Versterken, Vernieuwen, Verbinden - Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012

Page 1

Versterken, Vernieuwen, Verbinden Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012

COLOFON Uitgave Provincie Zeeland Projectleider Mevr. drs. J.M.J. Hoffius Redactie Marjolein de Visser Fotografie Anda van Riet A. Kosic Nadere informatie over economisch beleid Provincie Zeeland, secretariaat Economie, telefoon 0118-631671 of 631245 Exemplaren verkrijgbaar bij Informatiecentrum Provincie Zeeland, 0118-631400

www.zeeland.nl


Versterken, Vernieuwen, Verbinden Versterken, Vernieuwen, Verbinden: Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie

Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012 Vastgesteld in Provinciale Staten, 29 mei 2009

1


2


Inhoudsopgave Versterken, Vernieuwen, Verbinden: Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie

Inleiding

5

Samenvatting

7

Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3

Inleiding Integraal beleidsplan De totstandkoming van het plan Leeswijzer

11 11 11 12

Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4

Ambitie voor de toekomst Waar willen we met Zeeland naar toe: mensen, economie en omgeving Waar staan we nu? (Analyse uitgangssituatie en ontwikkelingen) SWOT-analyse Conclusies uit de SWOT-analyse: beleidsopgaven

13 13 14 18 18

Hoofdstuk 3 Hoe willen we onze ambitie bereiken? 3.1 Operationaliseren maatschappelijk effect 3.2 De rol en het instrumentarium van de Provincie

21 21 23

Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9

Nieuw economisch beleid Inleiding Programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap Programma Zorgeconomie Programma Energie en Klimaat Programma Havens en Industrie Programma Recreatie en Toerisme Programma Landbouw Programma Visserij en Aquacultuur

25 25 29 35 40 43 50 57 62 68

Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4

Uitvoering, monitoring en communicatie Rol Provincie en samenwerking met partners (specifiek Impuls en ZSP) Middelen, instrumentarium (waaronder economische programma’s) Overzicht maatschappelijk effect, doelstellingen en indicatoren Communicatie en promotie

75 75 77 79 83

Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2:

Reactie n.a.v. onderzoek Rekenkamer Zeeland Evaluatie PSEB 2005-2008: brief GS aan voorzitter Provinciale Staten

85 85 86

3


4


Inleiding onderzoekVernieuwen, naar de Zeeuwse Verbinden: archeologiebeoefening Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie Een Versterken,

Onder de titel ”Versterken, Vernieuwen, Verbinden; een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie” presenteren we het nieuwe sociaal-economisch beleid van de Provincie Zeeland voor de periode 2009-2012. Met deze titel willen we de relatie aangeven met het collegeprogramma “Nieuwe verbindingen” en benadrukken dat we ook met dit beleidsplan insteken op het tot stand brengen van vernieuwende samenwerkingsverbanden tussen partijen en sectoroverstijgende product/marktcombinaties in Zeeland. Op deze manier willen we bijdragen aan een duurzame toekomst voor onze provincie in het algemeen en voor de Zeeuwse economie en werkgelegenheid in het bijzonder.

Zeeuwse economie omzetten in groei. Op deze wijze willen en kunnen we werken aan het realiseren van ons gewaagde doel om in 2015 met onze partners innovatieve oplossingen gevonden te hebben voor de gevolgen van klimaatverandering, bevolkingsontwikkeling en sociale dynamiek, die (inter)nationaal als voorbeeld worden erkend. Die gezamenlijke inzet, die tot uiting komt in vele innovatieve initiatieven binnen alle sectoren, is er absoluut. Nieuwe verbindingen worden gelegd binnen en tussen de verschillende sectoren, die leiden tot een versterking van de economische structuur. Een positieve én noodzakelijke ontwikkeling, die door steeds meer partijen creatief en voortvarend wordt opgepakt.

Dit Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan (PSEB) verschijnt in een periode van grote economische onzekerheid. Wereldwijd verkeert de economie in zwaar weer en de voorspellingen, onder meer op het gebied van de werkgelegenheid, zien er somber uit. Enerzijds vraagt dit om een realistische visie op de ambities die wij ons stellen. We kunnen niet voorbijgaan aan de gevolgen van deze negatieve ontwikkelingen voor de Zeeuwse economie en moeten ons de vraag stellen: is datgene wat wij nastreven, ook haalbaar?

Aan het eind van de nieuwe beleidsperiode hopen we dan ook positief te kunnen terugkijken op de kredietcrisis zoals die zich begin 2009 manifesteert. Mogelijk heeft de crisis structurele ontwikkelingen naar een duurzame economische groei juist versterkt en partijen nader tot elkaar gebracht. De ‘sense of urgency’ is immers ook een kans om noodzakelijke veranderingen door te zetten. Als Provincie hopen we bij te dragen aan een hersteld vertrouwen!

Anderzijds moeten we als Provincie door deze recessie heen durven kijken en met een krachtig beleid blijven focussen op een duurzame ontwikkeling van de Zeeuwse economie. Want kansen voor verdere ontwikkeling liggen er zeker. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van de biogebaseerde industrie in de Kanaalzone, het benutten van de kansen rondom de Zeeuwse havens, de potentie van de watersport in Zeeland, de ontwikkelingen binnen de Zeeuwse aquacultuur, de opkomende zorgeconomie en de mogelijkheden die Zeeland - door de unieke ligging - heeft voor het koppelen van landbouw, energie en logistiek in zogenoemde agribusinesscomplexen en foodports. Vooral in deze tijd moeten we deze kansen optimaal zien te benutten. Als Provincie willen we hierin onverminderd onze verantwoordelijkheid nemen door het waar mogelijk faciliteren, stimuleren en initiëren van gewenste economische ontwikkelingen. We willen nieuwe bedrijvigheid aantrekken en bestaande bedrijven en natuurlijk ook (rijks)overheidsinstellingen voor de regio behouden. We realiseren ons daarbij dat we onze ambities alleen kunnen realiseren in nauwe samenwerking met onze partners, binnen én buiten Zeeland, waaronder het (Zeeuwse) bedrijfsleven, andere overheden, kennisinstellingen, belangenorganisaties en maatschappelijke organisaties. Alleen met een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen kunnen we de sterke punten van de

5


6


Samenvatting onderzoekVernieuwen, naar de Zeeuwse Verbinden: archeologiebeoefening Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie Een Versterken,

De Provincie Zeeland heeft een nieuw sociaal-economisch beleidsplan (PSEB) vastgesteld voor de periode 2009-2012. In dit plan beschrijven we onze beleidsvoornemens voor de Zeeuwse economie en werkgelegenheid. Het nieuwe beleidsplan is een vervolg op het PSEB 2005-2008. Voor een deel is het een voortzetting daarvan, om de voor de Zeeuwse economie gewenste continuïteit in beleid te waarborgen. Voor een ander deel gaat het om nieuw beleid, om in te kunnen spelen op huidige en toekomstige ontwikkelingen. Ruimtelijk-economisch beleid wordt (samen met cultuur) gezien als kerntaak van de provincies in het onlangs afgesloten Bestuursakkoord tussen Rijk en IPO. De invulling van het economische beleid - als stap op de weg van transitie naar een duurzame ontwikkeling van Zeeland wordt uiteraard bepaald door de ervaren urgentie van ontwikkelingen en opgaven in een bepaalde periode (zoals nu met name de ontwikkelingen ten aanzien van de demografie en arbeidsmarkt en op het gebied van energie, klimaat en water). Ons motto ‘Versterken, Vernieuwen, Verbinden’ verwijst naar de manier waarop we ons beleid vorm willen geven: versterken waar Zeeland goed in is, vernieuwen waar nieuwe kansen zich voordoen en zoeken naar nieuwe verbindingen tussen partijen, sectoren en thema’s waardoor nieuwe kansen gecreëerd worden. Uitgangspunten Het PSEB 2009-2012 is een integrale nota. De insteek is sociaal-economisch, maar de beleidsvoornemens in dit plan sluiten aan op en zijn zoveel mogelijk afgestemd met ander provinciaal beleid. Er is een sterke relatie met het ruimtelijk beleid, milieubeleid, water- en natuurbeleid van de Provincie (Integraal Omgevingsplan 2006-2012), met het energiebeleid (Strategie en Uitvoeringsnota Energie), beleid op het gebied van verkeer en vervoer (Actualisatie PVVP), sociaal beleid en jeugdbeleid (Beleidsprogrammering Sociale Zorg 2008-2010 en Integraal Jeugdbeleid), cultuurbeleid (Cultuurnota), enzovoort.

beldoelstelling). In beide gebieden moet worden geïnvesteerd, zowel in kwaliteit als in economische en sociaal-culturele vitaliteit. Een belangrijke kracht voor de Zeeuwse economie is de aanwezige diversiteit. Deze dient als basis voor verdere dynamiek en ontwikkeling van Zeeland. Behoud en versterking van de diversiteit is daarbij essentieel. Vertrekpunt Vertrekpunt voor het nieuwe PSEB vormt de huidige economische situatie van Zeeland, zoals deze uitgebreid is beschreven in een aparte uitgave bij dit PSEB (Sociaal-Economische Schets van Zeeland). Bij het formuleren van onze beleidsvoornemens hebben we rekening gehouden met ontwikkelingen binnen en buiten de provincie, die kansen of bedreigingen voor Zeeland met zich mee (kunnen) brengen. De financiële crisis aan het begin van de nieuwe beleidsperiode heeft de mondiale economie in zwaar weer gebracht, met ook voor Nederland negatieve groeicijfers in het verschiet. Deze crisis vraagt een krachtig provinciaal beleid om de sombere economische voorspellingen om te buigen tot structurele kansen voor Zeeland. En deze kansen liggen er zeker. Demografische ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening hebben gevolgen voor de arbeidsmarkt en voor het draagvlak voor allerlei voorzieningen, zoals winkels, zorginstellingen en scholen. Ontwikkelingen op het gebied van energie en klimaat stellen ons voor nieuwe uitdagingen, die zich weliswaar in een wat verdere toekomst zullen voordoen, maar waarop we nu al moeten inspelen. Verder zien we een toenemende internationalisering, een groeiende noodzaak voor ondernemingen om te innoveren en de behoefte aan het uitbouwen van de Zeeuwse infrastructuur, gebaseerd op diverse modaliteiten (wegen, spoor, vaarwegen, buisleidingen en ICT).

Duurzame ontwikkeling van Zeeland Belangrijk uitgangspunt voor ál ons beleid is de duurzaamheiddriehoek. Het PSEB moet bijdragen aan een evenwichtige ontwikkeling van Zeeland,waarbij de drie P’s (people, planet en profit) elkaar versterken. Economie, de fysieke leefomgeving en het sociale aspect mogen geen afbreuk doen aan elkaar maar moeten gelijk opgaan. Het beleid richt zich enerzijds op concentratie, uitbouw en versterking van economische activiteiten in de havens en de stedelijke ontwikkelingsgebieden en anderzijds op behoud en versterking van de groenblauwe oase (de zogenoemde dub-

7


Streefbeeld Op basis van de evaluatie van het vorige beleidsprogramma 2005-2008, uitgangspunten en trends en ontwikkelingen, hebben we het volgende streefbeeld geformuleerd voor de Zeeuwse economie:

Ons streefbeeld is een economie in Zeeland, waarin het voor de bevolking en voor ondernemers mogelijk is om op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde wijze te voorzien in hun behoeften. Nu en in de toekomst. De (havengebonden) economie wordt verder verduurzaamd volgens principes van people, planet, profit. Zeeland als groenblauwe oase - ingeklemd tussen Randstad, Noord-Brabant en Vlaamse grote steden wordt steeds meer leidraad voor nieuwe economische activiteiten.

Voor de inwoners van Zeeland betekent dit, dat we er naar streven dat zij zoveel mogelijk in hun eigen inkomen kunnen voorzien, zodat ze optimaal kunnen delen in de welvaart. Het hebben van werk en inkomen is van groot belang, niet alleen vanwege het welvaartsaspect, maar ook om actief te kunnen deelnemen aan de samenleving (welzijn). Voor het bedrijfsleven betekent dit dat wij streven naar een goed vestigingklimaat, waarbij het aantrekkelijk is om te blijven of te gaan ondernemen en investeren in Zeeland. Maatschappelijk effect en beleidsopgaven Ons streefbeeld hebben we vertaald in het maatschappelijk effect: een evenwichtige groei van de Zeeuwse economie. Een analyse van de sterke en zwakke punten van de Zeeuwse economie, en van de kansen en bedreigingen voor Zeeland, stelt ons de komende periode voor de volgende centrale beleidsopgaven: • Versterking van de economische structuur: versterking van de specifieke Zeeuwse sectoren en het leggen van nieuwe verbindingen tussen de sectoren; • Versterken functioneren arbeidsmarkt en onderwijs; • Stimuleren innovatie, kennis en ondernemerschap (toegang tot kennis/ kennisverspreiding en toepassing); • Benutten kansen klimaat en energie en water. We vinden het daarbij belangrijk om onze doelstellingen SMART te formuleren, zodat het effect van onze beleidsinspanningen aan het eind van de beleidsperiode meetbaar is en aangrijpingspunten biedt om desgewenst bij te sturen. Voor ons maatschappelijk effect hanteren we de indicatoren: werkloosheid, werkgelegenheid en toegevoegde waarde.

8

Hoofdindicatoren PSEB 2009-2012 1. Werkgelegenheid: het aantal banen stabiliseert zich op wat verwacht wordt in 2010 op basis van de CPB ramingen. Na 2010 neemt de werkgelegenheid niet verder af. Het niveau komt dan uit op circa 166.000 2. Werkloosheid: het aantal werklozen neemt na 2010 niet verder toe. Het niveau komt dan uit op circa 13.000 (CBS) of 16.000 (CWI/UWV). 3. Toegevoegde waarde: we gaan uit van een 0 groei over de gehele periode 2009-2012.

Bovenstaande ambities zijn ambitieuzer dan ze op het eerste gezicht lijken. Dit heeft alles te maken met de ingrijpende effecten van de kredietcrisis voor de economie en werkgelegenheid op de korte termijn. Op de wat langere termijn verwachten we herstel van de economie en zelfs tekorten aan goed opgeleide arbeidskrachten. Beleidsprogramma’s Het maatschappelijk effect dat we nastreven en de genoemde beleidsopgaven op sociaal-economisch gebied zijn nader uitgewerkt in acht beleidsprogramma’s: • Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt • Kennis, Innovatie en Ondernemerschap (KIO) • Zorgeconomie • Energie en Klimaat • Havens en Industrie • Recreatie en Toerisme • Landbouw • Visserij en Aquacultuur Deze programma’s zijn voor een deel gerelateerd aan de diverse economische sectoren (Havens en Industrie, Recreatie en Toerisme, Landbouw, Visserij en Aquacultuur) en voor een deel sectoroverstijgend (Economie en Onderwijs; Kennis, Innovatie en Ondernemerschap; Zorgeconomie; Energie en Klimaat). In alle acht programma’s is ingezet op de lijn ‘Versterken, Vernieuwen, Verbinden’ en worden nadrukkelijk de wegen verkend voor nieuwe verbindingen. Voorbeelden zijn nieuwe samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen, om te komen tot meer innovatie. Er wordt ingezet op nieuwe product/marktcombinaties ter versterking van het toeristisch product van Zeeland, waarbij verbindingen worden gelegd tussen streekeigen producten (vanuit landbouw, visserij en aquacultuur) en de recreatie (horeca). In de zorg


zien we nieuwe verbindingen ontstaan met de toeristische sector, bijvoorbeeld toeristische producten voor groepen met een zorgvraag en met de ICT-sector (o.a. domotica). Vanuit de industrie zien we de ontwikkeling naar een bio-gebaseerde industrie, gebaseerd op nieuwe verbindingen tussen industrie en landbouw. Waar landbouw en logistiek samenkomen, zien we zogenoemde agribusinesscomplexen en foodports ontstaan. Een verbindend thema in dit PSEB is ‘water’. Het aanwezige water in Zeeland biedt onze provincie unieke economische kansen die we niet onbenut mogen laten. We denken daarbij aan de economische mogelijkheden op het gebied van

visserij en aquacultuur en de watersport, maar ook op het gebied van (zilte) landbouw en doorvoermogelijkheden over water (Zeeland als logistiek knooppunt). De klimaatverandering geeft weer een andere invalshoek aan het thema water (stijging van de zeespiegel en verzilting). In de toekomst kan deze verandering grote gevolgen hebben voor onze provincie. Economische kansen liggen er in het verder uitbouwen van onze expertise waar het gaat om water(beheersing). Te denken valt aan de oprichting van een kenniscentrum op het gebied van water, met mondiale uitstraling.

Tabel: Beleidsprogramma’s PSEB 2009-2012 met speerpunten

Beleidsprogramma’s PSEB 2009-2012 Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt

Kennis, Innovatie en Ondernemerschap

Zorgeconomie

Energie en Klimaat

Havens en Industrie

Recreatie en Toerisme

Landbouw

Visserij en Aquacultuur

Speerpunten Arbeidsmarkt: • Aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt • Stijging arbeidsparticipatie • (Aanpak ivm) vergrijzing arbeidsmarkt Kennisinstellingen: • Instandhouding mbo/hbo/WO en onderzoek in Zeeland • Ontwikkelen nieuwe kennisinstellingen in Zeeland • Stimuleren interactie kennisinstellingen en bedrijfsleven • Intensivering van kennistransfer • Verhoging innovatief vermogen Zeeuws MKB • Meer starters en doorstarters en een hogere overlevingsgraad van startende bedrijven • Recreatie en toerisme: stimuleren nieuwe product/marktcombinaties en nieuwe allianties tussen de sectoren zorg en toerisme • Onderwijs en arbeidsmarkt: knelpunten omzetten in kansen • ICT en zorg: innovaties verder stimuleren • Uitbreiding transportcapaciteit • Stimuleren van de transitie naar een duurzame energievoorziening • Bevordering van bedrijvigheid op het gebied van energietechnologie • Bevordering van bedrijvigheid op het gebied van deltatechnologie • Containerisatie • Bereiken van een optimale mulitimodaliteit • Duurzame versterking van de bestaande chemische industrie • Opkomst van nieuwe industriële bedrijvigheid: bio-energie en hergebruik grondstoffen Nieuwe product/marktcombinaties: • Puur Natuurlijk Zeeland (versterking authentieke regionale identiteit; culinaire bestemming en natuurlijke omgeving) • Aqua High Tech Delta (o.a. versterking watersportsector) • Vitaal vakantiegebied (aandacht binnen recreatie en toerisme voor gezondheid, wellness en zorg) • Historisch Zeeland (rijke historie van Zeeland benutten voor recreatieve doeleinden) • Versterken landbouw • Versterken kennisnetwerk en stimuleren van innovatie • Leggen van nieuwe verbinden (o.a. agroproductieparken/foodports, nieuwe product/marktcombinaties en multifunctionele landbouw) • Schelpdiercultuur in de duurzame Delta (versterken schelpdiercultuur) • Ontwikkeling binnendijkse aquacultuur • Promotie, kwaliteitsverbetering en marktperspectief (van visserij- en aquacultuurproducten)

9


Ten opzichte van het vorige PSEB is de focus versterkt. Het aantal projecten is verminderd, maar toch blijft de inzet breed. Gelet op de huidige economische situatie kunnen we het ons immers niet permitteren sectoren uit te sluiten. Via de aanpak ‘Versterken, Vernieuwen, Verbinden’ wordt de samenhang versterkt. Jaarplannen Een nadere uitwerking van de programma’s wordt gegeven in zogenoemde jaarplannen van het PSEB (deze worden apart uitgegeven). Per jaar worden hierin per beleidsprogramma alle concrete activiteiten beschreven. Deze jaarplannen vormen daarmee tegelijkertijd het belangrijkste instrument om de voortgang van ons beleid te volgen. Wanneer ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, zullen we onze beleidsprogramma’s bijstellen. Samenwerking Wij realiseren ons dat we de plannen en doelstellingen alleen kunnen verwezenlijken in nauwe samenwerking met onze partners: de Zeeuwse ondernemers, belangen- en brancheorganisaties, overheden (provincies, gemeenten, Rijk, Europese Unie), kennis- en onderwijsinstellingen, etc. Het slagen van veel van onze beleidsvoornemens is in grote mate afhankelijk van hoe deze uiteindelijk door andere (markt)partijen worden opgepikt. Onze invloed op de Zeeuwse economie is daarmee veelal indirect. Als Provincie hebben we voornamelijk een voorwaardenscheppende, stimulerende, initiërende en faciliterende rol. We zien het als onze taak om vanuit onze visie op een hoger abstractieniveau richting te geven aan de Zeeuwse economie en de juiste condities te scheppen en voorzieningen te bieden die gewenste economische ontwikkelingen mogelijk maken. Ons streven is over het algemeen om zoveel mogelijk aan de markt over te laten, maar daar waar marktpartijen gewenste ontwikkelingen (nog) niet oppakken, in te springen. Instrumenten die we daarbij inzetten, zijn: financiële middelen (provinciale, nationale en Europese subsidies), kennis, invloed op regelgeving, activiteiten op het gebied van netwerken, lobby en beïnvloeding en (het organiseren van) samenwerkingsverbanden. Belangrijk voor ons economisch beleid zijn de subsidieprogramma’s Pieken in de Delta (van het Ministerie van Economische Zaken (EZ)), POP-2 (Europese subsidie voor plattelandsontwikkeling), OP-Zuid (regionaal ontwikkelingsprogramma voor Zuid-Nederland, gefinancierd vanuit de Europese Unie, het Ministerie van EZ en de zuidelijke provincies) en Interreg IV (Europees subsidieprogramma ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking). Het gebruik van deze financiële middelen willen we de komende periode zoveel mogelijk stimuleren, onder meer via ons nieuwe Europaloket. Naast bevordering van (provincie)grensoverschrijdende samenwerking wordt op deze manier ook kennis-uitwisseling gestimuleerd. Als gevolg van de ‘kredietcrisis’ wordt een meer proactieve rol van de provincies en andere overheden gevraagd. Als Provincie pakken we deze rol onder meer op door in samenwerking met sociale partners en intermediaire organisaties te

10

zoeken naar maatregelen om bedreigingen om te zetten in kansen. Voorkomen moet worden dat de ambities voor de toekomst op voorhand stranden door gebrek aan vertrouwen en middelen. Op sommige terreinen nemen we het voortouw door als opdrachtgever of mede-aandeelhouder gecalculeerde risico’s te nemen en stappen in gang te zetten op weg naar een duurzame toekomst. Daarnaast zullen we onze invloed aanwenden om gezamenlijk vanuit de regio medewerking te vragen van het Rijk of andere overheden. Een bijzondere rol in de praktische uitvoering van ons beleid is weggelegd voor de uitvoeringsinstanties NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports. NV Economische Impuls Zeeland wordt in diverse beleidsprogramma’s genoemd als belangrijke partner, Zeeland Seaports speelt een aanzienlijke rol in het beleidsprogramma Havens en industrie. Ook promotie en acquisitie vinden in eerste instantie plaats vanuit deze organisaties. Daarnaast maken wij dankbaar gebruik van de kennis en expertise van de provinciale adviesorganen: Sociaal Economische Consultatiegroep Zeeland (SECG: traject is ingezet naar verzelfstandigde Sociaal Economische Raad Zeeland), Consultatiegroep Toerisme Zeeland (CTZ), Landbouwcontact in Zeeland en Stuurgroep Visserij Initiatief Zeeland. Zij adviseren ons bij de totstandkoming en evaluatie van ons sociaal-economisch beleid. Communicatie Bij de uitvoering van dit plan (en in een eerdere fase bij de totstandkoming) hechten wij grote waarde aan een goede communicatie met onze partners. Communicatie vergroot het draagvlak voor onze beleidsvoornemens én houdt ons ‘scherp’ voor wat zich afspeelt op sociaal-economisch vlak. Op diverse manieren zullen wij hier in de komende beleidsperiode vorm en inhoud aan geven, onder meer via onze interactieve provinciale website www.zeeland.nl.


Hoofdstuk 1

Inleiding

onderzoekVernieuwen, naar de Zeeuwse Verbinden: archeologiebeoefening Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie Een Versterken,

De Provincie Zeeland heeft een nieuw provinciaal sociaaleconomisch beleidsplan opgesteld voor de periode 2009-2012 (PSEB 2009-2012). Dit beleidsplan verwoordt onze plannen en ambities voor de economie en werkgelegenheid in Zeeland. Vertrekpunt vormt de huidige economische situatie. Hoe staat de Zeeuwse economie er voor? Waar liggen kansen? Welke bedreigingen komen op ons af? En wat willen we als Provincie samen met onze partners bereiken? Om de continuïteit in het beleid te waarborgen, bouwt het nieuwe beleidsplan gedeeltelijk voort op het voorgaande, het PSEB 2005-2008. Succesvolle initiatieven krijgen een vervolg, beproefd beleid blijft gehandhaafd. Voor een ander deel wordt de koers verlegd, om in te kunnen spelen op huidige en toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen. Centraal in dit plan staat de transitie naar een duurzame ontwikkeling van Zeeland op alle drie de kapitalen: ‘people, planet en profit’. Hierbij hebben wij ons gewaagde doel voor ogen om in 2010 door onze partners gewaardeerd te worden als aanjager van nieuwe verbindingen. En om in 2015 met onze partners innovatieve oplossingen gevonden te hebben voor de gevolgen van klimaatverandering, bevolkingsontwikkeling en sociale dynamiek, die (inter)nationaal als voorbeeld worden erkend. Daarbij willen wij met ons sociaal-economisch beleid inzetten op ‘Versterken, Vernieuwen en Verbinden’: wij willen versterken en behouden waar Zeeland goed in is, vernieuwen waar nieuwe kansen zich voordoen en verbindingen aangaan om te komen tot nieuwe samenwerkingsverbanden en nieuwe product/marktcombinaties.

Overzicht van provinciale (beleids)plannen, waarmee het PSEB de meeste raakvlakken heeft: • Ruimtelijk beleid, milieubeleid, water- en natuurbeleid: Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 • Strategie en Uitvoeringsnota Energie- en klimaatbeleid • Mobiliteit en bereikbaarheid: Actualisatie PVVP • Landelijke Gebied: Vitaal Platteland Zeeland POP-2 • Sociaal Beleid: Beleidsprogrammering Sociale Zorg (2008-2010) en Integraal Jeugdbeleid • Jeugdagenda • Dé Onderwijsagenda • Cultuur Continu 2 • Nota Promotie van Zeeland • Kennis Netwerk Delta Water • De gebiedsgerichte projecten

1.1 Integraal beleidsplan Het provinciaal sociaal-economisch beleid kent veel raakvlakken met andere beleidsterreinen waarop de Provincie actief is, te weten de fysieke leefomgeving (ruimtelijke ordening, milieu, water), energie, mobiliteit, sociaal beleid, promotie en onderwijs. Deze verschillende beleidsterreinen grijpen op diverse manieren in elkaar. Beleid op het ene terrein beïnvloedt direct of indirect de andere beleidsvelden. Om te zorgen voor een optimale afstemming van de plannen onderling, is het PSEB – net als de overige beleidsplannen van de Provincie – integraal van opzet. Gestreefd wordt naar een evenwichtige groei op álle terreinen, waarbij de diverse beleidsterreinen elkaar aanvullen en versterken.

1.2 De totstandkoming van het plan Het PSEB 2009-2012 is in verschillende stappen tot stand gekomen. In april 2008 hebben Provinciale Staten de Startnotitie Provinciaal Sociaal-Economisch Beleid 2009-2012 vastgesteld, waarmee de kaders voor het PSEB 2009-2012 zijn bepaald. Met het vaststellen van deze Startnotitie zijn ook de hoofdlijnen voor het algemene economische beleid op het gebied van arbeidsmarkt en scholing, energie- en klimaat, kennis en innovatie en promotie en acquisitie bepaald en zijn de hoofdlijnen voor de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur, recreatie en toerisme en havens en industrie uitgezet. De Startnotitie is vastgesteld met de toezegging van GS om in het nieuwe beleidsplan expliciet aandacht te besteden aan de problematiek op het gebied van de arbeidsmarkt (arbeidsparticipatie verhogen, specifiek voor vrouwen, verbinding met Sociaal Akkoord, etc.). Daarnaast is in PS van september 2008 besloten dat de conclusies en aanbevelingen van het rapport van de Rekenkamer (onderzoek naar de doeltreffendheid van het werkgelegenheidsbeleid van de Provincie Zeeland in de periode 1997 t/m 2006) betrokken moeten worden bij het nieuwe PSEB (zie bijlage 1). Evaluatie PSEB 2005-2008 In de periode vanaf mei 2008 heeft bureau Ecorys in opdracht van de Provincie een evaluatie uitgevoerd van het PSEB 20052008. Hierbij is teruggekeken op de economische ontwikkeling van Zeeland in de periode 2005-2008 en is het economische beleid met de beleidsvoorstellen uit het Uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Deze evaluatie, met aanbevelingen, ligt mede aan de basis van het PSEB 2009-2012. In bijlage 2 is onze brief naar aanleiding van de evaluatie opgenomen, met daarin de hoofdlijnen van de conclusies en aan-

11


bevelingen van Ecorys en - in hoofdlijnen - onze reactie daarop. Voor de uitgebreidere weergave verwijzen we naar het Evaluatierapport van Ecorys en onze gedetailleerde reactie hierop (verwoord in de bijlage behorend bij genoemde brief). Sociaal-economische schets van Zeeland Voor dit nieuwe PSEB is een sociaal-economische schets van Zeeland opgesteld, uitgebracht in een aparte uitgave. Voorheen werd deze schets als bijlage gepresenteerd. De schets is onder meer gebruikt als input bij het formuleren van de nieuwe beleidsdoelstellingen en fungeert in zekere zin als startpunt voor het monitoren van ons nieuwe beleid. In deze uitgave wordt uitvoerig stilgestaan bij de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de periode 2000-2008 en wordt een blik geworpen op de toekomst. Verder komen enkele beeldbepalende sectoren aan de orde. Interactief proces Het formuleren van economisch beleid is een gezamenlijke opgave voor de verschillende betrokken partijen in Zeeland. Een breed gedragen beleid is nodig voor effectieve uitvoering. Om die reden heeft in de periode vanaf mei 2008 een interactief proces plaatsgevonden. Er is een brede externe consultatie geweest met o.a. zeven workshops (voor de diverse economische sectoren en voor jongeren en kunstenaars). Tijdens deze workshops is gediscussieerd over de toekomst van de desbetreffende sector

12

en over relevante thema’s, maatregelen en ideeën voor beleid. Daarnaast zijn diverse interviews gehouden met onze externe partners (Zeeuwse bedrijven en organisaties) om de meningen te toetsen en aanvullende informatie te verzamelen. Dit heeft enerzijds input opgeleverd voor de evaluatie door Ecorys en anderzijds belangrijke input voor het nieuwe PSEB. De conceptversie van het PSEB heeft februari 2009 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ingekomen reacties is de Antwoordnota opgesteld. Dit heeft geleid tot een aantal bijstellingen ten op zichte van het concept. Dit alles heeft geresulteerd in het onderliggende PSEB, dat Provinciale Staten op 29 mei 2009 hebben vastgesteld.

1.3 Leeswijzer Het voorliggende beleidsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op onze ambities voor de Zeeuwse economie en op de huidige stand van zaken. Waar willen we naar toe en wat is het vertrekpunt? Hoofdstuk 3 beschrijft de rol van de Provincie en hoe we onze ambities willen bereiken. Hoofdstuk 4 is een uitwerking van het nieuwe beleid in acht beleidsprogramma’s. Hoofdstuk 5 gaat nader in op de uitvoering, monitoring van de plannen en communicatie en promotie. Voor de concrete activiteiten die voortvloeien uit dit beleidsplan worden Jaarplannen opgesteld. Deze komen jaarlijks als aparte uitgave beschikbaar.


Hoofdstuk 2

Ambitie voor de toekomst

onderzoekVernieuwen, naar de Zeeuwse Verbinden: archeologiebeoefening Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie Een Versterken,

Als Provincie hebben we een streefbeeld geformuleerd, dat dient als vertrekpunt en als kader voor het nieuwe PSEB. Het geeft richting aan onze plannen voor de komende beleidsperiode, een ambitie, en een doorkijk naar de toekomst.

2.1

Waar willen we met Zeeland naar toe: mensen, economie en omgeving

Ons streefbeeld heeft in grote lijnen betrekking op mensen, economie en omgeving en met name op hun onderlinge relatie:

Ons streefbeeld is een economie in Zeeland, waarin het voor de bevolking en voor ondernemers mogelijk is om op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde wijze te voorzien in hun behoeften. Nu en in de toekomst. De (havengebonden) economie wordt verder verduurzaamd volgens de principes van ‘people, planet, profit’. Zeeland als groenblauwe oase - ingeklemd tussen Randstad, Noord-Brabant en Vlaamse grote steden wordt steeds meer leidraad voor nieuwe economische activiteiten.

Vanuit ons algemeen provinciaal beleid willen we de mogelijkheden van Zeeland vergroten als aantrekkelijke provincie om in te wonen, te werken en te recreëren. Economische ontwikkeling speelt daarbij een belangrijke rol. Naast omgeving (zie hieronder), richten we ons op: •

aantrekkelijk is om te blijven of te gaan ondernemen en investeren in Zeeland. Uitgangspunten en provinciale beleidskaders: duurzame ontwikkeling van Zeeland Een belangrijk uitgangspunt voor ons streefbeeld is duurzaamheid. Onze ambities moeten passen binnen het duurzaamheidbeleid van de Provincie en, in overeenstemming met het collegeprogramma 2008-2012, inzetten op nieuwe verbindingen. Het collegeprogramma “Nieuwe verbindingen” geeft aan dat voor de ontwikkeling van Zeeland de duurzaamheidsdriehoek uitgangspunt is. Kwaliteiten op sociaal, ecologisch en economisch (people, planet, profit) gebied moeten worden behouden en/of versterkt. De drie P’s moeten zich in evenwicht met elkaar ontwikkelen, binnen de maat van Zeeland én de menselijke maat. Vrij vertaald naar het sociaal-economisch beleid betekent dit dat de sociaal-economische structuur van Zeeland zodanig wordt versterkt, dat het ook voor toekomstige generaties in Zeeland goed wonen, werken en recreëren is. In een provincie waar de kwaliteit van leven minstens gelijk is aan de huidige situatie, het milieu verbetert en de natuurlijke hulpbronnen niet worden uitgeput.

Mensen: voor de inwoners van Zeeland betekent dit dat we ernaar streven dat zij zoveel mogelijk in hun eigen inkomen kunnen voorzien, zodat ze optimaal kunnen delen in de welvaart. Het hebben van werk en inkomen is van groot belang, niet alleen vanwege het welvaartsaspect, maar ook om actief te kunnen deelnemen aan de samenleving (welzijn). Bedrijfsleven: voor het bedrijfsleven betekent dit dat wij streven naar een goed vestigingklimaat, waarbij het

13


2.2 Waar staan we nu? Nieuwe verbindingen als uitdaging voor de toekomst Zeeland is een prachtige provincie om in te leven. Met een unieke ligging in de Delta als eilandenrijk aan de zee. De natuurlijke rijkdom van de provincie komt onder andere tot uitdrukking in de mooie en brede stranden, een aantrekkelijk landschap en de vele historische steden en dorpen. Onlosmakelijk verbonden met Zeeland zijn kwaliteiten als kleinschaligheid en herkenbaarheid. Deze worden niet alleen gewaardeerd door de eigen inwoners, maar trekken jaarlijks veel bezoekers van buiten Zeeland. Ze vormen belangrijke krachten die mede richting geven aan het provinciaal sociaal-economisch beleid voor de toekomst. Een andere leidraad voor toekomstige ontwikkelingen is de huidige diversiteit van de provincie. Deze diversiteit blijkt onder meer uit de veelzijdige economische structuur van Zeeland. De industrie is goed ontwikkeld en de provincie beschikt over open en diep vaarwater waardoor zeescheepvaart mogelijk is. Tegelijkertijd beschikt de provincie over unieke visserij, is de Zeeuwse schaal- en schelpdiercultuur tot ver over de landgrenzen bekend en gaan land- en tuinbouwproducten de hele wereld over. De fysieke omgeving, cultuur en historie geven de sector recreatie en toerisme kansrijke troeven in handen. De aanwezige kennis, innovatie en onderwijs(instellingen) leggen de fundering voor een gezonde economische structuur en onze provincie heeft alles in zich om nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen op het gebied van klimaat en energie, positief te benutten. Deze aanwezige diversiteit is een belangrijke kracht die dient als basis voor verdere dynamiek en ontwikkeling van Zeeland. Behoud en versterking van de diversiteit is daarbij essentieel. Door nieuwe verbindingen te leggen, ontstaan nieuwe kansen (vrij naar het Collegeprogramma 2008-2012).

Opgave PSEB De opgave die hieruit voortvloeit voor het PSEB, is om te komen tot beleid dat het genereren van meer economische dynamiek mogelijk maakt. Met andere woorden: invulling geven aan de beleidsmogelijkheden voor de P van profit. De andere twee P’s, te weten people en planet, geven hiervoor zowel randvoorwaarden als kansen. Duurzame groei en het verbinden van juist die initiatieven die dit bevorderen, vormen ons uitgangspunt. Dit alles onder het motto: ‘Versterken, Vernieuwen, Verbinden.’ Om deze transitie naar een duurzame ontwikkeling van Zeeland te kunnen maken, formuleren we het maatschappelijk effect dat we met ons sociaal-economisch beleid willen bereiken, als volgt:

Evenwichtige groei van de Zeeuwse economie.

Dit maatschappelijk effect wordt nader uitgewerkt in acht beleidsprogramma’s (zie hoofdstuk 4).

14

Aan het opstellen van dit sociaal-economisch beleidsplan is een grondige analyse voorafgegaan van de uitgangssituatie van de Zeeuwse economie. Sterke en zwakke punten zijn in kaart gebracht. Vervolgens wordt een beeld geschetst van de verwachte toekomst, o.a. van belangrijke ontwikkelingen waar Zeeland de komende periode mee te maken krijgt. Welke kansen, uitdagingen of bedreigingen brengen die ontwikkelingen met zich mee voor de Zeeuwse economie? Sommige daarvan spelen zich af op landelijk of mondiaal niveau – zoals het energievraagstuk of de klimaatverandering – maar werken door in regionale opgaven. Hetzelfde geldt voor demografische ontwikkelingen met gevolgen voor de bevolkingsopbouw, de arbeidsmarkt en draagvlak/schaalgrootte. 2.2.1 Analyse: totaalbeeld en vooruitzichten

Economische situatie eind 2008/begin 2009 Tijdens de totstandkoming van dit PSEB verspreidt een financiële en economische crisis zich als een olievlek over de wereld. Welke impact de negatieve gevolgen hiervan hebben op de regionale economie en op de langere termijn, is ongewis. Voor de kortere termijn ziet de toekomst er niet best uit. De groeicijfers voor de economie zijn wereldwijd fors naar beneden bijgesteld, het ondernemers- en consumentenvertrouwen neemt af en de beurzen zijn wereldwijd zeer fors gedaald. De reële economie is door deze crisis in zwaar weer beland. In feite is het vooral een vertrouwenscrisis. De verwachtingen variëren van een milde recessie tot een zware depressie. Kortom: wat de korte termijn gaat brengen, is nog zeer onduidelijk. Met sociale partners, intermediaire organisaties en andere relevante partijen wordt nagegaan welke maatregelen op korte termijn kunnen worden genomen. Zo wordt in dit kader overwogen om een mobiliteitscentrum (gericht op kennisversterking en kennisbehoud van werkenden en werkzoekenden) op te richten. Wel vormt deze crisis een extra impuls voor innovatie in onze provincie en voor onze hoofddoelstelling. Veranderingen bieden immers ook kansen voor de toekomst.

De economie in Zeeland heeft zich in de afgelopen jaren - tot eind 2008 - positief ontwikkeld. In vergelijking met het landelijke gemiddelde blijft de werkgelegenheidsgroei vanaf 2000 wel achter. Qua groei van het regionale product doet Zeeland niet onder voor de landelijke ontwikkeling. Het werkloosheidspercentage is een stuk lager dan landelijk, bij relatief veel vacatures: er is duidelijk sprake van een zeer krappe arbeidsmarkt. Uit de meest recente rapportage van de Rabobank Nederland (september 2008) over het jaar 2007 blijkt dat de twee onderzochte COROP-gebieden in Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen en Overig Zeeland, zich qua economische prestatie in de middenmoot bevinden met scores rond het Nederlandse gemiddelde. Voor het nieuwe beleidsplan is het van belang inzicht te


hebben in de verwachte groei van de economie en werkgelegenheid in Zeeland. Het Centraal Planbureau (CPB) onderscheidt vier scenario’s: ‘Regional Communities’, ‘Strong Europe’, ‘Transatlantic Market’ en ‘Global Economy’. Het verschil tussen de vier scenario’s zit hem in de eerste plaats in de vooruitgang die wordt geboekt met de Europese integratie en de globalisering; in de tweede plaats in de mate waarin overheden hun eigen rol weten terug te dringen ten gunste van ‘de markt’. De scenario’s ‘Transatlantic Market’ en ‘Global Economy’ worden op dit moment het meest toegepast in beleidsstudies, omdat ze het best aansluiten bij de historische ontwikkeling van de Nederlandse (en Zeeuwse) economie. Uit een analyse gemaakt door Ecorys (die verschenen is voordat de effecten van de huidige kredietcrisis in volle omvang zichtbaar werden) - op basis van de scenario’s van het Centraal Plan Bureau - stijgt de toegevoegde waarde in Zeeland naar verwachting met circa 1½% per jaar (Transatlantic Market scenario) tot ruim 2% per jaar (Global Economy scenario) in de periode tot 2020. Het arbeidsvolume krimpt met circa ¼% per jaar (Transatlantic Market scenario) of groeit nauwelijks: 0,1% groei per jaar (Global Economy scenario). De economische groei komt dus vooral uit een hogere arbeidsproductiviteit. De situatie in Zeeland is niet heel anders dan in Nederland. De economische groei lijkt iets achter te blijven, maar de groei van de werkgelegenheid ook. De economische groei doet zich de komende jaren vooral voor in drie sectoren: vervoer, opslag en communicatie, handel en reparatiebedrijven en in de gezondheids- en welzijnszorg. Ook de industrie kent in Zeeland nog een met Nederland als geheel vergelijkbare groei van de toegevoegde waarde. De groei van de werkgelegenheid doet zich voornamelijk voor in de gezondheids- en welzijnszorg en in mindere mate in vervoer, opslag en communicatie. In de industrie en landbouw wordt een daling van de werkgelegenheid verwacht. De groeipotentie van sectoren wordt vooral bepaald door de innovatiekracht. Het gaat er om in hoeverre het bedrijven lukt om hun positie in een sterk concurrerend speelveld te behouden of te versterken. De over- of ondervertegenwoordiging van een sector bepaalt dus niet zo zeer de groeipotentie van de regio, maar de innovatiekracht van het aanwezige bedrijfs-leven.

Wél merken we hierbij op dat het gaat om een verwachte ontwikkeling op de lange termijn. Voor het PSEB 2009-2012 is het zeker van belang hier nota van te nemen, maar tegelijkertijd te bedenken dat we hier beleid formuleren voor de periode tot en met 2012. De belangrijkste discussies in de toekomst zullen zich toespitsen op de vraagstukken ‘arbeidsmarkt’ en ‘voorzieningenniveau’. Via onderwijs en innovatie (verbetering arbeidsproductiviteit) zullen we anticiperen op deze demografische ontwikkelingen op de lange termijn, waarbij we blijven streven naar economische groei. Op de korte termijn heeft beperking van het aantal werklozen echter de hoogste prioriteit. Energie, klimaat en water Een betrouwbare, betaalbare en maatschappelijk verantwoorde energievoorziening is een voorwaarde voor vrijwel alle bedrijven en maatschappelijke organisaties in de provincie. Energie zorgt ervoor dat onze samenleving blijft functioneren. De komende tientallen jaren zal de hoeveelheid olie en gas die wereldwijd beschikbaar is, verder afnemen. Hierdoor zullen de prijzen verder stijgen. Het omvangrijke gebruik van fossiele brandstoffen in de wereld lijkt bovendien effect te hebben op het klimaat en leidt eveneens tot andere aantoonbare milieuproblemen. Als Provincie willen we voor onze burgers en bedrijven bijdragen aan een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening, nu en in de toekomst. De klimaatproblematiek is een mondiaal probleem, maar biedt ook kansen voor Zeeland. Hoe we hiermee omgaan, is verwoord in de Strategienota Energie en Klimaatbeleid. Dit beleidsdocument vormt het uitgangspunt voor het hiermee samenhangende toekomstig sociaal-economisch beleid. In Zeeland is veel water aanwezig. De kansen voor een zoeten zoutgerelateerde economie zijn in Zeeland optimaal, ondermeer voor energieopwekking en zoute aquacultuur, maar ook voor de bekende toepassingen in landbouw, visserij en watersport. De klimaatverandering - met hevigere regens, langere droge periodes, een hogere maximumtemperatuur, een stijgende zeespiegel en verzilting - kan gevolgen hebben voor ondernemers in Zeeland. Doordat er geen acute dreigingen zijn, is er tijd voor onderzoek (via ‘Kennis voor Klimaat’ en het Kennis Netwerk Delta Water) gericht op aanpassing (adaptatie).

