2 minute read

De nieuwe wereld

Voor zijn derde poging vertrekt Columbus op 30 mei 1498 uit de haven van Sanlúcar de Barrameda in zuidelijk Spanje. Er is haast geboden, want ook Portugese zeevaarders zijn op zoek naar nieuwe routes en bovenal naar de rijkdom die daar ergens aan het eind van de regenboog ligt te wachten op wie er het eerst bij is. In de hoop zoet water te vinden in de omgeving van het eiland Trinidad, komt Columbus op 1 augustus 1498 aan bij de delta van de rivier de Orinoco, de op een na grootste afwatering van het Amazonegebied. De overstelpend grote hoeveelheid zoet water waarin ze terechtkomen, wijst op een brede rivier en, niet onwaarschijnlijk, een grote landmassa waar die rivier doorheen stroomt. Op 5 augustus zet Columbus voet aan land. In zijn journaal schrijft hij bij 14 augustus de historische woorden: “Ik geloof dat dit een heel groot continent is dat tot nu toe onontdekt is gebleven.” Hij heeft het vasteland, terra firme, van Zuid-Amerika bereikt. Ver achter de kustvlakte en savanne strekt zich het Amazonewoud uit waar de Orinoco ontspringt. Veel tijd om het nieuw ontdekte continent te verkennen en in kaart te brengen, rest hem niet. Het woud trekt hij zeker niet in. Hij vertrekt en laat Zuid-Amerika achter zich.

Het zal Vicente Pinzón zijn die de Amazone ‘ontdekt’. Ook deze kapitein, die Columbus al op diens eerste reis vergezelde, ging weer aan boord en vertrok in december 1499 met vier schepen naar de kust van Brazilië. Op 26 januari 1500 bereiken ze de kust, ongeveer ter hoogte van Pernambuco. Vandaar volgen ze de kustlijn in noordwestelijke richting en komen langs de monding van de Amazonerivier. Maar dat hebben ze op hun kleine schepen niet in de gaten. De afstand tussen de noordelijke en zuidelijke oever van de rivier bedraagt 330 kilometer. Daartussen ligt het eiland Marajó; er is dus een ‘noorderen zuiderkanaal’ waar de enorme watermassa van de Amazonerivier doorheen stroomt. Waar in die ruimte de zee ophoudt en de rivier begint, is vanaf een laag schip moeilijk te bepalen. Vreemd is het dus niet dat Pinzón tweehonderd mijl de rivier opvaart met de gedachte dat hij zich in een inham van de oceaan bevindt. Veel meer dan een paar vissershuisjes en hutten zijn er niet te zien.

Nu het bestaan van het continent bekend is en verschillende landen zich haasten om de potenties en rijkdommen in kaart te brengen, rijst de vraag wie er de macht heeft. Al snel na de ontdekking door Columbus voor de Spaanse koningen in oktober 1492, bepaalt de Spaanse paus Alexander VI dat al het gebied ten oosten van een denkbeeldige lijn over de oceaan, op 480 kilometer westelijk van de Kaapverdische Eilanden, toevalt aan Portugal. Al het gebied ten westen van die lijn valt toe aan Spanje. In 1494 wordt die lijn verlegd ten gunste van Portugal. Dat land gaat pas in 1530 over tot kolonisatie van het aan haar toebedeelde territorium, wat praktisch gezien niet veel betekent. Portugal heeft nauwelijks de capaciteit om de kuststreek van het enorme gebied te controleren. Het Atlantisch woud langs de kust, vanaf de monding van de Amazonerivier tot aan de Río de la Plata in het zuiden, kan dan ook gemakkelijk geplunderd worden. Vooral het rode hout van de pernambuco, een boom die beter bekend is als pau brasil, moet het ontgelden. Het prachtige hout blijkt zeer geliefd bij handelaren, waar ze ook vandaan komen. In hoog tempo wordt het woud weggekapt.

This article is from: