Poppen en Soldaatjes - Educatieve fiches leerlingen

Page 1

Parade in het park

strook 1

PARADE VAN DE TINNEN SOLDAATJES (2:52) Aantal leerlingen klassikaal en/of in kleine groepjes van 3 of 4 leerlingen

Tijd 45’

Materiaal- tekening van een park met een kiosk en verschillende figuren (zie bijlage) - tekeningen van soldaten, danseresjes, fanfare, … (zelf te zoeken) - tekengerief - geluidendoos - verkleedkleren (optioneel)

Wat hoor je in de muziek? Je hoort vrolijke, opgewekte muziek. Tinnen soldaatjes nemen je mee in een parade.

Wat is de opdracht ? - Bedenk een verhaal. - Maak een klankspel bij een tekening. - Beweeg op de muziek.

We beginnen er aan 1. Bekijk de foto van het park. In het park staat een kiosk. Weet je wat dat is? Vraag het aan de juf of de meester. 2. Start de muziek. Het park komt tot leven. Bedenk een verhaaltje. 3. Onder de foto van het park staan allerlei figuren. Knip ze uit en kleef ze ergens in het park. Vul aan met eigen tekeningen om je verhaal volledig te maken. 4. Nu zetten we de cd af en maken we zelf muziek: in het park is er wel altijd iets te horen. Ga naar de geluidendoos en neem enkele voorwerpen die het park tot leven kunnen brengen. Zoek enkele geluiden die bij jouw park passen. Hoor jij ook vogels fluiten of het ruisen van de bomen? Kunnen je klasgenoten raden welke geluiden je nabootst. 5. Terug naar de cd. Hoor je ook de fanfare? Het is een parade die voorbijtrekt in het park. We stappen met de muzikanten mee. Als juf of meester een tekening van een soldaat in de lucht steekt, dan marcheer je als een soldaat. Maar er wordt ook gedanst in het park. Zie je de tekening van een ballerina, dan dans je sierlijk. 6. Opgelet, nu gaat het vlug. De tekeningen ondersteunen de opbouw van de muziek. 7. Maar er is nog ander leven in het park. Maak een groepje van 3 of 4 leerlingen en bedenk minstens 3 andere bewegingen die thuishoren in het park. 8. Met verkleedkleren wordt het helemaal echt. Verdeel de rollen. Een groepje muzikanten, soldaten, ballerina’s, spelende kinderen, moeders met kinderwagen, … Start de muziek en breng het park tot leven.

Fiche leerling fiche 1


Dans met linten

strook 2

TREPAK (1:06) Aantal leerlingen

We beginnen er aan

klassikaal

Tijd 50’

Materiaal- kleurpotloden - tekenpapier - linten van ongeveer 90 cm (om cadeautjes te verpakken) - grote ruimte - fototoestel - krijt (optioneel)

Wat hoor je in de muziek? In deze Russische dans hoor je een opzwepende volksmelodie van de Kozakken (Russische soldaten). Het tempo wordt steeds sneller. Het stuk eindigt in een uitbundige climax.

1. Neem tekenpapier en potlood. Start de muziek. Terwijl je luistert naar de muziek, teken je één lange lijn. Zolang de muziek klinkt, hef je het potlood niet op. Laat je inspireren door de muziek. 2. Maak er nu een echt kunstwerk van. Kleur enkele vlakken uit de figuur. Kies zelf een kleur die past bij de muziek. Waarom kies je die kleur? Vertel het aan de juf of de meester. 3. Neem 2 gekleurde linten. Draai de uiteinden rond je handen. Maak draaibewegingen en laat de linten dansen. 4. Beluister de muziek en laat de linten vrolijk meebewegen. Probeer verschillende bewegingen uit. 5. Bekijk nu je tekening. De weg die je volgde met je potlood, volg je nu in je bewegingen met de linten. 6. De juf, meester of klasgenoot neemt een foto van dit mooie dansspektakel.

Wat is de opdracht ? - Volg de muziek in één lange lijn. - Beweeg op de muziek en dans met de linten.

Fiche leerling fiche 2


De notenkraker

strook 3

DANS VAN DE PEPERMUNTSTOKKEN (2:22) Aantal leerlingen klassikaal

Tijd 100’

Materiaal- verschillende houten voorwerpen: potlood, broodplank, handveger, schoenborstel, lat,... - 2 foto’s, 1 tekening (zie bijlage) - werkschrift en tekengerief - A3 tekenpapier (optioneel) - kamishibai (optioneel)

Wat hoor je in de muziek? Je hoort een elegante en lichte melodie. Deze melodie wordt gespeeld op 3 fluiten. In het midden van het stuk hoor je de solo van een althobo. Heb je geen zin om meteen te dansen op deze vrolijke muziek?

Wat is de opdracht ?

