselagen, om specifieke anomalieën of vraagstellingen in functie van de universiteit en zijn ruimere omgeving te detecteren van waaruit het discours zich verder kan ontwikkelen. Deze deelvragen worden mee opgenomen tijdens het ontwerpend onderzoek en kaderen de stedelijke uitdagingen. De visie KU Leuven 2040+ tracht deze op positieve wijze te beïnvloeden in de mate van het mogelijke. Het huidige Structuurplan Leuven bevat een gigantische bron aan informatie en inzichten en kent enkele interessante concepten en uitgangspunten. Echter dringt de noodzaak zich op om de grafiek van ‘pijlen’ en ‘vlekken’ te overstijgen en te komen tot een diepgaandere detaillering. Het is net op de schaal van de stad dat er nood is aan een andere soort mapping en weergave. Een grafiek waarbij de ruimtelijke impact direct af te lezen valt zonder te vervallen in abstraheringen. Een gedetailleerde weergave van de visie en zijn impact op de ruimte dient zich aan. Is het, zoals het structuurplan Leuven, wel nodig om een gebiedsdekkende visie te hebben? Is het niet realistischer om te focussen op verschillende urbane figuren en hun kwaliteiten, om van daaruit strategische plekken aan te duiden die fungeren als hefboomprojecten? Net door de hoge graad aan detail vormen voorgaande synthesekaarten en deelkaarten de basis om ontwerpend onderzoek te verrichten en door te werken om uiteindelijk tot een visie te komen.
Kevin Claeys
141
Synthesekaart mapping Leuven
1000m
142
KU Leuven 2040+
WIJGMAALBROEK
Eén van deze ruimtelijke concepten, op schaal van de KESSELBERG stad, is ‘de concentratie van de universiteit in drie campussen’. De logica hierachter schuilt in het efficiënt afstemmen van BEN SCHOOLBERGEN complementaire universitaire functies, waarbij ‘campus Arenberg’, ‘campus Gasthuisberg‘MOLE en ‘de humane wetenschappen in ABD de binnenstad’ naar voor worden geschoven.
BELLEFROID
ARKEN
DIJLEVALLEI E40 HEVERLEEBOS
Kevin Claeys
Extract structuurplan Leuven Ruimtelijke concepten en E314 gewenste ruimtelijke structuur voor Leuven. “De visie zet in grote lijnen uit waar we met Leuven naartoe willen, maar zegt nog niet hoe dit ruimtelijk vertaald zal worden. Dit gebeurt aan de GASTHUISBOS hand van ruimtelijke concepten.” WILSELE-PU (Structuurplan Leuven, 2004, richtinggevend deel p. 40)
Hoewel doorheen het structuur- STA plan telkens werd benadrukt hoe OM belangrijk de historische relatie en onlosmakelijk de verwevenheid KES tussen universiteit en stad is, CAMPUS BINNE kiest men hier resoluut voor TROLIEBERG het maken van drie enclaves. Ook in hoofdstuk IV en V van KORB deze masterproef werd de historische relatie tussen beiden CAMPUS in zijn context uiteengezet en ARE de ruimtelijke en socio-culturele HE impact geduid. De vraag stelt zich MOLE of een dergelijke concentratie dan BIE wel de juiste strategie is en er geen monofunctionaliteit in de hand wordt gewerkt? Zal de kwaliteit RESEARC door de verwevenheid tussen stad HAA en universiteit hierdoor wel blijven bestaan? 1000m
143
Synthesekaart mapping Leuven
Trein Wegen Water Bos Open ruimte Nederzettingen KU Leuven
1000m
144
KU Leuven 2040+
Extract structuurplan Leuven Ruimtelijke concepten en gewenste ruimtelijke structuur voor Leuven. Het nastreven van een concentratiemodel van het structuurplan ten opzichte van wat de huidige conditie van de universiteit betreft zou afbreuk doen aan de bestaande krachten en kwaliteiten die aanwezig zijn. De universiteit kent een veel grotere complexiteit en veruitwendigd zich gedifferentieerder binnen Leuven.
Wegen Fietswegen Trein Autolussen binnenstad Water Bos Open ruimte Nederzettingen Uitbreidingszones
1000m
Kevin Claeys
145
VI VII Conclusie
Leuven is een historisch gegroeide universiteitsstad, dat zowel functioneert als centrumstad voor de ruimere regio door zijn uitgebreid voorzieningenapparaat en daarmee zijn rol opneemt binnen de Brusselse metropolitane regio. De KU Leuven vormt bij uitstek de motor van de stad, niet enkel op vlak van onderwijs, maar eveneens door alle afgeleide functies zoals o.a. onderzoekscentra, ziekenhuizen en spin-offs die werkgelegenheid creĂŤren. Leuven beschikt daarnaast over enkele grote troeven, zowel op stedelijk als landschappelijk vlak. Anderzijds heeft het nagenoeg steeds meer de neiging om te vervallen tot een atmosfeer van monotone gebieden, waardoor de sterk culturalistische oorsprong dreigt verloren te gaan. Los van deze laatste komen uit voorgaande mappingen nog enkele grote ruimtelijke uitdagingen of vraagstellingen per spoor naar voor die telkens in relatie staan tot de gestelde ruimtelijke herpositionering van de moedercampus KU Leuven. Hardscape: Op welke manier moet omgesprongen worden met de binnenstedelijke campussen van de KU Leuven om te voldoen aan de uitdagingen die de toekomst stelt? Gezien de sterk historische relatie tussen campus en stad, de relatief hoge dichtheid van het weefsel en de stijgende druk op de woningmarkt zullen ingrepen een bepaalde gevoeligheid nodig hebben. Met andere woorden, hoe kan een binnenstedelijke campus anticiperen en transformeren, zodat het deel uitmaakt van de grotere ruimtelijke visie die de KU Leuven nodig heeft en tevens bijdraagt tot de kwaliteit van de stad?
146
KU Leuven 2040+
Softscape: Enerzijds omhelst de KU Leuven een gigantisch park (Arenberg), dat deels beschermd is als erfgoed, waarin de gebouwen losse elementen zijn die omgeven worden door groen. Op welke wijze kan, of kan niet, hiermee omgegaan worden in termen van de gestelde herpositionering van de universiteit? Daarbij heeft Leuven de unieke kwaliteit van vier waardevolle landschappen die de stad tangeren, maar tevergeefs steeds meer slachtoffer worden van de suburbanisatie. Anderzijds kent de binnenstad een tekort aan groene ruimten; kunnen de relatief omsloten campussen hier hun bijdrage leveren om bij te dragen aan de kwaliteit van de stad? Zo ja, waar ligt de grens tussen openheid en geborgenheid, tussen interactie en distantiëring? Movement: Zoals in hoofdstuk V ‘In zoektocht naar ruimtelijke strategieën van de KU Leuven’ alreeds besproken werd, zijn de campussen Arenberg en Gasthuisberg, die momenteel de nodige uitbreidingsmogelijkheden bieden voor de eerstkomende tien jaar, ontwikkeld rond de jaren ‘70 vanuit de toen heersende ideologie omtrent mobiliteit, groen, licht en afzondering. Beiden zijn volledig geënt op het verkeersknoop E40 en E314. Een snelle ontsluiting met privaat vervoer vormde één van de uitgangspunten. Is het verstandig om hierop verder te bouwen, gezien de toenemende congestie van het wegennet, terwijl het station in de andere uithoek van de stad gelegen is? Ook op vlak van fietsverkeer, wat voor studenten, alsook de Leuvenaar, een belangrijke factor is, liggen heel wat uitdagingen. Kan de universiteit hierin met zijn eigendommen en inspraak zijn rol opnemen en de aanzet geven tot een fietsvriendelijke omgeving? Zoals het huidige structuurplan stelt op pagina 24 van het informatief gedeelte: “De manier waarop de universiteit in de toekomst zal uitbreiden, is bepalend voor de toekomstige stedelijke structuur van Leuven.” Het is net dit wat uiteindelijk in DEEL IV via ontwerpmatig onderzoek ruimtelijk zal onderzocht worden om te achterhalen op welke wijze de universiteit een positieve impuls kan genereren die zowel de uitdagingen van de KU Leuven als deels de uitdagingen van de stad mee opneemt.
Kevin Claeys
147
DEEL 3
H ET KAD ER WEN SBEEL D EN EN TEN D EN SEN
150
KU Leuven 2040+
Inleiding
Vooraleer wordt ingegaan op het ontwerpend onderzoek en de cases, moet uitgeweid worden naar het inzichtelijk maken van de alreeds bestaande denkbeelden en wensbeelden. Drie zaken zijn daarbij van belang; namelijk de nulkaart, gesprekken (interviews) en de vermoedelijke tendensen. Aan de hand van nulkaarten worden de bestaande ruimtelijke claims en gedachtegoed uiteengezet. Door de nulkaart wordt een kader geschetst omtrent de huidige manier van omgaan met de ontwikkelingen van de universiteit en wordt tevens geduid waar de focus van de stad momenteel op ligt. Vervolgens wordt door middel van gesprekken, met enkele relevante personen van verschillende organisaties die invloed hebben op de ruimtelijke ontwikkeling van Leuven, een inzicht verkregen in het krachtenveld dat aanwezig is op het territorium en zal tegelijkertijd de nodige informatie verworven worden om verdere stappen te nemen in het ontwerpproces. Ten slotte dient, in het kader van de langetermijnsvisie, een blik geworpen worden op de toekomstige rol van de universiteit en hoe deze zich zal veruitwendigen. Een situering binnen de maatschappelijke context en een blik op de toekomstige rol van een universiteit is hierin onmisbaar. In die context vallen enkele tendensen te herkennen, waarbij verschillende universiteiten en experts tot eenzelfde conclusie komen. De universiteit die we nu kennen zal niet meer dezelfde zijn binnen 25 jaar en daar zijn ook ruimtelijk consequenties aan verbonden.
Kevin Claeys
151
152
KU Leuven 2040+
VII Realiteit versus wensbeeld
VII I Precedenten & voorgaande studies
Een eerste vraag die opduikt na de mapping van de ruimtelijke realiteit is welke plannen en wensbeelden alreeds bestaande zijn. Dit zowel op niveau van de stad als op niveau van de universiteit, gezien beiden zodanig afhankelijk van elkaar zijn. Om die reden wordt binnen dit hoofdstuk dieper ingegaan op de reeds gepubliceerde stedenbouwkundige plannen en worden daarbij twee nulkaarten geproduceerd die het virtuele wensbeeld weergeven. De nulkaart geeft de stand van zaken weer, een ’scenario zero’, en toont de plekken waar de stad in beweging is. Het is daarbij in staat om verschillende planmatige verbanden uit te lichten en geeft een inzicht in de (niet) samenhang van de initiatieven. In die zin is de nulkaart in staat om mee vorm te geven aan het uit te werken plan (de visie in DEEL V), dat zich als een flexibel framework opstelt van de alreeds in ontwikkeling zijnde plannen. De acties van het visieplan kunnen daarbij de noodzakelijke linken leggen en de diverse initiatieven met elkaar verbinden door er deel van uit te maken. (Secchi, B., Vigano, P., 2009) Twee nulkaarten zijn gemaakt. De één geeft een overzicht van de geldende masterplannen, die visies naar voor schuiven en ruimtelijke potenties tonen. De andere nulkaart, al dan niet als een doorwerking van het masterplan, de juridische bodembestemmingsplannen (BPA, RUP & gewestplan) weergeeft en zodoende ook de bindende ruimtelijke condities toont. Deze laatste zal binnen de masterproef quasi geen sturende rol spelen, of althans niet de ruimtelijke beperkingen opleggen, gezien de planningshorizont van 2040+ deze net tracht te overstijgen. De juridische nulkaart wordt eerder aangehaald om een inzicht te verkrijgen in de manier waarop effectief omgaan wordt met het stedelijk weefsel. In wat volgt zal in eerste orde een overzicht gegeven worden van de bestaande masterplannen. Daarin valt opnieuw een tweedeling te herkennen; enerzijds zijn er de masterplannen die betrekking hebben op de stedelijke transformaties en daarbij onrechtstreeks van invloed zijn op de universiteit en anderzijds zijn er de masterplannen die rechtstreeks betrekking hebben op de ruimtelijke ontwikkeling van de universiteit.
Kevin Claeys
153
I
II
VIII III
XIII
XII
IV
IX XIII.I VII
VI
V
X
XI XIV
1000m
154
KU Leuven 2040+
VII II.a Nulkaart - masterplannen Projectenatlas I Vuntcomplex Status ongekend Herinrichting van het bestaande op- en afrittencomplex op de E314 in Leuven als het sleutelproject in het masterplan Leuven-Noord II Leuven-Noord In studie De herwaardering van industriegebied tot een wetenschapspark, stelplaats en pendelparking. III Centrale werkplaatsen In uitvoering Nieuw hart voor Kessel-Lo met realisatie van gemengd programma. IV Kop van Kessel-Lo In uitvoering De herwaardering van een oud industrie- en infrastructuurgebied V Park Belle Vue In studie Aanleg van een smal lang park als sluitstuk van de heraangelegde stationsomgeving.
VI Klein Rijsel In uitvoering Starterswoningen en sociale huurwoningen met centraal park.
XI Abdij van Park Status ongekend Restauratie abdijsite en landschapsbeheerplan.
VII OCMW-site In studie Woonontwikkelingsgebied met een 110-tal wooneenheden en een 200-tal studentenkamers.
XII Regionet Leuven Studie voltooid Mobiliteitsstudie openbaar vervoer voor de ruime regio Leuven.
VIII Vaartkom Deels gerealiseerd Reconversie van voormalige industriële site naar wonen, werken en vrijetijdsbeleving.
XIII Gasthuisberg Gerealiseerd Ontwikkeling van een ziekenhuiscampus KU Leuven.
IX Hertogensite Status ongekend Herontwikkeling van de voormalige ziekenhuissite tot een duurzame, autoluwe woonwijk aan het water. X Bodart Deels gerealiseerd Afbraak van het viaduct en aanleg van een nieuw verkeersknooppunt.
XIII.I Potentiële uitbreiding campus Gasthuisberg In studie
Figuur 37. Plan regionet Leuven. De zwarte lijnen en zwart-omlijnde bollen op de nulkaart zijn overgetekend uit het Regionet Leuven. Het vormt daarbij een extract van de regionale mobiliteitsvisie en is dus onderdeel van een grotere visie.
XIV Masterplan Campus Arenberg In uitvoering Uitbreiding KU Leuven campus Arenberg. KU Leuven gerelateerde masterplannen
Masterplannen XIII en XIV zijn rechtstreeks van invloed op de ontwikkeling van de KU Leuven. Campus Gasthuisberg is quasi volledig gerealiseerd, terwijl de uitwerking van Campus Arenberg nog volop in ontwikkeling is op de tekentafel. Beiden zijn ontworpen met oog op de ruimtebehoefte voor de eerstkomende tien jaar. De twee masterplannen worden op de volgende pagina’s kort toegelicht. Vanuit mobiliteitsaspect biedt ‘Regionet Leuven’ heel wat potenties naar ontsluiting van beide campussen. Merk daarbij ook het toegenomen belang op van het station. Wat in deze nulkaart echter niet is opgenomen, is het uitbreidingsplan van de KU Leuven uit 1961. Zeven jaar voor de oprichting van de Waalse universiteit Louvain-La-Neuve werd door een commissie de studie voor de uitbreiding van de KU Leuven opgemaakt. Het ontwikkelingsplan stelde drie universitaire concentraties voorop: de Humane wetenschappen in de stad (lichgeel), de Exacte wetenschappen in Heverlee (combinatie van kleuren) en de Biomedische wetenschappen rond de Sint-Pieter- en Sint-Rafaëlklinieken (donkergeel) (Jo Tollebeek & Liesbet Nys, 2005). De idee was om o.a. campus Arenberg quasi vol te bouwen. Uiteindelijk werd niet het volledige plan uitgevoerd en tracht men nu op een tactvollere manier om te gaan met het landschapspark.
Kevin Claeys
Figuur 38. Masterplan 1961
155
Figuur 39. Masterplan campus Arenberg, gewenste groenstructuur
Figuur 40. Masterplan campus Arenberg, gewenste nederzettingsstructuur
Figuur 41. Masterplan campus Arenberg, gewenste wegenstructuur
156
KU Leuven 2040+
Masterplan Arenberg
Het masterplan Arenberg werd in 2008 ontwikkeld door de universiteit, IMec en de stad, waarbij awg architecten de studie begeleidde en uitwerkte. Het vormt een gezamenlijke visie op de ontwikkeling van de campus dat een structurerend kader schetst voor nieuwe projecten, zonder een juridisch statuut te hebben. De idee, als restant van het masterplan uit 1961, is om de Groep Wetenschap & Technologie, Sportcampus en de algemene diensten binnen deze campus te faciliteren. De opzet gaat ervan uit dat al deze opleidingen geconcentreerd worden binnen campus Arenberg, waardoor de vrijgekomen binnenstedelijke campussen plek bieden om de ruimtebehoefte van andere faculteiten en departementen op te vangen. “(...) verschillende onderdelen [dienden] gehergroepeerd te worden. De komende jaren verlaten de laatste afdelingen van de groep Biomedische Wetenschappen de binnenstad om zich te vestigen op campus Gasthuisberg. De laatste onderdelen van de Groep Wetenschap en Technologie die nu verspreid zitten, vinden een nieuwe locatie op campus Arenberg.” (Masterplan Arenberg, 2008: A.90) In essentie voorziet het masterplan een uitbreiding en verdichting op campus Arenberg II en III, een inbreiding met het nodige respect voor het historisch kader van het Kasteelpark en voorziet het in een strategische reserve. “De Dijlevallei (...) wordt ook benoemd als groene vinger die zuurstof tot in de stad brengt in de vorm van een aaneenschakeling van zeer diverse groene ruimten.” (Masterplan Arenberg, 2008: A.83) Het ontwerp vertrekt vanuit het landschap dat als structurerend element fungeert. De Zuidelijke Dijlevallei vormt de ruggengraad voor de gehele campus, waarbij de landschappelijk waardevolle gebieden gevrijwaard worden van bebouwing en er tegelijk een sequens ontstaat van verschillende deelruimten met elk hun eigen karakteristieken. Een drietal ruimtelijke structuren (de Dijlevallei, campus Arenberg en de mobiliteitsopgave) vormen het raamwerk voor de verschillende deelruimten. Het samenspel hiertussen creëert de specificiteit voor de plek.
Kevin Claeys
Masterplan Arenberg Leuven
1
awg architecten
Figuur 42. Masterplan campus Arenberg door awg architecten.
Figuur 43. verdeling van functies op de campus
Fasering: Fase I: 1921 eerstesteenlegging, 1931 instituten gebruiksklaar. Omvorming kasteel voor de richtingen Architectuur, Bouwkunde en Topografie. Fase II: Uitbreiding na WOII, nieuwe departementsgebouwen Mechanica en rekencentrem. Fase III: ‘60-’70 bouw centrale campus, gebouwen Faculteit Wetenschappen en Computerwetenschappen Fase IV: nieuwbouw voor het Departement Elektrotechniek, chemie, chemische technologie, en nanotechnologie
157
b
SNEDE 1 : Toegang tot het algemeen ziekenhuis
Figuur 44. Masterplan campus Gasthuisberg - toegang tot het algemeen ziekenhuis SNEDE 3 : Onderzoek
Figuur 45. Masterplan campus Gasthuisberg - onderzoek SNEDE 4 : Verbindingen tussen volumes
Figuur 46. Masterplan campus Gasthuisberg - verbinding tussen volumes
GROENMODEL
Figuur 47. Masterplan campus Gasthuisberg - stedenbouwkundige opzet schaal : 1:5000
158
KU Leuven 2040+
Masterplan Gasthuisberg
Het masterplan voor de ontwikkeling van een compleet nieuwe campus Gasthuisberg, ookwel de ‘Health Sciences Campus’ genoemd, werd in 2005 ontworpen door awg architecten. Inmiddels bijna volledig gerealiseerd, was de aanleiding om alle voorheen verpreid gelegen vestigingen van de ziekenhuisdiensten in de binnenstad te concentreren op één allesomvattende campus. Op die manier zou het functioneren beter op elkaar afgestemd worden. Dit impliceert opnieuw dat een groot deel aan functies verdwijnt uit de binnenstad en een monofunctioneel stadsdeel wordt uitgebouwd. De groep Biomedische Wetenschappen, UZLeuven en HSC-partners zijn opdrachtgever en gebruiker. De site in de binnenstad van het Sint-Pieter – Sint-Rafaël, dat momenteel nog in gebruik is als ziekenhuis, zal op korte-/middellange termijn getransformeerd worden tot een woonwijk. Het masterplan voor Gasthuisberg is sturend van karakter en stelt een ruimtelijk kader voor om de ‘health sciences’ te concentreren: gezondheidszorg, onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Ruimtelijk worden vier metaforen naar voor geschoven die de basisprincipes vormen voor de campus: Metafoor van de Stad: Deze metafoor is tweedelig; “(...) in de eerste plaats gaat [het] om de structuur, de vorm, de aard, het karakter en de schakeling van de tussenliggende, ‘openbare’ ruimte(-n) en niet over de gebouwen.” Ten tweede gaat het over de compactheid; “Door het verdichtingsprincipe op de campus toe te passen, wordt getracht om een einde, een limiet te stellen aan deze logica van steeds verdere uitbreiding en bezetting van de open ruimte.” Groene Longen: “Door de concentratie op de campus zelf kunnen de omliggende ‘open’ gebieden gevrijwaard blijven en vormen ze de groene buffer rondom de verdichte kern.” Metafoor van het Hart: “Het functioneren van het hart als centrale, stuwende pomp met haar twee boezems en twee hartkamers, nl. haar vierdeling, is perfect toepasbaar op het organisatieschema van de verschillende ‘functie’onderdelen binnen de campus: ziekenhuis - onderzoek - onderwijs - stedelijke functies.” (Assen-) Kruis: Het assenkruis is het instrument om de verschillende zoneringen, nl. de 4 hartkamers, en hun toegangen te verbinden, om bestaande aan nieuwe gebouwen te clusteren, om open ruimte met gebouwde omgeving te linken. (citaten uit Masterplan E(G)HBO, 2005: 27-31).
Kevin Claeys
E (G) H B O MASTERPLAN CAMPUS GASTHUISBERG
CONCEPT
+ projectfiche O&N4
| 03 | 05 | 2005
awg architecten
Figuur 48. Masterplan campus Gasthuisberg door awg architecten.
Figuur 49. Fasering Gasthuisberg
Fasering: Fase I: ingebruikname kinderziekenhuis. Fase II: uitbreiding ziekenhuis (915 bedden) + diensten gynaecologie-verloskunde, spoedgevallenafdeling, inwendige geneeskunde en van heelkunde. Fase III: Functies overgebracht Pellenberg + de afdelingen uit Sint Rafaël. Huisvesten van een laboratoriumcomplex en het centrum voor menselijke erfelijkheid. Fase IV: Masterplan campus Gasthuisberg. Educatieve diensten + uitbreiding van spin-offs voor innovatieve kansen. Onderscheiden van vijf onderdelen: opleiding - onderzoek - acute hospitaal - ambulant hospitaal - publiek gedeelte. (realisatie 2020)
159
1000m
160
KU Leuven 2040+
VII II.b Nulkaart - Bodembestemmingsplanenn RUP’s & BPA’s*
Een 56-tal BPA’s en dertiental RUP’s vormen de juridische grondslag voor het ontwikkelen van de ruimte binnen Leuven. Voor de overige gronden, waar geen RUP of BPA opgesteld is, geldt het gewestplan als beoordelingsinstrument. Het is duidelijk dat het stadsbestuur sterk inzet op de randen van de stad en dit meer bepaald in Kessel-Lo, Heverlee en Wilsele. De binnenstad Leuven is al vrij volgebouwd, maar staat tegelijkertijd voortdurend in stijgers. De focus ligt daar sterk op de ontwikkeling van en langs de Dijlerivier. De Hertogensite (voormalig universitair ziekenhuis) vormt daarbinnen het sluitstuk om de ‘missing link’ tussen noord en zuid op te vullen. Het masterplan werd hiervoor alreeds opgemaakt.
Figuur 50. Gewestplan
Opmerkelijk is de leegte aan bodembestemmingsplannen in het oostelijk deel van de binnenstad. Net daar waar de universiteit oververtegenwoordigd is worden geen ruimtelijke randvoorwaarden opgelegd. Over de universiteit worden dus geen bindende stedenbouwkundige uitspraken gedaan. De KU Leuven geniet kennelijk van een apart statuut. Ook voor wat betreft campus Arenberg en Gasthuisberg wordt direct van masterplan en ontwerp overgegaan tot uitvoering, wat aangeeft dat de stad zich flexibel opstelt ten opzichte van de KU Leuven. Ter zijde: het is alom gekend dat de vastgoedprijzen in de binnenstad ongelofelijk hoog liggen door de druk op de woningmarkt. Net deze nulkaart duidt hoe minimaal er ruimtelijk en planmatig een antwoord op deze uitdaging geboden wordt om in de binnenstad jonge gezinnen aan te trekken.
Kevin Claeys
* De RUP’s en BPA’s werden met toestemming van het stadsbestuur verwerkt in deze masterproef, zonder deze inhoudelijk te wijzigen. Zie toelating in BIJLAGE II.
161
ter Verbis
t
Pe
AGORA
Ma rc
Living campus
As h i
Int. student
An
Technische dienst KUL
el
L
b om
m
eroy
Thea Dec
M an n a
em on i
Dag B
Kotbaas KU Leuven
tsen ou
Decaan fac. Architectuur
Inwoner
STAD LEUVEN
Stadsbestuur Sa
Louis T obb ac
k&
d Ridouan hame i Mo
C ra
laeys
Dienst stedenbouw
162
KU Leuven 2040+
VII II In gesprek met het territoriaal krachtenveld
Een stedenbouwkundige en ruimtelijke planner zal door het voorstellen van ruimtelijke ingrepen op een territorium altijd bezig zijn met een ruimte die verschillende individuen en organisaties aanbelangt. Elke organisatie, en zelfs individuen daarbinnen, kijkt vanuit een bepaalde bril op de ruimte, zal andere klemtonen leggen en dus ook (eigen) verwachtingen hebben omtrent de ruimtelijke ontwikkelingen. Stedenbouw draait in die zin voor een groot deel rond communicatie, zowel verbaal als non-verbaal, en het creëren van een gemeenschappelijke taal. Om een inzicht te verkrijgen in het krachtenveld dat heerst over het territorium van Leuven werden verschillende gesprekken gevoerd met vooraf geselecteerde individuen die van belang zijn in het discours rond de KU Leuven. De lijst is in die zin niet allesomvattend, maar zou voldoende moeten zijn om een dieper begrijpen te bekomen omtrent de ruimteclaims en de verschillende zienswijzen. De gesprekken werden in eerste instantie dus afgenomen om deze ruimteclaims te achterhalen, maar tegelijkertijd werd een hoop aan informatie vergaard die enkel door een dergelijke communicatie tot stand kon komen. Twee grote actoren komen daarbij prominent op de voorgrond: de stad en de universiteit. Gezien daarnaast de tendensen binnen deze context van de netwerkmaatschappij sterk onderhevig zijn aan veranderingen zullen, net zoals in de twee relevante naslagwerken ‘Campus and the city’ en ‘School in de stad, stad in de school’ en de conferentie*, gesprekken gevoerd worden met experts uit het werkveld en de academische wereld. Een gesprek dat telkens in functie staat van het te onderzoeken subject. In die zin wordt niet gewerkt met een standaard vragenlijst, maar zal het gesprek telkens gevoed worden vanuit de expertise van de gesprekspartner.
* De twee boeken en de conferentie worden behandeld in hoofdstuk VIII.
Op de linker pagina staat een overzicht van de volbrachte gesprekken per organisatie en hoe deze tot elkaar in verhouding staan. In wat volgt zal aan de hand van korte samenvattingen een overzicht gegeven worden van de verschillende gesprekken en wat de krachtlijnen erbinnen waren. Vervolgens worden enkele specifieke aspecten terug aangehaald binnen het discours in hoofdstuk VIII ‘De universiteit, een toekomstperspectief’ om de relevantie te duiden binnen de maatschappelijke context.
Kevin Claeys
163
Dag Boutsen Decaan faculteit Architectuur, KU Leuven
27/11/15
Een inleidend gesprek voor aanvang van de masterproef was met Dag Boutsen die de context van het multicampusmodel uitklaarde. Alles begon met de Bolognaverklaring uit 2002 die een sterk onderscheid stelden tussen bacheloropleidingen en masteropleidingen. AndrĂŠ Oosterlinck speelde hier met een slimme politiek strategische manier op in, waardoor de KU Leuven momenteel onderwijs in Vlaanderen op vijftien campussen kan aanbieden. Vier belangrijke punten werden binnen het gesprek benadrukt: behoud van de identiteit van elke campus, het belang van de rekrutering van studenten over Vlaanderen, het belang van een bereikbare campus met openbaar vervoer en de positie van een campus in de binnenstad als troef (dat ook door Rik Torfs benadrukt werd bij de opening van het nieuwe faculteitsgebouw Architectuur in Gent). Louis Tobback Burgemeester Leuven
03/03/16
Het belang van de band tussen stad en universiteit werd binnen dit gesprek benadrukt. De stad omarmt de KU Leuven als een groot dynamisch bedrijf, dat een propere, hooggeschoolde en stabiele tewerkstelling met zich meebrengt en daardoor een positieve socio-economische impact heeft op Leuven. Tobback beklemtoont het belang van de positie van een universiteit in een stad, waarbij de stad als ‘speelplaats’ van informele ontmoetingen kan dienen en het belang van de nabijheid van voorzieningen. Hij duidt daarnaast ook de complexiteit bij het realiseren van een ruimtelijk plan op stadsniveau, gezien het grote aandeel beslissingsrechtige actoren en ijvert in die zin voor een beslissingsorgaan dat overkoepelend werkt. Ten slotte wordt het belang van de stationsomgeving benadrukt in het kader van het mobiliteitsverhaal. Mohammed Ridouani Kandidaat toekomstig burgemeester
03/03/16
Ridouani stelt dat het stadsbestuur uitgaat van een groeiende universiteit en kadert dit binnen de welvaart van de regio als een goede zaak. Op vlak van studentenaantal herkent hij een aftopping, waar de groei nog op twee niveaus kan gebeuren: het aantrekken van internationale
164
KU Leuven 2040+
studenten en onderzoekers en op vlak van de ‘vermarkting’ van de kennis in de vorm van spin-offs. Dat is tevens de reden waarom de economische ontwikkelingsorganisatie ‘Leuven Mindgate’ werd opgestart, met als doel om de regio op wereldkaart te zetten als kennishub. Ruimtelijk wordt voorgesteld om de huidig bebouwde gebieden zoveel mogelijk te densifiëren en om pas dan te zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden in samenspraak met buurtgemeenten. De stad kent daarnaast ook andere uitdagingen zoals het voorzien van ruimte voor huisvesting (o.a. in de binnenstad gezinswoningen creëren door studentenhuisvesting te compacteren in grotere blokken), het mobiliteitsverhaal dat op grotere schaal moet bekeken worden en een klimaatuitdaging dat met Leuven Klimaatneutraal 2030 opgenomen wordt. Marc Leroy Technische dienst KU Leuven, cel studie en vastgoed.
Figuur 51. Leuven Mindgate is een business cluster ontworpen om de economische groei te stimuleren in de regio aan de hand van samenwerking en innovatie op het kruispunt van Gezondheid, High-tech en Creativiteit.