Demografische ontwikkelingen Parallel aan de veranderingen in de economische structuur verandert ook de omvang en samenstelling van de bevolking in de provincie. (Zie ook de uitgebreide analyse in “Onverkende Paden”). Er is (op langere termijn) sprake van stabilisatie in combinatie met een toenemende ontgroening en vergrijzing. De bevolking zal naar verwachting vanaf 2025 gaan krimpen. De potentiële beroepsbevolking (het aantal 15-64 jarigen) is nu al aan het krimpen. Doordat de arbeidsparticipatie nog kan toenemen (vooral die van vrouwen) zal de beroepsbevolking nog stijgen tot 2010, maar na 2010 zal deze stagneren en vanaf 2020 dalen. In de periode tot 2020 daalt de potentiële beroepsbevolking naar verwachting van 247.000 naar 235.000. Genoemde economische en demografische veranderingen zijn een belangrijk vertrekpunt voor het formuleren van het nieuwe sociaal-economische beleid.

15


2.2.2 Trends en (beleids)omgeving Bij de uitwerking van het sociaal-economisch beleid is verder rekening gehouden met diverse (externe) ontwikkelingen die van belang zijn voor het functioneren van de regionale economie in Zeeland, maar waarop het provinciale beleid eigenlijk niet of nauwelijks invloed kan uitoefenen. Het is belangrijk dat we ons als Provincie bewust zijn van deze ontwikkelingen en ons beleid hierop zoveel mogelijk afstemmen en aanwezige kansen benutten. Hieronder noemen we kort de belangrijkste ontwikkelingen.

Zeeland in de zuidwestelijke Delta en grensoverschrijdende samenwerking Vanuit verschillende perspectieven kan gekeken worden naar de relaties van Zeeland met de omgeving. Zeeland met zijn sterke troef ‘havens en diepzeewater’, Zeeland als groenblauwe ruimte in een verstedelijkte omgeving (met volop kansen voor een goed leefklimaat, de aantrekkelijkheid voor toeristen waarbij de beleving van het gebied van belang is, etc.), Zeeland als onderdeel van de ecologische kustzone van Noordwest Europa en Zeeland als delta van de grote rivieren. •

Relatie met Vlaanderen: grensoverschrijdende samenwerking Door de ligging van de Zeeuwse havens (het economisch kerngebied van Zeeland) aan diep zeewater, kent onze provincie een groot achterland naar Vlaanderen en NoordFrankrijk. Het economisch kerngebied van de ZeeuwsVlaamse Kanaalzone grenst aan/loopt over in het Vlaamse deel van de Kanaalzone, met als belangrijke haven Gent. Dit biedt volop kansen voor samenwerking op diverse gebieden, ook op economisch vlak (bijvoorbeeld het project Gebiedsvisie Kanaalzone (Zeeuws-Vlaanderen / Vlaanderen) en Biobase Europe (bio-gebaseerde industrie)). Een belangrijk programma in dit verband is het Interregprogramma, waarin Zeeland, Noord-Brabant en Limburg samenwerken met de hele Vlaamse grensstreek.

Relatie (West)-Brabant, Limburg en Zuid-Holland / Randstad Zeeland grenst aan West-Brabant en Zuid-Holland. Niet alleen is er veel wisselwerking tussen bedrijven en inwoners onderling, maar ook wordt er op diverse terreinen nauw samengewerkt. Voorbeeld is de samenwerking tussen Zeeland en West-Brabant in het kader van Pieken in de Delta. Op de schaal van Zuid-Nederland is er het Operationeel Programma Zuid, dat als doel heeft het versterken van de economische structuur van Zeeland, Brabant en Limburg. Voorbeelden van de samenwerking met ZuidHolland zijn de Stimuleringsregeling Voordelta en de relatie tussen de Zeeuwse havens en de haven van Rotterdam. Als het goed gaat in deze gebieden, heeft dat ook voordelen voor Zeeland, o.a. omdat er veel Zeeuwen over de provinciegrens heen werken (de zogenoemde pendel).

Globalisering, internationalisering, schaalvergroting Door verandering van productieprocessen, technologische ontwikkelingen en liberalisering van wetten en regels zet de trend zich voort dat steeds meer bedrijven op grotere, grensoverschrijdende schaal actief worden. De internationale concurrentie neemt toe en bedrijven worden veelal genoodzaakt tot (verdere) schaalvergroting. Bij bedrijven die hun activiteiten op internationale schaal uitvoeren, kan door toenemende concurrentie de keuze gemaakt worden om arbeidsintensieve processen uit hoge lonen landen over te plaatsen naar lage lonen landen (Oost-Europa, Azië). Bedrijven die onvoldoende inspelen op de snel veranderende marktomstandigheden, kunnen het moeilijk krijgen. Zeeland en Europa We constateren een voortgaande europeanisering: steeds meer bedrijven en sectoren opereren op Europese schaal of hebben te maken met Europese wet- en regelgeving, bijvoorbeeld de habitatrichtlijn. Tegelijkertijd zien we in toenemende mate erkenning van de rol van de provincies en de regio’s binnen het Europese economische beleid, onder andere in de vele EU-programma’s als POP-2, Interreg IV en OP-Zuid. Als Provincie willen we ons toekomstige sociaal-economisch beleid zoveel mogelijk afstemmen op deze programma’s en aanwezige kansen en mogelijkheden optimaal benutten. We gaan hier de komende tijd actief mee aan de slag door het instellen van een digitaal ‘Europaloket’. Deze website verstrekt onder andere informatie over Europese subsidieregelingen, Europese wet- en regelgeving en over Zeeuwse projecten met Europese financiering. Gekoppeld aan dit loket is een ‘backoffice’ met juridische medewerkers die aan het loket gestelde vragen kunnen beantwoorden of kunnen uitzetten binnen de provinciale organisatie. Doel van het Europaloket is de aanwezige kennis over Europa binnen en buiten de provinciale organisatie te vergroten, om iedereen ‘Europaminded’ te krijgen. Met grondige kennis van de Europese subsidieprogramma’s wordt voorkomen dat kansen (geld) voor Zeeland blijven liggen. Bovendien wordt op deze manier tegenwicht geboden aan de toenemende druk op de beschikbare Europese middelen, veroorzaakt doordat steeds meer (met name voormalige Oost-Europese) landen meedelen in de groei. Wij zullen ons deze beleidsperiode dan ook oriënteren op andere mogelijkheden dan de structuurfondsen. Wat de Europese wet- en regelgeving betreft, kan via het Europaloket aangegeven worden waar (beleids)ruimte zit voor economische ontwikkeling.

16


Zeeland en nationale beleidsontwikkelingen Zeeland maakt deel uit van een open economie, waarbij de omvang van vraag en aanbod in belangrijke mate wordt bepaald via marktwerking. Via een voortdurend proces van globalisering wordt deze economie bovendien steeds meer internationaal georiënteerd. Vanwege een verdere stijging van de arbeidsproductiviteit zal ook in de nabije toekomst sprake zijn van een verdere economische groei en daarmee gepaard gaande welvaartsontwikkeling. Het aandeel van de dienstensector wordt daarbij steeds groter, terwijl de werkgelegenheid in sectoren als de industrie en de landbouw naar verwachting verder afneemt (al blijft Zeeland relatief sterk op deze terreinen). Behalve op Europees niveau wordt ook op nationaal niveau beleid gemaakt dat zijn invloed heeft op Zeeland. Het Rijksbeleid is vooral gericht op investeren in bestaande economische kracht en kansrijke sectoren. Daarbij kiest men voor een gebiedsgerichte aanpak. Een voorbeeld hiervan is Pieken in de Delta, waarin een aantal speerpuntregio’s zijn benoemd. Zeeland participeert hierin.

Een ander aandachtspunt in deze context is het voorzieningenniveau. Veranderingen in de bevolkingsstructuur hebben bijvoorbeeld gevolgen voor scholen en winkels in kleine kernen. Daarnaast is de sociaal-culturele vitaliteit van Zeeland niet alleen van belang voor de inwoners, maar het is ook een belangrijke vestigingsfactor. Te denken valt bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van culturele voorzieningen. Milieu/natuur/water Vanuit de Europese en Nederlandse wetgeving gelden steeds duidelijkere en strengere eisen voor water- en luchtkwaliteit (bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn water). Ook de waterveiligheid is aan steeds striktere wetgeving onderhevig. De milieubeleving onder de bevolking verandert. De behoefte aan bijvoorbeeld rust en ruimte lijkt toe te nemen, evenals de vraag naar duurzame productie van voeding (zij het langzaam). En ook rond het vraagstuk energie en klimaat lijkt er een steeds grotere druk te komen vanuit de bevolking om ontwikkelingen duurzaam in te vullen. Tegelijkertijd is er sprake van energie- en grondstoffenschaarste. Als provinciale overheid willen we deze trends en ontwikkelingen zien als kansen. Zeeland heeft verder een sterke link met het water. Ook op dit vlak zijn er veel kansen voor de toekomst. Bereikbaarheid Voor het goed kunnen functioneren van een gebied is een goede bereikbaarheid cruciaal. Daarbij gaat het niet alleen om het kunnen garanderen van een goede fysieke bereikbaarheid via verschillende modaliteiten (over de weg, per spoor, over het water en per buisleiding), maar ook om een goede technische bereikbaarheid (communicatie en ICT) en een zo hoog mogelijke toegankelijkheid. Een goede bereikbaarheid is belangrijk voor de mobiliteit van mensen binnen en van en naar Zeeland. Op het gebied van goederenvervoer zijn de transporten van en naar de grote industriegebieden Vlissingen-Oost en de Kanaalzone van belang en - op bescheidener schaal - de transporten ter bevoorrading van winkels, horecagelegenheden en bedrijven. De strategische ligging van Zeeland tussen de Randstad, West-Brabant en de Vlaamse steden, zoals hierboven beschreven, biedt daarbij kansen.

Sociale context Zoals eerder geschetst, zal de bevolkingsstructuur in Zeeland (net als in andere delen van Nederland) in de nabije toekomst structureel wijzigen door toenemende ontgroening en vergrijzing. Veranderingen in de bevolking werken sterk door naar de arbeidsmarkt en het aanbod van personeel. Arbeid wordt schaars en bedrijven zullen daarom maatregelen moeten nemen (verhuizen, langer werken, investeren in arbeidsproductiviteit of werknemers uit het buitenland aantrekken). Een grotere groep ouderen betekent bovendien een grotere vraag naar zorg. Hierbij speelt ook de vraag over het binnenhalen van arbeidskrachten / kenniswerkers uit het buitenland. Het dalende arbeidsaanbod moet gedeeltelijk worden goedgemaakt door verhoging van arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit.

Innovatie Technologische ontwikkeling en innovatie verhogen de arbeidsproductiviteit en zijn daarmee van belang om de daling van het arbeidsaanbod te compenseren. Investeringen in kennis en innovatie zijn de belangrijkste prikkels voor technologische ontwikkeling. Het gaat daarbij niet alleen om technische vernieuwingen, maar ook om de manier waarop mensen samenwerken. Voorbeelden die voor Zeeland van belang kunnen zijn, zijn samenwerking op het gebied van de verdergaande containerisatie van het goederenvervoer in de wereld en de toenemende uitplaatsing van ICT-diensten en automatisering in het algemeen. Daarnaast kan het gaan om nieuwe verbintenissen tussen partijen of een andere manier van organiseren, kortom ‘sociale innovatie’. Een voorbeeld van een technische innovatieve ontwikkeling is de realisering van een breed scala van alternatieve kustverdedigingsvormen in Zeeland, veelal in combinatie met gebiedsontwikkeling. Een ander voorbeeld zijn innovaties op het gebied van aquacultuur.

17


2.3

SWOT-analyse

Hieronder geven we een korte schets van de sterke en zwakke punten van Zeeland en van de kansen en bedreigingen die zich voordoen met betrekking tot de Zeeuwse economie. STERKTEN

ZWAKTEN

• •

• • •

Goede arbeidsmentaliteit Strategische ligging met goede havencomplexen en krachtige industriële bedrijven, gecombineerd met hoogwaardige, betaalbare woongelegenheid met rust en ruimte en kwantitatief voldoende bedrijventerreinen Sterke sectoren (landbouw, logistiek, aquacultuur, toerisme, industrie) Congestievrij vervoer over weg en water Eigen ontwikkelingsbedrijf EIZ

• • • • •

KANSEN

BEDREIGINGEN

• • •

• •

Demografische ontwikkelingen als kans: meer nadruk op kennis en innovatie Energie, kustveiligheid en klimaatverandering bieden kansen voor innovatie Wat goed is versterken (containerisatie, procesindustrie, logistiek, landbouw, enz.) Wat goed is benutten en combineren (sterk toeristisch product en zorgeconomie, landbouw en aquacultuur, enz.) Goede eigenschappen beter communiceren, promotie Infrastructurele verbeteringen (weg, water, spoor, buisleidingen) benutten voor economische activiteiten Interprovinciale samenwerking: vergroting schaalgrootte en efficiency, bijvoorbeeld voor innovatieprojecten Ruimte voor toepassing van technologie in pilots of andere experimenten

2.4 Conclusies uit de SWOT analyse: beleidsopgaven We benaderen ons nieuwe sociaal-economisch beleid vanuit de gedachte van de drie P’s (people, planet, profit). Onze opzet: we hebben drie P’s, als Provincie willen we dat het met alle drie goed gaat. Op alle drie de P’s wordt beleid ontwikkeld, namelijk:

18

Opleidingsniveau beroepsbevolking vaak niet passend bij arbeidsvraag, met name in de techniek Ondervertegenwoordiging dienstverlenende sectoren, te geringe economische diversificatie Weinig middelgrote ondernemingen, behalve in toeristische sector Lage innovatiegraad MKB Groei gemiddeld besteedbaar inkomen blijft achter bij Nederland Enkele infrastructurele knelpunten

• • • •

• • •

Stagnatie en (op termijn) afname van de bevolking en verandering samenstelling (vergrijzing en ontgroening) hebben gevolgen voor arbeidsmarkt (krapte) en voorzieningen: minder consumenten Afhankelijkheid van mondiale economie, die erg onvoorspelbaar is (bijv. energie-/grondstofprijzen) Internationale procesindustrie neemt investeringsbeslissingen buiten de regio Verplaatsing activiteiten naar lagelonenlanden Sterke concurrentie goedkope buitenlandse bestemmingen in recreatie- en toerismebranche Verder dalende visquota, minder ruimte en mogelijkheden voor schelpdiersector Problemen met betrekking tot aanpassing/matching ecologie en economie (Natura 2000 e.a.) Wet- en regeldruk overheid blijft knelpunt

Planet: ruimte, milieu, water en landelijk gebied; People: sociaal, jeugd, demografie, onderwijs; Profit: economie, arbeidsmarkt, kennis, innovatie, mobiliteit. Wanneer we vanuit ons streefbeeld (een aantrekkelijk woonen werkklimaat voor de inwoners van Zeeland en een goed vestigingsklimaat voor de bedrijven) kijken naar de SWOTanalyse, volgen daar de volgende beleidsopgaven uit. Bij elke beleidsopgave wordt aangegeven welk provinciaal beleidsdocument sturend is voor het formuleren van beleid.


Beleidsopgaven vanuit SWOT-analyse Beleidsopgave

Sturend beleidsdocument

PSEB

• •

PSEB PSEB, Dé Onderwijsagenda, Sociaal Akkoord

PSEB

Omgevingsplan, Energienota (Energie ook in PSEB)

PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan)

Omgevingsplan, PSEB, Integrale Promotienota

• • • •

• •

Versterking van de economische structuur: diversiteit van sectoren en verbindingen tussen sectoren Evenwichtige groei van de economie Versterken functioneren arbeidsmarkt en onderwijs Stimuleren innovatie, kennis en ondernemerschap (toegang tot kennis/ kennisdeling) Handhaven/creëren van voldoende ruimte om te ondernemen en versterken kwaliteit van de bedrijfsomgeving (incl. kansen energie en water) Goede infrastructuur, bereikbaarheid en multimodaliteit Vermindering lastendruk door regelgeving/goede informatievoorziening aan bedrijven, promotie en acquisitie

Daarnaast wordt via gebiedsgerichte projecten gewerkt aan het bereiken van de beleidsopgaven. Toelichting per beleidsopgave: Versterking van de economische structuur: diversiteit van sectoren en verbindingen tussen sectoren Enerzijds gaat het hier om het versterken van de verschillende sectoren van de Zeeuwse economie, waarbij Zeeland - bijvoorbeeld door haar ligging en structuur - perspectiefvolle toekomstmogelijkheden heeft. Zo bieden factoren als ligging aan diep vaarwater van de havens en de aanwezigheid van bepalende industriële bedrijven (met synergie en koppelingsmogelijkheden) mogelijkheden voor versterking van procesindustrie en logistiek. Andere voorbeelden zijn de versterking van het toeristische product door nieuwe product/marktcombinaties, waarbij de begrippen ‘innovatief’ en ‘duurzaam ondernemen’ leidend zijn, en de versterking van de zoutwatereconomie door verdere uitbouw van allerlei vormen van aquacultuur. Kortom: de opgave om kansrijke sterke sectoren verder uit te bouwen. Anderzijds gaat het hier om het versterken van de structuur tussen sectoren, branches, etc. Door het zoeken naar nieuwe verbindingen tussen die sectoren kan een bijdrage geleverd worden aan een versterking van de totale economische structuur. Evenwichtige groei van de economie Evenwichtige groei in sociaal-economische zin betekent dat welvaart en welzijn in Zeeland blijven toenemen. Groei is geen doel op zich, maar het is wél een belangrijke voorwaarde voor welvaart en welzijn van de bevolking. Het kan worden uitgedrukt in werkgelegenheid en/of toegevoegde waarde. Belangrijk element hierbij is economische dynamiek en het vermogen van de economie om zich aan te passen aan veranderende (markt)omstandigheden, bijvoorbeeld internationale ontwikkelingen. Versterken functioneren arbeidsmarkt en onderwijs Voor een goed woon/werkklimaat dat bijdraagt aan welvaart

en welzijn van de bevolking, is een goed functionerende arbeidsmarkt essentieel. Hierbij is het van belang dat vraag en aanbod kwantitatief en kwalitatief (naar opleidingsniveau) op elkaar aansluiten. Naast voldoende werkgelegenheid én voldoende werknemers (kwantitatief en kwalitatief) zijn kennis van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en goede onderwijs- en scholingsvoorzieningen een voorwaarde, evenals een structuur/organisatie die vraag en aanbod op elkaar afstemt en knelpunten signaleert en oplost. Nu arbeid schaars wordt, zal het beleid zich moeten richten op innovatie, arbeidsproductiviteit, verhoging participatiegraad, scholing, het aantrekken van arbeid waar specifiek behoefte aan is en het aantrekken van bedrijvigheid waaraan behoefte is om de economische structuur te verbeteren. Stimuleren innovatie, kennis en ondernemerschap (toegang tot kennis/kennisverspreiding) Technologische ontwikkeling en innovatie (het vernieuwen van producten, productieprocessen, organisaties en markten) zijn in alle economische sectoren van groot belang om een duurzame economische ontwikkeling te realiseren. De aanwezigheid van een goede kennisinfrastructuur is van belang voor het aantrekken van bedrijven die van dit kennispotentieel gebruik willen maken. Van belang zijn kennisoverdracht van kennisinstellingen naar bedrijfsleven, samenwerking en kennisverspreiding. Startende en groeiende bedrijven leveren een belangrijke bijdrage aan de groei van de Zeeuwse economie. Zeeland wil proeftuin zijn waar het gaat om innovaties op het gebied van het multifunctionele gebruik van kustzones, via het toepassen van nieuwe concepten in de waterbouw en productief medegebruik. Ruimte om te ondernemen en kwaliteit van de bedrijfsomgeving Een duurzame economische ontwikkeling vraagt ruimte voor bedrijven en organisaties om door te groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Ruimte om bedrijvigheid uit te kunnen breiden, om gewenste en noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen

19


en innovaties te realiseren en nieuwe vestigingen mogelijk te maken. Het Zeeuwse vestigingsklimaat moet aantrekkelijk zijn en ruimte bieden om te ondernemen, met kwantitatief en kwalitatief voldoende ruimte voor economische activiteiten. Essentieel is dat uitbreiding in samenhang gezien moet worden met de opgave voor herstructurering, sanering en transformatie van bestaande terreinen en met het bevorderen van duurzaam ondernemen (proces, beheer, bundeling van activiteiten, zuinig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van de ruimte). Binnen de wettelijke kaders moet zo optimaal mogelijk worden omgaan met de beschikbare milieuruimte en naar innovatieve oplossingen worden gezocht voor knelpunten. Infrastructuur, bereikbaarheid en multimodaliteit Zoals eerder genoemd, vormen een goede infrastructuur, ontsluiting en bereikbaarheid een belangrijke voorwaarde voor het optimaal en duurzaam kunnen benutten van het toekomstige groeipotentieel van de regionale economie. Een optimaal gebruik van de verscheidene modaliteiten (vervoerswijzen over wegen, water, spoor en door buisleidingen) is hierbij vereist. Bovenstaande geldt voor de diverse economische sectoren, maar vooral voor industrie en havens en recreatie en toerisme. Een optimale aan- en afvoer van goederen van en naar de havens en industriegebieden, samen met optimaal personenvervoer voor recreanten en toeristen, versterkt de economie. Het transport en vervoer in Zeeland moet zodanig ingericht worden dat deze twee sectoren elkaar zo min mogelijk hinderen en dat rust en ruimte in Zeeland behouden blijven. Een optimale inzet van de verscheidene modaliteiten leidt tot versterking van de drie punten van de duurzaamheidsdriehoek: economie, ecologie en sociaal. Maatregelen die moeten worden genomen, zijn o.a.: het oplossen van de bereikbaarheidsknelpunten op de N62 (verdubbeling Sloeweg en Tractaatweg, realisatie van tunnel bij Sluiskil), het realiseren van de Spoorverbinding Zeeland-Antwerpen (VEZA) en Axel-Zelzate, en het verbeteren en vergroten van de capaciteit van de binnenvaart. Regelgeving/informatievoorziening aan bedrijven Voor alle ondernemers – van reeds gevestigde bedrijven en van bedrijven die zich hier nieuw komen vestigen - moet helder zijn waar en tot wie ze zich moeten richten voor informatie.

20

Dit vraagt om een heldere informatiestructuur. Een eenduidige en transparante wet- en regelgeving, lastenverlichting en begeleiding bij het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen (en het doorlopen van procedures) zijn belangrijk, evenals een heldere voorlichting hierover. (E-dienstverlening biedt hiervoor goede mogelijkheden). Het aantrekken van nieuwe bedrijven voor de droge terreinen vindt plaats door de NV Economische Impuls Zeeland (EIZ) en voor de zeehavengebonden terreinen door Zeeland Seaports. Voor deze nieuwe ondernemers zijn zij het centrale aanspreekpunt. Voor wat betreft de wet- en regelgeving zijn de gemeenten en Provincie de aangewezen instanties.

Centrale beleidsopgaven PSEB Samenvattend betekent dit dat we – als centrale beleidsopgaven - moeten ‘Versterken, Vernieuwen en Verbinden’ op onderstaande punten (daarbij geven we aan in welk economisch beleidsprogramma hiervoor beleid wordt geformuleerd): • •

• •

Evenwichtige groei van de economie: (te bereiken) maatschappelijk effect Versterking van de economische structuur: versterking van de specifieke Zeeuwse sectoren (programma Recreatie en Toerisme, programma Landbouw, programma Visserij en Aquacultuur en programma Havens en Industrie) en het leggen van nieuwe verbindingen tussen de sectoren en versterken van samenwerking met het bedrijfsleven (o.a programma Zorgeconomie) Versterken functioneren arbeidsmarkt en onderwijs: programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Stimuleren innovatie, kennis en ondernemerschap (toegang tot kennis/ kennisverspreiding): programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap Benutten kansen klimaat en energie, water: programma Energie en Klimaat en de provinciale Klimaatagenda


Hoofdstuk 3

Hoe willen we onze ambitie bereiken?

onderzoekVernieuwen, naar de Zeeuwse Verbinden: archeologiebeoefening Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie Een Versterken,

Met het formuleren van de beleidsopgaven, dient de vraag zich aan hoe we ons streefbeeld of onze ambitie willen bereiken. Hoe gaan we een evenwichtige groei van de Zeeuwse economie realiseren? En op welke manier maken we onze resultaten ‘hard’?

3.1 Operationaliseren maatschappelijk effect: evenwichtige groei van de Zeeuwse economie Het maatschappelijk effect dat we met dit PSEB willen bereiken, geldt voor een langere periode dan de beleidsperiode 2009-2012 en was ook in de vorige beleidsperiode van toepassing. Een basis voor continuïteit en consistentie in het te voeren economisch beleid is van belang, omdat het soms langere tijd duurt voordat ontwikkelingen resulteren in effecten van beleid. De invulling van het economische beleid als stap op de weg van transitie naar een duurzame ontwikkeling van Zeeland, wordt uiteraard bepaald door de ervaren urgentie van ontwikkelingen en opgaven in een bepaalde periode (zoals nu met name de ontwikkelingen ten aanzien van de demografie en arbeidsmarkt en op het gebied van energie en klimaat). Evenwichtige groei in sociaal-economische zin betekent dat welvaart en welzijn in Zeeland blijven toenemen. Zoals in hoofdstuk 2 uiteengezet werd, is een belangrijk element hierbij economische dynamiek en het vermogen om zich aan te passen aan veranderende (markt)omstandigheden, bijvoorbeeld internationale ontwikkelingen. Maar hoe bepalen we de economische dynamiek in Zeeland? Dit kunnen we doen door naar diverse aspecten van de Zeeuwse economie te kijken, zoals (ontwikkelingen op het gebied van) de werkgelegenheid, werkloosheid,

toegevoegde waarde, aantal vestigingen (nieuwe of verdwenen), investeringen, omzet, innovatiegraad en samenwerking binnen clusters. Door ons maatschappelijk effect verder te operationaliseren in een aantal economische sleutelindicatoren kan een goed en zo actueel mogelijk beeld van de ‘gezondheidstoestand’ van de Zeeuwse economie worden gegeven. In ons beleid schenken we daarbij aandacht aan de mensen (werkloosheid, werkgelegenheid) en de bedrijven (toegevoegde waarde). Relevante indicatoren zijn: • Werkloosheid • Werkgelegenheid • Toegevoegde waarde Naar meetbare indicatoren Om het ambitieniveau vast te stellen is het noodzakelijk om deze sleutelindicatoren concreter te maken. Dit betekent dat we duidelijk aangeven wat de doelen zijn van ons beleid en dat we deze ‘SMART’ maken (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdig). Willen we ons beleid kunnen meten, dan moet het beleidsdoel een waarneembare actie, gedrag of resultaat beschrijven, waaraan een richting, getal, bedrag, percentage of ander kwantitatief gegeven verbonden is. Belangrijk daarbij is dat over de gekozen indicatoren voldoende informatie beschikbaar is (i.v.m. monitoring). Voor de komende beleidsperiode (2009-2012) formuleren we de hoofdindicatoren als volgt, waarbij we uitgaan van de inzichten van dit moment (maart 2009) en de prognoses van het CPB:

21


Prognoses CPB In hoeverre de negatieve gevolgen van de financiële crisis een impact hebben op de lange termijn is ongewis. De groeicijfers voor de economie zijn wereldwijd zeer fors naar beneden bijgesteld, het ondernemersvertrouwen is ongekend laag en de beurzen zijn wereldwijd aanzienlijk gedaald. De reële economie is door deze crisis zwaar getroffen. De verwachtingen van het CPB1 gaan uit van een krimp van 3,5% in 2009 en een krimp van 0,25% in 2010. Vooral het exporterende bedrijfsleven ondervindt de gevolgen van de internationale economische malaise. Zo gaat het CPB uit van een daling van de voor Nederland relevante wereldhandel in 2009 van bijna 10%. Opdrogende financieringsbronnen en de terugval van de productie ontmoedigen bovendien de investeringen. Ook de arbeidsmarkt zal de gevolgen van de recessie ondervinden. Zo zal de werkzame beroepsbevolking in Nederland in 2009 naar verwachting met 1% dalen en met 3,75% in 2010. Het werkloosheidspercentage zal hierbij stijgen van 3,9% in 2008 naar 5,5% in 2009 en 8,75% in 2010. Het CPB stelt: “Het is onzeker of het dieptepunt van de mondiale financiële crisis al gepasseerd is en of de meest ingrijpende gebeurtenissen achter de rug zijn. Gedwongen verkopen, domino-effecten, besmetting van andere delen van de financiële sector en nieuwe reddingsoperaties blijven een reële mogelijkheid. Bovendien slaat de diepe recessie nu markant negatief terug op de financiële sector, via grotere verliezen op uitstaande leningen. De kredietcrisis en de wereldwijde recessie zouden ook nog langer kunnen aanhouden dan in de gepresenteerde centrale projectie het geval is.“

Hoofdindicatoren PSEB 2009-2012 1. Werkgelegenheid: het aantal banen stabiliseert zich op wat verwacht wordt in 2010 op basis van de CPB ramingen. Na 2010 neemt de werkgelegenheid niet verder af. Het niveau komt dan uit op circa 166.000 2. Werkloosheid: het aantal werklozen neemt na 2010 niet verder toe. Het niveau komt dan uit op circa 13.000 (CBS) of 16.000 (CWI/UWV). 3. Toegevoegde waarde: we gaan uit van een 0 groei over de gehele periode 2009-2012. Ad 1 en 2): De economische situatie is zeer onzeker. Voor de jaren 2011 en 2012 weet het CPB het ook niet en waarschuwt voor schadelijke gevolgen op langere termijn. Het is dan ook niet realistisch om voor 2011 en 2012 te verwachten dat er een substantieel herstel zal optreden, alhoewel de mogelijkheid op herstel toch ook niet uitgesloten wordt. Ad 3) Voor een stabilisatie van werkgelegenheid en werkloosheid na 2010 is in ieder geval een lichte groei van gemiddeld ongeveer 2% van het regionaal product noodzakelijk in 2011 en 2012. Bij het formuleren van de hoofdindicatoren voor dit PSEB moeten we ons realiseren dat we met ons provinciaal sociaaleconomisch beleid slechts beperkt invloed kunnen uitoefenen op de richting en omvang van de Zeeuwse economie (zie bijlage 1 over het rapport van de Rekenkamer en onze reactie betreffende het SMART maken van doelen).

“De kredietcrisis betekent niet alleen dat de Nederlandse economie nu in een diepe recessie verkeert, maar kan ook schadelijke gevolgen hebben voor de middellange termijn. Dit is ook gebeurd met andere landen na een financiële crisis. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de productie in Nederland blijvend op een lager pad komt te liggen,” aldus het CPB. Ook de lange termijngevolgen van de crisis voor het niveau van de welvaart kunnen substantieel zijn.

De economische crisis zal ook voor Zeeland gevolgen hebben. Wat betekent dit voor Zeeland als Zeeland de landelijke trend volgt: • ruwweg meer dan een verdubbeling van de werkloze beroepsbevolking (CBS definitie) t.o.v. 2008: niveau van 6.000 naar ruwweg 13.000 in 2010 en volgends de CWI/UWV definitie tot boven de 16.000. • een daling van de werkgelegenheid van bijna 5%: ruwweg van 174.000 naar 166.000 in 2010. • Een totale daling van het regionaal product met bijna 4% in de jaren 2009 en 2010. Dit leidt tot de volgende indicatoren.

1

22

van 17-3-2009

Sociaal-culturele en ecologische domein Met het benoemen van bovenstaande (economische) indicatoren is nog geen invulling gegeven aan de wens om in het sociaal-economisch beleid te streven naar een situatie waarbij de economie zich in evenwicht ontwikkelt met het sociaalculturele domein en het ecologische domein (duurzame ontwikkeling). Gelet op de samenhang met ander provinciaal beleid kiezen we ervoor om beleidsvoorstellen en acties die voortvloeien uit het PSEB, te toetsen aan de uitgangspunten en doelstellingen van andere provinciale beleidsnota’s, waaronder het Beleidskader Sociale Zorg en het Omgevingsplan 2006-2012 (waarin het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water is opgenomen en waarvan de belangrijkste doelstellingen zijn het faciliteren van de economische dynamiek, het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het versterken van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten).


3.2 De rol en het instrumentarium van de Provincie Eerder hebben we vastgesteld dat onze invloed op de Zeeuwse economie beperkt is. Maar waar ligt onze rol dan wél precies, waar hebben we wél invloed op? Dit hier te benoemen is van belang voor het verder operationaliseren van ons maatschappelijk effect en voor de keuzes in ons beleid. Met andere woorden: waar gaan we ons op richten. (In hoofdstuk 5. Uitvoering, monitoring en communicatie wordt uitgebreider ingegaan op onze rol en ons instrumentarium en op die van andere partners). Autonoom beleid Als provinciale overheid hebben we geen wettelijke taak op het gebied van economie. Wij voeren autonoom beleid uit dat door Provinciale Staten wordt vastgesteld. Volgens het bestuursakkoord tussen de rijksoverheid en het Interprovinciaal Overleg (IPO) is ruimtelijk-economisch beleid (samen met cultuur) bestempeld tot de kerntaak van de Provincie. Juist op de schaal van Zeeland, waarin geen echt grote steden zijn, is een hechte samenwerking tussen Provincie en gemeenten van groot belang. Wij spelen daarin een belangrijke rol, al doen we dat niet alleen (binnen Zeeland is de gedachte dit te doen met zijn veertienen (13 + 1), waardoor we samen sterk staan). In het beleid van de afgelopen jaren is het streven geweest om uitvoeringsgerichte projecten te ontwikkelen in samenwerking met belanghebbenden uit de sectoren. Ons streven is om een slagvaardige, duurzaam verbindende overheid te zijn. Rol Provincie Gezien de beperkte middelen en de ambitie om met alle belanghebbenden samen op te trekken is onze rol vooral voorwaardenscheppend, initiërend, faciliterend en stimulerend. In de initiërende rol nemen we het initiatief bij een nieuwe ontwikkeling (beleid, project, overleg, etc.). Wanneer we een faci-

literende rol hebben, proberen we ontwikkelingen mogelijk te maken door de juiste condities te scheppen en voorzieningen te bieden. De stimulerende rol is de meest actieve. In dat geval hebben we als Provincie een eigen belang en nemen we verantwoordelijkheid om een ontwikkeling te doen slagen. In principe kunnen subsidies binnen alle rollen worden toegepast. Onze rol kan verschillen per project/ontwikkeling. De mate waarin we betrokken blijven bij de uitvoering van projecten verschilt per sector en/of per thema. Als Provincie hebben we op economisch gebied drie verschillende functies: een regisserende, een coördinerende en een ontwikkelingsfunctie. Welke functie wordt uitgeoefend, hangt ook weer af van de betreffende sector en/of het betreffende thema en van het specifieke soort project. Over het algemeen geldt dat we vooral een voortrekkersrol spelen om ontwikkelingen in gang te zetten: wanneer zaken in een (meer bedrijfsmatige) uitvoeringsfase komen, dan kunnen dergelijke activiteiten meestal beter aan marktpartijen worden overgelaten. We vervullen hoofdzakelijk een regisserende of coördinerende functie waar het gaat om projecten met betrekking tot zaken die nog ver van de markt zijn verwijderd. Door als Provincie zulke projecten (bijvoorbeeld op het gebied van reststromen en bio-energie) op te pakken kan worden aangetoond in hoeverre bepaalde activiteiten interessant zijn om door marktpartijen verder te worden ontwikkeld. Op deze wijze dragen we bij aan ontwikkelingen in gewenste richtingen (zoals duurzame energieopwekking en reststoffengebruik). Wij nemen een dergelijke rol op ons waar het gaat om: • het benutten van kansen die de markt nog niet grijpt, maar die wel bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling (energie, toegang tot arbeidsmarkt voor iedereen); • het benutten van kansen die marktpartijen niet grijpen omdat zij als individueel bedrijf onvoldoende baat hebben

23


bij een dergelijke investering. Door zulke onderwerpen gezamenlijk op te pakken, worden dergelijke investeringen wel rendabel. Bijvoorbeeld buitenlandse missies en samenwerking, innovatiebevordering, creëren van knooppunten, vormen van kennisclusters (landbouw, water, energie, aquacultuur (Zeeuwse Tong), (Kenniswerf)) en gezamenlijke promotie; het bevorderen van initiatieven die bijdragen aan de Zeeuwse economie en andere provinciale doelstellingen, zoals leefbaarheid op het platteland, herstructurering van bedrijventerreinen en een goede benutting van de grond (waaronder initiatieven waarvan het economische voordeel niet groot genoeg is, maar die door hun bijdrage aan andere doelstellingen als zeer wenselijke ontwikkelingen kunnen worden beschouwd); het verminderen van marktinefficiency: verbeteren van slecht werkende arbeidsmarkt, bevorderen van ondernemerschap, bedrijfsopvolging, beschikbaar stellen van kapitaal voor starters; het behartigen van de provinciale belangen (waaronder de economische) bij regelgeving/planvorming door derden.

Als gevolg van de ‘kredietcrisis’ wordt een meer proactieve rol van de provincies en andere overheden gevraagd. Als Provincie pakken we deze rol onder meer op door in samenwerking met sociale partners en intermediaire organisaties te zoeken naar maatregelen om bedreigingen om te zetten in kansen. Voorkomen moet worden dat de ambities voor de toekomst op voorhand stranden door gebrek aan vertrouwen en middelen. Op sommige terreinen nemen we als Provincie het voortouw door als opdrachtgever of medeaandeelhouder gecalculeerde risico’s te nemen en stappen in gang te zetten op weg naar een duurzame toekomst. Daarnaast zullen we onze invloed aanwenden om gezamenlijk vanuit de regio medewerking te vragen van het rijk of andere overheden. Rol uitvoeringsorganen Naast de Provincie zelf zijn er aan de Provincie gerelateerde uitvoeringsinstanties: de N.V. Economische Impuls Zeeland (sinds juli 2007) en Zeeland Seaports. Deze instanties hebben vooral als doel om beleid uit te voeren. Uitvoeringsorganisaties hebben bijvoorbeeld een goede positie om als intermediair te fungeren tussen bedrijven en kennisinstellingen. Een andere rol van de uitvoeringsorganen kan zijn om subsidieregelingen uit te voeren. De beleidsopgaven waar Zeeland de komende jaren voor staat, zijn groot en de middelen op provinciaal niveau zijn relatief beperkt. Om het beleid te laten slagen is het daarom voortdurend van belang dat overheid, ondernemers en onderwijs (de drie O’s) gezamenlijk optrekken en nieuwe verbindingen aangaan. Voor het PSEB 2009-2012 geldt nog nadrukkelijker dan in het verleden, dat het noodzakelijk is om keuzes te maken voor het realiseren van kansen en oplossen van problemen. De rolopvatting zoals hierboven geschetst, is hierbij uitgangspunt en leidraad om te komen tot keuzes in ons beleid.

24


Hoofdstuk 4

Nieuw economisch beleid

Versterken, Vernieuwen, Verbinden: Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie

In de vorige hoofdstukken is een analyse gemaakt van de Zeeuwse economie. Kansen, bedreigingen en ontwikkelingen zijn uitgebreid in kaart gebracht. Op basis daarvan zijn de beleidsopgaven, het maatschappelijk effect en doelstellingen geformuleerd voor de komende beleidsperiode. In dit hoofdstuk beschrijven we het nieuwe provinciaal sociaaleconomisch beleid voor de periode 2009-2012.

4.1 Inleiding Het nieuwe provinciaal sociaal-economisch beleid is uitgewerkt in de volgende acht programma’s: • Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt • Kennis, Innovatie en Ondernemerschap • Zorgeconomie • Energie en Klimaat • Havens en Industrie (bedrijventerreinen) • Recreatie en Toerisme • Landbouw • Visserij en Aquacultuur

Voorbeelden zijn: • Het faciliteren van schaalvergroting, intensivering, specialisatie en samenwerking in de landbouw en het efficiënt benutten van zoetwater voor de landbouw; • Het streven naar vitale en duurzame havens en industrieterreinen; • Verduurzaming van de visserij- en schelpdiersector; • De verdere ontwikkeling van voorzieningen en attracties op het gebied van water zoals jachthavens, kusttoerisme en onderwatersport; • Verdere optimalisering en versterking van recreatieve routenetwerken; • Vervolgaanpak Sociaal Akkoord (uitvoering arbeidsmarktbeleid rond specifieke thema’s) en • Versterken en uitbouwen van de ingezette weg m.b.t. innovatieprojecten via programma’s OP-Zuid en Pieken in de Delta.

Programma’s die enerzijds het beleid voor de verschillende (traditionele) sectoren beschrijven, anderzijds ruimte bieden voor breder, sectoroverstijgend beleid. In ieder beleidsprogramma geven we een korte analyse van de huidige situatie en formuleren we de doelstellingen en indicatoren, onze speerpunten en bijbehorende acties, onze rol en samenwerking met onze partners. Naast integrale beleidsvorming staan in de acht programma’s innovatie, kennistoepassing en kansen voor transitie centraal. 4.1.1 Versterken, Vernieuwen en Verbinden Het nieuwe beleid zetten we in langs de volgende drie lijnen: • Versterken; • Vernieuwen; • Verbinden Versterken In de voorafgaande beleidsperiode 2005-2008 is ingezet op een breed terrein van de Zeeuwse economie en zijn veel beleidsvoorstellen uitgevoerd. In het nieuwe beleidsplan wordt enerzijds voortgebouwd op de ingezette weg en anderzijds wordt er vernieuwd. Zoals ook de Rekenkamer aangeeft, is het van belang dat er in de opeenvolgende economische beleidsplannen sprake is van consistentie van beleid, zeker ook gezien onze rol ten opzichte van onze partners. Concreet betekent dit dat we bepaald beleid en bepaalde projecten, die in de periode 2005-2008 in gang zijn gezet, nu verder willen gaan uitbouwen of versterken.

Vernieuwen Onderdelen van beleid - of bepaalde praktijksituaties - blijken inmiddels te zijn achterhaald door nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld is de ontwikkeling van de bevolkingsgroei en de bevolkingssamenstelling. De groei loopt langzaam maar zeker terug en de provincie ontgroent en vergrijst. Dit vraagt om een nieuwe visie, die hierop anticipeert en inzet op kwaliteit. Een ander voorbeeld biedt de sector recreatie en toerisme. Wensen van toeristen en recreanten zijn de laatste jaren sterk aan verandering onderhevig; ze willen meer ruimte, meer luxe en meer activiteiten in minder tijd. De concurrentie van andere bestemmingen neemt daarbij toe. Om Zeeland aantrekkelijk te houden, moeten zowel marktpartijen als betrokken overheden met vernieuwend beleid komen. Een voorbeeld is het ontwikkelen van het aanbod van voorzieningen en attracties op het gebied van wellness en vitaliteit, waarbij producten worden ontwikkeld die inspelen op huidige trends als onthaasting en lichamelijk en geestelijk welzijn.

25


Hetzelfde geldt voor de schelpdiersector, die te maken heeft met steeds strengere milieueisen en volop zoekt naar nieuwe wegen om te verduurzamen. Andere voorbeelden zijn het bevorderen van de transitie naar een duurzame energievoorziening via innovaties en het ontwikkelen van nieuwe toepassingen voor precisielandbouw op basis van satellietgegevens. Verbinden Het Collegeprogramma “Nieuwe verbindingen” formuleert het creëren van nieuwe verbindingen als dé belangrijkste uitdaging voor bestuur en samenleving om ook op termijn een aantrekkelijke toekomst voor Zeeland te kunnen garanderen. Bij de uitwerking van ons maatschappelijk effect vormt dit dan ook een belangrijk onderdeel. In de Startnotitie PSEB 20092012 hebben we al een aanzet gegeven voor verschillende verbindingen, die we in dit beleidsplan verder hebben uitgewerkt. Het creëren van nieuwe verbindingen kan op verschillende manieren. •

26

Een eerste manier is het leggen van verbindingen tussen economische sectoren. Via samenwerking tussen verschillende (delen van de) economische sectoren wordt gezocht naar nieuwe product/marktcombinaties, naar nieuwe mogelijkheden om te innoveren en naar synergievoordelen. Vanuit het provinciaal economisch beleid willen we dergelijke nieuwe verbindingen waar mogelijk stimuleren. Een voorbeeld is de nieuwe product/marktcombinatie ’Puur Natuurlijk Zeeland’, waarbij sterke verbindingen worden gelegd tussen culinaire streekproducten (op het gebied van visserij, aquacultuur, landbouw en natuurontwikkeling) en horeca en dagrecreatie. Een ander voorbeeld is ‘Vitaal Vakantiegebied’, dat zich richt op de verbinding tussen de zorgsector en het toeristisch verblijf. Ook wijzen wij op de Volksgezondheidtoekomstverkenning (VTV, Emergis), waarin op het gebied van preventie gezocht wordt naar de verbinding met onze fysieke omgeving. Andere voorbeelden zijn de verschillende projecten en initiatieven op het gebied van de bio-based economy. Een tweede manier van verbinden is het creëren van geografisch nieuwe verbindingen. Het PSEB 2005-2008 heeft goede ervaringen opgeleverd met deze aanpak (bijvoorbeeld samenwerking met West-Brabant in het kader van Pieken in de Delta, samenwerking met Noord-Brabant en Limburg in het kader van Operationeel Programma Zuid-Nederland en samenwerking met Vlaanderen in het kader van Interreg en Grenzeloze Kanaalzone). In dit beleidsplan gaan we op deze ingeslagen weg voort en bouwen we deze aanpak verder uit. Tevens moeten we, voor gebieden waar complexe problemen of mogelijkheden liggen, streven naar het ontwikkelen van een integrale gebiedsgerichte aanpak. Hiertoe hebben we de afdeling Gebiedsontwikkeling opgericht. Het sociaal-economische beleid maakt uiteraard onderdeel uit van de integrale gebiedsgerichte aanpak. Voor het leggen van nieuwe (geografische) verbindingen moet afstemming plaatsvinden op politiek-bestuurlijk niveau. Hierin kunnen wij als trekker fungeren en het proces faciliteren.