We beginnen er aan 1. Luister naar het verhaal van De notenkraker dat de juf of de meester voorleest (zie cd-boekje). 2. Met een notenkraker kan je niet alleen noten kraken, je kan er ook mee spelen. Dat kan je ook doen met de houten voorwerpen in de klas. De juf of meester geeft er jou één. Bekijk het en bedenk verschillende manieren om het te gebruiken. Beluister de muziek en laat je voorwerp er op dansen. 3. Verzin nu een geluid dat je kunt maken met je voorwerp. Kan je de muziek begeleiden met dit geluid? 4. Beluister het fragment opnieuw. Bekijk de foto’s en de tekening op het bord. Drie beelden voor drie deeltjes. Hang de tekeningen in de juiste volgorde. Schrijf in je werkschrift waarom je voor de foto of de tekening kiest. a.

0:00 - 1:14

b. 1:15 - 1:48 c.

1:49 - 2:22

5. Met welk voorwerp uit je kamer zou jij graag avonturen beleven? Geef het een nieuwe naam. Waar wil je het mee naartoe nemen? Wat kan er dan allemaal gebeuren? Bedenk een verhaal en maak er een tekening bij. 6. Je kunt het verhaal tekenen op A3-papier. Steek je prent in de kamishibai en vertel je verhaal aan je klasgenoten.

- Geef voorwerpen een andere functie. - Verzin een verhaal. - Teken dit verhaal.

Fiche leerling fiche 3


Háry János

strook 4

WEENSE KLOK (2:04) Aantal leerlingen

We beginnen er aan

klassikaal en/of in kleine groepjes

1. Elke klok heeft een specifiek geluid. De juf, meester of een klasgenoot laat dicht bij je oor verschillende klokken horen. Sluit je ogen. Kan je raden welke klok het is? Nu hoor je verschillende klokken. Kan je de klokken in de juiste volgorde aanduiden?

Tijd 75’

Materiaal- prent van een grote klok, een kleine klok en polshorloges (zelf te zoeken) - verschillende klokken: polshorloge, chronometer, wandklok, zakhorloge, keukenwekker, ... - verhaal Háry János (cd-boekje) - muziekinstrumenten of voorwerpen die blijven naklinken (cymbaal, metallofoon, klokkenspel, glazen, kopjes, buizen, ...) - afbeelding klokken (optioneel)

2. Luister naar de muziek. Vraag de juf of meester het verhaal te vertellen dat er bij hoort. Hoor je de buisklokken? 3. Ook jij kan met je klasgenoten klokken nabootsen! Hiervoor worden drie groepen gevormd: Groep 1 bootst grote klokken na. Kies een voorwerp of instrument dat klinkt als een grote klok en speel er twee trage slagen op. Groep 2 bootst kleine klokken na. Kies een voorwerp of instrument dat klinkt als een kleine klok en speel er 4 slagen op. Groep 3 bootst een polshorloge na. Kies een voorwerp of instrument dat klinkt als een polshorloge en speel er 8 korte slagen op. Schematisch ziet het er zo uit: Groep 1: ______ ______ Groep 2: __ __ __ __

Wat hoor je in de muziek? Je hoort een marsmelodietje uit een grote klok. Het doet denken aan soldaatjes die marcheren en muziek maken.

Wat is de opdracht ? - Speel een ritme op de muziek. - Componeer een deuntje voor jouw klok.

Groep 3: _ _ _ _ _ _ _ _ Oefen deze ritmes zo vaak tot alle klokken op elkaar zijn afgestemd. Lukt dit goed? Speel dan mee met de muziek. 4. We kunnen ook variëren. De juf of meester heeft afbeeldingen van de klokken die worden nagebootst. Als de juf of meester jouw klok toont, speel je mee. Worden er andere klokken getoond, dan mag je even genieten van de muziek met de begeleidende klokken. 5. Elke klok heeft een eigen deuntje bij het luiden. Componeer een deuntje voor jouw klok op de instrumenten of de voorwerpen. Je mag in kleine groepjes werken. Laat het horen aan de juf, de meester of je klasgenoten.

Fiche leerling fiche 4


Experimenteren met muziek strook 5

MENUET VOOR FLUITKLOK (1:08) Aantal leerlingen klassikaal en/of in kleine groepjes

We beginnen er aan 1.

Start de muziek. Wat hoor je precies en aan wat doet deze muziek je denken? Schrijf het in je werkschrift. Vraag vervolgens aan de juf of meester wat zij/hij weet over deze muziek.

2.

Ga eens kijken op: www.klokkendokter.com/ar06/flotenuhr.htm

Tijd 50’

Materiaal- grafische partituur - glazen flessen - water - stokje - papier - stiften - werkschrift en pen

Daar zie je een mooi voorbeeld van zo’n orgelklok. Je ziet ook hoe de klok werkt. Kijk ook eens naar de cilinder met alle pinnetjes. 3.

Neem een stuk papier en een potlood. Leg de cd nog eens op. Dans met je potlood op het papier, met de nootjes mee. Dit is het begin van een ‘grafische partituur’. Vergelijk met het werk van je klasgenoten.

4.

Bekijk de tekening die je krijgt. Je ziet strepen, lijnen en bolletjes. Dit is een grafische partituur. Hoe zou jij klank geven aan die bolletjes en streepjes? Probeer het eens uit met je stem en let hierbij op de toonhoogte en het volume. Laat nu een klasgenoot de partituur verklanken. Lijkt zijn/haar versie op die van jou?

5.

Maak nu zelf een instrument met enkele glazen flessen. Vul ze met verschillende hoeveelheden water. Blaas nu op de flessen of sla er met een stokje op. Hoor je de verschillen in klank? Rangschik de flessen dan volgens de toonhoogte: van laag naar hoog. Speel de grafische partituur nu ook op je instrument. Welke moeilijkheden ondervind je hierbij?

6.

Componeer nu zelf een muziekje op je instrument en maak er een grafische partituur bij. Laat je partituur nu spelen door een klasgenoot die jouw klankstuk niet kent. Herken je het erin?

Wat hoor je in de muziek? Je hoort een vrolijk, kort deuntje, gespeeld op een echte klok.

Wat is de opdracht ? - Teken de muziek die je hoort. - Volg de grafische partituur en voer ze uit. - Experimenteer met klanken. - Componeer een muziekje en maak een grafische partituur.

Fiche leerling fiche 5


Het meccano-orkest

strook 6

INANGA CONGA (3:26) Aantal leerlingen

We beginnen er aan

klassikaal en/of in kleine groepjes

1. Beluister de muziek. Welk woorden passen het best bij de muziek? Schrijf ze op in je werkschrift. Bespreek. Hout - naaimachine - vrolijk - raadselachtig - donker - licht - metaal jazz - tekenfilm - trompet - viool.

Tijd 50’

Materiaal- blad met klankbeschrijvingen (bijlage) - computer met internetverbinding - laag klinkende voorwerpen - (mp3)-recorder (optioneel)

Wat hoor je in de muziek? Je hoort een vreemde mechanisch klinkende begeleiding. Even later klinkt erboven een zwoele trompet.

Wat is de opdracht? - Ontwerp een compositie met verschillende voorwerpen. - Maak een opname van je compositie en vergelijk die met de cd (optioneel).

2. Kan je geloven dat deze muziek gespeeld wordt met gemonteerde meccanostukjes. Pierre Bastien is de maker van deze instrumenten. Zijn orkest heet Mecanium. Zoek informatie op internet over deze componist en zijn ‘Mecanium’. Wissel de leukste weetjes uit met een klasgenoot. 3. Neem een voorwerp dat laag klinkt. Bedenk een eenvoudig ritme van 4 tellen dat je er op kan spelen. Als alle leerlingen een ritme hebben bedacht, wordt een kring gevormd. Iedereen speelt om de beurt zijn/haar ritme voor, de klasgenoten spelen dat ritme na. Doe dit vlot na elkaar, zodat er geen stiltes vallen. De klas draait zoals een mechanisme. 4. Vorm kleine groepjes. Elke leerling stelt zijn/haar ritme nog eens voor. Binnen het groepje worden de verschillende ritmes samengebracht tot één compositie. Spreek af hoe je de compositie wilt opbouwen: welke ‘instrumenten’ beginnen en wie valt pas later in? Laat je niet afleiden door de ritmes van je klasgenoten en hou jouw ritme vol tot het einde van de compositie! 5. Wie graag zingt, kan een melodie zingen op de begeleidende ritmes. 6. Stel de composities aan elkaar voor en verkies de compositie (van een andere groep) die je het leukst vindt. 7.

Als de juf of meester een recorder in de klas heeft, kunnen de composities worden opgenomen. Beluister de opnames en beluister vervolgens de cd. Waarin verschillen ze van elkaar? Zijn er ook gelijkenissen?

Fiche leerling fiche 6


SOLDAATJES OP SNAREN strook 7

HET SPEELGOED VAN DE PRINS (2:30) Aantal leerlingen

We beginnen er aan

klassikaal

Tijd

1.

15’

Materiaal- computer - beamer

Wat hoor je in de muziek? De gitaar roept met allerlei effecten de wereld van de tinnen soldaatjes op. Je hoort ze trommelen, marcheren en zelfs vechten.

De prins verveelt zich. Hij heeft alles wat zijn hartje verlangt en weet niet meer wat aangevangen. Dan maar het speelgoed stukmaken. De tinnen soldaatjes laten dat niet gebeuren. Ze worden groter en groter en gaan in gevecht met de verwende prins. Luister naar de muziek van ‘De tinnen soldaatjes’. Hoeveel instrumenten hoor je? Welke?

We vroegen aan de gitarist Aram Van Ballaert deze compositie speciaal voor jou te spelen. Hij vertelt er ook wat over. Ga vlug eens kijken op YouTube. Dit is de link. http://www.youtube.com/watch?v=APDHIqs1Aeo 2. 3.

Waarom doet deze muziek je denken aan tinnen soldaatjes? Bespreek met je klasgenoten.

Wat is de opdracht ? - Ontdek de gitaareffecten op http://www.youtube.com/ watch?v=APDHIqs1Aeo - Bespreek hoe de tinnen soldaatjes tot leven worden gebracht door de gitaar.

Fiche leerling fiche 7


Guitenstreken

DUIVELTJE-IN-DE-DOOS, PRÉLUDE (2:20) Aantal leerlingen klassikaal

strook 8

We beginnen er aan 1.

- kleurpotloden - lege strip (bijlage)

Ken je Quick en Flupke? Dit zijn twee kwajongens die voortdurend guitenstreken uithalen. De tekenaar Hergé maakte korte stripverhaaltjes (telkens 1 tot 2 pagina’s) van hun avonturen. Die bundelde hij in stripboeken. Geef ‘Quick en Flupke’ in als zoekopdracht in Google, dan vind je heel wat prentjes van deze twee deugnieten. Misschien weet de juf of meester wel wat meer te vertellen over hen.

2.

Luister naar de muziek. Die past heel goed bij guitenstreken. Bedenk zelf een guitenstreek voor Quick en Flupke.

Wat hoor je in de muziek?

3.

Je krijgt van de juf of meester een blad met 6 lege kaders. Hier komt je eigen mini-strip over jouw guitenstreek. Luister eerst nog eens naar de muziek en volg de titeltjes onder de kaders. De juf of meester geeft een teken als je naar het volgende kader mag.

4.

Bij elk stukje muziek hoort een prent. Bedenk je eigen striphelden en teken in elk kader een deeltje van het verhaal!

5.

Bundel de afgewerkte stripverhaaltjes. Nu heb je een stripboek van je klas om tussendoor in te bladeren!

Tijd 50’

Materiaal-

De piano speelt een vrolijk en humoristisch stukje muziek.

Wat is de opdracht ? Maak een stripverhaal.

Fiche leerling fiche 8


Als de poppen aan het dansen gaan MUZIEK VAN HET OPWINDSPEELGOED (1:52) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Heb je ooit gespeeld met opwindspeelgoed (speelgoed dat je opwindt met een sleuteltje)? Vertel hoe dit speelgoed werkt en beschrijf de bewegingen die het maakt.

2.

Nu verander jij in opwindspeelgoed. Wat dacht je van een ballerina? Die zit vaak ineengevouwen in een muziekdoosje. Jij bent de ballerina en zit nu in het doosje. Als de muziek start, kom je snel recht en neem je een ballerina-houding aan. De ballerina draait in het rond, maar haar voeten blijven op dezelfde plaats. Als de muziek stopt, plooit ze opnieuw ineen in haar muziekdoos.

3.

En dan nu een soldaat. Die staat strak, onbewogen in de houding. Als de muziek start, beweegt hij zich voort met kleine stevige pasjes. Zijn armen blijven strak naast het lichaam.

4.

Er is ook nog het beertje met de trom. Die heeft een trommel aan zijn buik hangen en beweegt zijn armen op en neer om die te bespelen. Ondertussen stapt hij ook voorwaarts.

5.

Ken je nog ander speelgoed dat op sleuteltjes draait? Bedenk de bewegingen en toon het aan je klasgenoten.

6.

Start de muziek en beweeg zoals de figuren die we net hebben uitgebeeld. Denk eraan: opwindspeelgoed beweegt traag, hoekig en in kleine schokjes.

Tijd 25’

Materiaalbij voorkeur een open ruimte

Wat hoor je in de muziek? Je hoort een pittige, snelle melodie die past bij de eenvoudige en houterige bewegingen van het opwindspeelgoed. Je hoort vooral hoge instrumenten zoals een piccolo (kleine dwarsfluit) en een celesta (klinkt als kleine klokjes).

Wat is de opdracht ? Beweeg op de muziek zoals opwindspeelgoed: beertje met trommel, ballerina, soldaat,...

strook 11

Fiche leerling fiche 9


Coppelia’s filmpje

WALSJE VOOR PIANO EN SPEELGOEDPIANO (2:38) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

De juf of meester vertelt je het verhaal van Coppelia. Luister daarna naar de muziek. Bij welke scène uit het verhaal past deze muziek het best? Schrijf deze scène heel kort in je werkschrift.

2.

Maak van deze scène een animatiefilmpje. Volg hierbij de stappen die worden uitgelegd in de volgende opdrachten (3-7). Maak eerst een schets in je werkschrift vooraleer je definitief aan de slag gaat.

3.

Teken het decor van je scène met een grijs potlood. Zorg dat er nog plaats overblijft om in een volgende stap nog wat bij te tekenen. Maak een foto.

4.

Kleur je decor in. Maak een foto.

5.

Voeg nu stap voor stap details toe: details in het decor, personages, … totdat je de scène volledig hebt getekend. Maak na elke toevoeging een foto. Zorg ervoor dat je de foto altijd uit exact dezelfde positie neemt.

6.

Voer de foto’s in in Powerpoint. Nu kan je ze als een diavoorstelling na elkaar afspelen. Je ziet je tekening van een wit blad groeien tot een complete scène.

7.

Het walsje voor piano en speelgoedpiano wordt nu de soundtrack van je filmpje. Laat de muziek dus spelen terwijl je je animatiefilmpje aan je klasgenoten toont.

Tijd 75’

Materiaal- 1 wit blad per leerling - teken-materiaal - digitaal fototoestel - computer met Powerpoint

Wat hoor je in de muziek? Een piano en een speelgoedpiano spelen een walsje. Het is net alsof meneer piano danst met mevrouw speelgoedpiano, zo mooi klinken ze samen.

Wat is de opdracht ? Maak een animatiefilmpje bij de muziek.

strook 12

Fiche leerling fiche 10


De speelgoedkoffer

strook 16

SPEELGOEDSYMFONIE (3:38) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Tijd 25’

Koekoeksfluitje - vogelfluitjes - triangel - klokkenspel - blokfluit speelgoedtrompet - ratel - trommeltje.

Materiaal- koffer met speelgoed dat geluid maakt - papier en schrijfgerief

Luister naar het begin van de speelgoedsymfonie (tot 1:31) . Hoor je naast het strijkorkest ook speelgoedinstrumentjes? Welke? Kies uit de lijst en schrijf in je werkschrift.

Luister nog een keer zodat je dit stukje muziek goed kunt onthouden. 2.

Je zal allicht het koekoeksfluitje en het trompetje goed gehoord hebben. Luister nu nog eens tot 0:41. Hoe vaak hoor je de koekoek, hoe vaak de trompet?

Wat is de opdracht ?

3.

Het orkest speelt een statige dans. Speelgoedinstrumenten zorgen voor onverwachte, speelse geluiden.

Neem de speelgoedkoffer erbij. Zitten de geluiden die je daarnet hoorde ook in de koffer? Haal deze stukken speelgoed eruit.

4.

Speel daarnaa mee met het orkest tot 1:30: probeer op het juiste moment met de koekoek en de speelgoedtrompet mee te spelen.

Wat is de opdracht ?

5.

Luister nu van het begin tot 1:05. Kleur de onderstaande vakjes rood als je het gekende melodietje herkent.

- Speel mee met het orkest. - Maak een eigen speelgoedsymfonie.

Speel daarna mee met de rode vakjes. 00:00 - 00:20

00:21 - 00:41

00:42 - 00:48

00:48 - 01:04

6.

Maak nu je eigen speelgoedsymfonie. Kies eerst verschillende geluiden uit de speelgoedkoffer.

7.

Verzin voor elk geluid een symbool.

8.

Maak een partituur: Zet de symbolen in een volgorde naar keuze en probeer uit. Maak zo twee verschillende stukjes.

9.

Speel deze stukjes in dezelfde volgorde als de speelgoedsymfonie van Mozart.

Fiche leerling fiche 11


Speel je mee?

strook 16 - 18

KINDERSPELEN (1:00/1:31/1:17) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Welke spelletjes speel jij op de speelplaats? Welke zijn nieuw, welke kennen je (groot)ouders nog? Praat er over met je klasgenoten.

2.

Kijk naar het schilderij ‘Kinderspelen’ van Pieter Bruegel. Je ziet een dorpsplein van ongeveer 500 jaar geleden. Welke spelletjes herken je? Zijn er spelletjes bij die nu nog gespeeld worden?

3.

Kan jij bikkelen, hoepelen of knikkeren? Indien niet, zoek het eens op via het internet of vraag het aan mensen die het nog zelf gespeeld hebben. Probeer deze spelletjes ook eens uit.

4.

Zoek deze spelletjes nu ook op het schilderij. Omcirkel ze op de afbeelding.

5.

Luister nu achtereenvolgens naar de stroken 16, 17 en 18. Welke muziek past het best bij : a. bikkelen, b. hoepelen of c. knikkeren? Waarom? Schrijf het op in je werkschrift.

Tijd 30’

Materiaal- afbeelding Kinderspelen Bruegel (zie bijlage) - knikkers, bikkels (of steentjes), hoepel en stok - werkschrift en schrijfgerief

Wat hoor je in de muziek? De piano speelt drie stukjes. Je hoort gelijkenissen met de spelen: knikkeren, bikkelen en hoepelen.

Wat is de opdracht ? Welke muziek past bij welk spel?

Fiche leerling fiche 12


Draaien als een tol

strook 19

DE TOL (1:03) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Bekijk de verzameling tollen en bespreek. Uit welk materiaal zijn ze gemaakt? Heb je een touwtje nodig om ze te laten draaien of lukt het met je vingers? Welke kleuren zie je? Probeer eens uit welke tol het langste draait.

2.

Baken een stuk vlakke vloer als speelveld af. Ga met de klas rond het speelveld staan. Enkele leerlingen hebben een tol. Zet de muziek nu aan en laat de tollen draaien. Kijk naar de beweging van de tol en luister goed naar de muziek. Waarom past deze muziek zo goed bij de tol?

3.

In het begin van het muziekstuk wordt de tol aan het draaien gebracht. Dit gebeurt ook in het midden en op het einde. Laat je tol nu vertrekken als je dit in de muziek hoort.

4.

Neem een vel papier en baken een speelveld af. Stel je voor dat je potlood de tol is. Zet de muziek aan en laat je potlood dansen over het papier, net zoals de tol dat doet. Laat je hierbij inspireren door wat je hoort.

5.

Je hebt nu de beweging van de tol getekend. Ga in dit lijnenspel op zoek naar leuke vormen en geef deze een kleurtje. Maak zo een abstracte tekening, of maak van de vlakken een herkenbare figuur.

Tijd 25’

Materiaal- verschillende tollen - papier - potlood en kleurpotloden

Wat hoor je in de muziek? De violen zetten de tol in beweging. De tol gaat aan het draaien, dat hoor je aan de vele nootjes. Ze valt stil en wordt opnieuw in beweging gebracht.