Figuur 52. Leuven 2030 Klimaatneutraal
08/04/16
Het gesprek met Marc ging in essentie over de huidige ontwikkelingsmodellen van de universiteit, er werd aangehaald wat ruimtelijk in de toekomst van belang zal zijn om een universiteit te faciliteren en hoe de relatie met de stad verloopt. De KU Leuven is tevens structureel vertegenwoordiger bij de GECORO, met als gevolg dat de universiteit inspraak heeft op de ruimtelijke stadsontwikkelingen. Voor de eerstkomende tien jaar heeft de KU Leuven een visie en zal campus Arenberg en Gasthuisberg verder ontwikkeld worden en eventueel uitgebreid worden, wat daarna komt is echter nog niet duidelijk. Wat wel duidelijk is voor de toekomst, dat is het toegenomen belang aan publieke (groene) ruimten op de campussen om zoveel mogelijk studenten en onderzoekers aan te trekken. Dat er daarnaast meer ruimte moet voorzien worden om fysieke ontmoetingen te faciliteren (concept Living campus) en dat de formele en informele ruimten in elkaar aan het overvloeien zijn. Marc laat ook weten dat de stad op een bepaald moment angst had dat de universiteit zich volledig zou onttrekken uit de binnenstad. Daar hebben ze echter geen plannen voor en benadrukt hij wel degelijk de kwaliteiten van binnenstedelijke campussen om twee redenen. Eén, omdat de KU Leuven gelooft in een multifunctionele binnenstad en twee, omdat ze de maatschappelijke rol op zich willen nemen omtrent het onroerend erfgoed dat in eigen beheer is.
Kevin Claeys
165
Anoniem Kotbaas op de private markt
20/04/16
Een kotbaas, die graag anoniem wil blijven, baat al achttien jaar een privaat studentenhuis uit in Leuven. Gedurende de laatste jaren heeft het studentenhuisvestingsbeleid grote veranderingen ondergaan. Er worden steeds strengere eisen opgelegd aan de koten naar oppervlaktes, comfort, veiligheid etc. waarbij er drie organen telkens controle voeren naar de compatibiliteit van de norm, nl: universiteit, brandweer en stad. De druk vanuit de overheid is wel degelijk voelbaar en het wordt steeds moeilijker om op de private markt een studentenhuis uit te baten. De nieuwe koten worden daarentegen mee-gefinancierd door de overheid en studenten krijgen onder bepaalde voorwaarden een aftrekbare som op het huurgeld. Een bewuste strategie van de overheid, die tegelijk de charme van de studentenstad stilaan teloor laat gaan. Peter Verbist AGORA - KU Leuven
29/04/16
Peter Verbist ontwikkelt leercentra binnen de KU Leuven, waarbij AGORA drie jaar geleden opgestart werd als experiment om informele leeromgevingen te voorzien waar de student centraal staat. AGORA is losstaand ontwikkeld en tegelijkertijd complementair aan de aangrenzende bibliotheken. Het vormt een enorm succes, wat komt door de ruime openingstijden, het integreren van technologie in ĂŠĂŠn gebouw en het aanbieden van diverse informele leeromgevingen (FlexiSpaces, stille ruimten, TimeOutZone en groepsstudieruimten). Bibliotheken vormen binnen een dergelijk concept belangrijke instituten die op eenzelfde wijze herdacht kunnen worden. Peter duidt daarbij het belang van een centrale locatie op de campus, wil het concept slaagkansen krijgen. Een centrale ligging genereert de nodige dynamiek op zowel de campus, de buurt als de stad. Hij ziet een toegenomen belang aan leercentra, omdat een steeds groter wordend deel studenten nood heeft aan sociaal leren. Flexibiliteit van ruimten is daarbij het absolute criterium, waarbij het verschil tussen een flexibele open informele leerruimte en een flexibele formele klasruimte niet dermate van elkaar verschilt. Ruimten moeten volgens hem, vanuit een flexibel karakter, multifunctioneel bruikbaar zijn. De uitdaging is om vanuit de universiteit en de verschillende
166
KU Leuven 2040+
expertises die elk in hun koker zitten, een globale visie op poten te zetten. Iets wat net het concept ‘Living Campus’ tracht te ontwikkelen. “Het is bewezen dat een student die in een activerende leerruimte zit en die dus wordt gedwongen om actief deel te nemen aan een bepaald lesonderdeel, dat die de leerstof ook veel bewuster opneemt en onthoudt dan dat iemand vooraan staat les te geven.” (Verbist, P., 2016) Hierin zit echter een paradox vervat, gezien de energie en tijdsdruk voor zowel student als prof toeneemt en om die reden beide partijen niet direct vragende partij zijn. Een dilemma waar men mee worstelt; wil men kwalitatiever onderwijs aanbieden of wordt er geluisterd naar wat beide partijen willen? Thea Decombel Living Campus - KU Leuven
29/04/16
Thea is projectcoördinator van Living campus, een concept dat momenteel uitgewerkt wordt vanuit de KU Leuven om ontmoetingsruimten binnen de campus te faciliteren. Vanuit een bevraging onder studenten en academisch personeel kwam naar voor dat er behoefte was aan een dergelijk soort ruimten, zodat meer (spontane) grensoverschrijdende interactie kan ontstaan tussen studenten (Vlaams - internationaal) en onderzoekers. Het concept vertrekt vanuit ‘ont-moeten’, waarbij zowel de ontmoeting als het ontdoen van moeten centraal staan. Momenteel wordt met beperkte middelen gekeken naar waar zitbanken kunnen geplaatst worden, ofdat er graffiti mogelijk is om grijze onaantrekkelijke muren op te fleuren, waar pingpongtafels mogelijk zijn en dergelijke. Vanuit de bevraging werd meermaals het idee van een koffiebar naar voor geschoven als plek van ontspanning en interactie. Tot slot wordt in de visie gesteld: “Enkel wanneer een campus erin slaagt om de evenwichtige balans tussen lokale en externe initiatieven te bewaren, zal die erin slagen om zichzelf constant te vernieuwen en dynamisch actueel te blijven voor de huidige en toekomstige generaties van onderzoekers en studenten.” (Decombel, T., 2016:8) De volledige visietekst kan geraadpleegd worden in bijlage V.
Kevin Claeys
167
“Research and technology facilities have a high economic value today, reflecting the increasing importance of this sector in our post-industrial society. Nowadays more than 50 percent of all activities are regarded as knowledge-intensive with rising tendency.� - Gunter Henn, 2007:145
168
KU Leuven 2040+
VIII De universiteit, een toekomstperspectief VIII I Situering binnen de toekomstige uitdagingen
Stedenbouwkundige opgaven worden veelal geformuleerd om een ruimtelijk antwoord te bieden op de noden, behoeften en uitdagingen die de huidige en/of toekomstige maatschappelijk context stelt. Daarbinnen zijn geen sterk afgebakende kaders gedefinieerd, maar gaat het in hoofdzaak om overgangen en transities, waarbij de stedenbouw in staat is deze ruimtelijke processen te sturen. (naar gesprek met Piet Van Cauwenberghe, 28/05/2016) Doorheen de tijd kunnen in grote lijnen verschillende maatschappelijke omwentelingen herkend worden die elk een ruimtelijke neerslag hebben achtergelaten. Het ruimtelijk structuurplan Leuven onderscheidde destijds vier fasen binnen de ontwikkeling van de stad: de middeleeuwse fase, de industrialisatiefase, de democratiseringsfase en de individualiseringsfase. Deze laatste laat zich kenmerken door de kennismaatschappij die op zijn beurt steeds verder aan het ontwikkelen is tot een netwerkmaatschappij. Gezien de lange termijnvisie binnen KU Leuven 2040+, is het van belang een inzicht te verkrijgen omtrent de verwachte tendensen van de kennismaatschappij, en de daarin sterk in ontwikkeling zijnde en snel veranderende netwerkmaatschappij, met betrekking tot de ruimtelijke organisatie van universiteiten.
zie inf.ged. ยง 3.
KAARTENBUNDEL - INFORMATIEF GEDEELTE 1.0 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEUVEN
KAARTENBUNDEL - INFORMATIEF GEDEELTE 1.0
ONT IKKELINGSFASEN IN DE NEDER ETTINGSSTRUCTUUR
1 2 3 4 5 6 7
2040?
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEUVEN
heden Individualiseringsfase
S Y N T H E S E B E S TA A N D E R U I M T E L I J K E S T R U C T U U R
ca. 1952 Democratiseringsfase
ONT IKKELINGSFASEN IN DE NEDER ETTINGSSTRUCTUUR
I N F O R M A T I E F
ca. 1891 Industrialisatiefase
S Y N T H E S E B E S TA A N D E R U I M T E L I J K E S T R U C T U U R
B I N D E N D
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
ca. 1777 Middeleeuwse fase
R I C H T I N G G E V E N D
R I C H T I N G G E V E N D
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
B I N D E N D
I N F O R M A T I E F
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
zie inf.ged. ยง 3.
Figuur 53. Reeks van historische kaarten Leuven
Figuur 54. Ontwikkelingsfasen in de Nederzettingsstructuren a
a fase De middeleeuwse
Kevin Claeys
De middeleeuwse fase
b
c De democratiseringsfase De democratiseringsfase b cDe industrialiseringsfase De industrialiseringsfase
d
d De individualiseringsfase De individualiseringsfase
169
Figuur 55. Verschuiving naar een netwerkmaatschappij. 1.0 De zender bepaalde zelf het ‘DNA’ van de informatie die het overbracht aan de individuele ontvangers. Een hiërarchische methode. 2.0 De zender-ontvanger bepaald het ‘DNA’ van de informatie en verwerkt deze op basis van de reactie van de gesprekspartners. Er ontstaat participatie. 3.0 Door de verruiming van het medialandschap ‘verdwijnt’ de zender en ontstaat rond een bepaald informatie‘DNA’ volgers die in interactie met elkaar gaan.
170
KU Leuven 2040+
VIII II De netwerkmaatschappij, het belang van ‘The Net’ en ‘the Self’ voor de universiteit Netwerken zijn een gegeven van alle tijden. Waar het vroeger vooral bestond uit kleinere en vaak gesloten fysieke netwerken waarbinnen het individu opgroeide en zichzelf ontwikkelde, zorgde de opkomst van hoge mobiliteit, media en het internet voor een gigantische expansie van de netwerken. We staan meer dan ooit tevoren in verbinding met elkaar. (Derksen, M., 2013). Het was Marshall McLuhan die eind de jaren ‘60 door de opkomst van nieuwe media de wereld al aanschouwde als een dorp: ‘the world is a global village’. “De network society zal stap voor stap overgaan in de networked society (of society 3.0) waarin we altijd en overal verbonden zijn.” (Derksen, M., 2013) Castells gaat in zijn trilogie ‘The information age. Economy, society and culture’ dieper in op de vorming van de netwerkmaatschappij. Een evolutie dat op elk gebied (handel, cultuur, communicatie, ruimtelijke ordening, politiek etc.) een transitie kent ten opzichte van de samenleving uit het industriële tijdperk. Volgens Castells werd deze netwerkmaatschappij gevormd vanuit drie ontwikkelingen die rond de jaren ‘70 plaatsvonden. Ten eerste door de revolutie in de informatieen communicatietechnologie, waarin het internet een uitermate belangrijke rol speelt. Ten tweede als een gevolg van de economische crisis in de jaren ‘80 en ten derde door de bloei van sociale bewegingen. (Castells, M., 2000) “Het goede nieuws is dat de technologische samenleving waar wij op af koersen ons stimuleert te denken in termen van relaties. Dit is een oud filosofisch onderwerp. De zin van je leven komt van anderen om je heen, van je kinderen, je ouders, je vrienden. Je bent een knooppunt in een netwerk en het netwerk geeft jouw bestaan betekenis”, aldus Luciano Floridi (Smeets, R., 2014).
Figuur 56. Voorstel voor een uitbreiding van de universiteit Vienna, Hans Hollein, 1966.
Het netwerk wordt globaler, het belang van de plek en de identiteit wordt groter. Dat onderbouwt Manuel Castells theoretisch in de verhouding tussen ‘the Self’ en ‘the Net’. “Our societies are increasingly structured around a bipolar opposition between the Net and the Self” (Castells, M., 2000). ‘The Self’ gaat in essentie over de lokale identiteit van verschillende plekken, waar ‘spaces of places’ een cruciale rol in speelt. Bij ‘the Net’ gaat het daarentegen over de aanwezigheid van informatie en kennis, los van de fysieke en geografische context. Binnen deze laatste vormt ‘spaces of flows’ het zwaartepunt, waarbij de identiteit bepaald wordt nét door het netwerk (Castells, M., 2000).
Kevin Claeys
171
Binnen de profilering van de KU Leuven is het duidelijk dat op deze netwerkmaatschappij wordt ingespeeld. In eerste instantie gaf de ontwikkeling van het digitaal leerplatform ‘Toledo’ een extra dimensie aan de communicatie tussen student en prof., ontplooit langzaam aan het multicampusmodel, waarbij niet enkel onderwijs op verschillende locaties in Vlaanderen wordt aangeboden, maar waar ook binnen de faculteiten opleidingen op meerdere locaties plaatsvinden. “Twee of meer locaties die samen onderwijs ontwerpen, aanbieden, ondersteunen, evalueren,...” (Multicampusonderwijs, 2014). De voornaamste voordelen ziet men in het bundelen van krachten om het onderwijs te optimaliseren vanuit de lokale specialisaties van elke campus, de creatie van een flexibilteit doorheen het leertraject die de student enige vrijheid geeft in de zelfontwikkeling (in tijd en ruimte), het efficiënter inzetten van de beschikbare middelen en krijgen ‘blended learning’, afstandsonderwijs en levenslang leren meer slaagkansen. (Multicampusonderwijs, 2014)
Figuur 57. ‘Cluster-idea’ als een knooppunt uit verschillende fluxen.
Deze maatschappelijke ontwikkelingen en het inspelen van de KU Leuven hierop stellen nieuwe ruimtelijke uitdagingen voorop en brengen dus een herdenken van de ‘Spaces of Places’ met zich mee. Iets wat ook Gunter Henn benadrukt binnen zijn discours omtrent het campusontwerp voor de netwerkmaatschappij. “The world familiar to us consists of spaces of places, which are connected by communication relations. These patterns are constantly changing. Through the potential of the media and mobility, our world is mainly structured by networks that function independently of real physical places. Nodes form in these networks, which at certain points take on the firmness of places where time is spent. Architecture must react to these new localities and communication nodes with specific design and spatial elements (...)” (Henn, G., 2007:145). Het belang van de plek wordt ook hier benadrukt en de wijze waarop deze zich moet inpassen binnen de globale fluxen van de netwerkmaatschappij. De waarden van ontmoeting, interactie en zelforganisatie komen op de voorgrond te staan. Ruimten moeten loskomen van de louter functionele inrichtingsprincipes en dienen zich net meer te richten op de principes die de netwerken en de bijhorende flows vooropstellen. De eisen die de netwerkmaatschappij stelt zijn onderhevig aan snel opeenvolgende veranderingen. In die zin dient een ingrijpen in de ruimte een antwoord te bieden op de huidige vraag en tegelijkertijd de nodige flexibiliteit aan te bieden zodat kan omgegaan worden met de snelle opeenvolgende veranderingen van de netwerkmaatschappij. “The effective demands of today also have to be valid tomorrow. And architecture also needs to be able to adapt with correspondingly flexible spatial requirements.” (Henn, G., 2007:148).
172
KU Leuven 2040+
VIII III Wat is de rol van de universiteit in de netwerkmaatschappij? De universiteit heeft de uitdaging om zichzelf telkens te herprofileren binnen de fluxen en de behoeften van de maatschappij. Ook de veranderingen die de netwerkmaatschappij met zich meebrengen zullen geen uitzondering vormen. Een zoektocht naar een organisatorische herprofilering is momenteel bezig binnen de KU Leuven. In naam van het emeritiforum van de universiteit deed Ludo Melis in 2013 een uiteenzetting omtrent ‘De KU Leuven 2025, mogelijke scenario’s’. De presentatie schetst mogelijke ontwikkelingspistes en -scenario’s die vertrekken vanuit de algemene krachten en spanningsvelden die op lange termijn de samenleving en het hoger onderwijs vorm geven. Het vormt geen blauwdruk van wenselijke perspectieven, maar schept een kader voor reflectie en actie. Eén van de aandachtspunten daarbinnen vormde de kennismaatschappij, waarbij gesteld werd dat informatie onbeperkt, structuurloos en snelgroeiend toegankelijk wordt, dat er binnen die context ruimte moet geboden worden aan flexibiliteit en dat er een spanningsveld aanwezig is tussen de kenniseconomie en de nabijheidseconomie. Uiteindelijk werden vier modellen geponeerd om een debat aan te wakkeren, namelijk: de universiteit als structuur met sterke kern, structuur met beperkte kern en perifere diensten, collaboratief netwerk of een competitief netwerk (Melis, L., 2013). Het debat is lopende en zal vermoedelijk voortdurend opnieuw gevoerd moeten worden. Hoewel het debat zich vooral op organisatorische niveau focust, zal de herprofilering hoe dan ook een ruimtelijke impact hebben. VIII IV Een veranderend universiteitslandschap Er valt binnen de KU Leuven een verandering te herkennen op minstens twee vlakken; enerzijds binnen het educatieve deel en anderzijds een verschuiving van een educatieve- naar een eerder onderzoeksgerichte universiteit. De grootste studentengroei als gevolg van de Vlaamse academisering is vermoedelijk achter de rug, waarbij momenteel de groei aan het aftoppen is. Op vlak van studentenaantal kan een aanzienlijke groei alsnog bekomen worden door actief in te zetten op het aantrekken van internationale studenten. Iets waar de KU Leuven zich momenteel ook op toelegt. Uiteraard heeft een dergelijk gegeven ook consequenties naar de organisatie. Een groot aandeel studenten zal voor kortere perioden (één jaar, één semester, enkele maanden of enkele weken) les volgen en verblijven binnen Leuven, waardoor een grotere flexibiliteit aanwezig moet zijn en tegelijk een duidelijk afgebakende (ruimtelijke) organisatie voorhanden moet zijn. Een dergelijke evolutie neigt eerder richting een hotelfunctie met een soort van nomadische leefwijze. (Leroy, M., 2015:36)
Kevin Claeys
Figuur 58. QS World University Rankings® 2015/16 - KU Leuven, aandeel internationale studenten & academici scoort het laagst.
173
Naast dit gegeven is het universiteitslandschap onderhevig aan een verschuiving van focus. De focus van het educatieve gebeuren (doceren aan studenten) verschuift steeds meer richting het inzetten op onderzoek, de postgraduaatopleidingen, aantrekken van excellente doctoraatstudenten en het ontwikkelen van spin-off bedrijvigheden als de omzetting van academische kennis in een economie. Het ontwikkelen van spin-off bedrijven heeft invloed op de ruimtebehoefte en resulteert in de ambitie van de stad en de universiteit om meer ruimte te vrijwaren voor wetenschapsparken. De verschuiving van focus (van onderwijs naar onderzoeksgeoriënteerde universiteit) hangt nauw samen met de netwerkmaatschappij, waarbij nieuwe uitdagingen worden gesteld aan de manier van kennisoverdracht aan de student. De universiteit moet “daar keuzes gaan maken en we moeten dat bewust gaan bepalen hoe dat ons onderwijs er gaat uitzien. Omdat men een stuk vreest (...) dat op langere termijn de rol van de universiteit in de kennisoverdracht door een aantal zelfs in vraag zal gesteld worden.” (Leroy, M., 2016). Net als gevolg van de eenvoudig toegankelijke big data is de student steeds meer in staat om op eigen initiatief zeer snel informatie te verzamelen, wat in extremis zelfs leidt tot studenten die eigen cursussen uitbouwen om die uiteindelijk te gaan commercialiseren. (in gesprek met Leroy, M., 2016). De rol van professor in de kennisoverdracht verschuift daarbij eerder richting het begeleiden van studenten binnen het uitwerken van opdrachten (in de vorm van flipped-classrooms, blended learning, studio’s, labo’s etc.), waardoor de student steeds dichter tot het onderzoek komt te staan. Onvermijdelijk zal voor bepaalde leerlijnen de klassieke hoorcollege een standaard blijven.
“to uncrown power... to dethrone authority,” to avoid the closing in of the space as “the tutor begins to lecture, and participants are trapped in a onedimensional world of listening and note-taking.” - Monk, Open-space Learning, 2011:3 Wat binnen deze context ruimtelijk van belang is, vormt de behoefte aan het fysiek contact in de zin van flexibel inzetbare (buiten)ruimten die net afgestemd zijn op een dergelijke soort les’geven’ en tevens kunnen fungeren voor het
174
KU Leuven 2040+
samenkomen bij de voorbereiding van opdrachten en zelfs mogelijkheden bieden om stedelijke activiteiten op te nemen. Belangrijk vormt daarbij een aantrekkelijke atmosfeer binnen de campus om ontmoeting te stimuleren, om interactie uit te lokken en om studenten en onderzoekers naast het virtuele en buiten hun eigen ‘kokers’ de mogelijkheid te geven elkaar te ontmoeten. Het belang van de (groene) publieke ruimte vormt hierbij een belangrijk onderdeel. Waarbij tot voorheen deze buitenruimte altijd een restant was van het gebouwde, komt deze nu prominent centraal te staan. Eenzelfde conclusie zien we terugkomen op de conferentie ‘Next Generation Learning Spaces’ dat afgelopen maart 2016 in London plaatsvond. Elf universiteiten (waaronder KU Leuven, Oxford en Sheffield) presenteerden de manier waarop zij omgaan en experimenteerden met de veranderende ruimtebehoeften binnen het educatielandschap van de netwerkmaatschappij. Opmerkelijk was dat er enigszins een rode draad door alle presentaties kon gevonden worden, namelijk: het ontwikkelen van flexibele fysieke ontmoetingsplatformen (vervagen van formele en informele ruimten) waar interactie centraal staat, omarmen van technologie, internationalisering voor alle studenten aanbieden (erasmusstudenten en reguliere studenten laten interageren) en het uitbouwen van een meer onderzoeksgericht onderwijs in voorbereiding van het doctoreren.
Figuur 59. Next generations learning spaces, London, 2016
Exams
Teaching
Societies
Figuur 60. University of Sheffield integratie van leren, lesgeven en maatschappij
Figuur 61. University of Glasgow ‘learning and teaching Hub’ met het belang van sociale leerplaatsten.
Figuur 62. University of Oxford: architecturale aanpak pedagogische aanpak
Ook de KU Leuven heeft drie jaar geleden voor het eerst als experiment het AGORA leercentrum opgericht, wat inmiddels een gigantisch succes geworden is en nood heeft aan uitbreiding. “AGORA is het leercentrum in de binnenstad voor studenten en personeel KU Leuven. In deze informele leeromgeving kunnen gebruikers doen wat ze willen doen in een lerende context. Ze bepalen m.a.w. zelf het wat, hoe en wanneer.” (KU Leuven, 2016)
Kevin Claeys
Figuur 63. AGORA KU Leuven als informeel leercentrum
175
VIII V Binnenstedelijke campussen als troef Kerstin Hoeger wijst ons in haar artikel ‘Campus and the city - A Joint Venture?’ op de veranderende relatie tussen de binnenstedelijke campus en de stad. “Woldwide, universities and their host cities are evolving into ‘knowledge cities’. University and corporate campusses thereby not only take on a central role for the cultural, economical and social development of the city, they are also establishing themselves as laboratories for a new Denkkultur. Classical innercity universities are devising schemes to rejuvenate themselves in a manner that will also benefit their home cities (...)” (Hoegers, K., 2007: 13) Ze benadrukt dat elke universitaire ontwikkeling incubators van innovatie zijn die op flexibele wijze in staat moeten zijn om te reageren op de snel veranderende eisen van de kennismaatschappij. Verschillende binnenstedelijke campussen zijn momenteel bezig met het ontwikkelen van strategieën om het stedelijke leven van de campusgebruiker te bevorderen aan de hand van een dynamische integratie van de urbane context. Het algemeen doel moet zijn om een omgeving te creëren dat het best past bij de dynamische synergieën die nodig zijn om duurzame centrums van kennis te ontwikkelen. In die zin komt flexibiliteit en meergebruik van een campus sterk op de voorgrond te staan en dient gezocht te worden naar veerkrachtige ruimten die in staat zijn om zich telkens te kunnen aanpassing in deze snel veranderende kennismaatschappij. Dat stelt ook Eric Wieërs in zijn artikel ‘De brede campus of de onmogelijkheid van een eiland’. “De school moet een prototypisch gebouw zijn dat zich aan de wisselende pedagogische inzichten en de daarmee gepaard gaande ruimtelijke behoeftes, kan aanpassen. Een typologische studie naar het ideale hedendaagse schoolgebouw is dus niet meer aan de orde. Daartegenover staat de vraag naar flexibele, duurzame gebouwen die als school, of als een andere maatschappelijke functie ingevuld kunnen worden.” (Wieërs, E., 2012: 205) Deze interactie en mogelijke wisselwerking maakt net dat de relatie tussen stad en universiteit terug heel pertinent wordt. Het is duidelijk dat de ontwikkeling van een campus, binnen dergelijk discours, op stedenbouwkundig niveau dient bekeken te worden en zich niet mag laten beperken door enkel binnen de perceelsgrenzen te kijken. “In many respects, the inner-city campus, which seems to optimally fulfil the demands of the knowledge society, could be a suitable model for the contemporary university.” (Hoegers, K., 2007:18)
176
KU Leuven 2040+
De nieuwe urbane campus: van stadscampus naar campusstad Binnenstedelijke campussen vormen van nature vaak ongunstig gesloten enclaves in de binnenstad, dat deels verlicht wordt door de gunstige locatie in het hart van de stad. (Hoegers, K., 2007:19) De campus straalt een bepaalde invloedssfeer uit die de directe omgeving beïnvloed in zijn ontwikkeling. Denk hierbij eenvoudig aan de studentenhuisvesting in Leuven en de horeca in de nabijheid van de campussen. Naast deze direct merkbare impact zijn er tevens indirecte ontwikkelingen merkbaar die eveneens de ontwikkeling van de stad sturen, zoals incubators en bedrijven die voortvloeien uit of onrechtstreeks in verband staan met de universiteit. Het nastreven van een gepaste interactie tussen stad en universiteit leid tot de vraag in welke mate de campus een enclave moet zijn of zich moet openstellen en interageren met de stad? De campus: een enclave of open Kerstin Hoegers stelt dat ruimte niet langer dient ontworpen te worden om één enkele menselijke activiteit te omarmen, maar eerder om deze op een actieve wijze te beïnvloeden op meerdere niveaus. Een stelling die nauw aansluit bij het ontwikkelen van multifunctionele ruimten binnen een stedelijke context, om zo op een efficiënt mogelijke wijze om te springen met de ruimte en tevens om als knoop van interactie en ontmoeting aanwezig te zijn binnen de fluxen van de netwerkmaatschappij. “Often this form of openness and interaction is seen as having potential for both the institution - be it academic or corporate - and its urban surroundings; in the best-case scenarios this process tends to accelerate structural and infrastructural changes promoting long-term economic growth and stability for all.” (Hoeger, K., 2007:19) Maarten Van Den Driessche stelt in zijn artikel ‘De opkomst van de ‘open school’: pedagogische denkmodellen, ruimtelijke modellen’ dat “de school (...) niet langer [wordt] beschouwd als een ideale wereld - een goed geregelde, gesloten leefgemeenschap die zich modelleerde naar het kloosterleven - maar steeds meer als een plek die de maatschappelijke complexiteit in zich opneemt.” (Van Den Driessche, M.,2012) De functionalistische stedenbouwkundige paradigma’s omtrent de typomorfologie van scholen wordt sterk in vraag gesteld. Een school vormt niet langer de plek om onderwijs te accommoderen, maar is eerder een habitat waarbinnen formele en informele ruimten in elkaar overgaan, binnen een flexibel en polyvalent kader, zonder te hervallen in functionalistische zoneringen.
Kevin Claeys
177
* Living Campus werd ontwikkeld vanuit de universiteit zelf waar gezocht wordt naar moglijlkheden om binnen een campus ontmoetings- en ontspanningsmogelijkheden aan te bieden. Het project wil een levendige campus tot stand brengen; een campus waar leren, leven en werken in elkaar overvloeien en waar iedereen zich welkom voelt.
Figuur 64. Diagram Living Campus, waarin ontmoeting centraal staat.
In gesprek met Thea Decombel, adviseur van het AGORA leercentrum en projectcoördinator van ‘Living Campus’*, werd de vraag omtrent de mogelijkheden van een open campus gesteld. Een bekommernis die vaak aangehaald wordt gaat over het bewaken van de nodige veiligheid op de campus en vormt daarbij een vehikel om effectief tot een open campus te komen. Een dergelijk gegeven vormt mijn inziens onderdeel van de stedelijke complexiteit en kan mits de juiste organisatie van bebouwing, sociale controle door integratie van wonen, overzichtelijke en weldoordachte publieke ruimten etc. enigszins gecounterd worden. Eenzelfde moeilijkheid haalt Kerstin Hoeger aan in het kader van bedrijven. Daarbij stelt ze dat, indien niet tot een gewenste openheid kan gekomen worden, de communicatie tussen bedrijf en stad op een ander niveau dient te gebeuren. Dit veelal via media of door middel van een extensie van het bedrijf, waarin de nodige openheid in voorzien kan worden. “Whatever the case, corporations and universities alike are forced to come to terms with a new reality - the succes of their future development is very much linked to the environments they produce and the atmospheres they can create and these can be influenced at many more levels than has been previously realised.” (Hoeger, K., 2007:19)
“Het schoolgebouw moet inclusief zijn ‘erf’ een zodanige ruimtelijke aantrekkingskracht uitdrukken dat het buitenschools gebruik wordt gestimuleerd.” - Wieërs, E., 2012: 206 Tegenover het idee van een open campus staat uiteraard de behoefte aan afgesloten omgevingen om als onderzoeker en student in stilte te kunnen werken zonder de afleidingen van het stedelijke leven. Alison en Peter Smithson besteedden in hun uiteenzetting omtrent ‘Holes in Cities’ aandacht aan ‘Calm as an ideal’. “We think about certain places that have a type of ease, an ordinariness with a kind of understated lyricism that is full of potential, but does not disturb the peace of the surroundings.” (The Smithsons, 2005:172) Vanuit stedenbouw en de compositie van gebouwen werd daarin gezocht naar de nodige ‘areas of quietude’. Binnen campussen zal een passend evenwicht tussen de mate van openheid en geslotenheid aanwezig moeten zijn, willen de ruimtelijke ingrepen kunnen functioneren voor zowel universiteit als stad.
