7 minute read

“Elke leraar voelt zich soms onzeker over klasmanagement”

Next Article
Doorloper

Doorloper

Hafsa, de starter. Benny, de ancien. En Cathy, de directeur die drie jaar geleden het roer overnam van een school in crisis. Samen vertellen ze over de uitdagingen van klasmanagement in GO! Technisch Atheneum Lokeren: “Een taboe, maar voor veel leraren de reden om uit het onderwijs te stappen.” Hun oplossing? Openheid, samenwerken en bovenal: routines.

Hafsa: “Een leerling die weigerde om zijn smartphone weg te stoppen: zo bijzonder was de aanleiding niet. Maar toen die discussie ontaardde en die leerling me de volle laag gaf, zinderde dat toch na. Zeker als starter werd ik stevig op de proef gesteld en was ik op vrijdagavond vaak op. Ik twijfelde nooit aan mijn keuze voor onderwijs, sta doodgraag voor de klas. Maar ik snap wel waarom starters er soms de brui aan geven.”

“Op het einde van die les kwam een andere leerling me ongevraagd zeggen dat ik het goed opgelost had door de leerlingbegeleiding te bellen en niet in te binden. Dat compliment hielp me beseffen hoe belangrijk het is dat je op zulke momenten voet bij stuk houdt. Niet gewoon voor jezelf, maar voor de leerlingen die in stilte hopen dat de les slaagt. En net zo goed voor de onruststokers die anders leerstof missen. Open kaart spelen naar collega’s en aangeven wanneer je hulp nodig hebt: een belangrijke stap.”

Cathy: “Elke leraar voelt zich soms onzeker als het over klasmanagement gaat. Je merkt het aan kleine dingen: frustraties over ‘slechte’ klassen, de aarzeling om in te grijpen op negatief gedrag, de betrapte blik bij een chaotische klaswissel. Vaak blijft het helaas daarbij. Dat Hafsa haar twijfels wel durfde uit te spreken, vond ik een groot compliment: een teken dat ze zich hier veilig voelt en geen potjes afdekt uit angst voor een negatieve evaluatie.”

Benny: “Toen ik hier 22 jaar geleden startte, was de schok ook voor mij groot: van de schoolbanken in een college naar lesgeven in de vakschool. Ik voel me vandaag een pak zekerder in die rol dan toen. ‘Willaert is ne strenge’, zeggen leerlingen soms. Met ‘streng’ bedoelen ze dan vooral dat ik duidelijk ben, dat ik op mijn strepen sta en grenzen trek. Niet dat ik als een bullebak voor de klas sta of niet kan lachen.”

Cathy: “Wat me meteen opviel bij Benny, was de structuur die hij in zijn les legde, de routine die hij bij de start van zijn les hanteerde. Die aanpak toonden we aan de andere collega’s. We stelden twee startroutines op, eentje voor theorielessen en eentje voor praktijk. Want sleutels van de lockers uitdelen, geen tijd verliezen bij omkleden en gereedschap nemen: de opstart in een praktijklokaal heeft andere afspraken nodig dan de doorsnee theorieles.”

Benny: “Daarnaast beslisten we vrij snel dat smartphones altijd in de opbergers moeten bij de start van de les. De meeste leerlingen aanvaardden dat zonder protest. Volgende stap: ervoor zorgen dat alle leerlingen hun materiaal bij hadden. In onze school een regelrechte ramp. Maar hoe geef je les zonder handboeken of schrijfgerief op de banken? Altijd je materiaal bij: we hamerden op die afspraak, lichtten ook de ouders goed in en zorgden voor een stok achter de deur. Wie zijn materiaal drie keer niet bij heeft, krijgt nu een schrijfzakje. Dat komt op de schoolrekening terecht. Voor we ingrepen, kwam zowat de helft van onze bso-leerlingen zonder boekentas, papier of pen naar school. Vandaag heeft 85% alles bij, schatten we.”

Cathy: “Gaandeweg werkten we ook andere routines uit. Wat doe ik als een conflict uit de hand loopt? Wat is onze aanpak om toetsen uit te delen, af te nemen en weer op te halen? Want rumoer, een overvloed aan vragen, pogingen tot afkijken: al die prikkels ontnemen leerlingen een eerlijke kans om goed te presteren op een toets.”