Een derde mogelijkheid is om verbindingen tussen beleidsvelden aan te gaan. Dit geldt voor ons beleid in meer algemene zin. Met de jaren zijn we steeds meer integraal gaan werken. Ook het sociaal-economische beleid kent allerlei verbindingen met andere beleidsvelden. Verbindingen die we in dit beleidsplan willen voortzetten en waar mogelijk willen versterken. Een praktisch en voor de hand liggend voorbeeld zijn de verbindingen tussen economie en ruimtelijke ordening; economische activiteiten moeten zodanig worden ingepast, dat de omgeving ook voor andere functies, zoals wonen en recreëren, aantrekkelijk blijft. Het beleidsveld zorg biedt mogelijk economische kansen, bijvoorbeeld door een koppeling te maken met de sector toerisme en we zien een duidelijke koppeling tussen recreatie en toerisme met natuur en landschap. Andere voorbeelden zijn verbindingen tussen de beleidsvelden milieu, energie en economie, waarbij opgaven gezamenlijk worden aangepakt (zoals in de Energienota, en op het gebied van duurzame bedrijventerreinen en MVO). Maar ook de link met beleidsvelden als onderwijs, cultuur en wonen moet worden benut. Intentie van deze beleidsverbindingen moet zijn het creëren van de juiste randvoorwaarden voor optimale economische ontwikkeling. Een van de aandachtspunten hierbij is het woonklimaat als randvoorwaarde voor een aantrekkelijk en veelzijdig vestigingsklimaat.

4.1.2 Thema’s Enkele thema’s zijn de komende beleidsperiode actueel voor meerdere programma’s uit het PSEB. Zij bieden kansen en uitdagingen waarop in de uitwerking van diverse programma’s wordt ingegaan. Op deze wijze worden verbindingen gelegd tussen beleidsterreinen en vindt onderlinge versterking plaats. Specifiek willen we hier ingaan op het thema ‘water’. We geven daarbij aan in welke programma’s dit thema terugkomt. Water De naam Zeeland geeft al aan dat water een belangrijke rol speelt in onze provincie. Water is ook vanuit economisch perspectief een belangrijke factor. De sectoren, zoals benoemd in ons PSEB, zouden er heel anders uitzien zonder water. Denk daarbij aan ons toeristisch product, de mogelijkheden voor aquacultuur en onze industrie en havens. In dit PSEB wordt dan ook nadrukkelijk stilgestaan bij de optimale benutting van water in relatie tot verschillende economische sectoren, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Voor een verdere uitwerking verwijzen we naar de verschillende beleidsprogramma’s met speerpunten waarin water – bekeken vanuit economisch perspectief - een belangrijke rol speelt.


Tabel: Sectoren in relatie tot thema water Sector Recreatie en Toerisme

De Zeeuwse Delta als economisch watersportgebied verder uitbouwen d.m.v. realisatie nieuwe product/marktcombinaties binnen het speerpunt ‘Aqua High Tech Delta’ (‘water science & experience centre’ en ‘vergroten capaciteit en differentiatie voor de Delta als vaargebied’).

Visserij en Aquacultuur

Schelpdiercultuur, binnendijkse aquacultuur, algen en wierenteelt.

Landbouw

Verzilting, zie bij speerpunt ‘Versterken landbouw’ de onderdelen: - Stimuleren van omschakeling naar duurzame hoogwaardige/ innovatieve/ biologische/ zilte teelten - Stimuleren van efficiëntere benutting en conservering van zoet water

Havens en Industrie

Kennis, Innovatie en Ondernemerschap

Energie en Klimaat

Havens, zie bij speerpunt ‘Nieuwe verbindingen’, het onderdeel ontwikkelen Foodport. Grootschalige containerisatie is mogelijk en kansrijk doordat Zeeland over diepe waterwegen beschikt. Het streven naar een optimale multimodaliteit houdt in dat aan- en afvoer van goederen vanuit en naar het achterland zoveel mogelijk zal plaatsvinden over water (binnenvaart en shortsea). In de sector Havens en Industrie zal naar verwachting ook de bedrijvigheid omtrent Maritime Maintenance (onderhoud en revisie van schepen) in de nabije toekomst in belang toenemen. NV Economische Impuls Zeeland is inmiddels verscheidene projecten gestart die gericht zijn op versterking van deze branche. NIOO, Hogeschool Zeeland, Imares, Roosevelt Academy, Open Universiteit (verbinden van ecologie, economie en technologie). Het realiseren van innovatielocaties op het gebied van waterbouw en waterbeheer in de Zuidwestelijke Delta (Zeeland als showroom van waterinnovaties). Biobased economy: tweede generatie biobrandstoffen waarbij algen en wieren een onderdeel kunnen vormen voor opwekking van energie. (Uit Energienota: getijdenenergie, mogelijke andere vormen van energieopwekking, bijvoorbeeld osmose.)

Wij zien een aantal kansen voor nieuwe (economische) activiteiten en verbindingen op het gebied van water. De klimaatverandering zorgt ervoor dat Zeeland, nog meer dan in het verleden, zal moeten omgaan met water. Dit biedt zowel kansen als bedreigingen. De Provincie Zeeland heeft in samenwerking met haar partners het Kennis Netwerk Delta Water (KNDW) opgericht. Kennis Netwerk Delta Water is een netwerk waarin kennisinstituten, overheden en ondernemingen elkaar stimuleren en

versterken om de kracht van de Delta op het gebied van water, zowel nationaal als internationaal, verder te ontwikkelen en duurzaam uit te bouwen. Het netwerk draagt bij aan de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van Zeeland en omgeving. In KNDW werken de volgende participanten samen: Provincie Zeeland, Hogeschool Zeeland, Delta/Evides, Grontmij, Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, Waterschap Zeeuwse Eilanden, Rijkswaterstaat Zeeland, NV Economische Impuls Zeeland Dow, NIOO-CEME, Wageningen Universiteit en Research, Imares, Deltares en Roosevelt Academy.

27


De speerpunten van KNDW zijn weergegeven in de volgende zeester:

Momenteel wordt vanuit het KNDW de nadruk gelegd op de speerpunten: • Aquacultuur • Kustveiligheid • Waterkwaliteit open water • Experience Centrum Deltatechnologie Zoals eerder aangegeven, besteedt het PSEB aandacht aan veel ’armen’ van de zeester. Vanuit de economische sector kan gebruik worden gemaakt van het netwerk/partners van KNDW en KNDW kan op zijn beurt gebruik maken van het netwerk op sociaal-economisch gebied. Enkele ’armen’ van de zeester komen niet terug in het sociaal-economische beleid, zoals kustveiligheid en waterkwaliteit. De economische potentie van deze ’armen’ zijn ook nog niet eenduidig te benoemen. Bij de verkenning van mogelijkheden voor Deltatechnologie gaat het om een integrale benadering met technologische, ecologische en economische aspecten. In het PSEB werken we aan de ontwikkeling van de economische aspecten. Vanuit de Kweekvijver (zie verder beschrijving bij Kweekvijver) is er ruimte om te onderzoeken hoe deze ’armen’ kunnen leiden tot: 1. nieuwe bedrijvigheid op het gebied van water en watertechnologie (spin off); 2. de mogelijkheden voor het vermarkten van kennis en technologie (bijv. NIOO-CEME, communicatie/experience centrum); 3. het benutten van water als productiefactor (zoutwater voor voedselvoorziening, aquacultuur brandstoffen, en andere toepassingen van groene grondstoffen); 4. neveneffecten van innovatielocaties (toerisme, opbouw kennis, etc.). Bij voldoende aangrijpingspunten kunnen de Provincie Zeeland en andere marktpartijen verdere stappen initiëren. Daar waar het om economische kansen gaat, kan dit vanuit het PSEB worden opgepakt. Het spreekt voor zich dat deze activiteiten in nauwe samenwerking met het KNDW plaatsvinden.

28

Water als productiefactor (feed, food en fuel) Water, in het bijzonder zout water, is overal aanwezig in onze provincie. Dat zoute water, met alle organismen die daarin leven, kan aangewend worden voor verschillende toepassingen. Met name algen (micro- en macroalgen) bieden goede mogelijkheden voor food (voedsel), feed (voer) en fuel (brandstof) toepassingen. Zoute algen leggen CO2 vast, zuiveren afvalwaterstromen, groeien snel en concurreren niet met klassieke landbouwgewassen, die gebonden zijn aan de beschikbaarheid van zoetwater. Recente ontwikkelingen geven aan dat algen vooral ingezet kunnen worden voor hoogwaardige toepassingen, als voer voor schelpdieren en viskweek, voedingssupplement voor mensen en voor cosmetica en farmacie. De restproducten van deze algenverwerking bieden mogelijkheden voor het gebruik als brandstof. Naast algen zijn hogere aan zoutwater gebonden organismen (vissen, schelpdieren) belangrijk als voedsel (eiwit en vetzuur leverancier).

4.1.3 Kweekvijver Wij vinden dat er bij het formuleren van beleid plaats moet zijn (of komen) voor nieuwe gebieden, nieuwe vormen van samenwerking, uitdagers en voor verrassing en onzekerheid. In onze acht programma’s hebben we veel onderwerpen beschreven en uitgewerkt waar we ons beleid de komende periode op richten. Maar er kunnen zich kansrijke vernieuwende initiatieven aandienen, die nu nog niet bekend zijn en daarom niet zijn opgenomen in de programma’s. Ook willen we ons als Provincie niet alleen richten op sterke bedrijfstakken, bestaande successen en bewezen technologieën, maar juist ook ruimte bieden aan opkomende ondernemers en creatieve en innovatieve initiatieven en technologieën (de ‘Willie Wortels’). Als Provincie willen wij deze initiatieven ondersteunen door het instellen van een categorie ‘Kweekvijver’. Het idee achter de ‘Kweekvijver’ is dat het om risicovolle projecten gaat, die


niet persÊ succesvol hoeven te zijn, zolang we er maar van leren. Hierbij is het tevens de ambitie om te verkennen of enkele van deze projecten zich kunnen doorontwikkelen tot robuuste projecten of speerpunten voor het volgende PSEB (voor de periode 2013-2017). De initiatieven zullen worden getoetst op een beperkt aantal nader te bepalen criteria, waarbij we bijvoorbeeld denken aan een hoog innovatief karakter, een sectoroverschrijdende uitstraling en een provinciale voorbeeldfunctie. Op deze manier kunnen we proactiever inspelen op actuele ontwikkelingen. De kweekvijver is van toepassing op alle programma’s en komt daarom niet in elk afzonderlijk programma opnieuw aan de orde.

29


4.2 Programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt • In dit programma schetsen we de relatie tussen economie, onderwijs en arbeidsmarkt. Beschreven wordt hoe onderwijs bijdraagt aan gewenste ontwikkelingen op de Zeeuwse arbeidsmarkt en wat de betekenis is van aanwezige kennisinstellingen voor de regionale economie.

Effecten economische crisis programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Bij het opstellen van het PSEB, in het najaar 2008, waren de eerste tekenen van de economische crisis zichtbaar. In de maanden daarna werd duidelijk dat de crisis ernstigere vormen zou aannemen dan aanvankelijk verwacht. Dat dit effecten heeft op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is een feit. Eind 2008 werd voor de voorliggende periode een krappe arbeidsmarkt voorzien. Begin 2009 is duidelijk geworden dat de werkloosheid de komende jaren flink zal stijgen waardoor de in 2008 verwachte krappe arbeidsmarkt een arbeidsmarkt zal worden met een overschot aan beschikbare werknemers. De voorspellingen van het CPB impliceren voor Zeeland: Méér dan een verdubbeling van de werkloze beroepsbevolking (CBS-definitie), t.o.v. 2008: niveau van 6.000 naar 13.000 in 2010 en in CWI/UWV termen tot boven de 16.000. De in het PSEB genoemde speerpunten van het arbeidsmarktbeleid zijn structurele aandachtspunten die, los van conjuncturele ontwikkelingen, dé thema’s zijn van de Zeeuwse arbeidsmarkt. De projecten die in het kader van het arbeidsmarktbeleid ontwikkeld en uitgevoerd zullen worden, zullen naar verwachting wél mede ingekleurd worden door de actuele ontwikkelingen. Zo zullen bijvoorbeeld jongeren, ten gevolge van de economische crisis, sneller hun baan verliezen dan hun oudere collega’s en/of moeilijker aan het werk komen dan de afgelopen jaren. Projecten ten behoeve van jongeren zijn nu dan ook weer goed denkbaar, terwijl dat in 2008 veel minder het geval was.

4.2.1 Analyse en opgaven Onderwijs heeft een tweeledige doelstelling. Enerzijds draagt het bij aan de ontplooiing en ontwikkeling van mensen; onderwijs moet leerlingen voldoende bagage meegeven om als zelfstandige individuen te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Anderzijds heeft het onderwijs tot doel jongeren voor te bereiden op de arbeidsmarkt én een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van de samenleving (scholing werkenden, onderzoek). Onderwijs en economie zijn dus nauw met elkaar verweven. Er liggen relaties op het gebied van: • Arbeidsmarkt: onderwijs leidt nieuwe werknemers op en schoolt/traint werkenden; • Kennisontwikkeling: van onderwijsinstellingen wordt

30

• •

steeds vaker verwacht dat zij kennis leveren aan het bedrijfsleven; Vestigingsfactor bedrijven: de aanwezigheid van onderwijs is een vestigingsfactor voor bedrijven; Vestigingsfactor jongeren: onderwijs trekt jongeren naar de regio en behoudt jongeren in de regio; Werkgeverschap: het onderwijs is werkgever voor ruim 8.500 mensen.

Deze relaties maken duidelijk dat kwalitatief hoogstaand onderwijs op diverse niveaus – mits het aansluit bij de behoefte van het bedrijfsleven - een krachtige uitwerking heeft op de regionale economie. In de provinciale onderwijsnota Dé OnderwijsAgenda wordt aangegeven hoe wij hieraan, samen met betrokkenen en vertegenwoordigers uit het hele onderwijs, vorm willen geven. Binnen dit PSEB kijken we met name naar de betekenis van onderwijs voor de Zeeuwse arbeidsmarkt en naar de betekenis van de (aanwezige) kennisinstellingen voor het regionale bedrijfsleven. Wat dit laatste betreft, ligt er een duidelijke link met het programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap. Arbeidsmarkt Als gevolg van de vergrijzing van de beroepsbevolking wordt in Zeeland binnen enkele jaren een stabilisatie en afname van de beroepsbevolking verwacht. Dit betekent dat vrijwel alle sectoren in steeds sterkere mate zullen kampen met een tekort aan (gekwalificeerd) personeel. Zo is het (dreigende) tekort aan technisch- en zorgpersoneel al enkele jaren punt van aandacht en zal dat de komende jaren zeker ook blijven. Elke sector probeert dan ook om jongeren te interesseren voor de eigen sector (instroom), het huidige personeel in de sector verder te kwalificeren (doorstroom) en vast te houden (voorkomen uitstroom). Van het onderwijs wordt verwacht dat het kwantitatief én kwalitatief de juiste mensen levert om te voldoen aan de vraag op de arbeidsmarkt (aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt). Positief aan de vergrijzing van de beroepsbevolking en het dreigende tekort aan gekwalificeerde medewerkers is dat kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt (ouderen, allochtonen, arbeidsgehandicapten) en de zogenoemde ‘reserves op de arbeidsmarkt’ meer kansen krijgen. Ook kan de vergrijzing en het daarmee dreigende tekort aan gekwalificeerde medewerkers kansen bieden voor de huidige werknemers, omdat zij


méér mogelijkheden zullen krijgen om zich in hun werk verder te ontplooien en te ontwikkelen (doorstroom/sociale innovatie). Daarbij zullen werkgevers zich meer dan voorheen positief opstellen tegenover voorstellen van werknemers gericht op het kunnen combineren van werk en privé. Ons streven binnen dit PSEB is een evenwichtige groei van de economie. Aangezien de omvang van de beroepsbevolking geleidelijk afneemt, is het van belang dat de factor arbeid geen belemmering wordt voor werkgevers om te kunnen groeien. Naast het inzetten van zwakke groepen en ‘stille reserves’ (mensen die behoren tot de beroepsbevolking, maar geen betaald werk verrichten), de verbetering van de aansluiting ‘onderwijs-arbeid’ én het optimaal gebruiken van de arbeidspotentie van de werkzame beroepsbevolking is een belangrijke uitdaging het aantrekken van (hoog)gekwalificeerd personeel naar Zeeland en de verhoging van de arbeidsparticipatie – met name ook van vrouwen. Verder is het van belang dat de arbeidsproductiviteit omhoog gaat. Verhoging van de arbeidsproductiviteit verloopt vooral via innovatie (product- en sociale innovatie). Zie hiervoor het programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap. Kennisinstellingen De aanwezigheid van kwalitatief hoogstaande kennisinstellingen (onderwijs en onderzoek) heeft een krachtige uitwerking op de regionale economie, immers: • De aanwezigheid van kennisinstituten maakt Zeeland aantrekkelijk als vestigingsplaats voor het bedrijfsleven en versterkt het aantrekkelijke woonklimaat voor de huidige en nieuwe Zeeuwen; • Zeeland is een vergrijzende provincie. Behoud van jongeren is essentieel en daarin spelen onderwijsinstituten een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Van de jongeren die de provincie verlaten om elders te studeren, komt slechts een miniem percentage in het werkzame leven terug om bij te dragen aan de ontwikkeling van de Zeeuwse economie. Van de studenten die hun studie in Zeeland volgen, blijft het grootste deel wel in Zeeland. En dit is belangrijk voor een economie die steeds meer hoger opgeleiden vraagt. Krachtige voorzieningen op het niveau van (hoger-)onderwijs zijn dan ook van belang voor de vitaliteit van de Zeeuwse economie; • Onderwijs en onderzoek in de regio is onmisbaar bij het streven naar economische structuur versterking; • Aan innovatieve trajecten die in Zeeland worden voorzien (op het gebied van water, ecologie, logistiek, binnenvaart, toerisme, wellness, proces- en energietechnologie) kan het onderwijs/onderzoek een belangrijke bijdrage leveren; • De verwevenheid van het onderwijs met het Zeeuwse bedrijfsleven is van groot belang; over en weer moet gebruik gemaakt worden van elkanders expertise; de samenwerking tussen het Zeeuwse onderwijs en het bedrijfsleven is concreet gemaakt in bijvoorbeeld het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie en de NV Economische Impuls Zeeland; • De betrokkenheid van en interactie met het bedrijfsleven is sterker waar het gaat om in Zeeland gevestigde instituten; • De Wetenschappelijke Raad Zeeland is gericht op het

gezamenlijk versterken van het zich ontwikkelende hoger en wetenschappelijk onderwijs en van het onderzoeksklimaat in Zeeland; • De scholings- en trainingsfaciliteiten in Zeeland bieden werkgevers de mogelijkheid om hun medewerkers, al dan niet via ‘Het Loket’, gerichte scholing en trainingen te laten volgen; • De onderzoeksfaciliteiten in Zeeland bieden overheden en bedrijfsleven de mogelijkheid om dicht bij huis onderzoek te laten uitvoeren, door een organisatie die goed is ingevoerd in de regionale context; • De aanwezigheid van zo’n 3.800 HBO- en 600 WO-studenten heeft zijn weerslag in de Zeeuwse samenleving, met name op cultureel en maatschappelijk niveau; • De aanwezigheid van (hoger- en wetenschappelijk) onderwijs en onderzoek leidt tot een ‘broedplaats’ voor ondernemerschap en innovaties; • De kennisinstellingen (van MBO tot WO niveau) hebben internationale onderzoeks-, onderwijs- en kenniscontacten. Zeeland wordt daarmee ook buiten de landsgrenzen op de kaart gezet. Vanwege deze invloed op de Zeeuwse economie hechten we als Provincie grote waarde aan de instandhouding van de huidige onderwijs- en onderzoeksinstituten in Zeeland (Hogeschool Zeeland, Roosevelt Academy, ROC’s, Open Universiteit, Imares, NIOO, KennisNetwerk DeltaWater, Kenniscentrum Toerisme, etc.). Daarnaast zullen we ideeën en initiatieven om nieuwe onderwijs- en onderzoeksinstituten in Zeeland te vestigen, zeker ook vanwege economische motieven, stimuleren en ondersteunen. 4.2.2 Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstellingen:

Arbeidsmarkt: Binnen de provincie is er een kwalitatief én kwantitatief goede aansluiting van het aanbod van en de vraag naar arbeidskrachten. Kennisinstellingen: De huidige kennisinstellingen blijven behouden voor de provincie en de vestiging van nieuwe kennisinstellingen wordt gestimuleerd.

31


4.2.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Om na te kunnen gaan of we onze doelstellingen hebben bereikt, hanteren we de volgende indicatoren: Arbeidsmarkt De arbeidsparticipatie stijgt van 68% naar 69% ultimo 2012. Het aantal langdurig openstaande vacatures blijft kleiner dan 1000 ultimo 2012. Voor het realiseren van deze doelstellingen zijn we als Provincie afhankelijk van de inspanningen van organisaties, instellingen, werknemers en werkgevers. Wij kunnen zoveel mogelijk stimuleren, enthousiasmeren en faciliteren, maar hebben niet zelf in de hand of de genoemde ambities ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Daarbij is de arbeidsmarkt conjunctuurgevoelig. De krappe arbeidsmarkt zoals die op dit moment wordt voorzien, kan - als gevolg van een veranderde economische dynamiek (zoals ontstaan door de kredietcrisis eind 2008/begin 2009) - omslaan in een arbeidsmarkt met een overschot aan werkzoekenden. Kennisinstellingen • Geen enkel kennisinstituut verdwijnt uit Zeeland. • De vestiging van twee nieuwe kenniscentra in Zeeland ultimo 2012. 4.2.4 Speerpunten Arbeidsmarkt Wat de Zeeuwse arbeidsmarkt betreft, kiezen we voor de volgende speerpunten (zoals verder uitgewerkt in het Sociaal Akkoord2, de onderwijsnota Dé OnderwijsAgenda, het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie en het collegeprogramma Nieuwe Verbindingen): Aansluiting Onderwijs/Arbeidsmarkt: Onderwijs en arbeidsmarkt sluiten kwalitatief en kwantitatief goed op elkaar aan; in dit kader zullen wij vooral stimuleren dat de communicatie tussen het onderwijs en bedrijfsleven wordt verbeterd (van waaruit vervolgens door beide kanten stappen zullen worden gezet om de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt verder te verbeteren). • Stijging arbeidsparticipatie: Voor iedereen een plaats op de arbeidsmarkt. We zullen stimuleren dat via passende maatregelen en voorzieningen iedereen die hoort tot de potentiële beroepsbevolking, kan (gaan) deelnemen aan het arbeidsproces (met name vrouwen, ‘stille reserves’, langdurig werklozen, allochtonen en arbeidsgehandicapten). In toenemende mate verrichten beide partners van een huishouden hun werkzaamheden buitenshuis. Naast voorzieningen voor kinderopvang is er daardoor een stijgende behoefte aan ruimere openingstijden van winkels, 2

32

huisartsen, overheidsdiensten, etc. enerzijds en anderzijds aan meer mogelijkheden om flexibel met de werktijden om te gaan, bijvoorbeeld door deeltijdwerk, telethuiswerken en het bieden van specifieke verlofregelingen voor werknemers (‘7 tot 7 samenleving’). Deze flexibilisering van diensten en werktijden betekent dat mensen méér kunnen werken en draagt daardoor bij aan het realiseren van onze ambitie om de arbeidsparticipatie te verhogen. Uitdrukkelijk aandachtspunt hierbij is dat deze mogelijkheid niet tot gevolg mag hebben, dat men ten koste van privé en gezondheid steeds meer uren aan het werk is. Bij het streven naar een stijgende arbeidsparticipatie besteden we de komende jaren daarom óók aandacht aan de gezondheid/vitaliteit van de werknemer. • Vergrijzing van de arbeidsmarkt: We streven naar voldoende werknemers voor de Zeeuwse arbeidsmarkt, maar de focus hierbij ligt niet zonder meer op het aantrekken van nieuwe werknemers van buiten Zeeland. In eerste instantie moeten we ons richten op potentiële Zeeuwse arbeidskrachten. We denken daarbij aan het interesseren voor de arbeidsmarkt van dat deel van de potentiële beroepsbevolking (van in totaal 246.000 mensen), dat nu nog niet behoort tot de beroepsbevolking (mensen die 12 uur per week of meer werken/willen werken – in totaal 167.000 mensen). Het gaat hier dus om circa 79.000 extra potentiële Zeeuwse arbeidskrachten. Daarnaast zijn er Zeeuwse parttimers die – met gerichte ondersteuning - misschien bereid zijn om hun dienstverband uit te breiden. Voor een aantal specifieke functies blijft het overigens van belang om gericht mensen van buiten Zeeland aan te trekken. Vanwege de vergrijzing willen we de komende jaren ook aandacht besteden aan leeftijdsbewust personeelsbeleid. Door werknemers in staat te stellen om op oudere leeftijd te blijven doorwerken, wordt eveneens voorzien in het opvangen van tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van de vergrijzing. Om ervoor te zorgen dat er - ondanks de vergrijzing voldoende werknemers voor de Zeeuwse arbeidsmarkt beschikbaar zijn, zullen wij projecten stimuleren die: stimuleren dat mensen die horen tot de potentiële beroeps-

In het kader van het arbeidsmarktbeleid hebben de Zeeuwse werkgevers- en werknemersorganisaties, de gemeenten en de provincie Zeeland het 'Sociaal Akkoord' afgesloten. In het Sociaal Akkoord worden vier thema's benoemd die structureel aandacht moeten krijgen: a. zwakke groepen op de arbeidsmarkt, b. combinatie arbeid/privé, c. vergrijzing op de arbeidsmarkt, d. aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt. De ondertekenaars van het Sociaal Akkoord nodigen organisaties en instellingen uit om concrete projecten uit te voeren die de knelpunten, zoals benoemd in het Akkoord, oplossen. In het kader van het Sociaal Akkoord 2004 – 2008 zijn ruim 40 projecten uitgevoerd. Na een evaluatie door de ondertekenaars en projectleiders is het Sociaal Akkoord met vier jaar verlengd. De speerpunten voor de Zeeuwse arbeidsmarkt in dit PSEB sluiten aan bij de thema's en benoemde knelpunten van het Sociaal Akkoord 2008 – 2012.


bevolking, maar niet (in Zeeland) werkzaam zijn, in Zeeland betaald werk gaan verrichten; gericht zijn op het naar Zeeland halen van werknemers (en hun partners) voor specifieke vacatures of tekorten binnen specifieke sectoren. Initiatieven vanuit de markt ten aanzien van ‘partnerbanen’ kunnen - als ze worden gedragen door meerdere partijen - op onze financiële steun rekenen. Ook kunnen we op verzoek van de markt partijen bijeenbrengen om gezamenlijk tot een voorstel met betrekking tot partnerbanen te komen. Tevens zullen wij projecten stimuleren gericht op leeftijdsbewust personeelsbeleid en op sociale innovatie (het optimaal benutten van de competenties van medewerkers).

4.2.7 Onze partners

Kennisinstellingen Wat de kennisinstellingen betreft, zetten we in op de speerpunten: Instandhouding middelbaar beroepsonderwijs en hoger- en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Zeeland; Ontwikkelen van nieuwe kennisinstellingen in Zeeland; Stimuleren van de interactie tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven.

Als partners in ons beleid voor de Zeeuwse kennisinstellingen onderscheiden wij: • Onderwijsinstellingen en onderzoeksinstellingen; • Lokale overheid; • Landelijke overheid; • Bedrijfsleven.

Als partners in ons beleid voor de Zeeuwse arbeidsmarkt onderscheiden wij: • Werkgeversorganisaties (BZW en MKB Zeeland); individuele werkgevers; • Werknemersorganisaties (FNV, CNV, Unie); • Gemeenten; • Sociale Diensten, Bedrijven Sociale Werkvoorziening; • UWV/CWI; • Reïntegratiebedrijven; • Onderwijsinstellingen (MBO, HBO, WO); • Projectorganisaties.

4.2.5 Uitwerking per speerpunt De uitwerking van de speerpunten, zowel op het gebied van arbeidsmarkt als van kennisinstellingen, is een taak van organisaties, instellingen en verantwoordelijken ‘in het veld’; provincies hebben geen wettelijke rol waar het gaat om arbeidsmarktbeleid en onderwijs/onderzoek. Arbeidsmarkt Voor wat betreft de arbeidsmarkt, zullen we als Provincie: • Partijen stimuleren om met oplossingen te komen voor knelpunten op de Zeeuwse arbeidsmarkt; • Faciliteren (onder meer via het beschikbaar stellen van middelen) bij het uitwerken van deze oplossingen; • De regie voeren bij bepaalde vraagstukken, op verzoek van de partijen die bij het arbeidsmarktbeleid betrokken zijn. Kennisinstellingen Voor wat betreft de kennisinstellingen, zullen we als Provincie: Partijen stimuleren om samen te zorgen voor een goed onderwijs- en onderzoeksklimaat in Zeeland; Onderwijs/onderzoek en ondernemers stimuleren om zoveel mogelijk over en weer gebruik te maken van elkanders expertise; Faciliteren bij de instandhouding en uitbreiding van de kennisinstituten; De regie voeren bij bepaalde vraagstukken, op verzoek van betrokken partijen. 4.2.6 Rol van de Provincie Zoals hierboven aangegeven, is onze rol - zowel voor wat betreft de arbeidsmarkt als de kennisinstellingen - stimulerend, faciliterend en regisserend.

33


Jongeren denken mee over toekomst Zeeland Voorspellingen van het CBS wijzen op een verdere ontgroening en vergrijzing van Zeeland. Een ontwikkeling die zijn weerslag zal hebben op de Zeeuwse samenleving, vooral ook op economisch gebied. De Provincie wil dan ook alles in het werk stellen om de Zeeuwse jongeren zoveel mogelijk in Zeeland te houden en jonge mensen van elders hiernaartoe te halen. Maar hoe doe je dat? Wat maakt Zeeland aantrekkelijk voor deze doelgroep? Tijdens een workshop in 2008 (gehouden in het kader van het nieuwe PSEB) hebben we deze vragen voorgelegd aan een aantal Zeeuwse jongeren. Aan het woord hierover Diana van Doorn (22) uit Sint Laurens, studente Management Toerisme aan de NHTV in Breda. Diana heeft onlangs haar afstudeerscriptie afgerond bij het Kenniscentrum Kusttoerisme in Vlissingen, waar ze onderzoek deed naar de identiteit van Domburg en de mogelijkheden voor jaarrond toerisme in deze badplaats. Tijdens haar stage werd zij benaderd voor de workshop van de Provincie Zeeland, om mee te denken over het nieuwe sociaal-economisch beleid. Diana: “Dat leek me best interessant. Ik wil straks namelijk graag in Zeeland gaan werken. Samen met nog twee andere stagiaires heb ik mij toen opgegeven. Tijdens de workshop konden we in kleine groepjes brainstormen en onze mening geven over onderwerpen als onderwijs, mobiliteit, culturele voorzieningen en bedrijvigheid. Zelf vind ik toerisme heel belangDiana van Doorn rijk voor Zeeland en dat moet het, vind ik, ook blijven. De Provincie moet blijven investeren in deze, voor Zeeland, belangrijke sector. Zowel in de werkgelegenheid als in het toeristisch product zelf, waarbij innovatie en kwaliteitsverbetering kernwoorden moeten zijn.” Werk of verkering Dat Diana zelf in Zeeland wil blijven, heeft voor haar alles te maken met haar vriendenkring én het strand: “Ik heb hier veel vrienden en heb het hier goed naar mijn zin. Het liefst woon ik dicht bij het strand. Als het maar even kan, ben ik daar te vinden. En voor een baan binnen het toerisme lijkt Zeeland mij ook de juiste plek. Het lijkt me heel interessant om te zien wat er de komende jaren in Zeeland gaat gebeuren op dit gebied”. Dat toch ook heel wat Zeeuwse jongeren de provincie verlaten, herkent ze wel: “Vrienden van mij trekken weg voor werk of vanwege een verkering. Het aantal bedrijfstakken en sectoren is in Zeeland gewoon beperkt. De Provincie zou hier in elk geval iets aan kunnen doen door het zoveel mogelijk behouden van de bedrijven en instellingen die er zijn. Zo vind ik het bijvoorbeeld een slechte zaak dat de rechtbank misschien weg gaat uit Middelburg, waardoor mensen gedwongen worden te gaan werken in Breda.” Beter vervoer, meer vertier Andere aandachtspunten zijn volgens Diana het openbaar vervoer en de aanwezige culturele voorzieningen. Vooral voor jongeren vanuit ‘de flanken’ van Zeeland zijn de reistijden vaak lang en de mogelijkheden van de bus beperkt: “En de trein rijdt alleen maar langs bepaalde plaatsen in Zeeland. Woon je in Zeeuws-Vlaanderen of op Schouwen, dan schiet dat niet op.” Positief vindt ze dat er steeds meer leuke evenementen komen in Zeeland, vooral voor jongeren. Maar het aantal culturele voorzieningen voor jongeren mag best wat uitgebreider: “Er is hier wel wat, maar er valt gewoon weinig te kiezen. Ik ga vaak stappen in Middelburg en af en toe naar de Hooizolder. En in de zomer in Domburg. Maar voor de afwisseling ga ik ook wel eens naar Goes of Renesse of zelfs de provincie uit, naar Breda of Rotterdam. Op deze manier blijft het uitgaan leuk. Van mij mag er best eens iets nieuws komen en ik denk dat velen dat met me eens zullen zijn. Er waren plannen voor een discotheek in de Mortiere, dus laat die maar komen. Wel met een minimum leeftijd van 18!” Workshop Terugkijkend heeft Diana een goed gevoel over de workshop: “Uit de workshop zijn een aantal goede ideeën naar voren gekomen. We zaten als jongeren ook op één lijn. Deze ideeën zijn vastgelegd in een verslag en worden meegenomen in het nieuwe plan voor Zeeland. Ik heb dus zeker wel het gevoel dat de Provincie naar jongeren luistert.

34


4.3 Programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap Het programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap (KIO) beschrijft onze plannen voor het bevorderen van de concurrentiekracht van de Zeeuwse economie. Centraal binnen dit programma staat een goede doorstroming van kennis naar alle sectoren van de Zeeuwse economie, het stimuleren van innovatie met name binnen het MKB en het wegnemen van knelpunten voor (startende) ondernemers om zo het Zeeuwse ondernemerschap te bevorderen. 4.3.1 Analyse en opgave In maart 2000 stelden de Europese leiders zich tot doel om van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Deze strategie moet zorgen voor een duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, waarbij het leefmilieu wordt gerespecteerd. Deze doelstellingen worden samen de ‘Lissabon en Göteborg doelen’ genoemd. Wil Nederland en daarmee ook Zeeland deze ambitieuze doelstellingen halen, dan is het noodzakelijk fors te investeren in vernieuwing en ondernemerschap binnen alle sectoren. Kennis, innovatie en ondernemerschap (KIO) zijn - mede onder invloed van bovenstaande doelstellingen leidende thema’s geworden in lokale, regionale, nationale en Europese beleidsagenda’s. Grote programma’s als Pieken in de Delta, Operationeel Programma Zuid Nederland en grensoverschrijdende programma’s als Interreg zijn veelal opgebouwd rondom de thema’s kennis en innovatie. Ook binnen het PSEB kent KIO een lange geschiedenis, voorheen als thema binnen het sectoraal beleid voor het MKB. Nieuwe ontwikkelingen in de Zeeuwse economie vragen echter om een integrale benadering. Daarom hebben wij KIO in dit PSEB opgenomen als zelfstandig programma. Voordat we verder op het nieuwe beleid ingaan, worden eerst de begrippen nader verklaard. Kennis Kennis wordt vooral gegenereerd binnen universiteiten, hogescholen, andere kennisinstellingen en grote bedrijven. Kennis is een voorwaarde voor vernieuwing en dynamiek in een economie. Regio’s met een hoog kennisniveau (qua opleidingsniveau van de beroepsbevolking en aanwezigheid van kennisintensieve bedrijven en kennisinstellingen) worden gekenmerkt door een hogere groei dan regio’s die hier lager op scoren. Verder bestaat er een duidelijke samenhang tussen kennis en het thema economie en onderwijs (zie ook het beleidsprogramma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt). Waar het in dit beleidsprogramma vooral om gaat, is kennistransfer en kennistoepassing. De gegenereerde kennis bij de kennisinstellingen komt op dit moment nog onvoldoende terecht bij het bedrijfsleven. We noemen dit de kennisparadox. De aanwezige (semi)wetenschappelijke kennis is van hoog niveau, maar de doorontwikkeling van deze kennis naar nieuwe producten en nieuwe bedrijvigheid komt slecht van de

grond. Zeeland kent een soortgelijke problematiek, vooral binnen specialistische sectoren zoals aquacultuur, chemie, logistiek en integraal watermanagement/deltatechnologie. Het Zeeuwse bedrijfsleven, en zeker het MKB, profiteert nog onvoldoende van de aanwezige hoge kennis op deze gebieden. Komende beleidsperiode willen we benutten om deze kennisparadox te verminderen. Samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, tussen bedrijven onderling en tussen kennisinstellingen onderling - met andere woorden clustervorming - is een van de middelen die we hiervoor inzetten. Het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie is de basis voor deze vormen van samenwerking. We streven naar vorming van clusters op basis van concrete vragen of producten. Waar het gaat om specifieke kennis, zoals binnen het Kennis Netwerk Delta Water, ligt de uitdaging vooral in het meer betrekken van het Zeeuwse bedrijfsleven. Innovatie Innovatie definiëren we als de bewuste vernieuwing of verandering van producten en productieprocessen, diensten, organisatievormen of markten, gericht op resultaatverbetering. Innovatie is dus meer dan techniek. Het aspect ‘sociale innovatie’, bijvoorbeeld, is mede als gevolg van de demografische veranderingen aan een opmars bezig. (Voor een nadere toelichting verwijzen we naar het programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt). Innovaties kunnen het beste tot stand komen in een vestigingsklimaat waarin er mogelijkheden zijn voor kennistransfer binnen en tussen sectoren. Innovatie is ook het toepassen van nieuwe kennis in een bedrijf en is daarmee een van de belangrijkste motoren voor economische groei: bedrijven die hun strategie aanpassen aan de steeds veranderende marktomstandigheden, zijn beter in staat om te gaan met conjuncturele schommelingen. Wanneer innovatie wordt ingezet voor stijging van de arbeidsproductiviteit, kan het een instrument zijn om veranderingen op te vangen in de demografie. Bij een dalende beroepsbevolking kan op deze manier worden bereikt dat met minder mensen hetzelfde of meer wordt geproduceerd. De Zeeuwse innovatiegraad van met name het MKB ligt nog onder het landelijke gemiddelde. Dit blijkt onder andere uit het aandeel bedrijven van het totale MKB dat product- en procesinnovatie doorvoert (bron: eenmalig onderzoek ING bank “Ondernemen in Zeeland, regio in economisch

35


Zorg en innovatie Zoals eerder in dit plan is verwoord, is de zorgsector van vitaal belang voor de Zeeuwse economie. De economische kansen liggen vooral in het slim toepassen van ICT en het verbinden van de verschillende segmenten, bijvoorbeeld de zorgsector en de Zeeuwse ICT sector. In een provincie die gekenmerkt wordt door een lage bevolkingsdichtheid kan ICT een hulpmiddel zijn voor efficiënte zorgverlening. In het programma Zorgeconomie wordt dit verder uitgewerkt.

perspectief” (mei 2006)) en uit de ERBO-enquête KVK Zuidwest 2008, waarin eenmalig is gekeken naar innovatie in het MKB. Nog te weinig MKB-bedrijven voeren effectief vernieuwingen door of nemen deel aan innovatieprogramma’s. Hoewel bovenstaande metingen eenmalig zijn geweest, geven zij wel aan dat - willen we meedraaien op landelijk niveau - er een groter aantal bedrijven betrokken moet worden bij het innovatiebeleid. De uitdaging voor de komende beleidsperiode is om via nieuwe instrumenten en nieuwe samenwerkingsverbanden, en door optimaal gebruik te maken van economische programma’s, de innovatiegraad van het Zeeuwse MKB richting het landelijke gemiddelde te krijgen. Innovatie is op de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, maar overheid en onderwijs kunnen dit proces versnellen en faciliteren. Ondernemers moeten dus centraal staan bij innovatiebevordering. Knelpunten die zij ervaren (gebrek aan financiering, gekwalificeerd personeel, onbekendheid met clusters en netwerken, etc.) zullen leidend zijn binnen ons beleid. Integrale of open innovatie (waarbij samenwerking wordt nagestreefd tussen bedrijven in de hele productieketen) heeft daarbij prioriteit. Een ander belangrijk aspect is duurzaamheid; innovaties moeten leiden tot evenwichtige groei binnen de drie kapitalen ‘people, planet en profit’. Innovaties op het gebied van energie en klimaat ontstaan vaak in het MKB, omdat hier de noodzaak tot besparing en efficiency het hardst wordt gevoeld bij stijging van de grondstofprijzen. Het MKB kan deze kosten moeilijker doorberekenen, omdat dit zeer snel verstorend is voor de concurrentieverhoudingen. Aandacht voor duurzaamheid gaat nog niet altijd samen met aandacht voor innovatie. De uitdaging is om deze twee aspecten te integreren tot een benadering die meer is dan de som der delen. De factor creativiteit is tot op heden onderbelicht in het Zeeuwse innovatiebeleid. Het boek “The rise of the creative class” van Richard Florida toont echter aan hoe belangrijk creativiteit is voor bedrijfsgroei. In Zeeland is de aanwezigheid van de creatieve sector nog benedengemiddeld. Een sterke creatieve sector is van belang om innovatie aan te jagen, ook in andere sectoren. Creatieve bedrijven vereisen wel een inspirerende woon- en werkomgeving. De uitdaging waar we voor staan, is creatieve bedrijven ondernemender te maken en traditionele bedrijven creatiever.

36

Ondernemerschap Het toepassen van kennis en innoveren gebeurt door bedrijven. Goed ondernemerschap is dus een basisvereiste voor de uitwerking van dit beleidsvoornemen. We definiëren ondernemerschap als het initiatief nemen tot en het opzetten van nieuwe organisaties als marktkansen zich voordoen. Willen we bedrijvigheid stimuleren, behouden en waar mogelijk uitbreiden, dan hebben we een ondernemende samenleving nodig. Als Provincie kunnen we in de voorwaardenscheppende sfeer zorgen voor een vestigingsklimaat waar het goed wonen, werken en leven is. Een innovatief vestigingsklimaat wordt bereikt door de aanwezigheid van een bepaald voorzieningenniveau, bijvoorbeeld op het gebied van ICT infrastructuur, opleidingsniveau van de beroepsbevolking en de aanwezigheid van intermediaire organisaties. Kortom: door het bieden van een omgeving die mensen stimuleert tot economische activiteit. Dit hoeft niet altijd in de vorm van een eigen bedrijf te zijn; een ondernemende werknemer is zeker ook van belang. Door demografische ontwikkelingen worden met name de kleine MKB bedrijven (vaak familiebedrijven) steeds vaker geconfronteerd met opvolgingsproblematiek. Stimuleren van ondernemerschap kan ook voor deze categorie bedrijven van groot belang zijn.

Zeeland kent een relatief hoog aantal starters: 1570 in 2004, 1575 in 2005, 1742 in 2006 en 1785 in 2007. Gemiddeld dus bijna 1700 per jaar. Dit aantal willen we laten stijgen tot 2000 per jaar in 2012. Een groot deel van de gestarte ondernemingen blijkt echter niet in staat te overleven of te groeien. Uit onderzoek blijkt dat dit voor een deel toe te schrijven is aan een slechte voorbereiding (ontbreken van een businessplan), onvoldoende kennis van de markt of het onvoldoende benutten van kennis en van financieringsmogelijkheden. Behalve de kwantiteit is het daarom


ook belangrijk om de kwaliteit van starters te verhogen. Komende beleidsperiode willen we inzetten op meer en beter startende bedrijven. De doelgroep Technostarters verdient daarbij extra aandacht, evenals vrouwelijk ondernemerschap en het starten van een eigen bedrijf vanuit een achterstandpositie. Voor de onderwijsinstellingen ligt er een taak in het motiveren en stimuleren van studenten tot deelname aan de programma’s voor startende ondernemers. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is het uitgangspunt. Toename van bedrijvigheid mag geen afbreuk doen aan sociale waarden (people) of aan de omgeving (planet). Binnen het programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt (beleid Arbeidsmarkt) hebben we beschreven hoe we door slimmer werken arbeid beter kunnen benutten. Waar het gaat om duurzaamheid (waaronder een schoner milieu) moeten processen de komende jaren fors schoner en zuiniger worden. Niet alleen vanuit idealisme, maar ook vanuit de noodzaak van wetgeving en kosten. In die zoektocht naar besparing en verbeteringen (op het gebied van water, energie en materialen) moeten ondernemers goed gebruikmaken van de stand der techniek en over de bedrijfsgrenzen heen kijken. Vanuit verschillende beleidsvelden stimuleert de Provincie maatschappelijk verantwoord ondernemen bij het Zeeuwse bedrijfsleven. In een op te stellen provinciaal beleidsplan duurzaam ondernemen/maatschappelijk verantwoord ondernemen zal een integrale aanpak worden uitgewerkt. 4.3.2 Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

Een kennisintensief en innovatief ondernemingsklimaat.