178
KU Leuven 2040+
VIII VI Greenfield campussen als magneet De huidige tendensen en inzichten stellen, naast het toegenomen belang van de binnenstedelijke campussen, een herdenken voorop omtrent de monofunctionele en geïsoleerde ‘greenfield’ campussen die veelal in de periferie van de stad werden opgetrokken. De ideologie van het prototypische campusmodel uit de jaren ‘60-’70 als monofunctioneel ensemble van onderwijs en onderzoek staat haaks op de eisen die de huidige en toekomstige kennismaatschappij stelt. (Hoeger, K, 2007:14). Als gevolg van het afgesloten karakter ten opzichte van de stad, werd de campus tegelijk ook afgesloten van alle andere maatschappelijke structuren en publieke leven. Een herdenken van dergelijke campussen is noodzakelijk, wil het zijn maatschappelijke rol kunnen opnemen. ‘Greenfield’ campussen zijn daarentegen wel in staat om de ontwikkeling van suburbane woonomgevingen aan te trekken, met het bijhorende - vaak beperkte - voorzieningenapparaat. In die zin kent de stad een groei die vaak richting de campus neigt, indien de onderlinge afstand niet dermate groot is. De universiteit fungeert in die context als een magneet van stedelijkheid. “(...) the concept that universities can serve as networks of dispersed concentrations which activate weaker areas”. (Christiaanse, K., 2007:52). Een van de meest uitgesproken voorbeelden van universiteiten die als katalysator werken en de urbane activiteiten errond stimuleert is de Bilgi universiteit in Istanbul (zie de casus in DEEL IV voor verdere informatie). Door zijn positie in enkele post-industriële districten geeft het door zijn aanwezigheid een socio-economische boost aan de omgeving, waar beide partijen uit profiteren. “Opvallend is dat bij de meeste onderzochte campusreferenties (...) instituut en stad elkaars ontwikkeling aanwakkeren en versterken.” (Lyppens G., De Langhe K., 2012:56) Ontwerpen omtrent het herdenken van deze perifere campussen voorzien veelal in het toevoegen van een kwalitatief openbaarvervoerssysteem, bijbouwen van woonomgevingen voor studenten en medewerkers en het aantrekken van commerciële en culturele functies zoals spin-offs, winkels, theater, etc. die daarbij ook toegankelijk zijn voor de inwoners van de omliggende woonwijken. Op die manier ontstaat “fertile ground for a gradual development towards a well-balanced environmental quality” (Christiaanse, K., 2007:54). Hoewel hier nooit dezelfde kwaliteiten zullen bekomen worden als wat een binnenstedelijke campus te bieden heeft, geeft de idee dat een universiteit als magneet voor stedelijkheid kan werken perspectieven voor het organiseren van een stad.
Kevin Claeys
179
“Vandaag is er duidelijk een veranderende relatie tussen het onderwijsinstituut en de stad merkbaar. Beide trachten op elkaar in te werken en in symbiose te treden. Een gevolg hiervan is de verandering van hun ruimtelijke configuratie waarbij het instituut strategieën bedenkt voor zijn toekomstige ontwikkeling die tegelijkertijd voordelen moeten bieden voor de stad.” - Lyppens G., De Langhe K., 2012:56
180
KU Leuven 2040+
VIII VII Conclusie
In de context van de netwerkmaatschappij zit eveneens een paradox vervat. Net doordat we als individu buitengewoon connectief zijn, staan we tegelijk verder van onze naasten dan ooit tevoren. Het is net in die zin dat het belang van de plek des te belangrijker wordt en dat het voorzien van specifieke ruimten om interactie en ontmoeting te stimuleren zo pertinent wordt. De veranderende maatschappelijke context waarbinnen de KU Leuven zich dient te herprofileren zal andere ruimtelijke noden met zich meebrengen. Binnen de globale fluxen, zal het belang van het bestaand patrimonium herdacht moeten worden in functie van de ruimtelijke knooppunten binnen de netwerken. De binnenstedelijke campussen vormen daarin een ontzettend rijke positie voor de universiteit, maar bieden tegelijk weinig uitbreidingsmogelijkheden binnen het dense weefsel van de stad. De perifere campussen vormen daarnaast katalysators voor stedelijke ontwikkelingen, maar zullen nooit dezelfde kwaliteiten bevatten als de binnenstedelijke campussen. Het is duidelijk dat zowel de universiteit als stad elkaar nodig hebben om hun ambities en uitdagingen waar te kunnen maken. De rol van de campus kan daarin een relevant instrument spelen bij het verwezenlijken van de stedenbouwkundige uitdagingen van beide actoren.
Figuur 65. ‘Cluster-idea’ dat als figuur het belang van de ontmoetingsplatformen het sterkst duidt.
Om in interactie te treden met het stedelijke weefsel dient een passend evenwicht gezocht te worden tussen openheid en geslotenheid van de campus. Het één draagt bij tot de stedelijke kwaliteit en geeft ademruimte aan de stad, terwijl de ander bijdraagt aan de nood van ontrekking uit de stedelijke hectiek in het belang van de intellectuele zelfontplooiing. Een wisselwerking tussen beiden, waar interactie en afzondering centraal staan, zal verder ruimtelijk onderzocht moeten worden.
Kevin Claeys
181
2013 * Uitdaging: uitbreiding en vernieuwing van
2007
de schoolinfrastructuur, aangepast volgens de nieuwe tendensen binnen de moderne pedagogie en de ecologische uitdagingen.
* Binnenstedelijke campussen als troef * Greenfield campussen integreren met de stad + in synergie laten treden met suburbane elementen * Verbinding met openbaar vervoerssysteem
* Focus op binnenstedelijke scholen
* Belang van interactie stad - universiteit
wonen, universiteit, ...) * Brede school: zuinig ruimtegebruik, maar
* Flexibiliteit gebouwen (zowel functies,
* “Open school = open mind”
GLOBALE TENDENSEN
vergroot de publieke betekenis van de school.
Fysieke ontmoetingsplatformen Stedelijke ruimte
Landschap
Confrontatie Nabijheid Subtiliteit Levendigheid ...
Rust Stille plekken Groen Biodiversiteit ...
ONTWIKKELINGEN VANUIT LEUVEN In gesprek met: - Dag Boutsen (Decaan Architectuur) - Louis Tobback (Burgemeester Leuven) - Mohammed Ridouani (Kandidaat burgemeester) - Marc Leroy (Hoofd Studie- en Beleidscel Vastgoed, Technische dienst KU Leuven) - Kotbaas en inwoner Leuven - Peter Verbist (AGORA, KU Leuven) - Thea Decombel (Living Campus, KU Leuven) - Ashim Manna (Internationale student, KU Leuven - Master of Human Settlements)
Masterplannen * Regionet Leuven * Station als HUB * Inzetten op groen * Perifere campussen densifiëren
Juridische plannen * Inzetten op Dijlevallei * Wonen in de rand * Geen uitspraken over universiteit
* Platform voor creatieve kruisbestuivingen tussen grote en kleine actoren * Klimaatneutrale doelstellingen * Nog geen daadkrachtige strategieën.
* Masterplan om de economische groei in de regio te stimuleren * Focus op ‘Healthcare’, ‘High-Tech’ en ‘Creativity’. * Mentaal beeld, geen ruimtelijke uitwerking
* * g * *
Samenvattend schema 2016 * Veranderende ruimtebehoefte voor universiteit * Inzetten op flexibele ruimten * Vervagen van informele en formele ruimten * Internationale focus * Uitbouwen onderzoeksgerichtheid bij educatie
Connectiviteit Passages Ontmoeting Verschillende modi (fiets, OV, te voet, auto) Snel - traag ...
Masterplan Arenberg
E (G) H B O MASTERPLAN CAMPUS GASTHUISBERG
KU Leuven: AGORA & Living Campus
* Leercentrum voor studenten en personeel * Informeel leren: stille-, sociale- en groepsstudieruimte * Fysiek ontmoetingsplatform * Inzetten op technologie
Leuven
CONCEPT
+ projectfiche O&N4
| 03 | 05 | 2005
* Suburbane stad in stad * Ziekenhuiscomplex * Universiteit
awg architecten
1
awg architecten
* Landschap als leidraad * clusters van universiteitsgebouwen * Park als groene vinger voor de stad
“Bob Stouthuysen (ex-ceo van Janssens Pharmaceutica) pleit al lang voor een volledige virtuele universiteit. Ik geloof daar niet in, op de duur zit je bij moeder in de keuken op tafel te tokkelen en noem je dat universiteit. Dan verdwijnt het essentiële aspect Bildung toch volledig? Van wie heb je het meest geleerd aan de universiteit? Toch van je medestudenten, en een paar briljante proffen? (...) Maar studenten verwerven niet alleen kennis, ze moeten ook leren kritisch zijn en oordelen, leren omgaan met risico’s en onzekerheden, inzicht verwerven. Dat leer je inderdaad van de academische gemeenschap van professoren en medestudenten.” - Torfs, R., 2016
DEEL 4
HE T ON TWER PEN D ON D ER ZOEK & D E C ASES
Inleiding
Vanuit de stadsbrede mapping in DEEL II kwamen enkele ruimtelijke uitdagingen en anomalieĂŤn bovendrijven, zowel op vlak van de stad als voor de universiteit. Vervolgens werden de nulkaarten geproduceerd om de wensbeelden van beide actoren inzichtelijk te maken, gevolgd door het spanningsveld tussen de verwachte globale tendensen en de initiatieven die vanuit Leuven aan het spelen zijn. Vanuit deze informatie wordt dieper ingegaan op verschillende cases om een inzicht te verkrijgen in het omgaan met deze tendensen en tevens de ruimtelijke vertaalslag te maken van het gestelde kader. Dit alles wordt actief ingezet om het ontwerpend onderzoek binnen dit deel aan te vatten, wat op zijn beurt de bouwstenen vormt voor de visie die in DEEL V uitgewerkt wordt. Het ontwerpend onderzoek dat hierna volgt zal enerzijds het proces tonen dat geleid heeft tot de uiteindelijke visie en anderzijds de verschillende zoekmodellen aanhalen die explorerend van aard zijn. Dit proces wordt door middel van cases opgeladen die een sturende rol speelden in de zoektocht naar KU Leuven 2040+.
Kevin Claeys
189
190
KU Leuven 2040+
IX De cases
Binnen dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op enkele relevante cases. Deze werden geselecteerd in functie van de potentie om de ontwikkelingen die vanuit Leuven spelende zijn te stimuleren, zodat een tegemoetkoming aan de internationaal gestelde globale tendensen kan bekomen worden. In die zin vormen ze de ruimtelijke vertaalslag van deze globale tendensen, zodat deze enigszins tastbaar worden. In totaal worden vier cases verder toegelicht en worden hun krachtlijnen geduid. Zo wordt dieper ingegaan op de ‘Cambridge Walks’ van Allison en Peter Smithson, ‘Harvard university’ waarin het voorstel van AMO ‘Breathing space for the Bowtie’ wordt uiteengezet, ‘Urban campus’ van OMA in Bocconi en ten slotte op ‘Bigli University’ te Istanbul. Deze selectie werd gemaakt op basis van de relevantie binnen het onderzoekskader van de masterproef. Zoals eerder werd aangehaald, beïnvloedde het ontwerpend onderzoek ook de zoektocht naar de cases. Verschillende referenties werden gezocht en enkelen waren interessant om dieper op in te gaan. De cases worden in die zin gehanteerd om binnen het ontwerpend onderzoek ruimtelijke configuraties te onderzoeken. Elke case vertrekt vanuit de ontwikkeling van de campus en gaat daarin ruimtelijk op zoek naar een relatie met de stad. Telkens wordt deze relatie anders uitgespeeld en/of liggen andere strategieën aan de basis. Daarbij worden de bevindingen en potenties geformuleerd die de noodzakelijke ruimtelijke en socioculturele wisselwerking tussen de stedelijke campus en zijn context bewerkstelligt.
Kevin Claeys
191
Casus: Cambridge Walks - Alison en Peter Smithson (GB) Interactie tussen stad en universiteit
Figuur 66. Citizens’ Cambridge actieplan - mobiliteitsstudie
192
Toen de Smithson’s in de jaren ‘60 voor het historische Londen een grootschalige studie deden voor een nieuw snelwegsysteem, werkten ze parallel aan de ‘Cambridge Walks’. In plaats van in deze studie een antwoord te geven op de nieuwe eisen van het toegenomen autoverkeer, stelden ze hier de belangen van de voetganger voorop. Het succes en de populariteit van Cambridge lag tegelijkertijd aan de oorsprong van de problematieken. Naast de grote druk qua studentenaantal had het ook te maken met een grote attractiviteit voor toerisme, dat een toenemende verkeersstroom veroorzaakt. (van den Heuvel, D., 2005)
KU Leuven 2040+
In de studie van ‘Cambridge Walks’ stelden ze in VON eerste instantie het belang DIE CAMBRIDGE WALKS PETER SMITHSON DIE CAMBRIDGE WALKS VON PETER SMITHSON van de historisch stedelijke structuur voorop. Door de verschillende kwaliteiten van de plekken aan te duiden en deze op te nemen binnen een uitgestippelde wandeling, wordt enerzijds een sequens van stedelijke ervaringen ontwikkeld en anderzijds het belang van de voetganger geduid. Het uiteindelijke resultaat vormde een gids voor wandelaars met aanduiding en beschrijving van de plekken. Text: Dirk van den Heuvel Text: Dirk van den Heuvel
Während die Smithsons in den 960er Jahren großmaßstäbliche Eingriffe in das historische London für ein neues Autobahnsystem Während die Smithsons in den 960er Jahren vorschlugen, arbeiteten sie parallel an einer großmaßstäbliche Eingriffe in das histoStudie für Cambridge. Anstatt den neuen rische London für ein neues Autobahnsystem Anforderungen des Autoverkehrs vorschlugen, arbeiteten sie parallelRechnung an einer zu tragen, stellen die Smithsons hier Studie für Cambridge. Anstatt dendagegen neuen die Interessen der Fußgänger in den Vordergrund. Anforderungen des Autoverkehrs Rechnung zu tragen, stellen die Smithsons hier dagegen die Die Vorzüge von Cambridge zugleich Interessen der Fußgänger in waren den Vordergrund. Quelle des Erfolgs und der Probleme der Stadt. Neben dem Druck der großenwaren Studentenzahl Die Vorzüge von Cambridge zugleich musste Cambridge mit einem wachsenden AnQuelle des Erfolgs und der Probleme der Stadt. sturm Touristen fertig werden. Wegen der Neben an dem Druck der großen Studentenzahl hohen als AusflugsmusstePopularität Cambridge der mit Innenstadt einem wachsenden Anziel nahmen die Touristenattraktionen undder dasturm an Touristen fertig werden. Wegen mit auch der Verkehr zu.als Genau jene hohen Popularität dergewaltig Innenstadt AusflugsQualitäten, Anziehungskraft ziel nahmendie dieCambridges Touristenattraktionen und daausmachten, dadurch paradoxerweise mit auch der gerieten Verkehr gewaltig zu. Genau jene in Gefahr. die Cambridges Anziehungskraft Qualitäten, ausmachten, gerieten dadurch paradoxerweise Die Studie der Smithsons zur Erhaltung der in Gefahr. Innenstadt von Cambridge war das erste Anzeichen fürder ihrSmithsons Interesse an StadtDie Studie zurhistorischer Erhaltung der struktur. Invon ihren späteren war Arbeiten widmeten Innenstadt Cambridge das erste Ansie sich noch oftInteresse den Qualitäten solcher Orte, zeichen für ihr an historischer Stadtbesonders Stadt Bath. InArbeiten den späten 960er struktur. Inder ihren späteren widmeten und 70ernoch Jahren schrieb Peter Smithson mehsie sich oft den Qualitäten solcher Orte, rere Leitfaden für Spaziergänger: „Bath: 960er Walks besonders der Stadt Bath. In den späten within theJahren walls:schrieb a studyPeter of Bath as a builtund 70er Smithson mehform taken over other uses“ (Architectural rere Leitfaden fürbySpaziergänger: „Bath: Walks Design, Oktober 975 folgteasder zweite within the walls: 969), a study of Bath a builtBand, und schließlich ein uses“ Führer für Spazierform taken over by other (Architectural gänge in Oxford und Cambridge („Oxford and Design, Oktober 969), 975 folgte der zweite Cambridge Walks“, Architectural Design, Juni Band, und schließlich ein Führer für Spazier 976). gänge in Oxford und Cambridge („Oxford and Cambridge Walks“, Architectural Design, Juni Aus dem Englischen: Carolin Kleist 976).
Een dergelijke strategie kan interessant zijn voor de binnenstedelijke ontwikkeling van de KU Leuven. In die zin dat binnen de herkende urbane figuur een wandeling de universiteitsfragmenten kan koppelen aan de verschillende urbane sferen. Zodoende kan het een continuïteit creëren tussen DIE CAMBRIDGE WALKS VONArenberg PETER SMITHSON station en campus dat zich toespitst op het fiets - en wandelverkeer. Een bepaalde sequens dat bij het ontwerp mee kan bepalen welke ingrepen wel of niet nodig zijn om tot de gewenste ontwikkeling te komen. Een afwissling van groenfragmenten, historische fragmenten en universiteitsframgenten die op bepaalde plekken interageren en op andere plekken sterk afgebakend zijn.
xt: Dirk van den Heuvel
aus: Max DirkCarolin van den Kleist Heuvel, Aus demRisselada; Englischen:
Team 10. In search of a Utopia of the present, Rotterdam 2005, S. 104 aus: Max Risselada; Dirk van den Heuvel, Team 10. In search of a Utopia of the present, Rotterdam 2005, S. 104
ährend die Smithsons in den 960er Jahren oßmaßstäbliche Eingriffe in das histoche London für ein neues Autobahnsystem rschlugen, arbeiteten sie parallel an einer udie für Cambridge. Anstatt den neuen nforderungen des Autoverkehrs Rechnung zu gen, stellen die Smithsons hier dagegen die eressen der Fußgänger in den Vordergrund.
48
e Vorzüge von Cambridge waren zugleich elle des Erfolgs und der Probleme der Stadt. ben dem Druck der großen Studentenzahl usste Cambridge mit einem wachsenden Anurm an Touristen fertig werden. Wegen der hen Popularität der Innenstadt als Ausflugsl nahmen die Touristenattraktionen und dat auch der Verkehr gewaltig zu. Genau jene alitäten, die Cambridges Anziehungskraft smachten, gerieten dadurch paradoxerweise Gefahr.
Alison und Peter Smithson: Citizens’ Cambridge planning study, 1962 Alison und sich PeterimSmithEs handelt son: Citizens’ Cambridge Grunde um einen Entplanning study, 1962 wurf zur Erhaltung und Es handeltder sich im Stärkung spezifischen Grunde umdes einen EntQualitäten uralten wurf zur Erhaltung und Stadtgefüges der kleinen Stärkung der spezifischen Universitätsstadt. Die Qualitäten uralten Lösung der des Smithsons Stadtgefüges kleinen sah ein neuesder regioUniversitätsstadt. nales Zentrum vor,Die das Lösung der Smithsons etwas außerhalb der sah ein neues regionales Zentrum vor, das etwas außerhalb der
bestehenden Innenstadt errichtet wird. Außerdem verwandelten sie bestehenden Innenstadt das alte Zentrum in eine errichtet wird. AußerFußgängerzone mit einem dem verwandelten sie Einbahnstraßensystem das alte Zentrum in eine und Pendelbusverkehr Fußgängerzone mit einem von strategisch verteilten Einbahnstraßensystem Sammelparkplätzen. Eine und neuePendelbusverkehr Umgehungsstraße von strategisch diesen verteilten vervollständigt Sammelparkplätzen. „dringenden Aktions-Eine neue Umgehungsstraße plan“, wie die Smithsons vervollständigt ihren Vorschlagdiesen nannten. „dringenden Aktionsplan“, wie die Smithsons ihren Vorschlag nannten.
Peter Smithson: Cambridge Walks, ein Führer für Spaziergänge in Oxford und Cambridge, Seiten aus Architectural Design, Juni 1976
48
e Studie der Smithsons zur Erhaltung der nenstadt von Cambridge war das erste Anchen für ihr Interesse an historischer Stadtuktur. In ihren späteren Arbeiten widmeten sich noch oft den Qualitäten solcher Orte, sonders der Stadt Bath. In den späten 960er d 70er Jahren schrieb Peter Smithson mehe Leitfaden für Spaziergänger: „Bath: Walks thin the walls: a study of Bath as a builtm taken over by other uses“ (Architectural sign, Oktober 969), 975 folgte der zweite nd, und schließlich ein Führer für Spaziernge in Oxford und Cambridge („Oxford and mbridge Walks“, Architectural Design, Juni 76). s dem Englischen: Carolin Kleist
s: Max Risselada; Dirk van den Heuvel, m 10. In search of a Utopia of the present, terdam 2005, S. 104 Alison und Peter Smithson: Citizens’ Cambridge planning study, 1962 Es handelt sich im Grunde um einen Entwurf zur Erhaltung und Stärkung der spezifischen Qualitäten des uralten Stadtgefüges der kleinen Universitätsstadt. Die Lösung der Smithsons sah ein neues regionales Zentrum vor, das etwas außerhalb der
bestehenden Innenstadt errichtet wird. Außerdem verwandelten sie das alte Zentrum in eine Fußgängerzone mit einem Einbahnstraßensystem und Pendelbusverkehr von strategisch verteilten Sammelparkplätzen. Eine neue Umgehungsstraße vervollständigt diesen „dringenden Aktionsplan“, wie die Smithsons ihren Vorschlag nannten.
Figuur 67. Cambridge Walks - toeristische folder van bezienswaardigheden
49
Figuur 68. Cambridge Walks - een plan voor voetgangers
Kevin Claeys
193
Casus: Harvard university - Cambridge (US) + AMO Interactie tussen stad en universiteit
Figuur 69. Huidge patrimonium Harvard university - Cambridge
LEGENDE: Blauw: universiteit Grijs: gedeelde diensten (winkels, café, hotel, sport, ...) Donkergrijs: Spin-offs Paars: huisvesting
Harvard wordt vaak geciteerd als een campus dat sterk verbonden is met zijn urbane context. De drempel tussen campus en stedelijk weefsel is nauwelijks merkbaar. Academische gebouwen vermengen zich met stedelijke voorzieningen, woonbuurten etc. Ontstaan in 1636 en tevens de oudste universiteit van Amerika is Harvard net zoals KU Leuven gegroeid vanuit één gebouw. Momenteel heeft het zich volledig geïntegreerd in het stedelijke weefsel en telt het zo’n 35.000 studenten en medewerkers. Gezien de continue groei van hun academisch programma was er behoefte aan grote uitbreidingen. De sites waar de campussen nu gelegen zijn bieden geen ruimte voor de nodige uitbreidingen als gevolg van de ruimtelijke beperkingen en de heersende ‘zoning laws’. De universiteit kocht de laatste decennia systematisch grote plotten aan op de overzijde van de rivier, de zogenaamde Allston site. Het masterplan dat in 2007 werd opgesteld voorzag twee fasen: één voor de eerstkomende 20 jaar waarbinnen de verwachte expansie opgevangen werd en een tweede op langere termijn (de komende 30 jaar) die de academische ontwikkelingen moet integreren met de stedelijke, publieke en buurtgeoriënteerde functies. Zowel de universiteit als de omliggende gemeenschap dient voordeel te halen uit de nieuwe voorzieningen, de toegankelijke open ruimten en het geoptimaliseerde openbaar vervoerssysteem. Naast dit masterplan vormde ‘Breathing space for the Bowtie’ van AMO een interessante gedachtegang. Breathing space for the Bowtie Als een ontsnappingsclausule kocht de Universiteit grote massa’s land op aan de andere zijde van de Charles rivier om de druk op Cambridge te verlichten en Harvard de nodig ademruimte te geven. Echter willen de faculteiten niet verhuizen naar de ‘verkeerde’ kant van de rivier. Bovendien, bij het herkennen en verkondigen van ‘macht’ als Harvards unieke deskundigheid, kondigt de universiteit de oprichting van Powerlabs aan. De ultieme belichaming van een gezamenlijke expertise - een instelling die erkent dat we op dit moment op doorreis zijn van een ideologische warrigheid, waar geen enkel ideaal geldt, maar een reeks van versleten - en twijfelachtige - systemen die functioneren als vermoeide gladiatoren. Koolhaas aanzag dit als een moment om de mogelijke relatie tussen globalisering, politiek, religie en de economie opnieuw te definiëren.
194
KU Leuven 2040+
Vervolgens stelt hij binnen deze context voor om een nieuwe symbolische entiteit te creëren dat zowel Harvards inherente waarden benadrukt en de ambities articuleert om zichzelf te herontdekken. Harvard kan de ontwikkelingen op Allston enkel inhuldigen door de aanleg van een entiteit dat bedoeld is voor de studie van ‘macht’, het zogenaamde ‘Power Lab’. Door dit, in samenhang met het overbrengen van de ‘President’s Office’ naar de andere zijde van de rivier, toont Harvard zijn betrokkenheid met Allston en kan het dan pas in staat zijn om andere faculteiten te overhalen zich te herlokaliseren in Allston. Alleen dan kan Harvard de ambitieuze infrastructuurwerken realiseren, namelijk de rivier verleggen en de vrijgekomen ruimte benutten voor de uitbreidingen van de universiteit. Het interessante aan dit voorstel is de idee om ontwikkelingen te stimuleren door te vertrekken vanuit de krachtpunten van de universiteit. Door de juiste elementen, in dit geval ‘macht’, ‘politiek’ en het ‘President’s Office’, op een specifieke locatie zich te laten herdefiniëren, is de universiteit in staat om als katalysator te fungeren voor de verdere ontwikkeling van stedelijkheid in dat gebied.
Figuur 70. Voorstel verleggen rivier en creatie van ontwikkelingsruimte voor de universiteit
Allston
Kevin Claeys
195
Casus: Urban Campus - Bocconi Milaan - OMA (IT) Interactie tussen stad en universiteit
“A stage for homo economicus” (Koolhaas, R., 2012). Leren in confrontatie met leven.
Figuur 71. Maquette van de ‘urban campus’ Bocconi
Figuur 72. Grondplan van de ‘urban campus’ Bocconi toont de onderlinge relatie van de campussen en zijn relatie tot de stad
196
Binnen dit ontwerp stelt OMA een formele setting van objecten voor die op driedimensionale wijze een ‘re-learning’ van de humanistische waarden vertegenwoordigd. Door het samenbrengen van een veelheid aan structuren en programma’s op zodanige wijze, wordt een directe antwoord op de behoeften van Bocconi geboden en tegelijk op de minder expliciete uitdagingen van de omgeving. De nieuwe campus is opgevat als een centrum waar twee clusters van onderling afhankelijke gebouwen, de één introvert en de tweede extravert, georganiseerd zijn rond een open amfitheater die samen één groter geheel vormen. “A collection of active, porous urban borders connect to and work with the central void, acting as open platforms for exchange, spontaneous and informal activities, and resting spaces.” (Koolhaas, R., 2012)
KU Leuven 2040+
De nieuwe campus voorziet een open ruimte aan de noord-west zijde van het complex. Het plein loopt onder de ruimte van de school door en gaat de confrontatie aan met de omliggende academische ruimten. Het genereert activiteiten, variërend van markten tot fietsenstallingen, van plein tot lobbyruimte. “The entire complex smoothly connects to the park through the green, tri-dimensional presence of the pool - a large scale protrusion from the ground - which acts as a platform for open-air activities and extends the neighboring urban nature into the campus.” (Koolhaas, R., 2012) “A major route connects to the old campus, becomes cafeteria, student lounge and workspace, bridges the pools, forms the entrance to the gymnasium, and links the “amphitheatre” through the sports arena. The entire complex is permeable for the activities of the surrounding city… each urban extension conceived to establish the most appropriate and stimulating connection…” (Koolhaas, R., 2012) Interessant aan deze casus vormt de manier waarop interactie gezocht wordt met het stedelijke weefsel van de omgeving. In het ontwerp wordt ook duidelijk dat de publieke ruimte dermate van belang is voor het functioneren van een universiteit in de toekomst. De nood aan een platform, dat centraal gelegen is en daardoor in verbinding staat met de aangrezende introverte ruimten, waar interactie tussen studenten, professoren, stadsbewoners etc. kan ontstaan, wordt in deze casus sterk uitgespeeld.
Kevin Claeys
Figuur 73. Integratie van stedelijke activiteiten in de campus
Figuur 74. Het centrale platform voor interactie omringd door flexruimten
Figuur 75. de stad
Maquette - relatie tot
Figuur 76. Snede campus met weergave van de veelheid aan verschillende flexibele ruimten die het amfitheater omringen.
197
Casus: Istanbul Bilgi University (TR) Interactie tussen stad en universiteit
Figuur 77. Bigli’s Santralistanbul Campus
LEGENDE: Blauw: universiteit Grijs: gedeelde diensten (winkels, café, hotel, sport, ...) Donkergrijs: Spin-offs Paars: huisversting Figuur 78. Bigli’s Santralistanbul Campus inplantingsplan op de oude industriële site
De Bilgi universiteit van Istanbul werd in 1996 ontwikkeld als een private nietwinstgerichte instelling met als doel het verouderde hoger onderwijssysteem in Turkije een vernieuwende wending te geven. Interessant aan deze casus is het stedenbouwkundige concept en de strategie dat van begin af aan het uitgangspunt vormde voor de uitbouw van de universiteit. Het idee was om meerdere kleinere binnenstedelijke campussen te ontwikkelen in plaats van één grote megacampus in de periferie. Verspreid over drie campussen in het Europese deel van Istanbul, is elke campus ontwikkeld op voormalig industriële en tegelijk centraal gelegen, doch onderontwikkelde, districten. Deze locaties laten vrij betaalbare gronden toe voor de uitbouw van de universiteit op langere termijn en bieden tevens voor de academische medewerkers en studenten een snelle toegang tot het sociale en culturele leven van de stad. Het doel was om een netwerk van gespecialiseerde clusters Istanbul Bilgi University [TR] te genereren dat kan meegenieten van de voordelen van de stad, terwijl het gelijktijdig socio-economische impulsen teruggeeft aan de wijdere omgeving
198 bars and restaurants. The new Santral Campus is advantageously located on a
KU Leuven 2040+
van het district. Bilgi aanschouwd deze dienst als een integraal onderdeel van zijn missie om aan de gebieden waarin de campussen gelegen zijn een wijde variatie aan opportuniteiten te verlenen, zodat de lokale gemeenschap positief beïnvloed wordt. De gebouwen zijn voornamelijk grootschalige complexen, die getransformeerd zijn vanuit het bestaand industrieel patrimonium van de sites, en staan daarmee sterk in contrast met de kleinschalige en densere gebouwen van de aangrenzende buurten. Zoals in Turkije gebruikelijk is, zijn echter ook deze campussen niet toegankelijk voor het publiek. De intentie van Bilgi is niettegenstaande opgevat om studenten actief te betrekken in het stedelijk leven, waardoor de stedelijke ontwikkelingen van deze districten gestimuleerd worden. In die zin vormen de enclaves katalysators via een netwerk doorheen de stad, waarbij ‘kennis’ de drijvende kracht vormt voor ontwikkelingen. Hoewel hier de directe stedenbouwkundige relatie tussen stad en universiteit niet rechtstreeks aanwezig is, duidt deze case wel op het belang van de Figuur 79. Bovenste twee foto’s: campus Istanbul Bilgi BilgiUniversity University [TR] [TR] binnenstedelijke positie van een universiteit en in welke mate dezeIstanbul als Kustepe Figuur 80. Onderste twee foto’s: katalysator bijdraagt tot de stedelijke ontwikkelingen. Santralistanbul campus
bles blesare aresurrounded surroundedby bysmaller smallerand anddenser denserneighbourhood neighbourhoodstructures. structures.Through Through this thiscontrast, contrast,the theBilgi Bilgicampuses campusesform formenclaves enclaveswithin withintheir theirsurroundings. surroundings.As As Kevin Claeys isiscommon commonininTurkey, Turkey,the theUniversity’s University’scampuses campusesare arenot notaccessible accessibleto tothe thegeneral general public. public.Nevertheless, Nevertheless,the theintention intentionof ofBilgi Bilgiisisthat thatthe thestudents studentsactively activelyparticipate participate ininthe theurban urbanlife lifeof ofIstanbul Istanbuland andthe thesurrounding surroundingneighbourhoods, neighbourhoods,thus thusstimulating stimulating urban urbandevelopment developmentininthese theseareas. areas.These Thesecatalytic catalyticenclaves enclavesare areto tocreate createaa
Kustepe KustepeCampus, Campus, Dolapdere DolapdereCampus, Campus, and andthe therenovated renovated power powerstation stationand and new newcontemporary contemporary arts artsmuseum museumat at the theSantralistanbul. Santralistanbul.
199
2013 * Uitdaging: uitbreiding en vernieuwing van
GLOBALE TENDENSEN
2007
de schoolinfrastructuur, aangepast volgens
* Binnenstedelijke campussen als troef
de nieuwe tendensen binnen de moderne
* Greenfield campussen integreren met de stad + in synergie laten treden met suburbane elementen
pedagogie en de ecologische uitdagingen. * Focus op binnenstedelijke scholen
* Verbinding met openbaar vervoerssysteem
* Flexibiliteit gebouwen (zowel functies,
* Belang van interactie stad - universiteit
wonen, universiteit, ...)
* “Open school = open mind”
* Brede school: zuinig ruimtegebruik, maar vergroot de publieke betekenis van de school.
Fysieke ontmoetingsplatformen Stedelijke ruimte
Landschap
Confrontatie Nabijheid Subtiliteit Levendigheid ...
Rust Stille plekken Groen Biodiversiteit ...
ONTWIKKELINGEN VANUIT LEUVEN In gesprek met: - Dag Boutsen (Decaan Architectuur) - Louis Tobback (Burgemeester Leuven) - Mohammed Ridouani (Kandidaat burgemeester) - Marc Leroy (Hoofd Studie- en Beleidscel Vastgoed, Technische dienst KU Leuven) - Kotbaas en inwoner Leuven - Peter Verbist (AGORA, KU Leuven) - Thea Decombel (Living Campus, KU Leuven) - Ashim Manna (Internationale student, KU Leuven - Master of Human Settlements)
CASES
Masterplannen * Regionet Leuven * Station als HUB * Inzetten op groen * Perifere campussen densifiëren
Juridische plannen
* Masterplan om de economische groei in de regio te stimuleren * Focus op ‘Healthcare’, ‘High-Tech’ en ‘Creativity’. * Mentaal beeld, geen ruimtelijke uitwerking
* Inzetten op Dijlevallei * Wonen in de rand * Geen uitspraken over universiteit
* Trage weggebruikers als prominent systeem * Antwoord op druk van de wagen * Sequens van kwalitatieve stedelijke ruimten * Groenruimten
Cambridge Walks - Allison en Peter Smithson
200
* Platform voor creatieve kruisbestuivingen tussen grote en kleine actoren * Klimaatneutrale doelstellingen * Nog geen daadkrachtige strategieën.
* * g * *
* Universiteit als magneet van stedelijkheid * Herpositionering van belangrijkste faculteit als legitimatie voor uitbreiding * Synergie tussen voorzieningen, universiteit, wonen, ...
Harvard - Breathing space for the bowtie - AMO
KU Leuven 2040+
B
Samenvattend schema 2016 * Veranderende ruimtebehoefte voor universiteit * Inzetten op flexibele ruimten * Vervagen van informele en formele ruimten * Internationale focus * Uitbouwen onderzoeksgerichtheid bij educatie
Connectiviteit Passages Ontmoeting Verschillende modi (fiets, OV, te voet, auto) Snel - traag ...
Masterplan Arenberg
E (G) H B O MASTERPLAN CAMPUS GASTHUISBERG
Leuven
CONCEPT
+ projectfiche O&N4
| 03 | 05 | 2005
awg architecten
* Suburbane stad in stad * Ziekenhuiscomplex * Universiteit
KU Leuven: AGORA & Living Campus
1
awg architecten
* Leercentrum voor studenten en personeel * Informeel leren: stille-, sociale- en groepsstudieruimte * Fysiek ontmoetingsplatform * Inzetten op technologie
* Landschap als leidraad * clusters van universiteitsgebouwen * Park als groene vinger voor de stad
Inner-City Campus
Istanbul Bilgi University [TR]
* Fysiek ontmoetingsplatform als centrum van nieuwe campus * Integratie van stedelijke activiteiten * Publieke ruimte teruggeven aan de stad * Verbinding tussen campussen
Istanbul
Bilgi Kustepe
Ankara
Bilgi Santralistanbul
Bilgi Dolapdere
Istanbul
Train Station
Bocconi - Milaan - OMA
Bigli University - Istanbul
Atatürk Airport
Istanbul Bilgi University [Bilgi] Motto: Non scholae sed vitae discimus Founded: 1996 Number of employees: 1,165 Number of students: 9,065 Percentage of foreign students: 1 % Ratio male / female students: 51% / 49% Number of faculties: 6 Largest faculty: Law Annual budget: 12 m EUR [2006]
Santralistanbul Motto: Santralistanbul – from electricity to culture and art Founded: 2007 Campus area: 110,000 sqm Floor space: 40,000 sqm Number of employees: 350 Number of students: 1,200 Number of residents: 50 Number of companies: 0 Number of institutions: 7 incl. 2 Bilgi + art galleries Investments: 44 m EUR [2007]
Kevin Claeys
* Strategie = universiteit als katalysator voor socioeconomische boost omgeving * Ontwikkeling post-industriële sites * Relatie stad - universiteit * Reconversie bestaande gebouwen, genius loci.
bars and restaurants. The new Santral Campus is advantageously located on a peninsula at the Golden Horn in the region of Alibeyköy, a relatively poor part of Istanbul. Development: Istanbul Bilgi University was founded in 1996 as a private,
201
non-profit institution with the intention of introducing a new look to the obsolete Turkish higher education system. From the outset, the concept of Bilgi was to have several smaller inner-city campuses instead of one large campus outside Istanbul. The aim was to create a network of specialized clusters that can benefit from the advantages of the city while simultaneously giving socioeconomic impulses to the surrounding urban quarters. Bilgi views this service to the areas
220
Location: Bilgi University is distributed over three campuses in the European
in which its campuses are located as an integral part of its mission and is com-
part of Istanbul. All three campuses are built on former industrial sites in central,
mitted to providing a wide variety of opportunities for local community improve-
yet underdeveloped urban quarters and provide affordable land for the growing
ment. For example, the Santral site is being transformed from an industrial
university while offering its academic community easy access to the social
wasteland into a thriving academic and cultural park, reactivating the area and
and cultural activities of the city. While the Dolapdere Campus benefits from its
fostering direct exchanges with the surrounding neighbourhoods. By deliber-
proximity to Taksim, a famed shopping, tourist and leisure district, the Kustepe
ately placing its campuses in a historic or semi-historic urban context, the Univer-
Campus is located in the immediate vicinity of the multicultural area of Ortaköy,
sity is creating more sustainable university centres and a more inspiring work
formerly a small village, which is renowned for its art galleries, nightclubs, cafés,
environment.
221
X Ruimtelijke momenten - een zoektocht
“De vele structuurschetsen, plandiagrammen en bestemmingsplannen [werden] opgebouwd uit abstracte bollen, pijlen en rasters (...). Hoewel deze aanpak zeker zijn verdienste gehad heeft, werden gaandeweg ook pijnpunten blootgelegd. Door de hoge mate van abstractie, kon soms al te makkelijk voorbijgegaan worden aan de fysiekruimtelijke realiteit. Een op plan nog zelfverzekerde pijl bleek op het terrein soms niet meer dan een zijden draadje dat niet bij machte was de twee veronderstelde bollen met elkaar te verbinden. Daarbij leende de soms droge verbeeldingstechniek zich moeilijk tot een geïnspireerd communicatie- en participatietraject.(...) In deze context bevond zich een leemte waarin de ontwerper weldra een hernieuwde rol te vervullen had, zodat planning en ontwerp elkaar konden aanvullen en versterken.” (De Somer, P., Van der Veken, K., 2012:3) Ontwerpend onderzoek wordt in deze context begrepen als het onderzoek, via pen en papier, naar potentiële ruimtelijke ingrepen binnen de context van de hypothese. Het zal in die zin varianten en scenario’s omvatten en daarbij het denkproces duiden. Binnen dit deel wordt telkens gerefereerd naar één van voorgaande cases om de relatie tussen beiden toe te lichten. Vanuit ontwerpend onderzoek worden de mogelijkheden van het gebied afgetast. Een zoektocht naar potenties en de afweging van pro’s en contra’s moet leiden tot een beter begrijpen van de ruimtelijke situatie om op die manier te komen tot een gedegen visieplan. Procesmatig wordt het ontwerpend onderzoek in die zin niet geweerd tot de laatste fase, maar wordt deze van meet af aan mee opgenomen in het proces zodat inclusie wordt bekomen en het de andere methodieken kan sturen en beïnvloeden. Via dit instrument werd gezocht naar een ruimtelijke structuur op vlak van samenhangende ruimtelijke programma’s om zodoende te komen tot concrete strategische projecten in het kader van de langetermijnvisie KU Leuven 2040+.
Kevin Claeys
203
204 Figuur 81. Cambridge Walks - Alison and Peter Smithson
KU Leuven 2040+
“Anstatt den neuen Anforderungen des Autoverkehrs Rechnung zu tragen, stellen die Smithsons hier dagegen die Interessen der Fußgänger in den Vordergrund.” - van den Heuvel, D., Risselada, M., 2005:104
Kevin Claeys
205
Campus Arenberg Dijlepark
Stadspark Groot Begijnhof
AGORA
Groene vinger vanuit campus Arenberg laten penetreren tot in de binnenstad
206
KU Leuven 2040+
De KU Leuven als groene vinger met een sequens van ruimtelijke ervaringen Het idee van een ‘Leuven Walks’ als een ‘spine’ waarop verschillende ruimtelijke fragmenten in opgenomen worden. De zoektocht naar een sequens van stedelijkheid, parken en campussen (Rood = bestaande bebouwing, zwart = transformatie) Binnenstad
Campus Arenberg
Station
Pausencollege Ladeuzeplein
Binnenbouwblok Martelarenplein Campus Letteren
Station
Centrale werkplaatsen Kevin Claeys
207
Naamsestraat
208
KU Leuven 2040+
Vijfpoot vanuit centrum Leuven - Kruising met figuur > potentiĂŤle strategische projecten (Rood = bestaande bebouwing, zwart = transformatie)
Vijfpoot (drie weergegeven)
Bondgenotenlaan
Tiensestraat
Kevin Claeys
209
Universiteit (zwart)
210
KU Leuven 2040+
Herkennen van andere urbane figuren met elk hun eigen kwaliteiten > overlap tussen figuren als potentiĂŤle strategische projecten
Landschap (groen)
Dijlevallei (rood)
Middeleeuws weefsel (blauw)
Kevin Claeys
211
Hitorische stad (blauw) Waterstad (rood) Landschapsstad (groen) Kennisstad (zwart) Complexiteit van stedelijkheid opnemen binnen urbane kennisfiguur > omgaan met historiek, water, landschap, ...
212
KU Leuven 2040+
Kevin Claeys
213
“Bestaande stedelijke campussen lijken letterlijk en figuurlijk muren af te breken en campussen in de randstad willen verstedelijken. Deze tendens toont aan dat het originele anti-stedelijke campusidee in vraag gesteld wordt en dat de campus in vele gevallen af wil van zijn enclavistische en monofunctionele inslag.� - Lyppens, G, De Langhe, K., 2013:56
216
KU Leuven 2040+
Afstappen van alle campussen om perforaties te zoeken in zijn omwallingen > het in kaart brengen van de ommuringen van de universiteitspercelen en gebouwen > KU Leuven als enclaves in de binnenstad met beperkte toegangen > interactie met stad dient o.a. gezocht te worden via de publieke ruimte > potenties nagaan omtrent mogelijkheden van openheid - geslotenheid.
Kevin Claeys
217
Referenties van transformaties omtrent de ruimtelijke kwaliteiten die ontstaan door het autovrij maken van straten, pleinen etc. Opgesteld door Urb-i, een Braziliaans collectief van stedenbouwkundigen, die het belang van mensvriendelijke publieke ruimten wil bendrukken a.d.h.v. een inspirerende ‘voor-na gallerij’ van Google streetviewbeelden. De volledige collectie kan op http://www.urb-i.com/#!en/fe3o2 geraadpleegd worden.
218 Figuur 82. Plaza Sta. Bárbara, Madrid, Spanje
KU Leuven 2040+
“(...) come up with ideas for the improvement of the city, generate interventions, spark people’s imagination, demonstrating that simple changes can change dynamics, perceptions, enhance and bring quality to the public spaces.” - Urb-i , 2016
Kevin Claeys Figuur 83. Avenue Général Brosset, Lyon, Frankrijk
219
Mogelijkheden zoeken voor een autovrije binnenstad (no-car scenario) (verkeerslussen = roze streeplijn) > huidige parkeerplaatsen creĂŤren ruimte voor transformatie > wegen op maat van de fietser en voetganger > knooppunten met lussen = strategische projecten
Voorstel verkeerslussen (paars)
220
KU Leuven 2040+
Voorstel verkeerslussen (paars)
Mechelsesteenweg
Zeilstr.
ia-th eres iastr aat Mar
Wolvengang
iast
aat ould Arn
eres ia-th
ng
Mar
Mat
hild ega
eme este rsstr . Burg
str. anco nne Brab
Gild enst raat
nstr. str.
Sch
epe nen
And reas
Brabanconnestraat
tich str. 't Ses Van
astr
aat
str. nne anco
Giraudstr .
wijziging rijrichting
ri Reg
Brab
Naamsestraat
Albert
Cons tanti n Meun ierstr aat
Schapenstraat
Wind mole
Vesa liuss traa t
Redingenstraat
Schapenstraat
laan rvvaaereenla derva Vande Va mi Vandervaerenlaan eemi Remi Re
att aat raa sttra tst sts Geeeest G e--Gee geliige ilig Heilige-Geeststraat HeiligeHei Wolvengan He
Werkmanstr.
Baron D'eynattenstr.
Asstraat
Sluisstraat
Vaart straa t
Kortestr.
elstr.
r. renst
Tiensesteenweg
Wind molen velds traat
De Bayostraat
rijrichting bestaande knip Geldenaaksebaan
nieuwe knip voetgangersgebied autoluw gebied
straat Diestse
Pensstr.
ikhe
ngstr .
Pred
Wieri
t Temps
Drinkw aterst r.
en
elen-
Blijd e Inko mst straa t
Tien sestr aat
Rector De Somerplein
Markt
oekhand
Halve straa Merca torpad t
Lei
Onze-lieve-
St.-annastr.
Kaappu Kapucijnenvoer Kap puc uccijn ijjne nen env nvo voe oeer
Kaart Kartuizerij Kar rtu tuuiz ize zer errij rij
Kartuizersstr. Ka aartuizersstr. rtuuize iizzeerss rsss sstr. str. trr. Klein Begijnhof
Sluisstraat
straat Donker
Riddersstra at
gpad Hambru
hof boog
r.
Het Torentje Coutereels Coutereelstr tr.. Pieter
Hand
enstr.
ikherenst
Noormann
Ierse-Pred
Balsembloemhof Fonteinstraat
Ridderss traat
ngang
Verbrand e Poort
Haaggang
Hofgang CansGang
. sstr
Con
Hen
Lint
Tessenstraat
Dag obe rtstr aat
Dek enst raat
erik
g
Dek enst raat
Fred
str.
nier
Meu
Vander Gerard Lindenstr.
Gouds bloem str.
Nob
elstr
raat
Quinten Metsysplein
at stra Park
Kruisst r.
t
at stra Park
Emile Mathieustr.
. tingstr
Zongan
Dek ens traa
raat ik Lintsst Freder
Verkor
envoer
raat
Familie
r.
Pelgrim str.
k Lintsst Frederi
Maria Belst Van
ph tr. Jose re ens Pier agh Verh
at stra run l Leb Pau
Wagenw eg
Werkmanstr.
Asstraat
Sluisstraat
Vaa rtstr aat
Sluisstraat
Klein Begijnhof
I-str aat Leo pold ing Kon
plei n
mus
Eras
Herb Hoov ert erple
in
gang
ngan
t traa idss ighe dad Wel
St-Quintensberg
str. rgh nbe Are
Kapucijn
Baron D'eynattenst r.
r.
Stas
rsstr.
esch Plein ool-
SintMich ielss tr.
Naamsestraat
str.
Boekha
Jan
ndelstr.
Kortestr.
Hog
Waaistr aat
nberg Lavore Parijsstra at
Rav enst raat
Halv
tr. rens
tr.
ikhe
ings
Pred
Wier st
wate rstr.
Temp
St.-annastr .
Drink
Den
Parijs straa t DrieEnge Mark berg lent
Onze-lieve-
Zeilstr.
Wolvengang
Werkmanstr.
Asstraat
Sluisstraat Sluisstraat
Klein Begijnhof
estr aat atorp ad
Merc
of ogh
Lei
r Kapu cijne nvoe
Pensstr.
str.
Refugehof
's-Meie
Hambr
Het Torentje
Balsembloemhof Fonteinstraat
Coutere Couteree elstr. lstr. Pieter
dbo
Tessenstraat
Han
Ridder sstraat
Verbran de Poort
Goud sbloe mstr.
Kruis
Pelgr imstr . Wage nweg
Gijzela
Paarden weg ng
Heilige-Geeststraat
Oude
Ridderss traat
ugpad
Hog estra at Noorma nnenstr.
Ierse-Pr edikher enstr.
elsev est Mech
wijk
arsstra at Tolhuiz enstraa t
ruidstr . Jean Bulens
Prente ngang
Muurk
Kapucijnenvoer
sianen
Rape
str
Kiekenstr.
Van
erg
. Evenstr
eylen
Grote
Kroegb
Emile
g
Rattemans-
Naamsesteenweg
tstra at
s Verm
ngan
Drinkw aterstr.
Vaar
Conscien Fran
eide Busl Jode
Hendrik
Eugene Gilbertstr. Elzasgang
stan
raat oolst Rijsch
str.
d inan plein Ferd lders Smo
Van
cestraat
tin
maker Schrijn
nstr.
Vrouwstraat
sters
Mathieu De MargarethaPlein Layensplein
Brusselse straat
Deco traat
Mec helse straa t
Bouts laan
Franz Tielemanslaan
Vital
Lips iusst
raat
Straa tjesg ang
There
Frans Nensstr.
aan
t lsestraa Meche
Vaartstraat
Dirk
aar
Karel Van Lotharingenstr.
Vism
Wandelingstraat Amerikala
Brusselsestr aat
Ooiendonck
Sint-M
Biezenstr.
olenl oolm Vol VVolm
Katelijnenhof
Kolveniershof
Vissersstr. Augu stijne nstr.
arkt
Just us
Joze f II-str aat
raat
Korbeeklogang
Edward
Park stra at
rg Sint-beggabe
Sint-Geertruiabdij
Lei
Craen endo nck
Sint-Jacobsplein
Gr
E40
Lombaardenstr.
Raoul Claesstr.
an
Beursgang
tr. artens St-Ma
Hertstr.
Groot Begijnhof
Koning Boudewijnlaan
Halfmaartstraat
Pereboomstraat
ersstr.
Horengang
Sint-Hubertus str.
Leerlooierijstr.
Brouwerss traat
Zevenslap
Predikherinnens tr.
est
enst
g
Isabellaplein
t
traat
sstraa
nens
St-Servatiusstr.
keler
Penitentienenstraat
str. Fontein
rman
Brouwersstr.
Vriesenhof
Kardinaalstr.
straat Mechelse
Pete
Ter Boelhage
egang
Minc
Snoekenpad
Weid
ein
ngang
aard
Sint-Donaaspark
Karmelietenberg
Lips iusst raat
Mus sens traa t
Bog
aat
at nstra inge Vlam
Albrechtplein
st est vest eves seve rsev urse urs uur vuurs rvvuur ervuu Tervu Terv
d llenpa Jaarta Klaverpark
Zwartzustersstr.
Mon
otenlaan
t traa Mu ens ssen Rav stra at
raat
Deberiotstr
RRedingenstraat
ieter Jan-P
Marrainenplein
La Vignette
Paul Delvauxwijk
Brouwersstr aat
Peterseli
ang
jstr.
Van
Bondgen
at stra ems Will
enst
Ruteriuspad
raat tenst Prela
Rendijk
St
Are nds tr. tr.
tr.
lazeri
npl.
Valke
straat Fontein
nbergg
Teen Ho Ten Hovelaan Hovel oveelaan
Glasb
jgang
Valkeri
Zandgang
on Colinslaan eeon LLeon
PProsper Pro Pr rros ro osper ppeer Po Poulletlaan Poulllleettlla laan
P
k
arenpl Martel
aard
Mon Lad seig euz neu eple r in
nstr .
Kardinaal Mercierplein
Wolvepo
inge
Red
Redingenhof
Engels
Havenkant
aat ersstr Strijd
kele
ens Rav
ikens Monn
vest helse
Wijnper sstraat
Vaartkom
A.Bastinstraat A A.Ba A. Basti Bas asstins iinnst str trraa tra aaat
S
nga
nstr. aarte
ggang
t
der
Alfons Smetsplein
Ramenstraatje
nstr
Arth Arthur Art Ar rtthurr Dee Greefstraat G Gre Gr Greefst ree eeefs fstra trraa aaat
SSlachthuislaan laach lac chth ch hthhEngels uiisl issla laa aan aan Plein
Glasblazerijplein
Rixvonde
traat elses Mech
eg n Tramw Latte
r De Achte Burchtstraat
traa
Van
Stadspark
Keizersberg
erss ckel
t traa traat enss s Mels Loui Loui
Pioe
Min
tr..r. str. sstr rss rsstr erss ers ersst derss dder jders ijde rijd trijd Strijd St Strij
str.r. estr. estr est dest idest Weeide Weid
aaaa raaat raa raat straat esstra estra ppleestr mplest mp mple ym Tymp Ty Tym enn ndden nde VVaande Vand
Vestin
er Piet
aaat aat traat tra straa stra sstra rsst ersst ers ersstr derss ders jders ijde rijd trijd Strijd Strij St
pold
Stadspark
Charles
Ramberg
De Angelispad ortpad Piet er Van Dal epa d
aat
Keizersberg Verloren Kost
's Hertogenwijngaard
tB
Oppendorpgang
aat Lepelstr
Just us
Bog
Leo
Hane
Groe fstra at
Jan-
Katelijnenhof
ang r. Putteg sterst V. Deco
rg
R
Blauwputgang Bla Bl lau auw uw wput utg tga gan anng
traat Diestses
at lstra Lepe
h tr. e Josep dens Pierr Bene Van
at terstra
Collegebe
berg tonius St.-An
at sstra eniu Jans
Janseniu sstraat
l Decos
Bankstraat
Lakenw eversstr . ang Standon ckstr. Halleng
Kraken straat
tiste
-Bap
Jean
Kolveniershof
aa aat raat traa traat stra sstr rsstr rsst erss iers ierss vier rvie ervie Neerv Nerv Ner
otenlaan Bondgen
raat
yest Savo
e n end elaa Rijd lleri Arti
at nsssstra Mo M n Mon Van Va Van
Gheynl Gh Ghe eyn ynl nlaa nla enn hey aan an Den
Rector De Somerplein
Eikstraa t Jozef Vounckplein Muntstr aat Liergang
Kiekenstr.
Zeelstr .
Refugehof Pater Damia anpl.
Van
Sint-Maartensdal Maaarrten sdddal al tteennsda
Vita
berg
St-M
t
Kroeg
RattemansPoort
ersstraat
Grasmushof
Bankstraat
aat nstr arte -Ma Sint
Drinkw aterst r.
Joris Helleputteplein
Minderbroed
Voorzorgstraa t
at lstra hoo r. kerst Rijsc jnma Vaa Schri rtst d in raat inan sple Ferd lder Jod enst Smo r. Mathieu De Margarethaat Plein Layensplein sestra Diest Grote Markt
Mec hels estr aat
tslaa
Brussel sestraa t
Vrouwstraat
Sint-Barbarastraat
ang
Groefg
Bou
n
Franz Tielemanslaan
r.
Mat
ang
Dirk
Brusselse straat
Zongang Beursg ang
Biezenst
hias
at
eng
Tervuursesteenweg
Sint-Jacobsplein
tusstr.
t stte titiste ptitiste ptis apti -BBap -Bap n-Ba n-B ean Jea Jean
Sint-Maartensdal
rstra
leid
Sint-Huber
traat urses Tervu
Wandelingstraat
Amerika
laan
Hertstr.
Horengang
l Dec oste
r.
Bus
sstraat
raat elsest Mech
terman
Sint-Geertruiabdij
Renaat Braempark
Vita
Vissersstr. Augu stijn enst
arkt
lein
Grimdestraat
Lombaardenstr.
Kolveniershof
Vism
Zout straa t Brouwerijp
Tweewatersstraat
Halfmaartstraat
e n end elaa Rijd lleri Arti
Sint-Geertruiabdij
Lei Crae nend onck
Vaartstraat
Kabou
berch
Groefplein
Grimdestraat
Lombaardenstr.
Raoul Claesstr.
apersstr .
Karel Van Lotharingenstr.
Carden
Monseigneur Van Waeyenberghlaan
Halfmaartstraat
Pereboomstraat
Brouwe rsstraat
Zevensl
Predikherinne nstr.
traa
t
Vriesenhof
t sestraa Mechel
traa
g
Plein
traat lhuiss Stape
Kardinaalstr.
Tw Tweewatersstraat Twe weeewaate ters rss sssttr tra raaat
nstr. aarte
ens
tr.
St-Servatiusstr. rggan
St-M
ann
Brouwerss
enbe
erss ckel
ge
Bloem
Min
Pet erm
Ter Boelha Brouwers straat Peterse
liegang
Brussel sestraa t
Kardinaalstr.
Leerlooierijstr.
Engels
Havenkant
naar Diestsesteenweg
Snoekenpad
er Piet
Brusselsesteenweg
instr. Fonte
ijk
Vaartkom
Valk Brrou Brouwerijp Bro rouw ouwer ouw uwe wer errij rijj lein
Jan-
Paul Delvauxw
Engels Plein
Glasblazerijplein
k
Katelijnenhof
straat
n weg Tram Latte er De Acht
Glas Zout blaze straaang kerijg t rijstr . l. enp
at aat aa traat lhuiss Stape
Snoekenpad
Klaverpar
Penitentienenstraat
annen
Engel Engels s Plein
Havenkant
pad
allen
Jaart
t sestraa Mechel
Noorm
Vaartkom
rijstr .
l.
enp
Valk
Marrainenplein
La Vignette
Wijnp ersstra at
Engels Plein
Glasblazerijplein
g Glasblaze
rijgan
Valke
Vaa rtstr aat
Donke rstraat
n weg Tram Latte er De Acht Burchtstraat
g
Zandgan
at instra Fonte
Baron D'eynattenst
aat estr hels Mec
Keizersberg
Ankerstr.
Keizersberg Verloren Kost
's Hertogenwijngaard st
eve
hels
Mec
Ankerstr.
vest
Mechelse
Tomv eldstr .
E314
Eikstraat
yest Savo
Jozef
Figuur 84. Circulatieplan Stad Leuven
Kevin Claeys
221
222 Figuur 85. Bocconi, Milaan, OMA
KU Leuven 2040+
“A collection of active, porous urban borders connect to and work with the central void, acting as open platforms for exchange, spontaneous and informal activities, and resting spaces.� - Koolhaas, R. , 2012
Kevin Claeys
223
Drie frames in de binnenstad > verdieping op schaal van het bouwblok Zoektocht naar de relatie stad - universiteit, naar openheid - gesloten, naar een publiek forum, naar een win-win.
500m
224
KU Leuven 2040+
Frame 1: campussen rond stadspark Nieuwe campus ontwikkelen die relatie legt met STUK museum en AGORA en inspeelt op lussensysteem van autovrije binnenstad. CreĂŤren van centraal ontmoetingsplatform + twee stille ruimten. Gebouw met ruimte voor kantoren, educatie, onderzoek, wonen. Sociale mix > sociale controle
STUK-museum
Kevin Claeys
225
‘Space of quietness’
centraal ontmoetingsplatform
500m
228
KU Leuven 2040+
Frame 2: Martelarenplein - binnenbouwblok - campus Letteren - Ladeuzeplein Parkeerplaatsen in binnenbouwblok bieden potenties voor een herdenken, verouderde bouwstrip transformeren (lange termijn), campus Letteren afwerken zodat een plek van stilte ontstaat en de buitenzijden teruggegeven worden aan de buurt.
Station Het binnenbouwblok
Bouwstrip oude woningen
Kantoren
Campus Letteren
Bestaande toestand
Voorstel
Herdenken van bouwstrip (‘50-’60 woningen) en publiek domein. Links bestaand kantorengebouw, rechts nieuwe invulling van appartementen, educatieruimten, kantoren etc. Kevin Claeys
229
“(...) Daarnaast is een ander idee van belang, met name dat een gebouw flexibel en aanpasbaar moet zijn. Vanuit duurzaamheid is het aangewezen om gebouwen zo te ontwerpen dat ze ook voor een toekomstig programma dat we nog niet kennen geschikt kunnen zijn.� - Borret, K., 2013:242
Scenario’s op het binnenbouwblok
500m
232
KU Leuven 2040+
Frame 3: Campus Arenberg - Bodart - Groot Begijnhof Landschap campus Arenberg zo veel mogelijk vrijwaren + toegangspoort tot de binnenstad > hoogteaccent (in spel met IMec toren en torens binnenstad) Parking stadion OHL herdenken (integratie wonen + parking) en bouwblok Groot Begijnhof afwerken Relatie Arenberg - binnenstad d.m.v. fietsdoorsteken masterplan Buur.
Groot Begijnhof
Campus Arenberg
Kevin Claeys
Stadion
233
IMec
234
KU Leuven 2040+
Silo’s Tweewaters
Sint-Maartensdal
UZ St.-Rafaël
Sint-Pieterskerk Centrale bibliotheek
Kevin Claeys
235
236 Figuur 86. Breathing Space for the Bowtie, Harvard, AMO
KU Leuven 2040+
“Building Power Lab and at the same time relocating the President’s Office across the river will prove Harvard’s commintment to Allston. Only an initiative of this ambition will galvanize interest from the Tubs to move and the needed support for major infrastructure investement. ” - Koolhaas, R. , 2002
Kevin Claeys
237
Nieuwe campus/stadsdeel op post-industriĂŤle site > site dat mogelijkheden bieden die niet in binnenstad, noch op campus Arenberg kunnen en in directe relatie staat tot het station. Stad wil Leuven Noord als wetenschapspark ontwikkelen > site biedt veel meer mogelijkheden > universiteit als magneet voor stedelijkheid. Leuven Noord als de plek voor uitbreiding.
