Vogels in en rond de Buitenhof RUBRIEK
De huismus Met het Stadspark en, iets verderop, de Onlanden in de buurt is de Buitenhof een waar eldorado voor vogels. Sybrich Osinga uit de Duurswoldlaan stelt in ieder nummer een van de gevleugelde bewoners van onze wijk aan je voor. Deze keer: de huismus.
Door Sybrich Osinga
Huismussen zijn al sinds mensenheugenis afhankelijk van mensen en leven altijd in de buurt van huizen, schuren en dergelijke om in te broeden. Omdat in de huizen van tegenwoordig bijna tot geen nestgelegenheid meer is, is de populatie van de huismussen in Nederland in de laatste decennia meer dan gehalveerd. De huismus is een zogenaamde standvogel, een vogel die het hele jaar in ons land voorkomt. Huismussen zijn sociale vogels, ze leven in groepen. De hele dag onderhouden ze hun contacten door veelvuldig en overweldigend te tjilpen. Ik vind het zelf altijd een vrolijk geluid en vraag me dan af waar ze het allemaal over hebben… Huismussen zijn stevig vogeltjes met een breed lichaam en een nogal grote kop. Ze hebben een dikke snavel waarmee ze goed zaden, bloemknoppen, pinda’s en vetbollen kunnen eten. Ze zoeken hun voedsel hoofdzakelijk op de grond. Daarbij hippen ze als een stuiterend balletje in het rond. Ze houden van een rommelige omgeving, met struikgewas, schuren, gemorst graan en vee in het weiland. Het mannetje heeft een grijs petje met roodbruine zijden, grijze wangen en een grijs onderlichaam. De zwarte bef en borst verschillen per mannetje. Op de bruine vleugel zit een witte vleugelstreep. Het vrouwtje heeft een doffer uiterlijk en een vrij egale kop. Het mannetje maakt het nest en zit hierin te kwetteren en te roepen tot een vrouwtje hem als partner kiest. Hij maakt het nest in spleten en holle ruimtes in huizen, onder dakpannen of in bomen, heggen en
klimop. Het zijn slordige nesten van takjes, hondenharen, veertjes en stro. Het legsel bestaat meestal uit vijf tot zes eitjes, waarop huismussen 11 tot 14 dagen broeden. Gemiddeld hebben ze twee tot drie keer per jaar een legsel. Huismussen hebben hele kleine steentjes nodig om zaden in hun maag te vermalen en om er de voor hen noodzakelijke kleine beetjes zouten en kalk uit op te nemen. Deze steentjes vinden ze vaak op trottoirs, parkeerplaatsen en tuinterrassen. Kunnen ze die daar niet vinden, dan peuteren de huismussen ook wel in het voegwerk van huizen, vooral als dat enigszins los zit. Huismussen slapen dicht op elkaar, op onderste rijen dakpannen en in groenblijvende, dichte hagen en planten. Bij gevaar schuilen ze ook dicht bij elkaar, liefst allemaal in dezelfde struik. De jonge vogels gebruiken het hele jaar door het nest waar ze in zijn grootgebracht. Dat biedt parasieten veel kansen zich onder hen te verspreiden, tenzij de mussen de kans krijgen zich goed schoon te houden…. Dat doen ze onder andere door met zijn allen waterbaden te nemen. Zo’n vogelbadje moet wijd zijn en niet te diep. De veren van de huismussen worden dan kletsnat en ze zijn dan een makkelijke prooi voor bijvoorbeeld een kat of roofvogel. Plaats een badje in de tuin daarom dichtbij struiken, zodat ze daar bij gevaar snel in kunnen vliegen. Het fijnste vind hij om direct na het waterbad een zand- of een zonnebad te nemen waardoor hij weer snel opdroogt… September 2020 - In de Buitenhof
15