Wat is de opdracht ? - Kijk naar de beweging van een tol. - Teken de bewegingen van een tol.

Fiche leerling fiche 13


Spelen met de poppen strook 20

SERENADE VOOR DE POP (2:21) Aantal leerlingen klassikaal. Onder opdracht 4 kunnen kleine groepjes gevormd worden

We beginnen er aan 1.

Wie heeft thuis een pop of een knuffel? Wat doe je dan met de pop of de knuffel? Vertel het aan elkaar.

2.

Neem een denkbeeldige pop of knuffel in je armen (ook de jongens!). Start de muziek. Speel met de ingebeelde pop. Denk aan alles wat je er kan mee doen: aankleden, wiegen, wandelen, …

3.

Start opnieuw de muziek. Eén leerling beeldt iets uit. De andere leerlingen raden wat hij/zij met de denkbeeldige pop doet.

4.

Maak een toneelstukje, zonder woorden, zonder extra materiaal, alleen met je verbeelding. Zoek een poppenverhaaltje en beeld het uit. Je mag hiervoor in kleine groepjes werken.

5.

Voer dit toneeltje op terwijl de muziek speelt.

Tijd 20’

Materiaalgeen

Wat hoor je in de muziek ? De piano speelt heel lichte en lieflijke klanken. Het is de dans van de pop.

Wat is de opdracht ? Speel op muziek met de pop.

Fiche leerling fiche 14


Gekke loopjes

strook 21

GOLLIWOGS KOEKENDANS (2:52) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Golliwog is een zwarte lappenpop die erg populair was in begin van vorige eeuw. Zwarten waren ook de uitvinders van de jazzmuziek. Je hoort in de volgende muziek een vleugje jazz. Wandel rond op die muziek. Hoor je de jazzmuziek? Zie je Golliwog voor je ogen? Zorg ervoor dat je de hele ruimte gebruikt en niet in rondjes loopt.

2.

De piano speelt een vrolijke, snelle dans met jazzachtige ritmes.

De cakewalk is oorspronkelijk een dans van de zwarte slaven in Amerika. Ze imiteerden de stijve dansen van de blanken, maar overdreven altijd een beetje zodat het grappig werd. De muziek past hier heel goed bij. Zoek enkele danspassen en oefen ze in. Vergeet niet te overdrijven. Probeer eerst bewegingen uit met je armen, dan met je benen, je hoofd, ‌ Combineer dan verschillende lichaamsdelen.

3.

Klaar? Probeer je danspasjes nu uit op de muziek.

Wat is de opdracht ?

4.

Welke danspasjes passen het best bij de muziek? Kijk mee naar het resultaat van de klasgenoten. Misschien kan je er een wedstrijdje van maken.

5.

Hou je van jazzmuziek? Dan kan je misschien ook eens luisteren naar een ander stukje op de cd: strook 22. De Speelgoedtrompet van Raymond Scott.

Tijd 25’

Materiaaleen open ruimte

Wat hoor je in de muziek

Bedenk gekke loopjes.

Fiche leerling fiche 15


Poppemie en soldaatje strook 23

DE SPEELGOEDWINKEL (4:10) Aantal leerlingen

We beginnen er aan

klassikaal

1.

Luister naar het verhaal van de Doos van Joujoux.

Tijd

2.

Luister naar de muziek met de prenten en beeld daarna het verhaal uit. Bedenk bij elke prent een gepaste beweging. Link deze bewegingen aan de muziek.

30’

Materiaal- verhaal in bijlage - prenten in bijlage

Wat hoor je in de muziek ? Het orkest beeldt het verhaal van Poppemie en Soldaatje uit: je hoort wisselende stemmingen en sferen, soms licht en vrolijk, soms als een mars, soms verdrietig,… Het lijkt op filmmuziek.

Wat is de opdracht ?

• prent 1: verander nu in speelgoed. Neem een houding aan en sta stil als een standbeeld • prent 2: de muziek start (0:00 - 0:35), het speelgoed komt tot leven. Poppemie gooit een roos naar Soldaatje, die op slag verliefd wordt • prent 3: (0:38 – 0:53) Poesjenel is jaloers en komt met zijn leger om Soldaatje ervan langs te geven. • Prent 4: (0:57 – 2:10) Soldaatje ligt gewond met de roos aan zijn hart gedrukt. Je hoort het leger van Poesjenel nog een keer voorbijkomen (1:09) • Prent 5: (2:11 – 3:03) Poppemie kiest voor Soldaatje. Ze gaat naar hem toe en verzorgt hem. • Prent 6: (3:04 – 4:10) En ze leefden nog lang en gelukkig…

Beeld het verhaal uit aan de hand van prenten.

Fiche leerling fiche 16


LAPPENPOP EN POESJENEL strook 24 - 25

ARME LAPPENPOP EN POESJENEL (2:07/1:37) Aantal leerlingen - klassikaal - individueel (poppen maken) - duo (verhaal spelen)

Tijd

We beginnen er aan 1.

Over heel de wereld spelen kinderen met poppen. Poppen bestaan in alle materialen: in plastic, rubber, maar ook in porselein, klei, hout, stof, karton,... Sommige poppen zijn erg duur, andere kan je zelf maken. Wie kent Pulcinella of Poesjenel? Juf of meester vertelt erover.