500m
238
KU Leuven 2040+
Frame 4: Leuven Noord Reconversie van bestaande loodsen en gebouwen, mogelijkheid tot grootschalige infrastructuur (wat niet mogelijk is in binnenstad). Relatie tot Provinciedomein uitspelen Morfologie vanuit spoorlijnen ontwikkelen > genius loci Opgehoogde gronden > weinig stabiel > paalfunderingen nodig > hoogbouw
Provinciedomein
Loods rangeerstation
Kevin Claeys
239
Het idee van de striga’s die de relatie zoeken met het spoor en verschillende publieke ruimtes voorziet
240
KU Leuven 2040+
Gebouwen in bos met daarbij ĂŠĂŠn gigantisch parklandschap
Kevin Claeys
241
242
KU Leuven 2040+
DEEL 5
K U L EU VEN 2 0 4 0 + e e n v i s i e i n v i e r p r o j e c te n
Kevin Claeys
243
“In the West we’ve built a beautiful ship, and in it it has all the comforts. But actually the one thing it doens’t have is a compass and that’s why it doesn’t know where it’s going.” - Albert Einstein
Inleiding
De KU Leuven heeft voor de eerstkomende tien jaar een plan om de groei van de universiteit op te vangen. Deze uitbreidingen worden voorzien in de perifere campussen Arenberg en Gasthuisberg. Een aanpak dat in het verlengde ligt van wat het huidige structuurplan Leuven en het plan uit 1961 van de KU Leuven vooropstelt. Deze strategie vormt als het ware een restant die vanuit een geheel andere maatschappelijke context ontwikkeld werd, daar waar het modernisme nog sterk de bovenhand nam en het scheiden van functies veelal het uitgangspunt vormde. In voorgaande hoofdstukken werd reeds duidelijk gemaakt dat een dergelijke soort scheiding en concentrering van campussen afbreuk doet aan de kwaliteiten die de KU Leuven en de stad typeren. De huidige inzichten en ontwikkelingen vragen om een herdenken van deze strategie, waarbij zowel de stad als universiteit terug een dynamisch gegeven vormen. Een visie op langere termijn is er niet. Het is net dat wat binnen dit deel zal uiteengezet worden. Op welke manier dient de universiteit zich te ontwikkelen binnen het tijdsperspectief van 2040+, om een antwoord te bieden op de verwachte tendensen van de universiteit en tegelijk de stedelijke uitdagingen mee op te nemen om te komen tot een ruimtelijk kwalitatieve universiteitsstad.
Kevin Claeys
245
2013 * Uitdaging: uitbreiding en vernieuwing van de schoolinfrastructuur, aangepast volgens de nieuwe tendensen binnen de moderne pedagogie en de ecologische uitdagingen. * Focus op binnenstedelijke scholen
2007 * Binnenstedelijke campussen als troef * Greenfield campussen integreren met de stad + in synergie laten treden met suburbane elementen * Verbinding met openbaar vervoerssysteem * Belang van interactie stad - universiteit * “Open school = open mind”
GLOBALE TENDENSEN
2016 * Veranderende ruimtebehoefte voor universiteit * Inzetten op flexibele ruimten * Vervagen van informele en formele ruimten * Internationale focus * Uitbouwen onderzoeksgerichtheid bij educatie
* Flexibiliteit gebouwen (zowel functies, wonen, universiteit, ...) * Brede school: zuinig ruimtegebruik, maar vergroot de publieke betekenis van de school.
Fysieke ontmoetingsplatformen Stedelijke ruimte
Landschap
Connectiviteit
Confrontatie Nabijheid Subtiliteit Levendigheid ...
Rust Stille plekken Groen Biodiversiteit ...
Passages Ontmoeting Verschillende modi (fiets, OV, te voet, auto) Snel - traag ...
ONTWIKKELINGEN VANUIT LEUVEN In gesprek met: - Dag Boutsen (Decaan Architectuur) - Louis Tobback (Burgemeester Leuven) - Mohammed Ridouani (Kandidaat burgemeester) - Marc Leroy (Hoofd Studie- en Beleidscel Vastgoed, Technische dienst KU Leuven) - Kotbaas en inwoner Leuven - Peter Verbist (AGORA, KU Leuven) - Thea Decombel (Living Campus, KU Leuven) - Ashim Manna (Internationale student, KU Leuven - Master of Human Settlements)
Masterplan Arenberg
E (G) H B O MASTERPLAN CAMPUS GASTHUISBERG
Masterplannen * Regionet Leuven * Station als HUB * Inzetten op groen * Perifere campussen densifiëren
Juridische plannen
* Platform voor creatieve
* Masterplan om de economische groei
kruisbestuivingen tussen grote en kleine actoren * Klimaatneutrale doelstellingen * Nog geen daadkrachtige strategieën.
in de regio te stimuleren * Focus op ‘Healthcare’, ‘High-Tech’ en ‘Creativity’. * Mentaal beeld, geen ruimtelijke uitwerking
* Inzetten op Dijlevallei * Wonen in de rand * Geen uitspraken over universiteit
Leuven
CONCEPT
+ projectfiche O&N4
| 03 | 05 | 2005
awg architecten
* Suburbane stad in stad
1
* Ziekenhuiscomplex * Universiteit
KU Leuven: AGORA & Living Campus
awg architecten
* Leercentrum voor studenten en personeel * Informeel leren: stille-, sociale- en
* Landschap als leidraad * clusters van universiteitsgebouwen * Park als groene vinger voor de stad
groepsstudieruimte * Fysiek ontmoetingsplatform * Inzetten op technologie
Inner-City Campus
CASES
* Trage weggebruikers als prominent systeem * Antwoord op druk van de wagen * Sequens van kwalitatieve stedelijke ruimten * Groenruimten
Cambridge Walks - Allison en Peter Smithson
* Universiteit als magneet van stedelijkheid * Herpositionering van belangrijkste faculteit als legitimatie voor uitbreiding * Synergie tussen voorzieningen, universiteit, wonen, ...
Harvard - Breathing space for the bowtie - AMO
Istanbul Bilgi University [TR]
* Fysiek ontmoetingsplatform als centrum van nieuwe campus * Integratie van stedelijke activiteiten * Publieke ruimte teruggeven aan de stad * Verbinding tussen campussen
Istanbul
Bilgi Kustepe
Ankara
Bilgi Santralistanbul
Bilgi Dolapdere
Istanbul
Train Station
Bocconi - Milaan - OMA
Bigli University - Istanbul
Atatürk Airport
Istanbul Bilgi University [Bilgi] Motto: Non scholae sed vitae discimus Founded: 1996 Number of employees: 1,165 Number of students: 9,065 Percentage of foreign students: 1 % Ratio male / female students: 51% / 49% Number of faculties: 6 Largest faculty: Law Annual budget: 12 m EUR [2006]
Santralistanbul Motto: Santralistanbul – from electricity to culture and art Founded: 2007 Campus area: 110,000 sqm Floor space: 40,000 sqm Number of employees: 350 Number of students: 1,200 Number of residents: 50 Number of companies: 0 Number of institutions: 7 incl. 2 Bilgi + art galleries Investments: 44 m EUR [2007]
* Strategie = universiteit als katalysator voor socioeconomische boost omgeving * Ontwikkeling post-industriële sites * Relatie stad - universiteit * Reconversie bestaande gebouwen, genius loci.
bars and restaurants. The new Santral Campus is advantageously located on a peninsula at the Golden Horn in the region of Alibeyköy, a relatively poor part of Istanbul. Development: Istanbul Bilgi University was founded in 1996 as a private, non-profit institution with the intention of introducing a new look to the obsolete Turkish higher education system. From the outset, the concept of Bilgi was to have several smaller inner-city campuses instead of one large campus outside Istanbul. The aim was to create a network of specialized clusters that can benefit from the advantages of the city while simultaneously giving socioeconomic impulses to the surrounding urban quarters. Bilgi views this service to the areas
Location: Bilgi University is distributed over three campuses in the European
mitted to providing a wide variety of opportunities for local community improvement. For example, the Santral site is being transformed from an industrial
university while offering its academic community easy access to the social
wasteland into a thriving academic and cultural park, reactivating the area and
and cultural activities of the city. While the Dolapdere Campus benefits from its
fostering direct exchanges with the surrounding neighbourhoods. By deliber-
proximity to Taksim, a famed shopping, tourist and leisure district, the Kustepe 220
246
in which its campuses are located as an integral part of its mission and is com-
part of Istanbul. All three campuses are built on former industrial sites in central, yet underdeveloped urban quarters and provide affordable land for the growing
ately placing its campuses in a historic or semi-historic urban context, the Univer-
Campus is located in the immediate vicinity of the multicultural area of Ortaköy,
sity is creating more sustainable university centres and a more inspiring work
formerly a small village, which is renowned for its art galleries, nightclubs, cafés,
environment.
221
KU Leuven 2040+
+
XI Uitdaging
De uitdaging bestaat eruit om de ontwikkelingen die gaande zijn vanuit Leuven te sturen, zodat een antwoord kan geboden worden op de globale tendensen die zich stellen tot de universiteit en tevens meewerken aan de uitdagingen waar de stad voor staat. Het patrimonium van de KU Leuven dient van onderuit herdacht te worden, waarbij ingeschreven wordt op de aanwezige krachten. - relatie stad - universiteit uitspelen - fysieke ontmoetingsplatformen en -gelegenheden ontwikkelen - te kort aan groen in de binnenstad opvangen - veranderend educatielandschap - monofunctionele stadsdelen doorbreken en komen tot synergie en variatie - mobiliteitscongestie tegengaan - positie aan het station in functie van multicampus en academisch personeel - fietsverkeer faciliteren en stimuleren door aanleg publiek domein Het is duidelijk dat de universiteit deze uitdagingen niet alleen op zichzelf kan nemen en er een samenwerking met de stad nodig is om te komen tot een synergie, tot een win-win situatie. De universiteit kan desondanks wel een positieve impuls geven om ook de stedelijke kwaliteit te verhogen en zijn maatschappelijke rol op te nemen.
Kevin Claeys
247
“In an age of supercomplexity, a new epistemology for the university awaits, one that is open, bold, engaging, accessible, and conscious of its own insecurity. It is an epistemology for the living amid uncertainty.� - Barnett 2000b: 409
1000m
250
KU Leuven 2040+
XII 6 urbane figuren Naast het herkennen van de urbane figuur van de kennisstad©, zoals vooropgesteld in de hypothese, zijn daarnaast nog verschillende andere urbane figuren te herkennen binnen Leuven. Zo vormt de Dijle onderwerp van discussie in het stadsdebat en kan daar ook ruimtelijk een urbane figuur aan gekoppeld worden; de waterstad©. De binnenstad heeft een groot areaal aan bouwkundig erfgoed en vormt een prominente troef voor Leuven; de historische stad©. Ook de landschappelijke variatie in elke windrichting van de stad vormt een waardevol gegeven; de groene stad©. De zespotige tentakel vanuit het historisch centrum stelt Leuven in directe verbinding met zijn omliggende dorpen en de afbakening grootstedelijk gebied Leuven vormt deze tot stad. Deze conditie kan vrij omschreven worden als een dorpenmetropool©. Op vlak van mobiliteit kent Leuven een tweeledig gegeven, enerzijds het station en anderzijds het op- en afrittencomplex van de E314 en E40 die samen zorgen voor de urbane figuur van de geconnecteerde stad©. Ten slotte kent Leuven, vaak als afgeleide van de universiteit, meerdere wetenschapsparken en high-tech bedrijvigheden, iets wat de stad op Europees niveau wil uitspelen, die samen instaan voor de vorming van de high-tech stad©. Aan elke ruimtelijke figuur wordt een beeld gekoppeld van de stad om tot een grotere collectieve verbeelding te komen, waar ieder individu vanuit zijn achtergrond eigen accenten aan kan geven. “The image is a way to take into account the collective imagination in a search for shared goals regarding the city’s transformation. Imagination develops images that are the products of envisaging possible trajectories.” (B. Secchi, P. Vigano, 2006). De figuur van de kennisstad doorsnijdt door zijn grootte en vorm quasi alle andere figuren. Het is net op de overlap van deze urbane figuren dat interessante strategische projecten kunnen ontstaan die de kwaliteiten uit beide figuren implementeren. De visie voor KU Leuven 2040+ zal zich focussen op de urbane figuur van de kennisstad en neemt in zijn uitwerking de kwaliteiten van de aangrenzende figuren mee op, zodat op een locatiespecifieke manier wordt omgegaan met de ruimte en de kruisbestuiving van elke urbane figuur een verrijking vormt voor de plek.
Kevin Claeys
251
WATERSTAD
HISTORISCHE STAD
Gekenmerkt door de Dijlevallei en zijn natuurlijk overstromingsgebied.
Vanuit het middeleeuws weefsel vormt de kern van de binnenstad het historisch patrimonium, met daarrond enkele waardevolle fragmenten.
1000m
252
KU Leuven 2040+
GROENE STAD
DORPENMETROPOOL
Fragmenten van kostbare traditionele landschappen voorzien de stad van unieke kwaliteiten.
De omliggende dorpen staan in directe relatie tot het centrum Leuven. Leuven als centrumstad.
Kevin Claeys
253
HIGH-TECHSTAD
GECONNECTEERDE STAD
Gekenmerkt door hoogstaande en innovatieve bedrijvigheden.
Het station en de aanliggende snelwegen stellen Leuven in verbinding met de ruime regio.
1000m
254
KU Leuven 2040+
KENNISSTAD
De universitaire figuur was de uitdaging van de workshop ‘Le(u) vens Ader’, waarbij de focus lag op het herdenken van de Dijlevallei (de waterstad) en hoe de universiteit daar een rol in kan spelen. Vanuit de huidige tendensen en behoeften zie ik andere potenties binnen de figuur van de kennisstad. Deze vertrekt vanuit de universitaire eigendommen en ontwikkelt zich ruimtelijk richting het station. Hierdoor kunnen voordelen ontstaan die in functie van connectiviteit en het ontwikkelen van een groenas een meerwaarde bieden. Door de interactie met andere figuren neemt de kennisstad de complexiteit en kwaliteiten van de stad in zich op.
Kevin Claeys
255
“Ingrijpen in de ruimte is een werk van lange adem. En de gemaakte keuzes uit het verleden blijven de toekomst lang bepalen. Zonder langetermijn visie en zorg voor continuïteit lukt het niet.” - Groenboek Vlaanderen
256
KU Leuven 2040+
XIII Strategie van de visiekaart en micro-stories
De visiekaart vormt het stedenbouwkundig instrument en de strategie om de nodige communicatie te bewerkstelligen tussen de universiteit en de stad. De kaart schetst het kader en de ambities voor de ontwikkeling van de universiteit en is daarmee in staat om in dialoog te treden met de stad, zodat het debat tot stand kan komen en beiden hun ambities op elkaar kunnen afstemmen. Door de visiekaart kan het stadsbestuur de ruimtelijke ontwikkeling van de universiteit mee opnemen in zijn stadsvisie om zodoende te komen tot een inclusief en breed omvattend structuurplan. Het is vrij duidelijk dat beide partijen een grotere ruimtelijke kwaliteit voor zowel de stad als de universiteit kunnen bekomen door actief samen te werken aan een visie. Stedenbouw omvat het zoeken naar ruimtelijke antwoorden of potenties die anticiperen op de veranderende maatschappelijke uitdagingen. Gezien de virtuele netwerkmaatschappij zich laat kenmerken door zijn snelle opeenvolgende alternaties en grote mobiliteit, wordt binnen de visie ‘KU Leuven 2040+’ ingezet op de fysieke ontmoetingsplatformen die als knooppunten binnen deze fluxen fungeren. Het doel is om te komen tot een ruimtelijke structuur die kan mee-evolueren volgens de noden en behoeften die zich in de toekomst kunnen en zullen voordoen. Aan de hand van micro-stories worden de ruimtelijke momenten, en dus de potenties, weergegeven die spelen binnen de visie. Het werken aan de urbane figuur van de kennisstad zal dus gebeuren aan de hand van specifieke kleinere ingrepen die in hun totaliteit in staat zijn te komen tot een groter geheel. “The next big thing will be a lot of small things” (Gebouw universiteitsforum UGent, auteur niet gekend). Het kader wordt volgens drie deelfiguren vastgelegd die de krijtlijnen vormen voor de ruimtelijke toekomst van de KU Leuven. Deze krijtlijnen zullen de urbane figuur van de kennisstad richting geven en als rode draad doorheen de tijd aanwezig zijn.
Kevin Claeys
257
XIV 3 deelfiguren - 1 sequens van ontmoetingen
1000m
Relatie stad - universiteit, spel tussen openheid en geslotenheid
Landschappelijke vinger doorheen de stad
De binnenstedelijke campussen bevatten enorme kwaliteiten door hun ligging. Momenteel als ommuurde enclaves gelegen in het stedelijk weefsel, dient, om een antwoord te bieden op de toekomstige tendensen, gezocht te worden naar een interactie tussen stad en universiteit zodat beiden elkaar kunnen verrijken.
Het huidig patrimonium van de KU Leuven in de binnenstad heeft de potentie om de groene vinger die vanuit campus Arenberg vertrekt in verbinding te stellen met het provinciedomein in het Noorden.
De mate van flexibiliteit, openheid en geslotenheid spelen hierbinnen een essentiĂŤle rol. Het creĂŤren van publieke ruimten als fysieke informele interactieplatformen om ontmoeting te stimuleren dient actief ontwikkeld te worden. 258
Op die manier is de universiteit in staan om het tekort aan groene open ruimten in de binnenstad op te vangen en zijn bijdrage te leveren aan de leefbaarheid en kwaliteit van de stad Leuven. Actief inzetten op de publieke en semi-publieke open ruimte is de opdracht, zonder deze als restruimte van het gebouwde te aanschouwen.
KU Leuven 2040+
Station als troef voor het multicampusmodel
Leuven walks - de sequens als sluitstuk
Vanuit de multicampusgedachte, de netwerkmaatschappij en de huidige mobiliteitsuitdaging, dient de universiteit het station als belangrijke troef uit te spelen. De KU Leuven moet in staat zijn om op een efficiënte manier toegankelijk te zijn, zodat de campussen op Vlaams niveau sterk in verbinding staan met elkaar.
Aan de hand van de ‘Leuven Walks’ wordt de groene vinger ontsloten en ontstaat een sequens van opeenvolgende stedelijke en landschappelijke ervaringen. De ‘Leuven Walks’ is daarbij in staat om in te spelen op de lokale ontsluiting en biedt ruimte voor een gevarieerde wandel- en fietsverbinding tussen de campussen en de stad. Dit concept is in staat om een antwoord te bieden op de tekortkomingen van het fietswegennet van de stad, ligt in het verlengde van een autovrije binnenstad en versterkt de identiteit van de moedercampus.
Dit concept stelt voorop om een nieuw stadsdeel in Leuven Noord aan te snijden, waar nieuwe kwaliteiten kunnen ontwikkeld worden die noch in de binnenstad, noch in campus Arenberg een plek kunnen vinden.
Kevin Claeys
259
“In nature, things are not over-programmed or overprescribed. And in a way if our cities or live and workenvironment could have more of this flexibility and openness for interpretation. That would stimulate a more creative environment to live and work in.� - Bjarke Ingels
260
KU Leuven 2040+
XV KU Leuven 2040+ De visie KU Leuven 2040+ vertrekt vanuit de voorgenoemde drie deelfiguren. Het idee van de groene vinger en de ontwikkeling van de kennisstad in relatie tot de andere urbane figuren vormen hierbij de fundamenten om tot een representatieve en welgedefinieerde urbane figuur te komen. De kracht zit in het herkennen van een sequens aan groene (zowel publiek als semi-publiek) en stedelijke ruimten die beiden actief meewerken aan de ervaring van Leuven. Net door de ruimtelijke relatie tussen stad en universitaire campussen volledig uit te spelen als antwoord op de globale tendensen, wordt een win-win situatie gecreëerd die beide entiteiten verrijkt. De ruimtelijke transformatie van de campussen is locatiespecifiek en staat daarbij in relatie tot de andere urbane figuren en potenties van de plek, die beiden van invloed zijn op de uitwerking van de site. De visie stelt voorop om te zoeken naar een passend evenwicht tussen openheid en geslotenheid van de campussen en stelt de open ruimte prominent op de voorgrond om net interactie en confrontatie te stimuleren. Naast de herpositionering van de binnenstedelijke campussen wordt de universiteit actief ingezet om een nieuw stadsdeel te creëren in Leuven Noord. In die zin wordt de stedelijke positie van de KU Leuven gewaarborgd in de toekomst, staat het tevens direct in contact met de stationsomgeving als centrale HUB binnen de globale fluxen en fungeert het als ‘magneet’ om een multifunctionele stedelijkheid te creëren waar ruimte is voor wonen, werken, ontspanning en grotere evenementen. In wat volgt wordt aan de hand van zoom-ins enkele strategische en exemplarische projecten uiteengezet die de potenties van de vooropgestelde visie en deelfiguren inzichtelijk maken. Ze vormen als het ware micro-stories - ruimtelijke momenten - en geven richting in de manier van denken en omgaan met de campussen, telkens vanuit de specificiteit van de plek en de vooropgestelde ambities. Elke micro-story draagt bij tot het groter verhaal van de kennisstad en kunnen in die zin tijdsresistent ontwikkeld worden. Wil de KU Leuven een antwoord kunnen bieden op de gestelde ruimtelijke uitdagingen en de verwachte tendensen, dan zal het deze krijtlijnen moeten uitspelen om er tegen 2040 ruimtelijk te staan.
Kevin Claeys
261
De Leuven Walks Deze figuur toont een eerste indruk van enkele van de vele stedelijke plekken die de figuur van de kennisstad in zich opneemt. De kwaliteit ontstaat door de sequens van fysieke confrontaties omtrent tegenstellingen en synergieën. Grote open ruimten versus timiditeit, kleinschaligheid versus grootschalige complexen, lawaai versus stilte, activiteit versus ontspanning. Kortom, een wandeling die de stedelijke complexiteit in zich opneemt en zodoende geen eenheidsworst vormt, maar net de interactie tussen stad en universiteit uitspeelt. De ‘Leuven Walks’ is tegelijk drager van de universitaire adaptatie doordat verschillende micro-stories erin opgenomen worden.
STUK Museum
Martelarenplein - Bondgenotenlaan Ladeuzeplein
Herbert Hooverplein
Stadspark
Dijlepark
AGORA
Kasteel Arenberg
1000m Groot Begijnhof
262
KU Leuven 2040+
Visiekaart met aanduiding van de micro-stories
Frame 4: Strategisch project ‘De strategische uitbreiding’
Frame 3: Exemplarisch project ‘Quietness - openness’
Frame 1: Exemplarisch project ‘Het platform’ Frame 2: Strategisch project ‘De toegangspoort’
1000m
Kevin Claeys
263
Kaart van de urbane figuren waarin de historische stad, de kennisstad en de groene stad binnen de frame vallen.
1000m
264
KU Leuven 2040+
Frame 1: Exemplarisch project ‘Het platform’
Context - synthesekaart analyse (bestaande toestand) Een eerste strategisch project, of zogenaamde momentopname, situeert zich in de binnenstad en laat zich kenmerken door de interactie tussen de ‘historische stad’, de ‘kennisstad’ en de ‘groene stad’. Rondom het stadspark concenteren zich de gebouwen van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, de Vlerick Business School etc. Het stadspark is omheind, met enkele toegangen vanuit de aangrenzende universiteitsgebouwen, en kan volledig afgesloten worden. Het AGORA leercentrum (drie jaar geleden ontwikkeld) vormt een enorm succes en voorziet ruimte voor de zelfontwikkeling van de student. Het trekt een massa studenten aan (capaciteit tot 500 gebruikers), heeft ruime openingsuren (8u-24u) en de vraag neemt exponentieel toe. Het STUK museum vangt via het gebouw de grote hoogteverschillen op en vormt daarbij een interessante passage tussen het stadspark en het Dijlepark.
Lakenhallen
Pauscollege
Sint-Michielskerk
Stadspark Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen
Pa
Naamsestraat
rks
Kevin Claeys
tra
at
Vlerick Business School Sociale wetenschappen STUK Museum AGORA Leercentrum Dijlepark Amerikaans College Vigliuscollege (Inventaris Erfgoed) Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart 100m
265
“We must look beyond the formal lecture and study spaces to truly understand the impact we can have on the learning experience - the boundaries between study and social space are diminishing.� - University of Oxford
266
KU Leuven 2040+
Frame 1: Exemplarisch project ‘Het platform’
Ruimtelijk moment - wensbeeld In zoektocht naar een ruimtelijke interactie met de binnenstad worden in dit frame twee ingrepen voorgesteld. Enerzijds wordt de hoek van de Naamsestraat en de Parksstraat getransformeerd, waar momenteel een transportbedrijf gevestigd zit in het Vigliuscollege* (herlokalisatie vanwege de autovrije binnenstad) en een reeks oudere gebouwen die in slechte conditie verkeren. De nieuwe campus vertrekt vanuit een centraal ontmoetingsplatform, waarrond een clustering van gebouwen aanwezig is met ruimten voor lesgeven, experiment, vergaderen, (studenten)huisvesting, voorzieningen etc. Het platform laat een interactie toe tussen de ruime variatie aan formele en informele ruimten en stimuleert ontmoeting tussen studenten, academici en stadsbewoners. Daarnaast worden twee ‘spaces of quietness’ voorzien voor de nodige distantiëring van de stedelijkheid. Anderzijds wordt het universiteitsgebouw aan de Sint-Michielskerk opgeofferd (instituut van Dierkunde verhuist naar campus Arenberg na 2020) om de nodige ademruimte te geven aan het kerkgebouw in de vorm van een publiek domein.
* Gebouw op de Inventaris van Erfgoed, dat door zijn oprichter in verband stond met de universiteit. (zie bijlage IV)
Nieuw publieke ruimte
Nieuw publieke ruimte in functie van looplijn ‘Leuven Walks’ Space of quietness Ontmoetingsplatform Space of quietness
100m
Kevin Claeys
267
Kaart van de urbane figuren waarin de waterstad, de kennisstad en de groene stad binnen de frame vallen.
1000m
268
KU Leuven 2040+
Frame 2: Strategisch project ‘De toegangspoort’
Context - synthesekaart analyse (bestaande toestand) Het frame omhelst de waterstad, de groene stad en de kennisstad. Het gebied laat zich kenmerken door de aanwezigheid van het Groot Begijnhof, het ruime aanbod aan sportvoorzieningen, enkele grootschalige winkelcomplexen, de stadsring en zijn landschappelijke waarde. Het Groot Begijnhof is een gaaf bewaarde woonwijk en beschermd monument (UNESCO werelderfgoed) dat studenten en academici huisvest. De continuïteit tussen campus Arenberg en de binnenstad wordt door de ring gehypothekeerd. Een donkere ondergrondse tunnel en enkele bovengrondse oversteken op de drukke kruispunten vormen de linken tussen beide gebieden. Het masterplan Bodart zou daarin enige oplossing bieden. De ruimte daarrond bied potentiële ontwikkelingsmogelijkheden en wordt vooral gekenmerkt met grootschalige complexen. Deze zone wordt aanzien als toegangspoort tot de stad en dient herdacht te worden. Aldi Dijlepark Sporthal
Koninklijk Atheneum Redingenhof Leuven
Groot Begijnhof
Bakala Academie Carrefour Sint-Kwintenskerk Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen
Delhaize Stadion Oud-Heverlee Leuven
100m
Kevin Claeys
269
Het spel tussen de bestaande torens en de nieuw toegevoegde toren op de kop van Arenbergpark.
270
KU Leuven 2040+
Frame 2: Strategisch project ‘De toegangspoort’
Ruimtelijk moment - wensbeeld Vanuit de idee van toegangspoort wordt op de kop van campus Arenberg een hoogbouw voorzien om enerzijds de toegang te accentueren en anderzijds de landschappelijke kwaliteiten en open ruimte zoveel mogelijk te vrijwaren. De toren wordt zodanig gepositioneerd dat het een relatie aangaat met de andere hoogbouwaccenten in en buiten de stad (Imec, Sint-Pieterskerk, SintMaartensdal, ...) en laat een vrije invulling toe (kantoren voor spin-offs, flexspaces voor onderwijs, kantoren voor academici, wonen etc.). De parking aan het stadion OH-Leuven wordt vervolgens bebouwd volgens de typologie ‘the Mountain’ van Bjarke Ingels Group. De capaciteit van de parking wordt hierdoor aanzienlijk verhoogt en het voorziet tevens appartementswoningen met een tweede maaiveld als sociale ruimte. Ter hoogte van het Groot Begijnhof worden de aangrenzende bouwblokken afgewerkt en krijgt het op de kop een losstaand middelhoog hoogteaccent. De configuratie voorziet open en toegankelijke binnengebieden en biedt ruimte voor collectieve tuinen.
Figuur 87.
The Mountain, BIG
Parking Dijlepark wordt uitbreiding van het park (in het kader van autovrije binnestad)
Hoogteaccent op kop van Arenbergpark Watervlak Afwerken bouwblok met publieke ruimte als inzet Appartementen op parkeergebouw
100m
Kevin Claeys
271
Kaart van de urbane figuren waarin de historische stad en de kennisstad binnen de frame vallen.
272
KU Leuven 2040+
Frame 3: Exemplarisch project ‘Quietness - openness’
Context - synthesekaart analyse (bestaande toestand) Gekenmerkt door de kennisstad met de faculteit Letteren en de Centrale Bibliotheek en de historische stad met specifiek het Ladeuzeplein en de Bondgenotenlaan, kent deze frame heel wat uitdagingen in het streven naar kwalitatieve woningen en het efficiënt inzetten van onderbenutte binnenruimten in het bouwblok. Naast de kleinschaligheid van talrijke arbeiderswoningen uit de jaren ‘50-’60 staan grootschalige complexen hiermee in contrast. De Bondgenotenlaan vormt één van de belangrijkste assen richting het station en is geheel beschermd als stadsgezicht. De faculteit Letteren staat in directe relatie tot de Centrale Bibliotheek en het aangrenzende Monseigneur Ladeuzeplein. De bibliotheek werd tussen 19211928 opgetrokken als gift van het Amerikaanse volk, met persoonlijke inzet van Herbert Hoover (waar het naastliggende plein naar genoemd is).
Martelarenplein Bondgenotenlaan
Administratie KU Leuven
Bedrijvencomplex Monseigneur Ladeuzeplein Hulpgevangenis De Centrale Bibliotheek KU Leuven Herbert Hooverplein Faculteit Letteren Justitiehuis
Studentenhuisvesting ‘The Village’ 100m
Kevin Claeys
273
274
KU Leuven 2040+
Frame 3: Exemplarisch project ‘Quietness - openness’
Ruimtelijk moment - wensbeeld Wil de KU Leuven zijn relatie tot het station echt opnemen binnen de multicampusgedachte, dan dient het daar ook effectief fysiek aanwezig te zijn. Het is net in de hoek van het Martelarenplein dat een wederopbouwarchitectuur aanwezig is dat toegang verleent tot het achterliggende binnengebied, waar net een publiek park zich kan ontwikkelen. Een nieuw gebouw voor de universiteit komt in het binnengebied te staan, reikt door tot op de Bondgenotenlaan en maakt de ontwikkeling van het park mogelijk (incl. het behoud van de aangrenzende private tuinen). Een volledig bouwblok met woningen van de jaren ‘50-’60 die noch energie-efficiënt zijn, noch ruimtelijke potenties bieden wordt vervolgens aangepakt. Het voorstel is om op lange termijn het blok te transformeren tot een hedendaagse bouw dat grote flexibiliteit biedt voor wonen, werken, studentenhuisvesting en voorzieningen op de gelijkvloers. De faculteit Letteren wordt vervolgens afgewerkt tot een gesloten blok, zodat een ‘space of quietness’ ontstaat ten behoeve van de innerlijke zelfontwikkeling. Daarbij worden de buitenranden als groene ruimten teruggegeven aan de stad.
Figuur 88. Wederopbouwarchitectuur op de hoek van het Martelarenplein
Nieuwe toegang tot KU Leuven Reconversie van binnenruimte bouwblok. Tuinen blijven behouden met creatie nieuw park en universiteitsgebouw op Bondgenotenlaan Reconversie woningstrip (‘50-’60 woningen) tot nieuwe flexibel en energie-efficiënt gebouw voor wonen, werken en KU Leuven.
Stille binnenruimte door het afwerken van de universiteitsgebouwen Randen als groene publieke ruimte
100m
Kevin Claeys
275
Kaart van de urbane figuren waarin de waterstad, de groene stad en de high-techstad binnen de frame vallen.
276
KU Leuven 2040+
Frame 4: Strategisch project ‘De strategische uitbreiding’
Context - synthesekaart analyse (bestaande toestand) Het frame omvat het spanningsveld tussen de high-techstad, de waterstad en de groene stad. Het gebied bestaat aan de westzijde uit grootschalige industriebouw, met Stella Artois als boegbeeld en aan de oostzijde het druk bezochte Provinciedomein met hoge landschappelijke kwaliteiten en een deel van Kessel-Lo waar nog relatief betaalbaar wonen voor jonge gezinnen kan teruggevonden worden. Het gebied tussen deze twee sferen, het voormalig rangeerstation, wil de stad op lange termijn herontwikkelen wegens de inactiviteit van de bedrijvigheden. De denkpiste van de stad is om het te ontwikkelen als wetenschapspark. Momenteel wordt gewerkt aan de uitbouw van een stelplaats voor de Lijn en wil men een pendelparking in het voormalig rangeerstation. Het gebied biedt enorme potenties, maar op dit moment liggen de ambities te laag wegens het hervallen tot een monofunctionele ontwikkeling.
Provinciedomein
Vaart Leuven-Mechelen
Uitbouw van stelplaats De Lijn Stella Artois fabriek
Rangeerstation dat de stad wil transformeren tot pendelparking.
100m
Kevin Claeys
277
Mechelen
Aarschot Diest
Leuven
Figuur 89. Leuven als centrumstad. Het functioneert complementair met Brussel gezien zijn unieke biotoop. In die zin kunnen polyvalente ruimten voor grotere evenementen plaatsvinden in Leuven, zoals voorgesteld wordt in de reconversie van Leuven Noord.
278
Brussel
Tienen
KU Leuven 2040+
Frame 4: Strategisch project ‘De strategische uitbreiding’
Ruimtelijk moment - wensbeeld Wil de stad de ontwikkeling van dit gebied serieus nemen en het effectief aanschouwen als een nieuw stadsdeel, dan moet het in eerste instantie ruimte voorzien voor de KU Leuven. In die zin zal de universiteit als magneet fungeren om stedelijkheid in het gebied aan te trekken, zodat een gevarieerd aanbod in wonen, werken, voorzieningen en bedrijventerreinen kan ontstaan. Vertrekkende vanuit de lokale specificiteit van de sporenbundels wordt een landschappelijk raamwerk opgesteld dat in staat is om de relatie te leggen met het Provinciaal Domein en tevens de gebouwde omgeving stuurt. Daarbij wordt een nieuw stadspark gecreëerd dat overgaat in de morfologische opzet, met intiemere buitenruimten op schaal van de gebouwenclusters. De gebouwen zijn voorzien van een hoge graad aan flexibiliteit, zodat de invulling kan meeevolueren met de behoeften van de tijd. De KU Leuven neemt o.a. plaats in de oude loodsen op de kop van het gebied, waarbij het zijn positie aan het station opeist en tevens het gebied oplaad.
Dit voorstel is een eerste aanzet om tot een gevarieerder stadsdeel te komen en dient het denkbeeld omtrent de site open te trekken. Het voorstel toont dat er veel meer potenties in het gebied liggen, dan louter de ontwikkeling van een wetenschapspark met pendelparking en stelplaats voor de Lijn. De schets moet in die zin de stad en ontwerpers warm maken om de site verder ruimtelijk te onderzoek.
Nieuwe toegang tot Provinciedomein. Doortrekken groene vinger.
Nieuw stadsdeel met gemengde invulling (wonen, werken, voorzieningen, KU Leuven) en intiemere buitenruimten Landschappelijk raamwerk vanuit de sporenbundels Evenementenplein Reconversie bestaand gebouw tot evenementenhal en onderwijscomplex KU Leuven.
100m
Kevin Claeys
279
Toren (cfr. Imec) als toegangspoort tot de stad. Gemengd gebruik. Vrijwaren landschap Arenbergpark
Arenbergpark: voorstel tot integratie van externe functies en diensten > doorbreken monofuncitonaliteit en intergratie stedelijkheid.
280
KU Leuven 2040+
Nieuw stadsdeel met gemengde invulling (wonen, werken, voorzieningen, KU Leuven) en landschap als kader vanuit de sporenbundels Nieuwe toegang tot Provinciedomein. Doortrekken groene vinger.
Afbraak verouderd universiteitsgebouw Biologie (verhuis in 2020 naar Arenbergpark) > creatie publiek domein
Reconversie van binnenruimte bouwblok. Tuinen blijven behouden met creatie nieuw park en universiteitsgebouw.
Reconversie bestaande loods tot evenementenhal en onderwijsbiotoop voor de KU Leuven.
Reconversie woningstrip (‘50-’60 woningen) tot nieuwe flexibel en energieefficiënt gebouw voor wonen, werken en KU Leuven.
Nieuw gebouwencomplex (incl. historisch pand) met stille ruimten en fysiek ontmoetingsplatform. Integratie stedelijkheid en universiteitsgebeuren + behoud Vigliuscollege
Campus Letteren, gebouwen afwerken zodat stille binnenruimte wordt bekomen. Buitenranden teruggeven aan publiek domein.
Afwerken bouwblok op schaal van Groot Begijnhof, met op de kop een middelhoog accent. Publiek domein als leiddraad.
Kevin Claeys
281
Fotomontage 1 ‘Leuven Noord’ Fotomontage 2 ‘De toegangspoort’ Fotomontage 3 ‘Het stadspark’
Fotomontage 4 ‘Arenbergpark’
282
KU Leuven 2040+
XVI De sequens in beeld De sequens en de impact van deze visie wordt beeldend gemaakt door middel van enkele fotomontage. Gezien de langetermijnvisie strategisch van aard is heeft het weinig zin om fotorealistische sfeerbeelden te maken van bepaalde ruimtelijke ingrepen. Aan de hand van fotomontages daarentegen zal een inzicht gegeven worden in de condities die bepaalde plekken dienen te omarmen. Een uitvergroting van gebeurtenissen, acties, conflicten en synergieĂŤn worden getoond, soms op ludieke wijze, soms op metaforische wijze.
Kevin Claeys
283
Vanuit voorgaande visiekaart en de drie vooropgestelde deelfiguren kunnen binnen de universiteit vier deelgebieden herkent worden. Elk deelgebied kent een eigen logica en bezit kwaliteiten ten opzichte van de stedelijkheid, landschappelijkheid en mobiliteit. De vier delen zijn in die zin complementair aan elkaar en creĂŤren een unieke conditie voor de universiteitsstad.
Leuven Noord De strategische zet om te ontwikkelen als nieuw stadsdeel, waar de universiteit als katalysator fungeert voor het aantrekken van een gevarieerd en breed programma. Alles wat voor de KU Leuven geen plaats vindt in de binnenstad, noch in Arenbergpark of Gasthuisberg, kan zich hier ontwikkelen in hoge densiteiten. Binnenstad De relatie tussen universiteit en stad is de troef die uitgespeeld moet worden. De kwaliteit bij uitstek vormt de nabijheid van quasi alle stedelijke functies en diensten. De universiteitsgebouwen verweven zich in het stedelijk weefsel en zullen daarmee een gepaste fysieke relatie moeten aangaan. Arenbergpark Het (cultuur)landschap staat hier centraal. De bebouwing zijn eerder losse blokken in het landschap en zijn gecompacteerd aan de randen. Een integratie van externe voorzieningen is nodig om enige dynamiek en vitaliteit aan de campus te geven en los te komen van de monofuntionaliteit.
292
KU Leuven 2040+
XVII Visiekaart; een concluderende ruimtelijke vertaling XVII I Vier deelgebieden, vier condities
Gasthuisberg Campus Gasthuisberg als ‘Tache de Beauté’, als schoonheidsvlek, als stad aan de stad.
Kevin Claeys
293
De visiekaart schuift vier unieke deelgebieden naar voor; twee gebieden die inspelen op de bestaande krachten en kwaliteiten (Arenberg en Gasthuisberg), de binnenstad waarbij een herpositionering van de universiteitsclusters wordt voorgesteld en een nieuw stadsdeel dat mogelijkheden schept voor zowel grootschalige als kleinschalige gebeurtenissen en tegelijk de stad in zich opneemt. Ter conclusie worden de vier deelgebieden ontrafeld en worden ze uiteengezet in verhouding tot de sporen ‘hardscape’, ‘softscape’ en ‘movement’ om te duiden in welke mate ze verschillend zijn van elkaar en hoe ze functioneren.
294
KU Leuven 2040+
XVII II Vier deelgebieden en hun relatie tot ‘hardscape’, ‘softscape’ en ‘movement’
Landschap Universiteitsgebouwen Autowegen Treinwegen Fiets- en voetgangerspaden
1000m
Kevin Claeys
295
Leuven Noord Een nieuw vitaal stadsdeel, waarin een verwevenheid aan functies, diensten, kantoren, wonen en universiteit ontwikkeld wordt. Het post-industrieel karakter van de plek vormt de identiteit, waarbij de bebouwing een hogere densiteit kent en ruimte voorziet voor grootschalige activiteiten. De gebouwen kennen een flexibele invulling en kunnen verschillende systemen in zich opnemen. Binnenstad De binnenstedelijke universiteitsgebouwen lossen als het ware op in het stedelijke weefsel en gaan de interactie met de stad ten volle aan. De opeenvolging van verschillende stedelijke ruimten, activiteitenen voorzieningen stellen confrontatie, conflict, keuzevrijheid, creatie etc. voorop als ultieme stedelijke ervaring. Arenbergpark Een bestaande conditie. Losse vrijstaande en enkele historisch waardevolle gebouwen vormen hier de bebouwde morfologie van het park. Geweerd aan de zijkanten van het park vormen ze compacte clusters, daar waar de interactie met de omliggende buurten moet worden aangegaan.
296
KU Leuven 2040+
Hardscape
Gasthuisberg Gasthuisberg functioneert als stad aan de stad gezien zijn autonome functionaliteit en vormt een compacte cluster in de periferie.
Universiteitsgebouwen
1000m
Kevin Claeys
297
Leuven Noord Het nieuwe stadsdeel bestaat uit een landschappelijk raamwerk van bomen, kleinere publieke ruimten en een groot park dat de relatie legt tussen de binnenstad en het aangrenzende Provinciedomein. Het plein rondom de loodsen op de kop voorziet de nodige ruimte voor evenementen voor zowel de universiteit als de stad. Binnenstad In de binnenstad vormen de verschillende groenfragmenten de landschappelijke identiteit. Aan de hand van stepping stones, bestaande uit parken en publieke ruimten van de universiteitscomplexen, wordt de relatie tussen de groene vingers Arenberg en Leuven Noord gelegd. Arenbergpark Het (cultuur)landschap staat hier centraal en vormt de leidraad van de ontwikkeling. De Dijle als ruggengraat en als grote kwaliteit voor de stad in de vorm van een groene vinger dat door de stad reikt.
298
KU Leuven 2040+
Softscape
Gasthuisberg Door de compactheid wordt zoveel mogelijk omliggend landschap gevrijwaard, waarnaast intern diverse patio’s en groene binnenruimten ontwikkeld zijn.
Landschap
1000m
Kevin Claeys
299
Leuven Noord De site is enerzijds geënt op de stationsomgeving, waarbij het efficiënt in verbinding staat met de ruimere regio via openbaar vervoer. Daarnaast stellen de uitlopers van de fiets- en wandelpaden uit de binnenstad beide deelgebieden in relatie tot elkaar. Binnenstad De binnenstad is grotendeels autovrij gemaakt, waarbij de rol van voetgangers en fietsers terug de bovenhand neemt. Een fijnmazig netwerk van straten, stegen en passages geven de vrijheid om telkens in en uit specifieke stedelijke sferen te bewegen en stellen de verschillende universiteitsgebouwen en stedelijkheden met elkaar in verbinding. Arenbergpark De bereikbaarheid wordt aan de randen gekenmerkt door een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer, met één doorsteek van de Celestijnenlaan. Het binnengebied daarentegen laat zich kenmerken door een infrastructuur voor traag verkeer, dat in verbinding staat met het fijnmazig binnenstedelijke netwerk.
300
KU Leuven 2040+
Movement
Gasthuisberg Een ontsluiting vanuit de E314 en het busnetwerk verzorgen Gasthuisberg van de nodige snelle connectie met de binnenstad en ruimere regio.
Autowegen Treinwegen Fiets- en voetgangerspaden
1000m
Kevin Claeys
301
XVIII Conclusie; KU Leuven 2040+ Deze masterproef schuift een ruimtelijke visie naar voor die stelt waarop de KU Leuven en de stad samen moeten inzetten wensen zij een antwoord te bieden op de verwachte tendensen van een universiteitsstad in 2040. In deze masterproef werd duidelijk dat, als de KU Leuven binnen 25 jaar actueel wil zijn, het niet voldoende is om als enclaves in de binnenstad aanwezig te blijven, maar het één geheel zal moeten vormen dat zoveel mogelijk verankerd is met de stad. Inzetten op fysieke ontmoetingsplatformen, waarbij zowel ruimte is voor stads- als universiteitsactiviteiten, vormt één van de grote uitdagingen waarop geanticipeerd moet en kan worden. Door daarnaast het patrimonium van de universiteit te aanschouwen als één grote groenas die vertrekt vanuit campus Arenberg en reikt tot het station en zelfs daar voorbij gaat tot in Leuven Noord, kan het heel wat problematieken van de stad mee opnemen en tegelijk de eigen ambities waarmaken. Het zal via deze urbane figuur van de kennisstad kunnen meewerken aan de ecologische stad, aan de mobiliteitsproblematiek die Leuven vandaag kent, aan het doorbreken van de monofunctionele gebieden en zoveel meer. De visie stelt vier deelfiguren voorop die elk hun eigen kwaliteiten bevatten en vertrekken vanuit de bestaande krachten. Arenbergpark, binnenstad, Gasthuisberg en Leuven Noord. Elke figuur heeft een andere ruimtelijke configuratie, een andere relatie tot de stad, landschap en mobiliteit en werken tevens complementair met elkaar. Campus Arenberg zal daarbij niet verder kunnen ingenomen worden door bebouwing, zodat de rol van groene vinger behouden blijft, maar zal daarentegen wel zijn terrein moeten openstellen om
302
KU Leuven 2040+
interactie met naastgelegen functies op te nemen. De universiteit zal tevens haar troef van het historisch patrimonium in de stad ten volle moeten inzetten, daar de ruimtes zijn die in interactie gaan met de kwaliteiten van de stad. De ‘tache de beauté’ Gasthuisberg daarentegen heeft zo’n specifieke functie dat het losstaand kan functioneren als autonome entiteit. De stad zal daarnaast in zijn ontwikkelingen van Leuven Noord de universiteit moeten meenemen wil het daar een attractief en vitaal stadsdeel uitbouwen. De KU Leuven dient zijn maatschappelijke rol op te nemen door het monofunctioneel en geïsoleerd patrimonium opnieuw in te zetten en het deel te laten uitmaken van de culturele omgeving van de stad. De universiteit is in staat om een leeromgeving te creëren die inspeelt op de tendens van de in ontwikkeling zijnde informele leeromgeving en het gemengd sociale- en academische leven. De huidige positie van de campussen en de ruimtelijke organisatie bevatten talrijke mogelijkheden, zoals in de micro-stories werd uiteengezet, om net de relatie met de stad ten volle uit te spelen. Vanuit deze strategische visie is duidelijk dat de KU Leuven een antwoord kan bieden op zowel de globale tendensen waarmee het in de toekomst te maken krijgt en tegelijkertijd actief kan meewerken aan de uitdagingen van de stad. Als de universiteitsstad zich wil klaarmaken voor de gestelde uitdagingen en tendensen, dan zal ze moeten inzetten op een intensieve samenwerking tussen stad en universiteit.
Kevin Claeys
303
304
KU Leuven 2040+
XIX Reflectie
Vanuit mijn achtergrond als landschapsarchitect en student Stedenbouw en de Ruimtelijke Planning was de keuze voor een masterproef omtrent het patrimonium van de KU Leuven een bewuste zet. Net door mijn achtergrond is de manier van kijken naar campussen anders en ligt de focus indirect meer op het publieke domein. Bewust omdat de manier van ontwikkelen tot voorheen altijd vanuit het gebouw gedacht werd, waarbij de buitenruimte als restant beschouwd werd. Een ommekeer is hierin de laatste jaren merkbaar en net daarom ook mijn interesse om daar dieper op in te gaan. De analysekaarten, fotoreportages, gesprekken met actoren, boeken etc. die uiteindelijk het kader vormden voor deze masterproef werden vanuit dit perspectief onderzocht. De verworven inzichten in samenhang met de vele sitebezoeken hebben geleid tot een strategische visie-ontwikkeling voor de KU Leuven op lange termijn, waarbij het ruimtelijk zijn maatschappelijke rol opneemt en de relatie ten volle aangaat met de stad. De inzichten omtrent de concluderende term ‘fysieke ontmoetingsplatformen’, die in relatie staat tot stedelijkheid, landschap en mobiliteit, dat uit het theoretische kader naar voor kwam, alsook de inzichten uit de vier cases en de aanvullende referentieprojecten werden ingezet om vanuit een bepaald zienswijze naar de ruimtelijke ontwikkeling van de universiteit te kijken. De visie schetst een ruimtelijk kader dat als start moet fungeren om verder onderzoek te doen ĂŠn de dialoog tussen stad en universiteit in een specifieke richting te sturen. Een integrale aanpak die zowel stadsplanning als universiteitsplanning meeneemt zal aan de basis liggen voor het doen slagen van deze opzet. Beide actoren hebben elkaar nodig om de toekomstige uitdagingen aan te gaan. De KU Leuven dient niet meer losstaand ontwikkeld te worden, maar zal deel moeten uitmaken van de stadsontwikkeling Leuven. De universiteit zal naast de beleidsmatige samenwerkingsverbanden met de stad tevens met andere actoren allianties moeten aangaan om te voldoen aan de toekomstige uitdagingen en zodoende een bredere dienstverlening aan te bieden. Dit vraagt voor een intersectorale samenwerking die actief bouwt aan de universiteitsstad van morgen.
Kevin Claeys
305
LITERATUURLIJST Borret, K., Broekhuizen, D., e.a. (2012) School in de stad, stad in de school, Brussel: USP.
De Meulder, B., De Bruyn J., Geenen, G., Gerrits, Y., et al. (2016) De Dijle aan het woord, Stadsdebat Leuven, Mechelen: Public Space.
Borret, K. (2012) De school als representant van het publieke, in Apostel, K., Borret, K., Broekhuizen, D., e.a. (2012) School in de stad, stad in de school, Brussel: USP.
De Meulder, B., Moulaert, F., Van den Broeck, P., et al (2014) Handboek voor ruimtelijke kwaliteit, Brussel: ASP.
Castells, M. (2000) The Information Age: Economy, Society and Culture. Volume I: The Rise of the Network Society. (2nd ed.). Oxford: Blackwell Publishers.
De Snijder, P., Avermaete, T., Mathijs, E. (2015) Studie Stadslandbouw Leuven, Departement Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling bio-economie, 22.
Christiaanse, K. (2007) Campus to city: urban design for universities, in Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag.
Decombel, T., Verbist, P., et al (2016) Living campus Visietekst. (intern document KU Leuven).
Delplazes, A. (2007) The campus as location and strategy, in Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag. De Jonge, D. (1979) Louvainla-Neuve schoolvoorbeeld van culturalistische stedebouw. De Architect, 79(3), 78-81.
Henn, G. (2007) The Space of Knowledge: Campus Design for the Network Society, in Christiaanse, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag. Hoegers, K. (2007) Campus and the city - A Joint Venture?, in Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag. Huls, B., Lieve, J. (1976) ‘Middeleeuwse’ stedebouw sluit maatschappij uit. Wonen, 76(19), 26-32.
306
KU Leuven 2040+
Koolhaas, R. (2002) Breathing Space for the Bowtie, in Content, Tachen, 198-203. La Rivière, J., (2015) De Dijle in Leuven, een vloek en een zegen. Michiel Van Peteghem: Aalst. Lagrou, E. (n.b.) Louvain-la-Neuve. Mijmeringen van een buitenstaand supporter, A+, 35-47. Larkham, P. (2000) Institutions and urban form: the example of universities. Urban Morphology, 4(2), 63-77. Lyppens, G., De Langhe, K. (2012) Over bouwblokken en scholen, in Apostel, K., Borret, K., Broekhuizen, D., e.a. (2012) School in de stad, stad in de school, Brussel: USP. Metz T. (1999), Atlas van Nederland in 2005. De Nieuwe Kaart, NAi uitgevers: Rotterdam, 7. Pannecoucke, I. (2012) De school als instrument voor stedelijke ontwikkeling, in Apostel, K., Borret, K., Broekhuizen, D., e.a. (2012) School in de stad, stad in de school, Brussel: USP.
Kevin Claeys
Roegiers, J. (1976) 550 Jaar Universiteit Leuven 1425-1975. Catalogus van de Tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Leuven 31 januari tot 25 april. Salishchev, K. A. (1971) Kartografiia, tweede editie, Moskou. Secchi, B. en Viganò, P. (2009) ‘Antwerp. Territory of a New Modernity’, Uitgeverij SUN, Amsterdam Smithson, A., Smithson, P. (2005), The charged void, Urbanism, United States of America: the Monacelli Press. Van Den Driessche, M. (2012) De opkomst van de ‘open school’: pedagogische denkbeelden, ruimtelijke modellen, in Apostel, K., Wieërs, E. (2012) De brede campus of de onmogelijkheid van een eiland, in Apostel, K., Borret, K., Broekhuizen, D., e.a. (2012) School in de stad, stad in de school, Brussel: USP. Internetbronnen AWG architecten (2005) E(G)HBO, masterplan Campus Gasthuisberg, digitale bundel.
307
AWG architecten (2008) Masterplan Arenberg Leuven, digitale bundels (tien delen). Bolognaprocess (2009), geraadpleegd op 05 januari 2016, op http://www.ond.vlaanderen.be/ hogeronderwijs/bologna/. Cosemans, M. (2004), geraadpleegd op 28 december 2015, op http:// www.veto.be/jg31/veto3105/ wetenschapspark.html#. De Meulder, B. (2015), The Valley One creed in twelve verses for an extraordinary place, geraadpleegd op 28 december 2015, op http:// architectuur.kuleuven.be/dijlevallei/ Leuvensader.swf. Derksen, M. (2013), De netwerkmaatschappij, sociale aspecten van nieuwe media, geraadpleegd op 07 mei 2016, op https://koneksa-mondo.nl/marcoderksen/. Koolhaas, R. (2012), geraadpleegd op 22 april 2016, op http://oma.eu/ projects/bocconi-urban-campus. KU Leuven (2016), geraadpleegd op 5 mei 2016, op http://www.kuleuven. be/kuleuven/
308
KU Leuven, zes eeuwen geschiedenis (2013), geraadpleegd op 28 december 2015, op https:// www.kuleuven.be/overons/ geschiedenis.html. KU Leuven (2016), geraadpleegd op 11 mei 2016, op https://lrd.kuleuven. be/spinoff/oprichting#succes Melis, L. (2013), De KU Leuven 2025, mogelijke scenario’s, geraadpleegd op 07 mei 2016, op http://www.slideserve.com/ craig/d-e-ku-leuven-2025-mogelijkescenario-s-ludo-melis-23-09-2013emeritforum. Multicampusonderwijs (2014), geraadpleegd op 28 december 2015, op http://associatie.kuleuven.be/p/ multicampusonderwijs. Smeets, R., De netwerkmaatschappij, een verkenning (2014), geraadpleegd op 28 december 2015, op http://www.mediawijzer.net/denetwerkmaatschappij-deel-3-ideeenvoor-21ste-eeuwse-vaardighedenen-digitale-geletterdheid/. Stad Leuven (2004) Leuven Morgen, Ruimtelijk Structuurplan Leuven, laatst geconsulteert op 24 mei 2016, op http://www.leuven.be/binaries/ Structuurplan_tcm16-18765.pdf.
KU Leuven 2040+
van den Heuvel, D. (2005), uit: Risselada, M., van den Heuvel, D. (2005), Team 10. In search of a Utopia of the present, Rotterdam, 104. (n.b.) (2011), geraadpleegd op 28 december 2015, op https://www. uzleuven.be/geschiedenis.
Bronnen kaarten - Jooris Moonen (KU Leuven) - Stad Leuven, afdeling databeheer, G@lileo - Google maps: verkeersinfo - Structuurplan Leuven (2004): belevingswaarden groen
Interviews Dag Boutsen, 27 november 2015.
Bronnen fotomontages Beeld 1: MVRDV paviljoen EXPO 2000 (https://www.mvrdv.nl/projects/ expo), UN Studio EXPO Astana (http://www.unstudio.com/projects/ astana-expo-2017), Stoet KU Leuven (http://static1.hln.be/), trein (https://robcartwrightphotoblog. files.wordpress.com/2013/), loods rangeerstation (Herlinde Baeyens)
Louis Tobback, 3 maart, 2016. Mohammed Ridouani, 3 maart, 2016. Marc Leroy, 8 april, 2016. Anoniem (kotbaas), 20 april, 2016. Ashim Manna, 29 apri, 2016. Peter Verbist, 29 april, 2016. Thea Decombel, 29 april, 2016. Interview door Pauli, W., Raspoet, E. in Knack, ‘Rivalen worden collega’s. Rik Torfs (KU Leuven) en Karen Maex (Universiteit van Amsterdam), 4 mei 2016.
Kevin Claeys
Beeld 2: Martelarenplein (google streetview), Groengevel musée quai branly (http://media. murvegetalpatrickblanc.com/) Beeld 3: Interieur gebouw BIG Google North Bayshore (http:// www.worldarchitecturenews.com/), toneelspel Bauhaus (http://www. uncubemagazine.com/) Beeld 4: Hans Hollein ‘mobile office’ (http://www.hollein.com/)
309
LIJST VAN AFBEELDINGEN Alle foto’s, kaarten, schema’s, tekeningen en beelden die niet benoemd zijn als ‘figuur’ en dus niet in deze lijst vervat zitten, zijn eigen materiaal. Figuur 1: Eigendomsstructuur KU Leuven, situatie 2015 (bron: workshop ‘Le(u)vens Ader’) Figuur 2: Hypotheseschets urbane universiteitsfiguur (eigen schets) Figuur 3: Eigendomsstructuur KU Leuven binnen stad Leuven, situatie 2015 (eigen kaart) Figuur 4: Paus Martinus V stichter KU Leuven (http://www. teylersmuseum.nl/) Figuur 6: Eigendomsstructuur de Oude Universiteit (1425-1787), geschatte situatie rond 1797 (eigen kaart) Figuur 7: Gravure van de Oude Lakenhal te Leuven, (http://www. dbnl.org/) Figuur 8: Campussen buiten de binnenstad, situatie rond 2013 (eigen kaart)
310
Figuur 9: campus Arenberg Arenbergkasteel Heverlee (http:// www.esat.kuleuven.be/stadius/ tcmm2014/) Figuur 10: Campus Gasthuisberg (https://ssl.panoramio.com/ user/5269091/tags/Leuven) Figuur 11: Multicampusmodel KU Leuven, situatie 2015 (eigen kaart) Figuur 12: Multicampusmodel KU Leuven (http://associatie.kuleuven. be/p/multicampusonderwijs) Figuur 13: Kaart multimodale campussen (https://www.vives.be/ associatie-ku-leuven) Figuur 14: Eigendomsstructuur de Oude Universiteit (1425-1787), geschatte situatie rond 1797 (eigen kaart) Figuur 15: Campussen buiten de binnenstad, situatie rond 2013 (eigen kaart) Figuur 16: Multicampusmodel KU Leuven, situatie 2015 (eigen kaart) Figuur 17: De ‘kokette’ Sleutel als symbool voor toegang tot kennis en wijsheid (http://nieuws.kuleuven.be/ sites/default/files/sleutel2.jpg)
KU Leuven 2040+
Figuur 18: Het model KU Leuven als beeld en denkbeeld voor Louvain-laNeuve (Louvain-la-Neuve (1972), p. 56-57 in leespakket Karel Wuytack)
Figuur 24: Locaties van campussen universiteit Birmingham, verspreid over de stad. (http://www.bcu.ac.uk/ about-us/maps-and-campuses)
Figuur 19: Universiteit van Manchester met de kolonisatie van een residentiële bouwblok en het transformeren van straten. (Larkham, P. (2000), Institutions and urban form: the example of universities. Urban Morphology, 4(2), 70-74., afbeelding bewerkt)
Figuur 25: Birmingham Metropolitan College, één van de voormalige polytechnics en nu partnerhogeschool van de Birmingham staduniversiteit. (https://en.wikipedia.org/wiki/ Birmingham_City_University#/media/ File:Matthew_Boulton_College.jpg, afbeelding omgezet in zwart-wit)
Figuur 20: Universiteit van Manchester (http://www. webbaviation.co.uk/gallery/d/6659-1/ manchester-university-aerialaa02148b.jpg, afbeelding omgezet in zwart-wit) Figuur 21: Patrimonium, voornamelijk bestaande uit campussen, van de universiteit Harvard (http://www. pluralism.org/img/events/2000/06/ neh/map.gif, afbeelding bewerkt)
Figuur 26: De academische bezetting van KU Leuven en Louvain-la-Neuve op eenzelfde schaal. Bovenaan KU Leuven, onderaan Louvain-laNeuve. (Artikel, Louvain-la-Neuve ou l’université, monteur d’une ville nouvelle, p.36., afbeelding bewerkt) Figuur 27: Louvain-La-Neuve (https://quotidienimmovandaag.files. wordpress.com/2014/01/rer.jpg, omgezet in zwart-wit)
Figuur 22: Harvard university, MEOR (https://meor.org/wp-content/ uploads/2012/07/Harvard-wider.jpg, afbeelding omgezet in zwart-wit)
Figuur 28: Hybridization, Move, UN-studio. (Christiaanse, K. (2001), Move, Rotterdam, p. 289.)
Figuur 23: Jefferson’s academical village (http://faculty.virginia.edu/ villagespaces/essay/prints00018. uva-from-the-south-bohn-serz.1856. jpg, afbeelding omgezet in zwart-wit)
Figuur 29: Invloeden van de ETH Zürich op stad- en wereldschaal. (Höger, K. (2007), Campus and the city. Urban design for the knowledge society, Trondheim.)