Hafsa: “‘5C? Bij mij zijn dat schatjes, hoor.’ Als je je hart op tafel legt in de lerarenkamer en eindelijk durft vertellen dat je een probleem hebt met een klas, voel je je in de steek gelaten door die reactie. Voor mij is het een enorme geruststelling te weten dat ik er niet alleen voor sta. Ik geef altijd les met de deur open. Om me uit te dagen proberen leerlingen die soms te sluiten. Ze weten goed genoeg dat die deur niet open staat om te controleren of ik wel goed lesgeef.”

“Mijn klassen in de tweede graad lopen steeds beter. Daar voelt elke collega de nood om in te zetten op klasmanagement, blijven we afspraken herhalen. In de derde graad heb ik meer moeite om overeind te blijven. Omdat we ervan uitgaan dat ze oud genoeg zijn en we geen routines willen blijven opdreunen? Of omdat leerlingen denken dat ik niet zo snel een beroep zal doen op collega’s?”

“Starter of ervaren leraar: als je er alleen voor staat, weegt klasmanagement dubbel. En al moet je leerlingen natuurlijk de nodige vrijheid en inspraak gunnen, zeker als ze wat ouder worden: als je de afspraken niet blijft herhalen, vergeten ze snel.”

“We voeren enkel routines in die een didactische meerwaarde hebben. En leraren krijgen voldoende vrijheid om ze op hun manier in te vullen. We vragen dat elke leraar bij de start van de les voor een rustmoment zorgt. Maar alle leerlingen achter hun stoel laten staan tot het muisstil is: daar zou ik me zelf ongemakkelijk bij voelen. Ook belangrijk: we leggen altijd uit waarom een routine bestaat. Zinloze regels om alle leerlingen keurig in de pas te laten lopen? Dat is de snelste manier om hun motivatie onderuit te halen.”

Half Gewonnen

Benny: “‘Start je les goed voorbereid, materiaal in de aanslag’: die tip krijgt elke student in de lerarenopleiding. Maar als je zelf geen vast lokaal hebt en van klas naar klas reist, valt die ideale start van je les bij het minste oponthoud in het water. Dat betekent niet dat ik zonder plan mijn klas binnenwandel. ‘Maak oefening 3 op pagina 72’, ‘noteer samen met je buur wat je je nog herinnert van de vorige les.’ Een eenvoudige ingreep, maar zo weten mijn leerlingen wel: eens Willaert de klas binnenstapt, heeft hij de touwtjes in handen.”

Hafsa: “Soms werkten mijn leerlingen goed mee, soms belandde ik van het ene conflict in het volgende. Lag het aan mijn werkvormen? Was mijn les niet interessant? Of te moeilijk? Ik piekerde erop los. Tot ik besefte hoe bepalend de start van mijn les was. Als leerlingen meegaan in je startroutine, stemmen ze er zonder woorden mee in dat ze bereid zijn om van jou les te krijgen en zich naar jouw normen te gedragen.”

“Routines zijn nuttig in voorspelbare situaties, zoals het begin of het einde van je les. Maar bij onvoorspelbare situaties heb je er als leraar ook veel aan. Wat doe ik als een leerling zijn smartphone niet wil afgeven? Welke stappen zet ik wanneer een leerling te laat is of ik in een conflict beland? Als je even met je mond vol tanden staat of je emoties het dreigen over te nemen, kan je teruggrijpen naar die afspraken.”

Benny: “Wanneer leerlingen de afspraken respecteren, benoem ik dat voortdurend. ‘Super dat je je materiaal bij hebt’, ‘chapeau voor jullie inzet vandaag’: het klinkt misschien naïef en té vanzelfsprekend, maar die positieve feedback werkt. Je geeft een stem aan positief gedrag in de klas, je bepaalt waar de norm ligt, vormt afspraken waarop je steeds kan terugvallen. Ook als ze op een broeierige vrijdagmiddag na de sportles al met hun hoofd bij de fuif van die avond zitten.”