2.

Luister naar nummer 25. Bij welk pop hoort deze muziek het best? Bij:

100’

Materiaal-

a. Poesjenel b. de arme lappenpop.

- werkschrift, schrijfgerief - verschillende stofrestjes, een oude sok, wol, knopen, ‌ - houten lepels, kurken, stokjes, latjes, karton, lijm en verf

Schrijf het antwoord op in je werkschrift. 3.

Luister nu naar 24, blijf je bij je antwoord?

4.

Aan het werk nu. Maak je keuze. Het arme lappenpopje maak je best met restjes stof, wol en een oude sok.

Wat hoor je in de muziek? Je hoort twee stukjes piano. Het eerste stukje staat voor de arme lappenpop en klinkt vooral triestig, weemoedig. Het tweede staat voor Poesjenel en is vooral snel, speels, grappig Af en toe klinkt er een flard van een lied door.

Poesjenel heeft als hoofd een houten lepel en de rest kan je maken met houten stokjes en latjes. Geef hem een likje verf... Gebruik je fantasie. 5.

Verzin een kort verhaal en speel het daarna met de twee poppen. Weet dat de boertige Poesjenel wel altijd opkomt voor het onrecht. De muziek kan je gebruiken als filmmuziek. Hecht veel belang aan de manier waarop je de poppen beweegt. Hoe klinken de stemmen?

Wat is de opdracht ? - Luister naar de muziek. - Maak een pop. - Verzin een verhaal. - Speel poppenkast.

Fiche leerling fiche 17


Kijk eens uit het raam

strook 26

HET TREINTJE VAN CAIPIRA (4:31) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Je maakt alvast soms een rit met de trein. Wat vind je er leuk aan, wat niet? Tijdens de rit flitst het landschap langs je heen. Kan je alles zien of gaat het te snel? Praat er over met klasgenoten.

2.

Luister nu naar het begin van de muziek. Hoor je de trein starten? Aan wat hoor je dat?

3.

We bevinden ons in Brazilië. De trein rijdt er door een mooi berglandschap. Luister nu opnieuw en kijk intussen naar de landschapsfoto’s die juf of meester toont. Opgelet, het gaat vlug. Probeer alles te zien net alsof jij in het treintje zit.

4.

Wanneer de trein is aangekomen, probeer je in één tekening samen te vatten wat je allemaal hebt gezien.

Tijd 30’

Materiaal- tekenmateriaal - foto’s landschappen (in bijlage)

Wat hoor je in de muziek? Een trein komt traag op gang, de stoomfluit klinkt, de trein komt op volle snelheid. Halverwege gaat het bijna mis maar gelukkig tuft de trein weer verder. Hij spoort door een prachtig landschap. Op het einde van de rit vertraagt de trein, hij remt en laat een wolk van stoom na.

Wat is de opdracht ? Kijk en teken daarna een landschap.

Fiche leerling fiche 18


Toeters en bellen

strook 27

EEN AMERIKAAN IN PARIJS (3:20) Aantal leerlingen klassikaal

We beginnen er aan 1.

Luister naar het begin (tot 00:30) van de muziek en lees de volgende beschrijving. Een Amerikaan wandelt door Parijs, de strijkers begeleiden hem er vrolijk bij. De fluit vertelt hoe hij kijkt en de koperblazers doen hem met hun felle accenten even stilstaan. Wanneer de soloviool klinkt, wandelt hij verder. Weer hoor je koperblazers. Halt. Je moet een grote straat over.

2.

Luister een tweede keer en wandel rond zoals de Amerikaan. De muziek vertelt je wel hoe die zich voelt.

3.

Nu mag je weer gaan zitten. In het volgende fragment van 00:30 tot 01:00 (Pauze) hoor je drie keer toeteren, dat is een groepje. Hoeveel groepjes zijn er in dit deel? Tel even op je vingers.

4.

Je krijgt nu een toeterpartituur en een toeter of een bel. Luister opnieuw naar het fragment en toeter nu maar mee op het juiste moment.

5.

01:00 tot 02:00 - Allerlei instrumenten komen voorbij: trompet, pauken, basklarinet, fluit, viool... straks klinkt er ook nog een tuba en een xylofoon.

Tijd 30’

Materiaal- toeters en bellen (en alles waarmee je ritmische geluiden kan maken: fluitjes, stokjes...) - foto’s van Parijs (zelf te zoeken)

Wat hoor je in de muziek? Het orkest neemt je mee op een wandeling door Parijs. Je hoort een vrolijk fluitmelodietje. Toch is het er druk. Toeters klinken langs alle kanten.

Ken je al deze instrumenten? Wil je er meer over weten?

Wat is de opdracht ?

Neem dan een kijkje op http://www.kindersongs.nl/muziekinstrumenten.htm

- Wandel als een Amerikaan. - Toeter mee. - Vertel over Parijs.

Wat denk je dat de Amerikaan allemaal ziet? Vertel het aan de anderen. 6.

02:00 tot 02:45 - De klarinet neemt je opnieuw mee naar een drukke straat, weer klinken de toeters... speel het tweede deel van de toeterpartituur mee.