Kevin Claeys
311
Figuur 30: Schematische weergave Multicampusmodel KU Leuven. (http://associatie.kuleuven.be/events/ dagvanhetonderwijs2013, kaart omgezet in zwart-wit) Figuur 31: Gerardus Mercator (https://alum.kuleuven.be/img/ bekende-alumni-1/gerardusmercator.jpg/view) Figuur 32: Foolscap worldmap (http:// bigthink.com/strange-maps/480-thefools-cap-map-of-the-world) Figuur 33: De Nieuwe Kaart Nederland (overzicht ruimtelijke plannen en projecten 2005-2015) (http://ifou.org/ summerschool/2009delft/ downloads/03.Randstad_new_map_ of_netherlands_2005-2015.pdf) Figuur 34: Nulkaart Secchi-Vigano voor Strategisch Structuurplan Antwerpen (Secchi, B. en Viganò, P. (2009) ‘Antwerp. Territory of a New Modernity’, Uitgeverij SUN, Amsterdam) Figuur 35: Secchi-Vigano, kaart met strategische urbane figuren, Structuurplan Antwerpen (Secchi, B. en Viganò, P. (2009) ‘Antwerp. Territory of a New Modernity’, Uitgeverij SUN, Amsterdam)
312
Figuur 36: De gelaagde stedelijke planningsmodellen van Heeling, Meijer & Westrik (2002) (http:// www.academia.edu/4163319/ De_Lagenbenadering_voor_ ruimtelijke_planning_en_ontwerp_ Een_nuttig_planningsinstrument_of_ een_tijdelijk_fenomeen) Figuur 37: Plan regionet Leuven. (http://regionetleuven.be) Figuur 38: Masterplan 1961 (presentatie Leroy, M., (2014) ‘Ruimtelijke ontwikkelingen Leuvense campi, slide 7) Figuur 39: Masterplan campus Arenberg, gewenste groenstructuur (AWG architecten (2008), Masterplan Arenberg Leuven:9.11) Figuur 40: Masterplan campus Arenberg, gewenste nederzettingsstructuur (AWG architecten (2008), Masterplan Arenberg Leuven:9.15) Figuur 41: Masterplan campus Arenberg, gewenste wegenstructuur (AWG architecten (2008), Masterplan Arenberg Leuven:9.21)
KU Leuven 2040+
Figuur 42: Masterplan campus Arenberg door awg architecten (AWG architecten (2008), Masterplan Arenberg Leuven)
Figuur 49: Fasering Gasthuisberg (presentatie Leroy, M., (2014) ‘Ruimtelijke ontwikkelingen Leuvense campi, slide 32)
Figuur 43: Verdeling van functies op de campus (AWG architecten (2008), Masterplan Arenberg Leuven:A93)
Figuur 50: Gewestplan (workshop ‘Le(u)vens Ader)
Figuur 44: Masterplan campus Gasthuisberg - toegang tot het algemeen ziekenhuis (AWG architecten (2003), Masterplan campus Gasthuisberg:38) Figuur 45: Masterplan campus Gasthuisberg - onderzoek (AWG architecten (2003), Masterplan campus Gasthuisberg:40) Figuur 46: Masterplan campus Gasthuisberg - verbinding tussen volumes (AWG architecten (2003), Masterplan campus Gasthuisberg:41) Figuur 47: Masterplan campus Gasthuisberg - stedenbouwkundige opzet (AWG architecten (2003), Masterplan campus Gasthuisberg:43) Figuur 48: Masterplan campus Gasthuisberg door awg architecten (AWG architecten (2003), Masterplan campus Gasthuisberg)
Kevin Claeys
Figuur 51: Leuven Mindgate (http:// www.leuvenmindgate.be/en) Figuur 52: Leuven 2030 Klimaatneutraal (http://www. leuvenklimaatneutraal.be) Figuur 53: Reeks van historische kaarten Leuven (workshop ‘Le(u) vens Ader’) Figuur 54: Ontwikkelingsfasen in de nederzettingsstructuren (Ruimtelijk structuurplan Leuven, informatief deel kaartenbundel:13-14) Figuur 55: Verschuiving naar een netwerkmaatschappij (http://image. slidesharecdn.com/organisatie3-0arcoderksenreshapeacademyhrm2020121128-121203074335phpapp01/95/ reshape-academy-28112012presentatie-organisatie-30marco-derksen-upstream-17-638. jpg?cb=1354520803)
313
Figuur 56: Voorstel voor een uitbreiding van de universiteit Vienna, Hans Hollein, 1966 (http://www.e-flux.com/wpcontent/uploads/2015/09/000_ ERWEITERUNG_WU_WIEN_02. jpg_projectimage-e1442099787402. jpg?b8c429) Figuur 57: ‘Cluster-idea’ als een knooppunt uit verschillende fluxen (Henn, G. (2007) The Space of Knowledge, p149: Campus Design for the Network Society, in Christiaanse, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag. Figuur 58: QS World University Ranking® 2015/16 - KU Leuven (http://www.topuniversities.com/ university-rankings/world-universityrankings/2015#sorting=rank+region =+country=+faculty=+stars=false+s earch=) Figuur 59: Next generations learning spaces, London, 2016 (http://www. learningspacesuk.com) Figuur 60: University of Sheffiled, integratie van leren, lesgeven en maatschappij (presentatie Meijer, R. (2016) Strategies to maximise your spaces)
314
Figuur 61: University of Glasgow ‘learning and teaching Hub’ met het belang van sociale leerplaatsen (presentatie Magennis, E. (2016) Learning & Teaching Hub) Figuur 62: University of Oxford: architecture aanpak - pedagogische aanpak (presentatie Davies, M. (2016) Changing pedagogy, changing learning, responsive building) Figuur 63: AGORA KU Leuven als informeel leercentrum (presentatie Verbist, P. (2016) AGORA Learning Centre) Figuur 64: Diagram Living Campus, waarin ontmoeting centraal staat (Decombel, T., Verbist, P., et al (2016) Living campus Visietekst. (intern document KU Leuven)). Figuur 65: ‘Cluster-idea’ dat als figuur het belang van de ontmoetingsplatformen het sterkst duidt (Henn, G. (2007) The Space of Knowledge: Campus Design for the Network Society, p.149, in Christiaanse, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag.
KU Leuven 2040+
Figuur 66: Citizens’ Cambridge actieplan - mobiliteitsstudie (Smithson, A., Smithson, P. (2005), The charged void, Urbanism, United States of America: the Monacelli Press.) Figuur 67: Cambridge Walks - toeristische folder van bezienwaardigheden (www.archplus. net/download/artikel/2703/) Figuur 68: Cambridge Walks - een plan voor voetgangers (https://www.pinterest.com/ antoniosoaresal/arqalison-and-petersmithsongbrarchitecture/) Figuur 69: Huidig patrimonium Harvard university - Cambridge (Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag:193) Figuur 70: Voorstel verleggen rivier en creatie van ontwikkelingsruimte voor de universiteit (Koolhaas, R. (2002) Breathing Space for the Bowtie, in Content, Tachen:198-203) Figuur 71: Maquette van de ‘urban campus’ Bocconi (http://oma.eu/ projects/bocconi-urban-campus)
Kevin Claeys
Figuur 72: Grondplan van de ‘urban campus’ Bocconi (http://oma.eu/ projects/bocconi-urban-campus) Figuur 73: Integratie van stedelijke activiteiten in de campus (http://oma. eu/projects/bocconi-urban-campus) Figuur 74: Het centrale platform voor interactie omringd door flexruimten (http://oma.eu/projects/bocconiurban-campus) Figuur 75: Maquette - relatie tot de stad (http://oma.eu/projects/bocconiurban-campus) Figuur 76: Snede campus met weergave van de veelheid aan verschillende flexibele ruimten die het amfitheater omrigen (http://oma. eu/projects/bocconi-urban-campus) Figuur 77: Bigli’s Santralistanbul Campus (http://cge.pages.tcnj.edu/ files/2014/08/Istanbul-Bilgi-1.jpg) Figuur 78: Bigli’s Santralistanbul (Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag:221)
315
Figuur 79: Kustepe campus (Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag:223) Figuur 80: Santralistanbul campus (Christiaanse, K., Hoeger, K., Campus and the City, Urban Design for the Knowledge Society, Zürich: gta verlag:221) Figuur 81: Cambridge Walks - Alison and Peter Smithson (https://www.pinterest.com/ antoniosoaresal/arqalison-and-petersmithsongbrarchitecture/) Figuur 82: Plaza Sta. Barbara, Madrid, Spanje (http://www.urb-i. com/#!en/fe3o2)
Figuur 86: Breathing Space for the Bowtie, Harvard, AMO (Koolhaas, R. (2002) Breathing Space for the Bowtie, in Content, Tachen:198-203) Figuur 87: The Mountain, BIG (eigen foto) Figuur 88: Wederopbouwarchitectuur op de hoek van het Martelarenplein (eigen foto) Figuur 89: Leuven als centrumstad (eigen schets)
Figuur 83: Avenue Général Brosset, Lyon, Frankrijk (http://www.urb-i. com/#!en/fe3o2) Figuur 84: Circulatieplan Stad Leuven (http://www.leuven.be/ leven/mobiliteit-openbare-werken/ circulatieplan/) Figuur 85: Bocconi, Milaan, OMA (http://oma.eu/projects/bocconiurban-campus)
316
KU Leuven 2040+
Kevin Claeys
317
318
KU Leuven 2040+
BIJLAGEN
Kevin Claeys
319
320
KU Leuven 2040+
Bijlage I: toestemming reproductie bodembestemmingsplannen
Kevin Claeys
321
Bijlage II: aandeel studenten KU Leuven 2015-2016
Academiejaar 2015-2016 : 56.356 studenten (toestand op 21/02/2016) Overzicht Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Bijzondere Faculteit Kerkelijk Recht Faculteit Rechtsgeleerdheid Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Faculteit Sociale Wetenschappen Faculteit Letteren Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Faculteit Wetenschappen Faculteit Ingenieurswetenschappen Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Faculteit Geneeskunde Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen Faculteit IndustriĂŤle Ingenieurswetenschappen Faculteit Architectuur
Aantal studenten 687 862 126 5.322 9.030 3.129 5.286 4.112 3.761 5.137 2.509 8.219 1.305 2.657 5.842 1.860 56.356
Locatie Leuven Campus Kulak Kortrijk Campus Sint-Andries Antwerpen Technologiecampus De Nayer SKW Technologiecampus Geel Technologiecampus Oostende Technologiecampus Gent Campus Sint-Lucas Brussel Technologiecampus Diepenbeek Campus Brussel Campus Groep T Leuven Campus Brugge Campus Carolus Antwerpen Technologiecampus Aalst Campus Sint-Lucas Gent
322
Aantal studenten 41.140 1.476 696 732 525 285 1.319 505 857 4.329 1.934 164 1.111 71 1.358 56.356
KU Leuven 2040+
Copyright Š KU Leuven | reacties op de inhoud: Dienst Communicatie Realisatie: Dienst Communicatie | Laatste wijziging: 30-06-2014| Disclaimer
Kevin Claeys
323
Bijlage III: aandeel spin-offbedrijven KU Leuven Lijst zelf samengesteld op basis van informatie op https://lrd.kuleuven.be/ spinoff/spinoff-bedrijven en het opzoeken van de hoofdzetel per bedrijf. Alle bedrijven in het blauw aangeduid zijn gevestigd op grondgebied van Leuven. Alle bedrijven met rood lettertype zijn niet meer actief.
Spin-offs bedrijven KU Leuven BEDRIJF ADx NeuroSciences Adinex AlgoNomics AnSem Aqua4C Arcarios @mire Bakala Academy Better3Fruit BioRICS BLCC Bodemkundige Dienst BelgiĂŤ Brisk Cartagenia CEGO Publishers Complix CUSTOM8 Data4S Data Analysis Products DName-iT D square dyNAVic Easics EconCore EPYC ESTL Eyetronics Falex Tribology FORMAC FUGEIA GeoAutomation GlobalYeast Hit Discovery Constance Hypervision Knowliah icoMetrix ICOS Vision Systems ICsense IFAST Imcyse Indie Group Indieville Indurium Engineering InOpSys Inspyro Instrumen Interpoint IriDM IPCOS I-propeller Instituut voor Stress en Werk Limits Kimotion Krypton
324
STRAAT Technologiepark-Zwijnaarde 607 Brouwerijstraat (NDW) 5 Technologiepark 4 Esperantolaan 9 Hogeweg 160 Dr. Molewaterplein 40 Esperantolaan 4 Tervuursevest 143 Willem de Croylaan 42 Technologielaan 3 Tiensevest 170 Willem de Croylaan 48 Lodreef 92 Technologielaan 3 Schapenstraat 34 Agoralaan building A-bis Romeinse straat 18 Geldenaaksebaan 329 Interleuvenlaan 64 Gaston Geenslaan 1 Kempische steenweg Borrekent 133 Gaston Geenslaan 11 Ambachtenlaan 25 Stapelplein 70 Wafelstraat 46 Kapeldreef 60 Wingepark 23 Gaston Geenslaan 2 Kluizenbosstraat 26 Karel van Lotharingenstraat 4 Rijvisschestraat 120 Gaston Geenslaan 2 Vaartdijk 3 62 Leuvensesteenweg 282 Tervuursesteenweg 244 Esperantolaan 8 Gaston Geenslaan 14
GEMEENTE Gent Herentals Zwijnaarde Leuven Gent Rotterdam Leuven Leuven Heverlee Heverlee Leuven Heverlee Leuven Leuven Leuven Diepenbeek Leuven Heverlee Leuven Heverlee Hasselt Haaltert Leuven Leuven Gent Deerlijk Heverlee Rotselaar Heverlee Dilbeek Leuven Zwijnaarde Leuven Leuven Boortmeerbeek Leuven Leuven Leuven
POSTCODE 9052 2200 9052 3001 9000 2015 GD 3001 3001 3001 3001 3000 3001 3010 3001 3000 3590 3001 3001 3001 3001 3500 9450 3001 3001 9000 8540 3001 3110 3001 1700 3000 9052 3001 3018 3190 3001 3001 3001
Gaston Geenslaan 1 Engelse Wandeling 2 K18 Vaartstraat 73 Doornstraat 41 Oude baan 10 Kapeldreef 60 Dubbeekstraat 112 Celestijnenlaan 48 Naamsestraat 59 Geldenaaksebaan 329 Milseweg 59 Diestsesteenweg 52 bus 0201 Martelarenplein 13 Geldenaaksebaan 329
Leuven Kortrijk Leuven Evergem Bonheiden Leuven Aarschot Heverlee Leuven Leuven Leuven Kessel-Lo Leuven Leuven
3001 8500 3000 9940 2820 3001 3200 3001 3000 3001 3001 3010 3000 3001
KU Leuven 2040+
LayerWise Leuven Air Bearings LMS International Luciad MAGICS Instruments Magnets 4 Emulsions Management Consulting and Research Management Consulting Leuven MatchID Materialise Medicim METALogic Metis Instruments & Equipment Metris MinDCet O2 consult Okapi Sciences OptiDrive Orban Microwave Products Porphyrio Protec Engineering Pyxima Qaelum reMYND RNA-TEC Silvar Lisco SoundTalks ThromboGenics TopSportsLab TiGenix Transport & Mobility Leuven Triconsult Triphase TROD Medical Verizon UgenTec Visiomatics Zenso ZisCoat
Kevin Claeys
Grauwmeer 14 Romeinse straat 18 Interleuvenlaan 68 Gaston Geenslaan 11 Vlasmeer 5 Interleuvenlaan 27A Kapeldreef 60 Wingepark 5 Poelstraat 106 Technologielaan 15 Stationsstraat 102 Grauwmeer 14 Kapeldreef 60 Geldenaaksebaan 329 Esperantolaan 4 Terlinckstraat 64 Ambachtenlaan Wijgmaalsesteenweg 108 Remylane 4c, Box 6 Warotstraat 50 Tiensevest 47 Neerstraat 26 Kapeldreef 60 Gaston Geenslaan 1 Minderbroederstraat 19 Geldenaaksebaan Kapeldreef 60 Gaston Geenslaan 1 Kapeldreef 60 Romeinse straat 12 Diestsesteenweg 57 Lindekensveld 5 Romeinse straat 18 Romeinse straat 10 Philipssite 5 Kempische Steenweg 305
Leuven Leuven Leuven Leuven Mol Heverlee Heverlee Rotselaar Merelbeke Leuven Mechelen Leuven Leuven Leuven Leuven Berchem Leuven Leuven Leuven Herent Kessel-Lo Tessenderlo Leuven Leuven Leuven Heverlee Leuven Leuven Leuven Leuven Leuven Lummen Leuven Leuven Leuven Hasselt
3001 3001 3001 3001 2400 3001 3001 3110 9820 3001 2800 3001 3001 3001 3001 2600 3001 3012 3018 3020 3010 3980 3000 3001 3000 3001 3000 3000 3000 3001 3010 3560 3001 3001 3001 3500
Romeinse straat 18 Kapeldreef 60
Leuven Leuven
3001 3001
325
Bijlage IV: Vigliuscollege
De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed Vigliuscollege (ID: 42177)
+ − G
Alle foto's
Š OpenStreetMap contributors
Administratieve Gegevens Alternatieve naam:
College van de Tarweschoof
Provincie:
Vlaams-Brabant
Gemeente:
Leuven
Deelgemeente:
Leuven
Adres:
Naamsestraat 93
Status:
Bewaard
Vastgesteld:
Ja (Vaststelling Bouwkundig Erfgoed 28-11-2014)
Beschermingen:
OB001842
Gebeurtenissen:
Actualisatie Leuven (actualisaties: 25-09-2006 - 25-09-2006). Adrescontrole Leuven (adrescontroles: 17-07-2007 - 17-072007). Herinventarisatie Leuven (geografische herinventarisatie: 0101-1997 - 15-02-2010). Inventarisatie Leuven (geografische inventarisatie: 01-01-1969 31-12-1969).
Verdere informatie:
BALaT KIK-IRPA Vigliuscollege, Leuven | Flickr - Photo Sharing!
Beknopte karakterisering Typologie:
omheiningsmuren, universiteitscolleges, waterpompen
Context: Stijl:
classicisme, traditioneel
Datering:
derde kwart 16de eeuw, derde kwart 18de eeuw
Materiaal: Soort:
326
KU Leuven 2040+
Betrokken personen:
Hustin, Jacques Antoine (Ontwerper)
Beschrijving Historiek. Het "Vigluscollege" ontleent zijn naam aan zijn stichter, de uit Zwichem in Friesland afkomstige Wigle van Aytta (1507-1577) - gelatiniseerd tot Viglius Aytta - , gerenommeerd humanist en doctor in de beide rechten, hoogleraar aan diverse universiteiten en medeoprichter van de universiteit van Douai (1560). In 1549 benoemd tot president van de Geheime Raad en in 1554 tot voorzitter van de Raad van State, kanselier van de Orde van het Gulden Vlies en één van de belangrijkste adviseurs van koning Filips II en landvoogdes Margaretha van Parma, gold Viglius als een invloedrijke staatsman die een vooraanstaande rol speelde binnen het centrale bestuur van de Nederlanden. Viglius had nauwe banden met de universiteit van Leuven, de stad waar hij zelf had gestudeerd. Hiervan getuigen onder meer zijn inzet voor de verbetering van het universitair onderwijs - in de rechtsfaculteiten ijverde hij voor de toepassing van het juridische humanisme en bewerkte hij de oprichting van drie koninklijke leerstoelen -, zijn herhaaldelijke tussenkomst in de benoeming van professoren, en, nadat hij in 1562 proost was geworden van het Sint-Baafskapittel te Gent, zijn initiatief tot oprichting van een college bestemd voor 12 arme beursstudenten in de artes, theologie en kerkelijk recht. Hiertoe kocht hij in 1566 van Gaspar Schetz, heer van Grobbendonk, een groot huis in de Naamsestraat, zogenaamd "de Kersauwe", gelegen in de tweede straathelft die toen nog "Sint-Quintens strate" of "Heversche straete" werd genoemd. Het pand omvatte een grote tuin en aanhorigheden aan de Parkstraat. Dit goed zou nog worden uitgebreid door aankoop van diverse panden aan beide straten. Omgevormd tot een volwaardig collegecomplex werd het Vigliuscollege, dat onder de bescherming werd geplaatst van de Friese apostel Sint-Bonifatius, ingehuldigd op 19 oktober 1569. Rijk gedoteerd door Filips II en door Viglius zelf dankzij talrijke renten en inkomsten van zijn diverse bezittingen, voornamelijk in Ruisbroek, Perk en Vilvoorde, zou het college de huisvesting en het onderhoud verzekeren van zes studenten afkomstig uit Friesland, bij voorkeur familieleden, en zes koralen van de Gentse Sint-Baafskerk. Hierdoor stond het college ook bekend als "Fries college" of "Gents college". Naderhand kwam ook de benaming "College van de Tarweschoof" algemeen in gebruik, verwijzend naar het hoofdmotief in het wapenschild van de stichter dat eertijds de hoofdtoegang sierde. Buiten het feit dat de gebouwen in 1579 gedeeltelijk door brand werden geteisterd en onmiddellijk daarna werden hersteld, zijn vooralsnog geen verdere gegevens gekend omtrent de bouwhistoriek noch met betrekking tot het uitzicht van dit complex. Van 1751 tot 1755 liet de toenmalige president van het college, Guillielmus Van Linthout, grondige aanpassingswerken uitvoeren. Als auteur wordt algemeen de naam van Jacques-Antoine Hustin (17091787) naar voren geschoven: een belangrijke Leuvense architect die hier een aantal opmerkelijke gebouwen realiseerde, zoals onder meer het anatomisch amfitheater (1744) hoek Minderbroedersstraat, het Sint-Annacollege (1755) aan de Naamsestraat, het Hollands College (1754-1757) aan het Pater Damiaanplein en het later verbouwde Sint-Ivocollege (1775) aan de Leopold Vanderkelenstraat. In 1755 noteert de kroniekschrijver W. Leunckens: "Dit jaer, waeren voltrocken de nieuwe bouwen die men van binnen in het Collegie den Terwen Schoof heeft gebouwt, als oock de nieuwe poorte aen de straet." Ook bij Reussens is er in oude, Latijnse teksten sprake van een vernieuwings- en "restauratie"-campagne in de periode 1751-1756 en wordt er bijkomend melding gemaakt van een bron (fontein/pomp?) midden in de site. Aangenomen mag worden dat naast de modernisering van de straatgevel door inbreng van een markante Lodewijk XV-toegangspartij en vermoedelijk ook vlak omlijste steekboogvensters - afgebeeld op 19de-eeuwse lithografieën en op oude foto’s figurerend op de bovenverdieping van de toen bepleisterde voorgevel - , de vermelde werken de verbouwing en uitbreiding van het college inhielden tot de huidige regelmatige U-vorm van het complex, met haaks op de straatvleugel twee aansluitende vleugels als symmetrische begrenzing van een ruime binnenplaats, die voorheen door een muur was afgesloten van een grote tuin reikend tot aan de Parkstraat. Deze configuratie wordt alleszins weergegeven op de Ferrariskaart van circa 1775, het primitief plan van 1813-1819/1825 en een 1835 gedateerd inplantingsplan voor paardenstallen- en infirmerie in de vroegere collegetuin. Na de sluiting van de Universiteit werd het college in 1805 overgedragen aan de Stad met recht op genot door de Staat. Het fungeerde voortaan als kazerne en huisvestte onder de benaming "Tarweschoofkazerne" opeenvolgend de Franse ruiterij, tijdens de Hollandse periode de Marechaussees en na 1830 de cavalerie- en artillerieregimenten van het Belgische leger. Vanaf 1835 startten werkzaamheden in de collegetuin die werd heraangelegd en ingericht met paardenstallen en die aan de Parkstraat een centrale poortdoorgang kreeg. De collegevleugels deden nu dienst als logementgebouw en magazijn. Uit archiefdocumenten blijkt verder dat in de jaren 1840 verschillende herstellingen aan vloeren en plafonds werden uitgevoerd en dat meerdere ruimtes werden heringericht. In 1866 diende de dakverdieping van de zuidelijke vleugel, die tijdens een brand volledig in de vlammen was opgegaan, vernieuwd te worden. Aan Naamsestraat werden voorts in de voorgevel herhaaldelijk vensters gedicht, geopend of gewijzigd, onder meer in 1879, 1898 en 1909, en ten zuiden in 1903 de huidige aanpalende muurafsluiting met poort opgetrokken ter vervanging van de oude.
Kevin Claeys
327
Na de Eerste Wereldoorlog stond de kazerne een aantal jaren leeg. De gebouwen, die dringend aan onderhoud en herinrichting toe waren en waarin de artillerie opnieuw haar intrek nam, ondergingen een aantal aanpassingswerken in de jaren 1927-1931 waarbij onder meer een betonstructuur werd ingepast ter vervanging van de houten vloeren en trappen. Tijdens het verdere verloop van de 20ste eeuw zouden op de site van de vroegere collegetuin en ten zuiden van het complex nog diverse nieuwe constructies worden opgetrokken, onder meer een vleugel die, evenwijdig met het straatgebouw, de binnenplaats nu ten oosten ging afsluiten. Bij eigendomsoverdracht van 5 oktober 1955 stond de Stad de Tarweschoofkazerne af aan de Staat in ruil van een gedeelte van de Sint-Maartenskazerne en de De Baykazerne. Twee jaren later, in 1957, werd hier het hoofdkwartier ondergebracht van de "Belgian Pipeline Organisation" die in opdracht van de NATO een deel van het Europese pijpleidingennetwerk beheert. In 1974 volgde een algemene, "grondige" restauratie waarbij onder meer de bedaking werd vernieuwd, de gevels een gedeeltelijke steenvervanging ondergingen, de straatgevel ontpleisterd werd en zijn huidige ordonnantie met "traditionele" kruis- en kloostervensters kreeg en het interieur in functie van de gewijzigde noden een volledig vernieuwde inrichting kreeg. Beschrijving. Ingeplant vlak aan de Naamsestraat en samengesteld uit drie vleugels die in U-vorm een nagenoeg vierkant gekasseid binnenplein omlijnen, vormt dit besloten ensemble het historische gebouwenrestant van het eertijds ruime Vigliuscollege dat met zijn aansluitende grote ommuurde tuin een diep en geknikt langwerpig perceel innam, achteraan grenzend aan de Parkstraat. Sinds het een militaire bestemming kreeg zijn echter vanaf de 19de eeuw de oostzijde van het binnenplein, de aanpalende zone ten zuiden en de achterin gelegen site - die intussen werd heraangelegd - ingenomen door functionele gebouwen. Hoewel resulterend van twee onderscheiden verbouwingscampagnes, een eerste tijdens het derde kwart van de 16de eeuw en een volgende kort na het midden van de 18de eeuw onder leiding van bouwmeester J.-A. Hustin, vormt het collegecomplex in zijn geheel een harmonisch ensemble van volumes die qua opbouw en vormgeving op markante wijze een behouden traditionele kern combineren met een Frans classicistisch geïnspireerde inbreng. De vleugels die werden opgetrokken uit baksteen met verwerking van kalkzandsteen - tijdens latere aanpassingen en herstellingen en de recentere restauratie deels vervangen door verwant materiaal - zijn twee bouwlagen hoog, afgedekt door aaneengesloten leien zadeldaken, en behielden uitgezonderd ten noordwesten nog deels hun zijtrapgevels. Aan de Naamsestraat vertoont de hoofdvleugel een opbouw met ongelijke, deels blinde travee-indeling en een typerend gebruik van natuursteen voor de plint - in de rechtse gevelpartij sokkelvormig in baksteen verhoogd onder een natuurstenen kwartholle afschuining -, voorts voor de begrenzende hoekketting rechts, de op één na gedichte steigergaten en de omlijstingen van de tijdens de restauratie in negen traveeën ingebrachte kruis- en kloostervensters. In de gevel ligt het hoofdaccent op de statige inkompartij die volledig is uitgewerkt in blauwe hardsteen. De poort is gevat in een steekboogvormige omlijsting met breed, kwarthol geprofileerd beloop op hoge neuten, voorzien van een gecombineerde voluut- en schelpvormige sluitsteen met uitbeelding van een tarweschoof, onder een gebogen hoofdgestel met opschrift "COLLEGIUM ILL.MI. / D.NI D.VIGLII 1755", het geheel geflankeerd door schuin opgestelde, geblokte pilasters. Het aansluitende bovenvenster is gevat in een gelijkaardige, doch gereduceerde en minder geprononceerde omlijsting, aan de basis verlevendigd door kantonnerende, deels vernieuwde rocailles. Eertijds was deze ingangstravee nog extra geaccentueerd door een sierlijk pseudo-boogfronton dat later evenwel - volgens oude foto’s reeds vóór 1942 - werd vereenvoudigd tot een licht gebogen en in een recentere periode (1974?) tot een rechte attiekaflijning die de vernieuwde kroonlijst onderbreekt. De deels zichtbare en in de top gehalveerde rechtse zijtrapgevel met schouderstuk is in twee traveeën geopend door gelijkaardig aan de voorgevel omlijste kruisvensters en kleinere rechthoekige topvensters. Rondom het binnenplein vormen de gevelopstanden van de drie vleugels visueel een quasi homogeen ensemble door het aangehouden contrasterend materiaalgebruik - mogelijk echter dat de gevels naderhand bepleisterd werden, zoals onder meer de algemene architecturale uitwerking van de zuidvleugel en een resterende kordonlijst aan de hoofdvleugel laten vermoeden -, verder ook door de nagenoeg zelfde symmetrische ordonnantie met telkens een geaccentueerde toegangstravee en een regelmatige vensterritmiek en door het horizontale lijnenspel van de plinten en de doorgetrokken, intussen vernieuwde kroonlijsten. In de respectievelijk in negen en tien traveeën opengewerkte hoofd- en haakse noordvleugel zijn de vensters en zijtoegangen gevat in een afgeschuinde hoekblokkenomlijsting. Bouwnaden, gedifferentieerd baksteenmetselwerk, resten van speklagen en een hoekketting en onderscheiden ontlastingssystemen verwijzen hier duidelijk naar latere onder meer 18de-eeuwse aanpassingen. De zuidvleugel daarentegen vertoont een uitgesproken vernieuwende 18deeeuwse opbouw in een vroege Lodewijk XV geïnspireerde stijl. Qua vormentaal en decor vertaalt zich dit in een zeven traveeën brede, symmetrische gevelcompositie met begrenzende hoekkettingen, brede muurdammen met
328
KU Leuven 2040+
panelendecor waartussen rechthoekige vensters in een geriemde omlijsting van blauwe hardsteen, en licht ingediepte en van panelen voorziene pilasters die de toegangstravee flankeren. Opvallend hierbinnen is de sterk horizontale articulatie - verder doorgetrokken over de uiterst westelijke travee - door de geprononceerde sokkel, de breed gelede waterlijst als scheiding tussen beneden- en bovenbouw, en het beëindigende kordon onder de kroonlijst. Als markering van de hoofdtravee is het bovenvenster gevat in een extra omlijsting van kalkzandsteen, voorzien van neuten, met rocailles versierde oren en een cartouchevormige sluitsteen. Opmerkelijk is de blauw hardstenen deuromlijsting met binnen een rechthoekig veld een brede korfbooglijst met kwarthol geprofileerd beloop voorzien van neuten, fors gelede imposten en een sobere voluutvormige sluitsteen, onder régence getinte velden met rozetvormige motieven in de zwikken en een bekronend, sterk geprofileerd driehoekig fronton waarin op een zandstenen schild een tarweschoof is uitgebeeld. Een nagenoeg zelfde, ietwat smallere en rondboogvormige deuromlijsting markeert de hoofdtoegang van de vleugel aan de overzijde van het plein. Hier draagt een hardstenen cartouche met tarweschoof ook een inscriptie met het devies van de stichter Viglius Aytta: "VITA MORTALIUM VIGILIA". De brede hardstenen, steekboogvormige poortomlijsting in de hoofdvleugel, met geriemd beloop op hoge neuten, rocaillevormige sluitsteen, bekroning en cartouche waarin eveneens een tarweschoof is uitgebeeld, lijkt stilistisch van recentere datum, wellicht(?) gelijktijdig met de vernieuwing van de poortrocailles in de straatgevel. Midden op het gekasseide binnenplein staan links en rechts twee pompen in blauwe hardsteen. In tegenstelling tot deze aan de noordzijde, waarvan gedeeltelijk de pijlervormige schacht met mechanisme bewaard bleef, vertoont de vermoedelijk uit het midden van de 18de eeuw daterende zuidelijke pomp, met nog grotendeels behouden mechanisme, een elegante vormgeving met een aan de vier zijden ingebogen en met spiegels gedecoreerde schacht, bovenaan belijnd door een kordon en afgewerkt door een meerledig geprofileerde bekroning. AROHM Vlaams-Brabant, archief Monumenten en Landschappen, Ferrariskaart. Stadsarchief Leuven, Modern Archief, doss. 34265 (bouwverg. 03.06.1879), doss. 61014 (bouwverg. 20.10.1898), doss. 65389 (bouwverg. 13.08.1903), doss. 71196 (bouwverg. 10.09.1909), Naamsestraat map 21 (09.08.1974); Domein en patrimonium. Onroerende goederen. Naamsestraat: doss. 3018 (1835, 1839, 1840, 1847, 1866, 1927, 1931), doss. 3022 (1873-1874); Kaarten en Plannen 19, Primitief Kadasterplan 1813-1819/1825; Fotocollectie Naamsestraat. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Fototheek, A87540, B20614, B20629, A28460, A69043. DE PROUW R., Leuven, een garnizoenstad, 1830-1940. (afstudeerwerk Koninklijke Militaire School 1988-1989), p. 13, 23-24, 39-40. DE VOS L. (e.a.), Leuven, ook een garnizoenstad, Koninklijke Militaire School, 1989. LAMBERT J., La fondation du Collège de Viglius à Louvain, in Miscellanea Historica in honorem Leonis van der Essen. Universitatis Catholicae in oppido Lovaniensi iam annos XXXV Professoris, deel II, Brussel-Parijs, 1947, p.711-724. LAMBERTS E., ROEGIERS J. (o.l.v.), De universiteit te Leuven 1425-1985, Leuven, 1988, p. 61, 111. L.G.B.-Krant, jg.22, nr. 2, 2007, p. 10. MEULEMANS A., Atlas van Oud Leuven, Leuven, 1981, p. 284-290. MEULEMANS A., Oude Leuvense straten en huizen. De Naamsestraat, in Mededelingen van de Geschied-en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, deel 14 (3-4), Leuven, 1974, p. 167. MOENS S., Het architecturale patrimonium van de Oude Universiteit in de achtiende eeuw. Beeld van de verlichting, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K.U.Leuven 1985, p. 367-369. PEETERS M., Gids voor oud Leuven, Antwerpen-Bussum, 1983, p. 174-175. REUSSENS E., Documents relatifs à l'histoire de l'université de Louvain, III, Leuven, 1881-1903, p. 289-307. UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer 3. Langs de Oude Universiteit naar het Begijnhof: Grote en Oude Markt en de Naamsestraat, Leuven, 1987, fig. 81c. VAN EVEN E., Geschiedenis van Leuven geschreven in de jaren 1593 en 1594 door Willem Boonen, Leuven, 1880, p. 428. VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895, p. 571, 573, 594, 657. VAN EVEN E., Louvain Monumental, Leuven, 1860, p. 298. 550 jaar universiteit te Leuven 1425-1975 (tentoonstellingscatalogus), Leuven 31 januari-25 april 1976, p. 89-90, 295-296. Bron: Mondelaers Lydie & Verloove Clara i.s.m. Van Roy Diane, Van Damme Marjolijn en Meulemans Katharina. 2009. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie Vlaams-Brabant. Leuven binnenstad. Herinventarisatie. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. VLB2 (onuitgegeven werkdocument) Auteurs: Mondelaers & Verloove Alle teksten
Kevin Claeys
329
Bijlage V: Visietekst ‘Living Campus’
STUDENTENVOORZIENINGEN STUDENTENADVIESDIENSTEN NAAMSESTRAAT 80 BUS 5415 3000 LEUVEN, BELGIË
AAN VAN DATUM
Projectgroep Living campus 2016-03-31
1
C.C.