4.3.3 Toelichting doelstelling met indicatoren Over het meten van innovatie bestaat geen eenduidigheid. Op regionaal niveau (maar ook op nationaal en Europees niveau) zijn nauwelijks onafhankelijke indicatoren beschikbaar. Hierdoor zien we dat in bijna alle beleidsplannen gekozen wordt voor doelstellingen op het niveau van beleidsinspanningen. Aangezien dit probleem dus algemeen speelt, willen we in de komende beleidsperiode kijken in hoeverre het mogelijk is om samen met andere regio’s een goed meetinstrument te ontwikkelen. Vooralsnog komen we met de volgende doelstellingen/indicatoren: •

Verbeterde kennistransfer tussen overheid, ondernemers en onderwijsinstellingen (drie O’s). Voor 2009: minimaal vier clusterprojecten uitvoeren met de drie O’s en opzetten monitoringsinstrument; Verhoging van het aantal bedrijven dat meedoet aan innovatieprogramma’s. Voor 2009: minstens 300 Zeeuwse MKB-bedrijven nemen deel. Daarnaast (hieruit voortvloeiend) 30 intensieve innovatietrajecten; Verhogen van het aantal startende ondernemers en verhogen van de overlevingsgraad (in 2012 aantal starters gegroeid tot 2000 per jaar).

Kennis Een randvoorwaarde voor innovatie en ontwikkeling is een goede kennisinfrastructuur. De Provincie heeft hierin een rol voor wat betreft onderwijs; deze is beschreven in Dé Onderwijsagenda, in het beleidsprogramma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt en in het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie. We willen intensievere samenwerking stimuleren tussen de drie O’s (onderwijs, overheid en ondernemers). De uitvoering van het Akkoord Zeeuwse kenniseconomie ligt primair bij NV Economische Impuls Zeeland en betrokken partijen. Concreet meetbare prestaties voor het jaar 2009 zijn het realiseren van minimaal vier clusterprojecten waarbij alle drie de O’s betrokken zijn en het opzetten van een monitoringsinstrument voor het meten van kenniseconomie. Innovatie Innovatie is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Overheid en onderwijs kunnen dit proces echter versnellen en faciliteren. Zoals boven gesteld, bestaat er (nog) geen eenduidige indicator voor innovatie, maar dit is wel te benaderen door het aantal bedrijven te meten dat deelneemt aan innovatieprojecten en programma’s. De doelstelling is: meer bedrijven laten deelnemen aan innovatieprogramma’s zoals OP-Zuid. Deelname van bedrijven is een meetbare en richtingaangevende indicator voor innovatiebeleid. Een meting binnen het programma Innovatieve Acties Zeeland (2004-2006) heeft uitgewezen dat 562 Zeeuwse bedrijven aan dit betreffende programma hebben deelgenomen, gemiddeld dus ruim 250 per jaar. Intensivering van beleid via onder andere OP-Zuid moet leiden tot een hogere deelname. Wanneer we uitgaan van de lopende projecten binnen OP-Zuid en van de geplande projecten binnen dit Europese programma voor 2009, en tegelijkertijd rekening houden met de brede insteek van het thema innovatie, streven we naar deelname van minstens 300 Zeeuwse bedrijven aan innovatieprojecten en - hieruit voortvloeiend - een dertigtal intensieve innovatietrajecten. Voor een verdere beschrijving van het programma Op-Zuid en de relatie met het programma KIO zie hoofdstuk 5 onder Economische programma’s. Ondernemerschap Succesvol ondernemerschapbeleid kan onder andere worden afgemeten aan het aantal startende ondernemers en aan de levensduur van hun onderneming. De overheid beslist niet of mensen gaan ondernemen en hoe zij hun bedrijf inrichten, maar in de praktijk blijken er wel knelpunten te bestaan die groei kunnen belemmeren én waar wij als overheid iets aan kunnen doen. Via ons voorwaardenscheppend beleid zullen we met de relevante partijen samenwerken om de ondernemer die kan en wil groeien, te faciliteren. De doelstelling is om het aantal starters te verhogen. Als indicator geldt dat in 2012 het aantal starters gegroeid moet zijn tot 2000 per jaar. Voor het realiseren van deze doelstellingen is de Provincie afhankelijk van de inspanningen van organisaties, instellingen en bedrijven. Wij kunnen zoveel mogelijk stimuleren, enthousiasmeren en faciliteren, maar hebben zelf niet in de hand of de genoemde ambities ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Daarnaast zijn innovatie en ondernemerschap ook con-

37


junctuurgevoelig: de economische neergang die bij het verschijnen van dit plan (januari 2009) wordt voorzien, kan bijvoorbeeld juist leiden tot een toename van het aantal startende ondernemingen. 4.3.4 Speerpunten Binnen het programma KIO kiezen we voor de volgende speerpunten van beleid:

Meer starters/doorstarters: Projecten subsidiëren die bijdragen aan een verhoging van het aantal starters en aan verlenging van de levensduur van hun onderneming. Ook hierbij geldt weer dat we een faciliterende rol richting intermediaire partijen hebben. Het starten van een onderneming is geen provinciale taak en moet dit ook niet worden.

4.3.6 Rol van de Provincie

• Intensivering van kennistransfer Zoals eerder gesteld, is er wel voldoende kennis in de regio aanwezig, maar komt deze nog onvoldoende bij het Zeeuwse bedrijfsleven terecht. Clustervorming op projectbasis tussen de drie O’s (bij voorkeur rond verbindende thema’s als water, duurzaamheid en demografie) zal worden gestimuleerd via de uitgangspunten en doelstellingen van het Sociaal Akkoord.

Zoals hierboven verwoord, is onze rol op het gebied van KIO hoofdzakelijk stimulerend en faciliterend. Als Provincie willen we – in samenwerking met onze partners - de juiste voorwaarden scheppen voor een kennisintensief en innovatief ondernemingsklimaat.

• Verhoging innovatief vermogen Zeeuws MKB Waar het gaat om KIO, moet het PSEB aanvullend en versterkend zijn voor de lopende initiatieven binnen bijvoorbeeld OP-Zuid. Het Zeeuwse MKB moet zwaarder inzetten op innovatie en kennistoepassing. Via verschillende projecten is hiervoor in de vorige beleidsperiode het fundament gelegd. Door middel van nieuwe projecten wordt het innovatiebeleid geïntensiveerd. Het gaat dan met name om de projecten in het kader van OP-Zuid, te weten: ‘Innovatie Zuid’, ‘Naar meer Participatie’ en ‘Actieplan Groei’.

KIO is heel breed en komt terug in alle economische sectoren. Belangrijke partners zijn Syntens, NV Economische Impuls Zeeland, BZW, MKB Zeeland, Kamer van Koophandel ZuidWest Nederland, Zeeland Seaports, gemeenten, onderwijs- en kennisinstellingen en het Zeeuwse (MKB) bedrijfsleven.

Meer starters en doorstarters en een hogere overlevingsgraad van startende bedrijven Om de dynamiek binnen de Zeeuwse economie te behouden stimuleren we het starten van een eigen bedrijf en willen we bereiken dat beginnende ondernemers ook tijdens de opstartfase van hun bedrijf begeleiding kunnen krijgen. De onderwijsinstellingen spelen hierbij een belangrijke rol. Naast kennisleverancier voor jonge bedrijven zijn zij ook vaak ‘leverancier’ van starters. Samen met de betrokken partijen willen we komen tot een eenduidige informatiestructuur, waarbij iedere starter of jong bedrijf de gewenste kennis of begeleiding kan vinden. 4.3.5 Uitwerking per speerpunt De drie speerpunten binnen dit programma willen we als volgt uitwerken: • •

38

Intensivering van kennistransfer: Een faciliterende en stimulerende rol spelen door het ondersteunen van clusterprojecten uit het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie. Uitgangspunt is kennisverspreiding vanuit de onderwijsinstellingen naar het bedrijfsleven en tussen bedrijven onderling. Verhoging innovatief vermogen Zeeuws MKB: Een faciliterende en stimulerende rol spelen door het ondersteunen van projecten die bijdragen aan verhoging van de innovatiegraad. Als Provincie dwingen we bedrijven niet tot innoveren; wel kunnen we de mogelijkheden die er zijn, zo goed mogelijk ontsluiten en coördineren.

4.3.7 Onze partners


Zeeuwse economie vraagt sterke visie MKB-Zeeland is een organisatie die de belangen behartigt van Zeeuwse ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Ondernemers die samen dé grootste banenmotor vormen van Zeeland. MKB-Zeeland is dan ook een belangrijk klankbord voor de Provincie bij het opstellen van beleid. We spraken hierover met Piet Eijke uit Terneuzen, lid van de Regioraad van MKB-Zeeland en directeur/eigenaar van Eyke-Hogendoorn. Wat verwacht het mkb van het sociaaleconomisch beleid van de Provincie? In welke mate innoveert het midden- en kleinbedrijf en wat betekenen de verwachte demografische ontwikkelingen (ontgroening en vergrijzing) voor deze sector? Piet Eijke Zeeland heeft volgens Piet Eijke een sociaal-economisch beleid nodig, waaruit een sterke visie spreekt. “En een provinciaal bestuur dat durft te handelen vanuit deze visie”. Hij legt uit: “In de media wordt continu gesproken van een Zeeuws probleem. Dit hoeft niet te liggen aan de mogelijkheden van Zeeland, maar aan een gebrek aan visie en aan zelfbewustzijn. Het zou goed zijn als het provinciaal bestuur een aantal duidelijke keuzes maakt - op basis van gesprekken met het bedrijfsleven - en deze visie ook zelfbewust uitdraagt, steeds het belang van Zeeland in het oog houdend: ‘Dit gaan we doen’. Weten wat je wil.” Deze visie moet volgens hem ook de basis zijn voor samenwerking op economisch gebied met Rotterdam, Brabant en Antwerpen. “Een dergelijke sterke, samenhangende visie ontbreekt, waardoor Zeeland nog té afhankelijk is van de grillen van anderen.” Innovatie Innovatie is volgens hem van groot belang voor het midden- en klein bedrijf en moet gezien worden als de tweede industrialisatiegolf, na de eerste in de jaren vijftig en zestig. Hij geeft aan dat hier een opdracht ligt voor elke ondernemer afzonderlijk (als een proces dat hoort bij hun bedrijf), maar dat ook andere factoren een belangrijke rol spelen: “Innovatie vraagt ten eerste om een krachtig opererende overheid die innovatie steunt. Een overheid met een duidelijke visie: welke economieën willen we nu écht benadrukken en ondersteunen in Zeeland.” Daarnaast moet het volgens Piet allemaal wat ‘easier’ gemaakt worden voor ondernemers om subsidie te krijgen: “Geen ingewikkelde vragen, maar echt faciliterend. Ondernemers moeten nu aan teveel eisen voldoen om aanspraak te kunnen maken op geld voor innovatie.” “Ten tweede moeten we onderzoek op universitair niveau – vanuit onderwijsinstellingen als de Rijksuniversiteit Gent, de landbouwuniversiteit Wageningen en de TU Delft - ook naar onze provincie zien te krijgen. Onderzoek moet bij wijze van spreken niet alleen uitgevoerd worden in de Noord-Oostpolder. Dit leidt ook tot een meer gedifferentieerde opbouw van de bevolking, doordat jonge mensen (studenten) naar hier komen.” Tenslotte, zo geeft hij aan, moet worden geïnvesteerd in ‘échte kennis’: “In het verleden importeerde het mkb goede kennis via studenten van de HTS. Deze kwamen stage lopen in het bedrijf en brachten kennis mee waar behoefte aan was. Tegenwoordig is het allemaal een stuk ondoorzichtiger geworden. Dit moet transparanter. De kennisinfrastructuur moet vervangen worden.” Vergrijzing en ontgroening Piet is niet bang voor vergrijzing en ontgroening van Zeeland en daarmee een tekort aan arbeidskrachten voor het mkb, maar voorziet zelfs mogelijkheden voor groei. De economische crisis (eind 2008) kan hier een rol in spelen, zo zegt hij, wanneer we in Zeeland onze sterke punten uitbuiten: “De grootste klappen in deze crisis vallen in de zogenoemde maakindustrie, in OostNederland. Mensen - en daarmee kennis - kunnen we uit deze gebieden naar hier halen, waardoor de ‘bevolkingsdreun’ gecompenseerd kan worden. Maar dan moeten we wél aan de weg timmeren. Wij hebben de kansen, onder meer op het gebied van landbouw en aquatische culturen, chemische procesindustrie, toerisme en zorgeconomie. Als we onze sterke punten maximaal benutten, kunnen we zelfs een groeipool worden binnen Nederland.” Zorgen maakt hij zich wel om het aantal vroegtijdige schoolverlaters binnen het VMBO: “Met een beter functionerend VMBO zouden we een goede instroom van jongeren in het mkb kunnen hebben. Via het aanbieden van leerplaatsen bieden we deze jongeren kans op werk binnen een sector die goed zorgt voor zijn personeel. Die instroom is nu echt een probleem.”

39


4.4 Programma Zorgeconomie In dit beleidsprogramma worden de plannen beschreven die bijdragen aan de zorgeconomie in Zeeland. Onder zorgeconomie verstaan we de sector welzijn en gezondheidszorg en andere aan de zorg gerelateerde activiteiten. Vanwege deze laatste toevoeging spreken we van zorgeconomie in plaats van zorgsector. Met dit programma willen we kansrijke sectoren die bijdragen aan de zorgeconomie in Zeeland, versterken. Hierbij worden nieuwe verbindingen aangegaan tussen de sectoren Welzijn, Recreatie en Toerisme, Onderwijs en ICT.

ning (wellness). In totaal schatten we dat de zorgeconomie goed is voor ruim 20% van de totale werkgelegenheid in Zeeland. Daarmee is de zorgeconomie verreweg de grootste werkgever van de provincie, die gezien de hoge deeltijdfactor aan veel Zeeuwen werk biedt. Naast het werkgelegenheidsaspect is ook het financiële belang van de sector groot. Naar schatting ligt de omzet van de sector om en nabij een miljard euro3. Reden genoeg om zorgeconomie als programma op te nemen in het PSEB, temeer omdat zich binnen de zorgeconomie een aantal ontwikkelingen voordoen die een economische component hebben. Enkele trends: Demografische ontwikkelingen: toenemende vergrijzing zal leiden tot een fors groeiende vraag naar zorg. De afname van de omvang van de demografische middengroep verkleint de groep die deze zorg kan verlenen; • Schaalvergroting, marktwerking en fusies: om een sterkere concurrentiepositie te krijgen en kosten te besparen vinden steeds vaker reorganisaties plaats binnen zorginstellingen; • Zorgaanbieders werken steeds meer samen (ketenintegratie): zowel organisatorische samenwerking, gezamenlijke productontwikkeling en fysieke clustering van diensten komen steeds meer voor; • Consumentisme: de verwachting is dat patiënten meer van hun eigen inkomen gaan uitgeven aan gezondheid/gezondheidszorg en een meer kritische en mondige houding aannemen. Daarnaast komt er een groeiende groep koopkrachtige ouderen, wat leidt tot ontwikkelingen van zorghotels en zorgcentra; • E-gezondheidszorg: toenemend belang van ICT en zorg, domotica (technische voorzieningen in en om de woning waardoor mensen langer zelfstandig kunnen wonen); • Gentherapie en biotechnologie: verschuivende aandacht naar preventie en persoonsgerichte behandeling; • Wetgeving, politiek: met als doel een betere werking van de zorgsector, maar soms wel met economische gevolgen (werkgelegenheid), zoals de WMO regelingen. Bovenstaande trends leiden tot meer concurrentie in de zorg, een toenemend belang van kwaliteit, schaalvergroting, outsoursing en fusies bij spelers in de zorg, ketenintegratie en veranderende vraag naar zorgproducten en –concepten. Deze ontwikkelingen bieden kansen, waar ook het Zeeuwse bedrijfsleven nauw bij betrokken kan worden. Om deze kansen nader te verkennen is onderzoek verricht naar de sterkten en zwakten van de zorgeconomie in Zeeland: •

4.4.1 Analyse en opgave In Zeeland werken bijna 25.500 personen in de gezondheidszorg en welzijnssector. Binnen deze sector vallen in principe alle economische activiteiten die direct of indirect relatie hebben met ‘cure’ (het genezen) en ‘care’ (het verzorgen). Denk hierbij voor ‘cure’ aan ziekenhuizen, revalidatiecentra, tandartsen, huisartsen en voor de ‘care’ sector aan verzorgingsen verpleeghuizen, thuiszorg en gehandicaptenzorg. Binnen de totale zorgeconomie van Zeeland levert de ‘care’ sector de grootste bijdrage aan de werkgelegenheid met meer dan 18.000 arbeidsplaatsen. Het gaat om meer dan de helft van de banen in de totale zorgeconomie. Bovendien heeft deze sector de afgelopen jaren een sterke groei laten zien in aantal vestigingen. De zorgeconomie is een milieuvriendelijke bedrijfstak, die hoogwaardige werkgelegenheid biedt en die in de komende jaren – mede gezien de veranderende bevolkingsopbouw verder zal groeien, mits daarvoor de juiste randvoorwaarden aanwezig zijn. De gezondheids- en welzijnssector is ‘markt’, maar dient zeker niet in de laatste plaats het algemeen belang: welzijn, geestelijke en lichamelijke gezondheid. Het is voor de inwoners van Zeeland (inclusief de daar verblijvende toeristen) belangrijk dat ze kunnen (blijven) rekenen op goede en bereikbare zorg. De aanwezigheid hiervan is daarnaast een belangrijke (economische) vestigingsfactor. Zorgeconomie is echter veel meer dan alleen gezondheidszorg en welzijn. Het gaat ook om een breed scala aan andere zorggerelateerde activiteiten binnen de zakelijke en financiële dienstverlening, productie, handel en logistiek, science en R&D, detailhandel en voorzieningen voor sport en ontspan-

3

40

Analyse Zorgeconomie Zeeland, STEC Groep, december 2008


Tabel: Sterkten/zwakten zorgeconomie Zeeland Sterkten

Zwakten

• • • • • • •

• • • • • • •

• • • •

Grootste aandeel werkgelegenheid Financiële betekenis Ruim aanbod aan zorgopleidingen Schaalvergroting en (mogelijke) fusies Ketenintegratie en samenwerking Omvang en diversiteit van de sector Innovaties en initiatieven op gebied van ICT/zorg & wonen/zorg en zorgtoerisme Omvang vergrijzing biedt “grote markt” Aantrekkelijk voor zorgtoerisme en wellness Milieu vriendelijke activiteit Hoogwaardige werkgelegenheid

Het arbeidspotentieel Bevolkingsdichtheid relatief laag; Eilandenstructuur Kleine schaal Tekort aan leerlingen voor zorg Het imago van Zeeland als zorgprovincie Weinig science base en R &D bedrijven Successen, pluspunten van de zorgeconomie te weinig uitgedragen Matige samenwerking

Bron: STEC Groep, 2008 Zorgeconomie omvat een zeer breed beleidsterrein, maar zoals uit de tabel blijkt, liggen de relaties met economie vooral op het terrein van onderwijs en arbeidsmarkt: voldoende arbeidskrachten in de zorg, scholings- en opleidingsmogelijkheden, recreatie en toerisme en ICT in de zorg en vernieuwing in ketensamenwerking. Hierop willen wij ons dan ook in dit programma richten. Arbeidsmarkt en Scholing De demografische ontwikkelingen werken sterk door in de zorgsector. Door ontgroening en vergrijzing zal het aanbod van zorgpersoneel dalen. Daarnaast zal door vergrijzing de vraag naar zorg ook in Zeeland de komende jaren blijven stijgen. Het is niet gezegd dat de toenemende vraag ook zal leiden tot een evenredige groei van het arbeidsvolume. Effiencyverhoging, onder andere door middel van innovatie en marktwerking, zorgen ervoor dat een directe relatie naar het terrein van arbeidsmarkt moeilijk te maken is. Toch wordt ook voor de provincie Zeeland uitgegaan van groeiverwachtingen vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt, die zullen lijken op de landelijke cijfers (een autonome groei van de zorgsector met 2% tot 3%). Om de jaarlijkse groei in de zorgsector op te kunnen vangen met voldoende personeel is een groot aantal leerlingen bij de Zeeuwse onderwijsinstellingen noodzakelijk. Uit cijfers van Viazorg blijkt dat met name een tekort aan verzorgenden

(niveau 3) gaat ontstaan in de komende jaren. Het belang van een goed opleidingsniveau wordt steeds groter. Hier ligt een uitdaging voor de komende jaren. Recreatie en Toerisme Preventie van ziekte is een van de grootste groeimarkten in de zorg op dit moment. Investeren in preventie is werken aan welzijn en behoud en versterking van de arbeidsproductiviteit. Nieuwe technieken maken het mogelijk de gezondheid van mensen actief te monitoren. Preventie is een van de belangrijkste methoden om de groeiende zorgvraag en de toenemende druk op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden. Bovendien is zorgverzekeraars er alles aan gelegen om ziekte van hun klanten, en de daarmee samenhangende kosten, zoveel mogelijk te voorkomen. Het zijn dan ook vooral zorgverzekeraars, die in samenwerking met onder andere de toeristisch recreatieve sector gezamenlijk nieuwe product/marktcombinaties kunnen ontwikkelen om in te spelen op deze trend. Daarnaast zijn er verschillende trends waarneembaar waaruit blijkt dat, onder druk van de huidige prestatiemaatschappij, er een toenemende vraag ontstaat naar bewustere levensstijlen, gezonde en eerlijke voeding, aandacht voor het lichaam en bewustzijn en een toenemende behoefte aan onthaasting tijdens de vrije tijd. Zo groeit de vraag naar toeristische en recreatieve voorzieningen in combinatie met health, sport en beauty. Het gaat hierbij om voorzieningen variërend van health centers (sauna, massage, etc.), klinieken (gericht op zaken als liposuctie, botox, laserbehandelingen en plastische chirurgie) tot sportcenters waar onder begeleiding van een personal trainer aan conditie en techniek gewerkt kan worden. Ondanks de reeds ondernomen initiatieven op het gebied van zorg en toerisme beschikt de provincie Zeeland nog niet over een uitgesproken imago voor zorgtoerisme. Met een krachtiger imago van en het versterken van de allianties tussen de zorg- en vrijetijdssector heeft Zeeland meer kans om bovenregionale investeringen op het gebied van zorg en toerisme aan te trekken. Innovatie in de zorg: ICT als impuls in de zorgsector Naar verwachting verloopt in 2020 ongeveer 20% van de patiëntencontacten en patiëntencontroles via internet. Nieuwe

41


4.4.2 Doelstelling Voor ons beleid hebben we de volgende doelstellingen:

Een kennisintensief en innovatief ondernemingsklimaat. Een duurzame structurele samenwerking tussen het Zeeuwse bedrijfsleven en zorginstellingen en evenwicht op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel. Nieuwe verbindingen tussen zorgsector en economische sectoren, resulterend in efficiënte zorgverlening van hoge kwaliteit, evenwicht op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel en het bouwen van een duurzame structurele samenwerking tussen het Zeeuwse bedrijfsleven en zorginstellingen, met name op het gebied van innovatie.

4.4.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Op het grensvlak van economie en zorg kunnen een aantal aspecten worden onderscheiden, die we als streefdoel kunnen opnemen om bovenstaande doelstellingen te volgen: •

ideeën en therapieën verspreiden zich sneller dankzij internet en consumenten kunnen kwaliteit, kosten en resultaten van instellingen en behandelingen snel en makkelijk vergelijken. Ook op het gebied van technologische ontwikkelingen, zoals woonhuisautomatisering (domotica), liggen veel kansen. Bij bijna elke vorm van vernieuwing in de zorgsector vormt ICT een strategisch instrument. ICT speelt een rol bij innovatie, bij de ontwikkeling van doelmatigere werkprocessen, bij de ketenzorg en bij het ontwikkelen van nieuwe producten en gebruiksmogelijkheden. De beleidsaspecten van innovatie in de zorgsector zijn divers. Naast een direct werkgelegenheidsaspect binnen de ICT-sector zorgt innovatie ook voor verbetering van kwaliteit in de zorg en neemt de druk op de arbeidsmarkt af door verhoging van de arbeidsproductiviteit. Recente ontwikkelingen in Zeeland, zoals de financiële en economische crisis, maken juist nu de tijd rijp om innovatie in de zorg te stimuleren. Door schaalvergroting en fusies worden de fysieke afstanden tussen zorgverlener en zorgvrager vaak groter. Uitgaande van nieuwe verbindingen tussen sectoren kan het mes aan twee kanten snijden: kwaliteitsverbetering in de zorg en economische stimulering van de ICT-sector. De lopende initiatieven zoals Zorgportaal Zeeland, Stichting ICT, Domotica in de zorg, Met ICT doe ik mee(r) en het afgesloten project Acute Zorg Zeeland vormen een goed vertrekpunt.

42

Evenwicht op de arbeidsmarkt: kraptemeter van CWI (verhouding tussen vacatures ) laat een verbetering zien ten opzichte van 2009; Aantal ketenprojecten waarbij bedrijfsleven en zorginstellingen samenwerken, met name op het terrein van innovatie en toerisme. Tenminste één project per jaar opstarten.

4.4.4 Speerpunten Recreatie en Toerisme: stimuleren nieuwe product/ marktcombinaties Door de gebiedseigen kwaliteiten als rust, ruimte, groen en water biedt Zeeland veel aanknopingspunten voor wellness en zorgtoerisme. Zeeland beschikt reeds over meer dan duizend bedrijfsvestigingen die actief zijn op dit gebied. Daarmee biedt dit segment kansen voor de zorgeconomie in Zeeland. Vanuit het programma Recreatie en Toerisme wordt binnen het speerpunt Vitaal Vakantiegebied invulling gegeven aan de ontwikkeling van innovatieve product/marktcombinaties rond vitale senioren en wellness. Binnen dit speerpunt zullen, door middel van kennisoverdracht, zowel de ontwikkeling van nieuwe productmarkt/combinaties rond zorg en toerisme als het aangaan van nieuwe allianties tussen de sectoren zorg en toerisme worden gestimuleerd. Onderwijs en Arbeidsmarkt: knelpunten omzetten in kansen De gevolgen van een vergrijzende bevolking zullen ook op de Zeeuwse arbeidsmarkt merkbaar zijn. Er moeten wegen worden gevonden om mensen langer vitaal beschikbaar te krijgen en te houden voor het arbeidsproces. Dit is één van de doelstellingen van het Provinciaal Sociaal Akkoord. Bovendien heeft een ouder wordende beroepsbevolking – bij ongewijzigd beleid – ook consequenties voor de arbeidsproductiviteit. Zeker bij een krimpende arbeidsmarkt is het van belang om de arbeidsproductiviteit in Zeeland op peil te houden of te


verhogen. Dat is mogelijk door programma’s op te zetten die gericht zijn op het bevorderen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de Zeeuwse werknemers. Oudere werknemers verzuimen weliswaar minder vaak, maar de verzuimduur bij oudere medewerkers is hoger dan bij jonge medewerkers. Voor de gezondheidszorgsector als zodanig is ViaZorg actief op het terrein van de arbeidsmarkt. ViaZorg heeft als hoofddoel de instroom, doorstroom en het behoud van personeel in de zorg- en welzijnsector te bevorderen. Daarbij gaat het niet uitsluitend om aspecten van gezondheid en vitaliteit, maar deze maken wel deel uit van de aanpak van ViaZorg. Momenteel is een plan in voorbereiding om te voorkomen dat de noodzakelijke groei in de gezondheidszorg stagneert door personeelstekorten en om scholingsmogelijkheden te vergroten, zowel voor herintreders als voor jongeren. ICT en zorg: innovaties verder stimuleren Innovatie is van strategische betekenis in het verder ontwikkelen van de Zeeuwse zorgeconomie. De afgelopen jaren zijn diverse initiatieven ontplooid. Deze moeten echter verder worden ontwikkeld en worden gekoppeld aan de sterke punten van de Zeeuwse zorgsector. Dit is de uitdaging voor de komende beleidsperiode.

(met z’n 14-en) - ook vanuit economische invalshoek proactief en integraal gaan oppakken. Zoals hierboven geschetst, liggen er uitdagingen op het terrein van de arbeidsmarkt, waarbij het Sociaal Akkoord een rol kan spelen en in het stimuleren van vernieuwing en ICT door middel van innovatiesubsidies. Meer in algemene zin ligt er een uitdaging in het verder versterken van het imago van Zeeland als ‘zorgprovincie’. NV Economische Impuls Zeeland kan ook hier een rol spelen in de acquisitie van zorggerelateerde bedrijvigheid. 4.4.7 Partners in beleid Zorgeconomie is een breed onderwerp, met een groot aantal betrokken partijen. Naast de Provincie Zeeland zijn dit onder andere de Zeeuwse zorginstellingen in brede zin, de Zeeuwse Vereniging van ICT ondernemers, NV Economische Impuls Zeeland, ViaZorg, Scoop, de Zeeuwse onderwijsinstellingen en de Kamer van Koophandel.

4.4.5 Uitwerking per speerpunt: Recreatie en Toerisme: • Het faciliteren van kennisoverdracht tussen recreatie en toerisme en zorg, waarbij de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke product/marktcombinaties gestimuleerd wordt. Onderwijs en Arbeidsmarkt: • Een faciliterende en stimulerende rol spelen door het ondersteunen van gezamenlijke projecten (samen met de afdeling Welzijn, Viazorg, Sociaal Akkoord), gericht op behoud en uitbreiding van opleidingen en op de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. ICT en Zorg: • Een faciliterende en stimulerende rol spelen door het ondersteunen van gezamenlijke projecten (samen met de afdeling Welzijn, Stichting ICT en zorg en de NV Economische Impuls Zeeland) gericht op versterking van de zorgsector en economische sectoren. 4.4.6 Rol van de Provincie De rol van de Provincie op het terrein van zorg en welzijn is divers. Traditioneel hebben we de volgende taken: het aanbod in de jeugdzorg, een taak ten aanzien van het ambulancevervoer en een ondersteunende functie richting de gemeenten in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daarnaast voeren we een autonoom beleid dat zich richt op behoud en versterking van de zorginfrastructuur in Zeeland. Ook zijn we verantwoordelijk voor het faciliteren van de organisatie van de Zeeuwse zorgvragers, Het Klaverblad. De trends en ontwikkelingen in de zorgsector (zoals geschetst in paragraaf 1. Analyse en opgave) leiden tot een aantal opgaven, die we in de komende beleidsperiode - conform Zeeuws model

43


4.5 Programma Energie en Klimaat Met het programma Energie en Klimaat formuleren we onze beleidsvoornemens rond nieuwe ontwikkelingen op het gebied van energie en klimaat. We willen hiermee bijdragen aan een duurzame energievoorziening, vooral ook in het licht van de voorspelde klimaatverandering. Dit programma is - door de nauwe verwevenheid met de verschillende economische sectoren – veelal sectoroverstijgend. 4.5.1 Analyse en beleidsopgaven Het Regieorgaan Energietransitie opent zijn visie op een duurzame energiehuishouding in Nederland als volgt: “Energie is de basis voor economische ontwikkeling en welvaart. Een stabiele en robuuste energiehuishouding nu en in de toekomst is van belang”. Genoeg aanleiding dus om binnen het PSEB specifiek aandacht te geven aan het energiebeleid. De Europese en nationale overheden zetten in op een transitie van een energievoorziening gebaseerd op fossiele grondstoffen naar een duurzame energievoorziening. De nationale overheid heeft daarbij een aantal transitiepaden gedefinieerd. Het beleid van de Provincie Zeeland sluit zo veel mogelijk bij die transitiepaden aan. Binnen dit PSEB richten we ons met name op de transitiepaden die een versterking bieden voor het Zeeuwse bedrijfsleven. Relatie met Strategienota Energie- en Klimaatbeleid Het integrale beleid van de Provincie Zeeland op het gebied van energie is verwoord in de Strategienota Energie- en klimaatbeleid 2008-2012. Deze nota vormt het uitgangspunt voor het economisch beleid op het gebied van energie en klimaat en is hiervoor richtinggevend. Het voorkomen van klimaatverandering door vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (genaamd mitigatie) vormt het vertrekpunt voor eerdergenoemde Strategienota. Ons doel is het leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale doelstelling op het gebied van energiebesparing, duurzame

44

energie en de uitstoot van broeikasgassen. Als Provincie hebben we ervoor gekozen om - in overeenstemming met het werkprogramma ‘Schoon en Zuinig’ van het kabinet - in te zetten op een samenhangend pakket van maatregelen in drie golven met totaal 17 speerpunten (voor onderverdeling golven zie Energienota). Bij de keuze voor de speerpunten is rekening gehouden met drie factoren. Allereerst moet de maatregel in voldoende mate bijdragen aan de provinciale energie- en klimaatdoelstellingen. Ten tweede moet de maatregel aansluiten bij de geografische ligging van Zeeland en bij de kansen voor het bedrijfsleven in de provincie. Ten derde is de voorbeeldwerking van een project of maatregel van belang. De uitvoering van de Strategienota Energie- en klimaatbeleid wordt beschreven in de Uitvoeringsnota Energie en klimaatbeleid. Binnen dit PSEB werken we de speerpunten uit die kansen met zich meebrengen voor het Zeeuwse bedrijfsleven. Het gaat om de speerpunten biobased economy (hernieuwbare grondstoffen, bioraffinage), tweede generatie biobrandstoffen en het aantrekken van bedrijven die technologie leveren voor zon en windenergie. Energie vormt zowel een thema binnen ons provinciaal beleid als een sector. Energie als sector In Zeeland was de werkgelegenheid bij de energie- en waterleveringsbedrijven 1700 arbeidsplaatsen in 2005, terwijl de toegevoegde waarde € 401 miljoen bedroeg. Dit komt neer op 5,1% van de landelijke toegevoegde waarde en 5,8% van de landelijke werkgelegenheid binnen deze sector. De energiesector is daarmee relatief sterk vertegenwoordigd in onze provincie. Daarbij merken we op dat opwekkingsactiviteiten in toenemende mate decentraal en daarmee ook buiten de energiesector plaatsvinden. Deze activiteiten zijn niet meegenomen in de cijfers. Een voorbeeld hiervan zijn WKK-installaties bij tuinders. De energiesector kan verdeeld worden naar opwekking en levering van energie.


Opwekking Traditionele opwekking Onder traditionele opwekking verstaan we hier de opwekking van energie met eindige energiebronnen (fossiele brandstoffen). De traditionele opwekking van energie is goed vertegenwoordigd in Zeeland. Met name Delta, waarvan de Provincie Zeeland aandeelhouder is, heeft een goede marktpositie. Ondanks het grote energieverbruik is Zeeland per saldo een exporteur van elektriciteit. Door de opening van de nieuwe gasgestookte Sloecentrale in 2009 zal dit exportoverschot alleen maar toenemen. In Zeeland wordt alleen al door Delta en verbonden partijen 1454 MW opgewekt. Met de opening van de nieuwe Sloecentrale komt dit op 2342 MW. Onze provincie vormt door de aanwezige havenfaciliteiten en de aanwezigheid van voldoende koelwater een goede locatie voor productie van energie. Tussenoplossingen als overgang naar een duurzamere energieproductie Naast de duurzaamheid van de energievoorziening is ook de betrouwbaarheid/leveringszekerheid en de prijsstelling van belang. Als Provincie zoeken we naar een evenwichtige transitie en verduurzaming van de energieproductie. In de transitie van energieopwekking met eindige energiebronnen naar een uiteindelijke duurzame energievoorziening, zullen ook tussenoplossingen moeten worden ingezet. Hierbij denken we met name aan centrales met CO2 afvang en opslag en aan centrales die flexibel zijn, en zowel energie, gas en/of waterstof kunnen produceren. Voorbeelden zijn de zogenoemde Fisher Tropscentrales of kolenvergassingscentrales met CO2 op- en afvang. In de transitieperiode lijkt CCS (Carbon Capture and Storage) vooralsnog de aangewezen manier om de CO2reductiedoelstellingen (20-2020) te bereiken. Inmiddels worden proeven voorbereid. Tegelijkertijd groeien de twijfels over de financiële en technische haalbaarheid van CCS, vooral waar het gaat om de impact op de bebouwde (woon)omgeving van de opslaglocaties. Als blijkt dat CCS technologieën niet (binnen reële termijn) haalbaar zijn, moet worden gezocht naar alternatieven om de CO2-reductiedoelstellingen te halen. Kernenergie wordt door het landelijk transitieplatform vooralsnog niet aangemerkt als een tussenstap naar een energievoorziening met hernieuwbare bronnen. De discussie over kernenergie zal pas verder worden gevoerd als er praktische ervaring met CO2-opslag is opgedaan. In het regeerakkoord is vastgelegd dat deze kabinetsperiode niet tot bouw van een nieuwe kerncentrale wordt overgegaan. Het primaat wat betreft de besluitvorming over een nieuwe kerncentrale berust echter bij het Rijk. Als Provincie zijn we hierbij volgend. Duurzame opwekking In de transitie naar een duurzame energiehuishouding vermindert de vraag naar fossiele grondstoffen en groeit de beschikbaarheid van hernieuwbare bronnen. Daardoor blijft energie betaalbaar, beschikbaar en betrouwbaar. Een dergelijke omslag in denken en werken biedt nieuwe kansen; door de juiste doelen te kiezen en gebruik te maken van onze industriële positie, kennisbronnen en toegang tot wereldmarkten ontstaan nieuwe mogelijkheden voor onze samenleving in het algemeen en voor het Zeeuwse bedrijfsleven in het bijzonder.

Vanuit het PSEB zullen we nadrukkelijk inzoomen op de kansen die de energietransitie biedt. Wat betreft de opwekking van duurzame energie, sluiten we daarmee aan bij de speerpunten uit de Strategienota Energie- en klimaatbeleid en het Uitvoeringsprogramma. Deze speerpunten zijn gebaseerd op de sterke punten van Zeeland: zee, zon en water. Concreet zullen we ons binnen dit PSEB concentreren op tweede generatie biobrandstoffen en de biobased economy en op het aantrekken van bedrijven die technologie leveren voor zon en windenergie. Levering van elektriciteit De splitsingswet zorgt ervoor dat de netwerkactiviteiten worden gesplitst van de productieactiviteiten. Het doel hiervan is om een meer competitieve markt te krijgen. Levering aan en betrouwbaarheid van het netwerk is van essentieel belang voor verdere economische ontwikkeling. De bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor aanleg en onderhoud van netwerken ligt bij de energiebedrijven voor netwerken beneden de 150 kv en bij de landelijke netwerkbeheerder Tennet voor netwerken vanaf 150kv. Een knelpunt is dat de transportcapaciteit van de hoogspanningsleidingen bijna is bereikt.

Energie als thema Energietechnologie als economische kans Energietechnologie is een groeimarkt. Om de ambitieuze doelstellingen van onze nationale overheid en de Europese Unie te halen is energietechnologie onmisbaar. Vanuit Europees en landelijk beleid zijn hiervoor middelen gereserveerd. Met ons provinciaal beleid willen we innovatie op het gebied van energietechnologie bevorderen en de bedrijvigheid (aantal bedrijven en werknemers) op het gebied van energietechnologie laten toenemen. Enerzijds zal dit groei van werkgelegenheid en van toegevoegde waarde met zich meebrengen. Anderzijds dragen nieuwe technologieën op lange termijn bij aan een lagere wereldwijde uitstoot van CO2. Binnen dit PSEB sluiten we zoveel mogelijk aan bij de speerpunten uit de Strategienota: bevordering van technologie op het gebied van wind- en zonne-energie, bio-gebaseerde industrie en tweede generatie biobrandstoffen. Besparing van energie Besparing van energie vormt een belangrijk onderdeel uit de Strategienota. Voor het bedrijfsleven kan dit enerzijds een besparing opleveren en anderzijds vermindert energiebesparing de afhankelijkheid van energie. Vanuit de verschillende economische sectoren kan gekeken worden naar de mogelijkheid tot besparing. Hierbij kan gedacht worden aan (subsidiëring van) voorbeeldprojecten. In het Uitvoeringsprogramma Energie en klimaatbeleid is een regeling gemaakt voor haalbaarheidsstudies. Energiebesparing kan ook bereikt worden door gebruik te maken van elkanders reststromen (bio-cascadering). Dit is bij verschillende programma’s binnen dit PSEB verder uitgewerkt. Voorbeelden zijn de bio-based economy (programma Industrie en Havens), groene grondstoffen (programma Landbouw) en bioparken (programma Industrie en Havens, Landbouw). Vanuit consumentperspectief is het van belang aan te sluiten bij (bestaande) landelijke regelingen,

45


zoals bijvoorbeeld Meer met Minder. Regelingen moeten elkaar versterken.

eenvoudig te meten. In de onderstaande doelstellingen en indicatoren zijn de ambities verwoord:

Vestigingsklimaat Onder meer door het project BioBase Europe zal het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijvigheid versterkt worden. Maar belangrijker nog dan de fysieke voorzieningen is de sociale- en kennisinfrastructuur. Mede gezien de demografische ontwikkelingen in Zeeland is de beschikbaarheid van voldoende - en voldoende gekwalificeerde - arbeidskrachten cruciaal voor de verdere uitbouw van deze sector. Om de aantrekkelijkheid van Zeeland voor het huidige én toekomstig ‘menselijk kapitaal’ te vergroten moet Zeeland zich ontwikkelen tot hét energiekenniscentrum van Nederland, met een aantrekkende werking die zich uitstrekt tot ver buiten de provinciegrenzen.

4.5.2 Doelstelling

Daarnaast geldt als indicator het aantal projecten in het kader van OP-Zuid, Pieken in de Delta en Interreg op het gebied van energietechnologie. Eén project per jaar is de doelstelling (speerpunt 2 en 3).

Een indicator voor de versterking van de energiesector is de groei van de toegevoegde waarde. De doelstelling voor de komende beleidsperiode is om met 4% (basisjaar is 2005) te groeien in toegevoegde waarde. Een andere indicator is de werkgelegenheid in de energiesector. De doelstelling is om 4 % te groeien ten opzichte van het basisjaar 2007. Per jaar komt dit neer op een groei van 1% (speerpunt 1).

Verder nemen we als doelstelling op dat in de beleidsperiode alle voorbereidingen zijn getroffen voor een snelle realisatie en routebepaling van de transportcapaciteit van de hoogspanningsleidingen in Zeeland (speerpunt 1).

Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

Het Zeeuwse bedrijfsleven benut de kansen die de energietransitie biedt, de energiesector in Zeeland versterkt zich en het duurzame imago van Zeeland groeit.

De hoeveelheid opgewekte duurzame energie, gemeten in hoeveelheid vermeden primaire energie, geeft een goede indicatie voor het toepassen van duurzame opwekking. De doelstelling is om in de beleidsperiode het aandeel vermeden primaire energie te laten groeien van 1,6% in 2007 naar 4% in 2012 (speerpunt 2). Het aantal bedrijven dat zich richt op energietechnologie (inclusief biomassa en bio-energie) willen we vergroten. De doelstelling voor onze ontwikkelingsbedrijven NV EIZ en Zeeland Seaports is om in de beleidsperiode 2009-2012 4 bedrijven in de energietechnologie te werven met een extra werkgelegenheid van 100 man.

4.5.4 Speerpunten Binnen dit programma kiezen we voor de volgende drie speerpunten:

4.5.3 Toelichting doelstelling met indicatoren De mate waarin het Zeeuwse bedrijfsleven is versterkt door benutting van de kansen die de energietransitie biedt, is niet

46

Uitbreiding transportcapaciteit (speerpunt 1) Door de havens en de beschikbaarheid van voldoende koelwater beschikt Zeeland over een unieke locatie voor de vestiging van energiecentrales. In het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening wordt Zeeland/Borssele dan ook aangewezen als vestigingsplaats voor centrales, aanlandingslocatie voor windparken op zee en als waarborglocatie voor kerncentrales. Vanuit het PSEB richten we ons beleid op de bevordering van productiemethoden die een rol spelen bij transitie naar een duurzame energievoorziening. Om de productiecapaciteit te laten groeien moet de exportcapaciteit van elektriciteit worden vergroot. Na de ingebruikname van de nieuwe Sloecentrale is de exportcapaciteit van de hoogspanningslijnen bijna bereikt. De landelijke netbeheerder onderzoekt op dit moment de beste route voor uitbreiding van de netcapaciteit. Het plaatsen van een nieuwe hoogspanningslijn kost echter veel tijd door de vele procedures. Tijdelijk kan daardoor de exportcapaciteit te kort schieten. Op dit moment kan de transportcapaciteit (of export-


capaciteit) van energie een knelpunt vormen voor nieuwe initiatieven en daarmee gelijk ook voor de groei van de sector. In SEV 3 is een ruimtelijke reservering getroffen om de transportcapaciteit in Zeeland te vergroten. De ruimtelijke reservering wil nog niet zeggen dat de uitbreiding er ook daadwerkelijk komt. Als Provincie zullen wij sterk bij Tennet aandringen op een besluit tot snelle realisatie en routebepaling van dit nieuwe traject. De realisatie zal via een rijksprocedure plaatsvinden, waarbij de ministeries van EZ en VROM het coördinerend gezag vormen. Aansluiting van nieuwe windlocaties op zee vormen hierbij een belangrijk aandachtspunt. Stimuleren van de transitie naar een duurzame energievoorziening (speerpunt 2) Het landelijke Platform Duurzame Energievoorziening geeft een aantal transitiepaden aan naar een duurzame energievoorziening. Vanuit ons provinciaal sociaal economisch beleid kunnen we onderzoeken hoe de landelijk ingezette transitiepaden, zoals bijvoorbeeld wind op zee en decentrale elektriciteitsvoorziening, kunnen worden versterkt. In de Strategienota Energie en klimaat is rekening gehouden met de landelijke transitiepaden en is vooral ingezet op de kansen die Zeeland heeft in deze transitiepaden gezien haar unieke kenmerken. Zoals hierboven aangegeven, richt ons economisch beleid zich op tweede en derde generatie biobrandstoffen en de bio-gebaseerde economie. Een belangrijk doel binnen dit PSEB is om nieuwe bedrijvigheid op het gebied van bio-energie en hergebruik van reststoffen te stimuleren. Deze nieuwe tak van industrie biedt goede mogelijkheden om economische activiteiten te stimuleren die bijdragen aan het vergroten van de toegevoegde waarde (zie ook het programma Industrie en Havens). Een belangrijke randvoorwaarde bij deze ontwikkeling is de duurzaamheid van de biomassa. De omslag in de elektriciteitsvoorziening vergt meerdere decennia. Dat gegeven vraagt om ruimte voor nog niet te voorspellen ontwikkelingen, inzichten en behoeften. Dit betekent ook dat van te voren niet alles kan worden overzien en flexibel op de ontwikkelingen moet kunnen worden ingespeeld. Vanuit dit PSEB spelen we hierop in door financiële middelen beschikbaar te houden voor zogenoemde “kweekvijverprojecten”.

Vanuit het klimaatbeleid wordt ruimte gemaakt om het publiek innovaties te laten zien, die inspelen op veranderingen in het klimaat (adaptatie kant). Volgend op dit beleid, maken we - waar mogelijk - ook ruimte om innovaties te tonen op het gebied van het voorkomen van klimaatverandering (mitigatiekant). Een mogelijk voorbeeld is getijde-energie. 4.5.5 Uitwerking per speerpunt Bevordering duurzame productie De bevordering van duurzame energieproductie werken wij uit als volgt: • Signaleren van kansen en het bij elkaar brengen van marktpartijen (‘makelen en schakelen’); • Uitvoeren van verkenningen, achtergrondstudies, inventarisaties, etc.; onderzoeken van de economische kansen voor de biobased economy; • Starten en in stand houden van technologiecentra, opleidingscentra en incubatiecentra (zoals Biobase Europe); • Snelle en soepele vergunningverlening. Waar mogelijk bewust (tijdelijk) creëren van vergunningruimte om te voorkomen dat bedrijven afhaken; • Ontwikkelingsmaatschappijen uitdagen om te komen tot projecten met partners; • Waar mogelijk gebruik maken van programma’s als Pieken in de Delta, OP- Zuid en Interreg; • Waar nodig lobby voeren richting overheden voor het wegnemen van knelpunten bij duurzame productie; • Vanuit de rol als aandeelhouder van Delta kunnen we als Provincie invloed uitoefenen op het beleid van Delta. Onze rol zal, na de vermoedelijke splitsing van netwerk- en productieactiviteiten, voor de twee entiteiten anders zijn. De mogelijkheden van een decentrale energievoorziening is sterk gerelateerd aan de netwerkactiviteiten, terwijl de productie van (duurzame) energie in het productiegedeelte blijft. Verhoging transportcapaciteit De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij Tennet, de landelijke netwerkbeheerder. Als Provincie vervullen wij in deze een beïnvloedende rol (via lobby) op de besluitvorming.

Bevordering van bedrijvigheid op het gebied van energietechnologie (speerpunt 3) De transitie naar een duurzame energie vraagt veel investeringen in technologie. De technologie moet in veel gevallen nog (door)ontwikkeld worden. Vanuit Europa en vanuit het landelijk beleid zijn er veel regelingen die technologiebeleid voor duurzame energie ondersteunen. De uitdaging is om de Zeeuwse bedrijven te stimuleren om te innoveren en zich te richten op de groeiende markt voor energietechnologie, daarbij gebruik makend van de bestaande regelingen. Daarnaast kunnen - via gericht acquisitiebeleid door de ontwikkelingsbedrijven - de energietechnologie clusters worden versterkt. Conform de Strategienota Energie en klimaat richten we ons in het bijzonder op het aantrekken van bedrijven die technologie leveren voor zon- en windenergie.

47


Bevordering van bedrijvigheid op het gebied van energietechnologie Waar het gaat om bevordering van bedrijvigheid op het gebied van energietechnologie, zien wij onze rol als volgt: • Acquisitie van technologiebedrijven op het gebied van duurzame energie via de Zeeuwse ontwikkelingsbedrijven; • Bevorderen van innovatie vanuit het innovatiebeleid. NV EIZ kan daarin een coördinerende rol spelen; • Benutten van gelden vanuit de programma’s Pieken in de Delta, OP-Zuid, Senter Novem, etc. 4.5.6 Rol van de Provincie Zoals hierboven beschreven, ligt onze rol voornamelijk in het samenbrengen van partijen, in het stimuleren van innovatie binnen de sector, in het benutten van onze mogelijkheden tot lobbyen en in het wegnemen van eventuele knelpunten in de transitie naar een duurzame energievoorziening. 4.5.7 Onze partners Om onze doelstellingen te bereiken, werken wij samen met de landelijke overheid, de Europese Unie, gemeenten, energiebedrijven (Delta), ontwikkelingsbedrijven (NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports), Zeeuwse Milieufederatie (m.b.t. duurzaamheidcriteria), bedrijven en kennisinstellingen. 4.5.8 Water en Klimaat In paragraaf 4.1.2. is water geschetst als thema dat voor meerdere programma’s uit het PSEB actueel is. Tussen energie en klimaat enerzijds en water en klimaat anderzijds bestaat een belangrijke relatie. Vandaar dat in het Programma Energie en Klimaat een paragraaf Water en Klimaat is opgenomen. Energie en Klimaat betreft het spoor van mitigatie / afzwakking van de klimaatverandering. Het preventieve spoor. Daarnaast is er het curatieve spoor: bij Water en Klimaat gaat het om het anticiperen op de klimaatverandering, die zich met name op het gebied van de waterhuishouding wereldwijd zal voordoen. Op het terrein van waterhuishouding en waterbeheer zal een adaptatie aan de te verwachten klimaatverandering moeten plaatsvinden. Deels zal dit in onze situatie leiden tot het inslaan van nieuwe wegen en het toepassen van innovaties. Zeeland wil op het gebied van innovaties met betrekking tot waterbouwkunde en waterbeheer voorbeeldgebied en showroom zijn. De realisering van een communicatiecentrum voor deltatechnologie en klimaat, in combinatie met het realiseren van innovatieprojecten op diverse locaties, moet een belangrijke stimulans zijn om die positie als voorbeeldgebied en showroom te bereiken. Een spin-off van een dergelijke ontwikkeling kan een bescheiden groei zijn van de bedrijvigheid op het gebied van deltatechnologie. Daarnaast kan het wegnemen van de schaduwkanten van de Deltawerken in het kader van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta in komende decennia bijdragen tot het ontstaan van nieuwe kansen voor economische ontwikkeling.

48

In het kader van het PSEB vloeit hier het volgende speerpunt uit voort:

Bevordering van bedrijvigheid op het gebied van deltatechnologie

De rol van de Provincie is dezelfde als hierboven onder punt 4.5.6 is beschreven.


Grootse toekomst voor biogebaseerde industrie Professor Wim Soetaert van de Universiteit van Gent voorspelt een grootse toekomst voor de biogebaseerde industrie: “Wat de petrochemie betekent voor Rotterdam en Antwerpen, kan de biogebaseerde industrie gaan betekenen voor de Kanaalzone.” Bio Base Europe, een gezamenlijk project van Ghent Bio-Energy Valley en BioPark Terneuzen, moet hieraan een belangrijke impuls gaan geven. De biogebaseerde economie is gebaseerd op hernieuwbare grondstoffen, in tegenstelling tot de huidige fossiel-gebaseerde economie die grotendeels gebaseerd is op petroleum. Wim Soetaert legt uit: “De industriële biotechnologie houdt zich bezig met het ontwikkelen van nieuwe processen voor de productie van biobrandstoffen, bioplastics en biodetergenten, met behulp van micro-organismen als schimmels, bacteriën en gisten.” Voor veel nieuwe vindingen op dit gebied is de stap van basisonderzoek in een laboratorium naar industriële productie in een fabriek in één keer te groot. “Het project Bio Base Europe zorgt voor een tussenstap, door bedrijven de mogelijkheid te bieden hun innovaties te testen in een proeffabriek (een zogenoemde pilotplant) op semi-industriële schaal. We dichten hiermee een lacune in de innovatieketen.” Samenwerking, in de vorm van een open innovatie model, is daarbij het uitgangspunt: “We willen de partijen bij elkaar brengen die samen iets willen ontwikkelen.”

Wim Soetaert

Europese schaal Behalve aan een proeffabriek bestaat er ook een sterke behoefte aan een trainingscentrum voor procesoperatoren, die met de nieuwe biogebaseerde processen gaan werken. “Dit trainingscentrum richt zich zowel op de traditionele chemische als op de biogebaseerde industrie, en moet worden gezien als aanvulling op bestaande opleidingen in de regio.” Daarnaast gaat Biobase Europe ook fungeren als een netwerkcentrum, waar bedrijven en geïnteresseerden innovaties met andere kunnen delen en van elkaar kunnen leren. De proeffabriek wordt gerealiseerd in het Rodenhuizedok bij Gent, in een voormalige brandweerkazerne, en gaat naar verwachting tegen eind 2009 draaien. Voor het trainingscentrum wordt nog een locatie gezocht bij Terneuzen. Omdat het om een grensoverschrijdend project gaat, heeft Bio Base Europe ondermeer subsidiegeld ontvangen vanuit Interreg IVa. De impact van het project overstijgt echter het lokale: “Met Bio Base Europe mikken we op bedrijven vanuit heel Europa.” Enorme vlucht De professor verwacht dat de biogebaseerde industrie de komende jaren een enorme vlucht gaat nemen. “Tegen 2010 wordt zo’n 10% van alle chemische productie biogebaseerd. Dat is algemeen aanvaard. En dat is nog maar het begin, het zal een stuk toenemen. Tegen 2050 zal 50% biogebaseerd zijn, dus niet langer op basis van petroleum, maar op basis van hernieuwbare grondstoffen. Dit betekent een grote kans voor de Kanaalzone, zeker voor de volgende honderd jaar. Wat de petrochemie 50/60 jaar geleden in gang heeft gezet in Rotterdam en in Antwerpen, kan de biogebaseerde industrie in gang gaan zetten in de Kanaalzone.” Dit gebied heeft volgens hem alles mee, vooral ook vanwege de afwezigheid van een dominante petrochemische industrie, die deze ontwikkeling in andere havens over het algemeen frustreert. Een doortastende aanpak is echter geboden: “We moeten er vroeg bij zijn. Nú is de tijd om die kans voor de Kanaalzone te grijpen. Anders missen we de trein.” Ondersteunende condities Hoewel het bedrijfsleven de biogebaseerde industrie uiteindelijk tot een succes moet gaan maken, geeft Wim Soetaert aan dat ook voor de betrokken overheden een belangrijke rol is weggelegd, met name in het creëren van ondersteunende condities: “Provincies en andere overheden aan beide zijden van de grens kunnen de biogebaseerde industrie faciliteren door allerlei ontwikkelingen politiek gezien te ondersteunen, van regelgeving tot vergunningsbeleid. Ondernemers moeten het gevoel krijgen: hier in de Kanaalzone zitten we goed, de overheid en de ondernemers trekken hier aan dezelfde kar. Daarnaast kunnen overheden investeren in de benodigde infrastructuur, waarvan de Pilot Plant en het Training Center van Bio Base Europe een mooi voorbeeld zijn.”

49


4.6 Programma Havens en Industrie Dit programma beschrijft onze beleidsvoornemens voor de havens en industrie in Zeeland. Ons beleid voor deze sector is gericht op duurzame groei, waarbij we aandacht besteden aan het versterken van de concurrentiepositie van de Zeeuwse havens en industrie en aan het verder terugbrengen van de milieubelasting. Speerpunten hiervoor zijn containerisatie, het bereiken van een optimale multimodaliteit, een duurzame versterking van de bestaande chemische en procesindustrie en de opkomst van nieuwe industriële activiteiten zoals bioenergie en hergebruik van reststoffen. Aan het slot van dit programma gaan we nader in op het thema gemeentelijke bedrijventerreinen. Immers, de ontwikkeling van de industriële (en dienstverlenende) sector speelt zich ook af op de gemeentelijke bedrijventerreinen buiten de havengebieden.

overslag betreft containers. Internationaal is containerisatie een ontwikkeling die al geruime tijd gaande is en waarvoor ook de komende decennia hoge groeipercentages worden voorspeld. Het faciliteren van toenemende containeroverslag is nodig om de concurrentiepositie van de Zeeuwse havens te verbeteren. De Zeeuwse havens opereren in een omgeving waar sprake is van sterke concurrentie, met name tussen de havens in de

4.6.1 Analyse en opgaven Industrie Sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw wordt het grootste deel van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid in de Zeeuwse zeehavengebieden gecreëerd in de chemische en procesindustrie. Hoewel de logistieke component van de Zeeuwse havens aan belang wint, blijft de industrie van majeur belang voor Zeeland. De Zeeuwse industrie is een zeer kapitaalintensieve sector, die gekenmerkt wordt door een hoge en nog altijd stijgende arbeidsproductiviteit. In 2006 bedroeg de arbeidsproductiviteit (bruto marktprijzen) € 350.000 per werknemer vergeleken met € 192.000 voor de Nederlandse industrie. De toegevoegde waarde tegen marktprijzen is ruim € 3 miljard. De toegevoegde waarde laat al vele jaren een stijging zien en naar verwachting zet deze de komende jaren door. Het aantal werkzame personen in deze sector bedraagt 8.618 (in 2006); dit is 5% van de totale Zeeuwse werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de industrie laat al jaren een daling zien; dit is vooral een gevolg van de toenemende arbeidsproductiviteit (meer werk kunnen doen met minder mensen). Om concurrerend te blijven in internationaal perspectief is de stijgende arbeidsproductiviteit een vereiste.

Hamburg-Le Havre range. Ondanks deze concurrentie hebben de Zeeuwse havens via Zeeland Seaports (ZSP) oog voor potentiële samenwerking met andere havens. De havens werken – als dit nuttig en mogelijk is – waar nodig samen. Zo werkt ZSP samen met het Havenbedrijf Rotterdam (via Exploitatiemaatschappij Schelde-Maas) en met de haven van Gent bij verscheidene projecten. Ook in de toekomst streven de Zeeuwse havens een optimale balans na waar het gaat om concurrentie tussen en samenwerking met andere havens. 4.6.2 Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

De Zeeuwse industrie en havens zijn concurrerend en opereren duurzaam.

4.6.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Havens De logistieke activiteiten in de zeehavens zijn van toenemend belang voor de Zeeuwse economie. De toegevoegde waarde is (vergeleken met de industrie) nog beperkt van omvang: € 687 miljoen. Wel laat de toegevoegde waarde al jaren een stijging zien. In 2006 bedroeg de arbeidsproductiviteit € 117.000 per werknemer, vergeleken met € 127.000 voor de Nederlandse logistiek. Het aantal werkzame personen bedraagt 5.862 (in 2006); dit is 3,4% van de totale Zeeuwse werkgelegenheid. Tot op heden vindt de overslag in de havens van Vlissingen en Terneuzen voornamelijk plaats in de vorm van (natte en droge) bulkgoederen en stukgoed. Slechts een klein aandeel van de 4

Deze doelstelling willen we als volgt bereiken en meetbaar maken: Industrie De mate waarin de industrie concurrerend is met bedrijven elders, is af te meten aan de ontwikkeling van de indicator toegevoegde waarde van de industriële bedrijven in Zeeland. De toegevoegde waarde tegen marktprijzen is € 3,09 miljard (in 2006). • De doelstelling is een licht stijgende toegevoegde waarde in de Zeeuwse industrie (0,4% groei per jaar) in de periode 2007-2010. Er wordt dus gestreefd naar een toegevoegde waarde van € 3,14 miljard in 2010.4

Er zit een vertragend effect in het beschikbaar komen van cijfers m.b.t. de toegevoegde waarde. Er zijn momenteel geen recentere data beschikbaar. Daarom worden in de tekst cijfers gehanteerd voor de jaren 2006 en 2010 (i.p.v. de beleidsperiode begin 2009 – eind 2012).

50


De duurzaamheid van de industrie is te beoordelen aan de hand van de indicatoren op het gebied van bovenregionale (klimaatverandering, verzuring) en regionale milieuthema’s (geluid, geur- en stofhinder, externe veiligheid en luchtkwaliteit), zoals die gemonitord worden in de Omgevingsbalans Zeeland. • Voor de regionale thema’s streven we als Provincie naar een verdere reductie op deze indicatoren bij een toenemende industriële productie (absolute ontkoppeling);

gebruik maken van vervoerswijzen die zo min mogelijk milieubelasting (emissies via lucht en water en geluidshinder) opleveren. Naar de huidige inzichten houdt dit in dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de binnenvaart bij de aan- en afvoer van goederen van en naar het achterland. We hebben (conform de PVVP Actualisatie 2008) als doelstelling: • Bij nieuwvestiging in de havengebieden is de ambitie om – via Zeeland Seaports – minimaal 50% van de aan- en afvoer over het water af te wikkelen. Op deze manier kunnen bij nieuwvestiging afspraken worden gemaakt over het aandeel aan-/afvoer dat over water moet plaatsvinden. Een optimale multimodaliteit draagt positief bij aan het welzijn van de Zeeuwen (door het minimaliseren van de milieubelasting). 4.6.4 Speerpunten Bij het formuleren van speerpunten in een nieuw beleidsplan gaat de aandacht vaak uit naar onderwerpen die overwegend nieuwe ontwikkelingen betreffen. Voor de sector havens en industrie zetten we echter ook in op het versterken van de bestaande bedrijvigheid, vanwege het grote directe en indirecte belang hiervan voor de Zeeuwse economie: •

Containerisatie Steeds meer goederen worden in containers vervoerd. Het faciliteren van toenemende containeroverslag is nodig om de Zeeuwse havens te ontwikkelen tot ‘complete havens’ en zo de concurrentiepositie te verbeteren. VlissingenOost is vanwege haar ligging aan diep zeewater een uitstekende locatie om grote containerschepen af te handelen. Toenemende containerisatie speelt in op deze kans. Als Provincie streven we naar uitbreiding van de containeroverslag, omdat dit een aanzienlijke impuls voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid zal betekenen. Enkele projecten zijn al in ontwikkeling, andere projecten bevinden zich in verschillende stadia vóór het realisatietraject. Als Provincie spelen we vooral een faciliterende en een afwegende rol door het creëren van een planologisch en milieutechnisch afwegingskader, waarin ook economie een rol speelt, en door als participant in ZSP de besluitvorming te beïnvloeden.

Het bereiken van een optimale multimodaliteit Voor een goede aan- en afvoer van goederen van en naar de Zeeuwse havens is de komende jaren versterking nodig van het goederentransport van en naar het achterland. Dit is vooral van belang met het oog op de aanstaande containerisatie. In dit kader hebben we als doel het bereiken van optimale multimodaliteit, oftewel: zoveel mogelijk gebruik maken van vervoerswijzen die de overlast, in de vorm van wegencongestie en geluids- en luchtemissies, minimaliseren. Dit betekent dat goederentransport vooral moet plaatsvinden via binnenvaart, shortsea en buisleiding. De aanstaande capaciteitsvergroting op de SeineNord-verbinding, in combinatie met een eventuele vergroting van de capaciteit van het sluizencomplex bij Terneuzen, biedt goede kansen voor de groei van de binnenvaart. Aan een optimale multimodaliteit kan worden bijgedragen via het stimuleren van innovatie binnen en

Dit gebeurt door in te zetten op een continu verbeteringsspoor bij de bedrijven via stimuleringsprojecten (o.a. via Vitaal Sloegebied en Kanaalzone, Pieken in de Delta, OP-Zuid, Interreg IVa) en door inzet van het milieu-instrumentarium. Havens In hoeverre de Zeeuwse havens concurrerend opereren, kan worden afgelezen aan de indicatoren totale groei van de goederenoverslag zeevaart en groei van het aantal overgeslagen containers. De goederenoverslag zeevaart bedroeg 33 miljoen ton in 2007. De containeroverslag bedroeg in dat jaar 250 duizend ton: dit betreft circa 21.000 TEU (uitgaande van 12 ton per TEU). • De Provincie heeft als doelstelling een totale goederenoverslaggroei zeevaart van 1% per jaar (exclusief containeroverslag) en een containeroverslag van tenminste 500.000 TEU in 2012. Zeeuwse havens die concurrerend zijn (ten opzichte van havens buiten onze regio) dragen positief bij aan de werkgelegenheidsontwikkeling en daarmee de welvaart voor de inwoners van Zeeland. Bij het streven naar een groeiende goederenoverslag streeft de Provincie bovendien naar een vergroting van de toegevoegde waarde door aanvullende werkzaamheden of bewerkingen aan de producten die worden overslagen aan te trekken richting de Zeeuwse zeehavens. De Provincie zal via haar rol als participant van ZSP (en in de nabije toekomst waarschijnlijk als aandeelhouder) het belang van de toegevoegde waarde in het logistieke proces benadrukken. Ook streeft de Provincie (i.h.k.v. zuinig ruimtegebruik) naar een hogere toegevoegde waarde per hectare haventerrein. De duurzaamheid van de havens is te beoordelen aan de mate van optimale multimodaliteit: dit betekent zoveel mogelijk

51


tussen bestaande logistieke ketens. Efficiënte en gebundelde logistieke stromen worden gerealiseerd door het ondersteunen en ontplooien van projecten die tot doel hebben de multimodale capaciteit in Zeeland te vergroten en bij te dragen aan betere benutting en afstemming van de verschillende modaliteiten (water, buisleiding, spoor en weg) in Zuidwest-Nederland (bijv. een speciale doelgroepenstrook voor vrachtverkeer). De stimuleringsregeling Pieken in de Delta (speerpuntsector logistiek) kan hieraan bijdragen. Ook het provinciale goederenvervoerbeleid draagt bij aan het bereiken van een optimale multimodaliteit (zie o.a. het Provinciaal Verkeer- en Vervoers Plan Zeeland). •

52

Duurzame versterking van de bestaande chemische industrie Zeeland heeft een grote en sterk ontwikkelde procesindustrie. De huidige concurrentiepositie is van een goed niveau, maar deze sector wordt geconfronteerd met toenemende wereldwijde concurrentie (o.a. de voortvarende industriële ontwikkeling van China) en steeds hogere eisen met betrekking tot milieuemissies (CO2, fijnstof, geluid, etc.). Dit maakt dat de Zeeuwse procesindustrie steeds verder moet worden versterkt om concurrerend te blijven en te kunnen blijven produceren binnen de gegeven milieuruimte. Om die reden is een duurzame versterking van deze sector vereist. We moeten daarvoor inzetten op innovaties die bijdragen aan efficiëntere en nieuwe bedrijfsprocessen. Duurzame industriële clustervorming speelt hierbij een belangrijke rol; door de industriële bedrijven operationeel met elkaar te verbinden (bijvoorbeeld door het gebruiken van elkanders reststromen) ontstaan bedrijfseconomische voordelen (lagere kosten), milieuwinst (minder emissies) en worden de ondernemingen meer verankerd in de regio. De verschuiving van bulkchemie richting fijnchemie biedt tevens kansen voor versterking van de bestaande chemische industrie. Tot slot kunnen procesintensificatie (processen creëren die een verhoogde capaciteit hebben, minder energie gebruiken en minder afval opleveren) en vergroening van grondstoffen (gewassen en reststromen uit de landbouw en voedingsmiddelenindustrie) bijdragen aan de duurzame versterking van deze bedrijfstak.

Opkomst van nieuwe industriële bedrijvigheid: bio-energie en hergebruik reststoffen Als gevolg van de toegenomen aandacht voor de wereldwijde klimaatproblematiek en de eindigheid van fossiele brandstoffen, zijn de afgelopen jaren economische kansen ontstaan voor industriële bedrijvigheid met betrekking tot bio-energie en hergebruik van reststoffen. Een voorbeeld van dergelijke activiteiten is de raffinage van biobrandstoffen (bio-ethanol en biodiesel). Daarbij huisvest Zeeland verscheidene industriële grootverbruikers waar het gaat om elektriciteit en gas, en inmiddels meerdere elektriciteitscentrales. Deze ontwikkelingen samen leiden tot de kans en opgave om bedrijvigheid met betrekking tot (bio-) energie en hergebruik van reststoffen te stimuleren. Kennis, producten en diensten op dit gebied kunnen worden geëxporteerd naar andere provincies en landen. Zeeland verkeert met zijn havens en industrie in een goede positie om in deze nieuwe tak van bedrijvigheid kansen te pakken. Een belangrijk doel binnen dit PSEB is dan ook om nieuwe bedrijvigheid op het gebied van bio-energie en hergebruik van reststoffen te stimuleren. Deze nieuwe tak van industrie biedt immers goede mogelijkheden om economische activiteiten te stimuleren die bijdragen aan het vergroten van de toegevoegde waarde. Daarnaast biedt het creëren van bio-energiebronnen kansen om de mate van afhankelijkheid van fossiele energie terug te dringen en draagt dit type bedrijvigheid bij aan duurzaamheid door het terugdringen van emissies (zoals CO2 en fijnstof). De Provincie richt zich voor wat betreft biobrandstoffen op het stimuleren van 2e en 3e generatie technieken, aangezien deze duurzamer zijn dan 1e generatie technieken (minder emissies en geen grondstoffenconcurrentie met voedsel). De stimuleringsprogramma’s Pieken in de Delta (speerpunt procesindustrie, bio-energie), OP-Zuid en Interreg IV zijn subsidieregelingen die gebruikt kunnen worden voor verdere stimulering van nieuwe bio-energieactiviteiten. Omdat deze industriële activiteiten een omvangrijke energiecomponent omvatten, ligt hier een sterke relatie met het programma Energie en Klimaat en de provinciale Strategienota Energie en het Uitvoeringsprogramma Energie- en Klimaatbeleid. Waar in het programma Energie en Klimaat de nadruk ligt op het inzetten op bedrijvigheid op het gebied van energietechnologie, is de insteek van dit speerpunt binnen dit programma Havens en Industrie breder: de opkomst van nieuwe industriële bedrijvigheid stimuleren. Onder dit speerpunt valt bijvoorbeeld ook het inzetten op activiteiten met betrekking tot hergebruik van reststoffen. Fysieke en milieutechnische ruimte voor havens en industrie Het is waarschijnlijk dat op de langere termijn (na de PSEBbeleidsperiode 2009-2012) de bestaande haven- en industrieterreinen van Vlissingen en Terneuzen vrijwel helemaal zullen worden uitgegeven. Met betrekking tot de fysieke ruimte leidt dit tot twee opgaven: enerzijds het creëren/vrijmaken van nieuwe ruimte voor haven- en industrieterreinen (bijvoorbeeld het aanwenden van de Westelijke Kanaaloever voor industriële en logistieke bedrijvigheid) en anderzijds het herontwikkelen en efficiënter inrichten van reeds bestaande terreinen. Naast de fysieke ruimtegrenzen die in zicht komen, lopen de bedrijven op de haven- en industrieterreinen in toenemende


mate aan tegen milieugrenzen (zoals geluidsplafonds). De milieuruimte moet optimaal worden benut door in te zetten op: 1] duurzame clustervorming, 2] een selectief uitgiftebeleid en 3] het spelen van een faciliterende rol om de milieubelasting door individuele bedrijven en de havengemeenschap als geheel te reduceren. Dit zogenoemde continue verbeteringsspoor bij de huidige aanwezige bedrijven moet leiden tot het creëren van milieuruimte voor nieuwkomers. Het havenschap Zeeland Seaports (ZSP) zal hierin een actieve rol spelen. Als Provincie streven we ernaar om voldoende fysieke ruimte en milieuruimte beschikbaar te stellen voor een goede ontwikkeling van de Zeeuwse havens en industrie. Deze ontwikkeling moet in balans zijn met behoud en verbetering van de leefomgeving. 4.6.5 Uitwerking per speerpunt Bovengenoemde speerpunten werken we uit als volgt: Toenemende containerisatie: • Een faciliterende rol spelen door af te wegen of projecten ruimtelijk en milieutechnisch kunnen worden ingepast en door als participant de besluitvorming te beïnvloeden. Het bereiken van een optimale multimodaliteit: • Projecten ondersteunen (o.a. via subsidies) die tot doel hebben de multimodale capaciteit in Zeeland te vergroten en bij te dragen aan betere benutting en afstemming van de verschillende modaliteiten (water, buisleiding, spoor en weg) in Zuidwest-Nederland. Duurzame versterking van de bestaande chemische industrie: • Projecten subsidiëren die bijdragen aan het toepassen van innovaties om de efficiency van bestaande industriële processen te verhogen; • Zowel ambtelijk als financieel bijdragen aan het projectteam Vitaal Sloegebied en Kanaalzone. Opkomst van nieuwe industriële bedrijvigheid (bio-energie en hergebruik reststoffen): • Projecten op dit gebied faciliteren (o.a. door subsidiëring, bijv. Biobase Europe); • Onderzoeken van economische kansen op het gebied van ‘bio-based economy’. 4.6.6 Rol van de Provincie De Zeeuwse havens en industrie zijn bedrijfstakken die internationaal concurreren. Dit zorgt ervoor dat de bedrijven in deze sector zeer gedreven zijn om innovaties die hun bedrijfsprocessen beter/goedkoper maken, snel toe te passen. Naarmate ontwikkelingen en innovaties verder van de markt afstaan, zijn bedrijven minder geneigd om deze voorspoedig op te pakken. Juist hier kunnen we als Provincie een belangrijke rol spelen: in het verschaffen van helderheid over de economische kansen die bepaalde ontwikkelingen en innovaties bieden. Dit kan o.a. door (haalbaarheid)onderzoek uit te laten voeren en/of door het verstrekken van subsidies voor dergelijke projecten waar de sector zelf mee komt. Een andere rol is het faciliteren van de havens en industrie

door het bieden van voldoende fysieke ruimte en milieuruimte. Het provinciaal beleid daarvoor is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. Wel merken we hierbij op dat wij op dit vlak een beperkte speelruimte hebben, doordat het milieubeleid grotendeels op Europees en nationaal niveau wordt vormgegeven. Verder spelen we als Provincie een stimulerende rol voor de havens en industrie via de gebiedsgerichte projecten Grenzeloze Kanaalzone en Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone. In het eerstgenoemde project wordt samengewerkt met Gent. Tot slot hebben we een indirecte rol waar het onderwijs en arbeidsmarkt betreft (zie het programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt). Zeeland Seaports Ook hebben we invloed op de ontwikkeling van de havens en industrie via het havenschap Zeeland Seaports (ZSP). De Provincie is namelijk voor 50% participant in de Gemeenschappelijke Regeling ZSP. Via die regeling hebben we een belangrijke stem waar het gaat om beslissingen op strategisch gebied en grote operationele besluiten (zoals investeringen van aanzienlijke omvang). De bestuurlijke en commerciële slagkracht van ZSP moet worden versterkt. Om dit te bereiken wordt de huidige organisatievorm van het havenschap (de Gemeenschappelijke Regeling) tegen het licht gehouden en wordt bekeken hoe deze kan worden geoptimaliseerd. Een vraagstuk dat gerelateerd is aan de juridische structuur van ZSP, betreft de toekomst van de samenwerking in ESM met het Havenbedrijf Rotterdam. Beide vraagstukken worden in samenhang met elkaar benaderd. Inzet is te komen tot een verzelfstandiging van ZSP. Ook in een eventuele nieuwe rol als aandeelhouder zullen we als Provincie invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de Zeeuwse havens en industrie. Wel ligt het voor de hand dat de focus in die nieuwe rol anders komt te liggen: als aandeelhouder zullen we met name bezighouden met de strategie van het havenschap en in mindere mate met operationele zaken (al zal bij belangrijke grote investeringen waarschijnlijk ook toestemming moeten worden gevraagd aan de aandeelhouders). 4.6.7 Welke andere partijen spelen een rol? Een belangrijke partij in de ontwikkeling van de havens en industrie is het havenschap Zeeland Seaports (ZSP). Samen met Havenbedrijf Rotterdam neemt ZSP deel aan de Exploitatiemaatschappij Schelde-Maas (ESM). ZSP en ESM ontwikkelen en beheren de haven- en industriegebieden van Vlissingen en Terneuzen. De Zeeuwse industrie en havens bestaan ondermeer uit een aantal relatief grote chemische en logistieke bedrijven. Deze ondernemingen spelen vaak een voortrekkersrol bij nieuwe ontwikkelingen en innovaties. Waar het industriële activiteiten buiten de Zeeuwse zeehavengebieden betreft, speelt ook de NV Economische Impuls Zeeland een rol. Ten behoeve van de industrie buiten de zeehavengebieden voert Impuls namelijk acquisitie van bedrijven en tracht zij door deelname aan projecten met industriële bedrijven bij te dragen aan economische structuurversterking.

53


Ook de werkgevers- en werknemers-organisaties zijn partijen die mede vorm geven aan de ontwikkeling van de havens en de industrie. Tot slot spelen ook de onderwijsinstellingen een rol waar het gaat om een goede aansluiting van het onderwijs op de vraag naar goed geschoolde mensen in de havens en industrie. De onderstaande tekst over bedrijventerreinen heeft een

andere indeling en opzet dan de teksten van de programma’s in dit PSEB. De reden hiervoor is dat het hier niet alleen om economisch beleid gaat, maar om een gezamenlijke aanpak op de gebieden ruimtelijke ordening en economie. Daarom verwijzen we voor meer informatie over het bedrijventerreinenbeleid naar het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012.

Bedrijventerreinen Ondernemingen hebben ruimte nodig om hun activiteiten te kunnen ontplooien. Als Provincie willen we bevorderen dat er zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin voldoende ruimte voor gemeentelijke bedrijventerreinen beschikbaar is. Het provinciale bedrijventerreinenbeleid is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. Het opstellen van regionale bedrijventerreinenprogramma’s is onderdeel van dit beleid. Hiertoe is in 2005 een behoefteraming vastgesteld, waarin de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen in de vier Zeeuwse regio’s (Walcheren, De Bevelanden, Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Zeeland) tegen elkaar is afgezet. In 2008 is deze behoefteraming geactualiseerd. Op basis van de behoefteraming maken we samen met de regio’s een planningsopgave (programmering), die aangeeft welk areaal de komende jaren moet worden ontwikkeld om in de vraag te kunnen voorzien. De bedrijventerreinprogramma’s die inmiddels zijn afgerond, evenals de bedrijventerreinprogramma’s die nog in voorbereiding zijn, maar wel in concept gereed, wijzen erop dat op dit moment in alle Zeeuwse regio’s voldoende aanbod aan bedrijventerrein is. De bedrijventerreinprogramma’s zullen in de vorm van een goede planning monitoren en zorgdragen dat ook in de toekomst voldoende aanbod is gewaarborgd. Enerzijds streven we naar het beschikbaar stellen van voldoende bedrijventerreinen om de economische ontwikkeling te accommoderen, en anderzijds naar zuinig ruimtegebruik. Hierop wordt ingezet door het herontwikkelen en efficiënter inrichten van bestaande terreinen en door het uitgeven van nieuwe bedrijventerreinen. Het provinciaal beleid t.a.v. bedrijventerreinen richt zich op bundeling en concentratie. De redenen hiervoor zijn zowel economisch als ruimtelijk en milieutechnisch van aard. Toch blijkt dat het neerleggen van de verantwoordelijkheid voor bedrijventerreinbeleid bij de regio (samenwerkende gemeenten) nog vaak leidt tot juist een versnipperde ontwikkeling van kleinschalige lokale bedrijventerreinen. Voor een duurzame macro-economische ontwikkeling van Zeeland is deze versnippering onwenselijk, en daarom zetten we in op bundeling en concentratie. Bij het opstellen van regionale bedrijventerreinenprogramma’s wordt het bedrijfsleven (ondernemersverenigingen, MKB, BZW, Kamer van Koophandel) betrokken. Rol van de Provincie en rol van de Zeeuwse gemeenten In het kader van de Samenwerkingsagenda ‘Mooi Nederland’ maakt de overheid werk van een beter bedrijventerreinenbeleid. De provincies en het Rijk hebben afspraken gemaakt over de planning en behoefteraming van bedrijventerreinen (zo moeten provincies bij de behoefteramingen uitgaan van het zogenoemde middenscenario Transatlantic Market), over de toepassing van de SER-ladder (eerst nut en noodzaak aantonen, dan bestaande terreinen optimaal benutten, daarna eventueel pas uitbreiden) en de regionale samenwerking. Het Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt over versterking van de rol van de Provincie op het gebied van bedrijventerreinen en over de regie in het regionaal beleid. Verschillende taken en bevoegdheden worden gedecentraliseerd richting provincies (bijvoorbeeld de subsidieregeling voor herstructurering van bedrijventerreinen). Om te komen tot oplossingen voor de omvangrijke nationale herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen is de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen (Commissie Noordanus) ingesteld door de ministeries van EZ en VROM. In het advies van deze commissie wordt een regionale aanpak voorgesteld, waarin een sterke regierol bij de provincies wordt gelegd. Als vervolg op het advies van de commissie Noordanus wordt momenteel een strategie uitgewerkt voor de realisatie van regionale ontwikkelingsbedrijven. Dergelijke bedrijven zouden onder regie van de provincies een sturende rol in de markt van (her-)ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen moeten vervullen. De uitwerking van deze strategie zal ook implicaties hebben voor het bedrijventerreinenbeleid in de provincie Zeeland. De komende jaren zullen we nog meer aandacht besteden aan het herstructureren van bestaande bedrijventerreinen. Bij de planning van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen moeten de Zeeuwse gemeenten samen de verantwoordelijkheid gaan dragen: hiervoor is intergemeentelijke samenwerking een vereiste. Als Provincie moeten we gaan optreden als systeemverantwoordelijke en vangnet. Bij de acquisitie van bedrijven voor de gemeentelijke (droge) bedrijventerreinen speelt de NV EIZ een belangrijke rol. EIZ werkt hierbij nauw samen met de Zeeuwse gemeenten. De acquisitie voor de zeehaventerreinen wordt gedaan door Zeeland Seaports.

54


Versterken In de vorige beleidsperiode is aandacht besteed aan het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen in samenhang met het revitaliseren van bestaande verouderde bedrijventerreinen en met concrete invulling van duurzaam ondernemen (zoals energiezuinige gebouwen), duurzame inrichting en beheer van terreinen (o.a. door parkmanagement), bundelen van bedrijvigheid en zuinig ruimtegebruik. Zowel de Provincie als het Rijk erkent de noodzaak tot zuinig omgaan met de beschikbare ruimte, zoals onder andere blijkt uit de instelling van de commissie Noordanus. Deze beleidsperiode zetten we daarom nog meer in op deze onderwerpen. De betrokkenheid van het bedrijfsleven (ondernemersverenigingen, MKB, BZW, Kamer van Koophandel) is hierbij een meerwaarde. Vernieuwen De provincies en het Rijk hebben in 2008 intensief overlegd over het bedrijventerreinenbeleid. Ook is in dat jaar het advies van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen verschenen. Deze zaken zullen uitmonden in afspraken tussen het Rijk en de provincies over behoefteraming, aanbodsturing en concrete maatregelen die moeten bijdragen aan herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in samenhang met de aanleg van nieuwe terreinen. Op dit gebied worden naar verwachting verschillende nieuwe beleidsmaatregelen genomen en uitgevoerd. Te denken valt aan onderwerpen die zijn aangedragen door de commissie Noordanus, zoals: financierings-/investeringsafspraken tussen provincies en Rijk over een inhaalslag met betrekking tot het herstructureren van bedrijventerreinen (bijvoorbeeld door toepassing van verevening, hogere grondprijzen en inzet van een herstructureringsfonds), de vorming van regionale grondbedrijven en het toewijzen van de nodige taken en bevoegdheden aan provincies om hun regievoerende rol effectief te kunnen uitvoeren (ruimtelijke verordening e.d.). Verbinden De gemeentelijke bedrijventerreinen betreffen vooral zogenoemde droge terreinen. Een deel bestaat echter uit natte bedrijventerreinen: terreinen die aan vaarwater liggen. In enkele Zeeuwse gemeenten zien we de ontwikkeling om die terreinen andere bestemmingen te geven (voornamelijk transformatie naar woonmilieus). Enerzijds is deze ontwikkeling goed te verklaren en het nastreven waard (gemeenten zoeken aantrekkelijke locaties voor nieuwe woningbouw), maar anderzijds leidt dit ertoe dat bedrijfsactiviteiten die in zekere mate havengebonden zijn, dreigen te worden verdrongen. Dit is ongewenst, omdat deze bedrijven dan óf veel verder weg van hun markt komen te zitten (wat kan leiden tot meer vervoer, uitmondend in hogere kosten en een grotere milieubelasting) óf op locaties terecht komen waar zij genoodzaakt zijn meer gebruik te maken van modaliteiten die duurder en/of meer milieubelastend zijn (bijvoorbeeld vrachtwagens in plaats van binnenvaartschepen). Vooral in Midden-Zeeland wordt dit probleem nijpend. Als Provincie hebben we daarom als doelstelling om samen met gemeenten te zoeken naar nieuwe geschikte locaties voor natte bedrijventerreinen. Concrete uitvoering hiervan is de voorgenomen ontwikkeling van een nieuw watergebonden bedrijventerrein in Reimerswaal (Schorebrug). Deze doelstelling sluit goed aan bij ons streven naar een optimale multimodaliteit: gebruik maken van de modaliteiten die overlast (in de vorm van files, geluid en luchtemissies) minimaliseren. In dit kader stimuleren we het maximaal inzetten op binnenvaart (en buisleiding). Uiteraard kunnen niet alle gemeentelijke bedrijventerreinen worden ontsloten via het water. Voor de droge bedrijventerreinen blijven we streven naar een zo optimaal mogelijke ontsluiting via trein- en busverbindingen, auto’s en vrachtwagens. Tot slot zetten we ook in op een goede aansluiting van bedrijventerreinen op ICT-infrastructuur (zoals breedbandnetwerken).

55


Duurzame bedrijvigheid in Sloegebied en Kanaalzone Onder de naam Vitaal Sloegebied en Kanaalzone werkt een projectteam aan een duurzame ontwikkeling van het Havengebied Vlissingen-Oost en de Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen. Bedrijfsleven, de Provincie Zeeland, maatschappelijke organisaties en kennis-instellingen zoeken en benutten samen de mogelijkheden van duurzaam ondernemen, intensief ruimte-gebruik en milieusamenwerkingsverbanden, met als doel het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven in goede harmonie met de omgeving. We spraken hierover met Rob de Ruiter, directeur van Thermphos International. Rob de Ruiter Rob: “Ons projectteam wil een slinger geven aan duurzaamheid in Zeeland, maar wel wat anders dan anders. We willen duurzaamheid vanuit de bedrijven zelf laten komen, door ons in te zetten voor een aantal projecten. Daaruit is onder meer de masterclass duurzaam ondernemen voortgekomen, rond thema’s die ons aan het hart gaan.” Eén van deze thema’s betreft een duurzaamheidscan voor bedrijven. “Deelnemende bedrijven hebben zichzelf een spiegel voorgehouden. Daarbij hebben we ook de mening van stakeholders gevraagd: van de overheid en de Zeeuwse Milieu Federatie. We hebben gekeken naar het invullen van ‘gaps’; wat zou je willen als bedrijf en wat zouden de stakeholders willen? Waar sta je nu en welke acties moet je nemen om dit gat te dichten? Als deelnemende bedrijven hebben we hiervoor de Responsible Care Prijs gewonnen. Samen met toenmalig gedeputeerde Suurmond zijn we naar Den Haag geweest om deze prijs in ontvangst te nemen en hebben we Zeeland op de kaart gezet waar het gaat om duurzame bedrijvigheid. Uit deze eerste masterclass is weer een masterclass veiligheid ontstaan voor bedrijven in Zeeland en West-Brabant. En zo ontstaan steeds allerlei nieuwe kiemen of satellieten.” Stolpbenadering Belangrijk noemt hij de mogelijkheid voor bedrijven om vrij en open met elkaar te kunnen praten, om vrij te kunnen denken, zonder daar direct op afgerekend te worden. Als voorbeeld geeft hij het idee van de zogenoemde stolpbenadering. Een oude gedachte, die vanwege juridische redenen nooit van de grond is gekomen. Rob legt uit: “Richting de burger moeten onze emissies in orde zijn. Daar let de overheid ook heel streng op. Ieder bedrijf geeft daar euro’s aan uit en maakt daar bilaterale afspraken over. De gedachte van de stolpbenadering is om de emissies van een bedrijventerrein als geheel te bekijken, en niet meer van alle bedrijven afzonderlijk. In gedachte zet je dus een koepel (of stolp) over je bedrijventerrein heen. Dan ga je opnieuw kijken naar het aantal euro’s dat wordt uitgegeven om de emissies te beperken en naar de effectiviteit daarvan. Doe je dat nu goed? Is het misschien mogelijk om met dezelfde euro’s meer milieuwinst te boeken of dezelfde milieuwinst met minder euro’s? Het bureau CE uit Delft heeft in opdracht van ons een soort Monopoly-spel ontwikkeld rond deze stolpbenadering, dat tot nu toe twee keer is gespeeld met vergunningverleners. Met als eerste doel het bewustzijn te vergroten en te vragen: droom nu eens met ons mee, zonder direct aan juridische aspecten te denken.” Duurzame chemie Een ander onderwerp binnen het project Vitaal Sloe en Kanaalzone is duurzame innovatieve chemie. Rob: “We willen ook binnen de chemie concrete invulling geven aan het begrip duurzaamheid, er iets transitioneels van maken voor Zeeland. Dit willen we doen door met speerpunten te gaan werken, die vanuit de bedrijven zelf komen. Als voorbeeld kun je denken aan het inzetten van alternatieve grondstoffen (een op biomassa gebaseerde industrie) of het sluiten van kringlopen. We hebben hiervoor een intentieverklaring opgesteld, die door alle grote bedrijven is ondertekend. Het zou mooi zijn als Zeeland straks bekend staat als hét gebied van de duurzame chemie. Dat een student uit Twente of Delft bij het onderwerp duurzame chemie meteen aan Zeeland denkt. Dat is ook belangrijk om de goede mensen te houden en binnen te halen.” De wezenlijke transitie zit volgens hem in het veranderen van het denkproces bij bedrijven. Niet eerst doen en dan duurzaam gaan denken, maar juist andersom. “Denk na over je productportfolio vanuit de gedachte hoe je het duurzaam kunt maken. Elk bedrijf moet deze stappen zetten.” Maar bedrijven kunnen dat niet alleen: “Duurzame innovatie bereik je door als bedrijven de koppen bij elkaar te steken en te focussen op projecten waar je écht in gelooft. Dan komen de geldschieters vanzelf en bereik je echte resultaten. Dat zien we ook binnen het projectteam: we proberen samen kanalen te vinden om de resultaten vanuit onze club werkelijkheid te maken.” Gewoon doen Waar het gaat om duurzaamheid, is het volgens Rob de Ruiter vooral een kwestie van gewoon doen. Opgelegde maatregelen van bovenaf hebben minder kans van slagen dan initiatieven die uit de bedrijven zelf voortkomen. Als voorbeeld noemt hij projecten rond duurzaam ruimtegebruik en milieusamenwerkingsverbanden. Allerlei praktische bezwaren dienen zich aan wanneer bedrijven geforceerd hiermee aan de slag moeten. Zijn advies: “Zet goede voorbeelden in de etalage en verander het denken, dan gebeurt het gewoon vanzelf.” De rol van de overheid in deze moet volgens hem dan ook vooral faciliterend zijn: mensen verbinden, tot duurzaamheid in staat stellen en eventueel geld verstrekken. Rob: ”De overheid als ‘enabler’. De Masterclass duurzaam ondernemen, bijvoorbeeld, is helemaal in lijn met die gedachte.”

56


4.7

Programma Recreatie en Toerisme

Dit beleidsprogramma beschrijft onze plannen voor de recreatieve en toeristische sector in Zeeland. Met dit programma willen we ons de komende jaren vooral richten op het versterken van kansrijke ontwikkelingen, waarbij het aangaan van nieuwe verbindingen met andere sectoren centraal staat. 4.7.1 Analyse en opgave In voorgaande beleidsplannen (tot en met het PSEB 20052008) hebben we bij het opstellen en uitvoeren van beleid steeds een onderverdeling gemaakt naar de verschillende sectoren: de verblijfsrecreatiesector (met daarin de kampeersector, bungalowsector en hotelsector), de watersportsector, de dagrecreatiesector, etc. Met daarbij aandacht voor iedere afzonderlijke sector. Leidend bij deze benadering was ‘het aantal toeristische overnachtingen’. Dit aantal overnachtingen vertoont de afgelopen jaren een aanzienlijke fluctuatie. Als we echter kijken naar de werkgelegenheid in deze sector, constateren we dat deze zich steeds rond de 8 % van de totale Zeeuwse beroepsbevolking beweegt. De vrijetijdsconsument is prijsbewust en veeleisend. De schaarse vrije tijd wil men zo optimaal mogelijk besteden, waarbij de beleving centraal staat (op zoek naar het optimale geluk). Trends volgen elkaar in een hoog tempo op. Om in te kunnen spelen op deze trends is continue innovatie noodzakelijk. De ontwikkeling van het toerisme in Zeeland is de laatste jaren gestagneerd. Van natuurlijke groei is geen sprake meer. Als aanwijsbare oorzaak wordt de globalisering genoemd, waardoor de internationale concurrentieverhoudingen worden verscherpt. Door het kleinschalige karakter en het veelal verouderde aanbod in de sector ontbreekt de investeringskracht om het bestaande toeristisch product een nieuwe impuls te geven. Om deze spiraal te doorbreken is het aangaan van verbindingen met andere sectoren noodzakelijk. Dit vraagt om een andere denkwijze of benadering. Het sectoraal denken moet worden omgezet naar het aangaan van integrale verbindingen en nieuwe allianties. Samen met andere sectoren kan - door het creëren van nieuwe product/marktcombinaties - de genoemde impuls in de vrijetijdssector worden bereikt. Dit betekent een omschakeling van (een tot nu toe) aanbodgerichte naar een vraaggerichte benadering. Er moet een transitie tot stand worden gebracht van het aanbodgerichte massaproduct naar verschillende kwaliteitsproducten op maat, binnen een markt waar het aantal lange vakanties afneemt en het aantal korte vakanties zal toenemen.

Voorbeelden zijn de verschillende sectoren die inspelen op de thema’s ‘water’, ‘50+-markt’ en ‘vitaal en gezond leven’. Meer bestedingen in de sector recreatie en toerisme kunnen niet meer alleen worden gerealiseerd binnen het huidige toeristische aanbod in Zeeland (dit geldt zowel voor de dag- als verblijfsrecreatie). Verhoging van prijzen ‘omdat het product zich in Zeeland of aan de kust bevindt’ werkt niet meer. De sector zal dus óók op zoek moeten gaan naar nieuwe product/marktcombinaties, waarbij de begrippen ‘innovatie’ en ‘duurzaam ondernemen’ leidend zijn. Op deze manier kunnen nieuwe marktsegmenten worden aangeboord, met name in de sectoren met een hoge economische potentie. Deze zijn noodzakelijk om de totale omzet van toeristisch Zeeland te laten stijgen, in combinatie met een verhoging van de kwaliteit van het huidige product. De cijfers uit de verschillende trendrapporten tonen aan dat de sector recreatie en toerisme een veranderingsproces doormaakt. Sommige onderdelen hebben een groeipotentie in zich (watersport, dagrecreatie, hotels), terwijl we bij andere sectoren een stagnatie zien (kampeersector en bungalowsector; dit geldt overigens niet voor de bedrijven met een hoog voorzieningenniveau). De analyse in het rapport “Spiegels voor Succes”, uitgebracht door toeristisch ondernemend Zeeland in 2007, is hier helder in en wordt door ons onderschreven. 4.7.2 Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

De Zeeuwse vrijetijdssector realiseert een omzetverhoging van 10% ten opzichte van 2008 door te investeren in nieuwe duurzame product/marktcombinaties.

4.7.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Toerisme is een belangrijke pijler van de regionale economie en in zekere zin de belangrijkste drager van de regionale identiteit. De gebiedseigen Zeeuwse kwaliteiten vormen de basis van het toeristisch product. Op basis van deze kwaliteiten hebben kansrijke sectoren binnen het toerisme zich sterk kunnen ontwikkelen. Alleen door in te zetten op deze sterke sectoren, met een hoge economische potentie, kunnen we ons onderscheiden van andere toeristische bestemmingen en onze concurrentiepositie (inter)nationaal versterken.

Ons doel is om de bestedingen in de vrijetijdssector met 10% te verhogen in de periode 2009-2012. Of anders gesteld: de bestedingen in de vrijetijdssector zullen door inspanningen van het bedrijfsleven met 10% zijn gestegen. Deze einddoelstelling willen we o.a. bereiken door als provinciale overheid nieuwe product/marktcombinaties te initiëren en te faciliteren. Om te kunnen meten of de gestelde doelstelling (10 % meer

57


passen binnen een duurzame ontwikkeling van Zeeland. We kunnen deze hogere bestedingen het best bereiken door het stimuleren van initiatieven en investeringen in de watersportsector (inclusief de kleine watersport en onderwatersport), de dagrecreatiesector (inclusief nieuwe verbindingen tussen cultuur, toerisme, streekproducten en dorpskernen), de hotelsector (inclusief de zakelijke markt of congresmarkt) en de kampeer- en bungalowbedrijven met een hoog voorzieningenniveau. Bij al onze beleidsvoornemens in dit kader zijn de volgende factoren leidend: a) de structuur tussen de sectoren, branches en (overheid)organisaties wordt versterkt; b) innovatieve projecten en initiatieven worden gestimuleerd en c) continu wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering. Aandacht voor één van deze factoren is niet voldoende; er moet voortdurend aandacht zijn voor alle drie de aspecten tegelijk. Waar mogelijk wordt de nadruk gelegd op ‘nieuwe verbindingen’ tussen sterke sectoren, die mede kunnen leiden tot een aanzienlijke verhoging van de bestedingen in de toeristische sector.

bestedingen) wordt bereikt, hanteren we de volgende indicatoren: • jaarlijkse bestedingen van de Nederlandse toeristen en recreanten in Zeeland in de vrijetijdssector; • bestedingen van de buitenlandse gasten in Zeeland in de vrijetijdssector in 2008 en 2011; • jaarlijkse dagbestedingen van de toeristen; Voor alle bestedingen geldt dat de nulmeting wordt gebaseerd op de cijfers voor 2008, zoals die worden weergegeven in het Trendrapport van het Kenniscentrum Toerisme en Recreatie. Dit Trendrapport komt definitief beschikbaar in juni 2009. Indicator voor duurzaamheid is: • het aantal blauwe vlaggen en Green Keys, alsmede een ‘Region Award’ in Zeeland. Nulmeting in 2008: Blauwe vlaggen langs de kustzone: 17 Green keys bij accommodaties: 24 Region Award: 0 Ultimo 2012 wordt gestreefd naar behoud van hetzelfde niveau inzake het aantal blauwe vlaggen en Green Keys; wat betreft de Region Awards is de doelstelling dat 3 Zeeuwse gemeenten deze award hebben gewonnen. Bij deze indicatoren baseren we ons op de gegevens die jaarlijks (en voor een deel driejaarlijks) worden gepresenteerd in het Trendrapport van het kenniscentrum Toerisme ZuidNederland (uitgevoerd door de Hogeschool Zeeland). 4.7.4 Speerpunten Economische ontwikkelingen in de sector die leiden tot hogere bestedingen, zullen wij stimuleren, op voorwaarde dat ze

58

Uit het onderzoek “Terug naar de Kust” is gebleken dat vanuit de eerder genoemde sterke sectoren ingezet moet worden op nieuwe product/marktcombinaties met een grote potentie voor Zeeland. Een aantal daarvan hanteren we als speerpunten binnen het economische beleid om Zeeland als een duurzame toeristische bestemming te versterken. Deze speerpunten zijn: •

Puur Natuurlijk Zeeland Door de globalisering heeft de consument een toenemende behoefte aan verbondenheid met de authentieke regionale identiteit van een bestemming. Streekproducten kunnen hierbij een verbindende rol spelen. ‘Puur Natuurlijk Zeeland’ richt zich daarom op de branding van Zeeland als culinaire bestemming in een natuurlijke omgeving. In potentie biedt de variëteit aan streekproducten in Zeeland een kansrijke groeimarkt. Enkele van deze streekproducten hebben al internationale faam vergaard zoals mossels, oesters en kreeften, maar ook wijnen, vruchten en typisch Zeeuwse groenten als zeekraal en lamsoor. De promotionele waarde die hiervan uitgaat, is groot, maar wordt tot op heden door het ontbreken van een


samenhangende structuur nog onvoldoende benut. Voor een groot aantal andere streekproducten geldt echter dat de professionalisering van de innovatie, distributie, retail en vermarkting (kwaliteit en continuïteit) moeizaam tot stand komt. En juist hierdoor kan de waardevermeerdering van de keten (van productie tot en met consumptie) worden vergroot. Binnen het project ‘Puur Natuurlijk Zeeland’ worden nieuwe verbindingen gelegd tussen de culinaire streekproducten op het gebied van visserij, aquacultuur, landbouw en natuurontwikkeling met horeca en dag-recreatie. Op deze manier zal Zeeland zich profileren als gebied waar men niet alleen culinaire topproducten kan consumeren in een natuurrijke omgeving, maar deze ook daadwerkelijk kan beleven. •

Aqua High Tech Delta Vanwege het vele water binnen de Delta zetten we in op een verdere ontwikkeling van de product/marktcombinaties ‘water science & experience centre’ en ‘vergroten capaciteit en differentiatie voor de Delta als vaargebied’. Het ‘water science & experience centre’ wordt hét centrum van alle kennis en kunde op het gebied van water. Het gaat dan om kennis die al te vinden is in de Delta, maar ook om kennis die voor dit doel kan worden aangetrokken. Het verder ontwikkelen van de Delta als een toplocatie voor de duiksport, bijvoorbeeld, past binnen deze combinatie. De Delta wordt als het ware één dagattractie voor deze (nieuwe) doelgroep. De bestedingen zullen niet alleen terechtkomen bij de daadwerkelijke attracties, maar zeker ook een weg vinden in de congresmarkt, horeca en verkeersmodaliteiten (ook op het water). Om deze ontwikkeling te versterken, zetten we tegelijkertijd in op ‘vergroten capaciteit en differentiatie voor varen door de Delta’. Dit onderdeel krijgt met name zijn beslag in het verbinden van het watersportgebied ‘Delta’ met West-Brabant, ZuidHolland en Vlaanderen. Het stimuleren van jachthavenontwikkeling blijft nodig, maar is niet voldoende om deze product/marktcombinatie te ontwikkelen. Extra aandacht zullen we besteden aan vervoer over het water, aantrekken van de cruisevaart, transformeren van oude handelshavens en het stimuleren van opleidingsmogelijkheden voor watergerelateerde bedrijven (o.a. een rol voor de kenniscentra in Zeeland). Ontwikkelingen die uiteraard in overeenstemming moeten zijn met de belangen van andere gebruikers van de Delta, zoals de beroepsvaart.

Vitaal vakantiegebied Een gezonde levensstijl wordt steeds belangrijker in onze maatschappij en heeft invloed op het gedrag van de consument. De druk van de prestatiemaatschappij zorgt ervoor dat bewuster leven belangrijk wordt, wat leidt tot een toenemende vraag naar gezondere levensstijlen en producten. Toenemende interesse in eerlijke voeding, spiritualiteit, health en wellness, luxe en comfort zijn kenmerkend voor het moderne vrijetijdsgedrag. Zeeland kan binnen dit plaatje een bestemming zijn voor korte vakanties, voor toeristen die hun verblijf willen combineren met aandacht voor vitaliteit en wellness. Begrippen als onthaasting, relaxen, quality time met familie en vrienden en verwennen zullen daarbij synoniem zijn voor een verblijf

in Zeeland. Daarnaast groeit de interesse voor wellness in combinatie met een actieve vakantie, sport en cultuur. Actieve vormen van recreatie als wandelen, fietsen en zeilen zijn hierbij onverminderd populair. Naast de materiële kant van het toeristisch product speelt ook de immateriële kant een belangrijke rol, zoals de aspecten gastvrijheid en service. Binnen Vitaal Vakantiegebied zal de aandacht eveneens uitgaan naar toeristen met een zorgvraag tijdens hun vakantie. Zeeland is, wat dit aspect betreft, vooral voor de ‘vitale senioren’ een aantrekkelijke bestemming. Dit wordt ook bevestigd in de analyse “Zorgeconomie Zeeland”. •

Historisch Zeeland Zeeland heeft een rijke historie. Kenmerkend is onder andere de strijd ‘op land en zee’, die zich door de eeuwen heen in deze regio heeft afgespeeld tegen vijanden en tegen het water. Deze strijd is nog steeds zichtbaar in het landschap; denk aan de 80-jarige oorlog en de Staats Spaanse linies, de Slag om de Schelde tijdens WOII en de watersnoodramp van 1953. Gebeurtenissen die bepalend zijn geweest in de vorming van het landschap en van de cultuur. Bij het ontwikkelen van de nieuwe product/marktcombinatie ‘Historisch Zeeland’ richten we onze aandacht op de relatie tussen de ‘sporen’ van dit verleden in de kernen en het omliggende landschap en op de mogelijk-

heid om rond deze historische gebeurtenissen toeristische producten te ontwikkelen. Een keten van toeristisch aantrekkelijke dorpskernen, met elk een eigen historie als onderdeel van het grote ‘verhaal’, kan benut gaan worden in bestaande en nieuw te ontwikkelen routestructuren. Hierbij worden de recreatieve netwerken ingezet.

59


4.7.5 Uitwerking per speerpunt Nieuwe product/marktcombinatie ‘Puur Natuurlijk Zeeland’ Onder deze noemer worden acties uitgevoerd op de volgende gebieden: • Innovatieprogramma culinaire producten met als inhoud: - Kennisontwikkeling (de economische waarde van culinaire producten versterken met het oog op het toeristische product); - Professionalisering van de keten van streekproducten; - Promotie van streekproducten in relatie met natuurlijke waarden van het gebied. Nieuwe product/marktcombinatie ‘Aqua High Tech Delta’ Onder deze noemer worden acties uitgevoerd op de volgende gebieden: • Verbeteren van de infrastructuur binnen de watersportsector: - routenetwerk (BRTN)/passantenplaatsen; - jachthavens van de toekomst; • Promotie: het ondersteunen van enkele specifieke evenementen, zoals het plan van DELTA NV en Sail Vlissingen; • Uitvoeren van de prioriteiten van het Masterplan Nederlandse Onderwatersport Bond; • Profileren van het Veerse Meer als watersporthart voor de kleine watersport (met name voor jongeren); • Realiseren van aanleglocaties voor de cruisevaart (rivieren zeecruisevaart); • Revitalisering verblijfsrecreatie en gebiedsprogramma’s (bijv. Brouwersdam, Veerse Dam, Cadzand-Bad, Perkpolder, Waterdunen); • Kennisontwikkeling en innovatie van het kustproduct (kenniscentrum R&T, innovatieplatform, innovatieprijs, Gebiedsaward, project ‘120 Kilometer Kust Kwaliteit’, RSD) en • Kennisontwikkeling (m.b.t. de economische waarde van de watersportsector). Nieuwe product/marktcombinatie ‘Vitaal vakantiegebied’ Onder deze noemer worden acties uitgevoerd op de volgende gebieden: • Vitale senioren: -kennisontwikkeling (masterclass gastvrijheid & cultuur toeristische sector) -faciliteren van twee pilotprojecten met aanjaagfunctie, via subsidietraject; • Wellness: -faciliteren van twee pilotprojecten (onderscheidende projecten die inzetten op de Zeeuwse kernkwaliteiten) en -aanjagen van allianties tussen toeristische partners en zorgverzekeringsmaatschappijen (via lobbytraject uitgevoerd door NV Economische Impuls Zeeland); • Recreatiemobiliteit: ontwikkelen van recreatieve routenetwerken (wandelnetwerken, ‘Rondje pontje’, oplossen van knelpunten in routenetwerken, pilot-ruiterroutes); • Promotie voor ‘Vitaal Zeeland’ (bijvoorbeeld promotie wandelnetwerken en ‘Rondje pontje’.)

60

Nieuwe product/marktcombinatie ‘Historisch Zeeland’ Onder deze noemer worden acties uitgevoerd op de volgende gebieden: • Promotie, kennis- en productontwikkeling rond het thema ‘Strijd op land en zee’ (bijv. vermarkting Staats Spaanse Linies en Oranjeroutes, Slag om de Schelde uit tweede wereldoorlog, aandacht voor culturele biografie en ontwikkelingen rond een ‘Uitburo’). Bij uitvoering van de promotie wordt aansluiting gezocht bij festivals en evenementen om deze vorm van cultuurtoerisme te versterken. 4.7.6 Rol van de Provincie Voor het bereiken van onze doelstelling(en) hanteren we de volgende instrumenten: -Processen die de weg naar het gestelde doel versnellen, zullen door ons worden geïnitieerd en/of constructief worden ondersteund; -Vanuit beschikbare PSEB-budgetten worden jaarlijkse actieprogramma’s uitgevoerd die tot doel hebben de bestedingen in de vrijetijdssector te verhogen; -Deelname aan samenwerkingsverbanden en het inzetten van middelen op nationaal (bijvoorbeeld Pieken in de Delta, Stimuleringsregeling Voordelta, etc.) en Europees niveau (OP-Zuid en Interregprogramma’s, waaronder ‘Grensregio Vlaanderen-Nederland’, ‘North West Europe’, ‘North Sea’ en het nieuwe ‘2 Seas-programma’); -Actievere lobby via input in de zogenoemde Toerismebrief. 4.7.7 Partners in beleid Bij de uitvoering van ons beleidsprogramma Recreatie en Toerisme werken we samen met de ondernemers (brancheorganisaties), NV Economische Impuls Zeeland, Kamer van Koophandel, belangenorganisaties, instellingen voor kennis en promotie en met de gemeenten en aangrenzende provincies. De rol van de verschillende partners en onze eigen rol verschilt per speerpunt en actielijn.


Watersportboulevard naar Fries model Aan de Havenweg in Sint Annaland bevindt zich sinds een aantal jaren een watersportboulevard. Een bedrijventerrein voor watersportgebonden activiteiten, waar verschillende bedrijven elkaar hebben opgezocht en elkaar aanvullen. Bert Busman van BusmariTeam, initiatiefnemer van dit project: “We hebben Sint Annaland op de kaart gezet binnen de watersportwereld. Eigenlijk vanuit het niets. En wat mij betreft, is er nog veel meer mogelijk hier.” Eind jaren negentig viel het Bert op dat de werkgelegenheid in Zeeland binnen de watersportsector ver achter bleef bij die in Friesland. “In Friesland leverde deze sector destijds 9000 banen op, tegen 400 hier in Zeeland. En dit terwijl de omgeving hier, met prachtig water, zich toch uitstekend leent voor de watersport. Een schone bedrijfstak bovendien.” Bert voorzag de mogelijkheden van Sint Annaland, waar hij besloot een klein watersportbedrijf over te nemen aan het water. Hoofdzakelijk vanwege de gunstige locatie, met het idee later uit te gaan breiden. “In eerste instantie zag de gemeente mijn Bert Busman plannen totaal niet zitten. Er waren talloze bezwaren. Voormalig Gedeputeerde Van Zwieten van de Provincie – zelf liefhebber van de watersport - zag de mogelijkheden destijds wél, en zo ontstond er een opening. Ook hij was ervan overtuigd dat we iets met de watersport in Zeeland moesten doen. Vervolgens zijn we met een aantal ondernemers en met de bedrijfsfunctionaris van de gemeente in de auto gestapt en naar Friesland gereden, om daar ons licht op te steken.” Samenwerking De plannen namen steeds concretere vormen aan, maar de ondernemer in Sint Annaland realiseerde zich tegelijkertijd dat de investeringen die nodig waren, zijn draagkracht ver te boven zouden gaan. “Je realiseert je op een gegeven moment dat je samenwerking moet gaan zoeken, dat je niet alles alleen kunt doen.” Via de Provincie werd hij gewezen op de mogelijkheid subsidie aan te vragen, vanuit het EU Interregprogramma Maya II. Deze werd hem toegekend en met dit geld, via de gemeente Tholen, werd het mogelijk de watersportboulevard in te richten, compleet met kade met 34 ligplaatsen, een kraan waarmee boten tot 80 ton uit het water kunnen worden getild, een weg en een manoeuvreerterrein. Bert wist ondertussen steeds meer bedrijven over te halen om naar Sint Annaland te komen, waaronder jachtmakelaardij De Valk, charterbedrijf Enjoy Sailing, Jachtspuitbedrijf Kooij en een poetsbedrijf. “Ook binnen je eigen onderneming moet je niet alles zelf willen doen. We streven hier naar professionaliteit en kwaliteit, iets waarvoor je ook anderen nodig hebt. De gedachte daarbij is om elkaar ‘de bal toe te spelen’, elkaar aan te vullen, zodat iedereen zijn boterham heeft. En niet elkaar de vliegen af te vangen. ” Groeistuipen Dat deze formule werkt, blijkt uit de grote belangstelling van andere ondernemers vanuit de watersportwereld. “Verschillende bedrijven hebben inmiddels interesse getoond voor deze locatie en ook de Hiswa is heel positief over Sint Annaland. Iets wat mij echt goed doet. Waar we nu tegenaan lopen, zijn het beperkte aantal ligplaatsen hier. Veel ondernemers geven aan een bepaald aantal ligplaatsen nodig te hebben, en die kunnen we op dit moment helaas nog niet bieden. Maar we denken hier wél over na en willen graag alle mogelijkheden op een rijtje zetten, samen met de gemeente en de Provincie.” Een ander punt is het vinden van goed opgeleid personeel. Bert: “Onze watersportboulevard biedt inmiddels werkgelegenheid aan 27 mensen, en geregeld zoeken we jonge mensen die van onder uit het vak willen leren. Als je deze jongeren rechtstreeks benadert, willen ze vaak graag komen werken, maar ze komen nog niet zelf op het idee. Het leeft nog niet. Daar ligt dus ook nog een opgave, zeker wanneer de watersportsector hier verder wordt ontwikkeld. En die kansen liggen er volop!”

61


4.8 Programma Landbouw Dit programma beschrijft onze beleidsvoornemens voor de agrarische sector in Zeeland. Centraal in ons beleid staat het versterken van de landbouw, het stimuleren van kennisontwikkeling en innovatie en het leggen van nieuwe verbindingen. Dit om samen met onze partners te komen tot een duurzame landbouw in Zeeland met toekomstperspectief. 4.8.1 Analyse en beleidsopgave Zeeland is een echte agrarische provincie. Een aanzienlijk deel van het beschikbare polderlandschap is in gebruik als cultuurgrond en het economische belang van de agrarische sector is nog steeds groot. De hoofdtaak van de landbouw is het produceren van voedsel. Daarnaast vervult de sector ook andere maatschappelijke doelen. Met inbegrip van agribusiness zorgt de landbouw voor een werkgelegenheid van 15.230 personen. Dat komt neer op 8,8% van de totale werkgelegenheid in de provincie. Het totaal aantal agrarische bedrijven is 3.414. Binnen de landbouw in Zeeland is akkerbouw verreweg de belangrijkste sector (58% van het totale aantal agrarische bedrijven in Zeeland, bron: CBS 2007). Andere sectoren zijn de melkveehouderij (15%), fruitteelt (11%), vollegrondstuinbouw (9 %), glastuinbouw (3,7 %) en de intensieve veehouderij (6 %). In 2005 had 27,5 % van de agrarische bedrijven in Zeeland een multifunctioneel karakter (CBS). De gemiddelde bedrijfsomvang van de Zeeuwse agrarische bedrijven is relatief groot. Een agrarisch bedrijf in Zeeland is ongeveer anderhalf keer zo groot in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde. Na een aantal jaren waarin vooral de akkerbouw het economisch moeilijk heeft gehad, is al enige tijd sprake van herstel. De wereldvraag naar landbouwproducten is toegenomen, waardoor de prijzen voor agrarische producten tijdelijk zijn gestegen. Door goede oogsten zijn de prijzen echter ook weer gedaald. Het recente prijsherstel hoeft dus niet blijvend te zijn, terwijl de kosten structureel zullen stijgen. De toekomstperspectieven van de sectoren binnen de landbouw verschillen en zijn afhankelijk van de bewegingen op de markt en prijzen van grondstoffen. Bedrijven zoeken aanvullende inkomsten in bijvoorbeeld productie van duurzame energie. Net als in het voorgaande PSEB, is ons beleid ook de komende jaren gericht op het verstevigen van de huidige agrarische sector; aandacht blijft nodig om de sector ook op termijn economisch gezond te houden. Beleidsopgaven Om het economische rendement van de agrarische sector op termijn op peil te houden, blijft de noodzaak bestaan voor innovaties en verdere schaalvergroting. Daarnaast worden kansen gezien voor allerlei andere vormen van landbouw die afwijken van de ‘mainstream’, zoals nieuwe teelten. Onze aandacht blijft uitgaan naar het creëren van bedrijvigheid (faciliteren proces van schaalvergroting door intensivering, samenwerking en specialisatie), het stimuleren van innovaties en marktgericht werken. Verder worden nieuwe accenten gelegd in het kader van:

62

• • • •

nieuwe verbindingen; duurzaamheid; de klimaatverandering en water.

Nieuwe verbindingen Het leggen van nieuwe verbindingen heeft binnen de landbouw vooral te maken met ketenontwikkeling. Nieuwe verbindingen kunnen worden gelegd binnen de agrarische sector zelf of met andere sectoren. Duurzaamheid Als Provincie willen we een duurzame landbouwsector met toekomstperspectief; een sector met aandacht voor klimaatdoelen, ruimte voor biodiversiteit, minimale emissies naar bodem, water en lucht en aandacht voor de mens (people, planet en profit). Nationale en Europese regelgeving zijn de kaders waarin de minimalisatie van emissies is vastgelegd. Als Provincie willen we de agrarische sector helpen om deze nationale en Europese doelstellingen te halen door ruimte te maken voor innovatie, zowel in financiële zin via het subsidiëren van proefprojecten (pilots) als in beleidsruimte. Klimaatverandering Bij het inspelen op de klimaatverandering ligt het accent voor de landbouwsector op het besparen op fossiele energie, het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen en de productie van duurzame energie. Om deze klimaatdoelen te realiseren is - naast subsidie - ook beleidsruimte en een meer integrale werkwijze van de overheid noodzakelijk. In de zomer van 2008


4.8.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Om na te kunnen gaan of we onze doelstelling voor de landbouw in 2012 hebben bereikt, zijn een aantal doelstellingen met indicatoren benoemd. We meten op: • Toegevoegde waarde per landbouwbedrijf; • Duurzaamheid; • Mate van innovatie; • Aantal en concurrentiekracht van landbouwgerelateerde bedrijven; • Omzet multifunctionele landbouw. Toegevoegde waarde per landbouwbedrijf • Doelstelling: in Zeeland stijgt het aantal NGE per bedrijf en per bedrijfstype met minimaal 1% per jaar.

hebben de agrarische sector en de betrokken ministeries hierover afspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in het convenant ‘Schone en Zuinige Agro-sectoren’. Overigens kunnen openlucht teelten, zoals akkerbouw, een rol spelen in het vastleggen van CO2 en de gevolgen van klimaatverandering voor een deel beperken. Koolstof is immers noodzakelijk voor een goede bodemvruchtbaarheid en optimale groei van de gewassen en vergroot het vermogen van de bodem als waterbuffer. Water Verzilting is een proces dat in Zeeland altijd al heeft gespeeld. Verzilting door klimaatverandering is niet aan de orde in het tijdsbestek van het nieuwe PSEB. Wel kunnen binnen deze periode eventuele maatregelen alvast worden uitgetest via pilots. Bij de uitvoering van de Integrale Visie Deltawateren zullen een aantal wateren van zoet naar zout gaan. De landbouw moet zich daarom meer gaan richten op beschikbaarheid en efficiëntere benutting van zoetwater op bedrijfs- en gebiedsniveau. Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

Een concurrerende en duurzaam producerende agrarische sector in Zeeland.

De toegevoegde waarde op de agrarische bedrijven geeft een indicatie van hoe de landbouw zich in Zeeland ontwikkelt. De ontwikkeling van de toegevoegde waarde wordt nagegaan met behulp van de Nederlandse grootte-eenheid (NGE), een economische maatstaf waarmee de omvang van een bedrijf en de afzonderlijke productierichtingen worden uitgedrukt. Via de NGE is het mogelijk om te bepalen in hoeverre verschuivingen plaatsvinden in de landbouw richting teelten met hogere saldo’s. In hoeverre deze economische potentie ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, is afhankelijk van externe factoren zoals de (wereld)markt en het Europees beleid. Per bedrijfstype (akkerbouw, melkveehouderij, etc.) wordt als indicator gebruikt het gemiddeld aantal NGE per bedrijf in Zeeland. Deze waarden kunnen worden vergeleken met de waarden op nationaal niveau. Daarnaast worden ook de ontwikkelingen in de periode 2009-2012 gevolgd door per bedrijfstype als nulmeting te hanteren het aantal NGE per bedrijfstype in 2008 (bron: CBS). Het realiseren van schaalvergroting in aantal hectares of in aantal dieren wordt gemonitord in de Omgevingsbalans Zeeland. Duurzaamheid • Voor wat betreft de emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen wordt het Europese en landelijke beleid gevolgd. De agrarische ondernemers nemen de gebruiksnormen voor (dierlijke) mest in acht. De emissie van gewasbeschermingsmiddelen moet in 2010 met tenminste 95% zijn afgenomen ten opzichte van die in 1998. Deze doelstelling vertaalt zich in een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit welke gebruikt wordt als indicator. Gegevens over de oppervlaktewaterkwaliteit worden betrokken uit de Regionale Watersysteemrapportage Zeeland. De beide waterschappen meten ongeveer 100 gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater op 27 meetpunten verspreid over de provincie. Daarnaast meten ze in de hele provincie de concentraties aan stikstof, fosfaat en zware metalen, die onder andere door het gebruik van (dierlijke) mest in het oppervlakte- en grondwater terecht komen. De resultaten van deze metingen worden periodiek in de watersysteemrapportage verwerkt. Als nulmeting wordt gehanteerd de RWSR 2006-2008.

63


Mate van innovatie • Doelstelling: in 2012 is het kennisnetwerk voor de landbouw gerealiseerd en 30 % van het totale agrarische areaal wordt beteeld met behulp van satellietgegevens (remote sensing). Om de mate van innovatie te meten, wordt nagegaan hoeveel hectare in Zeeland is aangemeld op www.mijnakker.nl (Bron: Basfood). Aangezien precisielandbouw met behulp van satellietgegevens maar één vorm van innovatie is, zal aanvullend de innovatie op andere gebieden worden gemonitord door het registreren van het aantal agrarische ondernemers dat deelneemt aan innovatieve projecten en programma’s, zoals bijvoorbeeld peilgestuurde drainage. Aantal en concurrentiekracht landbouwgerelateerde bedrijven • Doelstelling voor de periode 2009-2012: het stabiliseren van het aantal landbouwgerelateerde bedrijven en werknemers in Zeeland op het niveau van 2008. Dit zijn 1.280 bedrijven en 7.470 personen (inclusief parttimers). Om de sterkte en concurrentiekracht van de landbouwgerelateerde bedrijven te bepalen, wordt nagegaan of er in Zeeland wijzigingen zijn in het aantal landbouwgerelateerde bedrijven (toelevering, handel, verwerking, dienstverlening) én in het totale aantal personen werkzaam in deze landbouwgerelateerde bedrijven (Bron: RIBIZ). Een vergelijking met de wijzigingen op Nederlands niveau is niet mogelijk. Omzet multifunctionele landbouw • De landelijke Task Force Multifunctionele Landbouw heeft als ambitie het verdubbelen van de omzet in de periode tot 2011. Voor Zeeland willen wij deze verdubbeling realiseren in 2013. Voor het monitoren van de multifunctionele landbouw wordt aangesloten bij de Task Force Multifunctionele Landbouw, die voor de provincies een nulmeting laat uitvoeren voor 2009, gevolgd door een meting in 2011 en 2012/2013. Als bronnen worden gebruikt de gegevens van het CBS en van de Kamer van Koophandel en interviews in zogenoemde focusgroepen. 4.8.4 Speerpunten Als speerpunten van ons agrarisch beleid kiezen we voor het versterken van de landbouw, het stimuleren van kennisontwikkeling en innovatie en het leggen van nieuwe verbindingen.

64

Versterken landbouw Traditionele agrarische bedrijven blijven ook op termijn een belangrijk bestanddeel van de agrarische sector. Het zijn met name gezinsbedrijven, waarvan landelijk gezien een kwart fors zal doorgroeien, de helft ongeveer gelijk zal blijven en een kwart het heel moeilijk zal krijgen (Rabobank Nederland). Daarom is het van belang om als Provincie beleid te ontwikkelen met als doel de vitaliteit van deze bedrijven te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. Wij denken aan de uitwerking van de volgende punten: • Faciliteren van schaalvergroting, intensivering, specialisatie en samenwerking; • Stimuleren van omschakeling naar duurzame hoogwaardige/ innovatieve/ biologische/ zilte teelten; • Stimuleren van efficiëntere benutting en conservering van zoet water; • Stimuleren van aanbod/opleiding van goed geschoold middenkader en operationeel personeel. Faciliteren van schaalvergroting, intensivering, specialisatie en samenwerking Schaalvergroting is noodzakelijk om de (gestegen) kosten in de landbouwsector te compenseren. Dit wordt onder meer gestimuleerd via het instrument kavelruil, waarvoor € 11 miljoen beschikbaar is voor de periode 2007-2013 vanuit het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Grond is echter duur. Daarom zijn ook andere ontwikkelingen nodig om kostenbeheersing en saldoverhoging te realiseren, zoals intensivering, specialisatie en samenwerking. Nadere verkenningen en proefprojecten rond deze ontwikkelingen zijn gewenst. Stimuleren van omschakeling naar duurzame hoogwaardige/innovatieve/biologische/zilte teelten Precisielandbouw (een productiemethode waarbij een landbouwperceel locatiespecifiek wordt bewerkt) is een belangrijk middel om de structuur van de landbouw te verbeteren en bedrijfsontwikkeling te stimuleren. Door precisielandbouw kunnen de opbrengst en kwaliteit van het product worden verhoogd, kosten van bijvoorbeeld kunstmest worden verlaagd en emissies van mest, gewasbeschermingsmiddelen en CO2 worden gereduceerd. Door (o.a.) de aanleg van het RTK-netwerk is het mogelijk om deze teelttechnieken gebaseerd op GPS, sensoren en satellietbeelden toe te passen in heel Zeeland. Daarnaast lopen er andere projecten gericht op emissievermindering vanuit de landbouw, onder de vlag van Mineralen en Middelen Meester, het Interreg-project Interactief waterbeheer en Proeftuin Kader Richtlijn Water. Een andere manier om het bedrijfseconomische rendement te verhogen is het introduceren van teelten met een hoge toegevoegde waarde. Denk daarbij aan teelten voor de farmacie (hoogwaardig), voor vezelproductie (innovatief) en voor nichemarkten (biologisch). De markt bepaalt uiteindelijk hoe groot deze teelten kunnen worden. De Zeeuwse omstandigheden bieden verder mogelijkheden voor zilte teelten door de beschikbaarheid en goede kwaliteit van het zoute water. De aquacultuur – en in het bijzonder waar het gaat om schelpdieren - is een sterk ontwikkelde keten in Zeeland. Er wordt gezocht naar nieuwe duurzame productiemethoden. De Zeeuwse


landbouw wil een actieve rol spelen in deze nieuwe productieketens. (Zie ook het programma Visserij en Aquacultuur.) Als Provincie willen we deze ontwikkelingen stimuleren, o.a. via het subsidiëren van pilots. Deze proefprojecten kunnen worden benut voor het doorrekenen van de economische meerwaarde van nieuwe technieken en teeltwijzen die een bijdrage leveren aan duurzaamheid. Stimuleren van efficiëntere benutting en conservering van zoet water Op basis van de resultaten van de zoetwaterdiscussie in de Delta wordt bekeken hoe de zoetwatervoorziening in de landbouw op een meer duurzame en meer natuurlijke manier kan worden vormgegeven. Eventuele maatregelen kunnen via pilots worden beoordeeld op hun bedrijfseconomische meerwaarde voor de Zeeuwse agrarische sector. Dit betreft ondermeer projecten gericht op benutting van opkwellend zoet water vanuit de Brabantse Wal en projecten ter compensatie van wegvallende zoetwaterbronnen als gevolg van het (op termijn) weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer. Door de klimaatverandering kunnen veranderingen optreden in bijvoorbeeld neerslagpatronen en temperatuur. Deze hebben gevolgen voor de agrarische bedrijfsvoering en wellicht ook bedrijfseconomische gevolgen. Als Provincie willen we innovaties in dit kader ondersteunen en via pilots experimenteerruimte bieden. Onze rol hierbij is faciliterend. Hierbij kan mogelijk aangehaakt worden bij het landelijk programma Kennis voor Klimaat en de conclusies van de Deltacommissie, met de daaruit volgende acties van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta. Arbeidsmarkt en scholing De agrarische sector heeft net als andere sectoren te maken met de gevolgen van de demografische ontwikkeling (ontgroening en vergrijzing) en de daarmee samenhangende situatie op de Zeeuwse arbeidsmarkt. Dit wordt onder andere zichtbaar in de lage instroom van leerlingen naar het (middelbaar) agrarisch onderwijs, waardoor het voor bedrijven steeds lastiger wordt om te voorzien in de behoefte aan goed geschoold middenkaderpersoneel. Vanuit het PSEB willen we hieraan in samenspraak met de sector meer aandacht besteden. (Voor meer informatie en een nadere uitwerking van dit onderwerp, zie het programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt.) Versterken kennisnetwerk en stimuleren van innovatie Binnen dit speerpunt willen we inzetten op het versterken van het kennisnetwerk en op het stimuleren van innovatie. Versterken kennisnetwerk In Zeeland is behoefte aan een kenniscentrum dat vraag en aanbod op het gebied van innovatie op elkaar afstemt. Een dergelijk centrum moet aansluiten op en gebruikmaken van bestaande kennisnetwerken en kennisinstellingen, ook die van het bedrijfsleven, in en buiten Zeeland. Daarnaast is een betere afstemming en koppeling nodig tussen onderzoek, voorlichting en onderwijs: de zogenoemde ‘OVO-structuur’. Proefbedrijf Rusthoeve ontwikkelt zich de komende jaren door tot een dergelijk kenniscentrum.

In het verlengde hiervan vinden we het als Provincie belangrijk dat landbouw en agribusiness in Zeeland (jaarlijks) samen een onderzoeksagenda opstellen, die richtinggevend is voor de onderzoeksagenda van het kenniscentrum Rusthoeve. De Rusthoeve maakt de koppeling tussen theorie en praktijk en legt verbindingen met andere (commerciële) kennisnetwerken, kenniscentra en onderzoeksinstellingen in de regio en daarbuiten. Daarnaast kan dit kenniscentrum vormgeven aan eerdergenoemde OVO-structuur, door op locatie van de Rusthoeve ruimte te bieden aan activiteiten op het gebied van onderzoek, voorlichting en onderwijs. Op deze wijze willen we als Provincie stimuleren dat innovaties snel en praktijkgericht worden ontwikkeld en toegepast.

Stimuleren innovatie Door kostenstijging blijft de behoefte groot aan innovatie, zowel binnen de primaire landbouw als bij de verwerkende bedrijven. Mogelijkheden liggen er, bijvoorbeeld, op het gebied van het optimaliseren en verduurzamen van teelttechnieken, maar ook op het gebied van het verwaarden van reststromen en de verwerking van Zeeuwse agrarische producten. Het stimuleren van innovatie en samenwerking, zowel voor wat betreft de primaire productie als voor wat betreft de ketenontwikkeling, vindt onder andere plaats via pilots. Via pilots kunnen de innovaties worden afgestemd op de Zeeuwse omstandigheden en worden beoordeeld op hun economische meerwaarde. Als voorbeeld noemen we het ontwikkelen van toepassingen voor de precisielandbouw. Het stimuleren van ontwikkelingen in de precisielandbouw en het verkrijgen van inzicht in effecten op bedrijfsrendement en milieu is een speerpunt voor de komende jaren. Een ander voorbeeld zijn de nieuwe duurzame productiemethoden die ontwikkeld worden binnen de biologische landbouw, een belangrijke kraamkamer van innovatie. Leggen van nieuwe verbindingen Zoals eerder gesteld, heeft het leggen van nieuwe verbindingen binnen deze sector vooral te maken met ketenontwikkeling. Dit speerpunt vindt zijn vertaling in: • het ontwikkelen van agroproductieparken en een foodport; • het stimuleren van een multifunctionele/verbrede landbouw; • het onderzoeken van kansen op het gebied van ‘bio-based economy’.

65


Ontwikkelen van agroproductieparken en foodport Het bestaande agribusiness-cluster is een betekenisvolle economische component, dat met name op toegevoegde waarde hoog scoort. Interessant is het ontwikkelen van het agribusinesscomplex Zeeland en de Agri- en Foodport Zeeland. Het samenbrengen van teelt, verwerking, logistiek en handel binnen een agroproductiepark biedt diverse voordelen: het stimuleert de mogelijkheden tot samenwerking, versterkt het fundament onder en netwerk tussen bestaande ketenpartijen uit de agribusiness en biedt kansen met het oog op benutting van reststromen en introductie van nieuwe ketens. Hoogwaardige toepassingen van groene grondstoffen/ reststromen via bioraffinage bieden nieuwe kansen voor (bio)chemische industrie, logistiek en landbouw. Door logistieke verbeteringen, zoals de aanleg van de SeineSchelde verbinding, ontwikkelen zich nieuwe afzetgebieden. Dit vraagt om een (her)oriëntatie op de mogelijkheden om de Zeeuwse havens gedeeltelijk te ontwikkelen richting ‘agri’ en ‘food’. Door koppeling met de Zeeuwse havens ontstaat een nader uit te werken foodport-concept. Dit kan interessant zijn voor o.a. de uiensector, fruit- en glastuinbouw. Ook kan aansluiting worden gezocht bij de ontwikkeling van nieuwe natte bedrijventerreinen (zie programma Industrie en Havens, onder: Bedrijventerreinen) en bij initiatieven over de provinciegrenzen heen, zoals het concept Greenport(s) Nederland 2040. Stimuleren multifunctionele/verbrede landbouw De initiatieven op het gebied van multifunctionele landbouw dragen bij aan het vergroten van de leefbaarheid van het platteland. Na veel individuele ondernemersinitiatieven vraagt de multifunctionele landbouw de komende jaren echter om een meer structurerende aanpak. De uitdaging ligt in het tot stand brengen van nieuwe samenwerkingsverbanden met andere sectoren en in het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe robuuste product/marktcombinaties. Het accent ligt op ketenontwikkeling en op het realiseren van marktsprongen door verbindingen te leggen met nieuwe afzetpartijen die dicht bij grote aantallen consumenten staan.

Onderzoeken kansen ‘bio-based economy’ Wereldwijd komt er een tekort aan grondstoffen. Vervanging van o.a. aardolie, aardgas en steenkool door ‘groene’ grondstoffen is een optie. Dit transitieproces naar een ‘bio-based economy’ staat in de aanvangfase en nadere verkenning is nodig om na te gaan welke kansen en slimme koppelingen op dit gebied mogelijk zijn voor de landbouw en het agribusinesscomplex in Zeeland. Voor de ontwikkeling van de ‘bio-based economy’ zijn de industrie en het MKB leidend. De landbouw volgt de ontwikkelingen nauwgezet, om kansen die zich voordoen optimaal te benutten. Het produceren van voedsel blijft veruit het grootste deel van de productie uitmaken; dit staat hoger in de waardeketen. Voor de tweede-generatie biobrandstoffen liggen er mogelijkheden in reststromen. Daarnaast moeten de kansen voor duurzame innovatieve chemie (chemie koppelen aan inhoudstoffen van agrarische producten) nader worden onderzocht. (Voor meer informatie hierover, zie het programma Industrie en Havens). 4.8.5 Uitwerking per speerpunt Bovengenoemde speerpunten willen we als volgt uitwerken: Versterken landbouw: • Als Provincie willen we nieuwe concepten op dit gebied ondersteunen en via pilots experimenteerruimte bieden. Onze rol hierbij is faciliterend. Stimuleren van kennisontwikkeling en innovatie: • Als Provincie faciliteren we de ontwikkelingen om het kennisnetwerk te versterken. We willen innovaties ondersteunen en via pilots experimenteerruimte bieden. Onze rol hierbij is faciliterend. Leggen van nieuwe verbindingen: • Ontwikkelen agroproductieparken en foodport Onze rol is faciliterend, bijvoorbeeld via het ondersteunen van een haalbaarheidsonderzoek. Zeeland Seaports en NV Economische Impuls Zeeland spelen een belangrijke rol met betrekking tot promotie en acquisitie. •

Nieuwe product/marktcombinaties en multifunctionele landbouw Onze rol bij het speerpunt nieuwe product/marktcombinaties en multifunctionele landbouw is faciliterend. We willen hieraan vormgeven door het verstrekken van subsidies voor haalbaarheidsonderzoek naar en pilots op het gebied van (het ontwikkelen van) nieuwe samenwerkingsverbanden of robuuste nieuwe product/marktcombinaties. We beogen geen coördinatie of regie; de markt is leidend.

4.8.6 Rol van de Provincie

Binnen de multifunctionele landbouw wordt onderscheid gemaakt tussen streekproducten, zorg, groen/blauwe diensten en recreatie/toerisme. Voor wat betreft streekproducten, staat de beleidsmatige aanpak verwoord in het programma Recreatie en Toerisme (onder ‘Puur Natuurlijk Zeeland’).

66

Onze rol verschilt afhankelijk van het onderwerp/beleidsopgave. We hebben overwegend een stimulerende en faciliterende rol, bij uitzondering regisserend. De uitvoering van de plannen wordt waar nodig bevorderd via NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports. De markt is voor veel ontwikkelingen bepalend.


Ontwikkelingen gaan snel, er is behoefte aan flexibiliteit. Als Provincie willen we flexibiliteit creëren door ruimte te geven aan experimenten. Via pilots kunnen de bedrijfseconomische gevolgen van innovaties worden nagegaan. Daarnaast zullen we bij regelgeving op nationaal en Europees niveau waar nodig aandacht vragen voor economische belangen, zodat de agrarische sector voldoende tijd krijgt om de stappen te maken naar een duurzame transitie. Om ontwikkelingen zoveel mogelijk te ondersteunen zullen we afstemming en verbinding zoeken via Vitaal Platteland Zeeland. Op deze manier kunnen - naast het budget voor het PSEB - ook andere budgetten worden ingezet, zoals POP-2 en het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

4.8.7 Onze partners We zien de volgende partijen in Zeeland als mogelijke trekker of initiator van nieuwe ontwikkelingen in de agrarische sector: • ketenpartijen, zoals (samenwerkingsverbanden van) primaire agrarische bedrijven, handel, verwerking, logistiek, leveranciers, etc.; • koepelorganisaties, bijvoorbeeld ZLTO, ZAJK, ZUVER (de koepel uienverwerking); • ontwikkelmaatschappijen, zoals NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports; • onderzoek, onderwijs en voorlichting, bijvoorbeeld Rusthoeve, Edudelta of Hogeschool Zeeland, Dienst Landbouw Voorlichting, Mineralen Middelen Meester. Kaderstellend zijn overheden zoals gemeente, Provincie, Rijk en EU.

Kanaalzone uitgelezen plek voor agribusiness In de Kanaalzone Gent-Terneuzen, bij Westdorpe, verrijst de komende jaren een glastuinbouwcomplex van enkele honderden hectares groot. Dit complex maakt deel uit van het Biopark Terneuzen, een initiatief van verschillende overheden, kennisinstituten en bedrijven in het gebied. Volgens Arthur Kalkhoven, specialist ruimtelijke ontwikkeling bij de ZLTO, gaat het om een dynamische ontwikkeling op het raakvlak van landbouw, industrie en logistiek: “Een ontwikkeling die belangrijke kansen creëert voor Zeeland, in een havengebied met een groot potentieel.” Schakel Het glastuinbouwcomplex vormt een onmisbare schakel in een keten van bedrijven, die door onderlinge ‘kruisbestuiving’ efficiënter werken en de belasting van het milieu terugdringen. CO2 en warmte vormen restproducten vanuit het industriële proces bij Yara (Kunstmestfabrikant), maar zijn onmisbaar voor een optimale groei van de gewassen en worArthur Kalkhoven den geleverd aan deze glastuinbouw. Groene stroom voor tal van bedrijfsprocessen in de Kanaalzone kan geleverd worden vanuit de centrale van de BiomassaUnie en gietwater gaat geleverd worden vanuit de afvalwaterzuiveringsinstallatie van Heros (recyclingbedrijf). Arthur: “Bedrijven in dit Biopark kunnen op deze manier hun milieudruk zo laag mogelijk houden en daarmee voor zichzelf én voor andere bedrijven in de Kanaalzone weer ruimte creëren voor eventuele groei.” Spin-off De kassen brengen zowel direct als indirect een aanzienlijke werkgelegenheid met zich mee, geeft Arthur aan. “Direct omdat er mensen in de kassen nodig zijn, waarbij het de bedoeling is om zoveel mogelijk werknemers aan te trekken vanuit de regio zelf. Om die reden is er inmiddels een opleidingskas gerealiseerd, waar mensen een gerichte opleiding tot tuinder kunnen volgen.” Indirect liggen er kansen in het aantrekken van bedrijven die de agrarische producten verwerken of bewerken, verhandelen of transporteren. “De ZLTO wil zich de komende tijd, samen met Zeeland Seaports en andere stakeholders, inzetten om dergelijke aanverwante activiteiten naar de Kanaalzone toe te halen. Met de ligging en kansen van dit gebied, en niet te vergeten de gunstige vooruitzichten vanuit de foodsector, kan dit uiteindelijk tot een echte spin-off leiden.” Haalbaarheid De ZLTO ziet deze kansen graag goed gefundeerd en laat daarom samen met de Provincie Zeeland, gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports een onafhankelijk en objectief onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden van een dergelijk agribusinesscomplex. “We hebben een onderzoeksbureau met veel ervaring op agro-logistiek terrein gevraagd de kansen door te rekenen én te gaan praten met de betrokken ketenpartijen, om daadwerkelijk tot uitvoering van de plannen te komen. Compleet met uitvoeringsagenda. Ook zijn we benieuwd naar eventuele nieuwe, verrassende product/marktcombinaties die uit dit onderzoek naar voren komen, waarbij bijvoorbeeld reststromen van bestaande of nieuwe bedrijven worden benut en een meerwaarde krijgen.” Zelf ziet Arthur de Kanaalzone als dé plek voor deze ontwikkeling: “Voor veel mensen is Terneuzen een tunnel te ver, ergens aan de rand van Nederland. Als ZLTO hopen we straks duidelijk te kunnen onderbouwen dat dit havengebied in het hart van Noord-West Europa ligt, op een buitengewoon strategische plek met uitstekende vervoersmodaliteiten naar het achterland, en een dergelijke benadering meer dan verdient.”

67


4.9 Programma Visserij en Aquacultuur In dit programma formuleren we ons beleid voor de sector visserij en aquacultuur. Dit beleid staat de komende jaren opnieuw in het teken van het versterken van de economische positie van het visserij- en aquacultuurcluster. Ingezet wordt onder meer op nieuwe binnendijkse vormen van aquacultuur en op het versterken van het Zeeuwse schelpdiercluster.

Aquacultuurcluster Aquacultuur kent verschillende verschijningsvormen. Tot het aquacultuurcluster rekenen wij in eerste instantie de traditionele mossel- en oestercultuur. Voor wat betreft de mossel- en oestercultuur, is als eerste het ministerie van LNV verantwoordelijk voor de beleidsvorming en –uitvoering. Zowel de mossel- als oestersector staat de komende jaren voor de

4.9.1 Analyse en beleidsopgaven Visserij is een eeuwenoude economische activiteit in onze provincie en onlosmakelijk met Zeeland verbonden. Het behoort tot ons cultureel erfgoed en is een echte beeldbepaler: wie aan Zeeland denkt, denkt aan mosselen en oesters. Waar ‘de visserij’ in het verleden een substantiële bijdrage aan de Zeeuwse werkgelegenheid leverde, is deze bijdrage tegenwoordig beperkt tot circa 1 %. De ‘visserijsector’ staat onder druk en voelt de noodzaak tot veranderingen (transitie). Naast externe dreigingen als gevolg van milieuwetgeving en hoge brandstofprijzen, is er een intrinsiek belang voor een transitie; de sector wil immers zijn mogelijkheden voor een rendabele bedrijfsvoering in de toekomst behouden. Ondanks de geringe omvang en directe economische betekenis van de sector in kwantitatieve zin, heeft het provinciaal bestuur het visserij- en aquacultuurcluster gekozen tot één van de speerpunten van het nieuwe economische beleid. Dit is enerzijds vanwege de positieve bijdrage die deze sector levert aan het imago van onze provincie - en daarmee in indirecte zin aan de werkgelegenheid in de toeristisch/recreatieve sector. Anderzijds vanwege de (werkgelegenheid)perspectieven van met name het aquacultuurcluster. Het visserij- en aquacultuurcluster is heel divers. Daarom maken we bij het formuleren van beleid onderscheid naar deelsectoren. Om te beginnen wordt een onderverdeling gemaakt in ‘visserij’ en ‘aquacultuur’. Waar visserij is gebaseerd op wildvangst, is bij aquacultuur sprake van enige vorm van menselijk ingrijpen in het groeiproces van het organisme. De omslag die in de landbouw duizenden jaren geleden is gemaakt (‘van jager en verzamelaar tot teler’) gaat ook plaatsvinden in de visserij. Het aquacultuurcluster kan worden ingedeeld in buitendijkse (off-shore) en binnendijkse (on-shore) vormen van aquacultuur.

Voor de verdere opdeling van het visserijcluster zijn verschillende methoden denkbaar. Wij kiezen voor ‘water’ als ordenend principe en maken om die reden een onderverdeling naar zee-, kust- en binnenvisserij.

68

nodige uitdagingen. Veel bedrijven die actief zijn in deze sector, zijn familiebedrijven. De mosselsector zit in een belangrijke transitieperiode naar een duurzame toekomst. Het uitgangsmateriaal voor de mosselcultuur, het mosselzaad, wordt in de toekomst op een andere manier verkregen. Het invangen van mosselzaad in de waterkolom (met behulp van zogenoemde mosselzaadinvanginstallaties (MZI)) vormt op termijn vermoedelijk een kansrijk alternatief. Deze MZI’s worden vanaf 2010 op grotere schaal gerealiseerd in de Waddenzee, Oosterschelde en Voordelta. Voor de Noordzee zijn er misschien combinaties mogelijk met andere gebruiksfuncties (waaronder windmolenparken). De technische mogelijkheden hiervoor moeten nader worden onderzocht. Het binnendijks kweken van mosselzaad in zogenoemde broedhuizen is een ander mogelijk alternatief voor mosselzaadvisserij. Uit kostenoverwegingen is deze optie op dit moment nog niet interessant.


Verder vertonen de productieomstandigheden in de Oosterschelde een neergaande trend, waarvan de mossel- en oestersector nadrukkelijk de gevolgen ondervinden. Achterblijvende groei van oesters leidt tot verlies van marktaandeel. Binnen het visserij- en aquacultuurbeleid vormt verbetering van de kansen voor verschillende vormen van schelpdiercultuur in de Deltawateren één van de prioriteiten. Mondiaal is er een toenemende vraag (9% per jaar, wereldwijd) naar visproducten (seafood). Voor Zeeland biedt deze ontwikkeling kansen. Om aan de vraag te kunnen voldoen, zal de productie van deze visproducten geïntensiveerd en gecontroleerd moeten plaatsvinden. Voor de aquacultuur liggen er mogelijkheden in het koppelen van reststromen van afvalwater, CO2 en warmte voor ketens van aquacultuurproducten (in het licht van duurzaamheid). (Toegepaste) kennisontwikkeling, kennisdeling en kennisverspreiding zijn belangrijke onderwerpen bij het realiseren van innovaties binnen de schelpdieren binnendijkse aquacultuursector. Visserij Het beleid voor de Nederlandse zeevisserij wordt in Brussel gevormd (Gemeenschappelijk Visserij Beleid). Hoge brandstofkosten, teruglopende besommingen (als gevolg van verminderde visbestanden) en natuurdoelstellingen dwingen de sector alternatieven te ontwikkelen voor de boomkorvisserij. Tot de kustvisserij wordt onder andere de kottervisserij op garnalen gerekend. Het beleid voor deze vorm van visserij wordt gevormd door het ministerie van LNV. De visafslagen in Colijnsplaat, Breskens en Vlissingen vormen de aanlandingspunten voor de zee- en kustvisserij. Teruglopende vangsten leiden tot een verzwakking van de positie van de visafslagen. Op de Zeeuwse binnenwateren wordt gevist met behulp van fuiken, korven, staand want en ander vistuig. Enkele tientallen Zeeuwse vissers houden zich bezig met deze kleinschalige vormen van visserij: de binnenvisserij. Binnen deze deelsector van de Zeeuwse visserij vormen een te hoge visserijdruk op de Oosterschelde en afbouw van de palingvisserij twee belangrijke knelpunten.

Zeeuwse Tong In de afgelopen beleidsperiode is een goede start gemaakt met de ontwikkeling van binnendijkse vormen van aquacultuur. Dit heeft erin geresulteerd dat op binnendijkse percelen zilte gewassen als zeekraal, lamsoor en zeekool verbouwd worden, dat zagers (wormachtigen) in binnendijkse vijversystemen gekweekt worden en dat geëxperimenteerd wordt met de kweek van mosselen op agrarische percelen. Binnen het project Zeeuwse Tong werken tien bedrijven, twee kennisinstellingen en twee overheden samen aan de verdere ontwikkeling van deze voor onze provincie kansrijke nieuwe economische sector. Voor wat betreft de landschappelijke inpassing van deze activiteiten zijn wij in samenwerking met de Zeeuwse gemeenten, de waterbeheerders en de stichting Zeeuwse Tong een onderzoekstraject gestart. Uiterlijk medio 2009 zullen de resultaten hiervan bekend zijn.

4.9.2 Doelstelling Met ons beleid hebben we de volgende doelstelling:

Het Zeeuwse visserij- en aquacultuurcluster pakt met kracht de veranderingen op, die de veranderende maatschappelijke inzichten en omstandigheden stellen aan een duurzaam opererende economische sector. Het handhaaft en bouwt waar mogelijk - zijn concurrentiepositie verder uit.

4.9.3 Toelichting op doelstelling met indicatoren Het beleid dat we in de afgelopen periode hebben ingezet, is gericht op de versterking van de economische potentie van het visserij- en aquacultuurcluster. De komende jaren zetten we dit beleid voort. Hierbij streven we naar de volgende doelstellingen: •

• •

De directe werkgelegenheid in de visserij- en aquacultuursector is in 2012 minimaal op hetzelfde niveau als in 2008 (1790 arbeidsplaatsen, bron RIBIZ). In 2012 zijn minimaal twee nieuwe schaal- of schelpdiersoorten in cultuur of onderzoek. Een nieuwe economische sector gericht op de binnendijkse kweek van aquatische organismen krijgt verder gestalte door de vestiging van 5 nieuwe bedrijven (dus van 10 naar 15) en een verhoging met 50% van de binnendijkse productie. In 2008 kent onze provincie 4 zeekraalkwekers met een productie van 30 ton zeekraal, 3 viskwekers met een productie van 200 ton en 3 zagerkwekers (20 ha) met een productie van 150 ton.

4.9.4 Speerpunten Met ons beleid streven we naar behoud van de visserijsector (bestaande uit primaire productie, verwerking en handel) als karakteristieke economische activiteit voor onze provincie, ook in de toekomst. Initiatieven die hieraan een bijdrage kunnen leveren, ondersteunen we en pakken we, waar nodig en mogelijk, samen met onze partners op. In de komende beleidsperiode geven we prioriteit aan de ontwikkeling van de binnendijkse aquacultuursector en aan de verbetering van de (regionale) productie-omstandigheden voor de schelpdiersector. Dit is uitgewerkt in de volgende speerpunten: • Schelpdiercultuur in de duurzame Delta; • Ontwikkeling binnendijkse aquacultuur; • Promotie, kwaliteitsverbetering en marktperspectief. Schelpdiercultuur in de duurzame Delta Naast voorzetting van het huidige beleid, zullen we nieuwe activiteiten ontwikkelen voor de schelpdiercultuur. Samen met onze partners binnen het Visserij Initiatief Zeeland brengen we de kansen in beeld voor verbetering en waar mogelijk uitbreiding van de productiemogelijkheden voor schelpdiercultuur in de Delta en de Noordzee. De Oosterschelde is, na de Waddenzee, het belangrijkste productiegebied voor de mosselcultuur. Hoewel de Waddenzee onmisbaar is en blijft voor de mosselcultuur,

69


willen we de productieomstandigheden in de Zeeuwse Delta verbeteren. Andere belangen nemen we hierbij uiteraard in acht, waaronder de natuur- en recreatiefunctie van de Deltawateren. Daarnaast vervullen we een actieve rol in het transitieproces dat de mosselsector de komende jaren zal doormaken. Eenzelfde actieve rol zullen we vervullen voor de in moeilijkheden verkerende oestersector. Verder zullen we voor gebieden die nieuw in aanmerking komen (Veerse Meer, Volkerak-Zoommeer), de mogelijkheden voor schelpdiercultuur betrekken in de ontwikkelingskansen. Het veranderende klimaat en de daarmee samenhangende zeespiegelstijging zullen ook in onze provincie merkbaar zijn. Maatregelen om de veiligheid te verbeteren (people) bieden echter ook kansen. Naast kansen op het gebied van ecologie (planet) bieden deze maatregelen economisch perspectief voor de Delta wateren (profit). Kenmerkend voor estuaria is de interactie tussen zoet en zout water. De plaatsen waar zoet en zout water vermengen, zijn van nature rijk aan opgeloste voedingsstoffen en organisch materiaal. Dit organische materiaal vormt voedsel voor onder andere mossels, kokkels en garnalen. Eén van de maatregelen die een bijdrage leveren aan de verbetering van de veiligheid én verbetering van de kwaliteit van de oppervlaktewateren, is het herintroduceren van de zoet/zout dynamiek in de Delta. Dit zal een positieve bijdrage leveren aan de schelpdiersector. Ook het VolkerakZoommeer zou, mits verzilt, goede kansen voor schelpdiercultuur kunnen bieden. Op deze kansrijke ontwikkelingen willen wij de komende periode inspelen. Het Ministerie van LNV is de eerst verantwoordelijke voor het schelpdierbeleid, maar als Provincie zullen we de belangen van de Zeeuwse schelpdiersector zo goed mogelijk behartigen. Ontwikkeling binnendijkse aquacultuur In de afgelopen jaren is een groot aantal initiatieven ontwikkeld op het gebied van de binnendijkse kweek van aquatische organismen. In 2007 heeft de ontwikkeling van een economische, competitieve sector gericht op het opkweken van aquatische organismen in binnendijkse vijversystemen, een forse impuls gekregen door de start van het project Zeeuwse Tong. Dit project vervult een trekkersrol voor de ontwikkeling van deze sector op regionaal en zelfs nationaal niveau. Naast een financiële bijdrage leveren wij in randvoorwaardelijke zin een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze sector. Zo hebben we het initiatief genomen om in samenwerking met de

70

Zeeuwse gemeenten (en waterschappen) te komen tot een inplaatsingsbeleid voor aquacultuurbedrijven. Daarnaast zullen we de mogelijkheden bekijken om de grondbank Zeeland in te zetten voor het voeren van een actieve grondpolitiek en blijven we inzetten op een verdere uitbouw van de ontwikkeling, deling en verspreiding van (toegepaste) kennis. De komende beleidsperiode zullen wij ruimschoots aandacht schenken aan het voor een breed publiek zichtbaar maken van de bereikte resultaten en ontwikkelingen op het gebied van (de binnendijkse) aquacultuur in onze provincie. Het in samenhang met elkaar presenteren van alle initiatieven (variërend van de traditionele schelpdiercultuur tot de kweek van schelpdieren op agrarische percelen en van viskweek in recirculatiesystemen tot de kweek van zagers) zal de vooraanstaande positie van onze provincie op het gebied van aquacultuur verder versterken, de ontwikkelingsmogelijkheden van de betrokken bedrijven vergroten en nieuwe bedrijvigheid aantrekken. Promotie, kwaliteitsverbetering en marktperspectief In de afgelopen beleidsperiode is een begin gemaakt met de promotie van de Zeeuwse Zilte Zaligheden. In dit kader is een groot aantal activiteiten uitgevoerd. Zowel regionaal, nationaal als (in mindere mate) internationaal zijn de zilte culinaire topproducten die onze provincie voortbrengt, uitgebreid gepromoot. De doelstelling hiervan is tweeledig: vergroting van de afzetmogelijkheden voor het bedrijfsleven én promotie van onze provincie als een regio waar het (culinair) goed vertoeven is. Dat dit sectorale promotiebeleid in de afgelopen periode succesvol is geweest, zien we bijvoorbeeld aan de zeekraalteelt; de bekendheid van dit product is aanzienlijk vergroot en de afzet daarmee gegroeid. Ook in de komende beleidsperiode zetten we de Zeeuwse Zilte Zaligheden in als promotieinstrument voor onze provincie in het algemeen en voor de primaire producenten in het bijzonder. Wel zullen we het in de afgelopen periode gevoerde beleid enigszins bijsturen. We streven er naar om bij de opzet en uitvoering van het promotiebeleid Zeeuwse Zilte Zaligheden het bedrijfsleven nadrukkelijk te laten participeren. Om dit concreter te maken, formuleren we begin 2009 criteria hiervoor.

Bijna alle productiesectoren – en dit geldt ook voor de visserij- en aquacultuursector - ondervinden flinke concurrentie vanuit landen waar de productiefactoren (veel) goedkoper zijn. Dit leidt tot een stevig concurrentievoordeel voor ondernemingen die in deze landen produceren. Voor Nederlandse (West-


Europese) ondernemingen vormt vooral kwaliteit een belangrijk concurrentieaspect. Hiermee bedoelen we zowel de kwaliteit van het product als kwaliteit van de productie. Ondernemingen uit met name Aziatische landen scoren op deze aspecten gemiddeld genomen beduidend lager. De kwaliteit van de productie is veelal niet zichtbaar voor de consument. Dit geldt in mindere mate voor de kwaliteit van het product, die zich doorgaans uit in een betere smaak of uiterlijk van het product. Toch vinden we het belangrijk deze concurrentievoordelen optimaal te benutten. Certificering van producten vormt hiervoor een geschikt middel. Daarnaast zijn ook andere initiatieven denkbaar die leiden tot kwaliteitsverbetering van visserijproducten, bijvoorbeeld het bevorderen van het kwaliteitsdenken in de hele visserijketen. Promotie van visserij- en aquacultuurproducten leidt tot verbreding van de markt en daarmee tot grotere afzetmogelijkheden. Productpromotie is in eerste instantie een zaak voor (individuele) bedrijven en bedrijfsorganisaties. Binnen het aquacultuurcluster is dit echter niet altijd vanzelfsprekend. Vooral voor relatief nieuwe producten met een zeer beperkt marktaandeel (zeekraal, lamsoren en andere zilte gewassen) is het organiseren en financieren van promotiecampagnes voor de productiebedrijven lastig. Ook hieraan besteden we de komende periode aandacht binnen ons beleid. 4.9.5 Uitwerking per speerpunt Bovengenoemde speerpunten werken we als volgt uit: Schelpdiercultuur in de duurzame Delta • In het kader van het Visserij Initiatief Zeeland stellen wij een Toekomstvisie Schelpdiercultuur Deltawateren op. Hierin zullen we op een heldere manier de kansen en mogelijkheden aangeven om ons regionaal schelpdiercluster te versterken. • Voor wat betreft de Deltawateren, zullen we een actieve rol spelen bij de inplaatsing van de mosselzaadinvanginstallaties. We zijn bereid te participeren in een pilotproject om de mogelijkheden voor de invang van mosselzaad op de Noordzee te onderzoeken. Maatregelen die de productieomstandigheden van de Oosterschelde kunnen bevorderen, ondersteunen wij. • Zowel in randvoorwaardelijke (bevordering van de productieomstandigheden) als in financiële zin (ondersteunen van kansrijke innovaties) zullen wij de mosselsector onder-

steunen in het transitieproces waar de sector voor staat. Dat geldt ook voor innovaties die een bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de marktpositie van de oestersector. Met in achtneming van de belangen van andere gebruikers (binnenvissers, landbouwers) zullen we de verzilting van het Volkerak-Zoommeer mede benutten om de potenties voor aquacultuur te bevorderen. Datzelfde geldt voor maatregelen om de productieomstandigheden in het Grevelingenmeer te verbeteren, dat momenteel al een belangrijk productiegebied voor de oesterteelt vormt.

Ontwikkelingen binnendijkse aquacultuur • In het kader van het project Zeeuwse Tong wordt de (toekomstige) (bij)scholingsbehoefte in de aquacultuursector in kaart gebracht en verder ingevuld. Kennisverspreiding en kennisuitwisseling worden gestimuleerd. Kansrijke ontwikkelingen op het gebied van productie van uitgangsmateriaal voor schelpdiercultuur in zogenoemde broedhuizen zullen wij (verder) ondersteunen. Dit geldt ook voor ontwikkelingen met betrekking tot het kweken van algen als schakel in de productie van schelpdieren. • Verbreding van het aanbod aan schaal- en schelpdieren, vis en zilte gewassen kan een bijdrage leveren aan verbreding van de bestaansbasis van zowel de primaire producenten als de Zeeuwse handelsbedrijven. Initiatieven op dat vlak zullen we ondersteunen. • De mogelijkheid om de binnendijkse aquacultuursector verder te stimuleren door de inzet van de grondbank Zeeland (vestigingsbeleid en creëren van randvoorwaarden) wordt verder uitgewerkt. • Binnen lopende en toekomstige gebiedsgerichte projecten (bijvoorbeeld Waterdunen) zullen we de ontwikkelingsmogelijkheden voor visserij en aquacultuur nadrukkelijk bezien. • Samen met onder andere de ZLTO, één van de partners binnen het project Zeeuwse Tong, zullen we de mogelijkheden nagaan om delen van de landbouw- en visserijketens (teelt, handel of verwerking) te integreren en te combineren. • In het kader van het project Innovatielocaties is een model voor een aquacultuurpark uitgewerkt, vanuit het gezichtspunt dat het clusteren van bedrijven op het gebied van aquacultuur meerwaarde biedt. Deze ideeën proberen we concreet vorm te geven via inzet van de NV Economische Impuls Zeeland. • De mogelijkheden om aquacultuur te verbinden met recreatieve of toeristische activiteiten worden nader bekeken. • De ontwikkelingen op het gebied van aquacultuur in onze provincie zullen voor een breed (internationaal) publiek zichtbaar worden gemaakt door ze in samenhang met elkaar te presenteren. Dit kan door het ontwikkelen van een routestructuur langs de vele aquacultuurinitiatieven in onze provincie, via voorlichting door de betreffende bedrijven, door het plaatsen van infopanelen of via een boekwerk, brochure of website. Koppeling van een evenement op het gebied van aquacultuur aan een internationale conferentie hoort ook tot de mogelijkheden.

71


Promotie, kwaliteitsverbetering en marktperspectief • Initiatieven op het gebied van (erkende) certificering van visserij- en aquacultuurproducten zullen we ondersteunen. • Voor zover de belangen van de Zeeuwse visserijsector duidelijk zijn, zullen we initiatieven tot verbetering van het kwaliteitsdenken in de hele visserijketen in de komende periode ondersteunen. • Jonge markten op het gebied van aquacultuur zullen we als Provincie ondersteunen bij de coördinatie en uitvoering van promotiecampagnes en activiteiten. Rol van de Provincie Het beleid dat we in de afgelopen periode hebben gevoerd op het gebied van visserij en aquacultuur, kan worden aangemerkt als succesvol en pro-actief. Binnen dit beleidsveld geven we prioriteit aan de verdere ontwikkeling van binnendijkse vormen van aquacultuur en aan de versterking van de positie van de Zeeuwse schelpdiersector. Met betrekking tot beide speerpunten zullen we een actieve rol vervullen. Dit doen we als initiator en regisseur van de op te stellen Toekomstvisie Schelpdiercultuur Deltawateren en als participant in de stichting Zeeuwse Tong. Initiatieven die een bijdrage aan deze twee speerpunten leveren, evenals kansrijke innovaties op dit gebied, kunnen op onze steun rekenen. Voor wat betreft de ontwikkeling van de binnendijkse aquacultuursector, zullen we onderzoeken of we de grondbank Zeeland hiervoor in kunnen zetten. In tegenstelling tot de mossel- en oestersector zijn de zee-, kust-, en binnenvisserij (met uitzondering van de kreeftenvisserij) geen specifiek Zeeuwse vormen van visserij. Maatregelen die bijdragen aan bevordering van de bedrijfsvoering, waaronder het stimuleren van innovaties, worden dan ook veelal op landelijk niveau geïnitieerd en ondersteund. Alleen voor zover duidelijk specifiek Zeeuwse belangen in het geding zijn, zullen wij een actieve rol hierin vervullen. Maatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de positie van de Zeeuwse visafslagen en visserijgemeenschappen (via het

72

Europees Visserijfonds), bijvoorbeeld in de vorm van toeristische activiteiten, zullen we positief bekijken. De ontwikkelingen binnen het beleidsveld visserij en aquacultuur kennen raakvlakken met veel andere beleidsvelden. De ontwikkeling van de schelpdiersector is per definitie sterk verweven met het gevoerde natuurbeleid. De transitie van bodemvisserij naar mosselzaadinvang zal sterk afhangen van de mogelijkheden om deze nieuwe activiteit ruimtelijk in te passen. Voor de ontwikkeling van de binnendijkse aquacultuursector vormt het planologische beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau het belangrijkste wettelijke kader. Wij zullen de kansen die andere, al lopende of nog op te starten trajecten voor de ontwikkeling van de aquacultuursector bieden, nauwgezet volgen en stimuleren. Hierbij denken we met name aan het project Delta in Zicht, het Kennis Netwerk Delta Water en aan lopende of nog op te starten gebiedsgerichte projecten. Waar nodig schakelen we de NV Economische Impuls Zeeland in om (economische) kansen die zich op dit beleidsterrein voordoen, te benutten. Waar het gaat om promotie, kwaliteitsverbetering en marktperspectief voor zilte streekproducten, sluiten we (onder meer) aan bij het programma Recreatie en Toerisme. Verder zullen we stimuleren dat initiatieven op het gebied van Zeeuwse visserij en aquacultuur die passen binnen het provinciaal beleid, worden gebundeld tot projecten die in aanmerking komen voor nationale en Europese stimuleringsregelingen. Welke andere partijen spelen een rol Het visserij- en aquacultuurbeleid zullen we in de komende periode uitvoeren in nauwe samenwerking met onze partners. Tot onze partners rekenen we het bedrijfsleven, kennisinstituten, natuurbeschermingsorganisaties en mede-overheden. Voor het realiseren van onze doelstellingen onderhouden we relaties met het Kennis Netwerk Delta Water en de projectorganisatie Delta in Zicht. In voorkomende gevallen zullen we gebruikmaken van de mogelijkheden van NV Economische Impuls Zeeland.


Mosselzaadinvanginstallatie duurzaam alternatief Koninklijke Prins & Dingemanse uit Yerseke heeft samen met onderzoeksinstituten IMARES en TNO een duurzaam alternatief ontwikkeld voor het vangen van mosselzaad: de mosselzaadinvanginstallatie (MZI). Deze vangstmethode is bijzonder effectief en vervangt gedeeltelijk het opvissen van mosselzaad van de bodem. Winst voor de mosselsector én het milieu. Ronald de Vos, MZI-coördinator, geeft uitleg. “Een mossel begint als heel klein larfje, dat zweeft in het water. Bij de MZI-techniek worden fijnmazige netten in het water gespannen, waar deze larfjes zich aan hechten. Dat gaat vanzelf. Eenmaal aan het net ontwikkelen de larfjes zich tot mosselzaad (mosselbaby’s). Deze netten groeien zo na verloop van tijd helemaal dicht. Bij Prins & Dingemanse hebben we een oogstmachine ontwikkeld om het mosselzaad voorzichtig van het net te schrapen en vervolgens over te pompen in het ruim van een mosselschip. We hebben daarvoor een speciaal MZI-schip laten bouwen, compleet met kranen en spudpalen, die het schip tijdens het oogsten op meerdere punten in de bodem kunnen verankeren. Het geoogste zaad wordt uiteindelijk naar de opkweekpercelen in de Waddenzee en Oosterschelde gebracht, waar de zaadjes in twee tot drie jaar tijd uitgroeien tot consumptiemosselen.”

Ronald de Vos

Aanvulling Het grootste voordeel van de MZI is de continue beschikbaarheid van het mosselzaad (het zit vast aan de netten) en daarmee de duurzaamheid van het zaad. Wel geeft Ronald aan dat de MZI gezien moet worden als alternatief, als aanvulling op de traditionele vangstmethode: “MZI zal nooit 100% vervangend zijn, maar we werken toe naar een nieuwe balans tussen MZI en visserij in 2020. Dat is vastgelegd in een convenant.” Een ander streven van de sector is het verhogen van het opkweekrendement van mosselzaad. “Van al het mosselzaad (geredeneerd naar stuks of individuele mosselzaadjes) dat we naar de kweekpercelen brengen, kunnen we uiteindelijk 5 tot 10% oogsten als consumptiemossel. 90 tot 95% blijft in de natuur. Wanneer we dit opkweken verbeteren, kunnen we wellicht meer dan 10% oogsten. In gewicht (aantal kilo’s) betekent dit een toename met een factor 4 tot6. En dat van dezelfde hoeveelheid zaad, dat nu eenmaal chronisch schaars is. Op dit punt valt dus nog heel wat winst te boeken en we doen hier dan ook volop onderzoek naar.” Coöperatie De alternatieve vangstmethode heeft inmiddels een zelfstandige plek gekregen binnen Prins & Dingemanse en is uitgegroeid tot een MZI-bedrijf met een eigen identiteit. Een bedrijf dat inmiddels ook volop belangstelling geniet van andere bedrijven uit de sector. “Door de komst van de MZI gaan bedrijven met elkaar samenwerken. Er ontstaan als het ware coöperaties. In de landbouw zie je dat natuurlijk al veel langer, maar zeker voor een traditionele sector als de mosselsector is dat helemaal nieuw. Onze sector maakt een moeilijke periode door en deze onderlinge samenwerking is duidelijk een manier om er als sector nog sneller bovenop te komen.” In dit licht kan ook de deelname van Prins & Dingemanse worden gezien aan het project Zeeuwse Tong. Onderdeel van dit project is de kweek van mosselen op land, als schakel in een gesloten kringloop. “We willen graag weten welke mogelijkheden dit project biedt voor onze sector. Is het bijvoorbeeld mogelijk om de opkweek van mosselzaad in een gecontroleerde omgeving te versnellen? Of kunnen we de kwaliteit beïnvloeden door te kiezen voor bepaalde algensoorten als voedsel? En hoe pak je dat praktisch op? Allemaal vragen die we binnen het project Zeeuwse Tong willen onderzoeken, samen met de andere partners.” Toekomstperspectief Ronald ziet de toekomst van de sector - mede dankzij deze alternatieven – positief in. Blijvende ondersteuning vanuit de overheid noemt hij daarbij essentieel, en niet alleen in de vorm van subsidies: “De Provincie Zeeland heeft subsidie in het ontwikkelen van de MZI gestoken en mede door alle innovatiesubsidies werd dit alternatief mogelijk gemaakt. We hopen dan ook nu en in de toekomst de beleidsvrijheid te krijgen om deze MZI’s verder te kunnen exploiteren.” Maar – zo realiseert hij zich - het moet van twee kanten komen: “Als we deze beleidsvrijheid krijgen, moeten we er natuurlijk wel iets mee doen. En dat vraagt durf: durf om deze nieuwe kansen als sector aan te grijpen.

73


74


Hoofdstuk 5 Uitvoering, monitoring en communicatie Versterken, Vernieuwen, Verbinden: Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie

Hoe we het beschreven beleid gaan uitvoeren, hangt nauw samen met onze rolopvatting en taken op sociaal-economisch terrein. Bij de uitvoering hechten wij groot belang aan samenwerking met onze partners (in de regio en nationaal). Een bijzondere rol is weggelegd voor de twee uitvoeringsinstanties, NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports. Als Provincie kunnen we bij de uitvoering van ons beleid verschillende middelen en instrumenten inzetten, waaronder nationale en Europese Economische Subsidieprogramma’s. Daarmee streven we naar verschillende maatschappelijke effecten. Andere belangrijke instrumenten zijn communicatie en promotie: voor het creëren van draagvlak voor onze beleidsvoornemens en om signalen op te kunnen vangen vanuit de Zeeuwse samenleving.

5.1 Rol Provincie en samenwerking met partners In hoofdstuk 3.2 zijn we ingegaan op de rol en taken van de Provincie op sociaal-economisch gebied. Samenvattend kan opgemerkt worden dat we geen wettelijke taak hebben op het gebied van economie, maar vooral een voorwaardenscheppende, stimulerende, coördinerende en faciliterende rol vervullen. We willen hierbij, daar waar mogelijk en gewenst, een ontwikkelingsgerichte en proactieve rol spelen. Op die manier proberen we de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling te verbeteren. Het karakter van het beleid blijft voorwaardenscheppend. Als Provincie beïnvloeden we daarmee indirect de economische ontwikkeling. Het bedrijfsleven is primair verantwoordelijk voor de beslissingen over en de uitvoering van concrete investeringen en beïnvloedt daarmee direct de economische ontwikkeling. De beleidsopgaven die er de komende vier jaar zijn, vragen een gezamenlijke beleidsinspanning van ons en onze partners. Samen zullen we de kansen en uitdagingen die er zijn, moeten oppakken. Deze samenwerking hebben we al in de vorige beleidsperiode op vele terreinen ingezet, maar moet op sommige gebieden nog versterkt of vernieuwd worden. De Provincie heeft als overheid een belangrijke taak om een coördinerende/regisserende factor te zijn binnen de regio. Het is in veel gevallen van belang dat overheden (Provincie, gemeenten, Rijk), ondernemers en onderwijs-instellingen goed samenwerken voor het beste resultaat. Als Provincie moeten we op een hoger en abstracter niveau richting geven.

uitgewerkt en wordt ook vermeld wie onze partners bij de acties zijn. Zonder uitputtend te zijn noemen we hier: De belangen- en brancheorganisaties, de Zeeuwse gemeenten, Kamer van Koophandel, de werkgevers- en werknemersorganisaties, de onderwijs- en kennisinstellingen, de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zuid-Holland, Oost- en WestVlaanderen, de verschillende Ministeries (o.a. EZ, LNV, OCenW, Sociale Zaken) en de Europese Unie. Daarnaast is het bedrijfsleven (individuele bedrijven of een aantal bedrijven) een partner van ons. Wat betreft de samenwerkingsrelatie met het Ministerie van EZ, is vooral het programma Pieken in de Delta belangrijk (zie verdere beschrijving hieronder). In de programma’s Havens en Industrie en Recreatie en Toerisme wordt beschreven op welke wijze wij zo effectief mogelijk inspelen op de kansen die dit rijksbeleid biedt. Omdat de Rijksoverheid het ruimtelijk-economisch beleid ziet als één van de kerntaken van de Provincie (Bestuursakkoord tussen IPO en Rijksoverheid), is het mogelijk dat dit in de toekomst leidt tot decentralisatie van rijksmiddelen. We hebben de economische partners geconsulteerd bij de totstandkoming van dit plan en zullen periodiek ook met hen van gedachten wisselen over de ontwikkelingen en kansen voor de Zeeuwse economie. Interactie en communicatie over ons beleid vinden we van groot belang. De Europese Unie is eveneens een belangrijke partner van de Provincie (zie ook hoofdstuk 2). Op veel beleidsterreinen wordt nadrukkelijk ingespeeld op de mogelijkheden die Europese subsidieprogramma’s bieden, zoals Interreg IV, POP-2 en OPZuid. De eerder genoemde uitbreiding van de Europese Unie en het rijksstandpunt over de structuurfondsen kan de druk op de beschikbaarheid aan middelen voor de structuurfondsen wel doen toenemen, waardoor er wellicht minder middelen beschikbaar komen voor de regio’s in de oorspronkelijke EUlanden zoals Nederland. Het is om die reden dat we ons in deze beleidsperiode zullen oriënteren op andere (kader)programma’s van de EU, zoals een mogelijk fonds voor territoriale cohesie. Gezamenlijk met andere provincies zal in IPO verband aandacht worden gevraagd voor het mogelijk wegvallen van deze middelen voor regionaal economisch beleid. Indien nodig zal worden aangedrongen op alternatieve financiering.

In hoofdstuk 4 hebben we per programma aangegeven wie bij de uitvoering onze belangrijkste partners zijn. In het Jaarplan (de eerste voor 2009) worden de acties per programma verder

75


Provinciale adviesorganen Een goede afstemming met de verschillende adviesorganen vinden wij van belang voor het creëren van draagvlak voor ons beleid. Draagvlak is belangrijk bij het realiseren van resultaten. Bij de totstandkoming van dit plan zijn onderstaande adviesorganen betrokken. Ook hebben we het voornemen om de adviesorganen jaarlijks te betrekken bij de rapportering over het Jaarplan en bij het opstellen van het nieuwe Jaarplan. De adviesorganen zijn: • Sociaal Economische Consultatiegroep Zeeland (SECG): de huidige structuur en werkwijze zijn geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan is besloten het traject naar verzelfstandiging in te zetten (planning: vanaf juni 2009 een zelfstandige structuur met onafhankelijk voorzitter en secretaris); • Consultatiegroep Toerisme Zeeland (CTZ); • Landbouwcontact in Zeeland; • Stuurgroep Visserij Initiatief Zeeland. Uitvoeringsinstanties Bij de uitvoering van het provinciale beleid spelen de aan ons gerelateerde uitvoeringsinstanties NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports een belangrijke rol. Hieronder wordt in het kort ingegaan op NV Economische Impuls Zeeland en Havenschap Zeeland Seaports. NV Economische Impuls Zeeland (Impuls) De Provincie Zeeland heeft samen met haar partners (gemeenten, bedrijfsleven en onderwijs) in juli 2007 de NV Economische Impuls opgericht met het onderstaande doel: Het vergroten van de dynamiek van de Zeeuwse (kennis)economie, met groei van werkgelegenheid, door uitvoering van concrete projecten en door acquisitie van bedrijven en investeringen van elders. Dit betekent dat de NV Economische Impuls Zeeland de volgende drie kerntaken heeft: 1. Economische structuurversterking/ontwikkelfunctie; 2. Promotie & Acquisitie; 3. Stimulering kenniseconomie/uitvoering Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie. Impuls Zeeland geeft uitvoering aan het sociaal-economisch beleid van de Provincie Zeeland (en van de andere aandeelhouders) door het ontwikkelen en realiseren van structuurversterkende projecten die bijdragen aan de economische beleidsdoelstellingen. Dit gebeurt in nauw samenspel met bedrijven, overheden, kennisinstellingen en andere intermediaire organisaties. Impuls sluit waar mogelijk aan bij landelijke en Europese programma’s als Pieken in de Delta, Interreg en OPZuid. Impuls is een not-for profit Naamloze Vennootschap die zich als intermediaire organisatie bevindt tussen het bedrijfsleven en de overheden in. De directie maakt voor ieder jaar een Jaarprogramma op, dat goedgekeurd wordt door de aandeelhouders. De speerpunten uit dit Jaarprogramma sluiten goed aan bij de beleidsopgaven die we beschrijven in onze programma’s. In de jaarplannen van het PSEB wordt bij de uitwerking van verschillende acties Impuls nadrukkelijk betrokken als partner. Impuls heeft een directie met als toezicht een Raad van

76

Commissarissen waarin geen bestuurders zitting hebben. Impuls heeft ook het management van het Zeeuws Participatie Fonds (ZPF) overgenomen. Dit met als doel om het ZPF in te bedden in een samenhangend geheel van dienstverlening, gericht op startende en doorgroeiende ondernemingen. Zeeland Seaports Het havenschap Zeeland Seaports speelt in de twee havengebieden een prominente rol bij de ontwikkeling van de bedrijvigheid in de sectoren industrie en logistiek. Het beheersgebied betreft de havengebieden van Vlissingen-Oost en de Kanaalzone. ZSP heeft als missie om de bedrijvigheid en werkgelegenheid en daarmee de duurzame economische ontwikkeling in deze gebieden te stimuleren. Het takenpakket van ZSP omvat economische ontwikkeling, beheer, onderhoud en exploitatie van de havens. Ook vervult ZSP een actieve rol op het gebied van research en innovatie, zowel in de haven als in het achterland en stimuleert ZSP inspanningen van bedrijven op dit gebied. Initiatieven zijn o.a. het oprichten van een Logistiek Opleidingscentrum, Kenniscentrum Binnenvaart, Voorlichtings- en OpleidingsCentrum voor de glastuinbouw (VOC opleidingskas) en Bio Base Europe. Het havenschap is een Gemeenschappelijke Regeling van de Provincie Zeeland en de gemeenten Vlissingen, Terneuzen en Borsele. ZSP werkt samen met het Havenbedrijf Rotterdam in de Exploitatiemaatschappij Schelde-Maas (ESM). Doordat we als Provincie voor 50% participant zijn in de Gemeenschappelijke Regeling ZSP, hebben we een belangrijke stem bij beslissingen op strategisch gebied en bij grote operationele besluiten (zoals grote investeringen). In het programma Havens en Industrie, waarin onze beleidsopgaven voor de Zeeuwse havens worden beschreven, en bij de uitwerking van de acties in de jaarplannen is Zeeland Seaports een belangrijke partner. Voor een nadere toelichting op de ontwikkelingen rond ZSP, verwijzen we naar de paragraaf hierover in het programma Industrie en Havens.


5.2 Middelen en instrumentarium (waaronder economische programma’s)

Voor de uitvoering van ons beleid zetten we verschillende middelen en instrumenten in: •

Financiële middelen In de vorm van geld worden subsidies verleend aan projecten en opdrachten verleend voor specifieke activiteiten. (Hieronder wordt nader op de financiële middelen ingegaan). Kennis Dit betreft het verzamelen van kennis, onder andere door onderzoek en monitoring, het verspreiden van kennis aan anderen en het toegankelijk maken hiervan, bijvoorbeeld via internet, nieuwsbrieven, rapporten, bijeenkomsten, etc. Ook bij de uitvoering van de acties en bij subsidieverleningen besteden we aandacht aan het verspreiden van opgedane kennis en ervaringen. Netwerken, lobby, beleidsbeïnvloeding Onze netwerken op provinciaal, nationaal en Europees niveau zetten we in voor afstemming van beleid, voor agendering van belangrijke onderwerpen, voor het benutten van kansen voor Zeeland en voor het zoeken naar oplossingen voor Zeeuwse knelpunten en uitdagingen voor de toekomst.

Beschikbaar budget PSEB (incl. Sociaal Akkoord) Verplichtingen Bestedingsruimte

Samenwerking Nieuwe verbindingen en nieuwe samenwerkingsverbanden kunnen belangrijk zijn bij het uitvoeren van beleid en het bereiken van gestelde doelstellingen. Het gaat om regionale, grensoverschrijdende en functionele samenwerkingsrelaties.

Financiële middelen (middelen en instrumenten) Voor de uitvoering van het sociaal-economische beleid zijn diverse financiële instrumenten beschikbaar: provinciale, nationale en Europese. In deze paragraaf zetten we uiteen welke financiële middelen en instrumenten ter beschikking staan van het beleid in de periode 2009-2012. In de onderstaande tabel staan de budgetten aangegeven uit de bestaande begrotingsposten voor het PSEB (incl. Sociaal Akkoord) en de verplichtingen voor de beleidsperiode 20092012 (het bedrag bij verplichtingen is uiteraard een momentopname). Door het beschikbare budget te verminderen met de uitstaande verplichtingen wordt zichtbaar welke bestedingsruimte er is. In de PSEB-jaarplannen wordt aangegeven hoeveel er naar verwachting aan financiële middelen nodig is. Mochten er tekorten dreigen, dan kunnen de budgetten via prioriteiten worden aangevuld. Als prioriteiten worden gehonoreerd, komen er aanvullende middelen beschikbaar.

2009 € 2.863.000

2010 € 2.708.000

2011 € 2.330.000

2012 € 1.877.000

€ 1.455.000 € 1.408.000

€ 458.000 € 2.250.000

€ 175.000 € 2.155.000

€ 65.000 € 1.812.000

Pieken in de Delta Voor dit subsidieprogramma - uitgevoerd door het Ministerie van Economische Zaken samen met de provincies Zeeland en Noord-Brabant - is in zowel 2009 als in 2010 een bedrag van € 1.170.000 beschikbaar vanuit de Provincie Zeeland om als subsidies te verstrekken aan projecten in de speerpuntsectoren toerisme, logistiek en procesindustrie. Dit betreft de PSEB-programma’s Recreatie en Toerisme en Industrie en Havens. Over de toekomst van Pieken in de Delta na 2010 zal mede in IPO kader een voorstel worden uitgewerkt. Zie voor een nadere beschrijving van Pieken in de Delta de toelichting onder Economische programma’s. OP-Zuid Het Operationeel Programma Zuid-Nederland heeft geen aparte budgetten. De cofinanciering van deze Europese subsidieregeling wordt in eerste instantie geboekt ten laste van bestaande PSEB-budgetten in de lopende begroting. Daarnaast kan in de jaren 2008 t/m 2011 de stelpost van € 500.000 per jaar voor cofinanciering Europese projecten worden aangesproken. Als er na het aanspreken van deze budgetten middelen tekort zijn, kan een prioriteit worden ingediend.

Bedrijventerreinen Voor bedrijventerreinen bestaat de provinciale subsidieregeling ‘Impuls herstructurering en transformatie bedrijventerreinen’. Voor de jaren 2009 t/m 2012 is een bedrag van € 150.000 per jaar gereserveerd. Verder kan voor het provinciale bedrijventerreinenbeleid incidenteel een beroep worden gedaan op het budget Uitvoering PSEB Ontwikkelfunctie. In dit verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan haalbaarheidstudies. Monitoring We stellen jaarlijks een Jaarplan met acties op. Het Jaarplan 2009 is het eerste, dat gelijktijdig met het PSEB wordt vastgesteld. Jaarlijks zullen we in een Voortgangsrapportage over het Jaarplan rapporteren en zullen we monitoren in hoeverre beoogde resultaten zijn behaald. Economische programma’s Zoals omschreven bij ‘financiële middelen’, zijn naast de provinciale budgetten ook andere economische programma’s in de beleidsperiode relevant voor ons beleid. Door inzet van onze provinciale middelen is het mogelijk om een beroep te doen op gelden uit onderstaande regelingen. Hierdoor kan een ‘multiplier’-effect worden bereikt.

77


Het gaat om: • • • •

Pieken in de Delta Doelstelling 2: Operationeel Programma Zuid-Nederland Europese subsidieprogramma voor het platteland (POP-2) Interreg IV

Pieken in de Delta Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het PSEB is het regionaal-economische stimuleringsprogramma Pieken in de Delta. Dit betreft een subsidieprogramma van het Ministerie van Economische Zaken. Het regionale programma voor Zeeland en West-Brabant is getiteld “Pieken in ZuidwestNederland”. Het programma richt zich op het stimuleren van de speerpuntsectoren logistiek, toerisme en procesindustrie (bestaande uit bio-energie en maintenance). Doelstellingen zijn: • Bio-energie: het ontwikkelen van Zuidwest-Nederland tot een centrum voor nieuwe energiebronnen; • Maintenance: Zuidwest-Nederland moet een internationale hotspot worden voor hoogwaardig technologisch onderhoud; • Logistiek: het stimuleren van innovatie binnen en tussen bestaande logistieke ketens en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid; • Toerisme: het aantrekken van kwalitatief hoogwaardige, innoverende bedrijven en nieuwe markten en het ontsluiten van de kennisinfrastructuur.

Het OP-Zuid is een programma binnen de doelstelling ‘Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid’ (doelstelling 2) en wordt mede gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het programma is bestemd om de economische structuur van het landsdeel Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) te versterken en de werkgelegenheid te bevorderen. Dit gebeurt door enerzijds te investeren in kansrijke sectoren als kenniseconomie en in innovatie, anderzijds door het versterken van het vestigingsen verblijfklimaat. In totaal is hiervoor vanuit Europa €186 miljoen beschikbaar gesteld voor Zuid-Nederland. Van dit bedrag is voor Zeeland in de periode t/m 2013 circa € 23 miljoen beschikbaar. De deelnemende provincies Brabant, Zeeland en Limburg zullen - samen met het Ministerie van EZ en investeringen vanuit het bedrijfsleven - hier nog eens circa € 275 miljoen aan toevoegen. De hoofddoelstelling van het Operationeel Programma ZuidNederland kan worden onderverdeeld in de volgende afgeleide doelstellingen: • Het verhogen van het economisch rendement van de kenniseconomie; • Het bevorderen van het aantal bedrijven dat innoveert, in het bijzonder in het MKB; • Het vergroten van ondernemerschap door attitudeverandering en het faciliteren van starters, spin-offs en doorgroeiers; • Het creëren van uitstekende randvoorwaarden voor ondernemingen en kenniswerkers in en buiten de steden; • Het bevorderen dat meer mensen aan het werk worden geholpen, in het bijzonder in de steden. Aan de basis van OP-Zuid liggen enkele kaderstellende strategische documenten. Centraal hierbij staat de Lissabonstrategie, die moet leiden tot economische groei en meer én betere banen in de Europese Unie. Voor het realiseren van de Lissabondoelstellingen worden binnen OP-Zuid voor Zeeland een tweetal prioriteiten onderscheiden: Prioriteit 1. Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie; Prioriteit 2. Attractieve regio’s.

De looptijd van Pieken in de Delta is 2006-2010. Jaarlijks vindt een tenderprocedure plaats, waarbij bedrijven, kennisinstellingen en andere organisaties projectvoorstellen kunnen indienen om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor Zuidwest-Nederland is ieder jaar een budget van circa € 5 miljoen beschikbaar. In de programma’s Havens en Industrie en Recreatie en Toerisme van dit PSEB wordt beschreven op welke wijze wij zo effectief mogelijk inspelen op de kansen die dit rijksinstrument biedt. Doelstelling 2: Operationeel Programma Zuid-Nederland (OP-Zuid) De Europese Commissie heeft op 14 juni 2007 een regionaal ontwikkelingsprogramma goedgekeurd, onder de naam Operationeel Programma voor Zuid-Nederland 2007-2013.

78

Projecten die aansluiten bij de doelstellingen van OP-Zuid komen in aanmerking voor subsidiering vanuit het EFRObudget (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). Verder kunnen - naast de eigen financiële bijdrage van de aanvrager(s) -


eventuele investeringen en cofinanciering van derden, het Ministerie van Economische Zaken en de provincies worden ingezet. Zoals hierboven omschreven, ligt de hoofddoelstelling van OPZuid op de terreinen kennis, innovatie en ondernemerschap. Wij zullen de uitvoering van dit Europese programma dan ook mede bekijken vanuit het programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap in dit PSEB. Europees subsidieprogramma voor het platteland (POP-2) Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2, kortweg POP-2, is een Europees subsidieprogramma gericht op versterking van de economische structuur van het Nederlandse platteland, het creëren van meer natuurwaarde en de verbetering van de leefbaarheid. In dit kader hebben wij als Provincie de mogelijkheid om plattelands-ontwikkelingsprojecten te selecteren en daar - na toetsing op EU-conformiteit door het betaalorgaan DLG - definitief over te beslissen. Deze afspraken maken onderdeel uit van het ILG-bestuursakkoord dat met het ministerie van LNV is overeengekomen in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied. Voor de periode 2007-2013 hebben we met het Rijk de afspraak gemaakt om rijksdoelen te realiseren op het gebied van natuur, landschap, recreatie, landbouw, bodem, water en sociaal-economische vitalisering (EU-POP-2). Het EU-POP-2 programma kent verschillende assen (1 t/m 4) en de Provincie is o.a. bevoegd voor de assen 3 en 4. Dit betreft de EU-thema’s: • verbrede landbouw; • steun voor oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen; • bevorderen toeristische activiteiten; • basisvoorzieningen voor economie en plattelandsbevolking; • dorpsvernieuwing en ontwikkeling; • instandhouding en opwaardering landelijk erfgoed; • Leader werkwijze. Voor de periode 2007-2013 zijn we beslissingsbevoegd voor de toekenning van EU-POP-2 subsidie aan plattelandsontwikkelingsprojecten. Jaarlijks is er vanuit het EU-POP-2 programma € 2.3 miljoen EU-subsidie voor Zeeland beschikbaar voor de assen 3 en 4.

tieven bij te dragen aan de duurzame sociaal-economische ontwikkeling van de hele grensregio. De drie punten van de duurzaamheidsdriehoek ‘Mens-MilieuEconomie’ vormen de prioriteiten binnen het OP Interreg IV. Binnen de prioriteit ‘Economie’ wordt ingezet op innovatie en uitbouw van de kenniseconomie, grensoverschrijdend ondernemen en het versterken van de economische structuren. De focus binnen de prioriteit ‘Milieu’ ligt bij het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen en bij landschap en natuur. Binnen de prioriteit ‘Mens’ gaat de aandacht uit naar nieuwe impulsen voor cultuur en welzijn. Het idee achter de driehoek is (ook hier) dat de verschillende invalshoeken van waaruit projecten worden uitgevoerd, elkaar ondersteunen. Binnen de genoemde prioriteiten ligt een belangrijk accent op projecten die bijdragen aan de economische ontwikkeling van de regio, in het bijzonder gericht op innovatie.

5.3 Overzicht effecten en doelstellingen In hoofdstuk 4 hebben we de acht programma’s van dit PSEB beschreven en het maatschappelijk effect en de doelstellingen die we hiermee willen bereiken. Om na te kunnen gaan in welke mate dit effect wordt gerealiseerd, hebben we hieraan doelstellingen en indicatoren verbonden en is ingegaan op nulmetingen en monitoring. In onderstaande tabel worden maatschappelijk effect, doelstellingen en indicatoren weergegeven.

Interreg IV Op 15 november 2007 werd het Operationeel Programma (OP) Interreg IV Grensregio Vlaanderen-Nederland 2007-2013 goedgekeurd door de Europese Commissie. Met de goedkeuring van dit OP gaf Europa het startsein voor de effectieve uitvoering van het nieuwe programma voor de VlaamsNederlandse grensregio. Financiering vindt plaats door de Europese Unie vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Voor dit grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma stelt Europa een budget van ruim € 94 miljoen ter beschikking. Met de aanvullende steun van onder meer de betrokken nationale overheden en provincies, betekent de uitvoering van het programma een forse investeringsimpuls voor Vlaanderen en Zuid-Nederland. Doel is om door middel van op uitvoering gerichte grensoverschrijdende initia-

79


Maatschappelijk effect PSEB 2009-2012: Een evenwichtige groei van de Zeeuwse economie Hoofdindicatoren PSEB 2009-2012: 1) Werkgelegenheid: het aantal banen stabiliseert zich op wat verwacht wordt in 2010 op basis van de CPB-ramingen. Na 2010 neemt de werkgelegenheid niet verder af. Het niveau komt dan uit op circa 166.000; 2) Werkloosheid: het aantal werklozen neemt na 2010 niet verder toe. Het niveau komt dan uit op circa 13.000 (CBS) of 16.000 (CWI/UWV); 3) Toegevoegde waarde: we gaan uit van een nulgroei over de gehele periode 2009-2012. Programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Doelstelling: Arbeidsmarkt Binnen de provincie is er een kwalitatief en kwantitatief goede aansluiting van het aanbod van en de vraag naar arbeidskrachten. Kennisinstellingen De huidige kennisinstellingen blijven behouden voor de provincie en de vestiging van nieuwe kennisinstellingen wordt gestimuleerd. Doelstellingen met indicatoren: • De arbeidsparticipatie stijgt van 68 % naar 69 %; ultimo 2012. • Het aantal langdurig openstaande vacatures blijft kleiner dan 1000 ultimo 2012. • Geen enkel kennisinstituut verdwijnt uit Zeeland. • De vestiging van twee nieuwe kenniscentra in Zeeland ultimo 2012. Programma Kennis, Innovatie en Ondernemerschap Doelstelling: een kennisintensief en innovatief ondernemingsklimaat. Doelstellingen met indicatoren: • Verbeterde kennistransfer tussen overheid, ondernemers en onderwijsinstellingen (drie O’s). Voor 2009: minimaal vier clusterprojecten uitvoeren met de drie O’s en opzetten monitoringsinstrument. • Verhoging van het aantal bedrijven dat meedoet aan innovatieprogramma’s. Voor 2009: minstens 300 Zeeuwse MKBbedrijven nemen deel. Daarnaast (hieruit voortvloeiend) 30 intensieve innovatietrajecten. • Verhogen van het aantal startende ondernemers en verhogen van de overlevingsgraad (in 2012 aantal starters gegroeid tot 2000 per jaar). Programma Zorgeconomie Doelstelling: duurzame structurele samenwerking tussen het Zeeuwse bedrijfsleven en zorginstellingen en evenwicht op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel. Nieuwe verbindingen tussen zorgsector en economische sectoren, resulterend in efficiënte zorgverlening van hoge kwaliteit, evenwicht op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel en het bouwen van een duurzame structurele samenwerking tussen het Zeeuwse bedrijfsleven en zorginstellingen, met name op het gebied van innovatie. Doelstellingen met indicatoren: • Evenwicht op de arbeidsmarkt: kraptemeter van CWI (verhouding tussen vacatures) laat verbetering zien ten opzichte van 2009; • Aantal ketenprojecten waarbij bedrijfsleven en zorginstellingen samenwerken, met name op het terrein van innovatie en toerisme. Tenminste één project per jaar opstarten.

80


Programma Energie en Klimaat Doelstelling: het Zeeuwse bedrijfsleven benut de kansen die de energietransitie biedt, de energiesector in Zeeland versterkt zich en het duurzame imago van Zeeland groeit. Doelstellingen met indicatoren: • In de beleidsperiode groeit het aandeel vermeden primaire energie van 1,6% in 2007 naar 4% in 2012. • De doelstelling voor onze ontwikkelingsbedrijven NV EIZ en Zeeland Seaports is om in de beleidsperiode 2009-2012 vier bedrijven te werven met een extra werkgelegenheid van 100 man. • Eén project per jaar op het gebied van energietechnologie in het kader van OP-Zuid, Pieken in de Delta en Interreg. • De energiesector groeit met 4% in toegevoegde waarde (ten opzichte van meting in 2005) en groeit met 4% in werkgelegenheid ten opzichte van de meting in 2007. Per jaar komt dit neer op een groei van 1%. • In de beleidsperiode zijn alle voorbereidingen getroffen voor een snelle realisatie en routebepaling van de transportcapaciteit van de hoogspanningsleidingen in Zeeland. Programma Havens en Industrie Doelstelling: de Zeeuwse industrie en havens zijn concurrerend en opereren duurzaam. Doelstellingen met indicatoren • Een licht stijgende toegevoegde waarde (in 2006 bedroeg die € 3,09 miljard) in de Zeeuwse industrie (0,4% groei per jaar). Er wordt dus gestreefd naar een toegevoegde waarde van € 3,14 miljard in 20105. • Een verdere reductie op indicatoren op het gebied van bovenregionale en regionale milieuthema’s bij een toenemende industriële productie (absolute ontkoppeling). • Een totale groei goederenoverslag zeevaart van 1 % per jaar (exclusief containeroverslag) en een containeroverslag van tenminste 500.000 TEU in 2012 (De nulwaarde is circa 21.000 TEU in 2007). • Bij nieuwvestiging in de havengebieden is de ambitie om – via Zeeland Seaports – minimaal 50% van de aan- en afvoer over het water af te wikkelen. Programma Recreatie en Toerisme Doelstelling: de Zeeuwse vrijetijdsindustrie realiseert in de periode 2009-2012 een omzetverhoging van 10% t.o.v. 2008 door te investeren in nieuwe duurzame product/marktcombinaties. Doelstellingen met indicatoren: Om te kunnen meten of de gestelde doelstelling (10 % meer bestedingen) wordt bereikt, worden de volgende indicatoren gehanteerd: • jaarlijkse bestedingen van de Nederlandse toeristen en recreanten in Zeeland in de vrijetijdssector; • bestedingen van de buitenlandse gasten in Zeeland in de vrijetijdssector in 2008 en 2011; • jaarlijkse dagbestedingen van de toeristen; • aantal blauwe vlaggen en Green Keys, alsmede een ‘Region Award’ in Zeeland. Nulmeting in 2008: Blauwe vlaggen langs de kustzone: 17, • Green keys bij accommodaties: 24, Region Award: 0. Ultimo 2012 wordt gestreefd naar behoud van hetzelfde niveau inzake het aantal blauwe vlaggen en Green Keys; wat betreft de Region Awards is de doelstelling dat 3 Zeeuwse gemeenten deze award hebben gewonnen.

5

Er zit een vertragend effect in het beschikbaar komen van cijfers m.b.t. de toegevoegde waarde in deze sector. Er zijn momenteel geen recentere data beschikbaar. Daarom worden in de tekst cijfers gehanteerd voor de jaren 2006 en 2010 (i.p.v. de beleidsperiode begin 2009 – eind 2012).

81


Programma Landbouw Doelstelling: een concurrerende en duurzaam producerende agrarische sector in Zeeland. Doelstellingen met indicatoren: • Het aantal NGE per bedrijf in Zeeland stijgt met 1% per jaar. • Na de beleidsperiode 2009-2012 is het kennisnetwerk voor de sector landbouw gerealiseerd en 30 % van het agrarische areaal in Zeeland wordt in 2012 beteeld met behulp van satellietgegevens (remote sensing). • Het stabiliseren van het aantal landbouwgerelateerde bedrijven en werknemers in Zeeland op het niveau van 2008 (1.280 bedrijven en 7.470 personen, incl. parttimers). • Het verdubbelen van de omzet binnen de multifunctionele landbouw in Zeeland in 2013. • voor wat betreft de emissie van nutriënten en gewasbeschermings-middelen wordt het Europese en landelijk beleid gevolgd. De agrarische ondernemers nemen de gebruiksnormen voor (dierlijke) mest in acht. De emissie van gewasbeschermingsmiddelen moet in 2010 met tenminste 95% zijn afgenomen ten opzichte van die in 1998. Deze doelstelling vertaalt zich in een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit welke gebruikt wordt als indicator. Gegevens over de oppervlaktewaterkwaliteit worden betrokken uit de Regionale Watersysteemrapportage Zeeland Programma Visserij en Aquacultuur Doelstelling: het Zeeuwse visserij- en aquacultuurcluster pakt met kracht de veranderingen op, die de veranderende maatschappelijke inzichten en omstandigheden stellen aan een duurzaam opererende economische sector. Het handhaaft en bouwt - waar mogelijk - zijn concurrentiepositie verder uit. Doelstellingen met indicatoren: • de directe werkgelegenheid in de visserij- en aquacultuursector is in 2012 minimaal op hetzelfde niveau als in 2008 (1790 arbeidsplaatsen, bron RIBIZ) • In 2012 zijn minimaal twee nieuwe schelpdiersoorten in cultuur of onderzoek. • Een nieuwe economische sector gericht op de binnendijkse kweek van aquatische organismen krijgt verder gestalte door de vestiging van 5 nieuwe bedrijven (dus van 10 naar 15) en een verhoging met 50% van de binnendijkse productie. In 2008 kent onze provincie 4 zeekraalkwekers met een productie van 30 ton zeekraal, 3 viskwekers met een productie van 200 ton en 3 zagerkwekers (20 ha) met een productie van 150 ton.

82


5.4 Communicatie en Promotie Promotie Versterken, vernieuwen en verbinden van economische sectoren is uitgangspunt van het provinciale beleid. Als provincie willen we zichtbaar zijn en samen met onze partners de voorwaarden scheppen voor een welvarend Zeeland. Het provinciaal bestuur wil zichtbaar zijn in zijn acties, zowel intern als extern gericht. De nota “Promotie van Zeeland door nieuwe verbindingen” (2008) schetst hoe we Zeeland willen positioneren, met name richting onze partners. Van essentieel belang is dat de promotie uitgaat van de kracht van Zeeland en bijdraagt aan een positief imago van de kwaliteiten van Zeeland (om te wonen, te werken en te recreëren). In de nota Promotie wordt onderscheid gemaakt in algemene en sectorale promotie. Voor het sociaal-economische beleid is met name de sectorale promotie van belang. Om de doelstelling van het sociaal-economisch beleid (evenwichtige groei en versterking van de economische structuur met meer investeringen en meer innovatie) te realiseren is een gericht promotie- en acquisitiebeleid voor de economische sectoren van belang. Voor groei en ontwikkeling zijn mensen en bedrijven nodig. Willen we - mede in het licht van de demografische discussie - dit bewerkstelligen, dan is gerichte promotie een voorwaarde voor het aantrekken van arbeidskrachten, bedrijven, maar ook toeristen. De nota Promotie noemt bij het onderdeel sectorale promotie een aantal actiepunten die in dit beleidsplan nader uitgewerkt worden. Met name op het gebied van arbeidsmarkt, recreatie en toerisme en acquisitie van nieuwe bedrijvigheid zullen we de ambities en acties uit de promotienota hanteren in ons beleid. Om nieuwe bedrijven en investeerders naar Zeeland te trekken is de NV Economische Impuls Zeeland (EIZ) opgericht. Door middel van acquisitie, door het uitvoeren van structuurversterkende projecten en door het aantrekken van nieuwe bedrijven en investeerders wordt gewerkt aan het realiseren van de doelstellingen. NV EIZ maakt elk jaar een Jaarplan, waarin vermeld staat richting welke doelgroepen proactief acquisitie wordt gevoerd. Deze doelgroepen sluiten nauw aan bij de doelgroepen van het provinciaal sociaal-economisch beleid. Zeeland Seaports is verantwoordelijk voor het aantrekken van zeehavengebonden bedrijvigheid. Tussen EIZ en Zeeland Seaports worden afspraken gemaakt over promotie en acquisitie en vindt samenwerking plaats. Ondernemers maken vestigingsbeslissingen op basis van verschillende factoren. Het gaat daarbij om meer dan beschikbare grond of een kantoorpand. Ruimte om te ondernemen, bereikbaarheid, aanbod van benodigde arbeidskrachten, kwaliteit van de woonomgeving, kwaliteit van het onderwijs, baan voor de partner en kwalitatief goede en goed bereikbare voorzieningen op het gebied van zorg, sport, cultuur en recreatie zijn voor ondernemers en hun personeel van belang. Voor de promotie en acquisitie van bedrijven is een integrale benadering dan ook een vereiste. Ook EIZ onderschrijft deze benadering. Tevens voert EIZ activiteiten uit die leiden tot een verhoging van kwalificaties van de Zeeuwse student en de Zeeuwse beroepsbevolking, de verbetering van kennisuitwis-

seling tussen ondernemers, overheid en onderwijs en de versterking van de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Al deze activiteiten zijn erop gericht om het ondernemingsklimaat zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor huidige ondernemingen en potentiële investeerders. Vanwege het belang van onderwijs en onderzoek in de regio voor economische structuurversterking hechten we - zoals aangegeven in het programma Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt - grote waarde aan de instandhouding van de huidige onderwijs- en onderzoeksinstituten en stimuleren we de vestiging van nieuwe kennisinstituten. Op deze wijze kan het wetenschappelijke klimaat van Zeeland versterkt worden, een ander belangrijk element bij de promotie van Zeeland. Vooral nieuwe initiatieven met betrekking tot voor Zeeland logische onderwerpen (bijvoorbeeld rond water) zijn geschikt om Zeeland door middel van communicatie en promotie neer te zetten als provincie waar zich een goed wetenschappelijk klimaat ontwikkelt, specifiek gericht (naast algemene onderwerpen) op voor Zeeland natuurlijke onderwerpen. Met het programma Recreatie en Toerisme willen we inspelen op de veranderende wensen van toeristen en een toename realiseren van de toeristische bestedingen. Dit is zowel een zaak van productontwikkeling als van marketing en promotie. De toeristische promotie en marketing wordt in Zeeland veelal uitgevoerd door de Stichting Promotie Zeeland Delta. Deze stichting onderhoudt contacten met het toeristisch bedrijfsleven en vormt een backoffice voor de regionale VVV’s.

83


Voor de promotie wordt gebruik gemaakt van de kennisontwikkeling voor deze sector, onder andere vanuit het Kenniscentrum Recreatie en Toerisme. Voor de toekomstige promotie van de watersportsector en de aquacultuursector wordt in overleg met marktpartijen bekeken op welke wijze de promotieactiviteiten -en de prominentere rol van de sectorpartijen daarin - vorm kunnen krijgen. Streekproducten, watersport, cultuur en historie zijn belangrijke Zeeuwse trekkers voor toeristen. Omdat de sector recreatie en toerisme qua promotie het meest georganiseerd is, kan samenwerking en kennisdeling met de andere sectoren van belang zijn en tot kruisbestuiving leiden. Daarnaast is de Nationale Zeeuwse Oesterpartij inmiddels uitgegroeid tot een netwerkbijeenkomst van formaat.

tussen de verschillende betrokkenen (sectoren), en de operationele kant van de zaak van belang. Voor een goede relatie tussen het PSEB en de sectoren is afstemming nodig en een gezamenlijk gedragen visie op de communicatie. Daarom besteden we in het bijzonder aandacht aan de communicatie met de verschillende sectoren. De instrumenten die we tijdens de looptijd van het PSEB inzetten, variëren van digitale media (bijvoorbeeld Z-Zine en de provinciale website) tot het uitdragen van succesfactoren (zowel intern als extern) in de vorm van bijeenkomsten, spreekuren, expertmeetings en via de media.

Communicatie Meer nog dan voorheen willen wij laten zien hoe en met wie wij ons voorwaardenscheppende beleid vorm geven. Het PSEB zal daarom ondersteund worden door een intensief communicatietraject, om zichtbaar te maken hoe wij onze ambities willen realiseren. In de loop van 2009 zullen wij een communicatieplan met bijbehorend actieplan vaststellen. De uitdaging is om tijdens de looptijd van het PSEB op een innovatieve en interactieve wijze de provinciale partners bij het sociaal economisch beleid van de Provincie te betrekken. Daarvoor worden verschillende communicatie-instrumenten ontwikkeld. De centrale doelstelling uit ons collegeprogramma luidt: “In 2010 worden wij door onze partners gewaardeerd als aanjager van nieuwe verbindingen. De Provincie Zeeland heeft in 2015 met haar partners innovatieve oplossingen gevonden voor de gevolgen van klimaatverandering, bevolkingsontwikkeling en sociale dynamiek die (inter)nationaal als voorbeeld worden erkend.” Wij realiseren ons dat dit een forse ambitie is. Om deze ambitie te kunnen waarmaken, moeten het gevoerde beleid én de daaraan te koppelen resultaten uitgebreid voor het voetlicht worden gebracht. Net zoals de regie voor de totstandkoming en uitvoering van het PSEB bij de Provincie ligt, ligt ook de regie over de communicatie bij de Provincie. Voor de communicatie is het van belang onderscheid te maken in intern en extern gerichte communicatie. Intern gaat het om het betrekken van gerelateerde beleidsvelden, op een zodanige manier dat ons sociaaleconomisch beleid binnen de organisatie breed wordt gedragen en versterkt. Extern is de communicatie gericht op de bevolking in de meest brede zin, op de intermediairs en op individuele ondernemers. In eerdergenoemd communicatieplan zijn strategie, kernboodschappen (bijvoorbeeld: “Door slimme sociaal-economische impulsen winnen we aan kwaliteit op vele fronten én krijgen we meer inwoners”), tactiek, momenten, de rolverdeling

Instellingen die bij willen dragen aan onze doelstellingen, kunnen een beroep doen op financiële ondersteuning. Hiertoe dient een subsidieaanvraag te worden gedaan. Vanaf nu is het mogelijk om deze online te doen, zie: http://loket.zeeland.nl/subsidies/pseb/aanvragen/

84


Bijlagen Versterken, Vernieuwen, Verbinden: Een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie

Bijlage 1: Rekenkamer Zeeland: onderzoek naar doeltreffendheid van het werkgelegenheidsbeleid van de provincie Zeeland over de periode 1997 t/m 2006 De Rekenkamer Zeeland heeft onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van het werkgelegenheidsbeleid van de provincie Zeeland over de periode 1997-2006. Geconstateerd wordt dat de effectiviteit van werkgelegenheidsbeleid en in bredere zin van het sociaal-economisch beleid moeilijk te meten is. Geconcludeerd wordt dat door de tijd heen in de opeenvolgende provinciale sociaal-economische beleidsplannen toenemende aandacht is voor de mate van effectiviteit en steeds beter voldaan wordt aan de voorwaarden voor effectief beleid. Wij hebben de aanbevelingen van de Rekenkamer om dit nog meer te verbeteren bij het opstellen van het Provinciale Sociaal-Economische Beleidsplan 2009-2012 betrokken.

Het vaststellen van kwantitatieve doelindicatoren op hogere niveaus kan de indruk wekken dat de Provincie geheel zelf in de hand heeft of dergelijke doelen gehaald worden. Doordat het provinciaal-economische beleid echter ‘slechts’ voorwaardenscheppend is en doordat de doelindicatoren ook sterk beïnvloed worden door externe economische ontwikkelingen (zoals economische groei op nationaal en internationaal niveau) is de mate van provinciale beleidsinvloed op doelindicatoren (zoals toegevoegde waarde, werkgelegenheid en economische groei) beperkt. Wel kan en zal worden aangegeven wat het streefbeeld is m.b.t. dergelijke doelen en hoe het provinciaal-economische beleid hieraan poogt bij te dragen.

Conform het aangenomen Statenvoorstel (d.d. 19-09-2008) inzake het rapport van de Rekenkamer over werkgelegenheid en sociaal-economisch beleid hebben GS – in lijn met de GSreactie op het Rekenkamerrapport – de vier aanbevelingen overgenomen om de meetbaarheid van de effectiviteit van beleid te verbeteren. Bij het nieuwe PSEB 2009-2012 wordt derhalve zoveel als mogelijk invulling gegeven aan deze aanbevelingen: 1] Stel bij het opstellen van beleidsplannen reeds vast op welke manier de effectiviteit gemeten gaat worden, welke informatie hiervoor nodig is en hoe deze informatie verkregen kan worden; 2] Breng op gesystematiseerde wijze de succes- en faalfactoren van projecten in kaart. Maak leerervaringen van individuen beschikbaar voor het leren door de organisatie; 3] Ontwikkel een integraal systeem waaruit de benodigde informatie ten behoeve van verantwoording, monitoring en effectiviteitsanalyse op elk niveau (maatregel, project, cluster) gedestilleerd kan worden; 4] Organiseer en zet in op een collectief gedeeld gevoel van urgentie. Stel een helder toekomstperspectief van Zeeland op. Wat betreft het SMART maken van doelen, hebben wij in de brief als reactie op de Evaluatie van Ecorys (zie bijlage 2) wel opgemerkt dat dit vooral op projectniveau goed mogelijk is. Op een hoger aggregatieniveau is het veelal moeilijker om doelen SMART te maken aangezien het provinciale economische beleid voorwaardenscheppend is en daarmee slechts indirect invloed uitoefent op allerlei indicatoren zoals economische groei, werkgelegenheid en toegevoegde waarde.

85


Bijlage 2: Evaluatie PSEB 2005-2008: brief GS aan voorzitter Provinciale Staten

bericht op brief van: uw kenmerk: ons kenmerk: afdeling: bijlage(n): behandeld door: doorkiesnummer: onderwerp: verzonden:

De voorzitter van Provinciale Staten van Zeeland p/a Statengriffier

Economie 2 P. Woets (0118) 63 18 92 Evaluatie PSEB 2005-2008 Middelburg,

Geachte voorzitter, Het huidige Provinciaal Sociaal-Economische Beleidsplan (PSEB) betreft de beleidsperiode 2005-2008. Deze periode is bijna afgesloten. Momenteel wordt daarom gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw beleidsplan: het PSEB 2009-2012. Om tot een zo gedegen mogelijk nieuw beleidsplan te komen is aan onderzoeksbureau Ecorys de opdracht verstrekt om het PSEB 2005-2008 te evalueren. Uit een dergelijke evaluatie kunnen immers lessen worden getrokken voor het nieuwe beleid. Dit is tevens conform de toezegging van gedeputeerde Wiersma aan PS op 21 mei 2008: “De leermomenten uit de evaluatie van het vorige PSEB worden betrokken bij het opstellen van het PSEB 2009-2012. De evaluatie zal besproken worden in de commissie Economie en Mobiliteit.” De opdrachtverlening aan Ecorys betrof een inhoudelijke evaluatie van het PSEB 2005-2008. Naast terugkijken heeft dit nadrukkelijk tot doel input te leveren voor de inrichting van het nieuwe PSEB 2009-2012. Er worden dan ook zowel conclusies getrokken als aanbevelingen gedaan. Naast een algemene ‘overall’ evaluatie die het complete PSEB betreft heeft Ecorys specifieke aandacht besteed aan een evaluatie van de afzonderlijke sectoren. Ecorys heeft bij de totstandkoming van de evaluatie gebruik gemaakt van een drietal methoden, te weten: • ‘desk research’ (bestudering van provinciale beleidsstukken zoals het PSEB en de jaarlijkse voortgangsrapportages); • interviews met stakeholders, en • workshops met betrokkenen uit de diverse sectoren en enkele betrokken beleidsmedewerkers. Door middel van deze brief informeren wij u over de resultaten van de door Ecorys uitgevoerde evaluatie van het PSEB en de lessen die wij hieruit trekken voor de toekomst en het nieuwe PSEB in het bijzonder. In de-ze brief beperken we ons tot de hoofdlijnen van de conclusies en de aanbevelingen. Telkens volgt in het kader onze reactie daarop. In de bijlage gaan we gedetailleerd in op alle conclusies en aanbevelingen van Ecorys. De conclusies en aanbevelingen zijn in deze brief geclusterd per onderwerp; met hoofdletters wordt verwe-zen naar de conclusies en aanbevelingen van Ecorys, zoals die in de bijlage staan. Effectiviteit beleid, financiële verantwoording en monitoring (bijlagepunten A, B, E, I, J, O, Q) Ecorys constateert dat een causaal verband tussen de PSEB-beleidsinspanningen en de maatschappelijke effecten niet kan worden aangetoond. Wel wordt het plausibel geacht dat het PSEB-beleid heeft bijgedragen aan het bereiken van de hoofddoelstelling (evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de Zeeuwse economie). Ecorys concludeert dat een groot aantal PSEBbeleidsvoorstellen is gerealiseerd; dit betreft de output/resultaten van het beleid. Het is nog te vroeg om de effectiviteit van het beleid te kunnen beoordelen. Om de effectiviteit in de toekomst optimaal te kunnen meten dienen de doelen SMART te worden geformuleerd. Ecorys adviseert om in de toekomst een betere aansluiting tot stand te brengen tussen de structuur van de begroting en financiële verantwoording enerzijds en de wijze waarop het beleid is opgebouwd anderzijds.

86


Reactie GS

Het merendeel van de Ecorys-bevindingen op dit onderdeel onderschrijven wij. Voorzover we de outcome al in kaart kunnen brengen, komt het meten hiervan nu inderdaad nog te vroeg. In lijn met het Rekenkamer-rapport over werkgelegenheid en de reactie van ons college hierop zal in het PSEB 2009-2012 het beleid zo worden ingericht dat nog meer inzicht ontstaat in de effectiviteit van beleidsmaatregelen en projecten en de financiële aspecten. Wat betreft het SMART maken van doelen dient te worden opgemerkt dat dit vooral op projectniveau goed mogelijk is. Op een hoger aggregatieniveau is het veelal moeilijker om doelen SMART te maken aangezien het provinciale economische beleid voorwaardenscheppend is. Daarmee oefent de Provincie slechts indirect invloed uit op allerlei indicatoren zoals economische groei, werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Het vaststellen van kwantitatieve doelindicatoren op hogere niveaus kan de indruk wekken dat de Provincie het geheel zelf in de hand heeft dat dergelijke doelen gehaald worden. Doordat de doelindicatoren bovendien ook sterk beïnvloed worden door externe economische ontwikkelingen (zoals economische groei op nationaal en internationaal niveau) is de mate van provinciale beleidsinvloed op doelindicatoren (zoals toegevoegde waarde, werkgelegenheid en economische groei) slechts beperkt (aantoonbaar). Wel kan en zal worden aangegeven wat het streefbeeld is m.b.t. dergelijke doelen en hoe het provinciaal-economische beleid hieraan poogt bij te dragen.

Rol/werkwijze Provincie (bijlagepunten C, H, K, L, M. N, O, P) Ecorys constateert dat vanuit het PSEB 2005-2008 veel voorbereidende projecten zijn uitgevoerd die in verscheidene gevallen hebben geresulteerd in concrete (vervolg) projecten door andere organisaties. Het werken met zowel thema’s als sectoren heeft geleid tot een brede betrokkenheid van de Provincie en een samenwerking met vele co-financiers en co-producenten. Ecorys doet de aanbeveling om de beleidsaandacht te focussen op sectoroverschrijdende projecten. Tevens geeft het onderzoeksbureau aan dat keuzes moeten worden gemaakt in het beleid: niet tussen sectoren, maar binnen sectoren. Een andere aanbeveling is om nieuwe verbindingen te leggen: tussen economische sectoren, met andere regio’s en tussen beleidsvelden. De rol van de Provincie is vooral initiërend, faciliterend, stimulerend en regisserend. Tot slot geeft Ecorys aan dat de Provincie terughoudend zou moeten zijn om de uiteindelijke uitvoering van projecten op zich te nemen. Reactie GS

In hoofdlijnen onderschrijven wij de bevindingen van Ecorys op dit onderwerp. In het nieuwe PSEB zal de succesvolle dubbele insteek (zowel werken via thema’s als sectorgewijs) worden voortgezet. Ook zal in het nieuwe beleidsplan in ruime mate aandacht worden besteed aan sectoroverstijgende projecten. Wat betreft het maken van keuzes zal in het PSEB 20092012 per sector worden gekozen voor een beperkt aantal speerpunten en slechts enkele sectoroverstijgende thema’s. De in het PSEB 2005-2009 ingezette intersectorale aanpak (nieuwe verbindingen) zal in het nieuwe beleidsplan worden voortgezet. De Provincie neemt de door Ecorys genoemde rollen op zich; zij zal dit stimuleren en aanjagen via eigen projecten en door steun te verlenen aan nationale en Europese projecten. Daarna moeten marktpartijen eventueel met ondersteuning van organisaties als Zeeland Seaports en NV Economische Impuls het stokje overnemen.

Communicatie (bijlagepunten F, G, O) Ecorys vraagt aandacht voor een actievere aanpak vanuit de Provincie op communicatie gebied. Daarbij wordt verwacht dat de acceptatie van het beleid en de uitvoering hiervan bij de stakeholders kan verbeteren. Ook zal het werken met een kleiner aantal beleidsvoorstellen de communicatie vergemakkelijken. Reactie GS

De conclusies en aanbevelingen op dit onderdeel onderschrijven wij. Bij het nieuwe economische beleid wordt ingezet op heldere en regelmatige communicatie- en overlegmomenten richting belanghebbenden.

87


Ter afsluiting In deze brief hebben wij de conclusies inzake het PSEB 2005-2008 en de aanbevelingen voor het PSEB 2009-2012 van onderzoeksbureau Ecorys weergegeven, voorzien van onze reactie. Bij het opstellen van het PSEB 2009-2012 worden deze conclusies en aanbevelingen betrokken. Het concept PSEB 2009-2012 ontvangt u op het moment dat het de inspraak ingaat (februari 2009). Vervolgens wordt de antwoordnota geschreven. Het PSEB 2009-2012 wordt naar verwachting in april 2009 aan Provinciale Staten aangeboden (ter behandeling in de Commissie Economie en Mobiliteit van 20 april 2009). Wij stellen u voor om deze brief, inclusief de bijlage en de bijgevoegde PSEB-evaluatie van Ecorys in de Commissie Economie en Mobiliteit van 17 november 2008 te behandelen.

Hoogachtend, gedeputeerde staten,

,voorzitter

,secretaris

88


Versterken, Vernieuwen, Verbinden Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012

COLOFON Uitgave Provincie Zeeland Projectleider Mevr. drs. J.M.J. Hoffius Redactie Marjolein de Visser Fotografie Anda van Riet A. Kosic Nadere informatie over economisch beleid Provincie Zeeland, secretariaat Economie, telefoon 0118-631671 of 631245 Exemplaren verkrijgbaar bij Informatiecentrum Provincie Zeeland, 0118-631400

www.zeeland.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.