7.

Vanaf 02:45 wordt de muziek rustiger. Was jij ooit in Parijs? Ken je enkele toeristische plekken in Parijs? Misschien heb je over Parijs ooit een film gezien. Vertel erover. Juf of meester tonen enkele foto’s.

Fiche leerling fiche 19


Een ontmoeting in Parijs strook 28 - 31

PIÀ EN FRANCETTE (1:06/1:03/1:22/1:06) Aantal leerlingen klassikaal

Tijd 50’

Materiaal- werkschrift - schrijfgerief

We beginnen er aan 28. Pià en Francette (titel) Pià is een indiaantje uit Amerika en Francette is een meisje uit Frankrijk. De componist gebruikt muziek uit hun land van herkomst om ze aan ons voor te stellen. Welk land past het best bij volgende muziekfragmenten? Schrijf het antwoord in je werkschrift. 00:00 tot 00:20 (zet de cd even op pauze): a. Het land van de indianen

b. Frankrijk

00:20 tot 00:42 (cd op pauze) :

Wat hoor je in de muziek?

a. Het land van de indianen

Je hoort vier pianostukjes.

Vanaf 00:42 keert de eerste muziek terug.

28. Aan het begin en het einde klinkt een stappende, stoere melodie. In het midden een lieflijk dansje. 29. Er rollen precies druppels naar beneden, aan het begin en het eind. Tussenin komt er een vrolijk lied tevoorschijn. Misschien herken je het: Au clair de la lune. 30. De melodie vertelt net een verhaaltje dat plots wordt onderbroken door een vlotte dans, het lijkt weer een bekend liedje. Dan opnieuw het begin gevolgd door de dans, maar een beetje anders. 31. En weer een stukje in drie deeltjes. Begin en einde is een opgewonden melodietje met in het midden een zwoel stukje.

Wat is de opdracht? - Kies: uit het land van de indianen of uit Frankrijk? - Welk lied heeft zich verstopt ? - Verzin het gesprek tussen Pià en Francette.

b. Frankrijk

29. Pià ontmoet Francette (titel) 00:00 tot 00:17 (zet de cd even op pauze) Hoe voelt Pià zich? De muziek vertelt het, schrijf je idee op in je werkschrift. 00:17 tot 00:41 (zet de cd even op pauze) Nu hoor je een bekend Frans liedje. Herken je het? Hoe voelt Francette zich? Schrijf het even op. Vanaf 00:41 keert de eerste muziek terug. 30. Pià praat met Francette (titel) Wat zouden ze te vertellen hebben? 00:00 tot 0:33 Pià vertelt. Luister goed en verzin een gesprekje bij de muziek. Schrijf het op in je werkschrift. 00:33 tot 00:49 Francette geeft een antwoord. Wat zegt ze? Schrijf het op in je werkschrift. 00:49 tot 01:02 Pià vertelt verder. 01:02 Francette klinkt nu helemaal anders. Wat zegt ze nu? 31. Pià en Francette spelen samen (titel) Kan je nog duidelijk zeggen wie aan het woord is: het indiaantje of het Franse meisje?

Fiche leerling fiche 20


Cowboys dansen ook

strook 32

HOE-DOWN (4:10) Aantal leerlingen klassikaal

Tijd 25’

Materiaalcowboyhoed

Wat hoor je in de muziek?

We beginnen er aan Jij bent een cowboy, op zaterdagnamiddag is er rodeo. Je wilt indruk maken op je vrienden. Eerst met een lasso, dan op de rug van een wild paard en tenslotte op een woeste stier. Welke bewegingen maakt een cowboy? Probeer ze uit. Eén kind zet de cowboyhoed op en mag een beweging voordoen, iedereen doet na. Een ander krijgt de hoed en zo gaan we door tot we geen nieuwe bewegingen meer kunnen verzinnen. Nu met muziek. Luister een eerste keer naar het fragment met de onderstaande beschrijving. Een tweede keer mag je dansen.

- Je hoort een vurige cowboydans. - Eerst speelt het hele orkest, dan hoor je een stokje tikken, de violen tokkelen samen met de piano. - Nu kan de dans echt beginnen.

00:00 - Het orkest neemt je mee naar het wilde westen van Amerika.

Wat is de opdracht ?

00:39 - De dans begint, draag je de hoed dan doe jij voor, de anderen doen je na. Laat je bewegingen bij de muziek passen, het is nog steeds rodeo. Denk aan je lasso, paard of stier. Geef de hoed aan een ander kind en de dans gaat verder.

Dans mee met de cowboys.

00:17 - Het wordt even stil en je hoort tikken op een houten blokje: bevries als een standbeeld van een cowboy. Eén krijgt de hoed van meester of juf.

02:16 - Je hoort opnieuw het houten blokje (lijkt een beetje op paardenhoeven), maak opnieuw een cowboystandbeeld. 02:49 - Weer dansmuziek: iedereen danst nu zijn eigen dans. 03:09 - Nog één keer het houten blokje: de cowboy stapt naar een mooi meisje en geeft haar een zoen. Samen dansen ze verder. 03:32 - Kies jij nu ook iemand uit en dans samen tot het einde.

Fiche leerling fiche 21


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.