NOTA
AANTAL BLZ.
Living campus Visietekst Campus Het begrip ‘campus’ gaat terug op het Latijnse woord voor ‘veld’ of ‘open plek’ en deed aanvankelijk ook in die betekenis zijn intrede in de context van de universiteit. De eerste “moderne” campussen 2 werden immers vaak op een open vlakte, net buiten de steden, opgetrokken . In deze tekst wordt het woord gebruikt als aanduiding voor een universiteitsterrein waarop gebouwen en voorzieningen voor studenten en personeel van de universiteit aanwezig zijn. KU Leuven in Leuven kenmerkt zich door drie (sub)campussen: de ‘Stadscampus’ in Leuven centrum, ‘Gasthuisberg’ en ‘Arenberg’ in Heverlee. Omwille van haar bijzondere ligging in het hart van Leuven, zorgt de Stadscampus met haar diverse deelcampussen voor een grote verwevenheid tussen stad en universiteit. De activiteiten die op een campus plaatsvinden, zijn divers. Een eerste activiteitendomein is onderzoek. Elke campus profileert zich binnen bepaalde onderzoeksgebieden en beschikt over een uitgebreide gespecialiseerde infrastructuur om fundamenteel en toegepast onderzoek in dat gebied te verrichten. Een ander belangrijk activiteitendomein is onderwijs. Elke campus legt zich toe op een specifiek onderwijsveld en voorziet daartoe de nodige infrastructuur zoals auditoria, leslokalen, seminarieruimtes. Op elke campus wordt er natuurlijk ook gestudeerd. In het kader daarvan wordt de nodige studieruimte voorzien, in de vorm van een bibliotheek of een leercentrum. Op een campus wordt echter nooit alleen geleerd, maar wordt er ook geleefd.
Ambitie van de Living campus Waar op huidige campussen de focus ligt op het faciliteren van activiteiten die zich op de domeinen onderzoek en onderwijs situeren, wil “Living campus” een stap verder gaan. Living campus wil een meerwaarde creëren door binnen en tussen de aanwezige activiteitendomeinen ontmoeting te
1
Thea Decombel, projectcoördinator; Sarah Gerard, coördinator Cel Internationale Studenten/Pangaea; Daniël Lips, directeur Alma; Sara Phlips, diensthoofd divisienieuwbouw Technische Diensten; Ruth Stokx, diensthoofd Studentenadviesdiensten; Sabine Vandenplas, administratief directeur Faculteit Sociale Wetenschappen; Peter Verbist, coördinator leercentrum Agora; een student van LOKO (voor AJ 14-15 Elly Suys; voor AJ 15-16 Tom Biesheuvel). 2 De term campus werd voor het eerst gebruikt in verband met het terrein van Princeton University in New Jersey rond 1770, Wikipedia.
330
KU Leuven 2040+
BLZ.
2
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
stimuleren en te faciliteren. Op die manier ambieert Living campus voor de universitaire gemeenschap de creatie van ‘third spaces’, semipublieke ruimtes naast en rond de aanwezige functies op een campus.
ONDERZOEK
ONDERWIJS
ONTMOETING
LEREN
LEVEN
De resultaten van de Living-campus-bevraging, afgenomen bij meer dan 700 gebruikers van de deelcampus Sociale Wetenschappen in juni 2015, wijzen op een ambivalentie: hoewel de bevraagden aangeven op zoek te zijn naar een sterk sociaal weefsel binnen de universitaire gemeenschap, loopt de interactie met verschillende personen en groepen op campussen niet van een leien dakje. Vooral studenten die geen modeltraject opnemen, signaleren moeilijkheden om aansluiting te vinden bij de universitaire gemeenschap. Bij personeel blijkt vooral compartimentering een belemmering te vormen voor sociaal contact. “Iedereen gaat in zijn eigen vriendengroep naar de Alma, het leercentrum en overige locaties. Het is erg lastig om zich ergens bij aan te sluiten als je instromer bent.” “De collega’s die op dezelfde dienst werken, kan je gemakkelijk leren kennen en spreek je in de keuken of in de gang. Het gebeurt aan de andere kant erg weinig dat er contact is tussen collega’s van verschillende diensten gesitueerd in andere gangen of op andere verdiepingen.” De respondenten van de Living-campus-bevraging geven ook te kennen dat zij de campus gewoonlijk na een activiteit (vb. les volgen, werken…) verlaten. Wil Living campus inzetten op het sociaal netwerk van campusgebruikers, dan moeten de genomen maatregelen gericht zijn op het op de campus houden van gebruikers. “Eigenlijk zou je gedurende de dag de campus niet hoeven te verlaten. Het zou een soort ‘all-inclusiveformule’ moeten zijn: koffie halen in de koffiebar, naar de les gaan, studeren in het leercentrum, gezonde lunch afhalen bij de healthy snackbar, lunchen op het grasveld in de zon, opnieuw naar de les, groepswerk in het leercentrum, avondeten in Alma, studeren in het leercentrum…” Via het creëren van een weefsel van ontmoeting, vervlochten doorheen de verschillende activiteitendomeinen, wil Living campus versterkend werken op twee niveaus. Enerzijds beoogt het project het verhogen van het individueel welbevinden van campusgebruikers via het vergroten en versterken van het hun sociaal netwerk.
Kevin Claeys
331
BLZ.
3
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
“Social interaction in public spaces […] can provide relief from daily routines, sustenance for people's sense of community, opportunities for sustaining bonding ties or making bridges, and can have a direct 3 influence on well-being by raising people's spirits.” Anderzijds streeft Living campus naar een verhoogde wisselwerking tussen de bestaande activiteitendomeinen. Via het creëren van semipublieke ruimtes kunnen toevallige nieuwe contacten ontstaan en informele ontmoetingen heel vanzelfsprekend plaatsvinden. Het delen van kennis tijdens deze ontmoetingen brengt een kruisbestuiving teweeg waaruit vooruitstrevende ideeën en interdisciplinaire samenwerking kunnen voortvloeien.
Living campus wil met andere woorden investeren in een inspirerende omgeving, een volwaardige sense of place waar informele ontmoetingen gefaciliteerd worden en waar de overgang van leren/werken naar leven naadloos gebeurt.
Ontmoeten en ont-moeten De term ‘ontmoeting’ krijgt in het kader van Living campus een tweeledige betekenis. In zijn eerste betekenis wordt ‘ontmoeten’ gezien als ‘elkaar treffen’, ‘elkaar tegenkomen’. Op een Living campus komen studenten, personeelsleden, onderzoekers – Vlaams en internationaal, over statuten en disciplines heen – met elkaar in contact. Deze invulling van ‘ontmoeting’ vertrekt, net zoals de opdrachtverklaring van KU Leuven, van een mens- en wereldbeeld waarin de mens als sociaal wezen in relatie tot de wereld en de andere wordt gezien. Uit die relatie tot de ander kan een wisselwerking ontstaan. Het is immers “wezenlijk voor de ontwikkeling van de persoon dat hij zich laat uitdagen door inzichten en ervaringen van anderen. Daarnaast kunnen mensen, vanuit de
3
Cattell, V., Dines, N., Gesler, W., & Curtis, S. (2008). Mingling, observing, and lingering: Everyday public spaces and their implications for well-being and social relations. Health & Place, 14 (3), 544-561. doi:10.1016/j.healthplace.2007.10.007
332
KU Leuven 2040+
BLZ.
4
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
particulariteit van de eigen inzichten en ervaringen, zelf ook nieuwe perspectieven aanreiken aan 4 anderen” . Het faciliteren van ontmoetingen op een campus, die daardoor letterlijk levendiger wordt, draagt bij tot de verdere ontwikkeling van de ‘future self’, het toekomstbeeld dat zowel studenten als personeelsleden voor ogen hebben. Extra kansen tot ontmoeting, dialoog en uitwisseling worden gecreëerd door de diversiteit uit te spelen die op zich kenmerkend is voor een campus. Studenten en personeelsleden met verschillende achtergronden, overtuigingen en nationaliteiten zijn aanwezig in de verschillende domeinen van een campus. Hoewel interactie tussen deze verschillende groepen zeer verrijkend is, blijkt dat de interactie 5 van verschillende personen en groepen op een campus niet vanzelfsprekend is . Het faciliteren van ontmoeting over de grenzen van bepaalde groepen heen vormt een belangrijke uitdaging van de Living campus. Het samen delen van publieke ruimte kan ook zonder te ‘moeten’ ontmoeten. In zijn tweede betekenis verstaan we onder ‘ontmoeting’ dan ook het ‘ont-moeten’, het ‘ontdoen van het moeten’, het ‘niet meer moeten’. Op een Living campus moet het ook mogelijk zijn om los te komen van de verplichtingen die de bestaande activiteitendomeinen met zich meebrengen. In deze betekenis is het ontmoeten niet gericht op de uitwisseling met de ander, maar biedt het kansen om even stil te staan bij het ‘zelf’, kansen om de aandacht naar binnen te brengen in plaats van naar buiten. Een levendige campus heeft ook aandacht voor individuele inspiratie, voor individueel tot rust en ontspanning komen.
Living campus in de praktijk – zes succesfactoren 6
Om ontmoeten in zijn tweeledige betekenis te faciliteren en zo de overgang van een gewone campus naar een Living campus te bewerkstelligen, zijn een aantal kritische succesfactoren vereist. Wat volgt 7 is een opsomming van deze succesfactoren .
Een Living campus dient te beschikken over een gevarieerd en kwalitatief voedsel- én drankaanbod. De resultaten van de Living-campus-bevraging tonen aan dat campusgebruikers niet alleen op zoek zijn naar een volwaardig dagmenu, maar dat zeker ook de vraag naar (gezonde) snacks groot is. Opvallend is de expliciete vraag naar een ruimte om iets te drinken. De aanwezigheid van een campusbar met een ruim aanbod aan warme en koude dranken vormt dan ook een onderdeel van een Living campus. Dat goede koffie daarbij niet kan ontbreken, mag duidelijk zijn: meer dan één vierde van alle respondenten van de Living-campus-bevraging beschouwt een koffiebar als een onmisbare factor op de campus. Ook sapjes en smoothies krijgen een plaats bovenaan de lijst. “Wat de koffiepauze voor heeft op andere ontspanningsmomenten, zoals je Facebook checken, is het ouderwetse sociale contact. Nieuwe ideeën ontstaan vaak rond de koffie. Dat is niet per se aan die koffie en zijn prestatieverhogende werking te danken, maar vooral aan het soort contact dat rond het
4
Visie en beleidsplan onderwijs en studenten 2014-2017 van KU Leuven. Zie ook de Living-campus-bevraging, juni 2015, Studentenvoorzieningen KU Leuven. Een “gewone” campus ontplooit activiteiten in onderwijs en onderzoek en heeft voorzieningen om te studeren aanwezig. 7 Deze succesfactoren zijn gedestilleerd uit de Living-campus-bevraging en meerdere gesprekken binnen de stuurgroep van het project Living campus. 5 6
Kevin Claeys
333
BLZ.
5
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
koffieapparaat ontstaat. 'Als mensen ongestructureerd informatie uitwisselen, zet dat ons verstand op een andere manier aan het werk dan tijdens een formele vergadering', zegt De Witte. Andere bonuspunten van de koffiepauze zijn de steun of de schouderklop die je er kan krijgen. 'Mensen helpen elkaar. Ze bieden aan om een taak over te nemen als ze merken dat je het druk hebt. En bij de 8 volgende ontmoeting keer je misschien de rollen om.” “Een levendige campus heeft een goed café nodig. Dat klinkt banaal, maar je hebt een ruimte nodig die centraal gelegen is, waar studenten en medewerkers elkaar kunnen treffen in een ongedwongen sfeer.” “Er zijn weinig initiatieven om mensen te leren kennen. De koffieruimtes zijn beperkt tot de verdieping – je komt daar dus ook op informele wijze niemand nieuws tegen.” Ontmoeting vindt niet alleen plaats binnen de muren van de campusgebouwen, maar ook daarbuiten. Een Living campus dient bijgevolg over voldoende buitenontmoetingsruimte te beschikken. Concreet betekent dit dat in de buitenruimte van een Living campus (1) voldoende zitmeubilair aanwezig is, (2) een terras geïnstalleerd is waarop campusgebruikers zonder enige 9 verplichting tot aankoop kunnen plaatsnemen, (3) zowel functioneel als sfeerscheppend groen aangelegd is (vb. klein grasveld voor picknick of viking kubb, groene ruimte omwille van de groene ruimte). De hierboven omschreven buiteninfrastructuur dient echter zodanig opgesteld worden dat de rust in kantoor- en studieruimte te allen tijde gegarandeerd blijft. “Het zou mooi zijn als er nog meer plaatsen zouden zijn waar studenten met elkaar in contact kunnen komen, zoals op picknicktafels of op een graspleintje.” “Hoe meer een campus het elan heeft van een botanische tuin, hoe sneller de geesten kunnen rijpen en hoe diepgaander de contacten – denk ik.” Een Living campus kenmerkt zich vervolgens door de aanwezigheid van draadloos internet, waarmee gebruikers vlot kunnen connecteren. Deze vereiste op vlak van IT-infrastructuur moet studenten, personeel en bezoekers de kans geven om kosteloos en op gelijk welke plaats op de campus gebruik te maken van hun eigen mobiele toestellen. Een andere faciliteit die bijdraagt aan de digitale gebruiksvriendelijkheid van de campus is de aanwezigheid van cashless betalingssystemen. “Gratis wifi voor studenten, personeel en bezoekers overal op de campus, zonder ingewikkelde nietfunctionerende login, zou handig zijn. Als we buitenlandse bezoekers ontvangen, is het vaak beschamend om vast te stellen hoeveel problemen zij ondervinden met Wi-Fi toegang.” Op een Living campus is een socio-cultureel aanbod aanwezig. Concreet wordt hiermee gedoeld op allerlei ongeorganiseerde vormen van sport, spel en cultuur waarvoor een minimale uitrusting (vb. gezelschapsspelen en recreatief materiaal) en infrastructuur (vb. multifunctioneel sportveld, pingpongen pooltafel(s), petanquebaan, fitnessruimte …) wordt voorzien. Idealiter wordt er op de campus een actief socio-cultureel aanbod verzorgd. Hiervoor kan o.a. teruggevallen worden op het initiatief van
8
Berghmans, E. (2015, 21 november). Moet de koffiepauze op het werk in eer worden hersteld? De Standaard online. Het verhogen van de kwaliteit van groen op campussen wordt nader omschreven in het ‘Plan Groen’ van KU Leuven, consensusdocument van de klankbordgroep Groen & Duurzaamheid.
9
334
KU Leuven 2040+
BLZ.
6
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
studentenverenigingen en personeelscomités, het aanbod van de universiteit (vb. Dienst Cultuur), enzovoort. “some specific events have to be there so that people would have common interest and may become easy to communicate, otherwise, it might be difficult and strange to introduce yourself simply to a person you just find there.” “Ik vind het prettig om hier te werken. Misschien kan er nog eens een volleybaltornooitje of zo georganiseerd worden tussen de verschillende onderzoekseenheden om elkaar op een andere manier te leren kennen.” Een vijfde vereiste van een Living campus is de aanwezigheid van een multifunctionele ruimte. Om de flexibiliteit van de ruimte te garanderen, dient het meubilair gemakkelijk verplaatsbaar en stapelbaar te zijn. Via het creëren van een ruimte die flexibel ingezet kan worden naargelang de activiteiten die er plaatsvinden, wil Living campus op een slimme manier ruimte bieden voor initiatieven van studentengroepen, personeelsleden en verenigingen die verbonden zijn met de campus. “De campus is nu al een mooie agora waar individuele studenten elkaar ontmoeten, maar is nog geen plek waar organisaties en verenigingen terecht kunnen om te vergaderen, activiteiten te organiseren of zichzelf bekend te maken aan studenten. […] Ruimte die is aangepast aan de noden van zulke organisaties bestaat wel in Leuven, maar is beperkt of duur.” Elke campus kent een grote groep pendelstudenten en personeelsleden die vaak voor langere tijdspanne op de campus aanwezig zijn. Om bij te dragen aan het comfort van deze groepen zijn douche- en verfrissingsmogelijkheden een welgekomen meerwaarde. Daarom is degelijk sanitair, inclusief kleedruimtes en douches, onontbeerlijk voor een Living campus. Douches kunnen ook praktisch zijn voor studenten en personeelsleden die gebruik maken van de aanwezige sportinfrastructuur. “Omkleedruimtes met douches zouden een welgekomen meerwaarde zijn op de campus.” Uiteraard zijn er nog vele wegen om een campus levendiger te maken en ontmoeting te stimuleren (bijv. woongelegenheid op de campus, een winkel…). Om een Living campus op korte termijn te realiseren, zijn bovenstaande zeven factoren echter de eerste om aan te pakken.
Living campus in de praktijk – vijf randvoorwaarden Bovenstaande factoren kunnen alleen uitgroeien tot een waar succes indien zij voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Een eerste voorwaarde zijn de openingsuren van de campus. Ruime openingsuren op de campus zijn een noodzakelijke vereiste om het aanbod op de campus af te stemmen op het ritme van de gebruiker. Bij het verruimen van bestaande openingstijden dient de bereikbaarheid van de campus mee in rekening gebracht te worden. Uit de Living-campus-bevraging blijkt dat bereikbaarheid voor campusgebruikers belangrijk is.
Kevin Claeys
335
BLZ.
7
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
“Leven op de campus, 24/7: als er altijd iets te doen is, wordt de campus pas echt een ontmoetingsplaats.” “Er zouden meer mogelijkheden moeten zijn waardoor studenten langer blijven hangen, al was het maar een half uur. Zo kom je in contact met andere studenten.” Een Living campus moet gebruikersgericht zijn. Dit impliceert dat het aanbod op de campus op elk moment afgestemd is op de leef-, eet-, studie- en werkpatronen van de verschillende gebruikers, hoe verschillend ook, bijv. gebruikers met een functiebeperking, internationale bezoekers,…. Het spreekt voor zich dat deze gebruikerspatronen heel dynamisch zijn en voortdurend in interactie staan met maatschappelijke tendensen. Het komt er dan ook op aan om voortdurend waakzaam te zijn om nieuwe patronen te detecteren en hier op in te spelen. Een derde voorwaarde behelst de hygiëne en veiligheid op de campus. Concreet betekent dit dat er bewust aandacht wordt besteed aan de netheid van sanitaire voorzieningen en dat er voldoende vuilnisbakken aanwezig zijn om afval in binnen- en buitenruimte op een milieuvriendelijke manier te sorteren. Tegelijk moet er steeds waakzaam op toegekeken worden dat de openheid die een living campus kenmerkt de veiligheid op die campus niet in het gedrang brengt. Een Living campus besteedt aandacht aan een aantrekkelijke vormgeving. Hierbij kan worden gewerkt met kleuren, decoratieve elementen, attractief en ergonomisch meubilair, enzovoort. Aantrekkelijke ruimtes stimuleren creativiteit en dragen bij tot een levendige campus. Ten laatste is duurzaamheid een niet te miskennen streefdoel op een Living campus. Dit kadert binnen het duurzaamheidsbeleid van onze universiteit en houdt o.a. in dat (1) maximaal voor duurzame materialen en grondstoffen gekozen wordt in het aankoopbeleid op de campus (2) een energie-upgrade wordt gerealiseerd waar mogelijk, dat (3) bij renovatie van gebouwen energiebesparende maatregelen10 worden geïmplementeerd. “Alleen een universiteit die inzake duurzaamheid het goede voorbeeld geeft, kan op dit vlak geloofwaardig bijdragen aan de opleiding 11 van studenten en de bewustwording van het personeel.” “De campus van morgen is een campus die duurzaamheid, minimalisme en degelijkheid hoog in het vaandel draagt. Een plaats waar de natuur weer zijn originele plaats krijgt en kan inspireren.”
Living campus als een dynamische, gebundelde actie Om een dynamiek van ont(-)moeten structureel te waarborgen is er nood aan een integrale Living campusvisie, zoals hierboven geschetst werd. Maar dat is op zich niet voldoende. Evenzeer is er nood aan een gebundelde actie van de aanwezige diensten, verenigingen, personeelsleden en studenten op een campus. Living campus streeft er naar om campusgebruikers te prikkelen om zélf onderdeel te worden en een bijdrage te leveren aan het Living-campus-verhaal.
10
11
Deze maatregelen worden nader omschreven in het ‘Beleidskader Duurzaamheid’ van KU Leuven.
PLAN GROEN van KU Leuven, Consensusdocument van de Klankbordgroep Groen en Duurzaamheid.
336
KU Leuven 2040+
BLZ.
8
AAN VAN
Projectgroep Living campus
FOUT!
Uitgangspunt van elk Living-campus-project is dan ook een projectgroep, waarin alle betrokken stakeholders vertegenwoordigd zijn. Van deze projectgroep wordt verwacht dat zij de lokale noden met betrekking tot ontmoeting in kaart brengt en nagaat welke aanpassingen wenselijk en financieel haalbaar zijn op de campus in kwestie. De creatie van een Living campus hoeft geen zware financiĂŤle kost met zich mee te brengen. Aan de hand van een aantal kleine, creatieve ingrepen kan een projectgroep al een heel eind komen. Naast het aanwezige potentieel op campussen, kan een Living campus ook baat hebben bij een samenwerking over de grenzen van de eigen campus heen. Zo kan een nauwe samenwerking met de omliggende stad (vb. uitbreiding van het socio-cultureel aanbod), de lokale economie (vb. een door externen uitgebate winkel) en omringende (deel)campussen het Living-campus-verhaal nog meer doen bloeien. Enkel wanneer een campus erin slaagt om de evenwichtige balans tussen lokale en externe initiatieven te bewaren, zal die erin slagen om zichzelf constant te vernieuwen en dynamisch actueel te blijven voor de huidige en toekomstige generaties van onderzoekers en studenten.
Kevin Claeys
337
Bijlage VI: Onroerend patrimonium KU Leuven in cijfers
Kenmerken onroerend patrimonium
Corelab14.000 m²B
Totale bruto oppervlakte 1.550.000 m²B
De Vesten 10.000 m²B
Kenmerken onroerend patrimonium
4%
4% Academisch (Studenten)huisves8ng
25%
45%
Anderen Ziekenhuizen Parkings
6%
(Tijdelijke) leegstand
16%
45% academisch – 25% ziekenhuizen – 16% studenten Slides geëxtraheerd uit presentatie Leroy, M. (2014) Ruimtelijke ontwikkelingen Leuvense campi.
338
KU Leuven 2040+
Kenmerken onroerend patrimonium
binnenstad – Arenbergkasteel
monumenten
uitbreidingen Arenberg
eerste gebouwen Gasthuisberg nieuwe campi binnenstad
verouderde infrastructuur
enkel academische gebouwen
Kenmerken onroerend patrimonium
enkel academische gebouwen
Kevin Claeys
339
Jaar Aantal inwoners 01-01-2001 88559 01-01-2002 89191 01-01-2003 90171 01-01-2004 89816 01-01-2005 90042 01-01-2006 90790 01-01-2007 91933 01-01-2008 92747 01-01-2009 94290 01-01-2010 95986 01-01-2011 97291 01-01-2012 98017 01-01-2013 98074 01-01-2014 98539 01-01-2015 98466
Bijlage VII: Leuven in cijfers - aantal inwoners
aantal inwoners Leuven sinds 2001 100000
98000
96000
94000
92000 aantal
Kaarten en cijfers werden gehaald van de website stad Leuven (laatst geraadpleegd op 21 mei 2016, op http://www.leuven.be/bestuur/ leuven-in-cijfers/).
90000
88000
86000
84000
82000 aantal
1/01/2001 1/01/2002 1/01/2003 1/01/2004 1/01/2005 1/01/2006 1/01/2007 1/01/2008 1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014 1/01/2015 88559 89191 90171 89816 90042 90790 91933 92747 94290 95986 97291 98017 98074 98539 98466
Verdeling Belgen, EU nationaliteiten en andere nationaliteiten in Leuven (percentage van de totale bevolking)
iten in Leuven
Top 10 niet Belgen in Leuven (percentage van de totale bevolking)
8,69%
2,00%
Bron data: dienst bevolking Toestand: 01-01-2015
7,92%
1,80% Belg
1,60% Eu niet Belg
83,39%
Belg Eu niet Belg Andere
Bron data: dienst bevolking Toestand: 01-01-2015
Percentage van de totale Leuvense bevolking
Andere
1,40%
Bron data: dienst bevolking Toestand: 01-01-2015
1,20% 1,00% 0,80% 0,60% 0,40% 0,20% 0,00%
Percentage
Nederland
China
Polen
Italië
Spanje
India
Nepal
Verenigde Staten van Amerika
Duitsland
GrootBrittannië
1,841%
1,093%
1,002%
0,864%
0,780%
0,699%
0,606%
0,449%
0,437%
0,393%
Belg: persoon die op 1 januari van het vermelde jaar de Belgische nationaliteit heeft. EU nationaliteit (behalve Belg): persoon die op 1 januari van het vermelde jaar de nationaliteit heeft van een EU-land, (behalve de personen met de Belgische nationaliteit). Het gaat om: Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slovakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Andere nationaliteit: persoon met een andere nationaliteit dan hierboven beschreven.
340
KU Leuven 2040+
Inwoners NIS Aantal 1 - 650 F491
650 - 1300 1300 - 2000 2000 - 2750
B122 F412
>2750
B191 B191
F40 B11 B100 B132 B423 B091
B391
B00
B352
B37
A07
A05 A54
A50 A04
D633 D60 D622
A52
A15
A40
A41
D00
D410
D01
D512
C14 C32
C44
C39
C43
D10
D19
C42 D11
E70
E742 E72
E710
E732
D209 D22
E790
D03
D591
D04
D290 D310
D390
Kevin Claeys
C2PA
C40 C41
D21 D05
C2MA
C13
C12
A22
A35 A30 A36 A33 A34
C11
C02
C01 C05
A31 A32
A42
D02
D500
C00
A13 A12 A10 A11 A21
A00 A03 A02
A43
C10
C03
A14
A20 A23
A44
D61 D644
D691
A51 A01
C63
B27 C04
A55
A53
C68 C50
C0AJ C52
B32 B33
C61
C51
B300
B34
A61
C59
B08
E774
Bron data: dienst bevolking Toestand 01-01-2015 Grenzen: NIS2001 01-01-2008
341
Aantal huishoudens (niet collectief) met dit aantal personen 1,200%
0,021% 0,009% 0,004% 0,002% 0,002% 0,103% 0,002%
0,379%
4,130% 9,751%
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen
10,800%
44,174%
6 personen 7 personen 8 personen 9 personen 10 personen 11 personen 12 personen 14 personen 15 personen
29,423%
Bron data: dienst bevolking Toestand: 01-01-2015
Aantal kinderen per huishouden 0,25% 0,91%
0,03%
0,01% 0,02%
3,68%
14,99%
1 kind 2 kinderen 42,58%
3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen 6 kinderen 7 kinderen 8 kinderen 10 kinderen
37,54%
342
Bron data: dienst bevolking Toestand: 01-01-2015
KU Leuven 2040+
Kevin Claeys
343