BLIJVEN HERHALEN

Hafsa: “Tijdens mijn stagelessen merkte ik al hoe ervaren leraren telkens weer aangaven waar de grens lag. Kleine dingetjes die ik liet passeren, markeerden ze keer op keer. Dankzij mijn mentoren leerde ik me assertiever opstellen. Niet dat ik me meteen boos maak. Dat past niet bij wie ik ben.”

Benny: “Orde en structuur installeren is deel van onze job. Op tijd komen, anderen niet onderbreken of je materiaal bij: niet elke leerling krijgt die gewoontes thuis mee. Ze missen executieve functies en attitudes die niet alleen op school tellen, maar ook later op de werkvloer. Dus leren we die afspraken aan en blijven we ze een heel jaar lang herhalen.”

Cathy: “Of elke leraar daar meteen in meegaat? ‘Ik kan zo niet werken’, ‘we zitten hier niet in het leger’: die reacties kreeg ik zeker. Maar we streven in onze school naar een goed leerklimaat. Niet naar leerlingen die zitten, leerstof slikken en blind gehoorzamen. En ik merk dat wie zich isoleert, sneller kopje onder gaat in de klas. Leerlingen weten snel genoeg bij wie ze zonder gevolgen over de schreef kunnen gaan.”

Rode Telefoon

Cathy: “Ik loop vaak door de gangen, net als onze leerlingbegeleiders. Dat zijn mensen die collega’s helpen, geen instantie in een bureautje. Belt iemand naar de ‘rode telefoon’, dan komen ze eraan. Onze leerlingbegeleiders geven zelf ook nog les om niet te vergeten hoe anders leerlingen een-op-een kunnen zijn dan in een woelige klas.”

Hafsa: “Toen ik de eerste keer hulp inriep bij een conflict en de leerlingbegeleider belde, voelde dat als falen. ‘Kan u het zelf niet aan, mevrouw?’ Natuurlijk krijg je die smalende opmerkingen van leerlingen. Maar na een paar weken vinden ze het de normaalste zaak van de wereld dat je bij bepaalde problemen je les stillegt. Zeker als ook ervaren collega’s zoals Benny dat doen.”

Benny: “Lesgeven als een van je leerlingen ontploft, dat lukt toch niet? Logisch dat je dan hulp inroept. Als een leerling de leefregels schendt, schakel je een collega in. Samen beslis je: ga ik eruit met die leerling, of blijf ik bij mijn klas? Na een conflict zoek ik meteen een oplossing, soms hoort daar een straf uitdelen bij. Moet mijn volgende klas even in de studie wachten? Vervelend, maar voortdoen alsof er niks aan de hand is, maakt het enkel erger. En met de daver op het lijf je volgende les binnenwandelen alsof er geen vuiltje aan de lucht is, is niet menselijk. Voor die leerling weer in mijn les kan zitten, is een gemeende ‘sorry’ nodig. Die krijg je altijd. Maar je moet er wel zelf naar vragen.”

Ingrijpen Mag

Cathy: “Toen Hafsa startroutines probeerde in te voeren, had ze het lastig. Ik zag hoe ze worstelde, op weerstand botste maar doorzette. Ik bleef in de buurt. Niet om haar te controleren maar om te tonen: ik steun jou. Hier op school geven we elkaar het mandaat om elkaar te helpen, om in te grijpen wanneer dat nodig is. Of je nu directeur, starter of oude rot bent, maakt daarbij weinig uit. We werken hier samen.”

Benny: “Kan ik in mijn klas overleven zonder schoolbrede afspraken? Waarschijnlijk wel. Een tijdje zeker. Maar ik geloof in onze routines, weet dat ik mijn collega’s help als ik niet enkel voor mijn eigen deur veeg. Zo komt er meer rust op school, en dat is positief voor iedereen. Voor mijn leerlingen, maar ook voor mij.”

Hafsa: “Klasmanagement blijft een uitdaging. Nog elke dag bots ik op onverwachte hindernissen. Maar ik durf mijn collega’s om raad vragen en ik ken mijn leerlingen steeds beter. Omdat ik sterker in mijn schoenen sta, kan ik ten volle genieten van mijn job. En kan ik mijn leerlingen steeds beter het onderwijs geven dat ze verdienen.”

This article is from: